<<

DE STEDELIJKE RUIVSTVERZAMELIÎV&

VAN ,

BEVATTENDE

AFBEELDINGEN VAN VORSTEN, BEROEMDE MANNEN, MERKWAAR­ DIGE GEBEURTENISSEN EN VOORNAME GEBOUWEN, BENEVENS PLATTEGRONDEN, GEZIGTEN, KUNSTVOORTBRENGSELEN EN BIJZONDERHEDEN DEZER HOOFDSTAD VAN FRIESLAND,

VERZAMELD , BESCHREVEN EN TOEGELICHT

DOOR

W. EEKHOFF, Arcliivarius der slad Leemearden.

MET EEN VERVOLG OP DEN CATALOGUS VAN DE STEDELIJKE BIBLIOTHEEK VAN 1870,

ALSMEDE EEN OVERZIGT VAN DE Cìtescliiedeiiis der Kunst in Friesland.

GEDRUKT TER STADS-DRUKKERIJ VAN H. BOKMA. 1875. De kunst was een opvoeding van den geest, want uit het zinnelijke lichaam sprak de gedaclite, in den geest geboren, en zelfs boven het stof verheft zich de geest en sticht daar zijn eigen rijk, het rijk der vrijheid en zedelijkheid, waarop de godsdienst rust. Zoo neemt de kunst in het leven van den mensch een belangrijke en eigenaardige plaats in.

Prof. C. W. OPZOOMEK , /

Van nature schijnen wij als getrokken te worden, om de beeldte- nissen en statuen te kennen van groote mannen , welker ligchamen de verblijfplaatsen waren hunner hemelsche ziel.

Prof. N. BLANCARDOS. Na de uitgave van den Catalogus der Stedelijke Bibl iotheek van Leeuwarden, welke in 1870 het licht zag, besloot het Gemeentebestuur ook tot het drukken van den Catalogus der Stedelijke Kunstver­ zameling, door de zorg van den Archivarius dezer stad gedurende vele jaren bijeengebragt en daarna door hem beschreven en historisch toegelicht, ten einde den inhoud en het doel ook daarvan te doen kennen en om het gebruik er van ten algemeenen nutte te bevorderen. Overtuigd, dat de verschillende rubrieken van dezen Catalogus nog voor vermeerdering vatbaar zijn, acht het Gemeentebestuur deze uit­ gave tevens eene geschikte gelegenheid, om , door aanwijzing van het voorhandene, het nog ontbrekende op te sporen. Dat deze be loeling ten aanzien der stedelijke Bibliotheek reeds voor een groot deel bereikt is, moge blijken uit het Supplement op den Catalogus daarvan , hetwelk de aanwinsten bevat sedert 1870 bekomen en hier achter is gedrukt. Met dankbetuiging aan allen, die hiertoe bijdragen leverden, noodigt het Gemeentebestuur bij dezen ieder uit, die in staat mogt zijn tot aanvulling van het ontbrekende verder iets bij te dragen, om daarvan aan den Archivarius mededeeling te doen, ten einde zoowel deze Kunstverzameling als de Bibliotheek te vermeerderen met alles, wat tot de stad Leeuwarden, hare geschiedenis en haren vroegeren toestand betrekking heeft. Het doe!, om deze stedelijke instelling nader te doen kennen en om het gebruik daarvan ten behoeve van het algemeen te bevorderen, tot verspreiding van wetenschappelijke kennis en kunstzin , moge door deze uitgave bereikt worden.

Het Gemeentebestuur van Leeuwarden, J. BIEEÜMA OOSTING, Burgemeester. F. A. BERGSMA, Secretaris. VOORREDE.

Indien wij wensehen, dat de geschiedenis van eene stad niet enk een getrouw verhaal zij van de uitwendige lotgevallen harer bewoners maar ook eene duidelijke voorstelling geve van hun toestand, liunr denkbeelden en werkzaamheden in verschillende tijdperken, opdat z een tafereel, een beeld worde van de personen, die zich op verschi lende wijzen onderscheidden en van de maatschappij, die zich bestendi ontwikkelde, — dan dienen velerlei hulpbronnen daartoe bij te drager onderscheidene elementen dat tafereel te stofï'eeren. Dat de sinc eeuwen bewaarde stedelijke archieven en bescheiden de grondstof dt geschiedenis uitmaken, spreekt van zelf; maar om die ruwe stof I bewerken en de bronnen te verrijken, ten einde aan dat tafereel kei merkende eigenschappen , aan het beeld van den tijd een juisten stan en schoone vormen te geven, welke door eene sprekende gelijken zoowel het oog behagen als het verstand en den smaak bevrediger daartoe dienen zoowel de voortbrengselen der letterkunde als dt kunst hulpmiddelen aan te bieden, welke het geheel kunnen voltooijei In vele onzer vaderlandsche stedebeschrijvingen zijn de ruwe stofïe opeengehoopt medegedeeld, en is er te weinig aan den vorm gedacl om ons van het geheel eene aanschouwelijke voorstelling te geven om de staatkundige lotgevallen der bewoners in verband te brenge met de verstandelijke en wetenschappelijke krachten, waardoor vel uitstekende personen zich hebben onderscheiden , ten einde kennis e kunst te doen bloeijen, het leven van den geest te onderhoude en de maatschappij vooruit te brengen. Naast de vermelding van vel stoffelijke belangen hebben ook de onstoffelijke behoeften hare regten want wetenschap en kunst waren steeds de middelen om de hooger behoeften van den geest te vervullen en de zamen'eving te ontwik kelen tot meerdere werkzaamheid en volkomenheid. Ten einde de bewerking van eene gewenschte Geschiedenis de stad Leeuwarden voor te bereiden, zijn in de Stedelijke Bibliothee' zoo veel mogelijk bijeengebragt alle boeken en geschriften, wrelke al bronnen tot toelichting daarvan kunnen strekken; terwijl het verza VIII VOORBEDE.

melen der werken van Leeuwarders tevens ten doel had, zoowel om hulde te bewijzen aan hunne verdiensten als om een wetenschappelijk monument op te rigten voor de eer dezer stad. Eene gelijke bestemming nu heeft ook de Stedelijke Kunstver­ zameling, gedurende vele jaren van lieverlede bijeengebragt vol­ gens het plan en de bedoeling van het Gemeentebestuur van 1838, omschreven in de Voorrede van den Catalogus der Bibliotheek, in 1870 uitgegeven. De bijval, waarmede die arbeid werd vereerd, was mij een sterke spoorslag om alle zorg en moeite aan te wenden ter bekoming van de boeken en geschriften, welke nog aan die Bibliotheek ontbraken, zoodat ik thans een aanzienlijk Supplement op dien Catalogus kan aanbieden; maar vooral om de Kunstverzameling zoo veel mogelijk te kompleteeren, en ze daarna te beschrijven en toe te lichten niet al die historische berigten en bijzonderheden, welke ik bij magte was op te sporen. Het doel daarvan was weder tweeledig: eensdeels om de geschiedenis dezer stad te verklaren door de voortbrengselen der kunst, hetzij in portretten van beroemde personen, die eenmaal tot haar in betrekking stonden; hetzij door historieplaten van belangrijke ge­ beurtenissen; hetzij door kaarten, plattegronden, gebouwen en ge- zigten , welke den toestand der stad in verschillende tijden voorstellen; — en anderdeels, om door het verzamelen der kunstwerken van Leeuwarder meesters zoowel kennis te bekomen van den aard en de behandeling van hunne werken, als om hulde toe te brengen aan hunne verdiensten , ten einde daardoor tevens de eer dezer stad te verhoogen en haar aandeel in den schilderroem des vaderlands in het licht te stellen. Deze laatste bedoeling heb ik tevens uitgebreid tot geheel Friesland, door aan dit werk toe te voegen een historisch overzigt van de voor­ naamste Schilders en Graveurs dezer provincie. Te gelijk toch heb ik, bij mij aan huis, in een Frisia Ulustrata eene nog grootere verzameling kaarten, platen en plattegronden van Friesland, alsmede portretten en kunstwerken van Friezen bijeengebragt, welke ik hoop, dat eenmaal ook eene openbare bestemming moge verkrijgen. Liefde voor vaderland , t letteren en kunst hebben mij dit alles gedurende 40 jaren doen opsporen in Holland en België, ja zelfs in verscheidene buitenlandsche hoofd­ steden, welke ik bij herhaling mogt bezoeken. Dankbaar erken ik daarbij de hulp en voorlichting ondervonden te hebben van drie kunstvrienden en verzamelaars, de Heeren Mr. J. T. Bodel Nijenhuis te (wiens overlijden wij nu reeds betreuren), V O O R E B D E. IX

Frederik Muller te en J. Philip van der Keilen te , die mij ook door het nazien van de proeven verpligt hebben. Ook zij zijn overtuigd, dat in ons vaderland smaak voor kunst en poëzie en ontwikkeling van verbeelding en gevoel gelijken tred moeten houden met de ontwikkeling van het verstand en de toeneming in kennis. Een maatschappij moge, naar de rigting onzer eeuw, nog zoo hoog staan in wetenschap" en hare toepassing op het leven, op het voor­ deel, — zij kan geen aanspraak maken op beschaving, als zij niet te gelijk vatbaar is voor den invloed der sehoone kunsten, die het ver­ broken evenwigt herstellen en door haar harmonie de opvoeding des volks voltooijen. Aan de vervulling van die hoogere behoeften van den geest; aan d« bevordering van wetenschap en kunst in onderling verband, ook bij het opkomende geslacht, mede te werken, en de gelegenheid aan te bieden, om, door het beschouwen van hetgeen de kunst verrigt heeft om de geschiedenis toe te lichten, onze vaderlandsche herinneringen te verlevendigen, — dit is pligt en belang tevens: want daaraan is een verstandelijk genot verbonden, dat voor ons levensgeluk op hoogen prijs is te stellen. Een genot, waarvoor ik hoop, dat velen onzer stad- genooten vatbaar zullen zijn of worden, en waarvan zij blijken mogen geven door het bezoeken van deze stedelijke instelling, nu zij door de gunst der Regeering voor het publiek toegankelijk is gesteld. Na de voltooijing van dezen moeijelijken arbeid, waarop ik met een dankbaar gevoel terugzie, herhaal ik den vroegeren wensch: „Mogt het mij vergund worden, nu ook nog den Inventaris der Stedelijke Archieven, nader bewerkt en aangevuld, ter perse te leggen en vol­ tooid te zien, dan zouden mijne hoogste wenschen ten aanzien mijner levenstaak en veeljarige werkzaamheid, aan deze sehoone stedelijke in- rígting besteed, vervuld zijn."

11 Mei 1875. W. EEKHOFF. IS E P A í, I m G E 31 OMTRENT HET GEBRUIK VAN DE KUNSTVERZAMELING

DER STAD LEEUWARDEN.

Art. 1.

De Kunstverzameling is tot algemeen gebruik ter bezigtiging gesteld op eiken Donderdag voormiddag van elf tot één uur.

Art. 2.

De teekeningen en gravuren, welke men verlangt te zien, mogen door de bezigtigers niet uit de portefeuilles of omslagen genomen worden, maar zullen door den Archivarius ter beschouwing gegeven en toegelicht worden. Art. 3.

Geene teekening of gravure mag buiten het lokaal ter leen of ten gebruike worden gegeven dan in bijzondere gevallen en met schriftelijke toestemming van Burgemeester en Wethouders.

Art. 4.

In onvoorziene gevallen worden de bepalingen op het gebruik van de Provinciale Bibliotheek van Friesland, van 18 September 1854 of later, zoo veel noodig, ook op deze Kunstverzameling toegepast. In voorkomende verschillen beslissen Burgemeester en Wethouders.

LEEUWARDEN, Mei 1875.

Het Gemeentebestuur, J. BIERUMA OOSTING, Burgemeester. P. A. BERGSMA, Secretaris. INHOUD EN VERDEELING

VAN DEZEN CATALOGUS.

A* Portretten van beroemde mannen. 1. De Stadhouders van Friesland uit het Huis van Oranje en Nassau en hunne nakomelingen N°. 1—174, bl. 1. 2. Godgeleerden, te Leeuwarden geboren of

opgeleid of die daar geschreven hebben, 175—259, J? 25.

3. Staatsmannen en Eegtsgeleerden . 260—317, ïJ 36.

4. Wis-, Natuur- en Geneeskundigen . 318 — 339, 55 46.

5. Geschiedschrijvers en Letterkundigen . 340—371 , Jí 50.

6. Dichters enz 372—397, 55 55.

7. Kunstschilders en Bouwmeesters . 398-426, 5) 59. 8. Vorsten, Opperhoofden en historische personen, die tot Leeuwarden in be­ trekking stonden, , 427—489, „ 65.

B. Historieplaten. 1. Afbeeldingen van merkwaardige gebeur­ tenissen enz N°. 1— 45. bl. 77. 2. Geschied-en letterkundige bijzonderheden „ 46— 85, „ 93. 3. Oudheidkundige voorwerpen . „ 86—114, „ 104.

C Kunst. Teekeningen, Gravuren enz. van en naar Leeuwarder meesters. N°. 1—108, bl. 109.

D. Plaatsbeschrijving. (Top og r ap hi e.) Afbeeldingen van den vroegeren en lateren toestand der stad, hare gebouwen, om­ streken enz. 1. Kaarten en Plattegronden der stad . N°. 1— 65, bl. 137. 2. Kaarten en Plattegronden van bijzon­ dere gedeelten der stad en haar grond­ gebied „ 66—104, „ 149. 3. Afbeeldingen van Stadhouderlijke en Lands gebouwen „ 105—145, „ 157. 4. Stedelijke gebouwen „ 146—178, „ 166. XII INHOUD.

5. Stads-Poorten No. 179-205 , No. 170. 6. Kerken „ 206 — 238, „ 173. 7. Gestichten „ 239 — 252, „ 177. 8. Adellijke huizen enz „ 253 — 277, „ 179. 9. Gezigten op Buurten en Gebouwen in en buiten de stad , 278—313, „ 185. 10. Gezigten op de stad in het verschiet. „ 314—345, „ 188. 11. Gezigten in en om de stad, omstreeks 1850 „ 346 — 362, „ 192. 12. De Dorpen van Leeuwarderadeel . . „ 363. „ 193.

BIJVOEGSELEN van na het afdrukken \an de vorige bladen nog bekomene platen. A. Portretten van voorname personen bl. ] 93. IS. Historische bijzonderheden „ 195. C Kunst. Gravuren van en naar Leeuwarder meesters . „ 196. D. Gezigten in en op de stad „ 200.

SUPPLEMENT op den Catalogus der Stedelijke Biblotheek, 1870—1874. A. Werken van Leeuwarders. 1. Godgeleerden „ 203. 2. Kegtsgeleerden „212. 3. Letterkundigen „ 216. 4. Geschiedschrijvers „ 221. 5. Wis-, Natuur- en Geneeskundigen „ 225. 6. Dichters „ 232. 7. Mengelwerken „ 235. B, Boeken, te Leeuwaarden gedrukt of uitgegeven „ 239. C Geschriften betrekkelijk Leeuwarden ,, 246. D. Het Huis van Oranje en Nassau „ 252. E. Geschriften betrekkelijk Friesland „ 255. F. „ „ Nederland , 262. HL Wetgeving „ 271. DE KUNST IN FKIESLAND , of historisch overzigt van de voornaamste Schilders en

Graveurs uit deze provincie...... 3) 275. Alphabetisch Register „ 325. HISTORISCHE GAL ER IJ

VAN* LEEUWARDEN,

BESTAANDE IN AFBEELDINGEN

VAN

VOBSTEN, BEEOEMDE MANNEN, MEEKWAAEDIGE GEBEURTENISSEN EN VOOENAME GEBOUWEN, BENEVENS PLATTE GBONDEN, GEZIGTEN, KUNSTVOORTBRENGSELEN EN BIJZONDER- HEDEN DEZEE STAD.

A. PORTRETTEN VAN BEROEMDE MANNEN.

I. DE STADHOUDERS VAN FRIESLAND UIT HET HUIS VAN ORANJE EN NASSAU EN HUNNE NAKOMELINGEN.

Eerste omslag.

WILLET! I>K EERSTE, Prins van Oranje, (Sraaf van líassau enz., Stadhouder van Hollai^ Zeeland enz. en van 1580 tot aan zijn dood in 1584 ook van Friesland, de grondlegger van den Nederlandschen Staat. a. Borstbeeld regts, gevat in ovale zinnebeeldige lijst, hangende aan een zuil met wapens versierd. Onderschrift en vierregelig vers in *t fransen. Naar Aär. van der Werf gegraveerd door G. Vulck, groot mediaan folio. Uit Larrey, Geschiedenis van Engeland. Muller, Catalogus van Portretten, 1853, No. 65. 1. b. Borstbeeld r. in rijk versierden rand met zinnebeelden; daar onder zijn wapen en vermoording. Naar Mierevelt georneerd en voortreffelijk gegraveerd door den Frieschen plaatsnijder Pieter Tanjé, van Bolsward, omstreeks 1750; roijaal folio. Societ. Bibliop. Koterod. excud. M. 48. 2. 1 2 A. POBTBETTEÎf.

c. Kniestuk r. bij eene tafel. Geteekend door C. Hamburger naar M. Mierevelt, keurig gegr. door J. P. Lange. Uitgeg. door K. Fuhri (1847); gr. 4°. op imp. fol. pap. M. 55. 3. d. sGrafstede te Delft opgerecht ter eeren van Willem van Nassau." Gegr. met hek en veel bijwerk door J. L(uiken), br. gr. med. fol. Uit de Groot, Jaarboeken enz. Hierbij zijn gevoegd Ms. extract-resolutiën der Staten Generaal omtrent de oprigting, van 1613—21. M. 86. 4. AliMA, Priiisesse van Saxen, tweede Gemalinne van Willem den eersten, Moeder van Maurits enz., geb. 1544, overl. 1577. a. Borstbeeld r. in versierde lijst. Naar Anth. Moro get. door H. Pot­ hoven en gegrav. door J. Houbrahen, 4757. Amst. bij J. Haffman en P. Meijer, roijaal fol. M. 96. 5. IiélfiáÀ fata COMeHlY, vierde Gemalinne van Willem I, Moe­ der van Frederik Hendrik enz., geb. 1555, overl. 1620. a. Borstbeeld r. in versierden rand en daar beneden de St. Bartholo- mensnacht, waarin haar vader en eerste man vermoord werden. Naar Mierevelt get. door Pothoven en gegr. door Houbraken, 1755, bij de zelfde uitgevers, roijaal fol. M. 101. 6. b. Alsvoren, kleiner , met 6regelig vers van G. Brandt. Uit diens Historie der Eeformatie. Gegr. door Jok de FtsscAer, 4°. M. 104. 7. Hier vóór is gelegd eene groote Genealogische Tafel ter roemruchtlgster gedachtenisse vaii hé* dooflúchtì^ste âèam-hùys van IWassau en Oranje, ván Willem den ouden tot Prins Willem Karel Hendrik Friso. Aan dezen, bij gelegenheid van zijn huwelijk met Anna, Kroonprinses van Groot-Brittanien, en hunne inhaling in Friesland, 1734, opgedragen door C. G. Jacoby, old Capitain en Ingenieur (die zelf zijn naam op dit ex. heeft geschreven). Versierd met de portretten van den Prins en de Prinses, 25 uitvoerig gegraveerde wapens en een 2Oreg. lofvers van L. Paludanus. Zonder naam van graveur of uitgever; roijaal plano. M. 31. 8. Zie den Catalogus der Stedelijke Bibliotheek v. Leeuw. D 9 en E 61.

Tweede omslag.

LODEWIJK f draaf van Massau enz., oudste zoon van Prins Willem's broeder, Jan de oude, en gehuwd aan zijne dochter Prinses *Anna. Hij werd geb. in 1560, kwam in 1581 met krijgsvolk in Friesland en werd in 1583 eerst tot Luitenant van I. STADHOUDEBS. 3

•e» Prins Willem en na diens dood in 1584 tot Stadhouder en Gouverneur van Friesland verkoren, welke betrekking hij tot aan zijn overlijden in 1620 met roem vervulde, daar hij als een Vader des volks was ge­ acht. Zie mijne Bekn. Geschiedenis van Friesland, 1851, 203,496. a. Borstbeeld r. onder de 18 Afbeeldingen der H. Ambassadeurs tot het Bestand (1609), waarbij ook Dr. GEIXIUS HILLEMA, Kaadsheer in het Hof van Friesland; br. gr. med. fol. Muller, Historieplaten, No. 1251. 9. 6. Grooter borstbeeld links, met fransch om- en onderschrift, uit de verzameling der Pacificatores van H. Hondius, 4°. M. 422. 10. c—h. Zes kleinere dito, zonder naam van graveurs, 12°. en 4n. 11—16. *". Borstbeeld 1. in harnas (door B. PicaríJ, fol. Uit Le Clerc, Histoire des Pays-Bas, 1723. îí. 414. 17. k. Alsvoren, door Schouman en Houbraken. Uit Wagenaar, Vaderl. Historie, 8°. M. 420. , 18. I. Alsvoren r. naar Mierevelt door C. C. A. Last, steendr. van Des- guerrois en Co. Uit van Heusde, Diatribe, 1835, gr. 8°. 19. m. Ten voeten nit 1., zwart en gekleurd, 8». uit de kronijk van Winse- mius, 1622, gegraveerd door Petrus Feddes van Harlingen, vermeld door J. Ph. v^n der Keilen, Peintre-graveur, No. 41. 20. «. Groot borstbeeld regts in ovaalrand met zíjn zinspreuk: Wils Godt mit erhen, en 4 regels lat. schrift er onder. Naar Mich. Jok. Mierevelt prachtig gegraveerd door W. J. Delff, 1633, superrogaal fol. M. 412. 21. o. Nayolging daarvan in steendruk van Th. Brüggemann te Amst., super- roijaal fol. getint, met 2 regels onderschrift. 22. p. Groot kniestuk in volle wapenrusting met bevelhebbersstaf in de hand en gepluimden helm op een tafel nevens hem, door gordijnen omgeven. Met 4reg. lat. onderschrift. Naar de schilderij van M. J. Mierevelt overheerlijk gegraveerd door Bole van Bolsteert in 1616, en door dezen opgedragen aan de Gen. Staten; roijaal fol. M. 410. 22*.

Behalve deze bestaan er van den vereerden Stadhouder nog andere der­ gelijke groote portretten, gegraveerd door Andries Stock, Jan Brouwer en den Leeuwarder Joannes Mllarts, allen gevolgd naar de schilderij van M.J. Mierevelt te Delft, doch ook nog een, dat even zeldzaam is, gevolgd naar het portret, dat de Graaf te Leeuwarden liet schilderen door Petrus Feddes van Harlingen, die het in koper deed brengen door M. van Geilenkerken en uitgeven door Jan Janszoon Starter, 1614. Zie de beschrijving daarvan in mgne Bloemlezing uit diens Friesche Lusthof, 1862, bl. 107 en 134. Van der Keilen vermeldt het, doch beschrijft als No. 37 nog eene andere, nog zeldzamer, gravure van Petrus Feddes, welke den Stadhouder te paard voor­ stelt met een gezigt op Leeuwarden op den achtergrond, waaronder een 6reg. vers in twee kolommen. 4 A. PORTRETTEN.

Uyivaert van WILLEM LITDWI&H, Síadholder van Friesland enz. Uitvoerige afbeelding der Begrafenisplegtigheid op den 13 Julij 1620 te Leeuwarden, op 4 gr. med. plano bladen, hoog 39 duim, aaneen lang 2 el 10 duim, waarvan de lijkstoet, met de kwaliteiten en vele namen der 460 personen er boven, begint aan den ingang van de Jakobijner kerk en, vier rijen boven elkan­ der, eindigt bij de voorpoort van 't vorstelijk Hof, uitvoerig be­ schreven in de kronijk van Wínsemius, fol. 903. Het grootsche gehee! is geteekend en gegraveerd door den toen hier wonenden Petrus Feddes Harlingensis (bij van der Keilen, No 26) en werd, volgens het onderschrift, met privilegie der Staten Generaal, ge­ drukt te Amsterdam bij Claes Jansz. Visscher. Hierbij behoort een hoogst zeldzaam doorloopend zwart bovenschrift met witte letters en afzonderlijk boekje van 15 bl. 16° met beschrijving en lijkvers op 3 bladen breed folio, door Muller vermeld No. 425, doch niet bij dit ex. Van die beschrijving bestaat ook een tweede druk, waarin, volgens be- rigt des uitgevers, de fouten van den eersten druk verbeterd zijn. 23. Graftombe voor £traaf WIIAEM LODEWIJK, in 1625 door de Staten van Friesland opgerigt in het koor der Jakobijner kerk, vervaardigd, naar het ontwerp van Pieter de. Keyser. a. Bouwkundige afbeelding van voren en ter zijde, teekening naar de gravure in C. Danckerts, Architectura moderna, 1631, fol. met Ms. kopijen der beschrijving van S. de Braij, van Haerlem, en de opschriften. 24. b. Uitvoerige teekening van de tombe in het met wapenborden en vaan­ dels versierde koor, in welks midden staat de tombe, welke de Graaf voor zjjne gemalin Prinses Anna in 1588 had laten oprigten; door /. H. Mathijsen in 4845 vervaardigd naar de gravure op de Lijkstatie van Graaf Ernst Casimir van 1633, hier achter No. 34*. 25. c. Steendruk naar die teekening, door O. W. Mieling, te 's Hage; uit­ gegeven in de Geschiedkundige Beschrijving van Leeuwarden, 1846, waar II 94 en 427 uitvoerige berigten deswegens voorkomen. 26. Derde omslag, ERHäST CASISOR, «raaf van Massau enz., broeder van den vorigen, geb. ín 1573, was Luít.-Stadhouder van Gelderland, Zutphen en Utrecht, alsmede Veldmaarschalk van der Staten leger, toen hij in 1620 in de plaats \an zijn broeder tot Stadhouder van Friesland werd benoemd. Als staatsman en krijgsoverste zeer ge­ acht, liet hij in 1632 in het belpg van Roermond het leven voor de zaak des vaderlands. I. STADHOUDERS. 5

a. Groot kniestuk 1. in harnas bij een tafel, waarop een helm staat, als Veldmaarschalk inl612, met 3 reg. lat. onderschr. Naar Paubus Morelse gegrav. door W. Swanenburg, uitgeg. door Chrispyn de Pas te Utrecht, roijaal fol. M. 426. 27. b en c. Borstheelden in ovaal, 4°., het laatste bij H. Jacopsen. 28, 2S7. d, e en f. Alsvoren 8°., gravures van J. Eoubraken, J. Punt en R. Vin- keles, 1785. M. 234 en 232. 30, 31, 32. g. Groot borstbeeld r. met platte halskraag, geborduurd even als de bandelier over het harnas, gevat in een ovaal, waartusschen zijne spreuk: Constant. Ætatis mœ Liv; beneden 5 regels lat. onderschrift. Als pendant van Willem Lodewijk naar de schilderij van M. J. Mierevelt voortreffelijk gegrav. door W. J. Delff in 1628; superroijaal fol. M. 433. 33. Het origineel van dit en het volgende schoone portret zijner Gemalin hangt op het Trippenhuis te Amsterdam, No. 430 en 431, waarnevens ÏTo. 429 den Graaf ten voeten uit voorstelt. SOPHIA. IIEDWIÍÄ, Hertogin van Brunsw.Uk en liUnenburg enz.• gehuwd in 1607 en overl. in 1642. a. Groot borstbeeld 1. met breede kanten kraag, waartusschen eenroset en parel, waarvan strengen om den hals en over de borst hangen. In ovaalrand, waarin hare spreuk: Au ciel mes vœux en vier regels lat.onder­ schrift; van den zelfden schilder en graveur, 1631, superr. fol. M. 436. 34. Hierbij zou behooren de volgende zeldzame plaat, uitvoerig beschreven door van der Keilen, No. 27. Zinnebeeldige voorstelling der Installatie van Graaf ERlfST CASIMIR, als Stadhouder, waarin de Friesche Maagd, hem de hand reikende, is omgeven door de beelden van Pallas en Mars, de Voorzigtigheid en Getrouwheid, de Deugd en de Eer, terwijl de „waere religie" en verdere beelden en sieraden het tafe­ reel , in een boschachtig landschap, voltooijen. Volgens het onder­ schrift was Petrus Feddes ook hiervan de inventeur, graveur en uitgever. Boven de plaat is in boekdruk het volgende 6regelig op­ schrift : „Afbeeldinghe, ofte verthooninghe, ghemaeckt op het ghe- luckich verkiesen, ende die blyde huldinghe van,den doorluchtigen ende welgeboren Heere, onsen nieuwen Stadthouder over Vrieslandt, Graaf EBNST CASEMTR van Nassav etc. gheschiedt in Leeuwarden, den vyfden Augusti, int iaer duysent ses hondert ende twintich." Daaronder is gedrukt eene berijmde beschrijving van de plaat in 7 verzen, mede door den ontwerper vervaardigd en geteekend: P. Harlingensis Pietor. Ad meliora. Aan den voet is het adres: „Ghe- druckt tot Leeuwarden, Bij Abraham van den Rade. Boeck-drucker Ordinaris 1621." De breedte is 410 en de hoogte 321 streep. 6 A. PORTRETTEN.

„Af-beeldingflie der ghedéttck-weérdighe « hecrlijeke , ende treur-statiglie Wt-vaert ofte Begraefhis»e ter eeren, ende eeuwigher ghedachtenis, van den cloeck-moedighen ende seer vermaerden Kryghs-heldt Ernest Casimyr, Graeff tot Nas- sauw, enz. Soo als de selve gheschiet ende ghehouden is binnen Leeuwarden, den 13./3. Januarij, 1633. Met sonderlinghen vlydt, neersticheyt, ende sware costen, op 't alder-curieuste verveerdight, ghedruckt, ende uyt-ghegheven, door Claude Fonteyne, Boeck-drucker der Staten enz. 1634." Een dergelijke titel of nog uitvoeriger op­ schrift loopt boven over 18 der 20 bladen door. Het eerste blad bevat in drie afdeelingen: a. het door trofeën omgeven portret des Stadhouders met zijn sneuvelen voor Roermond, b. eene uitvoerige afbeelding van het koor der Groote kerk (hiervóór No. 25 beschre­ ven) en c. het begin van den optogt, welke op plaat 20 eindigt bij het Stadhouderlijk Hof met rouwwapen boven de voorpoort. Daar­ nevens is een lat. opdragt des uitgevers aan 's Vorsten weduwe en zonen en aan de Staten en hunne Gedeputeerden der drie provinciën. Hier naast staan de namen der vervaardigers: 1. Reijners delineavit en I. Hermanni sculpsit. Op alle platen zijn de kwaliteiten en vele namen der personen in sierlijk letterschrift vermeld. — Hier achter drie geboekdrukte bladen, waarvan het eerste in 4 kolommen bevat een „Wt-Vaerts Eer-Dicht" van P. Geest-Dorp en eene „Inleydinghe" of levensbeschrijving van den Graaf, en de twee volgende eene „Wt-Vaerts Beschrijvinghe", behelzende in 6 kolommen de namen en kwaliteiten van al de 300 personen, welke aan den optogt deel­ namen. Al deze 24 bladen zijn hoog 25 en breed 53 duim onge- vouwen, en gebonden in een band van hoornperkament met vergul­ den stempels en lijnen. 34*.

Dit ex. van een merkwaardig en hoogst zeldzaam kunstwerk is slechts een gewone druk; maar in 1850 kocht ik uit de verzameling van G. Lam- berts te Amsterdam voor Jhr. Mr. H. B. van Sminia te Bergum eene ge­ kleurde pracht-uitgave, in breed 4<»., dus half doorgevouwen, in leer gebonden. De eerste, middelste en laatste platen zijn daarin sierlijk ge­ kleurd en al de wapens op deze en al de overige bladen met goud en kleuren zorgvuldig afgezet, waarvan vooral de titelplaat een waar pronkstuk is. Overigens verschilt dit ex. van het vorige daarin, dat hierin de drie groote bladen beschrijving niet voorkomen, maar wel de zelfde inhoud, gedrukt met kleinere letter op vijf strooken, welke opgepUkt hier vóór geplaatst zijn. I. STADHOUDERS. 7

Ofschoon ik achter mijn geschrift: de Trouw van Kembrand, bl. 41, een aantal schilders heb opgenoemd, hetwelk zich omstreeks 1634 te Leeuwarden bevond, zoo komen toch de beide vervaardigers van dit kunststuk, die zoo veel aanspraak hebben op lof en erkenning, daarin evenmin voor als bij Immerzeel en Kramm. De laatste, die zoowel op bh 679 als op 1345 en 1363 deze schoone Begrafenis met eer vermeldt, kan slechts gissen, dat deze I. Reijners de zelfde zal zijn als Jelle Reiniers, die alleen als glas- schilder van Sneek bekend was, en dat J. Hermanni een bekwaam graveur en vermoedelijk een Fries is geweest. Geen ander werk van hen komt bij Muller voor, en toch bezat Mr. Bodel Nijenhuis een portret met beider namen van een kapitein Lauder, wiens persoon nu — vreemd genoeg — den bezitter, in weerwil van alle nasporing, onbekend bleef. Zulke raad­ selen doen zich in de kunstgeschiedenis dikwijls voor. — Met regt noemt Kramm deze lijkstatie »fraai en belangrijk voor de geschiedenis, geljjk al dergelijke Werken de ware bronnen zijn voor de kennis der volksgebruiken, kostumen enz." Bij dit No. 1687. in Muller's Historieplaten is nog het volgende gevoegd: WAPEN VAN ERNST CASIMIR, met zinspreuk Constant en daaronder zijn naam en titels, groot fol. Fraaije gravure, gelijk aan dergelijke van Maurits en Frederik Hendrik, alle voorkomende in Thibault, Académie de 1'Espée, Leide 1628, beschreven door Kramm 120, in het leven van Schelte van Bolswert.

„Belegeringe ent innemen van Oldenzeel (door Graaf ERNST CASIMIR), alsmede t' veroueren en opspringen van t' Huys te Laach. Anno 1626." (Wagenaar, XI 35.) Uit Commelyn, Leven van Fred. Hendrick, 16, plano. M. Hist. 1557. 34##. Vierde omslag. HENDRIK. CASIMIR I, Graaf van Nassau enz., geb. ín 1611 en in 1632 opvolger zijns vaders als Stadhouder en Kapitein- Generaal van Friesland, gelijk daarna ook van Groningen en Drenthe. £ía het bijwonen van vele krijgstogten onder Prins Frederik Hen­ drik, bij de bestorming van eene schans nabij Hulst in Vlaanderen gewond geraakt, overl. hij reeds in 1640, ongehuwd. a. Borstbeeld r. met platte kraag en sjerp in ovaal, waartusschen: Triplici patriœ, œtatn suæ xxix, (1640) met 4reg. lat. onderschrift en Qys- berlus Zybes exc.; in diens uitgaaf van van den Sande's vervolg op van Eeyd, 1650, fol. 174. 35. 6. Alsvoren 1. in lauwerkrans met wapen er tusschen, 2 regels onder­ schrift en 8reg. vers in boekdruk: »Hoewel u d' eerste wol" enz. 8°. -36, 8 A. PORTRETTEN.

c. Alsvoren ter zijde in harnas, get. door R. Keyert, »naar 't origineel te Leeuwarden op 't Hof," en gegr. door J. Houbraken, 8°. Uit Wagenaar. M. 437. 37. De groote geschilderde heeldtenis van dezen vorst ten voeten uit hangt op het Trippenhuis te Amsterdam, No. 428. Vijfde omslag. WIIXEM FREDERM, «raaf en daarna Torst of Prins van Hassau enz., geb. in 1613 en in 1640 opvolger zijns broeders, als Stadhouder van Friesland alleen en in 1650 ook van Groningen en Drenthe. Als krijgsman en staatsman was bij zeer geacht. Hij overleed in 1664. a. Borstbeeld r. met breede platte kraag over 't harnas, waarop een lint hangt met ordeteeken, dat hier een olifant schijnt en op het volgende een lang kruis is, welligt als Kommandeur der Dnitsche orde te Utrecht, zoo als hij in het 4reg. onderschrift genoemd wordt. In ovaal, waartusschen: Gloria parendi, œtatis sucs xxvn. (1640) Uit v. d. Sande als No. 35, fol. 216. Hiervan bestaat ook een druk met de namen van W. de Geest als schilder, C. V. Queòorn als graveur en H. TT. Coopman als uitgever. 38. b. Alsvoren 1. kleiner met naam en 1644 in den ovaalrand en 2reg. onderschrift; mede van achter bedrukt, 4°. 39. c. Alsvoren 1. grooter en ouder. Dit portret komt voor in de kronijk van Schotanus van 1658, doch later is daarvan deze druk gemaakt met versierden ovaalrand, gehecht op een uitgespannen kleed; met 3reg. lat. onderschrift, fol. M. 442. 40. d. Groot kniestuk, geharnast, met breede geborduurde kraag, kommando- staf in de hand en helm daarnaast, tegen een rots uitkomende en in 't verschiet een ruitergevecht bij Dylerschans, zijn laatste krijgsbedrijf. Onder een 8reg. vers van J. Westerbaen: »Mijn Vader Easimyr is voor Eoermond gebleven", enz. Naar de schilderij van P. Nason gegr. door Å. Blotelingh, uitgeg. door P. Tongerloo (na 4664), imperr. fol. M. 439. 41. e. Borstbeeld 1., verkleind in ovaal naar 't vorige door Schouman en Houbraken. Uit Wagenaar, 8°. M. 441. 42. ƒ. »Onderhandeling tusschen twee Afgevaardigden der Regeeringe van Amsterdam en Graave WILLEM FEEDERIK van Nassau, voor de Hofstede Welna aan den Amstel, in 't jaar 1650." Gezigt op de rivier, waarin het stadsjagt ligt, en op de stad in 't verschiet. Get. en gegr. door S. Fokke, br.. 4». Uit Wagenaar. Muller, Hist. 4995. 43. g. Voorstelling van het losbranden van een zadelpistool, dat, eerst wei­ gerende, bij het uittrekken van den stamper onverwachts losbrandde en den Prins in 't aangezigt kwetste, waaraan hij acht dagen later overleed (24 en 31 Oct. 1664); br. 4°. Uit Gottfried, Hist. Kronijk. M. Hist. 2198. 44. I. STADHOUDERS. 9

h. Klein plaatje van dit voorval, boven gem. LXXXVII, niet 4reg. vers er onder: %Prìns WILHEM FREDBIK , die door deugd en braave zeden Bij Fries en Batavier won achting, liefde en eer, Sneeft door het losgaan van zijn eigen schietgeweer". enz. kl. 12°. Ook zonder naam van vervaardiger. 45. AI..BERTHIE AGHiíES, Prinses van Oranje enz. tweede dochter van Prins Frederik Hendrik en Amalia van Solms, geb. in 1634, in 1652 gehuwd aan Graaf Willem Frederik, en na diens overlijden Voogdes over haren zoon (die volgt), tot 1679, toen zij Friesland verliet, doch spoedig hier terugkeerde en in 1696 over­ leed: wegens hare deugden en bekwaamheden, in moeijelijke tijden aan den dag gelegd, zeer vereerd. a. Groot borstbeeld r. in ovaal met afhangende krullende haren, waar- tusschen en om den hals een parelsnoer, op löjarigen ouderdom. Ger. van Bondthorst pinx., Com. Visscher scalps., P. Zoutman dirìgente, Anno 1649, met 2 regels lat. onderschrift, roijaal fol. 46. b. »'t Vorstelyk Lusthuvs 't Oranye-Wout in de Provins. Vrieslandt. Mttych. f ad viv. Amst. bij P. Fouquet Jr." De beide vleugels van het ge­ bouw, kort na 1664 gesticht door de Prinses, die daarin in 1696 over­ leed, br. 4°. 47. c. Gezigt op de landhuizen Oranjewoud en Oranjestein, in 1860 get. door A. Martin, lith. in kleuren door C. W. Mieling, br. roij. 8°. Uit van der Aa, Ons Vaderland, bij J. C. Loman Jr. 48.

Zinneprent op het huwelijk van Graaf WHIIIEM. FRE­ DERIK. en Prinses ALBERTIHE AG1ÍE§, den 2 Mei 1652 te Kleef voltrokken. (Wagenaar, XII 131; v. Aitzema, 111 650.) In het fronton van een praalgebouw stelt een allegorisch tafereel ter linkerzijde den Graaf voor, in harnas met hermelijnen mantel omhangen, die door Mercurius geleid wordt naar zijne ter regterzijde staande Bruid, wier hals en afhangende lokken versierd zijn door een parelsnoer, terwijl haar eenvoudig kleed ook door een hermelijnen mantel wordt omgeven. Tusschen hen zit een gelau­ werde Hymen op een hoorn van overvloed, en leggen twee Amors hunne pijlen op de echtelingen aan. Jupiter en Juno, met hunne attributen in de wolken gezeteld, aanschouwen met welgevallen dit tafereel, te midden van de schoone dreven van Kleef voorgesteld. Daar beneden is een fraai versierd doek uitgespannen, waarop een lat. bruiloftsgedicht van 84 hexameters in twee kolommen, met uit­ voerig opschrift: Epithalamium in nuptias WILHELMI FREDERICI et ALBERTINAE-AGNETIS etc. etc, aan hen opgedragen door de kwee- 10 A. PORTRETTEN.

kelingen van het E. K. Collegie te Turnhout, waar de Prinses toen woonde bij hare moeder, die deze heerlijkheid bij den Munsterschen vrede van den Spaanschen Koning had ontvangen. Ter wederzijden hiervan staan twee cariatiden, waarvan de linker versierd is met oranjeloof en de andere, met korenaren in de haarvlecht, een hoorn van overvloed houdt omvat. Deze schoon geteekende en uitmuntend gegraveerde plaat, hoog 67 en breed 45 duim , is het • werk van Erasmus Quellìnus, de jonge, en Schelle vim Bolswert (den broeder van Bote, die reeds in 4616 No. 22* zoo heerlijk graveerde), die toenmaals in Antwerpen woonden. Dr. P. J. van Maanen gaf van dit kunststuk, dat hoogst zeldzaam voorkomt, eene uitvoerige be­ schrijving in de Navorscher, 4855, V 54. Zie ook Bijblad 4855, 65, 144, VIII 37. Muller, Historieplaten,'No. 2022. 48*. Over de luisterrijke wijze, waarop dit huwelijk (waardoor de beide Stam - huizen van Oranje en Nassau vereenigd zijn) door de Staten van Friesland en Groningen van de Prinses-moeder verzocht en daarna te Heef voltrok­ ken en met tournooi- en ridderfeesten gevierd werd, terwijl de Graaf in- tusschen te Leeuwarden voor zijne gemalin den Prinsentuin deed aanleggen en versieren, zie men v. Aitzema, III 650; Holl. Mereurius, 1652, 27; Geschiedk. Beschrijving van Leeuwarden, II 308. Begrafenis van Prins WILLEM FREDERIK van Nas­ sau te Leeuwarden, den 15 Dec. 1664 O.S., den 6 Jan. 1665 N. S. in de Jakobijner kerk bijgezet, (v. Aitzema, V 53; Wagenaar, XIII 99.) Uitvoerige afbeelding van den gebeelen stoet, waar­ boven een doorloopend opschrift: „Rouw-Staetelijcke Lijk-pracht in de Uyt-Vaert en Begraeffenisse" enz. op 25 aaneensluitende bladen, hoog 20 en breed 50 duim, te zamen lang 12'h el. Op het eerste blad is 's Vorsten beeldtenis tusschen een trofee en ovaalrand met naam en zinspreuk. Nevens het laatste blad, dat het Hof met voor­ poort en wapen voorstelt, is eene opdragt aan Prinses Albertine en haar zoon, alsmede aan de Staten der drie provinciën en hunne Gedeputeerden door de Uitgevers Sixtus Regneri Arumtsma, Allardus Stellingwerf en Sachœus Sibema, 1666. Daar naast staan de namen der vervaardigers: F. Carré delineavit, M. Noé en C. Appeus sculpe- bant, P. Langweer scripsit. Zeer zeldzaam is dit werk, waarvan in Friesland geen ex. meer schijnt te bestaan. Het beschreven ex. in kwarto gebonden, is mij welwillend geleend uit de Koninklijke Bibliotheek. Bij het ex. van den Heer D. Fran­ ken Dz., thans in het Trippenhuis te Amsterdam, is eene beschrijving op twee breed folio, aan ééne zijde bedrukte, vellen. Muller, Hist. No. 2199. I. STADHOUDERS. 11

Kennelijk is de vorm en inrigting «ene navolging der Begrafenis van 1633 (hiervoor No. 34*), maar, daarbij vergeleken, is zoowel teekening als gravure zeer zwak en gebrekkig. In bet vorige kunnen de talrijke beelden voor portretten in bevallige houding doorgaan, hierin zijn de aan- gezigten zonder uitdrukking, en gelijken de beelden op poppen, terwijl geen der wapens geblasoneerd is in kleur. Was de kunstbeoefening in dertig jaren zóó zeer achteruitgegaan, of vertrouwde men de uitvoering aan ongeschikte handen toe? De teekenaar Carré wordt door Immerzeel, 128, een Fries genoemd, die, eerst onder de orde der Jezuiten tot den geestelijken stand opgeleid, uit neiging schilder werd, ja zich zelfs door den overleden Stadhouder tot hofschilder zag benoemd; Appeus was een geloofsgenoot van hem en is bij Rramm, die hem eerst Apens had ge­ noemd, enkel bekend als graveur van 't portret van Pater Cromstreijen; Mìchiel Noé was hier voorlezer bij de Waalsehe gemeente. P. Langweer had zeker, blijkens de van hem bekende titelplaten, beter werk geleverd, als aan hem 't graveeren der figuren was opgedragen. Met zijn fraai letter­ schrift behaalde hij nu de meeste eer der geheele uitgaaf. Naauw verbonden met deze begrafenis is een ander groot en zeldzaam kunstwerk, waarvan dit ex. een kort onderschrift heeft en andere exx. een uitvoeriger doorloopend opschrift hebben, als volgt: „Afbeeldinge van liet groot ongelliek. en geluck, 'twelk ge­ beurt is aen zijn Vorstel. Doorl: Prins JOIIAÜ MOITRITS van Nassau« komende van de Begraffenisse van den overleden Prins Willem van ÍTassou, Gouverneur van Vriesland, alwaer de Valbrugh binnen Franïcker inbrack, en zijn V. D. in 't water -viel met 5 Edellieden en ses Paerden. Geschiet den 6 Jan. 1665.'* (Zie Holl. Mercurius, 1665, 15; v. Aitzema, V 406.) De eerste der drie platen (ieder groot 46 en 38 duim) stelt het breken van de brug en het in 't water vallen van de te paard zit­ tende personen voor; de tweede de redding van den Prins en de derde den op den wal knie lenden Vorst, God dankende voor zijn behoud. Daarbij staat: Hendriek Fooken excudit., doch geen naam van teekenaar of graveur. 49. Van deze schoone platen bestaan vier verschillende drukken, welke door Muller, Historiepl. No. 2200, uitvoerig beschreven zijn, hoewel dit ex. nog van zijn derde druk c verschilt, dewijl het adres (van omstifeeks 1690) hier op de laatste plaat staat. Zijn volledige druk bevat bovendien onder de platen een 2Oregelig vers in 5 kolommen van Jac. v. d. Does, benevens de namen van de in het water gevallen personen; alsmede drie gegraveerde bovenstukken met beeldwerk, 6 lat. en 4 holl. verzen en 3 lat. opschriften, in het midden waarvan het portæet van den Prins. Hg 12 A. PORTRETTEN.

vermeldt verder, dat deze prenten zijn gegraveerd naar de teekeningen van P. Wouwerman, en dat ze steeds in hooge waarde zijn gehouden, daar ze in 1 766 bij Oudaan zelfs voor f 60— verkocht zijn. „Instorten van de brug te Franeker" is 't onderschrift van eene andere voorstelling, naar J. Buys gegrav. door R. Vinkeles en C. Bogerts, 12°. uit de kleine Vad. Geschied, in 25 dln. 50.

Zesde omslag. HENDRIK CINITIIIÎ II, Prins van Nassau enz., geb. in 1657, in 1672 tot Stadhouder en Kapitein-Generaal, en in 1675 tot Erfstadhouder, mede door Groningen en Drenthe, verkozen, aanvaardde in 1679 het bewind. Aan de krijgstogten van Willem III nam hij bestendig deel en werd in 1689 tot tweeden Veldmaar­ schalk benoemd. Deze edelmoedige vorst overleed in 1696. a. Jeugdig borstbeeld r. in lauwerkrans met wapen er tusschen, 2 reg. onderschrift en 8reg. vers in boekdruk: «Schiet op, Nassoussche Spruyt tot heyl der Seven Landen", enz. 8°. 51. 6. Borstbeeld r. in harnas met wapen in een legerkamp (door Romein de HbogâeJ, 4°. Uit Wissembach, Exercitationes, Fran. 1700. 52. c. Alsvoren 1. in ovaal met wapen en italiaansch onder- en achter- schrift in boekdruk, 4». 53. d. Te paard r. met lauwerkrans om 't hoofd. R. Brakenborgh pinx., J. Jacobs sculpsit, 8°. Uit de Nepos van Joh. Hilarides, 1686. 54. e. Borstbeeld 1. in ovaal met wapen en vele versierselen er boven en 2reg. onderschr.: »Ecquis ibi spirat vultus ?" etc. 8°. M. 447. 55. /. Alsvoren 1., door Schouman en Houbraken. Uit Wagenaar , 8°. M. 445. 56. g, h. Alsvoren r. en medaillon met rand- en onderschrift, en daarbij afzonderlijke beelden, houdende zijne wapens met onderschrift: »Frisia Te Genium." Beneden deze gravuren zijn geboekdrukte 12reg. verzen van F. Halma.- »Zoo sluit Vorst CASIMIER den reeks der Waereldvorsten," enz. en: »Hier praalt de Krijgsgodin met Nassaus Helden wapen," enz. 4°. 57. i. »De Prins van Frieslant, Erfstad-houder," te paard r. met gevecht er onder; gekleurde houtsneeprent, bij de Erve Hendr. van der Putte t' Amst. plano, met 2 versregels er boven. 58. k. Te paard 1. met gepluimden hoed, door Pieter Stevensz. bij Me. Vù- scher, fol. met 2 reg. onderschrift. M. 453. 59. I. Alsvoren met een veldslag in 't verschiet, z. n. fol. M. 452. 60. m. Te halver lijve met los hangend haar en een gevecht er achter, 2 reg. onderschr. 4°. Uit het Tooneel des oorlogs. M. 450. 61. n. Kniestuk r. in harnas met helm. Eng. zwarte kunst. P. Lely Ha. pinx., Car. Ållarå ex. gr. med. fol. 62. I. STADHOUDERS. 13

o. Borstbeeld r. met geborduurde das in ovaal. Zwarte kunst. P. Schenk fecit et ex. 3 reg. onderschr. gr. med. fol. 63. p. Alsvoren met langere das; veel fraaijere zwarte kunst. 2 reg. lat. onderschr. M. Musscher pinx., Â. Blootelivg fee. ei ex. gr. med. fol. M. 448. 64. r. Alsvoren, ouder, in rijken ovaalrand en daar beneden wapen en 3 reg. opschrift in sierlijk krulwerk. Prachtige gravure naar D. van der Plaets door den Frieschen graveur J. Munnikhuken, van Bolsward, roijaal fol. M. 4-44. 65. Hiervan komen ook exx. voor met adres:

Zevende omslag.

JAM WIIXEM FRISO, Fpim van Oranje en Nassau enz., geb. in 1687 te Dessau en na den dood zijns vaders door Koning Willem III tot diens erfgenaam benoemd, aanvaardde het bewind in 1707 over Friesland en in 't volgende jaar over Gronin­ gen en Drenthe. In den successie-oorlog onderscheidde hij zich door ongemeene dapperheid. In 1709 in 't huwelijk getreden, kwam de jeugdige held reeds in 1711 bij 't overvaren van het Hollandsche Diep ongelukkig om het leven. B. Geschied, v. Friesl. 300, 497. a. Borstbeeld 1. met los haar in harnas op jeugdigen leeftijd, in ovaal, zwarte kunst; boven: „Mentor laudis avitae", onder 3 reg. opschr. en 4 reg. vers: nDit 's WILLEM FBISOOS beelt," enz. door D. van Hoogstraten. B. Mourik ex. fol. M. 457*. 68. b. Zeer klein borstb. en medaillon met randschrift. 69. c. Jeugdig borstb. in harnas met mantel in rijk versierde lijst; daar­ onder wapen en 3reg. lat. opschrift als: »Princeps Nassavius" en 8reg. lat. vers van D. Hoogstratanus.- »Hanc faciem gerit," ete. B. Faülant del., P. van Gunst sculp., F. Halma exc. roijaal fol. M. 454. 70. Zie over de uitgave van dit afbeeldsel, door Halma in 1698 aan de Staten van Friesland opgedragen , bl. 56 van den Catal. der Sted. Bibliotheek. d. Het zelfde portret en koper, doch met veranderde das, aangevuld 14 A. FOKfBETTBft.

wapen en kei opschrift (zonder het woord FRÏSO) na, Ba 1702: »Princeps Auriacus et Nassavius" enz. verder als 't vorige. 71. e. Alsvoren, doch de plaat omgeven door een breeden rand metwapen- trofeën en oorlogstuig, gegrav. door I. de Leeuw., imperr. fol. 72. ƒ. Geheel ander borstbeeld r. in harnas met hermelijnen mantel in een ov. lijst, staande tegen een ztril, op wier voet zijn omkomen is afgebeeld, waarop een treurende genius wijst. Gerard Sanders inv., P. Tanjé fee, Amst. 1751. Soc. Bibl. Bott. ex., roijaal fol. M. 455. 73. ff. Dergelijk portret 1., doch over 't schouder ziende, ook met lang haar in harnas, zonder mantel; in breeden ovaalrand met naam en veel bijwerk, waartusschen eene afbeelding van den slag bij Malplaquet, waarin hij de grenadiers tegen den vijand aanvoert. S. B. Qaiter pinæ., H. Pothoven om. del., J. Houbraken sculp, 1752. Haffman en Meijer ex., roijaal fol. M. 458. 74. h. Verkleinde kopie r. door Houbraken. Uit Wagenaar, 8°. M. 459. 75. Í'. Zeer groot borstbeeld r. met alongepruik in harnas, in ovaalrand, met medaillons er boven en door vele versiersels omgeven; onder het wapen 4 reg. lat. opschrift en opdragt aan de Staten van Friesland door F. Halma ,• geschild, door Folders en gegr. door P. van Gunst, roijaal plano, 58 en 43 duim. 76. Zinnebeeldige voorstelling- van het huwelijk van Prins J. W. .FRIS© en aankomst met zijne bruid te Leeuwarden (1709); de Prins in romeinsche, de Prinses in moderne kleeding, doch op sandalen, staande vóór eene trofee op een kleed met de namen en bastions der door hem veroverde vestingen. Talrijke beelden om­ geven de hoofdgroep en nog meer de zegekar, waarop de Prins ter linkerzijde door eene eerepoort rijdt. Deze grootsche ordonnantie is geteekend door A. Houbraken en gegr. door M. Pool. De plaat zelve is hoog 56 en breed 80 duim, waaronder 4 reg. lat. opschrift, waarin F. Halma dit gedenkteeken opdraagt aan Prins Karel, Land­ graaf van Hessen-Kassel, den vader der Prinses. Olifants plano. M. 462. 77. „Het ver dr enken van Prins J. W. Friso in t' o ver vaaren van de Moerdijk den 14" Julij 1711;" historieplaat, waarop de wind in het zeil der schouw slaat en de Prins uit de omslaande koets in den stroom valt. B. Picard del. 1729, plano. Uit Le Clerc, Hist. des P. B. 78. Achtste omslag. WAMM.A. 14WJISA.., Prinses van Hessen-Kassel enz., geb. in 1688 «n in 1709 in 't hawelijk getreden met Prins Jan Willem I. STADHOUDERS. 15

Friso, na wiens overlijden in 1711 zij tot 1731 voogdes was over haren zoon (die volgt) en na het overlijden van diens weduwe, Prin­ ses Anna, van 1759 tot aan haren dood in 1765 Gouvernante over haren kleinzoon, Prins Willem V, als Stadhouder van Friesland. Gedurende de 56 jaren, dat zij te Leeuwarden woonde, was zij wegens hare deugden een voorwerp van algemeene hoogachting en liefde, welke nog in het tegenwoordige geslacht voortleeft.

a. Zeer groot borstbeeld 1. op jeugdigen leeftijd, doch reeds weduwe volgens de 4 regels lat. onderschrift; in losse Meeding, door een mantel met hermelijnen rand omgeven. In fraai bewerkten ovaalrand met medaillons er boven en lauriertak beneden, waartusschen haar wapen. Als pendant van No. 76 ook geschild, door Volders en gegr. door P. van Gunst, door F. Halma aan de Prov. Staten opgedragen. 79. 5. Klein borstb. r. op rijperen leeftijd ín cirkelrand met opschrift erin. Naar J. Buijs door R. Vìnkeles en C. Bogerts. Uit de kleine Vaderl. Geschied. 12°. 80. c. Alsvoren in vierk. lijst, met 4 reg. onderschrift, naar Sanders door Vinkeles, 8°. Uit het vervolg op Wagenaar. . 84. d. Grrooter borstbeeld r. in ovale lijst, die door het beeld der gods­ vrucht wordt vastgehouden tegen een zuil, op wier basement 3 regels op­ schrift en eene zinnebeeldige voorstelling. G. Sanders del., P. Tanjé scidp. 1751. Soc. Bibl. Rott. ex., roijaal fol. M. 464. 82. e. Borstbeeld r. in haar ouderdom, in ovaal met wapen en 4 regels op­ schrift. Naar B. Accama gegr. door C. F. Fritseh en uitgeg. door J. A. de Chalmot vóór haar leven, 1765. (Cat. Bibl. D. 68) 4°. 83. f. Alsvoren, proefdruk zonder letter, doch met ander 3reg. onderschrift, op fol. papier. 84. g. Alsvoren, enkel in ovaal naar 't vorige gegr. door W. van Semts, Arnst. bij E. Maaskamp, 8°. Uit Stuart's vervolg op Wagenaar. 85. h. Grrooter borstbeeld r. in breede versierde lijst met naam, wapen en wierookvat, waaronder twee zinnebeeldige voorstellingen. B. Accama pinx., H. Pothoven effig. et om. del., J. Hoitbraken sculp. 1751, Haffman en Meijer eæ., roij. fol. M. 463. 86. Deze beeldtenis is gevolgd bij het schilderen van het groote portret der Vorstin, hetwelk de groote Raadzaal versiert. i. Historische voorstelling van het Sterfbed der Prinses; met ccvm er boven en 8 regels vers er onder en 1765, 12°. 87.

„Rouw-statelyke JLykpragt, of Uitvaart van Prinees MARIA IiOUISA enz., den 13 Junij 1765 plegtig in het ehoor van de Jacobijner of Groote Kerk te Leeuwarden nevens haaren 16 A. PORTRETTEN.

Gemaal bijgezet." Met 4 regels onderschrift. R. Jelgerhuw ad viv. delin. et sculpsit 1765; breed gr. med. fol. x 88. „Nauwkeurige Afbeelding dei* LijK-statie van MARIA LOUISA« Douairière van Prins J. W. Friso enz. plegtig volvoerd binnen Leeuwarden op den 13en van Wiedemaand 1765 enz. In 22 vel koopere plaaten, en beschryving van de plegtigbeit. Uit­ gegeven door Abr. Ferwerda en Rienk Jelgerhuis" (den teekenaar en graveur). De onderschriften en namen der personen onder de 21 platen zijn geboekdrukt. De laatste plaat (No. 88) geeft als ver- zamelblad een algemeene voorstelling van den optogt op het Jako- bijner kerkhof. Vóór is een opdragt met wapens aan Ged. Staten en achter zijn twee bladen beschrijving en een naamlijst van de 92 inteekenaren. Breed gr. med. fol. M. 465. (Zie Cat. der Sted. Bibl. D 15.) 89. De teekening en de etsen zijn nog minder dan de begrafenis van 4664 en met weinig smaak uitgevoerd. Negende omslag. WILLEM CAREL HE&DRIK FRISO , frin» van Oranje en IUassau enz. geb. te Leeuwarden den 1 Sept. 1711, zes weken na het omkomen zijns vaders. Na in 1718 tot Stadhouder van Groningen en in 1722 van Drenthe en Gelderland verkozen te zijn, aanvaardde hij in 1731 het Erf-stadhouderschap van Friesland, huwde in 1734 reet Anna, Kroonprinses van Groot-Brittanje en zag zich in 1747 door de volksstem tot Erf-stadhouder van alle overige provinciën uitgeroepen en als WILLEM de vierde met waar­ digheden als overladen. Onder zoo vele staatszorgen bezweek de Prins reeds in 1751, wegens zijne deugden en edeîe gezindheden algemeen betreurd, ook in de talrijke geschriften, opgenoemd in den Cat. der Sted Bibl. bl. 259-264. o. Klein borstbeeld r. op elfjarigen leeftijd in ovale lijst, te midden van talrgke zinnebeeldige personen en sieraden. Heerlijke gravure, B. Picart invenit et sculp. 1722, br. gr. 8°. 90. b. Jeugdig borstb. r. in ovale lijst met wapen en 8reg. lat. onderschr. van L. de Haan.- sHeroum augustus sanguis" etc. Naar P. van Dijk door J. Houbraken, 8". 91. c. Borstb. 1. ook met los lang haar en staf van bevel in de regterhand. Onder: wapen, 2 reg. opsehr. en 8reg. vers van /. Spex .• »Aanschou hier FRISOOS beelt", enz. Zwarte kunst naar P- van Dijk door /. Faber te Lon­ den, 1735, gr. med. fol. M. 289. 92. I. STADHOUDERS. 17

d. Alsvoren, doch omgekeerd en kleiner, gegraveerd na de verheffing, volgens het 5reg. onderschrift, zonder eenigen naam, gr. 4°. 93. e. Borstb. met korte pruik r., als algemeen Stadhouder, in zeer ver­ sierde lijst en zinneb. voorstelling er onder. G. Sibelius fecìt. 4°. M. 297. Afzonderlijk zijn hierbij gevoegd eene teekening met daarnaar gevolgde en veel veranderde gravure van J. C. Philips, 1749, voorstellende met beeld­ werk versierde Wapens van den Prins en van zijne gemalin en moeder, geplaatst boven een opdragt. 94. f. Alsvoren 1. in rok, waarop een ster en bandelier, met hermelijnen mantel over de regterhand, die een wapen vasthoudt, in versierde vierk. lijst. G. Sanders del., P. Tanjé fecit, 1750, gr. 4°. M. 294 95. g. Alsvoren r. grooter, in harnas en mantel, met vele sieraden en twee geniussen, die de ovale lijst aan een zuil vasthechten. Naar G. Sanders ook gegr. door P. Tanjé, 1750. Als 't vorige uitgeg. door Soc. Bibl. Rot., roijaal fol. M. 280. 96. h. Geheel ander borstb. r. in rok met ster en mantel, in breede ver­ sierde lijst, waaronder een zinneb. voorstelling. Nu door E. Pothoven naar 't leven get. 1751 en gegr. door /. Eoubraken, bij Eaffman en Meijer, roijaal fol. M. 296. 97." i. Grooter borstbeeld 1. in harnas met ster en bandelier in breeden ovaalrand met naam; onder wapen en 4reg. opschrift tusschen helm, zwaard en vlag. Aued pictor R. galliœ Chrwtmi pinxit, Balechou sciilpsit, roijaal fol. M. 277. 98. Ofschoon Tanjé en Eoubraken in de vorige portretten wedijverden om te toonen, tot welk een volkomenheid zij toen de graveerkunst in ons land hadden opgevoerd, zoo werden zij echter door dit laatste kunstwerk van een Franschman overtroffen. Te vergeefs poogde Houbraken het te evenaren, toen hij daarvan in 1753 eene navolging gaf in: k. Kleiner borstb. 1. naar 't vorige met veranderde ornamenten en 4 regels holl. bijschrift. Bij Tirion, roijaal fol. M. 278. 99. I. en m. «Afbeelding van 't Sterf- en Parade-Bed van Z. D. H. 1751." Het laatste nog eens grooter en door 9 medaillons en 7 wapens der pro­ vinciën omgeven, met adres van T. Crajenschot. Beide gravures zonder na­ men, breed fol. iOO. „Vertooning der liykstatie van Prins WïlLEM IV op de Groote markt te Delft," op den 4 Febr. 1752. o. Door S. Fokke get. en gegrav., bij F. Eouttuijn. Uit de Nederl. Jaerb. breed 4°. M. 311. Hierbij eene b. Kleine voorstelling, 7 rijen boven elkander, z. n. breed kl. 8°. 401. c Alsvoren, grooter, in 6 rijen, z. n. br. fol. 102. Hierbij is gevoegd een gegr. blad, waarop 12 gedenkpenningen, op den Prins geslagen, uitvoerig zijn afgebeeld.

d. Zeer breed blad, in 5 rijen, met uitvoerige beschrijving van lOONos. er onder in boekdruk. J. Iiesoet ad vivum et fecit, 's Hage bij D. Langeweq, 1752; in 2 bladen roijaal plano aaneen. M. 313. 103. e. Gezigt op het marktplein, met 6 reg. onderschrift in drie talen, zijnde plaat 41 van de uitvoerige Lyk-staetsie, door P. vau Cuyk Jr. en J. Punt in 1755 uitgegeven en met de Afbeelding van de zaal en 'tpraal- bed voorkomendein den band D 54 van den Cat. der Sted. Bibl. M. 310. 104. Tiende omslag. Eereprenten op Prins WII..IÆM. IV. Verzameling van 16 bladen, waarop 25 versierde portretten, zinnebeeldige en histo­ rische voorstellingen betrekkelijk 's Prinsen verheffing en overlijden met bijschriften en lofverzen. 105—120. Al deze platen getuigen van den geestdrift des volks, van zijn liefde voor den Vorst en van den toenmaligen kunstzin der natie. Hierbij behoort de band der Inhuldigingen, van Huet en Andriezsen, als D 53 beschreven in den Cat. der Sted. Bibl. — Van de menigte verzen en bijschriften is het beste het volgende, dat onder het portret No. 99 wordt gevonden: Dit 's 't weezen van een Vorst, die ons in 't harte droeg, Van groot en klein bemind, van Land en Kerk gepreezen, Zachtzinnig, minzaam, trouw, godvruchtig 't is genoeg: Die Friso nimmer zag, erkenn' dus Friso's weezen. Elfde omslag. ANNA, Prinses van Brunswijk* lúunenburg-, Han- nover enz. * Kroonprinses van Groot-Brittanje, geb, in 1709, in 1734 in den echt getreden met voorgen. Prins W. C. H. Friso en na diens overlijden van 1751 tot aan haren dood in 1759 Gouvernante en Voogdes over haren zoon Prins Willem V. a. Borstbeeld 1. in ovaal met wapen en 6 regels vers van J. D. R. .• »Hier ziet gij Friso's lust", enz. W, Jongman sculps. 8°. 121.

b. Alsvoren r in vierk. lijst met vele versierselen en 3 reg. onderschrift. Naar H. Pothoven door B. Vinkeles, 1788. Uit het vervolg op Wagenaar, 8°. 122. c. Alsvoren, kleiner, in cirkelrand met naam. Naar J. Buijs door Vinkeles en Bog'eris. Uit (Fokke) Vad. Geschied. 12". 123. d. Alsvoren, in ovaal, met 3 reg. schrift. Naar Pothoven door W. van Senus. Uit Stuai-t's vervolg op Wagenaar, 8°. 124. e. Alsvoren r. met hermelijnen mantel in rijk versierde vierk. nis. Naar O. Sanders door P. Tanjé', pendant van-No. 95 (1750), gr. 4°. Proefdruk voor de letter. M. 329. 125. /. Alsvoren r. kleiner en jonger, in ovaal met wapen en 3 reg. fransch onderschr. B. Bernaerts sculp. 8°. M. 325, en I. STADHOUDERS. 19

g. Borstb. 1. ouder, met hare twee jeugdige kinderen in 3 ovalen, tus- schen vele sieraden. C. F. Fritzsch fecit, T. Crajenschol ex. å°. M. 331. 126. h. Grooter borstbeeld 1. met mantel in rijk versierden ovaalrand met naam en hartenkroon er boven; beneden eene zinneb. voorstelling tusschen ornamenten. H. Pothoven del., 3. Houbraken sculps. 1750, Haffman en Meijer ex. , roijaal fol. M. 328. 127. i. Hare twee jonge kinderen, WILLEM en CAROLINA , houdende het eerste een wapen en het andere een oranjetakje, in een versierde toog met tuin er achter; onder ieder 4 reg. opschrift. G. Sanders del., P. Tanjé'fecit, 17'51, Soe. Bibl. Rot. ex., roijaal fol. M. 342. Beide laatste zijn uitnemend schoone gravures. 128. Van nagenoeg al de hier vóór vermelde Stadhouders en hunne gemalin­ nen (gelijk ook van eenige andere Nassausche Vorsten) bestaan er groote geschilderde Portretten in het voormalige Prinsen Hof, thans het Konink­ lijk Paleis, te Leeuwarden, dat wij duurzaam vereeren als een monument van het verblijf der bovengenoemde aanzienlijke en voortreffelijke perso­ nen , die de voorouders waren van ons tegenwoordig Koninklijk geslacht. Eene lijst van 18 dezer stukken heb ik met eene korte omschrijving in 1840 afzonderllijk in kl. 8°. laten drukken en toen ook medegedeeld in mijn Handboekje voor reizenden door Friesland, bl. 21.

Twaalfde omslag.

CAROIiIlTA * Prinses van Oranje enz., dochter van Willem IV en Anna, geb. te Leeuwarden in 1743, in 1760 gehuwd aan CAREL CHBISTIAAN, Prins van Nassau- Weilburg, Generaal der infan­ terie en Gouverneur van Bergen op zoom. In 1765 volgde zij in Friesland voor een jaar haar grootmoeder Maria Louisa op in de voogdij over haar minderjarigen broeder. Zij werd moeder van vijf zonen en vijf dochters en overleed in 1787; hij in 1788. a. Borstbeeld r. in ovaal met 2 regels schrift. Naar H. Pothoven gegr, door W. van Senus. Uit Strçart, Vad. Gesch. 8o. 129. b. Te halver lijve op een stoel, op elfjarigen ouderdom, in versierden ovaalrand met zinneb. voorstell. er onder. Misard pinx., H. Pothoven eff. et om. del., 3. Houbraken sculp. 1754, bij Haffman en Meijer, roij. fol. M. 533. 130. c. Ten voeten uit, rijk gekleed met herm. mantel, in een tuinkamer op 12jarigen leeftijd; met 3reg. opschr. Naar P. F. de la Croix uitvoerig ge­ graveerd door P, Tanjé, 1755, imperr. fol. M. 531. 131. d. Haar Gemaal bovengenoemd, borstbeeld r. in vierk. versierde lijst. T. P. C. Haag del., B. Vinkelea seulp. Uit het vervolg op Wagenaar, 8°. M. 530. 132. 2* 20 A. PORTRETTEN.

„Plechtige Trouwstatie van Prins CA REL, en Prinses CAROEiIlíA, op 5 Maart 1760 geschied in de Groote Kerk van 's Gravenhage." Groote en zeer uitvoerige afbeelding van Kerk en Koor met honderden uitgedoschte personen. Deze plaat, groot 42 en 55 duim, heeft beneden twee wapens; als proefdruk ontbre- kne hieraan het onderschrift en do namen der vervaardigers. P. G. van Balen was er uitgever van blijkens bijgevoegde verklaring in 't fransch en ned. in 23 Nos. Afzonderlijk zijn hierbij gevoegd een Zee- gen-wensch met curieuse houtsnee bij B. Koene en de Extraordinaire 'sGravenhaegse Courant , 1760, No. 29, met „Omstandige Be- schryving van de Plegtigheeden," in plano. 133, 134.

Dertiende omslag.

WIIXEBI V •» Prins van Oranje en Wassan enz. ? Erfstad- houder der Vereenigde Nederlanden, geb. te'sHage in 1748; hij aan­ vaardde het bewind in 1766, trouwde in 1767 met FREDERIKA SOPHIA WILHELMINA, Prinses van Pruissm, verliet het vaderland in 1795 en overleed te Brunswijk in 1806. Gat. Bibl. 265. a. Zeer jong in ovale lijst op den schoot van Minerva, nevens de verga­ derzaal en boven de prijsmedaille der Holl. Maatschappij der wetenschappen te Haarlem. Door S. Fokke bij F. Houituijn, 8°. 135. b. Kniestuk naast een stoel op 6jarigen ouderdom , in ovaal met naam en vele sieraden er om en zinneb. voorstelling er onder. Misard pinx., H. Pothoven eff. et om. del.. 3. Houbraken sculp., Ihffmann en Meijer ex., roijaal fol. Pendant van No. 130. M. 343. 136. c. Ten voeten uit, op zesjarigen leeftijd, rijk gekleed, tusschen zuilen, een helm, globe enz. met leger en vloot in 't verschiet. Naar P. T. de la Croix uitvoerig gegr. door P. Tanjé, 1754, als tegenhanger van No. 131, imp. roij. fol. M. 344. 137. d. De zelfde plaat, waarop het gelaat met kraag uitgeslepen en ver­ vangen is door een ouder hoofd met pruik en linten. Het jaartal is weg­ genomen en onder de 4 reg. opschrift en privilegie is gesteld: G. Bom excudit • 1766, imp. rog. fol. 138. e. Borstbeeld r. in herm. mantel met kommandostaf, in ovaal met naam, omgeven door ornamenten en zinneb. voorstelling er onder. T. P. C. Haag pinx., A. Schouman del., J. Eoulralcen sculps. (1766), roij. fol. M. 348. 139. f. Dergelijke geheel andere voorstelling 1. met nog meer sieraden om­ geven en keurig uitgevoerd. G. van Nijmegen ad vìvum del. 1765, par Beau- varlet, Graveur du Roy, apud J. Burgvliet, Roti., imp. roij. fol.M. 347. 140. I. STADHOUDERS. 21

g. Borstb. op een Gedenkpenning met keerzijde: een boom met omschrift : »Hy is tot onzen wensch gekomen." Geëtst door Rienk Jelgerhuü, te mid­ den van een geboekdrukt opschrift en drie verzen van A. Jeltema op de aanvaarding van het Stadhouderschap er onder. Leeuw, bij Anne Jeltema, 1766, plano. 141. Ji, ^Zinnebeeldige voorspelling uit de letteren van de naam van Prins WILLEM IV in 1733 in een hoogd. handschrift aan hem opgedragen en om de gewenschte vervulling op 8 Maart 1766 door den Autheur in het nederd. vertaalt." Acht 6regelige verzen, waarvan de versierde voorletters, verbeel­ dende een geluksroede, gegraveerd zijn door R. Jelgerhuis; het vers get.: J. Ph. Dorres Auctor. Franeker bij N. Udink, gr. med. plano. 142. i. Groot borstb. r. met band en ster op de borst. Zwarte kunst, 2 reg. onderschr., naar Haag door J. Oreenwood, roijaal fol. 143. h. en l. De Prins en Prinses te paard met gevolg. Naar Haag door Vinlceles, 1779, gr. med. fol. M. 351 en 363. 144, 145. m. De Prinses, borstb. 1. in ovaal met mantel en pluimen in het als pruik gekapte haar; met 5 reg. onderschr. en twee wapens. B. Bohmeij del., M. d' Sallieth fee. et ex. Proefdruk, gr. med. plano. 146. n. Zinnebeeldige voorstelling op het overlijden van den Prins, wiens portret en medaillon naast het beeld van Clio staat; daarachter een engel, wijzende op een tombe met opschrift. Onder 8 reg. vers: »Hij rust, die, in den loop van zijne ontrnste dagen", enz. J. v. L. Huhebosch exa. 1806, 8°. Proef­ druk. 147. o. Groote Gedachtenisplaat van 't overlijden van den Prins: een tombe met obelisk, waartegen zijn portret tusschen twee vrouwenbeelden, met twee andere aan den voet, in een tempel met bosch er achter; onder 8 regels vers. O. Forsel sculp., bij J. Groenewoud te Amst. Proefdruk, imp. roijaal plano, groot 51 en 36 duim. 148. Prins WIIilÆM GEORGË FREDGRIK, de tweede zoon van Willem V, geb. in 1774 en overl. in 1799 te Padua als Generaal in Oostenrijksche dienst. Fraaije zwarte kunst, met 3 reg. eng. onderschr. Painted bij II. Jones, Painter to the Emperor of Ger- many, Engraved bij F. Green, 1797 , roij. fol. M. 527. Cat. Bibl. 266. 149.

Veertiende omslag.

WIULEM I>E EERSTE, I-Loning der Mederlanden enz., geb. in 1772, in 1791 gehuwd aan FEEDEEIKA LOUÏSA WILHEL- MINA , Prinses van Pruissen, verliet in 1795 het vaderland, waarin hij in 1813 werd teruggeroepen als Souvereine Vorst; na de ver- eeniging met België werd hij in 1815 gehuldigd als Koning der Ne- 22 A, PORTRETTEN.

derlanden, deed in 1840 afstand van den troon en overleed te Ber­ lijn in 1843. a. Als Souvereine Vorst, borstb. 1. in ovaal met ster. Geteekend door H. W. Caspari, gegraveerd door W. van Senus f1814), bij F. J. JPeìjgand, met 6 reg. vers van M. Westerman: »Heni, die door God geleid, aan Nederland her­ geven", enz. kl. med. fol. Proefdruk. M. 386. 150. 6. Als Koning, borstb. 1. in ovaalrand, met krans en 3reg. onders. J. W. Pieneman ad vivum pinx., W. van Senus sculp., F. J. Weygand ex. (1815), fol. 151. c. en d. De Koning en Koningin te paard in een landschap (pendanten). N. Sonnenberg del., A. en P. v. d. Beek sculp. et ex. met 3 reg. onderschrift. Beide proefdrukken, roijaal fol. 152, 153. e. De Koning ten voeten uit voor een troonzetel met zinnebeelden ter zijde; opschrift en 6reg. vers van A. van der Hoop Jr.: »Moed, wijsheid, heldenkracht en kinderlijk vertrouwen" enz. Fraaije aqua-tinta van H. W. Hoogkamer bij /. Guykens (1830), superr. fol. 154. Eene dergelijke beeldtenis des Konings, doch in een paleis voorgesteld, is in 1832, op verzoek der Regering van Leeuwarden, geschilderd door W. B. van der Kooi en geplaatst in de Groote Raadzaal van het Gemeentehuis. ƒ. Borstbeeld 1. in ovaalrand, geschilderd door J. W. Pieneman, gegr. door B. Taurel en door dezen Directeur der Graveerkunst aan de Kon. Aka- demie te Amst. aan de Koningin opgedragen; bij F. Buffa en zonen (1831), gr. med. plano. Heerlijke gravure even als de volgende. M. 381. 155. g. Buste der Koningin, waaronder eenige immortellen enz. in randwerk. Naar het model van L. Boy er gegrav. door H. W. Couioenberg (1837), roijaal fol. M. 394. 156. De afbeeldingen van den Begrafenisstoet des Konings en der Koningin zijn met de Beschrijving vermeld in den Cat. der Sted. Bibl. D 80.

Vijftiende omslag.

WILLEM DE TWEEDE , Koning der Nederlanden enz., geb. in 1793, deelde de ballingschap met zijne ouders, doch vond eerlang in Engelsche dienst gelegenheid zich onder Wellington als krijgsman te onderscheiden en daardoor, na de herstelling des va­ derlands, bij Waterloo roem te behalen, even als in 1831 als Veld­ maarschalk. In 1816 in het huwelijk getreden met ANNA POLOWNA , Grootvorstin van Rusland, volgde hij in 1840 zijn vader op en werd als Koning gehuldigd. In 1848 bevorderde hij de herziening der grondwet en overleed den 17 Maart 1849 te Tilburg. Cat. Bibl. 267. I. KONINGEN. 23

a. De Kroonprins en Prinses bij hun huwelijk, kniestuk door gordijnen en wapens omgeven. Proefdruk der schoone gravure van P. Velijn naar J. W. Pieneman, gr. med. plano. M. 407. 157. e. De Kroonprinses te halver lijve in pelsmantel. Met 6reg. vers van M. Westerman: «Verheft gij 't moedig hoofd, O achtbre Nederlander 1" enz. Naar C. Ceü door W. van Senus bij W. Esser, 's Hage. Proefdruk, gr. med. fol. (1816). 158. c. De Prins als opperbevelhebber van het leger in 1830, borstb. r. met 8reg. vers van A. van der Hoop Jr.: Dank God, mijn Vaderland, bij 't Beeld van d' eedlen Vorst," enz. lithogr. op chin. pap. fol. z. n. M. 400. 159. ä. Alsvoren als overwinnaar te Hasselt en Leuven (1831), ten voeten uit in een kamp; aquatinta van ff W. Hoogkamer bij J. Guijkens, chin. pap. superr. fol. M. 401. 160. e. Als Koning, groot kniestuk 1. in burgerkleedìng aan een tafel voor een stoel; met 5 reg. onderschr. van F. de Magnée, Calligraphe, la Haye, dwz Ten Hagen (1841), chin. pap. gr. med. plano. Fraaije lithographie. 161. f. Borstbeeld r. in ovaalrand, geschilderd door J. A. Kruseman, gegrav. door B. Taurel, schoone pendant van No. 155, ook bij Buffa (1841), chin. pap. gr. med. plano. M. 397. 162. g. en h. Twee silhouetten en buste van Koning en Koningin in rijk ver­ sierde randen met kroon er boven, gemodelleerd door L. Boijer in 1840 en met den poincteur kunstmatig in 't koper gegraveerd door J. D. Steuer- icald te 's Hage, groot med. plano. Fraai en zeldzaam. 163, 164. „Standbeeld en Gtedenkteeken voor Z. BI. WIULEBIII, opgerigt te 's Gravenhage door het dankbare Nederlandsche volk." Gekleurde steendruk op glad karton door P. W. v. d. Weijer te Utrecht, gr. med. plano. 165. WILLEM fRE»ERII£ KARËL, Prins der Mederlan- den enz., eenige broeder van Willem II, geb. in 1797, in 1825 gehuwd aan LOUISA AUGUSTA WILHELMINA AMALTA, Prinses van Pruissen (overl. in 1870). a. Groot borstbeeld 1. in het kostuum van Grootmeester nationaal van de orde der Vrijmetselaren in Ned. met 4reg. bijschrift, van Jan Schouten : »'t Geweld en 't bijgeloof moge elders de orde doemen", enz. 1831 ; litho­ graphie van M. A. van Straalen bij Houtman te Utrecht, superr. plano. 166. SOPIIIA, Prinseis der Hederlanden enz., eenige dochter van Willem II, geb. in 1824, gehuwd in 1842 aan KAKEL ALEX- ANDER AUGUST JAN, Er f groot hertog van Saksen- Weimar-Eisenach. a. Borstbeeld op 17jarigen leeftijd, toen zij in 1841 met hare ouders Leeuwarden bezocht; in Friesche kleederdragt met kanten muts en juweelen 24 A. PORTRETTEN.

naald. Deze penteekening op steen, zonder naam, viel zóó slecht uit, dat de uitgever daarvan eene betere liet vervaardigen in b. een bevallig kniestuk met ruiker in de linkerhand en bloemen op den achtergrond. Nu met crayon op steen geteekend door M. Mourot, te Groningen hij J. Oomkens, beide superr. fol. 167, 168.

Zestiende omslag. WILLEM DE DERDE, Honing der Nederlanden enz., geb. den 19 Februari) 1817 en als opvolger zijns vaders plegtig ge­ huldigd den 12 Mei 1849, nadat hij den 18 Junij 1839 was gehuwd aan SOPHIA FREDERIKA MATHILDA, Prinses van Wurtemberg, geb. den 17 Junij 1818. «. en b. De Kroonprins en Prinses bij hun huwelijk, zittende kniestuk­ ken , met een bergachtig landschap in 't verschiet. Fraaije lithographiën van J. O. Schreiner bij O. Küsiner (te Stutgard), roijaal fol. 169, 170. c. »Komst van Z. M. Koning WILLEM III op den Dam, bij H. D. pleg- tigen intogt in de Hoofdstad des rijks, 12 Mei 1849." Steendruk in tint van C. W. Mieling bij A. O. Kruseman, br. imp. fol. 171. d. De Koning in het kostuum van hoofd-officier der marine ten voeten uit aan het strand. Geschilderd door N. Pie/ieman, 4851, gegraveerd door /. IV. Kaiser 1852, olifantsfol. 172. Deze groote en schoone beeldtenis (in rand 52 en 42 duim) heeft de Koning op zijne kosten laten graveeren en enkel als present-exx. uitge­ reikt. Toen ik van 's Konings intogt en verblijf te Leeuwarden in 1852 een verhaal geschreven en een afschrift daarvan hem toegezonden had, behaagde het Z. M. mij van dit portret 2 exx. te vereeren, een voor het Archief (door hem 23 April 1852 bezocht) en een voor mijne eigene verzameling. Het eerste is in lijst opgehangen in de kamer van Burgemees­ ter en Wethouders, waarin Z. M. toen audiëntie had gegeven. e. Groot borstbeeld des Konings 1. in ovaal en kleuren. Naar de schil­ derij van J. Spoel in chromolithografie bewerkt door W. B. IJzerdraad te 's Hage en uitgegeven door E. Nijgh te Rotterdam. (1858) 173. ƒ. Prins WILLEM en Prins MAURITS, de twee oudste zonen des Ko­ nings , op zes- en vierjarigen leeftijd , de eerste staande, de tweede zittende afgebeeld, met veel bijwerk omgeven. Proefdruk op groot fol. en chin. papier der fraaije gravure van /. P. Lange, uitgeg. door A. C. Kr'iseman (1848). Zeldzaam ex. uit de nalatenschap des graveurs, die, even als Prins Maurits, kort daarna is overleden. 174.

Na het bouwen van de groote Kaadzaal in 1760 wurden daaiïn de levensgroote afbeeldingen geplaatst van acht Frieseiie Stadhouders, met I. STADHOUDERS. 25

basreliefs in graauw daarboven en vier zinnebeeldige voorstellingen boven de dubbele deuren er nevens, geschilderd door M. Accama , R. Keijert, en R. Jelgerhuis alhier. (De beteekenis dier voorstell. is verklaard in den Tegenw. Staat van Friesland, II 118. Zie ook Geschiedk. Beschrijv. v. Leeuw. II 346.) Die portretten moesten echter voorden storm der om­ wenteling van 1795 bezwijken en werden daarna in deze vakken ge­ plamuurde doeken geplaatst. In 1830 besloot de Regering daarin de beeldtenissen te doen schilderen van den Koning, Prinses MABIA LOUISA en andere leden van het Koninklijk geslacht. In 1832 en 36 werden die der beide genoemde personen door den schilder W. B. van der Kooi daarin bezorgd, doch had dit besluit geen verder gevolg. Dit bewoog de Heeren Voogden van het St. Anthonij-Gasthuis den 13 November 1863, „toen de natie met erkentelijkheid de herkrijging van hare onafhankelijkheid en hare verpligtingen aan het Huis van Oranje feestelijk herdacht, een duurzaam blijk te geven ook van hunne dankbare waardering, en aan het Gemeentebestuur verlof te vragen, om nevens de beeldtenis van Koning WILLEM I ook die van Koning WILLEM II en van Koning WILLEM III te mogen doen plaatsen." De verleende toestemming had ten gevolge, dat een der leerlingen van van der Kooi, de Heer Jan Joeke Gabriel van Wiche- ren alhier, werd uitgenoodigd, beide levensgroote portretten te schilderen, waaraan hij tot algemeen genoegen voldeed. Heeren Voogden boden ze den 20 Mei 1867 der Gemeente in eigendom aan.

2. GODGELEERDEN,

TE LEEUWARDEN GEBOREN OF OPGELEID OF DIE DAAR GESCHREVEN HEBBEN.

DIRCK PHILIPS, Hervormer, Doopsgezind leeraar, de vriend en lotgenoot van Menno Simons, geb. te Leeuwarden in 1504, overl. te* Emden in 1568. Zie over hem en zijne werken den Catalogus der Stedelijke Bibliotheek van Leeuwarden, bl. 1. a. Te halver lijve aan een tafel met een boek in de handen; 3 regels onderschrift: »Den geest en blust niet wt" enz., zonder naam des vervaar­ digers. 8°. Muller, Portr. 4187. • 175. b. Klein borstbeeld 1., fraaije gravure met 3reg. vers: » Toetst, Chris- tenheijt, mijn schrift, mijn leer", enz. 12". M. 4183. Van dit ei. is de 26 A. PORTRETTEN.

laatste regel van het vers: »Weeh dan met al het goed der aerden", af­ gesneden en tevens de namen van den graveur Jan van de Velde en den uitgever H. van Wesbusch, die in andere twee exx. voorkomen. 176. c. G-rooter borstb. 1. ook met baard en bonnet op, in ovaal rand, waar­ in naam en geboorteplaats met 4reg. vers: »Siet die met pen en tong verdedicht Godes eer, En in 't gewijde huijs maar Christum kent voor Heer. Die volgt sijn Vredevorst, en 't swaert tot ploegen smeet, Gedult voor wapen draagt, en hier geen vijand weet." Voortreffelijke gravure van 0. Koning te Haarlem. 4°. M. 4181. 477. d. Verkleinde navolging in ovaal met 4 reg. vers van A. Spinniker: »Dus geeft de Tekenkunst ons in 't eerwaardig wezen" enz. J. C. Philips sctdp. 8°. Uit de Afbeeldsels der Doopsgezinde leeraren. M. 4185. 178.

JOIIWVi:* BOOERMAIU in 1576 geb. te Opleeuwerd in Oost-Friesland, van 1604—1634 predikant te Leeuwarden en daarna tot zijn overlijden in 1637 hoogleeraar te Franeker. In 1618 en 19 Voorzitter der Synode te Dordrecht. Cat. Bibl. 3, 4, 5, 300. a. Te halver lijve r. met langen baard voor een stoel aan een tafel, met de linkerhand op een bijbel en rol in de regterhand, in 1619, 43 jaar oud; met naam en 4reg. lat. onderschrift: »Talis erat vultu sacris" etc. C. J. Visscher excudebat, gr. med. fol. M. 519. 179. De uitgever, die vermoedelijk de graveur was van dit groote portret, heeft daarop ook niet den naam geplaatst van den Schilder. Deze was de vroeger genoemde Petrus Feddes Harlingenrìs, die in het volgende jaar zelf een dergelijke gravure vervaardigde en uitgaf, met 6 reg. lat.en 6 reg. holl. verzen er' onder, volgens van der Keilen, die onder No. 8 en 30 schilderij en plaat beschrijft, doch onder No. 31 ook eene kleinere, nog zeldzamer, gravure van hem vermeldt, waarvan ik een ex. in 1869 zag in het Kon. Prentkabinet in het Prinsenpaleis te Kopenhagen. b. Kleiner borstbeeld r. met 4reg. bijschrift van J. Brandt: »Dit 's BOGERMANS gelaat, voorzitter op 't Synode Te Dordrecht, toen de twist den vree der Kerken doodde: Beroemt, helas! want toen werdt Neerlants Kerk gescheurt, Daar 't vredelievend hert met nasmert noch om treurt." B. Bos exc. 4o. M. 521. Uit G. Brandts Historie der Reformatie. 180. c. Alsvoren, gravure van J. F. O. Reckleben (Amst. 1869). Uit Arend, Vad. Geschied, roijaal 8°. 181. d. «Afbeelding van het vermaarde Synode van Dordrecht in het jaar 1618. en 1619." Uitvoerige voorstelling der gansche vergadering met Bo- german aan het hoofd, met nummers op de 23 tafels en banken, waar­ door de zitplaatsen der leden warden aangeduid, wier namen en betrekkingen 2. GODGELEERDEN, 27

ter wederzijden van de plaat staan gegraveerd. B. Picart sculp. dir. 4729, plano, gemerkt: Tom: II. Pag: 144. Uit Le Clerc, Hist. des P. B. Muller, Historieplaten, 1338. 182. FESTIIS HOÜOIIUS, geb. in 1576 te Jelsum bij Leeuwarden en daar opgeleid, overl. in 1642 als pred. te Leiden, was in 1618 lid en scriba der Dordsche Synode en behoorde daarna tot de revisors der Staten bijbelvertaling. a. Groot borstb. r. met kapje en kraag in ovaal met randschrift; onder 2 lat. en 8 holl. versregels: »Praesidio tutam facile" etc. en: »Soo FESTI suijvre leer u hert oyt heeft geroert," enz. (van 3. de Laet). Naar Baliju gegr. door O. v. Dalen bij Hugo Allerdt, kl. med. folio. M. 2472. 183. 6. 1620, aet. 44. Kleiner borstb. r. jonger, zonder kapje, in ovaal met gelijk randschrift; beneden 8 reg. lat. vers: »Hæc ora FESTUS," etc. Naar £>. Bally door TT. De (f fraai gegraveerd, fol. M. 2473. 184. MICOL.AITS WI&GERIUS, geb. te Leeuw, in 1556 en overl. in 1628 als K. C. Pastoor te Haarlem. a. Te halver lijve 1. met zamengevouwen handen voor een crucifix; met lOreg. lat. vers: sOccidit heu!" etc. en 3 reg. lat. bovenschrift. Naar P. Soutman door /. Matkarn, fol. M. 6056. 185. MEINARDUS SCHOTAWUS, in 1593 geb. te Franeker en in 1644 overl. als theol. prof. te Utrecht. Van 1626 tot 32 was hij hoogleeraar te Franeker en daarna vier jaren pred. te Leeuwarden. a. Te halver lijve r. met kapje in toga, een boek in de regterhand; in ovaal met lat. randschrift en 8reg. lat. vers van Ant. Æmüius: »Suavi- loquus sic ora tulit" etc. Naar J. van Zuijlen 1641 door & v. Lamstoeerde 1647, fol. M. 4820. 186.

RIPPERTITS SIXTI, in 1584 geb. te Franeker en overl. in 1650 te Leeuwarden, waar hij sedert 1626 predikant was, gelijk vroeger te Twisk en Hoorn. Cat. Bibl. 6. a. 1630, aet. 46. Borstbeeld r. in toga, in ovaal met lat. randschr. en 2 regels lat. onderschrift van P. Ktiyff: »Cernitis ?" etc. en 4reg. holl. vers van I. van der Burgh: »Dit is de Beeldtenis van 't sterffelycke deel RIPPERTI", enz. Naar Gerardus Adriani fraai gegraveerd door een onge­ noemde (als No. 184 van W. Delfí) , fol. M. 4506. 187. De naam van dien Schilder is bij Immerzeel en Kramm onbekend. b. 1631. Te halver lijve r. met langer baard, de regterhand opheffende, de linker op een bijbel; in ovaal met lat. randschr.; onder 4 reg. lat. vers van K Neuhusius: »Sic oculos" , enz. en 4 reg. ned. rijm van den uitgever C. Fonteyne: »RIPPERTE! Sondaers-Hulp!" enz. Geschilderd door M. Harings en gegr. door W. Delf, fol. M. 4505. 188. 28 A. PORTRETTEN.

JOHANNES SPAN&IUS, SS. Th. B. P. ais E. C. Pastoor ot Pater der Jezuïten, in 1650 te Leeuwarden overleden. a. Borstb. r. met smalle kraag en boek in de regterhand; in ovaal met lat. randschr., wapen en spreuk: »Felix qui consummavit." Beneden 4reg. vers van A. V. K.: »0 vroome worstelaar" enz. fol. M. 5040. 189. HENRICUS GtELDORP, geb. in 1600 te Sneek,van 1625—28' pred. te Leeuw., overl. in 1652 te Amsterdam, waar hij in 1644 een nieuwe Psalmberijming uitgaf. Cat. Bibl. 152. a. Te halver lijve 1. aan een tafel zittende voor een lessenaar, waarop een bijbel ligt. Met 4 reg. holl. vers van J. D. B.: ÏGELDORPI zoet ge­ laat," enz. Crispyn de Pas äelìn., Jan Craelinge ex. fol. M. 1814. 190. Er bestaat hiervan ook eene andere gravure door den Frieschen graveur A. Sioertsma vervaardigd. M. 1816; Kramm. 1525. WILLEM PETRUS van SUCHTELEST, A. F. en P. L. in 1674, oud 48 jaar, als E. C. Pastoor te Leeuwarden overl. a. Groot kniestuk, zittende voor een tafel, waarop een crucifix. Met 5reg. onderschr. B. Meìnerdtsma pinæit, C. Jpeus seulp. et exen:, imp. íol. M. 5203. 191. Van dezen Leeuwarder Schilder en dien Graveur zijn slechts weinige kunstwerken bekend. Kramm, 23 en Aanh. 4 en 108. THEODORUS à BRAK.EL, geb. in 1608 te Enkhuizen, in 1634 burger geworden van Leeuwarden, waar hij zich oefende in de godgeleerdheid en in 1638 predikant werd te Beers, daarna te Texel en eindelijk te Makkum, waar hij in 1669 overleed. Zie Cat. Bibl. 6. a. Groot borstb. r. met kapje en langen baard in ovaal. Zwarte kunst van J. Verkolje, Rotterd. bij B. v. Doesburg, 1686, roijaal fol. pendant van No. 493. M. 653. 192. WILHELMUS à BRAHLEL, zijn zoon, geb. te Leeuwarden in 1635 en daar predikant van 1674—83, toen hij vertrok naar Eot- terdam, waar hij stierf in 1711. Cat. Bibl. 8. a. Groot borstb. 1. met kapje en bef in ovaal, door en bij den zelfden, 1686, pendant van No. 192. M. 655. 193. b. Alsvoren kleiner, naar H. Car door J. Soubrahen, Ì1å2, 4°. M, 659. 194. c. In alles gelijk, doch gegraveerd door R. Muijs, 1766, 4°. geplaatst voor drukken van zijn beroemd werk: de Redelijke Godsdienst, dat 20 malen herdrukt werd. Met Ms. levensschets er onder. 195. ADRIAUUS HASIUS , van 1645—50 predikant te Leeuw, van waar hij vertrok naar zijne vaderstad Eotterdam, doch vóór zijne beves­ tiging aldaar overleed. Cat. Bibl. 6. 2. GODGELEERDEN. 29

a. Te halver lijve r. in mantel, voor een geopenden bijbel, met 4reg. onderschr. Slechte gravure van J. H. naar J. Wolf, kl. 8°. (1648). 196. WIIiliEM CROMSTREYE1Í, R C. Pastoor of Pater der Jezuïten te Leeuwarden, in 1688 overl. oud 42 jaren. a. Borstb. 1. voor een crucifix inet boek in de linkerhand, in ovaal met randschrift, waarin boven een wapenschild en onder: sRectas feeit einitas eius;" daar beneden 6reg. bijschrift van A. T. S.: »Hier ziet men CROMSTEYNS beelt," enz. C. Appeus sculpsit, fol. M. 1196. 197. FRAMCISCUS ELGERSMA, geb. in 1627 te Leeuw, en daar pred. van 1652—67, vervolgens te Oudeschoot en Grouw, waar hij overleed in 1712. Cat. Bibl. 7. a. Kniestuk, zittende voor een tafel met de linkerhand op een boek. Met 2reg. onder- en 6reg. bijschrift van Perseverando.- »Dus zietmen Elgers- ma in 't afgaan van zijn daagen," enz. In 1683 geschilderd door E. Bra- kenburgh, zonder naam van graveur, 4°. M. 1440. 198. JOHAIIE§ van dep WAYEI, geb. in 1639 te Amsterdam, was van 1665—72 pred. te Leeuw, en daarna te Middelburg, waar hij in 1677 verbannen, doch beroepen werd als hoogleeraar te Fra- neker, waar hij in 1701 overleed. Hij was ook Historieschrijver van Friesland en Raad van den stadhouder Hendrik Casimir IL Cat. Bibl. 7. a. Te halver lijve 1. in mantel met bef en boek in de regterhand, in ovaal met omschrift en onder 8reg. vers: »Dees Print verbeeld dien man, die vol van Vier en Geest" enz. Groote en fraaije gravure van J. Mun- nichuwen (van Bolsward), roijaal fol. M. 5973. 499. b. Kleinere en slechte navolging r., waaronder de 4 laatste regels van het vorige bijschrift: »0 Kerck! wat lijd j al schaa, nu ghij dien Preeker mist," enz. Latere druk met het adres van /. Bormeeder , fol. M. 5977. 200. JOHAMHES LÜ4§TDRAGER, geboren in 1634, van 1667—78 predikant te Leeuwarden en daarna te Utrecht, waar hij in 1685 overleed. a. Te halver lijve 1. in mantel, in de regterhand een handschoen, met 3reg. onderschr. en 6reg. vers van II. Wits: »Dus sagh iek U wel eer Mijn Lieve JOANAN," enz. Zwarte kunst van P. Schenk bij J. Specht, kl. med. fol. M. 3125. 201. HERMAMMUS WITSIITS, in 1636 geboren te Enkhuizen, van 1668—75 pred. te Leeuw., daarna hoogleeraar te Fr aneker, Utrecht en Leiden, waar hij in 1708 overleed. Cat. Bibl. 10. a. 1677, aet. 41. Kniestuk r. als hoogleeraar te Franeker, staande in 30 A. PORTBETTEN.

eene kerk voor een tafel, waarop een opengeslagen bijbel. Met 3reg. onderschr. en 4reg. vers van ü, Huber: »Sie oculos WITSI, sic os quod cuncta stupore" etc. Naar den Leeuw, schilder J. Heijmans gegr. door A. Zylevelt, nitg. bij J. Hagenaer, gr. med. fol. M. 6205. 202. b. 1681, aet. 45. Borstbeeld r. te halver lijve met loshangend haar in toga, als hoogleeraar te Utrecht, in ovaal met omschrift, beneden 6reg. vers van L. van de Poll: »Candidus in nigra stat veste Orator," etc. Naar M. Gillig door A. Sylvett bij J. SpecM, 1681, gr. med. fol. M. 6206. 203. c. 1700, aet. 64. Borsfb. r. in versierden ovaalrand, als hoogl. te Lei­ den, met 9 regels onderschrift. Fraaije gravure naar G. Hoet door P. van Gunst bij F. Halma en W. van de Water, gr. med. fol. M. 6203. 204. d. Borstb. 1., gekleurde steendruk. Uit de verzameling Leidsche hoog­ leeraren (door en bij L, Springer), gr. med. fol. 205. MICOIiAUS HARIN&, geb. in 1635, van 1678—81 pred. te Leeuwarden en daarna te Utrecht, waar hij stierf in 1708. a. 1685, aet. 50. Borstbeeld in mantel, waarop de regterhand rust, in ovaal met randschr. en 4reg. vers van D. D.: »Dit 's Haring, doch alleen in schijn," enz. Naar M. Gillig door J. Gole bij J. SpecM, 1685. M. 2173. 206. HERMAMfUS ALEXANDER RÖEfiL, geb. in 1653 bij Unna, van 1680—82 Hofprediker van Prinses Albertina Agnes te Leeuw, en daarna hoogl. te Franeker en Utrecht, overl. in 1718. Cat. Bibl. 8. a. Te halver lijve 1. in toga (voor 't eerst met groote alongepruik), zit­ tende in zijn studeervertrek voor een tafel, waaraan zijn wapen is gehecht. Met 9 reg. lat. onderschrift, J. Wandelaar del., J. Houbrake sculp., roijaal fol. M. 4533. 207. ADRIANUS van WESEIi, geb. in 1654 te Etten, in 1684 en 85 predikant te Leeuwarden en vervolgens te Amsterdam, waar hij in 1710 overleed. Û. Borstb. 1. in lang krullend haar met bef en mantel, in ovaal, waarin de naam; met 6reg. bijschrift van I. Norel: »Tot Princenlant, 't Oostzaan en binnen Kampens wallen, Daar na tot Leeuwaarden was Wesel predikant:" enz. Zwarte kunst van P. Schenk, 1690, 4°. M. 6026. 208. b. Gtrooter borstb. r. met lang haar, voor een tafel, waarop een bijbel ligt, op welken hij met de regterhand wijst. Zwarte kunst van J. Gole, met 2 reg. onders. en 8 reg. vers: »Daar t herte met de tong, en leer • en leven klinken," enz. Bij P. van Opoeleren, gr. med. fol. M. 6024. 209. CAHPECtlUS V1TRIMGA, geb. te Leeuw, in 1659 en overl. in 1722 te Franeker, waar hij 42 jaren lang met grooten roem hoog­ leeraar in de theologie was. Zie zijne talrijke werken opgenoemd in den Cat. der Stedel. Bibl. 11. 2. GODGELEERDEN. 31

a. Te halver lijve r. in krulpruik en toga, waarop de regterhand rust, terwijl de linker een boek houdt, dat op een tafel staat. In vierk. lijst met 3 reg. lat. onderschr. , in 1740 geieekend door den Harlinger schilder Tako Hajo Jelgersma, wonende te Haarlem, naar de schilderij van Bern. Jccama te Leeuw, van 1722, fol. 210. b. Borsfb. r. voor een zuil in ovaal, waarin uitvoerig randschr., beneden 6reg. lat. vers van P. JV(esseling): »Vitringam Frisii decus" etc. 4°. Duit- sche gravure (afgeknipt) naar die van Tanjé, vermeld door M. 5720. 211. c. Alsvoren, doch voor een gordijn en boekenkast, in vierk. versierde lijst, met 3 reg. hoogd. onderschrift. Gründler se. Hala, 4°. geplaatst voor Büschings vertaling van den Jesaia, 1749. Cat. Bibl. A 61. 212. d. Navolging in 8°. der teekening a, welke ik in 1871 heb laten in het koper brengen door den Heer P. J. Arendzen te Amsterdam, ten behoeve der aanstaande uitgave van de Geschiedenis der Franeker Hooge- school door Mr. W. B. S. Boeles. Proef. 213.

MICHAEIi ARüTOIiDI, geb. te Franeker, pred. te Menaldum, Harlingen, Leeuwarden (1693 —1703) en Haarlem, waar hij in 1738 overleed. Cat. Bibl. 257. a. Borstbeeld r. in krulpruik en ovaalrand, waarin 2 versregels: »Ge- leerdheijd, wijsheijd, deugd" enz.; met 3reg. lat. onderschr. en 4reg. vers van Ed. van Zurck: »Pulcherrimi si quae tenere instar viri" etc. Zwarte kunst. J. Gole fecit, Schijndel del., A. SckevenJiuijse exc, kl. med. fol. M. 159. 214.

JOHüIIEi PiLAMTäHtlS, de zoon van een trekschipper te Leeuw., geb. in 1692, werd predikant te Berlikum 1715, te Hindeloopen 1719, te Leeuw. 1721, te Utrecht 1725, te Amster­ dam 1726, en daar in 1771 in 79jarigen ouderdom overleden. Cat. Bibl. 14. a. 1752, aet. 61. Te halver lijve, staande in een vierk. nis als te pre­ ken in ambtsgewaad met een opengeslagen bijbel voor zich. J. M. Quìnck- hard pinxit, P. Tanjé del. el sculp. 1752 , gr. med. fol. M. 4228. 215. Daar onder zijn 3 reg. onderschrift en het volgende bijschrift van zijn ambtgenoot R. Schutte: Wat staalen punt, wat verw, wat kunstpinseel kan maaien, Het gloejend ijvervuur, waar door PLANTINUS blaakt? De glansen, die met Hem op AMSTELS Sion daalen? Die klem van taal, waar door het rijk des Afgronds kraakt? 't Schriftuurlicht dat ons leert des Heilands zin beseffen? Dat gul en zagt gemoed, 't geen bitsen wrevel tart ? Druk dan zijn deugdenbeeld, O AÌÍSTELAAR ! in 't hart : Zo vindtge Apelles, om Apollos wel te treffen. 32 A. PORTRETTEN.

b. Proefdruk vóór de letter op grooter papier van dit schoone beeld, dat, even bevallig voorgesteld als heerlijk gegraveerd, een pronkstuk is der kunst uit het midden der 48e eeuw, dat wij om den persoon en om den graveur hoog waardeeren. M. 4229. 216. KXAAS de VRIES, geb. in 1716 te Leeuw, en in 1766 overl. als leeraar bij de Doopsgezinden te Amsterdam, hier de stamvader van het Holl. letterkundige geslacht de Vries. Cat. Bibl. 21 en 246. o. Borstb. 1. met groote pruik in cirkelrand met naam; daar onder 4 versregels: »2ie, in dees print, DE VRIES , ô Doopsgezinde schaar!" enz. Naar II. Maarseveen door B. Finkeles, 1767 , 4°. op fol. papier. M. 5885. 217. JOHAXNES HABBEMA, Th. Dr. in 1732 hier geb., werd pred.. te Twijzel en Kooten, Gorinchem en Rotterdam. Na in 1789 eme­ ritus verklaard te zijn, overleed hij te Delft in 1800. Cat. Bibl. 19. a. 1785, aet. 53. Kniestuk v. v. zittende in zijn boekvertrek. Naar J. Preij door I. van der Spruyt slecht gegraveerd, bij N. Comel, gr. med. fol. M. 2117. 248. BENJAMIN FRIESWYK, geb. te Leeuw, in 1731, pred. te Britsum 1754, Zierikzee 1763, Leeuw. 1765, Eotterdam 1766, 'sGravenhage 1772 en aldaar overleden in 1809. a. Borstb. 1. met bef en rolpruik in ovaal, met 2 reg. onderschr. en 2 reg. vers van /. van Hoogstraten: »Dit 's Godstolk FRIESWYK," enz. 1790. In aqua-tinta, Bolomeij del. et sculp. 4°. 219. b. Grooter borstb. van voren, met de regterhand steunende op een boek, in versierden ovaalrand, met 4reg. onderschr. en 6reg. vers van den zelf­ den, nu: ï>In FRIESWYK schetst de kunst den braafsten menschenvrind," enz. Schmidt del., M. d Salliethfec. 1788 , Thierrijen Mensing «w. roij. fol. 220. AU6HJSTUS STERK, geb. in 1748 te Haarlem, was van 1773—80 pred. bij de Ev. Luthersche gemeente te Leeuw, en daarna te 's Gra- venhage en Amsterdam, waar hij in 1815 overleed. Cat. Bibl. 20. ÉT. Borstb. r. met kleine bef en groote rolpruik in ovaal, met 4 reg. onderschrift. R. FinMes ad vìv. del. ei sculp. Proefdruk vóór de letter, 8°. op 4°. papier, M. 6466. 221. THEODORUS UïílASA KÏ.1Ì de BLAIT, geb. in 1729 te Leeuw., predikant te Oudeschoot, Amersfoordt en sedert 1758 te Groningen, waar hij in 1815 overleed. Cat. Bibl. 21. a. Silhouet r. met bef en pruik. Ongeletterde proefdruk (door W. Lub- bersj, 8°. • 222. BARTOUT van de* FEE», geb. te Leeuw, in 1739, pred. te Woudsend 1765, Heerenveen 1768, Loosduinen 1774, Delft 1778, Amsterdam 1783 en daar overleden in 1815. 2. GODGELEERDEN. 38

a. Groot borstbeeld 1. in eigen lang haar, in ovaal met 8 reg. onderschr.; zwarte kunst naar en door C. H. Hodges, bij J. Groenewoud Jz. Amst. roijaal fol. M. 1642. 223. AL.1SERTUS BRIIK, geb. in 1755 te'sGravenhage, predikant te Vuren en Dalem, Velsen, Delfshaven en sedert 1789 te Leeuw., waar hij in 1810 overleed. Zie zijne geschriften in den Cat. Bibl. 22. a. Borstb. r. met bef en breede" krulpruik in ovaal, met 2 reg. onder­ schr. en 4 reg. bijschrift van J. Weldyh, pred. te Gouda: »De Vriend- ' schap dankt de kunst" enz. Naar II. W. Caspari gegrav. (gepointilleerd) door J. W, Caspari, bij J. v. L. HuUehosch, proefdruk, 8°. M. 724. 224. THOMAS IIOO», in 1763 te Rotterdam geb., werd pred. te Kat­ wijk 1787, Amersfoort 1789, Leeuw. 1791 en Rotterdam 1792, waar hij in 1829 overleed. o. Borstb. 1. in ovaal, pendant van zijn vriend Brink, met 2 reg. onder­ schrift en 4reg. vers van J. Soharp .• » Veel grooter dan HU weet; nog beter dan uu schijnt;'' enz. Naar H. W. Gaspari door W. van Senus, 1804, bij den zelfden, 8°. proefdruk. 225. ò. Proefdruk zonder eenige letter, op groot 4°. papier. 226. BER1TARDUS van "WEEWEU', van 1793 tot aan zijn overlijden in 1808 pred, te Leeuw. Cat. Bibl. 174. o. Silhouet r. met 5 reg. onderschrift. Naar de teèkening van J. J. Ham. stro, gegr. door J. W. Cmparie bij J. v. L. Huhebosch , Amst. 8°. proefdruk. 227. ftlCOIiAAS LOBRY, in 1766 geb. te Zutphen, was van 1810-18 pred. te Leeuw., waar hij stierf. Cat. Bibl. 27. a. Silhouet r. met 8reg. bijschrift van zijn leerling In. An, Wijhoff: ï>Hij deed, door kracht van taal, het stoutst vooroordeel zwichten," enz. 83. geplaatst voor zijne Nagelatene Leerredenen. 228. b. Silhouet 1. van zijne tweede vrouw, Jon. FRED. ADAMA, geteekend. 229. MARTIMIITS EPPEÏS, geb. in 1747 te Meden, van 1784 tot zijn overl. in 1824 pred. te Leeuw. Cat. Bibl. 23. a. Geteekend silhouet 1. in cirkelrand. 230. RI1SE KOOPMAIS, in 1770 geb. te Grouw, te Leeuw, opge­ leid, predikant bij de Doopsgezinden te Blokzijl, Dokkum en Am­ sterdam en van 1812 tot zijn overl. in 1826 hoogleeraar aan de Doopsgezinde Kweekschool aldaar. Cat. Bibl. 28, 305, 313. a. Borstb. van voren, naar de schilderij van Douwe de Hoop, van Wor- kum, gegr. door P. Velijn, geplaatst voor de Hulde aan R. K. door S. Muller en J. de Vries, 8°. proefdruk. M. 2998. 231. 3 '.} í- A PORTRETTEN'.

. ,EEI,ItE TI1GA, in 1762 geb. te Leeuw., predikant te Staveren, Heereuveen en Vlissingen , en daarna hoogleeraar te Franeker en Groningen, waar hij stierf in 1828. Cat. Bibl. 23. a. Silhouet 1. door W. íubbers bij J. Oomiens, 4°. 232. ANNAEUS 111 EU, geb. te Leeuw, in 1760, pred. te Jutrijp, Sua- woude, Oenkerk, Gapinge, Sas van Geut en Etten , en van 1799— 1813 hoogl. te Harderwijk en daarna te Groningen, waar hij in 1837 overleed. Cat. Bibl. 24 en 92. a. Silhouet r. , naar W. Lubber» gegr. door C. C. Fuelis bij J. Oomhens, 4°. Als het vorige uit den Akademie-Almanak. M. 6282. 233. JILLIS EftEDIUS COULARD, geb. te Leeuw, in 1768 en daar in 1830 overl. als verdienstelijk onderwijzer in de godsdienst. o. Groot borstb. 1. in pastel , door L. P. Roodbaarcl. 234. 6. Alsvoren , daarnaar gevolgde teekening in zwart krijt. 235. r. Alsvoren r., kleinere steendruk van L. Schierbeek, met 6reg. bijschrift: »In ware kennis rijk, begaafd met veel verstand'', enz. plano. 236. JOHANNES BERNARDÏ1S SIJSTERMANS, geb. in 177.1 te Heerlen, van 1799 tot aan zijn overlijden in 1831 pastoor der H. Bonifaciuskerk te Leeuw., in 1805 door zijne zorgen vernieuwd. o. Klein borstb. 1. (naar J. H. Mathijssen) steendr. van L. Schiet beek , 4°. 237. JAN BROUWER, geb. in 1760 te Franeker, van 1785 tot 1822 leeraar bij de Doopsgezinden te Leeuw, en daar overleden in 1838. Cat. Bibl. 25 en 174. a. Silhouetr. met facsimilé en 4 regels bijschrift (van J. D. Ankringa):»Gods woord verkondigend en zelf getrouw betrachtend," enz. z. n. gr. 4". Met bij­ gevoegde levensschets uit de Leeuw. Courant van W. E. 238. JODOCUS HERIN6A, ELIZA'SZOON , in 1765 te Gorredijk geb., te Leeuw, opgevoed, predikant te Nijkerk en Vlissingen en sedert 1794 hoogleeraar te Utrecht, waar hij stierf in 1840. Cat. Bibl. 25, 246. o. Groot borstb. 1. in toga met bef in ovaal. Naar de schilderij van C. Kramm (wiens stempel hierin is gedrukt) get. door Madou en geüthogr. door Jobart te Brussel, kl. med. plano. M. 2338. 239. b. Alsvoren kleiner, met ridderorde en facsimilé. Steendruk van IJ. J. Bader te Dordrecht, 8°. M. 2339. 240. ABRAHAM HEiVDRIK. ter HOEVEN, van 1815-18 pred. alhier en toen beroepen naar Amsterdam, waar hij in 1858 overleed. a. Get°ekend silhouet 1, met handteekening. M. 2406. 241. 2. GODGBLEEKDEN. 35

JDAÍIEL TIJSSEV, geb. te Nijmegen in 1785, van 1818 tot zijn overl. in 1841 pred. te Leeuw. a. Silhouet 1. geteekend door J. H. MattMjsim, 1841, 4". 242.

JOHAlIEi ABRAHAM DIEDERIK MOLSTER, pred. te Eijswijk, te Leeuw. 1834—37 en Utrecht, waar hij in 1850 overleed. ö. Borstb. r. met facsimilé, get. door J. R. Maühijssen, 1837, steendr. van H. J. Backer, bij L. Schierbeek, gr. med. fol. 243. b. Alsvorenl. met bef, naar den zelfden door C. Brantsma, steendruk van L. Scherbeek , 4o. 244.

DANIËL JOHANNES JHACHüY, geb. te Peazens in 1788, pred. te Twijzel en Kooten, van 1818—24 te Leeuwarden en daarna te Amsterdam , waar hij in 1867 als emeritus overleed. a. Borstb van voren in ovaal, geteekend door B. J. Tinga, teeken­ meester alhier , in 1824, 4". 245. b. Kleiner dito, slechte aquatint, z. n. met 5reg. onderschrift. Uitg. door /. Mieterse te Amst. 8°. met handteek. M. 3361. 246. c. Geteekend silhouet r. Daarbij een lat. en ned. lofdicht bij zijn 50- jarige dienst in 1859, door H. J. Tol, 8U. 247.

SAMITEL CROMMELIN, geb. in 1779 te Amsterdam, in 1824 van Zalt-Bommel herwaarts beroepen, in 1847 emeritus geworden en in 1858 hier overleden. a. Borstb. r. met ridderorde en facsimilé, get. door W. Troost, steendr. van E. Spanier te 'sHage. roijaal fol. 248,

LEENDERT PROES, ïheol. Doctor, geb. te Amsterdam in 1805, beroepen van Doorn, sedert 1837 pred. te Leeuw. a. Kniestuk 1. zittende, met een boek in de hand, photographie van J. J. van Haagen , 4°. Verkleinde afdrukken hiervan zijn geplaatst voor zijn : Tiental Leerredenen, Arnhem 1862. Cat. Bibl. 30. 249-

JOHAN PIETER van IÎARENCARSPEL, in 1843 beroepen van Wageningen en hier overl. in 1862. Cat. Bibl. 31. a. Borstb. r. met facsimilé, door W. Troost bij Spanier, roijaal fol. 250.

SIJO KORNELIUS THODEN van VELZEN, Theol. Dr., in 1809 geb. te Oudkerk, pred. te Metslawier, Wolvega, Nijmegen en sedert 1846 te Leeuwarden. Cat. Bibl. 30, 31. a. Kniestuk v. v. zittende, photographie, 1864, 12".

