Z/2009/187943 Reg. dd: 9-12-2009 Gemeente Nameii voor iiaamsvermeldiiig twintig Zaaiikaeters in de raadzaal van Zaaiistads nieiiwe gemeeetehiiis

Navolgende lijst werd samengesteld door een commissie waarin zitting hadden: Geke van de Kamp, Rob Lengers, Piet Kleij, Marlies Romeijnders, Mieke Schaap, Ron Sman en Jan Pieter Woudt.

Aan de wanden van de nieuwe raadzaal naar verwachting twintig Zaankanters vermeld worden die zich op enige wijze hebben onderscheiden. De commissie had daarbij de keuze uit in totaal 37 voorgedragen personen. Deze werden ondergebracht in acht groepen. De biografieen van hen worden hierna per groep in alfabetische volgorde weergegeven: eerst de door de commissie aanbevolen personen (herkenbaar aan het cijfer voor de naam), daarna de overige genomineerden.

1. en politick

1. Gerrit V van (1487 - Het geslacht Van Assendelft speelde vanaf het begin van de veertiende eeuw tot in het eerste kwart van de zeventiende eeuw een vooraanstaande rol in het graafschap van Holland. Opeenvolgende generaties waren ambachtsheer van Assendelft en eigenaar van slot . Gerrit V maakte carriere ondanks een jeugdzonde: tijdens zijn rechtenstudie in Orleans (hij haalde in 1507 zijn meestergraad) trouwde hij een-dochter (Catherina) van een herbergier. Uit dit huwelijk werd hun zoon Claes geboren. Catherina reisde Gerrit, die heimelijk naar Holland teragkeerde, achterna en spande bij het Hof van Holland een proces aan. Gerrit erkende dat het huwelijk wettig was en het Hof verplichtte hem zijn vrouw te onderhouden. Nadat het echtpaar scheidde van tafel en bed, werd Catherine voor valsemunterij ter dood gebracht. Claes van Assendelft werd door Gerrit tot een kerkelijke carriere gedwongen. Een en ander be'fnvloedde Gerrits positie nauwelijks. In 1515 werd hij raadsheer in het Hof van Holland (zoals zijn grootvader, Gerrit IV eerder was) en in 1528 'eerste raadsheer presiderende'. Daarmee was hij feitelijk president van het Hof. Ondanks beschuldigingen van ketterijen, corruptie en vriendjespolitiek (waarvan hij een jaar na zijn dood werd vrijgesproken) behield hij deze functie dertig jaar. Om die reden wordt hij tot de belangrijkste Hollanders van zijn tijd gerekend. Zijn pogingen het bezit van de Assendelftse goederen na zijn dood niet in handen van zijn zoon Claes te laten vallen, faalden. Daarmee was de rol van het geslacht Van Assendelft in de bestuurlijke elite van het graafschap uitgespeeld. /

2. Adriaiips Pelt jr. (Koog aan de 1892 - Hermance, Zwitserland 1981) Adriaan Pelt, zoon van de eerste rector van de HBS te , was in 1915-'26 correspondent voor het Nieuwsblad • voor Nederland in Londen en voor het Nieuws van den Dag en De Telegraaf in Parijs (1916-'20), waar hij gelijktijdig studeerde aan de Ecole libre de sciences politiques. Vanaf 1920 werkte hij voor de Volkenbond, onder meer als secretaris van de commissaris-generaal in Oostenrijk en als directeur van de sectie voorlichting te Geneve. 10 mei 1940 vertrok hij naar Londen, waar hij de persdienst van de Nederlandse regering omvormde tot een voorlichtingsdienst en drie radiozenders opzette (waaronder Radio Oranje), die vanuit Engeland uitzendingen naar Nederland verzorgden. Daarnaast creeerde hij een waardevolle luisterdienst die de Nederlandse radio volgde. In 1945 vertrok Pelt naar San Francisco, waar hij betrokken was bij het opstellen van het handvest van de Verenigde Naties en in 1946 als ondersecretaris-

Overzicht bijzondere Zaankanters

generaal verantwoordelijk werd voor de conferences en algemene diensten van de VN, en vervolgens voor Europese kwesties. In 1949 volgde zijn benoeming tot Hoge Commissaris voor Libie, dat bestond uit Engelse en Franse gebieden waarbinnen rivaliserende stammen en volken leefden. Pelt moest voor 1 januari 1952 een onafhankelijke Libische staat vormen. Hij bestuurde het gebied namens de Verenigde Naties, moest de volken/stammen bijeen brengen en deze helpen bij het opstellen van een grondwet en het opbouwen van een bestuursapparaat. Op 24 december 1951 kon hij de macht overdragen aan koning Idris. Pelt keerde terug naar het hoofdkantoor van de VN. Van 1952 tot zijn pensionering in 1957 was hij directeur van het Europese bureau van de VN te Geneve.

Marcus Bakker (Zaandara 1923 - december 2009) Ten tijde van de crisis van de jaren '30 raakten vaders van Marcus Bakkers vriendjes in het vurig sociaal-democratische Zaandamse Vissershop werkloos. Dat raakte hem. In 1996 zei hij: 'Bij werkloosheid hoort demoralisatie. Een van de grote verdiensten van de arbeidersbeweging is dat deze instrumenten bood om demoralisatie tegen te gaan. Mensen werden communist door het verdommende van het leven. Verzet tegen werkloosheid was een belangrijk onderdeel van de klassenstrijd.' In de Tweede Wereldoorlog raakte Bakker via het uitzetten van de illegale krant De Waarheid betrokken bij de Communistische Partij Nederland. Na de oorlog werd hij partijbestuurder (1946), hoofdredacteur van de Waarheid (1953-'57), Tweede-Kamerlid (1956-'82, waarvan negentien jaar als fractievoorzitter). Toen de Koude Oorlog op z'n hoogtepunt was, verliet het gros van de parlementariers de vergaderruimte als hij sprak en de berichtgeving van De Waarheid over de Hongaarse opstand (1956) leidde tot een volksbelegering van het krantengebouw. Toen Bakker 25 jaar Kamerlid was (1981) kreeg hij veel waardering voor de wijze waarop hij voor de rechten van het parlement was opgekomen; in 1992 werd op het Binnenhof een vergaderzaal naar hem vernoemd. Bakker publiceerde enkele boeken, waaronder 'Wissels, Bespiegelingen zonder berouw' (1981), waarin hij zijn rol tijdens de Koude Oorlog kritiseerde. In 1997 nam hij afstand van het communisme, toen hem duidelijk werd dat de Russen en niet de Duitsers verantwoordelijk waren voor het bloedbad hi het Wit-Russische Katyn. Later kwalificeerde hij de opkomst van Gorbatsjov in Rusland als 'een verademing'.

Adriaan Rogge (Zaandam 1732 -1816) Adriaan Rogge was een kind van de achttiende eeuw. In de geest van de Verlichting richtte hij zich op verbetering van de samenleving en zijn persoonlijkheid. Waarschijnlijk werkte hij vanaf zijn twaalfde, dertiende jaar in het bedrijf van zijn vader en richtte hij zich 's avonds onder begeleiding van leermeesters op wetenschappelijke en religieuze studie - geen ongebruikelijk pad voor zonen van doopsgezinde kooplieden-fabrikanten. Rogge's honger naar kennis en ontwikkeling was daarmee niet gestild. Hij trad toen hij negentien was toe tot het kunst- of dichtgenootschap 'Al Verder', bezocht bijeenkomsten van het Zaandamse Physisch Genootschap en van het College van de Doopsgezinde Gemeente, en vormde me^zijn broer en twee vrienden (beide doopsgezind leraar) een gespreksgroep die 49 keer onafgebroken wekelijks bijeenkwam. De leden hielden lezingen over onderwerpen zoals godsdienst, wijsbegeerte, zedenleer, wetenschap en beroep. Rogge hield onder meer een voordracht over 'De ondiepten der Zaan, hunne oorzaken en hoe deze te verbeteren'. Van dit onderwerp maakte hij later een diepere studie, die in 1780 door de Oeconomische tak van de Hollandse Maatschappij van Wetenschappen met de tweede gouden medaille werd bekroond en met gunstige resultaten deels werd uitgevoerd. In april 1787 werd hij met ruime meerderheid van stemmen gekozen in de Zaandamse Burgersocieteit en in 1797 werd hij afgevaardigd naar Den Haag. Hier deed hij voorstellen over de gelijkwaardigheid van stad en (platte)land, een regeling tot zelfstandigheid van dorpen tegenover het banbestuur, en over de scheiding van ban en polder - typisch onderwerpen voor een Zaankanter.

Overzicht bijzondere Zaankanters

2. Emancipate

3. Catherina Cornelia (Ina) Kakes - Veen (Zaandam 1926 - 1985) Vanaf dejaren '60 van de twintigste eeuw raakte Ina Kakes-Veen zeer betrokken bij de vrouwenbeweging.Via de afdeling Zaandam-Centrum van de Nederlandse Christenvrouwenbond werd zij actief in de politick, in eerste instantie namens de Anti-Revolutionaire Party als lid van de A.R. Kieskring Den Helder. Hierin hield zij zich onder meer bezig met de fusie van het CDA. Vervolgens werd zij de eerste voorzitter van het CDA in Zaanstad (van 1973-'84) en hoogheemraad van Uitwaterende Sluizen (1976-'85). Ina Kakes-Veen werd vooral bekend door haar verdiensten voor de vrouwenbeweging. Zij was landelijk secretaris (en daarmee lid van het dagelijks bestuur) van de Nederlandse Christenvrouwenbond, alsmede lid van de Nederlandse Vrouwenraad, lid van de Landelijke Emancipatieraad, bestuurslid van de Tecoza, die cursussen voor buitenlandse vrouwen verzorgde. In 1983 verbleef zij in New York als lid van de Nederlandse delegatie in de Verenigde Naties, waarin zij optrad als vertegenwoordiger van de bij de Nederlandse Vrouwenraad aangesloten organisaties. In Zaanstad deed zij een bijdrage aan het totstandkomen van de Adviescommissie Emancipatiezaken. Uit waardering voor haar verdiensten voor de vrouwenbeweging, noemde de gemeente Zaanstad de emancipatieprijs naar haar.

