Verkenningen Van Zuid-Afrika
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Verkenningen van Zuid-Afrika Achttiende-eeuwse reizigers aan de Kaap Siegfried Huigen bron Siegfried Huigen, Verkenningen van Zuid-Afrika. Achttiende-eeuwse reizigers aan de Kaap. Walburg Pers, Zutphen 2007 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/huig002verk01_01/colofon.htm © 2009 dbnl / Siegfried Huigen 5 Woord vooraf Zuid-Afrika speelde in de ‘lange achttiende eeuw’ een belangrijke rol in de Europese beeldvorming van Afrika. Alleen vanuit de Kaap kon je diep het binnenland in reizen. Verder was Afrika ten zuiden van de Sahara voor Europeanen, afgezien van een paar vestigingen aan de kust, tot aan de negentiende eeuw een gesloten gebied. Dit boek analyseert hoe zuidelijk Afrika in teksten en afbeeldingen werd voorgesteld in de periode dat het gezag over de Kaapkolonie berustte bij de VOC en de Nederlandse staat (1652-1814). De verkenning van zuidelijk Afrika werd uitgevoerd door reizigers van verschillende nationaliteiten en met uiteenlopende doelstellingen. Naast ‘landreizigers’ in dienst van de VOC, die alleen het economische potentieel van het binnenland onderzochten, kwamen in de achttiende eeuw ook wetenschappers naar Zuid-Afrika. Deze wetenschappers - de meesten uit het buitenland - zochten antwoorden op vraagstukken die Europese geleerden bezighielden. Alles tussen hemel en aarde kon op hun belangstelling rekenen. Gewoonlijk publiceerden ze hun bevindingen en bereikten daardoor soms een groot publiek. Voor dit boek heb ik over het algemeen de nadruk gelegd op de etnografische representaties in reisverslagen en op afbeeldingen. Alle reisverslagen hebben namelijk wel iets te melden over de cultuur en het uiterlijk van de inheemse bevolking. De omvang van de etnografische beschrijving kon uiteenlopen van incidentele opmerkingen tot (uitzonderlijk) een heel boek over een inheemse bevolkingsgroep in het geval van De Kaffers aan de Zuidkust van Afrika uit 1810 van de Bataafse legerofficier Ludwig Alberti. Incidenteel heb ik aandacht gegeven aan zoölogische en cartografische voorstellingen. Het manuscript van het boek is in zijn geheel gelezen door Ena Jansen, Jean Kommers en Helize van Vuuren. Adriënne Zuiderweg en Kees Rookmaaker lazen enkele hoofdstukken. Herman Roodenburg gaf waardevol commentaar op een eerdere versie van hoofdstuk 5 dat als artikel in het Nederlands Kunsthistorisch Jaarboek verscheen; Marijke Meijer Drees deed hetzelfde met hoofdstuk 8 dat in een andere vorm in Nederlandse Letterkunde is gepubliceerd De commentaren van deze ‘meelezers’ hebben me erg geholpen. Met name Jean Kommers was bijzonder genereus met het verschaffen van bijkomende informatie en commentaar. Hij hielp onder meer de titel voor het boek bedenken. Ook veel andere mensen hebben hulp geboden tijdens het onderzoek en de voorbereiding van het manuscript. Zijn worden allen hartelijk daarvoor bedankt. Het boek is opgedragen aan mijn vader, André Huigen, die in december 2004 overleed. Van hem heb ik de neiging geërfd om vaste wandelroutes en bordjes met ‘verboden toegang’ te veronachtzamen. Het is jammer dat hij de verschijning van Siegfried Huigen, Verkenningen van Zuid-Afrika 6 het boek niet meer heeft kunnen meemaken. Stellenbosch, oktober 2006 Siegfried Huigen, Verkenningen van Zuid-Afrika 9 Hoofdstuk 1 Wagenroutes: een inleiding Het Heerenlogement Ongeveer 250 kilometer ten noorden van Kaapstad bevindt zich een grot waar meer dan honderd namen in de rotswanden gekerfd zijn. De oudste inscripties dateren uit het begin van de achttiende eeuw. De grot werd gebruikt als pleisterplaats voor reizigers die vanuit Kaapstad naar het noordwesten van het huidige Zuid-Afrika en naar Namibië trokken. Al vroeg kreeg ze de naam Heerenlogement, een woord dat in Nederland in de zeventiende en achttiende eeuw werd gebruikt voor de betere logementen.1 Om zo'n naam aan een kale grot te geven die aan de rand van een zandvlakte ligt, was waarschijnlijk bedoeld als grap. Vandaar dat reizigers soms spreken over het ‘zogenaamde’ Heerenlogement (afb. 1). De Nederlandse reiziger Robert Jacob Gordon (1743-1795) schreef in 1779 onder zijn tekening van het Heerenlogement: ‘sogenaamde here logement 3 myl zuid van oliphants rivier op de plaats [boerderij] van pieter van zyl’ met een opmerking bij ‘here logement’: ‘synde een hol in een klip’.2 Vanaf het begin van de twintigste eeuw staat deze grot onder monumentenzorg. Om er te komen moet je vanaf de zandweg die eraan voorbijloopt over een kronkelend voetpaadje door laag struikgewas omhoog klimmen. Het ‘hol in een klip’ is eigenlijk meer een overhangende rots in de vorm van een geschutsbunker van de Atlantikwall. De wanden zijn inderdaad bedekt met namen van reizigers: ‘Slotsboo 1712’, ‘Rhenius 1726’, ‘F. Vailant 1783’ (afb. 2). Nog steeds groeit er