HAK WEM de VRIES, in 1814 geb. te Weesp, in 1851 be­ roepen van Oudewater en in 1855 bier overleden. 36 A. PORTRETTEN.

a. Borstb. r., met facsimilé, door TT. Troont, steendr. van E. Sparàer. Uitgave van G. T. N. Suringar, roijaal fol. 252. HENDRIK SCHUTTE, geb. te Breukelen in 1807, sedert 1832 pred. bij de Evang. Luth. gemeente, overl. in 1860. Cat. Bibl. 240. a. Alsvoren, door de zelfden. Uitgave van J. Peters, roij. fol. 253. TOMCO MODDERMAN Az., geb. te Groningen, van 1848 —50 predikant alhier en daarna te Rotterdam en Amsterdam. Cat. Bibl. 30. a. Borstb. 1., photographie van Wegner en Mottu, 1871, 12°. 254. JOSEPHUS FRANC1SCUS BI^AAUW, in 1821 geb. te Arn­ hem, van 1848—50 pred. alhier en daarra te Rotterdam en Am­ sterdam, waar hij in 1870 emeritus werd. a. Borstb. van voren, aan een tafel zittende, met een boek in de hand. Naar de teek. van ./. H. Matthijssen gesteendr. door P. Blommen te 's Hage; gr. med. folio op chin. pap. 255. WILLEM ROEVERS, geb. te Utrecht in 1827, in 1859 van Franeker beroepen en in 1862 vertrokken naar's Hage. Cat. Bibl. 31. a. Borstb. 1., photographie van J. /. van Haagen , 4°. 256. PETRUS HERMAAN US HUOENHOLTZ Jp.» in 1834 geb. te Rotterdam, in 1862 beroepen Ìan Renswoude, in 1866 vertrokken naar Amsterdam. a. Borstbeeld van voren, photographie van den zelfden , 1866, gr. 4°. 257. MATTIHAS van «ECHS, in 1823 geb. te Leeuw., sedert 1850 leeraar bij de Doopsgezinde gemeente alhier. Cat. Bibl. 31. a. Borstb. 1. met facsimilé, door W. Troont bij Spanier. Uitgave van H. Kuipers, roijaal fol. 258. TACO ROORI>A, Theol. Dr., geb. te Brit&um bij Leeuw., sedert 1827 hoogleeiaar in de Oostersche talen (e Amsterdam, Delft en Leiden. o. AU voren, steendr. van 11. J. Bader naar J. M. Oerderãauer Z'nn- merman, 1841, 8". M. 4550. 259.

3. STAATSMANNEN EN REGTSGELEERDEN.

VIGtLlUS van AïTTA van ZWiCHEM, geb. in lí-07 op Barrahuis oi der Wirdum bij Leeuw, en overl. te Brussel in 1 577 als president van di n geheimen Raad des Konings \ an Spanje. Cat. Bibl. 31. 3. STAATSMANNEN EN REGTSGELEERDEN. 37

o. Borstbeeld 1. in pelstoga en ovaal, met 3 reg. onderschrift in kapita­ len ; z. n. (J. van Meurs) fol. Uit Schotanus' Kronijk van 1658, get. Pag. 808. 260. b. De zelfde plaat, doch het ovaal uitgeslepen en het portret als buste geplaatst in een nis, waar boven de versierselen van het gulden vlies, waarvan hij Canselier was; folio , get. 91. M. 5675. 261. c. Ander borstb. 1. met bonnet, ook in pelsmantel, in ovaal. Door Hou- Iruken bij Tirion. Uit Wagenaar, 8°. M. 5673. 262. d. Alsvoren r. grooter. P. Tver sculp. 1742. 4°. op gr. pap. Uit de Analecta Belgica van Hoynck van Papendrecht. M. 5672. 263. f. Afbeelding van zijne Graftombe in de St. Bavoskerk te Gent, waar­ van hij Proost was. Gravure in omtrekken van Ch. Onghena te Gent, 8". Uit het 3e dl. van de Vrije Fries, 1844, waarin eene beschrijving en de opschriften van deze tombe door Mr. J. Dirks. 264. f. Een blad, waarop drie kleine portretten met drie gravures en een teeke- ning van op hem geslagene Gedenkpenningen, met verklaring. M. 5674,77. 265. «EOR6HUS EVEIÎIIAIÎDIS A1COLAI, oudste zoon van Everhardus Nicolai, van 1541 tot 56 Raadsheer in het Hof van Friesland te Leeuw., waar hij in 1543 werd geboren. Hij werd hoogleeraar in de regten te Ingolstad in Beijeren , waar hij in 't licht gaf: Methodus juris civilis en in 1585 overleed. Van der Aa, Biogr. Woordenb. XIII 188. In de Oratie van Prof. de Wal komt hij niet of in da Ann. 120 ten deele voor. o. Te halver lijve r. in toga met staande kraag en handschoenen in de linkerhand. Beneden naam in 2 reg. , en data van geb. en ov. in 3 reg. boekdruk. Wolf. Kilian. scul. 4°. Van achteren bedrukt met een gedeeltelijken titel van het le dl. van een zijner werken, dat na zijn overlijden moet verschenen /ijn; misschien een herdruk van het bovenvermelde. 266. RE-SMERiS SlXTIiìi*1», in 1543 te Leeuw, geb., te Orleans tot doctor in de regten bevorderd, van 1568 tot 91 hoogleeraar te Marburg, daarra Syndicus van Frankfort en van 1593 tot aan zijn dood in 1617 lid van den geheimen rar.d van den landgraaf Maurits van Hessen te Kassei. De Wal, 88, 44; v. d. Aa, XVII 709. o. Klein borstb. r. met staande kraag en hangend lint om den hals, met naam en titel: »Consul Hasso-Cassellanus." 12". Denkelijk uit Freherus, Theatrum. M. 4956. 267. D03U!%ICt.'S van ARUJI of Arumaeus, geb. in 1579 te Leeuw , studeerde te Franeker, Oxford, Rostok en Jena, waar hij van 1605 tot r-an zijn ov-rlijden in 1637 hoogleeraar in de regt-n was en verscheidene werken uitgaf. Cat. Bibl. 35. c Uitvoerige afbeelding tot de knieën, staande aan een tafel, waarop â8 À. POETEETTEÎf.

een boek en een brief liggen; met breede kraag op den mantel over een niet bloemen bewerkt onderkleed, waarop aan een breede halsketting een medaille met borstbeeld; aan een gordelriem hangt een zwaard, waarop de linkerhand rust. In den hoek een versierd wapenschild, drie korenaren, met leenw als semier. Boven 5 reg. lat. opschrift, beneden 8 reg. lat. vers van M. P/tilippus Horst; Jolian. Dürr scalp. 4°. Fraai en zeldzaam stuk. 268. JULIUS van BEYíflA, in 1539 te Dokkum geb., Advokaat te Leeuw., van 1570—81 hoogleeraar in de regten te Wittenberg, daarna te Leiden en in 1596 te Franeker, in't volgende jaar Raads­ heer in het Hof en in 1598 hier overleden. Cat. Bibl. 33. a. Borsfb. 1. met hoed op en ringkraag om in een pelstabbaard; in ovaal, waarin een uitvoerig randschrift. J. Suijâerhoef scuìp., C. Fontantis exc. 4». zoo als het door den laatsten in 1645 geplaatst is voor zijne Comm. in varios tit. jur. Vermeerderd met 6 reg. lat. bijschrift van C. Schotanus, liet hij daarvan ook exx. drukken op folio papier. M. 400. 269. HERO van I1.TI1IEJIA. zoon van Frederik van I., den water­ geus, gedurende de ballingschap zijns vaders in 1576 te Leer geb.. was hier krijgsraad van Graaf Willem Lodevvijk en daarna Biblio­ thecaris en Secretaris der HoogescLooI te Franeker, waar hij in 1624 stierf. Cat. Bibl. 34 en 146. «. 1614, aet. 38. Borstbeeld r. met baard, uitstaande kraag en sjerp. in ovaal met randschrift. Geschilderd door Petrus Feddes van Harlinyen en gegraveerd door M. van Geilenkerlcen. Van der Keilen, N". 2 . bl. 3. Van achteren bedrukt met het slot der opdragt van zijne Disquisitio Iur. 4619, en daarnevens bijschriften van G-eorgius à Lyaucuma en Prof. S. Amama. 4°. 270. JOH AA van den SAWDE, in 1578 geb. te Arnhem en in 1638 overl. te Leeuw, als voorzitter van het Hof van Friesland, nadat hij van 1597 —1604 hoogleeraar te Franeker was. Cat. Bibl. 35 , 73. a. Te halver lijve r. met kapje op en in breede liggende ringkraag, zit­ tende in zijne boekerij aan een tafel. Met 4 reg. bijschrift van H. Neuhnúus, van achteren bedrukt met een uitvoerig lofdicht van den zelfden op den twee­ den druk zijner Decisiones Fris. V. de Geest pinx. , G. Syhes exc. 4°. Ook geplaatst vóór zijn vervolg op van Reijd, 1650. M. 4691. 271. PIERIUS WIÜSEMIUS, geb. in 1586 te Leeuw, en in 1644 overleden te Franeker als hoogleeraar in de geschiedenis en welspre­ kendheid en Historieschrijver van Friesland. Cat. Bibì. 75, 150, 146. a. 1644, aet. 58. Borstb. 1. met zeer breeden geplooiden kraag, in ovaal met uitvoerig randschrift en daaronder 8reg. lat. vers van II. Neuhusius: »Posteritas venerare Virum" etc. Denkelijk naar Wijbrmiû de Geest, fraai 'ò. STAATSMANNEN EN REGTSGELEERDEX. 39

gegraveerd door J. Suijderkoef en uitgeg. door C. Fonteijne vóór zijne Hist. libr. VII, 1646, folio. M. 1609. 272. FRAlíS van DOJ1ÍIA, op Hinnema-state te Jelsum, namens Fries­ land lid der Staten Generaal en in 1648 hun gevolmagtigde bijden Vredehandel te Munster, overl. in 1651, a. Borstb. 1. met platte kraag in ovaalrand, waarin zijn spreuk: »Toga et armis" en het Nederl. wapen boven en het zijne onder, waar beneden een 4reg. lat. opschrift, en in den rand een regel naam en kwaliteit. Ans. van llulle pinx., F. v. Beusekom eæc. , gr. med. folio. 273. b. Alsvoren, in ovaal, 2 reg onders., grootere steendruk van 0. M- pagne te Munster, bij wien ik dit ex. in 1856 kocht; imperr. folio. 274. GEORG WOLFGAÌG Arijlteer thoe §CHWARTZEI. BERG enz., lid van Gedeputeerden, geb. 1549, overl. 1633. 275. FREDERIK \ rij lieer tlioe iCHWARTZEIRERG, Rit­ meester en daarna lid der Generale Staten, van den Raad van State enz., geb. 1582, overl. te Groningen 1640. 276. JOHA1 OWUPHRI-US Vrijheer tlioe SCHWARTZEL BERG, Grietman van Oost-Dongeradeel, geb. 16OQ, overl. 1653. 277. GEORG WILCO Vrij lieer thoe SCHWARTZEÌBERG* opvolger zijns vaders als Grietman van Oost-Dongeradeel, oud 2 1 jaren, overl. op Holdinga-state te Anjum 1674. 278. JOIIAl GEORG Vrij heet- thoe 8CHWARTZEIBERG, geb. 1637, in 1658 Kapitein , oud 19 jaren, en daarna Kolonel. 279. Deze gelijksoortige portretten van vijf leden van dit adellijk geslacht, dat sedert 1550 te Beetgum op Martena-state of Groot Terhorne en te Leeuw, in Schwartzenbergs-huis in de Groote Kerkstraat gevestigd was, zijn alle in 1658 geteekend door den Leeuwarder schilder Pieter Schik en ge­ graveerd door Joh. Scíiceiztr, als borstbeelden te halver lijve met wapen en 4 reg. onderschrift, ten behoeve der uitgave van de Schwartzenbergische Stam-Registers, door Michaël Busqhius in 1659 uitgegeven. Zie Stamboek van den Frieschen Adel, I 339. •U.LRIK IÍUÏSER. geb. in 1638 te Dokkum, te Leeuw, opgeleid en daar van 1679 — 82 Raadsheer in het Hof, was te voren 22 jaren lang en daarna tot aan zijn overlijden in 1694 met grooten roem hoogleeraar in de regten te Franeker. Cat. Bibl. 38. a. 1692, aet. 57. Borstb. 1. met lang haar in losse kleeding, in ovaal met 4reg. lat. onderschrift. P. Sluiter sculp. 4°. M. 2614. 280. b. Zwakkere navolging in ovale lijst, met 2 regels onderschrift, na zijn dood uitgegeven , zonder namen. 4°. 281. *

40 A. PORTRETTEN.

WILLEM van EIARE1U (de Ambassadeur) geb. te Leeuw, in 1626, van 1652—1701 Grietman van het Bildt, díe, als lid der Staten en der Generale Staten, in twaalf gezantschappen en 24 bui­ tengewone commissiën de destijds magtige republiek vertegenwoor­ digde. Hij . overleed in 1708 en werd begraven in de familiekapeî te St. Anna-parochie. Cat. Bibl. 246. a. Groot borstb. 1. met lange losse haren en geborduurde das op een los en gebloemd kleed , als gezant bij den Nijmeegschen vrede; in ovaalrand, waarin zijn spreuk: slræ modereris et ori;" beneden 4 reg. lat. opschrift ter zijde van zijn gekroond wapen. Naar B. Vaiüant heerlijk gegraveerd door A. Bloo- leling, 1680, roijaal folio. M. 2172. 282. SICCO van OOSLlliOA, in 1664 te Herbaaijum geb., sedert 1688 Grietman van Franekeradeel, van 1706—11 Gedeputeerde te velde, van 1712 —15 Ambassadeur van den staat in Frankrijk, overl. te Dongjum in 1731. Cat. Bibl. 245, 246. a. Borstb. r. met alongepruik in harnas, waarover een mantel, in ovaal. Naar Accama, 4731, geteekend door H, Pothoven, gravure van J. Iloubrakeri, 8°. Uit Wagenaar. M. 1919. 283. b. Afbeelding van de Graftombe, voor hem opgerigt in de kerk te Dong­ jum, lith. van O. J. Thieme te Arnhem, kl. 8''. Uit den Friesche Volks - Alm. 1856, bij de levensschets van A. Wassenbergh. 284. e. Grootere afbeelding, naar de teekening van S. Bonga gesteendr. door C'. Brantsma te Leeuw, op 4n. gekleurd papier. Uit het 3e dl. van de Vrije Fries, waarin zijn leven door J. van Leeuwen. 285. WILLEM van HAREN, (de Dichter) geb. te Leeuw, in 1710, van 1723—63 Grietman van het Biklt, lid der Staten en Staten Generaal, in 1747 Gedeputeerde te velde, daarna gezant van den Staat aan het Hof van Prins Karel van Lotharingen (Gouverneur der Oostenrijksche Nederlanden) te Brussel, waar hij in 1768 overl. en begraven werd te St. Oedenrodo, waar hij Kwartierschout en Dijkgraaf van Peelland was Cat. Bibl. 161. c Te halver lijve r. in korte pruik en gegaloneerden rok met geborduurde jabot; in ovaal met wapen en naam er onder. Fk. Dumesnil pinx Brussel 1753, J. Houbrakeu sculp. 1758. I). Onder de Linden e,rc. fol. geplaatst voor den tweeden druk van zijn Friso. M. 2167. 286. b. Alsvoren in burgerkleeding, met de regterhand gestoken in eenvou- digen rok, staande in zijn boekvertrek, in grooter ovaal en daar onder zijn naam, wapen en 8reg. lat. vers van G. Schrader: »Clara Pharus Patriae" etc. Naar B. Accama gegrav. door P. Tanjé, bij I. van der R/oo'. roijaal folio. M. 2164. 287. STAATSMANNEN EN BEGTSGELEEBDEN. 41

c Het zelfde portret en koper, doch de naam in't fransch en 42reg. fransch vers van Foltaire: »DEMOSTENE au Conseil et PINDARE au Parnasse," etc. Uitgegeven bij A. van Dole, te's Hage, roijaal folio. M. 2165. 288. ä. Verkleinde kopjj van a in ovaal, fraai gegr. door P. Velijn voor de Dichterl. Werken bij Westerman, 1824, 12o. Proefdruk. M. 2168. 289. e. Iets grootere navolging daarvan in steendruk van H. J. Backer, bjj de levensschets van A. Wassenbergh in den Friesche Volks-Almanak voor 1836, 12°. M. 2169. 290.

O WO ZUIEIt van HAREM, geb. te Leeuw, in 1713, in 1734 Historieschrijver van Friesland, 1742 Grietman van West-Stelling­ werf, lid der Staten, Generale Staten, Raad van State en Admi­ raliteit, gezant bij den vredehandel te Aken enz., overleden te Wol- vega in 1779 en begraven in de familiekapel te St. Anna-parochie. Cat. Bibl. 87, 97, 163, 303. o. Borstbeeld r. met korte pruik in gegaloneerden rok, in ovaal, tegen­ hanger van dat zijns broeders (boven d.), ook gegrav. door Velijn voor de zelfde uitgave. Proefdruk vóór de letter, 12n. afdruk op 4». pap. M. 2162. 291. Deze gravure is vervaardigd naar het geschilderde portret, dat toen nog berustte bij zijn zoon Willem Anne van Haren op het buiten Vogelzang te Veenklooster. Diens erfgenaam heeft het later, met dat zijner voortreffelijke vrouw SARA ALEIDA VAN HULS , afgestaan aan 's mans kleindochters, de gra­ vinnen van Hohenlohe, die beide medenamen naar Duitschland. Een ander fraai geschilderd portret van hem zag ik in 4859 in de vredezaal op het Raadhuis te Aken. á. Navolging (als boven e.) in steendruk bij den zelfden, by mijne levens­ schets in den Fr. Volks-Almanak voor 1837, 12°. M. 2163. 292.

OERIiACH «CHEI/nVíJA, geb. te Leeuw, in 1708, en van 1731 tot aan zijn overlijden in 1765 hoogleeraar in de regten te Deventer en te Leiden. Cat. Bibl. 39. o. Borstb. v. v. met lange krulpruik in toga met bef. Gekleurde steen­ druk van L. Springer, uit diens verzameling van Leidsche Proff.; gr. med. folio. M. 4778. 293. »r. AICOLAAS ARlWOIiDI, geb. te Leeuw, in 1698, was van 1722—32 Stads-Secretaris, toen hij Secretaris en Thesaurier Gene­ raal van Prins Willem IV werd; daarna was hij zes malen Burgemeester en namens den Prins Premier dezer stad tot aan .. zijn overlijden in 1777. Cat. Bibl. 233; de Chalmot, B. W. I 347. a. Te halver lijve 1. in korte pruik met haarzak en blaauwe rok met kan- 4 42 A. PORÏBEÏTEN.

ten lubben en jabot. In 1760 geschilderd op doek door Matlhijs Accama, groot 69 en 55 duim. 294. 6, De gekroonde Wapenschilden van S. ARNOLDI en G. BAARDT , door beeldwerk omgeven, in 1714 geschilderd op doek door R. Keijeri, groot 78 en 60 duim. 295. BAVIUS VOOISDA. in 1729 te Franeker geb., van 1751—55 Advokaat te Leeuw, en daarna hoogleeraar in de regten te Frane­ ker, vanwaar hij in 1765 vertrok naar Leiden, waar hij in 1799 stierf, na om zijne staatkundige denkbeelden in 1787 afgezet, doch in 1795 hersteld te zijn. a. Te halver lijve v. v. in toga, staande in een boekvertrek. Naar de tee- kening van H. Pothoven, 1792, gegrav. door Th. Koning, door A. en J. Hon- koop geplaatst voor zijne uitgaaf van de Crimineele Ordonnantiè'n, gr. 4*. Cat. Bibl. 39. M. 5812. 296. Een groot sieraad van dit portret is het volgende krachtige bijschrift van Jan de Kruijff, van 1792, doelende op zijne afzetting in 1787: Een reine, ronde Fries, met vaderlandsche zeden;' Een eerlijk Patriot, een Vrijman in het hart, Die boosheid en geweld, waar Hij ze ook vondt, bestreden En, onder 't schild der deugd, hun Wraak-schicht heeft getart; Een kloek, geletterd hoofd, bij Themis grijs geworden; 't Orakel, door wiens mond haar Wijsheid antwoord geevt; Aan Hollands School, weleer,'t sieraad van Pallas orden; Zie daar den grooten Man, die hier in VOORDA leevt: Waar rijst de glorieznil, die Hem zijn eeuw moet stichten ?. Ach! Neerland kent zijn lot, maar.... 't Nageslacht zal richten. b. Proefdruk, zonder eenige letter, gr. 4°. 297- SICCO DOVWE8 van AYLVA, in 1734 geb. te Holwerd, waar hij van 1780—87 Grietman van West-Dongeradeel was. Toen als lid der liberale Staten gevlugt, was hij na 1795 weder volks­ vertegenwoordiger en tot zijn overlijden in 1807 lid van het Depar­ tementaal bestuur. o. Borstb. r. in vierk. lijst met naam, door R. Finkekt in 4794 ge­ graveerd voor't Vervolg op Wagenaar, 8°. ld. 6350. 298. CO£RT LAMBERTUS van BBYJIA, in 1753 geb. te Har- lingen, Secretaris van West-Dongeradeel, als lid der vrijzinnige Staten in 1787 gevlugt naar St Omer, waar hij tot Commissaris- generaal over de Nederl. vlugtelingen werd aangesteld. In 1795 terug­ gekeerd en tot Representant en lid der Nationale vergadering be- 3. STAATSMANNEN EN REGT8GELEEBDEX. 48

noemd, ijverde hij steeds voor verbeteringen in het staatsbestuur. Hij overleed te Dronrijp in 1820. Cat. Bibl. 290, 292. a. Borstb. 1. in vierk. lijst alsvoren, door Finkeles, 1794. Uit het Vervolg op Wagenaar, 8°. M. 6353. ' 299. SICCO DOUWES van AYI/VAj, 300. 11*. CO E KT I..AMBERTUS Tan BEYMA. 301. WLr. RECTOR LIVHS van AI..TEÜÍA, 302. Mr. HAJO TUI1ÍHOITF, 303. in 1787 leden der Friesche Staten, die zich te Franeker afscheid­ den, de hoofden der toenmalige en latere staatkundige bewegingen. Vier kleine portretten in cirkelrand met naam en betrekkingen, in4789 te Parijs gegraveerd door A. Bulk, 4°.

HEROTAIflíS BORGRINK, Apotheker te Leeuw., in 1795 Pre­ sident van het Committé Revolutionair, die 10 Febr. de aanspraak deed, waarbij de Staten van Friesland ontslagen werden; in 1796 was hij lid dor Nationale vergadering. Cat. Bibl. 293. a. Silhouet in ovaal. Uit Eogge, Geschied, der Staatsregeling , 12°. 304.

CkERRIT PA APE» in 1752 te Delft geb., schrijver van meer dan 30 letterkundige werken, als ijverig patriot in 1787 gevlugt naar Duinkerken, in 1795 een der hoofden van de omwenteling en in 1796 Raadsheer "in het Hof van Friesland. Cat. Bibl. 174, 184. a. Borstb. r. in korte pruik, in ovaal met naam. (Door M. de Sallieth) 8«. M. 4053. 305. -5. c. d. Drie kleinere in cirkelrand; het eerste r. met zinnebeeld, on­ geletterd (naar Buijs door Finkeles en Bogerls, uit de Vad. Gesch. in 42".); de andere v. v. door J. Wijsman, met en zonder ^reg. vers, 4°. M. 4056, 57. " 306.

PETRUS WIERDSMA, in 1729 te Leeuw, geb., vormde zich zelven tot een groot regtsgeleerde en letterkundige, en was als No­ taris, Auditeur Militair, Vroedsman en later als Secretaris van het provinciaal bestuur vele jaren lang een man van veel gewigt en in­ vloed. Hij stierfin 1811. Cat. Bibl. 41, 270. a. Te halver lijve r., in lange pruik met bef en mantel; in olieverw op doek, groot 29 en 22 duim, mij door zijne familie vereerd, nadat ik ia 1854 zijn leven bewerkt en in't Friesch Genootschap voorgedragen had. 307. b. Verkleinde navolging daarvan in steendruk door P. Blommen, ge­ plaatst voor zyn leven in 't 8* deel van de Vrjje Fries, 8". op groot papier. 308. 44 A. PORTRETTEN.

Jhr. Mr. IDSERT ÆBUVGA van HIXMALDA• in 1754 te Leeuw. geb., in 1780 Raadsheer in het Hof, 1791 Grietman van Hennaarderadeel, van 1795 —1806 uitlandig, 1811 MairevanWom- mels, van 1814—26 Gouverneur van Friesland, overl. op Burma- niahuis alhier 1834, begraven te Dronrijp. v. d. Aa, B. W. VIII1460. ff. Photographie van een miniatuur-portret van omstreeks 1800, door de familie hiertoe afgestaan aan mij, voor wien deze edelman gedurende zijne vijf laatste levensjaren een belangstellend vriend en leermeester was. 309.

Jhr. WILLEM ANNE van HAREI, tweede zoon van Onno Zwier v. H., geb. te 's Gravenhage in 1749: „wiens luisterrijke namen van Willem en van Anna kwamen;" en „die Anna zelve in Binkes handen in vroege jeugd gaf aan de zee;"

die, na vijftien jaren bij 'slands marine gediend kte hebben, in 1779 zijn vader als Grietman van West-Stellingwerf opvolgde. Van 1795 tot 1813 bleef hij .buitenslands, en nam daarna als lid der Staten weder werkzaam deel aan de regering , totdat hij in 1835 op den huize Vogelzang te Veenklooster overleed, v. Sminia, Grietm. 406. a. Borstb. r. Petrus Halbertsma ad vivum del., L. A. Vintcent Uth., steendr. van J. D. Steuerwald te 's Hage, roijaal folio. 310. Toen Dr. J. H. Halbertsma den zeer geachten grijsaard dikwijls bezocht en vele zijner berigten omtrent zijne beroemde familie in zijne Letterk. Naoogst, II 442 env. mededeelde, heeft zijn oudste zoon, Petrus, den ouden heer, slapende in een stoel, afgebeeld, welke teekening M. P. D. Baron van Sytzama, Gouverneur van Friesland, later uft vriendschap op steen liet brengen en aan slechts weinige vereerders uitreikte. Mr. GABIUS de WAL, geb. te Leeuw, in 1785, was hier van 1809 tot 1816 Notaris en Regter en daarna hoogleeraar in de regten te Franeker en te Groningen, waar hij in 1833 overleed. Cat. Bibl. 42, 94, 175, 247. a. Groot borstb. r. met bef en in toga, gesteendrukt door Ü. J. Backer te Dordrecht, roijaal folio. M. 5916. 311. Mr. »AAM FOCK.EMA, in 1771 te Dokkumgeb., Advokaat en Notaris te Leeuw., lid van het Depart. bestuur, Raadsheer in het Hof, lid van den Gemeenteraad, van de Staten en van de Tweede Kamer der Staten Generaal, hier overleden in 1855. Cat. Bibl. 43, 96; v. d. Aa, B. W. VI 137. 3. 8TAAT8MANNEN EN REGT8GEI..EEBDEN. 45 # a, Kniestuk v. v. aan een tafel zittende met een boek in de hand. Pho- tographie van de groote schilderij van W. B. van der Kooi, welke zijne erfgenamen in 1864 hebben vereerd aan het Friesch Genootschap, welks Bestuur daarvan door J. J. van Haagen deze lichtdrukken liet vervaardigen en aan elk der leden van de familie aanbood. 4°. 312. MARC CORNELIS WILLEM Raron du TOUR van BEULIMCHAVE, geb. 1764, lid van Gedeputeerde Staten en daarna van de Eerste Kamer der Staten Generaal, hier overle­ den in 1850, oud 86 jaren. a. Borstb. v. v. zonder naam, op kosten der familie op steen gebragt door C. W. Mieling; superr. folio. 313. Mr. FYZO de WEMDT Baron van §YTZA9IA, geb. 1816, sedert 1841 Grietman van Idaarderadeel, lid en secretaris van de Ridderschap der prov. Friesland. Deze 27jarige oudste zoon van den Gouverneur van Friesland, M. P. D. Baron van Sytzama, is den 18 Julij 1843, naast zijne jonge vrouw in een open rijtuig zittende, in het midden van het kermisplein te Leeuwarden, van eene beroerte overvallen en bezweken. Cat. Bibl. 97. a. Groot borstb. v. v. , geteekend door J. B Matthijssen en gesteendrukt door H. J. Backer voor rekening zijner weduwe ; superr. folio. 314. Mr. ULBO AREND EVERTSZ, in 1790 geb. te Joure, eerst Regter te Heerenveen, van 1847—50 Raadsheer in het Hof te Lei:uw. en daarna tot zijn overlijden in 1860 lid van den Hoogen Raad te 's Hage, vroeger schoolopziener en voorzitter van het Friesch Genootschap. a. Borstb. v. v., groote photógraphie, 4". 315. Mr. JAM HENDRIK, van ROELENS, van 1840—51 Burge­ meester van Leeuwarden, geb. in 1792, overl. in 1865. o. Geheel de persoon, zittende aan een tafel, photógraphie, 12°. 316. Mr. JAM van der VEEM, in 1811 geb. te Dragten, eerst Secre­ taris van Idaarderadeel en daarna Advokaat te Leeuw , in 1848 env. de hoofdman der liberale partij in Friesland, lid der Staten en van den Gemeenteraad, overleden 1857. a. Borstb. r. op chin. pap. met facsimilé. Naar de teek. van W. Troost, 1857, gesteendr. door E, Spanier te's Hage; imperr. folio. 317. 46 A. PORTRETTEN*.

4. WIS-, NATUUR- EN GENEESKUNDIGEN.

JAM VRE.DEÏÄAM de VRIES, in 1527 te Leeuwarden geb. en na 1604 hoog bejaard overleden te Antwerpen, waar hij meest woonde, die, als wiskundige, schilder, bouwmeester en graveur grooten roem behaalde, ook door het uitgeven van een aantal werken, vooral over de perspectief, beschreven in den Cat. der Sted. Bibl. 106. a. Te halver lijve r. in ringkraag en mantel, zittende aan een tafel, waarop hij met een passer cirkels trekt. In vierk. met 2 reg. naam en 4 reg. lat. vers: »Pictorum summus," etc. gegrav. door H. Hondius, 4". 318. ELCIUS EDOUARDlfS IVKOV MEMLEMA van IÆEU WARDEM» waar hij in 1544 geboren werd, was onderwijzer in ta­ len , wis- en rekenkunde te Aken en Antwerpen, te Haarlem en Leiden, waar hij in 1602 overleed, na het uitgeven van de werken, vermeld in den Cat. Bibl. 49 en 1Ó9. a. Te halver lijve r., ook zittende aan een tafel, met een passer in de hand, en daarboven zijn spreuk: íFida Sed Vide," zonder naam van graveur; op den titel gedrukt van zijn werken: Boeckhouder na de conste van Ita- lien, Fran. 1590, en Arithmetique, Antw. 1582, beide bij Gilles van den Eade. M. 3194. - 319. JOHAI SEMS, in 1572 geb. te Franeker, woonde in 1600, als landmeter en ingenieur van Friesland, te Leeuwarden, van welke stad hij een platte grond vervaardigde; later, toen hij den naam van HOEFLINGA aannam, was hij Dijkgraaf van Bonder-Nieuwland, in Oost-Friesland, waar hij omstreeks 1640 overleed Cat. Bibl. 109, 110. a, 1623, aet. 51. Borstb. r. in breede kraag, in de regterhand een pas­ ser houdende op een globe; boven 1. op een schild zijn spreuk: Toutechose par Eaison et Mesure est a priser de Nature;" regts zijn naam en wapen. 4°. Door C. van Sichem fraai in hout gesneden naar M. F., vermoedelijk Martinus Hermanus Faíer, van Emden. 320. b. Geheel gelijke navolging in koper gegraveerd, zonder naam van ver­ vaardiger , in ovaal, met weglating van spreuk, wapen en naam, die er in 2 reg. onder is geplaatst; gr. 4°. M. 4911. 321. Dr. NICOLAUS MUIÆRIUS, in 1564 te Brugge geb. en in 1631 overl. te Groningen als hoogleeraar in de wis- er» geneeskunde, na­ dat hij van 1608—14 Gymnasiarcha of „opperste Rector der schole" te Leeuwarden was geweest. Cat. Bibl. 110.

/ 4. WIS-, NATIFÛK- 35N GENEESKUNDIGEN- 47

a. 1614, aet. 50. Borstb. met langen baard in kraag en toga, in ovaal- rand, waarin zijn naam en titel; met 6reg, lat. bijschrift van E. Sckonen- burg: »Hos quiqunque vides vultus" etc. Gegrav. door S. a L(amsweerde) voor de Eff. Prof. Gron. fol. M. 3754. 322.

Dr. PETRUS MUIiERIUS , zijn zoon, in 1599 geb. te Harlingen, te Leeuwarden opgeleid en van 1628 tot aan zijn dood in 1647 hoogleeraar in de natuur- en kruidkunde te Groningen. Cat. Bibl. 110. a. Borstb. r. in platte kraag en toga, met een bloem in de regterhand, in ovaal als het vorige door den zelfden graveur (z. n.). Met spreuk en 7reg. lat. bijschrift van P. F. aQuis quis MULERII Coman, ora, frontem" etc. fol. M. 3755. 323.

JAM HEMRICH JARICHS van derLEY, in 1556geb.,was ontvanger der Admiraliteit te Dokkum en daarna van de gemeene middelen in Friesland en Groningen te Leeuwarden, 1615 — 27; uitgever van verscheidene wis- en zeevaartkundige werken. Cat. Bibl. 110, 421. a. 1619, oud 63 j. Borstb. r. in ovaal met naam en 4reg. lat. vers van P. Winsemius, Pelrus Feddes Harl. pìnx. el f ent; geplaatst voor zijn werk: 't Ghesicht des grooten Zeevaerts, Fran. 1619, br. 4". beschreven door van der Keilen, Peîntre Graveur, No. 34. Fraai en zeldzaam. 324.

RÊMÉ DESCARTES of REMATUS CARTESIUS, in 1596 te la Haye in Frankrijk geb., leidde een zwervend leven, kwam in 1629 te Franeker studeeren en vertoefde van 1635—37 te Leeu­ warden, waar hij het eerste zijner werken schreef, door welke hij als wijsgeer, wis- , natuur-, sterre- en werktuigkundige zich een beroemden naam verwierf. Hij overi. te Stockholm in 1650. Cat. Bibl. 111, 245. a. Te halver lijve 1. met loshangend haar, platte kraag en mantel, een hoed in de regterhand; naar F. Hak uitstekend gegrav. door J, Smiderhoeff^ met adres van P. Goos. Boven geboorte- en sterfplaats; beneden naam* en titel met 4 reg. lat. vers: sTalis erat vultu NATURAE FILIVS :" etc.; gr. med. fol. Zijn handteekening is hier aangehecht. M. 1292. 325. » DT. PETRUS BAAROT liet op den titel van zijn zonderling ge­ schrift: Leden-Stemm.nghe, waarbij hij zich de titels gaf van: Me­ dicus , Philosoof, Astronoom en P. L. (Planeetlezer ?), in 1640 te Leeuwarden bij Claude Fonteyne zijn „conterfeytsel" drukken in houtsnee, met een sfeer in de hand, daar hij geene andere exx. voor „oprechte ende originele" zoude erkennen. Cat. Bibl. 112, 151. 326. 48 A. POBTBETTES.

Dr. ERNESTIJS RAS, in 1610 geb. te Leeuw., gaf, na eenige jaren Hjfmedicus der Graven van Bentheirn geweest en in 1660 in zijne vaderstad teruggekeerd te zijn, ook zijn Portret op de versierde tit-rl- plaat fgeteek. door de Wolf en gegrav. door /. v. Veenhuvjsen) van zijn zeldzaam werk: Hippocratis Coi, Aphorismi. Leeuw, bij hyvo Takes Wielsma, 1664, kl. 8°, 488 bl. 327.

FREDERIK WINTER, in 1712 te Uden bij Kleef geb., was hier in 1737 lijfarts van Prins W. C. H Friso, werd in 1740 hoogleer­ aar in de geneeskunde te Herborn, in 1744 te Franeker en in 1747 te Le>'den, waar hij in 1760 overle-d. Cat. Bibl. 124. a. Borstb. r. in toga, met 3 reg. schrift; gekleurde steendruk van L. Sprin­ ger, i. n. gr. 4°. M. 6110. 328. Dr. JUIillIS VITRINOA COULOM, geb. te Leeuw. inl767 en aldaar overl. in 1843, na eene 5 Ijarige uitgebreide praktijk en groote werkzaamheid als president der prov. geneesk. commissie enz. Cat. B'.bl. 130, 131. a. Groot kniestuk r., zittende aan een tafel vol boeken, met pen in de regterhand. Naar de schilderij van W. B van der Kooi, 1821, op steen gebragt door Rieke, uitg. bij G. T. N. Sur inga r, 1844, imperr. folio. 329. SIBRAftDÏJS FOCKE1IA, in 1777 geb. te Dokkt.m en in 1848 overl. te Leeuwarden , waar hij sedert 1803 geneesheer was, 3643 verlossingen verrigtte en sedert 1817 4482 personen inentte, vol­ gens zijn levensberigt in de Konst- en Letterbode, 1849, N°. 4. a. Groot kniestuk, geteekend door W. B. van der Kooi, en later bjj diens kunstwerken nader te vermelden. AXEL LOURENTS LAND, geb. in 1806 te Dokkum, sedert 1829 doctor in de genees-, heel- en verloskunde te Heerenveen, Delft en Leeuw., waar hij m 1841 overleed. Cat. Bibl. 139. a. Groot borstb. r. gesteendr. doer H. J. Backrr, met 6 reg. vers van J? van Leeuwen: «Vereerd als kundig Arts", enz. imperr. fol. M. 3088 (hoe­ wel de naam verkeerd). 330. EVERT SJERPS FERWERDA, mathematicus en timmerknecht, die van 1795—1822 de Friesche almanakken b. rt-k«nde en hier hoogbejaard in het Diakoniehuis stierf. a. Zittend beeld aan een tafel met een kruik ín de eene en een glas in de andere hand. In 1835 in zwart krijt geteekend door Albert Gerríts Swart, van Buitenpost, leerling van v. d. Kooi, in dat zelfde jaar over­ leden; in lijst. 331. WIS-, NATUUR- EN GENEESKUNDIGEN. 49

JACOBUS I-IJDOVICUS COIRADVS 8CHROEDER van der KOLK, te Leeuw, in 1797 geb. en in 1862 overl. als hoog­ leeraar in de geneeskunde te Utrecht, waar hij, ook als hervormer dei' krankzinnigengestichten, zich een beroemden naam verwierf. (Jat. Bibl. 137, 138. a. Borstb. r. naar de teekening van J. H. Neaman gesteendr. door P. W. v. d. Wrijer, 8". Uit den Utr. Stud. Almanak. 332. ». Borstb. v. v. in toga met lange bef en drie ridderteekens, in ovaal. J. H. Neuman pinx., B. J. Sluyter sculps. Uitgeg. door F. Buffa en Zonen, roijaal fol. op chin. pap. in lijst. Deze schoone gravure van den voortreffelijken man behoort tot de verzameling uniforme portretten van beroemde tijdge- nooten, waarvan 21 zijn uitgegeven. 333. c. „fSonusneni op het graf van den Hoogleer aar J. L. C. SCHROEDEB VAN DER KOLK. 1797—1862. Zijn leven was lieven, zijn werken was wel­ doen, zijn vriendschap een zegen." Ontworpen door H. M. Tetar can Elven, Architekt. Fraaije lithographie in kleurendruk van P. W. v. ä. Weijer, de begraafplaats te Utrecht voorstellende. Op het gedenkteeken staat onder den naam: »Door dankbare liefde gewijd." 334.

CIiAAS MUldDElR . hoogleeraar in de chemie, botanie en natuur­ lijke historie, eerst te Franeker en sedert 1841 te Groningen. Hij was geb. te Leeuw, in 1797 en overleed te Amsterdam in 1867. Cat. Bibl. 133, 134. a. Borstb. r. photographie van J. H. Egenherger, 12°. 1864. 335.

JAH! van DAM, geb. te Groningen in 1797, sedert 1822 tot aan zijn dood in 1859 heel- en vroedmeester te Leeuwarden. a. Borstb. r. door W. Troost uit het geheugen op steen geteekend en gedrukt bij E. Spanier, uitgeg. door W. Eekhoff', 1860, imperr. fol. 336.

DUCO JOHAME§ STORM BUYSamí», de zoon van een lakenkooper alhier, in 1802 geboren en door inspanning opgeklom- meîi tot Hoofd-ingenieur en hoogleeraar te Delft en als lid van den Baad van State in 1870 te 'sHage overleden, schrijver van de be­ noemde Handleiding tot de Waterbouwkunde. Cat. Bibl. 144. a. Borstb. v. v. met ridderorde en facsimilé. Lith. van E. Spanier, gr. 4". Met bijgevoegd Levensbericht door T. P. Delprat, 8°. 337.

WILHELMTS van WICHEHEM , in 1829 te Leeuw. geb. en in 1868 als geneesheer te Franeker overleden. a. Borstb. v. v. zittende aan een tafel, met handteek., steendr. van P. W. v. il. ïFeijer te Utrecht, imperr. folio. 338. 5 50 A. PORTRETTEN.

TIBEHIVS CORÜELIS WI1TK.LE.R, in 1822 te Leeuw. geb., tot 1851 hier grutter, sedert 1855 heelmeester te Haarlem, daarna Conservator aan Teijlers stichting, in 1864 te Groningen bevorderd tot Math. Magister et philos. natur. Doctor. Cat. Bibl. 142, a. Borstb. r. photographie van P. Foei, Haarlem, Mei 1870, 12°. 339.

5. GESCHIEDSCHRIJVERS EN LETTERKUNDIGEN.

WILLEM CAITER, in 1542 te Leeuw. geb. en te Utrecht op­ geleid, woonde, na buitenlandsche reizen, meest als geleerd philoloog te Leuven, waar hij in 1575 in 32jarigen ouderdom overleed. Cat. Bibl 48. a. Borstbeeld r. in geplooide ringkraag en strak kleed, met naam en 4reg. vers van A. Miræus: »Clepsydra quicì signat?" etc. 4°. Uit Miræi Icones, get. 40. M. 931. 340. EVERHART van ME¥15, in 1550 te Deventer geb., was van 1584 tot aan zijn dood in 1602 hier Baad van den Stadhouder Graaf Willem Lodewijk, die het handschrift zijner Ned. Oorloghen erfde en den Raadsheeren J. en F. van den Sande ter uitgave op­ droeg. Cat. Bibl. 73. a. 1602, aet. 52. Borstb. r. in losse geplooide kraag, in ovaalrand, waarin zijn naam en titel. Onder 6 reg. bijschrift van J. J. Pontanus: »Con- silio multis patriam" etc. J. Muller scúip. fol. M. 4410. 341. E»© MEUIHJSIUS, geb. in 1581 te Steinfurt en in 1638 overl. te Leeuwarden, waar hij sedert 1607 31 jaren lang als Rector aan het hoofd stond van het toen bloeijend Gvmnasium. Cat. Bibl. 50, 149, 255. a. Borstb. 1. met langen baard in breede ringkraag en pelstabbaard, in ovaalrand, waarin naam en titel; daarboven zijn spreuk: »Non vidi dere- lictum iustum;" beneden 8reg. vers van P. à Boma -. SNEUHUSII facies hac est, nihil addimus ultra." etc. Zeer schoone gravure van J. Sfuijäerkoefj, vermoedelijk naar Wijbrand de Geest, fol. M. 3839. 342. RElrlEIìfJtS HÍEUIIUSIUS, zijn oudste zoon, geb. te Leeuw, in 1608 -en sedert 1638 gedurende ruim 40 jaren Rector van het Gymnasium te A.kmaar, waar hij omstreeks 1680 stierf. Cat. Bibl. 51 149. a. 1662, aet. 54. Borstb. r. met platte kraag in mantel, in ovaalrand alsvoren; met lOreg. bijschrift van P. à Doma.- »Hic e»t, quem FRISIAE Proceres." etc. Naar v Bergh gegr. door P. Holsteijn. fol. M. 3840. 343. GESCHIEDSCHRIJVERS EN LETTERKUNDIGEN. 51

Dr. MICOI..AIJS MUIiERIUS , van 1608—14 Opperrector van 't Gymnasium alhier. Een gelijk portret als No. 322 hier vóór bl. 46. 344.

Dr. FÏER1DS WÌMSÏEMIÌJS., van 1616—44 Historieschrijver van Friesland. Gelijke gravure als No. 272 hier vóór bl. 38. 345.

Dr. JOAM1ÍES de I'ESO of van VEEM, in 1577 hier ge­ boren en in 1662 overleden, schrijver van de Historiale Medita- tien in 1658, toen hij oudste Advokaat, oud-Schepen en Curator van 't Gymnasium was. Cat. Bibl. 76, 77. a. 1658, aet. 81. Borstb. r. met calot, baard en ringkraag, in ovaal- rand met naam, titels en wapen daarboven. Met 6 reg. bijschrift van Simon Albe» Gaòbema: »Dus zietmen VENO , op het afgaan van zijn daagen;"enz. A. B. NieuJ/off pinæit, een onbekend schilder , die bij Immerzeel noch Kramm voorkomt; welligt een der Friesche kunstbeoefenaars, omtrent wie de laatste klaagt, dat zoo weinige berigten tot ons gekomen zijn. 4°. De onvermelde graveur was misschien C. de Pas, volgens M. 5602. 346.

»p. FRAMCISClr§ ÜEERMAM, vermoedelijk omstreeks 1600 te Leeuw, geb, en omstreeks 1670 ris Advokaat te Amsterdam overleden, schrijver van de meer dan 30 malen herdrukte Guldene Annotatiën. Cat. Bibl. 51, 52, 312. a. Borstb. 1. in breede platte kraag met smallen kant omzoomd, in om­ geslagen mantel. In vierk. met 4 reg. bijschrift van P. Winsemms, 1639: »Qui dicta scitis miscuit Prudentium" etc. Dit keurige portret, waaronder enkel staat: J. R. pinx. (waarschijnlijk Joh. van Ravestein) en .ƒ. Sfuijder- hoe/J seulp., staat in den zeldzamen tweeden verm. druk der Guld. Ann. van 1640, in klein 8°. bij Claude Foníeijne, die een bijschrift op dit portret en op de fraaije zinnebeeldige titelplaat er nevens plaatste. 347. b. Ander en grooter borstb. 1. zonder mantel, doch in bestikten tab­ baard, waarover nog grooter platte kraag ligt met breeden kant omzoomd. In vierk. zonder eenigen naam of bijschrift, doch boven in den hoek: Fd. de Gi-fst p. en J. Stäjäerlwef s. Deze schoone en krachtige gravure behoort tot den 6en druk der Annotatiën, in kwarto, reeds in 1642 uit­ gegeven, nu te Leeuw, bij Jan Janssen de Fries, 4°. M. 2237. 348. c. Verkleinde navolging daarvan r. met naam, door Z>. M. Penningen, kl. 8°. geplaatst voor latere herdrukken. M. 2237*. 349.

I30RA.TIUS VITRIMGtA , geb. in 1632, eerste Deurwaarder van den Hove, 1679 Rentemeester der geestelijke goederen van Leeuw., 1688 — 92 Substituut-Griffier van het Hof en bij zijn overlijden in I

58 A- PORTRETTEN.

1699 Schepen dezer stad, de vader \an den hoogleeraar Camp. Vitringa en schrijver van Historische Annotatiën , wiens leven Prof. de Crane gaf in zijne Biogr. Verzameling, 63. Cat. Bibl. 303. a. Ten voeten uit, met pen in de linker- en een boek in de regterhand, gekopijeerd naar de teekening van D. Vluym vóór het handschrift zijner Annotatiën in de Bibliotheek van 't Friesch Genootschap, 4°. 350.

TOBIAS eVTBERLETH, de jonge, geb. te Leeuw, in 1675 en overl. te Franeker in 1703, als Bibliothecaris der hoogeschool. Cat. Bibl. 56. a. Borsfb. 1. met zeer booge en lange krnîpruik in losse kleeding, in ovaal met 3 reg. onder- en 2 reg. bijschrift van David Hoogstratanus: »Sic laeta G-UTHBERLETHUS" etc. z. n. Uit zijn werk: de Saliis, Fran. 1703, kl. 8°. M. 2067. 351.

FRAKCOIS HALMA, geb. in 1653 te Langerak en overl. in 1722 te Leeuwarden, waar hij sedert 1709 Landscbapsdrukker was, en tevens schrijver en uitgever van een aantal belangrijke werken. Cat. Bibl. 14, 56, 57, 79, 80, 159, 207, 258 en zijn leven 433. a. Te halver lijve r. in groote pruik en los kleed , in ovaalrand met naam enz.; met bijschrift van M. Brouèriui van Kidek • »Het uiterlyk gelaet van HALMA, vol van yver" enz. Naar A. Boonen door F. Otlem, gr. med. fol. M. 2151. Behoort tot zijn werk: Tooneel der V. Ned. in 1725 na zijn dood uitgegeven. Hierbij zijn gevoegd twee schimpdichten van 1711 , uit nijd over de gunsten. door Prins Friso hem bewezen. 352.

SI»EBERTV§ (SYVERT) H1VERKAHF, geb in 1684 te Leeuw, en in 1742 over], te Leiden, waar hij als hoogleeraar in de geschiedenis , welsprekendheid en grieksche taal een aantal voortref­ felijke werken in 't licht gaf, beschreven in den Cat. der steriel. Bibl. 57, 58, 81. 82, 246, 371, 372. /'. Borstb. r. in krulpruik. bef en toga, met 4 reg. onder^chr. zonder eenigen naam. Uit de Eff. Proff. L. B. van P van der Aa , 1732, folio. 353. />. Veel sehooner borstb. 1. in een ovaallijst, vastgehouden door twee geniussen en door een gordijn, boeken en penningen omgeven. Beneden 6 reg. opschrift. Naar F tnn Miens door ./. Ilo>ih aken, geplaatst voor zijne Algemeene Histori,'s Hage 1736, kl. med. folio. M. 2210. 354. r. "Weinig gelijkende navolging in gekleurden steendruk van L. Sprint/er, z. n. gr. med. folio. M. 2212. 355. THOMAS WOPKJEMS, in 1700 hier geb. en in 1746 o-eil. te Harlingtn als leeraar bij de Doopsgezinden. Cat. Bibl. 58. Van dezen geachten letterkundige berust een fraai geschilderd portret GESCHIEDSCHRIJVERS EN LETTERKUNDIGEN. 53

bij Mevr. de Wed. Prof. S. Brouwer alhier, afkomstig uit den boedel van Wopke Wopkens, door Halbertsma vermeld in de Vrije Fries, IX 307 en XII 61.

MEINARDUS T1DEMAI, geb. 1741 te Zwolle, was van 1763—65 Rector te Leeuw, en daarna hoogleeraar te Harderwijk, Utrecht en Leiden, waar hij in 1825 overleed. Cat. Bibl. 63, 91. a. Borstb.1. in korte pruik en toga met naam en 6 reg. onderschrift, gekleurde steendruk van Springer, z. n. M. 5498. 356. GËOR3 FREDERIK Baroníhoe SCHWARTKENBERG en HOHEILAISBERG, Grietman van Menaldumadeel, lid van Gedeputeerden enz., geb. te 's Hage 1733 en overl. te Beet- gum in 1783, met Ds». NICOLAAS THOLEI, geb. te Leeuw, in 1725 en overl. in 1770, Advokaat en klerk ter prov. secretarie, beide bewerkers en uitgevers van het onwaardeerbaar Friesch Charterboek. Cat. Bibl. 88—91. Bij gebrek van eenige afbeelding, is de vooretelling van hunne personen in de Begrafenis van Prinses Maria Louisa , van 1765, door B. Jelgerhuis, hoe gebrekkig ook, hier ter gedachtenis bijgevoegd. 357, 358. JOANNES RUARDI, hier geb. in 1746 en in 1815 overleden te Groningen, waar hij sinds 1781 hoogleeraar was in de grieksche en latijnsche talen. Cat. Bibl. 64, 65. a. Borstb. r. met bef en in toga. Onuitgegeven pastelteekening z. n. met 4 reg. geschreven opschrift. 4°. 359. HERMANUS BOSSCHA, te Leeuw. geb. in 1755, Rector te Fraijeker, hoogleeraar te Deventer, Harderwijk, Groningen en Amsterdam, waar hij in 1819 stierf. Cat. Bibl. 65, 66, 93, 170, 312. ff. Silhouet 1. in randwerk, op den titel van zijn Musa Daventriaca, 1786, gegr. door T. Koning, met bijgevoegd lat. lijkdicht van P. van Hamels- vel J, 8". en op het zelfde blad: 360. b. Borstb, 1. met bef en toga, in ovaal, naar W. B. van der Kooi door R, Vinkeles gegr. en met dat van E. Wassenbergh geplaatst voor hunne vertaling der Levens van Plutarchus, 8°. met facsimilé. Uit de verzam. Lamberts. M. 619 en 620. 361. VAIÆNTINUS SLOTHOUWER, in 1738 te Arnhem geb., was \an 1765 tot bijna aan zijn dood in 1822 en dus gedurende 56 jaren hier Rector van 't Gymnasium, door zijne talrijke leer­ lingen zeer hoog geacht. Cat. Bibl. 64. 54 A. PORTRETTEN.

a. Silhouet 1., ge teekend door J. H. Matthijssen, 1822 , met daar beneden gedrukt 6reg. bijschrift van Jan Brouwer: »Dit schaduwbeeld vertoont SLOT­ HOUWERS achtbaar hoofd:" enz. kl. 8°. 362- AMfliAEUS YPEIJ, van 1813—-37 hoogleeraar in de kerkgeschie­ denis te Groningen. Een gelijk silhouet als No. 233 op bl. 34 hier vóór. 363. JACOB van LEBÏWEÏ, in 1787 te Nieuwkoop geb., sedert 1813 Griffier van de Regtbank en het Geregtshof te Leeuw, en sinds 1840 Archivarius en Bibliothecaris van Friesland, overl. 1857. Cat. Bibl. 94 enz. a. Borstb. v. v. naar een geschilderd familieportret op steen gebragt door C. C. A. Last en gedrukt bij P. Blommers, 8°. op groot papier, geplaatst voor zijn levensberigt in de Vrije Fries, VIII 337. 364. PIETER BURGGtRAAFF, in 1777 geb. te Blokzijl en in 1862 overl. te Heerenveen, was van 1813—52 hoofd-onderwijzer te Leeuw, en werd vier malen voor prijsverhandelingen met goud bekroond. Cat. Bibl. 93, 188. a. Te halver lijve in een boekvertrek aan een tafel zittende, met facsi­ milé, z. n. steendruk, gr. 4°. 365. JOOST HII>DES HALBERTSMA, geb. te Grouw in 1789, te Leeuw, door Waubert de Puiseau en Slothouwer tot de studiën opgeleid, sedert 1814 leeraar bij de Doopsgezinden te Bolsward en in 1822 te Deventer, waar hij in 1869 in bijna SOjarigen ouderdom zijn werkzaam leven besloot. Cat. Bibl. 97 , 306. a. Borstb. 1., alleen met onderschrift: »Nec dominus nee servus." Steen­ druk op chin. pap. Bruxelles, impr. des beaux-arts, roijaal folio. 366. b. Kleiner borstb. v. v. op lateren leeftijd, met facsimilé; alleen get. D. J. Sluyter sculps., op imperr. roijaal pap.; geplaatst voor de Rimen end Teltsjes, te Deventer bij J. de Lange, 4870. 367. TIEDE ROELOF UEJItSTRA, geb. te Leeuw, in 1820 en overl. in 1862 als Archivaris-Bibliothecaris van Friesland. Cat. Bibl. 95, 106. a. Borstb. v. v. na zijn verscheiden uit het geheugen geteekend door W. Troost, gesteendr. bij P. Blommers, met facsimilé, imperr. fol. 368. Mr. JOHIIIEi CORMELIS GERHARDUS BOOT, in 1811 geb. te Arnhem, van 1838 — 51 Rector van 't Gymnasium te Leeuw, en daarna tot 1870 hoogleeraar in de oude letterkunde te Amsterdam. Cat. Bibl. 71. a. Oct. 1871, aet. 60. Photografiekaart. Giacomo Brogi, Firenze. 369. GESCHIEDSCHRIJVERS EN LETTERKUNDIGEN. 55

Dr. CORNELIS MARTIIU8 FRA1WCKEMT, in 1820 geb. te Muiden, van 1852 — 56 Eector van 't Gymnasium te Leeuw, en sedert hoogleeraar in de grieksche en latijnsche talen en letterkunde te Groningen. Cat. Bibl. 71. a. 1872. Photografiekaart, door J. H. Egenberger, 370. »*. JA1 OERARDITS OTTEMA, in 1804 geb. te Doe- tiehem, sedert 1834 Praeceptor en daarna tot 1872 Conrector van 't Gymnasium alhier. Cat. Bibl. 71, 100, 277, 278. a Borstb. r. zittende met een boek in de hand. Photographie van Mej. MoitJiijssen, 4". _ 371.

6, DICHTERS ENZ.

JAS JAKSZOOlí STARTER, in 1594 te Londen geb., zette zich in 1614 te Leeuw, als boekhandelaar neder, rigtte daar een Rederijkerskamer op, voor welke hij tooneelstukken schreef, wier vertooning echter ergernis gaf, weshalve de regering haar verbood, zoodat hij naar Franeker verhuisde en daar tevens student werd (1620). In 't volgende jaar vertrok hij naar Amsterdam, waar hij zijn Friesche Lusthof uitgaf, waarvan in 13 jaren vijf drukken ver­ schenen. Na 1625 is hij welligt in. Duitschland overleden als his­ torieschrijver van den Graaf van Mansfelt. Cat. Bibl. 146-149, 405,419. a. Omlauwerd borstbeeld 1. in breede kanten kraag, gevat in een lijst, waarop zijn naam , afkomst, ouderdom en wapen (drie paardekoppen) staan , geplaatst in een zeeschelp met een opengeslagen liedboek er voor, en, be­ schermd door de schilden van een vliegenden Kupido, door de zee voort­ getrokken van twee getoomde zwanen , waarop twee beeldjes zitten, waar­ van het regtsche, met boog en pijlkoker, CVPIDO en het linksche, met een momuskop, iocvs voorstelt; terwijl honden op den achtergrond , als Engel- sche doggen, deze geestige voorstelling van den overtogt des minnezangers herwaarts schijnen na te bassen. Zonder naam van den vinder, teekenaar of plaatsnijder, breed 4". Uit den tweeden druk van den Friesche Lusthof, Amst. 1623. M. 5127. Op dit blad nog: 372. b. Eerste staat van deze schoone gravure van Jan van de Veìâe zon­ der naam in den rand ; alsmede nog: 373. c. Zinnebeeldige voorstelling van de FRIESCHE MAEGHT, houdende met haar regterhand het wapen der provincie en met de* linker op haar schoot 56 A. PORTRETTkN.

een gevleagelde cupido, in wier hand een hoorn, waaruit, even als uit de kroon, welke haar hoofd siert, levende stroomen waters ontspringen, die , gelijk een fontein, nedervallen in het versierde bekken , waarin zij is ge­ zeten , en dat, gedragen door drie draken, van een breeder waterbekken is omgeven. Twee cupido's, die het opschrift: T' FRIESCHE LUSTHOF in een lint dragen, omkransen haar hoofd; terwijl drie andere cupido's rondvlie­ gen , hunne pijlen rigtende naar de twaalf minnende paren , die, zingende , kozende, spelende en dansende. de fontein omgeven. Het bevallige geheel is als het ware geplaatst op het Hofplein te Leeuwarden, en is dan het kasteel met torens ter regterzijde het stadhouderlijk Hof en dat ter linker­ zijde Auckama-stins, in 1617 tot Raadhuis bestemd. Het vernuft van Starter of van zijn vriend Petrus Feddes (wiens gravure het echter niet is) heeft deze rijk geordonneerde groep zeker ontworpen. Vermoedelijk was K van Panieren de graveur zoowel van deze plaat als van het volgende portret voor den eersten drnk. 374. De beide portretten zijn van achter bedrukt (het eerste in kleine, het tweede in grooter cursijf) met een Klinck-Diclit, onderteekend: Chi sará sará, hetwelk de spreuk was van Theodorus Rodenburgh te Amsterdam, die sedert 1616 verscheidene blijspelen en verzen uitgaf en met Starter daar lid van de Oude Kamer zal geweest zijn. Zie over hem v. d. Aa , B. W. 393. d. Ander borstbeeld r. met helderder oogen en kleiner kraag, in ge­ lijken rand en omgeving, met dit onderscheid, dat op de zwanen geen beeldjes zitten en dat op de punt van de schelp een vlammend hart staat met twee duifjes daarnevens op het liedboek. Navolging van dit portret (dat voor den eersten druk van den Lusthof staat, 16Í21), op den omslag der Bloemlezing uit Starter, Leeuw. 1862, waarvan de achterzijde enkel de Friesche Maagd vertoont, zonder de gebouwen enz. In kleurendruk van Tresling en Co. Amst. breed 4°. 375. e. Voorstelling van Starter's beeld, zittende in een stoel aan een tafel met boeken en papieren, met een muziekinstrument nevens zich. Fraaije lithographie in kleuren, naar de teekening van Herman ten Kale door P. W. v. d. Weijer, met naam, gr. 4". Uit van Lennep, Neôrlands roem. Het tijdvak van Fred. Hendrik. Utrecht, L. E. Bosch en Zoon, 1858—61. Inlijst. 376. ƒ. Verkleinde navolging van het vorige; lith. van Emrik en Bing'r, Haarlem, in Dr. J. van Vloten's nieuwe uitgaaf van Starters Friesche Lust­ hof enz. bij de zelfde uitgevers, 1864, post 8°. 377. g. Zeer ruwe houtsnee van het portret u, vóór Starter's Steekboekjen, Amst. 1786, beschreven in den Cat. Bibl. 405, breed 16°. 378. Hoeveel kunst en smaak is dus aan Starter's schoone verzen en uitgaven te koste gelegd! Duurzaam moge het nageslacht hem, door van Lennep »den grootsten Nederlandschen liederdichter" genoemd, waardeeren. 6. DTCHTERS ENZ. f?

WILLEM van HAREN, de Dichter van de Friso enz. 1710—1768. De zelfde portretten als No. 286—290, op bl. 40 hier vóór. 379—383.

ONMO ZWIER van HAREM, de Dichter van de Geuzen enz. 1713—1779. De zelfde portretten als No. 291 en 292, op bl. 41 hier vóór. 384,385. CLARA FEYOEMA van SYTZAMA, geb. in 1729 te Leeuw., in 1750 getrouwd met I. E. VAN RAESVELT, Heer van Heemse en op dat landhuis bij Hardenberg in 1807 overleden. Cat. Bibl. 92, 166, 167. a. Bevallig borstbeeld v. v. op 16jarigen ouderdom, in gebloemd kleed en rol in de regterhand; in ovaal met randschrift en wapen; daar beneden 4 reg. vers: »Zo praalt Adeldom bij Deugd," enz. Naar de schilderij van J. Wassenbcrgh gegr. door J. C. Philips, 1745, geplaatst voor hare Bellin- geweerder Uitspanningen, Gron. 1846, 8n. M. 5264. 386. 6. Zwakke navolging in steendruk, zonder naam. L. Queidin lith., druk van G. J. Tkieme. Uit den Friesche Volks-Almanak voor 1855, waarin bl. 97 eene levensschets van haar door A. Wassenbergh voorkomt; kl. 8°. 387. THEODORUS van HOOTEI, in 1749 geb. te Leeuw, zoon van den koster der Groote kerk , van 1784—87 hoogleeraar te Franeker, na 1795 Agent voor de nationale opvoeding, overleden in 1813 bij zijn vriend J. Valckenaer te Bennebroek. Cat. Bibl. 65, 169, 170. a, Borstb. r. en medaillon, door de physionotrace van Qaenedey te Parijs op koper gebragt, zonder eenigen naam; proefdruk, 12°. Uit de ver­ zameling Lamberts. M. 3000. 388. AMME JELTEMA, in 1727 hier geboren en in 1804 overl. als boekdrukker, uitgever van Mengeldichten. Cat. Bibl. 173. Een met kleuren geteekend portret van hem, zittende aan een tafel naast een boekenkast, is uit den boedel van zijn kleinzoon Korn. ÏÆoezelaar dooi­ den Heer R. D. Smeding vereerd aan het Friesch Genootschap. Mr. GAKIMUS de WAL, de dichter van: De vernedering en verlossing des vaderlands in 1814. 1785 — 1833. Cat. Bibl. 42, 175. Het zelfde portret als No. 311 op bl. 44 hier vóór. 389. JAC©SS van LEEUWEM', de dichter van : Op de Verlossing van Nederland in 1813 enz. 1787 — 1857. Cat. Bibl. 94, 174. Een gelijk portret als No. 364 op bl. 54 hier vóór. 390. Mr. CHRISTIAAN PETRUS ELIZA ROBÏDÉ van der AA, in 1791 te Amsterdam geb., van 1818—34 Procureur te Leeuw en daarna Regter te Arnhem, overl. in 1851. Cat. Bibl. 175. 6 58 A. PORTRETTEN,

a. Borstb. r. met bril op in hooge das. Naar W. Grebner door P. Velijn bij J. Immerzeel Jr. met facsimilé. 4°. Uit den Muzen-Almanak. M. 2. 391. b. Proefdruk vóór de gegr. letter. M. 3. Beide opgezet en gem. door J. P. Lfange)', uit de groote collectie gravures der nalatenschap van zijn schoonvader Velijn, bij W. E. 392.

Mr. AREMT van HALMAEIJ Jr., in 1788 geb. te Amsterdam, van 1819 tot aan zijn overlijden in 1850 Auditeur-Militair te Leeuw., dichter van een aantal treurspelen enz. opgenoemd in den Cat. Bibl. 70, 98, 176. a. Borstbeeld r., geschilderd door J. J, G. van Wicheren, bij Mevrouw zijne Weduwe alhier. b. Silhouet 1., geknipt door Dr. J. G. Ottema, bij W. E. JAM van HARDERWIJK. Rz., in 1790 bij Leeuw, geb., koopman te Rotterdam, waar hij in 1835 en 1858 dichtbundels uitgaf en in 1858 overleed. Cat. Bibl. 70, 177. a. Borstb. v. v. met bril op, met facsimilé. Naar J. W. Schmìät door «ƒ. P. Lange. Uit den Muzen-Almanak; op groot papier. M. 2160. 393. EEIiTJE IIII)DIS HALBERTSMA, geb. te Grouw in 1797, te Leeuw, opgeleid, Med. Doctor in zijne geboorteplaats en daar overleden in 1858, als de grootste der Friesche dichters vereerd. Cat. Bibl. 306 en 307. «. Groot borstb. v. v., op steen geteekend door W. Troost, gedrukt bij P. Blommers en uitgegeven door W. Eekhoff, 1865; imperr. fol. 394. JOHANÌiES BERHARDITS van BREE, componist en muzyk- directeur te Amsterdam, waar hij in 1801 geb. werd en in 1857 overleed. Hij was de zoon van Frederik vanBree, in 1817 muzyk- meester te Leeuw, en werd hier opgevoed. Cat. Bibl. 185. Een levensberigt van hem komt voor in Caecilia, 1857, N°. 24. a. Groot kniestuk, met dirigeerstok in de regterhand, rustende op de partituur van Beethoven's grande simphonie, op een lessenaar liggende, Naar het leven geteekend door H. TV. Couwenberg (Nov. 1845). Op steen get. door F. Waanders. Uitgeg. bij F. Buffa en 'zonen; superr. fol. M. 711. 395. YITE PETRUS CÄREYDAÄUS, zoon van den onderwijzer te Mantgum, pianist en organist, hier overl. in 1861, 26 jaren oud. a. Borstb. r. door W. Troost, gesteendr. bij E. Spanier ,• imperr. folio. 396. KXiAAS SIJVlìEMA, de blinde organist der Galileër kerk te Leeuw., opgeleid aan het Instituut te Amsterdam, hier geb. in 1830 en overl. in 1862. a. Borstb. v. v. met bril op. W. Troost Hth. ; imperr. folio. 397. 7. KUNSTSCHILDERS EN BOUWMEKSTERS. 59

7. KUNSTSCHILDERS EN BOUWMEESTERS.

JAK VREDEMAlí de VRIES, schilder en bouwmeester te Antwerpen, 1527—1604, vermeld op bl. 46 hier vóór a. Borstb. 1. in smalle ringkraag en mantel; nu in ovaalrand met naam en aetat 77. Beneden geen vers, maar Henr. Hondim †ecit 1604. M. 5889. Op dit zelfde breed 4". blad is geboekdrukt eene «Ballade" of naamvers op en van hem zelven tot aanbeveling van zijn »Perspective-conste", waarover hij xmeghen boeeken" in 't licht gaf. 398. b. Hierbij is gevoegd een prachtige zuilenperspectief, zijnde plaat 41 van het eerste deel zijner Perspective, als No. 656 beschreven op bl. 107 van den Cat. der Sted. Bibliotheek. 399. PIETER de VALCK, de jonge, zoon van Pieter de Valck, de oude, ook schilder te Leeuw., geb. 1584 en omstreeks 1641 over­ leden , na, even als zijn vader, Italië bezocht te hebben. Kramm, 1670. a. Klein borstb. 1. en medaillon, door een vorigen bezitter in een groot blad opgezet en met de pen door lijstwerk omgeven, met bijgeschreven levensberigt uit Weijerman, III 373. 400. PIETER FEDDES van H1RLIIGEI, daar geb. in 1586, was van 1612—23 schilder en graveur te Leeuwarden. Aan zijne groote verdiensten heeft de Heer J. Phiüp van der Keilen te Utrecht bijna eene gansche aflevering gewijd van zijn werk: Le Peintre Graveur, Utrecht 1870, en daarin opgenoemd 14 schilderijen en teekeningen en 117 gravures van zijne hand. Immerzeel, I 236; Kramm, 480. a. 1615, aet. 29. Borstbeeld r. in ovaal met naam, omgeven door ornamenten, waar tusschen vier klimmende en springende geniussen, om- strengeld door linten, waarop de woorden: sPictoribus atque Poetis — Pictura Imitatrix Nature — Tentanda via est — Vbi spina ibi Rosa." In de afsnede staat zijn spreuk: »Ad meliora." Beneden in 2 kol. 8 reg. lat. vers: sQualis Apellæum comitatur fama laborem," etc. N. G(eilkerckJ fee. fol. Schoon en zeldzaam stuk, mij geschonken door den Heer A. D. Schin­ kel te'sHage. 401. WYBRASD de GEEST, de oude, omstr. 1590 geb. te Leeuw. en omstr. 1643 daar overleden, na van 1611—20 Parijs en Rome bezocht te hebben. Immerz?el 271; Kramm, 550, Aanh. 59; de Vrouw van Rembrand, 5, 28; Cat. Bibl. 78, 158. a. Klein borstb. 1. met calot en platte kraag, get. 18, op de zelfde wijze als No. 400 opgezet, met bijgeschreven levensberigt uit Weijerman, I 377. 402. 60 A. PORTRETTEN.

b. Andere gelijke gravure in ovaal, met die van drie andere schilders op een 8°. blad, get. F. P. 91. Uit Houbraken. 403. c. Dit zelfde blad, omgeven door een rijk bewerkten rand, nu get. I. B. Pag. 352. Uit Weijerman. 404. GOVAERT FIiINCK., in 1616 geb. te Kleef, te Leeuwarden door Lambert Jacobs tot de kunst opgeleid, overl. te Amsterdam 1660. Imm. 240 Kramm , 492. a. Te halver lijve r. met rol in de regterhand, leunende op een voetstuk. Zwarte kunst naar Oeraers door W. Vaìllant, gr. 4°. M. 1667. 405. eERARDUS WIGHAIA, in 1673 geb. te Workum, bezocht Parijs en Italië, Vestigde zich te Leeuw, en daarna te Amsterdam, waar hij in 1741 is gestorven. Cat. Bibl. 178. a. 1721. Borstb. 1. in groote alongepruik en losse kleeding, in ovaal met 4 reg. onderschrift. Naar eigen portret gegr. door B. Pìcart, 1727, 8°., geplaatst vóór zijne Schets der schilderkunst, Amst. 1742. M. 6057. 406. RICHARD BRAHE1BIIRGH, geb. te Haarlem in 1650, door Kramm, 148, een voornaam kunstenaar genoemd, woonde een tijd­ lang te Leeuw., waar hij in 1671 trouwde met Aaltje il endriks en als burger werd ingeschreven. In 1687 begaf hij zich weer naar zijn geboortestad, waar hij in 1702 overleed, volgens Dr. v. d. Willigen, les Artistes de Harlem, 89. Immerzeel, I 88. a. Borstb. r. niet loshangend haar en de regterhand op de borst; achter zich een schilders-ezel, waarop de voorstelling van een dansenden boer staat; in ovaal met 3 reg. onderschrift op een lint. Teekening in kleuren op blaauw papier van A. de Ridder, welligt zijn leerling, daar deze in 1690 ook een portret vervaardigde van zijn leermeester v. d. Riethoorn te Haar­ lem , volgens Kramm, 1368, die nog twee andere teekeningen van Braken- burgh's portret vermeldt. 407. WIGERîlS VITRI1.GK%9 (zoon van Horatius en broeder van Prof. Campegius V. -No. 350 en 210 hier vóór) geb. 1657, overl. te Wirdum in 1725. Imm. III 200; Kramm, 1775. a. Borstb. r. in groote krulpruik, in cirkelrand met: » WIGERUS VITRINGA J. U. D. PICTOR AUC: ET POETA NATUS FRIS : LEOVARDIENSIS." Daar boven in een toog zijn wapen niet schilder-attributen; beneden een havengezigt; ter zijde: »0biit 18 Jan. Anno 1725, aet. 68. T. H. J. ad viv. pinx. Ao. 1719. Bel. 1733." Fraaije teekening in kleuren, 4°. 408. i. Ander dergelijk borstb. r. met palet en prenten voor en een zeestuk achter zich; in vierk. lijst met wapen er boven en 3 reg. onderschrift. Boor T. H. Jelgersma naar't leven get. 1721. In'i kooper gebiagl door C. V. Noorde. 1757, gr. 4°. M. 5722. 409. 7. SCHILDERS ES BOUWMEESTERS. 61

TACO HAJO JEIiGERSlIA, in 1702 te Harlingen geb. Vol­ gens Immerzeel, II 85, oefende hij zich in het scheepsteekenen en schilderen onder de leiding van W. Vitringa, in wien hij een be­ dreven gids vond, en wiens beeldtenis hij op onderscheiden wijzen schilderde en teekende, daar hij zoowel portret- als zeeschilder werd te Haarlem, waar hij in 1795 hoogbejaard overleed. a. Borstb. r. in ovaal, met muts op voor den ezel, waarop eene schilderij staat met drie personen. Onder 2 reg. vers van P. Merkman: »Dit 's TAKO JELGERSMA; een schilder-geest gebooren ;" enz.; boven zijn geboortejaar en plaats, en op den rand: »Door hem zelfs geschilderd en door C. V. Noorde in't koper gebragt, in't jaar 1756." 4". M. 2766. (Een teekening op blaauw papier is in de verzameling van W. E.) 410.

JOHAlíïlíES BlUHAt) bekend als dichter, hoewel hij zich, volgens zijn levensbeschrijver, op de schilderkunst meer toelegde en „een menigte schilderijen, vooral landschappen, heeft vervaardigd". Hij werd hier geb. in 1694 en overleed in 1756 , zijne goederen aan de Herv. Diakenie nalatende. Cat. Bibl. 160, 182; Kramm, Aanh. 30. a. Borstb. r. met lange pruik, in vierk. met 6 reg. bijschrift: »Hij,' die, in Veld-gezicht, een geestig Schilder was;" enz. Zwarte kunst naar B. Keijert door B. Jelgerhuis, 1767, 8"., geplaatst voor zijn Boere bruiloft. M. 804. - 414. í. Dergelijk grooter portret, ook zwarte kunst, get.: B. K(eìjerl) pinx. • B. J(elgerhuh) schulps. met 2 reg. onderschrift in 4". (In de verzameling van W. E.)

RIEHK. JELGERHUIS, schilder, graveur en etser, doch vooral portretteur in crayon, waarin hij niet minder dan 7763 afbeeldingen vervaardigde. Hij werd in 1729 te Leeuw. geb. en overleed in 1806 te Amsterdam bij zijn zoon, die volgt. Cat. Bibl. 126. a. Borstb. r. in korte krulpruik, met twee brillen op den neus; welligt geëtst door hem zelven, volgens het 3reg. onderschrift in 1791, oud 62 jaar, 8°. 412. b. Jeugdig borstb. met driekanten hoed op. Onafgewerkte etsproef, 16°. 413. JOIIAKNEiS JEIiGERIIUIS Rzoon, schilder en acteur, geb. te Leeuw, in 1770 en overl. te Amsterdam in 1836, waar hij se­ dert 1805 aan den schouwburg verbonden was. Cat. Bibl. 126. a. Borstb. 1. met den linkerarm leunende op een stoel; in 1830, toen hij 25 jaren acteur was, door hem zelven op steen geteekend »naar het originele schilderijtje, berustende bij den kunstminnenden Heer Mr. J. W. Willekes, te Haarlem," zoo als er staat onder de 3 reg. opschrift; gr. 4°. 414. 62 A. PORTRETTEN.

i. In romeinsohe kleeding als Ehamnes in Zelmire; door hem zelven geteekend en in 't koper geëtst, gekleurd, 4°. (1810) In de Tooneel eostumes. Cat. Bibl. A. 738. 415. c. In pelsmantel met dolk, als Koning Lear, door hem zelven get. en op steen gebragt, 8». in zijne voornaamste Treurspel-rollen, Amst. 1832, 1« en eenig stuk. A 738 a. 416. JOHAIYE* VERRIER, in 1721 geb. te Doornik en in 1797 overl. te Leeuw., waar hij solliciteur militair was, dia als kundig kunstliefhebber van veel talenten, bijzonder in de theorie der schil­ derkunst, van veel invloed en de leermeester van Ploegsma en van der Kooi was. Kramm 1730. a. Groote teekening van geheel zijn persoon, zittende op een stoel en . daarbij geschetst een knaapje, dat hem een blad aanbiedt. In bruine O. I. inkt geteekend door W. B. van der Kooi, 1798, groot 60 en 48 duim. 417. DIRK. JACOBS PLOEGSMA, irí 1769 te Leeuw, geb., schil­ derde zijn eigen beeldtenis kort voor hij hier in 1792, in 23jarigen ouderdom, aan de teering stierf. Eerst door Matthijs Accama en daarna door den kunstliefhebber Verrier opgeleid, beantwoordde hij aan de groote verwachtingen van zijn gunstigeu aanleg, behalve door kleinere stukken, vooral door een prachtig geschilderd tafereel, dat Mr. E. van Haersma en zijne vrouw levensgroot en ten voeten uit voorstelt en de Vergaderkamer van het Old Burger-Weeshuis ver­ siert. Imm. II 314; Kramm, 1293. a. Levensgroot borstb. v. v. met den regterarm op een tafel rustende, een witte muts of doek om het hoofd. Op doek, groot 93 en 73 duim, in. lijst. In 1852 aan het Archief vereerd door Jhr. Mr. P. B. J. Vegilin van Claerbergen te Joure. 418. WILLEM BARTEL van der ROOI, geb. in 1768 te Au- gustinusga, door Verrier en Beekkerk opgeleid, van 1798 —1811 lector in de teekenkunst aan de hoogeschool te Franeker, behaalde hier sedert grooten roem door het schilderen van uitstekende por­ tretten van aanzienlijke personen. Hij overleed hier in 1836. No. 60 der Leeuw. Cour. bevat zijn leven. Imm. II 131; Kramm , 904. a. Borstbeeld r., in Maart 4819 door hem zelven in zwart krijt geteekend, in lijst. In 4872 aan 't Archief vereerd door zijn zoon Mr. Haije van der Kooi, oud lid van Gedep. Staten, bij diens vertrek uit Leeuw, naar Ro- zendaal. 449, b. Dergelijk groot borstb. 1. in ovaal zonder rand of eenigen naam. In 4826 door hem zelven op steen geteekend en op blaauw papier gedrukt voor bijzondere rekening; gr. med. fol. M. 2987. 420. 7. SCHILDERS EN BOUWMEESTERS. 63

c. Klein borstb. r. met de beeldtenissen van drie andere schilders op een blad, door W. van Senus gegrav. 8". Uit v. Eijnden en v. d. Willigen, get. B. bl. 136. 421. d. Borstb. r. met facsimilé, op steen geteekend door zijn leerling T. Eernitman in 1835, toen de vereerde en bejaarde meester in afhemenden toestand verkeerde; roijaal fol. 422.

CAREL JACOB BAAR van VïJA\í.,EYlît llfcill, geb. te Leeuw, in 1783, leerling vanBeekkerk, Nicolai en v. d. Kooi, verge­ zelde dezen in 1804 naar Dusseldorf en werd lector in de teekenkunst aan de Harderwijksche hoogeschool tot 1812. Sedert woonde hij te Leeuw., Haarlem, Utrecht en Delft, waar hij omstreeks 1850 overleed. Immerzeel, III 92. a. Borstb. r. met palet en penseelen in de regterhand, door hem zelven op doek geschilderd, groot 24 en 20 duim, in lijst. 423. WIMiEJlIYA GEERTRITIDA van iDSIÜGtA , dochter van Johan van Idsinga, Griffier der Staten, in 1788 hier geb., beoe­ fende onder de leiding van v. Slangenburgh en daarna van v. d. Kooi de teeken- en schilderkunst zóó verdienstelijk, dat hare stukken en portretten ook op tentoonstellingen zeer gewaardeerd werden. Zij stierf reeds in 1819 op 3Ojarigen leeftijd. Haar vader legateerde verscheidene harer kunstwerken, waaronder ook haar portret, voor den ezel, aan het Old Burger-Weeshuis, in welks Voogdenkamer ze zijn opgehangen. Immerzeel, II 72. a. Oroote beeldtenis te halver lijve, met diadeem in het krullend haar en kanten kraag. In zwart en wit krijt geteekend door W, B. van der Kooi, naar de schilderij in 1815 door hem vervaardigd, zoo als hij zelf hierach­ ter heeft geschreven; groot 57 en 43 duim. 424. TJEERD AUDRMîGrA, in 1806 uit onvermogende ouders hier geb., gaf zoo veel blijken van aanleg voor de kunst, dat hij op kosten van eenige aanzienlijke dames eerst aan de leiding van v. d. Kooi werd toevertrouwd en daarna, op diens aanbeveling, aan die van C. Kruseman, bij wiens vertrek naar Italië hij in staat gesteld werd de Kon. Akademie te Amsterdam te bezoeken. Reeds had hij op tentoonstellingen proeven van zijn talent gegeven , toen hij daar in 1827 aan de teering overleed. Immerzeel, I 9. a. Borstb. v. v. met den regterarm op een stoel rustende, de teekenpen in de hand. Door hem zelven op doek geschilderd (70 en 54 duim) en uit de nalatenschap van eene zijne weldoensters in 4866 aan't Archief vereerd door Jhr. J. A. Lycklama à Nijeholt te Beetsterzwaag. 424. 64 A. PORTRETTEN.

OTTO de BOER* in 1797 geb. te Woudsend, maakte als leerling van v. d. Kooi groote vorderingen en vervaardigde vele kopijen en gchetseii op zijne reis naar Italië, 1823—26, waarna hij vooral groote altaarstukken voor verschillende R. K. kerken schilderde. Tot 1856 leefde hij hier teruggetrokken en vergeten. Imm. I 68; Kramm, Aanh. 17. a. Borstb. r. in omgeslagen pelsmantel. In 1827 door hem zelven getee- kend en op steen gebragt; roijaal folio. 425. CHERRIT van der WIELEN, in 1767 geb. te Tietjerk en in 1858 overl. te Leeuw, als rustend Stads Architekt, die van 1813 tot 43 al de groote werken en veranderingen dezer stad bestuurde, de Concertzaal stichtte en een aantal huizen deed bouwen. Geschiedk. Beschrijv. v. Leeuw. II 205, 236. a. Borstb. r. met passer in de regternand. Naar het portret, geschilderd door T. Eermtman, nog bij de familie berustende, op steen gebragt door M. Bos Jz. en gedrukt bij C. P. Groebel te Arnhem; superr. folio. 426. 8. VORSTEN EN OPPERHOOFDEN. 65

8, VORSTEN, OPPERHOOFDEN EN HISTORISCHE PERSONEN,

DIE TOT LEEUWARDEN IN BETREKKING STONDEN.

AliBERT, Hertog: van Saksen, Iflelssen enz., geb. in 1443, was door Keizer Maximiliaan het bestuur over Friesland, onder den titel van Erfpotestaat, opgedragen. Nadat hij het land met benden had doen bezetten, kwam hij hier in 1499 met zijn zoon Hendrik over, stelde orde op de zaken, benoemde een pro­ vincialen Raad te Franeker en overleed in 1500 te Emden. Zie mijne Beknopte Geschiedenis van Friesland, 1851, bl. 129, 492. a. Borstbeeld 1. met bonnet in cirkelrand met naam, beneden een boom met een aanval op een sterkte. Naar J. Buijs door Vinkeles en Bogerts, uit Fokke, Vad. Hist. 12°. 427. b. Borstbeeld 1. met korten baard in pelsmantel met versierde muts op, in ovaal met 1 reg. onderschrift, folio, z. n. 428. HEIÏDRIK., Hertog van Saksen enz., geb. in 1473, kwam met zijn vader herwaarts, werd wegens zijne strenge maatregelen in Franeker door de Friezen belegerd, doch ontzet, en vertrok kort daarna naar Duitschland. Hij stierf in 1541. Van 1500 tot 1504 werd Friesland bestuurd op naam van hem en zijn broeder, die volgt, a. Borstbeeld 1. met langen baard in pelsmantel, in ovaal met naam er onder, folio, z. n. 429.

CHGOK-K, Hertog van Saksen enz., geb. in 1471, kwam in 1504 in Friesland, vaardigde de beroemde Saksische Ordon­ nantie uit, stelde te Leeuwarden een Geregtshof in en was door vele goede verordeningen een weldoener van land en volk. Later door den oorlog met Groningen en door den Graaf van Oost- Friesland en den Hertog van Gelder in 'tnaauw gebragt, was hij in 1515 gedrongen Friesland aan het Huis van Bourgondië over te dragen. Zie de Vrije Fries, IV 379, XII 215. a. Borstb. r. met langen baard in pels, waarover de keten en het teeken der orde van 't gulden vlies hangen, in ovaal met naam er onder, fol. z. n. 430. De drie laatste portretten behooren in Schotanus' Geschiedenissen van Friesland, 1658, en zijn waarschijnlijk gegraveerd door Jacob van Meur», die ook de kaarten in zijne Beschrijving van 1664 vervaai-digde. 7 66 A. PORTRETTEN.

KAREt, van OOSTENRIJK, Hertog van Bourgondië , Graaf van Holland, in 1515 Heer van Friesland, in 1517 Koning van Spanje, in 1519 Keizer van Duitschland en in 1543 Heer van alle Nederlandsche gewesten. _Na de regering in 1555 aan zijn zoon Filips te hebben overgedragen, stierf hij in 1558, 58 jaren oud, in het Spaansche klooster St. Just. a. Borstb. r. in harnas met hermelijnen mantel, waarop de ordeteekenen van 't gulden vlies; in ovaal tegen een zuil, waarop kroon en schepter en beneden wapen, naam en 4reg. fransch vers. Naar Aär. van der Werff door P. v. Gund, folio. Uit Larrey, Geschied, v. Engeland. M. 20. 431.

WIIÌHELIM, Vrijheer van Rogendorf, een Oostenrijksch edelman, was van 1517 tot 1521 namens Keizer Karel V Stadhouder van Friesland. De Vrije Fries, VIII 189. a. Groote afbeelding ten voeten uit, in volle wapenrusting staande in een nis, door een rijk versierde lijst en zuilen omgeven; met bijgeschreven naam in het compartiment; van achter bedrukt met duitschen tekst in randwerk, roijaal folio. Vermoedelijk uit Schrenck a Notzingen, Imper., Ducum etc. in collect. Ambros. 1601. 432.

MAXOIIMAAIJ lanEGIOÍD, draaf van Buren enz., van 1540 tot 1548 Stadhouder van Friesland, Groningen en Over­ ijssel en te gelijk, als Kapitein-Generaal over al de Nederlanden, een der voornaamste legerhoofden van Keizer Karel. Zijn eenige dochter, Anna, was de eerste vrouw van Prins Willem I. fl. Groote en merkwaardige teekenìng in kleuren, die hem te halver lijve voorstelt in zwarten tabbaard, met bonnet en langen baard op de omge­ slagen kraag, waaronder een eenvoudige keten, waaraan het ordeteeken van het gulden vlies hangt. Het onderschrift is: »MAXIMILIANUS COMES A BVREN FRISIAE GVBERNATOR. Ao. 1542." De grootte is 38 en 28 duim. Misschien is dit een uniek stuk, waarvan mij geen gravure bekend is. 433.

JOHAI van lilGME, Graaf van Aresnherg, van 1549 tot 1568 Stadhouder over de drie noordelijke provinciën, een dap­ per krijgsman en gematigd uitvoerder van de strenge bevelen des konings. Hij sneuvelde in den slag bij Heiligerlee. De Vrije Fries, XI 401. a. Borstb. r. met kraag in harnas en sjerp over den schouder, in ovaal met 2 reg. onderschr.; in den hoek folio 247; octavo-plaat, omgeven met breeden rand van krijgstrofeën, folio , z. n. 434. 8. VORSTEN EN OPPERHOOFDEN. 67

FIIiIPS II- Koning: van Spanje, Heer der Nederlanden enz., geb. in 1526, aanvaardde de regering in 1555, dien de zeven vereenigde gewesten in 1581 afzwoeren; hij overleed in 1598. a. Ten voeten uit met gepluimden hoed in volle wapenrusting, bevel­ hebberstaf in de regterhand en wapen ter andere zijde; in een boog met eenige personen op den achtergrond; naam er onder, fol. Uit Halma, Too- neel der Ned., doch zonder rand. M. 4. 435. FERDIAAIÍD van TOLËDO, Hertog van AI va, van 1567—73 namens Koning Filips Algemeen Landvoogd der Nederl., wiens strengheid en wreedheid de oorzaak waren van een krachtig verzet en van 't verwerven der vrijheid. o. Standbeeld, dat hij voor zich zei ven in de citadel te Antwerpen liet oprigten , doch kort daarop verbroken werd. z n. folio. Uit Le Clerc. 436. Don LOUIS de REQUESEIiS, «root Kommandeur van Castilië enz., was-- van 1573 tot 1576 als opvolger van Alva Algemeen Landvoogd der Nederlanden, die 'skonings gezag met moeite een tijdlang staande hield. a. Borstb. r. met kraag in harnas en staf van bevel in de hand, 4 reg. onderschrift. Pet. de lode exo. 4°. M. 4466. 437. Don JAN van OOSTENRIJK, Prins van Franca-villa, was van 1576 tot 78 opvolger van den vorigen als Gouverneur der Nederlanden, die met veel tegenspoed had te strijden. o. Borstb. r. met kraag en ordeteeken van't gulden vlies, in ovaal met 5 reg. onderschrift. C. F. Fritsch feeit. 8°. 438. FR AAS van AAL.OIS, Hertog van Anjon en Alençon , werd in 1578 namens den Koning van Frankrijk als Beschermer der Nederl. vrijheid herwaarts gezonden, doch was in die dubbelzin­ nige betrekking niet in staat hier veel invloed uit te oefenen. In 1582 werd de overdragt der kloostergoederen van Leeuwarden door zijn gezag bevestigd. a. Ten voeten uit 1., rijk gekleed in hermelijnen mantel met bevelheb­ berstaf in de hand en helm en wapen ter linkerzijde, 4 reg. onders., boven folio 540. C. v. S(icliem) excud. gr. 4°. 439. b. Op een steigerend paard met de belegering van een vesting in '<• verschiet; 3 reg. onders. z. n. folio. Uit van Meteren, 1647. 440. FRANCISCUS VERDITGO , Heer van Scliengen , de laatste der Stadhouders des Konings van Spanje, die te vergeefs het in 1580 bevrijde Friesland poogde te herwinnen, doch Groningen tot in 1594 bezet hield. 68 A. PORTRETTEN.

IL JBorstb. 1. in harnas, waarover een platte kraag en losse sjerp, in ovaal met 4 reg.' onders. z. n. folio. Uit Le Clerc. M. 5615. 441. b. Ten voeten uit 1. in wapenrusting met staf in de linkerhand, staande in een nis, omgeven door een dergelijke lijst en rijk versierde kolommen als No. 432 en evenzoo met bijgeschreven naam er onder. Met duitschen tekst van Mondragon's leven er achter gedrukt, binnen een rand van krijgstrofeën , roijaal folio. 442.

Naar tijdsorde zouden hier nu de Portretten der Nassausche Stad­ houders moeten volgen, op bl. 1—21 hier vóór beschreven.

NAPOLEON BOÌAPARTE, geb. in 1769 te Ajaccio op Cor- sika, van 1804 tot 1814 Keizer der Franschen, overl. in 1821 op St. Helena, als hervormer de zegen en de vloek van gansch Europa-. a. Borstbeeld r. in ovaal met omlauwerd zwaard en naam er onder, als Generaal bij het sluiten der vrede van Amiens in 1802. Door C. Josi bij J. C. Leeutcesiijn. 8«. Uit Zillesen, Geschied, der Ned. VI. M. 378. 443. b. Groot borstb. 1. met gepluimden hoed op, in pelsmantel en keizerlijk ornaat, met wapen en 2 reg. naam en titel er onder. Naar A. Dumotií door Bourgeois ât la Richardtòre. Fraaije gravure, imperroijaal folio. 444. RUTGER JAN SCH1MMELPENNINCK., geb. in 1761 te Deventer en overl. in 1825, was gezant der Nederl. te Parijs, toen de Keizer hein in 1805, als Raadpensionaris der Bataufsche republiek, aan 't hoofd van 't bewind stelde, dat hij, hoe ook geacht, naauwelijks een jaar mogt voeren. o. Ten voeten uitl. in galakleeding met fluweelen mantel om, staande naast een tafel, waarop een hoed met pluimen en een bezegeld traktaat liggen. Groote en fraaije zwartekunstplaat naar en door ft H. Hodgis, 4806, imperroijaal folio. M. 4792. 445. LODEWIJH NAPOLEON, geb. in 1778 te Ajäccio en overl. in 1846 te Florence, was onder 'topperbewind zijns keizerlijken broeders van 1806 tot 1810 Koning van Holland, onder welken naam de overige provinciën en Oost-Friesland waren begrepen. Zoo veel hij kon, stichtte hij veel goeds, verijdelde lang veel kwaads en ver­ wierf door zijne welwillendheid veler achting. a. Borstb. r. in galakostuum, in ovaal met kroon er boven en 3 reg. naam er onder. Naar Aug. Demoyer» gegrav. door E. Tkeìolt te Dusseldorf, gr. med. folio. M. 370. Hierbij zijn gevoegd twee handteekeningen en eene MS. lijst der beschermheeren van het door hem ingestelde Kon. Instituut van wetenschappen, letterkunde en schoone kunsten, door G. Lamberts. 446. 8. VORSTEN, OPPERHOOFDEN ENZ. 69

JOilAK GTVSBERT Baron VEKSTOLK Van ZöEIÆIi, in 1777 geboren te Rotterdam, in 1809 Landdrost van Gelderland, van 1811—13 Rijks-Baron, Prefekt van het departement Friesland, daarna gezant naar Rusland enz., van 1825 tot 41 Minister van buitenlandsche zaken, overl. in 1845 op zijn buitenverblijf te Zoelen. a. Fraaije beeldtenis te halver lijve v. v., als Minister en Ridder Groot­ kruis , leunende op een tafel, met papieren in de regterhand. Naar de teekening in O. I. inkt van L. A. Fintcent (1840) later gephotografeerd , en aan deze verzameling in 1872 vereerd door den Heer J. Z. Mazel, oud-Secretaris Generaal van buitenlandsche zaken te 's Hage; gr. 4o. 447. b. Blanko buitenlandsche pas met zijn naam en wapen; afdruk van het gansche koper op chineesch papier, roijaal plano. 448. c. Groote afbeelding van het nieuwere gedeelte van het Huis te Zoelen ter zijde, met brug over de gracht en voorpoort. Teekening in O. I. inkt van O. Lamberls, 1835, gr. med. br. folio. 449. d. Het oude kasteel van Zoelen met toren, gracht en geboomte; steen­ druk z. n. br. fol. — Daarboven het huis (van Hope) in de Korte Voor­ hout te 's Hage, door Baron Verstolk bewoond (thans het hotel van Prins Hendrik); steendruk z. n. br. kl. 8". — Beneden geplaatdrukt wapen, met daarbij gevoegde levensschetsen en beschrijvingen van het beroemde Ka­ binet van Schilderijen en Teekeningen, door hem nagelaten. 450. De laatste stukken, bijeengebragt door G. Lamberts, zijn beschreven door Muller No. 56 55 en 56 en van dezen gekocht. Grooten prijs stellen wij op het bezit van dit nooit in plaat gebragt portret van een voortref­ felijk man, aan wien Leeuwarden en geheel Friesland groote verpligting hebben wegens de gematigdheid en wijsheid, waarmede hij deze provincie gedurende de drukkende Fransche overheersching twee jaren lang bestuurde, zoo als dankbaar is aangewezen in mijn geschrift: Friesland in 1813, bl. 19, 44 en 82.

WYIÎF. SJOERDS SlIMETIA (Seherne Wybe), Hoofdling op Groustins te Engelum, een der Schieringer edelen, die Leeuwarden in 1481 aanvielen. Gesch. Beschrijving, I 83. o. Borstbeeld r., lith. van H. J. Boeker, 8°. gevoegd bij de Tafereelen uit zijn leven van Jhr. H. B. van Sminia in den Friesche Volks-Almanak voor 1846, 3. 451.

JANCHLO DOIIWAMA, van Oldeboorn, Friesch edelman, die sedert 1506 een groote rol in de staatkundige verwikkelingen van 70 A. POKTRETTEN.

Friesland vervulde, doch daarvan het slagtoffer werd, daar hij in 1522 door den stadhouder Schenck van Toutenburg te Mechelen gevangen genomen en naar Vilvoorden gevoerd werd, waar hij in 1530 overleed. In die gevangenis schreef hij de historische werken, welke door het Friesch Genootschap zijn uitgegeven. Cat. Bibl. 279. a. Kniestuk met platte geplooide kraag in geel wambuis, met de een8 hand op een hoed en de ander boven den degen, met wapen in ovaal. Gekleurde ieekening van J. H, Matthijssen, 1834,.naar het origineel, afkom­ stig van Holdinga-state te Anjum, op Martena-state te Kornjum. In lijst. 452.

REiHRERTITS DODOMAEITS of ROMMERT I>OEDES, achterkleinzoon van Jarich Joenkes of Joenckema, van Staveren, Olderman van Leeuwarden, kleinzoon van Eembert Joenkes Jariga, ook Olderman van die stad, en zoon van Doede Jariga, die wegens de onlusten Leeuwarden verliet en koopman werd te Mechelen, waar in 1517 hem deze zoon werd geboren, die later als kruid­ kundige, als lijfarts van twee Duitsche Keizers en als hoogleeraar te Leiden grooten roem verwierf en in 1585 overleed. Cat. Bibl. 244. a. Borstb. 1. met langen baard in pelstabbaard , in ovaal met naam er onder. Get. door J. Buijs en gegr. door B. Finkeîes, 4789, 8°. Uit Kok, Vaderl. Woordenboek. M. 1324. 453.

FRAMCOIS VEER, geb. 1554, overl. 1608, heeft, als Overste van Engelsen krijgsvolk, ook te Leeuwarden bevel gevoerd. a. Borstb. L met kraag in harnas , in ovaal met 3 reg. onderschr. z. n. get. Tom. I No. 27, fol. Uit Le Clerc. M. 5575. 454.

IGRAM van ACIIJ5IÆ.%, van 1560—78 Eaadsheer in het Hof van Friesland en daarna lid van den Geheimen en vervolgens van den Grooten Eaad des Konings te Mechelen, overleden in 1604. a. Afdruk van twee penningplaten der gedenkpenning te zijner eere geslagen, waarvan de voorz. zijn borstb. r. met naam en aet. 40 en de keerz. een Herculesbeeld, met zijn spreuk: »Animum rege. A. D. 4574." Zie v. Loon, Penn. I 186 en de beschrijving van Mr. J. Dirks in de Vrije Fries , IV 364. 455. COÏIRADfJS VORSTIUS, geb. te Keulen in 1569, overl. in 1622 in Holstein, werd 1596 hoogleeraar te Steinfort en in 1611 te Leiden beroepen, doch, ook door den sterken tegenstand der Leeu­ warder predikanten, geweerd wegens onregtzinnigheid. Cat. Bibl. 4. a. Borstbeeld r. met baard in kraag en toga. J. F. C. Reckleben iculp., kl. folio. Uit Arend, Vad. Gesch. 456. 8. HISTORISCHE PERSONEN. 71

MARCUS AÜTÖÜHJS de DOiTOIllIS, verdreven Bisschop van Spalaten en gevlugt naar Engeland, waar hij zijne vrijzinnige ge­ voelens bloot legde in eene rede, welke door Starter te Leeuw, in 1618 werd uitgegeven. o. 1617, aet. 57. Borstbeeldr. met calot, baard en kraag, in versierd ovaal met randschrift; 4 reg. onderschrift van O. R.: »IUe ego Dalmatieae Antistes" etc. Michael a Miervelt ad viutim pinxìt, z. n. van graveur, vermoedelijk J. Matham , 4°. 457. UBBO EMMICS, geb. inl547, van 1579 —1614 rector te Norden, Leer en Groningen, van welks nieuwe hoogeschool hij de eerste Kector Magn. was, overl. in 1625 , beroemd geschiedschrijver der Friezen, van wier hoofdstad hij in 1617 „een groote, schoone ende eerlicke silvere schale" tot een vereering ontving, volgens mijn berigt in de Vrije Fries, XI 343. Cat. Bibl. 279. a. Groot borstb. v. v. met baard in kraag en pelstoga, door Last fraai . op steen gebragt; met naam en 3 regels duitsch onderschrift. (Andere exx. hebben daarvoor: Eerste Rector der Groninger Akademie. Gron. J. Oom- kens.) imperroijaal folio. 458. De Schilder REMI5RAMDT van RIJN, van Leiden, met zijne eerste vrouw SASKJE van •UIÆl.BUR-GÍI, van Leeu­ warden, getrouwd in 1634 te St. Anna-parochie. Zij overleed te Amsterdam in 1642, hij in 1679. Cat. Bibl. 104. a. Borstbeelden, aan een tafel zittende; naar een ets van hem zelven, gem. 1636, op steen geteekend door O. C. A. Last, steendr. van H. L. v. Hoogstraten te 's Hage, geplaatst voor mijn geschrift: De Vrouw van Rem­ brand, 1862; in tint, 8°. doch op groot papier. 459. &ELLIITS de BOÏJMA, in 1579 geb. en in 1658 op 79jarigen ouderdom overl. als predikant te Zutphen, de kleinzoon van GELLIUS FAEER DE BOÜMA , omstr. 1490 te Leeuw. geb., die in Friesland de eerste prediker van een gezuiverd christendom was, reeds in 1536 predikant werd te Norden en daarna te Emden, waar hij in 1564 overleed. Ter gedachtenis aan hem, wiens Christelijke Catechismus door zijn kleinzoon werd uitgegeven, is diens portret hier opgenomen. a. Groot borstb. r. met langen baard, kraag en mantel om, zittende in een stoel aan een tafel, waarop een bijbel ligt. In zijn 77e jaar en het 55e zijner bediening (1656) naar 't leven geteekend en heerlijk gegraveerd door Cornelù de Visscher. M. 631. Daar onder 1 regel naam en 4 reg. ned. bijschrift van J. VisscJierus: 460. 72 A. PORTRETTEN.

»Leev' lang, ô weerde Man, die vier en vijftigh jaren Met leven, stemm' en schrift, geweijt hebt Cbristi scharen, Gaet voort tot 's levens end', verflauwt noit in uw werck, Leev' lang, tot vreughd van ons, en dienst van Godes kerck." SAMUEL MARESIUS of DESMARETS, Theol. Prof. en Waalsch predikant te Groningen, die in 1659 de oprigting van eene Waalsche Gemeente te Leeuwarden bevorderde en den eersten pre­ dikant bevestigde. Gesch. Beschrijving, II 107. a. 1648, aet. 49. Borstbeeldr. met platte kraag in toga, in ovaal met randschrift en 4 reg. lat. vers van /. Ie Long. Door S. a L(amsweerde) get. en gegraveerd, 4°. Uit de Eff. Prof. Gron. M. 3428. 461. HANS WIIAEM Baron van AYI.VA, Luit. Generaal der Nederl., Luit. Admiraal van Friesland, Gouverneur van Koevorden, Kolonel en Drost van Lieroort, bijgenaamd: de ontzaggelijke Gene­ raal, die vooral in 1672 met zijne legermagt Friesland beschermde; geb. te Holwerd in 1635, overl. te Leuven in 1691. B. Geschied, v. Friesland, 258 — 297. a. Kniestuk r. met geborduurde das in wapenrusting, met de hand op een helm; met 3 reg. onderschrift, zonder naam van graveur, fol. Uit de opdragt van Sylvius, Vervolg op Aitzema, 1685. M. 180. 462. ÜSICOIiAlIS ARÏIìöIiDI, in 1618 geb. te Lesna in Polen, van 1651 — 80 hoogleeraar in de godgeleerdheid te Franeker, de stam­ vader van het latere aanzienlijke Leeuwarder geslacht der Arnoldi's, beschreven in de Vrije Fries, VI 63. Cat. Bibl. 233, 257. a. 1680, aet. 61. Kniestuk r. in toga, met de regterhand op een tafel, waarop een bijbel; 2 reg. opschrift en 6 reg. lat. vers van H. Neuhtesius: sArnoldus Proavum quem nobile Stemma coronat," etc. Naar en door A. v. Zylvelt, bij Joh. Gyselaer te Franeker, folio. AI. 160. 463. BALTHASAR BEKEER, geb. in 1634 te Metslawier, predikant te Oosterlittens, Franeker, Loenen, Weesp en Amsterdam, waar hij in 1698 overleed en te Jelsum, waar hij, na zijne afzetting, Hinnema-state bewoonde, begraven werd; — de moedige hervormer, die reeds in 1672 te Leeuwarden aan't hoofd van 150 predikanten aan de Staten voorstellen tot verbetering der regering deed en later zich opofferde in den strijd tegen onkunde en bijgeloof. B. Gesch. v. Fr. 279, 351: Cat. Bibl. 111, 203. a. Borstb. r. met platte kraag in mantel, in ovaal met randschrift. Naar Zach. Weiher door P. t>. Gunst bij D. van den Balen, fol. M. 292. 464. Onder dit portret is het volgende kenmerkende bijschrift: 8. HISTORISCHE PEBSONEN. 73

Dit 's BEKKER , hier voor 't oog natuurlijk afgemaalt ; Die 't snoode bijgeloof, het Christendom bekroopen , En diep verpest, bestond ten gronde toe te sloopen; De Duivel, dwaas gevreest, aan ketens heeft bepaalt. Schoon smaad geworpen op zijn Godgewijde veder, Hij gaf aan God zijn eer, te stout geschonden, weder. Tandem bona causa triumphat. Behalve dit portret heb ik in mijne partikuliere verzameling: Portretten van beroemde Friezen enz. ongeveer 20 andere gravures. tot verheerlijking van den verketterden BEKKER uitgegeven, verzameld. JORIAJK IWAUïtITS. Prins van líassau-Siegen, de Bra­ ziliaan, Veldmaarschalk, Stadhouder van Kleef enz., geb. in 1604, overl. in 1679, die Leeuwarden in 1664 bezocht en hier in 1672 bevel voerde. Cat. Bibl. 254. Zie bl. 11 hier vóór. a. Te halver lijve in harnas met pelsmantel omgeven; met 2 reg. onder­ schrift. Naar J. de Baen door C. Hagen, 4°. Uit het Tooneel des Oorlogs. M. 504. 465. JOHAI VrUheer van PAFFENRODE, Kolonel, Komman- deur van Gorinchem enz., krijgsoverste, schrijver en dichter, overl. 1673; als kleinzoon van Adam en Ymk van L'auckama eigenaar van de state Paffenrode, benoorden Leeuwarden. Zie Stamboek van den Frieschen Adel, II 58. a. Borstb. r. in harnas met helm en bevelhebberstaf; 4 reg. onder­ schrift, geëtst door Joh. vnn Hanmbergen en geplaatst voor zijn werk: Der Grieken en Romeijnen Krijgshandel, folio. M. 4065. 466. MElllIO Baron van COEHOOR1Í, Generaal der artillerie en infanterie, Directeur-generaal der fortificatiën van den Staat, Gou­ verneur van Vlaanderen enz., geb. in 1641 onder Britsum, overl. in 1704 te 'sHage, die vele jaren woonde te dezer stede, waar hij zijn Nieuwe Vestingbouw uitgaf. Cat. Bibl. 114, 245. a. Borstb. 1. in allongepruik en harnas, in ovaal met 2 reg. onder­ schrift en 6 reg. opdragt der Officieren van het corps Ingenieurs aan den Luit. Generaal Baron Kraijenhoff, met diens wapen in het midden. Geschil­ derd door A. de Lelie naar het origineel van Netscher, gegraveerd door J. E. Marcus, 1819, folio, in lijst. 467. 6. Proefdruk van deze schoone gravure, zonder wapen en onderschrift, enkel met gepunte namen der vervaardigers, roijaal folio. 468. o. Afbeelding van de marmeren Graftombe, ter vereering van Coehoorn opgerigt in de kerk van het dorp Wijkei, waar hij op het buiten Meere- stein een tijdlang .woonde. De Staten van Friesland stonden daarvoor 8 74 A. PORTRETTEN.

ƒ10,000 toe. Zij is vervaardigd door Jean Baptist Xatery. Deze plaat, welke het uitvoerige opschrift met kleine en daar beneden nog eens met grootere letter bevat, is in 1819 ge teekend door IL Vinkers Jz. en ook ge­ graveerd door J. E. Marcus, als pendant van het portret. M. 1084. 469. Sfessire IIEMRY, Comte de Mot'u*, Seigneur de Kavens- berg, Cronenburg, Loenen, Vryenesse, Slupwick etc. etc., geb. 1675, gehuwd 1730, en zijne vrouw: Dame LVCIE EBtEREATixAME de BIOEAS, nee de BURBfA.ili.IA» Dame de Kavensberg etc. etc., geb. 1701, vroe­ ger getrouwd met den Overste Luitenant Antonie Hieronimus Jozef Baron van Scharenberg, overl. te Leeuw, in 1723. Zij stierf in 1740, volgens het Stamboek, I 62, 71, II 44. (!. en b. Twee groote borstbeelden v. v., in ovaal met wapens en 4 reg. onderschrift; zeer schoon door Ph. Endlich te Amsterdam geteekend en ge­ graveerd omstreeks 1735, roijaal folio. 470, 474. HICOLAUS BLANCARDUS, in 1624 geb. te Leiden, van 1665—69 lijfarts van Prinses Albertine Agnes te Heerenveen en Leeuw, en gouverneur van haren zoon Hendrik Casimir; van 1669 tot aan zijn overlijden in 1703 hoogleeraar in de Grieksche taal en geschiedenis te Franeker. a. Borstb. r. met lang haar in toga en bef, in ovaal met wapen en 3 reg. naam en titel er onder; zwarte kunst van den Frieschen schilder P. Æneœ, folio met opgepakte levensschets uit het Woordenboek der zamen- leving. M. 447. 472. STEPHA&US ISIVYÍVSÎHM*. geb. te Middelburg in 1650, van 1665—69 opgeleid te Leeuw, en in 1702 overl. te Amsterdam, waar hij geneesheer was en 27 werken liet licht deed zien. a. Borstb. r. in allongepruik en breede platte kraag, in ovaal met rand­ schrift , beneden 4 reg. lat. vers van Lud. Smidts M. D.: »Vilis charta! tibi BLANCARDUS?" Naar D. F. Plus (van der Plaes ?) door (fT. van der) Gouwe, 8„. M. 451. ' 473. THEODORVS AATOAIIDES, van 1689 tot aan zijn dood in 1715 predikant te Westirwytwerd en Menkeweer, deed van 1697 — 1703 vier groote werken te Leeuw, bij G. Hoogslag het licht zien. Cat. Bibl. 206. a. Borstb. r. in groote pruik met bef en mantel, in versierde ovale lijst, met 2 reg. naam en 4 reg. bijschrift van W. Crannen .- »Soo staat ANTONI- DES't gelaat, so sweemt hem't wezen." enz. Zonder naam, roijaal folio. M. 429. 474. 8. HISTOB1SCHE PERSONEN. 75

HOBBE Baron van AYl/VA - Generaal der infanterie en artil­ lerie, Gouverneur van Maastricht, dat in 1747 eervol door hem werd verd. digd , wa, rvoor de overwinnaar hem een eeregift schonk, bestaande uit \ier kanonnen en twee mortieren, die later, aan de Staten van Friesland vermaakt, voor de hoofdwacht te Leeuw. stonden. Hij werd geb. in 1695 en overleed in 1772. De Vrije Fries, V 367. a. Borstb. r. in korte pruik met haarzak en gegaloneerden rok, in ovaal met 3 reg. onderschrift. Naar P. van Dijk door L. A. Claessens gepointil­ leerd, 8°. Uit de Nalezingen op Wagenaar. 475. Afbeelding van de leden van den Magistraat, de Vroedschap, de Predikanten enz. van Leeuwarden, in 1765, zoo als zij de îijkstatie van Prinses Maria Louisa volgden, door R. Jelgerhuù. Zie boveu bi. 16. * " 476. HEKUAllllIi VEIEISA, geb. te Wildervank in 1697, eerst predikant te Dronrijp en van 1724—74 hoogleeraar in de godge­ leerdheid en kerkgeschiedenis te Franeker. De laatste 13 jaren zijns 9Ojarigen levens woonde hij te Leeuwarden, stierf in 1787 en werd in de Westerkerk begraven. Cat. Bibl. 18. a. Te halver lijve 1. in lange pruik, bef en toga, met de regterhand op een bijbel, staande in een nis; beneden 3 reg. opschrift en 12 reg. vers van Prof. /. Schrader: »Talis in artifici mirandus imagine spirat" enz. Naar B Aceamn, 1735, gegr. door J. Houbraken, 1767, uitgeg. door H. A. de Chalmoi, imperroijaal folio. M. 5597. 477. „LODEWUH, Prince van Waldeck, Generaal Major van de Cavalierie, in dienst der Nederlanden, gesneuveld in de Actie bij Werwick den 11 Junij 1793", vroeger bevelhebber van het krijgsvolk te Leeuwarden. a. Borstb. 1. in versierd ovaal met inschrift: »Post fata superstes," en kroon, wapen en degen daar onder; 4 regels bijschrift. Naar L. Luciut door J. L. van Beek, 1794, folio. 478. 8ARTHOLD &EORG IIEBKHR, geschied-, taal- en letter­ kundige, geb in 1776 te Kopenhagen en overl. te Bonn in 1831, die in 1808 Leeuwarden bezocht en beschreef in Circularbriefe, in 1842 uitgegeven en door Mr. J. Dirks vertaald. Cat. Bibl. 71, 242. a. Borstb. 1. met naam; gegraveerd door Alh. Teichel, uitgeg. door het AriUt. Andalt vou W. Cornelim. 8°. op folio papier. 479. 76 A. PORTRETTEN.

b. Vóór zijne Naehgelassene Schriften (Cat. Bïbl. C. 80) staan de beeldte- nissen van hem en zijne vrouw in losse grieksche kleeding, naar Cl. Rauch gegrav. door A. Rordorf, breed 8°. 480. JOHANIIES IIt:\lMCIS NIEIJWOIil), geb. in 1737 te Gerkesklooster, overl. in 1812 als predikant te Warrega, aan wiens verdiensten, tot verbetering van het lager onderwijs door talrijke geschriften en bemoeijingen , in 1820 te Leeuwarden een Monument is opgerigt. Cat. Bibl. 235. o. Borstb. r. met korte pruik en bef, met naam; steendr. van II. J. Backer, 8°. Uit het Jaarboekje voor het Schoolwezen, 1846. Bibl. B. 156. 481. HENDRIK. WHÆEH TYDEÌIAIÍ, geb. in 1778 te Utrecht, overl. in 1863 te Leiden, als oud-hoogl. in de regten te Deventer, Franeker en Leiden. In 1812 was hij Advokaat te Leeuwarden. a. Borstb. 1. in toga met ridderorde; steendr. van C. W. Mìeling te 'sHage, 1848, imperroijaal folio. M. 5497. 482. Hlr. ROBERT Baron van BREIfGEL, geb. in 1790 te 's Hertogenbosch, van 1812 —19 Controleur der belastingen te Leeu­ warden , daarna Referendaris en later lid van den Raad van State. a. Kniestuk in de uniform van vrijwillig Jager in 1815. Naar de schilderij van W. B. vrn der Kooi get. door A. Canelle en gesteendr. door S. Lankhout, 8°. In zijne Herinneringen uit 1815, Leeuw. 1866. Bibl. A. 618. 483. b. Kniestuk in het kostuum van lid van den Baad van State , in gega- loneerden rok. Gekleurde steendruk met wapen en naam, aet. 62 (1852), imperroijaal folio, z. n. 484.

NICOIÌAAS CORNELIS de &AL.LIÈRES, geb. in 1778 en over!, in 1836, die sedert 1793 de meeste veldtogten bijwoonde en in 1816 Majoor bij de Dragonders te Leeuwarden was. o. Te halver lijve, met drie ridderorden en 3 veldtogtteekens, een helm nevens zich, als Kolonel der Kurassiers, 1832. Naar de teek. van Portman op steen gebragt door Bemard bij Desguerroh en Co, folio. 485. h. Te halver lijve in kuras voor zijn paard staande. Naar de schilderij van •ƒ. IV. Pieneman gephotografeerd (door Blnger en Co. te Haarlem), 4°. op chineesch en folio papier. 486. JOVCIIIVI ly. :L®WEWSTAÏW., in 1830 Opper-rabbijn l»ij <*e Ned. Israëlitische gemeente te Leeuwarden. a. Borstb. met driekanten steek en bef aan een tafel , waarop een he- breeuwsch boek ligt; steendr. van H. •/. Backer, folio 487 8. HISTORISCHE PERSONEN. 77

FRANS JOSEPII MAHIEU, Directeur van den arbeid in de rijks gevangenis te Leeuwarden, later Inspecteur van het gevangenis­ wezen te'sHage; geb. in 1796 te Gent. overleden in 1854. a. Kniestuk v. v. op een stoel zittende; naar J. ã. Hoffmetder gesteendr. door E. Spanier, imperroijaal folio. 488. HERMAIAUS nCMTllGHE, hoogleeraar in de godgeleerdheid te Groningen, geb. in 1752, overleden te Leeuwarden in 1824 aan het huis van D". B. Nieuwold, D 42. a, b, c. Drie silhouetten r., twee daarvan geteekend, het derde naar W. Lubber» in 't koper gegraveerd, Gron. J. Oomkens, kl. 8°. met bijge­ voegde handteekening. Uit den Akademie-Alm. M. 3772, 73, 74. 489.

B HISTORIEPLATEN.

AFBEELDINGEN VAN MEERWAARDIGE GEBEURTENISSEN ENZ.