4. Klaas Ris (Westzaan 1821 - Amsterdam 1902) Klaas Ris was een van de negentien kinderen uit een vissersgezin. Na enkele jaren school ging hij werken in een papiermolen om bij te dragen aan het gezinsinkomen. Hij werkte vervolgens voor verscheidene patroons, was van 1840 tot in 1846 soldaat en trok vervolgens naar Amsterdam, waar door armoede, voedseltekorten en ziektes het sterftecijfer onder arbeiders hoog was. Via het Amsterdamse armenbestuur werd hij knecht op een houtzaagmolen en werkte hij voor de brandweer, waar hij een reputatie vestigde als oproerkraaier - in 1864 schreef en publiceerde hij een vlugschrift, waarin hij de bevelvoerders van het brandweercorps en de geringe honorering van de mannen die het echte werk deden, kritiseerde. Hierover stelde hij verscheidene brochures samen waarmee hij zich richtte tot bestuurders - tot de koning aan toe. Dit leidde tot Ris' oneervolle ontslag. Hij bleef ook daarna strijdbaar, spande zich in voor de bouw van eigen woningen voor arbeiders, was in 1869 als enige arbeider betrokken bij de oprichting van de Nederlandse sectie van de eerste Internationale en leverde als lid van De Dageraad de gegevens waarmee Multatuli in 1864 het budget van een arbeidersgezin inzichtelijk maakte. In 1876 greep Ris het Kermisoproer in de Jordaan aan om het 'onredelijke optreden' van de overheid aan de kaak te stellen, onder meer door gewonden en de weduwe van een dodelijk slachtoffer aan de massa te tonen. Door zijn optreden werd Klaas Ris een voortrekker van de opkomende socialistische beweging in Amsterdam en legde hij mede de basis voor de oprichting in 1880 van de Sociaal-Democratische Bond. Ris trad tot deze bond toe, maar jongeren kregen er de leiding van. De laatste jaren van zijn leven werkte Klaas Ris als petroleumventer. Na zijn overlijden zamelden Amsterdamse socialisten het geld in waarmee een monumentaal graf werd gerealiseerd met Ris' portret en de bede 'Zijn geest leve voort'.

Pleter van der Stad Jbz. (Zaaiidijk 1850 - Vlissingen 1905) Pieter van der Stadt behoorde als machinist tot de arbeiderselite. Zijn loon lag daardoor aanmerkelijk hoger dan dat van zijn ongeschoolde collega's. Socialisme was voor hem geen middel tot persoonlijke verbetering, maar tot een rechtvaardiger ingerichte samenleving. De liberale Zaanlandsche Courant, loofde zijn werkgever (Bloemendaal en Laan, al noemde de krant dat bedrijf noch Van der Stadt bij naam) en schreef: 'Ja al zijn de arbeiders ook sociaal-democraten die elke bezitter een dief schelden, we zeggen nog: laat geen werkgever zich daaraan ergeren zolang zij hun plicht doen.

Overzicht bijzondere Zaankanters 3 Laten alien liever het voorbeeld volgen van een firma aan de Zaan, die er niet aan denkt een der meest ijverige en meest bekende sociaal-democraten uit haar dienst te verwijderen.' Dat de Sociaal-Democratische Bond (SDB) van Domela Nieuwenhuis in de noordelijke Zaanstreek grote aanhang verwierf, wordt voor een belangrijk deel aan Van der Stads redenaarstalenten en charisma gewijd. Hij sprak tijdens socialistische congressen hi Amsterdam en Den Haag en was lid van het hoofdbestuur van de Bond voor Algemeen Kies- en Stemrecht. In 1885 zegde hij zijn Zaanse baan op om tegen aanmerkelijk lagere beloning concierge te worden van het Amsterdamse SDB-gebouw. Hij werd vervolgd als een van de aanstichters van het Palingoproer, maar tenslotte vrijgesproken. In eigen kring werd over hem gezegd: 'In de woeligen, hartstochtelijken tijd van 1885-1887 was Van de Stadt in de groote volksvergaderingen d£ gezochte figuur'. Daarna daalde zijn ster. Hij werd beticht van drankmisbruik en uit de woorden die Domela Nieuwenhuis na zijn dood sprak, kan worden opgemaakt dat deze meende dat Van de Stads rol als propagandist hem boven het hoofd was gegroeid.

Robert (Rob) Stolk (Zaandam 1946 - Amsterdam 2001) Rob Stolk werd geboren hi een links gezin; aan het einde van de jaren '50 stemden zijn beide ouders op de Pacifistisch Socialistische Party. Zoon Rob sloot zich hi 1963 aan bij de Pacifistisch-Socialistische Jongeren Werkgroepen (PSJW). Een jaar eerder had hij, na twee keer te zijn blijven zitten, zonder diploma het Zaanlands Lyceum verlaten. Later betreurde hij, dat hij geen voltooide opleiding had, al zei hij ook: 'Wat een kind nodig heeft en op school moet leren is lezen en schrijven; de rest leert het leven zelf wel.' Stolk trok steeds sterker naar Amsterdam, waar hij lezingen bijwoonde in een debatcentrum, demonstreerde hi paasmarsen van de PSJW en tijdens een taptoeparade van de NAVO. Deze liep uit hi een harde confrontatie met de politic en vergrootte Stolks engagement. Uit onvrede met de vergadercultuur en het gebrek aan directe actie hi de PSJW richtte Rob Stolk eigen politieke groepjes op, waaronder de Anarchistische Werkgemeenschap Zaandam, en hij begon hi 1965 de periodiek 'Barst' uit te geven (waarvan slechts een nummer verscheen), met de ondertitel 'Sociaal/cultureel tijdschrift op basis van een levensbeschouwing, die een zo onbegrensd mogelijke zelfstandigheid van elk individu beoogt en elk maatschappelijk systeem waarin plaats is voor geweld, dwang of autoritair gezag, verwerpt.' Zijn kijk op de wereld was daarmee samengevat. In mei 1965 stond hij met Roel van Duijn en anderen aan de basis van Prove, de anarchistisch georiSnteerde actiegroep die ludiek, kunstzinnig en luidruchtig de spot dreef met de burgermaatschappij en autoriteiten. Stolk werd een drijvende kracht achter Provo's drukkerscollectief, trad geregeld op hi de media en kenmerkte zich door het ironiserend bespelen van de publieke opinie. Zijn huwelijk hi Zaandam met Sara Duys, waarbij de echtelieden samen op een witte fiets naar het stadhuis reden, kreeg landelijk aandacht en was mede promotie voor Provo's 'Witte fietsenplan'. Nadat Provo zich hi 1967 ophief (volgens Stolk onder meer 'omdat de doelen waren bereikt en iedereen een bloedhekel aan elkaar had gekregen') begon Stohc een drukkerscollectief dat de basis voor de kraakbeweging vormde. Hij richtte Kooperatief Woningburo De Kraker op en was als drukker betrokken bij de bezetting van het Maagdenhuis en het verzet tegen de sloop van de Nieuwmarktbuurt. Hij keerde zich af van de krakersbeweging toen deze radicaliseerde en voor gewelddadige actie koos. Rob Stolk werkte nadien tot zijn overlijden hi zijn eigen drukkerij.

3* Geschiedschrijvers en cultuurdragers

5. Gerrit Jacob Boekenoogen (Wormerveer 1868 - Leiden 1930) Toen Gerrit Jacob Boekenoogen een jongen was, noemde zijn broes en zusters hem 'Professor Schrijfgraag'. Hij verzamelde van alles en documenteerde zijn collecties. Nadat hij hi Amsterdam zijn opleiding aan het gymnasium had

Overzicht bijzondere Zaankanters voltooid, ging hij hi 1888 Nederlands studeren hi Leiden, waar hij hi 1893 zijn doctoraal haalde en drie jaar later cum laude promoveerde op 'De Zaanse Volkstaal', die (zoals Boekenoogen zelf vaststelde) toen nog uitsluitend werd gesproken door zeer oude Zaankanters. De hoofdinhoud van het lijvige proefschrift bestaat uit het 'Idioticon', dat nadien 'buiten kijf het volledigste en best bewerkte woordenboek van enige Nederlandse streektaal' werd genoemd. Zijn proefschrift werd na het verschijnen beschouwd als 'een meesterproef: stelselmatig van opzet, degelijk, zorgvuldig en nauwkeurig van bewerkhig'. De Zaanse Volkstaal bestond voorts uit verschillende (per Zaans dorp fonetisch weergegeven) dialectproeven, en hoofdstukken over namen van families, dorpen, buurten, landerijen enzovoort. Er wordt gesteld, dat het Zaans zonder het werk van Boekenoogen vergeten zou zijn. Kort na zijn promotie werd G.J. Boekenoogen redacteur van het Woordenboek der Nederlandse taal, waaraan hij 34 jaar (tot zijn dood) werkte. Daarnaast schreef hij voor de Navorscher en De Gids, deed hij historisch en genealogisch onderzoek (onder meer naar de familie Duyvis) en legde hij een grote verzamelhig volks- en kinderliedjes aan, die tot dan toe alleen mondeling werden overgeleverd. Daaronder waren ook de Zaanse rijmen en liedjes die hij als jonge 'professor Schrijfgraag' had verzameld. Boekenoogen was bestuurslid en twee keer voorzitter van de Maatschappij voor Nederlandse Letterkunde, en erelid van de Koninklijke Vlaamse Academic.

