B O D E M K a a R T V a N B E L G I Ë Carte Des Sols De La
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
BODEMKAART VAN BELGIË CARTE DES SOLS DE LA BELGIQUE VERKLARENDE TEKST BI] HET KAARTBLAD TEXTE EXPLICATIF DE LA PLANCHETTE DE SINT-KWINTENS-LENNIK 101 W Uitgegeven onder de auspiciën Édité sous les auspices de van het Instituut tot aanmoedi• l'Institut pour l'encourage• ging van het Wetenschappelijk ment de ia Recherche Scienti• Onderzoek in Nijverheid en fique dans l'Industrie et' l'Agri• Landbouw (I. W. O. N. L.) culture (I. R. S. I. A.) 1957 [il,',:..:.;'. VERKLARENDE TEKST BIJ DE BODEMKAART VAN BELGIË TEXTE EXPLICATIF DE LA CARTE DES SOLS DE LA BELGIQUE BODEMKAART VAN BELGIË CARTE DES SOLS DE LA BELGIQUE VERKLARENDE TEKST BIJ HET KAARTBLAD TEXTE EXPLICATIF DE LA PLANCHETTE DE SINT-KWINTENS-LENNIK 101 W Uitgegeven onder de auspiciën Édité sous les auspices de van het Instituut tot aanmoedi- l'Institut pour l'encourage• giug van het Wetenschappelijk ment de la Recherciie Scienti• Onderzoek in Nijverheid en fique dans l'Industrie et l'Agri- Landbouw (I. W. O. N. L.) cuiture (I. R. S. I. A.) 1957 De publikaties van het COMITÉ VOOR HET OPNEMEN VAN DE BODEMKAART EN DE VEGETATIEKAART , VAN BELGIË behelzen : — kaartbladen, schaal 1: 20 000 — verklarende teksten bij de kaartbladen — verhandelingen over de bodem- en de vegetatiegesteldheid van de natuurlijke streken van België. Les publications du COMITÉ POUR L'ÉTABLISSEMENT DE LA CARTE DES SOLS ET DE LA VÉGÉTATION DE LA BELGIQUE comportent : — des planchettes à l'échelle du 1/20 000'^ — des textes explicatifs des planchettes — des mémoires sur la constitution des sols et de la végéta• tion des régions naturelles de la- Belgique. BODEMKAARTVAN BELGIË CARTE DES SOLS DE LA BELGIQUE 86 E 87W 87 E 100 E 101 £ 115W 115 E VERKLARENDE TEKST BIJ HET KAARTBLAD TEXTE EXPLICATIF DE LA PLANCHETTE DE SINT-KWINTENS-LENNIK 101 W door — par A. LOUIS Centrum voor Bodemkartering Centre de Cartographie des Sols Dir. R. TAVERNIER INHOUDSOPGAVE *Blz. Inleiding 9 I. FYSIOGRAFISCHE BESCHRIJVING VAN HET GEBIED 10 A. Topografie en hydrografie 10 B. Geologische opbouw 13 C. Landschapsbeeld ...... 15 D. Klimaat 15 II. BODEMGESTELDHEID EN LANDBOUW . 15 A. Lithologie van de bodemvormende sedimenten 15 B. Waterhuishouding ...... 18 C. Bodemgenese 20 D. Bodemklassifikatiesysteem . " . 22 E. Beschrijving der bodemeenheden en hun land- bouweigenschappen 27 III. ALGEMENE BESCHOUWINGEN .... 56 A. Landbouwkundig bodemgebruik ... 56 B. Gegevens over menselijke aardrijkskunde . 59 C. Besluiten op landbouwkundig gebied . 61 Bibliografie 65 Legende .65 Résumé . 70 VERKLARENDE TEKST BIJ HET KAARTBLAD SINT-KWINTENS-LENNIK 101 W INLEIDING Het gekarteerd gebied (8000 ha) behoort tot de Brabantse Leemstreek. Regionaal beschouwd maakt het kaartblad deel uit van het « Payottenland » met uitzondering van het uiterst zuidelijk deel dat reeds tot «Klein Waals Brabant» wordt gerekend. De gemeenten Leerbeek en Elingen liggen geheel op het kaartblad. De kom en een groot gedeelte van de gemeen• ten O.-L.-V.