Het Bilderdijk-Museum. Jaargang 28

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

Het Bilderdijk-Museum. Jaargang 28 Het Bilderdijk-Museum. Jaargang 28 bron Het Bilderdijk-Museum. Jaargang 28. 2011 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_bil002201101_01/colofon.php © 2018 dbnl Bilderdijk in recensies* Recensenten (1824 en 1826) - Censore opus est an haruspice nobis? Juvenal. ‘Uw oordeel zij beschaafd, verplichtende, en beleefd, Vereerend zelfs voor hem aan wien ge uw lessen geeft. Men zoeke in iemands werk geen feilen op te delven, Maar wijz' ze als huivrend aan, in weêrwil van zichzelven, Weeg 't goede en minder goede op een gelijke schaal, Bemoedigend in 't een, in 't ander heusch van taal. d'Aanvangling help men op om 't echte pad te vinden; d'Ervaarne spoor men aan tot hooger onderwinden; Den grijzaart maan m'in tijds eer alles hem verzaakt, Tot afstand van een rol die hem belachlijk maakt. Geen' aanhang dien' men ooit; en, vrij van wrok en veeten, Bejaagt men gunst noch goud, maar vonniss' naar geweten; En wacht' zich, dat geen woord, de vrije pen ontvloeid, Een boezem kwetsen zou waarin een kunstvonk gloeit.’ Zoo sprak m'in vroeger tijd [...] Hs.: KA C-II-124; druk: Keur van Nederlandsche letteren 2-13 (1828) 28-44; Dichtwerken XIV 62-65. Wat is de plicht van Recensenten? Te melden wat een schrijver zegt; Maar eigen wijsheid uit te venten, En andren valschheên in te prenten, Van waar bekwamen zy dat recht? - Te venten? - Ja, dat laat ik blijven, Maar op te dringen met gezag, En monopolie meê te drijven Om logen en geweld te stijven, Zie daar wat IK niet lijden mag. - En wie, wie zijn die schrandre bazen Zoo hoog op hunnen rechterstoel? - Een hoopjen van verwaande dwazen, Door wind van domheid opgeblazen, Ontbloot van oordeel en gevoel. ô God, wat werd van onze kennis? - Verwaandheid, onzin, heiligschennis. Hs.: KA LXXXV-35; druk: Nieuwe oprakeling (1827) 113-114; Dichtwerken XIV 163. Motto: Juvenalis, Satire 2.121 (Hebben we een censor of een waarzegger nodig?). * Thema jaarvergadering 25 februari 2011 Het Bilderdijk-Museum. Jaargang 28 2 Recensies in analyse: een inkijkje in de gegevens van de database met boekbesprekingen van werken van Willem Bilderdijk Al geruime tijd ligt er in een van de kasten in het Bilderdijk-Museum een viertal mappen met daarin recensies van de werken van Willem Bilderdijk verschenen in tijdschriften uit de periode 1779 tot en met 1906. Gekoppeld aan deze mappen is er een, helaas nog niet openbaar toegankelijke, database, waarin de verschillende gegevens met betrekking tot de recensies zijn ingevoerd. Het is deze database die het onderwerp is van dit artikel. De database bevat gegevens die bruikbaar zijn voor receptieonderzoek met betrekking tot Bilderdijks werken. Het is een medium dat enerzijds ingezet kan worden bij het formuleren van een onderzoeksvraag, anderzijds juist gebruikt kan worden bij het beantwoorden van vragen. Er is weinig over Bilderdijk dat nog niet onderzocht is. De verschillende studies naar de dichtwerken, de beeldende kunststukjes, de relaties tot zijn naasten, zijn positie in de maatschappij, zijn ideeënwereld, en zo verder, zijn iedereen wel bekend. Denk alleen al aan de omvangrijke studie Hogere sferen van Van Eijnatten, maar ook aan de vele jaargangen van dit tijdschrift.1. Gezien de lange lijst van onderwerpen van studie