Het Bisdom Paderborn, benevens het wereldlijk gebied der Abdij van Corvei aan den Wezer, waartoe de Maria kerk van Nijehove of Oud-Leeuwarden in 1149 behoorde. Zie Geschiedk. Beschrijv. I 29, 285, 366; Cat Bibl. 225. a. Gekleurde kaart van 44 en 46 duim, naar Joh. Gigas, van Pader- born, herzien uitgegeven door de Erven Homann te Neurenberg, 4757, gr. med. plano. 1. b. Gekleurde plaat of gezigt op de uitgestrekte Kloostergebouwen van Corvei aan den Wezer, bij Höxter, zoo als die thans nog bestaan en in 1852 door mij gezien zijn. Naar de aquarel van Riefslahl door T. Albert, in oliedruk van F. Barth bij A. Duncker te Berlijn, 4°. 2. Frlesche Feestmaal tijd. 1420. Kopij der groote schilderij van Tjaerda-state te Rinsumageest, thans ia het bezit van het Friesch Genootschap, geteekend door J. H. MaWHjssen en gesteendrukt op de Friesche doek ter Katoendrukkerij van A. J. Bruinma, 1836. Afdruk op papier, 4°. 3. •JAdUES d'AUCHY, een ambtenaar van Antwerpen, om den ge- loove gevîugt naar Harlingen, met zijne zuster en haar man in 78 B. HI8XOEIEPLATEN.

1559 te Leeuwarden als Doopsgezinde martelaren ter dood gebragt. Blaupot ten Cate, Geschied, der Doopsg. in Friesland, 77, 83. a. Voorstelling der gevangenis, waarin hij geboeid zit, terwijl zijne zus­ ter schreijende voor hem staat. Gravure in breed 8°. z. n. met fransch en duitsch onderschrift in één regel. 4. De Friesche Stadhouder CAS PAR de ROBLES in 1576 te Groningen door zijn eigene muitende soldaten gevangen geno­ men. Zie de Vrije Fries, IX 32. a. Het marktplein te Groningen met kanonnen en krijgsvolk, waartus- schen hij naar de wacht wordt geleid met het bijschrift: Ca spar de Rouhles Comnel zu Gröning gfmchìieh. (Ter regterzijde der plaat wordt de Kolonel Vastes te Zutphen weggevoerd.) Beneden 14 duitsche versregels met jaartal. Volgens het merk 14, vermoedelijk N°. 164, Serie 7, van Hogenberg's Prentwerk, uitvoerig beschreven in Muller , Historieplaten, I bl. 49. 5. b. Andere voorstelling van de sGevangenneming van de Robles" , gegra­ veerd door .ƒ. F. C. Bec/clef/en, kl. folio. Uit Arend, Vad. Geschiedenis. 6. „Hoe díe Casteden In Frieslandt afgheworpeu, ende de Moniken te Leeuwaerden met pijpen en trommelen ter Stadt uyt- gheleyt zijn. Anno löîSO." o. Gezigt op de stad en op dit uitgeleide; gravure z. n. met 4 reg. lat. onderschrift in vers. Uit Baudartius van Deinse, de Nassausche Oor­ loghen, Amst. 1615, met bijgevoegde beschrijving op bl. 337 en 338, br. 4°. Volgens Muller, N°. 816, zeer verkleind naar Hogenberg. 7. Daar het innemen van het Blokhuis of de citadel der Spaansche bezet­ ting, door de burgers van Leeuwarden zelve, het sein was der afwerping van het Spaansche juk en het begin der herstelling van de Friesche vrij­ heid , zoo hechtte men met regt aan deze gebeurtenis groote waarde, en sprak de vreugde over deze zegepraal, ook der hervorming, luider dan de zucht naar wraak over de geleden verdrukking, dat men geestelijken en kloosterlingen met allerlei vreugdebedrijf de stad uitleidde. Zie Geschiedk. Beschrijv. I 235. „Groot e beroerten ende commotien onder de burgerye binnen Leeuwarden." Winsemius, Chron. 891: Wagenaar, X 24. o. Een volkshoop, die met een mast de deur van liet Raadhuis open- loopt; kl. 8°. gravure in bewerkten rand, z. n. waaronder later is ge­ schreven: »A°. 1610, oproer te Leeuwaerden, wegens de Regeering, daer het Stadhuijs bestormd werd, en de glasen ingeslagen." 8. De liberalen dier dagen begonnen zich te verzetten tegen de behoud- en geldzucht van vele leden der oude regeering, welke men door anderen wilde vervangen zien, en waarvoor het gemeen partij trok en door geweldige middelen trachtte te bekomen, wat men lang vruchteloos verzocht had. MERKWAARDIGE GEBEURTENISSEN. 79

4* Dispiiy ten ende onlusten in Vriesland* over het inwil­ ligen der nieuwe middelen." van Aitzema, I, fol. 211, 538 enz.; Wagenaar, XI 217. o. Het volk vlugtende voor de aanrukkende krijgsmagt; kl. 8°. gravure als de vorige in anderen rand, z. n. waaronder later mede is geschreven: »Ao. 1626, oproer te Leeuwaerden over de genéraele middelen, bij de Generaliteijt vastgesteld." 9. De oorzaak dezer beweging was, dat velen in Friesland zich. verzetten tegen de invoering van nieuwe belastingen, welke de Generale Staten wil­ den , dat hier op den zelfden voet als in Holland zouden worden geheven. De Stadhouder trachtte dit oproer met gewapende magt te stillen, doch de Staten zagen zich tot schikkingen gedrongen. Gr ooi tafereel der afkondiging- van den ìlunsterschen Vrede te Leeuwarden in 104*í, of afbeelding van „een groot ende heerlijck Tonneel ofte Theatrum, aen de Waghe nae de oost-kant opgherecht, waerop een Arcus Triumphalus met vier pi­ laren onderset ende behangen met schoone tapeten, kransen van groene twyghen en bloemen, en daer boven, neffens de beeldender Vrede en Gherechticheyt, elkaer lieflijck omhelsende, een galerij van inusicanten .en trompetters." In het midden , vóór de zitplaatsen van Gedeputeerde Staten (op wier last dit alles was verordend), staat „een pulpitum ofte les^enaer met de wapenen van Vrieslandt en daar achter d'ileer Secretarius ,B-eyma, met ontdecken hoofde, d'articulen van de Vrede den volcke voorlezende met behoorlijcke staetsij ende salemniteijt'' Ter wederzijden van de plaat is eene lat. beschrijving in boekdruk, die boven tot doorloopend opschrift heeft: „Po.MPA TRIÜMPHALIS, ADHIBITA IN PROMULGATIONE PACIS BELGARÜM LEOWARDIAE IN FKISIA. Anno 1648. May 26" onderteekend door „HENRICUS KOLDE, UI. Ordinum Fris. Historiographus et Rector Scholae Leov." Daar beneden is in acht kolommen me-t duitsche letter de ned. vertaling daarvan gedrukt, welke tot opschrift heeft: „Kort verhael van de Nederlantsche Vrede-handehnge, ende af- kondinge derselver binnen Leeuwarden in Frieslandt " Aan het slot staat: „Voor Jan Uendrïkz. Prigge, ende Hans Wdlems Coopman. Ghedruckt tot Leeuwarden, bij Sydlse Rùmeitx, woonende an de Wortel- merekt by de Slotmakersstraat, in de twee Linghen. Anno 164-8." 9«. Deze plaat. met talrijke beelden uitvoerig geteekend en goed gegraveerd, was eenmaal zeker fraai gekleurd; zij heeft eene grootte van 51 en 57 duim en met de gedrukte randen van 70 en 73 duim, en is, op doek en 82 B. mSTORIEPLATEN.

hout geplakt, in een bewerkte ebbenhoutren lijst gevat. De namen van tee­ kenaar en graveur komen er echter niet op voor. Jammer , dat dit ex. (even als dat in mijne verzameling) zeer beschadigd is; te meer, daar dit de eenige, mij bekende, exx. zijn, en dit stuk mij in geen der verzame­ lingen in Holland voorgekomen en ook niet door Muller beschreven is. Zeker werd het vervaardigd op kosten der Provincie, daar Gedeputeerden deze gebeurtenis van zoo groot gewigt beschouwden, dat zij bovendien »een Monumentum tot gedachtenisse van de jongst beraemde vrede met den Koningh van Spangien" deden oprigten tegen den voorgevel van het Lands- huis. Sedert dit gedenkteeken werd beschreven in de Geschiedk. Beschrijv. II 16, is het geplaatst geworden tegen den muur van het Gouvernements- huis, doch in 1868 van daar overgebragt naar het koor van de Groote kerk, 'waar het thans eene waardige plaats inneemt. Het verdrinken van Prins JAÏ WILLEM FRISO bij het oversteken van het Strijensehe Sas, den 14 Juüj 1711. Kleinere voorstelling dan die op de plaat No. 78 hier vóór; zonder onder­ schrift of naam der vervaardigers, breed 4o. 10. „Friesland» Vrede Vuurwerk te Leewerden op 't Markt- veld afgestoken den 14 Junii 1713," als vreugdebetooninj; over het eindigen van den successie-oorlog door het sluiten van den vrede te Utrecht. Hierin wordt het beeld van den Vrede tusschen vier kolommen onder een praalboog voorgesteld, boven een met wapens versierd voetstuk met de beelden der vier kwartitren op de hoeken en een verlichte schilderij van den vrijen Koophandel in 't midden. Piramiden, kokers, ballustrades en hekwerk van luchtballen en vuur­ pijlen omgeven het schouwperk, dat 84 voet lang en 54 voet breed en 54 voet hoog is, volgens het onderschrift in 't ried. en fransch. Te Amsterdam bij A. Allard aan den Dam, zonder naam van tee­ kenaar of graveur. Het koper is 45 en 57 duim groot. 11. Aan dit vredefeest en daaraan verbonden maaltijd werd door Gedepu­ teerde Staten omstreeks ƒ 5000 te koste gelegd en later nog een gelijke som besteed, om te Delft te laten slaan gouden Vredepenningen, waarvan een dubbele, ter waarde van f 500, aan Prinses Maria Louisa en de overige, van den halven prijs, aan de voornaamste regeringsleden wer­ den uitgereikt. «.Vuurwerk by gelegentheid van de plech.ige en heerlyke Inhalinge van Sijne Doorl. Hoogheid den Heere Prince van Oranje en Nas- sauw, enz. ende H. are Kon. Hoogheid de Kroon Prinoesse van Groot Brittanje enz. binnen Leeuwarden 11 May 1734 afgestoken." In het midden staat een Tempel van 45 voet hoogte, 25 voet lengte MERKWAARDIGE GEBEURTENISSEN. 81

en 20 voet breedte, met koepeldak, waarop een gekroonde wereld­ bol , door tal van wapens omgeven; in de vier zijden zijn twaalf geschdderde zinnebeeldige voorstellingen geplaatst. Daar om heen zijn vier evenzoo doorschijnende piramiden, alsmede kokers en een balustrade van vuurwerken. Dit prachtige kunstwerk was geplaatst op het tegenwoordige Gouverneurspìein en werd van een balkon aan het vorstelijk Hof langs een geschaarde lijn door de Prinses zelve aangestoken , volgens de uitvoerige beschrijving daarvan in het Juichend Friesland , bl. 24. Cat. Bibl. D. 44. 12. De plaat, waarvan het koper 40 en 48 duim groot is, behoort tot dat ge­ schrift , en is geteekend door R. Krijrrt alhier, en, veel fraaijer dan de vorige, gegraveerd door J C Philips te Amsterdam. De landsdrukker Tobiax vu/t Dm&el was er uitgever van, even als van de volgende, daarbg behoorende, even groote, plaat, door de zelfde kunstenaars vervaardigd: Twaalftal «rn«tel»eeldig-e voorstellingen, chassinetten en beelden, welke, als transparanten geschilderd, geplaatst waren in de vier zijden van den Tempel of het middelstuk van het groote Vuurwerk, op last van Gedeputeerde Staten van Friesland ver­ vaardigd ter viering van het huwelijk en de inkomst van Prins Friso en Prinses Anna van Engeland, 1734. De beteekenis van ieder is met de vertaling van de lat. opschriften verklaard in het Juichend Friesland, bl. 24, boven vermeld. 13, Blijkens de provinciale rekeningen bedroegen de kosten van dezeplegtige inhaling en feestelijkheden ongeveer ƒ 25,000, waarvan Jan Strffms , aannemer van het vuurwerk, alleen ongeveer j 3000 bekwam; terwijl het Land boven­ dien j 10,000 gaf tot bouw en reparatie van het Stadhouderlijk Hof met stal, grooten en kleinen tuin enz. Door dit huwelijk met eenekoninklijke Prinses werd de luister der vorstelijke hofhouding en de weelde, welke adellijke en aanzienlijke personen destijds ten toon spreidden, zeer verhoogd, 't Was dus een groot verlies voor Leeuwarden, toen die hofhouding met haar talrijk personeel in 1747 naar's Hage werd overgebragt. „Plan van Campering van 't Guarnisoen van Leeuwerden, be. staam.e uyt de lio. Guarde du corps, 't Lijffregiment, beneffens een detachement van de Guarde te voet van Z. H. de Prince van Oranje en Nassauw etc, gecampeert op de Bergumer Heijde, in de inaenden May en Junij 1742. Gecommandeert door Zijn Hoog­ heid." Teekening in klein medi.tan plano, groot 41 en 51 duim. 14. Afkondiging van de verheffing van Prins WULMBSa IV, als tìtadhouder van Holland, op den % Mei 1747, voor het 9 82 B. HISTORIEPLATEX.

Stadshuis en de Waag te Amsterdam. Voorstelling van den Dam met die gehouwen , en een krans met twee medaillons daarboven. Getee- kend door H. de Winter en gegraveerd door G. J. Marstaller, plano, het koper groot 29 en 37 duim, proefdruk vóór de letter. 15. Deze belangrijke gebeurtenis werd overal in den lande met groote geest­ drift gevierd, doch vooral te Amsterdam bij de aankomst van den Prins. De wensch, om de gedachtenis »van die onbegrijpelijke liefde en vertrouwen tusschen Vorst en Volk te bewaren en met behoorlijke kleuren te beschrij­ ven ," gaf 's Prinsen vriend, Jhr. ONNO ZWIER VAN HAREN , die hem ver­ gezelde, later aanleiding tot het ontwerpen van zijn vaderlandsch gedicht: de Geuzen, in welks 12en zang deze gebeurtenis zoo dichterlijk is beschreven en in de Ophelderingen verklaard. Cat. Bibl. A. N'. 934—941 enbl. 18hier vóór. „Be Harlinger Gecommitteerden worden te Leeuwarden, door het gemeen, met slaanden trom ingehaald,'' den 1 Junij 1748. Naar Buijs door Viukeles en Bogerts, uit Fokke, Vad. Geschie­ denis, 12«. 16. Na de verheffing van Prins Willem IV begon het volk zijne regten te doen gelden en verbetering te eischen van de vele misbruiken in het staatsbestuur en vooral van de invordering der belastingen , de havenpachten enz. Overal ontstonden er geweldige opschuddin­ gen en beroerten. Te Harlingen dwong het graauw de ingezeienen om 58 hunner als gecommitteerden te kiezen en naar Leeuwarden te zenden, ten einde aan Gedeputeerde Staten de wensclien des volks voor te dragen, hetgeen door S. H. van Idsinga in een breed­ voerige toespraak werd gedaan, gedrukt in (Dotingh) het Verward Frieslandt, 13. Zie ook Wagenaar, XX 198; Ned. Jaarb. II 524. „Oei Hof Provintiael in 'Vriesland geeft twee Gevangenen over aen den Militairen Hechter, na de vernietiging van 't Hecht van praeventie," op den 12 December 1752. Afbeelding van het oude gebouw van het Elokhuis te Leeuwarden met schavot en galg van de militairen er voor, en het, in 1754 afgebrande, Tuchthuis er achter. De luitenant Sluiterman leidt, aan het hoofd van 24 grenadiers, de twee geboeide militaire gevangenen, Sijtze Geerts en Hendrik Platman, uit do burgerlijke gevangenis, het Blokhuis, en brengt die, onder grooten toeloop van volk over naar de Gewel­ dige Provoost of de gevangenis der soldattn , achter de Galileërkerk; breed 4°. gewone en proefdruk. 17. Deze plaat, geteekend en gegraveerd door S. Fokke bij F. Huuttuijn, komt Toor in de Nederl. Jaerboeken van 1753, die tevens, VI 371 en VII 42 MERKWAARDIGE GEBEURTENISSEN. 83

en 588, uitvoerige berigten en staatsstukken bevatten over dit destijds zoo veel geruchtmakende geschil tusschen het Hof en de Gedeputeerden, waarin, ook door Prinses Anna, werd beslist, dat het Hof het vonnissen van misdadige soldaten aan den militairen regter moest overlaten. „Iiihaling *Ier Prinses Gouvernante AMÄA met hare twee kinderen te Leeuwarden, den 5 Ju'ij 1754." Voorstelling van eene koets met zes paarden btspannen, welke langs het Raadhuis door een eereboog rijdt. 18. Gegraveerd plaatje in kl. 42°. zonder eenigen naam of onderschrift, waar­ onder het aangehaalde is geschreven. Dit bezoek van Prinses Anna aan Prinses Maria Louisa, de grootmoeder van hare kinderen, waarvan de eerste ontmoeting plaats had op het Oranjewoud, is uitvoerig beschreven in de Ned. Jaerboeken, VIII 434, 548, en de Leeuw. Couranten van dien tijd. Zelfs is daarop een gedenkpenning geslagen, gegraveerd door G-. tn Moe- lingen, door mij beschreven en verklaard in den Friesche Volks '. hnanak, 1841, 95, met gesteendrukte afbeelding, welke hierbij is gevoe . „Zinnebeeldige voorstelling' der zeven Vrije Kun. n, ver- zeld van Kennisse en Naarstigheid , geleid door de Eere --. gevolgd door de Duurzaamheid, zodanig als dezelve zich, in Oud Batavisch gewaad, ierier met zijne beeldspraakelijke sieraadjen, bij de Burgerij der stad Leeuwarden hebben vertoond, toen Z. D. H. den Heere WILLEM de Vijfde aldaar, als Erf-Stadhouder der Provintie Fries­ land , plegtig wierd ingehuldigt op den 24sten van Hooimaand des jaars 1773," met bijgevoegde „Nauwkeurige, breedvoerige Be­ schrijving en duidelijke verklaring." Ter drukkerije van Å. Jeltema in de Poststraat, 1773, 8 bladz. 4°. Tweede druk. Met opdragt in vers aan den Prins van Jeltema. 19. Deze plaat, den optogt voorstellende nevens het Waagsplein, is geteekend en geëtst door den schilder Rieuk Jdgerhuü, de ontwerper en bestuurder, die zelf op de plaat is afgebeeld als voorstellende de schilderkunst, gelijk A. JriUma de dichtkunst. Breed folio. Cat. Bibl. D. 70, 71, 72. Behalve deze vertooning vaD bijzondere personen, werd er, in die dagen van grooten voorspoed, bij dit eerste bezoek van den Prins ter versiering van gebouwen, eerepoorten , illuminatiën, harddraverij , maaltijd enz. bui­ tengewone luister ten toon gespreid, en bedroegen de bekende kosten daar­ van voor de Provincie ƒ26,545 en voor de Stad ƒ 2362. In de N. ÎTed. Jaerboeken, VIII 4308, komt een uitvoerig verhaal voor van de komsten het verblijf van den Prins. Een dergelijke optogt en zinnebeeldige voorstelling van de Eendragt, Vrijheid, Standvastigheid, Vrede enz., gevolgd van de geheele sehutterg. 84 B. HISTORIEPLATKN. -

(toen bestaande uit meer dan 1200 man in 10 kompagniën of espels, allen gekleed in 't zwart met witte kousen) werd vier jaren later, met nog meer luister vertoond bij de „Intreede van H. D. en K. Hoogheeden de Prins en Prinses van Oranje te Leeuwaarden de 30 Aug. 1777." Voorstelling van eene koets met zes paarden bespannen, die door eene poort de stad in­ rijdt, voorafgegaan en geleid door hellebard Iers. KI. 4". plaatje z. n., enkel geteekend: A. Fokke simonsz. etend. 20. Dit vorstelijk bezoek is met al de daaraan verbonden feestelijkheden uit­ voerig beschreven in Ferwerda's Verheugd Leeuwarden (Cat, Bibl. D. 73). en in de N. Ned. Jaerboeken, XII 1129 env. De zilveren penningplaten, bij die gelegenheid vervaardigd, welke de harddraverij te Leeuwarden en de hardzeilpartij bij de Oudeschouw voorstellen, zijn afgebeeld in het Ver­ volg op van Loon's Penningwerk, VI. De eerste ligt thans in Frieslands Kabinet van Oudheden. „Ontmoeting van den jong-en Prins FREDERIK van Oranje * bij gelegenheid der Installatie (?) van deszelfs doorluch- tigen Vader, te Leeuwarden den 29 Augustus 1777." Voorstelling van het kermisplein met kramen en daarnevens eene eerepoort, to­ rens enz., waar langs de Prins en Prinses met gevolg wandelen, en nevens zich den driejarigen prins, die zijn beklag doet, dat een kramer, wiens speelgoed hij had in handen genomen, hem niet zeer beleefd had afgewezen. 4°. De plaat, door C. Qroenevdd geteekend (en zeer misteekend) en door C. J de Iluijzer gegraveerd, komt voor in Het leven van Willem Oeorge Fredrik], Prince van Orange, Rotterd. 1802, 114, waar deze onbeduidende ontmoeting in het breede is beschreven. Cat. Bibl. D. 77. 24. „'t Geheim Comiiiitté der zaamgezwooren Oranje .Frieseii." Spotprent uit het begin der Nederlandí-che staats- twisten, waarop de Prins en tien voorname leden der Friesche aris­ tocratie met namen en bijschriften worden tentoongesteld, terwijl hun wordt toegedicht een ,,Plan om Friesland onder 'tjnk te brengen." Beneden deze voorstelling (welke in breed gr. med. fol. slecht geteekend en gegraveerd is) staat een opdragt aan Mr. P. van Bleiswij k, Raadpensi­ onaris van Holland, Mr. H. Fagel, Griffier van H. H. Mog. en Mr. I. J. van Hees, Griffier van den Raad van Staaten, van iemand, die zich noemt: »JOEKOENUS, scipslaper te Harlingen, 4 October 1782." Daar onder nog: ïUit 't Cabinet van Jr. Hans Willem van Aijlva, Grietman van 't Bild, dog door de Braave Boeren als volmagt bedankt." Went invenit, E. W. Puilen- berg delineavit, 's Hage bij P. F. Gosse. 22. MbRKWA VRDIGE GEBEURTENISSEN. 85

„Beroerte In de kerk te Leeuwaarden." Voorstelling van de onstiimige beweging, welke op den avoud van den 26 Jan. 17ë5 in de Groote Kerk ontstond vóór het begin der godsdienst­ oefening, ten gevolge van een misverstand, waardoor de gemeente (in den waan gebragt, dat er brand in de kerk was ontstaan) zóó onbesuisd naar buiten drong, dat er groote verwarring en opeen- hooping ontstond, de naar binnen openslaande deuren opengehakt en vele personen gekwetst en vier gedood werden. 23. Dit plaatje, geteekend door BH ijs en gegraveerd door Virãchs en BogerU, behoort in Fokke's Yad. Geschied, in 12". Behalve in de Leeuw. Cour. en in toenmaals gedrukte Brieven, is dit veel geruchtmakende voorval be­ schreven in de N. Ned. Jaarboeken, XX 346, waarbij ook eene opgaaf van

de massa daarbij verloren geraakte kleedingstukken en lijfsieraden, welke r op het Raadhuis gebragt, daarna aan de eigenaars werden teruggegeven. Daaronder waren 86 mans- en 149 vrouwenhoeden, 196 schoenen, 134 muilen, 13 pruiken. 88 kerkboeken enz. Zie ook: De Oude Tijd , 1873 , bl. 4. Deze beweging had plaats op een door de Staten en den Magistraat uit­ geschreven Bedestond, welke men zoo statelijk en plegtig wenschte gevierd te hebben, dat het, op eene boete van 6 gulden, stieng verboden was, op dien Woensdagavond van 6 tot 7 uur »eenig hoe ook genaamd hand- »werk, neering of hanteering te doen." Dáárom was bij deze buitengewone godsdienstoefening de toevloed van personen zoo ongemeen groot.

„Executie verrigt aan M>. van den Burg- iv I>e.-u« arden.** Twee kleine plaatjes z. n. welke het schavot aan het Blokhuis voor­ stellen, waarop het zwaard der ju^t'tíe wordt gezwaaid over't hoofd van CORNKLIS VAN DEN BURG , regerend Burgemeester en Kapitein van de \rijwi.lige schutterij te Bolsward, met twee bijgevoegde Por­ tretten van hem in cirkelrand met naam, het eerste uit Fokke, Vaderl. G-sehie.lenis, 12". 24. Volgens de sententie van het Hof van Friesland, van 16 Mei 1789 (ge­ drukt in de N. Ned. Jaarb. XXIV 639, 951, en in de Chalmot's groote Verzameling van stukken, XIV 286), »had hij zich over de onlijdelijke over- heersching en de vrijheid onderdrukkende regering der wettige Staten van Friesland beklaagd bij de onwettige Staten, die zich te Franeker hadden afgescheiden en wier besluiten hij had willen handhaven;" waarom hij ge- vonnisd werd met boven vermelde straf en 20 jaren bannissement uit de provincie. De reden, waarom dit geval zooveel opzien baarde en afgebeeld werd, was, dat hij van al de 50 personen, die wegens hunne vrijheidlievende en daardoor oproerige handelingen door het rigoureuse Hof met geeseling, brand- 86 B. HI8TOKIEPLATENF.

merk, tuchthuisstraf of met verbanning en boeten van 100 tot 14,000 gulden gestraft werden, de éénige was, die de eer en het voorregt genoot der publieke ostentatie van het zwaaijen van het zwaard over zijn hoofd. Hoeveel kwaad deed de regeering daardoor zich zelve! Zij zelve wekte de zucht naar wraak bij de patriotten op. Zij ondervond dit slechts zes jaren later. In 1795 zegevierde de democratie op de aristocratie. Van den Burg kwam toen terug, en werd aangesteld tot Commies van 's lands gemeene middelen in Westergoo, te Harlingen, waar hij in 1805 uitgaf: De Bataaf- sche Koopman, of uitrekening der middelen volgens het nieuwe plan van belasting der republiek, 4".

„Drie leden van de Municipaliteit, te Leeuwarden, worden op het blokhuis geplaatst." Afbeelding van den toren en de voorpoort van het blokhuis, als staatsgevangenis, werwaarts drie burgerlijke perr>onen tussehen een aantal soldaten worden geleid; geteekend door J. Smies en gegra^ eerd door L. Portman, 8°. 25. Nadat bij de omwenteling in 1795 de provisioneele volksregeering ver­ vangen was door Representanten van het volk van Friesland, verlangden deze, dat ook de Municipaliteiten der steden en districten, die zich zelve hadden opgeworpen, vervangen zouden worden door andere leden, bij volks­ keus. De Municipaliteit van Leeuwarden, gesteund door een heethoofdig Committé van herstel. verlangde echter aan het roer te blijven, weigerde dus de voorgeschreven wijze van stemming af te kondigen, en begeerde hare eigene te volgen. Daarom besloten de Representanten, met overleg van het Hof, den 13 Jan. 1796, al de leden van het stadsbestuur als wederspannig gevangen te doen nemen. Dit kon echter enkel geschieden met de burgers H. Borgrink en E. Miedema, daar de overigen vlugtten. Hunne partij, gesterkt door de gewapende burgermagt, wist echter de Re­ presentanten met geweld te dwingen, hen den 27 Jan. te ontslaan en allen als leden der Municipaliteit op nieuw te benoemen. Men maakte daarbij gebruik van de afwezigheid van den generaal Dumonceau, die, den 4 Febr. van Groningen terugkeerende, de orde herstelde en de heerschzuchtige volksleiders bedwong. Zie N. Ned. Jaarb. XXXI 420; Verzam. van plak­ katen, I 290, 301 , en vooral C. van der Aa, Geschied, van den Oorlog, IV 434 env. en C. Zillesen, Geschied, der V. Nederl. 1801. V 254—282, waartoe deze plaat behoort.

Afbeelding1 van liet Mationaal Feest en zinnebeehligen Op- togt met verdere plegtigheden, den 19 Mei 1798 te Leeuwarden gehouden ter viering der aanneming van de Staatsregeling voor het Bataafsche volk, in het eerste jaar d^r Een- en Ondeelbaarheid. Teekening naar het origineel van P. Groenia, groot 48 en 35 duim. 26«. MERKWAARDIGE GEBEURTENISSEN. 87

Deze plaat stelt voor een Tempel, aan de Een- en Ondeelbaarheid toe­ gewijd en geplaatst op het midden der Langepijp, en wel op het oogen- blik, dat de lange trein, na een optogt door de gansche stad, daar is teruggekeerd en de reine Maagd, die de Een- en Ondeelbaarheid voorstelt, gestegen van den Triumfwagen, door de vier nationale deugden geleid is in den tempel, waar zij zich op den troon heeft geplaatst, achter het altaar der vrijheid, dat, gedragen door 8 meisjes en omringd door 12 jongelin­ gen, »in het Romeinsch gekleed," in het midden is gesteld en waaropeen boek, bevattende de acte van staatsregeling voor de Bataafsche republiek, is neergelegd. Het monster van het Federalismus, dat, door een knods verplet, aan hare voeten op den wagen had gelegen, wordt nu op een houtstapel gelegd en openlijk verbrand in 't midden van het plein. Daar om heen zijn geschaard verschillende groepen met standaarden, voorstellende de kindschheid, de jongelingschap, de rijpere jaren "en de grijsheid; voorts de regten van den mensch, gelijkheid en broederschap, de alliantie met Frankrijk, de marine en landmagt met haar geschut en 30 kanoniers; hier­ nevens de commercie, landbouw, zeevaart en ambachten en ter regterzijde een wagen, waarop een tombe en lijkbus, met nationalen wimpel in rouw, gewijd aan de in 1797 gesneuvelde Bataafsche zeehelden. Het Provinciaal en Stadsbestuur hebben zich met de" leden van het Hof en andere commis- siën om den tempel geschaard, waarbij eenige burgers, dragende een jongen boom, welken zij daarna voor de Vrijheid zullen planten op het Waagsplein. De kring wordt ingesloten door de gansche gewapende magt der stad en twee compagniën grenadiers en jagers, met muzikanten daarnevens. Hierbij is gevoegd een ex. der Bataafsche Leeuwarder Courant van 19 May 1798, N". 1, waarin het gansche Programma van den optogt en de plegtig- heden (in bovenstaande beschrijving meest woordelijk gevolgd) is opgeno­ men , benevens een Vreugde-zang bij het feest, op de wijze der Marseillaise. Daarin komt ook voor eene aankondiging van den uitgever van dat blad, M. Koon, »dat hij voornemens was een groote Konst-plaat van het feest te laten teekenen en graveeren, met uitnoodiging om hem in die grootsche onderneming te steunen, ten einde daardoor deze heuchelijke gebeurtenis, welke het dankbaar nageslacht der Vrije Friezen (nu Bataven) nog zal toe­ juichen, der vergetelheid te onttrekken." 26a. Die ondersteuning schijnt echter niet gevolgd en de plaat niet gegra­ veerd te zijn. De teekenaar, Petrus Qrumia, van Makkum, in 1787 als patriot naar Duinkerken en St. Omer gevlugt en in 4796 teruggekeerd en aangesteld tot leo luitenant bij de Friesche garde, verkocht zijne uitvoerige teekening later aan den Heer E. A. Kieser, na wiens dood zij in't bezit kwam van den Gouverneur M. P. D. van Sijtzama, nit wiens kunstverza­ meling zij in 1849 is gekocht door mij, die grooter belang stelde in deze merkwaardige feestviering van de vernietiging der Provinciale souvereini- 88 B. HISÏORIEPLATEN.

teit en de zamensmelting van alle Nederlandsche Provinciën dan de Re­ gering van Leeuwarden, aan wie ze vroeger te vergeefs was aangeboden, als achtte zij aan dit feit eene onaangename herinnering verbonden. Daarbij is gevoegd een officieel Programma van den optogt in gr, 8". 't Is zeer opmerkelijk , dat, terwijl er in Rogge, Geschiedenis der Staats­ regeling , bl. 572 , eene beschrijving en plaat der feestviering te 's Hage voorkomt, mij geen enkel werk of courant bekend is, waarin déze feest­ viering is beschreven, zoodat alléén het Programma en deze plaat ons omtrent deze gebeurtenis inlichten en haar »der vergetelheid onttrekken," „Luisterrijke Trouwen Schaatsen (tijdpartif, gehouden te Leeuwarden op den lsten en 2den Februari) des j .ais 1805. ,4. van der Poort del. ad viv., J. E. Marais scu/p. Opgedragen aan de In- en Ojig zetenen van Vriesland door P. II. Meijer en Comp. te Am­ sterdam." Op gi. ined. plano oí 57 en 44 duim Proefdruk , zwart. 27. Deze plaat in aquatinta geeft eene afbeelding van de zoogenoemde Ver- laatsbaan, met het toenmalige Kruidmagazijn boven de L. Vrouwe-water­ poort ter linkerzijde, de Prinsen-weitmolen en het Verlaat in 't verschiet en den Harlinger stal en singel ter regterzijde. De talrijke toeschouwers op den wal en langs en op de baan, met fransche officieren en paardevolk daar tusschen, zijn voor de kennis der kleederdragt van dien tijd belang­ rijk. Als karakteristieke personen heeft de teekenaar links den dikken koperslager Klinkhamer en regts den Rector V. Slothouwer in gesprek rnet den Archivarius Gr. J. Voorda aangebragt. Het getal rijderessen bestond uit niet minder dan 160 vrouwen en meis­ jes. De eerste prijs, een gouden oorijzer, werd behaald door Trijntje Pie- ters, van Poppingawier, oud .20 jaren, en de tweede, een streng gitten met gouden kroontje, door Janke Wijbes, van bamwoude, oud 16 jaren, welke prijzen 's avonds op de zaal van den Schutters Doelen aan haar werden uitgereikt. De baan van 38 koningsroeden lengte werd door haar in 13 se- konden afgereden: eene snelheid van 7 à 8 minuten in een uur gaans. Dezelfde plaat in kleuren opgewerkt, en gezet ii. lyst achtei glas. Proefdruk. 28. Zie over den teekenaar Alìert Jarohx van der Puort de berigten, gevoegd bij zijn Teekenboek in den Catal. der Sted. Biblioth ek, bl. 185. .Navolg ng van deze plaat <»p kleine, e schaal, groot 32 en 25 duim, met gelijk onderschrift, doch zolder eenigen naam, als teekening met kkuren opgewerkt. Proefdruk, breed folio. 29. Eerepoorten, in 1808 bij de verwachte komst van Koning LOI>E- WIJK opgengt bij de ÜU( o-Martena pijp , bij de Langepijp , op den Winlumerdijk en aan 't einde der !St Jakobsstraat; vier oiäu-erp-tee- kertinyen, vervaard.gd door Abraham JJruùistna, plano. 30 a—d. MERK WAARDIGE GEBEURTENISSEN". 89

Van dezen verdienstelijken bouwmeester, hier in 1766 geb., die ook de ontwerper was van het huis Lijndenstein te Beetsterzwaag (1821) en van de G-roote Sociëteit alhier (1824), en in 1849 als Rijks-ontvanger op Sjoerda- state te Giekerk overleed, komt eene levensschets voor in het Aanhangsel op het werk van Kramm, 28, waar ook zijn broeder EDUARD , die als beeldhouwer groote verdiensten had en in 1843 stierf, vermeld wordt. „Harddraverij te fieeuwarden <, gehouden op den 2den Sep­ tember 1808. J. A. Langendijk Dzn. delin. et schulp. Uitgegeeven bij P. H. Meijer te Amsterdam." Proefdruk van deze plaat in aqua- tint, met kleuren opgewerkt, op gr. med. plano of 55 en 43 duim, pendant van No. 28. Ook in lijst en achter glas. 31. Groote toebereidselen waren er gemaakt om den Koning van Holland bij het toegezegde bezoek waardig te ontvangen, en wenschte de regeering van Leeuwarden bij die gelegenheid een Gouden Zweep te laten verharddraven. De Koning gaf echter den Landdrost, R. L. van Andringa de Kempenaer, te kennen, de reis, wegens zaken van belang, te moeten uitstellen, doch te verlangen, dat de voorgenomen harddraverij op zijn verjaardag, 2 Sept., zou gehouden worden, en wel om twee prijzen, bestaande in een kostbare Gouden Doos, met 'sKonings naamcijfer in diamanten en met edelge­ steenten omzet, benevens een paar zware en sierlijk bewerkte Gouden Sporen, welke stukken hij door zijn Ecuyer Bicker liet overbrengen, ten einde ze uit Z. M. naam aan de winnaars te vereeren. Zulk een edelmoe­ digheid was hier ongehoord en lokte dus een aantal mededingers en grooten vloed van toeschouwers uit. Na het houden van een bedestond, audiëntie en parade had de harddraverij plaats, en werd de doos gewonnen door Dirk Jeens van Bergum, en de sporen door Barro Adema, Burgemeester van Sneek. Daarna gaf de Landdrost een collation op het Landschapshuis en werden het Collegie, Stadshuis, den Nieuwetoren en den Doelen dien avond prachtig geillumineerd. Alleen de toebereidselen tot de ontvangst des Konings, eerepoorten enz kwamen der stad Leeuwarden op ruim f 20,000 te staan! — Of die prachtige doos en deze sporen ook nog er­ gens aanwezig zijn? ««Harddraverij om eene fraai met goud gemonteerde Zweep; ge­ houden te Leeuwarden in het Zaailand op den 24e Julij 1830, in tegenwoordigheid van Z. M. den Koning der Nederlanden , Z. K. H. den Prins van Oranje, benevens Z. H. den jongen Erfprins. Op­ gedragen aan den Gouverneur J. A. Baron van Zuijlen van Nijevelt, door F. W. Wolters, geteekend door J. H. Mattijssen en gesteen­ drukt bij Steuerwald en Co. te Dordrecht." De plaat met onder­ schrift groot 56 en 52 duim , gekleurd, met bijvoeging van eene Ver­ klaring van het Gedenkstuk, in breed 4U. gedrukt bij J. Backers. 32. 10 90 B. HISTORIEPLATEN.

In deze verklaring wordt de wensch uitgedrukt, om in deze plaat eene blij­ vende gedachtenis te zien van dit volksfeest bij gelegenheid van het zeldzaam voorregt, dat Friesland genoot door een bezoek van drie geslachten van het Koninklijk Huis, die toen met zoo veel luister werden onthaald, waar­ van de feestviering in den Prinsentuin, te midden van duizenden bezoekers, lang in veler geheugenis bleef. Zij bevat tevens de beschrijving van de plaat en den afloop der harddraverij, waarbij de prijs gewonnen werd door het paard van K. A. Sikkema te Damwoude. Gedenkzuil voor JACOBUS MARTIliUS BALJEÉ, in leven Raad van Nederlands Indië, weleer voedsterling en later wel­ doener en behouder van het Nieuwe Stads-Weeshuis te Leeuwarden 5 op de binnenplaats van dat gesticht opgerigt en feestelijk ingewijd den 9 September 1835. Geteekend door J. H. Mattijssen en gegra­ veerd door T. Z. Keikes, ter Steendrukkerij van G. T. N. Suringar. Met 6 regels bijschrift (van Mr. A. van JJalmael Jr.), 4°. zonder en 8°. met het gebouw op den achtergrond. 33. Deze plaat behoort tot mijne levensbeschrijving van dezen voortreffelijken man, die, in 1752 hier geboren, in dit Weeshuis werd opgevoed, als scheepsdokter naar Oost-Indie vertrok en daar door ijver en bekwaamheid opklom tot Burgemeester van Batavia en als oud Raad van Indië in 1823 overleed, na zijn vaderlijk gesticht tot erfgenaam van zijn aanzienlijke na­ latenschap benoemd te hebben; eene erfenis, die ontvangen werd in een oogenblik, dat een koninklijk besluit het gesubsieerde weeshuis ophief en de weezen voor de Koloniën van weldadigheid bestemde, zoodat het gesticht hierdoor behouden kon blijven. Daarom werd: »Deze Eerezuil BALJEÉ tot dankbaarheid gesticht." De Friesclie doek. waarop in het midden is gesteendrukt een gezigt op Leeuwarden, van de oostzijde, met Stads wapen er boven, en daarom heen een breede rand, welke, met de vier Stadspoorten in de hoeken, boven het Raadhuis en onder de oude Friesche tafel heeft, naar de schilderij van Tjaerda-state, thans bij het Friesch Ge­ nootschap, (zie No. 3.) Hier tusschen zijn 12 afbeeldingen van Friesche Kleederdragten in verschillende tijdperken. De teekeningen zijn vervaardigd door J. H. Matthìjssen. Het adres is: Katoenfalrijk van A. J. Bruinsma te Leeuwarden (1836). De grootte is 84 en 76 duim, in lijst. 34. Deze op katoen gedrukte plaat is tevens eene gedachtenis aan de be­ langrijke onderneming van den Heer A. J. BRUINSMA, om in 1835, opeen stuk lands bewesten de Schrans onder Huizum, een fabriekgebouw van 350 voet lengte en 30 voet breedte te stichten tot het weven, verwen en MERKWAARDIGE GEBEURTENISSEN. 91

drukken van katoenen stoffen, waarin eerlang 72 meisjes en 90 mannen en jongens werkzaam waren , doch die wegens gebrek aan ondersteuning slechts weinige jaren kon blijven bestaan. Eene beschrijving daarvan heb ik ge­ geven in het Mengelwerk der Leeuw. Cour. 1837, N°. 7. Hardrijderij op Schaatsen« op de Stadsgracht te Leeuwarden, den 1«5 Januarij 1838. (Naar de teekening van C. B. Buijs) ge­ steendrukt door H. J. Backer, 8°. op chin. papier. 35- Deze plaat is gevoegd bij de beschrijving van de Iriesche volksvermaken gedurende den langen winter van dat jaar, van mij verzocht door H. Frij- link voor het Leeskabinet, 1839, waartoe deze plaat behoort. Toen was de haan nog omgeven door de oude hooge bolwerken. Eerepoort, bij de eerste komst van Koning- WIULEM. II met Gemalin, zoon en dochter te Leeuwarden, in 1841, geplaatst op de Nieuwestad bij de Duco Martenapijp. Teekening in kleuren door Sjoerd Bonga, gr. 4°. 36, Eene beschrijving van het luisterrijk onthaal der vorstelijke personen en van de gehoudene feestvieringen, waartoe de Gouverneur M. P. D. Baron van Sijtzama toen zoo veel bijdroeg-, bevat het werkje van J. van Leeuwen, Koning Willem II in Friesland, 1841. Cat. Bibl. 236. Een korter verslag daarvan komt voor in Dr. Wap, Gedenkboek der inhuldiging (Cat. Bibl. 266), waarin tevens is afgebeeld het kostuum der Eerewacht, die den Koning steeds geleidde, benevens de Banier, welke later in het Stedelijk Archief is geplaatst en daar nog, nevens die van 1852, berust. Het Vaandel of de Banier van het Harmonie-collegie Euphonia» dat, uit 50 leden bestaande, voor, in en na 1846 Concerten gaf. (Leeuw. Cour. 1846, No. 16.) Teekening van de voor- en achter­ zijde, 8°. 37. Hardrijder.^ op Schaatsen, van mannen en vrouwen, op de Noordergracht, na het afgraven van de wallen, den 17 Jan. 1848. Groote teekening in kleuren van S. Bonga, plano. 38. Eene beschrijving van dit feest komt voor in de Leeuw. Courant, N°. 5. Hardrijderîj op Schaatsen door mannen en vrouwen, gehouden te Leeuwarden op den 22 Februarij 1855, van wege de vereeni- ging: de IJs-club. Naar de natuur geteekend door W. Troost en in tinten gesteendrukt bij P. Blommers te 'sHage. Leeuw. G. T.N. Suringar, gr. med. plano. 39. De Leeuw. Cour. N". 16 bevat bijzonderheden over den afloop van dit feest. 92 B. fIISrORiKPI,VTI',N

De brand van de Kazerne: Prins Frederik» gebouwd op den Amelandsdwinger van 1827 — 29 , verwoest op den 14 Junij 1860. Schilderij van W. Troost, door dezen bij 't verlaten van deze stad in 1868 aan het Gemeentebestuur vereerd. Het doek groot 74 en 61 duim, in lijst. 40. Eene uitvoerige beschrijving van dit ongeval bevat de Leeipv. Cour. No. 49. De brandende Kazerne. Kleine ieekening van J. Stormer, plano. 41. De •Landbouw-tentoonsteiïiftg'., gehouden te Leeuwarden op den 24 en 25 Junij 1863, op het plein voor het Paleis van Ju­ stitie, bij gelegenheid van het 18e Landhuishoudkundig Congres. W. Troost del. et lith., gesteendrukt in tinten door P. Blommers, gr. med. plano. 42. Dezelfde plaat in kleuren, waardoor de tentoongestelde voorwerpen, vee, werktuigen, versierde tenten enz. meer uitkomen; gr. med. pi. 43. Plattegrond v>n het plein tusschen het Kuiterskwartier en het Zaailand, waarop de Tentoonstelling werd gehouden, gr. med. folio. 44. Zie de opgave der bekrooningen en verdere bijzonderheden in het Verslag van het Congres, bl. 208. Cat. Bibl. 237. Groote afbeelding van de piegtigheid der eerste-steenlegging door Z. M. den Koning, Willem III, voor het nationaal Monument voor 1813 in „liet Willemsparïi

2, GESCHIED- EN LETTERKUNDIGE BIJZONDERHEDEN.

Afbeelding-en van middeleeuwsclie Zegels, van: 1. de zeven Zeelanden van Friesland, in 1324 bij den Opstals­ boom, nabij Aurich, vergaderd; 2. Geheel Friesland, alsvoren, in 1360 gebruikt; beide met het gekroonde beeld van Maria en het kind op haar schoot en twee mannen met schild en speer daar nevens; 3. den Raad en de Gemeente van Oostergoo, in 1361 en 1415, door een band met lat. opschrift in tweeën gedeeld , waarvan in de bovenhelft een beeld op een zetel en twee personen daar nevens staande in gothieke nissen, en beneden, gescheiden door een band, twee voorstellingen van negen personen, die nevens een kruis en schild schijnen te zweren; " 4. de Gemeente van Oostergoo, in 1477, bevattende in een ver­ sierd ovaal het zittend beeld des Heeren, met het rijks wapenschild er onder; 5. de Gemeente van Oostergoo, in 1493, bestaande uit een Maria­ beeld met twee mannen, als 1 en 2; 6 en 7. Oud-Leeuwarden, van vóór en na 1435 , voorstellende een Kerkgebouw, met twee spits toeloopende torens, tusschen welke een derde spits, waaronder eene klok hangt boven den hoofdingang. Op het dak der kerk staat een lam met kruisvaan, dat later door een lint met opschrift is vervangen. Onder in de afsnede is een loo- pende Leeuw, die op een der ex, op een schild, springende is voor­ gesteld. Het eerste is het groot zegel, het tweede, wat kleiner, het oudste klein zegel der stad. 8. Nieuw-Leeuwarden, na de vereeniging van Nijehove met 01- dehove en Hoek in 1435. Daar de beide vorige zegels bekend waren uit de Kronijk van Winsemius, zoo bleef dit prachtig be­ werkte groot zegel der stad, waarvan slechts één afdruk in 't Ar­ chief is bewaard , lang onbekend. Het stelt de drie heilige perso­ nen of patronen voor, aan wie de drie parochie-kerken der stad waren gewijd; in 't midden onze Lieve Vrouwe met het kind, van Nijehove; St. Vitus met zwaard en hond, van Oldeho.ve, en St., Catharina met zwaard en rad, van Hoek, geplaatst in drie nissen, waar boven een rijk bewerkt gothiek verhemelte en beneden een springende Leeuw op een schild. 46, 47. 94 B. HISTORIEPLATEN.

Al deze zegels met hunne symbolische voorstellingen en krachtige uitvoe­ ring getuigen van groote bekwaamheid der stempelsnijders in een tijdvak, waaruit wij zoo weinige voorwerpen van kunst bezitten. Zij zijn deels ge- teekend, deels gesteendrukt ten behoeve van het plaatwerk: Friesche Oud­ heden, door het Friesch Genootschap uitgegeven. Sommige daarvan zijn beschreven door Mr. A. Telting in de Vrije Fries, I 342 en II 35, en in de Geschiedk. Beschrijv. van Leeuw. I 297. Afbeelding-en van middeleeuwsche Munten, waarvan vele te Leeuwarden geslagen zijn , op acht 8°. bladen gesteendrukt. 48 , 49. Allen zijn beschreven en verklaard in de Bijdragen tot de Munt-enPen- ningkunde van Friesland, door Mr. J. Dirks (Cat. Bibl. A 608), als af­ drukken uit het tijdschrift: de Vrije Fries, III en verv. Later zijn deze met vele andere afgebeeld en beschreven in het vijfde stuk van het groote penningwerk van Prof. P. O. van der Cbijs, Haarlem 4855 (Cat. Bibl. E 74). Van de Friesche munten, na 1576 te Leeuwarden geslagen, komen afbeeldingen voor in de zevende aflevering van het Muntboek van P. Ver­ kade, Delft 4834 (Cat. Bibl. E 73).

Afbeelding vãn een ouden gedenksteen, voorstellende een burgt, met borstwering en hoektorens, waar tegen het wapenschild der stad, een klimmende Leeuw, is gehangen; volgens het onderschrift: Aed Iiewerd 1171« het huis, kasteel of Olde Stijns, ook Camminga- burgt genoemd, dat de oorsprong van Leeuwarden zou zijn. 50. Van dezen raadselachtigen gedenksteen, geplaatst tegen den gevel van een huis in het midden der Groote Kerkstraat, gaf Gabbema in zijn Verhaal van Leeuwaarden, bl. 5, deze afbeelding, gegraveerd door U. Sprong. Bij eene latere vernieuwing van dat huis werd ook deze burgt op nieuw in steen gehouwen en daarbij gevoegd: VERNIEUT 1762. Nadere berigten hier­ omtrent komen voor in de Geschiedk. Beschrijv. v. Leeuw. I 32 en 295.

Afbeelding van de twee Gedenkpenningen op het veroveren van liet lìloklmi» te Leeuwarden en van de Kasteelen van Harlingen en Stavoren in 1580, die de Staten van Friesland, in twee grootten, lieten slaan ter gedachtenis van deze merkwaardige gebeurtenis, als het begin der vvederverkregene vrij­ heid van Friesland en als erkentenis van de hulp des Allerhoogsten, zoo als de randschriften vermelden. Teekeningen. 51. Zie de beschrijving en afbeelding daarvan in van Loon, Nederl. Histo­ rie-penningen , I 281, en verder aant. 63 der Geschiedk. Beschrijv. van Leeuw. I 357. r~

BIJZONDERHEDEN. 95

Afbeelding van de Friesche Eerepenning voor MICHIEI* HÖGELCK.O, in 1589 Overste Luitenant van zeven vaandelen van het regiment van Graaf Willem Lodewijk, hem door Gedepu­ teerde Staten van Friesland aan een gouden keten vereerd, wegens zijn gehouden gedrag als bevelhebber der vesting Bomsterzijl. 52. Van deze zilveren medaille, in het bezit van den Heer A. P. H. Kuipers alhier, heb ik, op diens verzoek, in 1839 eene uitvoerige beschrijving ge­ geven met een verhaal van de omstandigheden, welke aanleiding tot de uitreiking gaven. Zie de Vrije Fries, I 324; VIII 439.

„J. J. STARTERS Aiewe Cvyper; de Cuyper beantwoordt de Edelman, Doctor, Pastoor, Politicus, ende de Krijghsman." Zamen- spraak over het eer- en ambtsbejag dier dagen, in drie kolommen met duitsche letter gedrukt binnen een rand, en onderteekend: Gonst baert Nijd. Daar boven is een fraaije plaat, voorstellende een Kuiper, die antwoord geeft aan de vijf bovengenoemde personen, geteekend door P. Hark {Petrus Feddes Harlingmisia?) en gegra­ veerd door G. v. S(chindel. Beerendrecht exc. Onderaan staat: „Tot Haerlem by Jan Pietersz. Berendrecht, Konst ende Boeckverkooper in de Koningh-straet. Anno 1627." De grootte is 51 en 27 duim, op linnen en papier geplakt. 53. Deze szinneprent op dezen tijd" is beschreven door Muller, Historiepla­ ten, No. 4445, die haar „üilent zeldzaam" noemt, daar zijn ex. het eenige was, dat hij ooit gezien had. Ofschoon zijn druk ook van 4627 is, werd dit stuk welligt reeds in 4620 of 24 voor het eerst uitgegeven, en zullen er intusschen meer drukken van gemaakt zijn. Het aardige vers, dat 328 regels lang is, werd het meest bekend, doordien D°. W. Baudartius te Zutphen het in 4624 opnam in den 2en druk van zijne Memoryën der Gedenck-weerdichste Geschiedenissen, fol. 447 , daarbij voegende: »De cloecke ende vernuftige Poëet JAN JANSZ. STARTER, aenziende de verdorvenheyt onzer eeuwe, heeft deze Satyram ofte Poëtische Gedicht ghemaeckt, beris­ pende daerin de hedendaeghsche ambitie, eergierigheyt ende amptsuchticheyt veler menschen; 't welcke hy, met een nieuwe maniere van spreecken, noemt Kuyperye; invoerende vijf personen, deweleke van een Kuyper, aerdigh naar de kuypkunst, werden beantwoord." Uit Baudartius werd het vers overgenomen in: De Politycke Kuyper onses tydts, van Claude Fonteine, Leeuw. 4647, en in den herdruk daar­ van (te Groningen) 1710. Catalogus Bibl. 452, waarin bl. 448 ook voorkomt een zwakke navolging uit Bergen op den Zoom, 1790. In Dr. J. van Vlo- ten's uitgaaf van Starter's Friesche Lusthof, Utrecht 1864, is het bl. 510 opgenomen. 96 B. HISTOBIEPLATEN.

Even zeldzaam zijn nog vier andere dergelijke zinnebeeldige prenten met verzen van Starter, welke wij te vergeefs getracht hebben te bekomen. Ze zijn door Muller beschreven, als: No 899. sTriumph-Waghen. Uytbeel- dende de voortreffelycke Deughden van Wilhelmus, Prince van Orangien," Haarlem 1623, op 5 bladen en het gedicht, groot 404 j egels, op 44 kl. 4°. blaadjes, ook in van Vloten's uitgaaf, bl. 361; — No. 1471. Kaart van het land om Bergen op den Zoom met Prins Maurits en zijn gevolg te paard, en daar beneden in 4 kolommen zijn Gedicht over 't ontset, bene­ vens een «Lof-zangn op Prins Mauritius, 1622; beide, groot 230 en 70 regels, opgenomen in den 3™ druk van den Lusthof, 1625, bl. 175 en, 187; van Vloten, 341, 351; — No. 1473. Togt van 230 man der Schut­ terij van Amsterdam, tot bijstand naar Zwolle, 1622, niet vers in 4 ko­ lommen, groot 262 regels, bij van Vloten, 330; — No. 1502. Zinneprent en vers: »Vergetelheyd, vermaenende d' inwoners der V. Nederlanden tot Eendracht ende vergetelheyd van al de bitterheden, die, onder de naem van Remonstranten, Ârminianen etc. in hare harten gheherberght zijn ge­ weest ende noch souden moghen wesen." Utrecht 1623, in 3 kolommen, groot 125 regels, bij van Vloten, 378. Al deze ernstige veezen, die blijkbaar in de vlugt vervaardigd zijn, ademen zulk een gezonden godsdienstigen en vaderlandschen zin, dat zij de waarde van Starter als volksdichter zeer verhoogen. Hoe hij , die door den aanhang van D°. Bogerman uit Leeuwarden was verdreven, tegen de onverdraagzaamheid dier dagen gezind was, blijkt vooral uit zijne liefde­ rijke vermaning tot vrede, uitgedrukt in het laatste vers, dat begint: O, dat toch God ons Staat dat groot geluk verleende, Dat Zijne dienaars zich in Zijnen dienst vereenden, En dat Voorzigtigheid ons Eendragt had bereid, Om, met Godvruchtigheid en ware Opregtigheid, Al 't Twistgeschrijf in 't vuur der Liefde te verbranden ! Wat zou ons dat een nut, God zijn een offerhande! PETRUS BAARDT, Pliilippus dol-ens, of Beclagh des Conincx van Spanjen, over 't verlies van de stercke ende machtighe steden 's Hertogen-Bosch en Wesel, als mede van zijn costelijcke ende rijcke Silver-vlote. Gegeven ten Triumplulage. aen alle goede Patriotten van de Gereformeerde Religie onses lieven Vaderlandts. 54. Dit vers, groot 112 regels, in plano in 2 kolommen sGedruckt tot Leeu­ warden bij Claude Fonteyne, 1629, den 15 Septembris," diende om de feest­ viering te verhoogen, daar de Algemeene Staten besloten, seen Vast ende Bededach nijt te schrijven, om den Heere te loven en te dancken, dat hij dese landen genaedelijcke bewaert, en met soo heerlijcke overwinninge ge- kroont had," zoo als Commelijn zegt in 't leven van Frederik Hendrik, fol. 88. Zie over den dichter en zijne geschriften Cat. Bibl. 112, 151,223,423. 2. BIJZONDERHEDEN. 97

„Scopns virtutwm sic Jesns Christus" - of Schijf van de Chris­ telijke deugden. Leovardiæ sub prælo Francisci Efardomans, 1656, geboekdrukt in kl. med. plano. 55. Dit raadselachtige gedenkstuk bestaat uit een cirkel, met dit opschrift en teksten, waarvan 12 stralen of vakken uitgaan binnen een grooteren cir­ kel , de namen dier deugden met talrijke schriftuurplaatsen bevattende, en daar boven drie halve cirkels, waarin de Generale Staten, de Staten van Friesland en de Provinciale Synode vermeld worden. Ook het voetstuk bestaat uit teksten. Op welke kerkelijke gebeurtenis van 1656 zou dit kunstig zamengestelde stuk kunnen doelen? Misschien was het een knut- selarij van den zonderlingen Raadsheer JOANNES BOURICIUS , die bij den zelfden drukker in het zelfde jaar Salomo's Hooglied in lat. verzen uitgaf, waarvan in 't volgende jaar een veel vermeerderde druk uitkwam. Een bewijs, hoe zeer zulke stukken toen in den smaak (of wansmaak) vielen. Zie over hem Cat. Bibl. 32, 155. „Bredaesclie ülsnanac en Chronijck.»" Titelpkat van dit zonderling geschrift van den geleerden Griffier van Breda Jan van Vìiet, 1664, voorstellende een oude Friesche kramer of boekventer, die een korfje met boeken vtor zich heeft, waaraan een opschrift: Frieske Spreeckwoorden, staande op het Oldehoofster Kerkhof te Leeu­ warden , met den toren, de Oldehoof, in 't verschiet. Naar de fraaije gravure van A. Santvoort gephotografeerd door den Heer Pros- per Cuijpers van Velihoven, letterkundige te Brussel, die mij dezen afdruk van zijn werk vereerde, en bovendien al de door hem te Breda verzamelde stukken en aanteekeningen over van Vliet aan mij afstond voor het Stedelijk Archief. Zie de beschrijving van dezen Almanak in den Cat. Bibl. 37, 53 en 366. 56. „Afbeelding-e van de Machines oí'Watermolens nieuwelyx geinventeert door D. Hm. B. §CHOTxiIܧ a §T£RRIIGA, etc." Dit hoofd is gedrukt boven een (door C Luiken) geëtste plaat, van 40 en 24 duim , waarop vijf verschillende watermolens zijn af­ gebeeld; daar onder is gedrukt eene beschrijving van ieder, in 3 kolommen, en verder in 't lang: „Wie dan genegen mogte zyn zodanige Molens te hebben, die meer dan vier maal zooveel quan- titeyt waters en meer dan vier maal soo hoogh, als de ordinari Moolens kunne uytmaalen, — kan sich addresseere. In Vriesland tot Leu warden by de Heer B. Schotanus à Sterringa Medicyne Doctor, ende tot Amsterdam by Baltasar van Poehvijk Provost der Burgerye. Tot Cranenburg by den Heer Johan Hendrik Fayen Dykgraaff, etc. waar deze geoctroyeerde Moolens konnen gezien worden." 57. 11 98 R. HISTO HFPLATKN.

Het octrooi der Staten van Friesland werd den 20 Maart 1690 voorden tijd van 30 jaren verleend »op de fijne inventie om watermolens te maken, die veel meer waters als de ordinarie kunnen uitgeven en hetselve over de tien voeten diep uithalen." Zie over Dr. Schotanus den Cat. Bibl, 79, 269. en de daarbij aangehaalde schrijvers. Lofdicht op AIM, Koningin van Engeland, van $• €k. J. í» BURMAKIÌIL., voor haie bemoeijingen om den vrede van Utrecht tot stand te brengen, met opschrift: MAGNAE BEI- TANNIA KEGIXAE S. ANNA HOSTIBVS SOCIISQVE DAT PACEM. Ieder der 14 regels, waaruit het lat. vers bestaat, bevat in grootere ka­ pitalen het jaartal 1713, en daar beneden: Leowardiae exeudit Franciscus Halma, 1713. Rondom dit boekdruk werk is een geplaat- drukte rand, bestaande uiì talrijke wapens en zinnebeelden , waar boven het portret der Koningin in medaillon; A. Uoubrake del., M. Pool sculp. Dít rijk uitgevoerde stuk is groot 60 en 43 duim. 58.

„Kieuw-Jaar» Geschenk» op-geofferd door de Hellebardieren, der Friessche Nassausche Regimenten ," bestaande uit 16 regels vers, gerigt aan Prins FRISO en Prinses ANNA (1735), en 4 regels: Aan de Officieren, gedrukt binnen een houtsnee-prent, groot 36 en 26 duim, voorstellende de groote voorpoort van het Landshuis, met wapen der provincie er boven. Daar naast zijn twee Hellebardiers in volle rusting afgebeeld. Zonder eenigen naam. 59.

Tafereel van de Stemmen der Grietenijen en Dorpen in Fries­ land, met de namen der Grietmannen en Index op de Stem-Cohieren , door ERKESTUS HOR1TIUS V1TRI1GA, Notarius Publi- cus en Mathematicus, 1745 , opgemaakt en opgedragen aan Prins Friso en de Grietslieden met een vers, groot 48 regels in 4 kolommen er onder gedrukt ; z. n. groot med. piano. Zie over den vervaar­ diger Cat. Bibl. 143, 167, 248. 60.

Groote Kaart van den ìoop van het Kanaal de Ee, of de trek- vaart tusschen de steden Leeuwarden en Dokkum, vervaardigd door den Landschaps landmeter WII.I..EM IÌORÉ te Franeker in 1735 , groot 92 en 61 duim. 61. Volgens uitvoerige kantteekenìng is deze kaart ten behoeve der voorge- nomene slatting op verzoek van Heeren Commissarissen uit Gedeputeerde Staten opgemaakt, en bevat zij tevens in den stroom cijfers van de peiling der diepte en daar nevens die van de bovenwijdte van het kanaal. Onder de teekening zijn in vijf' vakken uitvoerige opgaven der profilen, metingen 2 BIJZONDERHEDEN. 99

en kosten van slatting voor ieder der onderhoudspligtige steden en griete­ nijen , waarvan het gezamenlijk beloop voor 5604 roeden was de som van f 76,000. Het geheel getuigt van de uitstekende naauwkeurigheid van den voortreffelijken ingenieur LORÉ , in 1679 geb. te Leeuwarden, wiens leven voorkomt in den Cat. Bibl. 102. Toen eindelijk de lang voorgenomene slatting uitgevoerd zou worden, is deze kaart in 1775 overgeteekend en met kleuren opgewerkt door Pieter Idsertx Porti»r, teekenaar aan 's Lands Hoogesehool te Franeker, die niet alleen de plattegronden van Leeuwarden en Dokkum uitgewerkt, maar ook fraai geteekende gezigten op beide steden in O. I. inkt daarbij gevoegd heeft. Twintig Gravures of afzonderlijke proefdrukken van de vignetten, be­ stemd om geplaatst te worden vóór en achter elk der tien zangen van den tweeden druk van WILLEM van HAREI'8 Geval­ len van Priso, in groot 4°., allen geïnventeerd en gegraveerd door J. van Schleij, die daarmede, volgens bij zijn naam gevoegde jaartallen, reeds begon in 1743 en de laatste volbragtin 1758, toen het werk eindelijk bij D. Onder de Linden te Amsterdam werd uit­ gegeven. 62. Bij ieder dezer gravures, in 5 bladen opgezet. heeft Mr. A. van Halmael Jr. (Cat. Bibl. 98 , 176) geschreven een opschrift, alsmede de versregels uit de Friso , op welke deze voorstellingen betrekking hebben, waardoor het belang dezer merkwaardige verzameling zeer is verhoogd. De Magistraat» en Vroedschap» Electeurs-penningen van Leeuwarden, die van 1726 tot 1795 jaarlijks in goud en in zilver werden uitgereikt aan de Kiezers van den Magistraat en de drie afgaande leden daarvan, gelijk later ook aan de Kiezers van de Vroedschap. 63. <>. Gesteendrukte afbeelding van de vier soorten van penningen, achter­ eenvolgens vervaardigd. de drie eerste door Andele Anäeles en zijn neef Mae Arti/'des , zilversmeden en graveurs alhier, en de laatste door J. G. HoUzey, medailleur te Amsterdam. Uit den N. Friesche Volks-Almanak, voor 4866, waarin ik , bl. 77 . de geschiedenis van deze penningen heb medegedeeld; kl. 8°. h Ontwerp-teekeningen van den laatsten penning, in Maart 1772 door Holtzey vervaardigd. en behoorende bij de correspondentie van hem met- Burgemeester Dr. ÏT. Arnoldi over dit onderwerp, in 't Archief bewaard. -«Rliinocerotus Africae et Asiae catagraphum. D. JACOBO VAN DER STEEGE, Med. Doet. hanc tabulam ob multa in se collata beneficia D, D, D. PETRUS CAMPER, Anno 1787. P. Camper del. et fig. ad '/4 partem reduxit. li. Vinkeles sculpsit;" roijaal fol. het koper groot 51 en 30 duim. 64. ÏOO B. BISTORIEPLA.TEN.

In de Redevoering over de verdiensten van P. Camper, door J. Mulder (Cat. Bibl. 132), zegt deze, aant. bl, 56, van dit onderwerp : »Dit voorbeeld van een eenhoornigen Rhinoceros met afbeeldingen van den tweehoornigen heeft hij op eene Plaat zeer fraai afgebeeld, en deze opgedragen aan den zeer Geleerden Heer Jacob van der Steege, welke in de Oost-Indiën zijnde, onderscheidene zeldzame en uitmuntende voorbeelden van verschil­ lende dieren aan zijnen geëérden Leermeester, als een bewijs van dank­ baarheid, gezonden had, welke het Kabinet van Camper versieren." Ook in het Kabinet van Dr. J. W. Quaestius, hier in 1828 geveild, kwamen Stelechites van Batavia voor, medegebragt door v. d. Steege en door hem beschreven in de Verhandelingen van het Bataviaasch Genootschap. Reeds in 1835 gaf ik eene levensschets 'van Dr, v, d Steege achter het Leven van J. M. Baljeé , bl. 122, waaruit blijkt, dat hij in 1746 te Leeu­ warden uit geringen stand in de Slotmakersstraat werd geboren, te Gro­ ningen studeerde, promoveerde en trouwde, in 1772 naar Batavia vertrok, daar lang een uitgebreide praktijk had en in 1789, met een overwinst van 5 à 6 millioen gulden, terugkeerde naar Groningen, waar hij in de Bote- ringestraat het prachtige huis liet bouwen, thans door den Commissaris des Konings bewoond. Later werd hij lid en president der Nationale Vergade­ ring en overleed bij Amsterdam in 1811. Zijn Dissertatie is in den Cat. Bibl. 127.

Hei Planetarium door Eise Efêìnga te Franeker uit­ gedacht en vervaardigd in 1774 — 81, door den maker afgeteekend te Burg Steinfurt in 1788, toen hij wegens de staatkundige onlusten derwaarts gevlugt was; in 1806 gekopijeerd op drie groote bladen door C "WAliILER, ambtenaar bij het provinciaal bestuur, over­ leden in 1847. 65. Vermits Prof. van Swinden bij zijne beschrijving van dit kunstwerk in 1780 geene platen had gevoegd, zoo was deze afbeelding vroeger van groote waarde. In 1820 werden echter door Klaas Johannes Sannes teekeningen vervaardigd van het vertrek, de zoldering en de bedschutting, welke in 1824 in het koper gegraveerd en bij de 2e uitgaaf der beschrijving gevoegd zijn. De beide laatste zijn, op ééne plaat gebragt en gesteendrukt, ge­ plaatst achter de 3e uitgaaf, in 1851 door mij bezorgd met het leven van Eisinga en de geschiedenis van het Planetarium er voor. Daarin is melding gemaakt, bl. 24 en 31, van twee merkwaardige ori- gineele stukken in mijn bezit. 1°. Het advies, door de Staten gevraagd van Prof. van Swinden over de waarde van dit kunststuk en of het de zigtbare blijken van goedkeuring der Regeering verdiende, dd. 7 Sept. 1783, groot 17 fol., en 2°. Brieven van Eisinga uit Gronau, van Jan. en Maart 1790, aan zijne familie, waarin hij het plan ontwikkelde van een nieuw 2. BIJZONDERHEDEN. 101

Hemisphaerium en Planetarium, veel eenvoudiger en volmaakter en meer met de natuur overeenkomstig dan het bestaande. Om deze stukken beter te bewaren, zijn ze nu bij deze verzameling gevoegd, daar Eisinga na 1795, als lid van het provinciaal bestuur, ook verscheidene jaren te Leeu­ warden woonde, waardoor Walker in de gelegenheid werd gesteld deze kopijen van zijne teekeningen te vervaardigen.

Diploma van den Hoogen Raad van Adel, die de stad Leeuwarden bevestigt in het bezit van een Wapen, bestaande „in een Schild van lazuur, beladen met een klimmenden Leeuw van goud en gedekt met een gouden Kroon," volgens bijgevoegde teekening. Afgegeven den 25 Maart 1818, nevens het opgedrukt groot zegel door den President en Secretaris geteekend Plano in lijst achter glas. 66. Vroeger was in deze lijst gezet en is toen als paneel er achter geplaatst het sFormulier des Gebeds, voor den aanvang der vergaderingen van het Gemeentebestuur," dus luidende: »Alweetend en Alomteegenwoordig Bestuurder van het Geheel-al! Gij ziet Ons wederom ter uitoeffening onzer ampts-verrichtingen vergaderd. Wij bidden U, dat Gij ten dien einde onze verstanden wilt verlichten, en orde, welvoeglijkheid en eensgezindheid in ons midden laat heersenen: opdat Wij, steeds indachtig aan die groote verplichting, welke op Ons rust. daar naar handelen; het belang der STAD en derzelver INGEZETENEN zoo veel mogelijk behartigen. en een ieder recht laten wedervaren. Amen." Dit met een breeden rand omgeven sierlijk geschreven stuk is vervaar­ digd den 13 December 1802, toen een nieuw Gemeentebestuur werd ge­ ïnstalleerd , door een der benoemde leden, den boekhandelaar Q. M. Cakaìi.

Geslachtregister der Collaíoren van St. Johs-leen te Olde- hove, in 1832 gevoegd bij een rapport van de in 1826 benoemde Commissie tot onderzoek van de personen en regten der Collatoren; op roijaal plano papier. 67.

Twee prijsteekeningen, voorstellende den gevel van een Raadhuis, ver • vaardigd door de leerlingen der Bouwkundige Teekenschool, P. J. can der Wal alhier en J. Wijtsma, van Dragten; volgens besluit van het Gemeentebestuur van 18 Februari] 1832 van bestuurders der school aangenomen en in lijst achter glas opgehangen. 68.

Hoofdpunten uit het leven van JACOB MARTIMUS BALJEÉ, ten behoeve der Weezen, die het Nieuwe Stads Weeshuis verlaten, als gedachtenis aan hun weldoener, gedrukt binnen een gekleurden 102 B. HlNTORIEPLATEiV.

rand in folio, met afbeelding van zijn gedenkteeken in het gesticht er boven gesteendrukt, bij de Wed. M. van den Bosch. Zie hier vóór bl. 90, No. 33. 69. Valse brillante pour Ie piano, dédiée à son Excellence Ie Baron VAN SIJTZAMA , Conseiller d'Etat, Gouverneur de la Frise etc. Com- posée à 1'occasion du bal, donné par son Exc., Ie jour de la fête, de Sa Majesté Ie Koi des Pays bas Ie 6 Decb. 1845, par S. Sa- mehtini. Leeuw. J. J. van Gelder, gr. 4°. Prachtex. in gekleurden omslag met gouddruk in lithographie, 9 bl. 70.

Lijst der eigenaren en paarden van de Ilardtlraverij te Leeuwarden, van wege Z. M. den Koning, om eene Zilveren Koffijvaas met Kom­ foor en een dito Schenkbîad, op Vrijdag den 18 September 1846. Gouddruk op ultramarin papier van de Wed. M. van den Bosch, folio. 71. Lijst der flardríjderij op Schaatsen te Leeuwarden, op 24 Janu­ ari] 1848, door 32 daartoe uitgenoodígde Hardrijders. Prijs: 150 Gulden, premie : 50 Gulden. Pronkdruk, in blaauwe letters op wit satijn, in groot folio, van de zelfde firma. 72. Drie afbeeldingen van het Orkest in den Stads- of Prinsentuin en van de Hard rijderijen van 1838 en 1850, in houtsnee en steendruk. 73. Afbeelding van de groote Zon-Eklips van den 28 Julij 1851 , voor den meridiaan van Leeuwarder!, met voorstelling van die van 7 September 1820, berekend door 11. Zoìl, postbode. Steendruk, gr. med. plano. 74. Proeven van Iteendrukwerk van S. M. A. Ter Horst te Leeuw., gedrukt op de Tentoonstelling van Friesche Nijverheid in Julij 1864; roijaal plano. 75. SpOOrweg"kaart der Nederlanden, waarop, behalve 'de bestaande Spoorwegen, ook de ontworpene Staats- en Centraal-Spoorwegen zijn aangeduid (aangenomen bij de wet van 18 Augustus 1860). 'sHage bij H. L. van Hoogstraten; plano. 76. Kaart van Friesland, waarop de lijnen der verschillende Spoor» wegen, tusschen 1846 en 60 ontworpen, zijn geschetst; plano. 77. Kaart van de Telegraallijtien en Kantoren in Nederland, Maart 1862. Steendruk van het Topographisch Bureau van 't Ministerie van Oorlog; gr. med. plano. 78. 2. BIJZONDERHEDEN. 103

Staat der Doopsgezinde Greiiieeiiteni => belioorende tot de Friesche Sociëteit, gevestigd te Leeuwarden, opgemaakt den 1 Januarij 1865 door den Secretaris A. A. Uuhhoff; gr. med. plano. 79. Acht bladen der. provincie Friesland van de groote Topographische en Miliiaire Kaart van het Koningrijk der Nederlanden, vervaardigd door de Officieren van den Generalen staf en gegraveerd op het Topographisch Bureau van het Ministerie van Oorlog, op de schaal van 1,50000. ín de jaren 1 850 tot 1864 in 64 bladen uitgegeven. 80. Het blad No. 6 daarvan bevat de stad Leenwaräen en oostelijke omstreken, met de meeste naauwkeurigheid in alle plaatselijke bijzonderheden bewerkt. Van deze grootsche onderneming heb ik eene historische beschouwing ge- gegeven in de Konst- en Letterbode, 1855, No. 48, waarvan een afdruk in den Cat. der Bibl. 105. Voor mijne persoonlijke bemoeijingen ten be­ hoeve der correctie en zanienstelling van deze kaart is mij door het Minis­ terie van Oorlog een kompleet ex. in 64 bladen vereerd. Vijftigjarig overzigt van het getal deelnemers, de ontvangsten, uit­ gaven, bezittingen, schuld en voordeeiige saldo's van de Spaarbank te Leeuwarden, van 1818 tot 1868 , opgemaakt door Bestuurders, in 47 kolommen , gedrukt in roijaal plano , uitgegeven door H. Kuipers. 81. Verzameling Kleederdpagten uit vroegere tijdperken, in plaat-"en steendruk. 82. Verschillende afbeeldingen van het tegenwoordige Wapen der stad Leeuwarden. 83. Verzameling teekeningen van fraaije Antieke Gevels van burger- huizen uit de 17e en 18e eeuw, die nog in deze stad bestaan en jaarlijks verminderen en vervangen worden door kleurlooze lijstgevels. In 1871 geteekend door A. Martin. 84. Drie photografiën van het oude friesche handschrift van Thet Oepa liinda l»ok« in 1872 bewerkt en vertaald uitgegeven door Dr. J. G. Ottema, en wel bl. 45 van het handschrift van 1256 zelf en bl. 46 en 47 naar een facsimilé, bevattende tevens de verklaring van het joel of rad, waardoor de letters en cijfers van het schrift zijn gevormd; met bijgevoegd afschrift en vertaling van dezen tekst. 85. Hoe raadselachtig dit werk ook moge zijn, altijd zal het eene merkwaardige bijdrage blijven tot onze oudste volksgeschiedenis, die op overleveringen berust, en altijd zal de vorm van dit, tot dus­ verre onbekende, letterschrift even belangrijk zijn als de hierin voor­ komende spelling van het oud-friesch. 104 B. HISTORIEPI.ATEN.

Behalve deze, in portefeuille bewaarde, historische stukken, bezit het Archief nog de volgende

3. OUDHEIDKUNDIGE VOORWERPEN.

Het zwaard der Justitie, waarmede het Hof van Friesland in 1512 twee edellieden, Gerbrand Mockema en Jemme Herjuwsma, op een schavot voor het Blokhuis liet onthoofden, omdat zij, door verstandhouding met den Graaf van Oost-Friesîand, hier het gezag des Hertogs van Saksen hadden gepoogd te ondermijnen. Zie Worp van Thabor, Kronijk, V 97. 86. Het zwaard van Grroote Pier, die van 1515—20 de Saksische benden uit Friesland verdreef en, als Admiraal der Zuiderzee, op een vloot van Hertog Karel van Gelder de aanhangers bestreed van den Graaf van Holland, Karel van Oostenrijk, aan wien Friesland door den Hertog van Saksen was overgedragen. 87. Dit zwaard heeft eene lengte van 2 Ned. el en 13 duim en eene zwaarte van b' Ned. pond en 6 ons. Een tijdgenoot van hem maakte reeds melding van dit buitengemeene wapen in de woorden: »Dusse upgedaohte Groote Pyr heft vele vianden mit syn Sweert dootgeslagen. Welck sweert he na syn sterckheit heft maken laten, dat em gekostet heeft twaelf cronen." Zie Eggerik Beninga, Historie van Oostfrieslant in A. Matthæus, Analecta, IV 550. Twee gebakken steenen met het Wapen van Keizer Karel V , een dubbele arend tusschen twee draken tenants ; één daarvan heeft in 't midden ook de pilaren van Hercules met de spreuk: PLVS OLTEE op een lint, en daar boven 1552. 88. Het eerste is opgehaald uit de stadsgracht bij de Wirdumerpoort; het laatste is in 1838 gekomen uit den schoorsteenmantel van Holdingahuis, thans het Diakeniehuis. waarbij ook vele der volgende steenen gevonden zijn. Vijftien gebakken steenen of tegels, met onderscheidene kop­ pen, figuren PII voorstellingen, eenig/Jns overeenkomende met de af­ beeldingen bij van Loon, Aloude Holl. Historie, I 155. en van Wijn, Huiszittend leeven, I 518. 89. Een zilveren Vogel of gekroondd Papegaai, zittende op een ge­ weer en hangende aan een lange zilveren ketting, waar tusschen een penning in rand, waarop is gtgraveerd: MONUMENT van Keizer CAREL de 5de. 1550,

Nadat de schutterij dezer stad in 1540 een nieuwen Doelen had laten bouwen, werd hier in 1550, onder de regeering van Keizer Karel V, het Koningsspel of het schieten naar den papegaai of anderen vogel ingevoerd. Om de drie jaren werd daarbij een groot feest gehouden, en de schutter, die den vogel van boven schoot, tot Koning uitgeroepen. Op den daarop volgenden schuttersmaaltijd werd hem veel eer bewezen en deze keten met den vogel om den hals gehangen. Zie Geschiedk. Beschrijv. v. Leeuw. I 170, 333; Hoeckstra, Poësy, 1679, 67. Antiek beeldhouwwerk , voorstellende Jezus met gebonden handen tusschen vier krijgsknechten, in hout, hoog 50 en breed 35 duim. 91. Volgens de overlevering is dit stuk afkomstig uit de vroegere Kerk van Oldehove, en is het in 1566, toen de Stads regeering bevel gaf aan alle gilden en bijzondere personen, om hunne beelden en altaarversierselen weg te nemen, geborgen bij een der voorzaten van de familie Rooswinkel, bij wier vertrek naar Holland in 1870 dit stuk door haar is afgestaan. Zilveren Seliaal of Bekken« waarin weleer bij het trouwen de giften voor de armen werden ontvangen. Aan de buitenzijde is een randschrift: DOET DEN ARMEN HANDTREYCKINGHE OP DAT GHT BlJCKELLJCK GHEZEGHENT WORDET. Eccle. Cap. 7. Vers 36. CIO. IO- C. XXXIX (1639). Daar beneden zijn de wapens en namen gegraveerd van Burgem. Dr. ADRIANUS HAGIUS en de toenmalige Armvoogden DOUUE SEREPS ANSMA, VIBRANDUS DE GEEST, PrER VPTS. 92. Twee paar zware Scliandsteenen van ongelijke grootte, kegel­ vormig, boven met een ijzeren beugel aan elkander verbonden. 93. Volgens het uitvoerig art. Delicten, straffen en boeten in het Register op de Resolutiën van den Magistraat werden in de 17e eeuw en later, ja tot 1811, zoowel mannen als vrouwen wegens ontuchtig leven gestraft, om, na op de Kaak gesteld te zijn, met deze steenen om den hals gehan­ gen , door de politie de stad uitgeleid te worden. Zie over deze en der­ gelijke strafoefeningen de Navorscher, 1871, 481 en de daar aangehaalde schrijvers. Roode gebakken Steen, met het -Nassausche Wapen der Friesche Stadhouders, in 1842 bij het afgraven van den wal gevonden ne­ vens de voormalige Oranjerie van den Prinsentuin. 94. Mythologische voorstelling van Europa met den Stier, te mid­ den van een breeden en rijk bewerkten rand op zwart fluweel, in ver­ schillende kleuren geborduurd, afkomstig uit het Kabinet van Prinses MARIA LOUISA, die van 1731—65 het vroegere Liaucka- 12 106 B. HTSTORIEPLATEN.

mahuis, in de Groote Kerkstraat, bewoonde, en, zoo men wil, door de Prinses zelve bewerkt. Bij de vertimmering van dit kabinet heeft de latere bezitter van dit huis, de Baron van Burmania Ren- gers, deze behangsels weggenomen en een daarvan mij vereerd. 95. IJzeren Schroefstempel met het Groot Zegel der stad Leeu­ warden , in een sluitbaar kastje, op een voetstuk. 96. Het houten Raamwerk, dat binnen in den Oldelioofster Toren tusschen het muurwerk is geplaatst en waarin de zware luidklokken zijn opgehangen, met al de gebindten en dwarsbalken op kleine schaal, als model voor de uitvoering der vernieuwing, in hout ver­ vaardigd. 97. Houten doos, bevattende een goudschaal met 14 groote en 6 kleinere gewigten tot het wegen van dukaten, pistoletten enz., in 1743 vervaardigd door Joannes Kirchen te Keulen, volgens het adres hier binnen op de schuif geplakt. 98. De zilveren Zegelstempel der Burger-Sociëteit te Leeu­ warden, onder de zinspreuk: door Vrijheid en Yver, bestaande uit het provinciale en stads Wapen boven elkander, op een arm, waarvan de hand een opgeheven zwaard houdt, met stralende zon aan de andere zijde. Het omschrift is: DEO FAVENTE CIVE ARMATO. De ebbenhouten drukker is met ivoor ingelegd. 99. Omstreeks den jare 1780 vereenigde zich een aantal van de aanzienlijkste en verlichtste burgers dezer stad, meest kooplieden en Doopsgezinden, tot deze Sociëteit, ten einde elkander in handelsondernemingen te steunen. WOPKE WOPKENS (vermeld in de Vrije Fries, IX 307 en XII 61), uit wiens nalatenschap Dr. S. Brouwer mij dit zegel vereerde, was er de ziel van. Tijdsomstandigheden bragten haar weldra op politiek terrein, en zij gaf daarvan een blijk door op hare kosten te doen vervaardigen eene Zilveren Medaille, bevattende aan de eene zijde het Wapen van Friesland, vastgehouden door eene hand, uit een wolk komende, en daar onder het opschrift: „Aan de Staaten van Friesland ter dankbaare nagedachtenisse van de landsdagen in Febr. en Apr. 1782 toegewijd door de Burger-Sociëteit door Vrijheid en Yver te Leeuwarden." De zinnebeeldige voorstelling op de keerzijde ver­ toont een ouden Fries, zijne regterhand gevende aan den Noord- Amerikaan, als een bewijs van Vriendschap en Broederschap, ter­ wijl hij met de linkerhand afwijst den Vrede, hem door den Brit aangeboden. 1OO. 3. OUDHEIDKUNDIGE VOORWERPEN. 107

De Resolutie der Staten van Friesland, waarbij de Heer Adams als Mi­ nister van het Congres van Noord-Amerika bij H.H. Mog. werd toegelaten en die door de Sociëteit werd gehuldigd, is met haar Request tot aanbie­ ding van dezen gedenkpenning gedrukt in Loosjes, Gedenkzuil der viy- verklaring van Noord-America, bl. 131 , 133 (Cat. Bibl. 356). Deze pen­ ning is afgebeeld en door Mr. J. Dirks uitvoerig beschreven in het Vervolg op van Loon, VIII 170. Smal Oorijzer van koper * dat bij de beroerte in de Groote Kerk in 1785 (zie bladz. 85) onder den voet geraakt en op het Raad­ huis gebragt, doch niet afgehaald is. 101. Bronzen Sluitgewígt van 32 oude ponden, met de onderdeelen als bakjes in elkander gezet, waarvan het hengsel met koppen en ornamenten versierd is; geijkt van 1789 tot 1809. 102. Oorkonde van den Senaat der Vrije en Hansestad Hamburg aan de stad Leeuwarden, tot betuiging van dank voor de in 1842 bewezen hulp na den Brand, die een gedeelte dier stad verwoestte; ten geleide van een grooten Gedenkpenning', van 13 duim mid­ dellijn , vervaardigd uit het metaal der gesmolten kerkklokken, waar­ op een beeld der stedemaagd met het omschrift: HAMBURG DANKT , en ter keerzijde het Stads Wapen, gevat in een ronde doos, die de kenmerken draagt vervaardigd te zijn van het hout der grootendeels verbrande kerkbanken. 103 en 104. De oorkonde is gelithografeerd met antieke letters binnen een gothieken rand, waar tusschen de penning is afgebeeld, en in lijst gezet. De reden, waarom in ons land alléén de steden Groningen en Leeuwar­ den dit bewijs van dankbaarheid ontvingen / is hierin gelegen, dat, toen het Koninklijk besluit van 17 Mei 1842 (Staats-cour. No. 115) een alge- meene schaal-colleete ten behoeve van Hamburg beval, zich in beide steden reeds partikuliere eommissiën tot inzameling van giften hadden gevestigd. Voorwerpen van glas, porselein enz., bijeengesmolten in een der galanterie- kramen op de Langepijp bij den Kermisbrand van 26 Julij 1842, die, gelukkig spoedig afgewend, deze stad met een gelijke ramp als Hamburg bedreigde. 105. „Hulde aan Willem 111« bij gelegenheid van Z. M. eerste be­ zoek als Koning in Friesland, Leeuwarden den 20 April 1852." 106. De letters van dit kunststuk zijn binnen een versierden rand geheel uit wit papier geknipt en op blaauwen grond gelegd door J. Pieterse. Het ge­ heel, groot 60 en 48 duim, is gevat in een geëmailleerden rand en ver­ gulden lijst. 108 B. HISTORIEPLATEN.

„Leden van het oude Zilversmeden-gilde te Leeuwarden" is het opschrift van een beschilderd houten bord, van 96 en 92 duim, met het beeld van den schutspatroon St. Eligius er boven, in 't mid­ den waarvan 9 banden of deurtjes, van 45 en 30 duim, zijn ge­ hecht , waarop de namen en meesterteekens der leden van 1597 tot 1854 zijn geverwd op zwarten grond. 107. Toen de vijf overgebleven leden in 4863 meenden zich te kunnen ont­ binden, hebben zij van het Gemeentebestuur verzocht, dit gildebord eene waardige plaats op het Gemeentehuis te vergunnen. Te gereeder werd dit verzoek toegestaan, omdat hier, in vergelijking van andere steden, zoo wei­ nig overblijfselen der vroegere gilden bewaard zijn gebleven.

Naamlijst der Brandmeesters van Leeuwarden, van 1542 tot 1863 , geschreven op papier van 105 en 73 duim, achter glas in lijst. 108.

Doos met eenige Credenkpenning-en: op het 50jarig bestaan van het Instituut voor Doofstommen te Groningen, 1840; —de Friesche Tentoonstelling van kunst en nijverheid, 1844; — de inwijding van het Akademiegebouw te Groningen, 1850; — het eeuwfeest van het Diakoniehuis , 1858; — het 40- en 45jarig huwelijk van Mr. W. W. Buma, 1863, 1868; — de feestviering van den Briel op 1 April 1872 enz. 109.

Twee doozen met een aantal Penningen en Munten, in 1843 en 44 gevonden bij het afgraven van den Noorderwal. 110. Twee doozen met een groot getal Penningen en Munten, op verschillende plaatsen in deze stad uit den grond opgedolven. 111. Doos niet 22 Munten uit den tijd van Graaf Filips de Schoone, van omstreeks 1490, niet valsche stempels op geel koper geslagen, om verzilverd te worden. Gevonden op 7 voet diepte bij het uit­ graven van een kelder in een huis en stal op het Schoenmakers- perk. 1866. . 112.

Zeven Kogels van ijzer en steen, ter grootte van 16 duim middellijn en minder, waarmede deze stad beschoten zal zijn in het beleg der Gelderscht-n van 1516, in de stads wallen gevonden. 113. Vier kistjes met voorwerpen van steen, been , hout enz., pijpjes, beeldtjes, zwijnstanden, huisraad, versierselen enz., allen bij het afgraven van de wallen en bolwerken dezer stad sedert 1832 te voorschijn gekomen. 114. 3. OUDHEIDKUNDIGE VOORWERPEN. 109

Schijnbaar mogen al deze voorwerpen van geringe waarde zijn, — dat ey echter onder veel kaf ook korrelen graans in gevonden worden, bewees de Heer Dr. L. J. F. Janssen, Conservator van het Rijks Museum te Leiden, die bij de bezigtiging daaronder een echte Romeinsche slylus vond of beenen schrijfstift, in daarbij gevoegde aanteekening nader verklaard. Kan dit voorwerp bewijzen, dat de Romeinen, die in't begin onzer jaar­ telling in Friesland verkeerden, ook vertoefden op de plaats, waar later Leeuwarden ontstond, nog vreemder en ouder zijn de hierbij gevoegde zes Platen en Schubben van vóór wereldlijke dieren, door deskundigen gehouden voor Oanoideì en Placoidei, afgebeeld in van den Broek, Atlas bij de sporen der schepping, Utrecht 1850, plaat 3. Zij zijn opgegraven in 1872 uit de aarde van een der laatste bolwerken dezer stad bij de Wirdumerpoort, dus aan den oever der voormalige Middelzee, die thans, Julijl873, geheel wordt geslecht.

C KUNST.

TEEKENINGEN , GRAVUREN ENZ. VAN EN NAAR LEEUWARDER MEESTERS.

JAII VREDEMAN de VRIES, Schilder en Bouwmeester te Antwerpen, 1527—1604, vermeld bij zijne portretten op bl. 46 en 59 hier vóór, gelijk zijne werken in den Catalogus der Sted. Biblio­ theek, bl. 106. Zie over hem verder Immerzeel, III 210' Kratnm, 1804. a. Een rond tempelgebouw met doorzigt en b. Perspectief van kerkge- welven; get. Friese inuení. anno 1604, Henr. Hondius sculps., zijnde plaat 46 en 47 van zijn groot werk: Perspective enz. Cat. Bibl. A. 656; breed groot 4°. 1. SIBRAllIDlIS LEO. omstreeks 1530 te Leeuw, geb., was eerst monnik der abtdij van Lidlum en daarna pastoor te Menaldum (1557) en Berlikum (1571). Hij was zeer bevriend met Suffridus Petri, op wiens raad hij een geographisehe schets of kaart van Friesland vervaardigde, welke het eerst werd uitgegeven door Jacobus van De­ venter (1552) en daarna door Ortelias (1568) en laatstelijk door Hogenberg te Keulen (1579). Zie breeder berigten in ons geschrift: de Alg. Kaarten van Friesland, 1846, bl, 17, 24 en 25; v.d. Aa, Biogr. Woordenboek, XI 343. 110 C. KUNST.

JOHAI SEMS, 1572—1640, wiens portretten op bl. 46 vermeld zijn, vervaardigde in 1600, toen hij landmeter en ingenieur der provincie Friesland was, eene Grrondkaart van Leeuwarden, welke hij door- Petrus Bast te Leiden in het koper liet graveeren, met het opschrift u. sLeeuwerden, de hooftstadt van Frislant," 1603. Met twee opdragten aan de Staten en het Hof van Friesland en den Raad en het volk van Leeuwarden. Peir, Bastius †ecit. — Extat venalis apud Joannem Lamrìnck, Ord. Fris. Typ. is daarbij later gegraveerd, toen afdrukken van dit koper gevoegd werden bij de Kronyk van Winsemius van 1622. Van dit voor­ treffelijk plan, dat de gebouwen der stad geheel in opstand voorstelt, heb ik in 1846 een herdruk gegeven in het tweede deel der Geschiedk. Be- schrijv. v. Leeuw, en eene beschrijving daarvan op bl. -411 van dat werk, alsmede later eene levensschets van hem in de Navorscher , 1867, bl. 40. 2.

PIBO GUALTHERI, een zoon van den Stads Secretaris Dr. Hendricus Gualtheri (1602—16), in 1631 tot Landmeter benoemd en door Theod. Hoen, Astrology, bl. 206 , een „Konstrijcken Mathe­ maticus" genoemd. a. Photographie der zilveren Bokaal, een aardglobe voorstellende, op een sierlijk bewerkt voetstuk en een beeldje met speer en schild op de ornamenten van het deksel; volgens het lat. tijdvers, gegraveerd in den rand, waarop het deksel sluit, in 1607 aan den Magistraat van Franeker vereerd door de Stads Bildtmeijers, toen het honderd jaren was verleden, dat de 200 morgen Bildtland. door de Hertogen van Saksen aan Franeker geschonken, bedijkt waren geworden. (Charterb. II 214) Pilio Qualteri, Leovardiensis, fecit is er op gegraveerd. Van dezen beker , nog in het Archief te Franeker berustende, liet Dr. J. Gr. Ottema in 1870 dezen lichtdruk vervaardigen door Mej. Q. H. Matthijssen alhier, naar aanleiding van het vinden van een koperen Astrolabium in het Kabinet van het Natuurkundig Genootschap, dat in 1606 door dezen kunstenaar is vervaardigd. 3. Als autograaf is hierbij gevoegd een uitgewerkt b. Ingenieurs Vraagstuk , met teekening, »ter eeren der consten ende versoecke van Buwe Gabbema, na desselven promotie in Arith. Geometr. et Ingenioratu publ.. geschiet in Academia Frisiorum, quæ est Franekeræ. 31 Jan. 1632," ondert. Pibo Qualteri, Arith. et Geometra publ. ; breed gr. med. folio. 4.

SíYïttOlf WYNHOITTS de VRIEQ, door Immerzeel (III 211) genoemd een bekwaam kunstenaar, geacht als de eerste, die het etsen tot volmaaktheid heeft gebragt. Hij was in 1580 te Leeu­ warden geb., woonde, volgens Kramm (1812) in 1610 te Har- lingen, daarna te 's Hage en vervolgens te Leeuwarden, waar hij TEEKENINGEN, GRA.VUKEN ENZ. 111

zijn vriend Petrus Feddes hielp voor de platen in de Kronyk van Winsemius, waarvan die, in de eerste 420 bladz. voorkomende, door hem gegraveerd zijn. a. »Spieghel der Schrijf konste, in den weieken ghesien worden veelder- hande Gheschriffcen met hare Fondementen ende onderrichtinghe. Wtghegeven door Jan van äen Velde, Fransoysche School-Mr. binnen de vermaerde Coop- stadt Rotterdam. Anno 1605." Na een uitvoerige titelplaat, door K. van Mander get. en door J. Mattham gegraveerd, volgt het portret des schoon­ schrijvers, van den zelfden graveur, dan krulletters en daarna twee platen met de houding van de pen in de hand. Op beide schrijft de punt der pen het woord: Frysius, dat verder onder geen der 44 bladen van dit prachtige schrijfwerk, in verschillende vormen en talen, gevonden wordt. De Vries heeft deze schoonschriften van v. d. Velde dus in het koper ge­ sneden , gelijk hij vijf jaren later zelf een dergelijken bundel van 21 bladen in het licht gaf, get. Lusthof der Schrijf konste, geschreven en gesneden door Sijmon de Fries, van Harlingen, hoewel op een tweeden titel de naam is veranderd in: Sijmon Wijnkouis Fries. Amst. bij Willem Janssoon, 1610, ook breed 4°. Het schrift rondom het portret van den schrijfmeester David Rolant, van 1616, is mede door hem gegraveerd. M, 4542. 5. b. »Topographia variarum regionum. Inventa à Mathœo Bril, æri ineisa à Simone Frisio. Ab. C. J. Visckerio excusa. Anno 1651." 25 bladen breed. 4". Volgens de berigten van Immerzeel (I 100) en Kramm (162 en 1812) was M. Bril een schilder van Breda, die in 1584 op 34 jarigen ouderdom te Rome stierf. De eerste druk van deze gravures naar zijne teekeningen verscheen in 1611 bij H. Hondius; terwijl in 1614 nog 29 dergelijke gra­ vures daarop volgden. Dit ex. is alzoo eene latere uitgaaf. 6. PIETER FEDDES van HARLIiVGtElí, 1586-1623, wiens portret op bl. 59 is beschreven, had ten behoeve der uitgave van zijne kunstwerken en van de talrijke platen in de werken van Ham- conius en Winsemius, hier vermoedelijk eene plaatdrnkkerij opge- rigt, en genoot hij bij 't graveeren daarvan de hulp van Sijmon Wijnkouis de Vries, hier vóór vermeld, van Hendrik Micker en Pieter Intes Kingma, van Achlum, wier namen onder enkele dier platen voorkomen, 't Is onbegrijpelijk, dat hij gedurende slechts twaalf jaren zoo talrijke kunstwerken tot stand kon brengen. Vele daarvan zijn thans hoogst zeldzaam geworden. Alleen de volgende zijn daarvan hier verzameld: n. Mythologische voorstelling van Marsyas, de Phrygiër , die door Apollo gestraft wordt, omdat hij, de door Minerva weggeworpen fluit gevonden hebbende, als fluitspeler zoo bekwaam was geworden, dat hij Apollo had durven uitdagen. Deze eerst bekende zijner etsen heeft tot onderschrift: 112 C. KUNST.

Petrus Feddonis Harlingensu inuen, et fecit. Ac. 1612. Dit ex. is een Copie of facsimilé van 't origineel, door J. A. Boland vervaardigd en gevoegd bij den tekst van J. Philip van der Keilen, Le Peintre Graveur. Utrecht, Kemink et Fils (1870), waarin deze plaat onder No. 20 is beschreven. 7. b. »Petrus Feddes. Peintre-graveur Frison." Afdruk van het leven en de lijst der werken, uit het laatst vermelde werk, hier, met plaat, bijge­ voegd , 24 bl. roijaal 4°. Geschenk van den Schrijver. 8. c. Jezus op den weg naar Bmaus. Drie wandelende personen, door een landschap omgeven. Met vier regels vefs er onder: »Nae Emmaus tuee gaend', is hem Christus verschenen," enz. P. Harls. in., Joannes Starterm ex. gr. 4°. v. d. K. No. 7. Van hoeveel belang de vriendschap tusschen Feddes en Starter was voor beider kunstontwikkeling is uitvoerig vermeld in mijne Bloemlezing uit Starter, bl. 107 en 134. 9. d. De vier Evangelisten op vier platen, ieder naast een boom, met zinnebeeld er nevens. Onder den naam en % lat. versregels. P. Harlin. inuen. met later adres van J. C. Vhscher de jonge; gr. 4°. v. d. K. No. 9, 10, 11 en 12. 10. e. » Leeuwerden, de hooftstadt van Vrieslandt." Plattegrond der stad met de nieuwe vestingwerken, P. Harlingensis fecit et eæcudebat. Ao. 1622, gr. med. plano, gevoegd bij de Kronyk van Winsemins, die vermeldt, dat deze kaart (even als die van Sems in 1603, No. 2) door den Magistraat was bekostigd. Zie Geschiedk. Beschrijv. v. L. II 412; v. d. Keilen, No. 96. 11. /. »Frisia occidentalis, incisa à Petro Harlingense", naar de teekening van Prof. A. Meiius en G. Freitag, op kosten der Provincie ten behoeve der Kronyk van Winsemius in 1622 vervaardigd en met al hare gebreken uit­ voerig beschreven in de Alg. Kaarten van Friesland, bl. 34; gr. med. plano met den rand, waarin de wapens der grietenijen en steden. 12. Van de overige kunstwerken van Petrus Feddes, die slechts een 36 jarigen ouderdom schijnt bereikt te hebben, zijn verscheidene hier vóór vermeld op bl. 3, 4, 5, 26, enz. enz., alsmede in den Catal. der Sted. Bibl. 75,146, 147, 280 enz. Immerzeel, 236, heeft slechts kort, doch Kramm, 480, meer uitvoerig over zijne verdiensten en werken geschreven. De eerste gaf verkeerdelijk 1634 als zijn sterfjaar op.

JTOAMilíES EIIÌIÌARTS was vermoedelijk een leerling van Feddes en van de broeders Schelte en Bote van Bolswerd, die te Ant­ werpen als graveur en prentverkooper woonde , doch van wien in weerwil van vele nasporingen, verder niets meer bekend is, ofschoon ruim twintig groote gravures, meest van vorstelijke personen, van zijn talent getuigen. Met veel moeite hebben wij van die zeld­ zaam voorkomende stukken alleen de volgende kunnen bekomen in sterk afgesneden exx. lEEKENlNliEX, GTìWrUPS ENZ. lltf

ti. MAURITS , Prins van Oranje, borstb. r. in gedamasseerd harnas, ge­ plooide kraag en omgeslagen sjerp, met gepluimden helm en panas ter regterzijde er neven». Onder de 3 reg. lat. opdragt aan den Prins, met naam en titels, staat: JOANNES EIIXARTS , Frisivs, aculptor dtuoiìoni» ergo D. 1). ,• rcijaal folio of 43 en 29 duim. Cat. de Ridder, No. 307. 13. b. Prins FREDERIK HENDRIK, kniestuk 1. in harnas alsvoren, met staf van bevel in de regterhand, de linkeï op het zwaard; gepluimde helm met panas op een tafel links. Onder 3 reg. lat. naam en titels. Naar M. J. Miereeelt, zonder naam van graveur: roijaal folio of 40 en 29 duim. 14. e. Prinses AMALIA van Solms, zijne gemalin, kniestuk 1. grooter dan het vorige, in breede ringkraag, mantel en verdere prachtige kleedij, met paarlen in 't haar, in de ooren en over de borst, houdende een pluimbezem in de regter- en handschoenen in de afhangende linkerhand, staande onder een draperie aan een tafel. Zeer uitvoerig gegraveerd; echter zonder naam van schilder en graveur, dewijl beneden de 2 reg. onderschrift met naam en titels het overige is afgesneden; imperroyaal fol. of 49 en 32 duim. Hoewel een vorige bezitter er onder heeft geschreven: Eìllarh, houdt mijn vriend J. Ph. v. d. Keilen haar niet voor eene gravure van hem, en even­ min die van Frederik Hendrik, hoewel in zijne manier bewerkt. 15. Het vermoeden, dat hij een Leeuwarder was en te Antwerpen woonde, is gegrond op twee bijzonderheden: 1. Op een zijner talrijke gravuren in de kunstverzameling van Dr. C. J. de Ridder te Utrecht las ik de volgende opdragt: „Juauues Eilarls Frimui ad Joan. de Hloq, Mrrc. ciui Lrov. Fratri Frater, Frisims Frhio." Welligt is dit de zelfde »Jan de Bloek van Franeker," die in 1603 burger van Leeuwarden werd, en die tot vader had Eijlert de Blocq, naar wien de graveur zich enkel Joannes Eillarts schreef. Mis­ schien had die vader bij zijn tweede huwelijk den naam van de Blocq aan­ genomen , en zullen zij dus half broeders geweest zijn 2. Onder de tee- keningen van Feddes heeft v. d. Keilen als No. 4 vermeld: Christus zege­ nende de wereld, welke in het koper gesneden werd door Egbert van Pan- deren, die, volgens Immerzeel, te Antwerpen woonde, en waarbij als uitgever staat: Joannes Eillarts Frisius i-xcwht. Kramm, 418 en Aanh. 50, vermeldt, op het gezag van Ie Blanc en Nagler, verscheidene gravures van hem; doch merkwaardig is het getal van 18 stuks, welke door v. d. Keilen in den Catalogus de Ridder (in 1873 te verkoopen) beschreven zijn. Muller vermeldde slechts één of twee daarvan.

WIQBKAND de «EEST, de oude, omstreeks 1590 uit een schilder-ges.acht te Leeuwarden geboren, vertrok (blijkens zijn album in de Prov. Bibliotheek van Friesland) in 1611 over Parijs naar Kome, waar hij den bentnaam van de Friesche Adelaar verwierf en keerde in 1621 terug in zijne vaderstad, waar hij in 't volgende 13 114 C. KUNST.

jaar trouwde met de tweede dochter van den Raadsheer Rombertus Ulenburgh, wiens jongste dochter 12 jaar later de vrouw werd van den schilder Rembrand van Rijn. Vondel vereerde hem met een lofdicht (Poezy, I 435), gelijk hij er een vervaardigde op Jr. Haring van Harinxma, toen deze in 1641 zijn Spaansche Dromen uitgaf. De Geest had het portret geschilderd van dezen edelman, hetwelk met nog 17 andere van zijne hand, allen Stadhouders en aanzienlijke personen, berust in de verzameling van wijlen Jhr. H. B. van Sminia te Bergum, volgens diens berigt in de Vrije Fries, VIII 87. Zie verdere berigten over hem en zijne familie in: de Vrouw van Rem­ brand, 5 en 28, en bl. 59 hier vóór. Van de talrijke portretten, die hij vervaardigde, zijn alleen in 't koper gegraveerd die van Graaf Willem Frederik en F. Heerman (No. 38 en 348), benevens het volgende, dat hier zijne kunst moge vertegenwoordigen.

a. 1638, aet. 70. Dr. JOHAN VAN DEN SANDE, eerst hoogleera'ar te Fra- neker, daarna Raadsheer in het Hof. Borstbeeld 1 met ealot en platte kraag; in ovaal met randschrift en 6 reg. lat. vers van Dr. P. Baard: »Humani quodcunque" etc. V. dn Geest pinx., S. Suvry schulp. 4°. M. 4687. De Geest schilderde hem ook anders volgens No. 271 hier vóór. 16. MATHIJS HARIA6S, in 1611 een medeleerling van de Geest, trouwde hier in 1621, was van 1641—44 Schepen der stad en ver­ vaardigde een aantal portretten, waarvan dat van Do. Rippertus Sixti, van 1631, hiervóór No. 188 is vermeld. Kramm, 643, Aanh. 72. a. 1637, aet. 34. GYSBERT JACOBS , Frieseh dichter. Borstb. r. met platte kraag; in ovaal met randschrift; beneden 8 reg. frieseh vers van Joh. Hilarides, die dit portret in 1687 graveerde onder den naam van Jan Jaapix fecit, zoo als ter regterzijde staat, gelijk links M. Hnarìngs ping. 4°. Het origineel van dit portret berust met dat zijner vrouw in de verzameling van het Frieseh Genootschap. 17. GERARDU8 ADRlÅllI was in 1630 de schilder van een ander portret van Do. Rippertus Sixti, hier vóór onder No. 187 vermeld. Bij geen schrijver is mij omtrent dezen eenig berigt voorgekomen. Evenmin omtrent A. R. HIEIJIIOFP of A. P. NiJHOFF, die in 1658 de portretten 'schilderde van Dr. J. de Veno, hier vóór No. 346, en W. F. van Camminga, Heer van Ameland. J. REUIHERS., welligt deztlfden als Jelle Eeiniers, die als glas- schilder wordt vermeld, was in 1632 de verdienstelijke teekenaar van de groote Lijkstatie van Graaf Ernst Casimir, hier vóór bl. 6 en 7 beschreven, welke door TEEKENINGEN, GRAVUREN ENZ. 115

J. HERWAlflT even îofFelijk in het koper gegraveerd werd. — Dewijl de levens van de vroegere Hollandsche en Vlaamsche schilders voor het eerst in 1604 door Karel van Mander beschreven zijn, waarop eerst in 1718 het onvolkomen werk van A. Houbraken volgde, en dewijl bijna niemand in Friesland eenig berigt omtrent onze talrijke meesters mededeelde, — zoo zegt Kramm, 679, te regt, dat er over deze en andere Friesche kunstenaars en hunne werken en bepaaldelijk van hen, wier ku'st binnen de grenzen van hun land is gebleven, schaars berigten worden gevonden. Met vele der volgende is dit insgelijks het geval. Zoo was

A. SJOERDTSTIA omstreeks 1655 graveur van een ander portret van Do. HENRICUS GELÜORP dan dat hier vóór op bl. 28 is be­ schreven, en wel anders-om , uitgegeven bij J. Bobyn , fol. M. 1817. 18. Kramm, 1525, vermeldt dit portret niet, maar wel vijf andere gravures van hem, waarvan de laatste van 1678 is. Slechts een stuk kent hij, Aanh. 108, van:

». MEHTERDTSILA, die in 1674 het portret schilderde van Pater YV. P. van Suclitelen, hier vóór No. 191. Kramm kende, 690, ook slechts één portret van: JOIIAYVES HEIJJJIAIWS, en wel dat van Prof. H. Witsius (hier vóór No. 202), dat deze in 1677 schilderde; doch zes jaren vroeger vervaardigde hij ook dat van Do. THEODORUS COUPERUS , predikant te Warrega, uitgegeven in zijn zonderling boek: Samsons Leeuwen-aes vervult met honing (Cat. Bibl. bl. 202), fol. M. 1168. 19. Daar hij hier in 1670 in de Herv. kerk trouwde, was hij geen verwant van den graveur van dat zelfde portret, namelijk, van: CORMELIUS APPEUS. In het Stamboek, II 28, komt deze voor als getrouwd met Tinthje Heijmans, Matthijs dochter, die, even als hij en hare broeders, Katholijk was. Hij was hier en niet in Groningen gevestigd, zoo als Bryan meende, omdat hij een por­ tret van Prof. Maresius graveerde. Hij sneed de portretten van Couperus, 1671, en van Suchtelen, 1674, gelijk in 1688 nog dat van Pater Cromstreijen (No. 197) en de titelplaat der Leeuw. Apotheek. Doch wij kennen hem reeds van vroeger, bl. 11, als de zwakke graveur van de Begrafenis van Prins Willem Frederik van 1664, bij welken arbeid hij de hulp genoot van: IK; C. KUNST. jYIlCIIEL. IWOÉ, welligt een Franschman, díe van 1664 tot 1686 hier voorlezer was bij de Waalsche gemeente, doch van wien geen ander graveerwerk bekend is. Het fraaije letterschrift op die lijk- statie was het werk van: PIETER LANDWEER, die in 1656 de titelplaat van het werk van Bouricius (Cat. Bibl. A. 898) en andere boekprenten vervaar­ digde, waarvan Kramm, Aanh. 99, één vermeldt. De teekenaar van die begrafenis was:

FRAlíClSCUS CARRÉ. Vol gens Immerzeel, 128, was hij in 1630 in Friesland geboren en tot den geestelijken stand opgeleid, doch, zijne neiging voor de schilderkunst volgende, slaagde hij daarin zoo gelukkig, dat Prins Willem Frederik, Stadhouder van Friesland, hem tot zijn hofschilder benoemde. Later vertrok hij naar Amster­ dam, waar hij in 1669 overleed. Prinses Albertine begunstigde zijn zoon en opvolger: (HEHI)RIK. CARRÉ de oude) Ook deze ging ve rvolgens naar Amsterdam, waar hij met zijn broeder Michiel en vier zonen lang de kunst beoefende. Van hem bezitten wij: '.-. Een naakt Vrouwenbeeld, zittende bij een bad, op blaauw papier geteekend, waar achter J. H. Halbertsma zijn stempel gedrukt en geschre­ ven heeft: Hraflrìk Cané sfr/ior. 20. Ofschoon het laatste groote portret van Prins Willem Frederik (No. 41) door Pieter Nason te's Gravenhage werd geschilderd (Kramm , 1189), schijnt de kunstliefde van hem en zijne Gemalin meerdere vreemde kunstenaars herwaarts getrokken te hebben. Zeker is het althans, dat de vier volgende zich hier gedurende haar leven als schilders vestigden. Zoo werd „Al'THOII WATERLO», Schilder, geboortich van Rijssel in Flaenderen, hier voor burger aengenomen" en ingeschreven in 1653. Ofschoon hij vroeger te Utrecht en tussehen Breukelen en Maarssen woonde en te Utrecht gestorven zal zijn, zoo behoeven wij. wjgens zijn verblijf alhier, met Kramm, 1832, aan geen tweeden kunstenaar \an dien naam te denken. Iminerzeel, 221, die zijn geboorteplaats niet kende, noemt hem een goed schilder, n.aar een nog grooter etser van bootnrijke landschappen Daarvan zijn er 136 door A. Bartsch beschreven in zijn werkje: Anton Waterlo's Kupferstiche, Wien 1 795 , 156 bî. Wij bezitten dit en daaruit ook da volgende schoone af­ drukken: a. Een groep boomen met kapel, brug en beek, ter wederzijden van een weg, get. Anloni Waterlo in, H ex. 4°. Bartsch. No. 51. 21 n. TKBKENINGEN, GKAVUREN ENZ. 117

h. Een troep schapen en koeijen, gedreven langs een hofstede, met hoo­ rnen ter wederzijden, 4°. ongeteekend. 21í. c. Een boerderij, verscholen in geboomte. aan een vliet, waarop een roeiboot, get. Anlhoiâus Walcrlw mvemt et/ecti, 4; breed groot 4°. Bartsch, No. 116. 22«. d. Venus en Adonis met Cupido nevens hoog geboomte in een heuvel­ achtige landstreek, get. A. W. in. el f. 5; gr. 4°. Bartsch, No. 129. 22í. e. De dood van Adonis, die ligt nevens een hoogen tweestammigen boom, met zijn huilenden hond daar nevens en bosch er achter, get. als het vorige en 6; gr. 4°. Bartsch, No. 130. 22c. ƒ. Een breed water, waaraan eene hoeve in geboomte en een hooge brug, waarover een kudde vee wordt gedreven door een man te paard. Gravure vaa Auùiti naar eene schilderij van iVutcrloo, getiteld: Tkt Monúnij en 4 eng. versregels daar nevens , alsmede: So'd by the Prinüdìvrs of Lov-

ihii and Wei,tminder : breed fol. , het koper 37 en 27'/2 duim. 23.

PIETER SCHIK, in 1632 geboren îe Wornier in Noord-Holland, werd in 1662, na te Franeker gewoond te hebben, burger van Leeuwar.len, trouwde in 1665 met Petronella Nobel, uit 'sHage, overleed hier in 1683 en werd te Irnsum begraven, gelijk zijne vrouw in 1704. Waarschijnlijk was hij de vader van Johan Casper Schik, van 1701 tot 1750 secretaris van Memildumadeel te Dr-mrijp. Diens achterkleinzoon, Mr. P. Wierdsma Schik, lid van den Ge­ meenteraad van Leeuw., overl. in 1866, vereerde ons van hem: a. en L Een mans- en een vrouwenportret, met potlood op perkament geteekend, in ovaal, get. P. Srfiiti fee. 1660. 24'. en ù. Bij geen onzer schrijvers is hij vermeld, hoewel het bekend was, dat hij de vijf portretten der Vrijheeren thoe Schwartzenberg vervaardigde, door Joh. Schweizer gegraveerd en hier vóór bl. 39 beschreven. Het Friesch Genootschap bezit van hem eene dergelijke teekening, die Camp. Vitringa in zijne jeugd voorstelt. RICHAHÖ BMKEIBVRGH, wiens portret hier vóór bl. 60 ís medegedeeld, geb. in 1650 en overl in 1702 te Haarlem, woonde van 1671 tot 1687 te Leeuwarden. Zijn fraaiste werken, in de trant van Jan Steen, bevinden zich in de galerijen van Dresden, Berlijn enz. In 1683 schilderde hij híer het a. Portret van Do. FRANCISCUS ELGEHSMA, pred. te Gä-rouw, hier vóór bl. 29 beschreven; even als in Í686 de beeldteni* van Prins HEXDRIK CASIMIR II, No. 54 van bl. 12. 25. 118 C. KUNST.

