Pompilidae - Spinnendoders Verspreiding H

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

Pompilidae - Spinnendoders Verspreiding H Pompilidae - spinnendoders Verspreiding H. Nieuwenhuijsen & V. Lefeber Spinnendoders komen overal ter wereld voor, met uitzonde- Spinnendoders hebben een slank lichaam en lange poten. ring van de poolstreken. Het grootste aantal soorten leeft in In het veld zijn ze goed te herkennen aan hun manier van de tropen, maar ook in subtropische klimaten zijn spinnen- voortbewegen: ze wisselen korte stukjes rennen af met korte doders rijk vertegenwoordigd. In West-Europa en andere stukjes vliegen.Tijdens het rennen bewegen ze voortdurend koele streken is het aantal soorten aanzienlijk geringer. hun vleugels. Dit gedrag maakt op de waarnemer een nogal Wereldwijd schat men het aantal soorten op 4000 tot 5000 nerveuze indruk en dat heeft de spinnendoders de bijnaam (HANSON & GAULD 1995). In Europa komen ongeveer 800 soorten ‘Hymenoptera neurotica’ opgeleverd. voor (SCHMID-EGGER & WOLF 1992). In West-Europa zijn 157 soor- De Nederlandse soorten hebben een lichaamslengte van 3 ten gevonden (WAHIS 1986), waarvan 66 in Nederland. tot 15 mm. Spinnendoders in onze klimaatzone zijn geheel zwart of zwart met gele of rode banden en vlekken. Veel Biologie soorten zijn overwegend zwart met een rode achterlijfsbasis. De Nederlandse spinnendoders zijn vooral bekend van Sommige mooi gekleurde tropische soorten (genus Pepsis) droge, warme biotopen. Vooral Pompilinae verkiezen warme, jagen op vogelspinnen en behoren met een lichaamslengte zandige habitats waar ze in de zon, snel rennend en kleine van acht centimeter en een vleugelspanwijdte van tien cen- stukjes vliegend, kunnen worden aangetroffen. Veel Pepsi- timeter tot de grootste Hymenoptera ter wereld. nae prefereren koelere plekken met een rijke vegetatie zoals bosranden, lichte bossen, grazige terreinen en muren (SCHMID- Taxonomie EGGER & WOLF 1992). De soorten die op zonverwarmde muren De Pompilidae vormen één van de families binnen de super- of rotspartijen voorkomen, zoals Auplopus carbonarius en familie Vespoidea. Als meest verwante familie wordt die Dipogon variegatus, zijn soms tot ‘s avonds laat actief, zelfs van de Rhopalosomatidae gezien, een familie die niet in tot in de schemering. Om een indruk te geven staan van Europa voorkomt (BROTHERS 1975). Eén van de kenmerken, een vijftal biotopen de karakteristieke soorten weergegeven die de spinnendoders onderscheidt van andere families in tabel 5. binnen de Vespoidea is een schuin naar boven lopende Alle spinnendoders jagen op spinnen om hun larven van groeve op de zijkant van het borststuk. De familie wordt voedsel te voorzien. Sommige soorten zijn selectief in hun Tabel 5 beschouwd als één van de eerste afsplitsingen binnen de prooikeuze, maar bijna geen enkele soort jaagt uitsluitend Vijf biotopen met enkele superfamilie. Spinnendoders vormen dan ook een sterk op één bepaalde spinnensoort. Meestal wordt een keuze karakteristieke soorten homogeen taxon (DAY 1988, RONQVUIST 1999). gemaakt uit de soorten die in het leefgebied aanwezig zijn. spinnendoders. Biotoop Soorten Cultuuromgeving (groeven, muren, opgespoten terreinen) Auplopus carbonarius, Agenoideus apicalis, Anoplius nigerrimus, A. concinnus, Arachnospila trivialis Bossen en bosranden Dipogon-soorten, Caliadurgus fasciatellus, Priocnemis cordivalvata Heidevelden (met zandpaden) Anoplius infuscatus, A. viaticus, Arachnospila spissa, Ceropalus maculatus, Cryptocheilus notatus, Evagetes crassicornis, E. dubius, E. sahbergi, Homonotus sanguinolentus, Priocnemis coracea, P. exaltata, P. schioeidtei Droge, voedselarme graslanden Caliadurgus fasciatellus, Aporus unicolor, Chryptocheilus notatus, Priocnemis agilis, P. minuta, P. pusilla Grasland met soortenrijke kruidenvegetatie Priocnemis excaltata, P. perturbator Rietland