Slakkendodende Vliegen Uit De Genera Pherbellia En Ditaeniella in Nederland (Diptera: Sciomyzidae) Aat Barendregt
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
slakkendodende vliegen uit de genera PHERBELLIA en DITAENIELLA in nederland (diptera: sciomyzidae) Aat Barendregt Slakkendodende vliegen (familie Sciomyzidae) zijn al niet zo opvallend in het veld, maar de soorten uit de genera Pherbellia en Ditaeniella worden nog minder gevonden, mede doordat ze vrij klein zijn. De 14 Nederlandse soorten lijken sterk op elkaar. Dit artikel biedt een tabel om ze te kunnen herkennen en geeft informatie over ecologie en verspreiding. inleiding determineren van de meeste soorten, maar een De Nederlandse fauna omvat bijna 5000 soorten aantal bruikbare kenmerken ter onderscheiding vliegen en muggen (orde Diptera) (De Jong & ontbreekt. Rozkošný (1984, 1991) en Vala (1989) Oosterbroek 2010), waarvan vele onopvallend bevatten veel soorten uit andere regionen, wat de en klein zijn. Zo ook de meeste soorten uit de determinatie onnodig ingewikkeld maakt. Tijd familie Sciomyzidae. Deze zitten niet in het zicht dus voor een nieuwe publicatie, waarin, 25 jaar na op bloemen, maar meestal weggedoken in de de vorige Nederlandse tabel, ook een update van vegetatie. Ze zijn het best te vinden door met een kennis over de verspreiding opgenomen wordt. net door de vegetatie te slepen en uit de grote massa gevangen vliegen de Sciomyzidae te selec werkwijze teren. Kenmerken van de familie zijn onder andere het ontbreken van borstels op het gezicht, Alle beschikbare Nederlandse waarnemingen zijn een borstel op het einde van de schenen en de verzameld en, waar mogelijk, gecontroleerd en in anaalader die de achterrand van de vleugel bereikt een databestand opgenomen. Dit bestand bevat op (Oosterbroek et al. 2013). 1.1.2016 de collecties van Naturalis (Leiden, inclu sief de voormalige collecties Amsterdam, Leiden Bijna iedere familie heeft wel één of meer soorten en Entomologie Wageningen), nbnm (Tilburg), rijke genera, waarbinnen de soorten sterk op elkaar Gembloux (Brussel) en Alterra (Wageningen) en lijken. Binnen de Sciomyzidae zijn het genus een aantal privécollecties. Daarnaast werden Pherbellia RobineauDesvoidy, 1830 (13 soorten) betrouwbare waarnemingen uit Waarneming.nl en het sterk gelijkende genus Ditaeniella Sack, 1939 (één soort) een duidelijk voorbeeld hiervan in Nederland. Deze vliegen zijn onopvallend bruin gekleurd en tussen de 2,5 en 6 mm groot. Figuur 1 11 geeft overzicht van de variatie in de meest frequente soorten. Eén van de belangrijkste onderscheidende kenmerken van deze twee genera ten opzichte van vele andere Sciomyzidae is dat er op het borststuk, net boven de eerste heup, een naar boven gerichte borstelhaar staat. De tabel in Figuur 1. Ditaeniella grisescens. Foto Dick Belgers. Revier & van der Goot (1989) voldoet voor het Figure 1. Ditaeniella grisescens. Photo Dick Belgers. barendregt ‒ slakkendodende vliegen PHERBELLIA en DITAENIELLA in nederland 19 Figuur 2. Pherbellia albocostata. Foto Robert Heemskerk. Figuur 3. Pherbellia annulipes. Foto Ben Hamers. Figure 2. Pherbellia albocostata. Photo Robert Heemskerk. Figure 3. Pherbellia annulipes. Photo Ben Hamers. Figuur 4. Pherbellia