met betrekking tot Bilderdijk, rijst de vraag waarom de recensies die naar aanleiding van zijn werken zijn geschreven, nog niet een speerpunt van een onderzoek zijn geweest. De receptie van Bilderdijk is evenwel niet geheel terra incognita. We weten immers dat er halverwege de negentiende eeuw een kentering is gekomen in de bewieroking van Bilderdijk en we weten dat ook in de twintigste eeuw niet iedereen even lovend over onze dichter was, denk bijvoorbeeld aan Pieter Geyl.2. Maar naast deze inmiddels als algemeen bekend veronderstelde feiten ontbreekt er een algemene studie naar de receptie van zijn werken in het literaire tijdschrift tijdens zijn leven en na zijn dood. Hoe is Bilderdijk als dichter ontvangen in de literaire wereld van het tijdschrift en hoe als taalkundige, als historicus of anderszins? Welke tijdschriften en/of recensenten beoordeelden zijn werken? Zijn er tendensen aan te wijzen of juist hiaten in de verhandelingen over de werken? En, zo ja, is hier een verklaring voor? Ik ga geen antwoord geven op vragen als deze. Wat ik wil laten zien is de reikwijdte van de database voor onderzoek naar de receptie van Bilderdijk, al dan niet toegespitst op de tijdschriften, in zijn tijd en de eerste vijftig jaar na zijn dood. Ik zal dat niet doen aan de hand van een onderzoeksvraag, maar zal de database voor zichzelf laten spreken. De opbouw De database bevat een drietal elementaire gegevens. Ten eerste is er een lijst van de titels van Bilderdijks werken opgenomen, volgens de bibliografie van Monfils, met jaar en plaats van uitgave.3. Ten tweede bevat de database een lijst van de verschillende tijdschriften uit eind achttiende en de gehele negentiende eeuw, die misschien minder volledig is dan de titellijst, doch de meeste gerenommeerde periodieken bevat. Ten derde is daar de lijst met een groot aantal recensies uit deze tijdschriften, vanaf de vroeg gepubliceerde werken van Bilderdijk in 1779 tot en met 1906, het jaar van de Het Bilderdijk-Museum. Jaargang 28 eerste grote Bilderdijkherdenking. Hoewel de lijsten op zichzelf al interessant zijn, is het de koppeling van de drie die van de database een instrument van onderzoek maakt. De verdienste van een database is namelijk dat je bepaalde analytische vragen kunt stellen. Een analyse op metaniveau Een eerste en meest voor de hand liggende ordening van de gegevens in de database betreft de aantallen recensies per jaar (zie hiervoor de tweede kolom van de tabel). We zien dat in 1829 de meeste recensies verschijnen, samen achttien, en dat vooral in de periode van 1803 tot 1838 de auteur Bilderdijk voor de recensent booming business is. In deze periode verschijnen er 227 recensies, tegenover 39 in de tijd ervoor en erna bijelkaar. In de periode 1803-1838 is er slechts één jaar waarin Bilderdijk hoegenaamd uit de bladen verdwijnt, te weten 1831, het jaar van zijn dood. Tussen het overlijden en het aantal recensies dat verschijnt, is geen intrinsiek verband. Tenslotte sterft de dichter pas in december, wanneer de meeste tijdschriften hun laatste nummer van dat jaar reeds hebben uitgebracht. Wel zien we dat er eveneens een daling is in het aantal werken dat verschijnt (derde kolom van de tabel). Het is echter beter om het aantal verschenen werken af te zetten tegen het aantal daarvan dat gerecenseerd wordt, in plaats van tegen het aantal recensies