A. M. Van Den Akker1) En H. J. M. Zegers2)
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
DRAAGKRACHT VAN DE BOVENLAAG IN HET RUILVERKAVELINGSGEBIED OLDELAMER Bearing cabacig of the tob soil in the Oldelamer land consolidation area A. M. van den Akker1) en H. J. M. Zegers2) INLEIDING Ter voorbereiding van een ruilverkaveling is een deel van de Friese gemeente Weststellingwerf bodemkundig onderzocht. Het onderzochte gebied ligt ten westen en ten zuidwesten van Wolvega. De totale oppervlakte bedraagt 4250 ha. Circa 350 ha petgaten en rietlanden zijn niet in het onderzoek be- trokken. Binnen het gebied ligt een aantal woonkernen, waarvan Nijelamer, Oldelamer, Oldetrijne, Sonnega en Wolvega de voornaamste zijn (fig. l). Ongeveer tweederde deel van het gebied heeft een bodem van moerige gronden en veengronden. De vertrappingsverschijnselen op deze in gras- land liggende gronden waren aanleiding om tevens een onderzoek naar de stevigheid of draagkracht van de bovenlaag in te stellen. In dit artikel zal na een summiere beschrijving van de bodemgesteldheid worden ingegaan op de samenstelling en eigenschappen van de bovenlaag, en wel in het bijzonder op de weerstand die de diverse gronden aan de druk van de hoeven van het vee en van de wielen van landbouwwerktuigen kun- nen bieden. l) Rayon noord, Stichting voor Bodemkartering. Afdeling Opdrachten, Stichting voor Bodemkartering. Fig. 1. Situatiekaart met indeling in bodemlandschappen Fig. I. Location klan divided int0 soil landsca$es DE BODEMGESTELDHEID Algemeen- Het onderzochte gebied heeft de volgende stratigrafische opbouw: kei- leem - dekzand - veen - klei (fig. 2). Naar gelang van het materiaal en de dikte yan de bovenste lagen kunnen drie landschappen worden onderschei- den : - het dekzandlandschap bij Wolvega-Sonnega, - het veenlandschap bij Nijelamer-Oldelamer en langs de Linde, - het landschap langs de Scheene, dat een overgangsvorm is tussen het zand- en veenlandschap (fig. 1). Bodemkundige indeling Delen we de bodem behalve naar het moedermateriaal en de gelaagdheid ook in naar de kenmerken, die het gevolg zijn van fysische en chemische veran- deringen - al dan niet onder invloed van het grondwater -, dan blijkt dat in het dekzandlandschap humuspodzolgronden, eerdgronden en vaaggrondenl) voorkomen. De eerdgronden en een deel der humuspodzolgronden worden tot de hoge en middelhoge zandgronden gerekend. Hierin stijgt het grond- water zelden of nooit tot in de bovengrond. De overige humuspodzolgronden en de vaaggronden zijn lage of zeer lage zandgronden met gemiddeld hogere grondwaterstanden. De gronden in het veenlandschap worden naar de dikte van het veen- pakket onderscheiden in veengronden met zand ondieper dan 120 cm -m.v. en diepe veengronden (zand dieper dan 120 cm -m.v.). Het veenpakket be- staat uit zeggeveen, dat grotendeels is afgedekt met een dunne laag (40-60 cm) veenmosveen. Over een kleine oppervlakte - langs de Kerkeweg in Oldelamer - is het veenmosveen ingedroogd tot schalter. In het overgangsgebied tussen het dekzandlandschap en het veenland- schap liggen moerige gronden. Ze komen ook voor als laagten tussen de zandgronden en als zandopduikingen tussen de veengronden. Het zijn zand- gronden met een moerige bovengrond van 10 à 20 cm dik of met een moerige tussenlaag van 10 à 15 cm. Behalve zandgronden (totale oppervlakte circa 765 ha), veengronden (circa 2 785 ha) en moerige gronden (circa 620 ha) ligt in het onderzochte ge- bied ook een zeer kleine oppervlakte kleigronden (circa2 ha), en wel in de polder De Merriemaden. Hierin kunnen nog worden onderscheiden gron- den met een 40 à 80 cm dikke laag van zware zeeklei, die op een ondergrond van veen rust, en de oude klei- of keileemgronden met een zanddek van 30 à 40 cm. De waterhuishouding Doordat in Nederland gedurende een deel van het jaar de neerslag de ver- damping overtreft, worden in de periode augustus tot en met april gemid- l) Indeling volgens Systeem van bodemclassificatie voor Nederland (De Bakker en Schel- ling, 1966) Al zegge- veen zegge- B C zegge- D keileem keileem keileem keileem [ keileem moerige Al, lutumrijk E b clayey peaty Al horizon moerige Al, lutumarm .................... uiterst fijn of zeer fijn zand, zeer sterk lemig mclay-poor peaty Al horizon minerale Al keileem mmineral Af horizon boulder clay zeggeveen sedge peat Fig. 2. Driedimensionale doorsnede van de bodem en een schematische voorstelling van de daarin voorkomende bodemprofielen Fig. 2. Three-dimensional cross-section of the soil and a schematic repesentation of the soil $rofles occurring therein deld hogere grondwaterstanden ge me te^ dan in de maanden mei, juni en juli. Uit het navolgende zal blijken dat toeneming van het vochtgehalte van de grond nauw samenhangt met vermindering van de draagkracht van het grasland. Dit brengt vooral in de tweede helft van de weideperiode, dus in augustus-oktober, yoblemen mee. Bij de hoge en middelhoge zandgronden stijgt het grondwater slecl-its zel- den tot boven 40 cm -m.v. Bij de lage en zeer lage zandgronden, de moerige gronden en de veengronden daarentegen worden in