argyra. Foto Dick Belgers. Figuur 5. Pherbellia cinerella. Foto Gerwin van de Maat. Figure 4. Pherbellia argyra. Photo Dick Belgers. Figure 5. Pherbellia cinerella. Photo Gerwin van de Maat. opgenomen en enkele gegevens uit de literatuur. collectiemateriaal kon Revier (1984) twee soorten Opvallend is hierbij dat relatief weinig waar uit oude naamlijsten afvoeren en Pherbellia argyra nemingen uit het zuiden van Limburg komen, toevoegen. Daarnaast werd in 1982 P. brunnipes in terwijl daar juist voor Nederland bijzondere de duinen gevangen als nieuw voor de fauna. soorten verwacht kunnen worden. Bij onderzoek in laagvenen werd P. goberti (als synoniem P. stylifera) nieuw voor Nederland Met dit bestand is een nationaal overzicht samen ontdekt (Lammertsma 1996). Na het publiceren gesteld. Tevens is onderzocht welke soorten in de van de meest recente naamlijst (Beuk & van omringende landen (Verenigd Koninkrijk, België, der Goot 2002) is nog een soort toegevoegd: NoordDuitsland en Denemarken) aangetroffen P. annulipes werd tegelijkertijd door Beuk (2012) zijn. Hierbij zijn mogelijk te verwachten soorten en Smit & Hamers (2012) als nieuw voor de voor Nederland geselecteerd en opgenomen in de fauna gemeld. determinatietabel. Daarnaast wordt door Revier (1982) Pherbellia czernyi (uit Lienden) als een soort uit deze genera nederlandse soorten genoemd. Echter het bewuste mannetje (momen Van de genera Pherbellia en Ditaeniella zijn res teel in collectie Naturalis) werd datzelfde jaar pectievelijk 13 en 1 soorten uit Nederland bekend reeds door L. Sijstermans correct gedetermineerd (tabel 1). De meeste hiervan (11) zijn reeds vóór als Ditaeniella grisescens. Pherbellia czernyi werd 1915 aangetroffen. Na controle van Nederlands derhalve niet opgenomen in de naamlijst van 20 anistise ededelingen 46 ‒ 16 Figuur 6. Pherbellia dorsata. Foto Dick Belgers. Figuur 7. Pherbellia dubia. Foto Robert Heemskerk. Figure 6. Pherbellia dorsata. Photo Dick Belgers. Figure 7. Pherbellia dubia. Photo Robert Heemskerk. Figuur 8. Pherbellia griseola. Foto Dick Belgers. Figuur 9. Pherbellia nana. Foto Dick Belgers. Figure 8. Pherbellia griseola. Photo Dick Belgers. Figure 9. Pherbellia nana. Photo Dick Belgers. Figuur 10. Pherbellia schoenherri. Foto Gerwin van de Maat. Figuur 11. Pherbellia ventralis. Foto Dick Belgers. Figure 10. Pherbellia schoenherri. Photo Gerwin van de Maat. Figure 11. Pherbellia ventralis. Photo Dick Belgers. Revier (1984). De soort staat overigens nog wel mogelijke veranderingen in presentie. Ook de vermeld uit Nederland in Fauna Europaea aantallen records in het Verenigd Koninkrijk (Rozkošný 2015). worden vermeld (bron: nbn Gateway), zodat een vergelijking tussen de twee landen mogelijk is. In tabel 1 wordt het aantal exemplaren en records In grote lijnen blijkt de volgorde overeen te komen, van de Nederlandse soorten gegeven, in rangorde maar enkele soorten (zoals P. dubia en P. ventralis) van talrijkheid. Tevens is het aantal records na blijken verhoudingsgewijs minder in ons land 1.i.2000 genoemd om een indicatie te geven over gevonden te zijn, terwijl P. pallidiventris juist barendregt ‒ slakkendodende vliegen PHERBELLIA en DITAENIELLA in nederland 21 Tabel 1. Aantal Nederlandse waarnemingen en