dat in het betreffende jaar verschijnt (kolom 5). In deze tijd worden werken immers soms pas één à twee jaar na uitgave gerecenseerd, waardoor de eerste kolom van de tabel niet bruikbaar is voor een dergelijke analyse. In de zesde kolom van de tabel worden de gegevens uit de derde en vijfde kolom gekoppeld en in procenten weergegeven. We zien nu dat er meer dipjes te zien zijn in de periode 1803-1838 in de bespreking van Bilderdijks werken. Om conclusies te verbinden aan deze waarneming, is het noodzakelijk inhoudelijk te kijken naar de werken die verschijnen. Wat voor werken betreft het hier? In 1810, bijvoorbeeld, verschijnen er vier werken: een herdruk van de vertaling van Bilderdijk van Latijnse gedichten van Theodorus van Kooten, twee lofzangen op Napoleon, dichtwerken die na de inlijving van Nederland bij Frankrijk lang niet bij iedereen in goede aarde vielen, en een gedicht naar aanleiding van een toespraak van Jeronimo de Vries.4. Het mag duidelijk zijn dat de bundel en de drie losse gedichten nauwelijks recensiemateriaal zijn. Eenzelfde exercitie is vereist voor de verklaring van de andere opmerkelijke jaren, zowel bij hoogte- (1803) als dieptepunten (onder andere 1812, 1825).5. Zoals reeds opgemerkt is er voor de herdrukken nauwelijks belangstelling in de tijdschriften. We keren terug naar de eerste kolom van de tabel. Na de dood van Bilderdijk zien we in 1832 en 1833 een piek in Het Bilderdijk-Museum. Jaargang 28 3 het aantal recensies. Gezien de titels die dan gerecenseerd worden, zoals Nalezingen en Het nicotiaansche kruid en uitzicht op mijn dood, kunnen we dit beschouwen als reactie op de meer opportunistische belangstelling voor de werken van de overleden dichter.6. Dat enkele jaren na zijn dood er steeds minder gerecenseerd wordt, lijkt evident. Wat er uitgebracht wordt, zijn immers meestentijds heruitgaven van werken waarover reeds eerder recensies zijn verschenen. Toch zien we, ondanks de duidelijk dalende tendens, ook in deze jaren pieken. Een dergelijke piek wordt gevormd door de vier recensies uit 1847, zestien jaar na de dood van de dichter. Het gaat hier om recensies van Da Costa's uitgave van De ondergang der eerste wareld, het onvoltooide heldendicht over de strijd tussen de afstammelingen van Kaïn aan het begin der tijden. Het werk beleeft met de versies onder redactie van Da Costa zijn vierde en vijfde druk. De vierde druk wordt in drie delen uitgegeven van 1845 tot 1847 en wordt in totaal vijf keer gerecenseerd.7. Wanneer we de verschillende uitgaven van De ondergang der eerste wareld nader bekijken, zien we dat de eerste druk twee recensies krijgt, de tweede druk zes-, en de zesde druk twee recensies, maar dat de andere herdrukken niet besproken worden in de tijdschriften.8. Opvallend aan deze gegevens is dat de tweede en vierde druk van De ondergang der eerste wareld, die respectievelijk zes en vijf keer een bespreking krijgen, allebei een uitgave van Suringar te Leeuwarden zijn. Was Suringar beter in het onder de aandacht brengen van zijn waren dan andere uitgevers? Had de uitgever misschien contacten in de literaire wereld die hij kon porren om zijn uitgaven bij het publiek onder de aandacht te brengen? De ondergang der eerste wareld is overigens vrijwel het enige eerder uitgegeven dichtstuk dat zich in de tijdschriften toch steeds weer in belangstelling mag verheugen.