6. Pieter Boorsma (Koog 1871 - 1951) Dankzij Pieter Boorsma bleef veel documentatie en kennis bewaard over Zaanse windmolens, molenbouw, het werk op de molens, de molentaal en de cultuur van de molenarbeiders (weergegeven hi twee boeken met de titel 'Oud Zaansch Molenleven', 1927 en 1948). Daarnaast noteerde hij hi het tijdschrift de Zaende jeugdherinneringen, zoals kinderspelen en gebruiken rond feestdagen. Zijn grote kennis op molengebied deed hij op in de praktijk; als molenmaker was hij betrokken bij de bouw van gortpelmolens en de bouw en indenting van stoomhoutzagerijen. Zijn voornaamste publicatie werd 'Duizend Zaanse molens' (1960), een beschrijving van alle molens die ooit hi de Zaanstreek werkten, voor zover hij de gegevens daarvan wist te achterhalen (nadien voegden anderen nog zo'n driehonderd molens aan Boorsma's lijst toe). De systematische opsomming van de molens liet Boorsma voorafgaan door een beschrijving van de verschillende molentypen, -nijverheden en -technieken. Toen de onderwijzer en molenliefhebber Frans Mars hi 1925 opriep tot de oprichting van een vereniging die zich moest hizetten voor de resterende windmolens in de streek, sloot Boorsma zich bij dit initiatief aan. Naast voorzitter Mars van de Vereniging De Zaansche Molen werd Boorsma secretaris. Nog hi 1925 richtte hij namens de vereniging hi de lagere school van Koog een expositie over molens hi, die 5681 bezoekers trok. Dit succes vormde de basis voor de oprichting van het hi 1928 geopende Molenmuseum te Koog. Pieter Boorsma stamde uit een arbeidersgezin en was het naar anarchisme neigende socialisme toegedaan van F. Domela Nieuwenhuis, met wie hij bevriend raakte. De overlevering wil dat zij tijdens een staking bij het oliebedrijf Het Hart en De Zwaan 's nachts getweeen hi een lantaarnpaal voor het huis van de directeur van het bedrijf klommen en leuzen riepen. Pieter Boorsma en zijn vrouw Reijntje Boorsma-Hammer werden beiden tot erelid van De Zaansche Molen benoemd. In 1971 werd door deze vereniging over Boorsma het boek 'Pieter Boorsma. Een molenvriend 1871-1951' uitgegeven.

7. Heedrick Jacobsz. Soeteboom (Oostzaandam 1616 - ? na 1678) Hendrick Soeteboom werkte volgens eigen mededeling oorspronkelijk hi de scheepstimmerbouw en werd later via zijn huwelijk actief hi de lakenhandel. Hij werd bekend als uitgever en boekverkoper aan het Kattegat en bij de Overtoom te Zaandam, en bovenal als auteur van een reeks boeken, waarvan zijn hi vijf delen bijeen gebrachte 'Zaanlants Arkadia' (een raamvertelling) het bekendst werd. Soeteboom beschreef zichzelf hierin als 'een naerstig ondersoecker van oude geschiedenissen ende oudtheden van zijn geboortedorp en omliggende plaetsen'. Zijn eerste werk was de 'Beschrijvinge van out-Zaanden, mitsgaders haere oude heerlyckheyt, adelycke geslachten, ondergangh met de moord van graaf Florens de V etc, alsmede de opcomste van Oostzaanden, Westzaanden ende Saanderdam.' Van Zaans belang is ook 'De

Overzicht bijzondere Zaankanters Nederlandse beroerten en oorlogen omtrent het Ye en aan de Zaan'. Naast zijn historische werken, stelde hij enige letterkundige boeken samen, waaronder 'Sanerdams Bloemecrans'. Soeteboom beperkte zich niet tot Zaanstreek en schreef onder meer ook over uiteenlopende onderwerpen als de geschiedenis van Friesland, de oorlog van de Nederlanden tegen Engeland, FranJkrijk, Munster en Keulen (1672-'78), en de derde zeetocht naar Oost-Indie". Op landelijke niveau wordt Soeteboom 'beschouwd als 'hi het algemeen nauwkeurig en betrouwbaar'. Zaanse geschiedvorsers als Jacob Honig Jansz. Jr. en Sipke Lootsma concludeerden dat hij niet steeds als betrouwbare bron kan worden beschouwd, maar tekenden daarbij aan dat zonder Soetebooms werk veel gegevens over de Zaanse geschiedenis verloren zouden zijn gegaan.

Adrfaaii Adriaanszoon Loosjes (Westzaandam 1689 - 1766) Adriaan Loosjes zal hi zijn eigen tijd vooral bekend zijn geweest als doopsgezind leraar en 'geleerd persoon'. In het dagelijks leven was hij houtkoper. Naar verluidt sprak hij zeven talen en had hij grote belangstelling voor rekenkunde, sterrenkunde, wiskunde, aardrijkskunde, tijdrekenkunde, oudheidkunde, natuurkunde, penningkunde en letter- en oordeelkunde. Toen hij (slechts) 26 jaar oud was, werd hij beroepen tot het ambt van onbezoldigd doopsgezind leraar van 'Het Nieuwe Huys', de vermaning aan de Westzijde Vanaf 1745 oefende hij, hi de voetsporen van zijn vader, dit ambt beroepsmatig uit voor een jaarwedde van 800 gulden, waarmee hij pas na aandrang van de 'opzieners' akkoord ging. Loosjes onderhield vriendschappelijke contacten met hervormde en lutherse dominees en rooms-katholieke priesters, die hem vanwege zijn eruditie en beminnelijke hulpvaardigheid wel 'vader Loosjes' noemden. Vanaf omstreeks 1750 begon hij met het verzamelen van gegevens en het beschrijven van de Zaanse dorpen Oostzaan, Oostzaandam, Westzaan, Westzaandam, Koog, , Wormerveer, West-Knollendam en Nauerna, zonder de hitentie te hebben dit onderzoek te laten resulteren hi een boekuitgave. Dertig jaar na zijn dood werd dit boek hi Haarlem alsnog uitgegeven onder de titel 'Beschrijving van de Zaanlandsche dorpen', voorzien van een inleiding door zijn zoon Petrus Loosjes. Adriaan Loosjes wordt beschouwd als de tweede belangrijke Zaanse geschiedschrijver (na Hendrick Soeteboom) en zijn 'Beschrijving van de Zaanlandsche dorpen' geldt als een bijzonder betrouwbare bron.

Jacob Schipper (Zaandam 1915) Jacob (Jaap) Schipper won hi 1947 de Prix de Rome voor architectuur, waaraan een studie-opdracht voor een project hi zijn geboortestreek was verbonden. Zijn voorstel een studie te maken van de Zaanse houtbouw, werd aanvaard. Hieruit ontstond het plan tot het samenstellen van een 'reservaat' voor Zaanse huizen die elders moesten wijken voor stadsvernieuwing. Liefhebbers van de Zaanse geschiedenis gaven vervolgens de aanzet tot de oprichting van 'Stichting De Zaanse Schans', waarin verscheidene Zaanse gemeenten en particulieren samenkwamen. Ondersteund door het rijk, de provincie, Zaanse gemeenten en bedrijven en de actieve vereniging 'Vrienden van de Zaanse Schans' werd de historische Zaanse buurtrtussen 1961 en 1976 gerealiseerd op een terrein van ongeveer acht hectare hi de Kalverpolder (Zaandam-Oost). Daarnaast verrezen er onder Schippers verantwoordelijkheid hi de Zaanse Schans ook andere gebouwen, waaronder het verplaatste voormalige weeshuis van Westzaan (restaurant 'De Walvis', met daaraan gebouwd een voormalig vleethuis), enkele pakhuizen en verscheidene andere voorbeelden van historische Zaanse houtbouw, waarvan een aantal werd ingericht als museum. Jacob Schipper was daarnaast van 1948 tot 1982 actief als particulier architect. Hij realiseerde zo'n duizend woningen hi Zaandam, Velsen, Amsterdam en Rotterdam en tekende 66k voor onder meer een viertal bejaardenhuizen hi de Zaanstreek (Mennistenerf, Greenland, Parkzicht en d'Acht Staten). Voorts was hij verantwoordelijk voor de restauratie van vier synagogen aan het Amsterdamse J.D. Meyerplein en van hervormde en Lutherse kerken hi verscheidene gemeenten, waaronder Zaandam, Koog en Westzaan. Jaap Schipper is mede-auteur van de boeken 'Gebouwd hi de Zaanstreek' en 'Van wind naar stoom, een eeuw industriecultuur hi de Zaanstreek'.

