SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

Scopingsnota RUP Bouwlagen en woonlagen Gemeente

Projectnummer BE0113000770 | versie 1 | december ’18

SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

Inhoudsopgave

1 INLEIDING 5

1.1 Situering – algemeen 5

1.2 Doelstelling: aanleiding tot en verantwoording voor het plan 5

1.3 Type van het RUP 6

1.4 Opbouw van de nota 6

1.5 Situering en afbakening plangebied 6

2 BELEIDSKADER 7

2.1 Structuurplanning 7 2.1.1 Uitvoering van het RSV 7 2.1.2 Witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen 9 2.1.3 Provinciaal ruimtelijk structuurplan Vlaams-Brabant 11 2.1.4 Provinciale Visienota Ruimte 13

2.2 Overige beleidsplannen 15 2.2.1 Ruimtelijke visie op landbouw, natuur en bos voor Zenne-Dijle- 15 2.2.1.1 Operationeel uitvoeringsprogramma HAG-gebied 18 2.2.2 Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan 19 2.2.2.1 Bestaande nederzettingsstructuur 19 2.2.2.2 Economische activiteit in de kernen 20 2.2.2.3 Woningbehoefte 21 2.2.2.4 Bindend gedeelte: kernbeslissing 4 – RUP betreffende bouw- en woonlagen 21 2.2.3 Mobiliteitsplan Lennik 22

3 BESTAANDE JURIDISCHE TOESTAND 23 3.1.1 Situering plangebied 23 3.1.2 Macro-niveau: gemeente Lennik 23 3.1.3 Meso-niveau: de kern van Sint-Kwintens-Lennik 24 3.1.4 Centrumgebied Sint-Kwintens-Lennik 24

3.2 Bestaande juridische toestand 25 3.2.1 Gewestplan 25 3.2.1.1 Voorschriften gewestplan 26 3.2.2 Ruimtelijk uitvoeringsplan 30 3.2.3 Juridische tabel 31

4 BESTAANDE FEITELIJKE TOESTAND 36 4.1.1 Mens 36

2 SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

4.1.2 Mobiliteit 39 4.1.3 Landschap & erfgoed 42 4.1.3.1 Bodem 45 4.1.4 Water 46 4.1.5 Lucht en klimaat 49 4.1.6 Geluid 51 4.1.7 Biodiversiteit 52 4.1.8 Wonen 53

5 VISIE 54

5.1 Waarom de kern van Sint-Kwintens-Lennik versterken? 54 5.1.1.1 Sterke punten 54 5.1.1.2 Zwakke punten 54 5.1.1.3 Kansen 54 5.1.1.4 Bedreigingen 54 5.2 Doelstelling 55

5.3 RUP als onderdeel van een groter proces 55

5.4 Ruimtelijk concept RUP 56

5.5 Afbakening plangebied en 3 overdruk bestemmingszones 57

5.6 Doorvertaling grafisch plan en stedenbouwkundige voorschriften (reikwijdte en detailleringsgraad RUP) 58

5.7 Inrichtingsalternatieven 59 • 1. Kernzone 59 • 2. Handelszone 60 • 3. Woonzone 61

6 MOGELIJK MILIEUEFFECTEN 62

6.1 Inleiding 62

6.2 Toetsing plan-MER-plicht 62 6.2.1 Stap 1: Toetsing aan het decreet DABM 62 6.2.2 Stap 2: is het plan van rechtswege plan-MER-plichtig? 62 6.2.2.1 Heeft het plan betrekking op een van de sectoren genoemd in het decreet? 62 6.2.2.2 Vormt het plan een kader voor project-mer-plichtige projecten? 63 6.2.2.3 Betreft het plangebied geen klein gebied op lokaal niveau of geen kleine wijziging van een bestaand plan? 63 6.2.2.4 Conclusie over de plan-MER-plicht van rechtswege 63 6.2.3 Stap 3: Veroorzaakt het plan belangrijke milieueffecten? 63

6.3 Methodiek screening 63

6.4 Resultaten screening 63 SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

6.4.1 Bodem 65 6.4.2 Water/ watertoets 65 6.4.3 Lucht/klimaat en geluid 65 6.4.4 Biodiversiteit 66 6.4.5 Landschap, onroerend erfgoed en archeologie 66 6.4.6 Mens 66 6.4.6.1 Ruimtelijk-functioneel 66 6.4.6.2 Mobiliteit 67 6.5 Grensoverschrijdende effecten 68

6.6 RVR-toets 68

6.7 Conclusie 68

7 RUIMTEBALANS 70

8 OP TE HEFFEN VOORSCHRIFTEN 71

9 PLANCOMPENSATIES 72

10 ADVIEZEN EN INSPRAAKREACTIES TIJDENS EERSTE

PARTICIPATIEPERIODE 73

10.1 Adviezen geformuleerd door de adviserende overheden 73

10.2 Inspraakreacties van het publiek tijdens terinzagelegging 77

11 BRONVERMELDING 82

4 SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

1 INLEIDING

1.1 Situering – algemeen Het plangebied bevat de centrumzone van Lennik. Deze gemeente is gelegen in het zuidwesten van de provincie Vlaams- Brabant, en wordt aanzien als het hart van het Pajottenland. Het RUP is gesitueerd in de kern Sint-Kwintens-Lennik, een van de drie deelgemeenten van Lennik; de meest uitgeruste kern met de meeste inwoners.

Afb. 1 situering

1.2 Doelstelling: aanleiding tot en verantwoording voor het plan Dit RUP wenst mee een kader te bieden voor kernversterking in de dorpskern van Sint-Kwintens-Lennik. Deze kern wenst de gemeente verder te versterken. Vandaag is dit een goed uitgeruste kern die goed bereikbaar is. Deze heeft dus veel potentie om verder te ontwikkelen en zodoende een versnippering van de open groene ruimte rond de kernen tegen de gaan, een visie die door de provincie en Vlaanderen gedeeld wordt. De andere kernen in Lennik (Sint-Martens-Lennik, Gaasbeek,…) zijn eerder landelijk van aard, hiervoor wenst men de verdere ontwikkeling ervan niet te stimuleren.

Meer specifiek heeft dit RUP als doel om projecten die kernversterking in de hand werken te stimuleren. De algemene doelstelling van dit RUP is om te komen tot een verduurzaming van het hoofddorp in buitengebied (Sint-Kwintens- Lennik). Daarnaast wordt er vanuit gegaan dat het versterken van de kern een grotere sociale cohesie tot gevolg heeft, alsook een positieve impact heeft op de mobiliteit in en rond het centrum van Sint-Kwintens-Lennik. Ook wordt hiermee het open, groene landschap dat Lennik vandaag rijk is ondersteund in die zin dat wonen en functies op een meer kwalitatieve manier gebundeld zullen kunnen worden in de kern. In kader van dit RUP wordt aan de hand van ruimtelijk onderzoek een afbakening gemaakt van de kern en worden er twee strategieën voorgesteld die worden aangewend om de kern te versterken. Enerzijds een strategie om het verhogen van de woondensiteit na te streven op een meer transparante en duidelijke manier dan dit vandaag het geval is. Dit betekent duidelijkheid scheppen rond het aantal bouwlagen en woonlagen die mogelijk zijn in woongebied. Anderzijds een strategie om meer en een grotere diversiteit aan functies (handel, horeca, diensten,…) aan te trekken in de kern. De opmaak van dit RUP kadert in de verdere uitvoering van het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Lennik. Zie kernbeslissing 4: RUP betreffende bouw- en woonlagen. Een RUP is een uitvoeringsinstrument waarin de gewenste ontwikkelingen uit het structuurplan juridisch planologisch worden vertaald en vastgelegd. Het studiebureau ARCADIS werd aangesteld voor de uitwerking van het RUP. Voorliggend RUP zal het juridisch-planologisch kader vormen voor de beoordeling van stedenbouwkundige SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

vergunningsaanvragen voor wat betreft het aspect van het aantal bouw- en woonlagen alsook de functie van de gelijkvloerse bouwlaag. Daarnaast blijft het bestemmingsplan (gewestplan) nog steeds van toepassing.

1.3 Type van het RUP Dit is een gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan.

1.4 Opbouw van de nota In de voorafgaande startnota werden de eerste planopties aangeven, onderbouwd en gemotiveerd. Dit document vormde de basis voor de eerste raadpleging van publiek en adviesvraag. Het bevat de context, doelstellingen, reikwijdte, detailleringsgraad en voorziene planonderdelen van het RUP. Verschillende plan- en inrichtingsopties worden tegenover elkaar afgewogen. Het was een discussiedocument als kapstok voor input vanuit de stakeholders van dit RUP. In de scopingsnota worden de adviezen en inspraakreacties op de startnota verwerkt en het plan wordt meer geconcretiseerd. Op basis van de startnota zal de dienst mer beslissen op het plan geen aanzienlijke effecten kan hebben en dus opmaak van een plan-MER al dan niet noodzakelijk is. Deze scopingsnota is een evolutief document.

1.5 Situering en afbakening plangebied Het plangebied van het RUP Bouwlagen en woonlagen omvat het centrum van Sint-Kwintens-Lennik. Dit omvat grofweg de Markt met de belangrijkste omliggende straten. De motivering tot afbakening komt in een later hoofdstuk van deze nota aan bod.

Figuur 2: Afbakening plangebied

6 SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

2 BELEIDSKADER 2.1 Structuurplanning De ruimtelijke structuurplannen als kader De opmaak van het beoogde RUP kadert in de beoogde visie van het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Lennik, dat op 23 augustus 2012 door het besluit van de bestendige deputatie werd goedgekeurd. Dit structuurplan toont de beleidsvisie en ontwikkelingsperspectieven voor de toekomstige ruimtelijke ontwikkelingen in de gemeente. Ook in het provinciaal ruimtelijk structuurplan Vlaams Brabant en het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) zijn beleidsvisies uitgewerkt die relevant zijn voor het RUP.

2.1.1 Uitvoering van het RSV Op 23 september 1997 werd het eerste Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen (RSV) definitief vastgesteld door de Vlaamse Regering. Het grondbeginsel van het RSV is het realiseren van een duurzame ruimtelijke ontwikkeling. Het tegengaan van de verdere verspreiding van stedelijke functies en de versnippering van de open ruimte is daarbij een belangrijke doelstelling. Het RSV maakt een onderscheid tussen: stedelijke gebieden en stedelijke netwerken, buitengebied, gebieden voor economische activiteiten en lijninfrastructuren. In de inleiding van het RSV wordt de nood aan een kader voor de ruimtelijke ordening gebaseerd op duurzame ontwikkeling als centraal thema naar voor geschoven. Het RSV kreeg inmiddels reeds een beperkte herziening, deze herziening heeft geen impact op dit dossier.

Figuur 1: situering van Lennik op de schematische weergave van de ruimtelijke visie op Vlaanderen (bron: RSV, 1997)

SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

Lennik behoort tot het buitengebied Lennik behoort tot de Groene Gordel - een deel van het Vlaams Strategisch Gebied rond Brussel - en is tevens gelegen in het Pajottenland. In de delen van de gemeenten in het Vlaams strategisch gebied rond Brussel, waar de ‘groene gordel’ aanwezig is en Lennik toe behoort, wordt een buitengebiedbeleid gevoerd. In het buitengebied overweegt de open, onbebouwde ruimte. De ruimtelijke structuur van het buitengebied wordt bepaald door de natuurlijke en de agrarische structuur, de nederzettingsstructuur en de infrastructuur. Bij een verdere ontwikkeling van de structurerende activiteiten en functies wordt het fysisch systeem1 als uitgangspunt gehanteerd. Dit betekent niet dat het buitengebied wordt bevroren. De bestaande ruimtelijke structuur en het fysisch systeem bieden het kader waarin dynamische activiteiten en functies met steeds wijzigende omgevingsvereisten op een flexibele manier moeten kunnen functioneren op de schaal van het gebied. De specifieke eigenheid van het wonen en werken in het buitengebied moet erkend en gerespecteerd worden en in relatie gebracht worden met het duurzaam functioneren van de agrarische en de natuurlijke structuur.

Vanuit het RSV wordt gestreefd om verdere versnippering van het buitengebied tegen te gaan. De vertrekbasis voor het ruimtelijk beleid in dit gebied is net zoals in de rest van Vlaanderen ‘duurzame ontwikkeling’.2 Dit betekent concreet dat bij een verdere ontwikkeling van de structurerende activiteiten en functies (landbouw, natuur, bos, wonen en werken) in het buitengebied het fysisch systeem als uitgangspunt wordt gehanteerd. De bestaande ruimtelijke structuur en het fysisch systeem bieden het kader waarin dynamische activiteiten en functies met steeds wijzigende omgevingsvereisten op een flexibele manier moeten kunnen functioneren op de schaal van dit gebied. De specifieke eigenheid van het wonen en werken in het buitengebied moet erkend en gerespecteerd worden, en in relatie gebracht worden met het duurzaam functioneren van de agrarische en de natuurlijke structuur.

Ten aanzien van het buitengebied worden verschillende doelstellingen gesteld:

. het vrijwaren van het buitengebied voor de essentiële functies (landbouw, natuur, bos, wonen en werken op het niveau van het buitengebied) . het tegengaan van de versnippering van het buitengebied . het bundelen van de ontwikkeling in de kernen van het buitengebied (wonen, verzorgende activiteiten) . het inbedden van landbouw, natuur en bos in goed gestructureerde gehelen . het bereiken van een gebiedsgerichte ruimtelijke kwaliteit in het buitengebied . het afstemmen van het ruimtelijk beleid en het milieubeleid op basis van het fysisch systeem . het bufferen van de natuurfunctie in het buitengebied

Het buitengebied bevat delen van de bebouwde ruimte en het grootste gedeelte van de onbebouwde ruimte. Het buitengebiedbeleid wordt gedifferentieerd naar een beleid voor de natuurlijke structuur, de agrarische structuur en de nederzettingsstructuur. Het bestaande fysisch systeem wordt als uitgangspunt gehanteerd, en vormt als het ware de ruggengraat van het buitengebied. Doelstellingen uit het RSV voor het buitengebied zijn onder meer het vrijwaren van het buitengebied voor de essentiële functies (landbouw, bosbouw, wonen en werken). Op deze wijze worden de grote aaneengesloten gebieden van het buitengebied gevrijwaard en waar mogelijk versterkt.

1 Het fysisch systeem is het geheel van eigenschappen, processen en onderlinge relaties van klimaat, lucht en water. In ruimtelijke context wordt vooral belang gehecht aan de bodemeigenschappen en –processen en het watersysteem. 2 Duurzaamheid is het proberen te bevredigen van de behoeften van de huidige generatie zonder dit voor de toekomstige generaties te verhinderen. Duurzaamheid stelt dus grenzen aan het menselijk handelen op het vlak van milieu, sociale aspecten en economie.

8 SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

2.1.2 Witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen De Vlaamse Regering keurde op 30 november 2016 het Witboek Beleidsplan Ruimte Vlaanderen goed. Het bevat doelstellingen en ruimtelijke ontwikkelingsprincipes als voorbereiding op het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen, dat het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen zal vervangen. Dit beleidsplan zal een strategische visie en beleidskaders bevatten om de ruimtelijke ontwikkeling voor de volgende decennia te vormen. De Vlaamse Regering keurde op 20 juli 2018 de strategische visie3 van het Beleidsplan Ruimte Vlaanderen goed. De strategische visie omvat een toekomstbeeld en een overzicht van voorname beleidsopties op lange termijn, met name de strategische doelstellingen. Op 15 juni besliste de Vlaamse Regering ook al over de regels voor de aanduiding van watergevoelige openruimtegebieden. Al deze initiatieven moeten bijdragen tot een zuiniger ruimtegebruik.

Een belangrijke strategische doelstelling is het terugdringen van het bijkomend ruimtebeslag. Harde ruimtefuncties moeten zo veel mogelijk een plaats krijgen binnen het goed gelegen bestaand ruimtebeslag waardoor de ingenomen ruimte beter benut wordt en de druk op de open ruimte zal dalen.

Onderbenutte of verouderde bebouwde ruimte moet met dit beleid omgetoverd worden tot gemengde kernen met nieuwe woongelegenheden en innovatie woonvormen zodat demografische veranderingen kunnen opgevangen worden. Binnen deze bebouwde ruimte streeft men ook naar voldoende basisvoorzieningen die nabij en bereikbaar zijn, ingebed in een kwalitatieve publieke ruimte. Hierbij is de basisbereikbaarheid van belang, waarbij mensen zich te voet of met de fiets of met andere duurzame vervoersmodi kunnen verplaatsen. Een goede ruimtelijke organisatie draagt bij tot de mobiliteitsbeheersing en energiezuinigheid.

Figuur 3: Illustratie knooppuntwaarde Witboek

3 https://www.ruimtevlaanderen.be/Portals/108/BRV_StrategischeVisie_VR20181307DOC.pdf

SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

In het kader hiervan heeft het VITO de studie Ontwikkelingskansen op basis van knooppuntwaarde en nabijheid voorzieningen opgemaakt. Met de studie wordt kennisopbouw nagestreefd in functie van de operationalisering van enkele van de ruimtelijke principes in het Witboek BRV, namelijk deze die samenhangen met de begrippen ‘knooppuntwaarde’ en ‘voorzieningenniveau’. De studie heeft tot doel om gedifferentieerde ontwikkelingskansen (voor wonen, werken, voorzieningen) te lokaliseren in Vlaanderen en te analyseren op basis van hun ruimtelijk rendement.

Het plangebied ligt met zijn positie in de gemeente ten westen van Brussel maar verwijdert van grote openbaar- vervoersassen op een locatie die op vlak van voorzieningen matig tot goed scoort, maar niet goed scoort op vlak van knooppuntwaarde.

Figuur 4: Samenvattende kaart resultaat studie knooppuntwaarde en voorzieningen in Vlaanderen en Brussel

10 SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

2.1.3 Provinciaal ruimtelijk structuurplan Vlaams-Brabant Op 7 oktober 2004 keurde de Vlaamse regering het provinciaal ruimtelijk structuurplan Vlaams Brabant goed. Het ministerieel besluit verscheen in het Belgisch staatsblad van 16 november 2004 en het structuurplan trad per 1 december 2004 in werking.

Figuur 2: gewenste ruimtelijke structuur PRS Vlaams-Brabant met aanduiding van Lennik

Selectie van hoofddorpen en woonkernen In de hoofddorpen worden wonen en de lokale centrumfuncties gestimuleerd. Het is hier dat de dynamiek, wat betreft wonen, lokale bedrijvigheid, voorzieningen en administratieve dienstverlening, hoofdzakelijk moet worden opgenomen. De woonkernen staan in voor de opvang en het bundelen van de plaatselijke woonbehoeften. Het wonen wordt in de woonkern prioritair gestimuleerd met aandacht voor de differentiatie van het woningaanbod. De woonkwaliteit wordt hier maximaal ondersteund.

SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

Figuur 3: gewenste structuur van de bebouwde ruimte

Streekgebonden eigenschappen Het RSP situeert de gemeente Lennik in het Pajottenland. Het Pajottenland is een vruchtbare landbouwstreek gekenmerkt door grote aaneengesloten open ruimte gebieden met een beperkt aantal kleine woonkernen en hoofddorpen met traditionele nederzettingsvormen. De openruimtegebieden worden voornamelijk gekenmerkt door land- en tuinbouwgebieden (vooral productielandbouw). Daarnaast heeft het landschap van het Pajottenland een licht heuvelachtige en landelijke karakter dat wordt gekenmerkt door complexen van holle wegen, structurerende reliëfelementen (getuigenheuvels), natuurlijke clusters in een natte sfeer, rivieren die als ruimtelijke drager van het landschap functioneren en een dicht netwerk van kleine landschapselementen. Lennik is gelegen is binnen de in het PRS afgebakende deelruimte ‘Landelijke Kamer West’.

De landschappelijke elementen geven de regio een sterke identiteit en scheppen een aangenaam woon- en werkklimaat. Het landelijke karakter moet behouden blijven en de karakteristieken van de compacte en kleine kernen en gehuchten behouden en versterkt. Landbouw, natuur en landschap moeten in evenwicht met elkaar verder ontwikkeld worden. Dat geldt evenzeer voor de kleine landschapselementen. De provincie beschouwt de kwaliteit van de open ruimte als een belangrijke troef voor het ontplooien en promoten van een toeristisch recreatief (mede-)gebruik van de ruimte. Het landelijke wonen wordt gestuurd naar de goed ontsloten kernen. Om het landelijke karakter te bewaren is het noodzakelijk dat de kernen zich maximaal in het landschap inpassen. Hoogdynamische ontwikkelingen worden gericht naar de randen. De flankerende ontwikkelingspolen Halle, Edingen, Geraardsbergen, Ninove en in tweede orde het Vlaams Stedelijk Gebied rond Brussel kunnen deze taak opnemen.

