Zijpe en het water EN HET WATER: VRIEND EN VIJAND, EEN INLEIDING

L.F. (Frank) van Loo

Dit is het inleidend artikel* op een reeks artikelen, HET BUITENWATER ALS VIJAND waarin dit jaar in de Zijper Historie Bladen Een uitgestrekt waddengebied aandacht besteed wordt aan allerlei facetten van het Zo’n 750 jaar geleden, omstreeks 1250, ontstond thema ‘Zijpe en het water: vriend en vijand’. Dat bewesten een uitgestrekt waddengebied met is de titel van de expositie in het Zijper Museum in het oosten het Sint Maartenszwin (nu ongeveer in in 2008. [In maart t/m december de Groote Sloot en de voortzetting naar het zuiden iedere woensdag- en zondagmiddag van 13 tot 17 van het Oude Veer): de Zijpe. Met de Westfriese uur te bezoeken, in de oostelijke vleugel van het Omringdijk (WFOD) in het oosten, de Schoorlsche gemeentehuis van Zijpe aan de Schagerweg in Zeedijk in het zuiden en lage duinen in het westen. Schagerbrug.] De illustraties zijn, tenzij anders Maar de noordflank lag open, de Noord- en de vermeld, uit de collectie van het Zijper museum te Zuider-/Waddenzee hadden vrije toegang. Bij Schagerbrug noordwester stormen liep die Zijpe onder water en werd de WFOD bedreigd. Dat was toen nog maar een bescheiden dijk, die dan ook geregeld doorbrak. De huidige ‘wielen’ getuigen daar nog van.

(Keinsmer)Wiel bij Schagen en de Westfriese Omringdijk; getuige van een doorbraak in het verleden Kustafslag Niet alleen de Omringdijk werd bedreigd door het zeewater, ook de lage duin en benoorden Camperduin hadden flink te lijden. Tussen 800 en 1350 na Christus was de kust tussen de huidige plaatsen en Den Helder zeker vier à vijf kilometer landwaarts opgeschoven. Dat is gemiddeld 8 meter per jaar. Bij was de kustafslag van 1300 tot ca. 1980 gemiddeld zelfs 10 meter per jaar. In de eerste eeuwen na 1300, toen de kust niet of nauwelijks was beschermd, zal de afslag het hoogst geweest zijn. [H. Schoorl, ’t Oge, p. 23.]

De Sint Elizabethsvloed In 1421 veroorzaakte de Sint Elizabethsvloed een doorbraak in de duinen bij Petten. De Pettemers zochten hun toevlucht in de wat hoger gelegen dorpskerk, maar die stortte uiteindelijk in door de hoge stand van het zeewater. Volgens oude kronieken zouden hierbij 400 mensen omgekomen zijn. Het water als vijand inderdaad. Het zeewater kwam toen tot Bergen – daar werden de kerkschatten van Petten teruggevonden. Deze ramp was echter voor het Hof van Holland wel aanleiding om voortaan voortdurend aan de Reconstructie van Noord-Holland omstreeks 1250. kustverdediging bij Petten te werken. Aanvankelijk

. waterschapszaken ook ‘gemeentelijke’ taken, zoals op het vlak van armen- en wezenzorg, onderwijs en voorts kerkelijke zaken en justitie. Een noviteit! Pas vanaf 1800 zou er iets als een gemeentebestuur komen, vanaf 1851 door de gemeentewet echt iets voorstellend. Tot die tijd was het polderbestuur (opper)machtig.

Hoogheemraadschap Tijdens stormen in 1551/52 werd de zeewering bij Petten flink beschadigd. De toch al hoge onderhoudskosten, ten laste van de kustdorpen, liepen verder op. Dat leidde tot protesten en in 1555 besloot Karel V dat er een nieuw waterschap De hoofden voor Petten op de kaart van (het atelier van) Jan van Scorel moest komen, waarin de dorpen zeggenschap 1552. hadden, om de zeewering te gaan beheren: het hoogheemraadschap van de Hondsbossche en met simpele stuifdijken. En de kustafslag ging door, Duinen tot Petten. Tot 1792 hield het vast aan tussen 1466 en 1506 met vier tot vijf meter per jaar. kustverdediging met een zanddijk beschermd door Dat is weliswaar minder dan de acht van weleer, voorland in de vorm van een breed strand. Maar maar toch. Er kwamen toen wel zware, uit hout dat strand kalfde steeds verder af en in 1731 sloeg en steen opgebouwde hoofden om het steeds maar de paalworm onbarmhartig toe. Petten moest in de weer afschuren van het strand voor de zeewering te 18e eeuw, tussen 1701 (toen de met zand overstoven stoppen. En het leidde uiteindelijk in 1555 tot een kerk afgebroken moest worden) en 1792 compleet apart hoogheemraadschap: de Hondsbossche en landinwaarts verplaatst worden. Duinen tot Petten.

