Download PDF Van Tekst
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
De Gulden Passer. Jaargang 78-79 bron De Gulden Passer. Jaargang 78-79. Vereniging van Antwerpse Bibliofielen, Antwerpen 2000-2001 Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_gul005200001_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. i.s.m. 7 [De Gulden Passer 2000-2001] Woord vooraf Ruim een halve eeuw geleden begon de bibliograaf Prosper Arents aan de realisatie van zijn vermetel plan om de bibliotheek van Pieter Pauwel Rubens virtueel te reconstrueren. In 1961 publiceerde hij in Noordgouw een bondig maar nog steeds lezenswaardig verslag over de stand, op dat ogenblik, van zijn werkzaamheden onder de titel De bibliotheek van Pieter Pauwel Rubens. Toen hij in 1984 op hoge leeftijd overleed, had hij vele honderden titels achterhaald, onderzocht en bibliografisch beschreven. Persklaar kon men zijn notities echter allerminst noemen, iets wat hij overigens zelf goed besefte. In 1994 slaagden Alfons Thijs en Ludo Simons erin onderzoeksgelden van de Universiteit Antwerpen / UFSIA ter beschikking te krijgen om Arents' gegevens electronisch te laten verwerken. Lia Baudouin, classica van vorming, die deze moeilijke en omvangrijke taak op zich nam, beperkte zich niet tot het invoeren van de titels, maar heeft ook bijkomende exemplaren opgespoord, Arents' bibliografische verwijzingen nagekeken en aangevuld en de uitgegeven correspondentie van P.P. Rubens opnieuw gescreend inzake lectuurgegevens. Een informele werkgroep, bestaande uit Arnout Balis, Frans Baudouin, Jacques de Bie, Pierre Delsaerdt, Marcus de Schepper, Ludo Simons en Alfons Thijs, begeleidde L. Baudouin bij haar ‘monnikenwerk’. Na het verstrijken van het mandaat van de onderzoekster bleef toch nog heel wat werk te verrichten om het geheel persklaar te maken. Elly Cockx-Indestege, Jacques de Bie, Marcus de Schepper en Alfons Thijs behartigden deze laatste productiefase. Anna E.C. Simoni was zo vriendelijk voor Engelse samenvattingen te zorgen. De redactie achtte het nuttig dat Alfons Thijs, via bio-bibliografische gegevens over Prosper Arents, de cultuurhistorische context schetste waarin deze ‘poging tot reconstructie van de Rubensbibliotheek’ tot stand gekomen is. Zij prijst zich gelukkig dat Frans Baudouin, met zijn grondige kennis van Rubens en diens wereld, bereid was in een verkennende studie te peilen naar de inhoudelijke verscheidenheid en de functionele betekenis van deze kunstenaars- én geleerdenbibliotheek. De Gulden Passer. Jaargang 78-79 8 De titelbeschrijvingen vormen uiteraard de hoofdbrok van de publicatie. Hierbij dient onderstreept dat noch Prosper Arents noch de bewerkers van zijn notities alle beschrijvingen met het boek in de hand konden controleren. In een minderheid van de gevallen moesten zij zich verlaten op bibliografische informatie uit bibliotheekcatalogi, bibliografieën en andere referentiewerken, soms op door bibliotheekverantwoordelijken schriftelijk verstrekte inlichtingen. Bij de aanduiding van bewaarplaatsen van de aangehaalde edities is niet naar volledigheid gestreefd. Enkel die exemplaren zijn vermeld welke door Arents of de bewerkers bij het onderzoek betrokken werden. Zoals uit de bijdrage van Frans Baudouin nog zal blijken, zijn de titels gegroepeerd in een aantal afdelingen, zelf geordend op basis van de toenemende mate van onzekerheid over de vraag of P.P. Rubens van het geciteerde werk wel degelijk een exemplaar in zijn bibliotheek had. In vele gevallen is op basis van het bronnenmateriaal niet uit te maken welke editie van een bepaald werk P.P. Rubens exact bezat. In zulke omstandigheden heeft Prosper Arents, in de regel, voor de (ten aanzien van de bron) meest recente uitgave geopteerd. De gebruiker van het corpus weze er zich dus steeds van bewust dat P.P. Rubens in werkelijkheid eventueel een andere, met name oudere editie van het betrokken werk kan bezeten hebben. Slechts van drie titels uit Rubens' bibliotheek is een exemplaar bekend dat zeker ooit eigendom was van de meester, waar namelijk een handgeschreven opdracht aan P.P. Rubens in voorkomt. Rubens verwierf zijn boekenbezit deels via aankopen bij de Officina Plantiniana. Slechts een deel van de desbetreffende archiefgegevens is door Max Rooses in zijn Petrus-Paulus Rubens en Balthasar Moretus gepubliceerd. Prosper Arents heeft de boekhouding van Moretus er opnieuw op nageslagen,1 de tran- 1 Uit diezelfde journalen transcribeerde Prosper Arents ook de vermeldingen van: 1o een 70-tal boeken in 1628-1633 aangekocht door P.P. Rubens voor rekening van zijn zoon Albert, en 2o een 115 boeken aangekocht door Albert Rubens zelf (althans tot 1640). Elk van die werken heeft Arents tevens, naar best vermogen, geïdentificeerd. We hopen dit materiaal één van de volgende jaren te