Anoplius caviventris Kale gronden (zandverstuivingen, duinen) Arachnospila wesmaeli, A. hedickei, A. rufa, Aporinellus sexmaculatus, Anoplius infuscatus, Age- noideus cinctellus, Episyron rufipes, Evagetes dubius, Pompilus cinereus Op morfologische gronden worden in Europa drie sub- Belangrijk is dat de prooi genoeg voedsel voor de larve biedt. families onderscheiden: Pepsinae, Pompilinae en Ceropalinae Daarom zijn vaak vrouwtjesspinnen het slachtoffer: deze zijn (BROTHERS 1999). In de tropen komt bovendien de subfamilie veelal groter dan mannetjes. Notocyphinae voor (HANSON & GAULD 1995). Sommige auteurs Enkele specialistische soorten uit ons land zijn Episyron ru- onderscheiden daarnaast nog de Ctenocerinae en de Epipom- fipes en Caliadurgus fasciatellus, die vooral op webspinnen pilinae (SHIMIZU 1994). De meest gangbare systematische indeling jagen. Homonotus sanguinolentus jaagt uitsluitend op Cheir- van de West-Europese soorten is die van Wahis (1986). acanthium erraticum. In Nederland zijn slechts 25 van de Net als spinnen zijn de spinnendoders vermoedelijk maar circa 500 spinnensoorten (5%) bekend als prooi van spinnen- weinig van uiterlijk veranderd in de loop der evolutie. De doders (uit acht van de 36 spinnenfamilies), maar dit zullen meeste spinnentaxa of directe voorouders daarvan die er in werkelijkheid meer zijn. In Engeland zijn 60 soorten heden ten dage de prooien vormen van Pompilidae waren spinnen uit 13 van de 30 families bekend als prooi (DAY 1988). al ruim vertegenwoordigd in het verre verleden. Fossiele Dat is 10% van het aantal Engelse spinnensoorten. In tabel vondsten getuigen hiervan. 6 staat een overzicht van Nederlandse spinnenfamilies 275 DE WESPEN EN MIEREN VAN NEDERLAND en de spinnendodergenera, die erop jagen. cellige nesten hebben een goed ontwikkeld oriëntatievermo- De meeste jagende spinnendoders grijpen met hun kaken de gen, waardoor ze steeds na het vangen van een prooi de weg spin vast bij de achterpoten. Ze klappen daarna hun achter- naar het nest weer weten te vinden. Elke cel wordt voorzien lijf snel naar voren tot onder het kopborststuk van de spin van één prooi, in tegenstelling tot graafwespen die een aan- en steken deze één of enkele malen. Bij voorkeur wordt de tal prooien in de cel bergen. prooi bij de aanhechtingsplaats van de poten gestoken, soms De meeste Nederlandse Pompilinae- soorten, althans die bij of in de bek. Dipogon bifasciatus pakt de prooi niet vast soorten waarbij de wijfjes aan de tarsen van de voorpoten met de kaken maar steekt alleen (W. HEITMANS pers. med.). De lange doorns dragen (tarskam), graven zelf een nest. Voor- mate van verlamming is afhankelijk van de spinnendoder- dat ze het nest graven, gaan ze eerst op jacht. Tijdens het soort. Bij Pompilus cinereus komt de spin na enige tijd bij graven leggen ze de prooi ergens neer en controleren ze regel- (DAY 1981). Dit gebeurt eveneens bij Arachnospila munitula en matig of hij er nog is. Er zijn ook soorten die de prooi in bij soorten van de genera Aporus, Eoferreola en Homonotus. de vegetatie verbergen of haar bedekken met zand. Dit om Enkele Priocnemis-soorten en Anoplius viaticus dienen een te voorkomen dat soortgenoten of mieren er met de prooi blijvende verlamming toe (GROS 1994, PIEK 1978). Binnen het genus vandoor gaan. Agenioideus verlammen sommige soorten de prooi volledig, Het nest bestaat uit een korte, recht of schuin naar beneden andere onvolledig (SHIMIZU 1997B). lopende gang met aan het einde een broedcel. Is de cel klaar Een aantal soorten, vooral vertegenwoordigers van de Pepsi- dan sleept het vrouwtje de prooi naar binnen, vult de gang nae, gaat op zoek naar een nestplaats vóór het vangen van de met zand en stampt dit aan met de punt van haar achterlijf. prooi. Sommige hiervan kiezen een natuurlijke holte in de Er zijn ook Pompilinae die geen nest maken. Aporus unicolor