EMAMIJEL mUR-AlTT * in 1622 te Amsterdam geboren en leerling van Philip Wouwerman, behaa^e veel eer met zijn uitmuntend schilderwerk, bestaande vooral in dorpsgezigten, met groote uitvoe­ righeid afgebeeld. Volgens Immerzeel, II 246, „heeft hij langen tijd in Frankrijk en elders gereisd , en vervolgens zich te Leeuwarden neergezet, alwaar hij in het jaar 1700 gestorven is." a. Gravure naar een zijner schilderijen, voorstellende boerenerven met een ingevallen dak, waar nevens vrouwen aan een put. Emanud Meurant pinx., Le Grand sculp. Tiré du Cabinet de Mr. Ie Brun. Paris chez Ckereau; kl. med. br. folio. 26. In de ver kooping der oude schilderijen van Roëll-Hodshon te Amsterdam , in April 1872, waarvan 24 met de verkoopkosten de verbazende som van J 233,300 opbragten, werd een Boerendanspartij van Brakenburgh ver­ kocht voor / 825 en eene Boerderij van Murant voor ƒ2650, de laatste ten behoeve van het Museum Boymans te Rotterdam. Doch van al die schilderijen gold het hoogst in prijs (ƒ45,000) een boomrijk Landschap in Gelderland van:

MEIÄHJERT HOBBEHl. In weerwil van den hoogen iof, wel­ ken de kunstkenners thans toezwaaijen aan de werken van dezen mees.er, dien zij den grootsten onzer landschapsschilders noemen» van wien 124 stukken bekend zijn, welke zich meest in Engeland en in de voornaamste vorstelijke galerijen bevinden , — is in de laat>te jaren alléén omtrent hem bekend geworden, dat hij in 1668, 30 j iren oud, te Amsterdam in het huwelijk trad en in 1709 , dus op 71jarigen ouderdom, dáár op de Rozengracht overleden en in de klasse d«r armen op het Westerkerkhof begraven is. Zijne geboorte­ plaats bl-ef tot dusverre onbekend, in weerwil van al de pogingen om haar uit te vinden. Daar het nu even zeker is, dat hij in 1638 is geboren als dat He burgerfamilie Hobbema tot op onzen leeftijd te Leeuwarden heeft gewoond, zoo veroorlove men mij als hoogst waarschijnlijk te stellen, dat hij hier ter stede het daglicht zag, en wel voornamelijk op de/ten grond: dat wij „AEENT HOBBEMA, Rustmeester onder die Hopman Boudewien van Loo," die, volgens fol. 110 van het Trouwboek der Hervormde gemeente, in September 1637 hier in het huwelijk trad met „REINÜKE JANS, binnen dezer stede," voor zijne ouders meenen te mogen houden, tot zoo lang het tegendeel niet is bewezen. Zijn kunstwerk worde alzoo hier ver­ tegenwoordigd door de volgende twee schoone gravures naar zijne schilderijen. TEEKENINÖEN, GRAVUREN ENZ. 119

a. Een roeiboot, waarin vijf personen, in een breed water, door hoog geboomte omgeven, met een stompen toren en molen in het verschiet, get. M. Hobbema pinx., TFeisbrod sculp; br. 4°. Uit het Kabinet van Mr. Le Brun, uitgegeven door Btsan et Poignant te Parijs. 27«. b. Een Geldersch landschap. Een wagen, waarop zeven personen zitten, rijdende op een zandweg, waaraan zich zeven voetgangers bevinden; op den tweeden grond is hoog geboomte, waarachter drie boerenerven verscholen liggen, met een vierde, over een korenveld, in 't verschiet; flaauwelijk gepointilleerd niet: Hobbeuia pinx., Vìnkeles sculp. Proefdruk voor de let­ ter; kl. med. plano. 27í. Omtrent de eigenschappen, welke de kenners thans in zijne stukken be­ wonderen , zegt Immerzeel, II 41: »Hij verstond de zoo moeijelijke kunst om in de even behaaglijke als natuurlijke voorstelling van betooverend sehoone landstreken, helderheid met kracht te vereenigen. Zijn koloriet is schitterend, waar de speling der middagzonnestralen zulks vereisehte, of weder zedig bij gewonen dag of betrokken lucht. In de tempering dei- wijkende lichttinten was hij onnavolgbaar waar. Zijne gronden zijn vlak en breed gepenseeld; zijn boomslag is dartel; zijne wolken zijn dun, en drijven, met goudgloed gezoomd, in harmonie met den toon van het land­ schap , achter het hoog oprijzend geboomte statig henen. Waar het wel­ begrepen kunstbegrip het vorderde, was hij transparant in de schaduw- tinten, en daardoor wist hij oneindig veel tot het magiek effect van het geheel bij te dragen.'' Zie verder de uitvoerige bërigten over hem en zijne kunstwerken bij Kramm, 693 en Aanh. 77, die zich met regt beklaagt over het onoplosbaar raadsel, »dat twee groote mannen als REMBRAND en HOBBEMA in de zelfde geringe buurt van het rijke Amsterdam aan lagerwal ten grave gedaald zijn." en evenzeer, dat schilderijen van dien hoogen kunststempel, kort na hun verscheiden, tot den laagsten marktprijs ge­ daald zijn, daar i>een conterfeitsel van Rembrand voor zes stuivers en latei- voor elf gulden verkoft is," en kipi†ale landschappen van Hobbema van 1735 tot 1760 niet meer dan 40 tot 120 gulden konden gelden. Het nageslacht heeft deze meesters echter in hunne eer hersteld, doch van hunne kunst ook de voordeelen genoten, welke zij bij hun leven moesten derven. In het midden der 17e eeuw bloeide te Leeuwarden nog de schilderes:

MAR-&A.RETHA de HEER, op wier kunstwerken hoogdravende lofverzen van J. Bogaardt, Sibylie van Griethuijsen, S. A.Gabbema, S. Brunsvelt, Gijsbert Jacobs en H. Zweerds gedrukt zijn in Klioos Kraam, doch omtrent wie geene andere levensbijzonderheden bekend zijn dan dat zij eene nicht was van den dichter Gijsbert Jacobs, die met zijne kinderen gewoon was de Paasch- en Pinksterdagen bij hare familie door te brengen. (Halbertsma, Hulde, II 354.) 120 C. KUNST.

Van hare schilderijen in olieverw kwamen mij slechts twee voor, doch des te meer van hare teekeningen in dekverw op perkament. Wij bezitten daarvan de volgende: a. Twee vlinders met een paardevlieg en torren. 28. h. Eene rozestruik met twee afgevallen rozen en vlinders daar omheen, ieder groot 23 en 19 duim, 4°. 29. c. Eene vrouw, zittende op een mand, spelende met een hond, voor eene boerderij , met een man en jongen daar nevens; groot 24 en 49 duim. 4°. 30. d. Eene' paauwin, staande op een omgekeerden mand voor eene boerderij, en daarnevens een paauw en kip met allerlei boerengereedsehap; groot 36 en 28 duim, of gr. med. folio. 31. e. Eene dergelijke paauwin op een mand, met eene hofstede in 't ver­ schiet , en paauw, kalkoen, kippen, bokken enz. daar bij en boomen ter zijden; pendant van 't vorige, groot 35 en 26 duim. 32. Deze vijf stukken, op perkament en in lijsten, zijn alle gemerkt: Mar- gareta de Heer fecit; alleen bij de twee laatste, van keurige uitvoering, staan de jaartallen 1654 en 1656. Een aantal dergelijke stukken van hare hand zijn in Frieslands Kabinet van Oudheden, bij het Frieseh Genootschap en in mijne verzameling. Onder een tiental van haar, vermeld in den Catalogus Wierdsma, 1813, bl. 44, komen onder de schilderijen ook andere onderwerpen voor, als: Andro- méda aan de rots geklonken, Diana door een sater bespied, een waarzeg­ ster, het lot van een kind voorspellende enz. — Abbing, Geschied, van Hoorn, II Bijl. 76, zegt, dat dáár ter stede eene menigte van hare stukjes bij onderscheidene familìën voorhanden is, op witten lijmgrond met dek­ verw geteekend, waarom hij meent, dat zij dáár zou te huis behooren, dewijl ook van Eijnden en v. d. Willigen, I 233, haar niet te huis wisten te brengen. Zij had twee broeders, SIMON en WILLEM DE HEEB, die beide ook de kunst beoefenden. Van den eerste zijn geene kunstwerken bekend, doch des te meer van den laatste, van wien Kramm. 658, verscheidene tee­ keningen en zelfs een gravure vermeldt,

Br. BERfflARDUS SCHOTANUS à STERKI1T&A, zoon van den hoogleeraar Christianus Schotanus te Kraneker en daar in 1639 geboren, werd, na reizen do»r Frankrijk en Spanje, te Lyon bevorderd tol Med. Doctor, als hoedanig hij zich in 1662 neder­ zette te Leeuwarden, waar hij in 1704 overleed. a. Typus Frisia veteris. Voorstelling van den toestand van Oud-Fries- land, tusschen de Eems en de Maas, zoowel ten tijde der Romeinen als der Franken. Deze voortreffelijke sehetskaart leverde hij reeds als student in 1664 in het werk zijns vaders: Beschryvinge van Frieslandt tusschen TEEKENINGEN , GRAVUREN ENZ. 121

'tFlie en de Lauwers, waarin kaarten voorkomen van het toenmalig Fries­ land, de 3 Gooën, de 30 Grietenijen en de 11 Steden, vervaardigd door de landmeters SJOERDT ATES HAACMA en SIJTSE GRAVIÜS. Op last van 't provinciaal bestuur heeft hij toen »de gansche Provincie (niet de steden) »nae-gemeten" en die kaarten verbeterd, alsmede een groote wandkaart afzonderlijk geleverd. Later, 1682, voldeden de Staten aan zijn voorstel, om hem te magtigen, de gansche provincie op nieuw op te meten en op grootere schaal in kaart te brengen, alsmede om die kaarten in het koper te laten snijden. In 1698 verscheen die voortreffelijke Friesche Atlas, waar­ van 125 esx. den lande op ƒ26,000 te staan kwamen. Daarbij werd ook weder deze kaart van Oud-Friesland gevoegd, doch op wat grooter schaal en met eenige verbeteringen. In den tweeden druk van den Atlas, van 1718, bij F. Halma, heeft deze er verklaringen op randen in boekdruk bij­ gevoegd. Zie over deze belangrijke uitgaven onze kaartlijst van 1846 bl. 15, 44, 57, 94 en Cat. BibL bl. 79, 268, 269, waar beide drukken uitvoerig omschreven zijn, alsmede over Schotanus hier vóór bl. 97. 33. JOHAJKIIES HIIiA.RI.DES, in 1648 te Leeuw. geb. en te Fra- neker tot de studiën opgeleid, werd in 1671 Rector te Hindeloopen, in 1681 Conrector te Dokkum en in 1699 Rector te Bolsward, waar hij in 1725 overleed. Volgens het verhaal van den geleerden rei­ ziger Z. C. von Uffenbach, van Frankfort (door Mr. J. Dirks ver­ taald medegedeeld in de Vrije Fries, VI 305), stond deze in 1710, toen hij den eenvoudigen rector bezocht, verbaasd over het aan­ zienlijk kabinet kunstwerken , handschriften, atlassen, kaarten, por­ tretten , gravuren en plaatwerken, door hem verzameld. Als proeven van zijn eigen teeken- en graveerstift laten wij hier volgen: a. Een • Schoonschrift, bestaande in een lat. getuigschrift in eng. letters en krulwerk voor Foppe Hoytema, get. Joh. Eilarides, Sclwlce Hinlopensìs Rector, 1673, 4°. 34. 6. »HENRIK KASIMIR, Prins van Nassau," te paard r. met lauwerkrans om 't hoofd. B. Brakenborgh pinx., J. Jacobs sculp&it, kl. 8°., reeds op bl. 12, No. 54 hier vóór vermeld, geplaatst vóór de opdragt van Hilarides' ver­ taling der Levens van Nepos aan dezen "vorst, in 1686 te Leeuw, bij H. Nauta uitgegeven. In dit werkje komen tevens voor JÍ0 plaatjes, de af­ beeldingen der veldoversten als buste voorstellende, met 4 regels bijschrift onder ieder, get. J. H., welligt ook door hem gegraveerd. Cat. Bibl. 55. 35. c. SGIJZBERT JAAPIKS," borstb. r. met groote platte kraag, in ovaal met naam en daar boven zijn spreuk en: Aâd 34, 1637. M. Haçringt ping. (zie N°. 47 hier vóór), Jan Jaapìx fee. Beneden 8reg. friesch bijschrift en daar onder: »For 'tljuecht helle trog Joh. Bìlarides, 1687." 4". 36. Daar Kramm, 787, niet op dezen pseudonym verdacht was, noemt hij 14 122 C. KUNST.

»JAN JAAPI\ een geheel onbekend graveur, die nergens wordt vermeld;" hoewel hij aan dit portret den lof geeft, dat het »met moeite en zorg bewerkt, als geëtst, en met de drooge naald en de burin opgesneden is , waardoor er iets vreemds , maar toch een gewilde kunstzin in doorstraalt.'" <•/. »Het Friessche Doolhoff , het Beruchte Dorp Molkworren in Friesland. — Genieeten en Geteekend 1718 , door Joh. Hilarides, Rector Schol, te Bolswerd." In roijaal plano. Een zwart en een net gekleurd ex., op welk laatste staat: vNunc apud Petrum Schenk Jun." Misschien was deze uitvoerige plaat van Molkwerum wel bestemd tot een supplement bij den Atlas. 37, 38. De vader van dezen, P. Schenk te Amsterdam, die welligt deze plaat in 't koper sneed, had reeds in 1706 eene nieuwe kaart van Friesland ver­ vaardigd naar de verdienstelijke teekening van Hilarides (N°. 68 van onze kaartlijst). Deze hielp in 1718 ook Halma in de aanvulling en verbetering van die algemeene en de overige Atlaskaarten, vóór welke hij ook de, hierna volgende, rijk gestoffeerde titelplaat inventeerde en in een vers daar nevens verklaarde. Op 't woord JOH. HILARIDES had Kramm, 692, hem echter reeds vermeld als teekenaar der afbeelding van B. Bekker, 1691, waarvan »het geheel vrij goed is voorgesteld.'' Daar spreekt hij tevens van zijn boekje: Uithang­ bord en de daarbij gevoegde plaatjes. Waarschijnlijk waren ook deze door hem geteekend en gegraveerd. Hilarides is een zonderling geleerde geweest, die echter, vooral ten aanzien der kunst, groote verdiensten had. Zie zijne werken vermeld in den Cat. Bibl. bl. 55 en 78 en zijn leven, door mij beschreven in de Jager, Nieuw Archief voor Taalkunde, 1854.

G.ERBRAH.D en THEODORITS van der HAVEN worden door Immerzeel, II 20, en Kramm, 649 en 1909 vermeld als beeld­ houwers. Zij woonden echter niet te Groningen , maar te Leeuwarden. Van hunne werken zijn alleen bekend de beelden en de gehouwen steen, door hen geleverd aan het Stadshuis in 1715, de 8 voet hooge beelden van Geloof, Hoop en Liefde, met twee kleine faam- beelden boven het orgel in de Groote kerk, 1725, en het beeld van St. Michaël in den gevel van het Raadhuis te Harlingen, dat een meesterstuk van beeldhouwkunst genoemd wordt. (Teg. Staat van Friesland, II 152, 609.) THEODORÏTS ging hier in 1720 van de Doopsgezinde tot de Waalsche gemeente over, volgens het Kerk­ boek der laatste gemeente. LOTJRENS EEIJNERS VAN DER HAVEN , die hier in 1702 trouwde, als landmeter en wijnroeijer, was hun broeder. GERBRAND heeft van zijn smaak en teekenkunst eene schoone proeve nagelaten in: a. De Titelplaat voor den tweeden druk van Schotanus à Sterringa's TEEKENINGEN, GRAVUREN ENZ. 123

Frieschê Atlas, nu genoemd: »Uitbeeldinge der HeerlijkheitFriesland," uitgege­ ven door François Halma, 1718, waarop de Frieschê Maagd is voorgesteld, zittende op een troon, met elf beelden nevens zich en een kasteel, den zeedijk met steenen man, het Roode Klif enz. op den achtergrond. Daar naast is een breede verklaring in vers gedrukt, onderteekend : Jok. líila- rides. Deze naam is onder ook op de plaat gegraveerd met bijvoeging : inveniebat, zoodat hij de uitvinder der voorstelling was. Zij schijnt daarna in nette teekening, ten behoeve der gravure, gebragt te zijn door O. vau der Éaven, bij wiens naam staat: ähposuit. Door den Dokkumer graveur J. Folkema, te Amsterdam wonende, werd de plaat in 't koper gesneden. Allen, die tot de vervaardiging van dit prachtig kunstwerk bijdroegen, verdienen duurzaam onze vereering. 39 a, b. WYBRAJUDUS de GEEST, de jonge, zoon van Juliaan en klein­ zoon van den hier vóór (bl. 59 en 113) vermelden Wybrand Simons de Geest, gaf hier tusschen 1698 en 1716 verschillende dichtstukken in 't licht (Cat. Bibl. 78 en 158), maar, even als van zijn vader , komen er zelden proeven zijner schilder- en teekenkunst voor. Wij bezitten alleen van hem : a. »Wapenkaart van Vrieslandt. Afbeelding van alle de Wapenen der G-rie­ tenyen en Steden der provintie van Vrieslandt.'' Door François Halma in 1710 opgedragen aan Prins J. W. Friso, wiens groot wapen in het midden is geplaatst. W. de Geest pinxit, F. Halma excud.; gr. med plano. 40. HEÎVDItlK. BUSCH. Omtrent dezen kunstenaar is niets anders bekend dan het volgende berigt in den Teg. Staat van Friesland, I 166 : „Willem van Ranouw gewaagt in zyn Natuur- en Kunst-kabi­ net van een fraaie vinding, om als in Fresco ingelegd bloemwerk op steenen tafelen te schilderen met natuurlyke kleuren, zo heerlyk en konstig, dat deeze stukken niet zonder verbaasdheid beschouwd werden. De vinder van die kunst was HENDRIK BUSCH , te Leeu­ warden. Hy is met deeze kunst weggestorven , maar men ziet in Friesland nog eenigen van zyne overgebleeven werken, die de aller­ gunstigste beschryving van den beroemden Ranouw geenszins ver­ loochenen." Ook Kramm, 192, wist daar niet meer bij te voegen. Wij hebben een fraai bewerkt groot tafelblad en tuingezigten met pluimgedierte van hem gezien, die in den Catalogus Wierdsma, 1813, bl. 45, voor „mosaïk" werden gehouden. Wij hebben alleen van zijne kunst kunnen bekomen : a. Een bloemstuk in een vaas op een tafel staande, met vlinder, paar- devlieg en hagedis daar nevens, geschilderd op een steenen blad, groot 46 en 35 duim, in lijst, get. H. Busch 4706. 41. 124 C. KUNST.

WICHERITS VITRIWGA, hierin 1657 geb., studeerde teFraneker, werd Advokaat in 1678 en overleed in 1725. Hij wordt een goed dichter genoemd, van wien en op wien verzen voorkomen in de Poemata van E. Baders, 1684, 65 en 300. Immerzeel, III 200, noemt hem een „beroemd zeeschilder, wiens stille en woelende waters fraai van schildering zijn en de vaartuigen goed geteekend. Hij heeft ook vele teekeningen vervaardigd, díe hij gewoon was met de pen om te trekken, en met Oost-Indischen inkt, roet of indigo, soms ook met sapverw, luchtig op te wasschen." Hiervan getuigen: a. en b. Twee teekeningen, ieder met drie schepen en vele andere in 't verschiet, in woelend water, groot 19 en 14- duim, in O. I. inkt, gem. W. Vitrinyn, 1704 en 5. 42, 43. Volgens de Ned. Spectator, 1866, N°. 21, zou hij van 1696—1706 schilder te Alkmaar geweest zijn, blijkens de naamlijst van het St. Lukas- gild aldaar. Zie verder bij zijn portret op bl. 60 hier vóór, waar ook dat van den leerling, die hier door hem voor de kunst werd opgeleid, van TACO HAJO JEI,GEKSI?SA, geb. in 1702 te Harlingen en overl. in 1795 te Haarlem. Talrijk zijn de kunstwerken gedurende zijrt langdurig leven vervaardigd, vooral zijne teekeningen. Naar velen daarvan hebben Folkema. Tanjé, v. Noorde , Houbraken enz. gravures geleverd. a. Teekening in O. I. inkt, voorstellende twee musiceerende jongelieden , op een tuinbank zittende, groot 28 en 22 duim. Hier achter is geschre­ ven : )) Getekend door Taco Jelgersma, naar een origineel van Jan Steen in schilderij; en mij door ZijnEd. vereerd, 1766, E. Wolff." 44. L. SLAÜRENS JANSZOON, Schepen der stad Haarlem, Uitvinder der edele boek drnk-konst." Naar een oud schilderij geteekend door T. Jelgenma en gegraveerd door ,1. Houbraken, YlQi, fol. 45. c. Dertien afbeeldingen van prachtig bewerkte middeleeuwsche Zegels van vroegere landsheeren, hangende aan charters in het archief van Haar­ lem en met andere voorkomende in de in 1751 gedrukte Handvesten dier stad. (Cat. Bibl. F 63.) Op drie fol. bladen door T. E. J. geteekend ad archetijpa en gegraveerd door J. Folkema. Allen zeer schoon uitgevoerd. 46- MATTHIJS en BERMTARDUS ACCAIIA waren in de 18e eeuw hier verdienstelijke schilders, die een groot aantal portretten van stadhouders en aanzienlijke personen hebben vervaardigd, waarvan sommige in plaat gebragt en hier vóór op bl. 15, 40, 42 en 75 vermeld zijn. De eerste, geb. in 1697 en overl. in 1783, had ook Rome bezocht en legde zich tevens op historiëele en zinnebeeldige TEEKENINGEN , GRAVUREN ENZ. 125

onderwerpen toe. De laatste, geb. in 1702 en overl. in 1767, was bijzonder gelukkig in het treffen van de gelijkenis.

RIEMK. H.EIJERT was hier gelijktijdig werkzaam en schilderde een aantal portretten, van welke eenige opgenoemd zijn door Kramm, 861; andere, naar welke gravures zijn vervaardigd, zijn hier vóór bl. 8, 42, 61 en 81 vermeld.

JORAMMES STELLINGWERF, getrouwd met de dochtervan den teekenaar Arnold Houbraken (zie bl. 14 hier vóór), was hiel­ en te Amsterdam een ijverig teekenaar van gebouwen in sapverw en O. I. inkt, van welke hij omstreeks den jare 1720 honderden vervaar­ digde voor den Atlas der Nederlanden van Mr. M. Broërius van Nidek, die in 1743 in het geheel voor ƒ5000 is verkocht aan Willem Henskes. Later schijnt deze verzameling in 't bezit geraakt te zijn van E. de Burlett te Amsterdam, na wiens dood 65 portefeuilles met topographische teekeningen gekocht zijn door den Heer Fred. Muller, van wien ik die van Friesland heb gekocht; terwijl ik later nog 291 stuks daarvan ontving van den Heer Mr. J. van Dam van Noordeloos te Rotterdam, zoodat de teekeningen van alle kerken, stinzen, sloten en openbare gebouwen, die in 1722 in Friesland bestonden , in mijne verzameling vrij kompleet zijn. Die van Leeu­ warden volgen later bij de gebouwen. De overige teekeningen der andere provinciën, door Stellingwerf vervaardigd, bedroegen in de verkooping der bibliotheek van Mr. van Dam, in 1873, 241 stuks.

WYTSE FOPPES I>OëJUlIA, geb. in 1707 te Dongjum en in 1778 overl. te Leeuwarden, waar hij lang rekenmeester , instru­ mentmaker en wijnroeijer was. Cat Bibl. 119. a. Afbeelding van de Zon-eclips op den 1 April 1764 ; teekening in kleur met beschrijving; plano. 47.

RIEMK JfXGERHBJlS, wiens portret wij op bl. 61 hebben ver­ meld , was, volgens de Chalmot, Biogr. Woordb. VI 26 , een man van een bijzonder vernuftigen en vindingrijken geest en een verdien­ stelijk portretschilder. Van zijne talrijke kunstwerken volgen hier: a. Penteekening of schets van een wintertafereel en schaatsrijders, breed fol., waarvan de hoofdgroep overeenkomt met plaat 9 van de 13 geëtste prenten, waarmede hij in 1765 den tweeden druk van Al vaarsma's Winter, in drie zangen, in het ^e deel van Ferwerda's Honig-bije versierde. Zie Cat. Bibl. 126, 168, 469. 48- 126 C. KUNST.

b. Portret te halver lijve van »Sr. PIETER MAGITO , vermaard Hollandsen Koord-Dansser, geboore ins'Hage 1708," met het volgende bijschrift: Hij, die verwonderlijk zijn Lichaam draaijde en icrong, Oud TWEE en TACHTIG JAAR, nog op de KOORDE sprong Met Vaandel, Klomp en Schaats; die in zijn TROMMEL-SLAG i^ot KUNST , geen weederga in gansch EUROPA zag: Die matig leefde, Grijs van Kruin dien roem geniet: Is MAGITO , wiens beeld men in deess Prent beziet. B. Jelgerhuis Omnia fecit 1790. Het schijnt alzoo, dat deze zoowel de teekenaar en graveur van het por­ tret als de maker van dit vers was. Immerzeel, II 84; Kramm, 809. 49. Jelgerhuis trouwde hier in 1769, op 4Ojarigen leeftijd, met Catharina Hesselina van Greven, van Langweer, die hem later op zijne kunstreizen als portretteur vergezelde. In 1770 had zij hem een zoon geschonken: JOHAMTJIES JELGERHUIS, Rienkzoon, die eerst als tee­ kenaar en schilder en daarna als acteur op den Hollandschen schouw­ burg grooten roem verwierf. Zijn portret is hier vóór bl. 61 be­ schreven. Immerzeel, II 84, en Kramm, 809, vermelden vele zijner kunstwerken, waarvan wij bezitten: a. Teekening van het inwendige der Oude Kerk te Amsterdam, ter zijde. 50. b. Alsvoren van de Nieuwe Kerk aldaar, het middenruim met preek­ stoel, naar het orgel gezien. Beide zijn in O. I. inkt en groot 19 en 15 duim. 51. c. Graftombe van den Bisschop BONIFACIUS in de Domkerk te Utrecht,, omgeven door hooge zuilen en gewelven. 52. d. Begraafplaats van GEORGIUS VAN EGMOND, 60e Bisschop van Utrecht, aan de andere zijde dier kerk. Twee groote teekeningen in kleuren, van 40 en 36 duim, beide gem. Jelgerhuis 1821. 53. Een dergelijke teekening van hem: Gezigt op het koor der Nieuwe Kerk te Delft, bragt bij Brentano ƒ 106 en vijf jaren later bij G. Muller /175 op. Tot zijne kunstwerken behooren ook de 31 en 12 platen , gevoegd bij de Lessen voor Tooneel-kunstenaars en de Tooneel Costumes, op bl. 126 van den Catalogus der Bibliotheek beschreven. IIAltìIEY WOITTER BEEKKJERK., in 1756 hier geb. en in 1796 overleden, was te Amsterdam door J. van Dregt in de kunst onderwezen. „In zijne geboortestad wedergekeerd, bepaalde hij zich vooral bij groot werk, daartoe verkiezende historiële en zinnebeeldige zamenstellingen, ofschoon hij ook landschappen en onder- TEEKENINGEN, GRAVUREN ENZ. - 127

werpen van kleiner bestek schilderde. Zijn werk getuigt van eene stoute bevatting, een goed begrip van houding en toon en van eene vaardige hand." Immerzeel, I 36. a. De bouwval van een tempel met geboomte en een boseh in 't ver­ schiet. Teekening in 0. I. inkt, groot 32 en 28 duim. 54. Het groote behangsel in de zoogenoemde vertrekkamer van het Raadhuis, voorstellende Mozes met de zeventig oudsten van het volk van Israël, met den tabernakel in 't verschiet (niet afgewerkt), wordt gehouden voor het werk van Beekkerk, die daarvan eerst eene schets op kleine schaal leverde, welke ook nog bewaard is. 55. CHRISTOFFEL FREDRIK FHV\(K. in 1758 te Zwolle geb., werd in 1785 burger van Leeuw, en schilderde daar meestal landschappen en stadgezigten, voor kamerbehangsels en schoorsteen­ stukken, die toen in den smaak vielen. Later vertrok hij naar Hol­ land en overleed te Bennebroek bij Haarlem in 1818. Immerzeeì» I 251; Kramm, 508. a. Gezigt op een gedeelte der Stads Boterwaag alhier op den marktdag, gestoffeerd met vele personen en met de antieke gevels der huizen aan de overzijde der binnengracht. Omstreeks 1796 door hem geschilderd op doek , groot 100 en 90 duim, in lijst. Afkomstig uit den schoorsteen van mijn woonhuis , van ouds genaamd: de Keizerskroon. 56. AXDERT JACOBS van dèr POORT, in 1771 geb. te Dokkum, waar hij zich met Jacob Bonga in het teekenen oefende, tot hij 't geluk had verder door Beekkerk te worden opgeleid. Door vlijtige oefening ontwikkelde hij zijn talent dermate, dat hij eerlang uitmun­ tende portretten en landschappen vervaardigde. In het nieuwe huis van den Heer J. van der Veen, naast de Wittebeer, schilderde hij in 1805 een schoon kamerbehangsel. In dat jaar teekendé hij ook de schaatsrijderij, op bl. 88 hier voorbeschreven. Hij stierf hier reeds in 1807. Een boek met 43 schetsen van zijne teekeningen in rood krijt , O. I. inkt en kleuren is vermeld in den Cat. der Bibl. 185. Im­ merzeel, II 320; Kramm, 1302. a. Een groot en verscheidene kleine Schepen in een woelige zee. Tee­ kening in O. I. inkt met zijn naam en 1786, dus 15jaren oud, br. 4°. 57. PETRUS GROEUIA, te Makkumin 1767 geboren, was mede een leerling van Beekkerk, en werd later een verdienstelijk schilder, zoowel van portretten als van historieele en zinnebeeldige onderwerpen. In 1787 in de krijgsdienst getreden en naar Duinkerken en St. Omer gevlugt, bleef hij zich ook daar en te Parijs op de kunst toeleggen. 128 C. KUNST.

Na zijne terugkomst in 't vaderland teekende hij hier de feestviering der Een- en ondeelbaarheid, hier vóór bl. 86 beschreven. In 1802 vertrok hij als kapitein naar Suriname, diende onder Koning Lode- wijk, die hem tot Ridder benoemde, was van 1810—14 bij het Fransche leger in Spanje en voerde bevel als kolonel in den slag bij Waterloo. In 1830 werd hem in dien rang het bevel over de 2e Afd. der Friesche Schutterij opgedragen , en woonde hij den tien- daagschen veldtogt bij. Na het eindigen van den oorlog gepensio­ neerd , bleef hij zich verder aan de kunst wijden en gaf hij daarvan bewijs op verschillende tentoonstellingen , totdat hij in 1844 te Kou- dekerk overleed. Zie Immerzee!, I 297, en Kramm, 606 , die zeer in zijn lof uitweidt. a. Twee naakte mansbeelden, in zijn jeugd in rood krijt geteekend. Uit de verzameling van Dr. J. H. Halbertsma en met diens stempel gemerkt, 8°. 58. b. »L'orage." Twee monniken te midden van een hevigen storm, door ontwortelde boomen en overstortende wateren omgeven. Inveníê et Dessiné par Oroenia , Gravéà Paris par Hulk, 1792, br. 4°. Zie Kramm, 766 ,1133. 59. c. - «Gevecht bij Houthalen. Het oogenblik, waarin het 2e Bataillon der 2e Afdeeling, Friessche Schutterij, na eene marsch van 24 uren, tegen den avond van den 6en Augustus 1831, in dit gevecht een beslissend aandeel neemt. Opgedragen door het Korps Officieren van het gemelde Bataillon aan de Friessche vrouwen, welke aan de vijf bataillons der Ie Ban, Friessche Schutterij , de vaandels hebben geschonken.'* Steendrukplaat in lijst, naar de groote schilderij, hangende in de voorkamer van den Commissaris des Konings in Friesland; get. Kol. Groenia, invent. , N. Pieneman , litli., Steendr. Desguerroia en Co.; gr. med. plano. 60.

CAKL FRIEBRICH BAU1ACH werd in 1779 te Leeuwarden uit Luthersche ouders geboren, met wie hij, volgens mededeeling zijns broeders, naar Leiden vertrok. Daar zoowel als later te Am­ sterdam oefende hij zich in het teekenen en in de letterkunde, was den kunstkooper E. Maaskamp tot zijne uitgaven behulpzaam en gaf in 1806 zijn eerste geschrift: Michiel de Vries in 't licht. In dat jaar werd zijn vader tot opzigter te Stavoren aangesteld; hij volgde dezen derwaarts en werd klerk bij de Inspecteurs Gasinjet en Ve- ning, wier vertrouwen hij door bekwaamheid en ijver zoo zeer ver­ diende, dat hij .reeds in 1808 op hunne aanbeveling tot ontvanger der belastingen te Wolvega werd aangesteld. Nadat hij toen zijn tweede geschrift: Betje Huùing had uitgegeven, overleed hij reeds in 't volgende jaar. Cat. Bibl. 185. TEEKENINGEN , GRAVÜEEN ENZ. 129

a. Í Af beeldingen van de kleeding, zeden en gewoonten in de Bataafsche Republiek, met den aanvang der 19e eeuw, by M. Maaskamp te Amsterdam" (1803—5) , 16 platen in gr. 4°., onder bestuur van J. Kuyper geteekend, van J. Pieneman gekleurd en door L. Portman gegraveerd, met allegorische titelplaat, inleiding en beschrijving bij elke plaat in'tned. en fransch. Plaat 7, een Friesche schipper met zgne vrouw uit de kerk komende, en plaat 10, een Hindelooper vrouw op een priksleedje met een meisje, dat de schaatsen aanbindt, zijn geteekend: C. F. Bounach ad viv. del. Deze andere platen moet hij uit de hand gekleurd hebben. — Plaat 11, eene Friesche jufvrouw met duitsche muts en zonhoed bij eene boterboerin, is geteekend door C. J. van Slangenburgk, die No. 79 volgt. 61.

PIETER HERMANITS LITITJES van der MEUIÆM «erd uit het geslacht der ondernemende fabrikanten, die hier op het Zuidvliet Pietersburen stichtten, in 1780 geboren en was voor den handel bestemd. Uit liefde voor de kunst begaf hij zich naar Am­ sterdam , waar hij zich op het teekenen en graveeren toelegde en, vooral in de gepointilleerde manier van Portman, eerlang voortref­ felijke proeven leverde. Keeds in 1804 zag zijn portret van Prof. Cannegieter het licht; vier en vijf jaren later volgden die van M. Couwenhouwen , Prof. Reland en Koemer Visscher met zijne doch­ ters. Mr. J. Scheltema, in wiens werk de laatste geplaatst waren , verschafte het geen gering genoegen, daardoor den naam van dezen jongen Frieschen kunstenaar, die tot dusver meer voor andere mees­ ters werkte, meer bekend te maken. Van zijn lateren arbeid kennen wij alleen de portretten in v. Eynden en van der Willigen's kunstge­ schiedenis en van Witsen Geysbeek, benevens een zinDeprent op Prof. Kemper's dood en een gezigt op de Amsterdamsche beurs in aquatinta. Ook was hij een bekwaam teekenaar van bloemen. Hij is omstreeks 1850 te Amsterdam overleden. Immerzeel, II 222. a. Portret van HERMANNUS CANNEGIETER, geb. in 1723 te Arnhem, overl. in 1804 te Franeker, waar hij sedert 1750 Prof. Jur. was. Borstb. 1. en silhouet in ovaal, waar onder naam en 4reg. lat. vers van Ev. Was- senbergli: sArtifìci fulget" ete. Na zijn overlijden geteekend door zijn neef Mr. Rudolphus Oostenbroek Nauta, Secretaris van Ængwirden te Heeren­ veen , P. H. L. van der Meulen sculp. 4°. 62. b. Een blad, waarop de drie portretten van den dichter ROEMER VIS­ SCHER (1547—1620) en van zijne begaafde dochters ANNA (1584—1651) en MARIA TESSELSCHADE VISSCHER (1594—1649); het eerste naar Frans Halt, het tweede naar H. Goltziut en het derde naar de oorspronkelijke schilderij geteekend en gegraveerd door P. H. L. van der Meulen (1809). 8°. 63. 15 Ml) C. Kt VS!.

c. Drie proefdrukken van deze portretten, op groot 4°. papier, zonder eenige letter. Het was door deze keurige gravures, dat hij zich tot den rang onzer beste plaatsnijders verhief, en met zijne tijdgenooten Velijn en van Senns wedijverde. Jammer , dat hij later zoo weinig leverde, welligt omdat hij de kunst niet als middel van bestaan, maar uit lust beoefende. 64,65,66.

DIRK JACOBS PliOEftSMA. 1769—1792. Over dezen veel- belovenden schilder, die reeds op 23jarigen leeftijd stierf, is bij zijne beeldtenis, hier vóór bl. 62, gesproken. Weinige proeven zijner kunst mogen er dus bestaan — wij zijn zoo gelukkig geweest daarvan drie stukken te bekomen, welke getuigenis geven van het talent des jeugdigen meesters. a. Borstb. v. v. van een jongman in bruinen rok, in pastel geteekend; groot 31 en 27 duim. 67. b. Borstb. 1. van een oud man in iets donkerder kleed, ook in pastel, op blaauw papier, van de zelfde grootte. 68. c. Groot borstb. v. v. van een krachtig man met groote krulpruik, in een paarsch kleed met los omgeslagen das, groot 53 en 40 duim, geschilderd op bruin grof papier en van achter gemerkt: D. J. Ploegsma pinx. Waar­ schijnlijk is dit als studie gekopijeerd, even als er in den Catal. Wierdsma, 1813 , twee kopijen naar Dou van hem voorkwamen: een lezende monnik en een vrouwtje met een brandende lamp. »De schaakspelers," N°. 87 der verkooping Vegilin, 1846, werd voor een zijner beste stukken ge­ houden. 69.

U1LLEU BARTEI.. van de* KOOI. 1768—1836. Zie over dezen meester, die hier gedurende tal van jaren werkte en vele leerlingen kweekte, bl. 62 hier vóór. Behalve de portretten van Koning Willem I en Prinses Maria Louisa, die de raadzaal versieren en op bl. 25 beschreven zijn, hebben wij van en naar hem verzameld: a. Borstbeeld r. als silhouet van hem zelven op jeugdigen leeftijd, pastel- teekening, in de manier van a. en b. van Ploegsma: groot 32 en 27 duim. 70. b. Borstbeeld van den hoogbejaarden HAIJE TJALLINGS, de vader zijner vrouw, in 1805 door hem in zwart en wit krijt op bruin papier geteekend; groot 44 en 29 duim. 71. c. Afbeelding van zijne vrouw JETSKE HAIJES, met een kind, staande op haar schoot; kniestuk, op de zelfde wijze geteekend en even groot. 72. d. Beeldtenis van Dr. SIBRANDUS FOCKEMA (hier vóór bl. 48 vermeld), groot kniestuk, in zwart en wit krijt geteekend, het hoofd geschetst. Proeve van de wijze, waarop de meester zijne portretten eerst aanlegde, daarna door zijne leerlingen op doek liet brengen en ze vervolgens zelf opwerkte en voltooide; groot 56 en 47 duim. 73. TEEKEX1NGEN , GRAVUREN ENZ. lol

e. Een oud man, aan een tafel zittende , met pijp in den mond. Naar de groote schilderij van v. d. Kooi, in het bezit der familie van Andringa de Kempenaer, in zwart krijt geteekend door zijn leerling Geòinus Fellinga en achterop door den meester met zijn handteekening goedgekeurd; groot 46 en 43 duim. 74. f. Portret van Mr. RHIJNVIS FEITH, in een leunstoel zittende. Naar de schilderij van v. d. Kooi in 1824 in het koper gegraveerd door P. Velijn, gewone en proefdruk vóór de letter, even als N°. 392 opgezet door J. P. Lange, 8°. 75. De portretten van den meester, van J. Verrier en Mej. van Idsingazijn hier vóór bl. 62 en 63 vermeld. Van dat van Verrier vervaardigde hij ook eene uitvoerige schilderij, met twee vrouwen aan een tafel daar nevens, welke thans in 't bezit is van den Heer J. van der Laan alhier. Als curiosa zijn hierbij gevoegd : ff. Gedrukt extract uit het Resolutieboek der Representanten van het volk van Friesland, van 22 September 1795, houdende »eene propositie van den burger W. B. van der Kooy , zig beklaagende over de vernieling van eenige Konststukken, en strekkende om andere stukken van Konst voor dat onheil in het vervolg te bewaaren," met bevel aan en van de Com­ missie , waarnemende de zaken van 't Collegie, om op deze zaak toevoorzigt te houden. Door deze Commissie onderteekend. 76. h, Invallings-biljet voor de volkstelling van 1829, waarop v. d. Kooi zijne geloofsbelijdenis als Christen heeft geschreven. 77. i. Afdruk van de levensschets des meesters, uit het Mengelwerk dei- Leeuw. Courant, 1836, N°. 60. 78 C1REL JACOB BAAR van *E VVi-EYIÏl lUWH. 1783— 1850. Zie bij zijn portret op bl. 63 en No. 61 hier vóór. a. Eene gracht achter het tuchthuis te Amersfoort; in 1823, bij de invoering van de lithographie in ons land, als proeve, door hem op steen geteekend en in plano gedrukt. 79. WIEIFTIIW GEERTBVIDA van IDSI1T&A. 1788— 1819. Zie bij haar portret bl. 63 hier vóór en Staart, Nederl. Jaarboeken, 1819, II 247. a. Borstbeeld eener vrouw met ontblooten boezem en een pijl in de linkerhand, vermoedelijk de heldin uit eenig treurspel. Naar Ploegsnia door haar geschilderd; groot 60 en 45 duim, in lijst. 80. b. Een jongen, aan een tafel zittende te teekenen. Naar v. d. Kooi door haar in zwart en wit krijt geteekend op bruin papier; groot 31 en 24 duim. 81. EEMiE JE.LL.ES EEIiKJEMA, hier geboren in 1788, opgeleid aan het Doofstommen-instituut te Groningen, legde zich bijzonder 132 C KUNST.

toe op het teekenen en schilderen van landschappen, van bloemen en vruchten, waarin hij dermate uitmuntte, dat hij gedurende twee jaren van rijkswege een toelage ontving, om zich te Parijs verder te bekwamen. In 1818 reisde hij, meest te voet, door Frankrijk, Zwitserland en Italië. Na op tentoonstellingen uitmuntende fruit- en bloemstukken te hebben geleverd, vestigde hij zich te Amsterdam, waar hij het ongeluk had ook blind te worden. Hij keerde hier bij zijne verwanten terug en overleed in 1839. Immerzeel, I 219. a. Gezigt over den vijver op het vroegere hoofdgebouw van den Stads- of Prinsentuin alhier, zoo als dit gebouw vóór 1842 bestond. Teekening in kleuren, groot 63 en 48 duim, in lijst. 82. Zijn portret, benevens verscheidene bloem- en fruitstukken, door hem geschilderd en geteekend, berusten met een aantal studiën thans bij zijn schoonbroeder, den Heer L. Sehierbeek alhier. WIULEM van GEYJH, omstreeks 1810 zilversmidsknecht alhier. a. Proeven van graveerwerk, bestaande in zes kl. 8o. plaatjes, voor het werkje van Zange, Verhalen voor de jeugd, gekleurd. 83. JACOB BOlíftA, in 1758 te Dokkum geboren, oefende zich met met A. v. d. Poort en F. J. v. d. Eist daar onder de leiding zijns vaders, werd later huisverwer en schilder te Leeuwarden, waar hij in 1848, 90 jaren oud, stierf. a. Twee voorstellingen uit de valkenjagt, in zijne jeugd in O. I. inkt geteekend; groot 28 en 25, 32 en 28 duim. 84. b. Gezigt op het buiten Vierhuis aan de Ee bij Leeuw, met veel ge­ boomte , in 1843, toen het bewoond werd door Mevr. de Wed. H. Sijbouts, door hem op 85jarigen leeftijd geschilderd; groot 52 en 39 duim, in lijst. 85. TJEERD AÜDRISCA en zijn portret zijn hier vóór op bl. 63 vermeld. OTTO de BOER. 1797—1856. Zie bij zijn portret bl. 64. a. Eene historische compositie met drie beelden, in omtrek geteekend groot 57 en 42 duim, onderteekend: Otto de Boer inv. Ronta, 1824. 86. b. Een Apollo-beeld, ook in omtrekken en van de zelfde grootte , waar onder staat: d'apres l'original à Rome, par O. de Boer, 1825. 87. c. Groote manskop, eene studie naar een buste in gips, geteekend met zwart en wit krijt op bruin papier; groot 44 en 28 duim. 88. d. De Friesehe Maagd te midden van den onstuimigen Watervloed van 1825. Allegorische voorstelling , ontworpen en geteekend door de Boer te Rome, dáár in 't koper gegraveerd door Rafaële Persichini, en door hem toegezonden aan zijn weldoener J. van Leeuwen, om er diens beschrijving TEEKENINGEN, GEAVUBEN ENZ. 133

van den watervloed mee te versieren. Zie bl. 63 der voorrede van dat werk (Cat. Bibl. 94). Proefdruk van de octavo-plaat met afdruk van v. Leeuwen's 12regelig vers, dat de bijzonderheden der voorstelling verklaart. 89.

JAN HENDRIK. HEIJMANS Yzoon, hier in 1806 geb., later schilder te Zwolle en daarna te Arnhem, en ALBERT &ERRITS SWART, in 1813 te Kuikhorne geb., waren beiden leerlingen van v. d. Kooi. Van den laatste, reeds in 1837 overleden, is hier vóór bl. 48, No. 331, een geteekend por­ tret vermeld. Zie over hen Immerzeel, II 39; Kramm, 1594. a. Het naakte beeld van een zittend jongman, in zwart en wit krijt, in 1833 door hen beiden op bruin papier geteekend, daar beider namen er onder staan; groot 45 en 27 duim. * 90. Deze teekening is, even als drie volgende , vervaardigd op de teekenzaal onder den Nieuwe toren, waar, onder toezigt van v. d. Kooi, zijne leer­ lingen zich oefenden om naar het levend beeld te teekenen, in de jaren 4826—36. Behalve de hier genoemde waren daarvan leden: T. Eernstman, J. J. Gr. van Wicheren, C. Wester , D. Hansma, C. B. Buijs, Gr. Fellinga enz.

SJOERD BONGA * zoon van Jacob Bonga voormeld, hier geb. in 1800 en overl. te Marsum in 1864, was een verdienstelijk tee­ kenaar, vooral van - oude gebouwen. Vele zijner afbeeldingen van vroegere Friesche kasteelen hangen thans in Frieslands Kabinet van Oudheden. a. Een aan een tafel zittende vrouw, in zwart en wit krijt op bruin papier; groot 44 en 29 duim. 91. b. Gezigt op den Oldehoofster toren met bolwerk en waterpoort in 1840; uitvoerige teekening in kleuren; groot 30 en 28 duim. 92. Verscheidene andere dergelijke teekeningen van hem zullen later onder de Stadsgezigten voorkomen.

GKEBINUS FEIXIS&A, in 1816 geb. en reeds in 1836 overleden. a. Eene zittende oude vrouw met naaiwerk, in 1832 met zwart en wit krijt op bruin papier geteekend. 93. b. Een zittend oud man met pijp in de hand, alsvoren, ook van 1832, beide met de handteekening van v. d. Kooi er achter; ieder groot 42 en 30 duim. 94. Deze teekeningen, op slechts 16jarigen leeftijd vervaardigd, bewijzen, even als No. 74 hier vóór, hoe véél deze jonggestorven kunstenaar voor de toekomst beloofde. Een zijner schilderijen: een Friesche groenteverkoopster, werd bij Vegilin, 1846, voor ƒ105 verkocht. Kramm, 482. 134 C. KUNST.

CORNELIS HIRIVRDIS RUIJS, hier geb. in 1808, leer­ ling van Eelkema, de Boer en v. d. Kooi, schilderde zoowel por­ tretten als huiselijke tafereelen en landschappen. Hij vestigde zich te Groningen, waar hij in 1872 stierf. Immerzeel, I 117. a. Een landschap met geboomte en een wagen, in 1826 op blaauw pa­ pier geteekend; groot 33 en 25 duim. 95. b. Portret van den Groninger Hoogleeraar J. W. ERMERINS, naar zijne schilderij door f. P. Lange in 't koper gegraveerd, 1845; roijaal fol. 96.

JAM HEUDRIH. MATTHIJSSEW , geb. te 'sHage in 1777 en hier, 78 jaar oud, in 1855 overleden, kwam, na kamerdienaar ge­ weest te zijn van Koning Lodewijk en met hem Parijs bezocht te hebben, in 1812 hier als teekenmeester en portretteur, ook in miniatuur. Vele zijner teekeningen zijn vermeld hier vóór bl. 4, 34, 35, 36, 54, 70, 77, 89 en 90.

JAU RIJK MATTHI JSSEJ», zijn zoon, hier geb. in 1816, vestigde zich als schilder van portretten en landschappen te Arnhem, waar hij in 1846 is overleden. Zie een door hem geteekend portret op bl. 45. REIIIIER van HARDERWIJH, hier geb. in 1819 en overl. in 1849, leerling van Ravenswaay te Westerbork, beoefende de kunst als liefhebber, even als zijn oom JAN VAN HARDEKWIJK RZ. te Rotterdam, die als dichter bekend is (Cat. Bibl. 70, 177, 189) en als teekenaar en voorstander van de schoone kunsten door Immer­ zeel ,11 16, met lof is vermeld. a. Eene ijsvlakte met molen, in O. I. inkt geteekend; gr. 23 en 16 dm. 97.

1JEERD EER1ÏSTMAJ», hier geb. in 1801, leerling van v. d. Kooi, van 1829 tot 42 lector in de teekenkunst aan 'sRijks Athe- naeum te Franeker. Als schilder van portretten en binnenhuizen vermeld door Immerzeel, I 219. Zie lithografiën van door hem geschilderde portretten op bl. 63 en 64. JAI% JOEHE ttABRIËL van WICIIKItKV, geb. in 1808, leerling van v. d. Kooi en de Boer, heeft hier gedurende vele jaren een aantal portretten vervaardigd, ook van Vorstelijke personen, die de raadzalen van het Collegie van Gedeputeerde Staten en van den Gemeenteraad versieren. Immerzeel, III 223; Kramm, 1853. a. De beeldtenissen van Koning WILLEM II en III, op bl. 25 hier vóór beschreven. TEEKENINGEN, GRAVUREN ENZ. 135

b. Portret van Mr. H. 0. FEITH , Raadsheer en Archivarius te Groningen, door hem in 1833 geschilderd en in 1840 op steen geteekend door J. Ensing; groot med. fol. 98. JAA1ÍJE van de* WIEIÆlí, zoon van den Arcliitect Gr. v. d. Wielen, op bl. 64 vermeld, geb. 1798 en overl. 1872, gaf gedu­ rende vele jaren les in het bouwkundig teekenen aan de stedelijke teekenschool en bragt vele bouwplannen zijns vaders in teekening. a. Gevel van een modern heerenhuis, zoo als hier van 1805—40 vele door zijn vader werden gebouwd; teekening in O. I. inkt, gr. 36 en 10 dm. 99. ALBERT MARTIiï, in 1827 geb. te Amsterdam, sedert 1838 hier schilder en teekenmeester, die vooral voor het Friesch Genoot­ schap een groot getal teekeningen vervaardigde, waarvan sommige gesteendrukt voorkomen in het plaatwerk: Friesche Oudheden. a. Een ruitergeveeht, teekening in O. I. inkt, groot 47 en 39 duim, vervaardigd in 1844 voor de Friesche Tentoonstelling van nijverheid en kunst. Cat. N°. 538. 100. b. Gezigt op de landhuizen Oranjewoud en Oranjestein^ in 1860 door hem geteekend en in kleuren gesteendrukt door G. W. Mieling voor het werk van A. J. van der Aa, Ons Vaderland; kl. fol. 104. SIPK.E K.OOL., hier geb. in 1836, deed eene kunstreis naar Frank­ rijk en Italië en schilderde in 1864 te Kome een groot stuk, waar­ van navolgingen zijn: a. De hoogbejaarde Isaäc, in een tent op een-leger uitgestrekt, met Esau, in wanhopigen toestand daar nevens staande, gem. S. Koolpinæ., A. O. Nunnik lith., Steendr. v. P. Blommers. Afdruk uit de Kunstkronìjk; op roijaal fol. papier. 102. b. Photographie van deze schilderij, op grooter formaat. 103. WILLEM TROOST, geb. te Arnhem, was hier gedurende vele jaren vóór hij in 1870 naar Noord-Brabant vertrok, schilder en tee­ kenaar op steen. Hier vóór bl. 35, 36, 45, 49, 54, 58 en 91 zijn verscheidene zijner teekeningen vermeld, gelijk op bl. 92 zijne schilderij van den brand der Kazerne. CHRISTOFFEL BISSCHOP, den 22 April 1828 hier geboren, leerling van H. Schaaff, vestigde zich als schilder te 'sGraven- hage, vooral in het historieele vak, binnenhuizen enz. a. «HEEMSKERK en BARENDS, hun tweeden togt naar het Noorden bera­ mende." Gravure naar zijne schilderij in de historische galerij van Arti et Amicitiæ, in het koper gesneden door C. Ed. Taurel en uitgegeven door de Vereeniging ter bevordering van beeldende kunsten te Amsterdam; het koper groot 45 en 44 duim. 104. 136 C. KUNST.

b. »De dochter van den Voorzanger;" tafereel uit de kerk en in de kleeding van Hindeloopen. Naar zijne schilderij in chromolithographie ge- bragt door J. Bos Wz. te Utrecht (1871); groot 40 en 33 duim. 105. Hierbij is gevoegd de loffelijke beoordeeling van zijn stuk: »de ledige Wieg", dat in 1862 op de tentoonstelling van Arti et Amicitiæ „met regt bewonderd werd en eene eereplaats in deze kunstgalerij heeft erlangd." IiOURENS AliMA TAJ9EMA, den 8 Januarij 1836 te Dronrijp geboren en opgevoed te Leeuwarden, waar zijn vader in het volgende jaar Notaris werd. Als leerling van het Gymnasium voor de studie bestemd, volgde hij echter zijne neiging voor de kunst en werd, na onderwezen te zijn door C. Wester, verder aan de Koninklijke Academie te Antwerpen opgeleid. Hij vestigde zich eerst daar als schilder van historieele onderwerpen en daarna te Brussel, van waar hij . in 1870 vertrok naar Londen, na herhaalde bekrooningen, ook op de wereldtentoonstelling van Parijs in 1867, waar hij 12 tafe- reelen had ten toon gesteld, gelijk vier op die te Weenen in 1873. a. »De opvoeding der kinderen van Clovis." Een binnenplein, door eene op zuilen rustende galerij omgeven, waarbij 15 personen het werpspel met bijltjes naar een bord met cirkels bijwonen. (1861) Deze kapitale schilderij werd bij verloting getrokken door den Koning van België, Leopold I, die, op het verzoek der Vereeniging ter bevordering van beeldende kunsten te Amsterdam, haar een tijdlang afstond om daarnaar deze gravure te doen vervaardigen door J, H. Rennefeld. Het koper is groot 53 en 44 duim. 106. b. 1'Embarcation: eene aanzienlijke Romeinsche dame, die de trappen van een tuin afdaalt, om in een roeiboot te stijgen. Naar zijne schilderij op steen geteekend door J. J. Mesker voor het Album der Kunstkronijk, 1870, waarvan de beschrijving hierbij is gevoegd, waarin hij genoemd wordt »niet alleen een schilder van den eersten rang, maar tevens een archeoloog van veelomvattende wetenschap." 107. c. Twee fluitspelende meisjes, genomen uit zijne schilderij, een Dionu- sosfeest voorstellende; door hem zelven op steen geteekend bij een kort verblijf in den Haag, ten behoeve van het Album van de Ned. Spectator, 1871, N°. 43, hierbij gevoegd, waarin 13 der voornaamste stukken, door hem sedert 1858 geschilderd, worden opgenoemd en zijn groot talent in het doen herleven der oudheid wordt geroemd. 108. Even vóór het afdrukken van dit blad (Aug. 1873) heb ik in de prachtige nieuwe schilderzaal van de Cercle artistique te Antwerpen gezien een liggend vrouwenbeeld, door hem in dit jaar aan die kunstvereeniging geschonken, en waarop hij naast iijn naam heeft geplaatst het cijfer CXIV, als het ge­ tal der schilderijen, nu reeds door hem vervaardigd. D. PLAATSBESCHRIJVING. (TOPOGKAPHIE.)

AFBEELDINGEN VAN DEN VROEGEREN EN LATEREN TOESTAND DER STAD, HARE GEBOUWEN, OMSTREKEN ENZ.

1. Kaarten en Plattegronden. (*)

„Typus Frisiœ veteris." Voorstelling van den toestand van Oud-Fries- land, tusschen de Eems en de Maas, zoowel ten tijde der Romeinen als der Franken. Derde druk der kaart, in 1664 ontworpen door Bernardus Schotanus à Sterringa; in 1698 op grooter koper gebragt en geplaatst voor zijn Frìesche Atlas, en in 1718, met verklarende ran­ den in boekdruk, gevoegd bij de uitgaaf van F. Halma; roijaal plano. 1. Ter plaatse van Leeuwarden aan de Burdo of Middelzee zijn hierop alleen aangeduid Aula Bei (Godshof) en Cammingaburg. Zie de kaartlijst van 1846, No. 8 en 12, en bl. 97 en 120 hier vóór. „Schetskaart van den waarschijnlijken toestand van het land der Friezen en hunne naburen, omstreeks den aanvang onzer tijdre­ kening." Volgens het ontwerp van Dr. J. G. Ottema in 1851 door mij uitgegeven in de Beknopte Geschiedenis van Friesland; gr. 4°. 2. Kaart van Friesland, door Sibrandus Leo omstreeks 1552 vervaar­ digd en in 1579 door Hogenberg te Keulen gegraveerd en gedrukt. Zie kaartlijst, No. 31 en bl. 109 hier vóór.

(*) Voor zooverre die in Atlassen en Kaartboeken voorkomen, zijn deze beschreven in den Catalogus der Stedelijke Bibliotheek, bl. 79, 269, 273, 318, 376 enz. Van de Algemeene Kaarten van Friesland heb ik met Mr. J. T. BoDEL NiJENHüis in 1846 eene beschrijving en kritiek uitgegeven. Van de Plattegronden der stad gaf ik een beoordeelend overzigt in aan- teekening 4 van het 2e deel der Geschiedk. Beschrijving van Leeuw. bl. 410. 't Zal onnoodig zijn die uitvoerige behandeling hier te herhalen. Met verwijzing derwaarts zullen wij ons hier tot eene meer eenvoudige lijst van het verzamelde bepalen en alleen, wanneer het noodig is, daar eenige toe­ lichtingen bijvoegen. 46 138 D. PLAATSBESCHRIJVING.

Groote Kaart van Friesland met de eilanden en de Zuiderzee ten westen, vervaardigd door Sytse Gravius, Sjoerd Haactna en B. Scho­ tanus à Sterringa na de voltooijing der kaarten in de Beschrijving van Friesland van 1664. De plattegronden der elf steden uit dat werk zijn hier als rand om heen geplakt, met nog een tweeden rand, welke eene beschrijving van deze provincie bevat. De breedte van het geheel binnen de houten lijst is 2 el 17 duim en de hoogte 1 el 40 duim. 3. Zie in de kaartlijst, No. 57 , uitvoeriger berigten omtrent dit merkwaar­ dig en zeldzaam stuk, waarvan slechts één ex. bekend is. Ik vond dit in 1843 op doek geplakt opgevouwen liggen in het Athenæum te Franeker, en heb het toen laten lijsten en geborgen op verzoek van het provinciaal bestuur, aan hetwelk de eigendom behoort. „Nieuwe Caert van Fr ie sla nt. (Naar het ontwerp van Schotanus) vermeerdert en verbetert op ordre der Ed. Mog. Heeren Gedepu­ teerde Staeten" (door de zorg van Jhr. Johan Vegilin van Claer- bergen, Grietman van Doniawerstal). Uitgegeven door B. en J. Ottens te Amsterdam (de graveurs) en te Leeuw, bij T. van Dessel(1739). In lijst, breed 130 en hoog 117 duim. 4. Deze op 6 bladen gedrukte en veelal prachtig gekleurde kaart, No. 73 der kaartlijst, verdiende lang de eervolle onderscheiding, welke zij genoot tot de verschijning van de „Algemeene Kaart van de Provincie Friesland, uit kadastrale en andere officiële bescheiden, op eene schaal van 50,000 op 1, zamen- gesteld tot op 1° Januarij 1860. Uitgegeven (na de voltooijing van den Nieuwe Atlas) op last der Staten, bij W. Eekhof (1862)." Geteekend door J. W. Wüteveen en gegraveerd door D. Veelwaard en J. C. Zürcher te Amsterdam. In 4 bladen, ieder in den rand groot 79 en 83 duim. Zie Cat. Bibl. 273. 5. Acht bladen der provincie Friesland van de groote Topograpische en Militaire Kaart des rijks, hier vóór bl. 103, No. 80, beschreven. 6. „Nieuwe Kaart van de provincie Friesland, verdeeld in 11 Stede­ lijke en 32 Landgemeenten, met aanwijzing van de nieuwe wegen, vaarten enz. Naar officieele bronnen bewerkt. Leeuw. W. Eekhof, • 1863, 2e verbeterde druk." Dit ex. is Geologisch gekleurd en gevoegd bij het ex. der Natuurkundige Plaatsbeschrijving van Friesland, door J. J. Bruinsma, 1872, dat de schrijver, met zijne schriftelijke verklaringen er onder, aan deze bibliotheek vereerde. 7. 1. KAARTEN EN PLATTEGRONDEN. 139

De zelfde Kaart, op nieuw gegraveerd, derde veel verbeterde druk van 1870, bij gemeenten gekleurd. Als de vorige gesteendrukt bij P. Blommers te 's Gravenhage; ook roijaal plano. Schaal van 1 à 175,000. 8. „Oostergo." Kaart van dít eerste der drie Friesehe landkwartieren, aan welks westzijde Leeuwarden en Leeuwarderadeel zijn gelegen. Zonder namen of jaar, doch vervaardigd ten behoeve van den Tegen­ woordige Staat van Friesland 'en in 1787 in het 2e deel daarvan uitgegeven; gr. med. plano. Dit ex. is bij grietenijen gekleurd. 9. „De Grieten je van Leeuwerdera-deel," te midden waarvan de stad Leeuwarden met haar grondgebied is gelegen, bewerkt door de vervaardigers der groote kaart, boven bij No. 3 opgenoemd, en voor­ komende in C. Schotanus' Beschrijving van Friesland, 1664, beschre­ ven in den Cat. Bibl. 268; plano. 10. „L eeuwerder deel, D'Eerste Griettenije van Oostergoo. Ook de Gerechtigheit der stad Leeuwarden: wezentlijk afgebeeld door B. Schotanus à Sterringa, 1695." Teekening naar de kaart van dezen, in 1685 vervaardigd en in 1698 in den Friesehe Atlas uitgegeven. De wegen, grenzen en al de staten, boerenplaatsen en huizen zijn in kleuren opgewerkt in dit ex., dat vermoedelijk is vervaardigd door Joh. Hilarides, hier vóór bl. 114 en 121 vermeld. * 11.

De zelfde Kaart, doch geplaatdrukt in den tweeden verbeterden druk van den Atlas bij F. Halma, 1718 (Cat. Bibl. 79), doch dit ex« in roijaal plano nog uitvoeriger en fraaijer gekleurd en afgezet dan het vorige. 12. „Kaart van de grieteny Leeuwarderadeel. Te Leeuwarden, bij L. Schierbeek; (1839) gr. mediaan plano; de vier kadastrale gemeenten gekleurd. 12*. Deze op steen geteekende, duidelijke doch niet in bijzonderheden opge­ werkte kaart was eene proeve van den Landmeter 8. .]. Soveele om van de gansche provincie dergelijke kaarten te geven. Die onderneming is echter niet voortgezet, nadat in 1839 in de Statenvergadering werd voorgesteld, om van wege het provinciaal bestuur in de bestaande behoefte te voorzien door het doen bewerken van een Nieuwe Atlas van Friesland. Groote Kaart van „Leeuwarderadeel, benevens de Stad Leeu­ warden met haar Grondgebied, 1847. Uitgegeven op last der Staten van Friesland, door W. Eekhof." Naar de teekening van J. W. Witteveen gegraveerd door D. en H. Veelwaard te Amsterdam en de letter 140 JD- PLAATSBESCHKIJVING.

door L. Schweickhardt te 's Hage. Eerste blad, in rand groot 76 en 57 duim, van den Nieuwe Atlas van Friesland, uitgegeven van 1849 tot 59, beschreven in den Cat. Bibl. 273. 13. „Gemeente Leeuwarderadeel," met kleine plattegrond van Leeu­ warden ter linker zijde. Uit den Zak-Atlas van Friesland in 36 kaarten. Franeker, Bernh. Behrns, 1861, 4°. 14. „Arrondissement Leeuwarden." Bevattende al de 21 gemeenten of 7 kantons, welke tot deze regterlijke verdeeling behooren. Uit den zelfden, zeer onvolkomenen Zak-Atlas. Lith. v. Tresling en Co. te Amsterdam; breed 4°. Veel beter bewerkt en gegraveerd is de volgende, ook op de schaal van 1: 100,000. 15. „Gemeente Leeuwarderadeel." (1870) Geteekend door J. Kuijper. Uitgave van Bugo Swingar, voorkomende in den Gemeente-Atlas van Friesland; kl. med. 4°. 16. „Kaart van de Grenzen der voormalige Middelzee; behoorende bij de verhandelingen van P. Brouwer Pt. er. W. Eekhof, over dat onder­ werp. Ter Steendrukken]' van L. Schierbeek, 1834:" kl. med. folio, gekleurd. Met de volgende, daarbij later gedrukte, toelichting: 17. »Het» tegenwoordig Fi iesland werd weleer door een zeeboezem, de MIDDEL­ ZEE geheeten, gescheiden en in twee deelen, Wesiergoo en Oostergoo, ver­ deeld. Aan het westeinde lag Bolsward, ter zuidzijde Flst en Sneele, en in het midden der oostzijde Leeuwarden., terwijl zij ter zuidoostzijde de rivier de Boor/i opnam. Toen in de 13e eeuw de landen tusschen Friesland en Noord-Holland dooi­ de Noordzee werden verzwolgen en de Zuiderzee ontstond, verlandde gelijk­ tijdig de Middelzee. Het zuidelijk gedeelte (donker gekleurd) werd eerst opgeslibt en bedijkt, en daarna het overige (ligt gekleurde) al noordwaarts aan, tot dat daaruit het Bilát verrees, dat in 1504 bedijkt werd, gelijk latere aanwassen nogmaals in 1600,1715 en 1754, terwijl de aanslibbing aan de Wadden nog steeds voortduurt. De vroegere zeedijken, die haar bedwon­ gen. 7.iin thans in rijwegen herschapen, gelijk het vroegere water in vrucht­ baar land, dat overal nog den naam van Nieuwland draagt, zoo ver beide kleuren te zamen den geheelen omvang aanwijzen." Deze kaart is door mij ontworpen naar de kaart bij Halma, 1718; die schets is op steen gebragt door C. Brantsma en gedrukt door mij zei ven, toen ik nog knecht was op de genoemde steendrukkerij. „Voorstelling van de ligging van Oud-Leeuwarden aan de Mid­ delzee. omstreeks den jare 1200;" breed 4°. 18' 1. KAARTEN EN PLATTEGRONDEN. 141

In 1845 door mij ontworpen, even als de volgende, ten behoeve der Geschiedkundige Beschrijving van Leeuwarden. Al de in dat werk voor­ komende elf kaarten en platen zijn toen op kosten der Stad gesteendrukt door C. W. Miéling te 'sHage en gratis aan de 900 inteekenaren verstrekt. „Voorstelling van de ligging van Oud-Leeuwarden en nabij ge­ legene dorpen, na de opslibbing van de Middelzee en het graven van de eerste stadsgracht, omstreeks den jare 1400;" breed 4°. 19. „Leeuwarden." Plattegrond der stad, in 't midden , met het voorm. klooster Oud-Galileën aan de Ee ten noorden, de stins „Kammin- gabuer" ten noordoosten, het dorp Huizum ten zuidoosten en verder breede omgeving. Op groenen grond, zijn de gebouwen rood, de wateren blaauw en de wegen geel gekleurd. De grootte van het papier zonder rand is 43 en 30 duim. Merkwaardige en eenige teekening, door den beroemden Keizerlijken Aardrijksbeschrijver Jacobus van Deventer omstreeks 1550 vervaardigd. 20. Uit den boedel van den Griffier Fr. van Aerssen bezat de Heer Frederik Muller te Amsterdam »152 oorspronkelijke planteekeningen van noord- en zuidnederlandsche steden, omstreeks 1550 door Jacob van Deventer ge- teekend," welke hij in Dec. 1865 aan mij verkocht, waarna hij daarvan een uitvoerig verslag gaf in de Navorscher van Julij 1866, dat in de vol­ gende maand door mij met nadere berigten werd aangevuld. Overtuigend bleek daaruit, dat dit de minuten of de origineele teekeningen waren, door van Deventer op de plaats zelve vervaardigd, waarvan hij kopijen ver­ vaardigde in drie groote Kaartboeken, welke de President Viglius van Aytta in 1575 verzond naar Spanje aan den Koning, die van Deventer deze taak reeds in 1558 had opgedragen. Zie Hoynck van Papendrecht, Analecta Belg. I 849 en Molhuijsen, Overijsselsche Almanak, 1839, 55. De teekeningen van de elf Friesche Steden heb ik voor deze en mijne eigene verzameling behouden en al de overige aan de Provinciën, waartoe ze behooren, overgedragen; terwijl de 68 van België aan de Koninklijke Bibliotheek te Brussel zijn overgegaan. In de Bibliophile Beige, 1867, II Aug. gaf de Heer Rulens een uitvoerig verslag van de hooge waarde dier aanwinst. Meerdere bijzonderheden hoop ik eerlang mede te deelen, als het reeds in 1866 bewerkte levensberigt van van Deventer het licht zal zien. „Lewardum, Occidentalis Frisiæ Opp(idum): 1580." Geheel gevolgd naar de vorige teekening, doch op wat grooter schaal en zonder omgeving buiten de stadsgracht; in rand groot 30 en 28 duim, met de afbeelding der kleederdragt van twee mannen en twee vrouwen er onder. De achterzijde is bedrukt met eene beschrijving van de 142 D. PLAATSBESCHRIJVING.

stad in het Iatijn, waarbij ook die van Franeker. Vermoedelijk uit Braunius, Civitates orbis terrarum, te Keulen uitgegeven. 21. De zelfde plattegrond met kleuren afgezet, van achter bedrukt met eene dergelijke beschrijving van beide steden in het fransch. 22. Getrouwe navolging van den vorigen, met het zelfde opschrift, doch zonder jaartal, beeldjes en rand; het koper groot 27 en 22 duim; van achter alleen ter linker zijde bedrukt met eene ned. beschrijving van de stad. Uit Scharlensis, Croniicke van Vrieslant, Leeuw. 1597, in folio. Cat. Bibl. 194. 23. Afdruk van het zelfde koper, dat, met het jaartal 1581, welligt diende in Guicciardini Belgium Universum, Antwerpen 1581, en nu, zonder jaar, doch gemerkt 32, gebruikt werd in Guicciardijn, Beschryvinghe van alle de Nederlanden, overgheset door C. Kilianum, ende vermeer­ dert door P. Montanum. Amst. 1612, fol. Cat. Bibl. 317. 24. Gesteendrukte navolging van de laatsten, uit de Geschiedk. Beschrijv. v. Leeuwarden 1846; br. plano. 25. In dit werk is I 185 de toestand der stad in het midden der 16e eeuw beschreven volgens de aanwijzingen van deze kaart, die stellig naar de opnemingen van van Deventer is gegraveerd, misschien wel door Hogenberg. „Leeuw er den, de hooftstadt van Frislant, 1603," is de ned. en „Leoverdia, metropolis Frisiæ, M io cm", de lat. titel van de groote en uitmuntende kaart, welke Joannes Sems, Geomet. Fris. met twee lat. opdragten aan de Staten en het Hof van Friesland en den Raad en het volk van Leeuwarden toeëigende, nadat zij door Petrus Bastius te Leiden in het koper was gegraveerd; gr. med. plano, het koper, zonder rand, 49 en 39 duim. Zie breeder op bl. 110 hier vóór. 26.

Getrouwe navolging, uit de Geschiedk. Beschrijv. van Leeuw. 1846: gr. med. plano. 27. „Leowerdia, Metropolis Frisiæ Occid. etc. N. Geilkerck fecit A°. 1616." Op wat kleiner schaal dan de vorige , net en naauwkeurig bewerkt ten behoeve der folio-uitgave van Ubbo Emmius; plano, in rand 35 en 27 duim. 28. „Leeu werden, de hooftstad van Vrieslandt. P(etrus Feädes) Harlin- gensis fecit et excudebat. A°. 1622." Op dezelfde schaal die van Sems even naauwkeurig gevolgd en aangevuld met al de nieuwe vesting- 1. KAARTEN EN PLATTEGRONDEN. 143

werken, ja ook met die bolwerken en buurten, welke toen gepro­ jecteerd waren, doch niet tot stand gekomen zijn; groot med. plano, het koper, zonder rand, 51 en 41 duim. Zie verder bl. 112 hier vóór. 29. De zelfde kaart, met kleuren fraai afgezet. 30. „Leo ver dia" is enkel het opschrift van een nieuwen en fraai be­ werkten plattegrond, iets kleiner van schaal, ook gr. med. plano, in rand 50 en 40 duim. Hoewel de niet uitgevoerde bastions ter zuidoostzijde hierop zijn weggelaten, worden er in het Zaailand en langs den noordelijken wal rijen huizen op voorgesteld, die in dier voege niet bestonden en zóó nimmer zijn gebouwd. Het breede com­ partiment ten Z. O. heeft 30 benamingen. 31. Afdruk van het zelfde koper, doch van achter bedrukt met eene be­ schrijving van de stad in het latijn, op twee bladzijden in folio met twee kolommen en een signatuur Q j.; ook gr. med. plano. 32. Zoowel in de Koninklijke Bibliotheek als in die der Leidsche hoogeschool heb ik met de Heeren Campbell en Tiele veel moeite aangewend om den oorsprong van deze schoone uitgaaf na te vorschen, en om zekerheid te bekomen voor het vermoeden, dat zij behoorde tot een Steden-Atlas, door Janssonius te Amsterdam in 1635 of 37 uitgegeven. In de laatstgenoemde bibliotheek komt daarvan een latere uitgaaf van 1657 voor; in eerstge­ noemde zit deze kaart in het Tooneel der vermaarste Koop-steden en Han- del-plaatsen van de geheele wereld, met opgeplakten titel en het adres: »Amst. bij de Erfgen. van Salr. Joan .Janssonius van TVaesberge, 4682", 2 dln. in folio. Deze uitgaaf wordt ook vermeld op bl. 444 van Dr. Ledeboer, het geslacht van Waesberghe, 1869, echter zonder eenige vermelding van vroe­ gere uitgaven, die zeker toch wel ergens zullen bestaan. „Leoverdia." Gelijke kaart, doch gegraveerd op ander koper en • buiten de stadsgracht meer uitgewerkt; ook aangevuld met den nieuwen singel, dien men in 1G4Ö rondom die gracht begon aan te leggen. Het compartiment is versmald en zijn de 30 namen anders gegra­ veerd, Van achter bedrukt met eene lat. beschrijving: „Leowerdia, ex Vbbone Emmio," op twee folio's in twee kolommen, waaraan hier het slot ontbreekt. De signatuur is links: Frisia, regts: v. A. 33. Ook deze fraaije uitgave is zóó onbekend, dat de Heer Tiele daarvan enkel melding vond in den Frankfortschen Mess-Catalog van 1644, als: »Joan. Blaeu, Theatrum novum Urbium totius orbis terrarum, in fol." Mr. Bodel Nijenhuis, wiens rijke kaartverzameling thans berust in de Bibliotheek der Leidsche hoogeschool, heeft hierbij de opmerking ge­ voegd, dat een gelijke plattegrond van Franeker een opdragt heeft van 144 D. PLAATSBESCHRIJVING.

Blaeu aan Prof. J. Antonides van der Linden, Eector der Franeker Akade- mie. Daar deze nu, volgens Vriemoet, 350, dit ambt alleen in 1643ver­ vulde, en de in 1646 door die stad gegraven gracht hierop niet voorkomt, zoo bevestigt dit deze latijnsche uitgaaf van 1644, die, het latere stedeboek voorafgaande, tot dusverre onbekend was. „Leo ver dia." Geheel alsvoren, doch bedrukt met 6 folio-bladzijden: „Beschryving van Leeuwaerden, uyt de Historie van Vbbo Emmius getrokken." De signatuur daarvan is links: Vrieslandt, regts: v A. 34. „L e o v e r d i a." De zelfde kaart in kleuren met 6 foHo-blz. ned. tekst. 35. Opmerkelijk is het, dat Blaeu steeds verzuimde het jaar der vervaardiging op zijne kaarten te zetten , 't geen toch nergens noodiger is dan op platte­ gronden, die eene voorstelling geven van den toestand eener stad op een bepaald tijdstip; — dat hij evenzeer verzuimde daarbij eene nieuwe beschrijving te doen vervaardigen, zoo als hij van Franeker (welligt door tusschenkomst van Prof. v. d. Linden) van Prof. C. Schotanus verzocht en in 1650 zeer uitvoerig ontving; terwijl bij de overige steden enkel een uittreksel van Emmius van 1616, dus bijna dertig jaren oud, gevoegd werd, en 3°. dat hij ook verzuimde op elk blad te plaatsen de namen van teekenaar, graveur en uitgever. Dat Blaeu die keurige plattegronden der elf Friesche Steden heeft uitgegeven is zeker, maar op slechts zes daarvan staat zijn naam alleen onder de opdragt aan de Magistraten dier steden, doch niet bij Leeuwarden en de vier kleinere steden op één blad. Even opmerkelijk is het, dat de hier boven laatstelijk vermelde platte­ grond van 1644 onveranderd is opgenomen in zijn groot en meest bekend werk: 2>Toonneel der Steden van de Vereenigde Nederlanden;" beschreven op bl. 318 van den Catal. der Bibl.; terwijl in dat zelfde werk Franeker voorkomt met de in 1646 doorgegraven gracht en de vermelde uitvoerige beschrijving van Schotanus, die daarin spreekt van het grafschrift van Prof. van der Linden van 1650. Zelfs komt in de zeer uitvoerige beschrijving van Alkmaar, door SIERICK SIERSMA, Secretaris dier stad, de uitdrukking voor: »in het tegenwoordigh jaar 1652, als wy dit schryven." Dus moet het Stedeboek ná dit jaar zijn uitgegeven en niet in het jaar van het octrooi 1648, waarop het Novum Theatrun* in de Bibliographie der Plaatsbeschrij­ vingen van Mr. Bodel Nijenhuis, 1862, No. 48, voorkomt. Vermoedelijk gaf Blaeu in 1644 een eersten druk en in 1648, toen hij octrooi bekwam voor het Theatrum, een tweeden druk, waarop eerst in 1654 het Stede­ boek zal gevolgd zijn. Bestaat er nu van het Stedeboek eene latere uitgaaf, of is de daarin voorkomende plattegrond van Leeuwarden, later veranderd, afzonderlijk en los gedebiteerd als de volgende, waarop wij den meesten prijs stellen, daar het de grootste, schoonste en naauwkeurigste van al onze plattegronden is: 1. KAARTEN EN PLATTEGRONDEN. 145

„Leoverdia." Hetzelfde koper als de beide vorigen, doch zonder beschrijving en de omstreken nog meer uitgewerkt, de singels met boomen beplant en de beide verschillende ..compartimenten veranderd in drie kolommen, waarvan een links de hoofdgebouwen en twee regts de namen der straten hebben No. 1—52, terwijl 53 tot 68 zijn opengelaten. Dit laatste geeft ons eenig spoor om den tijd der voorstelling te ontdekken. Daar het adres is F. de Wit excudit Amst. (die een Atlas in 2 dln. uitgaf), zoo heeft deze latere bezitter van het koper van Blaeu de kaart laten hervormen ná 1664, toen de nieuwe plattegrond in Schotanus verscheen, waarop de Nos. 53—68 ingevuld voorkomen. 36. „L e o v e r d i a." Het zelfde koper als de vorige, onveranderd, doch met het adres: t' Amsterdam bij 1. Cóvens en C. Mortier: dus een druk uit de 18e eeuw, dewijl deze firma sedert 1725 tot omstreeks 1850 daar bestond, en deze, gelijk andere kaarten, steeds onver­ anderd afzonderlijk debiteerde. 37. „L eeuwerde n." (1664) Zeer net gegraveerde plattegrond op wat kleiner schaal dan de vorige, in rand groot 36 en 22 duim, en daarboven een gezigt op de stad, van de zuidzijde genomen, met uitvoerige aanwijzingen, links van de gebouwen, A—Z en a—m, en regts in twee kolommen de straten en grachten, No. 1—68; plano. 38. Hoewel hierop geen naam of tijdsbepaling voorkomt, is het zeker, dat deze fraaije kaart behoort tot de Beschryvinge van Frieslandt van Prof. C. Schotanus, in 1664 op lands kosten geschreven en in folio gedrukt. In het voorberigt vermeldt de schrijver, dat deze plattegronden vervaardigd zijn door de landmeters Sjoerdt Aie&z Haacma en Sijtse Gravius. Zij leverden echter geen geheel nieuw werk, maar veel verbeterde navolgingen van Blaeu , waarom zij op slechts een der volgende bladen hun naam en op twee enkel hunne voorletters plaatsten met de bijvoeging van corrigentibus, hoewel zij bij die van Hïndeloopen voegden: designantibus, dewijl Blaeu daarvan geen plattegrond maar enkel een gezigt had gegeven. Volgens den titel was Jolianncs Jfe/lens (te Franeker) uitgever van het werk en Jaco't van Meurs (te Amsterdam) graveur van de 46 kaarten en plattegronden, die dit werk versieren, hoewel de laatste veel beter dan de eerste bewerkt zijn. „Leeuwerde n." Getrouwe navolging van die kaart, uit de Geschiedk. Beschrijving van Leeuwarden, 1846; plano. 39. „Leeuwarden." Net miniatuurkaartje, groot 6 en 4Vs duim, No. 29 gevolgd, vermoedelijk uit den rand der kaart van Friesland enz. bij C. J. Visscher, 1628 en later, No. 42 onzer kaartlijst. 40. 17 14« D PLAATSBESCHRIJVING.

„Leevwaerden." Navolging van dezelfde kaart, in kwarto of 13'/2 en 11 duim, met aanwijzingen in den n. w. hoek No. 1 —14. Ver­ moedelijk uit een lat. uitgaaf van Gruiceiardijn van 1652 in kl. 8o 41. „E eevwaerden," van gelijke grootte, uit een uitgaaf van 1660 Hierop zijn echter de geprojecteerde bastions weggelaten, zoodat, bij zwarter gravure, Janssonius, No. 31, gevolgd is. De aanwijzingen, ook op den n. w. hoek, zijn vermeerderd No. 1—20. 42. Al de tot dusverre vermelde plattegronden onderscheiden zich door déze bijzonderheid, dat zij de stad voorstellen als bij vogelvlugt gezien met de gebouwen, ja alle huizen in opstand. Zij leveren dus een veel schooner tafereel en naauwkenriger beeld der stad dan de latere, die slechts den omvang der gebouwen en der blokken huizen in omtreklijnen vertoonen. De eerste , die van deze vroegere schoone manier, zeker eene zeer moeije- lijke kunst, afweek, was een Duitscher. als: „Le vr wae rden;" een plano blad van 25'h en 17 duim, No. 29 niet zeer naainvkeurig gevolgd. Uit M. Zeiller, ïopographia circuli Bur- gundici, Francof. 1654, fol. 43. „Plaji van de Stad Leeuwarden," in breed kl. 8°. 11 'h en 9'L duim, naar Schotanus, No. 38, gevolgd, met aanwijzingen No. 1 —10 ter linkerzijde, 't Is een gedeelte van een grooter blad uit een ons on­ bek • d werk. 44. „La Ville de Lewarde," in breed 4°, 18'A. en 14 duim, ook naar No. 38 zeer ruw geëtst, met deze bijzonderheid, dat tusschen de lijnen der blokken de torens en kerken in opstand geteekend zijn. Het komt geheel overeen met 45. „La Ville de Lewarde," van gelijke grootte, doch veel fraaijer en krachtiger gegraveerd, en met naam: Harrewyn fecit Beide behooren tot: Les Délices des Pays-bas en: Het Schouwburg der Neder­ landen , te Antwerpen herhaaldelijk gedrukt, waarvan wij de uitgaven " van 1786 beschreven in den Cat. der Bibl. bl. 320. 46. „La Ville de Lewarde," van nagenoeg gelijke grootte, doch waarop de kerken niet en de loop van vele straten zeer verkterd zijn aan­ gegeven , terwijl de buitengracht door denkbeeldige vestingwerken is omringd. 47. „L e w a r d e n." Teekening in kleuren , alleen van de vestingwerken der stad, zoo als ze in No. 29 zijn voorgesteld; breed folio. 48. 1. KAARTEN EN PLATTEGRONDEN. 147

„Leevwarden." Teekeniüg alsvoren, ook inkleuren, doch aangevuld met den loop der binnengracht door de st ad. Uit het woord verges, hierop voorkomende, blijkt, dat deze, even als de vorige, van fran- schen oorsprong is; breed folio. 49. „Plan van L e u w a r d e n , so als dezelve in 't begin in hare Vesting- werken gelegen heeft. A°. 1622." Groote teekening in kleuren, alleen van de wallen niet de buiten- en binnengrachten. De ver­ vaardiger meende, volgens bijgevoegde gebrekkige aanteekeningen , dat de drie geprojecteerde dwingers ter z o. zijde in 1622 aangelegd, doch vóór 1664 geslecht zijn. De grootte is 56 en 45 duim. Ter linkerzijde van het blad is eene teekening in kleuren, van 45 en 25 duim, welke eene zeer verkeerde voorstelling geeft van de stad. „binnen haar oude muiren," toegelicht door eenige hist. aanteekeningen. 50. „Plan van Leeuwarden, gemeeten door J. H. Knoop, Mathema­ ticus." Teekening in kleuren, groot 55 en 50 duim, meteen gezigt op de stad ter zuidzijde er onder en vele plaatselijke benamingen er nevens, in lijst. Zij is vermoedelijk van omstreeks 1760 en te merk­ waardiger, omdat zij de eenige kaart van den juisten toestand der stad is, welke tusschen 1664 en 1822 is vervaardigd. 51. „Kaart van de stad Leeuwarden met derzelver publieke gebouwen, grachten, pijpen , bruggen, wallen en buitensingels. Opgemeten en in kaart gebragt door den landmeter A. Hansum, 1822." Op ver langen en ten gebruike van het Gemeentebestuur geteekend en zeer naauwkeurig uitgevoerd, groot 69 en 59 duim, in lijst. 52. Zeer groote Kaart van Leeuwarden, door den zelfden teekenaar vervaardigd in 1822, op last en ten dienste der Raadscommissie ter ver­ betering der bestrating, dienende tot aanwijzing van de grootte der straten voor elk huis, en van de pleinen enz. voor rekening der stad uitgevoerd. 53. Vervolgens werd deze stad in 1825 door de landmeter* van het Kadaster opgemeten en in kaart gebragt. Deze belangrijke arbeid heeft ons van deze stad en haar regtsgebied eene zeer naanwkeurige voorstelling gegeven, welke, daar zij elk jaar met de voorgevallene veranderingen aangevuld wordt, een arbeid van blijvende waarde en gezag i». Deze kaarten worden met de daarbij behoorende registers in een afzonderlijke kast op de Raad­ zaal bewaard. Naar die gegevens is vervaardigd : „Kaart van de Gemeente Leeuwarden, waarop de Vastigheden der stad door nummers worden aangewezen." Zij is omstreeks 1836 vervaardigd door R. D. Nauta en bevat, ter grootte van 1,38 el en 148 D. PLAATSBESCHRIJVING.

83 duim, het gansche grondgebied, waartusschen de gekleurde platte­ grond der stad-zelve 25 en 16 duim beslaat. Hierop zijn al de kadas­ trale perceelen, welke behooren tot de vier daarin gelegene boere- plaatsen en losse landen der stad opgewerkt en genummerd , terwijl zij later met alle verdere plaatselijke benamingen is aangevuld. 54.

Kaart van Leeuwarden, of „vergaar van Eigendommen der stad," binnen de wallen, in 2 bladen, ieder groot 80 en 50 duim, door den zelfden teekenaar in kleuren vervaardigd omstreeks 1857, waarop nu al de kadastrale perceelen in de stad, welke toen Gemeente-eigen­ dom waren, met cijfers zijn aangewezen. 55 a en b. 't Is zeer opmerkelijk, dat, terwijl er in de 17e eeuw zoo verschillende plattegronden dezer stad het licht zagen, er gedurende den ganschen loop der 18e eeuw geen enkele gedrukt en uitgegeven werd. Daar al de laatst opgenoemde teekeningen waren, alleen ten behoeve van het Gemeentebe­ stuur, zoo bleef het publiek geheel verstoken van eene voorstelling der stad, welke intusschen door aanbouw en gedeeltelijke afgraving van de wallen zoo groote veranderingen had ondergaan. Ka de làaart van 1664 verscheen dan eerstelijk in het openbaar: „Plattegrond der stad Leeuwarden. Te Leeuwarden bij L. Schier- beek." Deze uitgever had hier in 1827 voor het eerst eene Steen- drukkerij opgerigt, waarop deze kaart, naar het kadaster geteekend door den landmeter S- J- Soveele en op steen gebragt door C. Brantsma, in 1839 vervaardigd werd. Op groot mediaan plano of in rand groot 45 en 35 duim, is zij vrij goed en naauwkeurig uitgevoerd, en met talrijke opgaven van gebouwen, straten enz. toegelicht. De kerken zijn hierop blaauw, de huizen rood en de wateren ligt blaauw gekleurd. 56. De zelfde kaart alsvoren, doch de blokken huizen alleen in omtrek rood afgezet. 57. Dezelfde kaart zwart, waarop de omgangen van de nachtwachten met gekleurde lijnen zijn aangegeven. 58. „Leeuwarden, de Hoofdstad der provincie Friesland, naar het ka­ daster in kaart gebragt. Uitgegeven door W. Eekhof, Stedelijk Archivarius, 1845." Steendruk van C. W. Mieling te 's Hage. - Ge­ teekend door den landmeter J. Sickler op groot med. plano of in rand 48 en 38 duim. Uitgegeven in de Geschiedkundige Beschrij­ ving van Leeuwarden. Onafgewerkte proefdruk, met uitvoerige aan­ wijzingen der overige plaatselijke benamingen ter regterzijde in twee kolommen. 59. 1. KAARTEN EN PLATTEGRONDEN. 149

De zelfde kaart afgewerkt, de blokken huizen en gebouwen gehart- seerd en de plaatselijke benamingen met andere letter in één kolom regts. 60. Dezelfde kaart op een blad glad karton gedrukt. 61. De zelfde kaart alsvoren in gouddruk. 62. Zulk een pronk-ex. is destijds vereerd aan al de leden van den Gemeen­ teraad , die de uitgave van de Geschiedt Beschrijving bevorderd hadden. „Leeuwarden." Deze kleine, nette en naauwkeurige kaart is ge- teekend door den landmeter A. Douglas, gesteendrukt door A. van Calsbeek en uitgegeven door Hugo Suringar alhier, zonder jaar, doch in 1864 na het leggen van den Spoorweg langs deze stad. Op gr. med. kwarto is zij 20 en 18 duim groot en heeft vele plaatselijke benamingen ter linker en regter zijde. 63. „Gemeente Leeuwarden." Kleine plattegrond der stad, omgeven door geheel haar grondgebied en een gedeelte van de naastgelegene gemeenten^ waarvan zij op de grenzen door kleuren is afgescheiden. Geteekend door J. Knijper (te Amsterdam). Uitgave van Hugo Suringar te Leeuwarden, behoorende tot diens Gemeente-Atlas van Friesland; kl. med. kwarto of 18'/2 en 15 duim. Schaal van 1: 50,000. 64. Jammer, dat weder nagelaten werd, het jaartal op deze kaartjes te plaatsen, zoodat het onzeker is, van welk tijdstip zij eene voorstelling geven. Van dit kaartje zal het 1865 zijn, hoewel het volgende kennelijk van 1870 is: „Gemeente Leeuwarden No. 2. Stad." Plattegrond van de stad zelve op grootere schaal 1: 10,000, door en bij do zelfden, met aanwijzingen ter regter zijde. Beide zijn op gelijke grootte net en naauwkeurig in steendruk (van Treding en Co. te Amsterdam) uit­ gevoerd. 65.

SI. Kaarten en Plattegronden van bijzondere gedeel­ ten der stad en haar grondgebied.

Kaart van de landen tusschen den Grachtswal, Achter de Hoven en het Zuidvliet, door E. van Hoek omstreeks 1780 in kleuren getee­ kend, groot 82 en 51 duim. 66, 150 D. PLAATSBESCHRIJVING.

De Harlinger vaart, tusschen het Geregt, Schenkenschans en de Zwette, met de daaraan gelegene 16 pondematen lands, welke, door den landineter J. Groenewoud opgemeten, volgens de onderstaande verklaring van den Procureur Fiscaal D. Feenstra, bij Hofs scheiding van den 12 December 1780 zijn gedeeld tusschen de stad Leeu­ warden en Sint Anna-leen; in kleuren, 42 en 32 duim. 67. Dit stuk bevestigt'- alzoo mede het feit der scheiding van eene massaliteit, waarover nog is getwist tot den jare 1859, toen er eene beslissing van Gedeputeerde Staten noodig was om daaraan een einde te maken. Zie de Geschiedenis van het St. Anna-leen, 1860, bl. 45 en 97. „Plattegrond van de zoogenaamde Prinsentuin. — Opgemeten door den Conducteur A. Hansum, in den jare 1820;" in kleuren, 65 en 44 duim. 68. Deze teekening vertoont den ouden vorm van den Stadhouderlijken tuin, van ongeveer twee bunders oppervlakte, met het Zomerhuis en trap in den hoek, den kantigen vijver, de twee breede dubbele trappen (met latere kegelbaan en sociëteit) , trekkast en woonhuis, zoo als hij bestond, toen bij Koninklijk besluit van 21 Mei 1819 »de stad Leeuwarden in het bezit van den grond werd hersteld, met den wensch, dat de tuin bij voort­ during in stand gehouden worde en tot wandelplaats voor de ingezetenen bestemd blijve." Ter bevordering van dit doel besloot de Raad , om den tuin naar den smaak en de behoeften van dien tijd te doen aanleggen en inrigten. Op zijn ver­ zoek werden daartoe de twee volgende plannen ontworpen en ingediend: Ontwerp van een nieuwen aanleg, vergraving en beplanting van den Prinsentuin, met naar het westen verlengden vijver, waarineen eilandje, ingezonden door ,H. de Vries en zoon te Weesp, 1820; in kleuren, 66 en 46 duim. 69. AndíTr ontwerp op grooter schaal en breeder opvatting, met verlengden vijver in 't midden, benevens een kom met berg tegenover den ingang. vervaardigd door L. P. Roodbaard, 1820; in kleuren, 93 en 58 dm. 70. Met eenige wijzigingen werd dit plan gevolgd en door den ontwerper in 1822 en 23 uitgevoerd op de wijze als in de Geschiedk. Beschrijv. van Leeuw. II 317 is vermeld. Het terrein tusschen het Blokhuis, Tuchthuis en de Keizersgracht, met de drie stads gebouwen: Turfschuur, Kazerne en Ammu- nitieschuur, welke in 1824 voor ƒ 9000 door de Stad aan het Rijk zijn overgedragen ter vergrooting van de gevangenis; geteekend door J. van der Wielen, in kleuren, 41 en 22 duim. Zie Gesch. Beschr. v. Leeuw. II 339. 71. 2. BIJZONDERE KAARTEN. 151

Plan van het graven van een Stads Ver s ch wa t er- v ij ver, zoo als die (zonder het hierbij gevoegde Kruidmagazijn) , naar het ont­ werp en onder leiding van L. P. Roodbaarã, in 1826 aan den oos- telijken singel is aangelegd. Teekening in kleuren, 41 en 26 duim. Zie G. B. v. L. II 260. 72.

Drie grond- en twee opstand-teekeningen van de Kazerne: Prins Prederik op den Amelandsdwinger, welke van Stadswege in 1827 werd aanbesteed voor j 181,000 en ingewijd in 1829; in kleuren geteekend door den zoon des bouwmeesters J. van der Wielen. Mat het Bestek, groot 25 bl. in folio, in gesloten blikken bus. Zie G. B. v. L. II 236. 73. „Teekening van de nieuwe Begraafplaats, buiten de Hoeksterpoort te Leeuwarden. Schaal 500 op een. Opgemeeten en in kaart ge- bragt door J. J. Seidel Lz., Opzigter bij den waterstaat in Vries­ land:" (1832) in lijst, 69 en 61 duim. Zie G. B. v. L. II 239. 74. Zes ontwerp-teekeningen van de aan te leggen Begraafplaats en de verbreeding en bestrating van den Spanjaardsweg derwaarts; — negen dito van de daarop te plaatsen Gebouwen en hek; —• negen dito van aan te schaffen Lijkkoetsen en wagens; — vijf groote tee- keningen van de vijf Afdeelingen der Begraafplaats, benevens die voor de Israëliten, allen met de bepaalde nummers der graven ; op­ gemeten en in kaart gebragt door J. J. Seidel Lz. (1829—1832). Te zamen in eene groote portefeuille, waarbij ook 75. Zes groote teekeningen van de „Stads Plaatsen," of de vier boer­ derijen, behoorende tot de vroegere geestelijke goederen, en van andere bezittingen der Gemeente in en buiten het grondgebied der stad. Met opgaven van de grootte der perceelen naar het kadaster, geteekend door R. D. Nauta, omstreeks 1850. Benevens 76. Een groot getal ontwerp-teekeningen van de verbouwing van schuren en andere eigendommen der Gemeente, landmetingen enz. , uit ver­ schillende tijden. 77. Plattegrond en opstand-teekening van de Rotonde in den Stads- of Prinsentuin gebouwd in 1830, waarin toen Koning Willem I met den Kroonprins ei Erfprins feestelijk zijn ontvangen; 36 en 28 duim. 78. Situatie-teekening van den Hoeksterpoorts-dwinger en verder breede omgeving, door welken in 1830 de Straatweg naar Groningen 152 D. PLAATSBESCHRIJVING.

is gegraven en aangelegd, met Rijks Draaibrug over de stadsgracht, volgens overeenkomst van het provinciaal met het stedelijk bestuur van 26 Nov. 1831, waarbij de Stad den Zwarteweg met eene uit­ keering van ƒ40,000 aan het Rijk overdroeg In kleuren, 75 en 61 duim. Zie G. B. v. L. II 280. 79. „Kaart van de situatie binnen en buiten de Wirdumerpoort van de stad Leeuwarden," waarop nevens den ouden toestand is geprojec­ teerd de regte doorgraving van den dwinger en het leggen van een Brug met walhoofden naar den Zuider-straatweg , in 1831 uitgevoerd; schaal 500 op 1; in kleuren, 111 en 45 duim, met bijgevoegde kleinere schetskaart. Zie G. B. v. L. II 216. 80. Schetsteekeningen van den aanleg van b e p 1 a n t i n g e n bij de Wirdumer- en Hoekster-poorten, ter zijden van de doorgegravene straatwegen, in 1831; gr. med. fol. 81. „Situatie-teekening van een gedeelte der binnenlandsche waterkeering, genaamd: de Swe11e", tusschen Schenkenschans en den Schradijk ten noorden, met aanwijzing van de afgravingen; in kleuren getee- kend door Adriaan Hansum en ingezonden door den Hoofd-Ingenieur P. Wellenberg in 1836; in kleuren, 56 en 24 duim. 82. Deze dijk, opgeworpen uit de westelijke Zwettesloot, welke de grensscheiding is van Leeuwarden en Menaldumadeel, diende vroeger om, als Westergoo overstroomd mogt worden, Oostergoo te beveiligen, gelijk het Verlaat om het opstuwen van het water uit het eerste naar het laatstgenoemde kwartier te verhinderen. Sedert het Verlaat in 1859 is weggeruimd, heeft ook de Zwette als waterkeering of slaperdijk geen belang meer. Teekening van den ouden Weg naar Marsum met de daaraan ten noorden en zuiden gelegene perceelen onder Leeuwarden, met lijst van de eigenaren en gebruikers daarvan, vóór deze weg in 1840 van Rijkswege verhoogd, verbreed en bestraat werd als groote weg naar Harlingen; in kleuren, 100 en 33 dm. Zie G. B. v. L, II281. 83. Plan van de verlegging der beplanting van het Tournooiveld, het westelijk gedeelte van den Prinsentuin, toen daarvan een stuk zou worden afgenomen voor een te bouwen Tusschen- en Bewaar­ school (1841); door L. P. Roodbaard in kleuren geteekend, 48 en 29 duim. Zie G. B. v. L. II 230. 84. Planteekening van den ouden N o order wal en Oldehoofster-dwin- ger, ten einde deze door vergraving en beplanting langs de buiten­ gracht in verbinding te brengen met den aanleg van den Prinsen- 2. BIJZONDERE KAARTEN. 153

tuin en het vernieuwde zomerhuis; ontworpen door L. P. Roodbaard (1842); in kleuren, 95 en 43 duim. Zíe G. B. v. L. II 219. 85, Dit was een der laatste groote werken, die, naar de inzigten van Bur­ gemeester T. FEENSTRA en met hulp van den Architekt GL VAN DER WIELEN , ter verfraaijing dezer stad werden uitgevoerd door een man als LUCAS, PETRUS ROODBAARD , die, in 1782 te Assen geboren en tot schilder opge­ leid, hier den 23 Mei 1854 overleed, nadat hij de oude stijve bolwerken en dwingers dezer stad, even als den Prinsentuin en de Begraafplaats, in smaakvolle beplantingen herschapen en daardoor haar sieraad en genoegen grootelijks verhoogd had. Ook verschillende buitenplaatsen in deze pro­ vincie , met name Vogelzang te Veenklooster, Stania te Oenkerk, de Klinse te Oudkerk en Vijversberg te Rijperkerk, heeft hij vervormd en ze haren tegenwoordigen bevalligen aanleg gegeven. Te veel verpligting hebben wij aan 's mans zeldzame bekwaamheden in dit kunstvak, om zijn naam hier niet met eere te vernielden en te bewaren. Van een later plan, om in den Prinsentuin aan het vermelde Zomer­ huis eene groote uitbreiding te geven, ter bekoming van een nieuwe zaal (van wel 322 vierkante ellen oppervlakte!) met vier kolommen er voor en gebogene galerijen daar nevens, is een schetsteekening hierbij gevoegd; ook ten bewijze, dat de regeering reeds lang is bedacht geweest om een wensch van enkele personen althans in overweging te nemen. 86. Teekening van den ouden Hoogedijk, tusschen den Spanjaardsweg en de Bontekoe, met al de daaraan ten westen en oosten gelegene perceelen onder Leeuwarden, met lijst van de eigenaren en gebruikers daarvan, vóór deze weg in 1847 van Stadswege bestraat en beplant werd, ten gevolge waarvan de bebouwing zoodanig toenam, dat do vier toen hieraan gelegene huizen thans tot 14 zijn toegenomen. In kleuren bewerkt, 1OO en 33 duim. Zie G. B. v. L. II 283. 87. Twaalf planteekeningen van een te stichten nieuw Beursgebouw, waartoe verschillende plaatsen, naar tijdelijke inzigten, in aanmer­ king kwamen, alsr a. bij de Waag; b. aan de Wortelhaven en c. aan de Oosterkade, waartoe op beide laatste plaatsen sedert 1847 een aantal panden van Stadswege aangekocht en later deels afge­ broken, deels weder verkocht werden, daar geen dezer plannen tot uitvoering kwam. Allen geteekend door den Stedelijken Architekt T. Romein. Zie G. B. II 262. 88. „Teekening van de Stedelijke Begraafplaats te Leeuwarden in 1856," bevattende de vijf afdeelingen met de nummers der graven en aanwijzing in hoe verre daarvan toen reeds gebruik was gemaakt. Op doek en rollen breed 2 el 9 en hoog 1 el 70 duim- 89. 18 154 D. PLAATSBESCHRIJVING.

„Situatie-teekening der Trekvaart van Harlingen naar Leeu­ warden, aanwijzende het ontwerp tot bevaarbaarmaking dezer vaart voor de schepen, welke thans verpligt zijn oveì* de Wadden te varen. Bij missive van 19 September 1856 ingezonden door den Hoofd-Ingenieur C. J. Bolten." Schaal van 1 à 25OOO. Steendruk van S. M. A. Ter Horst te Leeuwarden; lang 110 en breed 29 dm. 90. De hierbij voorgestelde groote werken, tot afdamming, droogmaking, uitdieping en afronding ' dezer vaart, de verwijding der daarin gelegen bruggen, de slatting van de Leeuwarder-Noordergracht met de doorgraving er van tot in de Ee enz., zijn alle in 4859 uitgevoerd met groote kosten, ten einde het hoofdkanaal, van Dokkumer Nieuwe Zijlen langs Leeuwarden tot in de haven van Harlingen, voor grootere schepen bevaarbaar te maken. Bijzondere opgaven daarvan bevat de Memorie over den prov. waterstaat, van 1869, bl. 162. Cat. Bibl. E 144. Daarin was mede begrepen de volgende groote verandering. Twee situatie-kaarten van het terrein van het Stads-Verlaat, waarop, met geheele wegruiming van deze waterkeering , wordt voorgesteld: óf een voetbrug met ééne doorvaart, óf een draaibrug met twee doorvaarten, benevens verandering der oevers van de Stadsgracht en de Harlinger vaart, en het verleggen van den Sneeker trekweg meer oostwaarts. Den 16 en 23 April 1859 ingezonden door den Architekt T. Romein. Ieder groot 81 en 52 duim. 91 ce en b. Kadastra'le teekening van den Noorder-dwinger en plattegrond van het Militair Hospitaal, alsmede van al de ten zuiden daar­ van gelegene woningen, tot wier verbouwing het bestuur der Israë­ litische gemeente eenigen grond van de stad verzocht, welke echter niet werd toegestaan. 1859. 54 en 43 duim. 92. Kaart van de landstreek bezuiden de stad Leeuwarden tot voorbij Haskerdijken, waarop een roode lijn is getrokken van een voor­ gestelden Spoorweg bewesten den Zuider-straatweg en de daaraan gelegen dorpen Irnsum en Akkrum. In kleuren, 102 en 61 duim. 93. Deze fraai geteekende kaart is een overblijfsel van de opnemingen, om­ streeks 1858 gedaan ten behoeve van den aanleg van spoorwegen in Fries­ land , waarvoor van tijd tot tijd verschillende aanvragen tot concessie door bijzondere personen en vereenigingen werden gedaan. De hierop voorge­ stelde rigting is ten aanzien van Leeuwarden zeer opmerkelijk, dewijl het Stationsgebouw dán zou geplaatst worden bewesten de stad, op het tweede stuk lands achter den Harlinger stal-; terwijl de Spoorweg van daar zou loopen: zuidwaarts over de Harlinger vaart langs het Nieuwland, west- 2. BIJZONDERE KAARTEN. 155

waarts met een gebogen lijn, benoorden Marsum om, naar Harlingen, en oostwaarts, met eene kromming langs de Begraafplaats, over de Ee naar Groningen, 't Is zeer vreemd, dat, daar de Ingenieur Conrad reeds in Mei 1846 het Woudboersland bezuiden de stad, nabij hare groote avenue, den Wirdumerdijk, als de geschiktste plaats voor een Stationsgebouw aanwees, de opvolgende ingenieurs daartoe de meest ongeschiktste plaatsen kozen, als: aan den Zwarteweg, achter den Harlinger stal en bij de Begraafplaats, waar laatstelijk de bakens stonden, nadat bij de wet van 48 Augustus 1860 (Staatsblad, No. 45) eindelijk was bepaald, dat de Spoorwegen door den Staat zouden aangelegd worden. Na sterken tegenstand tegen die laatstge­ noemde plaats , kwam de Commissie voor de Staats-spoorwegen hier in April 4861 zelve over en besliste zij het verschil, door de standplaats bezuiden de stad te bepalen, zoo als zij is voorgesteld op de volgende kaart. „Staats-spoorwegen. Lijn B. Sectie 1. Stations emplacement Leeuwarden," tusschen de Harlinger vaart, de Stadsgracht en de vaart de Potmarge met den straatweg naar Zwolle daar nevens. (1861) Plaat 1 van het bestek No. 53. Schaal van 1 à 2OOO. Steendruk van J. Lobatto Re. te 'sHage; 50 en 31 duim. 94. Plattegrond en Voorgevel van het Stationsgebouw te Leeuwarden» dat den 29 Januarij 1863 door J. H. Keijzer alhier werd aange­ nomen te bouwen voor ƒ 53,900. Plaat 1 van het bestek No. 60. Schaal van 1 à 100. Steendruk van E. Spanier te'sHage; 81 en 38 duim. 95. Kaart van den ouden toestand van het Sneekertolhuis-dijkje en van de daaromheen gelegen kadastrale perceelen, dóór welke de spoorweg is gelegd. In 1861 geteekend in kleuren door R. D. Nauta; 57 en 43 duim. 96. „Nieuw Sint Anthon ij-Gas thuis te Leeuwarden." Plattegrond van deze weldadige instelling voor bejaarde mannen en vrouwen, welke in 1864 werd gesticht vóór met vier vleugels op den grond van het vroegere Schoenmakersperk en achter in één hoofdgebouw aan den Groeneweg; onder het Rentemeesterschap van Mr. S. W. Tromp en naar het plan van den Architekt F. Stoett ontworpen en uitgevoerd, tot groot nut en sieraad dezer stad. Gesteendrukt door Å. van Calsbeek; 48 en 29 duim. 97. „Schetsplan No. 1 en 2 voor een gebouw, ingerigt tot R ij k s Hoo­ gere Burgerschool met vijfjarigen cursus te Leeuwarden." In­ gezonden bij missive van 30 November 1864 door den Architekt T. Romein. Twee teekeningen van de onder- en bovenverdieping; in kleuren, ieder 40 en 32 duim. 98 a en b. 156 D. PLAATSBFSCHEIJVING.

De aanbesteding van dit gebouw, voor rekening der Gemeente, en het afbreken van elf woningen ter oostzijde van het Zaailand, die daarvoor plaats moesten geven, geschiedde den 25 Nov. 1865 voor ƒ62,547. Den 12 September 1867 werd de school geopend.

„Grondplan voor de uitbreiding van de bebouwing der ge­ meente Leeuwarden, tusschen den Staats-spoorweg en het Zaai­ land." Hierbij werd voorgesteld, om de Stadsgracht tusschen de Zuiderbrug en het Verlaat, kronkelende om de drie bastions en bolwerken heen , regtdóór te graven, de daardoor afgescheiden hoeken te dempen, daar langs breede kaden en wallen aan te leggen, en de ten noorden en zuiden gelegen gronden tot aan den spoorweg te verdeelen in elf bouwterreinen, met nieuwe straten daar tusschen, en deze erven ter bebouwing uit te geven. Met eene memorie ingediend door den Architekt T. Romein den 18 October 1866 en in hoofdzaak aange­ nomen door den Gemeenteraad den 11 April 1867. Steendruk van A. v. Calsbeek; 62 en 44 duim. 99. Dit grootsche plan, waardoor dit oord eene geheele herschepping onder­ ging , werd in 1868 en vervolgens uitgevoerd en kon men in 1869 over­ gaan tot verkoop van de gronden benoorden de nieuwe gracht en in het Zaailand, volgens de Teekening, behoorende bij de voorwaarden der uitgifte en bebou­ wing van 47 genummerde perceel en van het terrein der uitbrei­ ding van de gemeente, door genoemden Architekt ingezonden den 9 Febrnarij 1869; 76 en 21 duim. 1OO. Het bouwterrein C, ten oosten der Hoogere Burgerschool, was echter niet in den verkoop begrepen, maar bestemd om daarop een Beursgebouw te plaatsen. In 1872 zag de Gemeenteraad van dit voornemen af en besloot tot den verkoop van die plek, volgens de Ontwerp-verdeeling van het terrein ten oosten van de Hoogere Burger­ school in zeven bouwperceelen. Gesteendrukt door A.v. Calsbeek, 4n. 101. De gansche ruimte werd echter niet in gedeelten, maar in Januarij 1873 in het geheel voor f 32,000 gekocht door de Voogden van het Old Burgere- Weeshuis , met oogmerk om daarop een nieuw gesticht te doen bouwen. Nadat intusschen de Prins Hendriksbrug gelegd en de Stationsweg be- straat was, werden ook de overige zeven bouwterreinen, op het Nieuwland bezuiden de nieuwe gracht, verkrijgbaar gesteld en afgebeeld op de Teekening, behoorende bij de voorwaarden betrekkelijk de uitgifte en bebouwing van 98 genummerde perceelen der uitbreiding van de gemeente, tusschen den Zuider-straatweg en den Sneeker trek- 2. BIJZONDERE KAARTEN. 157

weg, volgens Raadsbesluit van 9 Januarij 1873, ingezonden door den Architekt T. Romein. Steendruk van S. R. Rolf; 104 en 41 dm. 102. Ontwerp-Veemarktplaats tusschen de Harlinger vaart en den Stations­ weg , ingezonden door den zelfden den 17 Maart 1872 en in 1873 uitgevoerd. Steendruk van A. v. Cal&beek; 31 en 26 duim. 103. Teekening van eene verbeterde inrigting van het Aschland met daarop te bouwen vijf groote overdekte mestplaatsen enz. Door genoemden Architekt ingezonden den lOOctober 1870; 55 en 37 dm. 104. Ten behoeve eener verbeterde straatreiniging zijn er in dat en volgende jaren groote kosten besteed om deze inrigting op een goeden voet te bren­ gen, met dit gunstig gevolg, dat door de goede zorgen van den Directeur J. Soutendam daarvan in 1872 reeds eene winst van ongeveer ƒ10,000 voor de Gemeente is behaald, terwijl de reinheid en gezondheid der stad daar­ door bovendien, even als de belangen van den landbouw , zeer zijn bevorderd.

3. Afbeeldingen van Stadhouderlijke en Lands Gebouwen.

Het Hof der Stadhouders van Friesland, bestaande uit twee hoofdgebouwen met gevels aan de straat en een derde wijkend ge­ bouw daar achter met voorplein, door een ijzeren hek afgesloten, benevens drie daarbij behoorende huizen ter wederzijden, zoo als het bestond omstreeks 1688, toen de gracht daarvóór overwelfd en tot een plein gemaakt -werd. Oorspronkelijke teekening met beeldwerk in O. I. inkt, groot 32 en 17 duim. 105. Dit gebouw (het tegenwoordige Koninklijk Paleis), in 156-4 door den Raadsheer Boudewijn van Loo, Kon. Rentemeester-generaal in Friesland, gesticht, werd in 1587 door de Staten aangekocht en tot residentie dei- Stadhouders bestemd. In 1603 werd ook Dekemahuis aangekocht en daar­ door het gebouw met een westelijken vleugel vergroot, waarna het in 1661 en vervolgens werd verbouwd en verfraaid. Zie de bijzonderheden deswege verhaald in de Geschiedk. Beschrijv. van Leeuw. II 295. Plattegrond van een gedeelte van het Stadhouderlijk Hof, bevat­ tende de vertrekken, die bewoond werden door Prinses ALBEKTWA AGNES , met den tuin ten westen en lange galerij daar nevens, als „het Quartier en 't bloemhof van Haer Hoocheidt." In 1664 in kaart 158 D. PLAATSBESCHRIJVING.

gebragt door den Ingenieur Hendrick van Schwaenefeldt. Kopij van het origineel in het Rijks Archief; 47 en 36 duim. 106. Gezigt op het Hof, met het Raadhuis en Burger-Weeshuis daar nevens. „Naar 't leven geteekend in 1785. A. Hulk sculps.:" br. gr. 4°. 107. Uit den Tegenw. Staat van Friesland, waarin, deel II bl. 97 , eene zeer uitvoerige beschrijving voorkomt zoowel van het uit- als inwendige van het gebouw, de vertrekken, schilderijen enz. , zoo als het, hoewel onbewoond, toen in stand werd gehouden. In 4791 heeft Prins Willem V voor 't laatst gelogeerd in dit gebouw, waarin zijne voorouders bijna twee eeuwen lang gezeteld waren. Na in 4804 door het Departementaal bestuur verkocht te zijn, werd het in 4846 aangekocht door Koning Willem I en tot tijdelijk verblijf van de koninklijke familie ingerigt. Een aantal geschilderde por­ tretten vertegenwoordigen daarin thans de vroegere doorluchtige bewoners- Het Stadhouderlijk Hof, van de oostzijde gezien, na de ver­ bouwing van den oostvleugel in 1790, waarnevens het Burger- Weeshuis, de achterzijde van het Raadhuis en de Hoofdwacht, vóór welke de kanonnen en mortieren staan, door den Generaal Hobbe van Aylva, wegens zijne eervolle verdediging van Maastricht in 1747, van den overwinnaar ontvangen en die bij later aan de Staten van Friesland vermaakte. (Zie bl. 75 hier vóór.) J. Bulthuis del. 1790; breed 4°. of 23 en 15 duim. 108. Gravure naar deze teekening, zonder naam van teekenaar of graveur; breed 4°. 109. Nadat er in den Tegenwoordige Staat der Nederlanden een groot getal afbeeldingen van gezigten op en in steden en dorpen, gebouwen enz. waren gegeven, — voor Friesland naar de teekeningen van C. Pronk, J. Verstege en anderen gegraveerd door A. Hulk, D. de Jong enz.—- deden drie Amster- damsche boekhandelaren eene groote onderneming, toen zij van geheel Ne­ derland nog grooter getal afzonderlijk wilden uitgeven, als een vervolg op die in den Tegenw. Staat of om daar ingevoegd te worden. Die uitgave geschiedde in 4790 env. bij stellen van 20 platen in omslagen, bij provin­ ciën , getiteld :»Vaderlandsche Gezichten, of afbeeldingen, behoorende tot den Teg. Staat der Ned., in den jare 4790 en 4794 naar t leven ge­ schetst door Gardinier Fisscher, en getekend door J. Bulthuis, en in 't koper gebragt door K. F. Bendorp, waarvan de origineele Tekeningen berustende zijn, in het Kabinet van een voornaam Liefhebber, te Amsterdam. Amst. bij H. Qartman, W. Vermandel en J. W. Smit, z. j. De 20 platen in 8°. voor J 4-48-», op groot 4''. papier /2-40-»". Uit den Atlas van E. de Burlett heb ik in 4854 van den Heer F. Muller gekocht al de tot Friesland betrekkelijke teekeningen van Jan Bulthuis (een Groninger van geboorte, die te Amsterdam zijne schilderstudiën voortzette en 3. STADHOUDERLIJKE GEBOUWEN. 159

in 1785 aan de Stads-Teekenakademie de gouden medailje verwierf) en deze gevoegd bij de gravures daarvan , van Karel Frederik Bendorp, die, te Sas van Gent geboren, te Dordrecht woonde. Volgens eene lijst, door mijn vriend A. P. H. Kuipers en mij opgemaakt, bedraagt het getal gra­ vures alleen van Friesche stad- en dorpsgezigten en gebouwen in beide werken niet minder dan 175. Bij de uitgave van het '18e stel vaaren er van'tgeheele werk reeds 361 afbeeldingen uitgegeven, waarvan een alpha- betische lijst daarbij gevoegd was. 'sPrincen Erfstadhouders Lusthuis en Tuin in het bolwerk tusschen de Hoekster en Vrouwepoort te Leeuwarden. 1723." Tee- kening van J. Stellingwerf; 4°. HO. In 1648 verzocht de Stadhouder Graaf WILLEM FREDERIK VAN NASSAU van het Stedelijk Bestuur eenigen grond binnen den Doelendwinger, tot het aanleggen van een Lusthof, welke veel vergroot en verfraaid werd in 1652, toen hij in het huwelijk trad met Prinses ALBERTINA AGNES van Oranje, om haar het verlies van de beplantingen rondom het Huis ten Bosch, dat zij met hare smaakvolle moeder bewoonde, te vergoeden. Zie de verdere lotgevallen van dezen hof in de Gesch. Beschr. van Leeuw. II 307, waar echter niet is vermeld, dat, volgens het rijmwerk van K. P. Hoeckstravan 1679 (Cat. Bibl. 156), de »Auteur en Aenleyder van de Vorsten Tuin"—met schoone gewassen en lange galerijen van hooge linden als in een perspec­ tief geplant, benevens een vijver met fonteinen, beeldwerk en priëelen,— was Jr. DOECKE VAN HEMMINGA , Kolonel-Kapitein bij de garde des Stad­ houders , zoo als het Stamboek hem noemt, en wel in overleg met den aan- legger van Zorgvliet bij 's Hage, den dichter Jacob Cats. Het schoone »Lusthuis" op deze teekening van 1723 voorgesteld, is daar gebouwd in 1692 door Prins HENDRIK CASIMIR II, die den hof in 1696 op nieuw vergrootte en versierde, gelijk ook Prinses MARIA LOUISA deed in 1720 en 34, toen haar zoon in 't huwelijk trad met eene Engelsche prinses. Zoo bekwam de tuin de grootte en inrigting, voorgesteld in de volgende Situatie-teekening van den Prinsentuin, opgemeten in 1820 door A. Hansum; teekening in kleuren, groot 65 en 44 duim, overeen­ komende met No. 68, doch hier opgewerkt met den loop der in 1803 veranderde paden. Zie verder bl. 150 hier vóór. 111. Gezigt aan de westzijde van den Prinsentuin, over den vijver naar de brug. Teekening in zwartkrijt van Gebinus Feüinga; 45 en 29 duim. 112. Zij is in 1835 door dezen 19jarigen kunstenaar vervaardigd op de tee- kenschool bij den Nieuwetoren, onder toezigt van v. d. Kooi, die, ten bewijze van goedkeuring, zijn handteekening hier achter heeft geplaatst. Zie bl. 133 hier vóór. Ook Eelkema heeft destijds van verschillende schoone punten van den tuin teekeningen vervaardigd, welke hij voornemens was 160 D. PLAATSBESCHRIJVING.

uit te geven, en die welligt nog in eenige kunstverzameling bestaan. Ééne daarvan bezitten wij en is hier vóór bl. 132 vermeld. Gezigt in den Stads- of Prinsentuin, van de brug naar het zomer­ huis, met de vroegere rnuziektent ter linkerzijde. Geteekend door Ie. Reijnders , 1849. Steendruk van P. Blommers te 'sHage; br 4°. 113. Het Hoofdgebouw Tan den Prinsentuin, over de Stadsgracht gezien, vóór den gouden Bal. Geteekend door Iz. Reijnders. Steen­ druk van C. W. Mieling te'sHage; br. 4°. 114. Beide behooren tot de Twaalf Gezigten op de voornaamste gebouwen en beplantingen der stad Leeuwarden, met eene korte beschrijving door mij in 1848—50 uitgegeven.