Bedijking van de Zijpe Intussen kreeg in 1552 kanunnik, kunstschilder en uitvinder Jan van Scorel (zoon van de dorpspastoor van Schoorl en in Alkmaar op de Latijnse school gegaan) te Utrecht van keizer Karel V toestemming om dat waddengebied de Zijpe te bedijken. Dan ontstond er, extra beveiliging, een ruim voorland voor de WFOD en grond voor agrarisch gebruik, waaraan bij de beginnende verstedelijking van Holland behoefte ontstond. Het ging niet van een leien dakje die bedijking. Pas de vierde poging slaagde, in 1597. Met een zanddijk achter de duinen in het westen (Petten-Callantsoog) en een zeedijk in Documentenkistje uit 1730 van de Hondsbossche. het noorden (Callantsoog-De Keins/Schagen) werd het waddengebied afgesloten voor de zee. ‘Harde zeewering’ Toen, in 1792, waren ze het zat daar bij het bestuur Megaproject van de Hondsbossche. Besloten werd om niet meer Met ruim 6600 ha was dit verreweg de grootste te wijken voor de zee en over te gaan tot constructie landaanwinning van de 16e eeuw! Een megaproject van een ‘harde zeewering’. Dat betekende in eerste qua financiering, qua waterbeheer en qua inrichting instantie dat er vanaf 1796 strandhoofden voor de van het bestuur. Het aanleggen van de dijken en het zeewering kwamen. Omstreeks 1870 wist dijkgraaf graven van de Groote Sloot en de Egalementsvaarten Jhr.Mr. Cornelis van Foreest zijn plan tot verdere gebeurde door duizenden mannen, vrouwen versterking van de Hondsbossche door te drukken. en kinderen uit Holland, Sleeswijk, Emden, En met succes: de watersnoodrampen van 1916 Gelderland, Twente en Drenthe. Het polderbestuur en 1953, die elders zo veel leed veroorzaakten, ging allerlei taken uitvoeren die elders door de werden bij Petten goed doorstaan. En omstreeks dorps- en stadsbesturen gedaan werden: naast de 1980 volgde verhoging en verbreding in het kader van het Deltaplan. Maar toen kwam/bleek de klimaatverandering, die met veel hogere golven gepaard zou gaan… Is de Hondsbossche niet meer veilig? GAAN WE TERUG NAAR AF? (dat is een van de thema’s van de expositie Zijpe en het water) STEL DAT DE HONDSBOSSCHE DOORBREEKT, WAT GEBEURT ER DAN?

De bedijking van de Zijpe vooraf in beeld gebracht door(het atelier van) Jan van Scorel in 1552.

. Deze unieke kaart laat zien hoe rigoureus Petten, Camp(erduin) en veel land ertussen aan de zee prijsgegeven zijn. Op de bestaande toestand in 1730 is met vrijwel horizontale strepen aangegeven waar de nieuwe Hondsbossche zeewering (de ‘harde’) aangelegd werd. Daar ligt deze nog, verhoogd, versterkt en landinwaarts verbreed.