Overzicht bijzondere Zaankanters Klaas Woudt ( 1923) Tijdens de hongerwinter 1944-'45 produceerde Klaas Woudt hi de kleine, onverwarmde drukkerij van zijn vader te Zaandijk vier afleveringen van het clandestiene tijdschrift 'Zaans Groen', waarin gedichten, verhalen, polemieken en grafische kunst van bevriende leeftijdgenoten en Woudt zelf werden opgenomen. Na de oorlog werd hij bestuurslid van Podium, het tijdschrift van de Vijftigers en verbond hij aan de familiedrukkerij een literair fonds, met titels van onder meer W.F. Hermans, Simon Vestdijk en Gem-it Kouwenaar. Hij verzorgde het boekdebuut van Jan Wolkers, waarvan hij de rechten later 'om niet' overdroeg aan uitgeverij Meulenhoff, waar Wolkers naar Woudts overtuiging beter zou gedijen. In 1971 verzorgde Woudt een heruitgave van dr. G.J. Boekenoogens 'De Zaansche Volkstaal', waaraan hij, onder begeleiding van het Meertens Instituut een groot aantal lemmata toevoegde. Als vervolg daarop hield hij honderden lezingen, schreef hij tientallen boeken/boekjes over de Zaanse (streek)cultuur en maakte hij deel uit van de eindredactie van de Encyclopedic van de Zaanstreek. Woudt was voorts onder meer geruhne tijd voorzitter van Kreativiteitscentrum Komma en leidde het fosieproces van de dorpse en verzuilde kruisverenigingen hi de Zaanstreek. Hieruit ontstond de Stichting Samenwerkende Kruisverenigingen, waarvan Woudt de eerste voorzitter werd. Door deze schaalvergroting werd de Zaanstreek het eerste gebied waar 24-uurszorg van het kruiswerk tot stand kwam, werd hi Westerkoog een van 's lands eerste wijkgezondheidscentra gerealiseerd, en smolten.de drie verzuilde provinciale bonden voor kruiswerk tot een organisatie samen.

4. Ondernemers

8. Albert Heijn sr. (Oostzaan 1865 - Amsterdam 1945) Albert Heijn kocht hi 1887 voor 4800 gulden de winkel van zijn ouders in Oostzaan. Deze was feitelijk een klein warenhuis, waar behalve kruidenierswaren ook meubels, brandstof en landbouwbenodigdheden werden verkocht. De detailhandel veranderde toentertijd snel, met toenemende industriele productie van levensmiddelen, groeiende verkeersmogelijkheden en de opkomst van grootwhikelbedrijven die de markt via ketthigbedrijven bedienden. Heijn zag hi dat de toekomst lag hi specialisatie en schaalvergroting. In Oostzaan hield hij nog een brede grossierderij aan, maar verkleinde hij zijn winkelassortiment tot enkel kruidenierswaren. In 1895 opende hij zijn eerste filiaal hi Purmerend, dat naar zijn bedrijfsfilosofie licht, modern, stijlvol en zonder opsmuk werd ingericht. Hij maakte reclame met: 'Arm en rijk kunnen bij mij boodschappen doen'. Vier jaar later waren er hi Noord- en Zuid-Holland al vijf'Albert Heijns'. De whikel hi Oostzaan werd beeindigd en hi Zaandam werden aan de Zaan een woonhuis en distributiecentrum gebouwd. In 1907 waren er 23 filialen/en hi 1914 bijna vijftig. Het aandeel van luxe-artikelen hi het assortiment was gegroeid; deze werden grotendeels hi het eigen productiebedrijf (Marvelo) gefabriceerd. Rondom 1915 benoemde hij zijn zonen Gerrit en Jan en zijn schoonzoon Jan Hille tot directeuren van de onderneming, die hij hi 1920 omzette hi een naamloze vennootschap met zichzelf als president-commissaris. hi 1925 stortte hij uit eigen zak 50.000 gulden voor een premievrije sociale regeling voor het personeel.

9. Ir. Johannes Conradiis Kaars Sijpesteijn (Krommenie 1890 - 1972) J.C. Kaars Sijpesteijn kreeg hi 1914 de leiding over oliefabriek de Vrede hi Westknollendam van het familiebedrijf Kaars Sijpesteijn. In 1927 werd hij mede-directeur van de tot dit familiebedrijf behorende Nederlandsche Linoleum Fabriek (NLF). Deze verkeerde hi een moeilijke periode sinds hi 1926 zes Duitse Ihioleumfabrieken een kartel vormden, waarbij zich bhinen drie jaar Zweedse, Zwitserse, Noorse, Litouwse en Franse Ihioleumfabrieken aansloten. Deze

Overzicht bijzondere Zaankanters bedrijven, de Continental Linoleum Union (CLU), met de concernzetel hi Zurich, controleerde hi Europa en ver daarbuiten de markt. Johannes Cornelis en Ernst Kaars Sijpesteijn overtuigden de CLU-dh-ectie dat hun NLF krachtig genoeg was een eigen fabriek hi Duitsland te beginnen en de concurrence met CLU aan te gaan. Na onderhandelingen werd de NLF onder zeer gunstige voorwaarden onderdeel van de CLU. J.C. Kaars Sijpesteijn werd president-directeur van de Deutsche Linoleum Werke A.G. (1931-'39), maakte deel uit van de Verwaltungsraad van de CLU (1966-'67) en was maatschappelijk actief. Hij poneerde en verdedigde hi nauw overleg met de vakbeweging en met grote inzet het idee een omslagstelsel te creeren, dat de basis vormde voor de aan Willem Drees toegeschreven Algemene Ouderdoms Wet. Het personeel van de NLF verbaasde zich over J.C.'s sjofele uiterlijk, hi het bijzonder over diens afgesleten hoed. Later werd duidelijk dat hij deze altijd droeg uit trots op het gaatje dat Sir Winston Churchill er per ongeluk hi brandde, toen deze met Kaars Sijpesteijn vergaderde over de voorbereiding van de Europese Gemeenschap.

10. Ericus Gerhardtis Verkade sr. (Vlaardingen 1835 - Hilversum 1907) Om zijn zonen een toekomst te bieden richtte Ericus Gerardus Verkade hi 1886 een stoomgedreven brood- en beschuitfabriek hi Zaandam op: 'De Ruijter'. Broodfabrieken bestonden al hi de steden, maar een dergelijk bedrijf op het platteland was nieuw. De productiecapaciteit van De Ruijter maakte het mogelijk het brood ook buiten de Zaanstreek te verkopen. De restwarmte van de broodovens werd gebruikt voor het bakken van beschuit; Verkade werd 's lands eerste beschuitfabriek. Het beschuit werd omwille van de houdbaarheid verpakt hi blikken bussen, voorzien van de fabrieksnaam. Daarmee werd Verkade een merkenfabrikant. Het aantal Verkadeproducten groeide snel: koeksoorten, thee- en nachtliuchten ('waxine'), biscuits, chocolade, suikerwerk enzovoort. E.G. Verkade orienteerde zich vroeg op de mogelijkheden van reclame. Zijn bedrijf plaatste advertenties hi dagbladen, en prees z'n producten aan met affiches. Er is wel beweerd dat Verkade Nederland rijp maakte voor reclame. In 1900 kocht E.G. Verkade van een Duitse fabrikant vijfduizend sprookjesalbums met losse plakplaatjes. Zes jaar later nam het bedrijf de productie van dergelijke albums hi eigen hand. Het werden natuuralbums, geschreven door Jac. P. Thijsse en geillustreerd door kunstenaars. De bij Verkade-producten gevoegde plaatjes konden hi de albums worden geplakt. Het verzamelen en plakken werd een rage. Er verschenen 27 Verkade-albums en er werden 30 miljoen plaatjes verspreid.

DirkBlaauw (Wormerveer 1701 - 1782) Dh-k Blaauw was papiermaker en -handelaar te Wormerveer en behoorde tot de meest vooraanstaande Zaanse kooplieden-fabrikanten van de achttiende eeuw. Zijn ouders maakten geen deel uit van de Zaanse economische/maatschappelijke elite; Dirk kreeg (23 jaar oud) zijn vooraanstaande positie doordat zijn grootvader van moederskant hem papiermolen De Oude Blauw naliet. Hij breidde zijn papierzaken voortvarend uit met de bouw van De Rijzende Zon en het beheer van De Herder en De Herderin. Uit zijn eerste huwelijk, met Aaltje Cornelis Boonkamp (gestorven hi 1739) werd'de zoon Cornelis geboren. Zijn tweede echtgenote, Geertje Pieters Witten bracht uit haar eerste huwelijk haar zoon Pieter Briel mee, die later trouwde met Dirks dochter, Anna. Met een zoon en stief-/schoonzoon leek Dirks Blaauw droom een familiebedrijf te stichten verwezenlijkt, maar zijn beoogde opvolgers Cornelis en Pieter stierven nog voor Dirk Blaauw, respectievelijk hi 1768 en 1775. In 1766 kocht Dirk Blaauw, als particulier, van zijn ' eigen bedrijf een stuk grond waarop hij twintig (mogelijk 22) woningen liet neerzetten om de op zijn molens werkende arbeiders en hun gezinnen te huisvesten. Voorwaarde daarbij was dat deze 'gnap en ordentelijk van gedrag' waren. Van het Blaauwe Hof, sociale woningbouw avant-la lettre', resteren nog tien woningen.

