Universiteit Gent Faculteit Letteren En Wijsbegeerte Vakgroep Nieuwe Geschiedenis Academiejaar 2008-2009
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Universiteit Gent Faculteit Letteren en Wijsbegeerte Vakgroep Nieuwe Geschiedenis Academiejaar 2008-2009 Prosopografische analyse van directeuren-commissarissen en hoofdparticipanten van de Middelburgse Commercie Compagnie, 1720-1755 Masterproef voorgelegd tot het bekomen van de graad van Master in de Geschiedenis door Harold van Damme. Promotor: Prof. Dr. M. Limberger Commissarissen: Prof. Dr. J. S. Lecocq Drs. A. Meijer Woord vooraf Reeds vele jaren geleden nam ik me voor geschiedenis te gaan studeren zo gauw zich de gelegenheid zou voordoen, maar het dagelijks werk en het gezin maakten dit vooralsnog onmogelijk. Pas in 1998 zette ik de eerste stap door me in te schrijven voor enkele vakken in Aparte Opleidingsonderdelen. Tot 2006 volgde ik zo jaarlijks enkele vakken uit de opleiding geschiedenis. De voldoening die de studie me verschafte zette me ertoe aan om in dat jaar voltijds aan de opleiding te beginnen. Dit heeft geresulteerd in de voorliggende masterscriptie die zijn oorsprong vond in de inspirerende lessen van prof. dr. em. J. Everaert en dr. J. Parmentier. De meeste dank gaat uit naar mijn promotor, prof. dr. M. Limberger, voor de deskundige en immer vriendelijke begeleiding. Altijd maakte hij tijd vrij om mijn vragen te beantwoorden en me nieuwe wegen te wijzen. Deze personen hebben me samen met de andere hoogleraren en de wetenschappelijke staf van de Universiteit Gent, speciaal de faculteit Letteren en Wijsbegeerte, gestimuleerd tot het volbrengen van deze studie. Ook het personeel van het Rijksarchief in Zeeland ben ik dank verschuldigd voor de geboden faciliteiten in het raadplegen van archieven en collecties. Met name drs. Albert Meijer dank ik voor zijn waardevolle adviezen en opbouwend- kritische begeleiding. In het Zeeuws Archief heb ik ook kennis gemaakt met dr. V. Enthoven die me de weg wees naar de activiteiten van de West-Indische Compagnie en haar relaties met de Zeeuwse maritieme wereld. Veel dank ben ik ook verschuldigd aan de studenten met wie ik college heb gelopen. Ik bewaar goede herinneringen aan hen en aan de hartelijke vanzelfsprekendheid waarmee ze mij, toch ruim 40 jaar ouder, altijd in hun midden hebben opgenomen. Tot slot wil ik speciaal mijn beide dochters, Desirée en Michèle bedanken. Zij hebben me bij het tot stand komen van dit werkstuk steeds met raad en daad bijgestaan. Vaak hebben ze me uit de nood geholpen bij de verwerking van mijn onderzoeksresultaten. Zonder hun deskundige hulp was deze scriptie niet tot een goed einde gekomen. Tot slot een bijzonder woord van dank aan Jeannine, mijn echtgenote, voor de onafgebroken steun die ze me gaf en voor de vele uren gezinsleven die ze opofferde voor mijn studie. 2 Prosopografische studie directeuren – commissarissen en hoofdparticipanten Middelburgse Commercie Compagnie 1720 – 1755 Inleiding 5 Hoofdstuk 1. Economisch-politieke toestand in de Republiek: zeventiende – begin achttiende eeuw 9 1.1 Van regionale naar mondiale economie 9 1.1.1. Landbouw 10 1.1.2. Visserij 111 1.1.3. Ambachten en nijverheid. 12 1.2. De achttiende eeuw: een gezapige periode? 12 1.3. Bestuur in de Republiek. 