Recommended publications
  • PDF Van Tekst
    De dichtwerken van Bilderdijk. Supplement. De mensch en de dichter Willem Bilderdijk Eene bijdrage tot de kennis van zijn leven, karakter en geschriften Isaäc da Costa bron Isaäc da Costa, De dichtwerken van Bilderdijk. Supplement. De mensch en de dichter Willem Bilderdijk. Eene bijdrage tot de kennis van zijn leven, karakter en geschriften. A.C. Kruseman, Haarlem 1859 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/bild002dich17_01/colofon.htm © 2009 dbnl π3 Isaäc da Costa, De dichtwerken van Bilderdijk. Supplement. De mensch en de dichter Willem Bilderdijk 2 INDIEN IK U VERGETE - - Ps. 137: 5a. Isaäc da Costa, De dichtwerken van Bilderdijk. Supplement. De mensch en de dichter Willem Bilderdijk 3 [Eerste levensnacht] De voorbeelden zullen wel niet talrijk zijn van een welkomstgroet by de intrede in dit leven, als in den nacht tusschen zeven en acht September 1756 te beurt viel aan den pas geboren spruit in een huis te Amsterdam in de onmiddelijke nabijheid der Westerkerk. Het jongske was even zes- of achttien uren oud, toen door een hoop opgeruid volk al de buitenvensterglazen der ouderlijke woning werden ingeslagen, de kamer niet uitgezonderd, waarin voor moeder en kind een rustiger nacht te gemoet was gezien. Het op zoo onbescheidene wijze verwelkomd wicht was een zoon geboren aan Dr. Izaak Bilderdijk, weinige dagen later in de naby gelegen kerk met den naam van Willem naar zijnen grootvader van moederszijde gedoopt. Het straatrumoer in den nacht na de geboorte werd door de familie toegeschreven aan een hatelijken grap van zekeren losbol, die met haar in Isaäc da Costa, De dichtwerken van Bilderdijk.
    [Show full text]
  • Discord & Consensus
    c Discor Global Dutch: Studies in Low Countries Culture and History onsensus Series Editor: ulrich tiedau DiscorD & Discord and Consensus in the Low Countries, 1700–2000 explores the themes D & of discord and consensus in the Low Countries in the last three centuries. consensus All countries, regions and institutions are ultimately built on a degree of consensus, on a collective commitment to a concept, belief or value system, 1700–2000 TH IN IN THE LOW COUNTRIES, 1700–2000 which is continuously rephrased and reinvented through a narrative of cohesion, and challenged by expressions of discontent and discord. The E history of the Low Countries is characterised by both a striving for consensus L and eruptions of discord, both internally and from external challenges. This OW volume studies the dynamics of this tension through various genres. Based C th on selected papers from the 10 Biennial Conference of the Association OUNTRI for Low Countries Studies at UCL, this interdisciplinary work traces the themes of discord and consensus along broad cultural, linguistic, political and historical lines. This is an expansive collection written by experts from E a range of disciplines including early-modern and contemporary history, art S, history, film, literature and translation from the Low Countries. U G EDIT E JANE FENOULHET LRICH is Professor of Dutch Studies at UCL. Her research RDI QUIST AND QUIST RDI E interests include women’s writing, literary history and disciplinary history. BY D JAN T I GERDI QUIST E is Lecturer in Dutch and Head of Department at UCL’s E DAU F Department of Dutch.
    [Show full text]
  • Hoofdstuk 1: De Negentiende Eeuw
    24 Hoofdstuk 1: De Negentiende eeuw Eeuwen drongen eeuwen voor zich henen, En hoe menig hecht en trotsch gevaart Is er in dien maalstroom niet verdwenen, Waar ook zelfs geen spoor van werd bewaard.41 1.0 INLEIDING Een kentering De oppervlakte van Twenthe bestaat voor het grootste deel uit onafoogbare heidevelden, door oasen van be- bouwde akkers of hoog geboomte afgebroken. Niet dan door vlijt, die eeuwig sleepte en zwoegde, kon de bevol- king aan dezen ondankbaren bodem een sober bestaan ontwringen, zoo dat taai geduld, een langzaam wikkend overleg, spaarzaamheid en een ijzerhard ligchaam zich door de aarde zelve, welke zij betrad, in haar ontwikkelen moest. Verschillende oorzaken liepen er dus zamen, die de aangroeijende beschaving in het overige gedeelte der vrije Nederlanden, hier voormaals tegenhielden. De moeite om aan het brood te komen verbood de massa, om aan eenige beschaving, altijd de dochter van overvloed en gemak, te denken. Aldus beschreef de Friese taalgeleerde en predikant te Deventer Joost Hiddes Halbertsma het oostelijk deel van de voormalige drieguldensprovincie in de Overijsselsche Almanak voor Oudheid en Letteren (OA) in 1837.42 Willem de Clercq (1795-1844) die van 1812 tot 1835 dikwijls Almelo bezocht, had al in zijn dagboek geschreven: “Het is hier een materieel land en ik droom van niet als van weefspoelen en calicots”. Wellicht overdreef hij wat, want hij verhaalde in zijn dagboeken ook van de vermaken na pleziertochtjes. Men uitte zich dan in proza en poëzie en in teken- en schilder- kunst.43 Maar toch. Twente werd niet voor niets wel de Overijsselse Achterhoek genoemd.