Klaas (Koog 1921-HeiIoo 1996) en Cees (Koog 1928 - Houston 1979) Molenaar Klaas en Cees en Molenaar begonnen in juli 1948 hi Zaandijk (later Koog en Amsterdam) de handelsonderneming 'Electro Zaan'. Deze werd snel succesvol dankzij de verkoop met een marge van slechts enkele guldens van circa twee

Overzicht bijzondere Zaankanters miljoen goedkope Bico-wasmachhies en later honderdduizend Zanussi-koelkasten. In 1953 namen de gebroeders Molenaar een winkel aan de Zaandamse Westzijde over, waarin zij de detailhandel' Wastora' (een afkorting van 'wasmachines, stofzuigers, radio's') begonnen. Deze werd meermalen uitgebreid en trok dankzij de lage prijzen klanten uit de zeer wijde omgevhig. In 1973 werd de Molenaar Holding gesticht, die mede actief werd met de import van onder meer elektronische apparatuur en schoenen. Wastora werd tot het begin van de jaren '90 nog uitgebreid met nieuwe vestigingen, maar hi 1992 volgde de verkoop van de keten aan It's. De winkel aan de Westzijde brandde een jaar later af. Klaas en Cees Molenaar gingen ook de geschiedenis hi als geldschieters van de voetbalclub AZ'67. Deze fusieclub van Alkmaar '54 en FC Zaanstreek (de hi 1955 opgerichte betaalde afdeling van de Kooger Football Club, KFC). Toen deze 1956 hi financiele moeilijkheden kwam, fourneerde Klaas Molenaar (aanvoerder van FC Zaanstreek) een miljoen gulden. In 1967 fuseerde FC Zaanstreek met Alkmaar '54 tot AZ'67. In 1972 redden de gebroeders Molenaar deze club van een financiele ondergang. Zij sponsorden AZ met 200.000 gulden, onder voorwaarde dat zij volledige zeggenschap over de club kregen. AZ werd daarna bestuurd als ware het een onderdeel van Wastora. De investeringen werden in 1981 beloond: AZ werd landskampioen, won de KNVB-beker en bereikte de finale van het UEFA-Cuptoernooi (verloren tegen Ipswich Town). Toen de gebroeders Molenaar de club verlieten, kwam (voorlopig) een einde aan de successen; AZ degradeerde hi 1988.

Ericus Gerhardus van de Stadt (Zaandam (1910 - 1999) 'Ricus' van de Stadt ontwierp toen hij twaalf jaar was zijn eerste boot, een zeilkano. Wie zo'n kano wilde hebben, kon bij hem voor een kwartje de bouwtekening kopen. In 1933, na zijn HTS-opleiding, begon hij zijn eigen scheepswerfje met tekenkamer aan de Zaandamse Zuiddijk. Na een moeizame start kreeg hij hi 1935 opdracht van het Watersport Verbond zes Olympia-jollen te bouwen, oefenboten voor de Olympische zeilwedstrijden van 1936. Drie jaar later vroeg een der directeuren van het houtwarenconcern Bruynzeel (Cees Bruynzeel) hem een boot te ontwerpen van hechthout, een door het gebruik van watervaste lijm duurzame triplexsoort. Van de Stadt ontwierp de 'Valk', de eerste hidustrieel geproduceerde zeilboot, waarvan er circa achthonderd werden gebouwd. Later ontwierp hij een zeewaardige raceversie van de Valk (de Zeevalk) voor Cees Bruynzeel, die daarmee hi 1952 de Fastnet race won. In 1953 kreeg Van de Stadt een export-order voor kleine kajuitjachtjes voor de Amerikaanse markt. In de Verenigde Staten maakte hij kennis met polyester. Van dit nieuwe materiaal konden door het gebruik van mallen snel grote aantallen worden geproduceerd. In totaal ontwierp E.G. van de Stadt 650 boten. In 1973, kort voor Van de Stadts pensionering, werd besloten, het ontwerpen en bouwen van boten te scheiden. De werf werd verkocht aan het Duitse Dehler Bootsbau, het ontwerpbureau ging verder als E.G. van de Stadt en Partners.

5. Onderwijs/en weteesehap

11. Martiniis Willem Woerdemae (Zaandijk 1892 - Amsterdam 1990) Na zijn HBS-opleiding in Zaandam studeerde Martinus Willem Woerdeman aan de Universiteit van Amsterdam (UvA) gelijktijdig geneeskunde, Latijn en Grieks. Twee jaar later slaagde hij voor zijn propaedeutisch examen geneeskunde (1911) en het aanvullend staatsexamen, gevolgd door het artsexamen hi 1918. Zijn interesse ging vooral uit naar biologisch onderzoek. In 1917 won hij goud bij een prijsvraag over de ontwikkeling van het gebit bij reptilia en hi 1921 promoveerde hij op zijn 'Histologisch onderzoek naar den fibrillairen Bouw van enige Cellen en Weefsels'. Hij trok naar Duitsland, waar hij werkte hi anatomische laboratoria en bij de Nobelprijswinnaar Spemann. Deze leerde hem de denk- en werkwijzen kennen van de experimentele embryologie. In 1926 volgde Woerdemans benoeming tot hoogleraar aan de

Overzicht bijzondere Zaankanters Universiteit van Groningen hi de anatomie en embryologie, en hi 1930 werd hij hi deze vakgebieden de eerste hoogleraar aan de UvA. Zijn onderzoek richtte zich vooral op morphologische en fysiologische embryologie (waarbij gebruik werd gemaakt van micro-chirurgische technieken) en al snel ook op de fysiologische biochemische grondslagen van ontwikkelingsverschijnselen (met behulp van cytochemische methoden). Woerdeman begeleidde een groot aantal promoties en publicaties van zijn studenten. In 1945-'46 was hij rector magnificus van de UvA. Hij speelde tijdens de oorlog een rol hi de organisatie van het clandestiene medisch onderwijs en na de oorlog hi de professionalisering van het universiteitsbestuur. Om die reden werd hij hi 1953 als eerste niet voor een maar voor drie jaar tot rector magnificus van de UvA benoemd, en vervolgens nogmaals voor drie jaar. Prof. Woerdeman maakte deel uit van de hoofdredactie van Excerpta Medica, een internationaal referatenblad dat verdeeld over vijftien specialismen alle hi medische tijdschriften verschenen publicaties via een karthoteek voor de gehele internationale medische wereld toegankelijk maakte.

Arts van Braam (Zaandam 1923 - Wormerveer 2002) Nadat Aris van Braam hi 1946 zijn doctoraal sociografie behaalde, werd hij benoemd als eerste hoofd van het Sociografisch Bureau van Zaandam. Hij vervulde deze functie drie jaar. Uit dit bureau ontstond hi 1950 het Sociografisch Bureau Zaanstreek, waarin negen Zaanse gemeenten en de Zaanse Kamer van Koophandel en Maatschappij voor Nijverheid en Handel samenwerkten. Voortbouwend op Van Braams pionierswerk effende dit overkoepelende bureau, door wetenschappelijk onderzoek op statistisch, sociaal en economisch terrein, het pad voor de latere samenvoeghig van zeven Zaanse gemeenten tot Zaanstad. In de jaren 1949-1969 vervulde A. van Braam verscheidene nineties bij het Centraal Bureau voor de Statistiek te 's-Gravenhage. Hij promoveerde hi 1957 cum laude op het proefschrift 'Ambtenaren en bureaucratic hi Nederland', dat geldt als het eerste Nederlandse bestuurskundige proefschrift. Van Braam werd hi 1966 benoemd tot hoogleraar bestuurskunde aan de Nederlandse Hogeschool te Rotterdam (nu Erasmus Universiteit) en wordt beschouwd als een van de grondleggers van de bestuurskundige opleiding hi Leiden, waar hij eveneens hoogleraar was. Na zijn overlijden werd hi Leiden een jaarlijkse lezing over bestuurskunde naar hem vernoemd. In zijn vrije tijd richtte Van Braam zich met passie op de Zaanse geschiedenis. Dit leidde tot een reeks publicaties, waaruit mede zijn achtergrond als sociograaf sprak: hij ondersteunde zijn teksten veelvuldig met grafieken, statistieken, schema's en cijfermateriaal. Mede daardoor gelden zijn publicaties (waaronder 'Westzaandam hi de tijd van de Republiek' en het lemma 'Economische geschiedenis' hi de Encyclopedic van de Zaanstreek) als belangrijke bronnen.

Cornelis Pieter (Cor) Bniijn (Wormerveer 1883 - Laren 1978) hi de Zaanstreek bleef Cor Bruin vooral bekend als schrijver van ruim 75 jeugdboeken en romans, waarvan een twintigtal speelt hi de Zaanstreek. Op landelijk niveau trok vooral ook de rol die hij speelde op het gebied van onderwijsvernieuwing aaadacht. Cor Bruijn werd geboren als oudste uit een gezin van tien kinderen, dat het dikwijls moeilijk had de eindjes aan elkaar te knopen. Het lag voor de hand dat Cor op z'n dertiende ging werken, maar zijn vader besloot hem naar de normaalschool hi Zaandam te sturen voor de opleiding tot onderwijzer. Na de voltooiing daarvan volgde hij de bredere opleiding aan de Haarlemse Rijkskweekschool. Onder de leerlingen van deze school vonden de • idealen van de 'Rein Leven Beweghig', een zachtmoedige christen-anarchistische stroming, makkelijk ingang. Zelfontplooiing speelde hi deze beweging een grote rol. Bind augustus 1906 behaalde Bruijn zijn hoofdakte, enige dagen daarna werd hij benoemd tot hoofd van de juist opgerichte Humanitaire school hi Laren van professor van Rees, die Bruijn vanaf de grond kon opbouwen. De Humanitaire school richtte zich hi het bijzonder op de individuele ontwikkeling van de leerlingen; de lesstof werd daaraan aangepast. Bruijn onderhield contacten met onderwijsvernieuwers in binnen en buitenland, en schreef voor zijn leerlingen toneelstukken die zij op school uitvoerden. In 1916 maakte hij de overstap naar de Humanitaire school hi Hilversum, waar hij dezelfde pedagogische ideeen bleef

Overzicht bijzondere Zaankanters 10 volgen. Deze zijn ook terug te vinden in zijn jeugdboeken, waarvan zijn Keteltje-trilogie het bekendst werd. Bruijn schreef ook een groot aantal romans voor volwassenen, waaronder het hi Wormerveer spelende 'De Zaadsjouwers' en 'Een zakkennaaier grijpt naar het geluk'. Zijn bekendste werk werd 'Sil de Strandjutter'.

