De Amsterdamse Jaren Van Willem Kloos: Deel I (1859-1888)
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
UvA-DARE (Digital Academic Repository) De Amsterdamse jaren van Willem Kloos: Deel I (1859-1888) Janzen, J.W.P. Publication date 2013 Link to publication Citation for published version (APA): Janzen, J. W. P. (2013). De Amsterdamse jaren van Willem Kloos: Deel I (1859-1888). General rights It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Disclaimer/Complaints regulations If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You will be contacted as soon as possible. UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (https://dare.uva.nl) Download date:27 Sep 2021 321 18 Kloos en Verwey: een vriendschap De zomer van 1888 brachten Kloos en Verwey aan zee door. Verwey had kamers gehuurd in Katwijk in de Voorstraat, vlak bij het strand. Na deze vakantie kwam een eind aan de vriendschap van zeven jaar, waarbinnen de mentor in steeds ruimere mate afhankelijk werd van de discipel. In de jaren waarin zij veelvuldig met elkaar omgingen, waren er wel de nodige ergernissen geweest. Zo stoorde Verwey zich aan de periodieke lethargie van Kloos, die zich op zijn beurt kon ergeren aan de in zijn ogen soms niet-aflatende ijver en nauwgezetheid van Verwey, maar dit bracht hun vriendschap niet in gevaar. Toen Verwey zich verloofde met Kitty van Vloten, kon Kloos dat absoluut niet verdragen. Hij werd wanhopig en suïcidaal. De vriendschap ontaardde in een vijandschap die zo ver ging, dat Kloos Verwey in 1889, zoals in het vervolgdeel wordt beschreven, uit de kringen van De Nieuwe Gids verdreef. 18.1 Albert Verwey: een ijverige scholier De anekdote wil dat Albert Verwey, leerling van de Amsterdamse Hogere Burgerschool waar ook Perk, Van der Goes en Kloos hun opleiding hadden gevolgd, zijn docent Doorenbos een door hem geschreven gedicht ‘Ruth’ liet lezen. Verwey was er in de kerstvakantie van 1880 mee begonnen en had het in september 1881 voltooid. De volledige titel luidde: ‘Ruth, een dramatische dichtproeve’, geschreven in drie bedrijven. Verwey, zoveel was wel duidelijk, had dichterlijke aspiraties. Doorenbos gaf Verweys ‘Ruth’ door aan Van der Goes, zijn oud- pupil en lid van Doorenbos’ studiegroep. Daarop vroeg Van der Goes de scholier begin november 1881, een week na Perks dood, bij hem thuis. Verwey las bij die gelegenheid enige christelijk geïnspireerde gedichten voor die hij zelf geschreven had. ‘Van der Goes die in alles een heer was, liet de hoogst ongeoefende voordracht van die poëem geduldig langs zich gaan,’ herinnerde Verwey zich later. Toch herkende Van der Goes, zelf geen dichter, iets aardigs in de poëzie en sprak erover met Kloos, die de jongeman vervolgens uitnodigde voor een bezoek op zijn kamer in de Gerard Doustraat.1132 Dat bezoek wordt algemeen gezien als het begin van een hechte vriendschap tussen de dan 22-jarige student en de 16-jarige scholier. De eerste schriftelijke bewijzen van hun vriendschap dateren van anderhalve maand na de dood van Perk. Verwey was langs Kloos’ kamer gekomen, maar trof hem niet thuis, waarop Kloos hem met een kort berichtje uitnodigde: Waarde Heer! Tot mijn spijt vernam ik zoo even uit uw briefkaart, dat ge mij niet thuis hebt getroffen. Ook over Woensdag en Donderdagavond kan ik niet beschikken. Doch Vrijdag, ben ik stellig den geheelen avond tehuis en zal u dan, na ½ zeven, met groot genoegen bij mij zien. tt. Willem Kloos 13 Dec 1881 1132 Zie Uyldert 1948, p. 71-72. Wanneer Kloos in zijn latere kronieken over zijn kennismaking met Verwey schreef, vermeldde hij de rol van Van der Goes niet. Zie: Kloos 1971, p. 121 e.v. 322 P.S. Zaterdagavond is ook goed, doch laat u het mij dan s.v.p. vooraf even weten.1133 Kloos en Verwey voelden zich tot elkaar aangetrokken door hun liefde voor de poëzie, maar ook door een zekere mate van overeenkomst in hun beider achtergrond. De vader van Albert Verwey was meubelmaker, of liever gezegd, bezat een meubelmakerbedrijf met ongeveer 25 knechten en Kloos’ vader was kleermaker. Ook hadden zij beiden hun moeder op jonge leeftijd verloren. Albert was zes jaar toen zijn moeder stierf.1134 De tweede vrouw van vader Jan Verwey overleed al in 1872, waarop de meubelmaker voor de derde keer in het huwelijk trad. Albert was elf toen deze nieuwe pleegmoeder haar intrek nam bij het gezin, dat naast Albert bestond uit zijn enige broer Christoffel (1866) en zijn zuster Margaretha (1867) en een halfzusje Anna Maria (1872) uit het tweede huwelijk. De derde echtgenote van de meubelmaker was, net