    [Show full text]
  • 106. the Revival
    106. THE REVIVAL At that time, some students attending uni were T HE REVIVAL IN SWITZERLAND not happy with the outward religion of those The university founded by the God-fearing Calvin days. So, they joined the 'Brotherhood'. in 1559, still stands in Geneva today. That school However, the liberal Genevan ministers has been a blessing for many in the dark days of discovered that and ordered the students not to persecution. Above the entrance, we read the go there; if they did anyway, they would be inscription, 'The fear of the Lord is the beginning expelled! of wisdom.' In 1816 a salesman by the name of Wilcox arrived It is now two centuries later, and that school is in Geneva from England. This Wilcox belonged to still attended by students training for the ministry, the Whitefield Methodists. but. the Bible is no longer taught! He meets the students who wanted to join the The future ministers don't even get to see the forbidden Brotherhood. Soon they come together New Testament. The Old Testament was used and started holding secret meetings. once a week, not to learn the contents of God's Word but only to study the language. That hour But they do not manage to do this for long served only to enhance their academic because the liberals discover them again and they knowledge. order Wilcox to leave the city. Before he leaves, Wilcox begs the Lord for a new leader to serve the The spirit of enlightenment poisoned the Brotherhood. God answers that prayer. Just as university which had once been founded by Wilcox leaves the city of Geneva, Robert Haldane Calvin.
    [Show full text]
  • De Da Costabuurt En De Réveilbeweging, Ria Scharn ● De Cope-Ontginning Van Amstelland ● Amsterdamse Architecten * Westerplantsoen in De Zeeheldenbuurt, A
    de Da Costabuurt en de Réveilbeweging de Da Costabuurt en de Réveilbeweging door Ria Scharn-Luijben 1 de Da Costabuurt en de Réveilbeweging Voorgeschiedenis Na 1830 raakte Amsterdam zo langzamerhand overvol. De stad lag nog binnen haar oude vesting en er waren veel te weinig woningen om iedereen te huisvesten. De industrie kwam steeds meer opzet- ten en trok veel werkzoekenden naar zich toe. Om al die duizenden mensen te huisvesten werd elke lege plek in de stad volgebouwd, kregen bestaande huizen extra verdiepingen en woonden velen noodgedwongen op zoldertjes en in kelders. Duizenden mensen huisden in bouwvallige woningen en krotten die gesitueerd waren op de achtererven van de aan de grachten en straten gelegen wonin- gen. Deze krotten waren toegankelijk via stegen, gangen en slop- pen en stonden zo dicht opeen dat zonlicht en frisse lucht er niet konden komen. Stromend water en riolering waren nog onbekende Boven: Woonomstandigheden in een slop in de Jordaan. Links: Kelderwoning in de binnenstad, Beide foto’s: Stadsarchief Amsterdam (SAA) 2 de Da Costabuurt en de Réveilbeweging zadigd van methaan, koolzuurgas en zwavelwaterstof dat – als de luchtdruk daalde – deze gassen op grote schaal vrijkwamen. Voor de omwonenden werkte daardoor de gracht als een barometer; stank kondigde veranderlijk weer aan. Ernstige stank, die samenging met het verschijnen van ontelbare gasbelletjes aan het oppervlak en het opborrelen van stukken modder, was voor hen een teken dat er regen en wind te verwachten viel en mogelijk zelfs storm. Onder grootheden. Amsterdam stonk! Overal werd ontlasting en afval ge- deponeerd en de grachten waren open riolen. Het was zelfs zo erg gesteld, dat men aan het wateroppervlak kon zien wat voor weer het zou worden.