Co van Calcar (Koog aan de Zaan 1935 - Parijs 1986) Co van Calcar werkte na zijn studie psychologie hi Utrecht voor zijn promotie-onderzoek van 1962 tot 1968 bij de Onderwijsbegeleidingsdienst hi Enschede, waar werd geexperimenteerd met een leesproject dat als basis diende voor het latere onderwijsvoorrangsbeleid. Hij raakte ervan overtuigd dat voor kinderen hi achterstandsituaties extra middelen beschikbaar moesten komen en signaleerde hi zijn boek 'Buitenspel op school en hi de maatschappij' (1971), dat het onderwijssysteem ongelijke kansen creeerde. Hij behoorde tot een groep onderwijsvernieuwers die ideeen ontwikkelde over de rol van het onderwijs hi de maatschappij en die 'democratisering van de school' nastreefde. De traditionele school zagen zij als een 'voorgeprogrammeerde sorteermachine', die nadelig werkte voor het vanaf dat moment getypeerde 'kansarme kind' uit het arbeidersmilieu. Na 1968 werd Van Calcar medewerker bij het Research Instituut voor Toegepaste Psychologie te Amsterdam, dat onder zijn leiding in samenwerking met het Advies- en Begeleidings Centrum het 'Innovatieproject Amsterdam' begon. Doel ervan was de onderwijskansen van arbeiderskinderen vergroten. Het project, waaraan tenslotte meer dan zestig scholen deehiamen, Hep door tot 1978, droeg bij aan het doorbreken van het traditionele klassikale onderwijssysteem, en verbond school, buurt en gezin. Later werd hij wetenschappelijk medewerker en in 1986 buitengewoon hoogleraar aan de Universiteit van Amsterdam, met als onderzoeksgebied de relatie tussen onderwijs en de samenleving. Hij overleed hi datzelfde door een verkeersongeluk. Met name zijn ideeen over de onderwijskundige benadering vanuit de belevingswereld van het kind hadden blijvend invloed op het onderwijs.

Adrianus Pelt sr. (Gonda 1835 - Zaandam 1913) . Bij de opening van de gemeentelijke Zaandamse Hoogere Burgerschool (april 1866) benoemde de juist aangestelde rector en wis- en natuurkundeleraar Adrianus Pelt, die de school 45 jaar zou leiden, hi een rede 'het kenmerkende' van het middelbaar onderwijs: 'Hoewel algemene ontwikkeling en beschaving hoofddoel blijven, wordt het onderwijs wetenschappelijk ingericht. Waarden worden niet als maar zodanig meegedeeld, maar opgespeurd en getoetst. (...) 'De jongeling die met vrucht het middelbaar onderwijs genoten heeft, heeft daardoor aandeel gekregen aan de algemene beschaving zelve. Hij zal een goed mens en een nuttig burger kunnen zijn.' In 1872, twee jaar nadat Alletta Jacobs was toegelaten als 'toehoorster' op de HBS van Sappemeer, bepleitte Pelt meisjes als volwaardige leerlingen op 'zijn' school toe te laten. Tegen de wil van de meeste leraren en ouders koos het stadsbestuur Pelts zijde. Twee jaar eerder was Pelts salaris al door de gemeenteraad met vierhonderd gulden verhoogd, tot duizend gulden. Reden: ' Wij zijn innig overtuigd dat onze hoogere burger school hi U een uitstekend directeur bezit en dat haar bloei grotendeels aan u te danken is.' Toen de Zaandamse HBS zestig jaar bestond, zetten oud-leerlingen hun schooUierhinerhigen op schrift. Prof. Dr. B.J. Kouwer noteerde: 'Voor alles waren wij vervuld van diep ontzag voor 'meneer Pelt'. (...) Streng was hij, rechtvaardig maar streng. En zie, zodra wij het eindexamen achter de rug hadden, ontdekten wij alien dat wij van hem hielden, met een warme genegenheid die met de jaren groeide.'

,

12. Carry van Braggen (Smilde - Laren 1932)

Overzicht bijzondere Zaankanters 11

In de Zaandamse Spoorbuurt herinnert sinds 1997 een bronzen beeld (een boekenkast met haar werken) aan de schrijfster Carry van Bruggen, een pseudoniem van Caroline Lea de Haan dat zij aannam na haar (dertien jaar later ontbonden) huwelijk met Kees van Bruggen. Kort na Carry's geboorte verhuisde het gezin De Haan (zestien kinderen) naar Zaandam, waar haar vader godsdienstleraar en voorlezer aan de synagoge werd. Carry werd opgeleid tot onderwijzeres, keerde zich af van haar joodse verleden, en ging schrijven. Haar bekendste werk werd 'Het huisje aan de sloot' (1921), waarin zij herinneringen aan haar Zaanse jeugdjaren vastlegde. Haar roman 'Eva' (1927) werd/wordt beschouwd als een van de indrukwekkendste Nederlandse vrouwenboeken. Menno ter Braak schreef erover: 'Zij verwerpt metterdaad het sprookje (...) van de onverenigbaarheid van vrouwelijk begrip en vrouwelijke zinnelijkheid'. Het boek wordt een 'onmiskenbaar biseksuele ondertoon' toegeschreven. Vanaf 1928 werd Carry van Bruggen vanwege depressiviteit regelmatig opgenomen in verpleeghuizen; zij overleed als gevolg van een overdosis slaapmiddelen. In 'De drie deuren' (1927) beschreef zij hoe zij de Zaanstreek van haar jeugd niet meer herkende. 'Zo zijn er vele grote en kleine spijtigheden, waarvan de troostrijke zijde deze is, dat ze ons het scheiden uit deze wereld wellicht vergemakkelijken zullen, omdat het toch al niet meer onze eigen wereld is waaruit wij scheiden moeten.' 13. Aafje Heyeis (Krommenie 1924) De carriere van zangeres (alt) Aafje Heynis begon op 6 mei 1946 tijdens het bevrijdingsfeest in Krommenie. De dirigent van het koor waarin zij in dit dorp zong, Jan Mienes, onderkende haar talent en bracht haar in contact met Amsterdamse zangpedagogen. Een van hen droeg haar op te stoppen met 'overal in de Zaanstreek te zingen', zoals zij kort na de Tweede Wereldoorlog deed. Aafje Heijnis sloot zich aan bij het koor van de Nederlandse Bach vereniging en ontwikkelde zich steeds verder tot een landelijk bekende zangeres. De stap naar internationale podia liet nog op zich wachten; vanwege haar beperkte schoolopleiding voelde zij zich in het buitenland aanvankelijk niet op haar gemak. Niettemin rees haar ster snel. Zij verwierf internationaal een reputatie op het terrein van oratoriumzang, verleende haar medewerking aan uitvoeringen (onder meer Brahms en Mahler) van het Concertgebouw orkest onder directie van Eduard van Beinum en Bernhard Haitink, en trok aandacht met kerkconcerten, liederenrecitals, uitvoeringen van Bachs Matthaus Passion, negro spirituals en volksliedjes hi verscheidene talen. Daarnaast nam zij een groot aantal grammofoonplaten op. Aafje Heynis gaf in december 1983 haar laatste concert. In 1976 kondigde zij al aan: 'Ik stop met zingen als ik nog op het topje van de berg sta'. Nadien werkte zij als zangpedagoge in Blaricum.

14. Pieter Jansz. Saenredam (Assendelft 1597 - Haarlem 1665) Pieter Jansz Saenredam werd geboren als zoon van Joannes Saenredam (Zaandam 1565-Assendelft 1607) die bekend werd als tekenaar en graveur. Pieter Jansz. werd opgeleid door de Haarlemse kunstenaar Frans de Grebber op wiens atelier hij tien jaar bleef. Hij werkte er onder meer samen met Jacob van Campen, de bouwmeester die de classicistische barok hi Nederland introduceerde. Pieter voerde hi diens opdracht bouwopmetingen uit in kerken, waarvan hij perspectieftekeningen maakte en (vaak jaren later) schilderijen. Zijn bekendheid dankt hij vooral aan zijn schilderijen van kerkinterieurs en/of -exterieurs in onder meer Haarlem, Utrecht, Alkmaar, Amsterdam en Assendelft (de St. Odulphus). Hij onderscheidde zich van zijn laat-manieristische voorgangers doordat hij geen gefantaseerde kerken schilderde, maar zich nauwkeurig aan de werkelijkheid hield. Dankzij zijn gedegen kennis van het perspectief, zijn precisie en belangstellhig voor architectuur beschikken architectuurhistorici over betrouwbare afbeeldingen van verscheidene kerken. Saenredam uitte zijn gevoeligheid voor de sfeer en lichtval in de kale, wit gepleisterde kerken in een bijzonder verfijnd koloriet, waarbij naast het wit zacht roze, zilvergrijs en mosterdgeel een bijna monochrome indruk maken. Van de nuchter geconstrueerde tekeningen die hij gebruikte als modellen voor de in zijn atelier gemaakte schilderijen worden belangrijke series bewaard hi het Teylers Museum te Haarlem en het Gemeentearchief in Utrecht.