12 SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

Figuur 4: gewenste landschappelijke structuur van de open ruimte

2.1.4 Provinciale Visienota Ruimte De provincieraad van Vlaams-Brabant keurde op 27 februari 2018 de kernnota van de Visienota Ruimte goed. Deze nota is een strategisch document dat een duidelijke richting geeft aan de toekomstige ontwikkeling van de ruimtelijke planning in Vlaams-Brabant.4

Vlaams Brabant wil de leefbaarheid van alle kernen garanderen, zowel in kernen in de sterke vervoercorridors 5 als daarbuiten. Dit vraagt een gedifferentieerde aanpak en de uitbouw van een netwerk dat kernen van verschillende orde met elkaar verbindt. Voor kernen buiten de vervoerscorridors, zoals Lennik er één is wordt onderstaande visie geformuleerd: ‘In de kernen buiten de vervoercorridors is er geen vergelijkbare groeidynamiek, maar dat betekent niet dat ze geen levendige plekken kunnen zijn. In het beleid ontwikkelen we alternatieve manieren die de leefbaarheid van deze kernen garanderen en versterken zonder in te zetten op sterke groei. Denk bijvoorbeeld aan alternatieve vervoersysteem of aan geïntegreerde afhaalpunten van voorzieningen en diensten die elders gevestigd zijn. We beklemtonen de centrumrol die dorpen spelen voor hun omgeving. Door hun bereikbaarheid in de eerste plaats, maar ook met het oog op de bescherming van de open ruimte, het landschap en de identiteit. Dit is een unieke kwaliteit en een belangrijke alternatieve bouwsteen voor de leefbaarheid in deze kernen.’ De provincie wenst de juiste instrumenten in te zetten om deze visie uit te voeren, nl. realisatiegerichte instrumenten, maar ook nieuwe en vernieuwde instrumenten kunnen hier toegepast worden. Voorliggend RUP kan gezien worden als een instrument om de leefbaarheid van de kernen buiten de vervoerscorridors te ondersteunen en/of te verbeteren.

4 Bron: https://www.vlaamsbrabant.be/wonen-milieu/wonen-en-ruimtelijke-ordening/structuurplan-uitvoeringsplannen/visienota-ruimtelijke-ordening/index.jsp 5 Hoogdynamische corridors: een parelsnoer van multimodaal ontsloten kernen, tussen de grote steden en langs het hoogwaardig netwerk van openbaar vervoer. Hier wordt, naast de steden, de demografische en economische groei opgevangen.

SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

Afb 5:. MOBILITEIT: Minder verplaatsingen door een locatiebeleid (uit kernnota)

Door een doorgedreven locatiebeleid worden er minder verplaatsingen gegenereerd. Functies worden geclusterd en verplaatsingen over lange afstand worden eerder gebundeld voor een groter potentieel naar openbaar vervoer. Verplaatsingen in en rond de kern zullen eerder evolueren naar fiets en openbaar vervoer waardoor de kernen meer autoluw kunnen worden. Hiervoor dient een flankerend beleid gevoerd te worden zodat fietsers alle plaats krijgen, de bewandelbaarheid ondersteund wordt en ook een parkeerbeleid die de parkeerbehoefte in de kern opvangt. De provincie wil ook inspelen op de verwachte bevolkingstoename en gezinsverdunning door het voorzien van kleinere woningen. Toekomstige woonlocaties hebben een goede multimodale connectiviteit en een nabijheid van voorzieningen alsook de nabijheid van voldoende tewerkstelling. Perifere gebieden met een beperkt voorzieningenaanbod worden niet verder ontwikkelt, het ruimtebeslag voor perifeer wonen wordt afgebouwd. Bijkomende woningen (ook naar vergrijzing en gezinsverdunning toe) worden geconcentreerd in de dorpskernen om zo het draagvlak voor voorzieningen te vergroten. Bouwgronden buiten de kernen wenst men in te perken ten voordele van geschikte bouwgronden die geactiveerd worden. Op die manier kan het woonbeleid gestuurd worden. Hiernaast streeft men naar compactere woonprojecten met geschakelde woningen maar met aandacht voor de bestaande schaal en context. Er wordt voor elke stad en dorpskern naargelang de categorieën een groeicijfer voorgesteld voor de provincie.

14 SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

Naar voorzieningen toe 6 wordt er gebaseerd op drie uitgangspunten: nabijheid en bereikbaarheid van voorzieningen per fiets of te voet; voldoende groot gebruikspotentieel (wisselwerking aandeel voorzieningen en aandeel woningen); en bestaande voorzieningenstructuur optimaliseren (consolideren).

2.2 Overige beleidsplannen 2.2.1 Ruimtelijke visie op landbouw, natuur en bos voor Zenne-Dijle- Pajottenland In uitvoering van het Ruimtelijk Structuurplan Vlaanderen stelde de Vlaamse Overheid in 2008 een ruimtelijke visie op landbouw, natuur en bos op voor de regio Zenne-Dijle-Pajottenland. Op 24 april 2009 nam de Vlaamse Regering kennis van deze visie en keurde ze de beleidsmatige herbevestiging van de bestaande gewestplannen voor ca. 44 900 ha agrarisch gebied én een operationeel uitvoeringsprogramma goed.

Gemeente Lennik is opgenomen in het de deelruimte Zuidelijk Pajottenland. De visie voor deze deelruimte luidt als volgt: “In het Zuidelijk Pajottenland is de landbouw ruimtelijk structurerend op Vlaams niveau. Dit open karakter moet worden behouden en versterkt door verdere versnippering tegen te gaan. Het ruimtelijk beleid is er op gericht nieuwe nietagrarische functies die het functioneren van de landbouw op termijn zouden kunnen belemmeren, te weren in het agrarisch gebied. Voor de natuurlijke structuur zijn de beekvalleien en de oude boskernen ruimtelijk structurerend. Vooral de Mark en de Zuunbeek hebben een regionaal belang. Meestal heeft de natuur in de beekvalleien een verwevingsfunctie samen met landbouw. De historische boscomplexen - al dan niet gekoppeld aan een kasteeldomein – dienen ruimtelijk en structureel versterkt, gebufferd en verbonden te worden. De ecologische waarden in het agrarisch gebied moeten behouden en opgewaardeerd worden. Specifieke aandacht moet gaan naar typische akkersoorten als akkervogels, kleine landschapselementen… De huidige landschappelijke en cultuurhistorische waarden alsook de structurerende reliëfelementen worden gevrijwaard. Verspreid voorkomende kasteelparken en vierkantshoeves worden versterkt als landschappelijke entiteiten. Recreatie is een belangrijke nevenfunctie [red.] die binnen het ecologische en landschappelijke kader verder kan worden ontwikkeld.” Bron: “Ruimtelijke visie voor landbouw, natuur en bos”, regio Zenne-Dijle- Pajottenland, gewenste ruimtelijke structuur, p. 35/64

Figuur 6: kaart 6 Gewenste ruimtelijke structuur Zuidelijke Pajottenland, Gebied oost, gewenste ruimtelijke structuur (september 2008)

6 Voorzieningen zijn publieke (school, cultuur, sport, zorg,..) én commerciële voorzieningen (handel, recreatie,…) SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

In de deelruimte Zuidelijk Pajottenland zijn verschillende ruimtelijke concepten bepaald. Ter hoogte van het plangebied is volgend concept van toepassing:

Ruimtelijk functioneel samenhangende gebieden vrijwaren voor de land- en tuinbouw met grondgebouwen landbouw als drager van de open ruimte.

- De akkerbouwgebieden van het Pajottenland vormen grote aaneengesloten samenhangende landbouwgebieden, waarin grondgebonden landbouw de ruimtelijke drager is van het open cultuurlandschap. Deze o.m. door ruilverkavelingen goed gestructureerde agrarische gebieden worden maximaal gevrijwaard voor de beroepslandbouw. Om het bestaande open en onbebouwd karakter van deze gebieden te vrijwaren voor de grondgebonden landbouw kunnen delen van deze gebieden gedifferentieerd worden als bouwvrij agrarisch gebied. - Om de erosie- en slibproblematiek in een aantal landbouwgebieden aan te pakken zijn erosiebestrijdende inrichtings-, herstel- en agrarische beheersmaatregelen nodig. - Binnen deze aaneengesloten landbouwgebieden wordt een ruimtelijk-ecologische basiskwaliteit voor de ecologische infrastructuur tot stand gebracht. Vanuit het ruimtelijk beleid wordt ruimte gelaten voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van een raamwerk van kleine landschapselementen, typische akkerflora en –flora, kleine bosjes, microreliëfelementen, spoorwegtaluds en soortenrijke graslanden, … - Een aantal open akkerbouwgebieden zijn belangrijk voor de instandhouding van typische akkersoorten (o.a. hamster, vroedmeesterpad, grauwe gors, veldleeuwerik). In het kader van het duurzaam behoud van deze soorten kunnen, bovenop de landschapsecologische basiskwaliteit, bijkomende specifieke instandhoudingsmaatregelen genomen worden. behoud van het bouwvrije karakter is ook om die reden noodzakelijk. - In de overstromingsgevoelige gebieden worden de landbouwfunctie en de waterbeheerfunctie zoveel mogelijk op elkaar afgestemd. Vanuit het ruimtelijk beleid worden deze gebieden gevrijwaard van verdere bebouwing, zodanig dat de waterbergingsfunctie bewaard blijft en waar nodig hersteld kan worden. - De karakteristieke, historische nederzettingen, de architecturale eigenheid van het aanwezige bouwkundig erfgoed in het omgevende landbouwlandschap moeten hun identiteit kunnen bewaren. Het karakter van de dorpen als kleinschalige toeristische elementen kan versterkt worden. Van toepassing op:

- 44.1 Landbouwgebied van Schepdaal en Sint-Gertrudis-Pede - 44.2 Landbouwgebied van Elingen - 44.3 Landbouwgebied van Sint-Laureins-Berchem en Vlezenbeek - 44.4 Landbouwgebied tussen de N285 en Halle en Sint-Pieters-Leeuw, ten zuiden van de Zuun - 44.5 Landbouwgebied Dikke Linde

Behoud en versterken van uitgesproken natuurwaarden in valleien met ruimte voor natuurlijke waterberging

- De valleien van de Mark en de Zuunbeek vormen relatief gave aaneengesloten valleilandschappen met belangrijke ecologische waarden. Ze zijn structuurbepalend voor de natuurlijke structuur op bovenlokaal niveau. In grote delen van deze rivieren beekvalleien staat het behoud en de ontwikkeling van de natuur- en waterbergingsfunctie voorop. De ecologisch meest waardevolle onderdelen worden als samenhangende natuurcomplexen opgenomen in het Vlaams Ecologisch Netwerk (VEN). - Binnen deze natuurcomplexen wordt gestreefd naar het behoud en herstel van natte tot vochtige ecotopen (o.a. soortenrijke graslanden, diverse bostypes bv. broekbossen, moeras…) met overgangen naar drogere valleiflanken. Behoud en versterking van het graslandgebruik in de vallei is daarbij een belangrijke doelstelling. De omzetting van akker naar grasland wordt gestimuleerd. - In de overstromingsgevoelige gebieden worden de natuurfunctie en de waterbeheerfunctie zoveel mogelijk op elkaar afgestemd. Er wordt ruimte voorzien voor het verbeteren van de structuurkenmerken van de waterlopen (bv. hermeandering, herwaarderen winterbed, structuurvariatie in oevers en bedding…), de waterkwaliteit (bv. bufferen tegen vervuiling…) en de verbindingsfunctie (bv. opheffen barrières…).

16 SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

- De grondgebonden landbouw, gericht op een permanent graslandgebruik kan lokaal een natuurondersteunende en landschapsverzorgende taak opnemen binnen deze natuurgebieden. - Het deelconcept is onder meer van toepassing op o gebied nr. 45.3 Zuunbeek en delen van de bovenlopen Vossebeek-Bosbeek, Karenbergbeek, Ganzeveldbeek, Kasteelbeek, Wedembosbeek, Diepenbroekbeek, Molenbeek en Baasbergbeek o 45.4 Brongebied Keurebeek (Lennik).

Beekvalleien versterken als natuurontwikkelingsgebieden

- Smalle, asymetrische beekvalleien vormen groene linten doorheen de grote aaneengesloten landbouwgebieden van het Pajottenland. Deze groene linten bestaan uit een aaneenschakeling van kleine natuur- en bosgebieden, kasteelparken en kleine landschapselementen die met elkaar verbonden worden via de beken. Deze beeksystemen zijn bepalend voor de natuurlijke structuur in deze deelruimte. Het behoud van de natuur- en waterbergingsfunctie van deze valleien staat voorop. - Het ruimtelijk beleid is gericht op het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de natuurwaarde van deze beken. Om die reden wordt vooropgesteld om ze op te nemen als smalle stroken natuurgebied, aansluitend bij de opties voor deze beken zoals uitgewerkt in recente ruilverkavelingsprojecten (bv. Elingen). - Het deelconcept is van toepassing op volgende gebieden: o 46.1 Molenbeek te Sint-Getrudis-Pede o 46.2 Zobbroekbeek – Vlezenbeek – Vogelzangbeek o 46.3 Gaspeldoornbeek o 46.4 Bovenloop Zuunbeek rond kern Bogaarden o 46.5 Groebengracht – Rollebeek o 46.6 Klapscheutbeek o 46.7 Broekbeek o 46.8 Bovenlopen Molenbeek in het landbouwgebied van Elingen o 46.9 Bovenlopen Karenbergbeek o 46.10 Lotbeek (Lot)

Samenhangende bos- en parkcomplexen behouden en versterken als structuurbepalende natuur- en/of landschapselementen

- Zowel de relatief grote, bijzonder waardevolle bossen - al dan niet gekoppeld aan kasteelparken - als de vele kleine bosjes zijn bepalend voor de natuurlijke structuur en moeten in samenhang met hun cultuurhistorische en landschappelijke context en de omgevende waardevolle landschappen behouden blijven. - De ecologisch meest waardevolle bos- en parkgebieden zijn reeds opgenomen in het Vlaams Ecologisch Netwerk of komen daarvoor in aanmerking. Voor deze complexen wordt gestreefd naar het herstel van de natuurlijke hydrologie, de ontwikkeling van waardevolle gradiënten, een meer natuurlijke bosstructuur met graduele overgangen tussen verschillende typen vegetatie (bos, heide, soortenrijke graslanden, moeras, …) en een buffering van de kwetsbare vegetaties. - De overige bos- en parkgebieden worden in principe opgenomen onder de natuurverwevingsgebieden. Binnen deze bos- en parkgebieden kunnen meerdere functies nevengeschikt (natuur, bos, landbouw, recreatie…) zijn. Gebiedsgericht kan verder bepaald worden hoe deze functies zich tot elkaar verhouden. De ecologisch waardevolle zones in deze gebieden worden gebufferd tegen negatieve invloeden. Het recreatief medegebruik wordt gedifferentieerd of gezoneerd i.f.v. de ecologische kwetsbaarheid van deze zones. - Bosuitbreidingsdoelstellingen worden gerealiseerd door de bestaande of historische complexen en patronen te versterken of te herstellen en/of het realiseren van bosverbindingen via kleine landschapselementen of kleinere bosjes. Daarbij wordt rekening gehouden met landschappelijke en cultuurhistorische context en de SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

ruimtelijk-functionele samenhang van de aangrenzende landbouwgebieden. Voor deze deelruimte wordt een (planologische) bosuitbreiding van ca. 35 ha vooropgesteld. - De bossen op de getuigenheuvels vormen belangrijke aandachtsgebieden voor versterking van de bosstructuur via behoud en versterking van stapsteenbossen, hagen en houtkanten. - Het deelconcept is onder meer van toepassing op volgende gebied: nr. 47.2 Parkcomplex Gaasbeek- Groenenberg.

Ontwikkeling van landschappelijk en ecologisch waardevolle lineaire elementen

- Om de natuurlijke structuur goed te laten functioneren moeten ecologische verbindingen tussen de grote eenheden natuur of natuurverwevingsgebieden gerealiseerd worden. Binnen de natuurverbindingsgebieden komen doorgaans andere functies als hoofdgebruiker voor en wordt de natuurfunctie bepaald door de aanwezige kleine landschapselementen en kleinere natuurgebieden. - Het ruimtelijk beleid is gericht op het behoud van de hoofdfunctie (landbouw, bos, wonen…), het behoud van de kleinere natuurgebieden en op het behoud, het herstel en de ontwikkeling van kleine landschapselementen. De niet-bebouwde onderdelen van de natuurverbindingsgebieden worden bouwvrij gehouden. - Een aantal beken hebben een functie als natte natuurverbinding en zijn van belang voor de migratie van planten en dieren. Deze verbindende functie wordt ook gerealiseerd door enkele droge lineaire elementen en door een netwerk van kleine bosjes, houtkanten, hagen, wegbermen, enz. Vaak zijn deze verbindende elementen tevens belangrijke en beeldbepalende landschappelijke dragers. - Het uitwerken van deze natuurverbindingsgebieden is een provinciale planningstaak. De selecties uit de provinciale ruimtelijke structuurplannen worden in deze ruimtelijke visie in principe overgenomen. - Het deelconcept is van toepassing op volgende gebieden: o 50.1 Ecologische verbinding tussen Bellebeek en Keurebeek

2.2.1.1 Operationeel uitvoeringsprogramma HAG-gebied Het plangebied is niet gelegen in Herbevestigd agrarisch gebied.

18 SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

2.2.2 Gemeentelijk ruimtelijk structuurplan Het Gemeentelijk Ruimtelijk Structuurplan Lennik werd door de deputatie goedgekeurd op 23 augustus 2012.

2.2.2.1 Bestaande nederzettingsstructuur Van oudsher heeft Lennik een landelijk karakter. De gemeente ondervindt echter druk vanuit een aantal nabijgelegen steden waaronder Brussel, Halle, Ninove en Edingen. Mede daardoor wordt een sterk verspreide nederzettingsstructuur vastgesteld in de gemeente. In zijn hoofdvorm zien we in Lennik, naast vier (woon)kernen, nog vier andere types van bebouwing (nederzettingstypologieën), met name woonclusters, woonlinten, woonkorrels en ten slotte geïsoleerde bebouwing. Deze typologie werd bekomen op basis van GIS-matig onderzoek op digitale kadasterkaarten (KADVEC) uit het gemeentelijk GIS-bestand (toestand 1 juli 2005). Bij de uitvoering van het structuurplan dient een verfijning van de afbakening van deze elementen te gebeuren.

Woonkernen Een woonkern wordt onderscheiden wanneer het een concentratie betreft van woningen met een zichtbaar hogere dichtheid. In een kern komt een differentiatie voor van open, halfopen en gesloten woningen en door de aanwezigheid van commerciële en niet-commerciële voorzieningen zijn deze concentraties min of meer zelfvoorzienend. De aanwezigheid van landbouw en natuur is er eerder beperkt. In Lennik worden vier (woon)kernen aangeduid, zijnde Sint- Kwintens-Lennik, Sint-Martens-Lennik, Eizeringen en de kleinere kern Gaasbeek.

Landelijke woonentiteiten Een landelijke woonentiteit wordt omschreven als een historisch gegroeide concentratie van woningen (meer dan 25 woningen), die zich zowel in toponymie als ruimtelijk manifesteert als een afzonderlijke entiteit. Deze entiteiten zijn nooit uitgegroeid tot volwaardige woonkernen. Door de afwezigheid of de slechts beperkte aanwezigheid van voorzieningen zijn deze entiteiten aangewezen op de naburige kernen. Binnen Lennik wordt de concentratie van bebouwing rond ’t Nelleken, Tuitenberg, Sint-Elooisberg en Olmenpark beschouwd als een landelijke woonentiteit.

Woonlinten Een woonlint is een nederzettingsvorm die bestaat uit vrijwel aaneengesloten bebouwing met een lineaire structuur aan één of beide zijden van een straat, bestaande uit meer dan 10 woningen binnen een afstand van 70m of minder tussen de zijgevels van de woningen en waarbij achterliggende gronden onbebouwd zijn gebleven. Binnen Lennik worden een aantal woonlinten herkend. Het zijn voornamelijk uitlopers van de kernen of verbindingen tussen historische kernen. Binnen deze vrij dense en geordende bebouwing komen dikwijls ambachtelijke of commerciële activiteiten voor.

Woonkorrels Woonkorrels zijn kleine concentraties van 5 tot 10 woningen binnen een afstand van 70m of minder tussen de zijgevels van de woningen. Deze woonconcentraties hebben meestal geen ruimtelijkfunctionele band met een kern en zijn meestal gegroeid rond een kruispunt.