„'t Oude Hof van wijlen hare Hoogheit Princesse ALBERTINA van Oranje- Nassau te Leeuwarden, in de Groote Kerkstraat." Teekening van J. Stellingwerf, 1724; 4°. 115 Nadat Prinses Albertina Agnes sedert 1652 het Stadhouderlijk Hof be­ woond had, droeg zij in 1679 het bewind aan haren zoon Priná Hendrik Casimir II over en ging dit huis bewonen. Op gelijke wijze werd het door Prinses Amelia betrokken, toen haar zoon Prins Jan Willem Friso in 1707 het stadhouderschap aanvaardde. Later werd het door leden van het hof- gezin van Prinses Maria Louisa bewoond. Sedert 1800 was hierin de bloei- jende kostschool van Jhr. Waubert de Puiseau, die het gebouw in 1828 verkocht aan het stedelijk bestuur, dat in 1846 op dien grond de tegen­ woordige Kostschool voor meisjes stichtte. Zie Gr. B. II 225, 305. ,,'tVorstelyk Lusthuys 'tOranye-ÌVout in de Provins. Vrieslandt. Muych. f. ad viv. Amst bij P. Fouquet Jr.;" breed 4°. 116. 't Was eene grootsche onderneming voor Prinses ALBERTINA, om eene groote uitgestrektheid woest heideveld van Schoterland omstreeks 1666 te doen ontginnen, te beplanten en tot bosschen, boomgaarden eu lusttuinen aan te leggen , waar tusschen een landhuis gebouwd werd, waarin zij in 1696 overleed. Haar kleinzoon, J. W. FRISO, vormde het plan daar een vorstelijk lustslot te bouwen. Reeds waren twee kloeke gebouwen opge­ trokken , welke de vleugels zouden uitmaken van het wijkende hoofdgebouw, toen de onverwachte dood van den Prins den bouw deed staken. Zijne weduwe bleef deze vleugels bewonen. In 1804 werden ze afgebroken en later door het tegenwoordige moderne landhuis vervangen. Zie bl. 9. Het Oud-Prinsesse-hof in de Groote Kerkstraat, tegenover het vorige No. 115 , welks gevel ter regterzijde dezer plaat staat. Naar de teekening van J. Verslepe gegraveerd door D. de Jong , voor den Teg. Staat y. Friesl., waarin dit gebouw, II165, is beschreven; br 4°. 117. 3. STADHOUDERLIJKE GEBOUWEN. 161

Navolging van deze plaat in steendruk, uit het tijdschrift: de Honigbij, 1862, waarbij ik eene beschrijving van dit gebouw heb gevoegd. 118 Oorspronkelijk door het geslacht Papinga gesticht, werd deze stins met voorplein, toren en twee vleugels, later door onderscheidene aanzienlijke familiën afzonderlijk bewoond, en is het vermoedelijk, dat de dichters Willem en Onno Zwier van Haren in den oostelijken vleugel het licht zagen. Prinses MARIA LOUISA kocht en vereenigde deze en de naast gelegene ge­ bouwen in 1731, toen haar zoon het stadhouderschap aanvaardde, en be­ woonde ze tot haar overlijden in 4765. Toen zijn ze weder afzonderlijk verkocht en bewoond door de familiën, opgenoemd in de G. B. v. L. II306. „Mariënburg, lusthuis van Hare Hoogheit, Mevrouwe de Prin- cesse van Hessen-Kassel, Douarière van Z. H. JAN WILLEM FRISO, Erfstadhouder van Vrieslant enz." Teekening van J. Stellingwerf, 1723; 4°. 119,- Omstreeks 1720 stichtte Prinses MARIA LOUISA dit buitenverblijf Achter de Hoven alhier, waarvan de twee hoofdgebouwen omgeven waren door keur van geboomte, moes- en oofttuinen, die eene uitgestrektheid hadden van wel 5 bunders. De bekende J. H. Knoop was daarin vele jaren hove­ nier. Bij haren dood in 1765 legateerde de Prinses deze vorstelijke hof­ stede aan de Diakenie der Herv. gemeente, die haar in twee gedeelten ver­ kocht. Een der hoofdgebouwen, aan den weg, bleef bewaard, en wordt met e,en gedeelte van den vroegeren hof, onder den ouden naam van de beminde Prinses, door de familie Vegilin van Claerbergen in eere gehouden. Zie G. B. II 183, 290. „'t Huis van den Heer Baron VERSCHUUR , Hofmeester van Hare Hoog­ heit de Princesse Douarière van Oranje-Nassan, buiten Leeuwarden," Achter de Hoven. Teekening van J. Stellingwerf, 1722, 4°. 120. Van de weinig bekende levens der vroegere Stadhouders van Friesland, die te Leeuwarden gezeteld waren en eene zoo eervolle nagedachtenis ver­ wierven, heb ik overzigten gegeven in tien Leeuwarder Couranten van 1873, tusschen 11 Mei en 27 Julij. „'t Landschapshuis met wachthuis te Leeuwarden." Teekening van J. Stellingwerf, 1724; 4». 121. Het voormalige Landshuis, met hoogen gevel, groote voorpoort en vergaderzalen daar achter, in 1848 afgebroken en vervangen door het Boelema-Gasthuis. Teekening in kleuren van Sjoerd Bonga; 30 en 25 duim. 122. Dit aanzienlijk gebouw, ten zuiden der Canselarij , was eertijds het Ka- pittelhuis van het Minderbroeders-klooster en sedert 1594 de vergaderplaats 19 162 D. PLAATS BESCHRIJ VING.

der Staten van Friesland. Tegen den in 4616 vernieuwden gevel werd in 1648 een Monument van den Munsterschen Vrede geplaatst, dat thans in het koor der Groote kerk is overgebragt. Het opschrift daarvan en eene beschrijving van de gansche vroegere inrigting van het gebouw komen voor in den Teg. Staat v. Friesland, II 69. Van 1811 tot 1838 waren het Hof van assises, het Tribunaal en de latere Regtbank hierin gezeteld. Zie G. B. II 14, 193, 329. Het Statenhuis of het Collegie van Gedeputeerde Staten, met gezigt over een deel der Heeregracht of Tweebaksmarkt, in 1790 geteekend door J. Bulthuis; br. 4°. 123. Gravure naar die teekening, zonder namen. 124. Tn 1580 werd dit vroegere huis van den Abt van het Bergunier-klooster, dat tien jaren te voren tot een Bisschoppelijk paleis was verheven, bestemd tot zetel van het Provinciaal Bestuur en daartoe ingerigt en vergroot. De hierop voorgestelde gevel bekwam het in 1784, toen het geheel verbouwd en met een derde verdieping verhoogd werd. De toenmalige inrigting is beschreven in den Teg. Staat, II 77. In onze eeuw is het tweemalen ver­ breed en vergroot. Zie G. B. I 267, II 153. De Canselarij, of de vroegere zetel van het Geregtshof van Fries­ land , op de Turfmarkt, met brugplein voor den hoogen stoep, van de zuidzijde gezien. Teekening van C. Pronk, 1754; br. 4°. 125. Gravure naar die teekening, met naam des teekenaars, doch niet met . dien des graveurs. Uit den Teg. Staat ,11 84, waar de toenmalige inrigting uitvoerig is beschreven. 126. Het zelfde gebouw, van de noordzijde over de gracht gezien, met het Landhuis daar nevens. Teekening van J. Bulthuis, 1790: br. 4°. 127. Gravure naar die teekening, zonder namen. 128. Hetzelfde gebouw, van de zuidzijde. (Steendruk van L. Schieròeek, 1830.) 4°. 129. Het zelfde gebouw, over de steenen brug gezien. Naar de teekening van A. Martin op steen gebragt door C. C. Å. Last, steendr. van P. Blommers; uit A. J. van der Aa, Ons Vaderland, 1857; br. kl. fol., in tinten gedrukt. 130. Groote Photographie van dit gebouw, in 1872 genomen door Il.A.K. Ringler alhier; hoog 21 en breed 17 duim. 131. Het zelfde gebouw, van de zuidzijde genomen. Naar de groote schil­ derij van E. P. van Bommel te Amsterdam, in 't bezit van den schil- 3. LANDS GBBOUWEN. 163

der J. J. G. van Wicheren alhier, in 1873 geteekend door A. Martin en gesteendrukt door P. Blommers, ten behoeve van het plaatwerk: Friesche Oudheden , door het Friesch Genootschap uitgegeven; roijaal 4°. of in rand 24 en 20 duim. 132. Bouwkundige afbeelding van den voorgevel en den door beelden ver­ sierden trapgevel; daar nevens de opstand van eene gevelpartij en van de penanten met hunne gebeeldhouwde sieraden. Naar de schetsen van J. J. Groen en J. Betlem (de een timmerman, de ander teekenmeester alhier), op steen geteekend door Å. N. Godefroy; ìith. van Th. Brüggemann te Amsterdam. Door Is. Warnsinek, Architekt aldaar, medegedeeld en beschreven in de Bouwkundige Bijdragen, 7e dl. 2e st. (1850); kl. med. plano of 50 en 35 dm. Cat. Bibl. 407. 133. Twee verschillende afbeeldingen van de Vierschaar of de groote Gehoorzáal der Canselarij, binnen den ingang, waarin de voorzitter in 't midden voor den schoorsteen is gezeten en de Raads- heeren ter weerszijden, het overige personeel aan tafels daar binnen i banken voor de advokaten er achter, en het publiek er voor, met een boekwinkel tegen den achtermuur. Beide zijn gegraveerde titel­ prenten z. n. van B. van Zutphen, Practycke der Ned. Rechten, Leeuw, bij G. Sijbes, 1645, en J. van den Sande, Gewysde saecken voor den Hove, Leeuw, bij E. T. Wielsma, 1670; 4°. Cat. Bibl. 35, 199. 134. Van 1566 tot 71 werd de Canselarij, onder leiding van's Konings bouw­ meester BARTH OLOMEUS JANSZOON , gebouwd en toen door den Provincialen Raad betrokken. Tot 1811 bleef het de zetel van het Geregtshof; toen werd het tot een militair hospitaal en daarna tot eene kazerne gebruikt. In 1824 verkreeg het de tegenwoordige bestemming tot Huis van burger­ lijke en militaire verzekering. Zie G. B. II 319; de Vrije Fries, VI 124. De onrust der tijden en andere omstandigheden schijnen de oorzaak geweest te zijn. dat dit gebouw onvoltooid bleef en aan de zuidzijde niet met nog vier ramen verbreed is geworden. In weerwil van die onvolko­ menheid, geven al de vermelde afbeeldingen blijk, dat deze gevel van ge­ bakken en gehouwen steen met zijne talrijke architectonische sieraden voor een der weinige pronkstukken van bouwkunde gehouden wordt, welke Friesland bezit. Daarom zagen wij met genoegen, dat van Rijkswege die gevel in 1873 op waardige wijze hersteld en in eere gehouden is. Ook de trap binnen in het gebouw is een meesterstuk van metselkunst. ,,'tBlokhuis, Ammunitie- en Tuchthuis te Leeuwarden." Teekening van C. Pronk (1754?); br. 4°. 135. 164 D. PLAATSBESCHRIJVING.

„'t Gedemolieerde Blokhuis." TeekenirìgvanJ Buìthuis, 1790; 16o. 136. Gravure naar die teekening, zonder namen: 16°. 137 Beide stellen het hoofdgebouw voor van het kasteel, de sterkte of citadel der stad, zoo als die in 1499 door de Saksische regering op den zuidoost­ hoek der vesten aangelegd en met wal en gracht in 't vierkant van de stad afgescheiden werd; eene sterkte, die in 1580 door de burgerij van Leeu­ warden aangevallen, gewonnen en door het dempen van de grachten aan de stadzijde gedemolieerd werd, als het sein der bevrijding van het Spaan- sche juk voor geheel Friesland. De eerste teekening stelt den ouden gevel voor met daaraan gebouwd schavot voor de geregtsoefeningen van het Hof, dat het gebouw toen tot gevangenis gebruikte, benevens een afzonderlijke galg ten behoeve der militairen van het krijgsgeregt er voor. De tweede vertoont dien gevel na de vernieuwing in 1783, met den ouden toren en het ín 1755, na den brand, herbouwde Lands Tuchthuis er achter. Na vele aan- en verbouwingen van deze tegenwoordige groote Rijks gevangenis, zijn die oude gebouwen sedert 1870 afgeworpen en door nieuwe vervangen. Vooraf zijn daarvan door Sellbach en Lomons alhier vervaardigd de twee volgende photographiën: Het hoofdgebouw van het oude Blokhuis, met toren en voorpoort, afgebroken in Sept. 1870; 22 en 15 duim. 138. De hoofdingang van het Huis van opsluiting en tuchtiging, met beeldwerk en opschriften boven de fraaije voorpoort, tusschen twee pilasters, die tot de lijst reiken , afgebroken in 1873; 22 en 17 dm. 139. Over de geschiedenis en vroegere inrigting van beide belangrijke gebou­ wen zijn uitvoerige berigten medegedeeld in den Teg. Staat v. Friesl. II 119, 126, en G. B. v. L. I 109, 227, 310; II 7, 154, 333. „Het Paleis van Justitie, voltooid in 1850." Naar de teekening van Iz. Rrijnders gesteendrukt door P. Blommers; br. 4°. Uit de Twaalf Gezigten van Leeuw. 140. „Het Paleis van Justitie. I,. Rohbock del., K. Gunkel en J. M. Kolb sculpt. , Exec. bij G. G. Lange, Darmstadt, Uitgever G. B. van Goor te Gouda;" br. gr. 8°. Deze fraaije gravure behoort tot het werk van J. T. Terwen, het Koningrijk der Nederlanden, 1858 tot 1861, met 136 platen. 141. Dit aanzienlijk gebouw, dat thans met een groot voorplein dezer stad tot zulk een sieraad verstrekt, werd gebouwd op de gedempte oude gracht tusschen het Ruiterskwartier en Zaailand en in 1846 voor ƒ 174,500 aan­ besteed. Behalve twee groote gehoorzalen voor het Geregtshof en de Regt- bank, bevat het een aantal lokalen, ook voor de Bibliotheken van het vroe­ gere Hof en van de Provincie. Zie O. B. II 330. 3. LANDS GEBOUWEN 165

„De oude Munt te Leeuwarden. 142. „De nieuwe Munt te Leeuwarden." Twee teekeningen van J. Stellingwerf, 1723; 4o. 143. Het eerste gebouw, op de Weaze, als vroegere stins van de Juwsma's bekend, werd in 1561 bewoond door Mr. Sijds Tjaerda van Rinsumageest en vijf jaren later door Dr. TJALLING VAN EYSINGA , wiens erven het nog bezaten in 1690, toen het door den Muntemeester Valckenier gehuurd en tot munt gebruikt werd, waarom de naam Muntenburg nog in den gevel staat. — Het is dit gebouw, dat de Hertog van Alva beval ten gronde toe af te breken en op die plaats eene schandzuil op te rigten, met aan­ duiding van den naam en het misdrijf van Dr. TJALLING VAN EYSINGA, die, niettegenstaande hij Raadsheer des Konings was, de nieuwe godsdienst en de predikanten voorgestaan, het kleine verbondschrift opgesteld en hei­ melijke vergaderingen in zijn huis gehouden had. Toen hij zich in 1568 bij Graaf Lodewijk had begeven en diens moedige onderneming als mon­ ster-commissaris en schatmeester met ijver ondersteunde, werd er krijgs­ volk gelegd in zijn huis, dat echter behouden bleef ten gevolge der over­ winning bij Heiligerlee , waarbij de Stadhouder Aremberg, dien het afbreken bevolen was, sneuvelde. G. B. I 314; de Vrije Fries, XI 405, ,443. Het tweede gebouw, in de Groote Kerkstraat, was het oude Holdinga- huis, in 1554 gebouwd door WILCO VAN HOLDINGA; een edelman, die zich door geleerdheid en vrijheidszucht onderscheidde en in de groote zaal van dit huis in 1565 meer dan honderd Friesche Edelen uitnoodigde tot deel­ neming aan het verbond, om zich tegen de Spaansche overheersching te verzetten. Later kwam dit huis in de geslachten thoe Schwartzenberg en van Aylva, werd van 1693 tot 1756 gehuurd en gebruikt tot Landschaps Munt en is in 4757 aangekocht door de Diakenen der Herv. gemeente tot een Diakeniehuis, waartoe het. na velerlei verbouwingen, nog dient. G. B. I 348; II 82, 359. „De Hoofdwacht van het krijgsvolk te Leeuwarden." Teekening van J. Stellingwerf, 1723; 4°. 144. In plaats van de Corps de garde vóór het Stadhouderlijk Hof werd dit gebouw, met galerij, rustende op acht zuilen, hier in 1688 gebouwd en de gracht daar vóór overkruind, waardoor zoowel deze garnizoenswacht als het hofgebouw een breed voorplein bekwam. Op bl. 158 hier vóór is het gebouw als zoodanig van eene andere zijde voorgesteld. Het is in 1844 van het Rijk door de Stad overgenomen , afgebroken en het tegenwoordige gebouw daarvoor in de plaats gesteld, om zoowel tot Hoofdwacht als ten dienste van het Kantongeregt, de Militie en de Politie te strekken. „Rechthuis van de Grietenije Leeuw arderadeel binnen Leeu­ warden." Teekening van J. Stellingwerf, 1724: 4°. 145. 166 D. PLAATSBESCHRIJVING.

Dit hooge gebouw met luif er voor, waarin het bestuur der landge- meente (ten zuiden en noorden van het regtsgebied der stad) vergaderde en des Zaturdags »rechtdag" hield, stond vermoedelijk toen op den Wir- dumerdijk, vóór dat het tegenwoordige Gemeentehuis, tegenover het Stads­ huis, werd aangekocht.

4. Afbeeldingen van Stedelijke Gebouwen.

„De oude Kerk en de nieuwe Toren van Oldehove te Leeu­ warden, zoo als die omstreeks 1550 bestonden." Naar de teeke- ning van 5. Bonga in 1846 gesteendrukt door C. W. Mieling voor de Gesch. Beschr. van Leeuw., waarin deze plaat voorkomt, met talrijke berigten omtrent beide gebouwen, vooral I 156, 325. 146. Gezigt op den O.ldehoofster Toren, met bolwerk en waterpoort daar nevens, in 1840. Uitvoerige teekening in kleuren van S. Bonga, als No. 92 vermeld op bl. 133 hier vóór. „Het Oude Hoofd te Leeuwarden.'" Naar de teekening van E. Koster, schilder te Amsterdam, op steen gebragt door J. Hilverdink. Steendruk van J. D. Steuerwald te 'sHage; gr. med. fol. Uit Kos- ter's Schetsboek, Amst. 1858. 147. Naar de Kerk der oude parochie Oldehove werd de toren genaamd : de Oldehoo† of Oudehoof, welke naam, met geen hoofd in betrekking staande, meermalen is verbasterd. De Kerk der parochie Oldehove had eeuwenlang bestaan en was bouw­ vallig geworden, toen de regeering en de geestelijkheid besloten, om voor de in welvaart toenemende stad eene nieuwe en grootere Hoofdkerk te stichten en daaraan een hoogen Toren te verbinden, zoo als vele andere vaderlandsche steden tot sieraad verstrekte. In 1529 begon men den toren op een breeden grondslag te bouwen en met bewerkten hardsteen te ver­ sieren ; in de drie volgende jaren werd hij tot den tweeden trans ter hoogte van -40 ellen opgetrokken. Verschillende omstandigheden , ook de invloed der hervorming, deden den verderen opbouw staken, zoodat hij geen spits toeloopend bovenwerk bekwam en ook de kerkbouw achterwege bleef. Als een monument van eene grootsche onderneming der vaderen verdient deze toren, ook om zijne bouwkundige sieraden, niet verwaarloosd, maar door het nageslacht onderhouden en, kan het zijn. eens met een sierlijke spits volbouwd te worden. 4. STKDELIJKK GEBOUWEN. 167

De Nieuwe- of St. Jakobs-toren in de Groote Hoogstraat, met die straat en de hoekhuizen van de Brol in 1742 zeer uitvoerig geteekend door C. Pronk; 4*. 148. Deze toren is hier, nevens het vroegere St. Jakobs-Gasthuis, door het Stedelijk bestuur gesticht omstreeks 1540. Zie G. B. I 468. „'t Oude Stadhuis te Leeuwaerden, bewoont door den Hr. Valerius van Glinstra, 1723." Teekening van J. Stellingwerf; 4°. 149. Dit gebouw aan de oostzijde der Groote Hoogstraat was het eerste Raad­ huis dezer stad, waarvan wij met zekerheid kennis dragen, en werd van 1504 tot 1595 hiertoe gebruikt. Het werd in 1807 van de erven van Glinstra gekocht en het achterste gedeelte tot een soephuis ingerigt, dat thans tot ijk-kantoor dient. G. B. II 341, 383.

„Oude Stadhuis te Leeuwaarden 5 bewoont door zijn eigenaar van der Klok, 1723." Teekening van J. Stellingwerf; 4°. 150. Dit vijf verdiepingen hooge gebouw met luif op het Heerenwaltje draagt nog den naam van het Oud Raadhuis, welke bestemming het had in de jaren 1595 tot 1618, daar het toen, als vroegere stins van het geslacht Walta, een gevel, toren en voorplein had aan de zuidzijde. In 1825 werd het aangekocht door het Departement Leeuwarden der Maatschappij: tot nut van 't algemeen, en ingerigt tot het houden der vergaderingen van het Be­ stuur , van het Natuurkundig Genootschap, de Spaarbank enz. G. B. II 273, 342. Het derde Raadhuis van Leeuwarden, zijnde het oude Auckama- huis, dat van 1618 tot 1715 hiertoe gebruikt werd. Naar eene teekening van P. Saenreäarn te Haarlem, van 1655, in de verzame­ ling van Mr. J. T. Bodel Nijenhuis te Leiden, gekopijeerd; 27 en 20 duim. 151. Deze oude stins van het geslacht Auckama, met twee torens er nevens, werd tot Raadhuis ingerigt en de gevel met 25 beelden versierd. Na bijna eene eeuw tot dit doel gediend te hebben, leidde hare bouwvalligheid tot het besluit, om op de zelfde plaats een nieuw gebouw te stichten. Naar het plan en onder de leiding van den bouwmeester Claas Balck kwam dit in 1715 tot stand. Zie G. B. v. L. II 344. Van den gevel met koepel- toren zijn de volgende afbeeldingen vervaardigd : „'t Raadhuis te Leeuwaarden, 1723." Teekening van H. Tavenier te Haarlem; 4». 152. Genoemd jaartal is er naderhand onder geschreven, daar deze teekenaar later leefde. „La Maison de ville de Lewarde. Harrewyn fecit;" 4°. 153. Gravure uit de op bl. 146 genoemde üélices des Pays-bas. 168 D. PLAATSBESCHRIJVING.

„'t Stadthuis, 't Hof van zijn Genaade en Weezhuis te Leeuwaarden." Uitvoerige teekening van Cornelis Pronk , 1742 ; 27 en 16 dm. 154. Deze verdienstelijke teekenaar heeft met anderen veel gewerkt aan Het verheerlijkt Nederland, door I. Tirion uitgegeven van 1745—1774 in 9 dln. in 4°., bevattende 900 afbeeldingen van gebouwen, meest door H. Spilman in't koper gebragt. Zie Kramm, 1319. Dergelijke teekening, ook met de Kaak ofpronkpaal, vermoedelijk van H. Tavenier, 1754; iets smaller, 22 en 16 duim. 155. „'t Stad huis, het Hof en Burger-Weeshuis te Leeuwarden. Naar 't leven geteekpnd 1785. A. Hulk sculps;" breed 4°. 156. Deze gravure is geheel gelijk als de teekening No. 154, doch met ander beeldwerk. Zij behoort in het 2e dl. van den Teg. Staat v. Friesland. Het Stadshuis met een gedeelte van den gevel van het Koninklijk Paleis, in 1836 geteekend door J. H. Matthìjssen voor de Friesche doek van A. J. Bruinsma, beschreven op bl. 90 hier vóór. Afdruk op papier. 157_ Het Stadshuis en Hofplein; in 1848 geteekend door Iz. Reijndert en gesteendrukt door C. W. AJieling; br. 4°. getint. 158. Wegens onvoldoende uitvoering werd deze plaat afgekeurd en vervangen door: Het Stadhuis en Hofplein, van den zelfden teekenaar veel beter op steen gebragt bij P. Blommers en uitgegeven in de Twaalf Ge- zigten. 159. De Waag in 1723. Teekening van J. Stellingwerf; 4». 160. De Waag, van de westzijde gezien, met de huizen der Nieuwestad regts, in 1790 geteekend door J. Bulthuis; 16o. 161. Gravure naar die teekening, z. n. 16°. 162. Gezigt op de Stads-Boterwaag, van de zuidwestzijde, met de huizen: de Keizerskroon en de Hopzak op den achtergrond. Groote teekening in kleuren van omstreeks 1838, door £. Bonga; 28 en 28 duim. 163. Gezigt op de Stads-Waag en de Nieuwestad, van de oostzijde en de Waagsbrug regts. Naar de teekening van Iz. Reijnders, 1848, ge­ steendrukt door C. W. Mieling; breed 4o 164. Daar de regeering altijd veel prijs stelde op het Waagregt, en den han­ del in boter en- kaas in deze landbouwende provincie gaarne bevorderde en tot zich trok, werd in 1595 dit fraaije gebouw gesticht, om ook op dezen stand der stad tot sieraad te strekken. Van hoeveel belang die han­ del nog is, blijkt uit de opgave, dat in 1872 hierin zijn gewogen bijna twee millioen ponden boter à ƒ1,30 ieder. 4. STEDELIJKE GEBODWEN. 169

„De Bank van Leeninge te Leeuwaarden, 1723," en 165. „De nieuwe Lombard of Bank van Leening, 1723," beide tee- keningen van J. Stellingwerf; 4°. 166. Het eerste gebouw was het zoogenaamde Hooghuis op de Nieuwestad, waarin Isaac van der Hellen sedert 4665 de Bank hield en waarnaar de zij­ straat genaamd werd de Oudelombardssteeg of Hooghuisstersteeg. Later was het een aanzienlijk logement met de Groote Sociëteit er boven. Met andere huizen vereenigd, werd het eerst in 1827 en daarna in 1842 en 43 tot de grootsche magazijnen van den Heer Sinkel verbouwd. Het tweede gebouw, in de Heerestraat, in 1723 gesticht door J. van Tongeren van Utrecht en in 1771 door de stad overgenomen, dient thans nog, veel vergroot, tot Bank van Leening. Zie G. B. II 31, 253, 276. „'s Land s Kr ui tmagazijn te Leeuwaarden, 1724." Teekening van J. Stellingwerf; 4„. 167. „Het voormalig Kruidhuis." Groote teekening in kleuren; 30 en 23 duim. 168. Kleinere navolging in steendruk, bij Tresling en Co. te Amsterdam; kl. 80, Uit den N. Priesche Volks-Almanak voor 1863, waarbij ik op b!. 139 eene beschrijving heb gegeven. 169. Dit gebouw, in 1623 van wege de Stad boven de vernieuwde Vrouwen­ waterpoort gesticht, was sedert 1654 ook de bewaarplaats der ammunitie van de Provincie. Het wordt op de eerste teekening voorgesteld van de stad- zijde en op de andere van de grachtzijde. Nadat het in 1805 veiliger geacht werd den koepeltoren daar af te nemen, is het in 1840 afgebroken. Zie G. B. II 53, 261. De Vischmarkt. Teekening van J. Stellingwerf, 1724: 4°. 170. Onder twee luifen of galerijen, waar nevens een mijnhuisje, werd deze zeevisehmarkt toen gehouden op de steenen brug nevens de Koningsstraat, tot üij omstreeks 1852 verplaatst werd naar de Oosterkade; terwijl de riviervischmarkt of »de meervischbanken" ter zijde daarvan zijn gebleven. „Het Stads Turfhuis en het Landschaps Magazijn van geschut te Leeuwarden, 1723." Teekening van J .Stellingwerf; 4°. 171. Beide gebouwen ter noordzijde van het Blokhuis zijn in 1838 afgebroken, nadat zij door de stad waren overgedragen aan het Rijk ter vergrooting van de gevangenis. G. B, II 339, en No. 71 hier vóór. „De Stads Herberg aan 't Verlaat, 1723." Teekening van J. Stellingwerf; 4°. 172. Grootere teekening van dit gebouw, van omstreeks 1726, door H. Tavenier; breed folio. 173. 20 170 D. PLAATSBESCHRIJVING.

Sedert 1600 was het Verlaat hier de schutsluis van Oostergoo, die, vol­ gens deze teekeningen, toen nog geheel van hout was, waarover een draaijende voetbrug lag; in 1727 werd dit door muurwerk en een hooge brug vervangen. Alles is daar in 1859 weggeruimd en door eene draaibrug over de Harlingervaart vervangen. G. B. II 21, 438, en No. 91 hier vóór. De Kazerne: Prins Frederik, de Nieuwe Kaai enz. Naar de tee- kening van Iz. Reijnders gesteendrukt bij C. W. Mieling, 1849; breed 4°. 174. In 1827—29 van Stadjäwege gebouwd en in 1860 door brand verwoest. is deze kazerne daarna van Rijkswege, in den zelfden stand, weder opge­ bouwd. Zie G. B. II 236 en bl. 92 en 151 híer vóór. Gezigt op den noordelijken ingang van de stad, de Gasfabriek enz., door den zelfden teekenaar en steendrukker; br. 4°. 175. Sedert deze Gasfabriek in 1845 gesticht werd, bekwam zij aan de ach­ terzijde eene groote uitbreiding en vernieuwing van de gebouwen; terwijl het terrein daar vóór door het wegruimen van de Hoeksterpoortsbrug en het dempen van de Stadsgracht geheel herschapen werd in het tegenwoor­ dige Noorderpark en vaart naar de Ee. G. B. II 286. Gezigt op den ingang en de gebouwen van de Stedelijke Begraaf­ plaats, 1848; door den zelfden teekenaar en drukker; br. 4°. 176. Veel verbeterde lithographie van die zelfde teekening , bij P. Blommers; br. 4°. 177. Deze instelling, welke dezer stad evenzeer tot nut als sieraad verstrekt, werd hier in 1830—33 door L. P. Roodbaard aangelegd en beplant, en de weg derwaarts bestraat en tot wandelplaats ingerigt. Zie G. B. II 239 en bl. 451 hier vóór. Turf-magazijn, 1830. Teekening in kleuren van J. van der Wielen; 50 en 27 duim. 178. Na het bonwen van deze schuur op den Hoekster-dwínger, bestemd voor 9,000 ton turf ten behoeve der armbesturen, was de regeering verpligt, in 4839 daaraan een tweede te doen bouwen voor nog 12,000 ton, om in den nood van strenge winters te voorzien. Beide hebben echter plaats moeten maken voor de vergrooting van de Gasfabriek. G. B. II 258.

5. Afbeelding-en vaaa Stads-Poorten.

De St. Jakobs- of Wirdumerpoort, aan de zuidzijde der stad (waar thans de Sociëteit: Àmicitia is), met een Buítenpoort en brug y 5. STADS-POORTEN. 171

tegenover de herberg: de Posthoorn. Zij werd in 1494 gebouwd, in 1546 versterkt en met twee achtkante hangtorens versierd en in 1613 herbouwd met portierswoning er boven. De buitenpoort werd in 1824, de sierlijke binnenpoort in 1835 afgebroken. Zie G. B.. I 89, 186; II 50, 216. ft. Beide poorten van de oostzijde gezien, Teekening van J. Stellingwerf, 1724; 4°. 179. Ii. Alsvoren van de Potmargepijp naar de waterpoort gezien. Teekening van J. Bulthuis, 1790. met de gravure en steendruk, daarnaar gevolgd; 16. " 180 a, b, o. c. Bouwkundige teekening in kleuren van de buitenzijde der poort, in 1833 vervaardigd door T. Romein; fol, 181. ,'/, De binnenzijde der poort, met portiershuis, molen en de westelijke huizen: het Lands welvaren, de Wijnberg en de Valk. In 4834 geschilderd op doek door W. F. J. (ff'. F. Jansen, zadelmaker op den Wirdumerdijk); in lijst 48 en 40 duim. 182. e. Alsvoren, doch bewesten het portiershuis. Teekening in 0. I. inkt van 6'. Bon ga, 1835, gr. 4°. 183. f. Gelijke grootere teekening in kleuren, van den zelfden, 184. IJ. Uitvoerige teekening in waterverw van de poort en torens. kort voor het afbreken vervaardigd door den zelfden teekenaar; met rand 31 en 30 duim. 185. h. Dergelijke voorstelling, naar de teekening van J. H. Matthijssen op de Friesche doek, 1836; afdruk op papier. 186. i. Beide poorten met molenaarswoning van den dwinger af gezien; tee­ kening in potlood, br. fol. 187. De Oldehoo f ster- of Lieve Vrouwepoort, aan de westzijde der stad, met Buitenpoort en twee bruggen over de stadsgracht, in 1482 gebouwd, in 1579 vernieuwd en in 1612 met portierswo­ ning er boven en twee torens er nevens versierd. In 1820 werd de buiten- en in 1837 de binnenpoort afgebroken en de dwinger, na het dempen van de ravelijns-gracht, tot de tegenwoordige Wester- plantaadje aangelegd. G. ,B. I 359; II 50, 218. «. Beide poorten , van den wal ter zuidzijde gezien. Teekening van J. Stellingwerf, 1723; 4°. 188. 6. Alsvoren naar de Oldehoof gezien. Uitvoerige teekening van C. Pronk, 1754; br. fol. 189. c. Alsvoren van J. Bulthuis, 1790, met daarnaar gevolgde gravure en steendruk, 16°. 190 a, 6, c. d. Gezigt van het Verlaat op beide poorten en de naastgelegen dwingers met molens. Teekening in 0. I. inkt; br. fol. 191. 172 D. PLAATSBESCHRIJVING.

e. De buitenzijde der binnenpoort. Afdruk op papier van de Friesehe doek, 1836; 4". 192. ƒ. Alsvoren, zeer uitvoerig in kleuren geteekend door S. Bonga; 32 en 24 duim. 193. De St. Catharina- of Hoekster poort, naar de hier nevens ge­ legen Kerk der parochie Hoek dus genoemd, aan de noordzijde der stad (ter pla.tse der tegenwoordige Gasfabriek), met waterpoort, twee bruggen en eene Buitenpoort, aan de zijde van den Arends- tuin. Zij was in 1484 gebouwd, werd in 1543 en 1570 grooten- deeìs vernieuwd en in 1625 versierd met twee torens nevens de portii rswoning er boven. Nadat de buitenpoort in 1783 in een fraaijer vorm vernieuwd was, werd zij in 1831 even als de binnen- en waterpoort afgebroken, en de Groninger Straatweg door den afgegraven dwinger gelegd. G. B. I 89, 189; II 50, 216. a. Gezigt op beide poorten en den wal, van de noordzijde. Teekening van C. Pronk, 1754; br. fol. 494. ti. Alsvoren met de vernieuwde buitenpoort, door .ƒ. Bulthuis in 1790 geteekend, met daarnaar gevolgde gravure en steendruk; 16°. Í95 a,/>,c. c. Alsvoren van de westzijde over de Stadsgracht. Teekening in 0. I. inkt; br. fol. 196. û. Gezigt van den Arendstuin op beide poorten, dwinger, Verwersbrug en Blaauwhuis, vóór de verandering in 1830. P. Weipien del.. Lith. v. Surinyar; br. roijaal folio, 197. i. De binnen- en waterpoort van de noordzijde, uitvoerig in kleuren geteekend door S. Bonga; in rand 35 en 35 duim. 198. ƒ. Alsvoren, op paneel geschilderd door JFijUe de liaan, 1830; in lijst 31 en 25 duim. ' 199. De Tuinster- Land- en Waterpooort niet brug, aan de oost­ zijde der stad, tusschen de Tuinen en de voorstad het Vliet. Als waterpoort was zij reeds in 1496 gebouwd en droeg ze den naam van de Cruysepijp; eerst in 1656 stond de regeering toe, dat daarbij een landpoort met twee uit het water opgetrokken ronde torens werd gebouwd en dat den Vlietsters door een brug toegang tot de stad verleend werd. Hare bouw^alligheid leidde in 1818 tot het besluit om haar te sloopen en verder om de stad van de overige vesting- werken te bevrijden tot meer vrije ontwikkeling en verfraaijing. G. B. I 190; II 60, 214. fí. Gezigt op de buitenzijde ten noorden over de gracht. Teekening van /. Bulthuis, 1790, met gravure en steendruk; 16°. 200 a, 6 , c. h. Alsvoren, afdruk op papier van de Friesehe dook. 1836: 4°, 201. 5. STADS-POORTEN. 173

De L. Vrouwe-Waterpoort, aan de westzijde der stad, in 1623 vernieuwd, in 1859 afgebroken en vervangen door de tegenwoor­ dige ijzeren brug. G. B. I 187; II 53, 261. a. De gewelf boog met leuningen, aan de binnenzijde. Oude groote tee- kening, 44 en 40 duim. 202. b. Het boven deze waterpoort gebouwde Kruidmagazrjn, aan de grachtzijde op den wal, afgebroken in 1840, Teekening in kleuren; 27 en 24 duim. Zie ook bl. 169. - 203. c. Daarnaar gevolgde steendruk in kl. 8°., door Treding §• Co.; uit den N. Friesche Volks-Almanak voor 1803, waarbij eene beschrij ving is ge­ voegd. 204. Vier gezigten op de Stads-poorten, 1830, ter steendrukkerij van L. Schierbeek; 4°. 205 a, b, c, d.

6. Afbeeldingen van Kerken.

De St. Vitus-kerk van Oldehove, van de ter westzijde der stad gelegene parochie, was op een terp en vroegere heidensche offer- plaats in overoude tijden aan den oever der Middeizee gebouwd, welligt eerst als kapel van de stins der Burmania's, en werd daarna tot parochiekerk verheven. Hoewel later vergroot en de hoofdkerk van Leeuwarden geworden, was men in 1529 voornemens haar geheel te vernieuwen en daaraan een hoogen toren te verbinden. Doch de. toren was nog niet volbouwd, toen dit plan mislukte. Ofschoon de kerk in 1570 tot bisschoppelijke cathedraal verheven en na de her­ vorming van 1580 nog gebruikt werd, gaf hare bouwvalligheid in 1595 aanleiding tot het besluit, om Kerk en Koor van Oldehove te doen afbreken. Het buitenmuurwerk bleef nog bestaan tot in 1706, toen in plaats daarvan een kring boomen geplant werd, welke tot 1866 den omvang der vroegere domkerk aanwezen. Zie G. B. v. L. I 24, 156, 201, 278, 325; II 11, 92. n. SECCLESÍA CATHEDBALIS S. VITI LEOVAEDIÆ." De Kerk met hooger koor en spitsen toren daar boven, van de noordwestzijde gezien, met den nieuwen toren op eenigen afstand ten westen. Gravure met opschrift er onder, zonder eenigen naam; breed 4°. 206. h. Dergelijke, doch krachtiger gravure, met het zelfde opschrift in een lint er boven; breed 4°. 207. 174 D. PLAATSBESCHRIJVING,

c. Dezelfde voorstelling, in 0. I. inkt geteekend door J. Stellingwerf, 4723; breed 4°. 208. d. De Toren en het vervallen muurwerk der Kerk , zoo als beide in 1611 bestonden. Teekening van H. Bos -,4° . 209. e. De Toren alleen, van de oostzijde; teekening van /. Stellingwerf, 1723 ; br. 4°. 210. /. »De oude Kerk en de nieuwe Toren van Oldehove, zoo als die om­ streeks 1550 bestonden." Naar de teekening van S. Bongo, in 1846 ge­ steendrukt door C. W. Mieling, uit de Gesch. Beschnjv. v. Leeuw. : op chi- neesch en breed fol. papier. Zie bl. 166 hier vóór. 211. Onze Lieve Vrouwe- of Maria-kerk van Nijehove, de mid­ delste der drie parochiën, waaruit de stad is ontstaan. Zij stond ten zuidwesten der Groote of Jakobijner-kerk en was tot 1435 de hoofdkerk van Oud-Leiuwarden, dat toen met de daar nevens ge­ legene parochiën Oldehove en Hoek werd vereenigd. Na de her­ vorming werd zij eerst tot een ziekenhuis en daarna tot een tuig- huis gebruikt en in 1619 tot een klokgieterij afgestaan. In 1687 deed de regering eerst den toren en in 1765 de gansche, bouw­ vallig geworden kerk afbreken. De grond werd gedeeltelijk met de vier laatste huizen der Groote Kerkstraat bebouwd. G. B. I 29 , 198, 248, 285, 345; II 13, 93, 168. «. De vroegere Kerk met kruispand en kosterswoning ter noordzijde in 4723, toen zij tot klokgieterij gebruikt werd. Teekening van J. Stelling­ werf; 4°. 212. b. »Het Klokhuis te Leeuwarden, van ouds Nijehove, te zien aan den Zuidkant; afgebroken in 't jaar 4765." Geëtst door B. J(elgerhuk); br. 4°. 213. c. Alsvoren, ste zien aan den Noordkant," door den zelfden: br. 40. 214. d. De zelfde plaat met kleuren opgewerkt. 215. De Groote of Jakobijner-kerk, als Kapel van het ter noord­ zijde gelegen uitgestrekte Klooster der Predikheeren in 1487 en volgende jaren gebouwd, was welligt toen en later de grootste Kloosterkerk van ons land. In 1580 werd zij tot de eeredienst der hervormden ingerigt en sedart als de hoofdkerk dezer stad be­ schouwd. G. B. I 93, 197, 225, 252, 344; II 94, 161, 194, 266, 425. a. De Kerk van de zuidzijde gezien, met vier gevels, aehtkante koor - sluiting en spitsen toren. In een lint staat er boven: LA GRANDE EGLISE DE LEWARDE. Gravure van J. Harrewij»; br. 4°. 216. b. De zelfde plaat, doch het lint verbreed en aangevuld met: AUTREFOIS CELLE DES DOMINICAINS: br. 4°. 217. 6. KERKEN. 175

Een dergelijke, veel ruwer, gravure, met het zelfde onderschrift en daarbij : De Hoofd Kerk van Leey-waerden, voortijds die der Predikheeren, komt voor in: Les Delices des Pays-bas, Paris et Ànvers, 1786, vol. V.p. 256. Cat. Bibl. 320. c. Gelijke gravure, zonder naam, met het onderschrift: Divi Fiti (?) Ecclesia Leovardice,• br. 4°. 218. Deze 4°. plaat is, op fol. papier gedrukt, opgenomen in de groote uit­ gaaf der Kerkelijke Historie en Outheden der zeven provinciën, van H. v. H(eussen) en H. v. R(ijn). Leiden 1726, 5e dl. bl. 66. (Cat. Bibl. 347) Van zulke schrijvers mogt men zulk een verkeerd onderschrift niet verwachten. cl. Teekening van de kerk, met den westelijken gevel, door J. Stelling- Kerf, 1723; 4». 219. e. De kerk met koor en kerkhof. Teekening van J. Bulthuis, 1790; 16°. 220. f. Daarnaar gevolgde gravure, zonder namen; 16. 221. g. Het beeld van een Heilige in een rood kleed, met boek in de regier­ en hellebaard in de linkerhand, staande nevens het voetstuk van een kerk- zuil; folio. 222. h. Het bovendeel van twee heilige personen , waarvan de een een boek in de hand houdt, met een engelenkopje er boven; 4°. 223. Bij het verbouwen van de kerk in 1842 en het afkappen van den bin­ nenmuur aan de noordzijde zijn beide voorstellingen, welke in del6eeeuw op de natte kalk waren geschilderd, voor den dag gekomen , en toen in kleuren afgebeeld door B. van Weemen van Noord. Zij zijn toen weder over- gewit, even als een veel grooter tafereel, dat zich daarna op den zuidmuur der Galileër-kerk voordeed. G. B. I 254, 257. i Teekening van het Kruisgewelf, in het midden waarvan een manskop en een lam, in de Geer- of Kleedkamer der priesters, uitgebouwd aan de zuidzijde van het koor der kerk. en nog in de tegenwoordige catechiseer- kamer aanwezig: breed folio. 224. /. ^Graftombes voui i-n^di Willem Lodewijk van Nassau, van 1584—1620 Stadhoudei van Friesland, en voor zijne Gemalin Prinses Anna van Oranje, overleden 1588. in het koor der Jakobijner-kerk." Steendruk van C. W. Wieling, beschreven op bl. 4 hier vóór. G. B. II 95, 427. 225. 7 «Monument, gestigt in de Groote Kerk te Leeuwarden, aan J. H. Nieuwold. in leven Predikant en Schoolopziener te YVarrega, op den 12 Oetober 1820." Naar de teekening van O. de Boer gegraveerd door J. R. Be-,1 te Amsterdam. Titelplaat van het geschrift: Plegtige toewijding enz. Amst. 1822. Cat. Bibl. 235: 8". 226. in. Gezigt uit de Sacramentsstraat langs de buurt Bij de Put op de oost­ zijde der Groote Kerk (nu met koepeltoren) en op den ingang van het koor, dat in 1663 versierd was met een hardsteenen poort, waar boven een Oranjeboom van koper. Teekening in kleuren van S. Bonga (1840) : 4°. 227. 176 D. PLAATSBESCHRIJVING.

De Koster ij der Groote kerk, het vroegere hoofdgebouw van het Jakobijner-klooster der Predikheeren, omstreeks 1228 gesticht en later vergroot; een gebouw, zóó aanzienlijk, dat Hertog Albert van Saksen het in 1499 tot zijn zetel en hof koos en dat de Staten later hierin vergaderden en hunne landsdagen hielden. Geringe veranderingen onderging het gebouw en is ook de hoofdgang met kruisgewelven thans nog bewaard. G. B. I 38, 91, 197, 250. a. Teekening van de twee hoofdgebouwen met muur om den tuin aan de straat, door J. Stellingwerf, 1723; 4°. 228. De Galileër-kerk, vroeger de Kapel van het Francískaner- of Minderbroeders-klooster Galileën, dat in 1472 aan de oostzijde der Ee gesticht en in 1498 in de stad overgebragt was en eene groote ruimte tusschen de Canselarij en het .Nieuwstraatje besloeg. In het midden daarvan werd de Kerk gebouwd, die na de reformatie tot de eeredienst der hervormden werd ingerigt, waartoe zij nog dient. G. B. I 98, 122, 205, 256, 316; II 268. o. Afbeelding in gravure van het binnenruim der Kerk, van het westen naar het oosten gezien, in 1596, toen daarin onder voorzitting eener com­ missie uit de Staten dagelijks gedurende vier uren, drie maanden lang , in 155 zittingen, een twistgesprek werd gehouden tusschen den hervormden predikant Ruardus Acronius, van Kornjum, en den doopsgezinden leeraar . Peeter van Geulen. Deze redetwist over beider geloofsbegrippen (de eenige in ons vaderland) werd door twee daarbij aanwezige personen opgeschreven en is gedrukt in een Protocol, dat, met een voorrede, bevattende het oordeel der Staten, in 't volgende jaar is uitgegeven te Franeker bij Oülis van den Rade in 4°., op welks titelblad deze plaat (zonder naam des gra­ veurs) is gedrukt. Zie Cat. Bibl. 228. 229. De Westerkerk, eertijds de Kapel van het St. Anna-klooster der Graauwe Begijnen, dat omstreeks 1460 op de terp der Begraaf­ plaats gesticht en in 1510 in de stad overgebragt was. Zij diende na de hervorming tot verschillend gebruik, ja zelfs van 1598 tot 1614 tot een tuchthuis. Van 1639 tot 1642 werd zij echter van stadswege als derde Kerk voor de hervormde gemeente verbouwd en ingerigt en in 1681 met een tweede pand of kap verdubbeld. In 1846 bekwam zij hare tegenwoordige sierlijke inrigting. G. B. I 95, 122, 202, 258, 317; II 22, 97, 269. a. De Kerk ter zuidoostzijde, door zeven steenen beeren geschoord en spitsen toren. Teekening van J. Stellingwerf, 4723: 4". 230 6. De Kerk met koepeltoren, gezien langs de Begijnestraat naar de 01de- hoof. Teekening van J. Bulthuis, 1790: 16». 231, e. Daarnaar gevolgde gravure, z. n. 16°. 232, 6. KERKEN. 177

De Waalsche Kerk, in 1530 ingewijd als de Kapel van het Witte- nonnen-klooster der Heilige Apostelen, in de Groote Kerkstraat, en in 1659 ingerigt tot Kerk voor de toen hier gestichte Waalsche gemeente, die haar nog bezit. G.B. I 127, 259, 319; II101, 167,271. ö. »De Fransche Kerk, eertijds der Klarissen kerk," 1723; de oude gevel met voorpoort en koepeltoren. Teekening van ./. Stellingwerf'; 4°. 233. De Evangelisch-Luthersche Kerk, in 1682 in de Nieuwe Oosterstraat gesticht en in 1774 herbouwd. G. B. II 118. 272. a. De onde gevel, in '1723 geteekend door J. Stellingwerf; 4°. 234. De Doopsgezinde Kerken. G. B. II 108, 272. a. »Der Mennoniten kerk," of het vermaanhuis der Waterlandsche ge­ meente , aan de westzijde van den Wirdumerdijk, achter een woonhuis, dat in 1832 gesloopt werd, waarna de kerk in 1850 vernieuwd en veel ver­ groot werd. Teekening van J. Stellingwerf, 1723; 4°. 235. b. »Der Mennoniten kerk in 't Euiterquartier," de vergaderplaats dei- Oude Vlamingen, welke ook door de Vermaningssteeg, bewesten de Waag, een toegang had. In 1705 werd deze met de vorige gemeente vereenigd. Teekening alsboven. 236. c. »Der Mennoniten kerk," op het Zwitsersch waltje of de Brouwers­ gracht , behoorende tot de gemeente der Nieuwe Vlamingen of Friezen, in 1758 met eerstgenoemde gemeente vereenigd. Teekening alsboven. 237. De Roomsch-Katholijko Kerken. G. B. II 171, 191, 195, 198. a. »R. K. Kerk op de Vleeschmarkt, toegewijd aan den H. Bonifacius," in 1805 gebouwd achter een huis, dat in 1825 daar vóór werd wegge­ broken. 8o. (Steendruk van L. Sclúerbeek, 1832.) 238.

7. Afbeeldingen van Gíesticliten.

Het Sint Anth on ij-Gasthuis, in de Groote Kerkstraat, in het begin der 15e eeuw door de Broederschap van het Heilige Sacra­ ment gesticht tot een verblijf voor oude, kranke en verarmde mannen en vrouwen, waardoor het een Arm-, Zieken- en Proveniershuis is geworden, met daaraan verbonden kapel of kerk, waarbij later een Beijer, of tijdelijk verbiijf voor zieke en doortrekkende personen gevoegd werd. Door aanzienlijke giften en erfmakingen gesteund en bij de hervorming met de goederen van hot vervallen St. Jakobs- 21 178 D. PLAATSBESCHRIJVING

Gasthuis en van een derde deel der bezittingen der kloosters ver­ rijkt, nam het gesticht zoowel in uitgebreidheid als vermogen toe, zoodat het rijkelijk in de behoeften van een 80tal proveniers kon voorzien. De uitbreiding sedert 1864 aan de weldadige bestemming gegeven, ook door het stichten van een Nieuw St. Anthonij-Gast­ huis, heeft het belang dezer, lijke instelling zeer in waarde doen stijgen. G. B. Ií 348. a. »Het St. Anthonies Gasthuis," de groote poort of hoofdingang met de Voogdenkamer ter linker en het Reventer ter regterzijde. Teekening van .ƒ. Stellingwerf, 1723; 4", 239. />. Gezigt langs den gevel van het gesticht, van de Kerk en de Beijer naar het oosten, met de huizen der overzijde van de Groote Kerkstraat. Teekening van J. Bulthuis, 1790; 16'1. 240. c. Daarnaar gevolgde gravure, z. n. 16°. 244. (I. Plattegrond van het Nieuw St. Anthonij-Gasthuis, gebouwd in 1864 en 65, hier vóór bl. 155 beschreven. 242.

Het Abbe-Frederiks-Gabbema-Gasthuis, achter de Groote kerk, bestaande uit 12 woningen, in 1634 voor oude vrouwen ge­ sticht en sedert 1712 door de Voogden van het Old Burger-Wees­ huis bestuurd, die na 1850 daarbij verscheidene woningen hebben doen aanbouwen. G. B. II 379. a. De groote poort van bet gesticht, met wapens en het opschrift: »ter eere Gods" er boven. Teekening van -/. Stellingwerf, 1723; 4°. Volgens beschikking van Mr. E. van Haersma is deze poort in 1788 door eene andere vervangen. 243.

Het Marcelis-Goverts-Gasthuis, op den Grachtswal, in 1658 gesticht als een hofje van twintig kamers voor oude vrouwen, en gesteld onder het bestuur van den Kerkeraad der Doopsgezinde gemeente. G. B. II 126. a. De oude gevel met groote poort, waar boven de naam des stichters met de wapens van hem en zijne vrouw. Teekening van J. Stellingwerf, 1723; 4". 244. b. De in 1766 vernieuwde voorpoort en gevel, in 1858 afgebeeld in steendruk, en daar beneden gedrukt de verzen op het eerste eeuwfeest in 1758 en op het tweede in 1858, met de namen der Voogden er onder; groot mediaan plano. 245. Het Diakenie-armenhnis der Hervormde gemeente, in de Groote Kerkstraat, het vroegere Holdinga- en Schwartzenbergshuis, in 1758 voor dit doel aangekocht en toen en later vergroot. G. B. II 358. 7. GEST.CHTEY. 171)

a. De hooge gevel van het hoofdgebouw (in 1794 ten deele afgebrand) met de voorpoort en gezigt langs de Groote Kerkstraat. Teekening van J. Bulthuis, 1790; 16°. 246. b. Daarnaar gevolgde gravure, z. n. 16°. 247. Deze gevel en poort zijn met het voorgebouw in 1873 afgebroken en vernieuwd. Het Old Burger-Weeshuis, aan het Raadhuisplein, in 1534 ge­ sticht en in 1634 vergroot, bekwam vervolgens rijke giften en le­ gaten en ook van stadswege een derde deel der kloostergoederen, waardoor het een der meest vermogende instellingen dezer stad is geworden. G. B. II 362. a. De gevel met de in 1672 vernieuwde voorpoort, op de afbeelding van het Stadhouderlijk Hof naar J. Bulthuis gegraveerd (zie bl. 158, No. 109, hier vóór); breed 4°. , 248. Het Nieuwe Stads-Weeshuis, aan het Groot Kerkhof, in 1675 van stadswege gebouwd en onderhouden, tot 1824, toen het de rijke erfenis bekwam van een vroegeren wees J. M. Baljée, voor wien op de binnenplaats een gedenkteeken is opgerigt. Zie Gr. B. II 366 en. bl. 90 hier vóór. a. De voorgevel met poort aan het Kerkhof. Teekening van .ƒ. Stel­ lingwerf, 1723; 4o. - 249. b. Alsvoren met de huizen ten oosten, en de poort van het Boshuizer- Gasthuis, Teekening van J. Bulthuis, 1790; 16°. 250. c. Daarnaar gevolgde gravure, z. n. 16°. 251. Het Roomsch-Katholijk - Wees huis, in de Ooster-Kruisstraat, in 1786 door het armbestuur der gemeente gesticht. G B. II 371. o. De voorgevel in drie panden, met opschrift boven de voordeur; in 1836 gesteendrukt bij de viering van het vijftigjarig bestaan van het ge­ sticht; br. 8o. 252.

8. Afbeeldingen van Adellijke huizen enz.

„Alt ILiewert binnen Leeuwarden, 1723."" Teekening van J. Stel­ lingwerf; 4°. a. De gevel van het huis in de Groote Kerkstraat, vóór de vernieu­ wing in i 762, met ingemetselden gedenksteen, waarop een burgt met het wapen der stad, de naam Aed Lewerd en het jaartal 1171 zijn gehouwen, zoo als die hier vóór bl. 94 beschreven en als 253. í. plaat uit Gabbema, Verhaal van Leeuwaarden , hierbij gevoegd is. 254. 180 D. PLAATSBESCHRIJVING.

Hier stond vroeger de oude stins of Gammìng'iburgl, die geacht werd met den oorsprong der stad zamen te hangen, omdat zij gesticht was en be­ woond werd door den aanzienlijksten edelman, wiens geslacht in Oud-Leeu- warden het meeste gezag had, en waarvan de naam reeds in de Camminga- honderd van den giftbrief van 839 voorkomt en nog heden in het woord Cammingahorn, op een steen in die zelfde straat, bewaard wordt. Zie G. B. v. L. I 32,295; II 385.

Camminga- of Heer van Amelandshuis te Hoek, aan de oostzijde van Oud-Leeuwarden gesticht door dien tak van dit ge­ slacht , waarvan de leden, als opvolgers van de geslachten Jelmera, Donia en Heringa, vrij- en erfheeren van het eiland Ameland waren, en die hier ten noorden van den uitgestrekten hof, welke dit huis omgaf, de Kerk der parochie Hoek gesticht hadden. Zie verder de geschiedenis van dit gebouw en zijne aaneenvolgende bezitters in de G. B. II 387. a. Teekening van het gebouw, zoo als het in 1678 vernieuwd was door FRANS DOECKE VAN CAMMINGA , den laatsten Heer van Ameland uit dat ge­ slacht, met voorplein en hoogen stoep ter noordzijde, en zoo als het nog be­ stond in 4869 , toen het geheel werd afgebroken en vervangen door het tegenwoordige gebouw, aan welks gevellijst de vroegere wapenschilden der 16 kwartieren van de geslachten Camminga en Donia weder zijn aangebragt. 255.

Cammingabnrg te Cambuur ten oosten van Hoek, een oud en aanzienlijk Kasteel, aan welks bezit eene Kapel en drie boerderijen met 145 pondematen lands in den omtrek waren verbonden, en dat gedurende vijf eeuwen 24 opvolgende bezitters had uit dit en aan­ verwante geslachten, opgenoemd in de G. B. II 394. Het is in 1810 afgebroken. o. Gezigt op de stins met hoog middelpand en twee vleugels met hoek­ torens , uit het water opgetrokken, benevens twee voorpoorten, aan de Singelsgracht en aan het Cambuursterpad, Fraaije teekening van C. Pronk , 1742, toen daarvan fideicommissair bezitter was Duco GERROLT MARTENA VAN BURMANIA , Grietman van Wymbritseradeel; br. fol. 256. //. Het gebouw met de binnenste poort en de boerderij op den voor­ grond. Fraaije teekening van omstreeks 1750, in kleuren ; 4°. in lijst. 257. c. Kleine teekening van het slot, omgeven door een gracht met brug daarover; 16«. 258. d. De bouwva] der oude Kapel, welke ten noorden van het slot stond en waartoe weleer aanzienlijke kapellerenten behoorden, zoo als zij nog in 1723 bestond, toen zij dus werd afgebeeld door J. SlelUiigwrf,• 4°. 259. e. Gezigt van de Cambuurstervaart en pad op de gebouwen in het ver- 8. ADELLIJKE HUIZEN ENZ. 181

schiet, in 1790, toen het onbewoonde slot tot een kruidmagazijn en am- munitiehuis gebruikt werd. Teekening van J. Bulthuis; 16°. 260. ƒ. Daarnaar gevolgde gravure, z. n. 16°. 261. -Burmanialiulä te Oldehove, bij de Lieve Vrouwepoort, de stins van het aanzienlijk geslacht, dat, reeds in 1180 bekend, in den omtrek veîe gronden bezat, gelijk ook het patronaatregt in de kerk van Oldehove, tot wier stichting het voornamelijk zal hebben bij­ gedragen. Sedert werd het vernieuwd, aangebouwd en bewoond door een aantal leden van dit en aanverwante geslachten tot 1815. Toen werd het van de erven van Jhr. JULITJS VAN BÜEMANIA , vroeger Maire van Leeuwarden, aangekocht door Jhr. I. ÆBIKGA VAN HÜMALDA, Gouverneur van Friesland. Wegens den hoogen ouderdom van het gebouw is de tegenwoordige eigenaar voornemens het te doen afbreken en een Nieuw Burmaniahuis daarvoor in de plaats te stellen. Zie G. B. I 26, 339. a. De breede voorgevel, drie verdiepingen hoog, en lager bijgebouw aan de oostzijde, beide uit eene gracht opgetrokken, waarover in't midden een brug leidt tot den ingang, waarnevens een achtkante toren met spits is uitgebouwd. Het voorplein schijnt ook door een gracht van de straat te zijn afgescheiden , waaraan eene homei staat, waarop leeuwen , die wapen­ schilden houden. Zoo bestond het gebouw in 1723, toen het afgebeeld werd door J. Stellingwerf, die er onder schreef: «Katerspiaats, bewoond door de Heeren Burmania en Zevenaer;" 4°. 262. b. Teekening van het gebouw, zoo als het in de laatste jaren bestond, toen Jhr. v. Humalda daarin de beoefenaars der wetenschappen tot zich trok; vervaardigd door A. Martin, in Dec. 1873; gr. 4°. 263. Maptenaliuis op de Nieuwestad, nevens de Duco-Martena-pijp, gesticht in het begin der 15e eeuw, daarna bewoond door den geschiedschrijver KEMPO VAN MARTENA en in 1552 vernieuwd dooi­ den edelen staatsman Duco VAN MARTENA , die, als het hoofd der Friesche verbonden edelen, hierin met hen vergaderingen hield en daarin overleed in 1605. Zie te Water, Verbond der Edelen, III 97; G. B. I 192. n. Het hoofdgebouw aan de straat met breeder achtergebouw, en twee torens in den hoek aan een voorplein, dat door hekwerk van de straat is afgescheiden. Later door de familiën Hania en Starckenburg bewoond, werd het in 1683 door de provincie aangekocht en drie jaren later be­ stemd tot een Lakenhal voor Engelsche manufacturiers, ten wier behoeve er in den tuin een groot fabriekgebouw voor 60 weefgetouwen gesticht, werd, daarna het Engelsen huis genoemd. Deze grootsche onderneming 182 D. PLAATSBESCHRIJVING.

liep echter spoedig te niet, en ontving het fabriekgebouw de bestemming van Lands Ammunitie-, Geweer- en Rusthuis, terwijl Martenahuis de wo­ ning werd van den Ammunitiemeester. Zoo werd het afgebeeld door J. Stellingwerf in 1723; 4°. Later werd er een huis op het voorplein gebouwd , naast de Haniasteeg. G. B II 83, 87, 192 , 250. 264.

Holdingaliuis in de Groote Kerkstraat, aan de oostzijde uit de Oudegracht opgetrokken. In 1554 werd dit hoogo gebouw, met toren aan de westzijde, gesticht door WiLCO VAN HOLDING-A , een edel­ man, die door geleerdheid en vrijheidszucht tijdens de hervorming grooten naam verwierf en in de groote zaal van dit gebouw de ver­ bonden edelen bijeenriep tot tegenstand van Spanje Later werd het door leden van de geslachten thoe Schwartzenberg, Aylva en Haersolte bewoond, vervolgens tot 's lands Munt gebruikt en in 1758 tot een Diakeniehuis der Hervormde gemeente ingerigt. Zie G. B. I 200, 348; II 82, 359 en bl. 165 en 178 hier vóór. o. Teekening van den gevel, met lageren ingang daar nevens, van J. Stellingwerf, 1723, toen het bewoond werd door AHEND VAN HAERSOLTE, Grietman van Barradeel; 4°. 265. b. Grooter en uitvoeriger teekening van //. Taoenier, van omstreeks 1742; fol. 266. Ayttalrais, ook Moiiizima- en üintzìmahuis genoemd, op de Weaze, tegenover de Brouwersgracht, op den hoek van de Ayttasteeg. Dit huis bezat Hertog Georg van Saksen, toen hij het in 1515 schonk aan FOLKERT ATIÏA, van Barrahuis onder Wir- dum, als vergoeding voor bewezen diensten en geleden schade. De tweede zoon van dezen, de later beroemde VIGLIÜS VAN AYTTA VAN ZWICHEM , erfde het huis en liet het herbouwen en vergrooten en den gevel versieren met het keizerlijk wapen, omhangen met den keten van het gulden vlies, waarvan hij Canselìer was. Bij testa­ ment wenschte hij, dat vier zijner erven het als een familiehuis zouden bezitten en onderhouden. In 1580 werd het door den Luit. Stadhouder BERNARD VAN MERODE bewoond. Later werd het ver­ kocht en de tuin ter westzijde aan den Wirdumerdijk met vier huizen bebouwd. G. B. I 208, 352. a. Het hoofdgebouw met den ouden gevel, zoo als die thans nog be­ staat, met het vermelde Keizerlijk Wapen in het midden, waarvan de voor­ zaal nu gebruikt wordt tot eene smederij. Teekening van 1860; plano. 267. Míimenialiuis aan de Korenmarkt, nevens de Franciscus- ofKorf- makerspijp, was reeds vroeg hier een aanzienlijk kasteel, met eene 9. ADELLIJKE HUIZEN ENZ. 183

gracht omgeven. Omstreeks 1506 werd het herbouwd door FRANS MINNEMA , die als Olderman der stad en Raad des Hertogen van Saksen hier groot gezag had. Later werd het bewoond door de geslachten Liauckama en Aebinga, die een groot deel van den hof ten noorden ter bebouwing afstonden , en vervolgens door de Schel- tinga's, Haersma's en Sminia's. Bij den verkoop ín 1830 werd het door L. Beugelaar tot een logement: de Nieuwe Doelen , ingerigt. G. B. I 41, 64, 82, 195, 321, 343; II 45, 277, 419.

<;. De voorgevel van het gebouw, in 4724 geteekend door J. Stellingwerf; 4». 268. Deze zeven stinzen waren de voornaamste dezer stad. Vroeger hebben wij nog zeven adellijke huizen vermeld , als die van Rolkema en Dekama , het tegenwoordige Hof of Koninklijk Paleis, No. 1"05; — Auckamahuis, thans het Stadshuis, No. '151; — Wal ta huis, nu het Oud-Raadhuis, No. 150; —• Aebingahuis of het Oude Hof, thans Meisjes-kostschool, No. 115; — Papingastins, het Oud-Prinsesse-hof, No. 417 ; — en Ju wsma- of Eysìngahuis, later Muntenburg, No. 142. Bovendien hebben er nog zeventien adellijke huizen in deze stad be­ staan , waarvan geene afbeeldingen tot ons gekomen zijn. Deze waren : Uniahuis, ter plaatse waarvan het blok huizen tusschen de Ossekop en de Weaze is gebouwd; — Keimpemahuis nabij de Groote Kerk; — Cammingahuis op Cammingahorn; — Klein Cammingahuis, ook in de Groote Kerkstraat, op den hoek der Bollemansteeg; — Heringa- ofDoedt-moershuis te Hoek; — Martenahuis op de Tuinen; — Aylvahuis op de Nieuwestad; — Camstrahuis of de Groote poort in de Groote Kerkstraat; — Heentiama- of Jongemahuis bij de Brol, op den hoek van het Naauw; — Huygenshuìs en Espelbachshuis ter noordzijde van den Eewal; — Siercksrnahuis, Wiggamastins en Eggamastate in de Groote Hoogstraat; — Hillemahuis in de Oude Oosterstraat, aan de Hillemapijp; — Andringa- of Rhalahuis achter de Ossekop, bij de Rhalttpijp; — Haniahuis, ter plaatse van het Blokhuis. Meest alle deze huizen bestaan nog in veranderden vorm. Zij waren meest omringd van ruime hoven, waarvan de zoomen van lieverlede aan de burgers tegen grondpacht werden afgestaan tot het bouwen van huizen. Zie G. B. I 41, 64, 446, 192.. Bedenkt men daarenboven, dat er in den naasten omtrek der stad nog zeven adellijke huizen gesticht werden, als: Cammingaburg (vroeger vermeld); — Juwsma aan den Zwarteweg; — Doeckema en Tania op het Oudland; — Siercksma op het Nieuwland; — Jelgerahuis Achter de hoven en D e k e m a h o f bij de Schrans, — dan blijkt uit de bijeengevoegde getallen, dat er in de 46" eeuw in en bij Leeuwarden niet minder dan SS adeiiyke halzen hebben bestaan. Zegge: aeht-en-dertig! 184 D. PLAATSBESCHRIJVING.

Zeker hebben deze veel bijgedragen zoowel tot de bebouwing als tot het aanzien en den bloei der stad , in een tijdvak , toen adel en geestelijkheid het meeste gezag voerden en vele burgers nog onbemiddeld waren.

„'t Huis van den Heer ALBERTÜS ÆMILIÜS LAMORAAL EENÖERS, Grietman van Oostdongeradeeel, te Leeuwarden." o. Teekening van J. Stellingwerf, 1722, 4°. 269. Dit is het nog bestaande aanzienlijk huis in de Groote Kerkstraat, later bewoond door E. L. VAN ANDRINGA DE KEMPENAER , Landdrost van Friesland, en daarna door zijn opvolger den Prefekt J. G-. Baron VERSTOLK. Zie over beiden Friesland in 1813, 19, 45.

„'t Huis van den Heer ULBO AYLVA VAN BTJRMANIA, Grietman van Leeuwarderadeel, Ambassadeur van dezen staat in Zweden." a. Teekening van J. Stellingwerf, 4722; 4°. 270. Een levensberigt van dezen bekwamen staatsman komt voor in de Vrije Fries, V 444. De koets, welke hij te Stockholm gebruikte en de Burtuania geheeten werd, is daar ook later door onze gezanten, zelfs nog in 4844, gebruikt geworden.

De state Jelgeralíuis, daarna Catershoven en Zorgvliet ge­ naamd, Achter de hoven. G. B. I 183; II 290. a. Teekening van .ƒ. Stellingwerf, 4723; 4». 271.

Het huis M.ariëmburg'. Achter de hoven, zoo als het in 1844 ver­ bouwd en tot 1870 bewoond werd door Jonkvr. L. A. VEGILIN VAN ÜLAERBERGEN. a. Groote teekening van X. A. van Loon; gr. med. plano. Zie bl. 464 hier vóór. 272.

De zathe lïollamïershuís, vroeger genaamd Teaklehuis, be­ zuiden Leeuwarden, aan de Wijnhornster-zijlsloot, onder Huizum. a. Teekening van J. Stellingwerf, 4722; 4°. 273. „'t Gralileester ïiloostei* buiten Leeuwarden." 4°. 274. a. Volgens deze teekening van .1. Stellingwerf was dit gebouw in 4723 nog overgebleven op het land ter oostzijde van de buurt Oud-Galileë'n, ofschoon het klooster reeds in 4498 in de stad was overgebragt. G. B. I 422.

- „De Mieuïve f>oeï*?n te Leeuwarden. ' 40. 275. a. Teekening van II. Tavenier, van omstreeks 4750. Vermoedelijk het vroegere kerkgebouw der Vlaamsche Doopsgezinde gemeente, aan de Koe­ markt, op bl. 477, No. 236, vermeld. Nog in het begin dezer eeuw hield het door den Apotheker C. Kuipers hier opgerigte Natuurkundig Ge­ nootschap boven in dit huis zijne vergaderingen. G. B. II 444. 8. ADELLIJKE HUIZEN ENZ. 185

„'t Oude Bagijiiliof te Leeuwarden." 4o. 276. a. Teekening van J. Slelîingioerf, 1722, zoo als toen, gelijk nog, eenige kleinere woningen van het Graauwe Begijnen-klooster om een bleekveld, tusschen de Kalksteeg en de Begijnestraat, waren overgebleven. 6. B. I 259. Antieke gevel van een der oudste burgerhuizen der stad, aan de Voor­ streek, op den noordhoek der Sacramentsstraat, afgebroken en ver­ nieuwd in 1857. Geteekend door A. Martin; fol. 277.

9. Gezigten op Buurten en Gebouwen in en buiten de stad.

De voormalige Gerkesbrugge, bij de Jelgerabuurt en Perks- wal, aan het einde der Pijlsteeg, met gezigt over de gebouwen van het Schoenmakersperk naar de Oldehoof. G. B í 200. a. Naar eene oude schilderij van van Buren, van omstreeks 1603, dii in 't bezit was van Jhr. I. Æbinga van Humalda, in kleuren geschetst door S. tìonga; br. folio. 278. li. Dergelijke teekening, meer uitvoerig bewerkt, door den zelfden; br. 4». in lijst. 279. Gezigt van de Kelders, waarop de Graanmarkt wordt gehouden, op de twee bogen van het marktplein de Bro 1, waarop de Kaak of pronkpaal staat met een Bierdragers wachthuis ter zuid­ zijde , en daar naast de Lindeboom met uitgesperde takken en een plat, dat men door een gang uit het naastgelegen hoekhuis kon bezoeken; de Groente- en Berlikumermarkt met de Weaze in het verschiet; van omstreeks 1650; beschreven in de G. B. II 39, 142, 418. «. Schilderij van dien tijd, zonder naam, hoog 66, breed 46 duim, op doek in lijst. Geschenk van den Heer F. de Haan Fz. ' 280. 6. Daarnaar gevolgde teekening in kleuren van S. Bonga; 8°. 281. r. Hiernaar vervaardigde steendruk, door C. W+Mieling, 1846; 8°. uit de G. B. 282. Gezigt op de westelijke Stadsgracht, het bolwerk en de Vrouwen­ waterpoort met Kruidmagazijn daar boven , benevens de Vrouwen­ binnen- en buitenpoort en de Oldehoof in 't verschiet; schepen en beeldwerk op den voorgrond. a. Schilderij op paneel, van omstreeks 1650, zonder naam, in lijst, breed 80, hoog 59 duim. 283. 22 186 D. PLAATSBESCHRIJVING.

Gezigt van de Voorstreek en Korenmarkt op de hoog en het brugplein der Vischmarkt, waarop twee loodsen tot overdekking van de vischbanken, en de Wortelhaven, waarop de graanbeurs wordt gehouden, ter linker zijde. Zie G. B II 37, 262,enN°. 170 hier vóór. o. Groote teekening van J. Bulthuis, 1790, br. fol. 284- l>. Daarnaar gevolgde gravure, z. n. br. íol. 285. „Gezigt op het Stadhuis, Hooftwagt en Ewal tot Leeuwarden," en „Gesigt van 'tSchavenek op d'Oudenhooft en Bourmainje- huis tot Leeuwarden." 286, 287. Twee in aquatint gedrukte en gekleurde plaatjes in cirkelrand, met nog een opschrift in het franseh er onder. N. Baur, del. 1788: Le Campion sculp. Amst. ehez Jos. Buffa et Comp., Paris chez Ambresonne, gem. No. 15 en No. 18. 4». Gezigt van nevens de Waag op de Langepijp en de huizen, meest allen met luifels er voor, op de Nieuwestad, ter wederzijden van dat marktplein naar het westen. «. Teekening van J. Bulíhuh, 1790; 16o. 288. i. Daarnaar gevolgde gravure z. n. 16°. • 289. Gezigt op de westzijde van de Waag met de huizen ter zuid-, oost­ en noordzijde der binnengracht, waar achter de .Nieuwetoren in 't verschiet. n. Onafgewerkte teekening in kleuren, van omstreeks 1830; br. folio. 290. Gezigt van over de Kelders op de bogen en het brugplein van. de Brol, het huis de. Lindeboom met de zuidzijde van het Naauw en de drie eerste huizen op de Kelders met den onderwal of Bierkade, waaraan de schoorsteenen der hoedenfabriek. o. Teekening in kleuren van omstreeks 1830; breed folio. 291. Gezigt van de Wortelhaven op de Vischmarkt en door de Ko­ ningsstraat naar de Canselarij, met veel beeldwerk. a. Groote teekening in kleuren van S. Bonga, 184-8 ; gr. med. plano. 292. Bij de vernieuwing- van dit brugplein in 1856 werden de loodsen weg­ genomen en de Vischmarkt verplaatst naar de Oosterkade. Zie N°. 284. De Brouwersgracht en het Zwitsers w altje, met de achter­ huizen van de Ossekop, waar vroeger Uniahnis stond , tot de Rhalapijp. íi. Schetsteekening van S. Bonga, 1840; gr. 4°. 293. Gezigt van den wal bij de Vrouwen-waterpoort op het Klein Scha­ ver nek en de Oldehoof in het verschiet. a. Schetsteekening van S. Bonga, 1846; gr. 4». 294. 9. BULKTEN EN GEBOUWEN. 187

Gezigt van den Verlaatsdwinger op de Havenbrug en het mole- naarshuis naar het Sc haver nek, met de Oldehoofin het verschiet. a. ïeekening in Meuren van 8. Bonr/a, 1846; gr. 4°. 295.

Gezigt van de Vrouwen-waterpoort op de Ha ven brug en de Klanderij of het Witstek in het Zaailand. a. ïeekening in kleuren van S. Bonga, 1849; gr. 4°. 296. Door het dempen van de gracht langs "het Zaailand en het afgraven van den wal, in 1850, is dit oord geheel van aanzien veranderd. Op dien aangewonnen grond werd toen gebouwd:

Het Paleis van Justitie, en verkregen het

Gezigt van het Verlaat over de Buitengracht op den beplanten Verlaatsdwinger en de IJzeren brug, met het Schavernek, Burmaniahuis en de Oldehoof er achter. a. en h. Twee fraaije gravures. naar de teekeningen van L. Rokbock ver­ vaardigd door K. Gunkel, J. M. Kolb en Joh. Poppel bij O. O. Lange ie Darmstadt, uitgegeven door O, B. van Goor te Gouda, in Terwen, het Koningrijk der Nederlanden, 1858; br. gr. 8». 297, 298.

Gezigt van vóór den Harlinger straatweg over de Stadsgracht op den Oldehoofster toren met waterpoort daar nevens. u. Steendruk van J. Ilìherâink , naar de teekening van E Koster bij J, I). Steicerwald; fol. Uit Koster's Schetsboek, 4858. Zie ook bl. 166 hier vóór. 299.

Gezigt uit de Sacrament ss traat langs de buurt Bij de Put op de oostzijde der Groote kerk in 1840. «. Teekening in kleuren van S. Bonga, op grootere schaal dan No. 227 hier vóór; 29 en 26 duim,»in lijst. 300. Gezigt langs het Schavernek op den toren van Oldehove, en Van de Brol op de Groote Hoogstraat en den Nieu wetoren. a. en b. Naar de teekeningen van W. Blekking Jr. te Amsterdam in hout gesneden door F. Wewsenbrueh, voor het Nederlandsen Magazijn, 1864. Afzonderlijke afdrukken, van achter niet bedrukt, mij door den Redakteur P. H. Witkamp vereerd. 301, 302. De Bagijnes traat met de Westerkerk en Latìjnsche School en de 01 d e h o o f in 't verschiet, en Gezigt over de Stadsgracht op de Wirdumer Buiten- en Binnenpoorten. a. en b. Gepointilleerde gravures, z. n., navolgingen van No. 232 en 180 hier vóór. Uit H. Potter, Wandelingen en Kleine reizen, Amst. 1808,1e dl. bl. 180. Cat. Bibl. 271. 303, 304 188 D. PLAATSBESCHRIJVING.

De noordzijde van den W i r d u m e r d ij k, voorbij het W a a g s p 1 e i n en de S t. Jak o bsstr aa t, in 1853. a. Schetsteekening in kleuren van S. Bonga; plano. 305. DeVischmarkt, de Vrouw en poorts-dwinger en de boereplaats Tonnenburg aan den weg naar Stiens. 1846. a , b, c. Drie schetsteekeningen in kleuren van S. Bongn ; 4o. 306, 307, 308. Gezigt in de N o ord er plan taa dj e op de voormalige Oranjerie van den Prinsentuin en op de Ar m en-Be w aar se h o ol, met de Groote kerk in het verschiet, 1860. a. Teekening in O. I. inkt van A. Martin; gr. 4°. 309. Gezigt over de oostelijke Stadsgracht met den beplanten wal ter linker en den Gr ach ts wal ter regter zijde; de Tuinsterpoort en brug met liet Arsenaal in den Amelands-dwinger in 't verschiet. 1816. a. Teekening in O. I. inkt; br. fol. 310. Het Stads Verlaat met de voorzijde van het huis en herberg en hooge brug over de steenen sluiskolk, en De achterzijde van het dubbele huis aan de Stadsgracht, omgeven door geboomte. G. B. II 21. a. en b. Twee groote teekeningen in O. I. inkt, door A. Mn/tin ver­ vaardigd in 1859, toen deze sluis en dit gebouw geheel werden wegge­ ruimd en de vaart verlegd. Zie No. 91, '172 en 173 hier vóór. 311,312. Gezigt \an vóór de Sociëteit: Amicitia langs den weg op de Zuider- brug en den Wirdumerpoorts-dwinger, met den daarop staanden Korenmolen en molenaarswonins. a. Teekening van A. Martìv, vervaardigd in Mei 1873, kort voor de molen afgebroken en de dwinger afgegraven werd. 313

lOo Ctezigteit op de §tad in foet verschiet.

L e uwer den, de Hooftstadt van Frislandt, 1602'", is de ned. en Leo ver dia, Metropolis Frisiæ, M io. Cu , de lat. titel van een fraai en breed gezigt op de stad van de zuidzijde, met veel beeldwerk op den weg en in het l^nd er voor, gezien van den mo­ len, die vooraan in de Schrans stond. Het opschrift er boven, tusschen de wapens Van de provincie en de stad, is geheel gelijk aan 10. GEZIGTEN OP DE STAD. 189

dat van den plattegrond van 1603, beschreven op bl. 142, No. 26, hier vóór, en evenzoo de twee opdragten in randen ter zijden daar­ van, de eene aan de Staten en hunne Gedeputeerden, de andere aan den Raad en het volk van Leeuwarden, met dit onde2'seheid, dat zij alleen zijn van P. Bastìus. den graveur, die zijn naam er ook onder heeft geplaatst. De opdragt van den plattegrond, ofschoon ook door P. Bast te Leiden gegraveerd, heeft alleen den naam van , dien ik ook voor den teekenaar houd van dit schoone en uitvoerig bewerkte stuk, waarvan ik nooit een tweede ex. zag, gelijk geheel geen van den eersten druk. Onder dit ex. toch staat ook: „C. J. Visscher excudit. 1645," zoodat het een tweede druk is, hoewel daarin de latere veranderingen en de zuide ijke uitlegging van de stad van omstreeks 1620 niet zijn aangebragt. De breedte is 55 en de hoogte 20 duim. 314. De zelfde graveur had in 1598 ook een dergelijk gezigt op Franeker vervaardigd, waarvan twee verschillende drukken bestaan, met de kleeder- diagten van onderscheidene personen op den voorgrond. Waarschijnlijk was Johan Sems, een Franeker van geboorte, ook daarvan de teekenaar. Zie over hem bl. 46 en 110 hier vóór. De hooge zeldzaamheid van dit prospect blijkt wel daaruit, dat het den Heer Mr. J. T. Bodel Nijenhuis te Leiden, die gedurende "vijftig jaren nagenoeg alle kaarten en gezigten uit ons land verzamelde, onbekend bleef, zoodat er geen melding van is gemaakt in zijn levensberigt van Pieter Bast, in de Handel, en Mededeel, der Maatschappij van Letterkunde over 1872. Daarin zijn op bl. 97, 98 en 102 wel de gezigten op Franeker en de plattegronden van die stad en van Leeuwarden uitvoerig beschreven.

Leeuwaerden. Kleine teekening \an de Wirdumerpoort en twee torens met eene kerk daar achter; in bruine O. I. inkt; 16°. 315.

Leeuwarden. Potloodteekening, ter zuidzijde, van omstreeks 1664; br. 8». 316.

Leeuwarden. Kleine teekening in O. I. inkt, van de westzijde, aan de Harlingervaarî; 16«. 317. L e w a e r d. Gravure z. n. van de zuidzijde , met een wagen en boomen op en aan den weg; br. 4°. 318. L e war den in Friessland. Gravure z. n. ter zuid/ij. Ie; daar boven de beelden van den Vrede en d« Geregtigheid in de wolken, en onder het opschrift: „Oscula Justitiæ pangit Pax alma Sorori: Sijmbola civilis prosperitatis habes;" br. 8. 319. 190 D. PLAATSBLSCHIÎIJV1SG.

De zelfde plaat gekleurd. Weliigt uit een duitsch werk. 320. Leeuwarden. Groote houtgravure van de zuidzijde, met de nieuwe wallen en de twee molens bij de Schrans op den voorgrond. Met vier regels onderschrift: „Leeuwarden , wijd vermaard, de Hoofdstad van Vriesland;'' enz. Leeuw. Joh. Seydel, dus tusschen 1776 en 1818; maar boven in een lint staat: C. V. Sichem. Daar de drie graveurs van dien naam van 1607—46 werkten, zoo schijnt deze prent veel vroeger vervaardigd te zijn; plano. 321. Leeuwaerden. Gravure z. n. zuidzijde; van achter bedrukt met den tekst van J. F. Ie Petit, Beschrijv. der Ned. Provintien (Arnh. 1615?); Cat. Bibl. 317; br. 4°. 322. Dezelfde gravure, bedrukt met eene Descriptio Leovardiæ; weliigt uit een der talrijke herdrukken van Guicciardijn; br. 4° 328. Lewaerden. Grootere duitsche gravure z. n. zuidzijde, met namen en letters boven de gebouwen en onder de plaat, waarvan sommige zeer foutief zijn; plano. 324. Leeuwaerden. Gravure z. n. van de zuidzijde. Op den voorgrond links een boer en boerin met vee en regts een bijenstal. „'t Amsterd. bij Gerard van Keulen," met rand; plano. 325. Andere afdruk van dit koper, doch opschrift en lucht veranderd; zon­ der adres; plano. 326. Leeuwaerden. Andere dergelijke gravure z. n. en veel beeld­ werk en jagthonden op den voorgrond; met rand en bloemkransen er boven; plano. 327. Leevwaerden. Andere en betere dergelijke gravure z. n. Op den voorgrond nu twee uitgedoschte personen te paard met jagers en jagt­ honden; de randen nog meer versierd; plano. 328. Leewaerden. Gelijke voorstelling van de stad en van dien voor­ grond, doch veel ruwer gegraveerd; met rand; plano. 329. Leeuwaerden. Geheel andere gravure, ook met die twee ruiters, en versierde hoeken; plano. 330. Lewaerd. Nog eene dergelijke uitvoeriger gravure, ook met ruiters en versierde hoeken, plano; 331. Levwarden. Breeder en smaller duitsche gravure z. n., waarop ver­ keerdelijk staat: „Alter Rahthauss Thuen" boven de Oldehoof en „Rahthaus" boven het oude Waltahuis; lang folio. 332. 10. GEZIOTEX OP BE STAD. 191

Bijna al deze gezigten op de stad —- een onderwerp , waarin men in de 17e eeuw veel belang scheen te* stellen — zijn meest gebrekkige navolgingen van de eerste prent van Bast. Eerlang verscheen daarvan eene betere voorstelling, ook van de zuidzijde, met de nieuwe wallen en het opschrift:

Leeuwerden. Het staat boven den plattegrond der stad, welke voorkomt in C. Schotanus, Beschryvinge van Prieslandt, in 1664 op lands kosten gedrukt en beschreven op bl. 145 hier vóór, No. 38 en 39. Afdruk uit de Gresch. Beschr.; plano. 333. Navolgingen daarvan zijn de vier volgende, beter gegraveerde, prenten, die allen de stad meer in het verschiet voorstellen en waarop de voorgrond versierd is met vier personen op den weg bij de Schrans en met twee vrouwen en twee jongens nevens geboomte ter linkerzijde. Leeuwaarden, „F. de Wit excudit,'' zonder rand, br. folio. 334. Leeuwaerden. Dezelfde plaat met gelijk adres, doch het koper boven veel verbreed en omgeven met een rand, draperiën en ver­ sierd opschrift; plano. 335. Leu warde, Capitale de la Frise, zonder het adres en met de versieringen, doch .het opschrift veranderd; plano. 336. Leeuwarden en Leovardia. Andere gravure van dezelfde plaat, met drie beelden minder er voor en twee regels ned. en 2 regels lat. opschrift er onder. „Pet: Schenk ex: Amsteld: cum Pri- vilegio. 59;" met rand; plano. 337. Leevwaerd. Stijf en gebrekkig gezigt op de zuidzijde, met twee bijgevoegde bastions ten oosten. Ioannes Peeters deliniavit, Gasper Botittats fecit aqua forti et excudit Antverpiæ. Cum priuilegio 1674." Daar beneden zijn 10 regels ned. en 7 fransche beschrijving van de stad; br. 4°. 338. Leeuwerden, Gezigt op de noordzijde der stad, grootendeels in 't geboomte der beplante wallen verscholen, zoodat slechts enkele gebouwen uitkomen. Op den voorgrond, bij Tieltjendam, zijn acht personen geteekend en veel vee in de breede weide voor de stad. Wei- ligt is dit een der eerste gravuren van Jacob Folkema (van Dokkum), wiens naam, even als die van den uitgever A. Allard, in de plaat gegraveerd is, terwijl het adres-van dezen met Amsterdam nog eens voorkomt in de twee regels onderschrift; 4°. (1718?) 339.

Latere druk van deze gravure, waarop het adres veranderd is in: ,,t' Amsterdam bij I. Cóvem en C. Mortier. 1." 4°. op plano papier. 340. 192 * D PLAATSBESCHRIJVING.

Geteekend gezigt op de zuidzijde der stad , beneden den plattegrond van J. H. Knoop , van omstreeks 1760, vermei! op hl. 147 , No. 51. 341. Gezigt op de stad van den hoek van Schenkenschans over de Harlinger- vaart langs het Geregt. Teekening naar Pieter Idserds Portier, teekenaar aan de Franeker Akademie, 1774; 4°. 342. Gezigt op de oostzijde der stad, van het buiten Zorgvliet Achter de hoven genomen; het stads wapen met tenants er boven. In 1836 voor de Friesche doek geteekend door J. ff. Matthijssen. Afdruk op papier; gr. med. plano. 343. De zathe Veldzigt aan den Harlinger straatweg, in 1852 bezeten door den Oud-Burgemeester Mr. J. H. van Boelens. In 1861 ge- kopijeerd door Jacobus Eekhof; br. folio. 344 Gezigt op de westzijde der stad, van de zntl.e Veldzigt langs de harddraversbaan, in 1860. Groote teekening met dekverw. in lijst. 345.

il. Gezigten in en om de Stad, omstreeks 1S50. Afdrukken op groot papier van de Twaalf Gezigten op de voornaamste Gebouwen en Beplantingen der stad Leeuwarden , in den tegen- woordigen tijd. Naar de natuur geteekend door Iz. Reynders, en met eene korte beschrijving voorzien door W. Eekhoff, 1849. Allen gesttendrukt te 's Gravenhage, deels door C. W. Mieling, deels door P. Blommers, br. 4°. N°. 1 — 17. 346—362. De onderwerpen zijn: 1. De Stads- of Prinsen tuin van binnen. 2. De ingang van de Stedelijke Begraafplaats. 3. Het Stadshuis en Hofplein. 4. De Stads Waag en de Nieuwestad. 5. De noordelijke ingang der stad, de G-asfabriek enz. 6. Het hoofdgebouw van den Prinsentuin ter noordzijde. 7. De Sociëteit: Amicitia bij de intrede van de stad ter zuidzijde. 8. De Kazerne: Prins Frederik en de oostzijde der stad. 9. De Zuider-plantaadje (thans geheel bebouwd). 10. De Noorder-plantaadje met de hardrijdersbaan. 41. Het Paleis van Justitie met voorplein. 42. De Stad in het verschiet, van de noordwestzijde. Hierbij zijn gevoegd: twee afgekeurde en onuitgegeven platen van het Stadshuis en de Begraafplaats, alsmede drie verschillende proefdrukken van de Sociëteit: Amicitia 12. DE DORPEN VAN LEEUWAKDERADEEL. 193

13. De dorpen van Leeuwarderadeel.

Dertig teekeningen naar die van J. Stellingwerf, 1723, (zie bl. 125, 159 env.) van al de Kerken en de daarbij gelegene vroegere Staten en Stinzen der Edelen in de Dorpen van de gemeente Leeuwarderadeel, ten zuiden en noorden van het grondgebied van Leeuwarden gelegen; benevens plaatdrukken van Wiarda-state te Goutum, Aytta-state te Zwichem enz. 363. Op bl. 139 komen de kaarten voor dezer vroegere Grietenij, waartoe Leeuwarden, als het middelste derdedeel of trimdel, eertijds behoorde; ter­ wijl er tusschen de Stad en deze Dorpen met hunne talrijke edelen eene onderlinge betrekking bleef bestaan, nu van vijandschap dan van vriend­ schap , waarvan hare geschiedenis vele voorbeelden oplevert. Van de twintig hier afgebeelde Staten zijn thans alleen over Wiarda te Goutum en Dekema te Jelsum.

BIJVOEGSELEN VAN NA HET AFDRUKKEN VAN DE VORIGE BLADEN NOG BEKOMENE PLATEN. A. PORTRETTEN VAN VOORNAME PERSONEN.

Jhr. Mr. JAIW ERSÍST van PAAïïïIJS, geb. te Groningen in 1808, sedert 21 November 1848 Commissaris des Konings in Friesland. a. Groot photografisch portret, borstbeeld v. v. met vier ridderorden en veldtogtteeken op den rok met galoneerde kraag. Vervaardigd door Tft. M. Staas alhier, bij gelegenheid der feestelijke viering van zijne 25jarige ambtsvervulling op den 21 November 1873. Met 8regelig bijschrift. A. 450a. K.AR-EI4* Landgraaf van Hessen-Kassel enz., geb. 1651, overl. 1711, vader van 14 kinderen, van welke zijne tweede dochter, Prinses Maria Louisa (zie bl. 14), in 1709 huwde aan Prins Jan Willem Friso, bij welke gelegenheid hij Leeuwarden bezocht. a. Groot borstbeeld r. met afhangend krullend haar in gefigureerd harnas en kanten das ; met naam in den ovalen rand en zinnebeelden in de hoeken. Fraaije zwartekunstplaat van J. Oole, Nicolaus Fisseher Ex. c. p. J°. 1696 Gr. med. plano, 49 en 38 duim. A. 469a. 23 194 ' BIJVOEGSELEN.

«UCO JIAItllW. Friesch edelman, van Kornjum, 1530—1605, die, sedert 1554 lid der Staten, als Gedeputeerde, lid der verbonden Edelen en der Staten Generaal, Hopman, Admiraal op de Zuiderzee enz., eene hoofdrol vervulde in onzen vrijheidsoorlog tegen Spanje, en daaraan de meeste zijner bezittingen opofferde, volgens de groote verzameling familiestukken in handschrift, in het Stedelijk Archief. Zie Bekn. Geschied, v. Friesl. 182, 465. a. Te halver lijve in gestreept groen kleed met smalle halskraag en afhangende halsketen; in de regterhand handschoenen , de linker op het ge­ vest van het zwaard. Teekening in kleuren door //. Mariin, 1873, naar de schilderij op Martena-state te Kornjum. In lijst. A. 452'/. SASK.E UliEi^BURCÂÌI, jongste dochter van den Eaadsheer Rombertus Ulenburgh, geb. te Leeuwarden in 1612, in 1634 ge­ trouwd met den Schilder Rembrand van Rijn, te Amsterdam overleden in 1642. Zie bl. 71. a. Borstbeeld v. v. met kanten sluijer om het krullend haar en groote oorbellen, waaraan parels afhangen, gelijk ook eene aan een roset op den gordel voor de borst. Proefdruk vóór de letter der gravure van L. A. Claessens naar Rembrands schilderij in 't Museum te Berlijn, vermeld in: de Vrouw van Rembrand, bl. 47. Gr. 4°. de gravure 20 en 16 duim. Catalogus de Ridder, No. 873. A. 459a. b. Te halver lijve 1., op 't hoofd een platte hoed met veer, een pels­ mantel over den regter schouder geslagen. Proefdruk op chineesch papier vóór de letter van de gravure van J. Nauwens, 1852 , naar 't origineel in het Museum • te Antwerpen. Gr. fol. de plaat 22 en 17 dm. Cat. de R. No. 920. A. 4.59«. c. Alsvoren, nagenoeg gelijk, met verandering van het onderkleed, dat hals en borst bedekt. Afdruk op chin. pap. van de ets van Prof. W. Ungcr, waarvan »das Original sich befindet in der Galerie zu Cassel,"zoo als er staat onder het opschrift: »Saskia van Ulenburgh, Rembrandt's erste Gattin." Groot 4°. de plaat 18 en 14 dm. A. 459c. d. »Rembrandt's Wife." Kniestuk in pelsmantel, een zwarte doek over de witte muts geslagen. Veel verouderd, 't zij in haar laatste ziekte in 1642 geschilderd, 't zij dat het onderschrift verkeerd is en het des schilders moeder voorstelt. Gem. Rembrundí Pinxit, O. Faringíon delint., Richd. Earlom sculpsit. John Boyäell, London \111, exeudit. In the Common Parlour at HouglUcn. Zwartekunst, gr. folio, het koper 46 en 30 dm. A. 459Í/. Sedert de Heer Mr. C. Vosmaer in zijn werk: Rembrandt, sa vie et ses oeuvres, 1869, een gansch hoofdstuk wijdde aan Saske en haren invloed op den Schilder, is de belangstelling in haar en in de talrijke teekeningen, etsen en schilderijen, welke hij van haar vervaardigde, zeer toegenomen. Ten aanzien van het verschil tusschen b en c schreef Vosmaer reeds vroeger A. PORTRhTJFN. 195

(Ned. Spectator, 1863, 83): »Rembrandt heeft dit portret te Kassei (van omstreeks 1634) behandeld met eene groöte uitvoerigheid en op eene wijze, die weder geheel op zich zelve staat in zijn gezamenlijk werk. De motiven, de houding der figuur zijn bijna geheel gelijk aan de Saskia in het museum te Antwerpen, maar de conceptie en behandeling verschillen hemelsbreed. Op beide ziet men het vrouwenbeeld tot de knieën, en profil naar de lin­ kerzijde ; op beide is Saske's hoofd gedekt met een donkerroode toque met veer, en houdt de regterhand den van de schouders hangenden mantel op. De Antwerpsche is later, de gehuwde vrouw; de Kasselsche is de maag­ delijke verloofde, als met de grootst mogelijke zorg als voor eene vrouw gemaakt en op eene andere wijze schoon. Aan deze heeft Rembrandt al de fijnheid en uitvoerigheid, waartoe hij in staat kon zijn, ten beste ge­ geven." enz. Zeker behoeven wij geene verschooning te vragen, dat wij de gedachtenis van Kulk eene vrouw, van wie de Meester bij uitnemendheid zulke por­ tretten vervaardigde, ook door dit Saske-Album in eere trachten te houden. RICHEUS REGIERIJS ELGERSMA. FRANK, in 1829 hier geboren, was al in 1847 opvolger van zijn vader als Organist der Groote kerk en onderscheidde zich door groote muzikale talenten, doch overleed reeds in 1858. Een levensschets van hem komt voor in het tijdschrift Caecilia, 1858, No. 20. a. Borstbeeld r. met bril op. W, Troott fee. Lith. van E. Spanier; imp. folio. A. 397a.

B. HISTORISCHE BIJZONDERHEDEN.

Grafzerk van PIETER van DEKEIA, Eidder, eerst Grietman van Baarderadeel en van 1538 tot aan zijn overlijden in 1568 Eaads- heer in het Hof en medeeigenaar en ontginner der Compagnons- veenen in Schoterland, en van zijne vrouw CATHARISÍA. van LOO, overl. 1581. a. Schetsteekening door A. Martin van den grafsteen, liggende binnen den omvang der Oldehoofster kerk, in 1866 van daar weggenomen en ge­ metseld in den zuidmuur van den Oldehoofster toren. B. 50«. Hebreeuwsch, Chaldeeuwsch en Syrisch Lofdicht op Mej. Frandna Catharìna Roskam, beoefenares van het Oostersch te 's Gravenhage, kunstig geschreven op perkament, groot 53 en 4.2 duim, door 196 BIJVOEGSELEN.

HERTOG LEUWT, die, nadat hij door de zamenspreking met den koopman Jacobus Bosch tot het christendom bekeerd was, onder­ wijzer in de Oostersche talen te Utrecht werd en den naam aannam van: „PETRUS WERlíER MEUMAlí , C. J. geweezene Rabbi tot Leeuwaarden," zoo als dit stuk is onderteekend (1750). Zieden Cat. der Sted. Bibliotheek, bl. 17 en 401. Eene vertaling van den inhoud is hierbij gevoegd. B. 60a.

C. KUNST, GRAVUREN VAN EN NAAR LEEUWARDER MEESTERS. SYMOlí WYIIIOISS de VRIES, 1580—1624. Zie bl. 110. c. Geboomte, landschappen en gebouwen, met twee latijnsche versregels er onder; acht gravures in gr. 4°. op 2 vellen opgezet, naar Hendrik Hondius, de oude (een leerling van Jan Vredeman de Vries), allen geteekend: S. Friiiui scuïpsit. C. 6a. d. Rivier- en berggezigten, twee gravures, br. 8°., get. Matìùat Bril inverdor, Henricus Hondius excudit. C. 6b. e. Twee portretten der schilders Jac. Binckius en Christ. Queborn, met namen en 4reg. lat. vers er onder; uit de verzameling van H. Hondius, vermeld bij Kramm, 1813. C. 6c. /. 35 voorstellingen van Friesche Prinsen, Hertogen, Koningen. Po­ testaten enz., van Friso tot Georg van Saksen, fantastische beelden, door hem uitgedacht en geëtst voor de Kronyk van Winsemius, 1622, op 3 bladen. C. 6d. PIETER FEDDES van HARLIlIGJBiK , 1586—1623. Zie bl. 59 en 111. ff. Graaf WILLEM LODEWIJK van Nassau, ongeharnast zittende op een galopeerend paard; de toom in de regter-, de bevelhebberstaf in de lin­ kerhand; uitvoerig wapenschild er boven; een gezigt op Leeuwarden van de zuidzijde in 't verschiet. Daar onder staan, afzondeilijk geplaatdrukt, nes regels vers: GviLHELM, O EEDEL NASSOUS BLOEDT, V NAEM IN GLOKI BLINCKEN MOET, V FAEM, IN LOF BI ONS VERHEWEN, V KRACHT, V HOOG DOERLVCHT VERSTANT BESCHERMDE ONS VRYE VADERLANDT, MET GODT, SO LANG V DIENDE 'T LEVEN. C. 12a. C KUNST. G8AVUBEN ENZ. 197

Zonder naam of jaar, doch na 1620. Folio, 30 en 20 duim. Dit hoogst zeldzaam stuk, door v. d. Keilen, Peintre Graveur No. 37 uit­ voerig beschreven, komt voor als No. 345 in den Catalogus der Kunstver­ zameling van Dr. C. C. J. de Ridder te Utrecht, welke, uit 1370 nummers bestaande, in April 1874 te Rotterdam is geveild, en waaruit het mij ge­ lukt is, deze en 13 der volgende merkwaardige gravuren aan te koopen, welke de Kunstverzameling van Leeuwarden kompleteeren en nu nog in dezen Cata­ logus voorkomen konden. h. Het biddend gezin: een bejaarde man en vrouw aan een tafel met spijzen, te midden van geboomte, door den H. Geest uit de wolken be­ straald. KI. med. plano, 45 en 33 duim. Daar onder 6 regels vers:

O GoDT, GHEBENEDYT MAER SPYST ONS ZIELE MEEST, Si VWEN NAEM ALTYT , HEER, DOER V HEILICH GHEEST, DlE NODBU-FT HIER WIL GHEWEN , OM EEWIGHLYK TE LEWEN. DAT-VOER-AL. Dit schoone stuk, get. P. H. fecit en J. C. Físscher excu, beschreef v. d. Keilen No. 19 en in Cat. de Ridder No. 342, waar hij er bijvoegt: sC'est la pièce Ie plus considérable du maître." C. 12/5. i. Jezus bespot door de krijgsknechten, die hem een doornenkroon op 't hoofd drukken en een doornenstaf in de hand geven. Krachtig van uit­ drukking. Gemerkt: P. H. in. A°. 1614. v. d. K. No. 5; de Ridder No. 340; 4«., 15. en 13 duim. C. 12c. k. Het laatste Avondmaal. Jezus zittende in een nis aan een tafel met schotel en beker, en daar om heen de twaalf apostelen. Merkwaardige druk, geel met witte tinten. Daar onder staat: »Coenat eum discipulis Christus. Matth. 26. P. Hars"; breed 8°., 16 en 13 duim. v. d.K. No. 4; de R. No. 339. C. 12á. I. Het laatste Oordeel. Twee engelen, zwevende op de wolken en bla­ zende op bazuinen; boven de wereldregter , beneden de gezaligden en ver­ oordeelden. Gem. P. H. A°. 14. v. d. K. No. 8; de R. 340; 4». 18 en 13 duim. C. 12*. u. Negen etsen, voorstellende het beleg van Franeker, het beleg van Oldeklooster en het Akademiegebouw te Franeker, alsmede de beelden van Karel V, Filips II, Willem I, Willem Lodewijk en Ernst Casimir , benevens een borstbeeld van J. Hopperus, meest allen get. P. II. en vervaardigd voor het tweede gedeelte der Kronyk van Winsemius, 1622; op één blad. C. 12/. Behalve deze gravures vervaardigde Pieter Feddes ook nog, naar Rubens, de teekeningen van de twee volgende groote gravures van zijn vriend: JOAMUfflES EIIXA.RTS. Zie bl. 112 hier vóór. d. ALBERTUS , Aartshertog van Oostenrijk, namens Koning Filips van Spanje van 1596 tot aan zijn overlijden in 1621 Gouverneur der Nederlanden, en 198 BIJVOEGSELEN.

f. ISABELLA CLARA EÜGENIA , Prinses van Spanje (dochter van Filips), met wie hij in 1599 huwde en die na zijn dood nog tot haar overlijden in 1633 België als Gouvernante bestuurde. Beide krachtig en breed gegraveerde portretten hebben drie regels namen en daar onder als opdragt: Joannes Eillarts Sculpior deuoiionis ergo D. D. P. Harlingenús delintavü. KL ined. plano, 43 en 30 duim; de Ridder, No. 316 en 317. C. 15a en 6. f. WILLEM LODEWIJK , Graaf van Nassau, Stadhouder van Friesland enz., borstbeeld 1. in harnas, met geplooide kraag een omgeslagen sjerp; een gepluimde helm er nevens. Tegenhanger van Prins Maurits, No. 13, ook roijaal fol., 43 en 29 duim. Beneden zijn 2 reg. naam en titels als opdragt en daarbij: hanc ipsius effigiem œri imculptam, äedicat consecratque Joann. Eillardi Frhius (dus vóór 4620); de Ridder, No. 313. C. loc. ff. EHNST CASIMIR, Graaf van Nassau, tweede Stadhouder van Friesland enz., borstb. r. met harnas, kraag, sjerp en helm als het vorige portret, waarvan het een tegenhanger is, op gelijke grootte. De voorstelling is op jeugdiger leeftijd, daar ook de 3 reg. onderschrift enkel den naam en titel van Maarschalk bevatten, dat hij in 1606 werd. Zonder naam van gra­ veur; de Ridder, No. 312. C. 15

a. Een vlaamsch feest. Aan den voet van een mast, die met kransen is behangen, staan drinkende personen, die op het geluid van een doedel­ zak dansen, terwijl ter linkerzijde eene waarzegster een meisje in de hand kijkt, ter zijde van een bouwvallig huis. (rem. G. de Heer. Vermeld in den Cat. v. Hulthem , No. 1693. Groot med. plano, 48 en 38 duim. C. 32a. 6. Een troep heidens (Egyptenaars of Bohémiens) vóór een oude herberg kokende, kaartspelende, kammende, enz., zonder lucht of rand geè'tst. Gem. O. de Heer. Groot mediaan plano, 47 en 43 duim. C. 32í.

QERARDUS WlíiJIVW. 1673—1741. Zie bl. 60. Van de zeer zeldzame etsen van dezen meester bekwamen wij uit de ver­ zameling de'Ridder, No 1315, de twee volgende: a. Saturnus, die een zijner kinderen schijnt te willen verslinden. Gem. WIGMANA. Gr. 4°., het koper 26 en 18 duim. C. 46a. b. De Apostel Paulus, met een zwaard en een geopend boek vóór en een gesloten boek nevens zich. KL 4"., 14 en 10 duim. C. 46í. JOHAWfES lïl TIA. 1694—1756. Zie bl. 61. a. Een landschap, van een rivier doorsneden , met een kasteel in 't ver­ schiet en een fontein, brug, geboomte en personen met vee op den voor­ grond. Op koper geschilderd, 18 en 15 duim. C. 47a. Geschenk van den Heer Mr. A. Quæstius te Dronrijp, op wiens pendant de naam des schilders staat. W. van AIÏBEMA, plaatsnijder te Dus3eldorf. a. Gezigt in een woest bosch, van een woudstroom doorsneden. Naar eene schilderij van C. F. Lessing, welke zich te Stettin bevindt, door hem (au burin of zonder graveermachine) in het koper gesneden. Uitgegeven door Julkts Buddews te Dusseldorf. De plaat groot 85 en 60 duim, de gravure 53 en 44 duim. C. i 08a. Dr. Julius Meijer herigt in zijn Allg. Künstler-Lexicon, I 12 , dat WILHELM vo.v ABBEMA, geb. te Crefeld in 1812, teekenaar en plaatsnijder was (of niìsschien nog is) te Dusseldorf, en dat hij, tot het sehildervak opgeleid, daarin zich zelven niet kon voldoen en zich toen op de graveerkunst toe­ legde, waarin hij sedert 1846 bijzonder gelukkig slaagde, vooral in het navolgen van landschappen, waarvan hij het schilderachtige lichteffekt ge­ trouw wist weder te geven, zoodat hij zich een rang onder de beste plaat­ snijders onzer eeuw heeft verzekerd. Hij noemt verder 28 zijner gravuren op, meest landschappen, naar de beste meesters, waaronder ook Hobbema en Potter, vervaardigd. Zie ook Andr^as Andresen, Handbueh für Kupfer- stichsammler, 14,2. Wij hebben een der vier grootsehe gravuren van hem (ook te Rotterdam bekomen) aan deze verzameling toegevoegd, omdat van Abbema zeer waar- 200 BIJVOEGSELEN.

sehijnlijk een Leeuwarder van afkomst is, daar Jacob Sienes en Siene Jacobs van Abbema in 't midden der vorige eeuw te Leeuwarden woonden en de laatste welligt buitenlands uitweek. Ook in Ferwerda, Wapenboek, zoowel als in het Stamboek en in v. d. Aa, Biogr. Woordb. I 23 komen vele leden van dit Friesche geslacht, met en zonder van, voor, van welke personen eene lijst hier bijgevoegd is.

D. GEZ1GTEN IN EN OP DE STAD,

Gezigt van de Verlaatsbrug over de Stadsgracht op den zoogenoemden „hooge berg", nevens den molen op den Verlaatsdwinger, aange­ legd en beplant in 1847, afgegraven in 1874. o. Teekening van A, Martin, 1874; gr. 4°. D. 313i.

AANVULLING.

Op bl. 189 komen onder No. 319 en 320 twee gravuren voor van een gezigt op de stad Lewarden in Friessland, met de bijvoeging: „Welligt uit een duitsch werk." Deze zelfde plaat komt, aangevuld met een bovenschrift: „Fried und Gerechtigkeit kussen sich. Psalm 85," en beneden met vier regels vers: „Der Fried und die Gerechtigkeit" u. s. w. voor in: Daniel Meiszners, P. L. C. Sciagraphìa Cosmica, oder: Eig. Abbil- dung 800 Städte, Vestungen und Schlösser, mit schone Emblemata u. s. w\ Nürnberg 1678, breed 4°., en wel in Pars Altra, Littera B, ook getiteld: Libellus Novus Politicus Emblematicus Civitatum, No. 46. Daarop volgen Franicker No. 47, Zneeck No. 50, Ylsten No. 52.

Het zij mij vergund aan bl. 136 toe te voegen: dat, volgens den Ca­ talogus der Wereldtentoonstelling te Weenen in 1873, in Gruppe 25 70 Nederlandsche Schilders daar 167 schilderijen hebben tentoon­ gesteld, doch dat daarvan alléén aan C. BISSCHOP een bijzondere onderscheiding is bewezen, dewijl achter No. 18 Porträt seiner Mutter staat gedrukt: (Hangt im Ehrensaal). SU PPLE ME IY T

OP DEN

CATALOGUS

DER STEDELIJKE BIBLIOTHEEK

VAN

LEEUWARDEN, van September 1870 tot September 1874.

24

SUHi-IjKMEMiT OP DE» CATALOGUS

DER STEDELIJKE BIBLIOTHEEK

VAN LEEUWARDEN. 1870—1874.

A. WERKEN VAN PERSONEN, DIE TE LEEUWARDEN GEBOREN OF OPGELEID ZIJN OF DAAR GESCHREVEN HEBBEN. (*)

1. GODGELEERDEN.

GELLIÜS SliECAlílTS , Ordentlijcke Beschryuinge ende fondament van dry gemeyne plaetsen der H. Schrift: Van t' Ghenade-Verbondt Godts, — van de Christelijcke vermaninghe, — ende van de Ouer- heyt, etc. — Eerst beschreuen door GELLIUM SNECANUM Frisium, ende nu door SIBEANDÜM VOMMELIUM in duytscher sprake ouer- gheset; oock by den Authoor vermeerdert. Tot Franeker, bij Gillis van den Rade, Drucker der Staten van Vrieslandt, 1588; tezamen 742 bl. met Tafel er achter, kl. 8°. Vóór ieder gedeelte is een uitvoerige voorrede of opdragt aan de Staten, aan de Gedeputeerden en 't Hof en aan de Edellieden en regeerders van grietenijen en steden; de twee eerste gedateerd uit Leeuwarden, de laatste uit Nieuwland, in 1584. De vertaler voegde daaraan toe een opdragt aan de regering van Franeker, gedateerd uit Pietersbierum, 11 Nov. 1586. A. 4a. Over Gellius heeft Dr. J. Reitsma te Kooten in 1872 eene voortreffelijke verhandeling uitgegeven, welke van veel belang is voor de geschiedenis der kerkhervorming, bijzonder te Leeuwarden. Zie deze C. 90a.

(*) De in den Catalogus van 1870 op bl. 310 en 401 voorkomende Bijvoegsels zijn thans, ordeshalve, met de latere boeken in dit Supplement opgenomen. 204 A. WERKEN VAN LEEUWARDERS.

Verclaringhe der Kercken-Dienaers tot Leeuwarden, over D. Vorstii volcomener antwoordt op de Naeder-Waerschuwinghe. Leeuw. A. v. d. Rade, 1612, 4°. bevattende (na een Register, een brief aan de Predikanten in de provincie en een toespraak tot den lezer) de be­ doelde Verclaringhe, groot 23 bl. ongep. en daar achter hunne breede wederlegging in 13 pointen, groot 104 bl.; alles tot verdediging van het strengste Calvinismus. A. 10a. J. BOGrERSIAÜ, het Chrjstelijck Overlijden vanPrince Mauritius enz. Tot Utrecht, b> Jan Amelisz. 1625, 19 bl. 4°. Oorspron­ kelijke druk. A. 15a. RIPPERTUS SIXTITS , Bespreek ofte onderhandelinge ghehouden over eenighe Kerckelijcke verschillen, tusschen DOMINICUM SAPMA, pred. in de openbare Kercke tot Hoorn, ende RIPPERTÜM SIXTI, bedienaar des H. Euang. in de ware Ghere&rmeerde gem. te Hoorn vergadert in de Ramen. Met verantwoordinghe Ripperti, tegens deRemonstrantsche dwalingen Dominici enz. Enchuysen 1617, 824 bl. 4°. A. 17a. Dit merkwaardig boek is een tegenhanger van het Leeuwarder Protocol van 1596 (Cat. bl. 228), en schijnt zoo zeldzaam te zijn, dat het bij Brandt, Tideman en Abbing niet wordt vermeld. Geestelycke Tryumphe der Kinderen Godts: ofte, de vrolijcke gerustieheyt eens Christen-gemoedts, gefundeertin de leere van de Al-werckende Voorsienicheyt Godts: voor-ghestelt in twee Predicatien enz. Leeuw. C. Fonteyne, 1632, 172 bl. 4°. Voorafgegaan door een opdragt van 12 bl. aan den Magistraat van Leeuw, en twee lofrijmen van P. Geest-dorp. A. 17b. Laatstgenoemde was tot aan zijn overlijden in 4646 predikant te Idaard en een vriend van Gijsbert Jacobs. Zie Hulde, II 364. Op den titel van dit werk komt een uitvoerig geteekend symbool of drukkersmerk van Fonteyne in hontsnee voor: een vrouwenbeeld , als fontein in een bekken staande, boven een vijver in een tuin, met opschrift: »Gratia", en daar onder: «Fons aqnæ salientis in vitam aeternam. Ioan. 4." Goddelycke Wech-wyser der uyt-verkoorene gheloovighen, door den doodt in 't eeuwich leven. Zonder titel; de op­ dragt onderteekend den 17 Oct. 1648; 364 bl. 24°. Met vers van d'Autheur en van Sibylle van Griethuysen uit Appingadam ervoor, en achter een van P. Mensonides, pred. te Lekkum, en van Claude Fonteyne, die hiervan uitgever was in 1649, volgens Halbertsma, Hulde aan G. J. II 366, waar dit vers is gedrukt als proeve, hoe los deze Franschman in 't Hollandsen dichten kon. A. 19a. 1. GODGELEERDEN. 205

ADRIAWUS HASIUS , Rotterd., Dienaer Christi tot Leeuwaerden , den Geestelyken Alarm enz. Met 28 texten, kort geanaliseert, ten dienste van alle nieuwelingen in 't heyligh Predick-Ambt, enz. Amsterd. bij de weduwe van Michiel de Groot, 1681, 654 bl. en uitvoerige Anatomia, benevens lofverzen van Viglius Cornelii, Docc. pred. te Leeuw., Paulus Mensonius, pred. te Lekkum, en Gerhardus Radys, Subst. Proc.-Gen., allen in 't latijn, met de Dedicatie van 1648; kl. 8°. met nieuw gegraveerde titelplaat. A. 21a. Deze derde druk komt, in andere volgorde, overeen met dien van 1666 (Cat. bl. 6), en bewijst, hoe stationair de theologie dier dagen bleef en steeds lezers vond. PAULUS MEJIÌSOIÎIS, Pred. tot Lekkum en Miedum (van 1631 tot 1666), Thien sin en spreuk-rijke Predicatien. Leeuw, voor Thomas Willems Luyrtsma gedrukt bij Henrik Rintjus, 1658, 502 bl. 24°. Opgedragen aan Jr. Frans van Eisinga, op Jousma-state te Wirdum, en voorafgegaan door niet minder dan 15 latijnsclie en ned. lofverzen van J. Bouricius, G. Boetius, S. A. Gabbema, F. Elgersma, H. ab Epema J. C., H. de Blau, C. Pecama, G. Ha- gius, G. Adius, T. Gutberleth, T. Wybinga, T Raerdt, Bal- thasar Bekker, S. Mancadan enz. A. 22a.