publiceren. De Gulden Passer. Jaargang 78-79 9 scripties van Max Rooses nagekeken, waar nodig gecorrigeerd en aangevuld en vervolgens alle aldus gevonden titels naar best vermogen geïdentificeerd en er exemplaren van opgespoord. Identificatie was vaak niet gemakkelijk, daar de bibliograaf vaststelde dat in de journalen vermelde formaten, vooral bij kleine boekjes, ‘meer naar het uitzicht van het boek dan naar het vouwen van het blad’ verwezen. Terecht stipte Prosper Arents in Noordgouw aan dat P.P. Rubens ongetwijfeld ook bij andere boekhandelaars dan Moretus boeken bestelde, zonder dat daarvan in archieven sporen gevonden zijn. Rubens' bibliotheek bevatte dus zeker meer publicaties dan die welke men in de hier gepubliceerde lijst aantreft. Zo verwijst zijn corpus, bij gebrek aan voldoende overtuigend bronnenmateriaal, bijvoorbeeld ook niet naar de schoolboeken die de jonge P.P. Rubens gebruikte.2 Het picturale oeuvre van P.P. Rubens verschaft aanwijzingen over vermoedelijke lectuur van de meester. Als voorzichtige en nuchtere bibliograaf verkoos Prosper Arents zich echter niet op zulke kunsthistorische interpretaties te steunen. Heel bewust beperkte hij zijn bronnenmateriaal tot tastbare boeken en documenten. De bewerkers van Arents' handschrift zijn hem hierin gevolgd en laten het aan kunsthistorici over om, mede aan de hand van Arents' bibliografisch corpus, verder op zoek te gaan naar de intellectuele achtergronden van het fenomeen Rubens. De redactie dankt de talrijke personen - té veel om op te noemen - die op de meest uiteenlopende wijzen ertoe hebben bijgedragen dat Arents' werk uiteindelijk ter perse kon gaan. Zij is de Universiteit Antwerpen / UFSIA bijzonder erkentelijk, niet enkel omdat zij destijds de nodige onderzoekskredieten ter beschikking stelde, maar ook omdat zij bereid was een substantiële financiële tegemoetkoming te verlenen, zonder dewelke de uitgave van de voorliggende publicatie niet mogelijk zou zijn geweest. 2 Prosper Arents heeft wel uit het journaal van de Officina Plantiniana 31 posten genoteerd en zoveel mogelijk geïdentificeerd in verband met de aankopen in 1585-1590 van schoolboeken door Rumoldus Verdonck, de ‘magister’ bij wie Rubens van 1587 tot 1590 school liep om er onder meer Latijn te leren. We zullen trachten ook deze gegevens later, na nadere bewerking, uit te geven. De Gulden Passer. Jaargang 78-79 10 De Gulden Passer. Jaargang 78-79 11 Prosper Arents (1889-1984): bibliograaf van Petrus Paulus Rubens ... en van vele anderen Alfons K.L. Thijs In het vooruitzicht van zijn pensionering op 1 december 19531 ontving Prosper Arents van zijn collega's uit de Antwerpse Stadsbibliotheek een keurig door de Antwerpse boekbinder-vergulder R. van Santen in leder gebonden exemplaar van Jacob Burckhardt und Rubens door Emil Maurer (Bazel, Verlag Birkhäuser, 1951). Vooraan had Arents' chef en vriend, stadsbibliothecaris Ger Schmook (1898-1985), een korte maar diep doorvoelde opdracht geschreven: ‘De voortreffelijke collega van harte! 3 September 1953’, gevolgd door 24 handtekeningen. Niet zonder reden bood het bibliotheekpersoneel de gevierde juist een werk over de Rubens-studie aan. Prosper Arents was toen al gedurende meer dan een kwarteeuw massa's bibliografisch materiaal omtrent P.P. Rubens aan het verzamelen en publiceren. Bovendien kon iedereen uit het bibliotheekwereldje onfeilbaar voorspellen dat Arents ook na zijn pensionering met onverdroten ijver verder op dat terrein zou werken. Bij de aanvang van Arents' carrière liet nochtans niets vermoeden dat deze - zoals nog zal blijken - veeleer toevallig in het bibliotheekwezen verzeilde onderwijzer een belangrijke bijdrage zou leveren tot de ontsluiting van de Rubens-documentatie. Arents ‘relatie’ met Rubens begon pas in 1927, namelijk met de organisatie van een tentoonstelling over Rubens-literatuur uit het bezit van de Antwerpse Stedelijke Hoofdbibliotheek. 1 De data van de indiensttreding en pensionering van P. Arents werden verstrekt door de heer Roger Rennenberg, voormalig directeur-conservator van de Stadsbibliotheek, waarvoor wij hem hartelijk danken. De Gulden Passer. Jaargang 78-79 12 Voorbestemd voor een baan in het onderwijs Prosper Arents, geboren te Borgerhout op 23 januari 1889 en te Mortsel overleden op 4 maart 1984,2 volgde lager onderwijs te Antwerpen, onder meer in de stadsschool aan de Van Maerlantstraat,3 waar hij les kreeg van de letterkundige Frans Jan van Cuyck (1857-1952).4 Op hoge leeftijd, in 1976, herinnerde hij zich nog deze ‘schitterende onderwijzer’ als ‘een Vlaming uit één stuk’ die de jongens ‘een eerste blik in de Nederlandse literatuur’ gunde.5 Zijn opleiding tot onderwijzer ontving Prosper Arents in de Normaalschool te Lier.6 Hij studeerde daar in 1908 af, samen met zijn goede kameraad Eugeen Gilliams (1889-1981)