Geïsoleerde bebouwing Geïsoleerde bebouwing bestaat uit geïsoleerde woningen of concentraties van minder dan 5 woningen binnen een afstand van 70m of minder tussen de zijgevels van de woningen. Deze vorm van bebouwing komt zeer verspreid voor over het grondgebied van de gemeente. SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

2.2.2.2 Economische activiteit in de kernen Met uitzondering van Sint-Kwintens-Lennik zijn de meeste kernen in Lennik te klein om te kunnen spreken van een echt commercieel centrum voor kleinhandel en commerciële dienstverlening.

Sint-Kwintens-Lennik In het dorpscentrum van Sint-Kwintens-Lennik komt de grootste concentratie aan kleinhandelszaken voor. Deze voorzieningen worden vervolledigd door de aanwezigheid van publieke diensten op lokaal en bovenlokaal niveau (zie verder). Het winkelapparaat en de vermelde voorzieningen situeren zich voornamelijk rond de markt met uitlopers langs omgevende straten (A. Algoetstraat, A. Vanderkelenstraat, Kroonstraat, F. Van Der Steenstraat, enz.).

Sint-Martens-Lennik De kleinhandelsfunctie van Sint-Martens-Lennik is vooral lokaal. Het beperkt aantal winkels en de plaatselijke publieke dienstverlening (o.a. school- en sportvoorzieningen) komen voor rond de kerk en langsheen de Schapenstraat en de Brusselsestraat.

Eizeringen Het centrumgebied van Eizerigen situeert zich rond de Carnaalstraat, Lt. Jacopsstraat en F. Baetensstraat. De kern is voorzien van een vrije basisschool en enkele horecazaken.

Gaasbeek Deze kern beschikt niet over een volledige basisuitrusting, maar in deze kern bevindt zich wel horecazaken die van belang zijn voor de toeristisch-recreatieve structuur van de gemeente.

20 SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

2.2.2.3 Woningbehoefte

Binnen de planperiode 2010-2020 blijkt dat de reële bouwmogelijkheden in Lennik volstaan voor het opvangen van de behoefte aan kavels, uitgaande van een gesloten bevolkingsprognose.

Met de recente visienota ruimte van de provincie en het witboek ruimte Vlaanderen moet wonen binnen de kernen gestimuleerd worden, wat ook de visie is van voorliggende RUP Door het grote aantal nog beschikbare bouwgronden buiten de kern van Lennik wordt dit kernversterkend beleid misschien gehypnotiseerd.

Synthesekaart gewenste ruimtelijke structuur Lennik

2.2.2.4 Bindend gedeelte: kernbeslissing 4 – RUP betreffende bouw- en woonlagen ‘De gemeente wenst in het kader van een gebiedsgericht RUP voor het hoofddorp Sint-Kwintens- Lennik en Sint-Martens-Lennik een ruimtelijk onderzoek te voeren ten behoeve van het vastleggen van het toegelaten aantal bouwlagen en woonlagen.’ Bron: GRS Lennik, 2012, p. 160

SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

2.2.3 Mobiliteitsplan Lennik 7 De gemeenteraad stelde het mobiliteitsplan definitief vast op 23 april 2018. Het vaststellingsbesluit werd bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad van 28 mei 2018. Vanaf 11 juni 2018 is het mobiliteitsplan van kracht. Het studiebureau onderzocht de verschillende knelpunten en kansen op het gehele grondgebied van de gemeente en reikte passende oplossingen aan. Het mobiliteitsplan bevat een samenhangend geheel van maatregelen en beleidskeuzes, afgestemd op een duurzaam mobiliteitsscenario. Met het mobiliteitsplan wordt een kader gecreëerd voor de toekomstige keuzes in verband met het voetgangersverkeer, de voorzieningen voor het fietsverkeer, het openbaar vervoer, het parkeerbeleid, trage wegen, schoolomgevingen, enzovoort. Alle delen werden door de Gemeentelijke Begeleidingscommissie en Regionale Mobiliteitscommissie goedgekeurd. Op het einde van het mobiliteitsplan werd een actietabel samengesteld met te nemen maatregelen op korte tot lange termijn. Oa. volgende acties zijn opgenomen en staan (on)rechtstreeks in relatie tot voorliggen RUP (opvangen effecten van kernversterking): - Inschatting mobiliteitseffecten bij nieuwe verkeersgenererende ontwikkelingen via mobiliteitstudies of MOBER, in relatie tot de omvang van de ontwikkeling - Nagaan van potenties voor trage wegen bij nieuwe ontwikkelingen en opnemen in vergunning - Evaluatie mobiliteit bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen - Uitbouw kwalitatieve bushaltes De Lijn - Implementatie parkeerverwijssysteem - Laad- en loszone voorzien op de Markt - Promoten autodelen

7 Bron: https://www.lennik.be/producten/detail/291/mobiliteitsplan

22 SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

3 BESTAANDE JURIDISCHE TOESTAND 3.1.1 Situering plangebied 3.1.2 Macro-niveau: gemeente Lennik De gemeente Lennik is gelegen in de provincie Vlaams-Brabant. De gemeente telt ca. 9000 inwoners. Door historisch belang is ze de hoofdplaats van het kanton Lennik en vervult ze een centrumfunctie in het Pajottenland. De gemeente bestaat uit de deelgemeenten Sint-Kwintens-Lennik, Sint-Martens-Lennik en Gaasbeek. De gemeente wordt omringd door (met de klok mee): Ninove, , , Brussel, Sint-Pieters- Leeuw en .

De bebouwing in Lennik is verspreid over talrijke eerder kleine kernen en bouwlinten en verkavelingen. Sint-Martens- Lennik, Sint-Kwintens-Lennik en Gaasbeek worden ruimtelijk van elkaar gescheiden door een openruimtelandschap waarvan de Molenbeekbedding de ruimtelijke en structurerende drager is. Lennik is 30.8km² groot en telt ongeveer 9000 inwoners. De gemiddelde bevolkingsdichtheid bedraagt 292 inwoners/km². 80% van het grondgebied van Lennik is onbebouwd.

Lennik wordt aan de noordzijde begrensd door de N8 – de Ninoofsesteenweg – die de verbinding vormt tussen Ninove en Brussel. Aan de westzijde wordt de gemeente begrensd door de N285 –Edingsesteenweg/Assesteenweg die Lennik verbindt met Edingen en en die tevens ten noorden van de N8 aansluiting geeft met de E40 tussen Aalst en Brussel.

SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

3.1.3 Meso-niveau: de kern van Sint-Kwintens-Lennik De dorpskern van Sint-Kwintens-Lennik is grootschaliger en functioneel beter uitgerust dan de kernen van Gaasbeek en Sint-Martens-Lennik. Het dorp wordt beschouwd als een handels-en dienstencentrum in het Pajottenland. Naast een vredegerecht, een eigen brandweerkorps en een beperkt winkelaanbod, beschikt de gemeente over een uitgebreid scholenaanbod. Zo’n 3000 leerlingen uit de omgeving gaan op Lenniks grondgebied naar school.

3.1.4 Centrumgebied Sint-Kwintens-Lennik Dwars doorheen Sint-Kwintens-Lennik loop de N282, hierlangs zijn diverse voorzieningen gelegen. Op deze verkeersas sluit ook de markt en hierop volgend het kerkplein aan, waarrond zich ook voorzieningen bevinden. Er takken verschillende woonstraten aan op het kerkplein - markt en de N282 waarop diverse voorzieningen verspreid aanwezig zijn. Op deze manier is er een radiaalvormige structuur van de kern ontstaan.

24 SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

3.2 Bestaande juridische toestand 3.2.1 Gewestplan

Gewestplan Halle--Asse Lennik ligt binnen de grenzen van het gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse (goedgekeurd op 7 maart 1977) dat de gemeente opdeelt in verschillende zones en de bestemmingen ervan bepaalt. Enkel de kern rond Sint-Kwintens-Lennik is gelegen in woongebied.

Gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse (uitstnede Sint-Kwintens-Lennik) SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

3.2.1.1 Voorschriften gewestplan In het gewestplan zijn wat betreft het woongebied een voorschrift van toepassing waarop enkele aanvullingen en wijzigingen zijn gedaan. Volgende 4 elementen zijn relevant i.k.v. dit RUP:

1. Het voorliggend RUP betreft enkel een gebied gelegen in woongebied volgens het gewestplan. Volgende voorschriften zijn hier van toepassing: 8 Art. 5.1 De woongebieden: De woongebieden zijn bestemd voor wonen, alsmede voor handel, dienstverlening, ambacht en kleinbedrijf voor zover deze taken van bedrijf om redenen van goede ruimtelijke ordening niet in een daartoe aangewezen gebied moeten worden afgezonderd, voor groene ruimten, voor sociaal-culturele inrichtingen, voor openbare nutsvoorzieningen, voor toeristische voorzieningen, voor agrarische bedrijven. Deze bedrijven, voorzieningen en inrichtingen mogen echter maar worden toegestaan voor zover ze verenigbaar zijn met de onmiddellijke omgeving.

2. In bijlage 3 van het gewestplan (met KB 7/03/77) zijn aanvullende stedenbouwkundige voorschriften (per gewestplan) opgenomen. Voor gewestplan Halle - Vilvoorde (25) is volgend artikel van toepassing op woongebied:

Artikel 8. - Bijzondere bepalingen betreffende de woongebieden Behoudens andersluidende bepalingen in dit besluit, in een door Ons reeds goedgekeurd en niet in herziening gesteld bijzonder plan van aanleg, in een behoorlijk toegekende en nog niet vervallen verkavelingsvergunning of in een bouwverordening, gelden voor het bouwen van woningen in de door het gewestplan vastgestelde woongebieden volgende voorschriften : 1. binnen de in het gewestplan aangeduide grenzen van de stadscentra van Halle, Vilvoorde en Asse wordt het aantal bouwlagen van de woningen vastgesteld in functie van het bijzonder karakter van de wijk, van de breedte van de straat en van de vloer-grond index van het te bebouwen perceel; het maximum aantal woonlagen mag in geen geval vier woonlagen overtreffen; 2. elders in het gewest is het aantal woonlagen van de woningen ten hoogste twee. In de aaneengebouwde gedeelten van steden en gemeenten mag, zonder dat vier woonlagen worden overschreden, van de in het eerste lid, 2, gestelde regel afgeweken worden : a) door een door Ons goedgekeurd bijzonder plan van aanleg; b) wanneer in een straat meer dan de helft van de na 1950 opgetrokken woningen meer dan twee woonlagen tellen; in dat geval wordt het maximum aantal woonlagen vastgesteld in functie van het aantal woonlagen van de omringende woningen aan dezelfde kant van de straat. De in dit artikel gestelde voorschriften zijn niet van toepassing op gronden die vóór de inwerkingtreding van dit besluit gekocht werden als bouwgrond op basis van een stedenbouwkundig attest dat het aantal toegelaten bouw- of woonlagen aanduidt en waarvan de geldigheidsduur nog niet verstreken is. Het maximum aantal woonlagen mag evenwel in geen geval vier woonlagen overtreffen.

3. Omzendbrief van 19 juni 1991 bevattende toelichting bij de toepassing van de bijzondere voorschriften gevoegd bij het gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse Artikel 8 van de aanvullende stedenbouwkundige voorschriften: Hier wordt het volgende opgenomen: Van het toepassingsgebied van artikel 8 en van de essentie ervan wordt niet afgeweken. Paragraaf 1 stelt het aantal woonlagen, binnen de in het gewestplan aangeduide grenzen van de stadscentra van Halle, Vilvoorde en Asse, vast

8 Koninklijk besluit van 28 december 1972 betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen (Belgisch Staatsblad van 10 februari 1973) betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en de gewestplannen, gewijzigd bij het koninklijk besluit van 13 december 1978 (Belgisch Staatsblad van 13 januari 1979) en de decreten van 23 juni 1993 (Belgisch Staatsblad van 12 en 14 augustus 1993) en 13 juli 1994 (Belgisch Staatsblad van 17 september 1994).

26 SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

op maximum vier. Paragraaf 2 stelt dat elders in het gewest het aantal woonlagen der woningen ten hoogste twee mag bedragen, waar dan de gekende afwijkingsmodaliteiten aan toegevoegd werden onder de punten 2a en b van het voorschrift. Het volgende relevante wat betreft het aantal woonlagen en bouwlagen is opgenomen:

1)Het begrip "woonlaag" dient met betrekking tot de toepassing van het artikel 8 in zijn huidige context gesitueerd te worden. Het dient in het vervolg als volgt geïnterpreteerd: elke bouwlaag welke geheel of gedeeltelijk bestemd is voor bewoning (louter residentiële functies). Bouwlagen die uitsluitend of hoofdzakelijk bestemd zijn voor andere functies dan het wonen zoals (deze opsomming is niet limitatief te interpreteren): burelen, kantoren, ruimten voor het uitoefenen van vrije beroepen, postkantoor, overheidsdiensten, mutualiteitskantoor, winkels, horeca en gelijkaardige bestemmingen, alsook de niet bewoonbare gedeelten van een woning en elke ruimte welke niet voor wonen of permanent verblijf wordt ingericht (garages, parkeerruimten, opslagplaatsen, inkomhall, bergruimte, zolder, kelder, stookplaats, enz.) zijn niet te aanzien als een woonlaag. Ook zolderruimten waarvan een deel of delen ervan voor occasioneel verblijf worden ingericht, zoals studeerkamer, hobbykamer, logeerkamer en dergelijke, moeten niet aangezien worden als een volwaardige woonlaag.

Dergelijke functies verhogen immers de bewoningsdichtheid niet. Indien het daarbij bovendien nog om eensgezinswoningen gaat, is bovenstaand principe zonder meer aanvaardbaar. De buitendienst van Vlaams- Brabant kan dergelijke bouwaanvragen behandelen voor zover de niet-wonenbestemmingen beperkt blijven tot één bouwlaag, de occasionele inrichting van zolderruimtes niet inbegrepen. Projecten waarin meerdere bouwlagen bestemd worden voor andere functies dan het wonen, dienen aan het Hoofdbestuur overgelegd te worden dat op zijn beurt het dossier eventueel voor akkoord of ter beslissing aan de heer Gemeenschapsminister kan overleggen.

2) Onder "uitsluitend en hoofdzakelijk bestemd zijn voor andere functies" wordt bedoeld dat het overgrote deel van de desbetreffende bouwlaag moet bestemd zijn voor de desbetreffende functie (kantoren, burelen, winkels, enz.). De bestemming kan worden afgeleid uit de planindeling en de constructiewijze van het gebouw, alsmede uit de bestemmingen die op de bouwplannen aangegeven zijn. Uiteraard kan niet verboden worden dat bij een kantoor een klein salon of een kleine keukenruimte voorzien wordt of dat kleine verblijfruimten voorzien worden bij een winkel of café. Een exact cijfer van de toegelaten verhoudingen vastleggen is niet aangewezen. Het moet echter duidelijk zijn dat dergelijke comfortfuncties bij burelen, winkels of horeca e.d. minimaal moeten gehouden worden en dat hierover moet geoordeeld worden met redelijkheid van beide zijden, zowel van de aanvragers als van de overheid.

4) In alle omstandigheden is het aantal bouwlagen afhankelijk van, en wordt het vastgesteld in functie van het eigen karakter van de wijk of van de omgeving. De breedte van de straat, de vloerindex, de stedenbouwkundige aanleg, de harmonie met de omgeving, kortom alle elementen die de goede ruimtelijke ordening en de goede aanleg van de plaats verzekeren zijn bij het vaststellen van de bouwhoogten primordiaal. Uit het afwegen van deze gegevens zal de bouwhoogte bepaald worden. Het vastleggen van het maximum aantal woonlagen en dus het aantal bouwlagen, via het bijzonder voorschrift, artikel 8, voor het gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse, betekent geenszins dat dit toegelaten aantal lagen automatisch moet vergund worden en nog minder dat dit als een verplichting moet opgevat worden om dit aantal woon- of bouwlagen te realiseren. De hierboven omschreven stedenbouwkundige basisregels blijven steeds en overal van toepassing.

6) Paragraaf 2b van het bijzonder voorschrift artikel 8, bepaalt een tweede afwijkingsmogelijkheid van het bijzonder voorschrift artikel 8 namelijk steunende op de bestaande toestanden in een straat, namelijk wanneer in een straat meer dan de helft van de na 1950 opgetrokken woningen meer dan twee woonlagen tellen. Het aantal woonlagen dat in die omstandigheden maximaal kan toegelaten worden dient dan vastgesteld in functie van het aantal woonlagen van de omringende woningen aan dezelfde kant van de straat. De toepassing van deze bepalingen moet met redelijkheid gebeuren. De straten waarin deze uitzonderingen kunnen toegepast, moeten, volgens de tekst, gelegen zijn in de aaneengebouwde gedeelten van de steden en gemeenten. De bebouwing moet derhalve continu zijn. Bij de toepassing van deze uitzonderingsmaatregel zijn de stelregels aangehaald onder punt 4 het belangrijkst. Bovendien moet men zich richten naar de gabarieten van de bestaande constructies links en rechts van het betrokken perceel. SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

Wanneer het hierbij echter gaat om totaal verouderde bouwwijzen, bij voorbeeld enkel gelijkvloers met een half verdiep onder dakhelling of zonder verdiep met enkel een dak, dan kan het soms stedenbouwkundig en architecturaal onverantwoord zijn, hier nog rekening mee te houden. Ook in dit geval moet de voorkeur gegeven worden aan de redelijkheid en aan het resultaat van een goede stedenbouwkundige aanleg.

4. Omzendbrief betreffende de inrichting en de toepassing van de ontwerp-gewestplannen en gewestplannen van 8 JULI 1997 gewijzigd via omzendbrief dd. 25/1/2002 en 25/10/2002 licht nog het volgende toe:

Art. 5 Woongebieden: Onder de term « woongebieden » worden begrepen de effectieve woongebieden, de woonuitbreidingsgebieden, de woonparken en de woongebieden met een landelijk karakter. Het zijn derhalve die gebieden waar, al dan niet onder voorwaarden qua densiteit, groenvoorzieningen, technisch-stedenbouwkundige voorzieningen, entiteit van inrichting, termijn van verwezenlijking, en dergelijke, het accent gelegd wordt op de woonfunctie, alsmede op functies die complementair zijn of inherent verbonden zijn aan het wonen van de mens. Bij het eigenlijke wonen horen bepaalde activiteiten die sterk in relatie staan tot de woonfunctie. Meestal gaat het om inrichtingen, die veelvuldige relaties vertonen tot het wonen en hierdoor deel uitmaken van de centrumvormende elementen, die zo kenmerkend zijn voor het stadsleven. Meestal is de bodembezetting te klein opdat ze met een specifiek teken zouden aangeduid worden in de (ontwerp) gewestplannen.

Verder in het artikel worden specifiek toegelicht wat onder de functie wonen nog kan verstaan worden (complementaire functies) met als besluit: In een woongebied moeten derhalve de mogelijkheden worden voorzien opdat de gezinnen hun sociaal-culturele en economische activiteiten zouden kunnen ontplooien in een gunstig woonmilieu. Dit impliceert een evenwicht tussen woonst, productie, diensten, recreatie en natuur.

CONCLUSIE In woongebied worden twee woonlagen onder de kroonlijst toegelaten. Door enkele uitzonderingsregels zijn er nog extra woonlagen mogelijk waardoor het maximum op vier woonlagen is gelegd.

Rond het aantal bouwlagen is geen maximum opgelegd: “ aantal bouwlagen van de woningen vastgesteld in functie van het bijzonder karakter van de wijk, van de breedte van de straat en van de vloer-grond index van het te bebouwen perceel”. Hierdoor is er ook nog ruimte voor een bouwlaag met een commerciële functie, parkeren of dergelijke mogelijk op het gelijkvloers, los van het aantal woonlagen. Een zolder of garage wordt niet als woonlaag aanzien wat een nuttig gebruik van de zolderruimte onduidelijk maakt. Er is veel onduidelijkheid over wat wel en niet mag gebouwd worden en gaat de ruimtelijke kwaliteit in de kernen achteruit. Bovendien is de zolderruimte meer en meer een bruikbare woonoppervlakte, iets wat niet in de voorschriften vervat zit.

28 SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

Gevolg Er zijn verschillende uitzonderingen toegestaan waardoor er veel onduidelijkheid ontstaat over de bouwmogelijkheden. Bovendien gaat de ruimtelijke kwaliteit achteruit door de grote verschillen tussen gebouwen onderling.

SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

3.2.2 Ruimtelijk uitvoeringsplan Op 26 september 2016 heeft de gemeenteraad van Lennik het gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan (RUP) Den Bleek definitief vastgesteld. 9 Met dit gemeentelijk ruimtelijk uitvoeringsplan beoogt de gemeente het bijzonder plan van aanleg “Den Bleek” ,goedgekeurd bij MB op 03/05/2000, te herzien om verdichtingen van het woongebied mogelijk te maken waar dit wenselijk is, onnodige restricties te verwijderen en de bouw van bijkomende serviceflats en seniorenhuisvesting aan het woonzorgcentrum mogelijk te maken.

