Het Bilderdijk-Museum. Jaargang 28 bron Het Bilderdijk-Museum. Jaargang 28. 2011 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/_bil002201101_01/colofon.php © 2018 dbnl Bilderdijk in recensies* Recensenten (1824 en 1826) - Censore opus est an haruspice nobis? Juvenal. ‘Uw oordeel zij beschaafd, verplichtende, en beleefd, Vereerend zelfs voor hem aan wien ge uw lessen geeft. Men zoeke in iemands werk geen feilen op te delven, Maar wijz' ze als huivrend aan, in weêrwil van zichzelven, Weeg 't goede en minder goede op een gelijke schaal, Bemoedigend in 't een, in 't ander heusch van taal. d'Aanvangling help men op om 't echte pad te vinden; d'Ervaarne spoor men aan tot hooger onderwinden; Den grijzaart maan m'in tijds eer alles hem verzaakt, Tot afstand van een rol die hem belachlijk maakt. Geen' aanhang dien' men ooit; en, vrij van wrok en veeten, Bejaagt men gunst noch goud, maar vonniss' naar geweten; En wacht' zich, dat geen woord, de vrije pen ontvloeid, Een boezem kwetsen zou waarin een kunstvonk gloeit.’ Zoo sprak m'in vroeger tijd [...] Hs.: KA C-II-124; druk: Keur van Nederlandsche letteren 2-13 (1828) 28-44; Dichtwerken XIV 62-65. Wat is de plicht van Recensenten? Te melden wat een schrijver zegt; Maar eigen wijsheid uit te venten, En andren valschheên in te prenten, Van waar bekwamen zy dat recht? - Te venten? - Ja, dat laat ik blijven, Maar op te dringen met gezag, En monopolie meê te drijven Om logen en geweld te stijven, Zie daar wat IK niet lijden mag. - En wie, wie zijn die schrandre bazen Zoo hoog op hunnen rechterstoel? - Een hoopjen van verwaande dwazen, Door wind van domheid opgeblazen, Ontbloot van oordeel en gevoel. ô God, wat werd van onze kennis? - Verwaandheid, onzin, heiligschennis. Hs.: KA LXXXV-35; druk: Nieuwe oprakeling (1827) 113-114; Dichtwerken XIV 163. Motto: Juvenalis, Satire 2.121 (Hebben we een censor of een waarzegger nodig?). * Thema jaarvergadering 25 februari 2011 Het Bilderdijk-Museum. Jaargang 28 2 Recensies in analyse: een inkijkje in de gegevens van de database met boekbesprekingen van werken van Willem Bilderdijk Al geruime tijd ligt er in een van de kasten in het Bilderdijk-Museum een viertal mappen met daarin recensies van de werken van Willem Bilderdijk verschenen in tijdschriften uit de periode 1779 tot en met 1906. Gekoppeld aan deze mappen is er een, helaas nog niet openbaar toegankelijke, database, waarin de verschillende gegevens met betrekking tot de recensies zijn ingevoerd. Het is deze database die het onderwerp is van dit artikel. De database bevat gegevens die bruikbaar zijn voor receptieonderzoek met betrekking tot Bilderdijks werken. Het is een medium dat enerzijds ingezet kan worden bij het formuleren van een onderzoeksvraag, anderzijds juist gebruikt kan worden bij het beantwoorden van vragen. Er is weinig over Bilderdijk dat nog niet onderzocht is. De verschillende studies naar de dichtwerken, de beeldende kunststukjes, de relaties tot zijn naasten, zijn positie in de maatschappij, zijn ideeënwereld, en zo verder, zijn iedereen wel bekend. Denk alleen al aan de omvangrijke studie Hogere sferen van Van Eijnatten, maar ook aan de vele jaargangen van dit tijdschrift.1. Gezien de lange lijst van onderwerpen van studie met betrekking tot Bilderdijk, rijst de vraag waarom de recensies die naar aanleiding van zijn werken zijn geschreven, nog niet een speerpunt van een onderzoek zijn geweest. De receptie van Bilderdijk is evenwel niet geheel terra incognita. We weten immers dat er halverwege de negentiende eeuw een kentering is gekomen in de bewieroking van Bilderdijk en we weten dat ook in de twintigste eeuw niet iedereen even lovend over onze dichter was, denk bijvoorbeeld aan Pieter Geyl.2. Maar naast deze inmiddels als algemeen bekend veronderstelde feiten ontbreekt er een algemene studie naar de receptie van zijn werken in het literaire tijdschrift tijdens zijn leven en na zijn dood. Hoe is Bilderdijk als dichter ontvangen in de literaire wereld van het tijdschrift en hoe als taalkundige, als historicus of anderszins? Welke tijdschriften en/of recensenten beoordeelden zijn werken? Zijn er tendensen aan te wijzen of juist hiaten in de verhandelingen over de werken? En, zo ja, is hier een verklaring voor? Ik ga geen antwoord geven op vragen als deze. Wat ik wil laten zien is de reikwijdte van de database voor onderzoek naar de receptie van Bilderdijk, al dan niet toegespitst op de tijdschriften, in zijn tijd en de eerste vijftig jaar na zijn dood. Ik zal dat niet doen aan de hand van een onderzoeksvraag, maar zal de database voor zichzelf laten spreken. De opbouw De database bevat een drietal elementaire gegevens. Ten eerste is er een lijst van de titels van Bilderdijks werken opgenomen, volgens de bibliografie van Monfils, met jaar en plaats van uitgave.3. Ten tweede bevat de database een lijst van de verschillende tijdschriften uit eind achttiende en de gehele negentiende eeuw, die misschien minder volledig is dan de titellijst, doch de meeste gerenommeerde periodieken bevat. Ten derde is