15. Dirk Witte (Zaandam - Diemen 1932)

Overzicht bijzondere Zaankanters 12

Dirk Witte trad hi 1901, zestien jaar oud, voor het eerst met een zelf geschreven en tentoongezet liedje naar buiten: een spotlied op de eerste Zaanse autobus, dat hi Zaandam veelvuldig op straat werd gezongen. Een jaar daarna schreef hij 'Mijn eerste' ('Mijn eerste meisje van de zangvereniging'). Met dit liedje benaderde hij hi 1914 Jean Louis Pisuisse, 'de vader van het Nederlandse cabaret', die het hi zijn repertoire opnam. Een recensent schreef over Witte's creatie: 'Daar heb je 't nu precies. Het Hollandse kunstkroegliedje zoals ik het heb gewenst (...) Hollandse humor, boers gebarend maar met verrassende flikkeringen van olijkheid. Er komt iets heel innerlijks naar buiten dat u verrassen zal: het Hollanderschap.' De Eerste Wereldoorlog onderbrak de samenwerking tussen Witte en Pisuisse. Witte werd gemobiliseerd als ziekendrager en schreef verscheidene soldatenliedjes, die Pisuisse later hi zijn repertoire opnam. Dat betrof ook 'Het Wijnglas', waarin Witte indringend zijn afschuw van de oorlog uitte. Witte's 'Memento vievere' ('Mensch durf te leven') werd Pisuisse's lijflied en behoort tot de bekendste cabaret-klassiekers. De samenwerkhig met Pisuisse kwam ten einde door diens dood hi 1927. Na de Tweede Wereldoorlog werden liedjes van Witte hi het repertoire opgenomen van artiesten als Ramses Shaffy, Jasperina de Jong en Gerard Cox.

Jacob Israel de Haan (Smilde 1881 - Jerusalem 1924) Jacob Israel de Haan beschreef, nadat hij hi 1919 naar Jeruzalem was vertrokken, hi een kwatrijn hoe hij leefde tussen twee polen: 'Wat is de Zaan een mooie brede stroom / Ik ben een jongen te Zaandam geweest. / Jeruzalem: zo teder als een droom / Herdenk ik hier mijn jeugd en elk Joods Feest.' De Haan kwam hi 1885 naar Zaandam, waar zijn vader was benoemd als godsdienstleraar en voorlezer aan de synagoge. De Haan volgde de Rijkskweekschool in Haarlem, stond enige jaren voor de klas (onder meer hi Krommenie), promoveerde nadien hi de rechten, en werd socialist. In 1904 publiceerde hij zijn eerste twee romans. Daarvan veroorzaakte 'Pijpelijntjes' ophef door z'n onverhulde homoseksuele aard. In Jeruzalem ontpopte De Haan zich als anti-zionist. Hij stierf hi 1924 door wat wel 'de eerste politieke moord hi Israel' wordt genoemd. Gerrit Komrij schreef over hem: 'Hij botste, naar welke kant hij ook zich bewoog. Zo ontstond de behoefte zich te rechtvaardigen door te scheiden, te vluchten (...) Hij zag de droom aan voor daad, wie niet voor hem was, was tegen hem'. Komrij schreef ook: 'De Haan moet eindelijk de plaats worden toegekend die hij verdient onder de Nederlandse dichters: onder de grootsten.' De Haans Zaanse jeugd kwam sterk naar voren hi zijn roman 'Ondergangen' (1907), waarin hij veel Zaanse woorden gebruikte.

7, Verzet

16. Geertrtiida (Geertje Pel-Groot (Zaandam 1889 - Ravensbriick 1945) Geertje Pel-Groot werd in 1941 weduwe. Met haar echtgenoot Wijbrand Pel had zij voedselpakketten gemaakt voor joodse vluchtelingen hi Westerbork en hi 1942 nam zij een joodse baby op hi haar gezin: Marion ('Map') Swaab. Het gezin Pel woonde aan de Zaandamse Prins Hendrikkade tegenover Hendrik van der Kraan, die lid was van de kolonne Henneicke, hi Amsterdam werkte bij het Bureau Joodsche Zaken van de Sicherheitsdienst en gedurende de oorlog honderdvijftig joden arresteerde. Vermoedelijk was het Van der Kraan die het onderduikadres van Map Swaab bekend maakte, waarop Geertje Pel werd gesommeerd zich bij de Sicherheitsdienst te melden. Voor iedereen zichtbaar verliet zij, met Map hi de kinderwagen, haar wonhig, daarbij vergezeld door haar dochter Trijntje. Zij wekten de indruk naar de Zaandammer boot te lopen, maar namen op de Zuiddijk afscheid. Trijntje Pel bracht Map naar een huis hi Koog en toen daar al een joods kind bleek ondergedoken te zijn naar het huis van haar oom en tante aan de Westzanerdijk. Map kreeg daar een plaats en later een onderduikadres hi de Amsterdamse Jordaan. Zij overleefde de oorlog. Geertje Pel zelf weigerde onder te duiken. Zoals zij aangaf, wilde zij anderen niet hi gevaar brengen. Zij meldde zich bij het

Overzicht bijzondere Zaankanters 13 politiebureau aan de Amsterdamse Euterpestraat, werd overgebracht naar het bureau aan de Marnixstraat, vervolgens naar de strafgevangenis in Rotterdam, daarna naar Kamp Vught en tenslotte (na dolle dhisdag) naar Ravensbriick. Binnen dit kamp werd zij overgeplaatst, wat inhield dat zij naar de gaskamer zou gaan. Zij ging niet hi op het appel van haar medegevangenen om binnen het kamp onder te duiken. Zoals eerder wilde zij geen anderen hi gevaar brengen. Geertje Pel-Groot werd 20 februari 1945 hi de gaskamer om het leven gebracht. Na de oorlog vertelden haar mede- gevangenen dat zij hen altijd weer nieuwe moed wist in te spreken.

17. Jacob Rek (Koog ? - Zaandam 1813) Vanaf 1811, toen Nederland deel werd van Napoleons keizerrijk, werden ook Hollanders opgeroepen voor de loting (conscriptie) van soldaten voor het Franse leger. De weerzin daartegen leidde hi 1813 te Zaandam tot een opstand. In 1812 waren nog voornamelijk wezen opgeroepen, in 1813 moesten alle mannen tussen twintig en veertig jaar zich inschrijven voor de loting hi de Oostzijderkerk. Tijdens de lotingsdag bleek het sleutelgat van kerk te zijn dichtgesmeerd met stopverf, waarop Zaandams burgemeester Gobel en politiecommissaris De Quack uit angst voor rellen besloten de loting uit te stellen. Onder druk van de verzamelde massa droegen zij de inschrijvingslijsten over aan Jacob Rek, die de status kreeg van 'leider' van de opstand. Het verzet tegen de conscriptie sloeg van Zaandam over naar de andere Zaanse dorpen. Uitgezonderd Assendelft werden de inschrijvingslijsten voor de loting hi alle gemeenten in beslag genomen. Vervolgens werd vanuit Amsterdam een Franse kanonneerboot de Zaan opgestuurd, die op de avond van 22 april werd bezocht door Gobel en Rek. Hun werd opgedragen nog diezelfde avond een lijst met namen van twaalf mannen voor de Nationale Garde te leveren. Ondanks verzet van de Zaandamniers wist Rek de vrede te bewaren. Op 25 april werden 2500 uit Amsterdam aangevoerde Franse manschappen hi Zaandam ontscheept. Zeven vermeende leiders van het verzet tegen de conscriptie werden voor de krijgsraad gebracht; zes van hen werden ter dood veroordeeld. Onder hen was Jacob Rek, van wie wordt gezegd dat dankzij zijn rustige opstelling de opstand niet hi een groter drama afliep.

Jan Brasser (Uitgeest 1908 - Krommenie 1991) Zijn schuilnaam, 'Witte Ko', werd in de Tweede Wereldoorlog een begrip; de Duitsers maakten verbeten jacht op hem. Jan Brasser raakte vroeg betrokken bij de illegaliteit. Als lid van de Raad van Verzet en later commandant van de Gewestelijke Sabotage Afdeling van de Binnenlandse Strijdkrachten gaf hij leiding aan verscheidene acties. In de Zaanstreek bleef vooral de inbeslagname van het bevolkingsregister van Wormerveer bekend. Nadat Wormerveers burgemeester Slagter naar het concentratiekamp hi Amersfoort was gezonden, nam de NSB'er P. de Vries diens functie over. Om te voorkomen dat werd ontdekt dat veel persoonsbewijzen waren verdonkeremaand, werd door onder anderen Brasser het Wormerveerse gemeentehuis overvallen. Burgemeester de Vries werd hi de matting van de vloer gerold en sindsdien 'Piet Oublie' genoemd. Het bevolkingsregister werd afgevoerd, en het nog aanwezige oude bevolkingsregister werd hi het gemeentehuis^verbrand. Na de oorlog werd Jan Brasser wegens 'het bedrijven van bijzonder moedige en beleidvolle daden onderscheiden met de Bronzen Leeuw. In 2007 werd naar hem een fietstunnel tussen Krommenie en Assendelft vernoemd. Aan de volksfeesten na de bevrijding onttrok hij zich. Zoals hij later vertelde: 'Ik was af, af, af, geestelijk kapot. Ik wilde de straat niet op tussen al die hossende en feestvierende mensen. Ik kon 't niet verdragen. Het. is een tijd geweest met enorm veel spanning en emoties. Je had nooit echt rust.'