grond (barsten, muizenholen, wormengaten, en dergelijke), zoekt mijnspinnen (Atypidae) op in hun eigen vangbuis, of nestelen in verlaten nesten van aculeaten, boorgaten, dringt daar binnen, steekt de prooi, legt er een ei op en laat gaten in muren en dode plantenstengels. Andere soorten de spin, die na korte tijd weer actief wordt, achter in haar graven met behulp van kaken en poten een korte gang en vangbuis. De vuurspinnendoder Eoferreola rhombica heeft een daarachter een broedcel. Vaak maakt een vrouwtje in de ge- overeenkomstige jachttechniek. Homonotus sanguinolentus kozen ruimte meerdere cellen (‘meercellig’ nest). In stengels valt Cheiracanthium-soorten (Clubionodae) aan in hun spin- wordt vaak een aantal cellen achter elkaar aangelegd. Voor sel in een grashalm. Ook Arachnospila minutula maakt geen de tussenwanden en de sluiting verzamelt het wijfje allerlei nest. Ze verlamt de spin in haar schuilplaats, bijvoorbeeld materiaal in de buurt van het nest. De soorten met meer- onder een steen. Tabel 6 De genera van de spinnendoders 123456789101112131415161718192021 en hun prooien. In onderstaande tabel zijn de Pompilinae prooien van de verschillende Agenioideus x x x x xxx x genera binnen de Pompilidae Anoplius xx x xx xxx x xx weergegeven. De spinnen- Aporinellus xx x taxonomie is nog volop in Aporus x beweging. De laatste 50 jaar zijn Arachnospila xx xx xx xxx x diverse genera naar andere Eoferreola x families verplaatst. Episyron xxx In de tabel zijn alleen inheemse Homonotus x spinnenfamilies opgenomen. Pompilus xxxxxxxxx De Nederlandse namen zijn overeenkomstig Roberts (1998). Pepsinae De spinnendodergenera Auplopus x xxxx xx xxxxxx x Ceropales en Evagetes zijn niet Caliadurgus xx in de tabel opgenomen, omdat Cryptocheilus xxxxxxxxx dit kleptoparasieten zijn die Dipogon xx xx x x xx x niet zelf op spinnen jagen. Priocnemis xxxxxx x xxxxxxxxxxx Spinnenfamilies: 1 Atypidae - mijnspinnen 8 Dictynidae - kaardertjes 15 Salticidae - springspinnen 2 Agelenidae - trechterspinnen
Recommended publications
  • Topic Paper Chilterns Beechwoods
    . O O o . 0 O . 0 . O Shoping growth in Docorum Appendices for Topic Paper for the Chilterns Beechwoods SAC A summary/overview of available evidence BOROUGH Dacorum Local Plan (2020-2038) Emerging Strategy for Growth COUNCIL November 2020 Appendices Natural England reports 5 Chilterns Beechwoods Special Area of Conservation 6 Appendix 1: Citation for Chilterns Beechwoods Special Area of Conservation (SAC) 7 Appendix 2: Chilterns Beechwoods SAC Features Matrix 9 Appendix 3: European Site Conservation Objectives for Chilterns Beechwoods Special Area of Conservation Site Code: UK0012724 11 Appendix 4: Site Improvement Plan for Chilterns Beechwoods SAC, 2015 13 Ashridge Commons and Woods SSSI 27 Appendix 5: Ashridge Commons and Woods SSSI citation 28 Appendix 6: Condition summary from Natural England’s website for Ashridge Commons and Woods SSSI 31 Appendix 7: Condition Assessment from Natural England’s website for Ashridge Commons and Woods SSSI 33 Appendix 8: Operations likely to damage the special interest features at Ashridge Commons and Woods, SSSI, Hertfordshire/Buckinghamshire 38 Appendix 9: Views About Management: A statement of English Nature’s views about the management of Ashridge Commons and Woods Site of Special Scientific Interest (SSSI), 2003 40 Tring Woodlands SSSI 44 Appendix 10: Tring Woodlands SSSI citation 45 Appendix 11: Condition summary from Natural England’s website for Tring Woodlands SSSI 48 Appendix 12: Condition Assessment from Natural England’s website for Tring Woodlands SSSI 51 Appendix 13: Operations likely to damage the special interest features at Tring Woodlands SSSI 53 Appendix 14: Views About Management: A statement of English Nature’s views about the management of Tring Woodlands Site of Special Scientific Interest (SSSI), 2003.