    [Show full text]
  • Wie Was Ook Alweer Willem Bilderdijk?
    Wie was ook alweer Willem Bilderdijk? – door Dirk Goes – Schaakvereniging Amsterdam West speelt in het Bilderdijkpark, dat is genoemd naar de dichter Willem Bilderdijk. Hij is de naamgever van straten en lanen in uiteenlopende Nederlandse steden als Amsterdam, Utrecht, Alkmaar, Rotterdam, Den Haag, Eindhoven en Amersfoort, terwijl zich in Uithoorn een Bilderdijkhof bevindt, waar, o toeval, schaakvereniging De Amstel is gehuisvest. Maar wie was ook alweer Willem Bilderdijk? Willem Bilderdijk werd geboren op 7 september 1756 aan de Westermarkt te Amster- dam. Op vijfjarige leeftijd ging een buurjongen op zijn linkervoet staan, waardoor hij een wond opliep, die slecht werd behandeld. Als gevolg hiervan kreeg hij last van een hardnekkige ontsteking aan het beenvlies, die hem de rest van zijn jeugd aan huis kluisterde. Uit verveling dook hij in de studieboeken en bleek al snel een won- derkind want hij vergaarde in recordtempo een grote kennis in uiteenlopende gebie- den als geschiedenis, taal, filosofie, theologie en wiskunde. Hij wilde als dichter door het leven gaan, maar zijn strenge vader, die belastinginspecteur was, wilde daar niets van weten en hij werd als boekhouder te werk gesteld op zijn kantoor. In 1780 begon Bilderdijk aan de universiteit van Leiden aan een studie rechten, die hij al na twee jaar had afgerond. Vanaf 1782 vestigde hij zich als advocaat te Den Haag. Bilderdijk was gefascineerd door de dood en ging als zodanig geheel mee in de toen- malige tijdgeest, de romantiek, die aan het eind van de 18e eeuw populair was in intellectuele kringen. De dood speelde ook een grote rol in zijn persoonlijk leven.
    [Show full text]
  • Download PDF Van Tekst
    De kunst der poëzy Willem Bilderdijk editie W. van den Berg en J.J. Kloek bron Willem Bilderdijk, De kunst der poëzy (ed. W. van den Berg en J.J. Kloek). Prometheus / Bert Bakker, Amsterdam 1995. Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/bild002kuns01_01/colofon.htm © 2004 dbnl / W. van den Berg en J.J. Kloek 6 Woord vooraf Drs. P. Gerbrandy en dr. G.J. Johannes waren bereid de tekst zorgvuldig te lezen. Wij danken hen voor hun waardevolle commentaar. Ook prof.dr. Margaretha Schenkeveld deed ons een aantal nuttige suggesties. Dr. S. Wiersma was ons behulpzaam bij het thuisbrengen van een aantal toespelingen op de klassieke oudheid. Dr. M. van Hattum was zo vriendelijk ons op het handschrift van De kunst der poëzy te attenderen. De Koninklijke Nederlandse Akademie van Wetenschappen verleende toestemming tot reproduktie van enkele pagina's uit dit handschrift. Het Bilderdijk-Museum te Amsterdam legde eenzelfde welwillendheid aan de dag met betrekking tot een fragment uit een poëticaal kladhandschrift van Bilderdijk. W. VAN DEN BERG en J.J. KLOEK Willem Bilderdijk, De kunst der poëzy 7 Inleiding Willem Bilderdijk (1756-1831), jurist van professie, maar ook actief als medicus, botanicus, tekenaar, historicus, theoloog en taalgeleerde, was de meest markante figuur in Nederland in de eerste helft van de negentiende eeuw. Deze even buitenissige als veelzijdige persoonlijkheid verwierf echter zijn grootste faam als dichter die geen genre ongemoeid heeft gelaten: fabels en vertellingen, epigrammen en gelegenheidsgedichten, epische, lyrische, dramatische en didactische verzen rolden schijnbaar moeiteloos uit zijn pen. Bij zijn dood liet hij een oeuvre na van maar liefst 300.000 versregels.