9 https://www.lennik.be/producten/detail/429/rup-den-bleek

30 SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

3.2.3 Juridische tabel

juridische aspecten, beleidsmatige aspecten, uitvoeringsinstrument, bestaande situatie, subsidie-instrument

RUIMTELIJK

Gewestplan(nen) Gewestplan nr. 25 Halle – Vilvoorde - Asse (KB 07/03/1977).

Gewestelijke ruimtelijke Geen. uitvoeringsplannen

Provinciale ruimtelijke Geen. uitvoeringsplannen

Algemene plannen van aanleg Geen.

Bijzondere plannen van aanleg Geen.

Gemeentelijke ruimtelijke Geen. uitvoeringsplannen AANPALEND: RUP Den Bleek.

Verkavelingsvergunningen N.v.t.

Bouwvergunningen N.v.t.

Vastgestelde bouwovertredingen N.v.t.

Gebieden met recht van voorkoop Gewestelijke RUPs: geen. Provinciale RUPs: geen. Gemeentelijke RUPs: geen.

SECTORAAL

Natuur

Vogelrichtlijngebieden Geen. AANPALEND: geen.

Habitatrichtlijngebieden Geen. AANPALEND: geen.

Gebieden van het duinendecreet Geen. AANPALEND: geen.

Ramsargebieden Geen. AANPALEND: geen.

Gebieden van het Vlaams Ecologisch GEN: 507 De Vallei van de Zuunbeek en zijlopen (31/10/2003 en Netwerk (VEN) 26/06/2008). GENO: geen. AANPALEND: geen.

Vlaamse of erkende natuurreservaten Geen. AANPALEND: geen.

Bosreservaten Geen. AANPALEND: geen. SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

Natuurinrichting Geen.

Gebieden met recht van voorkoop Vlaamse en erkende natuurreservaten: geen. Natuurinrichtingsprojecten: geen. VEN-gebieden: GEN 507 De Vallei van de Zuunbeek en zijlopen (31/10/2003 en 26/06/2008). Speciale beschermingszones: geen.

Biologische waarderingskaart (BWK) Biologisch minder waardevol tot biologisch waardevol. Geen faunistisch en Habitatkaart belangrijk gebied. Kleine gebieden als habitat aangeduid.

Water

Beschermingszones Geen. grondwaterwinningen AANPALEND: geen.

Bevaarbare waterlopen Geen.

Onbevaarbare waterlopen (klasse) 1ste categorie: geen. 2de categorie: Molenbeek (6973); Diepenbroekbeek (7029). 3de categorie: geen. Niet geklasseerd: Bloktervaart (7008), zonder naam (13991, 13993, 18843).

Watertoets - Overstromingsgevoelige Mogelijk en effectief overstromingsgevoelig. gebieden

Recent overstroomde gebieden Ja. (ROG)

Risicozones overstromingen Geen.

Gebieden met recht van voorkoop Havengebieden: geen. Integraal waterbeleid: geen. Waterwegen en Zeekanaal NV: geen. NV De Scheepvaart: geen.

Landbouw

Ruilverkaveling Geen.

Herbevestigde Agrarische Gebieden 99 Landbouwgebied Elingen-Oudenaken; 103 Landbouwgebied Onze-Lieve- (HAG) Vrouw-Lombeek-Lennik_Schepdaal (24/04/2009).

Gebieden met recht van voorkoop Ruilverkaveling: geen.

Beschermde monumenten 4.01/23104/110.1 Sint-Kwintenskerk (25/03/1938); 4.01/23104/113.1 Markt 9: huis (14/10/1975); 4.01/23104/114.1 Pastorie (14/10/1975); 4.01/23104/116.1 Alfred Algoetstraat 31: vml. Schepenbank (28/07/1983); 4.01/23104/117.1 Alfred Algoetstraat 43: kasteel (28/07/1983); 4.01/23104/132.1 A. Algoetstraat 2-4: dubbelhuis (28/07/1983); 4.01/23104/135.1 Kerkhofmuur Sint-Kwintenskerk (13/06/2000).

Beschermde landschappen, stads-, en Landschappen: geen. dorpsgezichten Stads- en dorpsgezichten: 4.02/23104/104.1 Kerkhof Sint-Kwintenskerk (13/06/2000).

32 SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

AANPALEND: geen.

UNESCO werelderfgoed Geen. AANPALEND: geen.

Landschapsatlas: ankerplaatsen, Puntrelichten: relictzones, lijnrelicten, puntrelicten P20445 Huis; P20446 Dubbelhuis; P20447 Voormalige Schepenbank; P20448 kasteel van Sint-Kwintenss-Lennik; P20449 Sint-Kwintenskerk; P20450 Pastorij. Lijnrelicten: L20060 Oud buurtspoorweg tracé van St-Kwintens naar St-Martens-Lennik. Relicten: R20008 Centraal Pajottenland; R20013 Tomberg en Ketelberg – Klapscheut. Ankerplaatsen: A20027 Gaasbeek, St.-Laureins-Berchem, Oudenaken en Elingen.

Erfgoedlandschappen (ankerplaatsen) Gaasbeek, Sint-Laureins-Berchem, Oudenaken en Elingen (24/12/2008). AANPALEND: geen.

Waardevol niet beschermd onroerend Relicten: erfgoed: bouwkundig erfgoed en 135376 Gaasbeek, Sint-Laureins-Berchem, Oudenaken en Elingen. wereldoorlogerfgoed Bouwkundig erfgoed: 39937 Parochiekerk Sint-Kwinten (Bewaard); 39938 Kasteel in Frans- classicistische stijl (Bewaard); 39939 Dekenij (Bewaard); 39940 Woonhuis (Bewaard); 39941 Schepenbank (Bewaard); 39942 Boerenhuis (Bewaard); 39943 Boerenhuis (Bewaard); 39951 Burgerhuis (Bewaard); 39952 Burgerhuis (Bewaard); 39958 Hoeve met Heilig Hartkapel (Bewaard); 39959 Boerenhuisje (Gesloopt); 39960 Boerenhuis van 1804 (Bewaard); 39961 Hoeve In den Plezanten hof (Bewaard); 39963 Boerenburgerhuis (Bewaard); 217041 Sint-Antoniuskapel (Bewaard).

Centrale Archeologische Inventaris Geen. (CAI) AANPALEND: geen.

Landinrichting Geen.

Landschap

Beschermd erfgoed UNESCO werelderfgoed: geen. Erfgoedlandschappen: geen. Beschermde landschappen: geen. Beschermde stads- en dorpsgezichten: Parochiekerk Sint-Kwinten: kerkhof (13/06/2000). Beschermde monumenten: Sint-Kwintenskerk (25/03/1938); Markt 9: huis (14/10/1975); Pastorie (14/10/1975); Alfred Algoetstraat 31: vml. Schepenbank (28/07/1983); Alfred Algoetstraat 43: kasteel (28/07/1983); A. Algoetstraat 2-4: dubbelhuis (28/07/1983); Kerkhofmuur Sint-Kwintenskerk (13/06/2000). Beschermde overgangszone: geen. SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

Vastgestelde inventarissen onroerend Bouwkundig erfgoed (relicten en gehelen): 33322 Burgerhuis (14/09/2009); erfgoed 33384 Woonhuis (14/09/2009); 35285 Boerenhuis (14/09/2009); 35691 Sint- Antoniuskapel (28/11/2014); 36199 Parochiekerk Sint-Kwinten (14/09/2009); 36840 Hoeve met Heilig Hartkapel (14/09/2009); 37296 Burgerhuis (14/09/2009); 37383 Kasteel in Frans-classicistische stij (14/09/2009)l; 40766 Schepenbank (14/09/2009); 42541 Boerenhuis van 1804 (14/09/2009); 43846 Hoeve In den Plezanten hof (14/09/2009); 44055 Dekenij (14/09/2009); 45033 Boerenburgerhuis (14/09/2009); 45060 Boerenhuis (14/09/2009). Historische tuinen en parken: geen. Houtige beplanting met erfgoedwaarde: geen. Landschapsatlasrelicten: Gaasbeek, Sint-Laureins-Berchem, Oudenaken en Elingen (24/12/2008).

Archeologie Archeologische sites (beschermd): geen. Archeologische zones (vastgesteld): geen. Geen archeologie te verwachten: geen. Bekrachtigde archeologienota’s en nota’s: vooronderzoek Van der Lindenstraat (03/01/2017); vooronderzoek Frans Luyckxstraat (19/05/2017); vooronderzoek Veldstraat (29/06/2017); vooronderzoek Kroonstraat 73 (02/08/2017); vooronderzoek Krommestraat (27/11/2017); vooronderzoek Karel Keymolenstraat 38-40 (02/08/2018). Eindverslagen archeologisch onderzoek: geen.

Beheersplannen onroerend erfgoed Geen.

Landinrichting Geen.

Wonen

Woningbouw- en Woningbouwgebied: 23104A00 Sint Kwintens-Lennik - Centrum, 23104A012 vernieuwingsgebieden Breughelhof, 23104A023 Saffelberg.

Atlas van de 23104_01 geen uitspraak (GRS), bebouwd, vrijgegeven voor 2007. woonuitbreidingsgebieden

Gebieden met recht van voorkoop Vlaamse Wooncode: geen.

Recreatie en toerisme

Toeristische vergunning N.v.t.

Lijninfrastructuur

Rooilijnen

Voet- en buurtwegen Zie figuur.

Bovenlokaal Functioneel Functionele fietsroutes. Fietsroutenetwerk

Fietsknooppuntennetwerk Netwerk tussen knooppunt 17 en 24.

Gewestwegen N282 Joseph Van Den Bosschestraat / Kroonstraat / Markt / Alfred Algoetstraat / Brusselsestraat.

34 SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

Spoorwegen Geen.

Leidingen (Hoogspanningsleidingen, Geen. gasleidingen…)

Openbaar vervoer (De Lijn) Lijn 141, 142.

Straalverbindingen zendmasten Zendantennes: Kerkveldweg 29 (Proximus NV, Telenet Group BVBA); Alfred Algoetstraat 36 (Orange NV).

Milieu

Milieuvergunningen N.v.t.

Bodemvervuiling (OVAM-dossiers) Oriënterend bodemonderzoek: 20582 (2003); 24799 (2004); 26671 (2005); 36726 (2011); 54272 (2012); 75830 (2016); 81642 (2017). Eindverklaring bodemsaneringswerken: 16034 (2010).

Stedenbouwkundig vergunde Geen. windturbines

Industrie

Seveso-inrichtingen: lagedrempel- en Geen. hogedrempelinrichtingen AANPALEND (binnen 2km): geen.

VLAO Bedrijventerreinen Geen.

SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

4 BESTAANDE FEITELIJKE TOESTAND

4.1.1 Mens Morfologie

Sint-Kwintens-Lennik heeft een dorps karakter. Het dorpsweefsel wordt gekenmerkt door gebouwen met 2 bouwlagen met een zadeldak (kap) en gebouwen met 3 bouwlagen met een plat dak. Rondom het marktplein en de omliggende straten situeren zich reeds tal van gebouwen met 3 of 4 bouwlagen (en eventueel een bijkomende hetzij terugliggende bouwlaag). Hoe verder van het marktplein, hoe meer de densiteit van het dorpsweefsel afneemt. In de ruimere omgeving, bevinden zich langs de verschillende invalswegen van de kern, ook meer gebouwen met slechts één à twee bouwlagen.

1 à 2 bouwlagen 2 bouwlagen + kap 3 bouwlagen 3 bouwlagen + kap of terugliggende laag

36 SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

Functioneel

Het plangebied omvat de volledige dorpskern van Sint-Kwintens-Lennik. Deze kern bestaat voornamelijk uit aaneengesloten dorpsweefsel met zowel grondgebonden rijwoningen als appartementen. Deze woningen omvatten als hoofdfunctie wonen. Rondom het marktplein en de aanpalende straten zijn tal van lokale functies gepositioneerd. In de kern van Sint-Kwintens-Lennik kan worden gesproken van een hoge winkeldichtheid. Het betreft hier voornamelijk een relatief groot aanbod van kleinschalige retail, die vooral op de lokale gebruiker is gericht. Daarnaast heeft de kern van Sint-Kwintens-Lennik een beperkt aantal culturele en recreatieve voorzieningen. ( De sporthal van de gemeente ligt net buiten een perimeter van 500m tav het marktplein). Aan de zuidzijde van het marktplein en ter hoogte van Andreas Masiusplein. Langsheen de meeste invalswegen naar het centrum zitten grotere bouwkorrels gepositioneerd. Deze bouwgehelen huisvesten een veelheid van voorzieningen van openbaar nut (scholen, woonzorg,...) Horeca is wel relatief voldoende aanwezig binnen de dorpskern en zijn verspreid aanwezig over de verschillende straten.

Openbaar nut

Cultureel / recreatief

Horeca

Retail

SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

Loop van de bevolking: Gemeentemonitor 2018 Uit de gemeentemonitor kan geconcludeerd worden dat het bevolkingsaantal stijgt, hetzij minder snel dan over het Vlaamse Gewest (271 inwoners meer in de gemeente 2017 tov 2005). Deze stijging is te wijten aan een stijgende trend in de leeftijdsgroep van 65-jarigen en ouder (+27% tov 2005). De groep 0-19-jarigen neemt de laatste jaren (-5%) af terwijl de 20-64-jarigengroep relatief weinig daalt (-1%). Met andere woorden: de bevolking in Lennik verouderd. Dit is een algemene tendens in Vlaanderen want ook in het dewest verouderd de bevolking (+20%), hetzij minder sterk. bovendien neemt ook het aandeel 0-19 en 20-64-jarigen licht toe in 2017 t.o.v. 2005 (+4 à 5%). Een vooruitberekening van de bevolking toont dat voor Lennik een lichte stijging te verwachten is tegen 2023 (+2%), voor het gewest is dit bijna 8%. Wanneer de natuurlijke accress (aantal geboorten – aantal overlijdens) berekend wordt merkt men de laatste 5jaar een lichte daling (-1.3 er 1000 inwoners) terwijl dit voor het gewest licht stijg (0,8). Daarentegen stijgt wel het aantal huishoudens in Lennik (+3,4% tov 2005) en in het Vlaams Gewest ‘+7,3% tov 2005). Dit is te wijten aan het grotere aandeel ouderen in de gemeente, en de daling van het aantal kinderen. Hierdoor worden gezinnen steeds kleiner (meer ouderen en minder kinderen per gezin) waardoor het aandeel huishoudens stijgt. Bij het thema wonen en woonomgeving in de gemeentemonitor kan geconcludeerd worden dat inwoners van Lennik meer dan gemiddeld in Vlaanderen zicht hebben op groen vanuit de woning en tevreden is over de buurt. Over de gemeente zelf is men echter minder tevreden dan gemiddeld en ook minder fier, echter woont men over het algemeen graag in de gemeente (iets meer dan gemiddeld in Vlaanderen). Het overgrote deel heeft geen verhuisplannen of wil binnen dezelfde gemeente blijven wonen. De gemiddeld verkoopprijzen voor bouwgrond is in Lennik echter bijna 95% gestegen in 2014 tov 2005, 35% meer stijging dan in Vlaanderen, en ook de woongelegenheden in het algemeen stijgen meer in prijs dan gemiddeld in Vlaanderen wat erop wijst dat er heel wat vraag is naar woonmogelijkheden in Lennik.

Conclusie Het aantal huishoudens stijgt, vooral in de groep van de ouderen. Het aantal kinderen daalt. Met dit RUP is een instrument om de kern mee versterken in die zin dat er voldoende (volwaardige) wooneenheden in de kern mogelijk moeten zijn, in een kern met voldoende voorzieningen zodat het aangenaam wonen is in Lennik voor de kleinere huishoudens. In die zin wordt er tegemoet gekomen aan de bevolkingsevolutie.

38 SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

4.1.2 Mobiliteit De gemeentemonitor toont dat men vaker een auto heeft en minder vaak een fiets in Lennik dan gemiddeld in Vlaanderen. Dit kan mee verklaard worden door de ligging van Lennik binnen het OV-netwerk. De inwoners in Lennik vinden dus ook vaker dat er net of onvoldoende openbaar vervoer in de buurt is. De fiets is ook nog minder populair in de gemeente vanwege dat men vaker het gevoel heeft dat het onveilig is om te fietsen. Vaker dan gemiddeld worden verplaatsingen dus per wagen gedaan.

Gemotoriseerde verkeer

De gemeente is naar mobiliteit vooral gericht op Brussel, Ninove, Edingen, Halle en Leerbeek. Sint-Kwintens-Lennik wordt ontsloten door de N282, de N285 en de N8. Desalniettemin kan worden gesteld dat de Frans De Voghellaan, een landelijke woonstraat die verbinding maakt tussen de markt en de N285, via de Gustaaf Breynaertstraat, veelvuldig wordt gebruikt als sluiproute om vanuit het centrum de N8 te bereiken.

SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

Openbaar vervoer Ter hoogte van het marktplein passeren er onder meer verschillende buslijnen in de diverse richtingen van het Pajottenland (141 /142 (tussen Gooik en Brussel)). Daarnaast zijn ook de N258 (140/141/142/144/153/160/161/162/164) en de N8 (126/128/140) uitgerust als twee belangrijke regionale openbaar vervoersassen. Er is loopt geen spoorweg door de gemeente. De dichtstbijzijnde stations zijn , Brussel, Edingen, , Halle en Ninove.

Als hoofdkern in buitengebied, is Sint-Kwintens-Lennik voldoende bereikbaar met openbaar vervoer. Quasi het volledige woonweefsel van de gemeente wordt immers bediend door bussen van ‘De Lijn’.

40 SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

Parkeren In het centrum van Sint-Kwintens-Lennik bevinden zich 2 openbare parkings. Zowel de Markt zelf als het Andreas Masiusplein worden ingezet voor betaald parkeren. In de omliggende straten zijn verschillende niet-betalende langsparkeerstroken gelegen.

Fietsverkeer De N282, die langsheen het centrum van Sint-Kwintens-Lennik loopt wordt gekarteerd als een bovenlokale functionele fietsroute. Ook langsheen de N285 en de N8 liggen functionele fietsroutes. Het recreatief fietsknooppuntennetwerk loopt langsheen de markt van Sint-Kwintens-Lennik via de Lange Tramweg richting knooppunt 17 ter hoogte van Sint-Martens-Lennik. Vanaf de markt loopt het recreatief fietsroutennetwerk door in zuidelijke richting naar knooppint 24, dat op zijn beurt weer aansluiting verschaft met het ten oosten gelegen Gaasbeek.

SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

4.1.3 Landschap & erfgoed In de kern van Sint-Kwintens-Lennik zijn er 6 beschermde monumenten gelegen.

Burgerhuis gedateerd 1774 (ID 1788) Huis Vossen (ID 1803)

De kerk Sint-Kwinten (ID 1779) Hoeve Schepenbank (ID 1804)

Kasteel de Man d'Attenrode (ID 1805) Pastorie Sint-Kwintensparochie (ID 1796)

Het kerkhof is eveneens beschermd als dorpsgezicht; Parochiekerk Sint-Kwinten: kerkhof (intrinsiek van 13-06-2000 tot heden, ID: 284). De kerk zelf en de kerkhofmuur zijn als monument beschermd. Het kerkhof van de Sint-Kwintenskerk is beschermd als dorpsgezicht omwille van het algemeen belang gevormd door de historische waarde; als typologisch deel uitmakend van de kerksite biedt het kerkhof van de Sint-Kwintenskerk naast een boeiend overzicht van de stilistische evolutie in de graftekens eveneens een waardevolle verzameling van 18de-eeuwse grafkruisen.

42 SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

Buurt- en voetwegen Quasi alle straten van de huidige dorpskern, zijn eveneens terug te vinden als buurtweg op de atlas der buurt- en voetwegen. Sommige doorsteken van het fijnmazige voetwegen zijn in het hedendaagse straatbeeld verdwenen.

SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

Er zijn in en rond de kern enkele bekrachtigde archeologienota’s van toepassing.

Er zijn verschillende gebouwen binnen en rond het plangebied opgenomen in de inventaris bouwkundig erfgoed zoals Dekenij en Kasteel in Frans-classicistische stijl. Ten oosten van het plangebied is een vastgesteld landschapsrelict aanwezig (24-12-2008 tot heden): Gaasbeek, Sint- Laureins-Berchem, Oudenaken en Elingen. Vaststellingsbesluit: Ankerplaats Gaasbeek, Sint-Laureins-Berchem, Oudenaken en Elingen (ID : 4571)

44 SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

4.1.3.1 Bodem De bodem van Lennik behorende tot de zandleemstreek is weinig kwetsbaar. De kern van Sint_Kwintens-Lennik wordt gekenmerkt door een antropogene bodem (OB = bebouwde zone.) Dit zijn gronden die sinds lange tijd worden bebouwd en verkaveld. Door ingrepen in de bodem werden de oorspronkelijke bodemlagen geroerd. De omliggende, meer verkavelde gronden in de nabijheid van het centrum, hebben een droge leemgrond.