    [Show full text]
  • (08) Mehmet Ali Kirpik
    Çankaya Üniversitesi Fen-Edebiyat Fakültesi, Journal of Arts and Sciences Say›: 4 / Aral›k 2005 Ankara, K›r›kkale, Çank›r› ‹lleri Pepsinae ve Ceropalinae (Insecta: Hymenoptera: Pompilidae) Türleri Üzerine Faunistik Araflt›rmalar Mehmet Ali KIRPIK* Özet Bu çal›flmada Ankara, K›r›kkale ve Çank›r› illerinin Pepsinae ve Ceropalinae (Insecta:Hymenoptera: Pompilidae) türleri faunistik yönden araflt›r›lm›fl, türlerin Dünya ve Türkiye yay›l›fl› verilmifltir. Çal›flma sonunda araflt›rma bölgesinden 14 tür tespit edilmifl olup bunlardan 13 tanesi bölge faunas› için yeni kay›tt›r. Anahtar kelimeler: Insecta, Hymenoptera, Pepsinae, Ceropalinae, Pompilidae, Fauna, Ankara, K›r›kkale, Çank›r›, Türkiye Abstract In this study, species of Pepsinae and Ceropalinae (Insecta:Hymenoptera:Pompilidae) of the provinces Ankara, K›r›kkale, and Çank›r› were studied faunisticaly and distribution of species in Turkey and in the world are given. At the end of study, totaly 14 species have been determined from the studied area. Of 14 species, 13 are new record for the fauna of the region. Key words: Insecta, Hymenoptera, Pepsinae, Ceropalinae, Pompilidae, Fauna, Ankara, K›r›kkale, Çank›r›, Turkey. 1. G‹R‹fi Pompilidae Hymenoptera tak›m› içinde önemli familyalardan biridir. Ço¤unlukla soliter çok az bir k›sm› sosyal yaflar. Soliter yaflayanlar›n büyük bir k›sm› topra¤a yuva kazd›¤› halde, toprak çatlaklar›na, tafl yar›klar›na, a¤aç kabuklar›na, kurumufl bitki –––––––––––––––––––––––––––––– * Kafkas Üniversitesi Fen Edebiyat Fakültesi Biyoloji Bölümü. Kars-Türkiye 71 Ankara, K›r›kkale, Çank›r› ‹lleri Pepsinae ve Ceropalinae gövdesine, terk edilmifl akrep, kemirgen ve farkl› böcek yuvalar›n› kullananlar da vard›r.
    [Show full text]
  • Harmful Non-Indigenous Species in the United States
    Harmful Non-Indigenous Species in the United States September 1993 OTA-F-565 NTIS order #PB94-107679 GPO stock #052-003-01347-9 Recommended Citation: U.S. Congress, Office of Technology Assessment, Harmful Non-Indigenous Species in the United States, OTA-F-565 (Washington, DC: U.S. Government Printing Office, September 1993). For Sale by the U.S. Government Printing Office ii Superintendent of Documents, Mail Stop, SSOP. Washington, DC 20402-9328 ISBN O-1 6-042075-X Foreword on-indigenous species (NIS)-----those species found beyond their natural ranges—are part and parcel of the U.S. landscape. Many are highly beneficial. Almost all U.S. crops and domesticated animals, many sport fish and aquiculture species, numerous horticultural plants, and most biologicalN control organisms have origins outside the country. A large number of NIS, however, cause significant economic, environmental, and health damage. These harmful species are the focus of this study. The total number of harmful NIS and their cumulative impacts are creating a growing burden for the country. We cannot completely stop the tide of new harmful introductions. Perfect screening, detection, and control are technically impossible and will remain so for the foreseeable future. Nevertheless, the Federal and State policies designed to protect us from the worst species are not safeguarding our national interests in important areas. These conclusions have a number of policy implications. First, the Nation has no real national policy on harmful introductions; the current system is piecemeal, lacking adequate rigor and comprehensiveness. Second, many Federal and State statutes, regulations, and programs are not keeping pace with new and spreading non-indigenous pests.
