<<

INHOUD

INLEIDING p.5 1. Motivering van het onderwerp p.6 2. Afbakening van de probleemstelling p.6 3. Kritisch bronnenonderzoek p.8 4. Wetenschappelijke werkwijze p.9

LIJST MET GEBRUIKTE AFKORTINGEN p.12

DEEL I MURALS p.13

I.1. Afbakening van het begrip “mural” p.14 Waarom de term “mural”? p.14 Wat is een mural? p.14 Zijn murals dan graffiti? p.15

I. 2. The people‟s art p.18 Het muralisme in Mexico p.18 De community based murals in de Verenigde Staten p.19 Murals in Europa p.21

DEEL II NOORD-IERLAND p.22

II.1. De historische context van Noord-Ierland p.23 Noord-Ierland voor 1969 p.23 De komst van het christendom in Ierland p.23 Het begin van Engelse betrokkenheid in Ierland p.23 De kolonisatie van Ierland door de Engelsen p.24 De Plantation of Ulster p.24 The Battle of Boyne: de protestantse overwinning 1690 p.25 Anglican Ascendancy p.25 Groeiend nationalisme p.25

1 Act of Union 1800 p.26 Great Famine 1845 p.26 Home Rule 1914 p.26 Easter Rising 1916 p.27 De tweedeling van het eiland 1921 p.27 Noord-Ierland en de discriminatie van katholieken p.28

The Troubles in Noord-Ierland 1969-1994 p.29 Civil Rights Movement p.29 The Battle of the Bogside 1969 p.29 Internment 1971 p.30 Bloody Sunday 1972 p.30 Direct Rule p.31 1972 p.31 Blanket Protest en hungerstrikers p.31 Anglo-Irish Agreement 1985 p.32

Het Noord-Ierse vredesproces 1994-2008 p.33 Hume/Adams dialoog p.33 The Joint Declaration on Peace 1993 p.33 Staakt-het-vuren 1994 p.33 1998 p.34 Noord-Ierland nu p.35

II.2. De politieke context van Noord-Ierland p.37 Politieke partijen p.37 UUP p.37 DUP p.38 Sinn Féin p.38 SDLP p.38 Andere partijen p.39

2 Paramilitaire organisaties p.40 (Old) IRA p.40 OIRA p.40 PIRA p.41 CIRA p.42 RIRA p.42 INLA p.42 UDA/UFF p.43 UVF p.44 LVF p.45 OV p.46

II.3. Identiteit en cultuur p.47 Identiteit p.47 Cultuur p.49

DEEL III MURALS IN NOORD-IERLAND p.53

III. 1. Het ontstaan van de Noord-Ierse murals p.54 Het ontstaan van loyalistische murals p.54 Het ontstaan van republikeinse murals p.56

III. 2. Iconografie van de Noord-Ierse murals p.58 Loyalistische murals midden jaren 1980 p.58 Loyalistische murals begin jaren 1990 p.59 Loyalistische murals bij het begin van het vredesproces 1993 p.60 Loyalistische murals en de wapenstilstand 1994 p.60 Loyalistische murals na 1994 p.61 Republikeinse murals midden jaren 1980 p.63 Republikeinse murals begin jaren 1990 p.64 Republikeinse murals bij het begin van het vredesproces 1993 p.65 Republikeinse murals en de wapenstilstand 1994 p.65 Republikeinse murals na 1994 p.66

3 III. 3. Beeldtaal van de Noord-Ierse murals p.68 Symbolen p.68 Een communicatieproces p.69 Murals als artefacten p.71

III.4. Attitudes ten aanzien van de Noord-Ierse murals p.74 De loyalistische en republikeinse gemeenschap p.74 De veiligheidsdiensten p.76 De sociale huisvestingsmaatschappij p.78 Het toerisme p.79 De kunstwereld p.81 De regering p.83

BESLUIT p.86

BIBLIOGRAFIE

AFBEELDINGEN

BIJLAGEN

4

INLEIDING

5 1. Motivatie van het onderwerp

Ik heb altijd een interesse gehad in zowel beeldende kunst als architectuur. En liefst mogen deze ook op een of andere manier inspelen op elkaar. Die begrippen zie ik ruim, maar daarom niet groots. Zelfs kleine ingrepen in de alledaagsheid van het stedelijke leven spreken me aan. Klein, maar bij voorkeur krachtig, of het mag ook groots, maar dan met een scherp randje. Publieke kunst, street art, graffiti, enz. kwamen naar voor als mogelijke onderwerpen voor een verhandeling. Ik vroeg een vriend om zijn foto‟s van Belfast opnieuw te mogen bekijken. Ik herinnerde me de impact van de muurschilderingen toen ik die beelden enkele jaren geleden zag. Opnieuw werd ik getroffen door de kracht die er vanuit ging.

In deze scriptie staan de Noord-Ierse murals dus centraal. Zonder enige voorkennis, enkel vanuit een ongelofelijke fascinatie startte ik mijn onderzoek. Al snel bleek dat er in het Nederlandse taalgebied nog niets gepubliceerd is over dit onderwerp en bij uitbreiding ook heel weinig over hedendaagse muurschilderingen. Vanuit wetenschappelijk standpunt was het dus zeker de moeite om dit fenomeen eens te gaan onderzoeken.

Mijn onderzoek houdt sterk verband met Noord-Ierland en zijn politieke situatie doorheen de geschiedenis. Tijdens het schrijven van deze verhandeling werd dit een zeer actueel topic. Na de parlementsverkiezingen van 2007 komt er tussen de radicale partijen een dialoog op gang die leidt tot het oprichten van een nieuwe Noord-Ierse regering.