HET BINNENWATER ALS VIJAND (Zijpersluis) en de Groote Sluys in het noorden Maar ook het binnenwater kan ernstige overlast (Oudesluis). Alleen om te spuien waren er een viertal bezorgen: overtollig water door bijvoorbeeld hevige sluisjes in de noordflank (de Duikersluis –1741, het regenval in de Zijpe zelf en/of teveel aanvoer van Comans- en het Tielmanssluisje en het Alkmaarder- water vanaf het deel van de Schermerboezem ten of Noordersluisje) en het Petse of Abtsluisje in de zuiden van de polder. De Zijpe is onderdeel van Schoorlsche Zeedijk in het zuiden. De naam die Schermerboezem, waarin vroeger vooral de Abtsluisje zou verwijzen naar de abt van het Groote Sloot en later het Noordhollands Kanaal en Benedictijner klooster te Egmond; van de gronden het kanaal Stolpen-Schagen-Kolhorn belangrijke westelijk van de Slaperdijk was nogal wat van de schakels waren en zijn. [zie hierna] abdij van Egmond. De in 1610 bedijkte Wieringerwaard kreeg in Overtollig water 1621 een (schut-)sluisje in de Slikkerdijk om zo Een bedijking van langs de kust aangegroeide aangesloten te zijn op de binnenvaart in Noord- en opgeslibde gronden, zoals de Zijpe, loosde Holland en om zoet water in te kunnen laten in overtollig binnenwater door gebruik te maken droge perioden. Er kwamen geen sluisdeuren, wel van het tijverschil (tussen eb en vloed) via een of een ‘valschot’, dat in 1835 vervangen werd door meer sluizen op zee. Dit in tegenstelling tot een schotbalken. In 1862 is het huisje in steen gezet en in droogmakerij: een drooggelegd dieper meer. Dat 1949 werd het afgebroken. moest van het begin af aan bemalen worden, door Bij de aanleg van het Noordhollands Kanaal tussen vele molens, om het land droog te krijgen. En blijven 1819 en eind 1824 (het gedeelte door de Zijpe in malen om het droog te houden. Zo ging het bij de 1822), dat Den Helder met Amsterdam verbond, Beemster (1612), de Heerhugowaard (1631) en de kwam er ten noorden van ’t Zand in de Zijper zeedijk Schermer (1635) bijvoorbeeld. nog een sluis: de Zijper schut- of Kolksluis. Eerst in 1845/46 ontstond de Anna Paulownapolder. Het Sluizenstelsel kanaal Stolpen-Schagen(-Kolhorn) van 1936 kreeg Om overtollig water kwijt te raken was in de Zijpe geen sluis in de WFOD, maar een naaldkering. een heel stelsel van sluizen aangelegd. Twee daarvan waren tevens schutsluis (ook om scheepvaart door Boezemwateren te laten bij ongelijke waterniveaus en ongewenst Veel gebieden in Noord-Holland, zoals polders en zout water buiten te houden): de door de Groote veenweiden, liggen onder zeeniveau. Overtollig Sloot verbonden Jacob Claessesluis in het zuiden water stroomde en stroomt daar dus niet uit zichzelf