Er zijn geen verontreinigingen gekend. Er zijn enkele oriënterende bodemonderzoeken in de dorpskern gebeurd, verspreid over enkele zones. Ook is er één bodemsaneringsproject uitgevoerd, daterend van 2010, ter hoogte van een tankstation.

SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

4.1.4 Water

Vlaamse hydrografische atlas

In de kern van Sint-Kwintens-Lennik zijn geen gecategoriseerde waterlopen gelegen. De kern zelf wordt omzoomd door twee waterlopen, de Molenbeek en de Diepenbroekbeek. Beide vertakken vanuit de Molenbeek – Slagvijverbeek, die ten zuidoosten van de kern gelegen is, respectievelijk naar het noorden en naar het zuidwesten van de kern. Dit zijn waterlopen van de tweede categorie, waarvan de provincie waterwegbeheerder is. Rond deze drie waterlopen bevinden zich ook enkele recent overstroomde gebieden. Deze liggen op een zodanige afstand van de kern, dat de bebouwing weinig of niet aangetast werd. Vanuit deze waterlopen vertakken enkele waterlopen van derde categorie, waar de gemeente voor het beheer moet instaan. Deze zijn ook niet gelegen in het plangebied.

46 SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

Overstromingsgevoelige gebieden

De dorpskern zelf bevat geen overstromingsgevoelige delen. Ten oosten de kern, buiten het plangebied zijn wel enkele effectief overstromingsgevoelige gebieden gelegen, nl. rond de Molenbeek. Ook rond de Diepenbroekbeek zijn enkele kleinere delen aangeduid als effectief overstromingsgevoelig. Tot slot zijn rond de kern en deze beekvalleien grote delen als mogelijk overstromingsgevoelig aangegeven.

Het plangebied is niet gelegen in infiltratiegevoelig gebied. De gemeente wordt dan ook gekenmerkt door niet infiltratiegevoelige grond.

SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

Sint-Kwintens-Lennik bevat een matig gevoelige bodem voor grondwaterstroming. De beekvalleien rond de kern zijn wel zeer gevoelig voor grondwaterstroming.

De hellingenkaart toont een relatief vlak reliëf in de kern met daarrond heel wat hellingen in en rond beek(valleien).

Het plangebied bevat een lappendeken van erosiegevoelig en niet erosiegevoelig gebied.

48 SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

Rioleringsstelsel (VMM) Het volledige plangebied is gelegen in centraal gebied. Om de impact van lozingen op basis van ecologische criteria te kunnen rangschikken, werden zogenaamde milieu- impacttoetskaarten opgesteld. Deze kaarten brengen verschillende milieuaspecten samen tot 1 globale score. De score houdt rekening met aspecten zoals overstromingsgebieden, ecologisch waardevolle gebieden water waterlopen, drinkwater en zwemwater,… Op de kaarten blijkt dat in de beekvalleizones een lichte impact op het milieu waar te nemen is.

4.1.5 Lucht en klimaat

Voor het overgrote aandeel van Lennik is er sprake van een jaargemiddelde van NO2 tussen 16 en 20 of de 21-25 µg/m³. (2013) Ter hoogte van de N8 en de N285 is het jaargemiddelde slechter: 31-35 µg/m³. SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

Het jaargemiddelde (2013) O3 lag tussen 46 en 50 µg/m³. Dit geldt voor de ganse gemeente. Opnieuw vormen de N8 en N285 uitzonderingen. Hier werd een jaargemiddelde tussen de 41 en 45 µg/m³ opgemeten.

Het PM10 jaargemiddelde (fijn stof) ligt tussen de 21 en 25 µg/m³. (2013).

Het aantal overschrijdingen van de norm PM10 daggemiddelde (2013) ligt tussen de 13 en de 15. Dit wil zeggen dat er 13-15 overschrijdingen van 50µg/m³ hebben plaatsgevonden (fijn stof).

50 SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

4.1.6 Geluid Langs de N282 is geluidsbelasting waar te nemen, vooral in de dagperiode. Geluidsbelasting door spoor- of luchtverkeer is niet waar te nemen op de kaarten. SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

4.1.7 Biodiversiteit Natura 2000 Het plangebied maakt geen onderdeel uit van het natura 2000- netwerk.

VEN/IVON Rond de kern van Sint-Kwintens-Lennik zijn enkele gebieden van het Vlaams Ecologisch Netwerk gelegen, nl. GEN (Grote eenheden natuur): De Vallei van de Zuunbeek en zijlopen.

Biologische waarderingskaart

52 SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

In en rond de kern zijn enkele gebieden aangeduid als biologisch waardevol of als complex van biologisch minder waardevolle, waardevolle en zeer waardevolle elementen.

4.1.8 Wonen Er is een woonuitbreidingsgebied in de kern van Sint-Kwintens-Lennik aanwezig. Dit woonuitbreidingsgebied vormt niet het voorwerp van dit RUP. De toekomstmogelijkheden van dit gebied dienen nog verder bestudeerd te worden. In de atlas van woonuitbreidingsgebieden (geen juridische waarde) werd geen uitspraak over dit gebied opgenomen.

SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

5 VISIE 5.1 Waarom de kern van Sint-Kwintens-Lennik versterken? Na de analyse van het plangebied in voorgaande delen van deze nota kan volgende samenvatting van de sterktes, zwaktes, kansen en bedreigingen worden gemaakt voor het plangebied: 5.1.1.1 Sterke punten

- Nagenoeg volledige woonweefsel bediend met openbaar vervoer (bus) - Hoge winkeldichtheid - Verdienstelijk aanbod kleinschalige retail - Diverse gemeenschapsfuncties zoals scholen en woonzorgcentra aanwezig - Bouwkundig erfgoed 5.1.1.2 Zwakke punten

- Ontbreken eenduidig beleid wat betreft bouwlagen als gevolg van diverse uitzonderingen en aftasten grenzen gewestplanvoorschriften. - Te weinig bouwlagen in functie van wonen (woonlagen) mogelijk boven een commerciële laag volgens het gewestplan. - Openbaar vervoer is niet voldoende uitgebouwd om te voldoende aan de hedendaagse behoeften (frequentie/bestemming) - Beperkte culturele voorzieningen binnen de kern - Beperkte horecavoorzieningen - Gemeentelijke voorzieningen bevinden zich niet altijd consequent in het dorpshart maar ook er net buiten (wel vaak onderdeel van de woonkern). - Versnippering van open ruimte door de grote hoeveelheid aan lage, losstaande bebouwing binnen de kern. - Weinig robuuste groenstructuur in de kern - Voet- en fietswegels weinig aanwezig 5.1.1.3 Kansen

- Omliggende agrarisch landschap met beekvalleien - Voldoende ruimte aanwezig om naar een hogere woningdichtheid te gaan - Nabijheid N8 - Nabijheid Brussel - De eigen identiteit gemeente als centrumgemeente binnen het Pajottenland - 5.1.1.4 Bedreigingen

- Het gewestplan Halle-Vilvoorde-Asse laat geen verdere verdichting binnen eenzelfde ruimtebeslag toe. Het maximale aantal woonlagen is beperkt tot 2 onder kroonlijst. Hierdoor is er ruimte voor interpretatie en is er veel onduidelijkheid. Er worden vaak uitzonderingen verkregen waardoor een wildgroei (en willekeur) aan bebouwing met 3-4 bouwlagen is ontstaan. - Woningbehoefte vanuit toenemende vergrijzing en kleinschalige huishoudens - Toenemende mobiliteit van zowel autoverkeer als fiets- en openbaar vervoer. Deze verkeersdeelnemers komen in conflict met elkaar, voornamelijk in de kern, bij een kernversterkend beleid. Hiervoor zijn flankerende maatregelen nodig. - Internetaankopen waardoor handelszaken bedreigd worden. - Voorzieningen en kleinhandel buiten de kern (baanwinkels bv.) bedreigen de leefbaarheid van dorpsvoorzieningen in de kern (kernversterking). - Leegstand.

54 SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

5.2 Doelstelling Dit RUP heeft als feitelijke doelstelling om helderheid te scheppen rond het aantal bouw- en woonlagen die mogelijk zijn in woongebied. Vandaag zijn er te veel uitzonderingen op het gewestplan mogelijk. Deze gelegenheid wordt aangegrepen om in te spelen rond de hedendaagse noden en visie voor wat betreft wonen en ruimtegebruik in Vlaanderen. Daarnaast wil de gemeente de voorzieningen in de dorpskern stimuleren.

Als overkoepelende doelstelling heeft de gemeente voor ogen: een dynamische kern, voorzien van een gevarieerd woonaanbod (kleinere appartementen, assistentiewoningen, kleinere woningen,…) en een geclusterde kern.

DENSITEIT FUNCTIONELE DIVERSITEIT

VERBLIJFSKWALITEIT

Hogere DENSITEIT bebouwing en… Op basis van de huidige structuur van de kern en historische opbouw met zijn waardevolle gebouwen het mogelijk maken om een intensiever gebruik van dezelfde oppervlakte toe te laten. Dit kan stelmatig gebeuren en op maat van de gemeente. meer functionele DIVERSITEIT… Zowel voor de huidige als mogelijke bijkomende bebouwing stimuleren om deze in te invullen met diverse functies, op basis van de noden die aanwezig zijn binnen de gemeente en op schaal van de gemeente. Op die manier wordt een levendige plint met handel, horeca, diensten en dergelijk voorzien. in een omgeving met veel VERBLIJFSKWALITEIT.

Door het herzien van het aantal bouw- en woonlagen moet het eenvoudiger zijn om een volwaardige gezinswoning boven een commercieel gelijkvloers te voorzien. Ook kunnen er meer wooneenheden binnen dezelfde bebouwde oppervlakte voorzien worden; dit vangt de vraag naar meer kleinere wooneenheden in het centrum op. Alleenstaanden, ouderen en eenoudergezinnen kunnen zo eenvoudiger in de een goed voorziene kern gaan wonen.

5.3 RUP als onderdeel van een groter proces Om naar een meer dynamische en levendige, maar leefbare kern te evolueren zijn ook andere flankerende beleidsmaatregelen nodig en genomen door het bestuur zoals: - Mobiliteitsplan/beleid gemeente - Uitgebouwd parkeerbeleid Bovendien zijn er nog initiatieven te nemen naar o.a.: - Trage wegen - Groenstructuur in en rond de kern - Leegstand - Openbaar domein

Voorliggend RUP is een onderdeel van een overkoepeld proces. Dit proces bevat verschillende te nemen stappen. Instrumenten zoals RUP’s, verordeningen, projecten, financiële stimulansen kunnen ingezet worden om deze visie voor Lennik te realiseren. SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

5.4 Ruimtelijk concept RUP Dit RUP is een overdruk-RUP op het gewestplan. Het gewestplan vervalt niet, dit RUP is eerder een aanvulling of wijziging op bepaalde aspecten uit het gewestplan. Er worden drie zones afgebakend binnen het plangebied:

- Centraal een zone waarin de levendige kern zich bevindt met op het gelijkvloers handselzaken, horeca en andere centrumfuncties. Deze is gelegen op en rond de grote markt. Hier wenst men de eigenaars te verplichten een kernvoorziening op het gelijkvloers op te richten om een bepaald voorzieningenniveau in de gemeente te garanderen.10 Daarboven worden voldoende bouwlagen mogelijk om een volwaardige woongelegenheid te creëren in hetzelfde pand.

- Rond deze zone is een zone gelegen waar de combinatie wonen en dorpsvoorzieningen wordt gemaakt. Deze afbakening valt samen met het vastgelegde kerngebied van de gemeente naar aanleiding van de studie rond de handelskern. De handelsfunctie of diensten en dergelijke op het gelijkvloers zijn hier niet verplicht, maar de mogelijkheid wordt wel geboden. Indien de combinatie kernfunctie met wonen wordt gemaakt laat het voorliggende RUP toe om een extra bouwlaag te realiseren ten opzichte van het basisprofiel van 2 bouwlagen in het gewestplan. Op deze manier kan een voldoende grote woongelegenheid gerealiseerd worden boven de gelijkvloerse laag.

- De derde cirkel bevat ten slotte de zone waarin de nadruk ligt op wonen. Deze zone reikt tot ongeveer 500m wandelen van de grote markt, een aanvaardbare loopafstand tot kernfuncties. Hier blijft de bestemming wonen (en complementaire functies) zoals in het gewestplan aangegeven van toepassing. Hier is echter geen bijkomende bouwlaag mogelijk indien de gelijkvloerse laag voor een bepaalde fucntie wordt gebruikt.

10 Naast de verplichting via het bestemmingsplan worden naast dit RUP nog andere instrumenten ontwikkeld om leegstand te vermijden.

56 SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

5.5 Afbakening plangebied en 3 overdruk bestemmingszones Het plangebied van dit RUP omvat het woongebied uit het gewestplan. - Woonuitbreidingsgebieden of woongebieden met landelijk karakter worden niet mee opgenomen. - Ook het woongebied in het westen na de rotonde N282 en Negenbunderstraat wordt niet mee opgenomen gezien de grotere afstand tot het centrum. - RUP Den Bleek wordt uitgesloten uit het plangebied, dit is een recent plan dat past binnen de visie en doelstelling van dit RUP. Deze afbakening valt niet samen met de perceelsgrenzen of gebouwen in kadasterplan of GRB. Louter de afbakening uit het gewestplan wordt gevolgd. Dit RUP is enkel van toepassing op bebouwbare of bebouwde percelen op basis van het gewestplan. Dit RUP impliceert niet rechtstreeks bijkomende bouwprojecten, maar geeft een duidelijker en breder ontwikkelingskader dan de mogelijkheden die nu in het gewestplan worden geboden.

Afbakening bestemmingszones (3)

SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

5.6 Doorvertaling grafisch plan en stedenbouwkundige voorschriften (reikwijdte en detailleringsgraad RUP) Het RUP voorziet in een overdruk op de betreffende percelen. De grondbestemming vanuit het gewestplan wordt niet gewijzigd. Deze afbakening van de drie zones blijft relatief beperkt, met name de kernzone om zo leegstand van handelspanden te vermijden. Binnen de overdrukzones worden uitspraken gedaan over het maximaal aantal realiseren bouwlagen en de functie van de bouwlagen.

- De kroonlijsthoogte wordt mee opgenomen in de voorschriften om zéér hoge of lage bouwlagen te vermijden. - Indien de bovenste bouwlaag met plat dak wordt gerealiseerd dient deze laag teruggetrokken te worden ten opzichte van de voor- en achtergevel. - In één bouwlaag kan maximaal één woonlaag worden gerealiseerd. Een duplex-appartement wordt dus aanzien als twee bouwlagen. - Een kernversterkende bouwlaag bevat functies zoals handel, horeca, vrije beroepen en diensten. - Garages worden niet aanzien als een kernversterkende bouwlaag. Een garage of zolder wordt aanzien als een bouwlaag met woonfunctie.

Er worden geen uitspraken gedaan over de bouwdiepte, bebouwingsdichtheid of andere bouwvoorschriften. Men wenst enkel een overdruk te voorzien die de centrumfuncties structureert en die een eenheid voorziet in het aantal bouwlagen en woonlagen die mogelijk zijn in de RUP-contour. Daarnaast worden ook nog bijkomende voorwaarden voorzien rond mobilteitsimpact en erfgoedwaarden als onderdeel bij het beoordelen van vergunningsaanvragen.

58 SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

5.7 Inrichtingsalternatieven In onderstaand overzicht wordt de visie voor elke zone concreet uitgewerkt naar voorschriften. De onderstaande gabariten zijn reeds allemaal aanwezig in Lennik, hetzij verspreid in de gemeente. In de onderstaande vergelijking wordt per zone een gabarit naar voor geschoven als maximum realiseerbaar in deze zone.

• 1. Kernzone

Het maximale profiel telt boven 1 verplichte kernversterkende bouwlaag nog 3 bouwlagen die de functie wonen vervullen.

Dit is een profiel dat vandaag voor bepaalde panden reeds van toepassing is (uitzondering op het gewestplan). Door het toepassen van dit profiel over het volledige kerngebied wordt een meer helder architecturaal beeld nagestreefd. Bovendien wordt de kern van Lennik op een passende schaal verdicht en dient geen beroep gedaan te worden op uitzonderingsregels om de vergunningsaanvragen te motiveren. Er worden eveneens bijkomende randvoorwaarden opgelegd om de mobiliteitsimpact en impact op erfgoedwaarden ook te beoordelen en misbruiken te voorkomen. Dit betekent dat bij de vergunningsaanvraag hier ook rekening mee gehouden zal worden. Daarnaast blijven uiteraard ook de bepalingen m.b.t. lichten, uitzichten e.d. uit het burgerlijk wetboek eveneens van kracht (ook voor de andere zones uit het RUP).

SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

• 2. Handelszone Het maximale profiel telt drie of vier bouwlagen waarbij de mogelijkheid wordt geboden om het gelijkvloers voor kernversterkende functies te gebruiken. Om voldoende woonoppervlakte te hebben bij een gebouw met op het gelijkvloers handel of diensten wordt in die gevallen een vierde bouwlaag toegelaten die voor wonen kan ingezet worden. Indien op het gelijkvloers enkel de functie wonen aanwezig is, zijn slechts drie bouwlagen toegelaten. Een kernversterkende bouwlaag kan niet worden omgezet naar een woonlaag indien daarboven nog drie woonlagen aanwezig zijn.

60 SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

• 3. Woonzone Er is voor deze zone een maximaal profiel mogelijk waarbij drie bouwlagen aanwezig zijn waarvan de bovenste laag onder een plat of hellend dak is gelegen of als een teruggetrokken bouwlaag met plat dak voorzien is. Hiermee zal eerder een beperkte bijkomende oppervlakte aan wonen worden voorzien. De huidige derde laag is volgens het gewestplan niet bruikbaar als woonlaag, hier kan enkel opslag en dergelijke gebeuren. Met dit voorschrift zal dit wel mogelijk worden gemaakt waardoor een zolderverdieping mee kan ingezet worden in de residentiële functie.

SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

6 MOGELIJK MILIEUEFFECTEN 6.1 Inleiding Sinds de inwerkingtreding van het besluit van de Vlaamse regering van 17 februari 2017 waarin de inwerkingtreding van het decreet omtrent ‘integratie plan-MER bij ruimtelijke uitvoeringsplannen’ werd vastgelegd, worden het plan-MER en andere effectbeoordelingen in het planningsproces van een ruimtelijk uitvoeringsplan geïntegreerd. In deze eerste fase, de startnota, gaat men na of het plan of programma aanzienlijke effecten kan hebben t.o.v. de bestaande situatie voor mens en milieu. In het geval er geen aanzienlijke milieueffecten kunnen zijn en geen MER vereist is, volstaat een onderbouwing en motivering in de startnota (een onderzoek tot MER). In het geval er wel aanzienlijke milieueffecten verwacht worden en een MER vereist is, wordt een beschrijving van de te onderzoeken effecten en van de inhoudelijke aanpak van de effectbeoordelingen, met inbegrip van de methodologie opgenomen in de startnota.

6.2 Toetsing plan-MER-plicht 6.2.1 Stap 1: Toetsing aan het decreet DABM Dit plan beantwoordt aan de definitie van ‘plan en programma’ uit het decreet houdende algemene bepalingen inzake milieubeleid want er is voldaan aan de drie voorwaarden: 1. De Vlaamse Codex Ruimtelijke ordening, in werking vanaf 1 september 2009, schrijft de opmaak van ruimtelijke uitvoeringsplannen voor; 2. De opsteller van het plan is een instantie, i.e. de gemeente Lennik; 3. Het plan wordt vastgesteld door de gemeente Lennik. Het plan valt bovendien niet onder de specifieke uitzonderingsregels en vormt het kader voor de toekenning van een vergunning voor een project.

6.2.2 Stap 2: is het plan van rechtswege plan-MER-plichtig? Plannen en programma’s of wijzigingen ervan, zijn van rechtswege plan-MER-plichtig als ze tegelijkertijd:

1. betrekking hebben op landbouw, bosbouw, visserij, energie, industrie, vervoer, afvalstoffenbeheer, waterbeheer, telecommunicatie, toerisme en ruimtelijke ordening of grondgebruik (artikel 4.2.3, §2, 1° D.A.B.M.); én 2. een kader vormen voor de toekenning van een vergunning voor de in bijlagen I, II en III van het besluit van de Vlaamse Regering van 10 december 2004 opgesomde projecten; én 3. niet het gebruik regelen van een klein gebied op lokaal niveau, noch een kleine wijziging inhouden. Het betreft een

6.2.2.1 Heeft het plan betrekking op een van de sectoren genoemd in het decreet? Voorliggend plan is een RUP en heeft bijgevolg betrekking op de ruimtelijke ordening. Aan deze voorwaarde is voldaan.