    [Show full text]
  • ATBI De La Réserve Intégrale De Lauvitel
    A.T.B.I de la Réserve intégrale de Lauvitel (Le Bourg d’Oisans, Isère) © Yann Baillet / Association Flavia ADE État des lieux des connaissances au 1e janvier 2019 Jérôme FORÊT, Manon BASSET & Rémy MOINE Parc national des Écrins / Service scientifique Le Bourg d’Oisans, 23/01/2019 Table des matières A.T.B.I du Lauvitel, vers un inventaire généralisé de la biodiversité.....................................3 Présentation synthétique des résultats..................................................................................4 1. Aculéates (guêpes, abeilles, fourmis)................................................................................6 2. Coléoptères......................................................................................................................10 3. Papillons...........................................................................................................................14 4. Orthoptères......................................................................................................................20 5. Syrphes............................................................................................................................22 6. Araignées (Araneae)........................................................................................................25 7. Opilions............................................................................................................................27 8. Chilopodes (mille-pattes).................................................................................................29
    [Show full text]
  • Millichope Park and Estate Invertebrate Survey 2020
    Millichope Park and Estate Invertebrate survey 2020 (Coleoptera, Diptera and Aculeate Hymenoptera) Nigel Jones & Dr. Caroline Uff Shropshire Entomology Services CONTENTS Summary 3 Introduction ……………………………………………………….. 3 Methodology …………………………………………………….. 4 Results ………………………………………………………………. 5 Coleoptera – Beeetles 5 Method ……………………………………………………………. 6 Results ……………………………………………………………. 6 Analysis of saproxylic Coleoptera ……………………. 7 Conclusion ………………………………………………………. 8 Diptera and aculeate Hymenoptera – true flies, bees, wasps ants 8 Diptera 8 Method …………………………………………………………… 9 Results ……………………………………………………………. 9 Aculeate Hymenoptera 9 Method …………………………………………………………… 9 Results …………………………………………………………….. 9 Analysis of Diptera and aculeate Hymenoptera … 10 Conclusion Diptera and aculeate Hymenoptera .. 11 Other species ……………………………………………………. 12 Wetland fauna ………………………………………………….. 12 Table 2 Key Coleoptera species ………………………… 13 Table 3 Key Diptera species ……………………………… 18 Table 4 Key aculeate Hymenoptera species ……… 21 Bibliography and references 22 Appendix 1 Conservation designations …………….. 24 Appendix 2 ………………………………………………………… 25 2 SUMMARY During 2020, 811 invertebrate species (mainly beetles, true-flies, bees, wasps and ants) were recorded from Millichope Park and a small area of adjoining arable estate. The park’s saproxylic beetle fauna, associated with dead wood and veteran trees, can be considered as nationally important. True flies associated with decaying wood add further significant species to the site’s saproxylic fauna. There is also a strong
    [Show full text]
  • Final Report 1
    Sand pit for Biodiversity at Cep II quarry Researcher: Klára Řehounková Research group: Petr Bogusch, David Boukal, Milan Boukal, Lukáš Čížek, František Grycz, Petr Hesoun, Kamila Lencová, Anna Lepšová, Jan Máca, Pavel Marhoul, Klára Řehounková, Jiří Řehounek, Lenka Schmidtmayerová, Robert Tropek Březen – září 2012 Abstract We compared the effect of restoration status (technical reclamation, spontaneous succession, disturbed succession) on the communities of vascular plants and assemblages of arthropods in CEP II sand pit (T řebo ňsko region, SW part of the Czech Republic) to evaluate their biodiversity and conservation potential. We also studied the experimental restoration of psammophytic grasslands to compare the impact of two near-natural restoration methods (spontaneous and assisted succession) to establishment of target species. The sand pit comprises stages of 2 to 30 years since site abandonment with moisture gradient from wet to dry habitats. In all studied groups, i.e. vascular pants and arthropods, open spontaneously revegetated sites continuously disturbed by intensive recreation activities hosted the largest proportion of target and endangered species which occurred less in the more closed spontaneously revegetated sites and which were nearly absent in technically reclaimed sites. Out results provide clear evidence that the mosaics of spontaneously established forests habitats and open sand habitats are the most valuable stands from the conservation point of view. It has been documented that no expensive technical reclamations are needed to restore post-mining sites which can serve as secondary habitats for many endangered and declining species. The experimental restoration of rare and endangered plant communities seems to be efficient and promising method for a future large-scale restoration projects in abandoned sand pits.