. uit weg. Daar moet bemaling aan te pas komen. Vroeger door molens, later door stoom- en weer later door electrische gemalen. Die afvoer gaat veelal door brede watergangen: de boezem. Een boezem dient ook voor tijdelijke opslag van overtollig water, totdat lozing via sluizen op het buitenwater mogelijk is. In droge zomers kan ook water ingelaten worden via de boezem. De boezem ligt immers wat hoger dan de omringende polders. Boezemwateren liggen als een netwerk van aderen Tekening site HNkw watersysteem. meestal langs de polders. Ze worden ook gebruikt voor scheepvaart en recreatie. de Waddenzee afvoert) en de Amstelmeerboezem. De Zijper boezem bestond aanvankelijk (1597-1824) De Wieringermeer, West-Friesland en Waterland alleen uit de Groote Sloot en de Egalementvaarten. wateren rechtstreeks af op het buitenwater Vervolgens ging het Noordhollands kanaal een grote (IJsselmeer, Markermeer en Noordzeekanaal) rol spelen en in 1936 kwam het kanaal Stolpen- Twee grote gemalen, de Helsdeur in Den Helder Schagen-Kolhorn er nog bij. (loost op de Waddenzee) en het Zaangemaal in Zaandam (loost op het Noordzeekanaal) verzorgen De Schermerboezem de afvoer van het overtollige water van de De Zijper boezem is onderdeel van de grote Schermerboezem. Voorts is er een aantal spuisluizen Schermerboezem (77.000 ha). Voorts zijn er waardoor water afgevoerd wordt naar het in Noord-Holland boven het IJ de Verenigde Markermeer, het Noordzeekanaal en de Noordzee. Raakmaats en Niedorperkoggenboezem (watert Dat kan echter alleen als het water daar lager staat via het nieuwe gemaal bij Kolhorn af naar de dan in de Schermerboezem. Amstelmeerboezem, die het water via een sluis naar Jaarlijks wordt in Noord-Holland boven het IJ in totaal zo’n 1,3 miljard kubieke meter water afgevoerd naar het buitenwater. Ongeveer 350 De ‘Kolk’ miljoen kubieke meter [= ca. 25% van 1,3 miljard] wordt vanuit het Marker- en het IJsselmeer het Het overtollige (regen-) water van de gebied ingelaten. [bron: site Hoogheemraadschap Zijpe moest via de boezem (Groote Sloot Hollands Noorderkwartier] en Egalementsvaarten) en de sluizen in de Toen het Noordhollands kanaal er nog niet was, noordflank naar de Zuider-/Waddenzee kwam het water uit de Schermerboezem door het afvloeien. Maar aanvankelijk dachten de vrijwel altijd openstaande Jacob Claessesluisje in bedijkers op deze natuurlijke wijze onvoldoende de Zijper Groote Sloot om bij Oudesluis door de water kwijt te kunnen raken. Omdat delen van Groote Sluys bij eb gespuid te worden op de de Zijpe (in het oosten en zuiden) min of meer Zuider-/Waddenzee. beneden de zeespiegel lagen. Daarom werd tegenover de Groote Sluys bij Oudesluis een poldertje van 9 ha, omringd door hoge kaden, ingericht: de ‘Kolk’ (thans ’t Zijper Eilant). Het diende als wateropslag. Bij laag water in de Zuider-/Waddenzee werd tegenover de Groote Sluys een duiker geopend, waarna het Kolkbassin leegliep. Om daarbij een handje te helpen zijn in 1597 vijf molens in het poldertje geplaatst. Maar op de natuurlijke wijze ging het heel aardig en dus waren de molens overbodig. De ‘Kolk’ bleef onbemalen tot er in de 18e eeuw weer een molentje kwam en later een gemaaltje.

De Kolk bij Oudesluis op de kaart van Zoutman 1664/65. Het omslagplichtig gebied van de Schermerboezem.

. HET WATER ALS VRIEND In de jaren 1922/23/24 kwam er waterleiding (en electriciteit)in de Zijpe. Dat wil zeggen in de dorpen; in het buitengebied (veel) later. Tot die tijd gebruikte men opgevangen regenwater (regenton) als drink- en huishoudwater. Voorts werd slootwater gebruikt. De sloten waren lange tijd ook de open riolen. Oudesluis was kennelijk het laatste dorp dat waterleiding kreeg. Eind oktober 1924 schreef de Zijper Courant: “Nu nog de waterleiding. Doch door de vele regens van den laatsten tijd, hebben we daar direct geen gebrek aan”.