een boom uit een spleet in de rots, waarvan achttiende-eeuwse reizigers zich al afvroegen hoe die zich in deze droge omgeving in leven hield. Als je in de grotopening van het Heerenlogement staat, heb je een prachtig uitzicht over het Sandveld, een vlakte tussen de bergrug waarin het Heerenlogement zich bevindt en de nabijgelegen, koude Atlantische Oceaan in het westen. Terwijl ik op het bunkerachtige ‘dak’ van de grot klom, kwam er een mistbank opzetten vanuit zee. Binnen een paar minuten leek de temperatuur tientallen graden te zijn gedaald. Je kon plotseling je adem zien. Het Heerenlogement was al vroeg een baken op de route van Kaapstad naar het noorden. Omdat het die status had, moest een reiziger er even gaan kijken - er was ook een bron aan de voet van de berg waar zich de grot bevond - en eventueel zijn naam in de rots kerven of een tekening maken. Robert Jacob Gordon en de Surinaams-Franse reiziger François le Vaillant (1753-1824) hebben het Heerenlogement getekend. Le Vaillant beschrijft in zijn Second Voyage uit 1795 ook zijn teleurstelling na een bezoek aan de grot. De plaats beantwoordde niet aan zijn hooggestemde verwachtingen een met wandschilderingen versierde, arcadische grot te zullen Siegfried Huigen, Verkenningen van Zuid-Afrika 10 1 Het Heerenlogement, ten westen van het huidige Clanwilliam (foto van auteur). Siegfried Huigen, Verkenningen van Zuid-Afrika 11 2 Inscriptie van François le Vaillant op de wand van het Heerenlogement (foto Brandaan Huigen). Siegfried Huigen, Verkenningen van Zuid-Afrika 12 aantreffen te midden van weelderig geboomte, bij een heldere bron. Het landschap bestond uit kale bergen, de bron werd na aankomst bezoedeld door Le Vaillants ossen en ‘Hottentotten’, en het geboomte was beperkt tot de reeds genoemd boom die uit een spleet boven de spelonk groeide. Toen Le Vaillant in de ‘natuurlijke hal’ van de grot wilde gaan slapen, werd zijn rust bovendien verstoord door honderden houtduiven die zich boven hem in de boom hadden genesteld. De rijke fresco's bleken ook niet meer dan twee ‘karikaturen’, van een olifant en een struisvogel, en namen van reizigers. Zijn norse beschrijving van de grot is van iemand die 's nachts geen oog heeft dichtgedaan.3 Toch voegde Le Vaillant zijn eigen naam - ‘F. Vailant 1783’ - bij die van zijn voorgangers. De naam Heerenlogement is in een ander opzicht echter erg toepasselijk. Het waren inderdaad hoofdzakelijk heren die in de achttiende en negentiende eeuw in Zuid-Afrika op onderzoek uitgingen en hun naam in de wand van de grot kerfden als ze naar het noorden reisden. Er is in de tijd dat de Kaapkolonie officieel onder Nederlands bewind stond (1652-1814) maar één vrouw die een reisbeschrijving heeft nagelaten: Augusta de Mist (1783-1832), de dochter van de Bataafse commissaris-generaal Jacob Abraham de Mist (1747-1823). Zij had in 1803 in het gezelschap van haar vader een lange reis door het binnenland gemaakt, waarvan jaren later in het damestijdschrift Penelopé een korte beschrijving werd gepubliceerd.4 Beschrijvingen van zuidelijk Afrika Het onderwerp van dit boek vormen de pogingen van reizigers uit de periode dat Zuid-Afrika onder Nederlands gezag stond om het binnenland en de inheemse inwoners van zuidelijk Afrika te beschrijven. Deze reizigers - merendeels uit de achttiende eeuw - vormden een heterogeen gezelschap. Voor de VOC-expedities ging het primair om het economische potentieel van het binnenland; Bataafse ambtenaren uit het begin van de negentiende eeuw wilden feiten verzamelen over het voor hen onbekende gebied dat ze moesten besturen. In de achttiende eeuw trokken voor de eerste keer ook wetenschappers naar het binnenland van Zuid-Afrika met het doel de vreemde wereld voor de Europese wetenschap te ontginnen. Alle reizigers hadden met elkaar gemeen dat ze exacte feiten wilden vaststellen. Alleen ontbrak bij de wetenschappelijke reizigers een instrumentalistische doelstelling bij de kennisvergaring. Daarmee onderscheidden ze zich van de VOC-reizigers die bijna uitsluitend het economische potentieel van het binnenland moesten verkennen. Het achttiende-eeuwse wetenschappelijke onderzoek van zuidelijk Afrika en zijn bewoners zal in de volgende hoofdstukken de meeste aandacht krijgen omdat binnen deze categorie de grootste prestaties geleverd zijn. VOC-representaties contrasteren hier sterk mee. De doelstellingen van VOC-expedities waren beperkt, waardoor de representaties in vergelijking met het werk van wetenschappelijk onderlegde reizigers ook schraler uitvallen. Voor een geschakeerd beeld van de achttiende-eeuwse verkenningen van Zuid-Afrika zijn ze echter onmisbaar. Siegfried Huigen, Verkenningen van Zuid-Afrika 13 De oudste teksten over Zuid-Afrika zijn reisbeschrijvingen van wereldreizigers. De Kaap is vanaf het eerste moment dat men rond 1500 voet aan wal zette