62 SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

6.2.2.2 Vormt het plan een kader voor project-mer-plichtige projecten? Het RUP waarvoor voorliggende plan-mer-screening wordt opgemaakt, kan mogelijk het kader vormen voor de toekenning van een vergunning voor een project zoals opgesomd onder rubriek 10b stadsontwikkelingsprojecten van bijlage III van het project-m.e.r.-besluit van 10 december 2004: (projecten die niet onder bijlage II vallen)11. Aan deze voorwaarde is voldaan.

6.2.2.3 Betreft het plangebied geen klein gebied op lokaal niveau of geen kleine wijziging van een bestaand plan? De oppervlakte van het RUP is ongeveer 50ha groot, dit wil zeggen dat het een relatief groot betreft. Echter is dit slechts een oppervlakte van 0,5km² op de 30,8km² die de gemeente groot is waardoor het als een relatief klein gebied op lokaal niveau kan gezien worden. Het overdruk-RUP kan wel beschouwd worden als een kleine wijziging omdat het RUP enkel betrekking zal hebben op het woongebied volgens het bestaande bestemmingsplan (gewestplan) en dit ook een verfijning van de bestemmingsvoorschriften betreft en geen bestemmingswijziging als functie. Er zal eerder invloed ondervonden worden op lokaal niveau. Aan deze voorwaarde is dus niet voldaan.

6.2.2.4 Conclusie over de plan-MER-plicht van rechtswege Een toetsing aan de voorwaarden heeft aangetoond dat het voorgenomen plan aan slechts 2 van de 3 voorwaarden voor plan-MER-plicht voldoet. Het plan is bijgevolg niet plan-MER-plichtig van rechtswege. Bijgevolg is voorliggend RUP screeningsgerechtigd.

6.2.3 Stap 3: Veroorzaakt het plan belangrijke milieueffecten? Voor plannen die het kader vormen voor een vergunning, maar niet vallen onder de plannen die van rechtswege plan-MER- plichtig zijn, moet een onderzoek uitgevoerd worden naar het mogelijke voorkomen van aanzienlijke milieueffecten, i.e. een screening. Indien uit dit onderzoek als besluit volgt dat aanzienlijke negatieve effecten kunnen optreden, moet de initiatiefnemer alsnog een plan-MER op (laten) stellen.

6.3 Methodiek screening De milieubeoordeling gebeurt per milieudiscipline en ten opzichte van volgende referentiesituaties: • de planologische referentiesituatie of situatie bepaald volgens het gewestplan (= nulaternatief: is het verderzetten van de huidige toestand en toegelaten ontwikkelingen, onder de voorwaarden van het bestaande gewestplan) • de huidige situatie of bestaande feitelijke situatie binnen het plangebied; Enkel indien de bestaande situatie niet overeen komt met de planologische situatie zal ten opzichte van een dubbele referentiesituatie worden bekeken. In alle andere gevallen is zijn beide referentiesituaties hetzelfde en dus ook de effecten.

6.4 Resultaten screening Voor de effectevaluatie van het project wordt geopteerd voor een screening van de effecten op de verschillende disciplines. Na verwerking van de adviezen en inspraakreacties wordt voorliggende nota voorgelegd aan de dienst mer voor een beoordeling of een plan-MER effectief nodig is. Er wordt gebruik gemaakt van twee referentiesituaties. De effecten zullen beschreven worden t.o.v. de bestaande feitelijke en de planologische referentiesituatie zoals ze zich in de realiteit voordoet. Een aantal voorwaarden en maatregelen zijn reeds opgenomen in het grafisch plan en de stedenbouwkundige voorschriften, zodat aanzienlijke negatieve effecten

11 Onder bijlage II vallen namelijk de stadsontwikkelingsprojecten met een verkeersgenererende werking met pieken van 1000 of meer personenauto-equivalenten per tijdsblok van 2 uur. SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

worden voorkomen. Waar dit noodzakelijk of nuttig wordt geacht, kunnen mogelijk bijkomende suggestieve maatregelen voorgesteld worden om het plan nog milieuvriendelijker te maken. Tijdelijke hinder die quasi steeds gepaard gaat met de werffase (werfverkeer, geluidshinder) is geen bepalend milieueffect voor de beoordeling van dit plan.

64 SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

6.4.1 Bodem Beschrijving plangebied De bodems in het plangebied zijn in het verleden al vergraven geweest en zijn grotendeels bebouwd of verhard. De bodem is een antropogene bodem met enkele gedeelten, vooral aan de zuidzijde, die droge (of vochtige) leem zijn. Er zijn geen verontreinigingen gekend.

Beoordeling van de milieueffecten Enkel voor de niet bebouwde percelen (die wel bebouwbaar zijn) zal een effect optreden in de bestaande situatie als gevolg van dit RUP. Planologisch gezien is er geen wijziging aan de bodemingrepen te verwachten, in de huidige en toekomstige situatie zijn deze gronden bebouwbaar of verhardbaar en zijn dus dezelfde effecten mogelijk en/of aanwezig.

Conclusie Er worden geen aanzienlijke effecten op de bodem verwacht door het doorgenomen RUP.

6.4.2 Water/ watertoets Beschrijving plangebied Er komen geen waterlopen voor in het plangebied. Er zijn geen effectief overstromingsgevoelige gebieden gelegen in het plangebied, welke enkele mogelijk overstromingsgevoelige gebieden. De bodem wordt gekenmerkt als infiltratiegevoelig en matig gevoelig voor grondwaterstroming. De hellingenkaart toont een relatief vlak reliëf en het plangebied is deels erosiegevoelig, deels niet erosiegevoelig. Het volledige gebied is gelegen in centraal gebied wat betekent dat de riolering is aangesloten op een waterzuiveringsinstallatie.

Beoordeling van de milieueffecten Er worden geen nadelige effecten op de waterkwaliteit verwacht; een toename van de hoeveelheid afvalwater door het plan is mogelijk, maar dit afvalwater zal gezuiverd worden in een waterzuiveringsinstallatie. De effecten ten opzichte van het nulalternatief en de huidige toestand zijn verwaarloosbaar. Er worden geen nadelige effecten door wateroverlast verwacht door verdere toename van bebouwing en verharding. In vergelijking met het nulalternatief zijn de effecten verwaarloosbaar, omdat volgens de huidige bestemmingen ook een toename van verharding en bebouwing mogelijk is.

Conclusie Er worden geen aanzienlijke effecten op de waterhuishouding verwacht.

6.4.3 Lucht/klimaat en geluid Beschrijving plangebied De luchtkwaliteit is relatief goed in de kern. Langs de N282 is geluidsbelasting waar te nemen, vooral in de dag-periode.

Beoordeling van de milieueffecten Er worden geen vervuilende functies toegelaten d.m.v. dit RUP. Op planologisch vlak zullen er naar mogelijkheden in m² voor wonen of voorzieningen geen veranderingen gebeuren. Echter door het nadrukkelijker voorzien van de mogelijkheid tot meer vloeroppervlakte voor wonen in de zone kan er meer verkeer ontstaan wat invloed heeft op de luchtkwaliteit en geluidsbelasting door de uitlaatgassen. Door het stimuleren van voldoende centrumfuncties in Lennik kunnen daarnaast wel verschillende noden voor de inwoners voldaan worden in de direct omgeving. Deze korte afstanden zijn eenvoudiger te voet of per fiets te overbruggen, wat een positief effect heeft wat betreft de verkeerssituatie (en dus uitlaatgassen, geluid en dergelijke). Daar tegenover staat dat er meer vrachtwagens voor leveringen mogelijk zijn ten opzichte van de huidige situatie en ook autoverkeer in de ruimere omgeving door de aantrekkingskracht van het centrum.

Conclusie Op zich zou er van uit gegaan kunnen worden dat er geen bijkomende impact is daar er vandaag ook reeds vrij veel ontwikkelingsmogelijkheden zijn. Langs de andere kant kan meer duidelijkheid in de mogelijkheden ook als gevolg hebben SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

dat er extra woongelegenheid zal ontstaan met hierbij ook bijkomend autoverkeer en mogelijke gevolgen op luchtkwaliteit. Dit kan langs de andere kant ook leiden tot meer verplaatsingen met zachtere vervoersmodi (door meer verdichting) wat dan weer positieve gevolgen heeft. Er kan vanuit gegaan worden dat een beperkte impact op de lucht/klimaat/geluid aanwezig is doch zal deze niet significant zijn.

6.4.4 Biodiversiteit Beschrijving plangebied Het plangebied en omgeving behoren niet tot een natuurgebied, habitatrichtlijngebied, vogelrichtlijngebied of VEN-gebied. Het plangebied heeft geen aanduiding op de Biologische Waarderingskaart. De natuurwaarden in het plangebied zijn zeer beperkt. Het aanwezige groen is afkomstig van de tuinen en het openbaar groen.

Beoordeling van de milieueffecten Het voorliggende RUP heeft enkel betrekking tot het bebouwde gegeven. De nog niet bebouwde percelen die vandaag begroeid zijn kunnen na dit RUP bebouwd worden, echter is dit vandaag ook reeds mogelijk. Het voorliggende RUP impliceert geen grotere bebouwbare oppervlakte van planologisch vandaag aanwezig is.

Conclusie Dit RUP zal naar alle waarschijnlijkheid ook geen invloed hebben op de omliggende waardevolle natuurelementen.

6.4.5 Landschap, onroerend erfgoed en archeologie Beschrijving plangebied Er zijn enkele beschermde monumenten en een beschermd dorpsgezicht binnen het plangebied aanwezig. Ook zijn er enkele gebouwen opgenomen in de inventaris bouwkundig erfgoed. Er zijn geen vastgestelde landschapsrelicten aanwezig binnen het gebied.

Beoordeling van de milieueffecten Hierbij is nog steeds de vigerende wetgeving wat betreft onroerend erfgoed van toepassing, wat de erfgoedwaarden van de monumenten en dergelijke beschermd. Dit RUP doet daarnaast ook geen enkele uitspraak over het uitzicht van een gebouw of het al dan niet slopen van gebouwen. Het geeft slechts duidelijk afgebakende ontwikkelingsmogelijkheden aan gebouwen, wat de beeldkwaliteit ten goede moet komen. In de planologische én huidige situatie zijn namelijk verschillende uitzonderingen en mogelijkheden die eerder een negatief effect kunnen uitstralen op de naastliggende erfgoedwaarden. Effecten op de zichtrelaties, contextuele waarde of belevingswaarde van de beschermde elementen of deze uit de atlas worden vermeden door de bovenste laag met een plat dak als terugliggende laag te voorzien. Hierdoor worden al te grote verschillende in nok- en kroonlijsthoogte vermeden. Bovendien zal in de stedenbouwkundige voorschriften een bepaling worden opgenomen die stelt dat bij elke vergunningsaanvraag moet aangetoond worden dat er geen effecten zijn op erfgoedwaarden en hoe hiermee is omgegaan.

Conclusie Er zijn geen aanzienlijke gevolgen te verwachten van het voorgenomen RUP ten opzichte van de planologische en huidige situatie. Er zullen in de stedenbouwkundige voorschriften ook nog extra aandachtspunten rond erfgoed opgenomen worden zodat het belang hiervan bij het beoordelen van vergunningsaanvragen die voortvloeien uit dit RUP nog extra benadrukt wordt.

6.4.6 Mens 6.4.6.1 Ruimtelijk-functioneel Beschrijving plangebied Het plangebied is bestemd en in gebruik als woongebied met alle complementaire centrumfuncties. Het bestaat uit een dicht bebouwde kern met daarrond enkele woongebieden. Er komen geen Seveso bedrijven voor in of in de omgeving van het plangebied.

66 SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

Beoordeling van de milieueffecten Ruimtelijk gezien zal de situatie naar alle waarschijnlijkheid verbeteren als gevolg van dit RUP. Mensen hebben meer woongelegenheid in het centrum en kunnen een volwaardige woning voorzien boven een commercieel gelijkvloers. Ook kunnen er meer functies in het centrum voorzien worden wat de woonkwaliteit verbeterend, diverse voorzieningen zijn zo dicht bij huis aanwezig, bereikbaar te voet of met de fiets. Het voorzien van meer mogelijkheden dan in het gewestplan maakt dat de kern meer zal verdichten. Vandaag is dit effect echter voor een gedeelte al aanwezig aangezien er zeer regelmatig uitzondering op het gewestplan worden toegestaan of niet voldaan wordt aan de voorschriften in de praktijk. Bovendien kan dit RUP gezien worden als een uitvoeringsinstrument van het kernversterkend beleid dat de provincie Vlaams Brabant wil gaan voeren (visienota ruimte Vlaams Brabant, 2018). Mogelijks hypothekeert het grote aantal nog beschikbare kavels buiten de kernen, berekent in het kader van het GRS, de uitvoering van dit beleid. De provincie stelde hierbij in een informeel advies de mogelijkheid voor om in het RUP slecht gelegen woon(uitbreidings)gebied te schrappen, binnen het huidige wetgevend kader en met weinig tot geen budgettaire impact. In het verdere proces van dit RUP zal dat aspect verder moeten worden bestudeerd. Ook de provincie denkt na over een kader om hiermee om te gaan. Door het voorzien in de kernzone van 1 verplichte commerciële laag met maximaal 3 woonlagen kan er mogelijk een probleem met winkelleegstand. Hiervoor zal een flankerend beleid nodig zijn, een initiatief dat buiten dit RUP zal genomen worden. Echter is de kernzone slechts over de gebouwen rond de markt en een deel van de Frans Van der Steenstraat gelegen waar vandaag quasi overal een gelijkvloers met centrumfunctie aanwezig is.

Conclusie Er zijn geen aanzienlijke effecten voor de mens te verwachten door het voorgenomen plan. De effecten zijn verwaarloosbaar tot positief in vergelijking met de referentiesituatie en de huidige situatie.

6.4.6.2 Mobiliteit Beschrijving plangebied De N282 is de belangrijkste verkeersader in het plangebied. Verder heeft men voornamelijk te maken met verschillende woonstraten. Parkeergelegenheid is er op elke parking bv op de markt of via langsparkeren op de straten. Er zijn enkele buslijnen aanwezig, maar geen spoorlijn. Ook zijn er diverse fietsroutes door en langs de kern aanwezig.

Beoordeling van de milieueffecten Ten opzichte van de planologische referentietoestand is er weinig effect te verwachten gezien het voorliggende RUP de mogelijkheden naar bouwlagen helder maakt en niet rechtstreeks impliceert dat bijkomende projectzones worden gerealiseerd. Er is geen concreet programma gekoppeld aan het RUP en bovendien zijn er vandaag voldoende mogelijkheden om deze functies te realiseren. Voorliggend RUP concretiseert en verduidelijkt de mogelijkheden wat wel kan impliceren dat er sneller bepaalde ontwikkelingen zullen gebeuren. Door helderheid te scheppen in het voorzien van de mogelijkheid tot meer vloeroppervlakte ook voor wonen in de zone kan er meer verkeer ontstaan. Door het stimuleren van voldoende centrumfuncties in Lennik kunnen echter verschillende noden voor de inwoners voldaan worden in de direct omgeving. Deze korte afstanden zijn eenvoudiger te voet of per fiets te overbruggen, wat een positief effect heeft wat betreft de verkeerssituatie. Daar tegenover staat dat er meer vrachtwagens voor leveringen mogelijk zijn ten opzichte van de huidige situatie en ook autoverkeer in de ruimere omgeving door de aantrekkingskracht van het centrum. Het recent goedgekeurd mobiliteitsplan bevat reeds verschillende acties om de knelpunten rond mobiliteit op te vangen zoals een evaluatie mobiliteit bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Daarnaast wordt in de stedenbouwkundige voorschriften bepalingen opgenomen die bij de vergunningsaanvraag een verduidelijking vragen wat betreft parkeren, toegankelijkheid, bereikbaarheid en dergelijke.

SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

Conclusie Er zijn geen aanzienlijke effecten voor de mens te verwachten door het voorgenomen plan. Er zullen wel bij de stedenbouwkundige voorschriften bepalingen opgenomen worden die het belang van een goede mobiliteitsafweging bij vergunningsaanvragen benadrukt zodat dit belang extra in de verf gezet wordt.

6.5 Grensoverschrijdende effecten Het verdrag inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband werd op 25 februari 1991 aangenomen te Espoo (Finland) en ondertekend door de Europese Gemeenschap. De doelstellingen van het verdrag van Espoo zijn dezelfde als van milieueffectrapportage in het algemeen, zij het dat vooral de nadruk wordt gelegd op de voorkoming, beperking en beheersing van belangrijke nadelige grensoverschrijdende milieueffecten van voorgenomen activiteiten. Op 9 juni 1999 (B.S. 31/12/1999) heeft België via de ‘wet houdende instemming met het Verdrag inzake milieueffectrapportage in grensoverschrijdend verband, gedaan te Esp oo op 25/02/1991’ het verdrag bekrachtigd. Verder kan er inzake gewestgrensoverschrijdende milieueffecten ook verwezen worden naar het samenwerkingsakkoord van 4 juli 1994 tussen het Vlaams Gewest, het Waals Gewest en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest, en de Europese richtlijn van 27 juni 1985 betreffende de milieueffectbeoordeling van bepaalde openbare en particuliere projecten (85/337EEG), gewijzigd door de richtlijn 97/11/EG van de Raad van 3 maart 1997.

Conform art. 4; §2, 2° van het zogenaamde plan-MER besluit d.d. 12 oktober 200712 dient het verzoek tot raadpleging in voorkomend geval een beoordeling te bevatten of het voorgenomen plan of programma grens- of gewestgrensoverschrijdende aanzienlijke milieueffecten hebben. Het plangebied is volledig op Vlaams grondgebied gelegen en er kan gesteld worden dat in onderhavig geval het voorgenomen plan geen aanzienlijke (gewest)grensoverschrijdende milieueffecten kan hebben.

6.6 RVR-toets

In de startnota moet eveneens nagegaan worden of het plan een invloed heeft op de risico's en mogelijke gevolgen van een zwaar ongeval in een Seveso-inrichting, enerzijds omwille van de ligging van het plangebied, anderzijds omwille van de geplande ontwikkelingen zelf. Dit wordt nagegaan met behulp van de RVR-toets, een internettoepassing ontwikkeld door de dienst VR.

Uit de RVR-toets blijkt dat het plan geen invloed heeft op de risico’s of de gevolgen van een zwaar ongeval. Er moet dus geen ruimtelijk veiligheidsrapport opgemaakt te worden. De beslissing uit de RVR-toets is hieronder toegevoegd:

6.7 Conclusie Op basis van de scopingsnota met screening van milieueffecten zijn geen grote negatieve gevolgen te verwachten. Dit omdat voorliggende RUP voornamelijk een duidelijker kader schetst wat betreft aantal bouwlagen en welke functies er mogelijk zijn ten opzichte van de het gewestplan.

12 Besluit Vlaamse Regering d.d. 12 oktober 2007 betreffende de milieueffectrapportage over plannen en programma’s (B.S. 07/11/2007)

68 SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

Er zijn geen leemten in kennis te detecteren wat betreft de verschillende effectenthema’s en daarnaast dient er geen verder onderzoek te gebeuren naar de milieueffecten bij de opmaak van het RUP in de verdere procedure van voorliggend RUP. Er wordt dus voorgesteld om verder geen milieueffectenrapport (planMER) op te maken. De beslissing van de dienst MER inzake het onderzoek tot plan-MER-plicht wordt later in bijlage toegevoegd. SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

7 RUIMTEBALANS Het RUP vormt een overdruk op het vigerende bestemmingsplan, i.e. het gewestplan. Er wordt geen wijziging van de bestemmingscategorie doorgevoerd. De ruimtebalans is dan ook een nul-operatie

70 SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

8 OP TE HEFFEN VOORSCHRIFTEN Voorliggend RUP resulteert niet in het opheffen van voorschriften van bestaande verkavelingen, BPA’s of RUP’s. Bij vaststelling van dit RUP blijft het gewestplan van toepassing. SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

9 PLANCOMPENSATIES Gezien er geen wijziging in bestemmingscategorieën wordt doorgevoerd, is er geen sprake van planbaten of planschade. Dit is louter een overdruk-RUP.

72 SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

10 ADVIEZEN EN INSPRAAKREACTIES TIJDENS EERSTE PARTICIPATIEPERIODE De adviezen en inspraakreacties op de startnota werden door het planteam in de scopingsnota verwerkt. Op deze wijzen is aangegeven hoe al dan niet is omgegaan met deze suggesties om het plan te verbeteren en een motivatie hiervan. Het is niet verplicht op de inhoud van de inspraakreacties integraal en letterlijk op te nemen maar er dient een algemene bespreking van de inhoud aanwezig te zijn. Bovendien dient uit de inhoud van de reactie niet te blijken van wie de reactie afkomstig is, persoonsgegevens van de reacties werden dus weg gelaten. Er wordt toegelicht hoe de adviezen en inspraakreacties al dan niet hun doorwerking krijgen bij de uitwerking van het ruimtelijk uitvoeringsplan (in het oranje aangegeven).