14 1.4 De Republiek in Europa: politieke situatie rond 1800 15 1.5. Politiek en economie in Zeeland: zeventiende – begin achttiende eeuw 18 1.5.1. De Middelburgse Commercie Compagnie 19 Hoofdstuk 2. De Middelburgse Commercie Compagnie (MCC) 21 2.1. Oprichting, intekening en aandelenkapitaal 21 2.2 Organisatie 22 2.3 De inschrijvers 23 2.4. Reglement 23 2.5. Bestuur en dagelijkse leiding van de MCC 25 Hoofdstuk 3: Handelsactiviteiten van de Middelburgse Commercie Compagnie 27 3.1. Goederenhandel 27 3.1.1. Europese vaart 28 3.1.2. Transatlantische vaart 28 3.2 Slavenhandel 30 3.2.1. De Hollands- Zeeuwse slavenhandel in Europees perspectief 31 3.2.2. De ethische houding in de Republiek ten opzichte van slavenhandel 32 3.3 Walactiviteiten 32 Hoofdstuk 4. Financiële netwerken tussen MCC – VOC – WIC 34 4.1 Zeeuwse kapers en de grote compagnieën 34 4.2 De positie van de VOC in Zeeland 38 4.3 De WIC en de Zeeuwse samenleving 39 4.3.1. De strijd tegen lorrendraaiers 41 4.3.2. Kolonisatie en patroonschappen 42 Hoofdstuk 5. Commerciële en bestuurlijke elite in Middelburg, 1720-1755 44 5.1 Stadsbestuur: samenstelling en rivaliteit 44 5.2 Contracten van Correspondentie 46 5.3 Maatschappelijke rangorde binnen het bestuur 66 3 Hoofdstuk 6. Het nut van familiale banden en huwelijksallianties voor ondernemers en bestuurders in de Vroeg Moderne Tijd, casus Middelburg 1700- 1750 71 Samenvatting en eindbeschouwingen 78 Overzicht van tabellen 82 Verantwoording van illustraties 83 Verklarende woordenlijst 84 Bibliografie 86 I. BRONNEN 86 II. LITERATUUR 87 Bijlage 92 A. DIRECTEUREN 94 B. COMMISSARISSEN 110 C. HOOFDPARTICIPANTEN IN 1723 128 Afkortingen: algemeen, voor archivaria en archieven 161 4 Inleiding Een studie over de Middelburgse Commercie Compagnie wekt de verwachting van een studie over de slavenhandel, aangezien dit de meest in het oog springende activiteit was van de MCC. De meeste studies richtten zich in het verleden dan ook op dit aspect van haar handelsactiviteiten. Reeds in 1950 zag de historicus Unger de slavenhandel als het hoogtepunt van de compagnie.1 De laatste decennia van de 20e eeuw stond slavenhandel in het centrum van de belangstelling en vele studies werden aan dit onderwerp gewijd.2 Ook in het recente verleden werden vanuit de Universiteit Gent enkele licentiaatsscripties geschreven over dit aspect van de MCC.3 Reinders Folmer-van Prooijen daarentegen verbreedde als eerste het onderzoeksveld en beschreef de organisatie en alle handelsactiviteiten van deze compagnie tot 1755, de eerste vijf en dertig jaar na de oprichting van de compagnie. Deze omvatten zowel goederenhandel als de eerste, experimentele, slavenreizen.4 Deze brede benadering deed de vraag rijzen naar de maatschappelijke positie van de Middelburgse Commercie Compagnie in de klein- stedelijke samenleving begin 18e eeuw. Deze vraag was mijns inziens nog niet exclusief bestudeerd, hoewel Van der Bijl veel onderzoek gedaan had naar de maatschappelijke status van stadsbestuurders en hun relaties met de VOC en WIC.5 Aan de hand van overzichten van het Familiegeld heeft hij het inkomen geschat van een aantal regenten uit Middelburg rond 1720. Ook heeft hij nagegaan welke belangen deze regenten en handelaren hadden in de VOC en WIC. Aangezien het uitgangspunt van Van der Bijl vooral gericht was op de politieke controverse binnen de stedelijke regentenklasse tot 1715, bleven de verbanden met de MCC enigszins vaag. In mijn onderzoek zal toch regelmatig naar deze studie gerefereerd worden want deze bevindingen dragen bij aan de beantwoording van de onderstaande onderzoeksvragen. 1. Welke positie had de MCC in de Middelburgse samenleving tussen 1720 en 1755? 