de periode augustus t/m maart dikwijls grondwaterstanden boven dat niveau gemeten. In de maanden mei, juni en juli dalen de grondwaterstanden in de lage en zeer lage zandgronden tot 120 à 200 cm -m.v.; op enkele zeer lage plekken tot 80 à 120 cm -m.v. In een deel van de moerige gronden (omgeving Stad- buren) variëren ze dan van 80 tot 120 cm, in het grootste deel echter van 50 tot 80 cm -m.v. In de veengronden bij Oldelamer dalen de grondwater- standen in droge perioden tot circa 60 cm, langs de Linde tot 70 à 80 cm -m.v. Samenstelling en eigenschappen van de bovenlaag Gezien het onderwerp van het artikel is het van belang dat in de bodembe- schrijving het accent op de bovenlaag gelegd wordt. Onder 'bovenlaag' wordt in dit artikel verstaan: - bij de zandgronden: de humushoudende bovenste horizont (de Al- of Aan-horizont) ; - bij de moerige gronden, de veengronden en de kleigronden: de veraarde veenbovenlaag, het zanddek of het kleidek. In figuur 3 is de bovenlaag van het onderzochte gebied ingedeeld in twaalf eenheden. Bij die indeling is vooral gelet op humus- en lutumgehalte en bij de veenbovengronden op veraarding en klei- of zandbijmenging. De moerige bovengronden zijn mede naar het organische-stofgehalte ingedeeld in: veen, zandig veen en venig zand, venige klei en kleiig veen (fig. 4). Daar- naast is de term 'kleihoudend' gebruikt om enkele kleinere oppervlakten aan te geven, die met kleimodder zijn bemest of waar een restant van vroegere kleidekken bij de ontginning door de bovengrond is gemengd. Uitgangspunt van deze keuze van indelingskenmerken was, dat zij in sterke mate samenhangen met de waterhuishouding, de stevigheid van de grond en de kwaliteit van het gras. Bij de zandgraslandgronden in dit gebied is het humusgehalte ende dikte van de bovenlaag de basis voor de vocht- reserve in de zomermaanden. De hoge en middelhoge humuspodzolgronden hebben periodiek te lijden van vochttekort, waardoor groeivertragingen van het gras optreden. De klei- en zanddekken bij de veengronden zijn humeus of humusrijk en hebben daardoor een vrij stevige bovenlaag. De moerige gronden en de veengronden hebben hoge gehalten organische Fig. 3. Indeling van het onderzochte gebied naar de grondsoort van de bovenlaag. N.B. Met 'kleihoudend' wordt bedoeld, dat de grond bemest is geweest met kleimodder of vermengd is met een vroeger kleidek Fig. 3. Class$ïcation of the area under investigation according to the characteristicsof ths top soil. Note: Clay-containing means manured with clayey mud or mixed with a former clq cover ?óorganische stof 60 3 (op d9 grond) /c- 404 / kleiig veen zeer humeus humeus 7,s matig humeus i: "ig } humusarm o .- ulterst 8 17,5 25 35 50 % lutum (op de minerale delen) zand lichte zware lichte matig :ware zeer textuurklassen zavel zavel klei kle~ zware klei Fig. 4. Indeling en benaming van de grond naar het gewichtspercentage organische stof (humus) Fig. 4. Soil class$cation and nomenclature according to the percentage by weight of organic matter (humus) Translations: organische stof (op de grond) - organic matter (in on the soil); % lutum (op de minerale delen) - < 2 micron fraction (in % on organic-free soil); veen -peut; zandig veen - san$ peat; kleiig veen - clayty peat; venig zand - peaty sand; venige klei -pen& clay; humusrijk - rich in humus; zeerlmatig humeus - verylmoderately humose; matig/zeer/uiterst hiimusarm - moderatelylverylextremely poor in humus;zand - sand; lichte/zware zavel - light/ heavy sandy clay; matig zwarelzeer zware klei - moderately heavylvery heavy clay stof in de bovenlaag. Hoe hoger het organische-stofgehalte, des te groter is het poriënvolume en des te groter de hoeveelheid vocht die de bovenlaag kan bevatten. Een van de gevolgen van deze hoge organische-stofgehalten in de bovenlaag is de geringere stevigheid of draagkracht in natte toestand. Opmerkelijk is dat een lutumrijke bovengrond (vk en kv) na vertrapping, vooral in de voorzomer, moeilijker te herstellen is dan een lutumarme boven- grond (zv en v). De lutumrijke gronden drogen namelijk hard op. De lutum- arme bovengronden geven na een bewerking met de rol vrij goede resultaten te zien. Overigens wordt de draagkracht van grasland niet alleen bepaald door de eigenschappen van de grond, maar ook door die van het gewas. Een dichte, viltige zode heeft een grotere draagkracht dan een zode van overwegend pol- lenvormende grassen. Ook de dichtheid van het totale grasbestand speelt een rol. Een open plek vergroot de kans op vertrappingsverschijnselen. Maar om- dat het onderzoek naar de eigenschappen van het gewas niet tot de compe- tentie van de Stichting voor Bodemkartering behoort, zal in dit artikel de stevigheid of draagkracht van de bovenlaag alleen bezien worden in samen- hang met de grondwaterinvloed. HETONDERZOEKNAARDEDRAAGKRACHT Methode van onderzoek en verwerking van de gegevens Bij het onderzoek werd gebruik gemaakt van een penetrometer (fig. 5). De weerstand die werd ondervonden, wanneer een conus met een dwarsdoor- snede van 5 cm2 in de grond werd gedrukt, was een maat voor de stevigheid of draagkracht van die grond.