Het Liegend Konijn. Jaargang 7
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Het Liegend Konijn. Jaargang 7 bron Het Liegend Konijn. Jaargang 7. Van Halewyck, Leuven & Meulenhoff, Amsterdam 2009 Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_lie005200901_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. i.s.m. 11 Uit het nest geroofd bij de zevende jaargang Tijdschrift voor hedendaagse Nederlandstalige poëzie, dat is de ondertitel van Het Liegend Konijn. Ongepubliceerde, nieuwe gedichten door wie of waar ook ter wereld in het Nederlands geschreven, kunnen in dit blad worden opgenomen. Met grenzen, van welke aard ook, wordt geen rekening gehouden. Kwaliteit en diversiteit zijn voor Het Liegend Konijn geen holle frasen. Het blad staat voor verbreding, verdieping en vernieuwing. Onstuitbare veranderingen beïnvloeden voortdurend ons mens- en wereldbeeld. Wat gisteren nog vreemd was, maakt vandaag al volop deel uit van onze cultuur. Deze toenemende verscheidenheid wekt bij velen onrust en angst. Voor dichters is ze een bron van creativiteit. Het leven daagt de taal uit en de taal het leven. Naast de beeldtaal die onze cultuur domineert, stelt Het Liegend Konijn de kracht van het woord, broedplaats voor de poëzie. Zij moet de rol blijven vervullen die haar vanouds toekomt: altijd opnieuw met de oude woorden de dingen benoemen, en met de kracht van suggestie het mysterie van het bestaan evoceren. Het Liegend Konijn beschouwt de zoektocht naar jong talent als een belangrijke opdracht. De gedichten van debutanten worden in dit tijdschrift ingebed in een brede stroom van poëzie van gerenommeerde dichters. De mix van jong en vertrouwd talent is een bewuste keuze tegen dogmatische en beklemmende eenduidigheid. Poëzie is altijd meerduidig, meertalig. Wie haar probeert te kooien, komt bedrogen uit. Het Liegend Konijn. Jaargang 7 12 Het Liegend Konijn wil aan de verwarring die verscheidenheid heet, alle ruimte bieden. Dat is een subversieve opdracht. Ook in deze zevende jaargang blijven nieuwsgierigheid en verwondering onverminderd Het Liegend Konijn inspireren. Jozef Deleu Redacteur Het Liegend Konijn Het Liegend Konijn. Jaargang 7 13 Wiljan van den Akker o Oss, 1954 is ook prozaïst en essayist. Recentste bundel: De afstand (2008) Het Liegend Konijn. Jaargang 7 14 Kunst en vliegwerk 1 Misschien zijn we te lang onder water gebleven - hoeveel moeite hebben we wel niet moeten doen op het droge te komen en blijven: kieuwen wegkauwen, handen en voeten geven aan vinnen, schubben verwerken tot vacht, een andere lucht aannemen, steeds maar proberen de staart tussen de benen te laten verdwijnen - om nu nog te willen gaan vliegen. 2 Een voldoende hoeveelheid zwaartekracht aangevuld door een onvoorstelbaar gebrek aan vleugels houdt ons met beide benen op de grond behalve wanneer we onderduiken willen liggen bijvoorbeeld om te gaan slapen of hoog in een boom zijn geklommen voor een beter uitzicht op zee omdat we schepen verwachten die ons voorbij kunnen varen. Het Liegend Konijn. Jaargang 7 15 3 Af en toe voelt een van ons zich goed beroerd door de goden, meent vanaf een grote hoogte met de armen te moeten gaan zwaaien, neemt sierlijk een duik, zweeft even verheven, schrikt zich bij nader inzien grondig te pletter, daalt met een smak neer op stenen of zand, proeft aarde en bloed, flappert nog wat na, blijft lam liggen, wordt roerloos door de ratten gebeten. 4 Kunst, riep men soms, dat soort vliegwerk kunnen wij ook verzinnen. Ze hadden allemaal wel ergens een vernuftige vader, leefden in dagen beter dan veren en was, bestonden nog kleurloos, lieten later op brandbare beelden ons zien hoe idioot snel ze met slim uitgevonden vlerken houterig hoogstandjes uit konden halen en alle denkbare botten breken zonder zelfs maar iets van een schroeilucht te ruiken. Het Liegend Konijn. Jaargang 7 16 5 Neem nou de lemming: al eeuwen dwingt hij voorbeeldig volhardend en moedig iemand of iets de aanmaak van vleugels af door jaarlijks massaal van de rotsen te springen in de hoop dat er ooit een moment aan zal breken dat hij rakelings over het water kan scheren, net op tijd optrekken, klimmen en terugkeren naar huis om voor altijd te weten: juist, zo moet dat dus. 6 Het lijkt onbegonnen werk of is het voldoende om tijdens het vrijen voortdurend aan gefladder te denken en helpt het als een van ons daarbij daadwerkelijk constant de armen uitslaat, bij het klaarkomen op een keukentrapje gaat staan? Zou het dan nog eindeloos duren voordat we ergens opeens twee piepkleine vliesjes voelen net groot genoeg voor een rondje om het huis? Het Liegend Konijn. Jaargang 7 17 7 Jullie kunnen het wel schudden, moeten voorgoed proberen hier beneden te blijven drijven in dit stervensvolle zwemparadijs op dit lekkende luchtbed. Het lukt jullie nooit - en jou al helemaal niet - het natte gewicht van twee kwabbige vellen slonzig met de speknek vergroeid tussen boeren en winden boven het lawaai te verheffen. 