2. Welke financiële netwerken bestonden er tussen de MCC enerzijds en de VOC en WIC anderzijds? 3. Welke positie bekleedden de bestuurders en hoofdparticipanten binnen de Middelburgse samenleving? 4. Welke relatie was er tussen de stedelijke overheid en de commerciële wereld binnen Middelburg? Om op deze vragen een antwoord te kunnen geven was het nodig om van alle betrokkenen relevante gegevens op te sporen om die met elkaar in verband te kunnen brengen. De meest geschikte methode hiervoor leek me een prosopografisch onderzoek te starten. Prosopografie wordt door De Ridder-Symoens omschreven als een collectieve of groepsbiografie, met dien verstande dat bij een biografie ook aandacht besteed wordt aan motivatie voor het handelen en aan de mentaliteit van de beschreven personen.6 De methode raakte in de 19e eeuw al in gebruik bij historisch onderzoek en beleefde eind 20e eeuw een heropleving. Voor een goede prosopografie is de probleemstelling essentieel. Om gemeenschappelijke kenmerken te kunnen blootleggen is een adequate vragenlijst nodig waarmee gemeenschappelijke, relevante kenmerken van de te onderzoeken populatie mogelijk zichtbaar worden. Deze 1 UNGER, (W.S.): Slavenhandel I, 133-174 en Slavenhandel II, 3-148. 2 Zie http://www.kb.nl/dossiers/slavernij/slavernij-lit3.html 3 BAYENS, (C.): De gouden driehoek? en BIRONT, (D.): Smertelijk om te sien. 4 REINDERS FOLMER-VAN PROOIJEN, (C.): Van Goederenhandel naar Slavenhandel. 5 BIJL, VAN DER, (M.): Idee en Interest, zie bijlagen. 6 RIDDER-SYMOENS, DE (H.): Prosopografie en middeleeuwse geschiedenis: een onmogelijke mogelijkheid?, 97. 5 standaardvragen worden in de methodologische verantwoording van de prosopografische analyse (zie pagina 92) uiteengezet. Bij het selecteren van de populatie werden de volgende criteria gehanteerd: 1. Uitgangspunt was vermelding als directeur, commissaris of hoofdparticipant bij de MCC in de periode 1720 en 1755. Hiervoor heb ik me gebaseerd op de vermelding in bijlage I en II van Reinders Folmer-van Prooijen, en voor de hoofdparticipanten op de lijst van de eerste uitdeling van eind augustus 1723.7 Zoals in hoofdstuk 1 uiteen gezet wordt was deze lijst uitgezuiverd van zogenaamde “windinschrijvers”en gaf een betrouwbaarder beeld.8 2. Vervolgens werden de bijlagen in Idee en Interest vergeleken met de naamsvermeldingen in de hierboven genoemde bijlagen en de lijst van eerste uitdeling. Hiermee werd reeds een eerste rangorde zichtbaar in de maatschappelijke posities van de genoemde personen. 3. Vervolgens werd in de “Naamwijzer van Magistraat en Amptenaeren van Middelburg in Zeeland” gezocht naar functies van de betreffende regenten en kooplieden in de periode 1720 en 1755. Deze naamwijzers werden jaarlijks bijgewerkt en gepubliceerd en bevatten een overzicht van alle openbare functies en diensten binnen de stad Middelburg. Een andere bron met een enigszins gelijkende naam “Naamwijzer van Middelburg : de functionarissen van de Admiraliteit van Zeeland 1715-1794” leverde ook een aantal relevante gegevens op. 4. Om de relatie tussen stadsbestuur en commerciële wereld in beeld te brengen werd gebruik gemaakt van de familiearchieven Mathias-Pous-Tak van Poortvliet en van Radermacher, van de Naamlijst van de heren Bewindhebbers van de verenigde Oost- indische Compagnie en van de Kohieren van het Amptgeld., allen aanwezig in het Rijksarchief Zeeland. Deze bronnen werden aangevuld met gegevens in F.