10.1 Adviezen geformuleerd door de adviserende overheden In het kader van de participatieronde werd aan alle betrokken instanties advies gevraagd met betrekking tot de startnota van het rup “bouwlagen en woonlagen” (overzicht zie procesnota). De adviezen van alle aangeschreven instanties werden schriftelijk overgemaakt en zijn hieronder vermeld.

DEPARTEMENT OMGEVING - Perimeter van 500m is vrij groot en overstijgt sommige straten. o Deze 500m wordt gezien als een aanvaardbare loopafstand tot kernfuncties, een afstand die meegenomen werd in het onderzoek naar de juiste afbakening voor dit RUP. In de praktijk werd echter eerder uitgegaan van de zone voor wonen in het gewestplan. Dit wordt verder verduidelijkt in de nota.

- De tekeningen voor de kern, handels- en woonzone zijn quasi identiek, wat niet logisch is. o Er is uitgegaan van een set verschillende profielen die mogelijk zijn in een kern als Sint- Kwintens-Lennik en reeds voorkomen, verspreid in de kern, ongeacht te locatie. Hierbij is telkens per zone een afweging gemaakt van de meest wenselijke profielen binnen de betreffende zone. - De hogere opbouw binnen de kern en wonen boven winkels is te verantwoorden binnen de kern en een deel van de handelszone. De perimeter van de handelszone is echter te groot. o De perimeter van de handelszone is afgeleid uit de studie rond de afbakening van de handelskern. Dit wordt verder in het proces met de adviesinstanties en binnen de plangroep besproken.

 Gunstig met verdere uitwerking en onderbouwing van de zones

PROVINCIE VLAAMS-BRABANT • Relatie met structuurplannen - Op provinciaal niveau zijn Sint-Kwintens-Lennik en Sint-Martens-Lennik geselecteerd als hoofddorp. In een hoofddorp wordt wonen en de lokale centrumfunctie gestimuleerd. Lennik is gelegen in de ‘Landelijke Kamer West’: om dit landelijke karakter te bewaren moet wonen gestimuleerd worden in goed ontsloten kernen. Om het landelijke karakter te ondersteunen moeten de kernen zich maximaal in het landschap inpassen.

- Op gemeentelijk niveau past dit RUP binnen de kernbeslissing 4.

• Principiële beoordeling - In overeenstemming met provinciaal beleid waarmee een verantwoorde manier van verdichten en versterking van de kern.

- Er zijn wel enkele belangrijke randvoorwaarden die het succes van het RUP mee bepalen. Er is dus een flankerend beleid nodig. Het is essentieel dat bepaalde zaken nu reeds worden onderzocht: SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

o Kwaliteitsgarantie: de kwaliteit van de projecten, de impact en de relatie tot de omgeving zijn belangrijke randvoorwaarden. Ook erfgoed: bijkomende maatregelen om verdichting af te stemmen op erfgoed – ook voor aanpalende gebouwen. De groene/open ruimte in de zuidelijke woonuitbreidingsgebieden kan gezien de beperkte nood aan bijkomend woongebied in de regio (en de bijkomende woongelegenheden die in de kern mogelijk zijn) is dit een opportuniteit om dit in een volgend planningsinitiatief om te zetten naar een openruimtebestemming.

o Mobiliteit: het is essentieel om een toekomstvisie op mobiliteit en parkeren reeds te verankeren voor een sterke verdichting toe te laten. Zo moet bewonersparkeren voldoende aanwezig zijn en goed bereikbaar zijn, bezoekersparkeren kan beter in parkeerpockets of - pleinen die vanop de N282 goed bereikbaar zijn en op wandelafstand van het marktplein. Maatregelen rond fietsen, openbaar vervoer, autodelen kan de parkeerdrukhelpen dalen. Het gemeentelijke mobiliteitsplan moet mogelijk afgestemd worden op deze toekomstvisie of indien hier reeds flankerend maatregelen in opgenomen zijn zoals lokale fiets- en wandelwegen dienen deze opgenomen worden in de nota.

o Voorzieningenbeleid: het gemeentelijk kleinhandels- en voorzieningenbeleid zal moeten worden afgestemd op de kern (decreet integraal handelsvestigingsbeleid). Ook openbare voorzieningen ziet de provincie zo veel mogelijk in de kern. De twee centrale zones bevatten best geen limitatieve opsomming van de bestemmingen, beter: ‘handel, horeca, voorzieningen en andere economische activiteiten voor zover deze qua schaal, mobiliteit en milieuaspecten de draagkracht van de omgeving niet overschrijden’.

• Inhoudelijke aandachtspunten Bij de uitwerking heeft het provinciebestuur nog enkele bedenkingen en suggesties: - Voorschriften handelszone: in plaats van winkelruimte + 3 woonlagen, wat nog problemen kan geven in winkelleegstand vs. woonlagen, 3 bouwlagen + 1 dakverdieping ongeacht de functie of interne morfologie voorzien worden. - Woonzone: hier zijn handel en voorzieningen niet gewenst, dit kan echter wel via het gewestplan. De provincie vraagt zich af of een overdruk voldoende is in dit geval. Als alternatief kan men bepaalde functies zoals vrije beroepen, laagdynamische handel nog wel toelaten zodat rechtszekerheid van bepaalde bestaande functie gegarandeerd wordt. - Ook in de andere zones is het beter om niet de term woonlagen te gebruiken, maar bouwlagen om zo de toegelaten functies los te koppelen van het gabarit en zijn toegelaten functiewijzigingen niet afhankelijk van het aantal bouwlagen. - Afbakening RUP beperken tot bestaande woongebieden. - In de kern worden met dit RUP meer wooneenheden mogelijk terwijl er nog verschillende bebouwbare percelen buiten de kern gelegen zijn. Er kan onderzocht worden welke mogelijkheden als hefboom kunnen dienen om bestaande slecht gelegen bouwgronden uit het aanbod te nemen. - In samenwerking met SVK’s en SHM’s kunnen meer kleine en betaalbare woningen worden voorzien. - De centrale archelogische atlas bevat nog een gegeven rond dit gebied (p34).

• Plan-MER-plicht - Het plan valt niet onder plan-MER-plicht omdat dit een wijziging van een juridisch kader beoogt in beperkte gebieden op lokaal niveau, zonder aanzienlijke milieueffecten.

 In woongebied zijn volgens het gewestplan alternatieve functies mogelijk zoals diensten en dergelijke. Binnen dit RUP wordt echter voor deze buitenste zone (woonzone) geen extra bouw- of woonlaag toegekend, wat wel het geval is voor de binnenste twee woonzones in het gewestplan.  Naar leegstand toe zal de gemeente een flankerend beleid voeren indien nodig; door leegstandbelasting, premies, pop-up’s ondersteunen,… Bovendien wordt door een voldoende hoog aanbod aan handelspanden de huurprijs onder controle gehouden wat de financiële haalbaarheid van een handelszaak of dergelijke verhoogd. De gemeente neemt hiervoor zelf nog initiatief.  Het advies is gunstig rekening houdende met de gegeven bemerkingen. Deze bemerkingen zijn nuttig voor de verdere uitwerking van dit RUP en zullen mee opgenomen worden. De gemeente zal verder intern overleg plegen rond de te nemen flankerende maatregelen om deze visie te ondersteunen.

74 SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

AGENTSCHAP ONROEREND ERFGOED - Over het algemeen zijn de principes van de doelstelling het verdichten van de kern van Sint- Kwintens-Lennik en nevendoelstellingen verzoenbaar met de aanwezige erfgoedwaarde.

- Dit dient oordeelkundig te gebeuren om karakter en herkenbaarheid niet aan te tasten; er is een brede inventarisatie van het aanwezige erfgoed nodig. Dit betreft niet enkel gebouwen uit de inventaris bouwkundig erfgoed maar ook gebouwen met erfgoedwaarden die hierin niet werden opgenomen of gehelen die typisch zijn voor het karakter van de kern. Deze inventarisatie dient aangevuld te worden met een oplijsting van de open en groene ruimtes. o Dit RUP is een overdruk-RUP waarmee de sectorale wetgeving wat betreft onroerend erfgoed nog steeds van toepassing is. Dit RUP doet geen uitspraak over het uitzicht of de erfgoedwaarde van een gebouw of open/groene ruimte. Het behoort niet tot de doelstellingen van dit RUP om de erfgoedwaarden die aanwezig zijn in de kern te verankeren. Deze doelstelling kan mogelijk wel opgenomen worden in een RUP dat de grondbestemmingen van deze kern wijzigt en detailleert. In het kader hiervan kan een kwalitatief onderzoek van het aanwezig erfgoed gebeuren.

- Verdichting gebeurt best niet (of minder) op plaatsen met (veel) erfgoedwaarde. Locaties met veel recente bebouwing komen wel in aanmerking. o Hiervoor dient een uitgebreid onderzoek naar de aanwezig erfgoedwaarden te gebeuren zodat dit op een onderbouwde manier kan gebeuren. Dit is een onderzoek dat los staat van dit RUP dat slechts een uitspraak doet over het maximaal aantal bouw- en woonlagen, niet over het uitzicht of de erfgoedwaarden van een gebouw. De commerciële laag die in een bepaalde zone wordt toegelaten legt enkel een mogelijk gebruik vast. Dit doet geen afbreuk aan de erfgoedwaarden waarvoor andere wetgeving dient gevolgd te worden om deze te beschermen indien van toepassing.

- Agentschap OE staat achter doelstelling om bestemmingen te ruilen. Kan park Kasteel van Sint- Kwintens-Lennik een groenbestemming krijgen om deze groene long te behouden. o Voorliggend RUP betreft een overdruk-RUP die slechts een uitspraak doet over de bebouwing en meer bepaald over hoeveel bouw- en woonlagen er hiervoor maximaal mogelijk zijn. Over de grond-of basisbestemming wordt geen uitspraak gedaan.

- Men vraagt ook om in de voorschriften en op plan behoud waardevolle bebouwing en open of groene ruimte te verankeren. o Zie voorgaande opmerkingen: dit betreft een RUP in overdruk dat enkel het maximaal aantal bouw- en woonlagen aanpakt en een commerciële laag toelaat.

 Volgens OE zijn in de huidige vorm milieueffecten mogelijk voor deze discipline. Bij de verdere uitwerking zullen de standpunten hierrond verduidelijkt worden en waar nodig rekening gehouden worden met de afstemming op onroerend erfgoed.

AGENTSCHAP WONEN VLAANDEREN - Geen advies

GEMEENTELIJKE COMMISSIE VOOR RUIMTELIJKE ORDENING - De GECORO ondersteund het concept van de verschillende ringen waarbij de doelstelling kernversterking en commercieel versterken van de kern onderschreven wordt.

- Dit RUP past in het GRS. Echter is in het GRS opgenomen dat dit ook Sint-Martens-Lennik ook bevatten, dit is een gemist kans. Omdat ook daar verschillende ontwikkelingen aan de gang zijn is een duidelijk kader en een afbakening van het aantal bouwlagen wenselijk. SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

o Initieel was deze zone in het RUP betrokken maar hiervan is afstand genomen omdat deze kern niet gelegen is in woongebied. Bovendien wenst de gemeente het landelijke karakter van deze kern te behouden en hier geen kernversterking of kernverdichting te stimuleren.

- De kaart met de afbakening kan nog aangepast op een aantal zaken zoals het verfijnen van de contour tot enkel woongebied, tuinzone tot max. 50m opnemen. De kern lijkt overgenomen in het reglement voor terrassen, dit is voor de GECORO echter niet de beste omschrijving. o De contouren worden verder verfijnt zoals aangegeven. De drie zones zullen geëvalueerd worden aan de hand van de adviezen en verder aangepast en onderbouwd.

- Er wordt voorgesteld te vertrekken vanuit het concept winkelbeleving. Doel moet zijn de kernzone logisch af te bakenen en de mensen graag naar Lennik laten komen winkelen. Hierbij is veiligheid van de voetgangers (voetpaden), nabijgelegen parking (dus waarom zone Masiusplein niet meenemen), … De Algoetstraat scoort niet goed op voorgaande punten, dan is de verbinding tussen het Masiusplein en de markt een betere kandidaat om deze functie te vervullen. o Zie voorgaande opmerking

- De definitie van handel voldoende duidelijk en breed stellen. ‘diensten en vrije beroepen kunnen ook bijdragen tot de nodige trafiek en kruisbestuiving tussen horeca en winkels’. o Dit zal verder bekeken worden.

- Risico op verplichten commerciële laag: wat indien deze zaken leeg zouden komen te staan? o Om dit te vermijden is de zone waarin een verplichte commerciële laag aanwezig is relatief te beperkt in grootte, doch groot genoeg om een voldoende groot aanbod aan handelspanden te hebben. Hierdoor wordt de huurprijs van deze panden onder controle gehouden en is de financiële haalbaarheid van dergelijke activiteit hoger. Door dit te verplichten wil de gemeente ook juist de levendigheid van de handelskern behouden en verder stimuleren. Om leegstand te vermijden zijn ook flankerend maatregelen nodig, dit is niet louter afhankelijk van de bestemming. Hier wordt gedacht aan leegstandbelasting, premies, pop-up’s ondersteunen,…

- De evolutie in mobiliteit naar meer (elektrische)fietsen en scooters moet meegenomen worden in het uittekenen van de zones en inrichting van de parkeerzones. o Kernversterking, de belangrijkste doelstelling van dit RUP is inderdaad onlosmakend verbonden met mobiliteit. Dit is echter moeilijk vast te leggen in een overdruk-RUP. Dit vraagt een aangepast onderzoek en aangepaste maatregelen in het kader van het mobiliteitsplan.

- Een gedeelte van de GECORO stelt dat een voorschrift met kroonlijsthoogtes beter zou zijn. o Door over lagen te spreken en niet over hoogtes wordt vermeden dat duplexen en andere niet-passende constructies worden toegepast. Indien de grondbestemming zou wijzigen en er meer uitspraken worden gedaan rond het uitzicht en volume van de bebouwing kan wel een kroonlijsthoogte worden opgenomen.

- De kwaliteit van de omgeving rond de markt bewaren, rekening houdend met de erfgoedpanden die nu twee lagen + een dak bevatten. In deze kern zou men niet 4 bouwlagen met een plat dak voorstellen maar er bij een plat dak voor zorgen dat de 45° regel gerespecteerd wordt: de bovenste laag achteruit laten wijken om zo binnen het gabarit van een hellend dak te passen. o Deze opmerking is waardevol en zal verder meegenomen worden.

- De definitie woonlaag en bouwlaag voldoende duidelijk stellen meer bepaald rond de duplexen. De GECORO stelt dat 3 bouwlagen en een hellend dak niet mag leiden tot 5 woonlagen. o Dat is inderdaad niet de bedoeling, er zal voldoende aandacht geschonken worden aan de definiëring.

76 SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

GEWESTELIJKE MAATSCHAPPIJ VOOR VOLKSHUISVESTING - Er is in Lennik een grote behoefte aan sociale woningen en ook het Bindend Sociaal Objectief werd door de gemeente niet gehaald. - Dit RUP kan bijdragen aan een inhaalbeweging van het aantal sociale woningen. - Voor sociale woningen vraagt men een uitzondering waarbij de commerciële laag ook kan vervangen worden door een extra woonlaag waar ook parkeren is toegelaten. Zij formuleren een motivering rond een goede sociale mix, de grondprijs die zal stijgen waardoor sociale huisvestingsmaatschappijen deze gronden niet meer kan kopen, gemiddeld aantal wagens voor sociale woningen is lager dan andere, ondergronds perkaren is onbetaalbaar voor sociale woningen,… o De plangroep heeft dit aspect besproken en beslist om parkeren op het gelijkvloers niet toe te laten. De gemeente wil de straten levendig houden en voldoende beeldkwaliteit nastreven.

DEPARTEMENT LANDBOUW EN VISSERIJ - Deels gunstig, deels ongunstig omdat op een aantal plaatsen agrarisch gebied of herbevestigd agrarisch gebied binnen de afbakening is opgenomen. Er worden 8 verschillende locaties aangehaald waar deze afbakening in deze gebieden snijden. Op bepaalde locaties heeft men geen bewaar, op andere locaties is er beroepsmatig gebruik en is een herbestemming naar wonen niet wenselijk. o Dit RUP bevat geen herbestemming van de grondbestemming. Dit is een overdruk-RUP, van toepassing op de (toekomstig op te richten) bebouwing in deze zone. In een landbouwgebied zou dit overdruk-RUP niet uitgevoerd kunnen worden. De contour uit de startnota zal in de scopingsnota verder verfijnt worden tot louter woongebied waardoor geen landbouwgebieden geraakt zullen worden en verwarring wordt vermeden.

- Indien bijkomende bebouwing of verharding in het kerngebied gerealiseerd wordt, moet ook de eventueel vereist compensatie voor het rooien van bomen of andere groen, voor ruimte voor water en voor groenbuffering binnen het kerngebied gebeuren en mag ze niet op agrarisch gebied afgewenteld worden. o Hiervoor dient de betreffende regelgeving gevolgd te worden.

10.2 Inspraakreacties van het publiek tijdens terinzagelegging Tijdens de participatieperiode werd een infomarkt georganiseerd. Het verslag hiervan is ter beschikking gesteld. Er werden enkele reacties, vragen en suggesties gegeven met betrekking op het plan. Deze reacties waren niet cruciaal voor het plan, met uitzondering van de opmerking op de plangrens volledig gelijk met de gewestplangrens te laten verlopen. Daarnaast waren er een aantal inhoudelijke suggesties, die gelijklopend zijn met de schriftelijke reacties (zie hieronder). In het kader van de participatieronde werd de startnota en procesnota beschikbaar gesteld. Volgende schriftelijke reacties worden bezorgd: REACTIE 1: - Ruimtelijk beleid van de gemeente: Waarom is dit RUP noodzakelijk voor kern Sint-Kwintens-Lennik en niet voor andere kernen in Lennik? De woonbehoefte zoals opgenomen in de nota kan niet getorst te worden door deze kern alleen. Ook de SWOT-analyse is te relativeren, de zwakke punten en bedreigingen lijkt door dit RUP niet geremedieerd te kunnen worden. • Dit RUP is enkel van toepassing op woongebied, in de andere kernen zoals die van Sint- Martens-Lennik is dit niet aanwezig op het gewestplan zoals vandaag van toepassing is. De woonbehoefte dient niet rechtstreeks opgelost te worden door dit RUP alleen. Dit RUP draagt er toe bij dat er voldoende mogelijkheden tot wonen in de kern gecreëerd worden. Dit past binnen het (hoger) beleid dat kernen in landelijke gebied een belangrijke functie hebben te vervullen naar kernversterking en op deze manier de open landschappelijke verder gespaard blijft van versnippering. SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

- Bodembestemming: Dit RUP is enkel geldig in de woongebieden. Dit moet zeer formeel gesteld worden om misvatting te vermijden. Dit RUP zal als instrument gebruikt worden voor de beoordeling van stedenbouwkundige vergunningsaanvragen: enkel ter toetsing van bouwlagen en woonlagen? • Dit zal duidelijk gesteld worden in de nota. Dit RUP is inderdaad mede aan instrument ter beoordeling van aanvragen. - Afbakening plangebied: De markt wordt als middelpunt genomen terwijl dit een hectisch plaats is met parking en veel doorgaand (zwaar) verkeer, wat moeilijk verenigbaar is met een ‘terrasjes’ markt waarop het aangenaam winkelen is. De perimeter van 500m is nogal arbitrair en komt niet overeen met de grillige contouren van het afgebakende RUP. • 500m wordt gezien als een aanvaardbare loopafstand tot kernfuncties. In de praktijk werd echter eerder uitgegaan van de zone voor wonen in het gewestplan. Dit wordt verder verduidelijkt in de nota. - Afbakening bestemmingszones: Straten waar nu al commerciële activiteiten zijn (stuk Fr. Van der Steenstraat,H.Ghijselenstraat,…) zijn niet inbegrepen maar worden wel beschouwd door de gemeente als deel van de handelskern? • De afbakening wordt verder uitgewerkt in de scopingsnota. - Aantal bouw-/woonlagen: Het opleggen/verbieden van niet-woonfunctie binnen het gebied lijkt een maatregel zonder doelstelling, meer nadelen en potentiële problemen (leegstand). Wordt met dit RUP het landelijke karakter van de gemeente definitief opgeofferd (leefkwaliteit)? De impact van dit RUP lijkt niet te onderschatten. Hiermee zal meer nood zijn aan openbaar groen en landschap, fiets- en wandelroutes, voorzieningen, mobiliteitsmaatregelen, parkeermaatregelen,… Het ene gaat niet zonder het andere. • De gemeente zal verder intern overleg plegen rond de te nemen flankerende maatregelen om dit RUP te ondersteunen. Deze thema’s valt niet samen met de specifieke scope van dit RUP.