    [Show full text]
  • 2017 City of York Biodiversity Action Plan
    CITY OF YORK Local Biodiversity Action Plan 2017 City of York Local Biodiversity Action Plan - Executive Summary What is biodiversity and why is it important? Biodiversity is the variety of all species of plant and animal life on earth, and the places in which they live. Biodiversity has its own intrinsic value but is also provides us with a wide range of essential goods and services such as such as food, fresh water and clean air, natural flood and climate regulation and pollination of crops, but also less obvious services such as benefits to our health and wellbeing and providing a sense of place. We are experiencing global declines in biodiversity, and the goods and services which it provides are consistently undervalued. Efforts to protect and enhance biodiversity need to be significantly increased. The Biodiversity of the City of York The City of York area is a special place not only for its history, buildings and archaeology but also for its wildlife. York Minister is an 800 year old jewel in the historical crown of the city, but we also have our natural gems as well. York supports species and habitats which are of national, regional and local conservation importance including the endangered Tansy Beetle which until 2014 was known only to occur along stretches of the River Ouse around York and Selby; ancient flood meadows of which c.9-10% of the national resource occurs in York; populations of Otters and Water Voles on the River Ouse, River Foss and their tributaries; the country’s most northerly example of extensive lowland heath at Strensall Common; and internationally important populations of wetland birds in the Lower Derwent Valley.
    [Show full text]
  • Nr. 10 ISSN 2190-3700 Nov 2018 AMPULEX 10|2018
    ZEITSCHRIFT FÜR ACULEATE HYMENOPTEREN AMPULEXJOURNAL FOR HYMENOPTERA ACULEATA RESEARCH Nr. 10 ISSN 2190-3700 Nov 2018 AMPULEX 10|2018 Impressum | Imprint Herausgeber | Publisher Dr. Christian Schmid-Egger | Fischerstraße 1 | 10317 Berlin | Germany | 030-89 638 925 | [email protected] Rolf Witt | Friedrichsfehner Straße 39 | 26188 Edewecht-Friedrichsfehn | Germany | 04486-9385570 | [email protected] Redaktion | Editorial board Dr. Christian Schmid-Egger | Fischerstraße 1 | 10317 Berlin | Germany | 030-89 638 925 | [email protected] Rolf Witt | Friedrichsfehner Straße 39 | 26188 Edewecht-Friedrichsfehn | Germany | 04486-9385570 | [email protected] Grafik|Layout & Satz | Graphics & Typo Umwelt- & MedienBüro Witt, Edewecht | Rolf Witt | www.umbw.de | www.vademecumverlag.de Internet www.ampulex.de Titelfoto | Cover Colletes perezi ♀ auf Zygophyllum fonanesii [Foto: B. Jacobi] Colletes perezi ♀ on Zygophyllum fonanesii [photo: B. Jacobi] Ampulex Heft 10 | issue 10 Berlin und Edewecht, November 2018 ISSN 2190-3700 (digitale Version) ISSN 2366-7168 (print version) V.i.S.d.P. ist der Autor des jeweiligen Artikels. Die Artikel geben nicht unbedingt die Meinung der Redaktion wieder. Die Zeitung und alle in ihr enthaltenen Texte, Abbildungen und Fotos sind urheberrechtlich geschützt. Das Copyright für die Abbildungen und Artikel liegt bei den jeweiligen Autoren. Trotz sorgfältiger inhaltlicher Kontrolle übernehmen wir keine Haftung für die Inhalte externer Links. Für den Inhalt der verlinkten Seiten sind ausschließlich deren Betreiber verantwortlich. All rights reserved. Copyright of text, illustrations and photos is reserved by the respective authors. The statements and opinions in the material contained in this journal are those of the individual contributors or advertisers, as indicated. The publishers have used reasonab- le care and skill in compiling the content of this journal.