8 Als het eindelijk zo ver is, zullen wij onopvallend sierlijk opstijgen en iedereen denkt: kijk die twee daar, wat een vleugelslag, hoe machtig en elegant tegelijk. Voor ons was vliegen al gewoon, onderweg hielden wij hele verhalen, over de stand van het graan op de heuvels bijvoorbeeld, waarna we altijd beheerst konden landen zoals 's nachts bij het trappen afdalen in het huis waar we blind onze weg kunnen vinden. Het Liegend Konijn. Jaargang 7 18 Aanwijzingen 1 Als eerste proberen we 's ochtends te vergeten hoe aanwezig ze de afgelopen nacht weer zijn geweest. Alleen al door dat voor elkaar te verzwijgen, laten we ze verdwijnen aan de achterkant van de krant gewoon oplossen in gloeiende koffie. De rest is nog slechts een kwestie van slikken, afruimen en aankleden. Er valt niets meer te zien. Een huis met een bloemrijke tuin waarin rust wordt geritseld in bomen. Schaamte laat zich geruisloos vertalen in stilte. 2 's Avonds keren ze onherroepelijk terug. Ze zijn uiteraard nooit echt weg geweest, dat weten we ook wel maar we doen liever of het steeds helemaal nieuw voor ons is. In het donker kunnen we hen trouwens veel beter bekijken. Ze zitten gehurkt aan de uiterste rand van het gras zwijgzaam verborgen onder de winterse bomen. Naarstig proberen sommigen een gat in de zwarte aarde te graven. Moet je zien hoe ze zoeken naar sporen in de bevroren achtertuin naar aanwijzingen in de sterloze nacht. Het Liegend Konijn. Jaargang 7 19 Johan de Boose o Gent, 1962 is ook prozaïst. Recentste bundel: De vrijheid van zwijgen (2008) Het Liegend Konijn. Jaargang 7 20 Matrix 1 Een stem dringt tot me door. De oude moeder: ‘Waar ben je?’ Op de tippen van het Witte Oosten het Randland en het land van de Brandende Akkers. (Boze tongen beweren: van het Onland.) De oude moeder in mij: ‘Wat loop je daar te doen?’ Zij die loopt op naalden als een kromme meermin. Op de scheiding van twee tijden, moeder, van de witte jaargetijden, In de stervende louwmaand, maand van Janus god van poorten god met twee gezichten En in de bottende sprokkelmaand, maand van reiniging en geitenvel, Daar leer ik wonen. Er vallen gordijnen van duisternis tussen ons. De jongen in mij: ‘Maar wat doet u?’ Zij die zit onder een zwijgende, sluitende lucht. Ze jubelt als een meisje. Het Liegend Konijn. Jaargang 7 21 2 Twintig winters waren moeders mooiste tijd. We sloten alles buiten en vergroeiden met het huis. We leerden elkaar lezen en ruilden rollen. Rondom stond de horizon in brand. Het was de tijd waarin ze op haar mooist aan mij verscheen als maagd en moeder en alleen. Het was de tijd van het gedachtelezen. We lazen: kaart, bloem, stil, blind. We hielden van ziek zijn. Niet zijn. Uw prins zal nooit van u genezen. Wat ik lees kan ik uit u slechts lezen. Het Liegend Konijn. Jaargang 7 22 Het geheim van Grzimek 1 In vaders boeken woonde de wereld. Hij ving hem, sloot hem op, kafte hem. Hij hield van joules, moleculen, melkwegen. Hij verachtte de wanorde van spermatozoïden en zei: ‘Het is bij de spinnen af.’ Hij bewaarde het geheim van Grzimek in een papieren kluis. Verwekking was winters vertier, Geboorte diende de zomers. Hij leerde me landschappen lezen. Op een dag veranderde zijn werkkamer (die hij zijn studio noemde) in een natte wrong van nevel, in een en al Matterhorn. Hij gaf les in de pathetiek van kleuren: het rood van moerbei en granaatappels, het zwart van syeniet, glinsterende zwavel, maansteenblauw radioactief schrabsel. Hij woonde in zijn boeken, mij tegemoet dwars door alle kalklagen van tijd en leeftijd en eenzaamheid heen. Toen hij zijn boeken sloot, sloot zich de wereld en ging ik dood. Het Liegend Konijn. Jaargang 7 23 2 In vaders stenen woonde de wereld. Al het steen was de blauwdruk van een ster. De sterrenatlas was getekend: Grzimek - de verzamelnaam van mij buiten mij en van hem buiten hem. De wereld, zei hij, is een steen. In een steen woont de wereld. Zeg nooit steen tegen een steen. Het Liegend Konijn. Jaargang 7 24 3 Ik ontmoet mijn vader in het Canyonland van Utah, want vaders sterven niet. Hij woont in de voormenselijke wereld. Hij woont in het gestolde duin, in steilwandige dalen als kathedralen, in de gloedwolk van vulkanen, in glooiend cederland, in de vlammende ijsbergen wanneer het weerlicht, in de stammen van verbrande bomen als pennen van een stekelvarken. Hij woont in steen gevormd door smelttuf En noemt de winden bij hun naam: hete samoem die het licht dooft, kamsin die vijftig dagen duurt, zondige harmattan, boze moesson. Hij zegt: Ik herinner me de schepping van de oerknal. Hij zegt: Wat kleiner is dan honderdduizend, is verwaarloosbaar. Hij zegt: A-toom in het Grieks is in-dividu in het Latijn, namelijk on-splijtbaar.