Joachim Kleinsorg (Westzaan) De Nederlandse Opstand tegen de Spanjaarden maakte de Zaanstreek hi de jaren 1572-'76 tot een rampgebied. Zowel de Spaanse als de Staatse troepen maakten gebruik van Duitse huurlingen. Een dorp dat tussen de twee kampen hi lag, kreeg het zwaar te verduren; het werd nu eens door de Spaanse en dan weer door de Staatse troepen geplunderd en/of hi brand gestoken. Een deel van de bevolking raakte op drift en probeerde zwervend op het platteland benoorden de Zaanstreek met tijdelijk werk aan enige kost te komen. Daarop konden zware straffen staan. Andere dorpsbewoners verhuurden zich

Overzicht bijzondere Zaankanters 14 aan de Spaanse troepen, en een aanmerkelijk groter aantal aan Staatse troepen. Achter de vijandelijke linies stichtten zij verwarrhig, vergaarden zij zoveel mogelijk buit en ontvoerden zij mensen die tegen betaling van losgeld weer vrijgelaten werden. De vrijbuiters waren moeilijk te bestrijden, vanwege hun grote kennis van het gebied, hun lichte bewapening en hun ervaring als schipper. Onder hen was de Westzaner Joachim Kleinsorg (ook wel: Kleynsorg) een van de bekendste. Als enige Zaanse vrijbuiter kreeg hij een vendel soldaten onder zich, en hij werd commandeur van de scheepjes bij de Zaanse Schans. Dat hij inderdaad een 'vrijbuiter' was, bleek toen hij hi conflict kwam met Diederik Sonoy (de Staatse gouverneur van Noord-Holland benoorden het U) over de verdeling van veroverde buit. Dat weerhield hem hi 1576 niet om onder bevel van Sonoy als kapitein van een schuit deel te nemen aan een aanval op Muiden, die overigens mislukte.

8* Overige

18. Adrianus Leendert (Janus) Bawling (Koog 1906 - Deventer 1974) Janus Bauling stond aan de basis van de ontwikkeling van de radio tot massamedium en van de (latere) ontwikkeling van kabehietwerken. Als leerling van de Zaandamse HBS raakte hij hi de ban van de zich toen ontwikkelende radiotechniek. Hij bouwde zelf een ontvangstinstallatie en verbond die hi 1924 via een 'draadje' met door hem ge'installeerde ontvangers hi de huizen van vijf buren aan de Koogse Stationsstraat, aan wie Bauling de ontvangst voor 50 cent per week doorgaf. Daarmee gaf hij mede gehoor aan het appel van zijn ouders, die er genoeg van kregen dat hun huiskamer regelmatig vol zat met naar de radio luisterende gasten, en ook dat hun zoon zich in hun ogen te weinig met zijn schoolwerk bezighield. De 'draadomroep', zoals Baulings vinding ging heten, maakte radio-ontvangst mogelijk voor de massa; eerder was dat alleen mogelijk voor radio-amateurs die in staat waren zelf de ingewikkelde ontvangstapparatuur hi elkaar te zetten. Vanaf 1926 baatte Janus Bauling zijn vinding - 'radiodistributie' - grootschaliger uit. Hij richtte de 'Eerste Nederlandse Radio Centrale' op, die concessies hi verscheidene Zaanse gemeenten kreeg, alsmede hi onder meer Amsterdam-Oost, Alkmaar en Deventer. Begin jaren '30 was Bauling directeur van de door hem opgerichte Eerste Nederlandse Radio Centrale, die 3500 abonnees telde. Een groot aantal gemeenten had toen, ondanks een negatief advies van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten, eigen radiodistributiebedrijven opgericht die lokale uitzendingen verzorgden. De radiodistributie groeide uit tot een landelijk netwerk van concessiehouders met tezamen honderdduizenden abonnees. In 1940 naasten de Duitse bezetters de draadomroep; deze werd voortgezet door de PTT. Janus Bauling verhuisde naar het oosten van het land, richtte daar een bedrijf hi celluloseverwerking op en werd wethouder hi Deventer. Als gepassioneerd sportvlieger werd hij instructeur hi vliegen en zweefvliegen en (min of meer uit liefhebberij) havenmeester van het vliegveld Teuge. Zijn verdiensten voor de luchtvaart werden internationaal erkend. i 19, Pieter (Pict) Zwart (Zaandljk 1885 - Wassenaar 1977) Bij het begin van de 21ste eeuw werd Piet Zwart door de Beroepsorganisatie Nederlandse Ontwerpers met een ruime meerderheid van stemmen uitgeroepen tot de meest gezichtsbepalende Nederlandse ontwerper van de twintigste eeuw. Zwart werd van 1902 tot 1907 opgeleid aan de Amsterdamse Rijksschool voor Kunstnijverheid en werd vervolgens leraar aan een meisjesschool hi Leeuwarden. Van 1913 tot 1915 studeerde hij aan de Technische Universiteit van Delft. Hij werd medewerken van het bureau van Berlage en nadien van het bureau van de architect Jan Wils, die waarde hechtte aan 'de oplossing van het bouwwerk in kleur'. Volgens Wils was dat de taak van een kunstenaar en niet van de architect. Piet Zwart verzorgde voor Wils deze oplossing hi een dansschool te 's-Gravenhage. Wils' belangrijkste opdrachtgever was Bruynzeel; voor dit bedrijf ontwierp Zwart met Vilmos Huszar enkele interieurs. In 1922 vertrok Zwart bij Wils' bedrijf, maar hij bleef voor Bruynzeel werken, hetgeen hi de jaren dertig resulteerde hi zijn ontwerp van

Overzicht bijzondere Zaankanters 15 de Bruynzeelkeuken; de eerste keuken die door z'n ontwerp geschikt was voor massaproductie. Deze keuken bestond uit gestandaardiseerde elementen die machinaal konden worden vervaardigd en op verschillende manieren konden worden gemonteerd - dat gaf de klant enige keuzevrijheid. Waar andere vormgevers voor de plaatsing van apparaten, zoals een koelkast en een fornuis, ruimtes openhielden, hitegreerde Zwart deze apparaten hi het keukenontwerp. Dusdoende paarde hij esthetische kwaliteit aan sobere doelmatigheid. Eerder, hi 1925, had Zwart voor de gemeente 's-Gravenhage lantaarnpalen ontworpen, waarvan een groot aantal nog aanwezig is; ze staan bekend als 'Berlage-lantaarnpalen'. Behalve als industrieel yormgever verwierf Zwart, ook internationaal, een grote naam als grafisch vormgever. In het bijzonder met zijn grafische werk voor de Nederlandsche Kabelfabriek te Delft en de PTT legde hij grote eer in. Hij keerde zich af van de toentertijd geldende grafische regels en gebruikte hi plaats daarvan basisprincipes van het constructivisme en De Stijl. Zwarts werk kenmerkt zich door het gebruik van primaire kleuren. Hij ontving de hi 1959 de Quellhiusprijs voor typografisch werk, hi 1964 de David Roellprijs en hi 1966 de Honorary Distinction of Royal Designer for Industry.

20. De onbekende Zaankanter Soms is er op een Zaanse begraafplaats een teraardebestelling waarbij slechts twee personen aan het graf staan: een ambtenaar van de gemeente en de stadsdichter die een gedicht voordraagt. Bij leven kunnen mensen al hi anonimiteit ten onder gaan - hoe groter de gemeenschappen, hoe vaker dat voorkomt. Van Zaankanters uit het verleden kennen we het gros niet. We weten dat ze er waren: de zwoegers die het hoogveen ontgonnen en dijken en dammen opwierpen, de arbeiders die vanaf de zeventiende eeuw werden aangetrokken door de werkgelegenheid hi de Zaanse molens en andere bloeiende sectoren. Bij leven waren zij hi hun kleine gemeenschappen bekend; daarna werden zij vergeten. Wei kennen we van een aantal van hen de namen - genealogen en andere geschiedvorsers diepten die op uit doop- trouw- en begrafenisregisters van de kerken en (vanaf de Franse tijd) uit de burgerlijke stand. Maar wat zegt een naam? Soms worden bij die naam ook aanvullende gegevens gevonden, zoals hun beroep: landarbeider, wever... Een vermelding uit 1645 maakt duidelijk dat ene Sijbrandsz Pieters scheeptimmerman was, dat Cornelis Jansz. Hoogeboom in 1686 naar Amerika trok om daar een molen te bouwen, dat Gerrit Fransz. Huijsman die op 't Kalf woonde, eigenaar was van het terrein waarop de Kalverschans werd opgeworpen, en dat de Wormerveerder Creelis Maartensz. Leegwater 3 juli 1743 als ervaren matroos aanmonsterde op het VOC-schip De Heuvel, dat hi 1745 op de terugreis tussen Batavia en Kaap de Goede Hoop verging. Dat deze opsomming louter mannen telt is veelzeggend; geschiedenis doet zich vooral voor als een mannenverhaal. Een van die verhalen vertelt dat Oud-Hein hi 1494 Zaandijk stichtte. Dat hij samen met zijn vrouw Katryn, schouder aan schouder, de bestuurders van de banne toestemming vroeg zich aan de Zaan te vestigen, bleef onderbelicht. Veelzeggend is ook de vermelding: 'Oud-Hein kreeg vijf zonen.' Geschiedenis als mannenverhaal... en dan ook nog vooral een verhaal van de welgestelden, de kooplieden-fabrikanten. Over hen is veel bekend; de meeste arbeiders bleven anoniem. Maar zonder hen was de Zaanstreek niet tot bloei gekomen. Hun verhaal doet denken aan wat Bertold Brecht hi het kort schreef: 'Caesar trok de Rubicon over. Hij alleen?'

Ron Sman, voorzitter Stichting Zaanse Geschiedschrijving en Jan Pieter Woudt, historicus en schrijver.

Overzicht bijzondere Zaankanters 16