    [Show full text]
  • Bees and Wasps of the East Sussex South Downs
    A SURVEY OF THE BEES AND WASPS OF FIFTEEN CHALK GRASSLAND AND CHALK HEATH SITES WITHIN THE EAST SUSSEX SOUTH DOWNS Steven Falk, 2011 A SURVEY OF THE BEES AND WASPS OF FIFTEEN CHALK GRASSLAND AND CHALK HEATH SITES WITHIN THE EAST SUSSEX SOUTH DOWNS Steven Falk, 2011 Abstract For six years between 2003 and 2008, over 100 site visits were made to fifteen chalk grassland and chalk heath sites within the South Downs of Vice-county 14 (East Sussex). This produced a list of 227 bee and wasp species and revealed the comparative frequency of different species, the comparative richness of different sites and provided a basic insight into how many of the species interact with the South Downs at a site and landscape level. The study revealed that, in addition to the character of the semi-natural grasslands present, the bee and wasp fauna is also influenced by the more intensively-managed agricultural landscapes of the Downs, with many species taking advantage of blossoming hedge shrubs, flowery fallow fields, flowery arable field margins, flowering crops such as Rape, plus plants such as buttercups, thistles and dandelions within relatively improved pasture. Some very rare species were encountered, notably the bee Halictus eurygnathus Blüthgen which had not been seen in Britain since 1946. This was eventually recorded at seven sites and was associated with an abundance of Greater Knapweed. The very rare bees Anthophora retusa (Linnaeus) and Andrena niveata Friese were also observed foraging on several dates during their flight periods, providing a better insight into their ecology and conservation requirements.
    [Show full text]
  • FORET DU GAVRE (Identifiant National : 520006609)
    Date d'édition : 22/07/2019 https://inpn.mnhn.fr/zone/znieff/520006609 FORET DU GAVRE (Identifiant national : 520006609) (ZNIEFF Continentale de type 2) (Identifiant régional : 10490000) La citation de référence de cette fiche doit se faire comme suite : Le Bail.J- LebosséJ- P,PIED Myriam-GANNE Olivier (Bretagne Vivante), .- 520006609, FORET DU GAVRE. - INPN, SPN-MNHN Paris, 118P. https://inpn.mnhn.fr/zone/znieff/520006609.pdf Région en charge de la zone : Pays-de-la-Loire Rédacteur(s) :Le Bail.J- LebosséJ-P,PIED Myriam-GANNE Olivier (Bretagne Vivante) Centroïde calculé : 288138°-2289726° Dates de validation régionale et nationale Date de premier avis CSRPN : 09/11/2006 Date actuelle d'avis CSRPN : 24/06/2019 Date de première diffusion INPN : 19/07/2019 Date de dernière diffusion INPN : 19/07/2019 1. DESCRIPTION ............................................................................................................................... 2 2. CRITERES D'INTERET DE LA ZONE ........................................................................................... 4 3. CRITERES DE DELIMITATION DE LA ZONE .............................................................................. 4 4. FACTEUR INFLUENCANT L'EVOLUTION DE LA ZONE ............................................................. 4 5. BILAN DES CONNAISSANCES - EFFORTS DES PROSPECTIONS ........................................... 5 6. HABITATS ...................................................................................................................................... 5
    [Show full text]
  • Journal of Threatened Taxa