daar de lijst met een groot aantal recensies uit deze tijdschriften, vanaf de vroeg gepubliceerde werken van Bilderdijk in 1779 tot en met 1906, het jaar van de Het Bilderdijk-Museum. Jaargang 28 eerste grote Bilderdijkherdenking. Hoewel de lijsten op zichzelf al interessant zijn, is het de koppeling van de drie die van de database een instrument van onderzoek maakt. De verdienste van een database is namelijk dat je bepaalde analytische vragen kunt stellen. Een analyse op metaniveau Een eerste en meest voor de hand liggende ordening van de gegevens in de database betreft de aantallen recensies per jaar (zie hiervoor de tweede kolom van de tabel). We zien dat in 1829 de meeste recensies verschijnen, samen achttien, en dat vooral in de periode van 1803 tot 1838 de auteur Bilderdijk voor de recensent booming business is. In deze periode verschijnen er 227 recensies, tegenover 39 in de tijd ervoor en erna bijelkaar. In de periode 1803-1838 is er slechts één jaar waarin Bilderdijk hoegenaamd uit de bladen verdwijnt, te weten 1831, het jaar van zijn dood. Tussen het overlijden en het aantal recensies dat verschijnt, is geen intrinsiek verband. Tenslotte sterft de dichter pas in december, wanneer de meeste tijdschriften hun laatste nummer van dat jaar reeds hebben uitgebracht. Wel zien we dat er eveneens een daling is in het aantal werken dat verschijnt (derde kolom van de tabel). Het is echter beter om het aantal verschenen werken af te zetten tegen het aantal daarvan dat gerecenseerd wordt, in plaats van tegen het aantal recensies dat in het betreffende jaar verschijnt (kolom 5). In deze tijd worden werken immers soms pas één à twee jaar na uitgave gerecenseerd, waardoor de eerste kolom van de tabel niet bruikbaar is voor een dergelijke analyse. In de zesde kolom van de tabel worden de gegevens uit de derde en vijfde kolom gekoppeld en in procenten weergegeven. We zien nu dat er meer dipjes te zien zijn in de periode 1803-1838 in de bespreking van Bilderdijks werken. Om conclusies te verbinden aan deze waarneming, is het noodzakelijk inhoudelijk te kijken naar de werken die verschijnen. Wat voor werken betreft het hier? In 1810, bijvoorbeeld, verschijnen er vier werken: een herdruk van de vertaling van Bilderdijk van Latijnse gedichten van Theodorus van Kooten, twee lofzangen op Napoleon, dichtwerken die na de inlijving van Nederland bij Frankrijk lang niet bij iedereen in goede aarde vielen, en een gedicht naar aanleiding van een toespraak van Jeronimo de Vries.4. Het mag duidelijk zijn dat de bundel en de drie losse gedichten nauwelijks recensiemateriaal zijn. Eenzelfde exercitie is vereist voor de verklaring van de andere opmerkelijke jaren, zowel bij hoogte- (1803) als dieptepunten (onder andere 1812, 1825).5. Zoals reeds opgemerkt is er voor de herdrukken nauwelijks belangstelling in de tijdschriften. We keren terug naar de eerste kolom van de tabel. Na de dood van Bilderdijk zien we in 1832 en 1833 een piek in Het Bilderdijk-Museum. Jaargang 28 3 het aantal recensies. Gezien de titels die dan gerecenseerd worden, zoals Nalezingen en Het nicotiaansche kruid en uitzicht op mijn dood, kunnen we dit beschouwen als reactie op de meer opportunistische belangstelling voor de werken van de overleden dichter.6. Dat enkele jaren na zijn dood er steeds minder gerecenseerd wordt, lijkt evident. Wat er uitgebracht wordt, zijn immers meestentijds heruitgaven van werken waarover reeds eerder recensies zijn verschenen. Toch zien we, ondanks de duidelijk dalende tendens, ook in deze jaren pieken. Een dergelijke piek wordt gevormd door de vier recensies uit 1847, zestien jaar na de dood van de dichter. Het gaat hier om recensies van Da Costa's uitgave van De ondergang der eerste wareld, het onvoltooide heldendicht over de strijd tussen de afstammelingen van Kaïn aan het begin der tijden. Het werk beleeft met de versies onder redactie van Da Costa zijn vierde en vijfde druk. De vierde druk wordt in drie delen uitgegeven van 1845 tot 1847 en wordt in totaal vijf keer gerecenseerd.7. Wanneer we de verschillende uitgaven van De ondergang der eerste wareld nader bekijken, zien we dat de eerste druk twee recensies krijgt, de tweede druk zes-, en de zesde druk twee recensies, maar dat de andere herdrukken niet besproken worden in de tijdschriften.8. Opvallend aan deze gegevens is dat de tweede en vierde druk van De ondergang der eerste wareld, die respectievelijk zes en vijf keer een bespreking krijgen, allebei een uitgave van Suringar te Leeuwarden zijn. Was Suringar beter in het onder de aandacht brengen van zijn waren dan andere uitgevers? Had de uitgever misschien contacten in de literaire wereld die hij kon porren om zijn uitgaven bij het publiek onder de aandacht te brengen? De ondergang der eerste wareld is overigens vrijwel het enige eerder uitgegeven dichtstuk dat zich in de tijdschriften toch steeds weer in belangstelling mag verheugen.
Details
-
File Typepdf
-
Upload Time-
-
Content LanguagesEnglish
-
Upload UserAnonymous/Not logged-in
-
File Pages93 Page
-
File Size-