HET BINNENWATER: GROOTE SLOOT EN NOORDHOLLANDS KANAAL - DE SLAGADERS VAN DE ZIJPE

De scheepvaart De in 1597 definitief bedijkte Zijpe had in de Groote Sloot, die door de gehele polder liep, een prachtige waterweg. Voor het vervoer van goederen, vee en mensen. Dat gebeurde met beurt- en trekvaarders. Beurtvaart = het vervoer over binnenwateren met De molen F in in 1972. scheepjes, die een geregelde dienst onderhouden tussen twee of meer plaatsen. Als beurtschipper MOLENS konden alleen ‘vertrouwde personen’ toegelaten Hoewel de Zijpe een bedijking is, liggen en worden omdat ze vaak als ‘wisselloper’ en ‘kassiers’ lagen delen ervan onder zeeniveau. Dat zijn de voor hun opdrachtgevers fungeerden. zogenoemde benedenlanden in het oosten en zuiden; In 1674 telde de Zijpe 15 beurtschippers: 12 op ze zijn van meet af aan door molens bemalen. In Alkmaar en 3 op Amsterdam. In 1742 waren het er de ‘bovenlanden’ (ruwweg ten oosten van het 19, alsvolgt verdeeld over de polder: 6 in Oudesluis, NHkanaal) kwamen alleen molens als daar aanleiding 9 langs de Groote Sloot (2 in Keinsmerbrug, toe was. Bijvoorbeeld om in te kunnen malen in 2 in Schagerbrug, 4 in St. Maartensbrug en tijden van grote droogte. Maar zo van 1665 tot in de 1 in Burgerbrug), 1 aan , 1 aan de 20e eeuw was er een vast aantal molens: ruim 20. In Mennistebuurt (bij het latere ), 1 aan genoemd jaar waren er, althans volgens de kaart van ’t Zand en 1 aan de Belkmerweg in het westen van Zoutman, ook 16 wipmolentjes voor bemaling van de polder. In 1811 waren er maar liefst 22 Zijper kleine oppervlakten. Stoomgemalen zijn er nooit beurtschippers, met samen drie knechten. Twee gekomen in de Zijpe; daar was geen noodzaak toe schippers voeren op Amsterdam, de zogenoemde in deze relatief hoog gelegen bedijking. Electrische kalverschuiten. gemaaltjes kwamen er na de electrificatie van Zijpe in ca. 1925 wel. Thans zijn er nog tien molens, goed Concurrentie gerestaureerd/onderhouden en maalvaardig. Negen Ook schippers uit de Wieringerwaard en van zijn er van de stichting De Zijper Molens, een is Wieringen voeren door de Zijper Groote Sloot en er nog van het Hoogheemraadschap. [voor meer die namen zo nu en dan mensen en goederen mee. informatie zie L.F. van Loo, Fier in de wind. De Dat leidde tot klachten van de Zijper ‘conculega’s’ en Zijper molens, Schagerbrug 2001. dan werd de keur die zulks verbood vernieuwd. Op een overtreding stond een boete van 100 gulden [een boerenarbeider verdiende zo’n 150 gulden per jaar], te betalen door de schipper én de passagier/afzender van de meegegeven goederen. De boete kwam ten goede aan de ‘algemeene armen’ van de Zijpe. Na de opening van het Noordhollands Kanaal eind 1824 ging er ook vervoer door dat kanaal. Waarschijnlijk het grotere werk. De beurtvaart bleef bestaan; in 1921 waren er nog acht Zijper motorschuitdiensten: F.T. Schotvanger te Burgervlotbrug: beurt- en vrachtdienst op Alkmaar; F. Kossen te St. Maartensbrug; D. Bakker te Stolpen; J. Asjes te Oudesluis: beurt en vrachtdienst op Alkmaar; De Groote Sloot in Schagerbrug ca. 1820-25. Aquarel Cornelis Bok.