GUELLIUS BOËTIUS , Bedienaer des H Euang. tot Leeuwerden, de Prophetische Duyve met een Olijf-taxken. Dat is troostelijcfee. en leersame bedenckingen over het eerste capittel des Propheten Jone. Tot Leenw. bij Lambert Dronryp, Boekverkooper op de hoek van de Koninkstraat, over de Cancelarye , 1660, 4°. 413 bl. en Ontledinge (gedrukt bij H. Rintjes); benevens een uitvoerig voorwerk, bevattende: een opdragt aan Prinses Albertina, op wie Gabbema een lofdicht er bijvoegde, terwijl hij ook de latijnsche verzen in het werk vertaalde volgens het voorberigt, waarna 8 lat. en ned. lofverzen op den schrijver volgen van: J. Bouricius, Raads­ heer, D°. F. Elgersma, D°. T. Wybinga te Ferwerd, H. de Blau, Pensionaris. D°. S. Womelius te Englum, D°. S. Mancadan te Oostprwierum en S. A. Gabbema. — Over slechts 17 verzen van dit kapittel preekte de man 413 bladz. vol! A. 22b. Geschenk van den Heer Mr. A. J. Andreæ te Kollum. FRAHCISCUS ELGERSjHA, De Herder Israels: dat is, een verklaring over de vier eerste verssen van den XXIII. Psalm Da- vids. (Tweede druk) vermeerdert met een tweede deel. Leeuw, voor 206 A. WERKEX VAN LEEUWARDERS.

Lambert Dronrijp, 1670, gedrukt bij Kinnert Sydtses, 434 bl. 4°. Opgedragen aan Gedeputeerden en Rekenmeesters; met tien lofver- zen er voor, en gegraveerde titelplaat. A. 24a. Cygnea Cantio, ofte Swanen-ge- sangh van den stervenden Jesus. Eerste deel. (Zie verder Cat. No. 25.) Tweede deel, 1680, bevattende de volgende vier afzonder­ lijke traktaten en titels, als: de benauwtste Klager, 187 bl.; de vyerighste VerJanger, 139 bl.; de volmaakste Volbrenger, 145 bl.; de voorzightichste Zíel-zorger, 161 bl. 24°. A. 25a. Rechtzinnige leere van het sa­ crament des H. Doops (of: het Badt des waaters door het woordt), teegen Socinianen, Papisten, Mennisten, ende andere dwaalgeesten. Met een toegifte van twee tractaatjes (over de Goddelyke en Ker- kelyke Authoriteit). Opgedragen aan de leden van 't Hof van Jus­ titie. Leeuw. Hero Nauta, 1685, 378 bl. kl. 8°. Met portret en lofdicht van ü°. Foppo Gellius te Wirdum er voor. A. 26a. JOHAIIE§ van dep \1\EYF\ en IIEIUIAWUS WIT- ZICS, Predicanten tot Leeuwaerden, Ernstige betuiginge der Gereformeerde Kercke, aen hare afdwalende kinderen. Meest voor- gestelt met de woorden van de outste en voornaemste leeraers, die­ nende tot wederlegginge van de Gronden van Sr. Jean de Labadie, en de sijne. Amst. J. v. Someren, 1670, 378 bl. en uitvoerige Voorreden, 24°. A. 28a. Waarschijnlijk gerigt tegen de Gront-regels der Christ. leere van de Labadie, waarvan de tweede druk eener vertaling door Pet. Heringa in 1666 bij dezen zelfden uitgever was verschenen. In 1670 was de Labadie, na uit Middelburg en Veere verbannen te zijn, te Amsterdam met zijne predikatiën begonnen, hetgeen in de kerk groote beroering verwekte. WIIHELMIJ8 à BRAKEL, Logicæ Latreia, dat is Eedelijke Godsdienst, in welke de goddelijke waarheden des genaden-verbonds worden verklaart, tegen partijen beschermt en tot de practijke aan­ gedrongen. Bandschrift in kwarto, groot 676 bl., geëindigd 1725, en Register 1742. — Voorafgegaan door een voorreden, behelzende het leven van Brakel en inhoud van deze twee deelen, 16 bl. en gevolgd door de (gedrukte) Algemeene Rouwklagte in de straaten van Rotterdam over W. à Brakel, overl. 1711, door ABR. HEL- LENBROEK, 3e druk, met portret. Rott. 1720, 47 bl. waar ach­ ter vijf lijkdichten. A. 36a. 1. GODGELEERDEN. 207

Uit de voorrede blijkt, dat de schrijver van dit net geschreven werk, die zich seen lit van de gemeynte tot Middelburgh" noemt, na vier malen de Redelijke Godsdienst te hebben doorgelezen, na de vijfde lezing den korten inhoud van de twee eerste deelen (groot 2268 bladz.) hierin te boek stelde, om zijne eigene zaligheid daardoor te bevorderen, waartoe hij elf maanden tijds besteedde. SIXTITS BRUUfSVEIiT, de leevendige Christen in de doode wereldt, ofte een breede verklaringe van het geestelijk leeven der waarlijk wedergeboorene. Gedaan in verscheidene predicatien over Galat. cap. 2 vs 20. Den tweeden druk (1665 was de eerste). Leeuw. H. Eintjes, 1666. Uit Joure toegeêindigd aan den Eaads- heer Jedso van Sminia en zijne vrouw Anna Maria van Baardt. Met lofverzen er voor van de predd. C. de Carpentier te Amst., S. Simonides te 5s Hage, J. v. d. Waijen te Leeuw, en P. Koëller te Akkrum. Met twee zinnebeeldige gravuren er voor en achter; 424 bl. en breede Ontleedinge, kl. 8°. A 40a. • Het nauwkeurige Christendom in drie deelen vervat. I. De droevige vlecken van Jesus Bruit, II. de arbeydt van Jesus Bruydt, III. de onderscheydinge van Jesus Bruydt. Met opdragt aan Prinses Albertina Agnes en „goedthartige aen- aenspraeck" aan de gemeenten te Joure, Sneek, Harlingen en Leeuw., benevens een lofdicht van D". Nic. Haring. Leeuw. Hero -Nauta, 1680, 465 bl. kl. 8°. Daarvoor een titelplaat, geteekend door E. Brakenburgh en gegraveerd door H. Cause. A. 406. JOH. CREYGrTHOÄT, Eedenvoering over de wezentlyke gestelt- heid en het nuttige gebruik des H. Avondmaals. (1728) Tweede druk. Leeuw. A. Ferwerda en G. Tresling, 1769, 44 bl. kl. 8°. A. 46a. mCOIiAAS SIMONS van Ï,*.EL\% V VROEl., de Gods­ dienstige Christen, in zynen aart, en in zyn gedrag, omtrent de pligten van den openbaren godsdienst. Amst. 1713, 754 bl. kl. 8°. Met opdragt aan D°. H. S. v. Alphen (zie Cat No. 80), die vier jaar te voren zijn Godvrezende Zeeman met een voorrede had voorzien, en lofverzen van D°. J. d'Outrein, Dl. Willink, E. Cramer en C. B. A. 73a. De be­ kommerde Christen, onderrigt en bemoedigt, door een schriftm. verhandeling, voor heylzoekende Christenen enz. Met voorreden van B. Sandyk, pred. te 's Hage. Den vyfden druk (de eerste 208 A. WERKEN VAN LEEUWARDERS.

kwam in 1722 uit). Amst. 1746, 520 bl. kl. 8°. Met opdragt aan Mevr. J. Six en lof verzen van C. H. v. Heimenberg, J. Dusart, E. Cramer, H. Fouree, J. Hancock en zijn neef Simon van Leeu­ waarden. A. 73b. NICOLAAS SIMONS van IÆEUWAARDEN, des Gods­ dienstige Christens betragtingen in zyn eenzaamheyt; verhandeling tot opwekking, bestiering en vertroosting. Amst. 1730 (Ie druk), 670 bl. kl. 8°. Opgedragen aan Mevr. Pels-Munter, door P. Bou- daan, nadat de schrijver 10 April 1730 in 82jarigen ouderdom was overleden. Hierop volgen treurdichten van T. v. Schelluyne, G. H. v. Heimenberg, F. J. Coets, geb. van Westrem, A. v. Limburg Jr. en J. Hancock. A. 73c. Deze schrijver, uit Leeuwarden afkomstig, was koopman te Amsterdam en de moederlijke grootvader van den dichter N. S. van Winter. Behalve deze drie gaf hij nog zeven dergelijke godsdienstige werken uit, benevens een dichtbundel: Zielsverlustiging, of geestelyke Gezangen, in 1719 en 21, volgens v. d. Aa, Biogr. Woordenb. XI 263. JACOBUS &EOR&IUS de CHAUFEPIÉ , Leov. Fris., Diss. metaphysica de Ideis et Principiis innatis, def. sub. præs. Prof. E. Andala. Fran. H. Halma, 1719, 28 bl. 4°. A. 81a. Volgens het Doopboek der Waalsehe gemeente te Leeuw, werd de schrijver den 9 Nov. 1702 gedoopt en had hij dus den 28 Junij 1719, toen hij deze dissertatie verdedigde, naauwelijks den ouderdom van 16 jaren en 8 maanden bereikt. Behalve aan zijn leermeesters, is dit geschrift ook op­ gedragen aan zijn oom SECOND, toen nog pred. te Leeuw., en aan zijn neef, den in No. 80 genoemden JOH. LUDOVICÜS DE CHAUFEPIÉ, die destijds Waalsch predikant te G-orinchem was. PETRUS WER1ÍER NEUMAN, geweesen Eabbi te Leeu­ waarden en thans onderwijser in de Oostersche taal te Utrecht, Het boek Seder Chadasch, — zijnde een nieuwe order der grama- tica, om te leeren aan de jongelingen de gramatica van de He- breeuwsche taal op een zeer korte wyse. Eerste deel, 179 bl. en het tweede ten deele gepagineerd. Daar achter: Korte Chal- deeuwse Grammatica, 59 bl. Handschrift in kwarto. A. 95a. Hij was de zelfde, die in het licht gaf: Tafel der Hebreenwsehe eonjugatien tot gemak der leerlingen opgesteld, Amst. H. Vieroot, z. j. 8°., en die een Hebreeuwsch lofdicht vervaardigde achter de Dissertatie van A. van Limburg, vermeld in van der Aa, Biogr. Woordenboek, XIII 165, hoewel de eerste daar J. L. en de laatste P. W. NEUMAN, rabbi te Leeuwarden, als twee afzonderlijke personen genoemd worden. — Achter het werk van Jaeobus 1. GODGELEERDEN. 209

Bosch, cle ware hope en verwachtinge Israëls, 1747 (A. 92 op bl. 17) vermeldde Ferwerda , dat hij mede had uitgegeven: Het ligt ten tyde des Avonds , om te verligten de oogen Israëls, op dat zy mogen zien de Trooster Zions, door PETRUS WERXER NIEUWMAN , gewezen Rabbi der Joden te Leeu­ warden ; doch in 1770 berigtte Gr. Tresling achter het werk van Koelman (E. 165«), »dat, na de gehouden zamenspraken van Bosch met den Rabbi HERTOG LEÜWY , deze zijn leeraarambt onder de Joden nedergelegd, hunne synagoge verlaten heeft en tot de Christenen is overgegaan onder den naam van PETRUS WERNER NEUMAN." (Zie bl. 196 hier vóór.) Van dat werk van Bosch verscheen in 1760 bij Ferwerda en Tresling een tweede druk in kl. 8°., groot 456 bl., ook met approbatie der Classis, met opdragtbrief aan de Parnassim te Amsterdam en een nieuwe voorrede , van 23 bl., waarin hij berigt, dat in dezen kleinen druk de Hebr. letters zijn weggelaten; daarbij is een lofdicht van zijn vriend Lucas Floors. Een derde druk verscheen in 1766, opgedragen aan de Leeuwarder Predikanten. Een vierde druk bezorgde P. Beijer te Groningen nog in 1873, naar cle eerste uitgaaf gevolgd, doch in nieuwere spelling, met den inhoud der zamensjoraken boven ieder, 34 en 268 bl. 8°. Wel een bewijs, dat dit werk niet van voorbijgaand belang werd geacht en onder de regtzinnigen bij voortduring koopers vond.

P. COHíRADl Oratio funebris in memoriam Pctri Laan, Theol. Prof. Fran. 1743, 56 bl. fol. A. 97a. Zie over dezen uitstekenden godgeleerde vooral de beoordeeling van Sepp in zijn Joh. Stinstra, II 37.

Verzoek van explicatie, over de toepassing op de preek van J. Ratel­ band , door een leerbegerig Christen. Bij Ferwerda, 7 bl. 4°. A. 101a.

Zeedig verzoek van explicatie, aan den Luth. predik. P. L. St. Muller, over zijne in een Geselschap gebruikte woorden , rakende de Toepas­ sing van J. E., open gelegt door een Eatelbands-gezinde. 1750. Zonder drukker, get. E. G. 7 bl. 4°. A. ÏOIB. Beide geschriften zijn gerigt tegen D°. J. Ratelband, die op bl. 21 der leerrede, het waare Offerlam (1750, zie Cat. No. 101) gewaarschuwd had tegen hen, »die thans een' algemeene Kerk zoeken door te dryven, onder den dekmantel van Verdraagzaamheit," waarover hij heftig werd aangevallen. 3. IIABBEMÅ , Bedenkingen over de orde des heils en de alge­ meene aanbieding \a,n het euangelie aan David Kleman, pred te Voorburg; in Brieven door E. D. P. Uitgegeven door J.íl. Rott. 1775, 76. 6 stukken, 610 bl. 8<>. A. 110a. 25 210 A. WEBKEN VAN LEEUWARDERS.

J. HABBEMA, de leer der Hervormde Kerk aangaande het Borg- togtelijke van Christus lijden bevestigd. Rotterd. 1783, Ie en 2e st. 304 bl. benevens-nog zeven strijdschriften, welke voor en tegen dit werk in het licht zijn verschenen. 8°. A. 110b. (J. A. COURTOlíiVE) Sermon contre les L i b e r t i n s. L'insensé dit en son coeur, il n'y a point de Dieu. Ps. XIV. Leeuw, chez G. Coulon, 1745, 17 bl. 8°. A. 114a. AMBROSIUS DORHOIIT, Verklaring tot naspeuring van de eygen aart van het H, Avondmaal. Leeuw. T. van Dessel, 1742, 235 bl. kl. 8°. Opgedragen aan Hector Willem van Glinstra, Grietman van Tietjerksteradeel. A. 115a. Commentarius exegeticus capitum trium priorum Epist. S. Apost. Pauli ad Ephesios. Auctore HERJI. REINERS , v. D. M. Wesopi. Cum praef., suppl. et ind. A. D. Leo- vard. H. Strick, 1746, 361 bl. 4°. Met opdragt aan Epo Sjuck v. Burmania, Burgem. van Dokkum. A. 1156. C C. STURUI» Handwoordenboek van het Nieuwe Testament, voor ongeleerden, vertaald en vermeerderd door A« STERK., Leeraar in 's Hage (vroeger te Leeuwarden). Haarl. 1782 en 83, 942 bl. 8°. A 118a. THEO». BIU\*YELI> de B1.AU, een Patriotsch Regent geschetst in eene Landdags-predikatie, voor de Staaten van Stad en Lande uitgesproken in het Provincie-huis en op hunne begeerte uit­ gegeven. Gron. 1785, met aantt. 76 bl. 8°. A. 121a. ——• Wat te doen in enen bozen tijd. Op den alg. dank-, vast-, en bededag, den 19 Maart 1788, gepredikt te Groningen. Aid. 1795, 40 bl. 8°. A. 121b. Op den titel staat: »Het is deze Biddagpreek, welker gevolg veroorzaakt 2>heeft, dat aan den Prediker, niet kerkelijk noch richter lijk, maar bij po- xditieke Resolutie der Stads-Regering, (na een dienst van bijna dertig jaar) Bzijn Ampt is opgezegd ; en Hij , eerst zeven jaar daarna, er weder in hersteld." Handleiding voor mijne leerlingen. Leeuw. C. van Sligh, 1797, 226 bl. 8°. Geapprobeerd door de classis van Leeuwarden. A. 130a. Dit is de eerste druk van dit voortreffelijk geschrift, waarvan de Schrijver Ds. A. BRINK zelf het voorberigt onderteekende, waarin hij het doel van zijn geschrift ontvouwt, als geen »Godgeleerd samenstel of uitgebreide Zeden- kunde, maar om de waarheden van den godsdienst kort en eenvoudig te behandelen, dat men overtuigd worde, hoe belangrijk ze voor ons zijn." Deze zeldzame eerste druk is een geschenk van den Heer CORBELYN BAT- TAERD alhier. 1. GODGELEERDEN. 211

(A. BRIMfK.) Kort onderwijs in de Bijbelsche Geschiedenissen van het Oud Verbond. Leeuw. C. van Sligh, 1800 (eerste druk), 37 bl. en Nieuw Verbond, zesde druk, bij J. W. Brouwer, 1809, 53 bl. kl. 8°. Kerkelijk goedgekeurd. A. 131a. Dit is een der voortreffelijke onderwijsboekjes van Brink, die later tallooze malen herdrukt zijn. Het voorberigt, door den Schrijver zelven ondertee­ kend, verklaart de reden en de beginselen van dit »zeer onvolledig opstel", gelijk hij een arbeid noemde, die later, bij duizendtallen verkocht, voor zoo velen van groot nut is geweest. Daarna gaf hij nog: Eenvoudig onderwijs in den godsdienst Leeuw. 1809, 8e druk en 1863, 39e druk, 83 en 93 bl. kl. 8 . en Het eenvoudig onder­ wijs verkort, waarvan de 55e druk is van 1865, 32 bl., benevens: Eenige Vragen over den godsdienst, 1808, 35 bl. kl. 8°. A. 1316. A. YFEIJ, Bijbelsche Geschiedenis. Een leerboek voor kinderen. (1803) Tweede vermeerderde en verbeterde uitgave. Utrecht 1818, 534 bl. 24°. A. 148a. Wegens bevattelijke voorstelling en echt kinderlijken stijl was dit leerboek lang bij velen geacht en in gebruik. JOD. HERIlïffÄA El. fil. , Oratio de Theologiae in scholis insti- tutione etc.: habita cum theol. docendae munus in Acad. Traj. publ. susciperet. Traj. 1794, 51 bl. gr. 4°. A. 161a. Vele vrijzinnige denkbeelden, hierin voorgedragen, nam men den jeug­ digen Prof. zeer kwalijk. Zij leerden hem die voorzigtigheid, behoedzaamheid en beleid in 't spreken en handelen, waardoor hij zich later onderscheidde. lillCAÖ SURIUfÄAR, Leov. Fris., Diss. crit.-exeg., exhibens Specimen Observationum ad loca quaedam Matthaei. — Diss. phil. exeg., de diversis vocum kadosch, hagios, et affinium significationibus in sacra scriptura. Fran. W. Coulon, 1790 en 92, 38 en 39 bl. 4°. Beide verdedigd onder Prof. J. van Voorst. A. 164a. D. CHAMTEPIE de Ia SAUSSAYE, la parole de 1'Enfant, prodigue. Meditations evangeliques. Leyde 1863,152 bl. post 8°. A. 197a. De S. toen pred. te Rotterdam, is in 1873 als hoogleeraar te Groningen overleden. Dr. -L. PROE8» de Bergrede des Heeren in hare toepassing op het Christelijk leven verklaard. Leeuw. 1856, 312 bl. 8°. A. 2O3a. Presentex. van den schrijver. Dr. S. HL THODKI van VEI/EEU, Lichtstralen over de graven onzer geliefden, opgevangen uit het evangelie. Een huisboek 212 A. WERKEN VAN LEEUWARDERS.

voor Christelijke gezinnen. Zutphen 1855 en 56, 2 dln. 221 en 272 bl. 8». Opgedragen aan des S. schoonvader Prof. H. Nien- huis te Groningen. A. 204a. MAGTFIIiDUS van 8TA¥EStEÌ, Theol. Doet. en Sedert 1847) Pred. te Leeuw., Jezus Christus vooral in eenige trekken van zijn inwendig leven geschetst. Twaalf Leerredenen. Zutphen 1852, 249 bl. 8°. A. 205a. DAffllEL HERMAWirïJg WAUBERT eïe PUISEAU, geb. te Sneek, de Christologie van Justinus Martyr. Acad. proefschrift als Doctor in de godgeleerdheid. Leiden 1864, 236 bl. 8°. A. 205b. P. H. HVGEIHOLTZ Jv., (\an 1862—66 pred. te Leeuw.) Ter Gedachtenis Toespraken tot de Ilerv. Gemeente te Leeu­ warden (uitgegeven bij zijn 'vertrek naar Amsterdam). Leeuw. H. Suringar, 151 bl. post 8°. A. 2O5c M. van CwEUlWSI. Oorlogslessen, Godsdienstige toespraken. Leeuw. H. Kuipers, 1870, 71 bl post 8°. A. 206«.

JOAIIE8 PETRUS HICOIÌAVS LAK», Delfensis, Dispu­ tatie de Carmine Jacobi Gen. XLÍX. L. B. 1857 , 104 bl. 8°. A. 208a. Als zoon van den in Cat. bl. '139 genoemden Dr. A. L. LAND, wa~j de schrijver een leerling van het Leeuwarder Gymnasium en is thans (1874) Hoogleeraar te Leiden. ABRAHA9I MEMOMT, Theol. Doctor (van 1849—1867 pre­ dikant bij de Waalsche Gemeente te Leeuw.), de zedelijke Groot­ heid van onzen tijd. Leeuw. II. Kuipers, 1870, 114 bl. 8°. A. 209«. Geschenk van den Uitgever. KLAAS van BELKUr?! , Koster der Groote kerk, Poitefeuille met godsdienstige geschriften. 1862 —1872. A. 210«.

2. RE6TS6BLEERDEN.

HERO AB EIÍTHIEÏIIA, Disceptatio juridica diversis fide dignis documentis munitissima, super lite inter Comitem Frisiae Orientalis Ennonem, et Fridericum Liberum Baronem in Schwartzenberch etc. (Leov.ì 1619, 116 bl. 4°. Opgedragen aan de Staten van Oost- Friesland en de Regering van Einden, geschreven uit Franeker, gelijk het vorige geschrift uit Leeuwarden. A. 229« 2. IÌEGTSGELEERDEN. 213

HEliRICI KÏIAÏJA IC. Disputationes, ad selectoria Institut. Imper. loca dubia maxime et in foro usitata, SS. LL. Antiq. Hist» illustratæ. Publicè in Acad. Franec. habitae et defensæ. Fran. Uld. Ealck, 1632, ongepag. 4°. Met opdragt aan Gedeputeerden en lijst van 14 Studenteii-respondenten. A. 233a. In '1591 te Leeuw, geboren, werd de S. in 1618 eerst hoogleeraar in de welsprekendheid en geschiedenis en in 1626 ook in de regten teFraneker, waar hij in 1640 overleed. Zie Vriemoet, 197; v. d. Aa, B. W.

II. à SCHIHífÄEU» Paratitia: ofte korte Begrijp over het Corpus Juris. In Ned. Tale, tot profijt van de Inghesetene van Frieslandt, ende andere Provintien. (1623) Leeuw. Dirck Alberts , 1635 , 194 bl. en daar achter: T. Civiel, inhoudende over de duysent Questien, Con- troversien ende Decisien; ghecolligeert door BEERNT VAN ZUTPHEN. Is mede hier by ghevoegt HERONIS à SCHINGEN, cort begryp over het Corpus Juris. Leeuw. D. Alberts, 1636 , 254 bl. kl. 8°. A. 242a.

— — Corpus Juris, ofte kort begryp van alle titulen van de 50. boeken Digestorum Justiniani. Nu de helft vermeerdert door JACOB SPOORS, Notaris ende Procureur van Delf. Tot Delf bij Jan Pietersz. Waelpot, 1658, 298 bl. Daar vóór is geb. L. A. SENECA van de Weldaden , vertaelt door DIKCK VOLKERTSZ KOOBN- HART. Amst. bij J. F. Stam, 1644, ongep. 24°. A 243a.

De Zee is de Helena waerom de Engholse den onrechtveerdighen Oor- loch de Vereen. Ned. Prov. aendoen. In 't Latijn beschreven door STEPHAIWUS van BÜRMAKIA, Eechts-geleerde; ende int Ned. overgezet door A. V. (ADRIAEN VLACK, den uitgever.) 's Gra- venh. 1652, 24 bl. 4°. Met MS. aanteek. er voor. A. 243a. Daar er in de genealogie der Burmania's niemand gevonden wordt met dezen vóórnaam, zoo is de naam van dezen S. welligt een pseudoniem. Dit vlugschrift is vermeld bij Tiele, Bibliotheek van Pamfletten, N°. 4081; Mcuìeman, Catalogus van Tractaten, N°. 3340: v. Doorninck, Bibl. van Pscudonymen, No. 5576.

UÏJKICI MUBERI Opera minora et rariora , Juris publ. et privati, ed. et animadv. í 11 ABRAHAMUS WIELING , Prof. Traj. 2 vol, Traj. 1746* 4°. 138, 67 en 450 bl. en de daarachter gevoegde Víndiciae Ame- landicae 215 bl, en Index. A. 250a. Dit laatste is bijzonder voor Leeuwarden belangrijk wegens de daarin medegedeelde testamenten der Camminga's. 214 Á. WERKEN VAN LEEUWARDERS.

BAV. VOOR DA, Oratio de arte Legislatoria ex tabulis Romanorum decemviraîibus comparanda. Dicta Fran. quum Mag. acad. abiret. Fran. W. Coulon, 1763, 92 bl. 4°, A. 255a.

JOAÏf. HEATR. VOOHDA, Sermo Acad. de Longobardorum Legibus in regno Neapolitano Iuri lust. non prælatis, sed postpositis habitus quum I. C. profess. in Fris. Acad. capessebat. Leov. 1797, 48 bl. 4*. A. 255b. CwERl.. SCHEIiTMSTCrA , Oratio inaug. pro Jurisprudentia et Juris- consultis. Dicta cum Jur. Civ. profess. in Ac. Lugd. Bat. auspicaretur. L. B. 1738, 36 b!. 4o. A. 256a. PETRUS BRAÜÍTSMA, Doecumo Frisius, Specimen Jur. inaug. de Jure sutnmorum imperantium, eî civium sing., persolam usus inter- missionem non pereunte. L. B. 1775, 84 bl. 4°. 259a. Nog slechts 23 jaren oud, werd B. op deze diss. bij het tweede eeuwfeest der Leidsche hoogeschool plegtig met den kap gepromoveerd tot doctor in de beide regten. Zie Siegenbeek, Geseh. I 308; de Vrije Fries, VIII 28; IX 301; XII 431. Mr. T. HAAÄMA TRESMUG en Mr. H. O. FEITH, Memorie van regte der Eigenaren van landen, onder Beklemming uitgedaan, dat deze niet afkoopbaar zijn, noch in de Hypotheken- Registers behoeven ingeschreven te worden. Gron. 1813, met fransche vertaling, 36 en 35 bl. 4o. A. 281a. Wet betrekkelijk de manier van procederen in civiele zaken. HS. in folio, 255 bl., vermoedelijk bewerkt door Mr. DA AM FOCKÆMA, in 1807 door den Koning benoemd in de commissie tot de wet­ boeken. Zie zijn levensberigt, bl. 11 (Catal. C. No. 105). A. 282a. R. van BRECGEL. Esquisse historique et élémentaire sur la Con- tribution foncière et Ie Cadastre. Bruxelles 1828, 175 bl. met vier groote tabellen, 8°. A. 282a. Destijds was de S. Referendaris, daarna lid van den Raad van State. Later nam hij ook den naam van DOUGLAS aan. Hij overleed te 's Hago in 1873. Naamloos gaf hij nog de volgende gesehrifteif uit, in 1871 door • hem aan deze bibliotheek geschonken. Aanspraak in de Ridderschaps-vergadering, " den 2den Apr. 1831, 4 bl. post. 8°., met __ Iets over het Staats-burger-regt, in de Neder­ landen. 'sHage, 1831, 25 bl. en Verkiezings-tafel, 8°. A. 2ê2b, 2. REGTSGELEERDEN. 215

R. van BREUQEIi, De belangen der inlandsche Nyverheid met die des Koophandels in overeenstemming gebragt, door de verheffing van Nederland tot een Porto-Franco, 's Hage 1832, 83 bl. en tabel, 8°. A. 282c. Over het Adelsregt in de Nederlanden, 137 bl. en: over Adellijke Titels, 18 bl. 's Hage 1867, 8°. A. 282

Mr. ANNE van der IÌAAN, Griffier der Staten van Friesland, Kerkregíelijke geschriften, 1864-73, in portefeuille A. 288a. Mr. ISAÄC TEI/FINö, Leov. Fris., Disputatio Jurid.inaug.de Crimine Ambitus et de Sodaliciis apud Eomanos. Gron. 1854, 336 bl. 8°. A. 289a. Advocaat te Leeuw., Pleitrede in hooger beroep gehouden voor het Geregtshof in Friesland, den 11 en 18 April 1860, over de Aardberging bij vaartslatting.'s Gra- venhage 1860, 84 bl. 8°. met MS. uitspraak van het Hof, van 25 Junij 1862, en de twee Arresten van den Hoogen Raad, in het Weekblad van het regt van den 11 April 1861 en den 23 April 1863. A. 289b. . Regtsgeleerde en historische geschriften, 1862 — 1873, in portefeuille. A. 289c. Mr. T. van HETTINQA TROMP, de Koninklijke Akademie van Wetenschappen en de zoogenaamde Letterkundige en Kunst­ eigendom. Eene kritiek. Leeuw. G. T. N. Suringar, 115 bl. 8°. A 294a. Jhr. Mr. P. J. van REUMA, de Rijks-politie in Nederland. Haar geschiedenis en tegenwoordige inrigting; benevens: Voor­ schriften op de dienst van-, en het toezigt op de Rijks-veldwachters, systematisch gerangschikt, als Bijlage. Sneek, v. Druten enBleeker, 1872, 76 en 50 bl. post 8°. A. 295 a, b. ULRICH HERMAN HURER, de gemotiveerde Motie van orde. Akad proefschrift. Leiden 1867, 97 bl. 8'. A. 298a. HENDRIK. W1ERSMA, over de natuur van den Tijdkoop van openbare fondsen. Akad. proefschrift. Leiden 1868, 319 bl. 8°. A. 298b. ALRERTUS ABRAHAM FREDERIK van PANHVIJS, de Landgem eent e in Friesland. Art. 217 der Gemeentewet. Akad. proefschrift. Gron. 1869, 285 bl. 8„. A. 298c, 216 A. WERKEN VAN LEEUWARDERS.

DAK1.EE. ©TT© ÜIGELEI, Over Arbeiderswoningen. Acad. proefschrift. Utrecht 1870, 184 bl. 8°. A. 298d. PIETER GRATAMA, Bijdrage tot de leer der Zelfbevrijding. Acad. proefschrift. Leiden 1871, 132 bl 8°. A. 298e. Juridische Disseríatiën van Leeuwarders, in kwarto, van: Arn. Walsdorffer Siccama , L. B. 1692; Sixtus Heems, Fran. 1707; Everh. Bourboom, Fran. 1717; Jac. Terpstra, Fran. 1761. In bundel B N». 300. Juridische Dissertatiên en Theses van Leeuwarders, in octavo , van : R. E. van Weideren Kengers, L. 1833; G. W. C. D. thoe Schwart- zenberg, Gron. 1838; J. de Wal, Hz. L. 1840 (niet 1850); E. J. Bouricius, L. 1843; G. L. Jansma van der Ploeg, Gron. 1843; V. Heringa Star Lichtenvoort, G. 1845; E. Manger Cats.L. 1846; J. B. Vos, L. 1847; J. H. Albarda, G. 1847; P. Heringa Cats, TJ 1849; C. S. Sixma van Heemstra, G. 1849; D. Fockema, H. Overbeek, G. 1850; J. Minnema de With, G. 1851; Hor. Albarda, G. 1853; A. van Hettinga Tromp, L. 1853; S. Ypeij, G. 1855; P. Deketh, U. 1856; J. C. C. Albarda, J. Æ. A. van Panhuijs, G. 1859; J. L. van Sloterdijck, G. 1860; S. L. Andreæ, L. 1864; D. van der Veen, G. 1864; D. de Blccq van Haersma Buma, G. 1865; I. F. van Humalda van Eijsinga, L. 1866; G. A. Murray Bakker, L. 1873. A. 313«.

3. LETTERKUNDIGEN.

•GtUElEIiMl CAMTERI UJtraiectini Novarum Lectionum libri septem. Editio secunda, tribus libris aucta Basüeae, per Ioan- nem Oporinum, anno 1566, mense Iulio, 371 bl 8°. Met opdragt aan Carolus Sigonius en lofvers van zijn broeder Theodoricus Canter. A. 315a. EDOKIS KEUHUSIÏ Divinatio sacra et profana, sive Fatidi- corum libri tres. (Leov. 1635) Ex nova recensione KEIM-.RI NEUHCSII, Gymn. Alckm. Reet. Amst. apud Joan. Janssoniuin, 1658. Lib. I 455, lib. II 616, lib. III 405 bl. kl. 8°. A. 327a. 3. LETTERKUNDIGEN. 217

Behalve een berigt voor dezen druk, zijn hierbij ook gevoegd de twee voorreden van den schrijver van 1635, als opdragten aan den Stadhouder en Gedeput. en aan de Magistraten der steden Leeuwarden en Groningen.

De Guldene Annotatien van FRAMCISCÜS HEERMANS enz. 't Amsteldam by Hendriek Laurents , 1634, 379 bî. kl. 8°. en re­ gister, waar achter staat: Ter Goude, ghedruckt by lacob vander Vliet, Anno MDXXXVI; benevens opdragt aan Prins Willem van Oranje (in 1634 acht jaren oud), onderteekend: F. VAN HEEKMAN, en nog maar twee ned. lofverzen: van den Gron. theol. hoogleeraar F. Gomarus en van den Leeuwarder medicus Petrus Baardt. A. 336a. Zeer waarschijnlijk is dit de eerste druk van dit merkwaardige boek, dat later dertig malen herdrukt werd en waarover op bl 52 van den Catal. uitvoerig is gesproken. Als nadere aanduiding van den persoon des schrijvers kan dienen, dat in het Album der Franeker hoogeschool zijn ingeschreven: 11 kal. Junii 1618, CORNELIS HEERMANS, Frisius, Jur. Stud. en FRANCISCUS HEERMANS, Frisius, Fhil. Stud. Tot toelichting is bij deze verschillende uitgaven der Annotatien ge­ voegd het werkje : De ghedenekweerdighe Historie van Chryseide en Arimant, met Gondebout, Coningh van Borgondien, etc., en daar achter: De Historie van Silviane en Andrimart, met den jonghen Coningh Childerik. Beide: Uyt de Fransche Astrea, in Nederduyts vertaelt door J. HEERMAST. Amst. voor JACOB HEERMAN, Boeck-verkooper op den Dam, 1638, 162 en 70 bl. 18». A. 339Æ.

(J. van TLIET) 'T Vader ons in XX oude Duijtse en Noordse Taelen. Met d'uijtleggingen etc. kl. 8°. 48 bl. zonder eenige aanwijzing van schrijver, drukker of tijd op den fraai geplaatdrukten titel. A. 342a. Uit de voorrede blijkt, dat ter nasporing van den oorsprong en verwant­ schap der Ned. taal de beroemde Junius hem de oogen had geopend door de uitgave der vier Evangeliën in 't Gothisch en Angelsaksisch, die, met letters, welke Junius daarvoor had laten snijden, gedrukt waren bij Johs. van Esch te Dordrecht in 1663. Op die drukkerij zal dit werkje met die zelfde letters in 1664 voor bijzondere rekening van van Vliet gedrukt zijn. Zie mijn breeder berigt hier vóórin. Dit zeldzaam en keurig ex. is mij in 1870 vereerd door den Heer P. Cuypers van Velthoven, letterkundige te Brussel. Zie bl, 97 hier vóór. De hoogleeraar Mr. J. C. G. Boot heeft in het hierna No. 47 3g vermelde geschrift bl. 5 van mijne beweering, dat van Vliet waarschijnlijk een Leeu­ warder van geboorte was, gezegd, »dat zij op te losse gronden steunt om aannemelijk te zijn." Gaarne had ik dit op vastere gronden ontkend gezien , die meer aannemelijk waren, om mijne beweering alsnog op te geven. 26 218 A. WERKEN VAN LEEUWARDER?.

Verscheyde Gedichten, so voor, als tegen het boek, genaamt: de Betoverde Weereld. Gedrukt voor de Liefhebbers, 1691, 32 en 68 bl. en register dezer 60 stukken, waarna een Vervolg van 54 bl. en register van 29 stukken, 1692, en nog een Tweede Vervolg, z. j. 62 bl. en register van 33 stukken. 4°. A. 350e. Zeer vermoedelijk zijn deze verzamelingen bijeengebragt en uitgegeven door JOH. HILARIDES, toen Conrector en boekverkooper te Dokkum, wiens naam er drie maal in voorkomt, terwijl bijna alle andere verzen naamloos zijn. Ofschoon door velen verketterd, blijkt, hieruit, hoe veel vrienden BEKKER , maar ook hoe veel de duivel nog had. THOMAE WOPKESS Lectioimm Tullianarum etc. Iterum cum annotationibus edidit FERDINANDUS HANDIÜS; als het eerste deel van een: Corpus Scriptionum criticarum vel rarìorum vel non ante editarum. Opgedragen aan Augustus Matthias, Hertog van Altenburg. Ienae 1829, 423 bl. 8°. A 372a. Dat deze aanteekeningen op Cicero na honderd jaren in Duitschland her­ drukt werden, bewees wel de waarde van des schrijvers jeugdigen arbeid. Na zijn overlijden werden zijne Adversaria emendatoria uitgegeven door H. J. Arntzenius, Rector te Leeuw., in Coelii Sedulii carminis paschalis lib. V, op bl. 63 van den Catalogus, N°. 408, vermeld. IJ. C VAIiCItElíAER, Evripidis Tragoedia Phoenissae etc. dezelfde uitgave als N°. 383, hier vermeerderd met: Scholia vete- rvm Grammaticorvm in Evripidis Phoenissas, en HVGONIS GROTII Prolegomena in Phoenissas, bl. 589—831 en Indices, 4°. Opge­ dragen aan Prinses Anna. Met inschrift van L. C. V. Nobilissimo viro-juveni G. F. Baroni thoe Schwartzenberg. A. 383a. Evripidis Tragoedia Hippolytvs, quam, Latino carmine conversam a GEOROIO RATAIJIÌERO, adnotationibus in- struxit L. C. V. L. B. 1768, 322 bl. Diatribe in Evripidis perdi- torvm dramatvm reüqvias. L. B. 1767, 311 bl. gr. 4°. Het eerste werk is opgedragen aan Willem en Karel Graven van Bentinck, het tweede aan Curatoren der Akademie en den Magistraat van Leiden. Pracht-ex. A. 383b. LIDOAICI CASPARI VAIiCH-EHAERII Opuscula philo- logica, critica, oratoria, nunc primum ooniunctim edita. Lipsiae G. Fleischer Jr., 1808 en 9, 2 dln. 395 en 363 bl. 8°. A. 390«. Dat al de kleinere geschriften, dissertatiën, observatiën, brieven enz,, door Valckenaer sedert 4 735 geschreven, meer dan twintig jaren na zijn overlijden in Duitschland verzameld en herdrukt werden, was zeker een groot eerbewijs aan zijne verdiensten toegebragt. 3. LETTERKUNDIGEN. 219

Specimen Observationum (in Ovidii, Homeri, Propertii, Horatii, Vir- gilii, Quinctiliani et Pandect. loca), quod præs. I. Schradero publ. defend. suscipit PETRUS BRANTSIIA, Docc. Fris. Fran. W. Coulon, 1772, 35 bl. 4°. A. 415a. Zie over den schrijver, als jurist, Catal. bl. 40 No. 259 en hl. 214 Her vóór. HARMA1Í1ÍIJS BOSSCHA, Initia lectionis scholasticae, of eerste leesoeffeningen voor de lat. scholen. Met Continuatio. Dav. 1794, 96 en 111 bl., voorafgegaan door een uitvoerige voorrede over den toestand van het toenmalige onderwijs, kl. 8°. A. 431a. JOANNES ADAMUS JfODEEX, Criticarum Observationum libellus. Camp. 1781, 82 bl. 8°. A. 4316. JACOBI TERPSTRA Oratio adversus jiniquos artis poëticae existimatores. Dicta cum in Davent. Athen. hon. Poëseos prof. auspicaretur. Dav. 1776, 97 bl. 4°. met lofvers van den student S. Gratama. A. 442a. BAVIUS ANTHOMIUS HÏAUTA, Litt. Hum. in Acad. L. B. Studiosi, Commentatio de perfecto Oratore e sententia Ciceronis, ad quaest. lit. Ac. Kheno-Traj. propositam , quae praemium reportavit. Traj. 1820, 158 bl. 8°. A. 449a. Disputatio de L. Coelio Antipatro historico belli Punici Secundi, etc. Praemïo ornata Lugd. Bat. 1821 62 bl. 4°. A. 449J. Adversaria. Redevoeringen, letterkundige aanteekeningen en be- rigten van en over Dr. B. A. Nauta, als zijne nalatenschap bijeen­ verzameld door Mr. J. T. Bodel Nijenhuis; uit de bibliotheek van dezen in die van des schrijvers vaderstad overgegaan. A. 449c. Een levensberigt van dezen geleerde komt voor in het Aanhangsel op Nieu- wenhuis' Woordenboek, IV 459. R. HLOOPIff AlíS, Expositio conjecturae quam fecit ad locum Taciti Ann. L. IV. c. 73. S. A. Gabbema Frisiae Historicus. Ad. xxiv. Nov. 1817, 10 bl. 4o. A 450a. Afdruk uit het 2e deel der Werken van het Kon. Ned. Instituut, derde klasse. Zie over den schrijver Catal. bl. 28, No. 181. SYTKE WILLEM. SCHIPPERS, Frisius, Specimen lit. inaug. exhibens Observationes criticas in Propertii librum quartum. Gron. 1818, 93 bl. 8°. met opdragt, ook aan zijn leermeester Val. Slot­ houwer, en lofvers van den student S. Rienstra Slothouwer. A. 450b. De schrijver werd Rector te Bolsward, waar hij reeds in 1823 overleed- 220 A. WEKKEN VAN LEEUWARDERS.

FRAïlíCISCUS BINKES, Amst., Jur. Cand. in Ath. Fran., Respotóo ad quiest jur.: de analysi et constitutione doctrinae in Ciceronis libris de Officiis. Ord. JC. Acad. Lugd. Bat. praemio ornata. L. B. 1819 , 62 bl. 4°. A. 450c. De geleerde schrijver, van wien later eene verhandeling ovor de Valk­ plantingen der Friezen in het Ie dl. van de Vrije Fries werd opgenomen was gedurende eenige jaren Advokaat te Leeuw, en overleed in 1835 a Regter te Sneek. Zie over hem bl. 161 der 4°. Verslagen van het Friesch Genootschap. Lexicon Frisicum. A-Feer. Composuit JUSTlíä HüLBERT- SMA Hiddonis filius. Post auctoris mortem edidit et indices adiecit TIÂLLIKGIÜS HALBERTSMA JOSTI PILIÜS (Davent. typ. J. de Lange, 1873.) 1044 bl. gr. 8°. Met portret des bewerkers en voorberigt van zijn zoon, die dit ex. aan deze bibliotheek vereerde. A. 4:66a.

J. N. MADVIG, Latijnsche Spraakleer voor scholen. Voor Neder­ landers bewerkt door J. C ©. BOOT, Rector te Leeuwarden. Tweede verbeterde uitgaaf. Amst. 1849, xiv en 432 bl. 8°. A. 473a. De eerste druk hiervan kwam in 4845 uit en een derde, op nieuw ver­ beterde druk in 1857.

Commentatio de Sulpiciae, quae fertur, satira. Scripsit J. C. G. BOOT. Edidit Acad. Regia discipl. Nederlandica. Amst. 1868, 22 bl. gr. 4°. A. 4735. Portefeuille met 30 kleinere geschriften van Mr. J. C. G. BOOT, van 1839—51 Rector alhier en daarna Hoogîeeraar te Amsterdam, meest allen in 1870 door hem aan deze bibliotheek geschonken, gelijk ook de volgende. A. 473c. J. C. Gt. BOOT, Latijnsche Vormleer (1847) en Latijnsche Syn­ taxis, volgens de Spraakleer van Madvig bewerkt (1850). Beide 2e druk. Amst. 1855 en 57, 122 en 199 bl. 24°. A. 473d. ——— De Latijnsche Brieven van Constantijn Huygens, bewaard in een Hs. der Kon. Akademie van wetenschappen, beschreven. Amlt. 1873, 38 bl. gr. 4°. Met biogr. aantt. 13 bl. 8°. A. 473e. De vita et scriptis Petri Wesselingii. Edidit Societas art. discip. Rheno-Traiectina. Aid. 1874, 104 bl. 8». A. 473/. Johan van Vliet. Bijdrage tot de geschiedenis der letter­ kunde in de 17e eeuw. Amst. 1874, 46 bl. 8°. A. 473g. 3. LETTERKUNDIGEN. 221

EEL.CO VERWIJS, Jacob van Maerlant's Wapene Martijn met de vervolgen, kritisch uitgegeven en toegelicht. Acad. proefschrift. Dev. 1857, 195 bl. 8°. A. 477a. Van 1862 tot 68 was de schrijver Archivaris-Bibliothecaris van Friesland. Zie ook Catal. bl. 101 en No. 620a hier achter. JOHA1W WINKIÆR, Algemeen Nederduitsch en Friesch Dia­ lecticon. 'sGravenhage, M. Nijhoff, 1874, 2 dln. xvi, 500 en 449 bl. 8°. A. 478a. Dit werk bevat de gelijkenis van den verloren zoon in 185 dialecten, zoo als die van uit Rusland tot in Fransch-Vlaanderen worden gesproken, ieder voorafgegaan door een taalkundig overzigt en gevolgd door ophelde­ rende aanteekeningen, benevens een Aanhangsel en Register. Portefeuille met letterkundige geschriften over: de taal en tongvallen der Friezen, 1868; — de Leeuwarder tongval; — de Bruidshoogten van Sylt, 1869; — het Oorijzer, 1871,8°. A. 478í. Geschenken van den schrijver.

4. GESCHIEDSCHRIJVERS.

Jr. FREDRICH van VERVOU, Enige Aenteekeningen van 't gepasseerde in de vergadering van de Staten-Generael anno 1616 tot 1620. Uitgegeven door het Friesch Genootschap. Leeuw. H. Kuipers, 1874, 274 bl. 8o. A. 482a. Dit is een vervolg op of tweede deel van de in 1841 uitgegeven gedenk­ schriften , waarvan het handschrift, lang verloren , eindelijk is teruggevonden. Doet. PIERIUS WIITSEMUJS, Verhael van het Recht des Conincks van Hispanien op de Nederlanden. Beschreven int Latijn, ende naermaeîs in Duyts overgheset tot nut der Landen. Fran. J. Lamrinck, 1621, ongep. 4°. A. 501a. Jr. OIIO ZWIER van SIAREU, Verhandeling over de nationaale of vaderlandsche Gedichten. (Uit de Verhandelingen van het Zeeuwsen Genootschap te Vlissingen, 1778, 6e dl. bl. 225-329.) A. 544«. «•. II. M. DELPRAT, pasteur de 1'EgHse Wallonne à Leeu­ warden, Dissertation sur 1'Art Typographique, contenant: un ap- 222 A. WEBKEN VAN LEEUWARDERS.

perçu historique de ses progrès durant Ie XV" et Ie XVI siècle et des recherches sur I'influence de eet art sur les lumières de Pespèce humaine. Utrecht 1820, 138 bl. 8°. . A. 573a- Deze door het Prov. Utrechtsch Genootschap bekroonde verhandeling was het eerste werk van een toen nog jeugdig geleerde, die later door tal van voortreffelijke geschriften grooten roem verwierf en in 1871 te Rotterdam overleed. Zie C. No 105.

6V. H. M. DELdPR AT , Portefeuille met historische geschriften over: Brieven van geleerden, 1855; — Charter van Graaf Floris V; — het S. Aagteklooster te Delft; — Dordrecht onder interdikt; — Maçonnieke oor­ konde van 1535; — de Abdij Prumen en andere afdrukken. A. 574a.

Jhr. Mr. IIOBIÏE BAERDT van SMIAÍIA, Portefeuille met historische geschriften over: het geslacht Aebinga, 1840; — Orxma- state te Menaldutn, 1843; — Juw Hettes Dekema, 1854; — Rienck Boekema, 1855; — vier overzigteu van Alba Amicorum, 1856 tot 58, 8°. Overdrukken uit de Vrije Fries enz. A. 585a.

fflír. UIiBE AREND EVERTSZ, Portefeuille met historische geschriften over: H. Amersfoordt, 1843; — Frisiaca 1—3, 1855; — Jo. Andreae, 1857; — Haring Sjoerds Sinnama, 1858; — Ger- lach Scheltinga, 1858. Overdrukken. A. 6OOa. De S. in 1799 te Joure geb. was lang lid van de Regtbank te Heerenveen , Schoolopziener , Voorzitter van het Friesch Genootschap , Raadsheer in 't Hof •van Friesland en sedert 1849 lid van den Hoogen Raad te 's Hage, waar hij in 1860 overleed. Mr. J. Dirks gaf van hem een levensberigt, Cat. - A. No. 608 en C. No. 10Ö.

JUF. W. W. BB1HA, de geschiedenis van het Bildt in bet Hofs-arrest over de Oud-Bildts-omslagen, 1861,160 bl.; — de afsluiting van het Reit- diep, 1868, 53 bl. met kaart; — Wandeling langs de Friesche kust na den watervloed van 1825, 1868; 22 bl.; — Ontwerp-regleinent op de administratie der Kerkel. fondsen, 1869, 30 bl.; —Hofs-arrest over de Lemstersluis, 1870, 55 bl.; — Schiermonnikoog — de Lauwers — de Scholbalg, 1872, 76 bl. Alìen bij de portefeuille No. 605.

Mr. J. DIRKS* les Anglo-Saxons et leurs petits deniers dits Sceattas. Essai historique et numismatique. Bruxelles 1870, 151 bl. met 7 platen, waarop 140 Angelsaksische munten zijn afgebeeld, gesteendrukt door À. van Calsbeek alhier. A. 608a- 4. GESCHIEDSCHRIJVERS. 223

Mr. «F. DIR1S.S, de Angel-Sakseu en hunne oudste Munten (Sceattas). Een. verhandeling naar aanleiding van muntvonden in Friesland en elders, 73 bl. met dezelfde platen bovengenoemd, 8°. A. 6086. Het eerste is (even als de volgende) een afdruk uit de Revue de la Nu- mismatique Beige, 1870, het lantste uit de Vrije Fries, 1872. Encore deux cent trente Méreaux des Corporations de Métiers des Pays-bas. Brux. 1873, 61 bl. en 1 plaat. A. 608c. Assemblee gener. du Société royale de Numismatique. Brux. 1873, 73 bl. en 2 platen 8°. met rede van Mr. J. D. op bl. 69. Ä. 6O8d. Reis naar Italië in 1871. Afdruk uit de Vad. Letter­ oefeningen, 91 bl. 8°. A. 608e. Supplément aux notices sur les Méreaux des Corporations de Métiers. Brux. 1874, 31 bl. en 1 plaat. A. 608/. W. J. KilIOOP, de Tiendaagsche Veldtogt in Aug. 1831. (Uit de Gids.) Amst. 1857, 69 bl. 8°. A. 615a. Dr. EEL.CO VERWIJS, de Oorlogen van Hertog Albrecht van Beieren met de Friezen in de laatste jaren derxiveeeuw, naar onuitgegeven bescheiden. (Uit de Werken van het Historisch Genootschap te Utrecht. N. reeks No. 8.) Utrecht 1869. Inleiding of historisch overzigt 148 bl.; Grafelijke rekeningen en giftbrie ven 554 bl.; Woordenlijst tot bl. 628, 8». A. 620a. Dit verdienstelijk werk stelt die mislukte togten der Holl. Graven ter verovering van Friesland (tot dusverre door onze geschiedschrijvers verwaar­ loosd of verward voorgesteld) in een helder licht. Present-ex. van den S. Dagboek eener reis door een gedeelte van Frankrijk en Italië. Ge­ drukt bij J. F. V. Behrns te Harlingen, 301 bl. post 8°. (1862) Het voorberigt meldt, dat deze reis, in 1838 reeds gedaan, eerst toen voor bijzondere rekening was gedrukt op verzoek en ten behoeve van de familieleden der Schrijfster, die zich teekent: Douair. VAN NES-RINIA VAN NAUTA, op Rinia-state te Oudemirdum, welke zij liet bouwen. Zij is eene dochter van Mr. Franciscus Rinia van Nauta, van 1790 — 93 Burgemeester van Leeuwarden, en weduwe van Mr. Jacob Gerard van Nes te Utrecht. Zij woont in 1874 nog bij hare familie te Giekerk. A. 621a.

Dichterlijke Nalatenschap van ELIAS ANNES BORGER, Hoogleeraar te Leiden. Zesde druk, veel vermeerderd en met een Levensberigt en Aanteekeningen voorzien, door W. EEKHOPF. Schiedam, Roelants, 1868, 112 bl. 16°. A. 647a. 224 A. WERKEN VAN LEEUWARDERS^.

W. EEKIIOFF, Dr. Justus Hiddes Halbertsma, zijn leven en geschriften. Voorlezing in het Friesch Genootschap. Met aan- teekeningen en bijlagen, benevens Herinneringen aan H. van Mr. B. W. A. E. Baron SLOET TOT OLDHUIS. Leeuw. W. E. 1869, 80 bl. 8». Overgedrukt uit de Vrije Fries, XII. A. 647-3. De Stedelijke Bibliotheek van Leeuwarden, bevattende voor­ namelijk de werken ran Schrijvers uit en over deze hoofdstad van Friesland en hare Geschiedenis, beschreven en toegelicht. Gevolgd door eene geschiedkundige Bibliographie van Leeuwarden. Gedrukt bij L. Schierbeek, 1870, 467 bl. gr. 8°. A. 647o Wie en wat was de Rector Johs Hilarides? 1854; —• Letterkundige Nalatenschap van S. A. Gabbema, 1867; — de Dokkumer Krans (Burgemr. T. Feenstra), 1867; — Noord en Zuid, 1871; — de Friesche Watergeuzen, 1872; — Overzigt van het Archief van Leeuwarden, 1873; — Afdrukken van historische bij- bijdragen in vroegere Leeuw. Couranten, 1830—42 ; — Levensschetsen van de Friesche Stadhouders, in 10 Leeuw. Couranten, 1873. In de portefeuille No. 648. T. M. Chevalier I>VC.KI,\UA a UI JEHO.LT , Voyage en Russie , au Caucase et en Perse dans la Mésopotamie, le Kurdistan , la Syrië, la Palestine et la Turquie, executé pendant les années 1866, 1867 et 1868. Paris et Amsterd. 1872. Tomé premier, xv et 506 pag. gr. 8°. of kl. fol. met kaart van de bezochte landstreken. . A. 650«. Tomé second, 1873, 524 bl. en groote gekleurde afbeel­ ding van het antieke graf van Ester en Mordechai. — • Tomé troisième, 1874, 552 bl. met de gelith. opschrif­ ten van dat graf. Present-ex. van den schrijver uit Cannes. Musée des Antiquités et Curiosités orientales de M. le Chevalier T. M LYCKLAMA A NIJEHOLT, résidence Eysinga, à Beetsterzwaag. Notlce descriptive provisoire par M E. MASSENOT, Secrétaire privé, auteur du classement des collections. (Deuxièrae edition.) Bruxelles 1871, 59 bl. -80. A. 65Ob. 5. WIS-, NATUUK- EN GENEESKUNDIGEN. 225

5. WIS-, NATUUR- EN GENEESKUNDIGEN.

Prognosticatie van die nieuwe ende seer schrickelijcke Comeet ofte harige Ster, Anno 1618 verschenen, door D. JOABíHJEM "VEIiSIlTM. Medicum. Tot Leeuwarden, voor Pieter Bauckes Grossier, woonende op de Kelders, int Blauw Lam, 6 bl. 4°. Ook deze grijsaard, die reeds in 1566 Schepen en daarna Rector was, wilde historisch aanwijzen, dat zulke »Chasmata ofte tuijzige gesichten ge- meenlijc voorboden sijn van eenige aenstaende ellenden." Zie over hem Suifr. Petrus, de Script. Fris. 465; Ekama, Oratio, 20 ; Boot, Hist. Gymn. 8. Dit hoogst zeldzaam ex. is in de Prov. Bibliotheek. Opmerkelijk is zijn gezegde, dat hij de loopbaan »in ons naestcomende Almanach verhalen zal." Dus gaf hij toen ook hier een Almanak uit, even als Prof. Nie. Mulerius te Groningen. Van de Hemelsehe Trompet van dezen van 1618 (Catal. No. 665) ver­ scheen nog in 1680 te Harderwijk een herdruk, volgens No. 5799 van den Catalogu» Meulman. R. DE .LA ROSÉ, Mathem., Meet en Pegel-Const. Om het in-houd van allerhande ronde Vaten perfectelijck te meten ende te pegelen, op clriederhande manieren. Geneuchlijck en profijtlijck voor yder een enz. Gedruckt tot Leeuw, by Claude Fonteijne, 1639, 80 bl. kl. 8°. met een vers en eene in het koper gegraveerde af­ beelding der maten er achter. A. 67ïa.

ERlïESTUSRAS, Med. Doet., HippocratisCoi,Aphorismi. Dat zijn: Kort en bondige Leeringen, of Regulen; aenwijsende de oorsakën ende eygenschappen der sieckten; ende de maniere van ge- nesinge der selve. Uytgeleydt ende verciert met Ned. Commenta- rien, tot dienst ende gerijf van yeder Geneesmeester, ende Konst- yverende Practizijn. Noyt voor desen gedruckt. Gedruckt te Leeuwarden, by Eyvo Takes Wielsma, Boeckverkooper in de Speel­ mansstraat, 1664, (Achteraan staat: Gedruckt bij Wilhelm Geest in die straat.) 488 bl. en uitvoerige registers, kl. 8°. A. 675a. Vooraf een fraai gegraveerde titelplaat, met de beelden van Hippocrates en Galenus en des schrijvers portret er boven, en in den rand: E. R. ætatis LIV. Hierna een opdragt aan twee Graven van Bentheim, wier Lijfmedicus hij was geweest, en drie lofverzen van S. A. Gabbema, Wilhelm Geest en E. W., die zijn vader prijst, in wiens stappen hij trad. RAS was in 1610 te Leeuw, geboren, waar zijn vader (die zich in 1618, vóór Vredeznans Isagoge , Catal. bl. 149, Med. et Philos. noemde) in 4613 27 226 A. WERKEN VAN LEEUWARDERS.

Burger werd, gelijk hij in 1660. De titel van dit zeldzame boek staat in den Cat. der Maats. v. Lett. II 512 en v. d. Aa, B. W. XVI 81 geheel gelijk, doch niet te Leeuw. 1664, maar te Middelburg bij Sibr. Jordens, 1665. Zou het dus dààr, slechts één jaar na de uitgaaf, herdrukt zijn? Of wel nagedrukt? De schrijver en zijn boek bleven zelfs aan Dr. Banga onbekend. HIPPOLYTUS BËYEK van AERSSEÏItf, Ictus et Mathe­ maticus, Vierkantingh van de figure genaempt Pelekus, ofte vier- kantingh ende deelinge van verscheydene Figuren van circkelbogen besloten. Tweede deel. Leeuw. E. T. Wielsma, 1676, 12 bl. 4°. met Toe-eygeningh aan Jr. Tiaerdt van Aylva, Grietman van Wonsera- radeel enz. Gevoegd bij No. 677, Eygenschappen der Driehoecken, waarvan het een vervolg schijnt te zijn.

(LOUIS PAEÜ) Architecture Militair. Waar by de Ver- sterkinge des Vyfhoexc, van de Heer Overste M: van Coehoorn, met alle sijne buyten-wercken, wert verbroken enz. Leeuw, bij Hero Nauta, 1682, 27 bl. fol. met 6 groote uitslaande platen. Opge­ dragen aan P. van Woestenhoven , A. Smits en Vleugels, Contre- rolleurs en Ingenieur over de Fortificatien. Doorschoten ex. met Ms. aanteekeningen. A. 678a. STEPHAIÌUS BLAICKAART, Med. Doet. en Practizijn tot Amsterdam, de nieuw hervormde Anatomia, ofte ontleding des menschen lighaams; als ook een verhandelinge van den omloop des bloeds enz. Amst. 1678, 404 en 12 bl. met 24 anatomische platen, gegraveerd door J. Lux-, kl. 8°. A. 681a. Dit is het eerste der 27 werken, welke hij later uitgaf. Hij droeg het uit dankbaarheid op aan zijn vader , Prof. Nic. Blancardus te Franeker, met wien hij in 1664 uit Middelburg te Leeuwarden kwam en daar de scholen bezocht. Zie over hem Banga, Geschied, der Geneesk. II 619 en bl. 74 hier vóór. Onder de vijf hier vóór geplaatste lofverzen is er een van Willem Millandt, Chirurgijn tot Leeuwarden, en blijkt uit een ander van Dr. J. Verberch, dat hij eerst praktiseerde »soo te Leeuwaarden als te Weesp." .Leeuwarder Apotheek na de Galenisch Chymiçe manier door het Collegie der Medicijns aldaar opgemaakt, en door den E. E. A. Magistraats Authoriteit hgvesticht; doch op versoek van den Boek­ verkoper in duits gebracht met eenigen bygevoegde nuttigheden, gebruijeken enz. Nu vermeerdert, en sorghvuldiglìjk van der selver fauten in alles wel gesuyvert, ende verbetert. Door V» J. WIÄrTER.» M. D. Te Leeuwarden, bij Geradus Hoogslagh, Boekverkoper in 5. WIS-, NATUUR- EN GENEESKUNDIGEN. 227

't Nauw, 1687, 215 bl. met register en Ordonnantie Tan den Magistraat, raakende de Apothekers, 24°. Voorafgegaan door een opdragt van elf Med. doctoren aan den Magistraat en Voor-reden van 't Collegie der Me­ decijns ; nog: Den Drukker aan den Leeser, Aanspraak van den vertaal- der, Characters, Gewichten en Maaten, alsmede Notabele Berich- tinge enz. A. 683a. Dit is de zeldzame eerste druk van de vertaling. Nog ontbreekt ons de eerste latijnsche of ofncieele uitgaaf.

J. MORGENSTEE, Werkdadige Meetkonst. Zwolle, voor den Autheur, 1703, 429 bl. kl. 8°. A. 709«. Deze eerste druk is hierbij gevoegd om te doen zien, dat KNOOP den tweeden druk nagenoeg tot het dubbele uitgebreid en met 30 uitslaande platen met figuren verrijkt heeft. Vandaar , dat zijn werk lang in groote achting bleef. S« van OEliDER, geadmitteerde Landmeter en Wynroyer, Meet- konstige TJitpassing en seer korte Bereekening der groote Son-eclips die voorvallen zal den 25 Julius 1748 te Leeuwaarden. Aid. E. J. Noordbeek, 1748, 20 bladz. met twee kopere plaaten , 4". A. 727a. DAVID MEESE, Hovenier in de Kruid-tuin van Frieslands Hooge Schoole te Franeker , Eerste beginselen der Planten (zie verder Catal. bl. 125). Eerste stuk. Ho. I en II, tot bl. 82 met Re­ gisters en 7 gekleurde platen. Leeuw. W. Coulon, 1763, 4°. Nu kompleet, zoo ver het is uitgegeven. A. 731a. JAST de ROOS, het nieuw Koopmans Specieboek, vervattende alderhande Silvere Speciën enz. Leeuw. Gerrit Koumans, (1760?) 12 bl. 12°. A. 734a. Vaderlandsche Gedenkstukkeu, opgerigt in de beide Groote Kerken te Delft. Met zeven afbeeldingen (allen geteekend en op steen gebragt door J. JEIvGrERIIUIS Rz. Lith. van J. A.Daiwaille. Met beschrijvenden tekst). Delft 1829, 15 bl. fol. A. 737a. De Tooneelspeler «3. «JE-LGrERHUIQ Rz., in zijne voornaamste Treurspel-Rollen, op den Amsterdamschen schouwburg vertoond sinds 25 jaren (afgebeeld en beschreven). Met platen. Ie stuk. Amst. 1832 , 20 bl. 8„. A. 738a. Deze ontwikkeling van zijne studiën omtrent uitdrukking en standen, tot herinnering van de toeschouwers en tot leering van aankomende kun­ stenaars, is wegens gebrek aan belangstelling niet vervolgd. Dit stuk bevat enkel Koning Lear. *

228 A. WERKEN VAN LEEUWARDERS.

(lúUCA-S OlilllíGt) Over eenige gewigtige pligten opzigtelijk de Oogen Tot onderrigting en waarschuwing. Amst. en Leeuw. W. Holtrop en G. M. Cahais, 1805, 47 bl. 8". A. 787a. Vrij bewerkt naar eene verhandeling van den Hoogl. Lichtenberg, om­ gewerkt door Prof. Sömmerring. EEIdHLO HIDDE§ HALB£RT§HA , Dissert. med.-phys. inaug. de vario Pondere corporis humani, in diverso ejus statu sano; def. pro gradu Doet. in Med. Lugd. Bat. 1818, 30 bl. 4°. A. 791a. Hoewel te Grouw in 1797 geboren en daar Geneesheer tot kort voor zijn overlijden in 1858, behoort hij ook tot Leeuwarden, als daar door Puiseau en Slothouwer tot de studiën opgeleid. terwijl hij in de laatste jaren hier woonde en ook zijn Jonkerboer schreef, welke met zijne overige voortreffelijke dichtwerken vermeld is in den Gatal. bl. 306 en 307. Met regt wordt hij voor den grootsten der Friesche dichters gehouden. P. van den BOSCH, Oud-Waterstaats beambte, Geulvormige Rivierverdieping alleen door de kracht des strooms, toegepast op de spadende Schroef van Archimedes. Met 2 uitslaande steendruk- platen. Breda 1857, 10 bl. 8°. A. 792a. FREDERIH WILHELM WESIIÏiî, Algebra van Clairaud; 170 voorstellen en Aanhangsel daarop van A. B. Strabbe, 195 voorstellen, uitgewerkt omstreeks 1800. Handschrift in folio, 93 en 122 bladz. A. 806a. Schat-kamer ofte Konst der Stuurlieden van KLAAS DE VRIES uitgewerkt. Handschrift in folio van 526 bladz. A. 8065. Door zulken arbeid werkte WESTINK als timmermansknecht aan de be­ vordering van zijn fortuin, en was hij waardig in 1820 benoemd te wor­ den tot Ytiger, en bleef hij tot aan zijn overlijden in 1837 leeraar in de wiskunde aan bet Stedelijk Gymnasium. HENDRIK. KRAMER HOMMES, in leven Apothecar te Am­ sterdam , Systhematische Handleiding of tafelvormig overzigt, tot het doen van en ten gebruike bij qualitative, chemisch-analytische on­ derzoekingen , ter ontdekking van stoffen, bevat in eene zamenge- stelde onbewerktuigde verbinding, voor beoefenaren der chemie en pharmacie, volgens H. EOSE'S Handboek der analytische scheikunde. Amst. 1845, 13 roijaal-plano tabellen in lijsten, keurig gedrukt met gekleurde figuren bij C. A. Spin en Zoon. A. 820a. De bewerker , geb. in 1814, begon met de uitvoering van deze kostbare uitgave, doch door zijn overlijden in 1843 werd zij afgebroken en eerst twee jaren later, onder toezigt van een deskundige , voltrokken, volgens hier vóór geplaatst berigt der uitgevers. 5. WIS- , NATUUR- EN GENEESKUNDIGEN. 229

•f. J. BRUINS MA * Natuurkundige Plaatsbeschrijving van de prov. Friesland, uitmakende het tweede stuk der Bijdragen tot de Ge­ neeskundige Plaatsbeschrijving van Nederland. Uitgegeven door het Depart. van binn. zaken, 's Hage 1872, 195 bl. en Aanhangsel 27 bl. 8°. benevens 7 gesteendrukte uitslaande tabellen en bijgevoegde Kaart met aanwijzing van gronden, wateren enz. in kleuren. (Zie bl. 138 No. 7 hier vóór.) A. 827a. HESSEI, MOZES DÜPARC, Diagnostisch overzigt der Huid­ ziekten. (Leeuw. L. Schierbeek, 1842.) Tweede uitgave. Groningen 1845, 133 bl. 8". A. 829a- Het gebruik en misbruik der Geestrijke Dranken, benevens de middelen tot wering van dezelve, uit een genees-, staat- en zede- kundig oogpunt beschouwd. Uitgegeven door het Prov. Utrechtsch Genootschap. Utr. 1843, 226 bl 8°. A. 8295. De nieuwere en nieuwste Geneesmiddelen, of de jongste waarnemingen op het gebied der Pharmokologie. Amst. 1845, 197 bl. 16«. A. 829c. Geschied- en oordeelkundige beschouwing van de Pees- en Spierdoorsnijding. Uitgegeven door bezorgeren van het legaat van J. Monnikhoff. Amst. 1847, 482 bl. 8». A. 829d. De Blindenverzorging, benevens de middelen tot hare ver­ betering. Amst. 1853, 152 bl. 8». A. 829e. De schrijver van deze en vele andere werken, waarvan eene lijst hierbij is gevoegd, in 1817 geb. te Leeuw, en in 1840 te Groningen bevorderd tot Med. et Art. Obst Dr., was hier Geneesheer tot 1848, toen hij naar Amsterdam vertrok. Het laatstgenoemde werk is in het Engelsch vertaald, en de Ko­ ning van Hannover vereerde den schrijver daarvoor de groote gouden medaille. Deze werken zijn geschonken door zijn broeder, den Heer A. DUPARC. HEIIDRIK. EISMA, Geëxamineerd Scheepsmeter, Eijksroeijer en Ambtenaar der Ie klasse bij 's Rijks belastingen te Dokkum, Juiste Inhoudsbepaling van ladingen turf, steenkolen, zout, steen enz.» door middel der wiskundige waterverplaatsing, ten dienste van fabriekan- ten, aannemers enz. Leeuw. H. Kuipers, 1858,28 bl. post 8°. A. 829aa. KJLAAS DORAMA, van Leeuwarden, Beschrijving van eenige gevallen van zamengestelde Ontwrichtingen, benevens eenige beschouwingen aangaande die aandoeningen. Acad. proefschrift. Sneek 1859, 64 bl. 8°. A. 8290Í. 230 A. WERKEN VAN LEEUWARDERS.

Nadat de S., alleen te Amsterdam aan de Klin. school tot Heelmeef.ter opgeleid, tien jaren lang te Sneek had gepractiseerd, wist hij, zonder de hoogeschool te Groningen bezocht te hebben, daar den graad van Doctor in de Geneeskunde te verwerven. JAlí de VRIES, van Bolsward, Bijdrage tot de kennis der Suikers. Akad. Proefschrift. Gron. 1862, 108 bl. 8«. A. 829ec. Geschenk van den Heer A P. H. Kuipers, leermeester van den S , thans Med. Dr. te Lemmer. W. F. R. S URING AR, Algae Japonicae Musei Botanici Lugd. Bat. (Edidit Societas scient. Holl. Har].) Haarl. 1870, 39 bl. gr. 4». met 15 gekleurde platen met verklaringen daar nevens. A. 833a. Dr. U. «V« HUBER, Nederd. bewerking van het Handboek van de therapie der Uterus-ziekten door Dr. Edward John Tilt. Leeuw. Hugo Suringar, 1866, 236 bl. 8°. A 837a. De bewerker is in December 1870 alhier overleden. Beschouwingen over de Scarlatina naar aanleiding van de epidemie ván 1863 en 1864. Volgens de waarnemingen van Dr. U. J. HUBER en Dr. P. H. AS3IA1Í, Stads-Doctoren te Leeuwarden. Aid V Meursinge, 1864, 60 bl. en gesteendrukte tabel, 8°. A. 837b. Dr. P. H. ASMAlí, (Stads-Geneesheer te Leeuwarden) Proeve eener Geneeskundige Plaatsbeschrijving van de gemeente Leeu­ warden. Eene door het Provinciaal Utrechtsch Genoptschap van kunsten en wetenschappen bekroonde prijsverhandeling. Met platte­ grond der stad Leeuwarden Utrecht 1870, 110 bl. gr. 4°. A. 837e. Toen dit belangrijk werk in het licht verscheen, was de geachte schrijver eene maand te voren, den 10 Febr. 1870, overleden. Mr. HERMAN ALBARDA, de Grasrups met 4 figuren, in de Landbouw-Courant van 1865, No. 24. A. 839a. Dr. T. C. WINKXER, Musée Teyler. Catalogue syst. de la collection paléontologique. Premier supplément. Harl. 1868, 53 bl. kl. fol. A 842a. — Des Tortues fossiles conservées dans Ie Musée Teyler et dans quelques autres Musées. Harl. 1869 ,1 51 bl. en 33 pi. kl. fol. A. 842b. —- Description d'un Crinoïde et d'un Poisson du système Heer- sien. Harl. 1869, 13 bl. met plaat, kl. fol. A. 843a. — Description d'un nouvel exemplaire de Pterodactylus Micronyx du Musée Teyler. Harl. 1870, 16 bl met plaat, kl. fol. " A. 843b. 5. WIS, NATUUR- EN GENEESKUNDIGEN. 231

Dr. T. C. WI11K.I..ER, Mémoire sur Ie Coelacanthus Harlemensis. Harl. 1871, 16 bl. kl. fol met groote gekleurde plaat. A. 843c Mémoire sur Ie Belonostomus pygmaeus et deux espèces de Caturus. Harl. 1871, 14 bl. kl. fol. met groote plaat. A. 843d. Le Plesiosaurus Dolichodeirus Convb. du Musée Tevler. Haarl. 1873, 15 bl. kl. fol. met groote plaat, door den S. zelven op steen geteekend.' A. 843e. Mémoire sur des Dents de Poissons du terrain bruxellien. Haarl. 1873, 10 bl. met gekleurde plaat, kl. fol. A. 843/1. Le Pterodactylus Kochi du Musée Teyler. Haarl. 1874, 11 bl. met plaat, kl. fol. A. 843y. Allen afdrukken uit de Archives du Musée Teyler, en geschonken door den schrijver. Medische Dissertatiën van Leeuwarders : J. Æ. Born, Gr. 1842; — M. C. Simon, L. B. 1848 ; — M. J. Baart de la Faille, Gron. 1853. A. 848a.

JACOB BAART DE IiA FAIIÌIÆ, over anomale dubbelvormen van den Canalis genitalis femininus in 't algemeen en Uterus duplex bicornis in 't bijzonder. Akad. proefschrift. Gron. 1863 , 140 bl. 8° en uitslaande plaat. A. 848b. D. J. STORM BUYSH.G, Vijf Verhandelingen: over Sluisdeuren, 1850; — Afdamming van den Nijl, 1856; — de Rivieren in Nederland, 1856; — over ijzeren Ophaalbruggen, 1858; — de Kust van Holland, 1860, 8°. A. 852a. Een levensberigt van den schrijver, in 1870 overleden, komt hierna onder C. No. 105 voor. Dr. S. Sr. CORONEL., Stads-Geneesheer te Midd., Middel- burg voorheen en thans. Bijdrage tot de kennis van den voorma- ligen en tegenwoordigen.toestand van het Armwezen aldaar. Midd. 1859, 404 bl. 8°. A. 852b.

SIJBREM RIENK.S van dep IÌEY, van Hallum, Iets over de Dissociatietheorie van Deville. Acad. proefschrift. Gron. 1870, 120 bl. 8». A. 852c. HOITE RIEMTKS van der LEY, van Hallum, Over de me­ thoden ter bepaling van de dichtheid van Dampen. Acad. proef­ schrift. Gron. 1871, 113 bl. 8°. A. 852d. 232 A. WERKEN VÁN 1.EEUWAKDKB8.

6- DICHTERS,

•JOAIÍITES FUSÍGERUS, Leov. Fris. Sylva Carminum. Antw. 1585 (als Catal. No. 854.) — De puerorum discipiina et recta educatione liber. L. B. C. Plantinus, 1584, 136 bl., opgedragen aan Sicke van Camminga, Heer van Ameland, en zes andere Friesche edelen. — Nova Proverbiorum farrago, tam ex Graecis quam Latinis auctoribus collecta. L. B. Plant. 1585, 213 bl., opgedragen aan Sicke van Scheltema. Deze drie werkjes bijeen in antieken band met haken, kl. 8*. A. 854a. J. J. STARTER, Steek-boekjen, ofte het Vermaak der jeug- delyker herten, om daar door te weeten, der herten secreeten. Nog is hier agter mede by gevoegt het Plakkaet van Marcolphus enz. Amst. 1786, 158 bl. breed 16°. met houtsneeprentjes nevens de zes- regelige versjes: „Aan de Jonkmans en aan de Dogters." A. 871a. De »Voor-rede aan de vermaek-zoekende Jeugd", waarin hij verzoekt »dit vermakelijk spelletje ook te gebruiken tot een leerzaam en stichtelijk vermaak," is gedateerd 1642, dat 1624 zal moeten zijn, ook volgens 't oordeel van Dr. J. van Vloten, die uit een druk van 1727 deze Voorrede en een dozijn van die versjes mededeelde achter zijne uitgave van 1864. Zie ook mijne Bloemlezing uit Starter, bl. 120 en 128. JOAlílTES BOÜRICIUS, Paraphrasis ..Poëtica, sive Ecclesiastes Salomonis, carmine redditus. Leov. F. Hardomans, 1657, onge- pagineerd, 4°. A. 898a. Opmerkelijk is het zeker, dat van dit geschrift reeds in het volgende jaar een tweede vermeerderde druk verscheen, waarvan de titel, achter den naam des overzetters, is aangevuld met de waardigheid , welke hij in 1656 had bekomen: Senatorem Supremae Frisiorum Curiae. Cuì accessit ejus- äem Canticum Canticorum. Met gelijke opdragt en nog twee lofdichten van Do. T. Elgersma en Tob. Gutberleth. T» SOÜiäSíESIA* Basuin-klank, vervatende eenige uitgelesen Psalmen Davids enz. De zelfde druk bij den zelfden uitgever, als Catal. No. 900 van 1662, doch met anderen geplaatdrukten titel en het jaartal 1661, benevens lofvers van J. van Koyen er voor. 12°. Hier achter is geplakt de titel van: Den Tweden Druk, Amst. 1705. A. 900a. 6. DICHTERS. 233

Sonde-kraam, ter bekeerde saligheyt. Door I>. V. B. Tot Steen- wijck, ter Druckerije van Hendrick Stuyfzandt, 1662, 246 bl. 4°. Voorafgegaan door hoogdravende lofverzen van S. A. Gab- bema, D°. F. Elgersma en J. de David, pred. te Steenwijk. A. 9OOb. Achter ieder dezer zwartgallige en gebrekkige verzen over talrijke ngron- welen der menschen" is eene »uytlegginghe der donckere plaetsen" in proza, wegens de vele vreemde woorden voor de taalkennis van belang. Als de vervaardiger is bekend DIRK VAN BAEKDT, geb. in 1619, sedert 1639 Grietman van Oost- en daarna van West-Stellingwerf te Wolvega, later lid van Gedeputeerde Staten en Curator der Fran. Akademie, in 4692 overleden, nadat hij zich twintig jaren te voren door de verovering van Blokzijl had onderscheiden. De uitvoerige titelplaat is gegraveerd door P. Langweer. De drukker was welligt een broeder van den , uit Scherpenzeel afkom- stigen PETRUS STUIVESANT , van 1640—64 de laatste Directeur-Generaal van Nieuw-Nederland, wiens familie te New-York nog in aanzien is. F. HAKiMAJES Vredezang den Staten van Frieslandt toegewydt, by d'afkondiging van den gesloten Vrede. Leeuw. F. Halma, 1713, 22 bl. benevens eene Verklaring (in verzen, 4 bl.) van het Konst- vuurwerk, door last der Staten ontstooken binnen Leeuwarden, waar achter een Toezang, ook voor viool en zang op muzieknoten gezet, 4 bl. fol. A. 915a. (BERIARDVi IDElìIÜ) Sugt over Sodoms gruwelen in Ne- derlant gepleegt, uitgeboesemt door W. J. T. B. M. D. I. Leeuw, bij T. van Dessel, 1730, 38 bl. 4°. A. 920a. BERMRDIIS IIMËMA, M. !>., Vreugde-zang ter gelegentheit, aîs de Heer Cornelius Vrolykhart te Dortregt, twee Godtge- leeide Verhandelingen, tot bewaringe der Hervormde Kerk hadde uitgegeeven. Opgedragen aan Juffrou Alegunda Ilberi ende Magda- lena Pollius. Leeuw, bij T. v. Dessel, 1735, ongepag. (28 bl.)4°. A. 9205. De schrijver, die in den Catal. bl. 117 als geneeskundige en daarna bl. 168 als theoloog voorkomt, zeide met deze kreupelrijmen vol ortho­ doxen onzin »de digtkunst vaarwel," 't geen zeker zeer verstandig was. WJXUEM van HAKEilí, Lof der Vrede. (In drie gezangen) 'sHage, 1742, bl. 161—186 van den foliodruk der Lierzangen met toebehooren. _ A. 930a. Bloemlezingen uit de losse gedichten van W. en O. Z. VAN HAREN, in de Keur van Nederlandsche letteren, 44e en 45e stukje. Amst. bij M. Westerman, 1828, beide 72 bl. kl. 8°. - A. 932a en 946«. 28 234 A. WERKEN VAN LEEUWARDERS.

Aan het Vaderland. (Door O. Z.VAN HAREN ) Eene studie , door THEOD. JORISSEN, Hoogl. te Amsterdam. Haarl. 1872, 74 bl. 8°. A. 947a. Vreemd is het, dat de S. deze studie aan den eersten ruwen druk en niet aan de volkomener laatste uitgaaf wijdde. Dit belangrijk geschrift werd zeer uitvoerig beoordeeld door Dr. H. J. Polak, leeraar aan 't Gymn. te Rotterdam, die kritische beschouwingen over v. Haren en de Genzen mededeelde in 5 Nos. der N. Rotterd. Courant, 1873, welke hier bijge­ voegd zijn. A. 947Ã.

Leven en Werken van W. en O. Z. van HAHElí, Friesche Edellui. Naar tijdsorde toegelicht door Dr. J. VAN VLOTEN. Deven­ ter, A. terGunne, 1874, 552 bl. gr. 8°. A. 947c. Deze volledige uitgaaf bevat zoowel de dicht- als prozawerken van beide Staatsmannen, waar tusschen brieven, familiebescheiden en kritische aan- teekeningen aan het geheel eene grootere waarde geven. Portefeuille met 27 geschrevene en gedrukte Gelegenheidsverzen van Mej. CAROLIÜA COITLOI, dochter van Mr. Willem Coulon, Burgemeester van Leeuwarden, vervaardigd tusschen de jaren 1758, toen zij elf jaren oud was, en 1775. 4°. A. 954a.

JOAIIIÍIS PIERSOSU Oratio de laudibus humaniorum literarum et poëseos, publice in curia dicta, quum munus regendarum Schola-

rum Leovard. auspicaretur. Leov. P. Koumans , 1755, 30 bl. 40- Opgedragen aan den Magistraat. A. 958a. Geschenk van den Hoogl. Mr. J. C. G. Boot. Zie over Pierson Catal. bl. 62. Lyre voor de Loge de Friesche Trouw, gevestigd in het O.", van Leeuwarden. Aid. Wed. M. van den Bosch, 1849, 40 bl. kl. 8°. A. 999a. Verscheidene der vroegere liederen zijn uit den bundel van 1820 hierin opgenomen en met anderen vermeerderd. (ATE WËBER) Feestzangen bij de- inwijding van het Monument voor J. M. BALJEÉ, in het Nieuwe Stads-Weeshuis te Leeuwarden , den 9 September 1835, en bij 15 daaropvolgende jaarlijksche feest­ vieringen, 8». A. 1016a. De S. hier in 1805 geb. en in 1871 overleden, was gedurende vele jaren verdienstelijk Hoofdonderwijzer der school in genoemd gesticht en daarna in de Stadsschool voor meisjes.

Dichterlijke Nalatenschap van JAK DIRK§ AHHtRIifGA , ge­ boren 17 April 1793, gestorven 21 Januarij 1860. Gedrukt voor eigen rekening (van zijn zoon C. A. Dardenne Ankringa, pred. te Bolsward). Aid. B. Cuperus Az., 1872, 198 bl. post 8°. A. 1017a. 6. DICHTERS. 235

Meer dan honderd, meest gelegenheidsverzen bevat deze bundel, die waarde heeft als een gedachtenis aan een verdienstelijk man, die hier ge­ durende vele jaren Conrector en Secretaris van het letterkundig genootschap : Constanter was, en ook in het tijdschrift: de Vrije Fries belangrijke historische bijdragen heeft gegeven. R. SCIIARTE1, Evang. Luth. Predikant te Leeuw, sinds 1867, Orgeltoonen ter verheerlijking van den Zaligmaker Leeuw. J. Peters, 1869, 97 bl. 8,. A. 1022a. — Feestgezangen ten gebruike bij Orgelinwijding; vervaar­ digd op melodiën der Nederlandsche Koraalvereeniging. Leeuw. J. Peters, 1869, 31 bl. gr. 8°. A. 1022b. •Snikken en Grimlachjes. Poëzie uit den Studententijd van PIET PAALT JENS. Met Portret. Tweede druk. Schiedam, Roelants (1871, de Ie druk was van 1867). 16°. A. 1022c. Presentex. met inschrift: »Van den Schrijver FRANÇOIS HAVERSCHMIDT , geboren te Leeuwarden den 14 Februarij 4835. Schiedam Julij 4871." MARTI1MIÎS GERBRANDUS BONTJEHIA, Een edel hart. Oorspronkelijke dramatische schets in vier tafereelen. Leeuw. H. Kuipers, 1869, 116 bl. post 8°. A. 1022d. De schrijver, hier 3 Maart 48-46 geboren, woonde destijds te Bolsward, waar dit stuk door de Rederijkerskamer werd uitgevoerd. Hij is thans Apotheker te Joure. Kort te voren gaf hij uit: De zeeramp op Ter­ schelling, 16 bl., hier bijgevoegd als A. 1022e.

7. MENGELWERKEN.

JOHAX, Vrij-heer van PAFFEMRODE, Commandeur over" 't guarnizoen van Gornichem enz., der Grieken en Romeynen Krygs-handel ofte Land-militie. .Nu op nieu vermeerdert, en niet 28 kopere Platen verciert. Leyden, 1686, 392 bl. fol. Met portret, hier vóór bl. 73, No. 466 beschreven. A. 1024a. De schrijver, van wien ook gedichten en tooneelstukken bekend zijn, was eigenaar van de state Paffenrode, benoorden Leeuwarden, en sneuvelde bij 't beleg van Maastricht in 1673. Zijn zoon Jacob droeg dit werk, dat door Bosscha geprezen wordt, bij den tweeden druk op aan Prins Willem III. 236 A. WERKEN VAN LEEUWARDERS.

De Zeedemeester der Kerkelylten, onderzoekende, op een vryen trant, waarom, onder een zoo groot aantal van Leeraaren in de Ned. Kerke, hedendaagsch zoo weinig de waare godsdien­ stigheid bloeiende bevonden, veel min eene algemeene Kerkerreede bevorderd wordt. Amst. 1750, Ie deel, 60 Nos. van 8 bl. of464 bl.; 2e deel, 1752, nog 60 Nos. tot bladz. 944. A. 1026a. De schrijver, die zich op den tweeden titel noemt: »PHILIPPUS ALETOPHILUS , Leeraar der Protestantsche Kerke in Nederland, en Medelid van het Ge­ nootschap der Raisonnabele Biblianen," was de zeer verlichte PHILIPP LUDWIG STATIUS MULLER, van 1749 tot 1756 predikant bij de Luthersche gemeente te Leeuwarden, wier bekrompenheid en twistzucht de oorzaak was , dat hij gaarne een beroep als hoogleeraar te Erlangen aannam. Zie omtrent hem en zijne overige geschriften den Catal. bl. 18, 19,119, 179, 231, 238, 401 en 437. De Zeedemeester bestaat, als navolging van v. Effen's Holl. Spectator (Cat. bl. 351), uit wekelijksche vertoogen met een bijbeltekst aan 't hoofd, die (volgens de Opdragt van den President van het (gefingeerde) genootschap en de Voorreden) ten oogmerk hadden: smeerder Eendragt onder de Theolo- ganten, en grooter Vriendschap onder de Protestanten aan te kweken:" alsmede, om, »op een bescheidene wyze, de menigvuldige gebreken, die in 't Predik-Ampt zyn ingeslopen, te bestraffen." Aan dit waardige doel is de voortreffelijke wijze, waarop het belangrijke werk is geschreven, geè'venredigd. Het was voorafgegaan door een kleiner geschrift: de Zeedemeester der Studenten, Leeuw. A. Ferwerda, 1750, waarvan ik een zeldzaam ex. zag bij D°. J. Hartog te Utrecht. Van het eerste werk verscheen bij Ferwerda een kort en zakelijk Uit­ treksel, vermeld achter de Wijsheid Salomons, die stellig van 1750 is, zoo als Ferwerda zelf vermeld in zijn Catalogus, I. II 262, met den naam van Muller er bij. Opmerkelij'k ís het, dat de tijdelijke Zeedemeester van i 750 bij' voort­ during zóó geacht was, dat daarvan in 1766 te Amsterdam een herdruk in 2 dln. verscheen, ook in 't bezit van D°. J. Hartog, die daarvan melding maakt in zijn voortreffelijk werk: de Spectatoriale Geschriften van 1741—1800, in 1872 door het Prov. Utrechtsch Genootschap bekroond. (P. li. IEDESIA) Regulen uit de basuino van kromhout ter be- keringe voor d' Inquisiteur in he.t gewapend Roma , op versierde tropheen, door enen groten aalmoeseniers Sermoen, in een gewaand pauslyk leger, die geen volheid der heidenen erkende, nog L-rael uit de geest hunner jonkvrouwe de zaligheid beloofde. Uit geheime benadelingen op de regel, protestatie voor dissertatie eener Biblio- polium. Prultjes voor d' Almanach. Te Leeuwaarden by P: L: ledema gedrukt, 1805, 49 bl. 4°. A. 1047«, 7. MENGELWERKEN. 237

Dit zonderling en zeer zeldzaam boekje bevat nog dwazer wartaal, zonder slot of stijl, dan zijn Ghildenspiegel en Toneelproewe, reeds in 1791 uit­ gegeven en in den Cat. bl. 173, No. 983 en 984 vermeld. Even dwaas en onbegrijpelijk is de proeve , welke hij nam om ook eens in het Friesch te schrijven, in : D' Œmyler ynne boerre sa genaomde Friesche spræke oon hit tjitten, trog syn Thæme oon Wobbeltje for ien broddellaæp yn harre breids-schaolle enz. Praoppe fol Frieze oer lesten enz. A. 1047b Volgens het duister slot werd dit werkje reeds geschreven in 1775 en eerst gedrukt in 1809, toen hij 69 jaar oud en nog niet wijzer geworden was. Het is groot 36 bl. in kl. 8°. Van beide geschriften heb ik nooit' een tweede ex. gezien. Zie over den schrijver, die hier ongeveer dertig jaren lang handelaar in oude boeken was en als een zonderling bekend stond, den Catalogus, bl. 445. HARlttAlîlJS SCHUI/TZE, Eeglement op de Nationale Militie met aanteekeningen en modellen. Leeuw. J. W. Brouwer, 1829, 283, 48 en 127 bl. met Vervolg. Leeuw. L. Schíerbeek, 1839, 158 bl. 8°. A. 1057a. C. KTJFFNER , Artemidorus in het Romeinsche rijk. Uit het Hoog- duitsch vertaald en met aanmerkingen voerzien door STEElí- BERGEK van GOOR. Leeuw, bij den zelfden, 1825—28, 4 dln. 487, 471, 364 en 317 bl. in 2 bdn. met kaart en plat. 8°. A. 1059a. Dit werk is een vervolg of tegenhanger van de Atheensche Brieven. De vertalingen van de in beide werken voorkomende verzen der ouden zijn van Mr, A. VAN HALMAEL Jr. K. Grave VON KTJHLBEKG, Gustaaf de derde en zijn hof. Een ge­ schiedkundige roman uit de laatste helft der 18e eeuw. Naar het Zweedsche door STEENBERGEN VAN GOOR. Amst. ,1841, 2 dln. 295 en 29(5 bl. 8». A. 1059b. In een uitvoerige voorrede geeft de vertaler een overzigt van zijn ver­ talers loopbaan gedurende 38 jaren, en nam hij afscheid van het publiek, hoewel hij in 't volgende jaar nog: Het Oosten en Westen in 3 deelen be­ werkte , dat echter ook de laatste zijner talrijke vertalingen was. Militaire Welsprekendheid, of de kunst om op den Soldaat te werken. Naar het Fransch (van YMBERT bewerkt), door JOHAM1ÎE8 SCHAAP SFOELSTRA. Leeuw. L. Schierbeek, 1840, 386 bl. 8°. A. 1075a. De vertaler, hier geb. in 1792 en overl. in 1871, was vroeger militair en later gedurende vele jaren Controleur der stedelijke belastingen. Ver­ scheidene andere werken bragt hij in onze taal over. 238 A. WERKEN VAN LEEUWARDERS.

Antonio en Agatha, of de buitengewone lotsverwisseling. Naar het Hoogduitsch door A. EMMA. Tz., Onderwijzer te Leeuwarden. Leeuw. J. Backers, 1841, 112 bl. kl. 8°. A. 1075b. Laat de kinderkens tot mij komen. Een woord over de zorg voor kinderen en over de Christelijke Bewaarschool (bevattende bijdragen van P. W. WITTEBOL, M. VAN STAVEREN, S. K. en U. W. THODEN VAN VELZEN en F. J. J. VAN EYSINGA). Leeuw. G. T. N. Su- ringar, 1852, 120 bl. post 8<>. A. 1081a. Bazar eens dichters, door H. C. ANDERSEN. Vertaald door T. R. DIJKSTRA en ». BOUMA VIEl WEVIIUI*. Gorinchem , 1866, 2 dln. 324 en 211 bl. post 8°. A. 1084a. De eerste der vertalers van deze belangrijke reisbeschrijving was van 1858—62 Archivaris-Bibliothecaris van Friesland; de laatste eerste Commies ter Provinciale Griffie , van wien in de portefeuille No. 1023 ook verzen voorkomen, mede onder den ps. van THEODOOR. Naamloos gaf hij vroeger •' De Stedingers. Een volksroman uit de middeneeuwen. Naar het Hoogduitsch van B. VON GUSECK. Leeuw. H. Kuipers, 1856, 218 bl. 8°. A. 1084b. Mr. ERHESTUS JOÏUGSMA, de Paardenfokkerij in Fries­ land Eene studie. Leeuw. G. T. N.Suringar, 1865,76 bl. 8°. A. 1086. Present-ex. van den schrijver.

Jhr. JAN AliMTE IJYCKXAMA Ü AÏJEIIOI/I . Verbetering van Frieslands Watertoestand. Beschouwingen over de beginselen en middelen, welke ten aanzien der afstrooming van het boezem­ water dezer provincie vroeger bestonden, thans bestaan en nog ge­ volgd behoorden te worden, ten einde het, zooveel mogelijk, duur­ zaam meester te zijn. Met eene gekleurde kaart. Leeuw. W Eekhoff, 1869, 125 bl. 8». A. 1087. Present-ex. van den schrijver. Niet in den handel. Frieslands Waterstaat en Landbouw. Beschouwingen over de rapporten en voorstellen tot verbetering van den stand van het boezem­ water in Friesland. Bij den zelfden, Junij 1871, 30 bl. 8°. A. 1087«. Alsvoren. Gelijk recht voor allen! (Ook in het Burgerlijk regt voor Vrouwen.) Door eene Vrouw. Leeuw. H. Kuipers, 1870, 36 bl. 8°. A. 1088- Voor de schrijfster wordt gehouden Mevrouw GEESJE FEDDES , echtgen. van den Heer C. H. Beekhuis, Notaris te Buitenpost, geb. te Leeuw. Geschenk van den uitgever. 7. MENGELWERKEN. 239

De Eerste Steen van den Willemstoren te Dillenburg gelegd. Herin- neringsbladen; door E. H. liAJäÖlíOER , pred. te Leeuw. Rotterd. 1873, 74 bl. post 8». * A. 1090. Present-ex. van den schrijver. Portefeuille met kleinere geschriften van: L. G. BouRiCiüS , J. L. LiON , J. J. DE VRIES, J. F. JANSEN, Mr. C. VAN BREUGEL DODGLAS, F. UNTES KINGMA , H. J. PRAKKE, J. DÜPARC Jr., Jhr. Mr. I. F. VAN HÜMALDA VAN EYSFNGA , J. F. D. BRUINSMA enz. A. 1089.

B. BOEKEN, WELKE TE LEEUWARDEN GEDRUKT OF UITGEGEVEN ZIJN-

Sermones aliquot politici. Apud Abr. Radæum, Leovard. 1619, 328 bl. kl. 8°. Met opdragt: Ad ill. Bataviae Ordines, onder­ teekend door PETRUS REGEIVIORTERUS. B. 10a.

Concio habita Italice a Reverendo Patre MARCO ANTHONIO DE DO- MINI8 , Archiepiscopo Spalatens>i, anno 1617. Londini in Mercatorum Capella, coram Italis ibi commorantibus, et aliis honorificis in illa Synaxi et Comvent. Italice primo ab authore promulgata, et inde Anglicè, tandem à Theologiæ studioso latinitate donata. Leovardiæ» apud Ioannem Starterum Bibliopolam. Anno 1618; ongepag. (32 bladz.) 4°. Met opdragt van Starter, die deze rede in 't latijn liet overbrengen, aan de Staten Generaal, die hem daarvoor 20 gulden vereerden, bij resolutie van 11 Junij 1618. B. 106. Bij de hier vóór geschreven aantt. is gevoegd een uitvoerig overzigt van zijn leven en van deze rede, hetwelk de WelEerw. Heer Dr. M. van Staveren de goedheid had mij tot toelichting mede te deelen. Deze vroegere Pater Hyacinte, wegens kettersche gevoelens naar Rome opontboden, vlugtte naar Londen, waar hij tot de Anglikaansche kerk overging en dáár voor zijne Italiaansche geloofsgenooten deze rede hield tot rekenschap van zijne handelwijze en als protest tegen de R. K. Kerk. Bruylofts-kleed der Tafel-ghenoten Christi. Dat is: twee tractaten van de voor-bereydinghe tot de weerdighe ontfacginghe des H. Avondmaels. Beyde voor desen in het Engelsch beschreven. Het eerste door W. BRADSCHAW, het tweede door A. H. en in Enge 240 B. LEEUWARDER DRUKKEN.

landt tbt achtmael herdrnckt. Nu in de Neder-duytsche sprake overgeset, door JOANNEM NISENERUM, dienaer des godlijcken woords, tot Lippen-huysen, c. a. Leeuw, ghedruckt bij Dirck Al bert s, Boeckverkoper in de S. Jacobstraet, 1639, 260 bl. kl. 8°. Hier achter zijn nog gebonden : RIPP.ERTUS SIXTI, Claer vertoogh van thien vaste ende bon- dighe Redenen waeromme de Ghereformeerde Kercken geensins ver­ mogen eenighe Remonstrans-ghesinde persoonen tot de ghemeen- schap van het H. Avontmael aen te nemen ende te ontfangen. Tot over-tuyginghe der quaedtwillighen enz. Leeuw, by den zelfden, in de Klock-straet, in den vergulden Bijbel, 1630, 40 bl. kl. 8°. De vierde Editie van nieuws verbetert.

Troost-Schrift tegent verlies der goederen van de Werelt, insonder- heydt des Vader-landts door FREDERYCK SALMUTH tot Embden gepredickt ende tot heylsame troost van alle bedroefde, godtsalighe Ballingen in druck verveerdicht. Vyt het Overlants in 't Neder- duyts vertaelt. Leeuw, bij den zelfden, 1633, 122 bl. kl. 8°. B. 12a. De vertaler van het eerste geschrift, Joh. Nisener, werd in 1633 pred. te Lippenhuizen, in 1639 te Blija en in 1646 te Hallum, waar hij in 1656 stierf. Het tweede geschrift behoort tot de werken van dezen Leeuw. pred., op bl. 6 van den Catalogus en bl. 204 hier vóór. Het laatste werd in 1623 opgedragen aan den verdreven Koning van Bohemen, Paltzgraaf Frederik , en zijne gemalin Elisabeth, Prinses van Groot-Brittanje, die zoo vele jaren in ballingschap doorbragten.

JOH. SPILJARDUS , pred. te Gorinchem, Christelicke Catechismus der Ned. Gereformeerde Kercken Den derden Druck verbetert. Leeuw. CFonteyne, z. j. (de opdragt is gedateerd 1639) 311 bl. kl. 8°. B. 14a.

GODOFREDI DE PESCHWITZ de Eepressalüs liber. Leoward. apul Gysbertum Sybonis, 1658, 315 bl. 24o. B. 24a. Volgens de opdragt aan de regering van Dantzig, gedateerd uit Frane- ker, studeerde de S. aldaar, en werd hij met lofdichten van Prof. L. Banck en vier buitenlandsche studenten vereerd. Geschenk van den Heer MARTINUS NIJHOFF te 's Hage.

JOHANNES JANSONIUS, pred. te Slooten, Apostolische Toet-steen, ontdeckende de valsche munte van de verdwaelde Præ-adamiten, soeckende het Goddelijck Aloï ende luyster des woordts te verbas­ teren enz. Bij maniere van predikatie voorgestelt. Leeuw. H. Pr*"

B. LEEUWARDER DRUKKEN. 241

Eintjes, 1664, 272 bl. 24°. Tweede vermeerderde druk (de Ie Amst. 1662). Opgedragen aan den Magistraat van Leeuwarden. Met lofverzen van C. Bruinsma, Taco van Glins, H. Vomelius, P. D. Milesius en zijn broeder Matthias Jansonius. B. 29a. Den ver-resenen Barnevelt, betabbert met alle sijne politycke maximen. Zirckzee voor Pieter de Schryver, 1663, 46 bl. 4°. en het tegen- schrift: Consideratien op het Publijck Gebedt ofte Gebede-formulier van Hollandt tegen D. H. Leeuwarden, voor Paulus Bergen (verdichte naam), 1663, 23 bl. 4°. B. 29b, c. Puik van Leiyen en Eoosen, dat is: Christelijke gedachten enz. van DE LA MONÏAGNE en de Eng. godgeleerden A. WARWIK en Jos. HALL. Algemeene titel en voorberigt van drie werkjes dier schrijvers, met bijzondere titels, groot 63, 75 en 270 bl. Leeuw. H. Rintjes, 1664, 24°. B. 30a. Opmerkelijk is 't, dat van deze werkjes ook een dergelijke druk voorkomt bij Hero Galama te Harlingen, 1660 (bij het Friesch Genootschap); alsmede een titeluitgaaf van het eerste: Amst. by Jacobus Wagenaar, 1666, en van ds twee laatste bij Eintjes, zonder jaar, hierbij gevoegd. B. 3OB. EVERHARDUS BORNÆUS, pred. te Bolsward, de getrouwe Harder, ofte een voorstel van alle de princepaelste pligten die een dienaer Jesu waerneemen moet enz. Leeuw. H. Eintjes en H. E. Hæringa, 1669 , 611 bl., uitvoerige Ontleedinge en register, 4°. Met gegraveerde titelplaat, waarop acht voorstellingen, toegelicht door een vers van S(amuel) v. ll(arinckhouck); breede opdragt aan T. v. Boelens, Burgemr. van Bolsward, en zijne vrouw Anna v. Andringa, en zes ned. en lat. lofverzen van A. Marck, P. Kingma, J. Menzonides, C. Wesselingh, Eector te Dokkum, en zijn 14jarigen zoon Hermannus. B. 31a. Theatrum Sympateticum , ofte Wónder-Toneel der Natuurs Verborgent- heden, behelsende eene uitstekende Oratie, over het gebruik des poeders de Sympathie, daar in de waarheit zijner werkinge werdt ontdekt; (Ie deel, benevens een tweede deel, getiteld:) Nieuwe be­ proefde en wel ondersochte Genees-middelen, ofte zeltsame Verbor- gentheden: met verscheide aardige Blanketsels, om de jufferlyke schoonheid t'onderhouden, door KENELMUS DIGBT, Eidder, Grave en Kancelier van Groot Brittangne. Benevens twee waardige ver­ volgen , van veele zeldzame Antipathien en Sympathien (waar tusschen 29 242 B. LEEUWARDER DRUKKEN.

't Groote licht der Natuurkunde), door N. PAPINIÜS en A. KIRCHERUS (met een Aenhangsel weegens het poeder Kina Kina, beschreven van T. BARTHOLINUS). Den tweeden druk, vermeerdert en ver- beetert. Te Leeuwarden, by Hendrik Bintjes, en te Amsterdam, by Jan ten Hoorn. 1697, 320 en 196 bl. kl. 8°. Met lofdicht van A. Tymens er voor. B. 38a. HENRICUS BRINK, dienaar J. C. op de Flekke Jouwer, Ontschakelinge van het genaemde Keten der Profetische Godgeleerdheid , ofte schrift- matige verdedinge der Openbaringe Joannis, tegen de nieuwigheden van J. Coccejus en H. Groenewegen, in twee deelen. Leeuw, by Jacob Hagenaar, Boekverkooper op de Canselarije en by de Groen-merkt, 1683, 357 en 399 bl. 4°. Opgedragen aan de predd. in de classis van Zeven wouden, en met lofverzen van J. G. Sam- plonius en J. Schroderus, predd. te Heerenveen en Gorredijk. B. 52a. Zie over dezen veel geruchtmakende, godgeleerde, die later predikant te Utrecht werd, v. d. Aa, Biogr. Woordb. II 1321; Sepp, Godgel. Onder­ wijs, II 400. ISEBRANDUS BLANKSTEIN, pred. op de Mieden, in 'tOld-ampt, Zions goddelijck onderwijs, vervult met verscheydene gedachten veler Gods­ geleerden, uyt haer schriften vergadert. Leeuw, bij Gerardus Hoogh-slag, 1683, 631 bl. kl. 8°. B. 53a. P. VIRGILII MARONIS Opera, cum comment., notae etc. recensuit PANCRATIUS MASVICIDS, Reet. Hag. Com. Leov. F. Halma, 1717 , met uitvoerige registers, vignetten en kaart, 1308 bl. gr. 4°. keurig gedrukt. Pracht-ex. in hoornbanden. B. 66a. Lexicon Antiquitatum Romanarum, ed. SAMUEL PITISCUS, in 1713 in 2 groot med. folio deelen van 1008 en 1133 bl. met privilegie des Duitschen Keizers uitgegeven, is het grootfte en schoonste der werken, die François Halma hier in 't licht gaf. Voor elk deel is een fraaije zinnebeeldige titelplaat naar A. Honbraken gegraveerd door B. Picart en M. Pool, die hierin ook andere gravuren bewerkten, mede boven de Op- dragt aan Prins Eugenius, van wien er, even als van Pitiscus, een fraai en uitvoerig Portret, gegraveerd door P. v. Gunst, is bijgevoegd. — Van dit keurig gedrukte prachtwerk berust een ex. in sierlijke hoornbanden in de Bibliotheek van het Hof van Friesland, voorkomende in den Catalogus van 1776, bl. 138. Het wordt hier eershalve vermeld als een juweel van boekdrukkunst in het begin der 18e eeuw, later hier nooit geëvenaard. Verklaring van allerhande zo goude als zilvere, en andere Geld- specienj ook van dingen, die voor geldt in gebruik zyn, als mede B. LEEUWARDER DRUKKEN. 243

van verzierde Munten. Derde druk: de helft vermeerdert. Leeuw, by A. Ferwerda, G. Tresling en Dr. A. Siccama, Boekver­ kopers, 1780, 102 bl. 4°. B. 76a- De tweede druk van dit zeer nuttige geschrift verscheen bij P. Koumana in 1746. (Cat. B. No. 76.) Hier achter is gebonden: Ver­ handeling over de Rekenkunsten, als meede de Arithmetica, en het Boere-krytje enz. door Dr. I. BAART DE LA FAILLE, in leven Leeraar in de Mathesis enz. te 's Hage, in 't licht gegeven door deszelfs zoon Dr. I. BAART DE LA FAILLE, Lector der Wis- en Natuurkunde te 's Hage (later, van 1790—1823, Hoogleeraar te Groningen), 's Hage 1778, 167 bl. 8". FOEKE SJOERDS, School-dienaar te Nykerk, Kort vertoog van den staat en de geschiedenissen der Ker k e (des Ouden Testaments), ran de scheppinge tot op Christus. Met voorrede van J. Ratelband, predikant te Leeuwarden. Leeuw. P. Koumans, 1761—65, 3 dln. 764, 816 en 926 bl. 4°.; alsmede een vervolg of vierde deel: Kort vertoog \an den staat en de geschiedenissen der Kerke des Nieuwen Testaments, van Christus tot op den tegenwoordigen tyd, vergeleken met de \oornaamste waereldlijke geschiedenissen. Met een voorrede van F. Brandsma, predikant te Oostrum. (1759) Tweede druk, ver­ meerdert en verbetert. Bij den zelfden , 1771, 789 bl. 4». B. 77a. Hoe hoog dit werk toenmaals gewaardeerd werd, bleek uit den herdruk van het laatste, dat het eerst werd geschreven. Zie over den schrijver Cat. bl. 282. Proeve van de kragt der Godzaligheid, door GYSBFRT VOETIOS, hoogl. te Utrecht. Naar een ex. van 1627 herdrukt en verbetert. Met voorreden van ALEX. COMRIE, pred. te Woubrugge Leeuw. P. Koumans, 1763, 621 bl. kl. 8°. B. 77ò. Hedendaagsche Naam-student, of Groninger Godsgeleerde ontdekt en wederlegt. Twede egte druk. Vermeerdert met een Vervolg van eenige Brieven en Gedigten , voor en tegens R. L. O. R. S. S. T. S. opsteller der Naam-student enz. Leeuw. T. van Dessel, 1738, 161 bl. en Vervolg 192 bl 8°. B. 80a. Konst der N o t a r i e n volgens de practycq in Frieslandt, waar in for­ mulieren van testamenten, contracten, acten enz. door N.N. Leeuw. A. Ferwerda, 1753, 420 bl. — Konst der Procureurs volgens do practyk in Frieslandt, voor de Neder-Geregten. Met vertaling der konstwoorden. Bij den zelfden, 1754, 243 bl. kl. 8°. Het eerste is opgedragen aan Mr. H. U. Hamerster. B. 86a. 244 B. LEEUWARDER DRUKKEN.

Het vermakelyke Kinder-spel: vervattende veelerhande konsten en weten­ schappen; als goochelen, kaart-spelen , mathematische konsten, en meer andere. 6e druk. Leeuw. A. Ferwerda en G. Tresling, 1760, 64 bl. kl. 8». B. 88a. De geanatomiseerde Doctor binnenshuis, benevens een antwoord op den Brief geschreven aan A. Blom, door Val. van Thuynen, Med. Doctor (te Dokkum). Briefs-wyze opgest^lt door ABRAHAM BLOM, Apotheker en Practicyn (van Amsterdam) te Nykerk (in Oost-Don- geradeel). Leeuw. Wigerus Wigeri, 1754, 48 bl. kl. 8°., waar achter vier lofdichten op Monsieur Blom, van Foeke Sjoerds, onder­ wijzer te Nijkerk, Jan Folkerts, Jan Alberts Bakker en A. Jeltema. B. 97a. Dit twistschrift is belangrijk voor de kennis van den toenmaligen staat der geneeskunde ten platten lande in Friesland.

A. HELLENBROEK , Pred. te Eotterdam, Voorbeeld der Godlyke waar­ heden, voor eenvoudigen, die zig bereiden tot de belydenisse des geloofs. 25e vermeerderde druk. Leeuw. W. Wigeri, 1785, 104 bl. kl. 8°. B. 101a. De kluchtige Eomant of het leven der edelmoedige Comedianten. Naar het Fransche van den Heer SCHARRON door N. HEiNS,Schry- rer van den Vermakelyken Avanturier. Leeuw. H. A. de Chal- Hi o t, 1762, 2 dln. 276 en 256 bl. kl. 8°. E!k deel met 4 fraaije gravures van J. C. Philips. B. IO2a. Schijnbaar is dit eene proeve van nieuwe romanlektuur, destijds zoo zeldzaam. Doch de vermelde Vermakelijke Avanturier kwam reeds in 1738 uit, volgens v. d. Aa, Biogr. "VVoordb. VIII 460, waar het avontuurlijke leven van dien Dr. Nic. Heinsius Jr., in i 656 te 's Hage geboren, uit­ voerig is beschreven. J. G. HEINECCIT Antiquitatum Kojnanarum Jurisprudentiam illustran- tium syntagma secundum ordinem Institutionum Justiniani. Editio quinta emend. Leovard. et Franeq. B. A. de Chalmot et D. B.o- mar, 1777, 750 bl. 8°. B. 108a- Nauwkeurig Keukenboekje leerende allerhande spyzen op een zeer aangenaame wyze bereiden en opdisschen. Leeuw. H. Post, op de Vleeschmarkt, z. j. (1780) ongepag. 32°. B. 108b. Gedagten, over den veranderlyken en waggelenden toestand der Vor­ sten , en derzelfder Staatsdienaaren, toegepast over den dood van Lodewijk de XVI, te Parys, in den ouderdom van 39 jaaren, op B. LEEUWARDER DRUKKEN. 245

eene scbandelyke en moordadige wyze, op het schavot zyn leven moeten opofferen. Te Leeuw, gedrukt by J. G. T o p h u i z e n e n Z o o n, op de hoek van de Kleine Hoogstraat, 1793, 16 bl. kl. 8°. B. 124a. Van deze drukkers is geen ander werk bekend. Jehova. Gereformeerde Bloemhof, vercierd met verscheidene Christe­ lijke gebeden en gezangen. Te zamen gesteld door Wolterns ter Burgh, Liefhebber van de oeffeningen der godzaligheid. Op­ gedragen aan de regeering van Zwolle, 1645. Leeuw, bij S. Y. van der Werff, Boekdrukker en Verkoper in de St. Jakobstsaat, 1815, 130 bl. kl. 8o. B. 1426. Dit is een der gebrekkige nadrukken van dezen slechten drukker (die het toch langer dan 60 jaren uithield), vooral bestemd voor de marskramers, die dergelijke boeken onder de landbouwers rondventten.

P. A. MEETER, Onderwijzer te Huizum, Eerste onderwijs voor jonge kinderen. 5 stukjes, met vervolg: Leer- en Leeslesjes voor de jeugd. 3 stukjes. (1822) Leeuw. P. Wiarda en P. Burggra af f Jr., kl. 8°. herdrukken van 1826 — 1840. B. 142a.

T. EOORDA, over de deelen der rede en de rede-ontleding, oflogische analyse der taal, tot grondslag voor wetenschappelijke taaistudie. Leeuw. G. T. N. Suringar, 1852, 221 bl. 8°. B. 147a. Dit een der talrijke werken van een geleerde van „zeldzaam groote verdienste," die, in 1801 te Britsum bij Leeuwarden geboren, als hoogleeraar te Amsterdam, Delft en Leiden, aan zijn taaistudie ook de philosophische studies verbond, en in 1874 overleed. Prof. Kern gaf van hem een levensberigt in de Ned. Spectator, 1874 , No. 22. JOHAN OWEW , Euangely-gronden en baerblykelykheden van het gelove van Gods Uytverkorenen, aantoonende de nature van het ware zaligende gelove enz. TJyt het Eng. vertaelt door A. VAN KEULEN. Leeuw. J. Bloemsma, 1848, 120 bl. kl. 8°. ' B. 150a. Dit is één der talrijke herdrukken van oude mystieke boeken, waarvan deze uitgever, eerst te Minnertsga en later alhier, eene industrie maakte, en die, vooral in de dorpen verspreid, zoo veel hebben bijgedragen om de orthodoxie te doen toenemen en een veertigtal afgescheidene gemeenten in Friesland in 't leven te roepen. 246 C. GESCÍ1R1FIE5

C GESCHRIFTEN BETREKKELIJK LEEUWARDEN.

M. SIEGENBEEK, Verslag van de Verhooren, door Johan van Olden- barnevelt ondergaan. Haarlem 1849, 136 bl. 8°. C 12a. Verhooren van Johan van Oldenbarnevelt. Uitgegeven door het His­ torisch Genootschap te Utrecht. Aid. 1850, 338 bl _ 8°. C. 12b. De hooggaande twisten over de Raadsbestelling en de verandering van de«»regeeringsleden te Leeuwarden in 1615 kregen , in verband met de gods­ dienstige geschillen, een hoog politiek gewigt, t en de Generale Staten be­ sloten eene deputatie uit hun midden naar Friesland te zenden. Haar rapport is gedrukt in de Berigten van het Hist. Genootschap, 1862, 7e dl. 2e st. bl. 47—80. In de zamenstelling en den last van die deputatie vond men grieven tegen Oldenbarnevelt, die zich deswegens verdedigde , in het eerste geschrift bl. 104, in het tweede bl. 92—96 en 285. Zie v. d. Sande, Ned. Hist., 70; Wagenaar, Vad. Hist, X 88; Wijnne, Geschied, des Vaderlands, 2e dr. 138. Nodige 'Vrederaad tot herstelling van dezelve in onze Friesse en be- zonder Leeuwarder Kerkstraat, tot staaking van eenige personeele oneenigheden, — in een gehoude zamenspraak tusschen J. BOSCH en B. D. WASSENAAR. Leeuw, by P. Koumans en A. Ferwerda, 1749, 11 bl. 4°. Zie Catal. A. No. 92 — 9ó , lOOenlOl. C. 22a. Letterkundige Nalatenschap van Dr. J. J. DIEST LORGION, in leven predikant te Padang. Gron. 1871, 243 bl. 8°. C. 28a. In 1838 geboren te Hallum en in 18G9 reeds overleden, werd deze bundel uitgegeven door zijn vader Prof. E. J. Diest Lorgion. Van bl. 73--106 komt daarin voor: Eene Preek in 1765 en een twist over de Liefde, waardoor de groote verzameling stukken over de zaak van Ds. G. T. de Co ck zeer wordt toegelicht. Het hoofdzaakelyke van de handelingen der geweezene Friesche Volks­ representanten , nu voortvlugtigen. Van de zamenkomst der ver­ gadering, in Junij 1795, tot de omwenteling, in Jan. 1796; en van hun retour, onder geleide van militairen , op den 11 Febr. 1796, tot hunne vlugt, op den 19, 20 en 21 dito. Opgemaakt uit de origineele staatsstukken; met ophelderingen en aanmer­ kingen. Leeuw. M. A. van der Wal, 1796, 60 bl. 8°. C. 37a. Portefeuille met 36 dicht- en prozastukken, van 18 Nov. tot 31 Dec. 1813 in Friesland en Holland .verschenen, ter ontboezeming der vreugde over de verlossing des vaderlands. Met geschreven lijst van den verzamelaar. 8o. C. 38a. BETilEKKELIJK LEEUWARDEN. 247

Feest- en Lijdens-texten die jaarlijks gepredikt worden in de Hervormde Ned. Gemeente te Leeuw. Aid. J. W. Brouwer, 1814, 127 bl., waar achter een Naamlijst der Leeuw. Predd. volgens Laurman, van 1566 af, aangevuld tot 1814; 24°. C. 386. Hierbij de Orde van Lijdensteksten van 1855, kl. 8°. C. 38c. Het voorberigt van het eerste geeft verslag van de veranderingen, welke toen noodig geacht werden sedert de vroegere uitgaven, waarvan een is vermeld in den Cat. C. 21. H. W. C. A. VISSER, Pred. te Ysbrechtum, Herinnering aan J. H. Nieuwold (bevattende de Eedevoering ter zijner gedachtenis, be­ nevens Levens- en opvoedkundige bijzonderheden, in 7 rubrieken). Sneek 1814, 187 bl. 8°. C. 40a. J. W. VIJGEBOOM, Korte verklaring der 37 Geloofsartikelen van de oude hervormers, des líeidelb. Catechismus en der Dordtsche vaderen. Door de afgescheiden leden der Herv. Kerk te Axel uitgegeven. Amst. 1823, 260 bl. 8°. C. 42a. Een der eerste geschriften van de herlevende orthodoxie in ons land, van een man, die in 1822, door het preken in het huis: de Twaalf Kei­ zers te Leeuwarden, hier eene hevige volksbeweging veroorzaakte, welke toen door de regterlijke magt is vervolgd geworden. Portefeuille met geschriften betrekkelijk de feestelijke viering van de inneming van den Briel voor driehonderd jaren, te Leeuwarden en elders op den 1 April 1872, 8° C. 52a. Portefeuille met geschriften betrekkelijk de feestvieringen te Leeuwarden en elders bij gelegenheid van het 25jarig Koningschap van Willem III op den 12 Mei 1874, 8°. C. 526.

