Toegift: Nogmaals Gerizim Toen De Joden Uit Ballingschap
Toegift: Nogmaals Gerizim Toen de Joden uit ballingschap terugkeerden, werden de Samaritanen buiten de herbouw van Jeruzalems muren en de tempel gehouden (Ezra 4-6, Nehemia 3:33-38|4:1-6:einde), mede vanwege hetgeen in 2 Koningen 17 beschreven staat; voorts waren er tegen Gods bevel in vele gemengde huwelijken gesloten (Ezra 9-10). De priester Manasse, broer van hogepriester Jaddua, was met de dochter van de Samaritaanse overste Sanballat getrouwd; toen deze laatste hoorde dat Jaddua zijn vrouw ging verstoten, bood Sanballat Jaddua aan een tempel te bouwen op de Gerizim, waar hij hogepriester zou worden. Zo kwam er een tweede tempel voor God in Kanaän (Voor details, zie Josephus Flavius’ Oudheden der Joden, boek 11, hoofdstuk 8). Later wilde een koning er nog een beeld inzetten van Zeus Xenius (Zeus als beschermer van de vreemdeling, 2 Makkabeeën 6) en in 128 v. Chr. hebben de Joden deze tempel verwoest (Korte Verklaring der Heilige Schrift, Johannes I door dr. C. Bouma). Dit hele verhaal maakt duidelijk over welke berg de Samaritaanse het heeft in Johannes 4: 20 ‘Onze voorouders vereerden God op deze berg, en bij u zegt men dat in Jeruzalem de plek is waar God vereerd moet worden.’ In Jezus’ antwoord proef je al de onzinnigheid van God als zou Hij berggod zijn: 21 ‘Geloof me,’ zei Jezus, ‘er komt een tijd dat jullie noch op deze berg, noch in Jeruzalem de Vader zullen aanbidden. (Zie ook Statenbijbel met Kanttekeningen, Johannes 4, noot 16) Hoewel dit allemaal na 1 Koningen speelt, wil ik u dit niet onthouden, mede omdat deze geschiedenis niet in de Bijbel voorkomt maar er wel aan wordt gerefereerd.
[Show full text]