    ISSN 0974-7907 (Online) ISSN 0974-7893 (Print) Journal of Threatened Taxa 15 February 2019 (Online & Print) Vol. 11 | No. 2 | 13195–13250 PLATINUM 10.11609/jott.2019.11.2.13195-13250 OPEN www.threatenedtaxa.org ACCESS Building evidence for conservation globally MONOGRAPH J TT ISSN 0974-7907 (Online); ISSN 0974-7893 (Print) Publisher Host Wildlife Information Liaison Development Society Zoo Outreach Organization www.wild.zooreach.org www.zooreach.org No. 12, Thiruvannamalai Nagar, Saravanampatti - Kalapatti Road, Saravanampatti, Coimbatore, Tamil Nadu 641035, India Ph: +91 9385339863 | www.threatenedtaxa.org Email: [email protected] EDITORS Typesetting Founder & Chief Editor Mr. Arul Jagadish, ZOO, Coimbatore, India Dr. Sanjay Molur Mrs. Radhika, ZOO, Coimbatore, India Wildlife Information Liaison Development (WILD) Society & Zoo Outreach Organization (ZOO), Mrs. Geetha, ZOO, Coimbatore India 12 Thiruvannamalai Nagar, Saravanampatti, Coimbatore, Tamil Nadu 641035, India Mr. Ravindran, ZOO, Coimbatore India Deputy Chief Editor Fundraising/Communications Dr. Neelesh Dahanukar Mrs. Payal B. Molur, Coimbatore, India Indian Institute of Science Education and Research (IISER), Pune, Maharashtra, India Editors/Reviewers Managing Editor Subject Editors 2016-2018 Mr. B. Ravichandran, WILD, Coimbatore, India Fungi Associate Editors Dr. B.A. Daniel, ZOO, Coimbatore, Tamil Nadu 641035, India Dr. B. Shivaraju, Bengaluru, Karnataka, India Ms. Priyanka Iyer, ZOO, Coimbatore, Tamil Nadu 641035, India Prof. Richard Kiprono Mibey, Vice Chancellor, Moi University, Eldoret, Kenya Dr. Mandar Paingankar, Department of Zoology, Government Science College Gadchiroli, Dr. R.K. Verma, Tropical Forest Research Institute, Jabalpur, India Chamorshi Road, Gadchiroli, Maharashtra 442605, India Dr. V.B. Hosagoudar, Bilagi, Bagalkot, India Dr. Ulrike Streicher, Wildlife Veterinarian, Eugene, Oregon, USA Dr.
    [Show full text]
  • New and Little-Known Species of Arachnospila (Subgenus Ammosphex) (Hymenoptera: Pompilidae) from East Siberia
    Zootaxa 3911 (2): 218–230 ISSN 1175-5326 (print edition) www.mapress.com/zootaxa/ Article ZOOTAXA Copyright © 2015 Magnolia Press ISSN 1175-5334 (online edition) http://dx.doi.org/10.11646/zootaxa.3911.2.4 http://zoobank.org/urn:lsid:zoobank.org:pub:620F15A5-FE6E-4D11-8790-9A516CB4E848 New and little-known species of Arachnospila (subgenus Ammosphex) (Hymenoptera: Pompilidae) from East Siberia VALERY M. LOKTIONOV & ARKADY S. LELEJ1 Institute of Biology and Soil Science, Russian Academy of Sciences, Far Eastern Division, Vladivostok-22, 690022, Russia. E-mail: [email protected], [email protected] 1Corresponding author. E-mail: [email protected] Abstract Seventeen species are listed. Five new species: Arachnospila (Ammosphex) kasparyani sp. nov. (Tuva), A. (A.) maxim sp. nov. (Tuva, Khakassia), A. (A.) moczari sp. nov. (Tuva), A. (A.) scythia sp. nov. (Tuva), A. (A.) sibirica sp. nov. (Tuva, Republic of Altai) are described and illustrated. Arachnospila (Ammosphex) eoabnormis Lelej, 1995, A. (A.) orientausa Loktionov & Lelej, 2011, and A. (A.) mongolopinata Wolf, 1981 are newly recorded from East Siberia. The distribution of eight species in East Siberia is enlarged. The revised key of 24 species in males from East Siberia and Russian Far East is given. Key words: Pompilidae, spider wasps, East Siberia, new species Introduction East Siberia is the part of Siberia found between the Yenisei River in the West and dividing ranges along the Pacific Ocean in the East and between the Arctic Ocean in the North and Transbaikalia in the South. Most of this vast territory is occupied by the Euro-Siberian Subregion of the Palaearctic Region.
    [Show full text]