als de stiefmoeder van Kloos, een steile vrouw. Leentje Hesta vergde het uiterste van de kinderen. Lopen, zitten, eten en spreken; alles moest netjes worden gedaan en hun uiterlijke verschijning moest onberispelijk zijn.1135 Ruim twee jaar na zijn derde huwelijk overleed Alberts vader, slechts 42 jaar oud, aan tuberculose. De beide grootvaders kregen de voogdij over de kinderen, die hun een gematigd calvinistische opvoeding gaven. Albert, leerling van de driejarige hbs, stapte met het diploma over naar de vijfjarige. Het werden twee vruchtbare jaren. Albert ontwikkelde grote belangstelling voor Engelse dichters, die hij netjes in een schriftje vertaalde. Shelley was, net als voor Kloos, zijn lievelingsdichter, maar daarnaast zette hij fragmenten uit Racines Esther en enige balladen van Goethe over in het Nederlands.1136 Kloos herkende diens talent en het lukte de hbs’er om met hulp van deze ‘mentor’ en door de steun van zijn leraar Doorenbos gedichten gepubliceerd te krijgen. Hij introduceerde zijn jonge vriend in zijn kennissenkring. Begin februari kon Paap Verwey ontvangen, schreef Kloos hem maandag 30 januari 1882: Amice! Ik had je adres zoo goed weggeborgen, dat ik het eerst na veel zoeken heb kunnen terugvinden. De heer W. Paap woont Quellynstraat b/d Ruijsdaelkade nr. 15, boven, middelste schel en zou je ’t liefst Woensdagavond a.s. bij zich zien. tt W.K.1137 Van de vele verzen die Verwey in de laatste jaren van zijn middelbareschooltijd schreef, zijn er enkele in verschillende periodieken geplaatst, en een aantal is later in de bundel Persephone en andere Gedichten opgenomen. ‘De Roze’ uit januari 1882 werd na bemiddeling van Doorenbos in De Nederlandsche Spectator van 25 februari van dat jaar gepubliceerd. In die maand ook dichtte Verwey zijn ‘Sproke der Zee’.1138 Hij zond de eerste versie naar Kloos, die hem in maart per briefkaart een aantal verbeteringen voorstelde en hem toezegde om het vers op te sturen naar Jong Vlaanderen, waarvan Pol de Mont een 1133 Hier geciteerd uit: Van de Schoor en Brinkman 2008, p. 15. Het gezin Verwey woonde destijds, getuige de adressering op de Noordermarkt, nummer 42. Het volgende kaartje van Kloos aan Verwey, d.d. 20 januari 1882, had als adres Nassaukade 74 boven. 1134 Zie ook: Van Uuden en Stokvis 2007, p. 59 e.v. 1135 Ibid., p. 59. 1136 Uyldert 1948, p. 59-60. 1137 Van de Schoor en Brinkman 2008, p. 15-16. 1138 Uyldert 1948, p. 75. 323 van de redacteuren was. ‘Ik heb zekerheid, dat het opgenomen zal worden,’ voegde hij eraan toe.1139 Wat inderdaad gebeurde.1140 Kloos bemiddelde ook bij Vosmaer voor plaatsing van Verweys gedichten. Toen Kloos op 17 mei 1882 reageerde op Vosmaers ‘Voorrede’ bij Perks gedichten, stuurde hij gelijktijdig een vers van Verwey mee met de opmerking: ‘Hierby het vers van Verwey, waarover ik sprak.’1141 Verwey zag vervolgens zijn gedicht ‘Zang’ van juli 1882 als ‘Zangen en beelden’ in De Spectator geplaatst. Kloos was trots op zijn pupil, zoals bleek uit zijn briefje aan Vosmaer: Ik heb tegenwoordig veel schik in mijn vriend Verwey, die goede vorderingen maakt in het uitdrukken van zijn zieleleven. Daar kan veel uit groeien. Hij is nu bezig eindexamen HBS 5j. cursus te doen, maar vloeit niettemin over van verzen. De meesten veroordeel ik; niet omdat ze slechter zijn, dan het gros van de verzen waarop de jonge poëten Holland thans onthalen, maar omdat hij beter kan.1142 Later liet hij Vosmaer weten: ‘Verwey is toch altijd eenige stapjes beneden my, en weet niet wat hem te wachten staat… De jongen is een mirakel! Zoo’n productie en tevens zoo’n kritiek voor den leeftijd, dien hij heeft.’1143 Het ‘mirakel’ maakte tussen eind juni en begin oktober van 1883 een reis naar de Verenigde Staten. Vanwege zijn kennis van de Engelse taal namen de twee directeuren van zijn kantoor, de heren Ziegelaar en baron Van Rebecque, hem als secretaris mee op inspectiereis naar New Mexico. Daar bezat Ziegelaar, met een aantal aandeelhouders, een zeer aanzienlijk stuk grond. Het doel van de reis was de Amerikaanse directeur van de maatschappij, Frank Sherwin, te bewegen zijn functie neer te leggen. In Nederland verdacht men hem van wanbeheer.1144 Onder het kopje ‘Passagierslijst’ vermeldde De Amsterdamsche Courant van dinsdag 26 juni 1883: Den 23 Juni van Amsterdam naar New-York vertrokken per Leerdam, kpt. Slierendrecht, als kajuitpassagiers: mej. Martina Grubber, de heer W. M. Wermerskirch en dochter, Th. Baron van Zuylen van Nyevelt, J. W. Baron van Rebecque, de heeren E. Gijsberti Hodenpijl, W.F. Ziegelaer, A.