. J. Moleman te Schagerbrug: idem op de Zaanstreek eerst alleen in ’t Zand, vervolgens ook in Zijpersluis. en Amsterdam; Tot zijn dood omstreeks 1830 was Jan Hout, C. Silver te Oudesluis: idem op Amsterdam; “herbergier van het Wapen van Alkmaar aan ’t Zand” J. Schilder te ’t Zand: idem op Alkmaar en Den en voerman op het wagenvervoer naar Huisduinen/ Helder. Den Helder, ook jagersbaas voor het traject ’t Zand Daarna kwamen de vrachtauto’s/bodediensten. –Alkmaar. In 1840 werd aannemer van publieke werken (en schoonzoon van de Zijper burgemeester) De trekschuit (en de postwagen) Joost Lanser uit St. Maartensbrug “algemeen Zeker vanaf 1703, maar wellicht ook eerder al, was jagersbaas op het kanaal” voor een pachtsom van in de Zijpe –evenals elders trouwens – de trekschuit 5000 gulden. Hij betaalde de zeven jagersbazen van het vervoersmiddel voor passagiers. Ons land kende de diverse stations ieder 500 gulden per jaar en de een uniek stelsel van trekschuitverbindingen, van jaaggelden waren voortaan voor hem. trekvaarten met jaagpaden erlangs. Ook de Zijper Van 1852 tot 1877 (in 1876 werd het Noordzeekanaal Groote Sloot fungeerde als zodanig, tot ver in de geopend) pachtte de Zijper familie Kruijer de 19e eeuw. De verbindingen Alkmaar-Schagerbrug jaagdienst langs het kanaal. Ze woonden op de en vanaf 1723 Schagerbrug-Keinsmerbrug-’t Zand boerderij Vierhuizen bij Zijpersluis. Inmiddels waren waren vaste waarden. In ’t Zand, bij de herberg er ook stoomslepers actief, maar kleinere schepen Het Wapen van Alkmaar, werd overgestapt op en vooral de houtvlotten naar de Zaanstreek werden de postwagen (bolderwagen met paarden ervoor) nog gejaagd. Het was kennelijk een lucratieve naar Huisduinen/Den Helder. Voor 1825 was dat bezigheid want de er bij betrokken Kruijers vrijwel alles in ’t Zand: een herberg met een luxer behoorden tot de hoogst aangeslagenen in de buitenverblijf erbij + een paar huizen. Pas door het Hoofdelijk Omslag (inkomstenbelasting) in de Zijpe. Noordhollands Kanaal kon ’t Zand zich tot een flink dorp gaan ontwikkelen. Ook Petten had een IJspret en binnenvisserij trekschuitverbinding met Alkmaar. Zeker op de Groote Sloot waren in de diverse dorpen, als het vroor, ijsbanen. Met baanvegers De jaagdienst langs het Noordhollands Kanaal. en een koek en zopie. Ook werden wedstrijden Vanaf de opening van dit kanaal eind 1824 gingen er gehouden, met prijzen die aan de armen geschonken dagelijks koopvaardijschepen en marinevaartuigen werden. Af en toe werd het ijs op de Groote Sloot door. Tot de verbreiding van de stoomvaart werden gebroken ten behoeve van de scheepvaart, wat voor deze zeilschepen door het kanaal getrokken door veel commotie zorgde. In de sloten en vaarten van de jaagpaarden. Op eerst zes en vanaf 1830 zeven Zijpe werd ook gevist, door een paar beroepsvissers ‘stations’ werd van paarden gewisseld. In de Zijpe en later ook door sportvissers.

Schilderij Jannie Kuiper-Wetsteen.

. IJsbaan met koek en zopie op de Groote Sloot in Sint Zomerhuisjes in Callantsoog. Maartensbrug omstreeks 1912.

DE ZEE ALS VRIEND Zo vanaf 1920/30 kwam de recreatie op gang en het toerisme. Een dagje naar het strand of een strandvakantie kwamen op. Toerisme zou een belangrijke economische factor voor Zijpe worden. Callantsoog en Groote Keeten, Petten en St. Maartenszee profiteren ruim van de zee met het strand als trekpleister.

Visserij Met name in Petten/Hazepolder werd veel aan kustvisserij gedaan, in combinatie met pilotage (het beloodsen van vooral koopvaardijschepen naar de rede van Texel/Den Helder). Dit gebeurde met pinken, platboomde scheepjes, die bij gebrek aan een haven in Petten op het strand lagen. Voorts was de zogenoemde zoutvisserij op haring, aan boord van vooral Enkhuizer haringbuizen, een belangrijke inkomstenbron. Callantsogers waren vooral betrokken bij de koopvaardij en de walvisvaart. De Pettemer visserij werd minder en minder in de 18e eeuw en na 1800 verdienden veel Pettemers hun brood aan de ‘harde zeewering’. Als dijkwerker. Oudesluis, dat tot de bedijking van de Anna Paulownapolder in 1845/46 ook aan zee lag, kende eveneens wat visserij. In de eerste helft van de 20e eeuw was Willem Muntjewerf er actief, onder andere op ansjovis op de Zuiderzee. Petten kende van 1923 tot 1940 de N.V. Visscherij Maatschappij Petten van de gebroeders Louis en Jacob Schager, met ook Pettemer bemanningsleden op de uiteindelijk vier trawlers.

*Deels gebaseerd op D. Aten, Een afgerond geheel. Waterstaat en De jol van Muntjewerf voor de ansjovisvangst op de Zuiderzee.Coll. waterschappen ten noorden van het IJ tot 1800, in: Hollanders en Klaas Slikker. het water deel 1, Hilversum 2007, p. 23-60 en D. Aten, De Zijpe (1597), in: Zee van land, Woemer 2005, p.85-104.

.