    [Show full text]
  • Three Attempts at a Dutch Sublime1 Christophe Madelein & Jürgen
    Three Attempts at a Dutch Sublime1 Christophe Madelein & Jürgen Pieters, University of Ghent Abstract: In this article we present three central texts from the Dutch debate on the sublime between 1750 and 1850. It is surprising that hardly any attention has been paid to these three texts – and, by extension, to the translations of international works on the sublime that preceded their publication in the Dutch- language area. These texts, however, are not the work of second-rate authors: Paulus van Hemert, Johannes Kinker and Willem Bilderdijk are leading representatives of Dutch culture in the first decades of the nineteenth century. Each of these three authors was sufficiently familiar with the international debate on the sublime, as the occasional references in their texts to the writings of fellow authors on the sublime from other countries testify. They were also familiar with the history of the sublime, to which they no doubt hoped to contribute with their own texts. We give a short outline of this historical development and then try to place the Dutch interventions within the framework of the international debate. From this it may then transpire that ‘Dutch attempts at sublimity’ should not by definition be thought of disparagingly. Keywords: Sublime, Netherlands, Kinker, Van Hemert, Bilderdijk In October 1798 an anonymous review of the Lyrical Ballads, the collection by William Wordsworth and Samuel Taylor Coleridge which became legendary as soon as it appeared, was published in the Critical Review. The piece was written by the British critic and poet Robert Southey, a good friend of both authors and Coleridge’s brother-in-law.
    [Show full text]
  • Caroline De Clercq-Boissevain (1799-1879)
    “Zij zegt tegen mij op te zien, maar is oneindig beter dan ik”1 Caroline de Clercq-Boissevain (1799-1879) Men zegt wel eens, “Behind every great man is a great woman.” Hoewel dat voor de huidige tijd een ietwat twijfelachtige bewering is, gold dit in de negentiende eeuw des te meer. In de tijd vóór de vrouwenemancipatie stonden echtgenotes inderdaad achter hun man, en hadden ze vooral in de betere kringen geen werk, maar een ondersteunende rol.2 Het is daarom niet vreemd dat Caroline de Clercq- Boissevain vooralsnog vooral bekend is als de echtgenote van de letterkundige, zakenman en religieuze figuur Willem de Clercq (1795-1844). Willem was zo’n grote man, maar wat voor vrouw was Caroline? Over haar leven en persoon weet men weinig, en er is ook vrijwel geen onderzoek naar gedaan. Dit is opvallend: haar echtgenoot heeft zijn leven lang een dagboek bijgehouden waarin hij veel over zijn leven met Caroline heeft geschreven.3 In zijn memoires komt Carolines naam rond de vijfhonderd keer voor, relatief weinig in een dagboek dat meerdere decennia beslaat en ruim 30.000 pagina’s bevat. Dit maakt het onderzoek naar Caroline niet makkelijker, maar er is wel belang bij dergelijk vrouwenonderzoek. Er kan namelijk geen volledig beeld worden gegeven van het verleden als de bijdrage van vrouwen hierin niet wordt opgenomen. Dit geldt dus ook voor Caroline. Enerzijds heeft ze voor een deel het leven van Willem de Clercq bepaald en is het dus zinvol om te achterhalen in welke mate zij van invloed op hem is geweest en wat voor rol zij heeft gespeeld.