records bekend op 1.i.2016 (tussen haakjes records na 1999), gevolgd door het aantal records voor het Verenigd Koninkrijk (vk) in nbn Gateway (https://data.nbn.org.uk), met een + teken voor aanwezigheid in het Verenigd Koninkrijk volgens Fauna Europaea (Rozkošný 2015), de aanwezigheid in België (Leclercq 1991, met aanvullingen uit Mortelmans 2013 en Mortelmans & van de Meutter 2013), in Nieder sachsen & Bremen (Stuke 2005, 2008), SchleswigHolstein & Hamburg (Kassebeer 2000) en Denemarken (Rozkošný 1984). Table 1. Number of Dutch specimens and records updated until 1.i.2016 (in brackets records after 1999), with indi cation of occurrence in the United Kingdom (gb) according to the nbn Gateway (https://data.nbn.org.uk), with a + sign indicating presence in gb according to Fauna Europaea, presence in Belgium (Leclercq 1991, supplemented with Mortelmans 2013 and Mortelmans & Van de Meutter 2013), the German federal states Niedersachsen and Bremen (Stuke 2005, 2008), SchleswigHolstein and Hamburg (Kassebeer 2000) and Denmark (Rozkošný 1984). exemplaren records 1999 – records soort nl nl na vk België Niedersachsen en Bremen Schleswig Holstein en Hamburg Denemarken Pherbellia cinerella (Fallén, 1820) 901 480 (88) 1582 x x x x Pherbellia schoenherri (Fallén, 1826) 192 179 (85) 593 x x x x Pherbellia griseola (Fallén, 1820) 130 100 (29) 250 x x x x Pherbellia albocostata (Fallén, 1820) 75 62 (9) 299 x x x x Pherbellia dorsata (Zettersterdt, 1846) 72 56 (30) 239 x x x x Pherbellia nana (Fallén, 1820) 55 35 (3) 104 x x x x Pherbellia dubia (Fallén, 1820) 42 34 (6) 454 x x x x Pherbellia ventralis (Fallén, 1820) 45 33 (8) 352 x x x x Pherbellia pallidiventris (Fallén, 1820) 56 31 (1) 51 x x x x Ditaeniella grisescens (Meigen, 1830) 32 25 (9) 103 x x x x Pherbellia argyra Verbeke, 1967 17 12 (3) 69 x x x x Pherbellia annulipes (Zetterstedt, 1846) 17 9 (9) 87 x x x x Pherbellia goberti (Pandelle, 1902) 9 9 (0) + x x Pherbelia brunnipes Meigen, 1830 4 3 (0) 91 x x x Pherbellia scutellaris (von Roser, 1840) 103 x x x Pherbellia obtusa (Fallén, 1820) x x x Pherbellia sordida (Hendel, 1902) + x x Pherbellia austera (Meigen, 1830) x x Pherbellia pallidicarpa (Rondani, 1868) x Pherbellia knutsoni Verbeke, 1967 13 Pherbellia rozkosnyi Verbeke, 1967 7 x x Pherbellia stackelbergi Elberg, 1965 + x x determinatiesleutel meer uit Nederland gemeld wordt. De soorten uit omringende landen die niet in Nederland gevon Voor de kenmerken in onderstaande tabel wordt den zijn blijken in het buitenland ook niet ge zo veel mogelijk aangesloten bij de gebruikelijke woon te zijn. Pherbellia scutellaris lijkt de grootste Nederlandse termen. Drie onderdelen van het kans te hebben om als nieuw voor Nederland ge borststuk verdienen uitleg omdat de termen in vonden te worden. Revier & van der Goot (1989), Rozkošný (1984) 22 anistise ededelingen 46 ‒ 16 en Oosterbroek et al. (2013) verschillen. In volg kenmerk toegevoegd wordt. Voor details bij de orde zijn dat middenzijplaat mesopleuron soortbeschrijvingen wordt verwezen naar anepisternum, vleugelzijplaat pteropleuron Rozkošný (1984, 1991) en Verbeke (1967a, b). anepimeron, en borstzijplaat sternopleuron katepisternum. De voorpoot heet poot i, etc. Enkele soorten zijn nauwelijks