Dagblad van het departement Vriesland, No. 1—52, van 2 Aug. tot 29 Nov. 1811, in folio ('t formaat der hierbij ingesmolten Vriesche Courant, dat echter na vier maanden in k\var;o veranderd werd). Alléén de berigten en nog niet de advertentien in twee talen. Bij D. E. Smeding en M. Koon. Maandag, Woensdag en Vrijdag een No. voor /10.— in 't jaar. (De Advertentien waren bezwaard met een zegel van 6 st., doch die van geboorte en oveilijden van/1.—, van huwelijken ƒ2.—.) C. 59a. Reglementen voor de Burger-wacht der stad Leeuwarden. Aid, Gr. Tresling, 1764, 108 bl. en register, 8°. C. 61a, 248 C. GESCHRIFTEN

KORNELIS MOEZELAAR, Onderwijzer in de xmathesis en algebra, Geschiedkundige Plaatsbeschrijving van Leeuwarden. Een lees­ boek voor de lagere scholen. (Bekroond door het Onderwijzers Gezelschap. Leeuw. Wed. P. Burggraaf! Jr. 1854, 2 st. 114 bl. kl. 8°. — Met bijgevoegd handschrift des schrijvers en afschrift der hierover gevoerde correspondentie, 1OG bl. 4°. C. 64a, b. (Bouwkundige Beschrijving en Geschiedenis van) liet gebouw van de oude Kanselarij te Leeuwarden. Medegedeeld door Ia. WARNSINCK, Architect te Amsterdam. Met eene plaat van den geve] en de hoek- penanten. Afdruk uit het 7e deel der Bouwkundige Bijdragen

(1850). 4 bl. gr. 40. C. 65a. Verzaamelíng van alle de stukken, betrekkelyk de handelingen van de Gecommitteerden der Gereformeerde Ned. Gemeente binnen Leeuwarden. Met het Eeglement op het huishoudelijk bestuur van het Kerkgenoodschap, etc by de Gemeente gearresteerd den 11 July 1799. Leeuw. Á. Siccama, 1799, afzonderlijk gepag. 8°. C. 65b. Deze zeldzame eerste druk is minder volledig dan de herdruk van 1810 , C. 66. Bibliotheca Carlsoniana. Regum et Principium oculis digna, multo studio, judicio et labore collecta. Ad diem 19 Octobris et seqq. 1711. distrahenda. Hagae-Comitis per Petrum Husson, Bibli- opolam, 738 bl. 8°. C. 78a. Deze bibliotheek, die op meer dan 20,000 banden geschat werd , was bijeengebragt door GUSTAF CARLSON (een natuurlijke zoon van Carel Gustaf, Koning van Zweden), die, na zich in Polen en Pommeren onderscheiden te hebben, als Kolonel in Nederl. dienst, in 4685 trouwde met Isabella Susanna Baronnes thoe Schwartzenberg, met wie hij de stins Groot Ter- horne te Beetgum en het Amelandshuis te Leeuwarden bewoonde. Von Uffen- baeh maakte daarvan melding in zijne Reisen, vert. door Mr. J. Dirks in de Vrije Fries, VI 353, 387. Eene breedere toelichting is vóór dit zeld­ zaam ex. geschreven. M. HENRT HAVARD, la Hollande pittoresque. Voyage aux Villes mortes du Zuiderzee. Illustré d'apres IPS croquis de M, van Heems- kerck van Beest et de 1'Auteur. Paris 1874, 403 bl. post 8°. C. 81a. Na de Ebordhollandsche steden bezocht te hebben, stak de schrijver, in gezelschap van laatstgenoemden schilder, over naar Harlingen en Leeu­ warden , en keerde hij over Franeker, Staveren, Kampen, Zwolle, Har­ derwijk en Amersfoort terug. Het 17e hoofdstuk heeft tot opschrift: »Leeuwar den. — Arehives et musée. — Un mot sur les tourbières. — Chancellerie. — Tour penchée. — Collectioneurs." Vele zijner opmerkingen zijn juist en geestig, andere zeer dwaas. BETREKKELIJK LEEUWARDEN. 249

Aanteekeningen omtrent de Oudheden van den dorpe Wirdum, in verband met de geschiedenis van Leeuwarden. Uit oorspronkelijke stukken en kerkeboeken opgemaakt door de onderwijzers N. EPKEMA en D. W. HELLEMA. Handschrift van 33 bl. 4°. Afschrift. C. 82a.

Naamlijsten der leden van de Vroedschap te Leeuwarden, van 1657 —1795, van de Nominatien, Electeurs en verkorenen tot de Magistrature, van 1672—1751, en van Burgemeesteren , Schepenen en Raden, als Magistraat, van 1512—1795. Daar tusschen staatsbesluiten, reglementen, eeden, gebeden en ook de merkwaardige Acte van correspondentie van 1719. Handschrift in folio, aangevuld

door verschillende personen, laatstelijk door Mr. Gerlach Bumaw Raadsheer in het Hof. Aangekocht uit de boeken van diens klein­ zoon Mr. W. W. Barna, die hoogen prijs stelde op dit vrij volledige stuk, waarbij hy aanteekeningen voegde. C. 84a.

Chronologische lijst van de merkwaardigste, meest Crimineele, Senten- tiën van het Hof van Friesland te Leeuwarden, ter Canselarij uitgesproken van 1516—1800, benevens afschriften van eenige voor­ name sententiën, van 1516 —1680. Handschrift in folio, ongepagi- neerd. Uit de Bibliotheek van den Griffier J. van Leeuwen. C. 87a.

Naamrol der Friesche Advokaten, van 1577—1700. Handschrift in folio, groot van bl. 9—372, waar het eerste stuk eindigt, zoo­ dat het begin en het vervolg ontbreken. Hoewel dus niet kompleet, onderscheidt dit Hs. zich van de bestaande lijsten van enkel de namen of Matricula Advocatorum door de bijvoeging van levensbij- zonderheden, uitgegeven werken en verwijzing naar schrijvers over hen, die soms vrij uitvoerig en belangrijk zijn. Met bijgevoegd alphabetisch register daarop. Uit de Bibliotheek van Petrus Wierdsma. C. 876. Dr. J. BEITSMA , Predikant te Kooten, Gellius Snecanus Fri- s i u s, 74 bl. gr. 8°. (Afdruk uit Moll en de Hoop Scheffer, Kerk­ historisch Archief, 1873.) C. 90a. Deze voortreffelijke verhandeling is eene belangrijke bijdrage tot de kennis van de invoering der Kerkhervorming in Friesland en bijzonder te Leeuwarden, waar GELLIUS van 1569 tot aan zijn overlijden in 1600 bij af­ wisseling dienst deed, en hier als de voornaamste hervormer beschouwd kan worden. Zie zijne werken Catal. bl. 2 en bl. 203 hier vóór. 30 250 C. GESCHRIFTEN

Wohl-beglaubte Auszführung so wohl Gräff: als auch Freyherrlichen Schwarzenbergischen Stamm-Registcrs, in sich verfas- send eine Fest gegründte Bewährung der Fryherren zu Schwarzenberg vnd Hohen-Landsberg, der Zeit sich in West-Frieszland auffhaltende Rechtmäszigen Stammes-Agnation mit denen in Francken: Wie dann auch Ihres dannenhero Reichs-kündigen vnd unhintertreiblich-entstan- denen Rechtens, welches wohlerwehnte Freyherren, als nechst- versipte, für Herren JOHANN ADOLPHEN, Graffen zu Schwartzenberg, etc. Bey eröffneter Stamm-Lehens-Folge, zu den Altväterlichen Schwarzenbergischen Stamgütern überkommen. Neben beygefiigter weiterer Acten-kündiger Abhandlung vorbedeuteter Lehn-Strittigkeit. Ausz Frey-Herrlichem Befehl, zu niännigliches Wissenschafft, öffentlich an Tag gegeben. lm Jahr nach Christi Geburih. do loc LIX. (Zonder drukplaats.) C. 92a. Volgens het Stamboek van den Frieschen Adel, I 339, is dit werk op de wijze van een pleidooi geschreven door MICHASL BUSQHIUS. Het is in folio gedrukt en bestaat uit drie gedeelten: Genealogie 99 bl.; Leïm-Strit- tigkeit 45 bl. en Beylagen 106 bl. Tusschen de eerste zijn twee uitslaande Stamtafels, benevens tien afbeeldingen van de sedert 1545 in Friesland ge­ vestigde leden van het geslacht THOI. SCHWARTZENBERG , allen geteekend door den Leeuwarder schilder Pieter Schik en gegraveerd door Johan Schweizer. Vijf daarvan zijn hier vóór op bl. 39 beschreven.

RENATTJS DESGARTES Brieven, aan veel hooggeachte lieden geschre­ ven; handelende van de overnatuurkunde enz. Door J. H. GLA- ZEMAKER vertaalt. Amst 1661 en 1684, 3 dln., 486, 531 en en 392 bl , waarbij zijne verhandelingen over de Zangkunst, 46 bl. ; over het Licht, 76 en 26 bl.; Regulen des verstants, 76 bl. en Verantwoording aan d' Overigheit van Uitrecht, 43 bl. 4°. C. 95a. 't Leven van den Heer DESCARTES, behelzende de historie van zijn Wijsbegeerte, en zijne andere werken: gelyk ook 't geen hem 't aanmerkelykst is wedervaaren. Uit het Fransch in 't Nederduitsch gebracht door G. v. BROEKHUIZEN (pred, te Hekelingen). Amst. 1700, 440 bl. kl. 8°. met ziinnebeeldigen titel en 't beeld van Descartes, door dat der Waarheid gelauwerd. C. 95b. Volgens de opdragt: »Aan mijnheer den Kanselier" , was de op den titel niet genoemde schrijver van dit werk ADRIEN BAILLET, die in 1691 een uitvoeriger levensbeschrijving in 2 kwarto deelen gaf, en daarvan later deze verkorting het licht deed zien, waaromtrent J. G. de Chaufepië, Piet. II 39 in zijn uitvoerig art. over Descartes vele bijzonderheden mededeelt. BETREKKICLIJK LEEUWARDEN. 251

Op bl. 114 en 135 van dit werk komen berigten voor omtrent het verblijf van Descartes te Franeker in 1629 en te Leeuwarden in 1635—37. Memoria Ludovici Caspari Valckenarii. Scripsit Jo. THKOD. BERGMAN. Editit Societas artium et doctrin. Rheno-Trajectina Utrecht, 1871, 118 bl. 8°. C. lOOa. Zie de talrijke geschriften van dezen beroemden letterkundige op bl. 59 en 60 van den Catal. en bl. 218 hier vóór.

Mr. U. A. EVERTSZ, over Gerlach Scheltinga, Jur. Prof. te Leiden, 1858. Zie Portefeuille A. No. 600« , bl. 222 hier vóór. Anton W a t e r 1 o's Kupferstiche ausführlich beschrieben von ADAM BARTSCH. Wien, 1795, 156 bl. post 8°. C. 101a. Daar Waterloo in 1653 aangenomen werd als Burger van Leeuwarden en zes proeven van zijn etswerk in de Sted. Kunstverzameling zijn opgenomen (zie bl. 116 hier vóór), zoo is deze lijst van 136 zijner kunstwerken hier van belang. Levensberigten van personen, die tot Leeuwarden in betrekking stonden, als van: W. Eekhoff over Petrus Wierdsma, 1856, en over Dr. N. Ypeij, 1869; — J. H. Halbertsma over P. Wierdsma en P. Brantsma, 1861; — I. P. Delprat over D. J. Storm Buy- sing, 1871; — W. Moll over G. H. M. Delprat, 1871; — E. Laurillard over W. H. Suringar, 1873. 8°. In portfeuille C. 105. Verzameling van geschrevene en meest gedrukte Dood- of Bouw­ brie v e n van een aantal leden van adellijke en aanzienlijke Friesche Geslachten, van 1695 — 1795, fol. C 108a. Huishoudelijk Reglement der Loge de Friesche Trouw gevestigd in het O.', van Leeuwarden. Gearresteerd en kracht van Wet ge­ kregen hebbende op het St. J.\ Feest gehouden den 19 dag der 9 maand van het jaar D.\ W.\ L.\ 5841 Onderteekend: S BROUWER, Voorz.-. Mr. en J. J. DE JONGH, Geheimschr.-. 28 bl. — Tabellen en geschiedkundige aanteekeningen over de Loge de Friesche Trouw gevestigd in het O.-, van Leeuwarden. Bijeenverzameld uit de Archieven der voornoemde Loge, door haren Secretaris den Br.-. J. J. DE JONGH. Leeuw, ter Boekdrukkerij van den Br.\ V. Meursinge, 1862, 36 bl. De Naamlijst der Officieren en de aan­ teekeningen loopen van 1782 —1820, eerste tijdperk, en, na de herstelling, van 1836—1861, tweede tijdperk. — Catalogus van de Bibliotheek, de Gedenkpenningeu, het Archief, de Decoratien, Or- 3

252 C. GESCHRIFTEN BETREKKELIJK LEEUWARDEN.

namenten en Zegels der Loge de Friesche Trouw in het O.-, van Leeuwarden. Gedrukt bij den Br.-. V. Meursinge, 1863, 51 bl. 8°. C. 127a, b, c. Verslagen der Maatschappij tot exploitatie van Staatsspoorwegen, over 1863—70. 'sHage 1865—71, 8°. in portefeuille. C. 138c. Adresboek van de stad Leeuwarden. Aid. J. G. Wester, 1872, post 8». C. 138d. Systematische Catalogus der Provinciale Bibliotheek van Friesland. Eerste gedeelte. Algemeene werken. Wijsbegeerte. Taal- en Letterkunde. Tweede gedeelte. Aardrijkskunde en Geschiedenis. (Daarvan zijn vel 1 — 5 bewerkt door Dr. EELCO VERWIJS en de overige door G. COLMJON.) Leeuw. W. Eekhoff, 1871,1873, 862 bl. roijaal 8°. C. 141«.

D. GESCHRIFTEN BETREKKELIJK HET HUIS VÁN ORANJE EN NASSAU.

JAN WAGENAAR, Plistoriscbe verhandeling over de natuur, uitneemend­ heid en paaien der waardigheid van Stadhouder. (1757) Na zijn dood uitgegeven door P. Huisinga Bakker. Amst. 1787, 160 bl.— Abt EAYNAL, Historie van het Stadhouderschap. Amst. 1782, 204 bl. — OOSTERDIJK en WANTENAAR, het groot Stadsrecht van Utrecht. Aid. Ì784, 124 bl. — Historisch verhaal van de onwettige behandeling de Provintie, en stad van Utrecht aangedaan, in 1672, 73, 74. Utr. 1784, 212 bl. 8°. bijeen. D. 6a.

EDO NEUHÜSIUS, Schol. Leov. Rector, Ivsta fvnebria in gloriosam mortem ill. et bell. Herois, Domini Ernesti Casimiri, Comitis Nassovii, Gubern. Fris. Leov. typis T. Alberti, 1633. 60 bl. fol. Opgedragen aan Graaf Hendrik Casimir en Gedep. Staten. D. 20«.

J. MONS-CAVII J. Lamentatio, super obitu Principis Wil hel mi Frederici etc. Harl. typis Ererhardi Edsardi à Doorn, 1664, ongepag. fol. D. 28a. D. HET HUIS VAN ORANJE EN KASSAÜ. 253

S. HEMSTERHUIS, Med. et Chir. Doet., Houw-klacht, 8 bl. — JAC. GEÜSIUS, Theol. Cand., Lijk-trompet, 10 bl. — JOH. MENSISGA, Gron. Lachrymae Belg. 16 bl., allen bij den dood van Prins Willem Frederik, 1664, fol. D. 28*. M. NöÉ, Ode sur 1' Entree solemnelle de Mons. Henry Casimir, Prince de Nassau, et de Madame Amelie, Princesse d'Anhalt, dans la fameuse ville de Leuwarde. Aid. H. Bintius, 1684, 14 bl. fol. (Zie over Nöé bl. 116 hier vóór.) D. 29a. HE.NRICU8 BRINK , (V. D. M. Joure) Soiennitati sacrum, qua nupti, H e n r. Casimirus et Amelia etc. Leov. J. Hagenaar, 1684, fol. D. 29b.

PAULI DE GHEMMENICH , Applausus publicus in adventum nuper nati Princ. J. G. Frisonís, urbem Leovard. ingrederetur. Leov. H. Bintje», 1687, 9 bl. fol. D. 30a.

WIBRANDUS DE GEEST, Vréugde-galmen, uitgeboezemt ter Houwelijk ende Inhalinge van Prins J. W. Fris o en Prinses MariaLouisa. Leeuw. P. Euirds, 1710, 16 bl. fol. D. 39a.

GASPAR IGNATIUS AB EELCOMA , Leov. Jur., Corona etc. cum J. G. Friso Leovardiam ingrederentur. Bij den zelfden, 8 bl. 4°. D. 39b.

F. HALMA , Frieslandt in rou, en H. en A. REETS , Lijkklagten over 't verdrinken van Prins J. W. Friso enz. 4 st. fol. D. 4Oa,b.

P. J. ANDRIESSEN, (Hoofd-onderwijzer te Amsterdam) Een zoon van Friesland ('Prins Johan Willem Friso), of Nederland gedurende den Spaanschen Successieoorlog. Met vier platen. Amst. 1867, 211 bl. post 8°. D. 41a. Het Tractaat van vergelyk en verdeeling over de Goederen van de nalatenschap van Oranje, geslooten tusschen Z. M. den Koning van Pruyssen en Z. D. H. den Prins van Oranje en Nassau. Leeuw. Joh. Thijssens, 1732, 15 bl. 4°. D. 42«. JOH. WIBRANDI WIGERSMA, Predikant te Nes en Wierum, het godt- vruchtig gedrag van Hanna de moeder Samuels; vertoont in een leer­ reeden , beneffens een gebedt bij het gelukkig swanger gaan etc. van Prinses Anna, enz. Leeuw. T. T. Dessel, 1740, 86 bl. 8°. Opgedragen aan den Prins en de Prinses. D. 46a. FHIIi. IÌU». STATIUS MUIXER, (Luth. Pred.) de Traanen eenes volks, over het verlies van een eminent Opper-hoofd, voorge- stelt in een leerreden. Ter gelegentheít van 't onverwagt verlies, van 254 D. HET HUIS VAN OBANJE EN NASSAU.

den Heere Prince van Oranjen enz. Leeuw. A. Ferwerda, 1751, 39 bl. 4°. Opgedragen aan Prinses Anna en hare kinderen; voor­ afgegaan door een lat. lofdicht van een ongenoemde en een ned. van J. Buma, die ook een uitvoerige Lyk-klagt hier achter voegde. D. 59a. Zie de aanteekening bij No. 59 op bl. 263 van den Catal., en over den schrijver en zijne werken bl. 18, 119 en 179, alsmede bl. 236 hier vóór. Staat der besluiten van de byzondere gewesten, nopens het Huwelyk van Mevrouwe de Princesse Carolina met den Heere Prince van Nassau- Weilburg. Tweede druk. 's Hage 1759, 24 bl. 8°. D. 68a. Het verheugd Vriesland in den jaare 1775, van 26 Aug. tot 8 Sept. bij het plechtig bezoek van Prins Willem V met Gemalin en drie vorstelijke kinderen. Leeuw. A. .íeltema, 64 bl. 8°. D. 73a. Gedenkschriften van den Graaf van der Duyn van Maasdam en van den Baron van der Capellen, bijeengezameld, gerang­ schikt en uitgegeven door hunnen vriend Baron C. F. SIKTEMA VAN GROVESTINS. Uit het Fransch. Amst. 1853, 546 bl. 8°. D. 79a. x>Dit werk is een ware geschiedenis van de regering van WILLEM I, koning der Nederlanden, en van de staatkundige gebeurtenissen van S&pt. 1830," zegt de schrijver, die de regtschapene handelingen en raadgevingen zijner vrienden, waardoor ze, even als v. Hogendorp, in den haat vielen des konings, wiens handelingen ze afkeurden, verdedigt en vele tot dus­ ver onbekende bijzonderheden mededeelt. CAREL FREDERIK was, even als zijn broeder EDUARD (later Ambassadeur te Madrid), een zoon van den Majoor DOUWE THEODOOR Baron SIRTEMA VAN GROVESTINS , die, hunne Friesche afkomst getrouw, zich door adel­ lijke fierheid en onafhankelijkheid van karakter onderscheidden. Vroeger was hij Ordonnans-officier van den Kroonprins en Kamerheer des Konings, die echter zulke rondborstige vrienden van zijn Huis niet wist te waar­ deeren. In 1852 toen hij dit werk in 't Fransch uitgaf, woonde hij te St. G-ermain-en-Laye , waar hij 22 Mei 1874 overleed, volgens de, hierbij gevoegde, levensschets van hem in de Nederl. Spectator, 1874, No. 22. De dood en begrafenis van Koning Willem II. Haarlem 1849, kl. 8". 55 bl met lange plaat van den lijkstoet. D. 82a. 255

E. GESCHRIFTEN BETREKKELIJK FRIESLAND.

EsiTO JANSE MECIMA, Oud Burgemr. en notaris te Vianen, Bundel der her­ innering en het aandenken toegewijd. Utrecht, 1841, 250 bl. 8°. E. 25a. Onder vele verzen en verhandelingen komt hierin voor eene voorlezing over: Friesland en de koloniën Frederiks-oord en Willems-oord, volgens een bezoek in 1821.

J. KÜYPEE, Gemeente-Atlas van Friesland, naar officieele bronnen bewerkt. Leeuw. Hugo Suringar (1865—72), post 8°. E. 31a.

J. H VAN SWINDEN, Beschrijving van het Eijks-Planetarium te Fra- neker, van 1773 tot 1780 uitgedacht en vervaardigd door Eise Eisinga. Derde, met bijvoegsels en afbeeldingen vermeerderde, druk , voorafgegaan door het leven van Eisinga en eene geschiedenis van zijn Planetarium, door W. EEKHOFF. Schoonhoven, 1851, 164 bl. 8°. met portret en groote afbeelding in kleurendruk. E. 34a.

F. ALLAN, het eiland Ameland en zíjne bewoners. Met eene kaart. Amst. 1857, 126 bl. 8°. E. 45a. het eiland Schiermonnikoog en zijne bewoners. Met eene kaart. Amst. 1856, 30 bl. post 8°. E. 456, Belangrijke verkooping der uitgestrekte heerlijkheid van 't eiland Schier­ monnikoog enz. Leeuw. K. C. Hoekstein, 1858, 170 bl. 8°. E. 45c. Destijds aangekocht door den Heer Mr. J. E. BANCK te 's Gravenhage. Friesche Oudheden. Afbeeldingen van merkwaardige voorwerpen van wetenschap en kunst, gevonden in de Archieven, Kerken, Kas- teelen, Terpen enz. van Friesland. In 32 platen met historische toelichtingen, benevens eene geschiedenis van het opgerigte Kabinet van oudheden, uitgegeven door het Friesch Genootschap. Leeuw. El. Kuipers, 1875, gr. 4°. E. 47a. Thet Oera Linda bok. Naar een handschrift uit de 13e eeuw. Met vergunning van den eigenaar, den Heer C. over de Linden, aan den Helder, bewerkt , vertaald en uitgegeven door Dr. J. G. OTTEMA. Leeuw. H. Kuipers, 1872, na 26 bl. Inleiding 256 bl. 8». Met twee gesteendrukte facsimiles van het Hs. E. 47b. Dr. J. G. OTTEMA, Geschiedkundige Aanteekeningen en Ophelde­ ringen bij thet Oera Linda bok. Leeuwarden, H. Kuipers, 1873, 39 bl. 8». E. 47& 256 E. GESCHRIFTEN BETKEKKELIJK

Portefeuille met bijdragen, afdrukken, brieven enz. betrekkelijk de waarde van dit werk, hier vóór bl. 103 mede vermeld. E. 47d. Naar aanleiding van het Thet Oera Linda Bok. Historische schetsen met eenige in- en uitvallen. Deventer, 1874, 152 bl. post. 8°. E. 47e.

WOEP TYÀEHDA VAN RINSÜMAGEEST, Vijfde boek der Kronyken van Friesland, bevattende de geschiedenis van het begin der 16e eeuw. (1499—1523) Uitgegeven door het Friesch Genootschap. Leeuw. H. Kuipers, 1871, 376 bl. met toelichting en voorbericht van den bewerker Dr. J. G. OTTEMA, 8°. E. 50a. Eerum Frisicarum Historiæ decas prima, autore UBBONE EMMIO Grethano, Nunc recognita ab eodem, et melior multis locis facta (tot 1256). Franek. apud Aeg. Eadaeum, Ord. Fris. Typ. 1605; met opdragt aan Graaf Enno van Oost-Friesland van 1592 , en drie voorberigten van 1592, 1596 van den eersten en 1605 van dezen tweeden, veel verbeterden druk, groot 425 bl. en Index; — decas altera: Cum tabulis genealogicis (tot 1429); opgedragen aan Graaf Willem Lodewijk. Fran. bij den zelfden, 1598, met twee lofverzen van Prof. Sibr. Lubbertus er voor, 402 bl.; — decas tertia (tot 1494); opgedragen aan de regeering van Groningen, met lof­ dicht van Joh. Wittenius. Lugd. Bat. ex off. Plant, apud Christ. Eaphelengium, 1599, 412 bl.; — decas quarta (tot 1504); op­ gedragen aan de regeering van Emden, met lofdicht van Janus Dousa. Gron apud Gerh. Ketel, 1604,461 bl.; — decas q u i n t a (tot 1521); opgedragen aan Frerl. en Abel Coenders. Gron. Ioan. Ians- sonius Arnhemiens. Bibli. excudeb. Ioan. Radaeus, 1607 , 447bl.; — decas sexta (tot 1563). Nunc primum ex autographo ejus edita. Eind. Ioh. Petri, 1616, met opdragt aan de zelfde Coendersen, 426 bl., kl. 8°., allen met cursieve letter gedrukt, in 3 banden. E. 55a. Aan dit prachtig ex. der eerste drukken zijn toegevoegd de volgende geschriften, welke daarmede een zeldzaam geheel uitmaken. De Origine atque Antiquitatibus Frisiorum, contra S. Petri et J3. Furmerium, hujus gentis Historicos perspicua et solida veritatis assertio, ab UBBONE EMMIO. Gron. G. Ketel, 1603, opgedragen aan de Staten en Gedep. van Friesland, 160 bl. kl. 8°. E. 55b. Gerigt tegen beider geschriften, in den Catalogus vermeld: Apologia, A 493, en Hyperaspistes, A 495 , bl. 74. UBBONIS EMMII de Agro Frisiae inter Amasum et Lavicam fl. deque

UrbeGroninga. Gron. Joan. Nicolai, 1646, 328 en20bl.kl. 80. E. 55c. FRIESLAND. 257

Deze herdruk der beschrijving \an Groningen uit de folio uitgaaf van 1616 (E. No. 56) genomen, is door den uitgever opgedragen aan de Stedelijke regeering. Judicia omtrent den schrijver zijn er bijgevoegd met eene kaart der provincie en plattegrond der stad; terwijl de naamlijsten der regeeringsleden enz. aangevuld zijn tot 1644.

SUFFRIDUS PETRUS, de Frisiorum Antiquitate et Origine libri tres. Met opdragtaan de Friesche Staten, uit Keulen , 1590. (2e druk.) Fran. J. Florreus, 1698 , 574 bl. 24°. Zie Cat. A. No. 489 en 490. E. 55d.

De Scriptoribus Frisiae. Met nog breedere opdragt aan de Staten, uit Keulen, 1593. (2e druk.) Fran. J. Horreus, 1699, 498 bl. 24°. Zie Cat. A. No, 491 , 492. E. 55e.

Apologia SDFFRIDI PETRI pro Antiquitate et Origine Frisiorum, cum BERN. GERB. FURMERII Peroratione, contra U. EMMIUM etc. (1603.) (2e druk.) Fran. J. Horreus, 1699, 261 bl. 24°. Zie A. 493,494. E. 55/. Te zamen in 8 bijna gelijke sierlijke banden.

JEAN VAN MALDERGHEM, la Batailie de Staveren, 26 Sept. 1345. Noms et armori» des Chevalüers, tués dans cette journée. Publiés d'apres Ie manuscrit original du heraut d'armes Gelre, conservée à la Bibliothèque de Bourgogne. Brux. 1869, 92 bl met 15 ge­ kleurde wapenschilden in den tekst gedrukt, 8°. E. 66a. Vele belangrijke bijzonderheden bevat dit geschrift, hoewel ik den schrij­ ver , die mij vóór de uitgave, raadpleegde, te vergeefs trachtte te over­ tuigen, dat de Graven van Holland, in weerwil van Keizerlijke brieven, geen regt op Friesland hadden, zoodat zij geene wettige ííeeren der Frie­ zen en deze gaene reb'llen waren, waarvoor ze in dit geschrift worden gehouden.

Con^pondance du Duc d'AIbe sur 1'invasion du Comte Louis de Nassau en Frise, en 1568, et los batailles de Heyligerlée et de Gemmingen; publiée par M. GACHARD , Archiviste-géneral de Belgique. Brux. 1850, 168 bl. 8o. E. 67a. Zie over dit belangrijk geschrift. waarin ook brieven voorkomen aan en van den Stadhouder Graaf van Aremberg uit Leeuwarden, de Vrije Fries, XI435.

Dr. J. BOLHUIS VAN ZEEBURGH, Kritiek der Friesche Geschiedschrij­ ving. 'sGravenhage.M. Nijhoff, 1873. Eerste gedeelte, 208 bl. 8°. E. 76a.

Portefeuille met Friesche vlugschriften en staatsstukken uit de 17e eeuw, 8°. E 95a. 31 258 E. GESCHRIFTEN BETREKKELIJK

Deductien door het Hof van Vrieslandt overgegeven aan Heren Staeten dier provintie, ter verdediging van het Eeghts-gebiedt over Militaire personen. Leeuw. P. Koumans, 1752, 25 bl. 4°. E. 97a. Dit stuk dient tot verklaring van de historieplaat No. 17 op bl. 82 hier vóór.

ERNST WILLEM VAN WYDENBRÜGH, Harlinga Fris., Dissert. de Jure Admiralitatum. Fran. G. Coulon, 1752 , 72 bl. gr. 4°. «aar achter Iofverzen van J. C. Schultz, J. Abrahami en H. G. de Valk. E. lila. De S. was van 1765—79 Grietman van Hemelumer Oldephaert en lid van het Collegie ter Admiraliteit te Harlingen, waarvan eene uitvoerige en zeer gunstige beschrijving voorkomt in het 3e dl. van den ïegenw. Staat van Friesland, 1788, 1—89. Welligt was hij daarvan de schrijver, ook omdat deze Dissertatie daannnìetis aangehaald. Evenmin wordt daarin melding gemaakt van het hoogst ongunstige Rapport en Bijlagen om­ trent den achterlijken toestand der Admiraliteit van 1786, vermeld in den Cat. bl. 291. Tot toelichting is hierbij gevoegd : J. VOUTE, Dissert. de Admiralitatibus tam privatis quarn publicis. Amst. 1835, 60 bl. 8°. E. 111b. Van de Friessche Patriot (Catal. E. No. 114) bezit de Koninklijke Bibli­ otheek een tweede deel, bevattende No. 1, van 20 Sept. 1786, tot No. 50, van 29 Aug. 1787, toen het misschien werd opgeheven, volgens mededeeling van Mr. W. P. Sautyn Kluit te Amsterdam.

Beschouwing der Kadastrale ÍJitkomsten in Vriesland, door A. VAN TONDEREN , voorheen Controleur van 's Rijks belastingen , later Hoofd- Contrôleur en Inspecteur van het Kadaster, thans Provinciaal-Be­ waarder in bovengenoemd Gewest. Leeuw. Wed. M. v. d. Bosch, 1842, 89 bl. in tabellen, A—G; voorafgegaan door een historisch overzigt van de vroegere en nu op het Kadaster gebaseerde Grond­ belasting; gr. 4°. E. 133a.

Statistiek van het Schoolwezen in de provincie Vriesland, voor het jaar 1848. Leeuw. U. Proost, 1848 , 20 bl. in tabellen , gr. 4°. E. 134a. De Landaanwinning op de Friesche Wadden in hare noodzake­ lijkheid , uitvoerbaarheid en voordeelen, beschouwd en toegelicht door Jhr. Mr. P. J. W. TEDING VAN BERKHOUT. Zwolle, 1867 , 126 bl. 8°. en drie kaarten. Hier achter de beoordeeling van dit ge­ schrift door den ingenieur T. J. STIELTJES, uit „de Gids", 1869, No. 1, 35 bl. 8°. E. 136a. FRIESLAND. 259

Memorie over den toestand van den binnenlandschen Waterstaat der provincie Friesland (den 31 Oct. 1870 uirgebragt door den In­ specteur C. BEÜNINGS en den Hoofd-ingenieur P. CALAND, op uit- noodiging der Prov. Staten, door den Minister van B. Z. met een onderzoek omtrent eene betere afstrooming belast). Leeuw. H. de Groot, 1871, 34 bl. met Bijlagen, No. 1—11, 4». E. 144a.

Mr. F. N. SICKENGA, Leeraar aan de Hoogere Burgerschool te Dordrecht, Overzicht van de geschiedenis der Belastingen in Fries­ land, voor en tijdens de republiek der Vereenigde Nederlanden. Leeuw. W. Eekhoff, 1868, 32 bl. 8". Zie Cat. H. No. 98. E. 146a.

Dr. S. Sr. CORONEL, het Gildewezen in Friesland. Voord ragt ge­ houden in de Yereeniging: Nijverheid, te Leeuwarden. Aid. W. Eekhoff, 1868, 34 bl. 8°. Zie bl. 231 hier vóór. E. 146b.

JAN KLAASESZ DE BOEE, van Holwerd, Bijdrage tot de geschiedenis der Dijkpligtigheid in Friesland, inzonderheid met betrekking tot Oostergoo. Acad. proefschrift. Utrecht, 1868 , 120 bl. 8o. E. 146c.

JACOB SICKENGA, van Wolvega, het Hof van Friesland gedu­ rende de zeventiende eeuw. Acad. proefschrift. Leiden, 1869,253 bl. 8°. • E. 146d. Bl. 157—246 bevatten levensschetsen van 75 Raadsheeren in het Hof uit de 17e eeuw, onder welke vele uitstekende regtsgeleerden en staatsmannen.

"l^rlesche Courant» Leeuw, bij M. Koon, in de Groote Hoog­ straat, dingsdags een half en vrijdags een heel vel, in folio, met 2 kolommen, van 4 Jan.— 28 Julij 1820, No, 1 tot 60, toen de Uitgever moest berigten: „Tot nadere kennisgeving, wordt met de uitgave van deze Courant opgehouden." E. 147a. Nadat de compagnieschap van de Leeuw. Courant tnsschen de Wed. D. R. Smeding en M. Koon met 2 Oct. 1816 was ontbonden (Zie Catal. bl. 238), beproefde de laatste zijne vroegere onderneming op deze wijze te hervatten, hetgeen echter kort duurde.

Een Christelijcke onderwijsinge van de Spook en, welcke bij daghe ende nachte den menschen verschijnen. Door JOHAN VAN MUNSTER te Vortlage, — overgheset door STEPHANUM VEELI SCHONING. Fran. by Jan Lamrinck, 1618. Met uitvoerige toeëigening aan Bur­ gemeesteren en Kaden der Steden in Friesland, 108 bl. kl. 8°. E. 161a. 260 E. GESCHRIFTEN BETREKKELIJK

Hierbij is gevoegd een eigenhandige brief des vertalers aan Burgemees­ teren en Schepenen van Leeuwarden, gedat. Leov. 24 Jul. 1618, waarin hij verklaart, 30 jaren lang »Rectoor tot Dockum" geweest te zijn, en waarbij hij hun een ex. van dit sSpoeckboeck" aanbiedt.

JAKOBUS KOELMAN, Historisch verhaal nopens der Labadisten scheuring en veelerley dwalingen, met de wederlegginge derzelver (1683). Tweede druk, met voorrede en aanteekeningen door H. JANSSONIUS, Predikant te Veendam. Leeuw, bij Gerrit Tresling en Pieter Brandsma, 1770, 610 bl. kl. 8°. E. 165«.

Staat aanwijzende de door Gemeenten en Leeraren bijeengebragte en door Gemeenten, Weduwen, Kinderen en Emeriti genotene gelden van de Friesche Doopsgezinde Sociëteit, alsmede het Weduwen-, Weezen- en Emeritaat-fonds voor Doopsgezinde Leeraren in Friesland, over de jaren 1806—1856. Bijeenverzameld en mede­ gedeeld ter Algemeene Vergadering van de Doopsgezinde Sociëteit in Friesland, den 15 Mei 1856, door den Secretaris Boekhouder DIRK ZEPER (toen Wethouder, later Burgemeester van Leeuwarden). A!d. C. Noë, Lz. 1856, 9 staten, groot 4°. E. 169«. Hieruit blijkt, dat ten behoeve dier drie fondsen in 50 jaren is bijeen- gebragt: voor de Sociëteit/117,159, voor de Weduwen en Weezen/35,726 en voor de Emeriti f 13,456.

Brief van een Heer te Leeuwarden aan een Heer te Leiden, over het plan van Menage van Frieslands Hoogeschool, waar by gevoegd is een nader opstel van reforme. Leiden enz (1772), 20 bl. met: Remarques op dien Brief door een Heer te Leiden, waarbij: Antwoord op die Remarques. Amst. 1772 , 16 bl. 4». E. 172a. Die toemaals ingevoerde bezuinigingen zijn voor den bloei der Franeker Akademie zeer schadelijk geweest.

Biiefe des Aggaeus de Albada an Rf-mbertus Ackema und andere, aus den Jahren 1579 —1584 Herausgegeben von Dr. EKNST FRIED- LÆNDF.R, zu Aurich. Ausgabe der Friesischen Gesellschaft. Leeuw. H. Kuipers, 1874, 18 en 149 bl. 8°. E. 181a.

C F. WURM, Prof. in Hamburg, Lebensschícksale des Foppius van Aitiema, und ùber den Nachlass des Leo van Aitzema, ersten hansischen Residenten im Haag. Mit Nachtrag. Hamburg 1854, 55, 11, 70 en 17 bl. gr. 4°. E. 181b. FRIESLAND. 261

Dr. A. VAN DER LINDE , BalthasarBekker. Bibliographie. 's Gra- venhage, 1869, 57 bl. 8°. bevattende titels van 230 geschriften van en over Bekker. E. 182a. Deductie voor Jr. Onno Zwier van Haren, ter zyner noodwen­ dige zuiveringe; door hem geteekend en, als eerste uitgave, in k warto gedrukt bij A. Ferwerda, 1761, 141 bl.- en Bijlagen A.—M. ongepagineerd. E. 187a. Deductie alsvoren , ongeteekendo derde druk in folio, zonder naam van uitgever of drukker, met vele andere stukken in een zwaren band gebonden. E. 187b. Jhr C. A. VAN SYPESTEYN, Voltaire, Saint-Germain, Cagliostro, Mirabeau, in Nederland. Historische herinneringen uit de 18e eeuw. 'sHage, 1869, 224 bl. post 8°. E. 190a. Op bl. 57 en 191 komen berigten voor omtrent de betrekking van Willem van Haren tot Voltaire en van zijne dochter tot Mirabeau; doch wordt JSTerah verkeerdelijk eene dochter van Onno Zwier genoemd. NICOLAAS SWART, van Oostermeer, Remonstr. pred. te Amsterdam, Eedevoeringen betreffende fraaije letteren en kunst. Amst. 1817 , 156 bl. benevens vijf kleinere geschriften en vier Ms. verzen, ook aan zijn broeder W. Swart, Med. Dr. te Leeuw. 8°. E. 199a. Kim en ind Teltsjes fen de BROaRREN HALBERTSMA. Dimter, 1871, 28 en 404 bl. kl. fol. Met portret van Dr. J H. H. E. 213«. Deze bundel bevat al de verzamelde Friesche geschriften van Dr. J. H. en Dr. E. Halbertsma, voorafgegaan door een levensschets van beiden , door W. E. Forjit my ní-t! Tidskrift ûtjown fen 't Selskip for Frîske tael end Skriftenkennisso. Hearrenfean, 1871 en vervolgens. E. 215a. Vervolg van de Idunîv. Ook geschenk van 't Selskip even als de latere * jaargangen van de Swannebluinmen. Ostfriesisches Jahrbuch. Altes und Neues aus Ostfriesland. Emden, 1870, 1 en 2, kl. 4°. Niet vervolgd. E. 228a. Familien-Nachricliten. Den Mitgliedern der Familie Wiarda ge- widmet von C. H. WIARDA, Obergerichts-Director zuAurich. Aid. 1872, 88 bl. en twee Síammtafeln, gr. 8». E. 228b. Geschenk van den schrijver, die 25 Julij 1873 deze Bibliotheek bezocht met zijn zoon Tieleman Pothias, beide afstammelingen van den beroemden geschiedschrijver van dien naam, en nakomelingen van Tjomme Wiarda en Ath Bonninga, die in 1472 de stichters waren van het klooster Galileën te Leeuwarden. 262 GESCHRIFTEN BETREKKELIJK

F. GESCHRIFTEN BETREKKELIJK NEDERLAND-

Mr. L. Ph. C. VAN DEN BERGH, Eijks-Archivaris, Handboek der Middel-Nederlandsche Geographie, naar de bronnen bewerkt. Tweede verbeterde druk. 's Hage, 1872, 8 en 285 bl. 8°. met kaart. F. la. P. H. WITKAMP, Aardrijkskundig Woordenboek van Nederland. Tiel, 1871 en verv, 8". F. 41a.

S. GILLE HERINGA, Aardrijkskundig Handwoordenboek van Nederland , Derde druk. Utrecht , 1874, 289 bl. en Bijvoegsels, 4°. F. ilb. A. J. VAN DER AA, Ons Vader 1 and en zijne bewoners; beschrijving van de steden, dorpen en verdere merkwaardige plaatsen in Nedeiland enz. Met 42 platen in kleurendruk en afbeeldingen in houtsnee in den tekst. Amsterdam, 1857, 344 bl. en groote kaart, kL.fol. F. 50a. De fraaije platen, welke ik uit Friesland voor dit werk door den Heer A. Martin liet teekenen, bestaan uit afbeeldingen van de Kanselarij te Leeuwarden, de Waag te Sneek, het Oranjewoud en kleederdragten van een Friesche jufvrouw en Hindelooper meisje. Dr. A. A. VAN HETJSDF.N, Hoogleeraar aan de Kon. Milit. Akademie te Breda, Handboek der Aardrijkskunde, Staatsinrigting, Staats- huishouding en Statistiek van het Koningrijk der Nederlanden. Haar­ lem, 1866, 2 dln. 654 bl. 8°. F 5OB. Tot heden is dit het beste van onze land- en plaatsbeschrijvingen. Van beide laatste werken heb ik, op verzoek der schrijvers, de proeven betrek - keiijk Friesland nagezien en verbeterd. A. W. KROON, Tegenwoordige staat van Zuid-Holland. Beschrijving en afbeelding der steden, dorpen enz. in die provincie. Met 22 platen in kleurendruk. Amst. 1863 , 232 bl. kl. folio F. 50c. Het voornemen des uitgevers, om van alle provinciën des vaderlands op deze wijze afzonderlijke beschrijvingen uit te geven, is echter niet volvoerd geworden. S. F. KLIJNSMA, Luit. Kolonel Ingenieur te Wolvega, Geschied­ kundige herinneringen aangaande de voormalige vestingen Steen­ wijk, Kuinre en Blokzijl. Meppel, 1853, 205 en 83 bl. bijlagen, 8°. F. 102a. NEDERLAND. 263

Werken van den Ommelander edelman JOHAN RENGERS VAN TEN POST, uitgegeven door Mr. H. O. FEITH , Archivarius der provincie Gro­ ningen, 3 dln., waarvan de twee eerste: Kronyk (geschreven in • 1582) en het derde: den standt en politie der Ommelanden en brieven van Ubbo Emmius bevatten. Met portret. Groningen, 1852 en 1853, 376, 382 en 118 bl. 8o. F. 105«. JOH. ACRONIUS, Pred. te Groningen, van 1601 —11, Grondtlick Be­ richt van de beroepinge der Predicanten: — mitsgaders van den Jure Patronatus, ofte 't gheven der Kerckelicke goederen ende ampten (1604). Nu overgheset door JOH. PANNEEL, pred. te Baer- landt. Middelb. 1615, 44 bl. 4«. F. 112a. Zie over den S., die in 1605 van Gedep. Staten van Friesland voor dit geschrift eene vereering van ƒ 50,-— ontving en later hoogleeraar werd te Franeker, Vrìemoet, 180; v. d. Aa, B. W. 1 43. Mr. H. O. FEITH , Regeringsboek der provincie Groningen. Eerste stuk. Bevattende een kronyk en de namen der Regenten der Stad, van 1645—1795, waarop die der Provincie zouden volgen. Gron. 1850, 295 bl. kl. 8°. F. 113a. - S. BLAUPOT TEN CATE, Pred. te Zaandam, Geschiedenis der Doops­ gezinden in Groningen, Overijssel en Oost-Friesland. Van der- zelver ontstaan tot dezen tijd, uit oorspronkelijke stukken en echte berigten opgemaakt. Met Bijlagen en Kaarten. Leeuw, en Gron. 1842, 2 dln. 308 en 235 bl. 8°. F. 114«. J. P. KOSTER, (Kapt. der infanterie) de Provincie Groningen en hare defensie in de laatste twee eeuwen. Gron. 1874, 143 bl. en Bijlagen 151 bl. 8°. met drie uitvoerige kaarten in kleuren. F. 117a. Dit voortreffelijk bewerkte geschrift, ook van belang voor de kennis der verdediging van Friesland, heeft veel bijgedragen om Groningen als vesting op te heffen, waartoe in Maart 187-4 is besloten. G. A. STRATINGH en G. A. VENEMA, de Dollard of geschied-, aardrijks- en natuurkundige beschrijving van dezen boezem der Eems. Gron. 1855, 16 en 333 bl. 8°. met drie kaarten. F. 130a. Wegens uitmuntende bewerking verdient ook dit boek veel onderscheiding. JOHAN PICARDT, Pred. te Koevorden, Korte Beschryvinge van eenige Antiquiteten en Chronyck der landtschap Drenth en van Covor­ den tot 1659. Amst. 1660, 302 bl. 4°. Eerste druk met vele kaarten, platen en portretten. Daar achter geb.: Beschryving van Hungarien, Dalmatien, en Morea. Amst. 1687, 84 en 115 bl. F. 131a. 264 GESCHRIFTEN BETREKKELIJK

J. S. MAGNIN', Geschiedkundig overzigt van de Besturen, die, vóór 1814, elkander in Drenthe zijn opgevolgd. Gron. 1838. Ie stuk tot 1046, 160 bl.; — 2e st. Ie ged. 1839, tot 1395, 185 bl.; — 2e st. 2e ged. 1842, 315 bl. 8". F. 133a.

G. ACKEE STRATINGH, Med. Dr. te Groningen, Aloude Staat en Geschiedenis des vaderlands. Eerste deel: de Bodem en de Wa­ teren, Gron. 1847, 336 bl. met kaart van den aiouden staat des lands; — tweede deel: de Bewoners; eerste stuk, vóór en onder de Romeinen, 1849, 440 bl. met zes platen, waarop oudheidkun­ dige voorwerpen zijn afgebeeld; tweede stuk, in en sedert het Fran­ kische tijdvak, 1852, 372 bl., waarbij een groote kaart van Neder­ land met de verdeeling in Gouwen, 8°. F. 145a.

NICOLATJS WESTENDORP, Pred. te Losdorp, Verhandeling over de Hunebedden en derzelver stichters. In 1815 bekroond door de Holl. Maatsch. der wetenschappen te Haarlem. Tweede (omgewerkte) druk. Gron. 1822, 320 hl. en 50 bl. Aantt. met twee platen. F. 14öa.

MATTHÆDS VOSSIÜS, Historiogr. Ord. Holl. et Zeeland., Annales Hol- landiae Zelandiaeque (859—1432). Editio altera et aucta, cura ANT. BORREMANS. Amst. 1680, 20 boeken, 614 bl. met Index, 4°. F. 151a. Zie over dezen schrijver, die in 1642 huwde te Leeuwarden, Catal. bl. 77 en 361 en de aant. voor dit ex. Mr. PETRUS VALKENIER, Advocaat, 't Verwerd Eu r opa, ofte be- schryvinge der oorlogen en revolutien in Europa , zedert 1664. Amst. 1688, herdruk van dien van 1675, met een Vervolg of tweede deel tot aan 1675 Met bygevoegde authentijke stukken, 912 en 172 bl. en Vervolg 1058 en 96 bl. 4o. F. 167a. J. P. DE BORDES, Ie Luit.-ingenieur, de Verdediging van Neder­ land in 1629. Eene bijdrage tot de geschiedenis van het vader­ land. Utrecht, 1856, 276 bl. 8° met oude grondkaart der vesting- werken van Utrícht in 1629. F. 236a. Van de onuitgegeven bescheiden, waaruit dit werk voor een groot deel is zamengesteld , zijn die omtrent Graaf ERNST CASIMIB, uit het Huis-Archief des Konings, ook voor de geschiedenis van de pro-vinciën Frieoland en Groningen hoogst belangrijk. Dr. J. A. WIJNNE, Rector van het Stedel. Gymnas te Gronirgen , Ge­ schiedenis van het Vaderland. 2e druk. Gron. 1868, 459 bl. 8°. F. 239a. Op bl. 138 vermeldt de schrijver de gebeurtenissen te Leeuwarden in 1615 en den invloed daarvan op Holland en de partijschap tegen Oldenbar- nevelt. Zie ook bl. 246 hier vóór. NEDERLAÎÍÜ. 265

Dr. L. R. BEUNEN, Rector te 'sHage, Kort overzigt van de Staats­ regeling van ons Vaderland, van 1428 tot op onzen tijd. Derde, verbeterde druk. 'sHage, 1865, 148 bl. post 8°. F. 240a.

J. HARTOG, Doopsg. Pred. te Zaandam, daarna te Utrecht, Geschiedenis van de Predikkunde en de Evangelieprediking in de protestantsche kerk van Nederland. Amst. 1861, 470 bl. 8°. F. 252a. Een der voortreffelijkste werken van onzen leeftijd, waarin ook over vele Leeuwarder godgeleerden, als : Witsius , Vitringa, v. Brakel, de Chauf- fepié, Conradi, Heringa enz. een zelfstandig oordeel wordt uitgesproken. De Spectatoriale Geschriften van-1741 —1800. Bijdrage tot de kennis van het huiselijk, maatschappelijk en kerkelijk leven onder ons volk, in de tweede helft der 18e eeuw. Bekroond en uitgegeven door het Prov. Utrechtsche Genootschap. Utrecht, 1872, 341 bl. 8°. F. 2526. Dit belangrijk boek bevat vele minbekende historische bijzonderheden , ook geput uit de Leeuwarder uitgaven, \ermeld in den Catal. bl. 179 en bl. 236 hier vóór. (WILHELM BROES, Pred. te Amsterdam) Geschiedkundig onderzoek over de vereeniging der Protestanten in de Nederlanden. 'sHage, 1822, 394 bl. 8°. F. 255a. HERMANNTJS BOÜMAN, (geb. te Idaard) rustend Hoogleeraar te Utrecht, de Godgeleerdheid en hare beoefenaars in Nederland, gedu­ rende het laatste gedeelte der vorige en in den loop der tegen­ woordige eeuw. Gemengde, historische herinneringen. Utrecht, 1862, 441 bl. 8». F. 256a. Een vervolg op het werk van Sepp, Geschiedenis der Theologie, wiens oordeel over vele personen en zaken hierin getoetst en met groote geleerd­ heid en smaak bestreden of gewijzigd wordt. CHRISTIAAN SEPP, Doopsg. Pred. te Leiden, het Godgeleerd Onder­ wijs in Nederland, gedurende de 16e en 17e eeuw. Leiden, 1873 en 74, 2 dln. 287 en 504 bl. 8°. F. 256b. Zeer belangrijk werk voor de geschiedenis, ook van de Franeker Hooge- schooî en van vele Friesche godgeleerden. J. C. SCH OLTZ JACOBI , Ev. Luth. Pred. te Leeuw., Zutphen en Rotterdam , Oud en Nieuw , uit de geschiedenis der Ned. Luthersclie kerk. Rotterd. 1862 — 66, 5 dln. post 8°., het laatste meteen levensberigt van den schrijver. F 258a, 32 266 GESCHRIFTEN BETREKKELIJK

Doopsgezinde Bijdragen. Uitgegeven onder redactie van Dr. D. HAK- TING en P. COOL, Predd. te Enkhuizen enHarlingen. Atìist. 1861—65, 5 jaargangen. — Alsvoren. Nieuwe serie, 1867, 68, 69, 3jaarg. —• Nieuwe serie, verzameld en uitgegeven door Dr. J. G. DE HOOP SCHEFFER , Hoogl. te Amst. Leeuw. H. Kuipers, 1870. post 8°. F. 259a. De vier laatste jaaren geschenken van den uitgever. De jaargang 1866 is niet verschenen. Mr. H. J. KOENEN, over de beide Staatspartijen in de voorm. republiek der Vereen. Nederlanden. Amst. 1868, 169 bl. 8°. met twee portretten; benevens nog 13 kleinere geschriften van dien schrijver, door hem geschonken in Dec. 1870; in portefeuille. F. 260a. JOANNES TIDEMAN , Rem. Pred. te Rotterdam , deRemonstrantsche Broederschap. Biographische Naamlijst van hare Professoren, Predikanten en Proponenten, met historische aanteekeningen omtrent hare Kweekschool en Gemeenten. Haarlem, 1847 , 384 bl. 8° F. 265a. Een voortreffelijk bewerkt boek van groote waarde, even als het volgende : Gedenkschrift van de viering van het 250-jarig bestaan der Remon- strantsche Broederschap, te Rotterdam op den 1 en 2 Junij 1869 (bevattende het Verslag van de gedachtenisviering door H. N. VAN TETJTEM , Emer. Pred. te Rotterdam, en Gedenkrede met aan- teekk. door J. TIDEMAN, Hoogl. te Amst.). Rott. 1869, met af­ beelding van den Gedenkpenning, 8°. F. 265b. Geschenk van Dr. VAN TEUTEM. Dr. W. J. A. JONCKBLOET, Geschiedenis der Nederlandsehe Le 11 er- kun d e. Tweede, geheel omgewerkte uitgave. Gron. J. B. Wol- ters, 1873 en 74, 2 dln. 490 en 505 bl. gr. 8° F. 274. Athenaeum Tijdschrift voor wetenschap en kunst. 'sHage, 1836 en 37, 4 dln. 8°. F. 281a. Voor het 3e deel staan de namen der Redacteuren: Mr. P. G. van Ghert, Dr. W. F. P. Kiehl, Mr. J. J. van Hees van Berkel en Mr. J. Bakker Korff. Slechts twee jaren mogt dit belangrijk werk bestaan. In het 4e deel komen bijdragen voor van de Heeren A. J. en J. J. Bruinsma. Mr. ELIAS LUZAC, Hollands Rijkdom, behelzende den oorsprong van den Koophandel, en van de magt van dezen staat enz. Leiden, 1780-83, 4 dln. in 2 bdn. 8°. F. 295a. Dr. JOH. VAN VLOTEN, Nederland tijdens den Volksopstand tegen Spanje, 1564—1581, naar oorspronkelijke bescheiden. Schiedam, 1872. Eerste deel (1564—1573) 356 bl.; tweede deel (1573—1581) 362 bl. gr. 8°. - F. 313a. NEDERLAND. 267

Dit is een tweede, omgewerkte en veel vermeerderde druk van Neder­ lands Opstand, van 1858—60 uitgegeven, zoodat het thans het volledigste werk is over dit belangrijk tijdvak, dat ook vele vroeger onbekende bij­ zonderheden omtrent Friesland en de Friesche watergeuzen bevat. W. A. OCKERSE , het Begraven der dooden buiten de kerk en stads poorten aangeprezen in eene leerrede (met historische bijlagen).

Utrecht, 1792, 78 bl. 80. F. 323a. Contracten van Correspondentie en andere bijdragen tot de geschiedenis van het Ambtsbejag in de republiek der Vereenigde Nederlanden, met eene Inleiding door Jhr. Mr. J. DE WITTE VAN CITTERS. 'S Hage, M. Nijhoff, 1873, 32 en 341 bl. gr. 8°. F. 328a. Een tafereel van de schandelijke misbruiken en knoeijerijen onder de geldzuchtige regeeringsleden dier dagen , waaronder bl. 223 ook uit Leeuwarden eene Acte van correspondentie van 1719 voorkomt, door mij aan den schrijver medegedeeld. Zie ook bl. 249 , C. 84a hier vóór. (P. NIJHOFF) Schets der lotgevallen van het voormalig Burger-Kinderen- Weeshuis en Arme-Kinderenhuis te Nijmegen. Uitgegeven door de Regenten van beide Weeshuizen aldaar. Met afbeeldingen. Nij­ megen, 1860, 204 bl. 8°. F. 338a. A. J. VAN DER AA, Nieuwe herinneringen uit het gebied der geschie­ denis betrekkelijk de Nederlanden. Amst 1837, 372 bl. 8°. F. 340a. Hierin komen bijzonderheden voor over Prins Willem IV, Gen. Aylva, Gen. Coehoorn, Baljeé enz. Levensbeschryving van beroemde en geleerde mannen, met heden- daagsche sterfgevallen en andere nieuwigheden. Amst. 1730 — 33, 6 dln. 8°. F. 343a. KAREL VAN MANDER, het leven der doorl. Nederl. en eenige Hoogd. Schilders (Amst. 1604), nu vollediger gemaakt door JACOBUS DE JONGH enz. Versierd met de Afbeeldingen der voornaamste Schilders. Amst. 1764, 2 dln. 354 en 272 bl. 8°. F. 348a. Het 2e deel begint met een uitvoerig leven van Jan Vredeman de Vries, wiens werken in den Catal. bl. 106 beschreven zijn. JOHAN VAN GOOL , de Nieuwe Schouburg der Ned. Kunstschilders, waer in de tans levende" en na Houbraken overleedene Schilders zijn aengeteekend. Met Aenhangsel. 's Gravenbage, 1750 en 51, 2 dln. 478 en 572 bl. 8°. Met een groot getal portretten, door Houbraken en Tanjé gegraveerd. F. 348J. Ook dit werk bevat vele berigten omtrent Friesche kunstbeoefenaars. 268 GESCHRIFTEN BETREKKELIJK

Biographisch Woordenboek der Noord- en Zuid-Nederlandsehe Letterkunde, door Dr. W. J. A. HUBERTS en W. A. ELBERTS (te Zwolle) en F. Joz. P. VAN DEN BRANDEN (te Antwerpen). Deventer, 1873 en verv. 4. Afl. gr. 8°. F. 352«.

PIETER DE LA Ruë, Geletterd Zeeland, verdeeld in drie af- deelingen, bevattende in sig de Schryvers, Geleerden en Kunste­ naars, uit dien Staat geboortig, met hun Levensve;haal enz. Tweede veel vermeerderde druk. Middelburg, 1741, 576 bl. en Staat­ kundig en Heldhaftig Zeeland, bevattende de vermaardste mannen van Staat en Oorlog. Middelb. 1736, 274 bl. 4°. met groot portret er voor. F. 353a.

Naamlijst der Ned. Gereformeerde Predikanten te Amsterdam (van 1578 — 1837). Amst. 1840, 64 bl. kl. 8°. F. 356a.

T. A. ROMEIN, Em. Pred. van Scharmer, de Hervormde Predi­ kanten van Drenthe, sedert de hervorming tot in 1861. Met aanteekeningen. Gron. 1861, 334 bl. 8°. F. 356b. Naamregister der Predikanten in de Bataafsche Republiek, van de Curatoren en Professoren der Hoogescholen, Rectoren enz. der Latijnsche Scholen, op 1 Jan. 1800. 'sHage, 232 bl. 24°. F. 371a. Naamregister der Heeren Militaire Officieren enz. in dienst der vereenigde Provintiën, de Chefs van alle Regimenten enz., van 1713—1789, 1790, 1794. 's Hage, 3 jaarg. 260, 260, ^85 bl. kl. 8°. F. 371b. Zeldzame en zeer belangrijke lijsten van het toenmalige Krijgspersoneel.

De Bibliothecis atque Archivis virorum clariss. libelli et commenta- tiones. Cum Praefatione de Scriptis et Bibliothecis antediluvianis. Antehac edidit J. J. MADERUS. Secundam edit. curavit J. A. S. D. (Jo. ANDR. SCHMIDT D.) Helmstadt, 1702, 32 en 256 bl. — De Bibliothecis nova accessio coll. Maderianae adiuncta. Helm. 1703, 352 bl. Accessio altera. Helm. 1705 , 348 bl. met Regg. 4°. F. 4O4a.

D. G. MORHOF, Polyhistor, literarius, philosophicus et practicus cum accessionibus I. Frickii et I. Molleri. Editio quarta continuatam. Lubeck, 1747, 3 torn. 2 voll. 1072 en 604 bl. met Indices en por­ tret, 4°. F. 4O4b. NEDERLAND. 269

Inventaris van het Archief der gemeente Alkmaar, gerangschikt en beschreven door Dr. P. SCHELTEMA , Archivaris der stad Amsterdam en der provincie Noord-Holland, en Catalogus der oude Biblotheek (door Dr. J.J.DEGELDEU). Alkmaar, 1869 , 240 en 53 bl. 8°. F. 425a. (J. H. HINGMAN) Inventaris der verzameling Kaarten berustende in het Kijks-Archief. 'sHage, 1871, Tweede ge-leelte (Nederland). 428 bl. 8°. F. 416a. Het eerste gedeelte, bewerkt door P. A. LEUPE , bevatte de kaarten der werelddeelen , zee-atlassen enz. Geschenk van het Rijks-Archief. Inventaris van het D e ven ter-Ar chief. Deventer, 1870, 354 bl.en Bijlagen 232 bl. 8». F. 439a. Geschenk van Mr. W. H. COST JORDENS , schrijver van de voorrede. Dr. L. J. SuRixGAR , Bijdrage tot de kennis van den Kegeeringsvorm van Maastricht, 1632 — 1794. Leiden, 1873, 276bl. 8°. F. 44áa. Geschenk van den schrijver. C L. BETHMANN, Eeise durch die Niederlände, Belgien und Frankreich. Aus dem Archiv der Gesellschaft für altere deutsche Geschichtsfor- schung abgedrukt. Bijgevoegd: Inhaltsverzeichnisse der zehn ersten Bande der Monutnenta Germaniae edidit G. H. PERTZ. Han- nover, 1842 en 48, 79 en 74 bl. 8°. F. 447a. Ten behoeve van dit laatste kolossale werk, waarvan in 1870 22 dln. in folio uitgegeven en op de Provinciale Bibliotheek voorhanden zijn, deed Dr. BETHMANN eene reis van twee jaren om handschriften op te sporen. Op bl. • 18 maakt hij ook melding van zijn bezoek te Leeuwarden. Later tot Bibliothecaris der prachtige Bibliotheek te WolfFenbuttel bevorderd, mogt ik hem daar in 1861 en 05 bezoeken en bewees hij mij groote diensten. «7. PHILIPPE VAN DER KELLEN, Catalogue raisonné d'Estampes de 1'école Hollandaise et Flamande etc., formant la collection de feu M. DE EIDDER, Doet. Med. Utrecht, 1874, 243bl.gr. 8°. F. 454a. Zie over deze belangrijke verzameling van 1370 gravures, onder welke vele voorkomen van Leeuwarder graveurs, de aanteekening op bl. 197 hier vóór. Mr. G. N. DE STOPPELAAR, Gemeente-Secretaris, Catalogus der Oud­ en Zeldzaamheden, Schilderijen, Teekeningen en Portretten, aan­ wezig m de Oudheidskamer ten Eaadhuize van Middelburg. Aldaar, 1870, 76 bl. 8°. F. 456a. Dr. ADE. MAR. LEDEBOER, Notices Bibliographiques des Livres im- primés avant 1525, conservés dans la Bibliothèque publique de Deventer. Aldaar, 1867, 223 bl. gr. 8°. F. 461a. 270 GESCHRIFTEN BETREKKELIJK

Dr. ADK. MAR. LEDEBOER, het geslacht van Waesberghe. Eene bijdrage tot de geschiedenis der Boekdrukkunst en van den Boek­ handel in Nederland. Met drukkers-merken en fac-simile. Tweede vermeerderde uitgave, 's Gravenhage en Utrecht, 1869, 327 bl. gr. 8". F. 4615. De Boekdrukkers, Boekverkoopers en Uitgevers in Noord-N ederLmd sedert de uitvinding van de Boekdrukkunst tot den aanvang der 19e eeuw. Eene proeve. Deventer, 1872. Niet in den handel. Gr. 4». 16 en 412 bl. F. 461c. Deze drie in dit vak zeer belangrijke werken zijn geschenken van den hoogbejaarden schrijver.

(MA RTINUS NIJHOFF) Catalogus van de openbare Boekerij te Gouda. Aldaar, 1874, 115 bl. 8°. F. 466a.

Dr. J. H. A. SCHEERS en TH. H. A. J. ABELEVEN, Beschrijving van de Gemeente-verzameling te Nijmegen van Gedenkteekenen van Vóór-germaanschen, Germaanschen en Romeinschen oorsprong en van lateren tijd. 2de vermeerderde en omgewerkte druk. Nij­ megen, 1873, 215 bl. 8°. F. 467a. Geschenk van het Gemeentebestuur. Deze beschrijving en dit kabinet van oudheden (in 1873 door mij bezigtigd) verdienen, wegens rijkdom en voortieffelijke inrigting, alle onderscheiding en belangstelling. Catalogue de la belle et grande Bibliothèque scientifique, formée et délaissée par feu M. Ie Dr. ELTE MARTENS BEIMA , Conservateur au Musée d'histoire naturelle à Leide. 1874. 224 bl. 8°. F. 480a. Met geringe middelen bragt deze bakkers zoon van Oostermeer gedurende 50 jaren eene bibliotheek bijeen, die in meer dan 7000 nummers alle deelen der natuurwetenschap in zeldzame volledigheid omvatte, waarom zij geacht werd een waardig gedenkteeken te zijn voor den verzamelaar, van wiens ijver en bekwaamheid hierin 16 door hem geschrevene werken voorkomen. Dr. E. ISENSEE, Oude en Middel-geschiedenis van de Genees­ kunde en hare hulpwetenschappen, voor Nederland bewerkt door Dr. L. ALI COHEN. Gron. 1847, 40 en 598 bl. 8°. F. 501a. G. MOLL, Hoogleeraar te Utrecht, Geschiedkundig onderzoek naar de eerste uitvinders der Verrekijkers. Amst. 1831,106 bl. gr 4°. F. 503a. De hierin voorkomende berigten omtrent Jakob en Adriaan- Metius hel­ deren de redenen op , waarom DESCARTES naar Friesland kwam en in zijn Dioptriqne (te Leeuwarden geschreven) verbeteringen van de verrekijkers voorstelde. Zie Catal. A. 667, bl. 111. NEDERLAND ENZ. å?l

Schets eener Kunstgeschiedenis. (Bouwkunst, Beeldhouwkunst, Schilderkunst en Muziek.) Van de oudheid tot in onze dagen Met ruim een honderdtal Houtgravuren. Naar het Hoogduitsch van Dr. W. LÜBKE en andere bronnen bewerkt door JOHAN GUAM. Amst. 1871, 256 bl. post 8°. G. 42a.

Dr. H. SCHLEIDEN, Versuch einer Geschichte des groszen Brandes in Hamburg vom 5 bis 8 Mai 1842. Mit einen Plane des Brandes. Hamburg, 1843, 414 bl. kl. 8°. G. 45a. Zie over de hulp, bij deze ramp verleend, welke , volgens bl. 403, in 't algemeen ruim drie millioen Mark bedroeg, bl. i 07 hier vóór.

H. WETGEVING.

De Nederlandsche Adel, of alphab. naamlijst van familien en personen , wier titels of adeldom op de registers van den hoogen raad van adel zijn ingeschreven. Met Bijlagen. Zaltbomm. 1846, 243 bl. kl. 8°. H. 84a. Uittreksel van de verordeningen ter instandhouding van het Kadaster. 'sHage, 1833, 52 bl. 8°. H. 92a.

Mr. F. N. SICKENGA , Geschiedenis der Ned. Belastingen. Tijdvak der omwenteling, — Algemeen stelsel van 1805. Amst. 1868, 170 bl. 8°. (Vervolg.) H. 98a. Règlements généraux et particuliers, à 1'usage des Eglises Wal- Ion nes du royaume des Pays-Bas. La Haye , 1847, 373 bl 8°. met naamlijsten der gemeenten en predikanten. H. lOOa. De Reglementen der Ned. Herv. Kerk.en Synode, van 1851 —59, in het Fransch vertaald ten behoeve der Waalsche Gemeenten. 8°. H. 1OOB. Reglementen voor de Nederlandsche Hervormde Kerk. Uitgegeven en met een alphab. register voorzien door H. M. C. VAN OOSTERZEE. Derde, vermeerderde druk. Schiedam, 1874^ 8 en 216 bl. 24°. H. 101a. Nederlandsche Staatswetten, met aanteekeningen en alph. register, door L. N. SCHUURMAN. Vijfde vermeerderde uitgaaf. Zwolle, 1871 , lang kl. 8". H. 121a. Raad van Síate, afdeeling voor de geschillen van Bestuur, 's Gra- venhage, 1862 en vervolgens, gr. 8°. H. 125a, 272 H. WETGEVING.

Mr. W. C. L. CREMERS, de Gemeentewet, met aanteekeningen, aan de litteratuur en administratieve en regterlijke beslissingen ontleend. Tweede, vermeerderde druk. Gron. 1870, 424 bl. post 8°. H. 139«.

R. J. OPWYUDA , Geneeskundige Wetten, met de beraadslagingen der Staten Generaal en register, Nijmegen, 1866, 731 bl. 8°. H. 165a. — Wet tot voorziening tegen Besmettelijke ziekten, alsvoren. Vlaardingen , 1873, met Aanhangsel 350 bl. 8°. H. 165b. Mr. J. M. HOOG , Wet tot vaststelling van bepalingen betrekkelijk het Begraven van lijken, de Begraafplaatsen en de Begrafenisregten, opgehelderd dooreene aanteekening. Arnh. Í87O,495bl. post 8°. H. 165c. Wet tot voorziening tegen Besmettelijke ziekten, alsvoren. Arnhem, 1873, 367 bl. post 8°. H. 165rf.

Mr. H. W. WAARDENBURG, Wet alsvoren. Leiddraad voor toepas­ sing en naleving. Tiel, 1874, 74 bl. en register, post 8°. H. 165e. Portefeuille met geschriften over de Gemeente-reiniging, de Riool­ kwestie, Mestverzameling enz. H. 172«. JOAN VAN DEN HONERT THz., Geschiedenis en Beginselen der Ned. Wetgeving betrekkelijk de Onteigening ten algemeenen nutte. Amst. 1841, 312 bl. 8». H. 178a. Afstandstafelen, vastgesteld door den Minister van. oorlog, 's Hage, 1862, 174 bl. 8°. H. 192a. Verordeningen raker de den Waterstaat, Gemeentewerken enz. der ge­ meente Dordrecht. Aldaar, 1863-72. 8°. H. 203a. DE KUNST IN FRIESLAND,

OF

HISTORISCH OVERZIGT

VAN DE VOORNAAMSTE SCHILDERS EN GRAVEURS

UIT DEZE PROVINCIE.

33

DE KUNST IN FRIESLAND,

OP

HISTOEISCH OVEEZIGT

VAN DB VOORNAAMSTE SCHILDERS EN GRAVEURS

UIT DEZE PROVINCIE. (*)

De wetenschappen worden vergeleken met het brood — de kunsten met den wijn des levens. Ons verstand heeft behoefte aan voedzame kennis — onze \erbeelding aan verheffende idealen, die de kunst door allegorie en fantasie weet te voorschijn te roepen. Koel overleg, dat vatten en begrijpen wil, vraagt: wat is waarheid? — onze smauk, kunstzin of aesthetisch gevoel verlangen een schoonen vorm, waarin die waarheid gekleed moet zijn, als ze ons overreden, verheffen en tot vereering dwingen wil. Voor de ontwikkeling van het leven van den geest kunnen echter beide niet gescheiden worden: want te regt mogt Göthe getuigen: Het ware en goede kunnen alleen tot vol­ maaktheid komen door het schoon e. Dat onverbrekelijk verband laat dus geen antwoord toe op de vraag : of de menschheid in 't algemeen en ieder dpr volken in 't bijzonder meer is ontwikkeld en in beschaving vooruitgegaan door middel der wetenschap of der kunst. De eerste had Veelal meer een directen , de laatste een indirecten invloed. En vandaar, dat de mannen, die door helderheid van verstand en uitgebreidheid van kennis in velerlei vakken van wetenschap zich boven hunne tijdgenooten verhieven en de maat­ schappij vooruit hielpen, immer in alle rijken, landen en provinciën meer bijzonder de voorwerpen zijn geweest van lof, dank en vereering. Inzonderheid was dit het geval in Friesland, en gaf Suffridus Petrus reeds in 1593 in zijne Scriptores Frisiae levensschetsen van meer dan

(*) Even als aan den Catalogus der Stedelijke Bibliotheek van 1870 eene Geschiedkundige Bibliographie van Leeuwarden is toegevoegd, zoo geeft deze Catalogus der Kunstverzameling nn aanleiding, om vele der daarin behandelde zaken en personen , door dit historisch overzigt van het geheel, toe te lichten en met elkander in verband en betrekking te brengen. 276 HISTORISCH OVERZIGT YAN DE

150 beroemde landgenooten, die zich door hunne geschrift en had­ den onderscheiden. In 1826 betuigde dan ook van Kampen: „Het is inderdaad hoogst merkwaardig, dat Friesland, een zoo middelmatig gewest van het kleine Nederland, in allerlei takken van menschelijke kennis zoo vele uitstekende mannen heeft opgeleverd." (*) Hij be­ riep zich daarbij op het groot getal Wiskundigen door Ekama •— en het nog grooter getal Regtsgeleerden door de Wal aangewezen en in het licht gesteld, „zoodat (dus besloot hij) men moet bekennen, dat dit gewest, al ware het slechts in dit laatste vak, zoo rijk geweest is in beroemde mannen, als bezwaarlijk eenig land van gelijke uitge­ breidheid in Europa." (†) Men vond de oorzaak van die geopenbaarde neiging voor de be­ oefening van de exacte wetenschappen onder dit ruwere klimaat in den meer dégelijken volksaard en het ernstig karakter der Friezen, dat gevormd was in en door den eeuwenheugenden strijd, om dit land tegen den immer dreigenden oceaan te beveiligen. Maar Halbertsma ging verder, en „schreef zoo veel uitstekends als Friesland vroeger opgeleverd had, niet toe aan eenig toeval; neen, bij hem was het ge­ tal van Frieslands groote mannen het natuurlijk uitvloeisel van den meer voortreffelijken aanleg van den Frieschen volksstam." (§) En dat daartoe niet alleen geschiktheid voor de beoefening van kennis (waarvan van Kampen alléén spreekt), maar ook van kunst behoorde, dát heeft hij ten aanzien der poëzie bewezen door zijne hulde zoowel aan Gijsbert Jacobs als aan de van Harens, die gedurende zijn gansche leven de voorwerpen zijner bewondering waren. Ten aanzien der beeldende kunsten echter is Frieslands aandeel in den schilderroem des vaderlands tot dusverre nooit door iemand opzettelijk in 't licht gesteld, ook omdat de Friezen zelve verzuimden, de levensbijzonderheden op te teekenen van de beoefenaars der kunsten, die onder hen leefden en verkeerden. De berigten omtrent de talrijke schilders en graveurs, welke deze provincie heeft opgeleverd, zijn weinige en meest alphabetisch verspreid onder de menigte levens der

(*) Onder deze zinspreuk deed ik in 1827 mijn eerste stap in de letter­ kundige wereld bij de beantwoording van een prijsvraag: Levens van be­ roemde Friezen, door het Departement Leeuwarden der Maatschappij . tot nut van 't algemeen uitgeschreven en met een accessit bekroond. (†) Geschiedenis der Ned. letteren en wetensscJtappen, III 254, 258. (§) Zie Baron SLOET TOT OLDHUIS, Brief in de Frijn Fries, XII 43. VOORNAAMSTE SCHILDERS EN GRAVEURS. 277

Hollandsche en Vlaamsche kunstbeoefenaren in de oudere werken van van Mander, Houbraken, Weijerman en van Gooi en in de nieuwere van Immerzeel en Kramm. Met veel moeite heb ik, vooral uit beide laatste werken , eene lijst opgemaakt der Friezen , wier getal, tot mijne verbazing, tot 160 klom, (*) waarbij ik nog vele andere kon voegen, die hun onbekend bleven: want sedert mijne jeugd alles nasporende wat de levens onzer beroemde mannen kon toelichten , heb ik ook over dit onderwerp vele aanteekeningen gemaakt, welke mij daarna bij het verzamelen van Kunstwerken van Friezen zeer te stade kwamen; terwijl ik later (1862), in mijn geschrift: de Vrouw van Rembrand, velebe- rigten omtrent de Friesche kunstbeoefenaren uit het midden der 17e eeuw mogt mededeelen. Gelijk nu aan den Catalogus der Stedelijke Bibliotheek van Leeu­ warden eene Geschiedkundige Bibliographie is toegevoegd, zoo wensch ik thans achter de beschrijving van de Stedelijke Kunstverzameling te doen volgen een historisch overzigt van de voornaamste Schilders en Graveurs, welke Friesland heeft opgeleverd, voor zoover omtrent hen eenige berigten tot ons zijn overgekomen. De aanwijzing van hun leeftijd, betrekkingen, rigting en verdiensten, in onderling verband, is toch even noodzakelijk tot beter begrip van veler kunstwerken als tot het kennen van de plaats, welke zij tusschen hunne tijd- en kunst- genooten innemen. Aangenaam zou 't mij zijn, indien ik daardoor hulde mogt toebren­ gen aan te dikwijls miskende verdiensten van vele en daaronder uit­ stekende personen, die aanspraak mogen maken op onze duurzame vereering, en vooral, indien ik daardoor mogt bijdragen, om liefde voor dit onderwerp ook bij anderen op te wekken en om den roem van Friesland ook ten aanzien der Kunst te handhaven en in't licht te stellen. (†)

(*) Uit eerstgenoemde werken had de Heer J. VAN LEEUWEN in 1843 een vijftigtal genoteerd. Van sommigen daarvan gaf hij korte levensschetsen in het Mengelwerk der Leeuw. Courant, 1843, No. 27 en 43; 1844, No. 1, 25, 39 en 41. - (†) Dit historisch overzigt is voorgelezen in drie vergaderingen van het Friesch Genootschap en telkens toegelicht door gravuren en tekeningen van vele der genoemde meesters, uit mijne groote verzameling Friesche Kunst daarbij ter bezigtiging gegeven. 278 HISTORISCH OVEEZIGT VAN DE

Vooraf meen ik op een vreemd verschijnsel te moeten wijzeu. De historiographie van den tegenwoordigen tijd vergenoegt zich niet meer met de enkele mededeeling van feiten, maar de kritiek weegt de be­ ginselen, beoordeelt de daden en vermeldt de uitkomsten, alles in verband tus'-.chen oorzaak en gevolg s opdat uit deze zoogenaamde kul- tuurhistorie blijke, op welke wijze de maatschappij gevestigd, ver­ anderd en meer beschaafd geworden is. Stilzwijgend erkent men, dat er immer bestendige vooruitgang was, en dat, naar den wil des wijzen Wereldbestuurders, toeneming in beschaving de gang, het middel, het doel en de bereiking van een ideaal is. Zeker is dit van toepas­ sing op den verstandelijken, godsdienstigen en zedelijken toestard van vele volken, al zijn er tijdperken van schijnbaren achteruitgang; doch geenszins is dit het geval met den bestendigen vooruitgang der kunst­ beoefening. Vanhier onze verwondering, als wij bij het onderzoeken van de historische gegevens en bij de vergelijking van liet heden met het \erleden bemerken, dat dit uitgangspunt faalt, en dat er vóór twee, drie en zelfs vier eeuwen in sommige vakken der kunst mees- terstukken zijn vervaardigd, die wij moeten bewonderen, doch niet konden navolgen; wanneer wij moeten erkennen, dat de kunstbewer­ king , in plaats van telkens te klimmen en in volkomenheid toe te nemen, in die vakken van lieverlede gedaald, ja zelfs verloren ge­ gaan is. Vergunt mij dit te bewij/.en met twee onderwerpen, waarop de kunstbeoefening in Friesland het eerst en het schoonst is toe­ gepast, en waarvan wij nog de voorwerpen bezitten en zelfs in plaat gebragt mogten zien bij de uitgave onzer: Friesche Oud­ heden (*). Men is gewoon te spreken van den duisteren nacht der woeste middeleeuwen, waarin het geweld heerschte, de krijg alles verwoestte, de geestelijken en kloosterlingen alléén konden lezen en schrijven. Maar wat dunkt u dan van de kunstgewrochten dier middeleeuwen, welke wij bewonderen in die Zegels van Oud-Friesland, van Oos-

(*) Onder den titel: Friesche Oudheden. Afbeeldinaen van merkwaardige voorwerpen van wetenschap en kunst, gevonden in de archieven, kerken, kasieelen, terpen enz. van Friesland heeft het Friesch Genootschap 32 groote platen uit­ gegeven , met" daarbij behoorenden tekst en toelichtingen , welke ik in ver­ band met dit historisch overzigt bewerkt heb, om beide verwante onder­ werpen, Oudheden en Kunst, zoo veel mogelijk in het licht te stellen. VOORNAAMSTE SCHILDERS EN GRAVEURS. 279 tergoo en Westergoo en van zoovele Steden en Grietenijen, welke daar­ mede hare onderlinge overeenkomsten bekrachtigden? Welk eene vreemde, zinnebeeldige, soms fantastische voorstelling, waarvan wij zelfs de beteekenis niet altijd kunnen gissen! Welk een rijkdom van denkbeelden, als wij in het zegel van Franeker de volkssage bewaard zien, dat Ivarel de Groote den Friezen de vrijheid schonk; of in dat van Wonseradeel, dat Sanctus Magnus hun aanvoerder was in den strijd ter verovering van Rome; of in dat van Leeuwarden de beeld- tenissen der heiligen zien uitgedrukt, aan welke de drie parochiekerken waren gewijd; en dat alles omgeven door gothische en andere orna­ menten, die niet enkel het kaïakter der middeleeuwen diagen, maar ook bewijzen geven van den smaak en kunstvaaidigheid der bekwame stempelgra^eurs dier dagen (*). Wat kunnen de laiere eeuwen in dat vak daar tegenover stellen? îíoe zeer ging de kunstzin achter- uit, toen reeds in de 16e eeuw Westergoo zich slechts met een balk, Oostergoo met twee balken, Zevenwouden met zevi.n boomen en Leeu­ warden met een leeuw vergenoegde, en de figuren van de wapens der meeste overige gemeenten geenerlei zin of beteekenis hadden? Zelfs de fraaije Raads-eerepenning van Leeuwarden, uit onze eeuw, drukt in den platten gevel van het Raadhuis, zonder omschrift, geenerlei ge­ dachte uit. Het tweede onderwerp , waarop ik wilde wijzen, is nog rijker en grootscher van behandeling. Het zíjn de talrijke groote Grafsteenen van adellijke personen ín vele onzer dorpskerken, waarop hunne per­ sonen of wapenschilden zijn afgebeeld in zulke schoone zinnebeeldige vormen en allegorische voorstellingen, dat wij vaak niet weten wat het meest daarin te bewonderen: de vinding, de uitdrukking of de kunst- vaardigheid der beeldhouwers, die noch in griekschen, noch in go- thischen stijl, op telkens verschillende wijzen het eenzelvige onderwerp smaakvol gevarieerd en een rijkdom van ornamentiek in steen uitge­ drukt hebben, weljse verwonderlijk is. De zucht om hulde te bewijzen aan de nagedachtenis van aanzienlijke of dierbare overledenen riep die gewrochten der beeldhouwkunst in het leven. Zij bloeide tusschen jaren 1540 en 1640. Sinds dien tijd schonk zij wel eenige versierde wapenschilden, doch bestendig was zij afnemende in vinding en uit-

(*) Niet minder dan 40 dier fraaije Zegels zijn in genoemd plaatwerk afgebeeld en beschreven. 280 HISTORISCH OVERZIGT VAN DE

drukking, totdat zij geheel verloren ging en enkel overbleef in het letterschrift, waarmede wij de rustplaatsen onzer dooden alléén kunnen aanwijzen. (*)

Wanneer wij nu een historisch overzigt willen geven van den gang der kunstbeoefening in Friesland, dan denken wij daarbij allereerst aan de bouwkunst. Het is waar, wij kunnen in dit noordelijke gewest niet wijzen op zulke grootsche scheppingen der architektuur in gothische kerkgebouwen en rijke kasteelen, als in zuidelijker streken en zelfs in sommige kleine Duitsche steden worden gevonden. Maar de kunst, die elders werd te koste gelegd aan enkele uitstekende voor­ werpen bij uitnemendheid, werd hier, meer verspreid, besteed aan een grooter getal. Of is het ook geene groote merkwaardigheid van het kleine Frieslanâ, dat binnen zijne grenzen Kerken werden gesticht in zoo vele steden als er maanden, in zoo vele dorpen als er dagen, in zoo vele kloosters als er weken in het jaar zijn? Voegt men daarbij de uitgestrekte kloostergebouwen en een getal van 2 à 300 stinzen en staten der edelen, waarvan sommige, volgens de nog bestaande afbeel­ dingen , met hunne torens uit liet water opgetrokken, door sierlijken bouwtrant uitmuntten, — dan kunnen wij ons eenig denkbeeld vormen van den ijver, waarmede hier in de middeleeuwen is gebouwd. Stelt men zich tevens voor, dat het een vereischte was der kinderlijke Katholijke eeredienst, om die bedehuizen te versieren met gebeeldhouwde altaren, met beelden der heiligen, met geschilderde tafereelen, met versierde borden, waarop „schriftuerlicke redenen" waren aangebragt, met ge­ schilderde glasvensters, ja zelfs met grootsche muurschilderingen op de kalk der kerkwanden, zoo als hier in de Jakobijner en Galileër- kerken zijn ontdekt, — dan wordt het ons duidelijk, hoeveel behoefte de kerk had aan kunstbeoefenaars, die aan al deze vereischten ten be­ hoeve der hulpmiddelen ter godsvereering konden voldoen. Het beeld­ houwwerk der Koorbanken in de kerken van Bolsward van 1460 en de Galerij in de kerk van Oosterend, van 1554, nog bewaard, blijven wegens hunne sierlijke bewerking voorwerpen onzer bewondering (†).

(*) Van die schoone grafsteenen komen er 10 afbeeldingen in de Friescàe Oudheden voor; terwijl wij bovendien nog 50 andere hebben laten afteekenen, welke bij het Friesch Genootschap worden bewaard. Veel meer nog zijn er in onze dorpskerken verscholen of met banken en planken bedekt. (†) Ook deze zijn in de FriescÃe Oudheden op vijf platen afgebeeld. VOORNAAMSTE SCHILDERS EN GRAVEURS. 281

En evenwel vinden wij in onze geschiedboeken alléén Gal e Don»

gfieterp 9 uit Schingen, de broeder van Hillebrandus Goffredus, pastoor te Huizum, omstreeks 1480 door Suffridus Petrus (126) als een uitstekend wis- en bouwkundige vermeld. Misschien was hij wel de bouwmeester van onze Jakobijner kerk , die wij alsnog houden voor de grootste van alle Kloosterkerken in geheel Nederland. Als kerk- versierders vinden wij hier in 1511 alleen melding gemaakt van „GERBREN, beeldesnider", en „REYNER, maler." Maar na den strijd tusschen de staatspartijen en vorsten om het gezag en gebied, brak in 1515 de gelukkige regering van Keizer Karel V aan, en met haar eerlang het genot van vrede, voorspoed en overvloed, die, volgens Buckle, de eerste voorwaarden zijn om weten­ schap en kunst te doen leven en bloeijen. Een der grootste voorreg- ten daarvan was, dat hierdoor een vrij volksverkeer was geo­ pend , en dat kunstenaars uit den vreemde , zonder het vroegere vrij- geleide, zich in Friesland konden vestigen, en dat jeugdige Friezen naar België, Duitschland en Italië trokken om zich in de kunst te volmaken. Voorbeelden hiervan zijn: Staes Tliyelman , schilder van Keulen, en Reijer Gerbrants, van Amsterdam, die in 1540 en 44 werden ingeschreven als burgers van Leeuwarden , waar wij niet lang daarna ook de schilders Jan Ccerrit» en Jan Herent» vinden genoemd. Van de andere zijde worden vermeld: Crerard van Hoorn of Horne, een beroemd glasschilder, in Friesland geboren, die zijne kunst te Florence uitoefende en omstreeks 1575 in de St. Pieterskerk te Bologne schoone glasvensters vervaardigde. (Kramm, 744) Van Jan de Vos uit Friesland wordt gezegd, dat hij een zeer bekwaam medailleur is geweest, die, naar den stijl zijner schoono en rijke kunstgewrochten te oordeelen, Italië bezocht en zich daar geoefend moet hebben. (Immerzeel, 207) Hij was in dienst van Keizer Rudolf II, even als de beeldhouwer Adriaan de Vries •> van wicn ook schilderijen, te Praag ver­ vaardigd, benevens een tiental etsen bekend zijn. (I. 210) Zoo was ook Diederík de Vries» met hulp van eenige Friesche edelen , naar Venetië getogen, waar hij keukens en fruitwinkels schilderde, die als waar en fraai van koloriet geprezen werden , en van welke hij eenige aan zijne weldoeners ten geschenke zond. (K. 1804) De beroemde hond van Goltzius is naar zijne schilderij gegraveerd. Te Venetië werkte in 1575 ook Pieter-de Valeli

(*) Die vornehmsten Denkmaler in Wien, 1866, I 22. In VAN MANDER'S Schildersboek, II 5—13, is zijn leven bijzonder uitvoerig beschreven. (†) Negen dier belangrijke werken heb ik verzameld en in den Catal. der Stedel. Bibliotheek, 106, beschreven. In het Prentkabinet der Kon. Bibliotheek te Brussel zag ik Aug. 1874 nog verscheidene andere zijner werken, waarvan sommige dáár in de laatste jaren zijn herdrukt, om nog, na drie eeuwen, vooral in de ornamentiek, tot modellen voor bouwkundigen te strekken. VOORNAAMSTE SCHILDEUS EN GKAVEURS. 283 werk over de Perspectief, in 1604, schijnt hij overleden te zijn. Waar­ dige opvolgers en medehelpers vond hij in zijne zonen Paulus en Salomon, waarvan de eerste, die het keizerlijk paleis te Praag met vele kunststukken versierde, te Antwerpen wonende, in 1601 te Am­ sterdam trouwde en een zoon naliet Pieter Vredeman de Vries » die 's vaders manier volgde. Een tweede zoon vestigde zich als schilder te 'sHage. (Zie bl. 46, 59 en 109 hier vóór.) Opmerkelijk is het, dat in deze eeuw ook drie adellijke personen genoemd worden als beoefenaars van de kunst, en wel uit het zelfde geslacht. Kramm berigt, dat de Raadsheer Mr. D. J. A. Baron van Harinxma thoe Slooten alhier in het bezit is van een vrouwenportret, dat ín 1590 is geschilderd door Anna van Cronenburg:» die. vol gens Ferwerda, zou geweest zijn een dochter van Jacob van Cronenburg te Pietersbierum, en de vrouw van Jan Craen, van Keulen, en daarna van Jelle Sybes van Wythamà, van 1578 tot 82 Burgemeester van Leeuwarden, geroemd als een ijverig patriot van veel deugd, verstand en couragie. Van Mr. Adriaan van Cronenburg'» in 1567 Secretaris van Tietjerksteradeel te Bergum, wordt gezegd, dat de tijdsomstandigheden hem noodzaakten een bestaan te zoeken, en dat hij, van nature veel aanleg tot de teeken- en schilderkunst bezittende , zich daarop met ijver toelegde, zoodat hij een vermaard schilder ge­ worden is. De derde was een neef van Anna, Rentbolt van Adelen van Cronenburg-, van wien getuigd wordt, dat hij „een excellent schilder is geweest." (K. 301, Aanh. 37) Indien men het vreemd mogt vinden, dat er van vele der opge­ noemde personen zoo weinige of geene kunstvoortbrengselen meer be­ kend zijn , dan laat dit zich daaruit verklaren, dat de latere gewoonte, om de namen der vervaardigers op de stukken te plaatsen, in de 16e eeuw nog niet algemeen was, zoodat er vele portretten, vooral van adellijke personen, bekend zijn, waarvan wij de schilders niet kennen. Omgekeerd zijn ons, ook uit later tijd, vele namen van schilders bekend, van wie ons nimmer stukken zijn voorgekomen. (*)

(*) Toen wij voor twintig jaren vele schoon gebeitelde grafzerken in 't koor der Groote Kerk te Bolsward door den heer A. Martin voor het Friesch Genoot­ schap lieten afteekenen, vonden wij daar ook een steen met het opschrift: »Anno 1609 den 18 April sterf ADRIAEN VAN DER LINDE, Schilder van Brugghe." Bij Immerzeel noch Kramm komt hij voor. 284 HISTORISCH OVERZIGT VAN DE

Is de oogst van namen der kunstbeoefenaars in Friesland gedurende de nog weinig ontwikkelde 16e eeuw reeds grooter geweest dan wij ons aanvankelijk mogten voorstellen, — hoeveel aanzienlijker getal komt ons voor in den loop der 17e eeuw, dat roemrijk tijdperk van leven en krachtsinspanning, van vooruitgang en weelde onzer geschie­ denis. Immers sedert de Friezen in 1580 na langen strijd de over­ winning op Spanje mogten behalen en daardoor zoowel staatkundige als godsdienstige vrijheid verwierven, valt het in het oog, hoe spoedig ook hier liefde voor wetenschap en kunst te gelijk met welvaart en be­ schaving zich ontwikkelden en eerlang aan de maatschappij eene gansch andere gedaante gaven. Ja, wetenschap en kunst, schilder- en gra- veerkunst, boek- en plaatdrukkunst boden elkander de hand, om de werken der geleerden uit te geven en met platen en portretten te versieren , en om de feiten der historie in schilderijen en prenten voor oogen te stellen, waarvan de Frisia van Hamconius, 1620, en de kronijk van Winsemius, 1622, ons de eerste blijken vertoonen. Vooral in de aanzienlijke standen werd het mode zich te laten portretteeren. Vandaar het groot getal portretten, die wij uit de 17e eeuw be­ zitten, en vandaar ook het groot getal schilders en graveurs, dat wij uit dezen bloeitijd der kunst te vermelden hebben. Immer is het mij opmerkelijk voorgekomen , in de Burger-en Trouw­ boeken van Leeuwarden in het eerste vierde gedeelte dier eeuw zoo vele schilders te vinden, die zich hier van elders kwamen nederzetten. Zoo kwam §ymon de Geest van Antwerpen, en werd de stam­ vader van een schildersgeslacht, dat wij later zullen zien bloeijen; Adriaan Cornelis kwam in 1597 van Bremen; Hans Clercq in 1601 van Mechelen; Winolt Willem» in 1604 van Einsuma- geest; Pieter Moll in 1616 van Sneek; Jan Willem van der Wilde in 1617 van Leiden; Ulrich IHerckszoon in 1618 van Woerden; Aggeus Joannes Castelanus in 1621 van Franeker; Hendrik Smids in 1623 als glassschrijver van Antwerpen en Lambert Jacobs, „schildenâr", in 1621 van Amsterdam. Dit is te opmerkelijker, omdat wij weten, dat hier gelijktijdig ook als schilders gevestigd waren Pieter Meîjnerís (K. 1113); Meester Arjen, 1610; Hendrik Jans, 1611; Mat hijg Haring-s, 1611; Willem van IL o on, Willem Jacobs, 1619 en Cierard 'Vredeman de Vries, glasschilder; terwijl Wybrand de Gee&t in 1620 uit Rome terugkeerde, om later naam te maken. (*) (*) Onzeker is het, in hoeverre de portret- en landschapschilder JAN BAP- VOORNAAMSTE SCHILDERS EN GRAVEURS. 285

't Is zoo, van weinigen dier kunstbeoefenaars zijn uitstekende werken tot ons overgekomen; maar toch moeten wij gewagen van den invloed van .Lambert Jacobs •» leeraar der Doopsgezinden , den vriend van Vondel (die in 1620 hem en zijne bruid uit „het Hof der Vriezen" met een klinkdicht vereerde (Poëzy, I 306), die hier de leermeester werd van fiovert Flink uit Kleef, aan zijne zorgen toevertrouwd, aan welke betrekking wij het hebben te danken, dat hij later, op het toppunt van zijn roem, zijn leermeester dikwijls bezoekende, in de eetzaal van het stadhouderlijk hof die heerlijke schilderij met de levensgroote beeld- tenissen van vier Nassausche Vorsten vervaardigde. " Bovendien was hij de vader van Abraham Lambert Jacobse, in 1648 als lakendrapier en schilder te Leiden getrouwd, die naar zijn huis aldaar den naam van van den Tempel aannam, en in 1660, toen hij deken van het St. Lucasgild was, verhuisde naar Amsterdam, waar zijne portretten en historiestukken op hoogen prijs gesteld werden. (*) Maar nog hebben wij den naam niet genoemd van den man, die gedurende het gelukkige tijdperk van het twaalfjarig bestand hier de voornaamste schilder moet geweest zijn, omdat aan hem werd opge-

TiST VAN DEYNUM, in 1602 te Antwerpen geb. en in 1669 overl., van Frie- schen oorsprong was; zeker, dat de vader van den landschapschilder JUSTUS VAN HUYSUM eerst schoolmeester was in Friesland en daarna te Amsterdam, waar hij in 1659 geboren werd en 1716 overleed , nadat hem in 1682 een zoon was geboren JAN VAN HUYSUM, die , volgens Immerzeel, »wegens zijn weergaloos genie tot de uiterste grenzen der kunstwereld bekend is als de eerste bloem­ en vruchtschilder, die bestaan heeft." Ook is 't zeker, dat GERARD Dou, de ongeëvenaarde binnenhuisschilder, geb. te Leiden in 1613, de zoon was van Dou we Jans, glazemaker te Iíarlingen, die in 1609 te Leiden trouwde. Het vermaarde kunstenaarsgeslacht VAN DER VINNE te Haarlem, waarvan Kramm wel tien opvolgende schilders en graveurs vermeldt, was mede uit Friesland en wel van het dorpje Exmorra afkomstig, daar Lolle Jelles. die dezen ge­ slachtsnaam aannam, van beroep linnenwever, zich van daar begaf naar Haar­ lem, waar hij in 1607 in 't huwelijk trad en in 1665 overleed, volgens Dr A. VAN DER WILLIGEN, les Jrtistes de Earlem, 1870, 309.

(*) Zie IMMERZEEL, I 240, II 153, III 130; KRAMM, 493, 1607; VAN LENNEP, Vondel, II 118; de Vrouw van Bembrand, 39; de Navorscher, 1871, 398. Bij het huwelijk van ABRAHAM VAN DEN TEMPEL werd vermeld, dat hij van Leeuwarden geboortig was. Een kapitaal stuk van hem zag ik in de galerij van Hamburg en een op de Amst. tentoonstelling, 1872, dat »een juweel, een volkomen afdruk der natuur", genoemd werd. 286 HISTORISCH OVEKZIGT VAN DE dragen het afbeelden van de beide hoofdpersonen van Leeuwarden, van den vereerden Stadhouder Graaf Willem Lodewijk en van den President der Dordsche Synode Do. Joh. Bogerman; portretten, waarvan het eerste door M. van Geilenkercken in 1614 en het laatste door hem zelven en ook door C. J. Visscher in 1620 in het koper gegraveerd werden. Die man was Petrus Feddes. Volgens het fraaije por­ tret, dat wij van hem bezitten (A. 401), was hij in 1586 geboren te Harlingen, waarom hij dikwijls Harlingensi.9 bij zijn naam voegde. Van zijne opleiding en betrekkingen weten wij vercier niets dan dat bij een vriend was van den dichter Starter en lid van diens Rederijkers­ kamer, zoodat hij dezen bij de uitgave van zijn Friesche Lusthof met een lofvers vereerde. Maar wat wij weten, is genoeg om zijn naam en werk hoogelijk te roemen; te meer, omdat hij slechts twaalf jaren , van 1612—23, voor de kunst geleefd heeft. En nogtans zijn er 16 schilderijen en teekeningen van hem bekend, welke door andere mees­ ters in plaat zijn gebragt, terwijl wij niet minder dan 124 etsen en gravuren kennen, door hem in die weinige jaren vervaardigd. Behalve een aantal bijbelsche, mythologische en allegorische voorstellingen, heeft hij al de Vorsten in de Frisia van Hamconius, al de 9 platen, in de tweede helft der geïllustreerde krouijk van Winsemius, met de kaart van Friesland en plattegrond van Leeuwarden, alsmede ver­ schillende portretten van tijdgenooteu en vooral de uitvoerige lijkstatie van Graaf Willem Lodewijk, benevens eene grootsche zinnebeeldige voorstelling der installatie van diens opvolger Graaf Ernst Casimir , op uitnemende wijze in het koper gegraveerd. AI die bekende kunst­ werken vindt men uitvoerig beschreven in het werk van den heer J. Philip van der Keilen, Le Peintre-Graveur Hollandais et Flamand, die daarin een waardige gedenkzuil heeft gesticht voor een te veel vergeten landgenoot, die kort leefde, maar veel heeft volbragt. (Zie bl. 3, 4, 5, 59, 111 en 196 hier vóór.) Het is zeer vermoedelijk, dat Feddes ten behoeve der menigvuldige gravuren, welke de genoemde werken versieren, te Leeuwarden eene plaatdrukkerij heeft opgerigt, en dat hij daarbij de hulp ge­ noot van drie medewerkers: van Hendrik Micfeer, een Fries, gelijk hij in 1614 bij zijn naam voegde ; van Pieter Inties K-iiigtna, van Achlum, die hier in 1617 burger werd, de Robleszuil graveerde en later bouwmeester was van het Burger-Weeshuis te Amsterdam (*), (*) KIÌAMM , 784, verhaalt van hem, dat hij de vergrooting van dat wees­ huis in 1635 zoo voortreffelijk volbragt, dat de Voogden hem uit dankbaarheid VOORNAAMSTE SCHILDERS EN GRAVEURS. 287 en van Symoil Wyilhoutl de V-Tie», die de graveur was van de 35 vreemde beeldtenissen van Friesche Vorsten en Potestaten in de eerste helft van Winsemius. Hij was in 1580 te Leeuwarden ge­ boren, en wordt geroemd als de eerste, die de kunst van etsen tot volmaaktheid bragt, zoodat er, behalve verscheidene schilderijen, wel 46 graveerwerken, vooral landschappen, van hem bekend zijn. Hij was de zelfde FRISIÜS, die in 1605 de schoonschriften van Jan van der Velde in het koper sneed, en die in 1610 te Amsterdam een Lusthof der Schrijfkonste uitgaf. (Zie bl. 110 en 196 hier vóór.) Gelijktijdig was Joannes Eillart» graveur en kunsthandelaar te Antwerpen. Hij was uit een deftig geslacht te Leeuwarden afkomstig, en bevriend met Feddes, die teekeningen vervaardigde naar door Rubens geschilderde portretten, welke hij in het koper bragt; (C. 15a en b.) terwijl hij ook voorkomt als uitgever van twee teekeningen van Feddes, door E. van Panderen te Antwerpen gesneden. Zijn persoon en werk bleven zeer lang onbekend, en wordt hij door Immerzeel niet genoemd. Zóó zeldzaam waren zijne gravuren. dat Muller onder zijne 8OOO por­ tretten slechts twee en Kramm nog twee andere van zijne hand kenden. Dr. de Ridder gelukte het, er 17 te verzamelen, allen groote por­ tretten van de aanzienlijkste vorsten en personen van dien tijd, in grooten stijl gegraveerd, waarvan wij er vijf mogten bekomen, toen deze in 1874, allen tegen zeer hooge prijzen, verkocht werden. (Zie bl. 112 en 197 hier vóór.) Waarschijnlijk waren Feddes en Eillarts ter voldoening van hunne kunstliefde naar Antwerpen getrokken door den roem, welke twee Friezen dáár genoten, Schelte en Bote van Bolswert, die door hunne grootsche kunstwerken alle andere graveurs op zijde streefden, zoo niet overtroffen. Vóór wij over hen spreken, vorderen nog twee andere kunstenaars, die misschien evenzoo tot hen in betrekking stonden, onze aandacht.

Toen in 1620 de beminde landsvader Graaf Willem Lodewijk stierf, hadden de Staten hem een pompeuze uitvaart bereid, waarvan Petrus Feddes eene fraaije afbeelding op vier bladen geteekend en in het

vier zilveren schalen vereerden, waarop en medaillon hunne afbeeldingen gedreven en hunne namen met een opschrift gegraveerd waren. Een dier schalen is later door den Heer Martinus te Rotterdam vereerd aan het 9e Sehalisten-kwartier aldaar, en werd om hare schoonheid te Amsterdam en te Delft tentoongesteld. 288 HISTORISCH OVERZIGT VAN DE

koper gegraveerd had. Twaalf jaren later Het zijn broeder en opvol­ ger, de vereerde Stadhouder Graaf Ernst Casimir, bij Roermond voor het vaderland zijn leven, en ook nu begeerden 's lands Staten zijne nagedachtenis met eene plegtige uitvaart te vereeren. De schrandere Claude Fonteijne, die vier jaren te voren tot landsdrukker was aan­ gesteld", wenschte van die lijkstatie eene dergelijke afbeelding, doch op grootere schaal, te geven. Hij droeg het teekenen daarvan op aan «f. Reynevs en het graveeren aan J. Hermamii. Was de eerste nu Jeüe Reiniers, die Immerzeel (III 9) een Friesch glasschilder van bijzonder veel talent noemt ? Wij weten het niet. Wie was de tweede, die evenmin bij Muller voorkomt, van wien geen ander graveerwerk bekend is (*), doch die een Fries is geweest, volgens Kramm, die het betreurt, dat er Zoo schaars berigten over Friesche kunstenaars en hunne werken gevonden worden? (K. 679) Wij weten het niet. Maar wat wij wél weten, is meer dan voldoende om hunne namen met de meeste eer te noemen en aan hun arbeid den hoogsten lof toe te bren­ gen , dewijl zij een prachtig gedenkteeken voor den gehuldigden Vorst en een waardig monument voor hun kunstenaarsroem hebben nagelaten. Hun arbeid toch aan het teekenen en graveeren besteed van meer dan 300 perábnen, die, langzaam voorbijgaande, als met een oogwenk moesten waargenomen worden; van hun stand, houding, kleeding, be­ nevens de rijke versierselen van wapens, banieren en paarden, vooraf­ gegaan door eene afbeelding van den Graaf en van de tombes in de Jakobijner kerk, — dit alles is, met een versierde opdragt van Fon­ teijne aan de weduwe en zonen van den overledene en aan de Staten der drie provinciën, op 20 platen zóó uitvoerig, naauwkeurig en schoon voorgesteld en door de bijvoeging lan eene beschrijving en van al de namen der personen zoo belangrijk voor onze geschiedenis geworden, dat wij hoogen prijs stellen op dit merkwaardig historisch gedenkstuk, waarvan het sieraad door het zorgvuldig kleuren van de wapens en hoofdgroepen niet weinig verhoogd werd. Maar is het niet vreemd,

(*) Ja, toch één portret van een onbekenden kapitein George Lauder, met lat. bijschrift van Jo. Leöcheus , dat in 't bezit was van Mr. J. T. Bodel Nijenhuis, die mij schreef, dat het ge teekend is door Jellc Reiniers en gesneden door J. Hermans, die, volgens Nagler, teekenaar en graveur te Leeuwarden ware.i. De heer van der Keilen houdt de fraaije plaatjes in de Nebulo Nebulonum en Deugdenspoor, van 1634—45, (A. No. 881—886 der Sted. Bibl.) ook voor het werk van Hermans. Dan welligt ook de titelplaten van No. 337 en 879. VOORNAAMSTE SCHILDERS Ktr GRAVEURS. 289 dat van eene afbeelding van zulk eene gebeurtenis, waaraan zoo vele adellijke en aanzienlijke personen deelnamen, door zulke kun­ stenaars vereeuwigd, — geen enkele afdruk bij eenige familie in Fries­ land was overgebleven ? (*) Moeten wij ons hierbij niet herinneren het verwijt van den Baron Sloet: „Friesland schiet te kort in het huldigen van zijne groote mannen ?" Moeten wij dan niet trachten te herstellen, wat het voor­ geslacht verzuimde? Daarom verheugde 't mij op mijne reizen, vooral in den vreemde, meer dan honderd gravuren te kunnen verzamelen van twee beroemde Friezen, die reeds vóór het midden der 17e eeuw het hoogste ideaal der kunst mogten bereiken. Die mannen waren de broeders Bote en Schelte van Bolswert, dus genoemd naar de stad, waar zij in 1580 en 86 het licht zagen. Van hunne opleiding en lotgevallen is zeer weinig bekend (†). Van Bote weten wij, dat hij 1612 woonde te Flaarlem en in 1616 te Amsterdam, toen hij naar Mierevelt die schoone gravure gaf van Graaf Willem Lodewijk, die Kramm een beroemd stuk, een sieraad zijner kunstver­ zameling noemt (A. No. 22*). In 1620 en 23 werden beide broe­ ders opgenomen in het St. Lucasgild te Antwerpen, waar zij verder bestendig gewoond, gearbeid en een gezamenîijken kunsthandel ge­ dreven schijnen te hebben. Dáár toch woonden en werkten toen, ten toppunt van roem ge­ stegen, de beide grootste schilders hunner eeuw , Rubens en van Dijck , en vele jaren lang genoten de van Bolswerden het voorregt van vriendschappelijk met hen om te gaan en vergunning te erlangen, om van de voornaamste hunner schilderijen, vóór ze hun atelier verlieten, kleinere kopijen te vervaardigen, ten einde die, onder hun oog, in het koper te graveeren. En met welk een liefde, ijver en kunst-

(*) Een prachtig gekleurd ex. kocht ik in 1850 bij Lamberts voor Jhr. Mr. H. _B. van Sminia te Bergum. Een tweede ongekleurd ex. bekwam ik uit 's Hage. (zie A. No. 34*) Een derde, niet kompleet, zwart ex. ontving ik later van Utrecht. (†) Bij het bezoek van Prins Maurits aan Leiden in 1594 gaf de Rede­ rijkerskamer aldaar eene zinnebeeldige voorstelling. »Bij dit tooneel had Mr, Jacob van Bohwaert, schoonschrijver, met groote letters twee verzen ge­ schreven," meldde Jhr. Rammelman Elsevier in de Navorscher, 1863, 231. Vroeger, Nav. IV 164, noemde hij hem Mr. /Willem Jacobs van Bohwaert, toen hij in 1595 naar elders wilde vertrekken. Zou dit hun vader geweest zijn, die in hun jeugd naar Holland trok en hen daar in de kunst opleidde? 25 Ì9O HISTORISCH OVERZIGT VAK DE

vaardigheid zij zich van die eervolle taak kweten, kunnen de meester­ stukken van graveerkunst getuigen, welke wij van hunne hand be­ zitten, en die, hetzij in het historiëele, hetzij in het landschap, hetzij in het portret, altijd onze bewondering verdienen. En hoe vele zijn er, welke wij nog niet kennen? Want onbegrijpelijk komt het ons voor, wat Kramm (119) vermeldt, dat men bij Le Blanc 321 stuks van het graveerwerk van Bote en 218 stuks van dat van Schelte vindt beschreven (*). Op 66jarigen leeftijd vervaar­ digde de laatste nog de groote plaat, ter gedachtenis van het huwelijk des Stadhouders Graaf Willem Frederik met Prinses Alber- tine Agnes, aan wie de Prinsentuin en het Oranjewoud het aan­ zijn te danken hebben. (A. No. 48*) En wie daarin meer wil zien dan eene historieprent; wie in al de overigen het voorregt waardeert, dat ook wij, hier, en thans, na verloop van meer dan twee eeuwen, ons kunnen verlustigen in de grootsehe scheppingen van Rubens en van Dijck, waarvan de origineele schilderijen meest in de kunst­ galerijen der vorsten van Europa verspreid en voor ons als ontoegan­ kelijk zijn, — hij lette vooral op de stoute, zuivere en schoone behan­ deling van het burin, van het graafijzer dezer kunstgraveurs, die de latere hulpmiddelen van machines niet kenden, en vrage, of deze, als manier of toon, ook bij herhaalde beschouwing, niet in staat is onzen smaak en kunstzin duurzaam te bevredigen. Te Antwerpen zeide mij een kunstkenner, dat van al de graveurs, die de werken van Rubens en van Dijck in 't koper bragten, geen den toon en de kleur hunner schilderijen zóó goed had teruggegeven dan de beide van Bols­ werden (†). Heeft Friesland geen regt zich op zulke zonen te beroe­ men? Is het voor ons geen pügt, hun hulde te bewijzen en hen eene plaats aan te wijzen in onze kunstgeschiedenis?

(*) Een aantal dezer gravures is van 1803—8 door den schilder Hodges te Amsterdam op bet bewaard gebleven koper op nieuw gedrukt en uitgegeven onder den titel: Oeuvres de Rubens et van Dijck, gravées par S. et B. à Bols- teert , Forslerman, Pontim etc., in groot atlasformaat. Zie COLLOT D'ESCURY , Hollands roem, I. Aant. bl. 246. (†) De Heer EDUARD TERBRUGGEN , die in 1867 in een voortreffelijken catalogus een Histoire Métallique et de la Gravure d' Änvers gaf, en bij wien ik in Aug. 1873 vele honderden prenten van Antwerpsche meesters, waaronder ook vele der van Bolswerden, met groot genot mogt bezigtigen. Hij ver­ meldt, dat Bote in 1633 te Brussel en Schelte in 1659 te Antwerpen overleed. VOORNAAMSTF SCHILDERS EN GRAVEURS. 291

Tijdens dezen bloei der graveerkunst vonden wij in de eerste helft der 17e eeuw hier nog als Schilders vermeld: Jaeob van Campen, die, te Franeker in een weeshuis opgevoed, daar schilder en land- meter was in 1626 (K. 207); Hendrik Gerrlts, die in 1620 den Staten Generaal eene schilderij van den dood van Graaf Willem Lo- dewijk aanbood (K. Aanh. 61); Koelof Jams in 1628; Johanaes Gerrlt», \an Franeker, in 1632 (K. A. 61), allen tot burgers van Leeuwarden aangenomen, even als Petrus Schotanus •> van Brits­ werd, in 1638 (K. 1492), hoewel weinige hunner kunstwerken tot ons zijn overgekomen. (*) Meer naam maakten de twee schilders, Jacob Hacker en Wybrant de Geest. De eerste, in 1608 te Harlingen geboren, was te Leeuwarden in de kunst opgeleid door Lambert Jacobs, even als Govert Fìink, wien hij eerlang volgdenaar Amsterdam, waar hij tot aan zijn dood in 1651 een groot getal his­ torische en zinnebeeldige voorstellingen, in grooten stijl, doch vooral poitretten vervaardigde, die van treffende gelijkenis en kloeke behan­ deling waren. Grooten lof verwierf hij door de kapitale schutters­ stukken, die in de Amsterdamsche krijgsraadkamer werden opgehangen; terwijl een groot regentenstuk van hem vereerd werd met eene plaats in het Museum van der Hoop. Yele zijner andere stukken en por­ tretten , door Kramm opgenoemd, versieren buitenlandsche galerijen, voornamelijk in Spanje. &drlaan Hacker* die zich onderscheiden heeft als historie- .en portretschilder, in 1669 te Amsterdam trouwde en in 1686 stierf, was vermoedelijk zijn zoon (I. 19; K. 39, 48) Wybrand de Geest was de zoon en leerling van den vroeger ge­ noemden Symon de Geest, een lid van het schiìdersgesìacht van dien naam te Antwerpen, die zich te Leeuwarden had nedergezet, en ook zijn oudsten zoon, Gillis de Geest, die schilder en glasschrijver te Deventer en Utrecht werd, in de kunst opleidde. In 1611, twintig jaren oud, maakte Wybrand zich op, om aan zijn lust te voldoen en vreemde landen en zelfs Kome te bezoeken, ten einde zich in de kunst te volmaken. Het album, dat bij toen aanlegde (nog in de Prov. Bibliotheek alhier bewaard), wijst ons aan, welke vrienden hij hier verliet en elders maakte, toen hij over Utrecht door Belgié naar Parijs trok, waar hij een tijdlang vertoefde even als te Ais in Provence, zoodat hij eerst in Dec. 1616 het geluk had het doel zijner

(*) Van P. Schotanus waren er een Bataille en een Haan met hoenders in het kabinet Collot d'Escury, hier in 1831 verkocht. 292 HISTORISCH OVERZIGT VAN DE reis, het wereldberoemde Rome met zijne kunstschatten, te bereiken. Ruim vier jaren bragt hij daar door in het bestudeeren dier meester­ stukken en vooral ook der antieke beeldhouwwerken, waarvan hij eene beschrijving vervaardigde (*). In den kring of bent zijner kunstvrienden mogt hij toen reeds, wegens zijn hooge vlugt, den eernaam van „de Friesche Adelaar" verwerven. En inderdaad bevestigen al de portretten, die wij van zijne hand gezien hebben, de getuigenis, dat hij „een braaf portretschilder" is geweest, die een groot aantal aanzienlijke personen heeft afgebeeld. Niet minder dan 18 dezer portretten berusten nog in het kabinet van wijlen Jhr. Mr. H. B. van Sminia te Bergum, terwijl de afbeeldingen van Franciscus Heerman en den Raadsheer J. van den Sande in 't koper werden gesneden (A. No. 271, No. 348 en C. No. 16). Door zijn kunstvriend Lambert Jacobs (zie bl. 285 hier vóór) kwam hij welligt op zijne reizen naar Amsterdam in kennis met Vondel, die op hemen zijne kunst een lofdicht vervaardigde (Poezy, I 435, 4°.), en door zijn huwelijk met Hendrikje Ulenburgh, de tweede dochter van den Burgemeester en Raadsheer Rombertus Ulenburgh, in betrekking tot Jan Cornelis Sylvius, predikant te Amsterdam (met Alida Ulenburgh getrouwd), van wien Rembrand twee portretten vervaardigde. Hoogst vermoedelijk gaf dit aanleiding, dat deze daardoor in kennis geraakte met de jongste zuster der vrouw van de Geest, en dat Rembrand van Rijn en Saske Ulenburgh in 1634 in het huwelijk werden verbonden te St. Anna-parochie, waar zij toen bij hare zuster woonde (†).