    [Show full text]
  • Public Opinion and Foreign Policy: British and French Relations with the Netherlands
    Public Opinion and Foreign Policy: British and French Relations with the Netherlands, 1785-1815 Graeme Edward Callister PhD University of York Department of History September 2013 ABSTRACT This thesis examines the interplay of public opinion, national identity and foreign policy during the period 1785-1815, focusing on three consistently interconnected countries: the Netherlands, France and Great Britain. The Netherlands provides the centrepiece to the study, which considers how the Dutch were perceived as a nation, a people and as a political entity, at both governmental and popular levels, in the three countries throughout the period. Public opinion is theorised as a two-part phenomenon. Active public opinion represents the collated thoughts and responses of a certain public to an event or set of circumstances. Latent public opinion represents the sum of generally-accepted underlying social norms, stereotypes or preconceptions; the perceptions and representations latently present in unconscious mentalités. The thesis examines how perceptions and representations of the Netherlands in all three countries fed into public opinion and, ultimately, into national identity either of the self or the ‘other’. It then investigates the extent to which the triangular policies of Britain, France and the various incarnations of the Dutch state were shaped by popular perceptions, identities and opinion. While active opinion is shown to have generally been of negligible importance to the policy-making process, it is argued that the underlying themes of latent opinion often provided the conceptual background that politicians from all three countries used to make policy. The influence of latent opinion was often as much unconscious as deliberate.
    [Show full text]
  • Who Framed Louis Napoleon?
    Who framed Louis Napoleon? EEN ONDERZOEK NAAR DE FRAMING VAN KONING LODEWIJK NAPOLEON AUTEUR: CASPAR SCHOEVAARS, 4103998 Begeleider: Erik Jacobs Datum: 14/08/2018 Woordaantal: 9054 Inhoud Samenvatting .................................................................................................................. 2 Inleiding .......................................................................................................................... 3 Hoofdstuk 1: Ambivalentie, legitimiteit en kantelpunt .................................................. 9 Populariteit als legitimatie .......................................................................................... 9 Strijd tegen ambivalentie voor de buskruitramp ...................................................... 11 De buskruitramp als keerpunt voor ambivalentie ..................................................... 13 Vaderkoning Lodewijk ............................................................................................. 13 Hoofdstuk 2: Pater popular (Populaire vader) .............................................................. 16 Framing .................................................................................................................... 16 Framing in de kranten .............................................................................................. 18 Père des malheureux ................................................................................................. 21 Framing in dichtwerken ..........................................................................................
    [Show full text]
  • Gedenkzuil Voor W. Bilderdijk
    Gedenkzuil voor W. Bilderdijk Willem de Clercq bron Willem de Clercq en anderen, Gedenkzuil voor W. Bilderdijk. M. Westerman & Zoon, Amsterdam 1833 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/cler017gede01_01/colofon.php © 2017 dbnl t.o. III Willem de Clercq, Gedenkzuil voor W. Bilderdijk VII Voorberigt. De gewaarwordingen, welke het afsterven van een' groot man bij zijne tijdgenooten verwekt, tot de nakomelingschap over te brengen, kan niet dan in vele opzigten als hoogst belangrijk beschouwd worden: immers daarin kan men met regt vooronderstellen den wezenlijken staat, waarin geestontwikkeling en zedelijke beschaving zich bij zijn aanwezen bevonden, te kunnen overzien, en zich dus op het ware standpunt te bevinden, zoowel hem als zijnen leeftijd volkomen regt te doen wedervaren. Deze bedenking vooral was het, welke de uitgevers van dezen bundel aanspoorden, de verschillende gewaarwordingen wegens het afsterven van den onvergelijkelijken BILDERDIJK, als het ware, om één punt te verzamelen, en alzoo een juist denkbeeld van den geest van het tijdvak, waarin dit veelomvattend vernuft werkzaam was, tot latere geslachten over te brengen. Het graf toch heeft in zich zelf iets zoo plegtigs, zoo vreedzaams, dat men, het oog vestigende op hem, die er in te ruste gaat, de kleingeestige twisten, waardoor niet zelden de levenden van elkander verwijderd worden, ver- Willem de Clercq, Gedenkzuil voor W. Bilderdijk VIII geten moet: binnen deszelfs koele wanden verdooven de bruisende hartstogten, en de stem der verbittering verliest zich in deszelfs achtbare stilte. Hij, die eenmaal de donkere poort is ingegaan, heeft te verantwoorden hetgeen hij in zich zelven was. Zij, die aan dezelve afscheid van hem nemen, mogen alleen beoordeelen, wat hij aan de nakomelingschap overlaat.
    [Show full text]