REACTIE 2: - Jammer dat direct betrokkenen niet op de hoogte zijn • Binnen de procedure van een RUP wordt deze eerste participatieperiode oa. bekend gemaakt van de gemeentelijke website en gemeentelijk infoblad. - Hoe zal de gemeente de veranderingen ondergaan? Steeds groeiende urbanisme? Er zijn vragen bij de betaalbaarheid van vastgoed. • Vandaag zijn er met het gewestplan ook al heel veel mogelijkheden en worden er veel uitzonderingen toegestaan door de onduidelijke regelgeving vandaag. Dit RUP geeft het beleid hierrond weer en moet voor meer duidelijkheid zorgen bij verbouwing of nieuwbouw. - Wat is de nokhoogte van een woonlaag? 9m? • Dit is een waardevolle opmerking, een maximale nokhoogte opleggen kan ervoor zorgen dat er zéér hoge gebouwen komen (hoge bouwlagen). - Een garage of zolder: kan dit ook als woonlaag gezien worden? • Dit is een bouwlaag = woonlaag. - Waarom zijn bepaalde zones dichtbij het centrum niet betrokken? • Deze zijn niet bestemd als woongebied. - Misschien de eerste zone vullen en dan zien. Niet bouwen om te bouwen. • Een fasering is niet wenselijk. Dit RUP is geen instrument om rechtstreeks meer woningen te voorzien. Dit RUP moet een duidelijk beleid weergeven rond de bestaande bouwmogelijkheden zodat bij de vergunningsaanvraag de mogelijkheden naar aantal woonlagen en bouwlagen helder zijn. Er zullen slechts mondjesmaat meer wooneenheden bijkomen, perceel per perceel.

REACTIE 3: - Startnota inhoudelijk te eng: nu worden er reeds 240 wgl gebouwd: doelstelling die geformuleerd wordt: kernversterking stimuleren? Waarom enkel deze kern en niet de andere kernen? o De kernversterking wordt in dit RUP op een onderbouwde manier gestimuleerd, nl door een maximaal aantal bouw- en woonlagen in drie concentrische zones op te leggen, alsook door een commerciële laag in de kern te voorzien. o Deze kern is gelegen in woongebied, dit RUP is een overdruk op het huidige woongebied. De andere kernen zijn niet gelegen in woongebied.

78 SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

- Behoeftebepaling: waarom niet gemeentemonitor 2018 gebruikt? o Dit kan mee verwerkt worden in de scopingsnota. Belangrijk is het stijgende aantal huishoudens. Niet de bevolkingsaantal stijgt, maar wel het aantal huishoudens omdat deze steeds kleiner worden (meer ouderen, minder kinderen/gezin,…). Hiervoor is wel een verdichting in de kern noodzakelijk. - Wat wordt bedoeld met flankerend beleid rond het grote aantal nog beschikbare bouwgronden buiten de kern van Lennik. o Een flankerend beleid moet ervoor zorgen dat nieuwe woningen in de kern worden voorzien, en niet buiten de kern worden opgetrokken. De manier waarop dit gerealiseerd kan worden nog verder dient onderzocht te worden. Vandaag wordt op Vlaams beleidsniveau gedacht aan grondenruil en dergelijke meer. - De afbakening komt niet overeen met het woongebied in het gewestplan. (enkele locaties aangegeven in reactie) o De plancontour dient verder verfijnt te worden in de scopinsnota. - Plancompensaties door bestemmingswijzigingen in het RUP, al dan niet onder de vorm van flankerend beleid? o Dit is een overdruk-RUP die geen bestemmingswijziging zal inhouden. Plancompensaties zijn dus niet van toepassing - Een ‘kleine wijziging van een bestaand plan’: wat wordt onder deze wijzigingen verstaan? o Een kleine wijziging houdt voor dit RUP in dat het aantal bouw- en woonlagen die maximaal mogelijk zijn vastgelegd zal worden alsook een commerciële laag wordt vastgelegd of voorzien in de binnenste twee zones. - Dit RUP zal een grote impact hebben op de luchtkwaliteit. Er kunnen ook ‘streetcanyons’ ontstaan door het verhogen van het aantal lagen. Geen reden voor MER-screening? o Vandaag zijn er reeds heel wat uitzonderingen op het gewestplan toegestaan als gevolg van interpretatieverschillen. Hierdoor zijn er al verschillende gebouwen met bv. 4 bouwlagen. Dit RUP structureert de zones waar hoger of lager kan gebouwd worden in aantal lagen waardoor de ruimtelijke kwaliteit verhoogd en meer duidelijkheid rond de bouwmogelijkheden ontstaan. o Vandaag is er een zeer goed luchtkwaliteit in Lennik. De impact op de luchtkwaliteit afkomstig van het verkeer zal ook een positief effect hebben. Doordat meer mensen in de kern van Sint- Kwintens-Lennik wonen zullen er minder verplaatsing met de wagen moeten gebeuren. Voorzieningen zijn namelijk dichterbij en kunnen te voet of met de fiets bereikt worden. - Visienota Ruimte Vlaams-Brabant: Dit RUP bevat geen heroriëntatie rond woonalternatieven zoals zorgwonen, kangoeroewonen, woningdelen,… Valt hoogbouw te rijmen met het landelijke karakter van Lennik? o Alternatieve woonvormen zoals hier opgesomd hoeven geen bestemmingswijziging. Vandaag kan ook een kangoeroewoning of dergelijke voorzien worden in een woongebied (gewestplan). Dit RUP behandeld enkel een ruimtelijk thema, nl. het aantal woon- en bouwlagen en bevat een commerciële laag om de kernversterking te stimuleren. o Het maximum dat in dit RUP mogelijk is, zijn vier bouwlagen. Dit aantal is reeds op verschillende plaatsen in en rond de kern aanwezig en kan moeilijk hoogbouw genoemd worden (hoogbouw is hoger dan 25m). Dit betreft tevens een kleine zone rond de markt. o Waar dan wel de kern versterken? Dit is niet alleen een taak van de (grote) steden maar ook van de (goed uitgeruste en bereikbare) dorpskernen in buitengebied zoals Sint-Kwintens- Lennik. REACTIE 4: - Afbakening RUP slechts één perimeter: huidige woongebied van het “verstedelijke gedeelte” van de dorpskern. o De afbakening wordt in de scopingsnota verdere gedetailleerd en onderbouwd. - Binnen afbakening: 3 bouwlagen + dakvolume behouden uit het gewestplan. 3e verdieping in dakvolume opnemen en dakuitbouwen. Uitbreiding van bouwvolumes in landelijke dorpskern niet wenselijk. Doelstelling zou moeten zijn dat bouwvolumes optimaal kunnen ‘ingebreid’ worden met bijkomende woonlaag (3e of 4e woonlaag) zonder gebouwen hoger/groter te maken. Gelijkvloerse laag zou een commercieel of vrij beroep kunnen bevatten of als (auto)bergplaats dienen. o De gemeente wenst meerdere woonlagen in een dakvolume, duplexen, ter vermijden gezien het gebrek aan ruimtelijke kwaliteit hiervan. De huidige context waarbij men op de kernen moet inzetten naar wonen en voorzieningen, zou het voorzien van 3 bouw- en woonlagen tekort schieten aan deze doelstelling. o Het voorzien van (auto)bergplaatsen op een gelijkvloers in een dorpskern maakt dat de straten ‘leeg’ en ‘levensloos’ lijken. Door het voorzien van een commerciële laag (wat allerhande functies kunnen zijn, ook vrije beroepen) wordt de straat levendig en wordt het aantrekkelijker om in de kern te flaneren en te winkelen. SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

- Een commercieel gelijkvloers verplichten is niet ongevaarlijke en kan een compleet averechts effect hebben. Een dorpskern is een organisch gegeven, dat veranderd naar tijd en omgeving. o De zone waar verplicht een commercieel gelijkvloers opgenomen wordt is zeer beperkt en bevat een zone die vandaag deze functies reeds grotendeels bevat. Kernversterking houdt oa. het voorzien van verschillende voorzieningen in, niet alleen winkels, ook vrije beroepen en dergelijke. Op deze manier willen mensen graag in een dorpskern (komen) wonen; alle voorzieningen zijn namelijk met de fiets of te voet te bereiken. - In het GRS is de uitbreiding van bouwvolumes niet opgenomen, wel werd een oplossing voorzien voor het optimaal invullen van bouwvolumes. Hierdoor vermijdt men de feitelijke verplichting om een commercieel gelijkvloers te voorzien op plaatsen waar dit niet aanwezen is en waar dit de optimale invullingen met woningen bemoeilijkt. o Door het voorzien van voldoende woonlagen boven deze commerciële laag wordt vermeden dat een woonfunctie bemoeilijkt wordt.

REACTIE 5: - Zijn eigenaars van percelen gelegen in woonuitbreidingsgebied aan Veldstraat. Met oog op toekomstige exploitatie van deze percelen is het aantal bouw- en woonlagen relevant. Deze ligt in de derde concentrische zone: woonkern, waar ingezet wordt op wonen. De eigenaars wensen binnen de afgebakende zone zoals in de startnota opgenomen te blijven. ‘Het niet opnemen van bestaande woonuitbreidingsgebieden gelegen in het onmiddellijke centrum van de gemeente in het betreffende RUP zou namelijk de woongelegenheid van toekomstige generaties structureel hypothekeren. o De contour zoals in de startnota opgenomen zal in de verdere procedure van het RUP verfijnt worden, nl. de exacte grenzen van het woongebied volgen. Het RUP Bouw- en woonlagen heeft niet de intentie uitspraken te doen over woonuitbreidingsgebied of waar welke woongelegenheden kunnen opgericht worden. Dit RUP is een overdruk-RUP van toepassing op gebouwen gelegen in woongebied en houdt geen bestemmingswijziging of geeft geen aanleiding tot het aansnijden van woonuitbreidingsgebied.

REACTIE 6: - Kan zich in globe vinden in doelstelling inzake kernverdichting maar er is een gebrek aan duidelijke visie en planomkadering. - Afbakening plangebied: motivering ontbreekt waarom enkel Sint-Kwintens-Lennik in het RUP is opgenomen. Precieze ruimtelijke afbakening roept vragen op, bv. deel woonuitbreidings- en reservegebied meegenomen, waarom gebied die ‘biologisch waardevol’ zijn mee vervat zitten in RUP. o De concrete afbakening wordt in de scopingsnota verder uitgewerkt. De contour zal enkel woongebied bevatten waar de gemeente meer helderheid wenst te scheppen rond de voorschriften rond bouw- en woonlagen uit het gewestplan.

- Inhoudelijke visie kernontwikkeling: vraag naar overkoepelende visie waar naartoe met de ruimtelijke ontwikkeling van het kerngebied. Waarom toekomstvisie marktplein en omliggende open ruimte niet opgenomen? Meer woonlagen zullen leiden tot meer mobiliteitsdruk: gemeente dringt om na te denken over creatie parkeerruimte of alternatieve vervoersmodi. Vraag naar meer concrete richtlijnen rond precieze invulling kernverdichting (doelstelling RUP). Dit RUP moet kaderen binnen een ruimere visie op woonkwaliteit en duurzame ruimtelijke ordening binnen het kerngebied. Vandaag zweeft het RUP deels in het ijle. o Concrete zaken rond kernverdichting is moeilijk vast te leggen in een overdruk-RUP. Dit vraagt een aangepast onderzoek en aangepaste maatregelen in het kader van het mobiliteitsplan en herziening ruimtelijk structuurplan.

- Timing RUP: vraag naar meer tijd voor reflectie en effectieve burgerparticipatie. RUP laten voorafgaan door actualisering ruimtelijke structuurplan van de gemeente (beleidsplan ruimte). Dit lijkt een beter instrument te vormen om het debat rond levenskwaliteit en kernverdichting binnen de gemeente te lanceren. De uitkomst van dit maatschappelijk debat zou dan kunnen worden doorvertaald in het nieuwe gemeentelijke ruimtelijk beleidsplan waarna een RUP voor de kerngebied verder vorm zou kunnen geven aan de vastgestelde beleidskeuzes.

80 SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

o Men wil dit RUP niet verzwaren door hier andere thema’s aan te koppelen. Een kwalitatieve kernversterking is een taak die stap voor stap vervuld moet worden, dit RUP is er één stap van.

- Actuele cijfers rond woonbehoefte opnemen om het debat correct te kunnen voeren en de prioriteit van dit RUP aan te tonen. o Deze cijfers zullen geactualiseerd worden in de scopingsnota.

- Waarom een geïntegreerd milieueffectenonderzoek meteen uitsluiten? Volgt motivering niet dat dit RUP op lokaal niveau werkt en slechts een kleine wijziging inhoudt. Dit omdat het een groot gebeid van 50ha bevat die minstens inzake mobiliteit aanzienlijke effecten genereerd. Ook verwijst de noodzaak naar bijkomend flankerend beleid niet naar een ‘beperkte ingreep’. Er dient een volwaardige milieueffectenonderzoek gevoerd te worden. o De beslissing van de dienst mer of er een MER nodig is zal genomen worden naar aanleiding van de scopingsnota. In deze scopingsnota wordt de visie verder uitgewerkt alsook het screeningsgedeelte van de nota.

- Wat wordt bedoeld met een flankerend beleid. o Naast dit RUP zal de gemeente nog verder inspanningen leveren rond mobiliteit en groene ruimte en dergelijke om tot een compleet ruimtelijk beleid te komen rond kernversterking. Dit is voor een later beleid.

- Het was beter geweest om het RUP in te zetten op een ruimere doelstelling inzake ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid. Dit RUP heeft een ter beperkte scope, beter samen laten sporen met vergroening van de openbare ruimte in en rond het centrum. Men vraagt aandacht te schenken aan de uitwerking van een groenplan voor de kern van Lennik. o Dit RUP wenst twee concrete zaken te doen: helderheid scheppen in het aantal woon- en bouwlagen en de commerciële functies in de kern ondersteunen. Andere thema’s zullen via andere wegen worden behandeld.

SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

11 BRONVERMELDING

Dataset Bronvermelding

Gewestplan(nen) WMS Raadpleegdienst AGIV, opzoeking 23/10/2018

Gewestelijke ruimtelijke WMS Raadpleegdienst AGIV, opzoeking 23/10/2018 uitvoeringsplannen Vlaamse overheid – Voorlopig en definitief goedgekeurde gewestelijke RUPs, opzoeking 23/10/2018

Provinciale ruimtelijke uitvoeringsplannen Provincie Vlaams-Brabant – Provinciale RUPs, opzoeking 23/10/2018

Algemene plannen van aanleg Vlaamse overheid, departement RWO – Plannen van aanleg, gescand, gegeorefereerd (AGIV-product), toestand 01/01/2002

Bijzondere plannen van aanleg Gemeente Lennik – BPA’s, opzoeking 22/04/2016

Gemeentelijke ruimtelijke Gemeente Lennik – BPA’s, opzoeking 22/04/2016 uitvoeringsplannen

Bodemvervuiling WMS Mercator Publieke View Service, opzoeking 22/04/2016

Gebieden met recht van voorkoop WMS Raadpleegdienst AGIV, opzoeking 23/10/2018

Herbevestigde Agrarische Gebieden WMS Mercator Publieke View Service, opzoeking 23/10/2018 (HAG)

Ruilverkaveling / landinrichting / WMS Raadpleegdienst AGIV, opzoeking 23/10/2018 natuurinrichting

Vogelrichtlijngebieden WMS Mercator Publieke View Service, opzoeking 23/10/2018

Habitatrichtlijngebieden WMS Mercator Publieke View Service, opzoeking 23/10/2018

Gebieden van het duinendecreet WMS Mercator Publieke View Service, opzoeking 23/10/2018

Ramsar WMS Mercator Publieke View Service, opzoeking 23/10/2018

Gebieden van het Vlaams Ecologisch WMS Mercator Publieke View Service, opzoeking 23/10/2018 Netwerk (VEN)

Vlaamse of erkende natuurreservaten WMS Mercator Publieke View Service, opzoeking 23/10/2018

Bosreservaten WMS Mercator Publieke View Service, opzoeking 23/10/2018

Biologische waarderingskaart (BWK) WMS Mercator Publieke View Service, opzoeking 23/10/2018

Beschermingszones DOV Inspire View Service, opzoeking 23/10/2018 grondwaterwinningen

Bevaarbare en onbevaarbare waterlopen WMS Raadpleegdienst AGIV, opzoeking 23/10/2018

Watertoets WMS Raadpleegdienst AGIV, opzoeking 23/10/2018

Recent overstroomde gebieden (ROG) WMS Raadpleegdienst AGIV, opzoeking 23/10/2018

Risicozones overstromingen WMS Raadpleegdienst AGIV, opzoeking 23/10/2018

Beschermd en vastgesteld erfgoed, WMS Mercator Publieke View Service, opzoeking 23/10/2018 archeologie, beheersplannen

Woningbouw- en vernieuwingsgebieden WMS Raadpleegdienst AGIV, opzoeking 23/10/2018

82 SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

Atlas van de woonuitbreidingsgebieden WMS Mercator Publieke View Service, opzoeking 23/10/2018

Voet- en buurtwegen Provincie Vlaams-Brabant – Atlas voet- en buurtwegen

Bovenlokaal Functioneel Provincie Vlaams-Brabant – Bovenlokaal Functioneel Fietsroutenetwerk, Fietsroutenetwerk opzoeking 22/04/2016

Fietsknooppuntennetwerk WMS Toerisme Vlaanderen, opzoeking 22/04/2016

Gewestwegen Vlaamse overheid, Agentschap Wegen en Verkeer – Gewestwegen, opzoeking 23/10/2018

Spoorwegen NMBS – Netkaart, opzoeking 23/10/2018

Leidingen (Hoogspanningsleidingen, NGI – Topografische kaart 1/10 000 top10-rkl (AGIV-product), 1991-2005 gasleidingen…) Vlaamse overheid – Voorlopig en definitief goedgekeurde gewestelijke RUPs, opzoeking 23/10/2018

Openbaar vervoer WMS Raadpleegdienst AGIV, opzoeking 22/04/2016 De Lijn – Netplannen, opzoeking 22/04/2016 MIVB – Netplannen van Brussel, opzoeking 22/04/2016

Straalverbindingen zendmasten WMS Mercator Publieke View Service – zendantennes, opzoeking 23/10/2018

Stedenbouwkundig vergunde windturbi- WMS Mercator Publieke View Service, opzoeking 23/10/2018 nes

Seveso-inrichtingen WMS Mercator Publieke View Service, opzoeking 23/10/2018

Bedrijventerreinen WMS Mercator Publieke View Service, opzoeking 23/10/2018

Landbouwgebruikspercelen WMS Raadpleegdienst AGIV, opzoeking 2017

Bodemkaart \ Bodemtypes DOV Inspire View Service, opzoeking 23/10/2018

Zoneringsplan WMS stroomgebiedbeheerplannen VMM, opzoeking 22/04/2016

Lucht ATMOSYS Air Quality Modelling System – Anual air quality maps, opzoeking 22/04/2016

Achtergrond Bronvermelding

Topografische kaart 1/10 000 (zwart-wit) NGI – Topografische kaart 1/10 000 top10-rzw, 1991-2005

Topografische kaart 1/10 000 (kleur) NGI – Topografische kaart 1/10 000 top10-rkl (AGIV-product), 1991-2005

Topografische kaart 1/50 000 (kleur) NGI – Topografische kaart 1/50 000 top50-r (AGIV-product), 2001-2007

Topografische kaart 1/100 000 (grijs en NGI – Topografische kaart 1/100 000 (AGIV-product), opname 1986-1990 kleur)

Middenschalige kleurenorthofoto WMS Raadpleegdienst AGIV, opzoeking 23/10/2018

GRB AGIV – Grootschalig Referentie Bestand (AGIV-product), versie 13/05/2016 WMS Raadpleegdienst AGIV, opzoeking 23/10/2018

Stratenplan ESRI Basemap, opzoeking 23/10/2018

SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN

SCOPINGSNOTA RUP BOUWLAGEN EN WOONLAGEN VERWERKING ADVIEZEN EN INSPRAAKREACTIES Versie 1

KLANT Gemeente Lennik

AUTEUR Katrien Schelfhout

PROJECTNUMMER BE0113000770

DATUM december ’18

GECONTROLEERD DOOR Jo Van de Sype Bussiness Develop Manager

Arcadis Belgium nv

City Link 2 Posthofbrug 12 2600 Antwerpen België 02 505 75 00 www.arcadis.com

84