(*) Later door zijn kleinzoon uitgegeven. Zie Gat. der Bibl. bl. 78. (†) Zie de bijzonderheden deswegens in mijn geschrift: de Vrouw van Rembrand, 1862, waarin bl. 28 ook al de bekende leden van de familie de Geest vermeld zijn. Door hun huwelijk geraakten de Geest en Rembrand in betrekking tot den vollen neef hunner vrouwen, HENDRIK ULENBURGH , die zich te Amsterdam in 1633 als kunstkooper vestigde, de etsen van Rem­ brand uitgaf en voor hem verkocht, en zóó vigilant was, dat hij in zijn huis een ruime zaal had ingerigt tot het houden van tentoonstellingen en ver- koopingen van schilderijen. Zijn zoon GEKARD ULENBURGH , die door Rem­ brand in de schilderkunst was onderwezen, volgde hem daarin op, en zag zich in 4673 vereerd met een vers van Vondel: »0p de verkopinge der Ita- liaensche schilderijen, ten huize van Geeraert Uilenburg, schilder." Immer­ zeel, III 149, noemt hém landschapschilder, en Kramm, Aanh. 149, voegt er bij, »dat hij zijn kunsthandel te Amsterdam liet varen en naar Engeland VOORNAAMSTE SCHILDERS EN GRAVEURS. 293

Onder de bovenvermelde 18 portretten komen ook de afbeeldsels voor van de vier eerste Stadhouders van Friesland, die gedurende zijn bloeitijd regeerden, allen op kleinere schaal ten voeten uit ge­ schilderd, 't Is meer dan vermoedelijk, dat de Geest, sedert hij in 1620 in zijne vaderstad terugkeerde, begunstiging ondervonden heeft van de hier gezetelde Nassausche Vorsten, en dat daarop ook de uit­ drukking van Vondel doelt:

O Geest! die in het Vriesche Hof Het leven geeft aan asch en btof, En zweeft met geestige penseelen En verf op doeken en paneelen.

Dat Graaf Willem Lodewijk even als zijn opvolger Graaf Ernst Casimir een liefhebber was van schilderijen en de kunst begunstigde, is zeker, en vond ik daarvan het bewijs in een inventaris van het vor­ stelijk hof van 1633, waarin 37 vertrekken worden vermeld, behangen met 288 schilderijen. (*) Even zeker is het, dat dit groote getal later veel is vermeerderd, vooral door Graaf Willem Frederik en zijne ge­ malin Albertine Agnes, de dochter van de kunstlìevende Amalia van Solms, de stichteres van het om zijne kunstschatten beroemde Huis ten bosch. De beeldtenis, die de Geest in 1640 van dezen Stadhouder schil­ derde, is in plaat gebragt (A. No. 38), even als eene latere, door P. Nason vervaardigd (A. No. 41); terwijl het groote tafereel, dat hem, zijn broeder en twee neven ten voeten uit voorstelt en nog een sieraad is van het Koninklijk paleis, aan Govert Flink wordt toe­ geschreven. Zelfs is het bekend, dat hij den schilder Frans Carré tot zijn Hofschilder benoemde en dat zijne gemalin een begunstigster trok , waar hij voor Pieter van der Faes-Lely drapperien en partijen land­ schappen bij diens portretten schilderde." Volgens Nagler zou hij daar om­ streeks Ì690 overleden zijn. Later is mij ook bekend geworden FRANÇOIS DE GEEST, welligt, even als Juliaan, een zoon van Wybrand. De Heer A. P. H. Kuipers bezit eene fraaije teekening in dekverw van hem in de manier van Margaretha de Heer, zoo als er drie van hem voorkomen in den Catal. Wierdsma, 1813, No. 29. Hij leefde hier nog in 1670. (*) Zie daarover uitvoeriger in de OescUedk. Beschrijving van Leeuw. II 298. 294 HIST0BI8CH OVEBZIGT VAN DE was van diens zoon Hendrik. Carré (bl 116). Van zijn opvolger Graaf Hendrik Casimir II zijn er afbeeldingen in plaat gebragt, welke hij liet schilderen door D. van der Plaets en Richard Brakenburgh. Arnoldus Verbiu», van Dordrecht, die hier in 1704 overleed, wordt ook portretschilder aan 't Hof van Friesland genoemd. (I. 167) Sedert de Geest omstreeks 1654 overleed, waren het dus geene inboorlingen van Friesland, maar vreemde schilders, die in de hof- gunst deelden, 't Is bekend, dat de Friesche Stadhouders voor hunne hofhouding en ' leveranciers zich meest dooc vreemden, ook Fransche vlugtelingen, lieten bedienen en deze herwaarts troonden (*). Wei- ligt was het ook aan hun invloed is toe te schrijven, dat zich te Leeuwarden in de tweede helft der 17e eeuw vier schilders neder­ zetten , die naam maakten. Het waren: Atiilioiil Waterloo « van Rijsse!, die hier in 1653 burger werd en door zijne schilderijen, maar meer nog door zijne prachtige etsen van bootnrijke landschappen een grooten roem verwierf en later terugkeerde naar Utrecht, in welks nabijheid hij vroeger gewoond had; Pieter Selìils. , van Wormer, hier in 1662 burger geworden en in 1683 overleden, die vooral uit­ muntte in het teekenen van portretten met potlood op perkament; de reeds vermelde Richard Brakenburgh^ geboren en overleden te Haarlem, nadat hij van 1671 tot 1687 hier woonde en zeer geacht wa» als schilder zoowel van portretten als van vrolijke tafereelen in den trant van Jan Steen (†), en Emanuel Jttnraiit, in 1622 ge­ boren te Amsterdam, die, na lang in Frankrijk en elders gereisd te hebben, zich te Leeuwarden nederzette en daar in 1700 overleed, na veel eer behaald te hebben met zijne keurig bewerkte schilderijen, vooral boerenhuizen en dorpsgezigten , die nog op hoogen prijs gesteld worden. (§) (Zie over hen bl. 116—118 hier vóór.) De bijval, welke deze vreemden toen verwierven , was voor een groot deel te wijten aan de mindere ontwikkeling van de eigene Friesche schilders. Hun getal was anders groot genoeg, hoewel de besten uit-

(*) HALBEBTSMA , Hulde aan Oijtöeri Japihs, II 365. (-f-) Uit het legaat van den Heer Dupper te Dordrecht ontving het Trap­ penhuis ook eene schoone schilderij van Brakenburgh, het St. Nicolaasfeest, No. IX, terwijl het reeds een boerenbinnenhuis, No. 44, van hem bezat. Bij Vegilin van Claerbergen, 1846 , werden hier vier stukken van hem verkocht. (§) Een daarvan is in het Trippenhuis, No. 231, een ander in het Museum Boymans.

\ VOORNAAMSTE SCHILDERS ES GRAVEURS. 295 vlogen en in Holland en elders hun fortuin beproefden. Immers wij vinden in deze tweede helft der 17e eeuw van hen genoemd: Gerard Edema (1652—1700), een leerling van A. van Everdingen. Hij schilderde, even als zijn meester, veelal landschappen met rotsen en watervallen. Op zijn 18e jaar naar Engeland vertrokken, vond zijn werk daar zooveel bijval en aftrek, dat hij Noorwegen ging bezoeken, waar hij een schat van studiën opdeed voor woeste natuurtafereelen, die hij bij voorkeur op doek bragt. Hij stierf te Eichmond. (I. 216) Een naam- en tijdgenoot van hem was Micolaas Edema (1666 — 1722), door Weijerman (III 256) genoemd „een konstig landschap- schilder, die overvoer naar de Engelsche Westindiën, om de rotsen en klippen van die gewesten uit te teekenen en te schilderen met een heerlijk penseel en fiksche behandeling." Petrus Aeneee (1650—1700) schilderde een aantal portretten van Francker hoog­ leeraren en aanzienlijke personen, van welke hij verscheidene in het koper bragt. (K. 7) In het Museum te Berlijn is een boomrijk land­ schap , waarop twee eiken bijzonder uitmunten, waarvan als schilder wordt opgegeven „A. V. Roiitbout, uit Friesland, die omstreeks 1660 bloeide." (K. 1385) Zoo is ook van G. Stellingwerf een groot en goed geschilderd regentenstuk van 1657 te Amersfoort be­ waard. (K. Aanh. 142) D. Melnerdiama was hier in 1674 de schilder van het portret van pas.oor W. P. van Suchtelen (A. No. 191), gelijk J. Heijmans in 1677 van dat van Prof. H. Witsius (No. 202), D. Pluym teekende in 1696 de beeîdtenis van H Vitringa (A. No. 350). Van liicolaae Wierlngra en Symen Johannes van der Meer, die in 1673 schilders te Leeuwarden genoemd worden, zijn slechts enkele stukken bekend (K. 1855 , Aanh. 108), doch geheel geene van Juliaan de Greeftt, den zoon van Wybrand, die in 1657 leer­ ling werd van E. Quellinus te Antwerpen; geene van Jelle Sy- brandí, een braaf schilder genoemd, die omstreeks 1690 Italië bezocht, in zijne geboorteplaats Sneek terugkeerde en daar de leermeester was van G. Wigmana {*); geene van Pieter Roelant, van Iperen ge­ boortig, die zich in 1695 te Leeuwarden nederzette, en evenmin van Eibert Pieter», een even onvermeld kunstenaar, doch van wien ik een fraai portret bezit, naar P. Aeneæ door T. H. Jelgersma ge- teekend, waaronder staat: Schilder te Harlingen, geb. 1667 , ov. 1731.

(*) Zie diens leven vóór zijne Schei* der Schilderkunst, 1742. Cat. Bibl. 178. 296 HISTORISCH OVEKZIGT VAN fife

Van Folkert Bock, die in 1683 van Dokkum te Leeuwarden kwam wonen, waren in de kunstverkooping van Jhr. Vegilin v. Claerbergen, 1846, twee ruitergevechten, die uitmuntend genoemd werden, omdat zoowel de figuren als de paarden delicaat gepenseeld en vol werking waren. (K. 111) Ook van Ulplanus Sprougli komt een landschap en een gravure van 1701 voor (bl. 94). Jaeobus Potina, van Workum, een leerling van de Geest, wordt een bekwaam schilder van historiën en portretten genoemd, die met zijn talent de wereld introk, te Weenen voor den Keurvorst schilderde en nog in 1690 voor de kerk te Pfreindt een altaarstuk vervaardigde. (I. 324; K. 1306) Het is zeer te betreuren, dat wij, behalve deze kor'e aanwijzingen, zoo weinig weten van den levensloop dezer personen. Bij de Hol- landsche kunstbeschrijvers waren zij natuurlijk minder bekend, en in Friesland heeft bijna niemand iets omtrent hen geboekt. Hoe gaarne toch zouden wij meerdere bijzonderheden kennen ook uit het leven van de eens zoo beroemde Marçaretlia de Heer en hare broeders Simon en Willem «Ie Heer dan hunne verwantschap met den dichter Gijsbert Jacobs, die met zijne kinderen gewoon was de familie de Heer te Leeuwarden jaarlijks te bezoeken. Talrijk toch zijn de teekeningen met waterverw op perkament, welke van haar voorkomen uit de jaren 1650 tot 60. Aan hare bevallige en uitvoerige behandeling van tafereelen met vogels en insekten is blijkbaar veel zorg en kunst besteed, waarover verscheidene tijdgenooten hunne bewon­ dering in lofverzen uitdrukten. Maar ook historische onderwerpen heeft zij behandeld, daar wij, behalve een Androméda en Diana, in een testament van een harer erven vermeld vonden: de verdwaalde Koninginne, de maaltijd van Belsasar en het Banket, welke stukken daarin schilderijen genoemd worden. (*) Van haar broeder Willem ver­ meldt Kramm verscheidene tet keningen van vogels , vlinders en bloemen , van een Dorpsfeest en een Vlaamsche kermis, alsmede vier dansende boeren met de pen geteekend, en zelfs een prent naar P. Potter in de manier van Ostade, door hem met drie andere in het koper gegra­ veerd. (Zie over beiden hier vóór bl. 119 en 198.) Maar nog grooter is de onbekendheid met het levenslot van een man, die thans vereerd wordt als „de grootste landschap^childer van Nederland, van Europeschen roem", wiens kunstgewrochten thans als

(*) Verscheidene van hare teekeningen zijn hier in 1798 verkocht in het kabinet schilderijen van Volkert Heringa en in 1813 van Petrus Wierdsma. VOORNAAMSTE SCHILDERS EN GRAVEURS. 297

tegen goud worden opgewogen, van wiens ijver de 124 schilderijen getuigen, welke van zijne hand bekend zijn, doch die bij zijn leven zóó weinig gewaardeerd werd, dat hij op een achtergracht van het rijke Amsterdam wegkwijnde en in 1709 in zulken behoeftigen staat overleed, dat hij op het Westerkerkhof in de klasse der armen werd begraven. Eerst in de laatste jaren is dit uit de grafboeken der hoofd­ stad opgespoord, en is tevens uit de trouwboeken gebleken, dat „ïffleyndert Hobbema van Amsterdam, Schilder, oud 30 jaren, geadsisteerd met Jacob Kuysdaal, den 22 October 1668 in het hu­ welijk trad met Aeltje Vinck, van Gorkum." Hieruit bleek nu wel, dat hij in 1638 geboren was, maar niet waar hij het daglicht zag, en welke stad de eer toekomt van zijne geboorteplaats te zijn. Lang hebben velen daarnaar gezocht en verschillende plaatsen opgegeven. Men veroorlove mij als hoogst vermoedelijk te stellen, dat die eer aan Leeuwarden toekomt, en wel om twee redenen: omdat het burger- geslacht Hobbema tot op onzen leeftijd hier altijd is gezeteld geweest, en omdat uit het trouwboek der Hervormde gemeente blijkt, dat Arent Hobbema, Rustmeester onder den hopman Boudewijn van Loo, en Eeinuke Jans hier in September 1637 in het huwelijk wer­ den verbonden, Deze meenen wij te mogen houden voor de ouders van den schilder, die in het daarop volgende jaar 1638 werd geboren, zoo lang dit vermoeden niet door latere meer stellige bewijzen wordt weersproken. Vermoedelijk was die vader dezelfde Arent Hob­ bema, die in 1670, nadat hij de dienst zal verlaten hebben, Secretaris van Idaarderadeel werd, volgens de Naamlijst van Grietslieden en Secre­ tarissen, bl. 22. Wegens de hooge zeldzaamheid zijner stukken in ons land, dewijl ze meest voor buitenlandsche kabinetten tegen ver­ bazende sommen werden opgekocht, zoo als nog in 1872 een zijner stukken te Amsterdam /45,000 opbragt, zijn wij zelden in de gele­ genheid om zijne kunstwerken te beschouwen en te bewonderen (*). Des te aangenamer is het, dat er van sommige zijner stukken ver» dienstelijke gravuren bestaan, die ons voor het gemis schadeloos stellen en ons kunnen doen gissen in hoeverre de lofspraak gegrond is, dat Hobbema in zijne tafereelen de natuur in al hare verhevenheid heeft

(*) De verzameling schilderijen op het Trippenhuis is verrijkt met een schoonen Molen van Hobbema uit het legaat Dupper, gelijk het Museum te Brussel met een prachtig landscha]}, waarvoor in 1874 60,000 franken besteed werd. Zie verder over hem en zijne kunst bl. 118 hier vóór. 36 298 HISTOBISCH OVEKZIGT VAN DE wedergegeven, zóó nadrukkelijk en overeenstemmend, dat men , even als bij Rembrands werk, er door getroffen, soms betooverd wordt, omdat men de natuur zelve meent te zien; een lof, dien ook Helmers herhaalde, toen hij in zijn Lof der schilderkunst zeide:

Ja, 'k zie 't! een tooverspel begoochelt mijn gezigt! Ik ben dit HOBBEMA, dit RUYSDAAL U verpligt.

Behalve de opgenoemde Schilders waren er in de tweede helft der 17e eeuw en later ook een aantal Friezen, die zich op andere vakken van kunst, vooral op de Gr a v eerku n st, toelegden, en die, hetzij door 't versieren van boekwerken , hetzij door het in plaat brengen en vermenigvuldigen van portretten en schilderijen, kunststukken heb­ ben geleverd, waarvan sommige ons oog duurzaam zullen behagen. Nadat Feddes, Eillarls, Hermans en de van Bolswerden waren afgetreden , duurde het lang voor hun grootsche stijl en stift door iemand werd geëvenaard. Pieter Landweer streefde er naar, zoowel in boektitels als in het letterschrift der lijkstatie van Prins Willem Fre- derik, van 1664, waarin hij de zwakke gravure van Cornelius Appeus en Micliel líöè' verre overtrof, (zie bl. 10, 115 en 116) (*) Ook A. Sjoerdtsina (1655—78) trad in dit spoor door met zorg en uitvoerig bewerkte portretten, waaronder dat van den Vice-Admiraal Pieter Floriszoon uitmunt. Petrus Æneæ beijverde zich om de door hem geschilderde portretten door middel van de in 1642 door Lodevvijk van Siegen te Amsterdam uitgevonden mezzotinto of zwarte kunst te vermenigvuldigen; terwijl Johaniies Milarides, die als teekenaar en kunstverzamelaar groote verdiensten had, de graveerstift als liefhebberij behandelde en wegens zijne portretten van Gijsbert Jacobs en Bekker lof verwierf, (zie bl. 12 en 121) Doch het ideaal

(*) sMichel Noé, Lecteur de 1'Eglise Françoise de Lenwarde", gaf een uit­ voerig fransen lofdicht voor de Waare Oeffening der Planten, van den Gro­ ninger hoogleeraar A. Munting, Leeuw. 1672. (Cat. Bibl. 201) Zie ook bl. 253 hier vóór. (†) Van de twee middelmatige graveurs JAN DE FRIES, van wien ik een kaart der belegering van Groningen bezit, en van L. LUCAS , van wien Kramm, 1017, een prent vermeldt: ïWij zijn kinderen van Vriesland" enz., zijn geene bijzonderheden bekend. VOORNAAMSTE SCHILDERS EN GRAVEURS. 299 der kunst werd weder bereikt door Jan rTIumiikhiiiseii« de zoon van een Secretaris van Bolsward, waar hij (volgens Weigel) omstreeks 1636 werd geboren. Lang vergeten of niet in zijn waarde erkend, heeft Kramm hem gereleveerd in de volgende woorden: „Slechts een paar flaauwe regels zijn ons door Immerzeel over dezen voortrefìijken kun­ stenaar en zijne werken meegedeeld. Het is echter voor de geschiedenis der Nederlandsche graveerkunst noodig, te weten, welke waarde in het buitenland aan de werken van dezen meester wordt gehecht. Hij was, zeker, een der voornaamste portretgraveurs, die in zijne eeuw bekend waren. Is J. Houbraken in dat vak de roem van zijn tijd geworden, en noch vóór, noch na hem door iemand van gelijke ver­ dienste , wat het menschenhoofd betreft, ooit overtroffen, MUNNICK- HUTSE-N heeft hem niet tot leiddraad kunnen nemen, maar was zijn voorganger, en, al heeft hij het niet tot de volmaaktheid van Hou­ braken gebragt, zoo wint hij het echter verre door't kunstgevoel, het­ welk hij met zijn burin, in de harmonie der kleuren, duidelijk zigt- baar, wist uit te drukken, even als zich daardoor de beroemde Fransche graveur J. G. Wille een onsterfelijken naam verworven heeft; doch reeds eene eeuw vroeger zal men deze kunst vinden in het Portret van Hendrick Virksen Spiegel, Burgemeester van Amsterdam, een meesterstuk van graveerkunst, door onzen MUNNICKBUYSEN , in 1685, gesneden in folio, naar de schilderij van M. Limburg." Vijfjaren te voren had hij' reeds in de beeldtenis des stadhouders Hendrik Casimir II eene uitstekende proeve van zijn talent geleverd (zie bl. 13 No. 65). Vijf-en- dertig gravuren zijn er van hem bekend, waaronder uitmunten de portretten van Voetius, 1686, Corn. Tromp, 1691, van der Graft, 1694, F. Bur- man en ook een van Koning Jacobus II, in zwarte kunst, waarin hij evenzeer uitmuntte. In latere jaren vinden wij van zijn werk geen spoor. Hij schijnt in Amsterdam gewoond te hebben en daar over­ leden te zijn. Gelukkig, dat er van zijne heerlijke kunst zoo veel voor ons genot is overgebleven, en dat zij eindelijk waardeering heeft gevonden, waaraan het hem, even als Hobbema, welligt bij zijn leven heeft ontbroken. Waardeering en erkenning? Gewis, daaraan hebben kunstenaars meer behoefte dan geleerden, als een noodzakelijke prikkel om hun talent tot volmaking te brengen. Dit ondervonden twee, lang onbekende, Friesche kunstenaars, en wel van eene zijde, vanwaar men die aansporing geheel niet verwacht zou hebben. Te Leeuwarden woonde een Jarïcli Grerrits, die, goud- en zilversmid, als een 300 HISTORISCH OVERZIGT VAN DE"

uitstekend kunstdrijver in zilver bekend stond, en wiens werk als zoodanig de aandacht trok van een der legerhoofden van Koning Lo- dewijk XIV, tijdens diens verblijf in ons land. Na het sluiten van den vrede werd hij uitgenoodigd naar Parijs te komen, om daar voor het Hof werkzaam te zijn. Hij voldeed aan dat verlangen en ver­ vaardigde gedurende drie jaren dáár onderscheidene kunstwerken voor den Koning, die ruim betaald werden en later nog onder het kroon- zilver van het Fransche hof, geteekend met zijn aangenomen naam J. Gr. van der I^ely* voorkwamen. In zijn geboorteplaats terug­ gekeerd, leidde hij drie zijner zonen in zijn kunstvak op. Eene zijner kleindochters huwde aan den schilder Gerard AYigmana. (*) De andere was Johannes FolKema, die zich als een bekwaam graveur had doen kennen, toen bij evenzoo naar Parijs werd getroond, waar hij voor de koninklijke munt een aantal Medailles heeft gegra­ veerd , die geroemd worden. Ook hij keerde later tot zijne geboorte­ plaats Dokkum terug, waar hem in 1692 en 1695 twee kinderen werden geboren, die de eer van zijn naam ophielden. Jacobu» en Anna Folbema toch werden in de kunst opgeleid door hunnen vader, die eerlang naar Amsterdam verhuisde, waar hij ook de leer­ meester was van den later beroemden graveur Jan Wandelaar. De zoon had het voorregt geplaatst te worden op de graveerschool van den toen zoo vermaarden Bernard Picart, van wien wel 1300 gravures uitgaan, waarvan velen onder zijn oog door zijne leerlingen zijn ver­ vaardigd. Naar zijne teekeningen graveerde Folkema de fraaije titel- platen , welke de kwarto-uitgaven van Le Clerc (1730) en de Télémaque (1733) versieren. Onder de 57 gravuren, welke ik van hem bezit en die zoowel uit portretten als uit boekprenten en navolgingen van schilderijen bestaan, zijn de eerste reeds van 1720. Bestendig nam hij in kunst­ vaardigheid toe en wordt zijn grootste en laatste prent, de Piskijker naar Casper Netscher, die het jaartal 1763 draagt en waarvan hijzelf ook de teekening vervaardigde, door Kramm een waar kunststuk ge­ noemd. In 1767 is hij te Amsterdam overleden. Van de 34 portretten, welke Muller van hem vermeldt en waaronder

(*) Onder meerdere bijzonderheden, door Jhr. Mr. S. W. H. A. van Beyma thoe Kingma aan den heer Kramm, Aanh. 100, medegedeeld, is ook deze, dat de familie Bruinsma alhier, door het huwelijk van Frederik van der Lely met Johanna Bruinsma, nog in het bezit is van een door diens vader gedreven zilverwerk, dat van zijne buitengewone bekwaamheid getuigt. VOORNAAMSTE SCHILDERS EN GKAVEURS. 301 die van Frank van Borselen, Jacoba van Beijeren, Blanckaert, v. d. Boo-aerde, Burman, van Mastricht en de Superville uitmunten, zijn er vier, waarvan de personen geschilderd of geteekend zijn door zijne zuster Anna Folkema« die zoowel het penseel als de teekenpen hanteerde. Reeds in 1723 vervaardigde zij een groot getal kleine tee­ keningen der gebouwen van Amsterdam, door haar en haren broeder in 't koper geëtst, in welk vak beiden ook hebben uitgemunt. Zij is in 1768 overleden. Van broeder en znster bezit ik schoon geteekende portret­ ten, welligt van hare hand, doch, helaas, beiden niet afgewerkt. Broeder en zuster overleefden alzoo een jeugdiger vriend, land- en kunstgenoot, die als leerling aan hen groote verpligting had. Van Pieter Tanjé verhaalt de overlevering, dat hij, geboren in 1706 te Bolsward, daar in het weeshuis werd opgevoed en, reeds vroeg zijne neiging voor de teeken- en graveerkunst volgende, zich bezighield met het snijden van figuren en voorstellingen op koperen tabaksdoozen, die destijds in gebruik waren. Een koopman te Amsterdam zag zulk een doos van een Bolswarder schipper, die hem te kennen gaf, dat een weesjongen bij hen in die kunst zeer bedreven was. De koopman sprak hierover met den graveur Folkema, die hem bij zich noodigde, zijn leermeester werd en eerlang het genoegen had zich over zijne groote vorderingen te verheugen. Zijne eerst bekende gravure is een boektitel van Mengeldichten, van 1727, toen hij dus 21 jaren oud was. Verder opgeleid aan de Amsterdamsche teeken-akademie, ver­ wierf hij door zijne goede zeden, leerlust en groote bekwaamheid de vriendschap en bet onderrigt der voornaamste kunstbeoefenaren, als de Witt, Troost, Picart, Houbraken en anderen. Van zijne vorderingen gaf hij in 1734 en 37 een uitstekend blijk in twee groote prenten, door hem naar schilderijen van Parmegiano gegraveerd, die de goed­ keuring van kenners zoodanig wegdroegen, dat hij sedert onder de voornaamste plaatsnijders der ISTederlandsche school geacht werd. Daarom werden hem later ook verscheidene gravuren naar schilderijen uit de beroemde Dresdener galerie opgedragen. De geestige voorstelling der beeldtenissen van hem en zijn vriend Quinckhard, naar wiens teekeningen hij dikwijls graveerde, in 1741 door hem in plaat gebragt, voldeed algemeen en bezorgde hem vervolgens vele bestellingen, daar zijn werk sedert zeer gezocht was. Zelfs moeten wij verbaasd staan over het groot getal portretten en navolgingen van beroemde kunstwerken,'t welk hij in de overige twintig jaren van zijn werkzaam leven vervaardigde. Dat getal is veel grooter dan de 96 gravuren, welke ik van hem bezit, 302 HISTORISCH OVEKZIGT VAN DE terwijl Muller niet minder dan 70 portretten van beroemde personen van hem heeft beschreven. En dan, welke portretten? Terwijl wij ons verheugen, ons de beeldtenis van die vereerde mannen zoo levendig en op groote schaal voor oogen gesteld te zien, is het een ware ver­ lustiging der oogen om te staren op Tanjé's gravuren van Prof. P. Wesseling, 1744, Prof. J. à Marck. 1745, de helden van den Suc­ cessieoorlog, 1745, J. Ligonier, te paard, en den prachtigen Gou­ verneur-Generaal G W. van Imhoff, 1747. In volgende jaren werkte hij ijverig mede aan de 21 Stadhouderlijke Portretten, waarvan hij soms ook de sierlijke ornamenten teekende. Verder zijn *de afbeeldsels van Do. J. Plantinus, 1752, Do. G. de Wind en Prof. J. Oosterdijk Schacht, 1753, Luther, 1754, Willem V en Carolina, 1755, zoo heerlijk en uitvoerig gestoken, dat het twijfelachtig is, of hij Folkema en Houbraken geëvenaard of overtroffen heeft. Veel kunst en zorg besteedde hij vervolgens nog aan een groot getal Goudsche kerkglazen en aan vele uitvoerige prenten naar de geestige teekeningen van Corn. Troost, 1754 — 58, alsmede aan Venus en aan de Cyclopen naar de schilderijen van T. van Thulden op het Huis ten bosch, 1757 ; doch na die meesterstukken van kunst voltooid te hebben, schijnt hij verzwakt te. zijn, zoodat hij, na zijn eigen portret nog voltooid te hebben, 1760, bij zijn overlijden in 1761 de afwerking van de beide ondernomene portretten van Dos. Serrurier en Klepperbein aan Houbraken moest overlaten, (van Gooi, II 496; lm. 127; Kr. 1601) Ook het uitmun­ tende portret van Willem van Haren, den dichter, in burgerkleedíng (bl. 40 No. 287), in 1748 door B. Accama geschilderd, werd door Tanjé in 't koper gesneden, en door een dichter vereerd met het volgende lofdicht:

De spiegel van de trouw, de toetsteen van 't verstand, De troost der vrijheid, de eer van Meerlands dichtrenscharen, De mond van Friesland staat, het oog van 't vaderland, De steun des legers en Oranje's regterhand Vertoont ons dus Tanjé in 't wezen van VAN HAREN.

Naauw verwant aan de graveurs zijn de Kaartmakers, waarvan Friesland verscheidene heeft opgeleverd, die wij niet onvermeld mogen laten. Dewijl zij meestal ingenieurs of landmeters waren, was hun vak eene vereeniging van wetenschap en kunst, waarvan de vruchten grootelijks strekten om de kennis en het belang van het vaderland in VOORNAAMSTE SCHILDERS EN GKAVEURS. 303 zijne onderscheidene deelen te bevorderen. Wel verdient hun nuttige arbeid de erkenning en waardeering van het nageslacht. Siforaiidu» I^eo, te Leeuwarden omstreeks 1530 geboren, eerst monnik in het Lidlumer klooster en daarna pastoor te Menaldum en Berlikum, was de eerste, die eene kaart van Friesland ontwierp, welke de grondslag was van alle latere bewerkingen en uitgaven (zie bl. 109). Jolian Soms» van Franeker, landschaps landmeter, die verscheidene mathematische werken uitgaf, wordt door zijn tijdgenoot Winsemius genoemd; „een Constrijcken Ingenieur ende vermaerden Geometer, welke zijn geboortestad, even als in andere Coninckrijcken ende ver- scheyden plaetsen, insonderheyt by zijne Conincklijke Majesteyt van Denemarcken, vele Steden, Fortressen, ende Fortificatien ontworpen, afghetekent ende oock dese stadt Leeuwarden na de const van Geo- metria op het platte in Coper ghebracht heeft." Later, toen hij den naam van HOEFLIXGA aannam, regelde hij de bekende Semslinie tus- schen Groningen en Drenthe, werd ingenieur der oostelijke vesting- werken en overleed als Dijkgraaf van Bonder-Nieuwland omstreeks 1640. (zie bl 46 en 110) Volgens de resolutiën der Staten Generaal van 1603 ontving Grerrit Ryckelsma eene vereering van /150 „voor de eaerte, die hij door Mr. Hans Rem heeft doen snijden van den Waterslach in 1602 voor het gat van der Sluys, tusschen onse schepen van oorloge ende des vyants galeijen geschiet." (*) Geen arbeid was echter van grooter en duurzamer belang dan die van Dr. Bernardus Schotanus à Sterring'a (geb. 1639, overl. 1704). Toen in 1664 bij de Beschrijving van Friesland van zijnen vader door de landmeters äjoertlt Ates üaacma en Sytse Gravíus 30 kaarten der grietenijen vervaardigd waren, was hij nog maar student; tocli zag hij toen reeds het gebrekkige van dien arbeid in en werd hij door Gedeputeerden uitgenoodigd, hun werk na te meten, die kaarten te verbeteren en daarbij grootere algemeene kaarten te vervaardigen. De onvolkomenheid van dien arbeid spoorde hem 18 jaren later aan, om bij de Staten voorstellen te doen, ten einde de gansche provincie naauwkeurig op te meten en op grootere schaal in kaart te brengen. Tien volle jaren hield hij, geholpen door drie mannen, zich met dien moeijelijken arbeid bezig; toen magtigden de

(*) De Navomcher, 1871 , 511. Deze gravure van Rem, in 2 groot folio bladen met 1 blad beschrijving, vermeldt MULLER, Historieplalen, I 147, bij No. 1198, hoewel de teekenaar daarbij niet genoemd wordt. 304 HISTORISCH OVERZIGT VAN DE

Staten hem om alle kaarten te Amsterdam in 't koper te doen snijden , hetgeen gedurende zes jaren geschiedde. In 1693 verscheen zijn Friesche Atlas in 't licht, en mogt hij wegens naa'uwkeurige bewerking en nette uitvoering den hoogsten lof wegdragen In 1718 bezorgde F. Halma van die zelfde koperen platen een tweeden aangevulden druk, waarbij de teekenaar en graveur Johannes Uilarìdes, die zelf ook een kaart van Molkweruni vervaardigde, hem groote diensten bewees. Geene provincie van ons land mogt zich destijds op zulk een volledig en naauwkeurig kaartwerk beroemen. Langer dan 150 jaren bleef het'de vraagbaak en blijven de verdiensten van Schotanus steeds hoog gewaardeerd, (zie bï. 120, 121, 139; Kramm 1492) Niet minder moeijelijk en. van meer algemeen belang was de arbeid , dien bijna gelijktijdig CJIirísíoffel Hiddachten aan de verbetering der bestaande Zeekaarten besteedde. Te Sexbierum geboren, begon hij zijn loopbaan als gemeen matroos en klom van lieverlede op tot stuur­ man, schipper en kapitein, totdat hij in 1705 door de Staten tot Schout bij nacht van Friesland werd verheven. Volgens zijne eigene betuiging was hij reeds als matroos op eene reis naar Groenland be­ gonnen op te merken, dat zijne bevindingen van gronden en klippen op den oceaan veel verschilden van die der gebruikte zeekaarten. Verder altijd opmerkende en ervaren schippers raadplegende, is hij zoo verre gekomen, dat hij van het geheele noorderdeel des aardbols , van 30—80 graden Nbr., 13 verbeterde zeekaarten in 1717 in 'tlicht gaf, toen zijn Nieuw Bericht der scheepsbouw, in 1712 door hem uitgegeven, reeds drie malen gedrukt was. Het werk vond dien bijval, dat hij in 1721 een veel verbeterden en vermeerderden druk uitgaf onder den titel van: Zee-Atlas, bevattende 20 gekleurde zee­ ën kustkaarten van Europa, in groot formaat, met zijn portret ver­ sierd, en vergezeld van een geschrift: Noodige verbeteringe der Zeevaert. Door dezen arbeid, alsmede door zijn Nieuwe Lootsmans Wegwijzer, heeft hij aan onze zeevaarders onschatbare diensten be­ wezen , die door hen lang dankbaar werden erkend. Wat Schotanus voor Friesland deed, werd later voor Zeeland ver- rigt door Willem Tiberius Hattinga, geneesheer en burgemeester van Hulst, en zijne zonen, de ingenieurs David en Antbonie Hat­ tinga, die van de verschillende deelen van Zeeland kaarten vervaar­ digden, welke om hare sierlijke en naauvt keurige bewerking hoog ge­ roemd werden. Zoo als hun naam aanduidt, waren zij van Friesche afkomst, daar hun voorvader Abdias hattinga te Leeuwatden was ge- VOORNAAMSTE SCHILDERS EN GRAVEURS. 305 boren en daar in 1694 huwde. Als predikant vertrok hij naar Mid- wolda en in 1702 naar Sluis in Vlaanderen (*). Verder zijn ons nog als kaartmakers voorgekomen iVfattlieuS fle Vrie», die als landmeter te Dordrecht opgevolgd werd door zijn zoon Abel de "Vrie», van wie wij kaarten bezitten die de stad en 't eiland van Dordrecht in 1720 en de Alblasserwaard in 1738 voor­ stellen (†). Eene dergelijke, veel grootere kaart der Haarlemmermeer, waarin al de vergrootingen sedert 1531 naauwkeurig zijn opgegeven, leverde in 1740 Meldiior líoJstra, die van 1731 tot aan zijn overlijden in 1776, als landmeter van Rijnland te Leiden, groot aan­ deel had in de plannen tot bedijking en wiens buitengewone bekwaam­ heden dikwijls geraadpleegd werden over riviertoestanden en water­ bouwkundige onderwerpen. Voor Rijnland was hij dus evenzoo een vraagbaak als gelijktijdig Willem liOré voor Friesland was. Deze verdienstelijke man toch mogt door eigene oefening en inspanning van uit het Weeshuis te Leeuwarden opklimmen tot Professor honorarius te Franeker, en door zijne plannen en kaarten van waterstaatswerken, en vooral ^door het plan van de Dokkumer Nieuwe Zijlen, aan zijn vaderlijk gewest groote diensten bewijzen, (zie bl. 98)

Wij moeten thans terugkeeren tot de Schilders en die personen vermelden, welke in de 18e eeuw in Friesland gebloeid en naam gemaakt hebben door hunne kunstwerken. Hun getal was echter bij lang na zoo groot niet als dat uit de 17e eeuw, en evenmin kan het gehalte hunner stukken bij dat der vroegere meesters halen. In plaats van bestendigen vooruitgang, was er dus eerder teruggang te bespeuren, totdat er aan het einde dier eeuw een nieuw geslacht optrad. Het zelfde verschijnsel, dat zich in onze letterkundige geschiedenis opdeed, was in vele opzigten ook van toepassing op de kunst. Geen wonder, want in de staatkundige ontwikkeling van ons volk en in de moedige pogingen tot vestiging en verheffing van den Nederlandschen staat lagen in de 17e eeuw prikkels, die een wehiadigen invloed hadden op

(*) Zie de Navorscker, IV 96, 377; X 333, 336; v. D. AA, B. W. VIII '278; KRAMM, Aanh. 73. (†) In den inventaris der Kaarten van kei Rijks-Archief, 1871, II, komen van beiden, gelijk ook van de Hattinga's en Bolstra vele geteekende kaarten voor. 37 306 HISTORISCH OVERZIGÏ VAN DE

de ontwikkeling van kunstenaars en van deu smaak voor het ware, schoone en grootsche. Hoewel de weelde toenam, verbasterde die smaak van lieverlede, vooral gedurende het langdurig tijdvak van bijna ongestoorden vrede en welvaart (1713 —1780). Reeds in het begin der 18e eeuw klawgde een Leeuwarder schilder over het verval der kunst. „In plaats, zegt hij, van de manier der groote bazen, die hier in onze Nederlanden geblonken hebben, kan men hedendaags in de konst-schilderyen van vele, jaa van de meeste Schilders sien, hoe ze meer door schoone verwen haar hatelijk schoon komen op te tooyen, dan wel met de konst: mogelyk omdat het aan onse onwetende eeuwe zoo behaagd." (*) De man, die zoo ongunstig over zijne íijdgenooten oordeelde, was Wibranctus de G-eest, de jonge, zoon van Juliaan en klein­ zoon van den vroeger genoemden Wybrand de Geest, de oude. Hij werd door zijn vader en door Joh. Ant. de Coxie te Antwerpen in de kunst opgeleid. Of hij, die in 1702 het Kabinet der Statuen uit de aanteekeningen zijns grootvaders uitgaf en die ook een Leermeester der Schilderkonst schreef, nu zelf ook de kunst gelukkig heeft be­ oefend, weten wij niet, dewijl wij niet in de gelegenheid waren iets van zijn werk te zien, wél dat hij tusschen 1697 en 1716 een aantal middelmatige verzen , treur- en kluchtspeíen in het licht zond (†). Even weinig is er bekend van de personen en werken van Jillig de Winter, die, in 1650 te Leeuwarden geboren en in 1720 te Am­ sterdam overleden, als schilder van landschappen en binnenhuizen ver­ meld wordt; (I. 239; K. 1873) van Epo van Hettinga, (geb. 1691) die vele jaren lang te Bolsward de kunst beoefende; (K. 683) van I). jWottema, (1703) van wien wij twee arkadischo landschappen zagen; van (verbrand en Theodoruä van der Haven, die als teekenaars en beeldhouwers bewijzen van hun talent hebben nage­ laten; (zie bl. 122) van F. Haijema, die in 17 i 5 voor schilderwerk in het nieuwe Raadhuis van Leeuwarden /500 ontving, en van wien hier ter stede nog een fraai tuingezigt aanwezig is; en van Hendrik Kuseh, ook te Leeuwarden, wiens kunst, „om als in Fresco ingelegd bloemwerk op steenen tafelen te schilderen," door zijne tijdgenooten hoog werd gewaardeerd, (zie bl. 123) Meer roem verwierf hier Mr.

(*) WIBRANDUS DE GEEST, het Kabinet der Statuen, Arast. 1702, bl. 81. (†) Zie deze opgenoemd in bl. 33 van de aanteekeningen op: de Vrouw van Rembrand, en zijn werk bl. 423 hier vóór en Catal, der Bibl. 78 en 158. VOORNAAMSTE SCHILDERS EN GRAVEURS. 307

Wigerus Vîtringa, (1657—1725) die bij zijn regtsgeleerde prak­ tijk het penseel hanteerde en een „beroemd zeeschilder''wordt genoemd, wiens stille en woelende waters met schepen fraai geschilderd en goed geteekend zijn en van wiens talent ook nog vele voorhandene teeke- ningen getuigen, (zie bl. 60, 124) Hij was in dat vak de leermeester van Taco Hajo Jelgevama, die, in 1702 te Harlingen geboren en in 1795 te Haarlem overleden, gedurende zijn 92jarig ongehuwd leven weinige schilderijen, maar zeer vele verdienstelijke teekeningen vervaardigde, zoowel van zeegezigten en schepen als van portretten, als ook van de prachtige zegels van Haarlem, vooral voor het kabinet van den Burgemeester van Oosten de Bruyn , die hem door zijne vriend­ schap en aanbeveling veel genoegen en voordeel deed. (zie bl. 61, 124) Gerardus Wigmana? geb. in 1673 te Workum, had het voor- regt zijne neiging voor de kunst te mogen volgen en ook Parijs en Kome te bezoeken. (1699) In het vaderland teruggekeerd, zag hij zich, na den dood van Verbius, door Prinses Amalia uitgenoodigd, hare acht dochters in de teekenkunst te onderwijzen en eenige schil­ derijen voor het stadhouderlijk hof te vervaardigen. (*) Na vijf jaren vestigde hij zich echter te Amsterdam, waar hij, onder den naam van de Friesche Kaphaël bekend, zich zoowel op het portret- als op het historieschilderen to.degde en in 1741 overleed, f†) Ook zijn zoon Johannes Wigmana wordt onder de Atnsterdamsche schilders op­ genoemd. (K. Aanh. 165) Evenzoo ffliehiel Elgersma » van Bols- ward, die in 1764 hoog bejaard te Amsterdam stierf, nadat hij zich ook als graveur van arkatiische landschappen naar van Huysum en door portretten in zwarte kunst had onderscheiden. (I. 221; K. 420, 602) €«-. Sibersina was daar toen ook graveur, en komt er een portret van G. W. van Imhoff (M. 2703) en een zinneprent op de verheffing van Willem IV van hem voor. (K. Aanh. 136) De laatste

(*) In 1716 ontbood Prinses Maria Louisa, die met haar gemaal vroeger door VOLDERS van Brussel geschilderd was, den Haagschen schilder JOH. VOL­ LEVENS JR. naar Soestdijk, om van haar, haren zoon en andere aanzienlijke personen groote afbeeldsels te vervaardigen, terwijl hij met den titel van Hofsihilder vereerd werd. (Imm. 204) Later hebben B. Accama en anderen haar beeld bij herhaling geschilderd. (†) Zijn leven en portret zijn geplaatst voor zijn werkje: Korte schets of denkbeeld om tot een groote volmaaktheid in de Schilderkunst te geraken. Amst. 1742. Cat. der Bibl. bl. 178. Zie ook bl. 60 en 199 hier vóór. 308 ' HISTORISCH OVERZIGT VAN DE der glasschilders woonden te Sneek en waren in 1760 Thomas en Tjalling- Gonggrijp en in 1788 ïîtus Staak, die in de kerken van Akkrum, Oudemirdum enz. wapens der Provincie en des Stadhouders schilderden in de glasramen, welke de Staten gewoon waren aan vernieuwde kerken te vereeren. Te Leeuwarden woonde (1694 —1756) Johannes Buma, die, als liefhebber zoowel van de dicht- als van de schilderkunst, vooral het landschap beoefende. (*) Zijn portret werd geschilderd door Ríenk üeijert, die hier den tijd beleefde, dat het schilderen van levens- groote portretten en familiestukken in de mode was. (bl. 125) Vooral de gebroeders Matthij» en Bernardas Accama, die in een deftigen stand leefden, trokken daarvan partij. De eerste (1697—1783) genoot het voorregt zich in Italië te bekwamen en legde zich ook op zinnebeeldige en historische voorstellingen toe. De laatste (1702—1767) genoot den roem van bijzonder gelukkig in het treffen van de gelijkenis te zijn, en bijna ongeloofelijk is het, welk een groot getal personen, meest nit den aanzienlijken stand, door hem ís geschilderd. Hij was gewoon op ieder portret het jaar en een volgnummer te plaatsen. Bij de schilderijen van Martena-state te Kornjum, waarvan ik eene lijst ver­ vaardigde, merkte ik op, dat hij in 1741 reeds 969, in 1749 1096 en in 1752 1155 portretten had vervaardigd. Daar hij vervolgens nog 15 jaren leefde, zal dit getal nog aanzienlijk gestegen zijn. (bl. 124) En toch haalt dit getal niet bij dat, hetwelk zijn tijd- en stad­ genoot Ríenli Jelgerliuls bereikte. Deze vernuftige en bekwame man, in 1729 te Leeuwarden geboren, legde zich van jongs af zoo­ wel op de wetenschappen als op de teeken- en schilderkunst toe. Bo­ vendien werd hij graveur en etser, en vervaardigde hij van zijn vriend Bunia twee goede portretten in mezzo-tinto of zwarte kunst. (bl. 61) Maar het vak, dat hij met het gelukkigst gevolg beoefende, was het portretteekenen met crayon en pastel, dat destijds veel in zwang was. Hij deed dit goed en vaardig. Uit eene bij hem nagelaten aan- teekening is gebleken, dat hij het verbazend getal van 7763 portretten in die manier geteekend he.-ft. Dit zou onverklaarbaar zijn zonder de opheldering van de Chalmot (B. W. V. 126), dat hij nog in 1797 met zijne vrouw verschillende steden en ook Kampen bezocht, waar hij niet alleen een groot getal portretten, maar zelfs geheele famíliën

(') Een vrij uitvoerige levensschets niet portret is geplaatst voor zijn Boere Bruiloft, Cat. der Bibì. bl. 160, 182. Zie ook bl. 61 en 199 hier vóór. VOORNAAMSTE SCHILDERS EN GRAVEURS. 309

handig, fraai en zeer gelijkende in crayon vervaardigde. Hij prees hem bovendien evenzeer wegens zijn voorbeeldig zedelijk gedrag als wegens zijn bijzonder vernuftigen en vindingrijken geest, (bl 61 en 125) Die gaven en bekwaamheden wist hij over te storten in zijn zoon Johannes Jelgerhuì» Rz. in 1770 hier geboren. Te Amster­ dam door Barbiers verder opgeleid, schilderde hij zoowel landschappen als binnenhuizen en portretten. Later legde hij zich bijzonder toe op kerken, waarbij hem de kennis van het schilders-perspectief, waarin zijn vader doorkneed was, zeer te stade kwam (*). Ook zijn er etsen en gravuren van hem bekend. Maar sedert 1805 aan den Amster­ damseben schouwburg verbonden , legde hij zich vervolgens meer op de tooneelspeelkunst, zoowel in praktijk als theorie, toe, en algemeen bekend is het, hoe grooten roem hij gedurende een aantal jaren, tot 1836, als uitstekend acteur, door zijn spel en als leermeester in de kunst door zijne theoretische lessen mogt verwerven, (bl. 61, 126 , 227)

J. Jelgerhuis was een der laatste teekenaars, die in de 18e eeuw zoo veel aanmoediging ondervonden van rijke verzamelaars van kabinetten en historische en topographische atlassen, zoo als er in Holland verscheidene bestonden en verkocht zijn, als die van Boender­ maker (1722), van der Hem (1730) , Brouërius van Nidek (1743), Lijn­ slager (1778), Busserus (1782), de Burlett (1807 en 1850) en anderen. Zij teekenden voor hnn zoowel kopijen van oude meesters en van geschilderde portretten, als wel voornamelijk openbare gebouwen, kasteelen, dorpsgezigten enz., waarvan er vele honderden in het koper gegraveerd en ook in den Tegenwoordige Staat der Nederlanden uitgegeven zijn. Twee personen waren er in Friesland, die tot die verzamelingen ruime bijdragen leverden. De eerste was Johannes Stel- liiig'WCrf, die omstreeks 1720 niet alleen alle kerken, gebouwen en sta­ ten in Friesland afbeeldde, waarvan ik honderden bezit, maar ook hon­ derden uit andere provinciën, voor den atlas van Brouërius van Nidek ver­ vaardigd, (bl. 125) De tweede was Pieter Idsert» Portier, die eerst tegeJsehilder te Franeker was, maar het aan zijne bekwaamheid, ook als teekenaar van kaarten voor den waterstaat, had te danken , dat hij in 1744 door Gedeputeerden werd aangesteld tot Landschaps teekenaar aan de

(*) In het kabinet van Vegilin van Claerbergen, 1846, werd van hem ge­ veild eene protestantsche Kerk , welke een uitmuntende schilderij geacht werd. 310 HISTORISCH OVERZIGT VAN DE akademie. Groot is het aantal teekeningen in O. I. inkt, dat hij ver­ vaardigde. Nog in 1823 kwamen daarvan 193 stuks voorin de biblio­ theek van L. Wildschut te Harlingen, allen gezigten op en in die stad, van Franeker, van Friesche en Noord-hollandsche dorpen, van de eilanden, zee- en landgezigten, en vooral van schepen, die hij het meest en voortreffelijk teekende. (bl. 99) Te Harlingen woonde in

1740 de onderwijzer K. Ekamat die zich, gelijk vele andere zijner beroepsgenooten van dien tijd, als schoonschrijver en teekenaar met de pen onderscheidde, even als de schilder Arjen Oostendorp al­ daar, die omstreeks 1798 uitmuntend geteekende schepen in kleuren vervaardigde. In die stad werd in 1783 ook geboren Kleis Ijan- titig, die, opgeleid tot goud- en zilversmid, zich te Amsterdam op het d r ij v e n van zilver toelegde en daarin zoo uitstekend bekwaam •werd, dat kenners hoogen lof toebragten aan de door hem vervaar­ digde tafel- en kerksieraden, en een twintigtal afbeeldingen van be roemde vaderlandsche mannen in zilver, onder welke ook Gijsbert Jacobs voorkomt. Zelfs waagde hij zich aan de navolging van schil­ derijen , met zoo gelukkig gevolg, dat zijn Prins Frederik Hendrik te paard, naar v. Dijck, en de Prins van Oranje bij Quatrebras, naar v. Bree, als meesterstukken van drijfwerk in de kabinetten van kunst­ liefhebbers te Amsterdam en Antwerpen bewaard worden (*). In het vak van stempelsnijden voor gedenkpenningen leverden in het midden der 18e eeuw Andele Andeles . zilversmid en schepen te Leeuwarden (1687 —1754), en daarna zijn neef en opvolger Kise Alldele» (1731— 1766) proeven in drie landsdags- en drie electeurs- penningen, alsmede op de stichting van het Diakeniehuis (1758), welke in het vervolg op van Loon zijn afgebeeld (†). Maar welk een hooge kunstzin de beroemde wijsgeer Frans Hetnsterhuis •, van Fra­ neker (1722 — 1790) bezat, zoo als uitblonk in zijne teekeningen van den Gedenkpenning op den Admiraal de Suffren (1784), van gesneden steenen en van de platen, bij zijne philosophische geschriften gevoegd, dit is aangetoond door Halbertsma (§) , gelijk de verdiensten van den

(*) DE VRIES en DE JONGE, Nederl. Gedenkpenningen verklaard, 1829, bl. 129 , zijn uitvoerig in den lof over zijn kunstwerk, gelijk ook Immerzeel, II '158. Hij overleed te Amsterdam reeds den 15 Junij 1827. (†) Zie mijne berigten over hen en die penningen in den Friesche Volks- Alma­ nak , 1866, 77; Stamboek, II 290 ; 5e Vervolg op v. Loon, 383, 418; 9e stuk 305. (§) Letterkundige Naoogst, II 409. -VOORNAAMSTE SCHILDERS EN GRAVEURS. 311 grooten Petrus Camper, lang hoogleeraar teFraneker(1722—1788), als teekenaar, schilder, plaatsnijder, boetseerder en beeldhouwer door van Leeuwen uitvoerig zijn in het licht gesteld (*). In dat tijdvak waren te Leeuwarden' zeer geacht als beeldhouwers Eylardus en zijn zoon Jacob Swalue, gelijk later Anthonius Solaro en Eduard Itruinsina, wiens broeder Abraham .Bruiiisma een verdienstelijk bouwkundige was. (bl. 88)

Na het opnoemen van zulk een groot getal schilders, teekenaars en graveurs, zou het niet vreemd zijn, wanneer de vragen wierden ge­ daan: vonden die kunstenaars in Friesland genoegzame aanmoediging? of, voor zoover zij hun vak als beroep uitoefenden, wie waren de koopers en waar bleven die stukken? Natuurlijk hadden zij behoefte aan belangstellende personen, die genegen waren zich hunne kunst­ werken aan te schaffen en daarmede hunne vertrekken te versieren; maar verzamelaars van kabinetten zijn uit vroegere dagen niet bekend, behalve het aantal stukken, dat een sieraad was van het Stadhouderlijk Hof en het groot getal portretten van hoogleeraren der Akademie te Franeker, thans een sieraad van het Raadhuis dier stad, waarin ook nog vele door de beroemde Anna Maria van Schurman vervaardigde en aan hare familie nagelaíene kunstwerken bewaard zijn. En toch vonden vele stukken koopers bij den talrijken Frieschen Adel, die de kunst ondersteunde. Bijna geen der adellijke huizen in de steden en der stinzen en staten bij de dorpen, of het bezat eene grootere of kleinere verzameling schilderijen en familieportretten; terwijl geschil­ derde of gebeeldhouwde wapens met zinnebeelden der overledenen in de kerken werden opgehangen, of de voorportalen dier huizen ver­ sierden. Zoo hebben wij een aantal gekend op de voormalige Holdinga- state te Anjum , Kingma state te Zweins, Canter-state te Driezum , Mar tena-state en Wijdefeit te Kornjum. Zoo is er thans nog een groot getal bewaard op Herema state te Joure , Epema state te Ysbrechtum , Wiarda- state te Goutum (†), Tjessens te Holwerd, van- Sminia te Bergum, Dekema te Jelsum en Weiduin , Schatzenburg te Dronrijp enz., gelijk vele anderen ook latere buitenplaatsen tot sieraad strekken. Ja, ook vele

(*) In de Leeuw. Cour. 1844, No. 25 , 39 en 41; Volks-Almanak , 1845, 59. (†) Eene beschrijving van de schilderijen en verdere merkwaardigheden van dit slot is medegedeeld door den Heer Gr. A. Six in de Vrije Fries,XII 157. 312 HISTORISCH OVÍ.1.ZIGT VAN DE

deftige burgers verzamelden schilderijen, en zelfs kooplieden hadden er eene rij boven hunne winkelkasten hangen , zoo als in mijn ouder­ lijk huis en bij onzen buurman A. Jelgerhuis, zilversmid in het Naauw, bij wien O. Z. van Haren „het Schildery vond, waar in 's Lands ge­ steldheid , zedert het begin van de Beroerten , tot in het midden van 1572 werd verbeeld, van zoo kunstryke Poëtische vinding, dat het hem de begeerte inboezemde, om door zijne penne die gebeurtenissen te verheerlijken en de naam van de Geusen aan zijn werkje te geven." (*) Uit later tijd geven eenige kunstverkoopingen ons gelegenheid om een blik te slaan op enkele verzamelingen van liefhebbers. Zoo werd hier in 1798 geveild de groote bibliotheek van Dr. A. Heringa en de kunstverzameling van zijn zoon Volkert Heringa, welke laatste uit 152 schilderijen en 800 nomrners prentkunst en andere merk­ waardigheden bestond. Menno Baron van Coehoorn liet in 1801 91 schilderijen na, díe ƒ16,800 en 3500 notnmeis prentkunst, díe ƒ 14,500 opbragten. Bij de bibliotheek van P. Wierdsma werden in 1813 42, bij Herbell in 1819 -35 schilderijen verkocht. Het kabinet van S. J. Stinstra te Harlingen bevatte in 1822 216 schilderijen, waaronder 8 van Baur, 3 van Brakenburgh, 1 van Hobbema, 2 van Rem- brandt en 5 JSuisdaels. In 't volgende jaar waren er in de kunstver­ zameling van J. Stinstra 15 teekeningen van Baur, gelijk in die van J. Wildschut aldaar 193 van P. I. Portier. Het rijke kabinet van den Baron Collot d'líscury, hier in 1831 geveild, bestond uit 73 schilderijen, 78 praclitwerken en 223 prenten. De schilder v. d. Kooi liet in 1837 182 schilderijen na. De verzameling van Á. Baron

(*) Over het lot van deze merkwaardige schilderij , welke een zoo gunstig gevolg had en welligfc nog ergens scbuiìt, sprak HALBERTSMA in zijne onwaar­ deerbare Letterkundige Naoogst, II 495. En wat zou het lot geworden zijn van »zoo vele kostelijke Schilderijen, die nog in Friesland , onder de nakomelingen der Botnuìs voorhanden zijn, zelfs uit de tijden der kruistogten," waarvan v. IDSINGA in 1758 in zijn Staats-rccht der Nederlanden, I 126, sprak? alsmede van het groot getal schil­ derijen, die het in 1823 gesloopte prachtige slot Liauckama-síatc te Sexbierum versierden, waaronder ook »vier groote Friesche teekeningen , de huwelijks- plegtigheden van TJALLING ROORDA en WI&K HOTTINGAUI 1640 voorstellende," waarvan SCHELTEMA in 1832 in zijn Mengelwerk, IV m 107 en 140 gewag maakte? Vele der geschilderde portretten, die op tìoslinya-state te Halhim waren, berusten thans bij het Friesch Genootschap ; een aantal andere zijn door verschillende familiën aan Frieslands Kabinet van Oudheden geschonken. VOOENAAMSTK SCHILDEBS EN GRAVKÜKS. 313 van Harinxma thoe Slooten telde in 1839 130 stukken, gelijk in 1846 die van Jhr. V. L. Vegilin van Claerbergen 186 schilderijen met vele teekeningen en kunstwerken. De 210 schilderijen en 105 prenten , die eens Beslinga-state te Friens versierden, werden in 1849 in de nalatenschap Yan M. P. D. Baron van Sytzatna verkocht. Nog vóór het overlijden van den laatsten der Accama's, die als portretschilders in Friesland het rijk zoo lang alléén inhadden, was er een gansch andere geest onder de ingezetenen ontwaakt, die van grooten invloed was op de kunst en den smaak van hare beoefenaars. De vrijheidszucht der Amerikanen, tot verheerlijking waarvan de Burger- sociëteit: Door vrijheid en ijver te Leeuwarden in 1782 een gedenkpen­ ning liet slaan (zie bl. 106), spoorde ook hier tot meerdere belangstelling in regeeringszaken en tot pogingen ter verbetering van vele verouderde instellingen aan, waaruit strijd ontstond tusschen de heerschzuchtige aristo­ cratie en de opkomende democratie. Het lang miskende volk begon zich te verheffen en naar meer ontwikkeling te streven. Het was den pruikentijd ontwassen. Wel werd die geest van vrij onderzoek in 1787 onderdrukt en gestraft, — zij zegevierde echter in 1795, om op de puinhoopen der oude republiek wel de voordeelen der vrijheid, maar ook den last der onderwerping aan het Fransche juk te- dragen, totdat het, na lange en bittere jaren van rampspoed, rijp geworden zou zijn voor het genot der ware burgerlijke vrijheid, waarin onze leeftijd zich mag verheugen. Een der eersten, die zich onderscheidde, was Harmen Wouter Beekkerk te Leeuwarden (1756—1796), die zich niet alleen op het portret en landschap toeleidde, maar ook op groote historiëele en zinnebeeldige zamenstellingen, daar het smaak was geworden om de vertrekken van deftige huizen met geschilderde behangsels en schoor­ steenstukken te versieren. Het tafereel van Mozes met de zeventig oudsten des volks van Israël, op het Raadhuis, is het meest bekende stuk, dat, hoewel onvoltooid, ons van zijn penseel is overgebleven. In 1787 ontving hij daarvoor ƒ 400. (bl. 126) Die zelfde rigting volgde zijn leerling Petrus Cïroenia, van Makkum geboortig (1767 — 1844); doch reeds op zijn twintigste jaar trad hij in de krijgsdienst, werd* 2e luitenant bij de Friesche brigade, en maakte daarbij eerlang even groote vorderingen als in de kunst, welke hij met liefde bleef beoefenen, zoodat Kramm hem „den uitste­ kenden Frieschen krijgsheld en kunstenaar" noemt. Met tal van Frie­ sche patriotten in 1786 naar Duinkerken gevîugt, schilderde hij daar 38 314 HISTORISCH OVEKZIGT VAN DE en te St. Omer van velen hunner portretten, decoratiën enz.; terwijl hij later met Hulk en Millies te Parijs door het graveeren van platen in zijn onderhoud zocht te voorzien. Na de omwenteling van 1795 in het vaderland teruggekeerd, teekende hij hier de plaat van het feest der Een- en ondeelbaarheid, ging als kapitein naar Suriname, en diende vervolgens in het Fransche leger, ook in Spanje, ja als Kolonel in den slag bij Waterloo. In dien rang bij het Nederlandsche leger overgeplaatst, hebben wij hem hier in 1830 gekend en aan 't hoofd der 2e Afdeeling van de Friesche schutterij zien uittrekken en terugkeeren. Bekend is het, dat hij later van het door hem bijge­ woonde gevecht bij Houthalen eene uitvoerige schilderij vervaardigde en aan de Friesche dames vereerde, die aan de schutterij vaandels schonken. Na zijn ontslag uit de dienst bleef hij tot aan zijn 77jarigen ouderdom zich met ijver op de kunst toeleggen, en leverde hij op onderscheidene tentoonstellingen in ons land en in België landschappen en historiestukken, die met hoogen lof werden vermeld, zoodat „hij voor zijn vaderland met dubbelen roem heeft geleefd." (bl. 86 en 127) (*) Een ander leerling van Beekkerk was AHert Jacobs van der Poort» van Dokkum (1771—1807), die eerlang uitmuntende por­ tretten en landschappen schilderde. Blijkens het schetsboek, dat wij van hem bezitten en een groot kamerbehangsel, dat hier ter stede van zijne hand bekend is, zou hij zeker een groot meester geworden zijn, als hij een hoogeren ouderdom dan 35 jaren had mogen bereiken, (bl. 88 en 127) In zijne jeugd leerde hij in zijne geboorteplaats veel van ¥• J. van der El»t, van wien wij uitmuntende teekeningen in rood krijt van 1780 bezitten, hoewel zijn naam nergens is vermeld, (†) en van Jaeob Bonga •» die hier een aantal landschappen schilderde, waarmede hij tot zijn 85e jaar zich bezig hield. (bl. 132) Te Dokkum schijnt de liefde voor de kunst bijzonder aangemoedigd te zijn door

(*) Zie, behalve IMMERZEEL , 297, en KRAMM , 606, die een uitvoerige levensschets van hem geeft, ook BRUINING , Herinneringen nopens zijnen levensloop (Cat. Bibl. A. 573), bl. 213 env. (†) Later is ons medegedeeld, dat FORMER VAN DER ELST vele jaren te Dokkum schilder, vooral van koeijen was, en dat zijn broeder F. J. VAN DER ELST daar onderwijzer was, toen er in 1788 door Siegenbeek, Feenstra en Schonegevel het verbeterd sehoolonderwijs werd ingevoerd. Bij Vegilin, 1846, kwamen van hem voor: »Zeven boom- en paarden-studiën, met de pen en pijkerinkt vervaardigd". VOORNAAMSTE SCHILDERS EN GRAVEURS. 315 den Burgemeester Epo Sjuck van Burmania, die in 1763 de ont­ werper was van de vier groote historische tafereeîen, welke, tot sie­ raad der kamer van de Vroedschap op het Raadhuis, geschilderd werden door D. Revues* „schilderstukken, die, evenaarde de uitvoering aan de verbazend rijke ordonnantie, onder de waardigste voorwerpen ter beschouwing zouden behooren." (*) Als behangselschilders waren hier mede lang werkzaam Frans §wartf die hier in 1839, 87 jaren oud, stierf, en CliriätoíTel Frederife. Franck, van Zwolle (1758 —1818), van wien wij een stadsgezigt bezitten en die in 1818, 60 jaren oud, nabij Haarlem is overleden, (bl. 127) Ook Hendrik van der Velde te Sneek schilderde tot op zijn 78e jaar landschappen en stadsgezigten, waarvan er een op de Amster- damsche tentoonstelling van 1822 voorkwam. (K. 1693) Maar wat beteekent een langdurige loopbaan en het onderwijs der beste meesters, wanneer het talent, de aanleg voor de kunst niet ' is aangeboren? Het voorbeeld van een jeugdig genie, dat zich onge­ meen spoedig ontwikkelde, gaf Dirfe Jacobs Ploegrsma. In 1769 te Leeuwarden geboren, genoot hij slechts kort het onderwijs van den in 1783 overleden Matthijs Accama. Maar zijn werk had de aandacht getrokken van Johannes Verrier, van Doornik afkomstig, die hier de betrekking van solliciteur-militair bekleedde en een man was van veel smaak en kennis van de theorie der kunst. (bl. 62) In weerwil van het gebrek aan gelegenheid, om naar goede voorbeelden te studeeren en te werken, mogt hij onder diens leiding eerst in pastel en daarna op doek fraaije portretten en ook huiselijke en historiëele onderwerpen vervaardigen. Ja, zijne vorderingen waren zóó groot, dat hij reeds in 1788, slechts 19 jaren oud, het grootsche en prachtig geschilderde tafereel voltooide, dat Mr. E. van Haersma en zijne vrouw levensgroot en ten voeten uit voorstelt en door dezen werd vereerd aan het Old Burger-Weeshuis, waar het nog kan worden bewonderd. Welke hooge verwachtingen werden er dus niet te leur gesteld, toen deze jonge meester reeds in 1792, slechts 23 jaren oud, aan de kunst ontviel!

(*) Zoo oordeelde SCHELTEMA, Staatkundig Nederland, I 193, over deze stukken, die uitvoerig beschreven zijn in den Tegenio. Staat van Iriesl. II 261. Of de daar genoemde schilder D. Reynes, wiens naam alleen op een der schoorsteenstukken voorkomt, alle tafereeîen schilderde, en of hij te Dokkum dan wel elders woonde, dit weten wij niet, daar hij bij Immerzeel noch Kramm wordt genoemd. 316 HISTORISCH OVEEZIGT VAN DE

Zijn vriend en medeleerling van der Kooi heeft mij althans verhaald, dat dit verlies hem zoodanig had geschokt, dat hij gedurende een rond jaar ongeschikt was het pensel te voeren, (zie bl. 62 en 130 hier vóór) (*) Wij hebben daar reeds den naam genoemd van een man van gelijke opleiding, die het voorregt had van gedurende een lang leven vele kunstwerken te vervaardigen en grooten invloed uit te oefenen. Wil­ lem lïartel van der Kooi, in 1768 geboren te Augustinusga, door Verrier en Beekkerk opgeleid , legde zich met zoo veel ijver op de kunst en op de kennis der theorie en perspectief toe, dat hij in 1798 werd aangesteld tot lector in de teekenkunde aan de hoogeschool te Franeker. Herhaalde bezoeken aan de galerij van Dusseldorf en het kopijeeren naar groote meesters (†) veredelden zijn smaak en talent, dat meer gewaardeerd werd sedert hem in 1808 op de tentoonstelling te Amsterdam de eerprijs van /2000, door Koning Lodewijk uit­ geloofd, ten deel viel. In 1812 in Leeuwarden teruggekeerd, mogt hij door menigvuldige welgetroffene en meesterlijk geschilderde por­ tretten, gelijk ook door verschillende voorstellingen, welke de volgende tentoonstellingen versierden en loffelijke beoordeeling verwierven, eer­ lang den roem behalen van onder de eerste der levende meesters ge­ noemd te worden. Vanhier, dat hij in 1818 geroepen werd om de levensgroote afbeeldsels van Koning Willem I en Gemalin te schil­ deren , waarvan later verscheidene kopijen van hem verzocht werden, (zie bl. 25, 62 en 130 hier vóór) De ook als mensch en vriend hooggeachte meester mogt tot 68jarigen ouderdom (1836) voor de kunst blijven leven , zoowel door het vervaardigen van een aantal portretten van aanzienlijke personen, als door de opleiding van een groot getal leerlingen, bij wie hij liefde voor de kunst wist op te wekken. Van veel invloed was hij hier op Sytse Hîícoïai« vooral teekenaar >

(*) Onder de door v. d. Kooi verzamelde schilderijen, in 1837 hier ver­ kocht, waren van PLOEGSMA: een lezende monnik van 1785, Jezus met de Farizeê'n van 1789, de Gortenteller, een vrouwenborstbeeld (bl. 431, no. 80) en een oudmansportret. Van beider leermeester VERRIEB was daarbij een Venus en Adonis. Bij Vegilin, 1846, kwamen er Uamspelers van hem voor. (†) Drie kopijen naar portretten van van Dijck zijn aan het Rijks Museum te Amsterdam, No. 183, 4, 5, in 1869 geschonken door zijn zoon, die eenige andere zijner stukken aan het Paviljoen te Haarlem vereerde. Zij waren vermeld in den Catalogus van ruim 40 schilderijen en teekeningen van v. d. Kooi, in 1846 geveild. VOORNAAMSTE SCHILDERS EN GRAVEURS. 317

en diens zoon Jan Hendrik lïieolai (1766 — 1826), van wien op verscheidene tentoonstellingen tafereelen met dood en levend gevogelte voorkwamen. (I. 263) Nog meer op Carel Jacob Haar van Slang-enburgii (1783 — 1850), die hem naar Dusseldorf vergezelde, lector te Harderwijk werd en zoowel door portretten als door binnen­ huizen en kerken naam verwierf, (bl. 63 en 131) Beider leerling was Mej. Willemiua CÄeertruida van Idsinga (1788—1819), die de teeken- en schilderkunst zoo gelukkig beoefende, dat zij op de Amsterdamsche en Haagsche tentoonstellingen proeven van haar talent inzond, die algemeen voldeden, (bl. 63 en 131) Destijds beoefende Anna Charlotta Didier de Boncour. van 's Hage, echtge­ noot van Mr. Hendrik van der Haer, Grifijer van den Hove, C1748— 1802) ook de teeken- en schilderkunst als uitspanning, waarvan hare familie o. a. nog twee historische schilderijen bewaart. (I. 7) Zeer ondersteunde v. d. Kooi de verdere opleiding van zijn veelbelovenden leerling Tjeerd Andringa (1806—27), die echter, na op ten­ toonstellingen proeven van zijne vorderingen gegeven te hebben, reeds op 21jarigen leeftijd stierf, (zie bl. 61) Grooter vlugt scheen zijn leerling Otto de Boer te zullen nemen. (1797—1856) Na verschillende portretten en drie groote altaar­ stukken vervaardigd te hebben, wekte zijn talent zoo groote verwach­ tingen op, dat in 1823 eenige kunstvrienden gereedelijk een aanzien­ lijke som bijeenbragten, om hem in staat te stellen eene reis van drie jaren naar Rome te doen. Hij vertrok derwaarts met zijn leerling GrOsìiiig Posihiuiia , van Dokkum, en Servaas de .long, een leerling van v. d. Kooi (*). In 1826 teruggekeerd, schilderde de Boer nog wel een aantal altaarstukken, waarvan dat voor de kerk te Heerenveen voor het beste wordt gehouden, doch al zijne studiën, in Frankrijk en Italië gemaakt, droegen weinig vrucht, en waren zijne

(*) De eerste keerde daarna terug naar Dokkum, waar hij in 1832 stierf. (I. 323) De laatste zette zijne reizen door Europa voort, schreef in 4835 Wenken over de Schilderkunst en Brieven uit België (Cat. Bibl. 188), in 1837 en 38 in de Letterbode over de opgraûngen van Pompeji en Hercu- lanum, en daarna eene verhandeling over de tegenwoordige schilderkunst in Europa. Later was hij directeur eener tentoonstelling te utrecht. (I. 87) In 1847 gaf hij te Amsterdam een werk uit over de Gothische Bouwkunst en spitsbogenstijl in Nederland, 3 Afl. met 12 platen in zeer groot formaat. Hij overleed op Java in 1874. 318 HISTORISCH OVEKZIGT VAN DE dáár verbasterde zeden mede de oorzaak , dat hij zich uit de maatschappij terugtrok en hier tot 1856 verscholen en vergeten leefde (*). Ondankbaar jegens zijne vroegere weldoeners, ondervond hij, dat de achting voor kunst­ verdiensten alléén gering ís, wanneer zij niet gepaard gaan met een veree- renswaardig gedrag en karakter, zoo als die, waarvan v. d. Kooi een voorbeeld had gegeven. Meerdere schilders ondervonden, dat zij, om fortuin te maken door de kunst, naar den eisch onzer maatschappij» karakter aan bekwaamheid moeten paren, (zie bl. 64 en 132) In de laatste jaren van het werkzaam lezen van v. d. Kooi hadden zijne leerlingen het voorregt, dat hun de vroegere ontleedkamer onder den Nieuwetoren tot een teekenzaal werd toegestaan, waarin zij zich oefenden om naar het levend beeld en het naakt te teekenen, en dat de achtbare meester daar kwam om hun werk te beoordeelen. Die leerlingen waren T. EeiFiistraaii, toen reeds lector in de teeken­ kunst aan het Athenaeum te Franeker, C Weste* , A. Gr« Sxrart, D. Dansma, J. de Jong: • J• H. Hcijmans , waarbij zich aansloten J. J. Gr. van Wicherei». S. Bonga* GV. Fel- lingxw €>• B. Buijs, Wijtse de Haan enz., allen jongelieden van onderscheiden aanleg, die later, de een meer, de ander minder, blijken van hun kunsttalent hebben gegeven, waarvan wij verschei­ dene bij hunne werken hebben vermeld, (bl. 133) Slechts een hunner, van Wicheren, had het voorregt door aanhoudende studie te slagen in het schilderen van een groot getal schoone portretten en zich de verwachting des meesters waardig te betonnen, (bl. 25 en 134) Gedurende de lange loopbaan van v. d. Kooi kwamen er ook uit andere plaatsen dezer provincie schilders voort, die naam maakten. Taco Scheltema , in 1760 te Harlingen geboren, werd te Am­ sterdam als portret- en landschapschilder opgeleid, studeerde in de galerij van Dusseldorf en schilderde in 1794 al de grondleggers en be­ stuurders van het Bataafsch Genootschap in een der zalen boven de beurs te Rotterdam. Tot 1837 bleef hij op zijn buiten te Velp de kunst beoefenen, en zijn er schoone schilderijen en teekeningen van hem be­ kend. (I. 66) Johan Anthonìus Banv was portretschilder te Harlingen, en de leermeester van zijn zoon lïicolaa» Baur (1767 —1820), die eerst als behangseîschilder begon, doch zich later meer tot kabinet-

(*) In 't volgende jaar zijn hier 27 zijner schilderijen, met 6 kopijen en een aantal teekeningen en schetsen verkocht. VOORNAAMST*! SCHILDEK8 EN GRAVEURS. 319 stukken bepaalde en bijzonder slaagde in zee- en watergezigten met schepen. Twee gezigten op Amsterdam en Rotterdam, in 1807 door hem tentoongesteld, werden zóó gunstig beoordeeld, dat zij door Ko­ ning Lodewijk voor het Rijks Museum werden aangekocht. In het volgende jaar viel hem nog grooter aanmoediging ten deel, 'doordien hem voor een ander tentoongesteld zeestuk den eerprijs van /3OOO, door het Gouvernement uitgeloofd, werd toegekend. Van zijne latere stukken en teekeningen zijn vier zeestukken, den slag bij Algiers voor­ stellende, in het Haagsche Museum geplaatst. (I. 34) (*) In dat zelfde vak schilderde tot aan zijn tachtigste jaar ook Dirk Piebes Sjollerna te Heerenveen (1760—1840), van wien ook landschappen en vele teekeningen voorkomen. Frieslands Kabinet van Oudheden bezit twee zeestukken van hem. (í. 92; K. 1526) (†) Twee jongelingen van veel aanleg leefden te kort om vele proeven van hun talent na te laten. De eerste was Carl Friederïcli Baunadi, van Leeuwarden (1779—1809), die teekeningen van Ne- derlandsehe kleederdragten voor Maaskamp vervaardigde, twee romans schreef en, naauwelijks 30 jaren oud, als ontvanger te Wolrega over­ leed, (bl. 128) De andere was Donwe de Hoop* van Workum, (1800—1830) die nog jong eene sterke neiging voor de kunst be­ toonde, in 1816 onder de leiding kwam van C. Kruseman en op de teeken-akademie te Amsterdam reeds in 1819 en volgende jaren prijs- medailles mogt behalen. Van 1820 tot 28 leverde hij op tentoonstel­ lingen schilderijen, die van groote ontwikkeling van zijn kunsttalent blijken droegen, zoowel in het vak van portret, dood wild en honden, als van historische zamenstellingen. Op de laatste tentoonstelling kon hij zijn stuk: een landelijke herberg met een gezelschap jagers, voor /900 verkoopen. Teylers Museum bezit een boerenwoning bij avond van zijne hand, in 1837 voor /1425 verkocht. Veel heeft hij in een t iental jaren gewerkt, en veel werd er aan hem verloren, toen hij reeds op 30jarigen leeftijd stierf, door zijne kunstbroeders, die hem in de Nieuwe- kerk te Amsterdam ten grave geleidden, diep betreurd. (I. 51; K. 741) Een langere loopbaan had EelKe Jelles Eelketna, in 1788 te

(*) In het kabinet van F. D. Fontein, in 4847 verkocht, kwamen van BAUR twee gezigten op het brandende Algiers en twee gezigten op Amsterdam voor, en in dat van Vegilin, 1846, een stil water en een storm op zee. (†) Van zijne schilderijen zijn er 12 en van zijne teekeningen 50 in 1841 te Heerenveen geveild. 320 HISTORISCH OVERZIGT VAN DE

Leeuwarden geboren. Op zijn zevende jaar in eene ziekte het gehoor verloren hebbende, werd hij aan het Doofstommen-instituut te Groningen gedurende acht jaren opgeleid en verwierf hij daar in de teekenschool in 1804 den hoogsten prijs wegens het best geteekende akademiebeeld. In zijne geboorteplaats teruggekeerd , legde hij zich met ijver op het teekenen en schilderen van landschappen met vee, van bloemen en vrachten toe. Hem viel de ondeischeiding te leurt van een rijks pensioen, om zich gedurende twee jaren te Parijs verder te bekwamen. In 1818 reisde hij voor eigen rekening door Frankrijk, Zwitserland en Italië, meest te voet, om van de schoonste punten teekeningen te vervaardigen, van welke hij sommige later in schilderij bragt. Vervolgens bezocht hij ook Londen en versierde verscheidene tentoonstellingen met keurig bewerkte bloem- en fruitstukken. Later woonde hij te Haarlem en Amsterdam. Daar trof hem het ongeluk van bovendien blind te wor­ den. Nog twee jaren leefde hij hier in dien beklagelijken toestand en overleed in 1839. (bl. 131) (*) Als teekenaars en schilders van portretten en landschappen ontmoet men uit dit laatste tijdvak stukken van Pier Johannes de Visser , in 1764 te Lemmer geb. en te Oidemark werkzaam (I. 199); van Hindert Jans Tinga, van Suameer, sedert 1814 teekenmeester te Leeuwarden; van Wessel Pïeter Ruwersma te Buitenpost (1750-1827, K. A 131); van Hendrik «cIiaafT (1805—1850; van Jurjett de Jong; van Harlingen, beide leerlingen van de Boer (I. 87); van J. II. Hofstra te Sneek, 1863, en van Jan Hendrik Matthijssen (1777—1855) en zijn zoon Jan Rijk Matthijssen (1816—46) (bl. 134); van welke laatste vier binnen­ huizen, zomer- en wintergezigten in 1849 onder de schilderijen van den Baron van Svtzama voorkwamen. Sipke Kool ? die eene kunst- reis naar Frankrijk en Italië deed, gaf goede hoop voor de toekomst; terwijl ÜVîllein Troost.} van Arnhem, hier gedurende eenigejaren een aantal portretten op steen bragt en stadsgezigten schilderde, vóór hij in 1870 van hier naar Noord-Brabant vertrok, (bl. 135) De eenige Friesche Graveur uit onze eeuw was Pieter Hermanus IjUitjes van der Meulen, van Leeuwarden (1780 — 1850), die in 1809 door zijne schoone portretten van Koemer Visscher en zijne

(*) In 1840 zijn 45 schilderijen en ruim 100 teekeningen van hem en 25 van anderen, door hem nagelaten, alhier tentoongesteld geworden, volgens daarvan nog bestaanden Catalogus. VOORNAAMSTE SCHILDERS EX GRAVEURS. 321 dochters een eersten rang onder de Amsterdamsche plaatsnijders mogt verwerven, gelijk ook door zijn gravure van het portret van Prof. Cannegieter, hetwelk geteekend was door Mr. Rudolph ©osten- fopoefe. üíauta 9 Secretaris van Aengwirden, kunstliefhebber te Heeren­ veen (1765 —1811), van wien meer teekeningen bekend zijn. (bl. 129) Al hebben deze en vele andere der vroeger opgenoemde personen nu door hun werk niet allen aan de hoogste eischen der kunst voldaan, zij hebben er toch naar gestreefd. Men vergete ook niet, dat het be­ oefenen van de kunst om de kunst zeldzaam is, en dat velen verpligt waren door middel van de kunst, die ze lief hadden, een middel van bestaan te zoeken en door lesgeven die liefde bij anderen op te wekken, zoodat zij, door het aankweeken van kennis en smaak, de belangstelling in en het leeren zien en beoordeelen van kunstwerken bij velen bevor­ derd hebben. Dit doel werd mede bevorderd door het oprigten van de Maatschappij ter bevordering der schilder- en teekenkunst in Friesland, die sedert 1850 door tentoonstellingen en kunstbeschouwingen den schoonheidszin van velen bevredigde of opwekte. Doch reeds zes jaar te voren, in 1844, had de eerste Ten t o o n stelli ng van Friesche Nijverheid en Kunst overtuigend aangetoond, dat de genoemde vakken in deze provincie niet enkel door bekende meesters, maar ook door tal van liefhebbers en zelfs door meisjes en vrouwen met liefde beoefend werden. Van de 700 nommers toch van het geheel, door 250 personen ingezonden, waren er 175 schilderijen, teekeningen enz. door 75 personen vervaardigd. Aangenaam was dus deze gelegenheid om bekend te worden met vele in stilte voortwerkende kunstbeoefe­ naren , die blijken gaven van hun smaak en werkzaamheid. Hun aantal wekte evenzeer verwondering als in 1847 een getal van 156 schilderijen, dat in allerijl, enkel uit de stad Leeuwarden, werd bij- eengebragt en in de groote zaal van het Raadhuis ten toon gesteld, om tot leeniging van den toen vooral zoo hoog gestegen nood der armen te strekken en aìzoo kunstgenot aan liefdadigheid te paren. Voor het tegenwoordige kennen wij in deze provincie geen partikuliere verzameling schilderijen, teekeningen en gravuren, welke die van den Heer S. B. Bos, boterkooper en kunstliefhebber te Harlingen, in getal en waarde evenaart. (*)

(*) Een zeer gunstig verslag daarvan gaf de Fransche kunstkenner M. HENRY HAVARD in zijn werk: la Hollandepilíores^ie, hier vóór bl. 248 vermeld, bl. 174. 39 322 HISTORISCH OVERZIGT VAN DE

Aangenaam is het ons, dat wij dit historisch overzigt van de voor* naamste der Friesehe kunstbeoefenaren kunnen besluiten met de ver* melding van vier nog levende kunstschilders, wier werken op hoogen prijs worden gesteld , die de eer dezer provincie , ook in het buitenland , waardig ophouden, en die zich overtuigd mogen houden, dat wij hunne werkzaamheid met belangstelling gadeslaan en deelen in den roem, welke hun nu reeds mogt te beurt vallen. Of is die roem niet verdiend door CJiarles William Meredith van de Velde, die, als de zoon van een chirurgijn-majoor, in 1818 te Leeuwarden geboren en tot zee-offieier opgeleid, als luitenant bij de marine zijn tijd en kunstzin besteedde aan het teekenen van die schoone verzameling van Gezigten in Neêrlands Indië, welke hij te Amsterdam ín 1844 uitgaf; die zijne Beis door Syrië en Palestina in 1851 en 52 zoo uitvoerig beschreef; die het gansche Heilige land met wiskundige zekerheid opnam, daarvan in 1858 eene groote kaart in 8 bladen vervaardigde en bij Perthes te Gotha met uitvoerige beschrijving in het licht gaf, en die later in zijn prachtwerk: Le Pays d' Israël (dat ƒ125 kost) de belangrijkste plaatsen van het Heilige land door de kunst verheerlijkte? (zie Cat. Bibl. 101 en 140) Eervolle onderschei­ dingen vielen hem ten deel, even als Clrristoffel Bisschop, in 1828 hier geboren, die, sedert lang te 's Gravenhage gevestigd, van zijne binnenhuizen met beelden en historiëele voorstellingen veel bijval verwierf, zoodat hij zelf mij verklaarde nooit genoeg te kunnen schil­ deren; aan wiens „ledige wieg" reeds in 1862 op de tentoonstelling van de maatschappij: Arti et Amicitiæ te Amsterdam eene eereplaats werd toegekend; wiens „Heemskerk en Barends" zij waardig keurde om in het koper te worden gesneden, en die ook als portretschilder zich zoo­ danig onderscheidde, dat de beeldtenis, welke, hij van zijne bejaarde moeder (in Friesehe kleeding) vervaardigde, op de Weener wereld­ tentoonstelling van 1873 eene plaats verwierf in de Eer ezaal. (zie bl. 135 en 200 hier vóór) Pieter Willem Sebes, in 1830 te Harlingen geboren, had het aan een schijnbaar toeval te danken, dat hij zich op het teekenen toelegde, en, na het onderwijs van den schilder Jurjen de Jong ge­ noten te hebben, door dankbare leerlingen zijns vaders, kostschool­ houder aldaar, in staat gesteld werd, aan de kunst-akademie te Ant­ werpen zijne verdere opleiding te ontvangen. Hij vestigde zich daarna te Leeuwarden , doch vertrok eerlang naar Brussel, waar hij thans voort- VOORNAAMSTE SCHILDERS EN GEAVEURS. 323

gaat portretten en binnenhuizen te schilderen, welke laatste vooral in Schotland en in Amerika zeer gezocht zijn. Grooter vlugt nam zeer spoedig IiOiireus Alma Tadema, in 1836 geboren te Dronrijp en, sedert zijn vader in 't volgende jaar tot Notaris te Leeuwarden benoemd was, hier opgevoed. Voor de studiën bestemd, dankt hij, volgens eigene verklaring , aan zijne opleiding in het Gymnasium alhier de kennis der oude talen en der klassieke oudheid, die, toen hij zijne sterke neiging voor de kunst volgde en te Ant­ werpen aan de kunst-akademie mogt bevredigen, de rigting zijner stu­ diën bepaalde. Twee zijner eerste stukken kwamen voor op de ten­ toonstelling te Leeuwarden in 1855. Eerlang bewees hij zijn groot talent in het doen herleven van de oudheid. Reeds in 1858 stelde hij ten toon: „Clotilde bij het graf harer kleinkinderen," en in 1861 „de opvoeding der zonen van Clovis," dat, algemeen bewonderd, in het bezit is van den Koning van België, die aan de maatschappij: Arti et Ámicitiæ toestond, om daarvan eene groote gravure te doen vervaardigen. In 't volgende jaar gaf hij „de dochters van Gonthram Bose door ruiters overvallen ," alsmede „de Kunstliefhebbers in eene woning te Pompeji," van welke stad hij in 1866 een tafereel voltooide : „Voor het feest." Op de wereldtentoonstelling te Parijs in 1867 gaf hij twaalf schilderijen ter beschouwing , ook met levensbeelden uit Egypte , Rome en Attika; terwijl hem de eer te beurt viel van met goud te worden bekroond. In 1870 schilderde hij te Brussel een groot stuk: „het feest van den wijnoogst," dat ik bij hem op den ezel mogt zien. Toen had hij ook drie tafereelen uit den Romeinscheti keizerstijd voltooid : „de inscheping", „keizer Claudius'' en „het Dionusosfeest", welk laatste j hij toen exposeerde te Londen, waar zijn talent bijzonder gewaardeerd werd, waarom hij werd aangemoedigd zich in dat jaar met der woon derwaarts te begeven. Zijn vruchtbaar penseel heeft sedert verschei­ dene belangrijke stukken voltooid, waarvan er vier in 1873 de tentoon­ stelling te Weenen versierden, en zag hij zich allerwege de meest eervolle onderscheidingen aangeboden. Lang moge hij der kunst tot sieraad, zijn vaderland tot eer verstrekken! (zie bl. 136 hier vóór)

Na lange aarzeling en eene voorbereiding van vele jaren, verheugt het mij zeer, deze schets der geschiedenis van de schilderkunst en van hare beoefenaren in Friesland te hebben mogen voltooijen. Liefde voor de kunst en zucht tot verzamelen, ook van schijnbaar kleine bij­ zonderheden , hebben mij vele bezwaren doen overwinnen, om alles tot 324 HISTORISCH OVERZIGT VAN DE SCHILDERS ENZ. een geheel bijeen te brengen, en nog vele berigten te behouden , die in den stroom des tijds dreigden verzwolgen te worden. Ook deze bijdrage tot erkenning van Frieslands roem in kunsten en wetenschappen moge allen welkom zijn, die gaarne weinig bekende verdiensten in het licht gesteld zien en wien de eer onzer provincie even als die des vaderlands ter harte gaat. Het streelend genot. dat de beschouwing van heer­ lijke kunstwerken bij voortduring kan verschaffen, worde verhoogd door de gedachte, dat zij vaak de uitdrukking zijn van verhevene denk­ beelden , uitvloeisels van poëtische, theoretische en praktische werk- zaamheid, en, als tak van nijverheid, vruchten van jaren lange oefe­ ning en inspanning; — maar ook, dat zij ten doel hebben, om het leven van den voortijd en van voorbijgegane geslachten aanschouwe­ lijk voor te stellen, en om, door bevrediging van ons schoonheidsge­ voel, mede te werken om het leven van den geest en het streven naar kennis en beschaving, als het hoogste doel van ons verblijf op aarde, bij allen te bevorderen. 325 ALPHABETISCH REGISTER.

A. Auckamahuis 167 , 183 Aylva (H. v.) 75. Aa (C. P. E. Robidé v. d.) 57. Aylva (H. W. v.) 72. Aa (A. J. v. d.) 262, 267. Aylva (S. D. v.) 42. Abbema (W. v.) 199. Aytta (V. v.) 36, 182. Accama (B. en M) 15, 31, 42, 75,124, 308. IS. Achelen (I. v.) 70. Adellijke huizen 176, 183, 271, 311. Baardt (P.) 47, 96. Adriani (G.) 27, 114. Backer (J. en A.) 291. Advokaten 249. Baerdt (D. v.) 233. Aeneæ (P.) 74, 295, 298. Baljée (J. M) 90, 101, 179, 234. Aerssen (H. Beyem v.) 226. Bank van Leening 169 Afstandstafelen 272. Baunach (C. F.) 128, 319. Aitzema (F. en L. van) 260. Baur (J. en N.) 318. Albada (A.) 260. Beekkerk (H. W.) 126, 313. Albarda (J. H.) 230. Beeldhouwwerk (Antiek) 105, 279. Albert van Saksen (Hertog) 65. Begraafplaats 151, 153, 170. Albertine Agnes (Prinses) 9,157 ,159, Beima (E. M.) 270. 160. Beyma (C. L. v.) 42. Altena (H. L. v.) 43. Beyma (J. v.) 38. Alva (Hertog v.) 67, 257. Beyma (P. J. v.) 215. A%neland 255. Bekker (B.) 72, 261. Andeles (A. en E.) 99 , 310. Bekken (Zilveren) 105. Andringa (ï.) 63, 317. Belkum (K. v.) 212. Anjou (Hertog van) 67. Berents (J.) 281. Ankringa (J. D.) 234. Bergh (L Ph. C. v. d.) 262. Anna (Koningin) 98. Bethman (C. L.) 269. Anna Polowna (Koningin) 22. Bibliotheek (Suppl.-Catal.) 201. Anna (Prinses) 18, 83, 253. Binkes (F.) 220. Anna van Saksen (Prinses) 2. Bisschop (C.) 135, 200, 322. Antonides (T.) 74. Blaauw (J. F.) 36. Anthonij-Gasthuis (St.) 155, 177. Blaeu (J.) 144. Apotheek (Leeuw.) 226. Blancardus (N. en S.) 74, 226. Appeus (C.) 10, 29, 115, 298. Blau (T. Brunsveld de) 32, 210. Archieven 224, 268. Blokhuis (Het) 78, 82, 85, 86, 94, Aremberg (Graaf v.) 66. 163, 164, 258. Arjen (Mr.) 284. Bock (F) 296. Armhuis (Stads) 182. Boelens (J. H. v.) 45. Arnoldi (M.) 31. Boer (O. de) 64, 132, 317. Arnoldi (N.) 41, 72. Boëtins (G.) 205 Arum (D. v.) 37. Bogerman (J.) 26, 204. Aschland 157. Bolhuis v. Zeeburgh (J.) 257. Asman (P. H.) 230. Bolstra (M.) 305. Athenænm 266. Bolswert (B. en S. v.) 3, 7, 10, 289. Atlas (Friesche)121,137,138,255,304. Bonga (J.) 132, 314. Auchy (J. d') 77. Bonga (S.)40, 91, 133,171,175, 318. 326 ALPHABUTISCH

Bouricius (J.) 97, 232. Carlson (G.) 248. Bontjema (M. G.) 235. Carolina (Prinses) 19 , 254. Boot (J. C. Ö.) 54, 220. Carré (F. en H.) 10, 116, 293, 294 Bordes (J. P. de) 264. , Castelanus (A. J.) 284. Borduurwerk 105. i Catalogi van Bibliotheken 224, 252. Borgrink (H.) 43, 86. Chaufepié (J. G. de) 208. Bornæus (E) 241. ] Chantepie de la Saussaye (D.) 211. Bos (S. B.) 321. ! Citters (J. de Witte v.) 267. Bosch (P. v. d.) 228. 1 Clercq (H.) 284. Bosscha (H) 53, 219. Cock (G. T. de) 246. Bouma (G. de) 71. Coehoorn (M. v.) 73. Bouman (H.) 265. , Collard (J. E.) 37. Bouwkunst 280. , Collegie oí" Statenhuis 162. Bouwmeesters 59. Colmjon (G.) 252. Brakel (T. en W. à) 28, 206. Conradi (P.) 209. Brakenburgh (E.) 12, 29, 60, Cornelis (A.) 284. 121 , 294. j Coronel (S. Sr.) 231, 259. Brandmeesters 408. Corvei (Abdij v.) 77. Brantsma (P.) 214, 219, 251. , Coulon (C.) 234. Bredasehe Almanak 97. 1 Coulon (J. Vitringa) 48. Bree (J. B. v.) 58. [ Couranten 247, 259. Breugel Douglas (E. v.) 76, 214, 239. Courtonne (J. A.) 210. Brink (A.) 33, 210, 211. 1 Creyghton (J.) 207. Brink (H.) 242, 253. Crommelin (S.) 35. Brouwer (J.) 34. J Cromstreyen (W ) 29. Bruinsma (A. en E) 88, 89, 311. ' Cronenburg (A. en R. v.) 283. Bruinsma (A. J.) 90. Bruinsma (J. J.) 138, 229. 1>. Brunsvelt (S.) 207. Buijs (C. B.) 91, 134, Ö18. ' Dam (J. v.) 49. Bulthuis (J.) 158. ' Deynum (J. B. v.) 285. Buma (J.) 61, 199, 308. Dekama (P. v.) 195. Buma (W. W.) 108, 222. Deiprat (G. H. M.) 221, 251. Burg (C. .v. d.) 85. Descartes (E.) 47, 250. Burgerschool (Eijks Hoogere) 155. Deventer (J. v.) 141. Burger-Sociëteit 106. Diakeniehuis 108, 166, 178, 188. Burggraaff (P.) 54. Dichters 55, 232. Burmania (S. v.) 213. Diemont (A.) 212. Burmania (S. G. J. à) 98. Dierckszoon

Douwama (J.) 69. Frank (R. R. E.) 195. Drenthe 263, 264, 268. Frederik (Prins) 23. Drukken (Leeuwarder) 239. Frieswijk (B.) 32. Duparc (H. M.) 229. Friso (Prins J. W.) 13, 82, 253. Dwingers (Stads) 151 , 152. Friso (Prins W. C. H.) 16, 82. Dijkstra (T. R.) 54, 238. Fungerus (J.) 232. Furmerius (B.) 256. E. «. Edema (G. en N.) 295. Ee (de) 98. Gabbema (S. A.) 224. Eekhoff (W.) 138, 148, 192, 223, Gachard (M.) 257. 224, 251, 255. Gallières (N. 6 de) 76. Eelkema (E. J.) 131, 319. Galileërkerk 76. Eerepoorten 88, 91. Gasfabriek 170. Eerstman (T.) 63, 64, 134, 318. Gasthuizen 177. Eillarts (J.) 3, 112, 197, 287. Gebouwen (Afbeeld, v.) 157, 166. Eisma (H. en A) 329, 238. Gedenkpenningen 94, 106, 107, 108. Ekama (K.) 310. Geest (W. de) 8, 38, 50, 51, 59, Electeurspenningen 99. 105, 113, 123, 253, 291. Elgersma (F.) 29, 117, 205. Geest Jr. (W. de) 306. Elgersma (M.) 307. Geest (S. G. en J. de) 285, 291, 295. Eist (F. J. v. d.) 314. Gelder (S. v.) 227. Emmius (ü.) 71 , 256. Geldorp (H.) 28. Engelen (D. O.) 216. Gellius Snecanus 203, 249. Eppens (M.) 33. Georg van Saksen (Hertog) 65. Ernst Casimir (Graaf) 4—7 , 198, 252. Gemeentewerken 272. Euphonia 91. Gemeentewet 272. Evertsz (U. A.) 45, 222, 251. Geneeskundige wetten 272. Gerbrants (R.) 281. F. Gerrits (J. en H.) 281, 291. Geschiedschrijvers 50, 221. Faille (J. Baart de la) 231, 243. Gestichten 179. Feddes (P.) 3 , 4, 5, 26, 38, 47, Geuns (M. van) 36, 212. 59, 95, 111, 142, 196, 286. Gevels (Antieke) 103, 185. Feen (B. v. d.) 32. Geyn (W. v.) 132. Feestmaaîtijd (Friesche) 77. G e zigten in en op de stad 158,185,188. Feest (Nationaal) 86. Godgeleerden 25, 103. Feestvieringen 246, 247. Gonggrijp (T. en T.) 308. Feith (H. O.) 135, 263. Gooi (J. v.) 267. Fellinga (G.) 133, 159, 318. Goor (Steenbergen v.) 237. Ferwerda (E. S.) 48. Goslinga (S. v.) 40. Filips II (Koning) 67. Grafsteenen 279. Flink (G.) 60, 285. Gratama (P.) 216. Fockema (D.) 44. Graveurs (Friesche) 275, 286, 298 , Fockema (S ) 48, 130. 320. Folkema (Joh., Jac. en A.) 300. Gravius (S.) 121 , 145, 303. Fonteijae (C.) 6, 95, 96. Greidanus (IJ. P.) 58. Franck (C. F.) 127, 315. Groenia (P.) 86, 127, 313. Francken (C. M.) 55. Groningen 263. Franeker 243, 255, 260, 311. Grovestins (C. F. Sirtema v.) 254. 328 AlfHABETlSCH

Grovestins (W. S. Sirtema v.) 69. Heringa Ez. (J.) 34, 211. Gualtheri (P.) 110. Heringa (S. G.) 262. Gutberleth (T.) 52. Hermans (J.) 6, 115, 288. Hervormde Gemeente 248, 270. H. Hettinga (E. v.) 306. Hensden (A. A. v.) 62. Haacma (S. A,) 121 , 145, 303. Hilarides (J.) 42, 114, 121, 139, Haan W. de) 318. 224, 298, 304. Habbema (J.) 32, 209. Hillema (G.) 3. Haer (Mevr. v d.) 317. Historieplaten 77. Haijema (F.) 306. Historische personen 69. Halbertsma (E.) 58, 228, 261. Hobbema (M.) 418, 297. Halbertsma (J. H.) 44, 54, 220, 251. Hoeven (A. H. ter) 34. Halmael Jr. (A. v ) 58. Hoever's (W.) 36. Halma (F.) 12, 13, 14, 15,52,98, Hof (Stadhouderlijk) 157. 139, 233, 242, 253. Hofstra (J. H.) 320. Hamburg 107, 271. Högelcko (M.) 95. Hansma (D.) 318. Holdingahuis 165, 182. Harddraverijen 89. 102. Hommes (H. Kramer) 228. Harderwijk (R. v.) 134. Hommius (F.) 27. Harderwijk Rz. (J. v.) 58. Hoofdwacht (De) 165. Hardrijderijen 88, 91, 102. Hoog (T.) 33. Haren (O. Z. v.) 41, 57, 82, 221, Hoop (D. de) 33, 319. 224, 233, 261, 342. Hoorn (G v.) 281. Haren (W. v.) Ambassadeur, 40. Hospitaal (Militair) 154 Haren (W. v.) Dichter, 40, 57, 99, Huber (U.) 39, 213. 233, 264. Huber (U. H.) 215. Haren (W. A. v ) 44. Huber (TL J.) 230. Harencarspel (J. P. v) 35. Hugenholtz Jr. (P. H.) 36, 212. Haring (A.) 30. Humalda (I. Æbinga v.) 44. Harings (M.) 27, 144, 121, 284 Huysum (J. v.) 285. Harlinger Gecommitteerden 82. Harlingervaart 450, 454. I. Hartog (J.) 236, 265. Hasius (A.) 28, 205. Idema (B.) 233. Hattinga's (De) 304. Idsinga (W. G. v.) 63, 131, 317. Havard (H.) 248, 323. Iedema (P. L.) 236. Haven (G. en T. v. d.) 122, 306. Inthiema (H v.) 38, 212. Haverkamp (S.) 52. Haverschmidt (F.) 235. J. Heer,(M. en W. de) 119, 198, 296. Heerman (F.) 51, 217. Jacobi (J. C. Schultz) 265. Hemsterhuis (S. en F.) 253, 310. Jacobs (L. en A.) 284, 285. Hendrik Casimir I (Graaf) 7. Jacobs (W.) 284, Hendrik Casimir II (Prins) 12,121, Jacoby (C. G.) 2. 159, 253. Jakobijner kerk (De) 4, 85, 174. Hendrik van Saksen (Hertog) 65. Jan (Don) 67. Henriëtte Amalia (Prinses) 13. Jans (H. en R.) 284, 291. Heijmans (J.) 114, 295. í Jansonius (J.) 240. Heijmans (J. H.) 133, 318 I Jelgerahuis 184. Heringa (A. en V.) 312. ! Jelgerhuis (J.) 61, 126, 227, 309. K V 6 I 8 r E H. 829

Jelgerhnis (R.) 16, 21, 61,125 , 308. Langweer (P.) 10, 116, 233, 298. Jelgersma (T. H.) 31, 60, 61,124, 307. Lanting (K.) 310. Jeltema (A.) 21, 57. Lasonder (E. H.) 239. Jobsïeen (St.) 101. Lastdrager (J.) 29 Johan Maurits (Prins) 11, 73. Leeuwaarden (N. S. v.) 207. Jonckbloet (W. J. A.) 266. Leeuwarderadeel 139, 165, 193. Jong (J. de) 318, 320, 322. Leeuwen (J. v.) 54, 57. Jong (S. de) 317. Ley (J. H. J. v. d.) 47. Jongsma (E.) 238. Ley (S. en H. v. d.) 231. Lely (J. G. v. d.) 300. K. Leo (S.) 109, 137, 303. Letterkundigen 50, 216. Kaart (îopographische) 103, 138. Leuwy (H.) 196, 208. Kaarten van Friesland 109 ,120 ,137 , Levensbeschrijvingen 250, 267. 138. Lycklama à Nijeholt (J. A.) 238. Kaartmakers 109, 302. Lycklama à Nijeholt (T. M.) 224. Kadaster 258, 271. Linde (A. v. d.) 261. Karel van Hessenkassel 193. Lindeboom (De) 185. Karel V (Keizer") 66. Lobry CS.) 33. Kazerne (De) 92, 151, 170. Lodewijk (Koning) 68 Keijert (E.) 8 , 42, 61, 81,125, 308. Loge (Vrijmetselaars) 234, 251. Keilen (J. P. v. d.) 3,59,112,113, Loon (W. v.) 284. 197 , 269. Loré (W.) 98, 305. Kerken ^Afbeeldingen van) 173. Lorgion (J. J. Diest) 246. Kermisbrand 107. Louisa de Colligny 2. Kingma (P. I.) 111, 286. Löwenstam (J. L.) 76. Kleederdragten 103, 129. Lutherschen 177, 265. Khjnsma (S. F.) 262. Luzac (E.) 266. Knoop (J. H.) 147, 227. Knoop (W. J.) 223. IE. Koenen (H. J.) 266. Kogels 108. Mackay (D. J.) 35. Kolk (J. L. Schroeder v. d.) 49. Mahieu (F. J.) 77. Kooi (W. B. v. d.) 22, 25, 45, 48, Mander (K. v.) 267. 53, 62, 63, 76, 130, 316, 318. Maresius (S.) 72. Kool (S.) 135, 320. Maria Louisa (Prinses) 14, 25, 83,105, Koopmans (R.) 33, 219. 161, 307. Kooten (T. v.) 57. Mariê'nburg 161, 184. Krnidhuis (Het) 169, 173, 185. Martena (Duco) 194. Kuiper (de Nieuwe) 95. Martenahuis 181, 183. Kunst in Friesland (De) 275. Martin (A.) 135, 162, 163, 194. Kunstschilders 59,267,271,275. Matthijssen (J. H.) 34, 35, 36, 54, Kunstvoortbrengselen 109. 70, 89, 90, 134, 192, 320. Matthijssen (J. E.) 35, 45, 134, 320. I,. Maurits (Prins) 24. Maximiliaan v. Egmond 66. Laan (A. v. d.) 215. Meer (S. J. v. d.) 295. Labadisten (De) 260. Meese (D.) 227. Land (A. L.) 48. Meinerdtsma (D.) 28, 115, 295. Land (J. P. N.) 212. Meijnerts (P.) 284. Landshuis (Het) 161. Mellema (E. E. L.) 46. 40 330 All'HA B E T I S C H

Mengelwerken 235. Mensonis (P.) 205. O. Meulen (P. H. L.) 129, 320. Micker (H.) 411, 286. Oera Linda bok (Thet) 103, 255. Middachten (C.) 304. Officieren 268. Middelzee (De) 140. Oldehoof (De) 106,133, 466, 473, 187. Minnemahuis 182. Oldenbarnevelt (J. v.) 246. Modderman Az. (T.) 36. Oling (L.) 228. Moens (Graaf en Gravin v.) 74. Oorijzer 107. Moezelaar (K.) 248. Oost-Friesland 261. Moll (P.) 284. Oostendorp (A.) 310. Molster (J. A. D.) 35. Oostergoo 93, 139. Monument (Nationaal) 92. Oranje-Friezen 84. Morhof (D. G.) 268. Oranjewoud 9, 83, 160. Mulder (C.) 49. Ottema (J. G.) 55, 103, 437, 255, 256. Mulerius Œ.) 46, 51. Oudheden (Friesche) 255. Mulerius (P.) 47. Oud-Leeuwarden 93, 94, 444, 479. Muller (F.) 95, 441. Oudheidkundige voorwerpen Muller (P. L. Statius) 209, 236, 104. 253. Municipaliteit v. Leeuwarden 86. P. Munnikhuisen (J.) 13, 29, 299. Munten (Middeleeuwsche) 94, 108. Paaltjens (P.) 235. Munstersche vrede 79. Paape (G.) 43. Muntgebouwen 165. Paen (L.) 226. Muntinghe (H.) 77. Paffenrode (J. v.) 73, 235. Muntweger 106 Paleis van Justitie 164, 187. Murant (E.) 118, 294. Paleis (Koninklijk) 1-57, 158. Panhuijs (A. A. F. v.) 215. Panhuijs (J. E. v.) 193. IV. Petrus (Suffridus) 256, 257. Philips (D.) 25. Napoleon 68. Pier (Zwaard van Groote) 104. Nauta (B. A.) 219. Pierson (J.) 234. Nauta (E. Oostenbroek) 129, 321. Pieters (E.) 295. Nauta (Einia v.) 223. Plaatsbeschrijving 137. Neuhusius (E.) 50, 216", 252. Planetarium van Eisinga 100, 255. Neuhusius (E.) 50, 216. Plantinus (J.) 31. Neuman (P. Werner) 496, 208. Plattegronden van Leeuw. 137, 149. Nicolai (G. E.) 37. Ploegsma (D. J.) 62, 130, 315. Nicolai (S. en J. H.) 346, 347. Pluijm (D.) 52, 295. Niebuhr (B. G.) 75. Poort (A. v. d.) 88, 427, 344. Nieuhoff (A. E.) 51, 114. Poorten (Stads) 470, 487. Nieuwenhuis (D. Bouma) 238. Portier (P. J.) 99, 492, 309, 342. Nieuwetoren (De) 167. Portretten 1. Nijehove 174. Posthuma (G.) 317. Nijmegen 267, 270. Potma (J.) 296. Nieuwold (J. H.) 76, 175, 247. Predikanten 26, 268. Nodell (J. A.) 219. Prinsentuin (De) 10, 102,450,454, Nöé (M.) 10, 116, 253, 298. 153, 459, 460, 492. Nottema (D.) 306. Prinsessehof (Het) 460. REGISTER. 331

Proes (L.) 35, 211. Schotanus (B.) 97, 120, 137, 138, Puiseau (D. H. Waubert de) 212. 139, 303. Schotanus (M. en P.) 27, 291. R. Schultze (H.) 237. Schurman (A. M. v.) 311. Eaad van State 271. Schuurman (L. N.) 271. Raadhuis (Het) 167,'168. Schutte (H.) 36. Ras, (E.) 48, 225. Schutters vogel 104. Eataller (G.) 218. Schwartzenberg (Vrijheeren thoe) 39, Ratelband (J.) 209. 53, 212, 248, 250. Regeeringsleden (Lijsten van) 249. Sebes (P. W.) 322. Regtsgeleerden 36, 212. Sems (J.) 46, 110, 142, 189, 303. Reyd (E. van) 50. Sententien v. 't Hof 249. Reynders (Iz.) 192. Sepp (C.) 265. Reyners (J.) 6, 114, 288. Sibersma (O.) 307. Eeitsma (J.) 203, 249. Sickinga (F. N. en J.) 259, 271. Rembrand v. Rijn 71, 194, 292. Siegenbeek (M.) 246. Remonstranten 266. Sybrandi (J.) 295. Requesens (L. de) 67. Sijstermans (J. B.) 34. Reynes (D.) 315. Sytzama (C. F. v.) 57. Rhala (H.) 213. Sytzama (E. de Wendt v.) 45. Ryckelsma (6.) 303. Sinnema (K.) 58. Rintjes (H.) 241. Sixti (E.) 27, 204, 240. Robles (C. de) 78. Sixtinns (R.) 37. Roelant (P.) 295. Sjoerds (F.) 243. Eoëll (E. A.) 30. Sjoerdtsma (A.) 28, 115, 298. Rondbòut (A. V.) 295. Sjollema (D. P.) 319. Roodbaard (L. P.) 34, 150, 151, Slangenburgh (C. J. B. v.) 63,131, 317. 153. Slothouwer (V.) 53. Roorda (T.) 36 Sluitgewigt 107. Roos (J. de) 227. Smids (H.) 284. Rosé (R. de la) 225. Sminia (H. B. v.) 222. Ruardi (J.) 53. Snecanus (O.) 203, 249. Ruwersma (W. P.) 320. Solaro (A.) 311. Sonnema (T.) 232. S. Sophia Hedwig (Hertogin) 5. Sophia (Koningin) 24. Saske v. ülenburg 71, 194, 292. Sophia (Prinses) 23. Sande (J. v. d.) 38, 114. Spaarbank 103. Schaaf (H.) 320. Spangius (J.) 28. Schandsteenen 105. Spoelstra (J. S.) 237. Scharten (K.) 235. Spoorwegkaarten 102, 154,155 , 252. Scheltema (T.) 318. Sprongh (U.) 94, 296. Scheltinga (G.) 41, 214, 251. Staak (T.) 308. Schiermonnikoog 255. Staatsmannen 36 , 212. Schik (P.) 39, 117, 250, 294. Staatswetten 271. Schilders 59, 267, 271, 275, 305. Stadhouders v. Friesland 1 , 157,224, Schimmelpenninck (R. J.) 68. 252. Schingen (H. à) 213. Stamboom van Oranje & Nassau 2, 252. Schippers (S. W.) 219. Starter (J. J.) 3, 55, 95, 232, 239. Schoning (S. V.) 259. Staveren (M. v.) 212, 238, 239. 332 ALPHABE TISCH

Steege (J. v. d.) 99. Valckenaer (L. C.) 218, 251. Steenen met wapens enz. 104, 105. Valkenier (P.) 264. Stellingwerf (J.) 125, 159, 309. Veemarkt 157. Sterk (A.) 32, 210. Veen (J. v. d.) 45. Stratingh (G. Acker) 263, 264. Veer (F.) 70. Sterm (C. C.) 210. Vegilinv.Claerbergen 138,161,184,313. Suchtelen (W. P. v.) 28. Velde (C. W. M. v. d.) 322. Supplement-Catalogus der Bi­ Velde (H. v. d.) 315. bliotheek 201. Velsíus (J.) 225. Suringar (L. en L. J.) 211, 269. Velzen (S. K. Thoden v.) 35, 211, 238. Suringar (W. F. E.) 230. Venema (H.) 75. Swalue (E. en J.) 311. Veno (J. de) 51. Swart (A O.) 48, 133, 318. Verbius (A.) 294. Swart (F.) 315. Verdugo (F.) 67. Swart (N.) 261. Verlaat (Het Stads) 154,169,188, 200. Verrier (J.) 62, 131, 316. T. Verstolk (J. G.) 69. Vervou (F. v.) 221. Tadema (L. Alma) 136, 323. Verwijs (E.) 221 , 223, 252. Tanjé (P.; 1, 14, 15, 17, 18, 19, Vijgeboom (J. W) 247. 20, 31, 40, 301. Vinne (Geslacht v. d.) 285. Telegraaflijnen 102. Vischmarkt (De) 169. Telting (I.) 215. Visser (P. J. de) 320. Tempel (A. v. d.) 285. Vitringa (C.) 30. Tentoonstelling (Landbouw-) 92. Vitringa (E. H.) 98. Tentoonstellingen (Kunst-) 102, 321. Vitringa (H.) 51. Terpstra (J.) 219. Vitringa (W.) 60, 124, 307. Tholea (N.) 53. Vliet (J. v.) 97, 217, 220. Thyelman (S.) 281. Vloten (J. v.) 234, 266. Tydeman (H. W.) 76. Volksbewegingen te Leeuwarden 78. Tydeman (I.) 53. Voorda (B.) 42, 214. Tijssen (D.) 35. Vorsten, Opperhoofden & His­ Tinga (B. J.) 35, 320. torische personen 65. Tinga (E.) 34. Vorstius (C.) 70. Tonderen (A. v.) 258. Vos (J. de) 281. Topographie 137. Vossius (M.) 264. Torens (Stads) 166. Vries (A. en D. de) 281. Tour (M. C. W. du) 45. Vries (H. de) 35. Tromp (T. v. Hettinga) 215. Vries (J. J. de) 239, Troost (W.) 35 , 36, 45, 49 , 54, 58, Vries (J. Vredeman de) 46, 59,109, 91, 92, 135, 320. 282. Tuchthuis (Het) 164. Vries (K. de) 32. Tuinhout (H.) 43. Vries (M en A.) 305. Vries (S. Wynhoutsde)HO, 196,287. V. Vu ui sverken 80. uitbreiding der st.d 156. W. Ulenburg (Sa&ke v.) 71, 194, 292. Waag (De) 168, 186, 192. Waalsche Kerk (De) 177, 271. Valck (P. de) 59, 281, 282. Wadden (Indijking v. d.) 258. R E G I S T K E. 333

Waeijen (J. v. d.) 29 , 206. Willem III (Koning) 24, 25, 89,107. Wagenaar (J.) 252. Willem (Kroonprins) 24. Wal (G. de) 44, 57. Willem Frederik (Graaf) 8,159,252,293. Waldeck (Prins v.) 75. Willem George Frederik (Prins) 21, 84. Walker (C.) 100. Willem Lodewijk (Graaf) 2, 4, 196,198, Wapen van Leeuwarden 101, 103. 286. Waterloo (A) 116, 251, 294. Willem v. Rogendorí 66. Watermolens 97. Willems (W.) 284. Waterstaat 238, 259. Winkler (J.) 221. Weber (A.) 234. Winkler (T. C.) 50, 230. Weemen (B. v.) 33. Winsemius (P.) 38, 51, 221. Weeshuis (Nieuw Stads-) 90, 101,179. Winter (F. en F. J.) 48, 226. Weeshuis (OldBurger-) 62,156,179,315. Winter (J. de) 306. Wesel (A. v.) 30. Wirdum 249. Westendorp (N.) 264. Wis-, natuur- en geneeskun­ Wester (C.) 318. digen 46, 225, 270. Westink (F. W.) 228. Witkamp (P. H.) 262. Wetgeving 271. Witsius (H.) 29, 206. Wiarda (C. H.) 261. Wopkens (T.) 52, 218. Wicheren (J. J. G. v.) 25, 58,134, 318. Worp van Thabor 256. Wicheren (W. v.) 49. Wielen (G. v. d.) 64, 153. Y. Wielen (J. v. d.) 135, 150, 170. Wierdsma (P ) 43, 251. Ypeij (A.) 34, 54, 211. Wieringa (N.) 295. Wiersma (H.) 215. , Z. Wiggerius (N.) 27. Wigmana (G.) 60, 199, 307. Zedemeester der kerkelijken 236. Wijdenbrugh (E. W. v.) 258. Zeeland 268, 269. Wijnne (H. A.) 264. Zegel (Groot) van Leeuw. 106. Wilde (J. W. v. d.) 284. Zegels (Middeleeuwsche) 93, 278. Willem I (Prins) 1. Zilversmeden-gilde (Het) 108. Willem IV » 16, 81, 253. Zuidergracht (De) 92, 156. Willem V » 20 , 83, 84, 254. Zwaard van Groote Pier 104. Willem I (Koning) 21, 25, 89, 254. Zwaard van Justitie 104. Willem II » 22, 25, 89, 254. Zwette (De) 152.