-Lombeek, Sint-Kwintens-Lennik, Sint-Martens- Lennik, Gaasbeek, Sint-Laureins-Berehem, Pepingen, Beert, Bellingen, Bogaarden, Heïkruis, Herfelingen, Kester en Gooik liggen binnen het kaartblad. Navermelde gemeenten, waarvan de kom op een aangren• zend kaartblad voorkomt, liggen gedeeltelijk op het kaartblad Sint-Kwintens-Lennik : Oetingen (kaartblad Denderwindeke 100 E), Pamel (kaartblad Ninove 86 E), Oudenaken en Halle (kaartblad Halle 101 E). Al deze gemeenten hebben een uitgesproken agrarisch ka• rakter; Gaasbeek, met zijn vermaard kasteel, is een toeristisch middelpunt van deze streek. De staatsbaan Halle-Ninove en de provinciale baan Asse- Edingen, die doorheen het kaartblad lopen, kruisen elkander te Leerbeek. Geen enkele spoorlijn doorsnijdt het gebied; buurtspoor• wegen en autobusdiensten verzekeren de verbinding tussen de meeste dorpen en de voornaamste nabijgelegen steden (Brussel, Ninove, Halle, Edingen). Het kaartblad werd gekarteerd tijdens de periode van maart tot augustus 1954 door de karteerders T. De Cock, A. Ghilain en P. Wouters, met een dichtheid van ongeveer twee boringen per ha. De bodemprofielen werden bestudeerd tot op een diepte van 125 cm. i • « In de loop van de maand november 1954 werden een syste• matisch profielohderzoek en bemonstering der voornaamste 10 bodemtypen uitgevoerd door Ing. F. Appelmans. Ongeveer 300 grondmonsters, afkomstig van 52 profielen, werden ontleed in het Laboratorium voor Grondonderzoek aan de Rijkslandbouw• hogeschool te Gent, onder leiding van Directeur Prof. Dr. L. De Leenheer. De analysecijfers verwerkt in deze tekst zijn ontleend aan de gegevens van voornoemd laboratoriimi. Prof. Dr. L. De Leenheer en Ing. F. Appelmans verleenden tevens him medewerking bij de interpretatie van de analyseresultaten, het aanduiden van enkele morfologische kenmerken en de landbouwkundige beoordeling van bepaalde bodemtypen. >(1) I. FYSIOGRAFISCHE BESCHRIJVING VAN HET GEBIED A. TOPOGRAFIE EN HYDROGRAFIE Het algemeen topografisch oppervlak van het gebied stijgt zeer onregelmatig vanaf de Zuunbeekvallei in noordwestelijke richting en bereikt een hoogte van 92 m in de noordwestelijke hoek op liet grondgebied van de gemeente Pamel. Ten zuiden van genoemde vallei verheft het landschap zich tussen Beert en Bellingen-dorp en bereikt een hoogte van 77 m op de Katte- molen. De hoogste punten (meer dan 70 m) van het gebied liggen op een reeks heuvelruggen en heuveltoppen, die de water• scheidingslijn uitmaken tussen het verzamelgebied van de Zenne en dit van de Dender. Deze lijn loopt vanaf de zuid• westelijke hoek van het kaartblad door het dorp van Herfe- lingen, buigt dan om langs het gehucht Vier Bergen (82 m) en de Kesterheide (111 m) en loopt vervolgens in noord• oostelijke richting langs de steenweg Asse-Edingen naar de Zavelberg (79 m), vandaar langs het gehucht Opperbuizingen (80 m) naar de Tomberg (85 m). Het hoogste punt (111,5 m) ligt op de heuveltop van de Kesterheide, ten westen van Leer- beek-dörp, langs de steenweg Halle-Ninove. De laagste punten (beneden 30 m) worden aangetroffen langs de zuider- en noordergrens van de gemeente Oudenaken, waar de Zuunbeek en een van haar bijbefcen het kaartblad (1) Tekst medegedeeld door Prof. Dr L, De Leenheer. •11 verlaten, alsook op het grondgebied van Gooik, nabij de Molen• beek, -ibx ' De hoofdtrekken van het reliëf worden bepaald door de geo• logische opbouw van de ondergrond : ieperiaans zand op de afgeronde heuveltoppen en belangrijke opwelvingen, iepe- riaanse klei op de steile hellingen. Lokaal wordt het reliëf geaccentueerd door diep uitgeholde wegen en kleine taluds langs de perceelskanten. Het landschap vertoont in het algemeen een golvend reliëf. Het wordt gekenmerkt door een opeenvolging van lang• gerekte, doorgaans in zuidwest-noordoostrichting lopende ruggen, gescheiden door talrijke depressies of beekvalleien, die veelal begrensd zijn door een kleine steilrand. De belangrijke vallei van de Zuunbeek, plaatselijk tamelijk breed, zoals aan de Beringenvijvers, tekent zich duidelijk af in dit landschap. De plaatsen met een ster^ golvend reliëf beperken zich tot enkele steile, ingesneden hellingen, zoals op het westelijk deel van Gaasbeek en Sint-Laureins-Berchem. Het landschap is enkel heuvelig in het sterk versneden gebied rond de Kesterheide. Dit gebied bestaat uit een hoge tertiaire heuvel, die langs de westzijde door drie smalle, kleine dalen diep wordt ingesneden. Plaatselijk hebben de steile hel• lingen van deze heuveltop een terrasvormig verloop door het optreden van verschillende steilrandjes. Het hydrografisch net is tamelijk dicht wegens het ondoor- latend kleiig substraat (ieperiaanse klei) in de laag liggende delen (beneden 55 m). De belangrijkste beken zijn afgebeeld op fig. 1, blz. 12. De Zuunbeek, waarvan verschillende vertak• kingen op het kaartblad ontspringen, is de voornaamste water• loop. Ze vloeit in zuidwest-noordoostrichting naar de Zenne. De talrijke, plaatselijk diep ingesneden zijdalen van deze beek zijn veelal asymmetrisch (steile naar het zuidwesten gerichte hellingen, kenmerkend o.a. voor de Molenbeek te Gaasbeek en voor de Vosbeek te Pepingen). Loodrecht op de zijbeken lopen sekundaire beekjes of zwakke depressies, die vooral in het cen• traal gedeelte van het kaartblad het typisch verloop bepalen van hogervermelde (leem)ruggen. In het noordwesten voeren 12 Fig. 1. de beken en zijbeken het overtollig water af naar de Dender. De zuidnoord georiënteerde beekdalen, vertonen eveneens een asymmetrisch verloop (typisch o.a. voor de Hunselbeek). B. GEOLOGISCHE OPBOUW De geologische formaties, die van rechtstreeks belang zijn voor de bodemgesteldheid, zijn van jong naar oud : KWARTAIR(l) Holoceen — Recent helUngscoUuvium (verspoeld leem). — Alluviale sedimenten van de voornaamste beken (alm). Pleistoceen — Boven Pleistoceen : niveo-eolisch leem (Q3) uit het laatste IJstijdperk (Würmglaciaal), plaatselijk bedekt met,;jongere afzettingen (colluvium) of vermengd met tertiaire sedi• menten. — Residuair puin (basisgrint), hoofdzakelijk bestaand uit vuursteenkeien en zandsteenfragmenten. TERTIAIR Het tertiair substraat bestaat uit verschillende zandige en kleiige, nagenoeg horizontale sedimentaire formaties, die plaat• selijk aan het oppervlak liggen. Het Diestiaan, Assiaan en Lediaan komen slechts voor op een zeer kleine oppervlakte (heuveltop van de Kesterheide). Het Paniseliaan vormt de ondergrond in het noordwesteÜjk en uiterst noordelijk deel. Het leperiaan vormt verreweg de belangrijkste tertiaire etage. Plioceen: Diestiaan : grintachtig glauconietzand, aan het oppervlak verweerd tot roodgeel zand, mét ijzerrijke zandstenen