2. Afbakening van het onderwerp

De meeste mensen, zoals ik ook in het begin, kennen de Noord-Ierse murals van op foto. Wereldwijd zijn de murals te zien als cover van een historisch boek of als achtergrond in een nieuwsflash, interview of film over het Noord-Ierse conflict. De kracht van deze beelden wordt dus duidelijk algemeen erkend, maar keer op keer enkel aangewend als plaatje bij iets anders. Ook in mijn zoektocht naar literatuur bleken murals slechts af en toe vermeld te worden in de marge van enkele antropologische, sociologische of politieke studies. Zelden zijn ze zelf het onderwerp van een degelijke studie.

6 Daarom wil ik in deze verhandeling de enge visies van eerdere onderzoeken omdraaien. De murals komen centraal te staan. Ze zijn het product van een populaire activiteit. Sinds een eeuw bij de loyalisten en sinds de jaren 1980 ook bij de republikeinen. Enkel het bestaan van de politieke muurschilderingen in Noord-Ierland is al reden genoeg voor een waardevol onderzoek. Eigenlijk wordt hier het „fenomeen‟ mural in Noord- Ierland bestudeerd. Het is een poging het eigenzinnige karakter van deze schilderingen te vatten, in al zijn complexiteit en gelaagdheid. Dit gaat veel verder dan een beeldstudie. Het is een inspanning de betekenis van het fenomeen mural voor het dagdagelijkse leven van Noord-Ierland te begrijpen. Naast een ontstaan- en evolutieschets is het dus minstens even belangrijk na te gaan hoe de murals verankerd zijn met het politieke, culturele en sociale leven in de nationalistische en unionistische gemeenschappen van Noord-Ierland. Hebben zij daarin een actieve rol of zijn zij gewoon een weerslag daarvan?

De muurschilderingen die hier worden besproken zijn de praktijk van een bijzonder complexe maatschappij. De Noord-Ierse samenleving is van bij haar ontstaan verdeeld geweest in twee gemeenschappen met enerzijds katholieken, nationalisten en republikeinen, anderzijds de protestanten, unionisten en loyalisten. Het is essentieel inzicht te hebben in deze tweedeling om de aard van het muurschilderen te kunnen begrijpen.

Aangezien dit onderzoek bijna onontgonnen terrein is, moesten er keuzes gemaakt en grenzen gesteld worden. Het aantal murals dat gerealiseerd is in Noord-Ierland sinds het ontstaan van de traditie van het muurschilderen is enorm. Ze komen voor in de grote steden, maar duiken ook op in voorsteden, dorpjes en gehuchten. Daardoor is het onmogelijk om volledigheid na te streven is. Deze scriptie concentreert zich voornamelijk op murals in Belfast en in Derry. Dit zijn ook de twee steden die ik zelf bezocht naar aanleiding van dit onderzoek. Dat andere gebieden weinig of niet ter sprake komen heeft niks te maken met een gebrek aan interesse, maar met de mogelijkheid die me dat verschaft om de wel geselecteerde murals meer in de diepte te onderzoeken. Deze scriptie pretendeert zelfs niet een compleet overzicht te geven van de murals in Belfast en Derry. Het zijn de karakteristieken van murals zelf die dit onmogelijk maken. Dit zal verder in deze verhandeling duidelijk worden. Als volledigheid nastreven al mogelijk zou zijn, dan kan dit enkel door de lokale bevolking zelf gedaan worden. Want murals komen en verdwijnen.

7 3. Kritisch bronnenonderzoek

Literatuur Ongetwijfeld zijn de drie Drawing Support-boekjes van Bill Rolston de basisliteratuur van dit onderzoek. Rolston is professor sociologie aan de University of Ulster. Sinds de jaren 1980 volgt hij de evoluties van de murals op de voet. Hij inventariseert welke nieuwe murals er verschijnen. Dit is zijn grote verdienste. Maar dieper gaat hij er niet op in. Zijn werk over murals is een deeltje van zijn onderzoek over globalisatie en massamedia. Hij schreef over truth telling in politieke kwesties, over racisme in Noord-Ierland, en hoe de nieuwsmedia het conflict representeren.

Bij deze bron wil ik er toch op wijzen dat partijdigheid en politieke strekking van de auteur geregeld doorschemeren. Rolston noemt zichzelf een katholiek met een vervallen lidkaart, maar zijn nationalistische sympathieën schemeren af en toe door.

Andere auteurs als Neil Jarman en Oona Woods basern zich ook grotendeels op Rolstons werk.

Iconografische bronnen Bill Rolston heeft gedurende zijn onderzoek naar murals aan fotoarchief aangelegd. Ik gebruikte zijn gepubliceerde foto‟s uit bovenvermelde boeken. Zijn recentste gepubliceerde beeldmateriaal dateert van 2003. Tijdens mijn bezoek aan Belfast en Derry in april 2006 ging ik op zoek naar zoveel mogelijk murals en fotografeerde ze. Daarbij noteerde ik de locatie. Zo had ik recenter beeldmateriaal en kon ik ook vergelijken welke murals nog steeds bestonden.

Monumentale bronnen De murals vormen vanzelfsprekend de eerste bron van informatie. Ik ging in Belfast en Derry kijken hoe ze eruit zien en waar ze zich bevinden. Wellicht was dit het meest boeiende deel van dit onderzoek.

Mondelinge bronnen Ik contacteerde Kevin Hasson van The Bogside Artists. Tijdens mijn bezoek aan Derry ontmoette ik hem in hun atelier en we hadden een gesprek. De transcriptie hiervan bevindt zich in bijlage.

8 Internet Het hanteren van internet als informatiekanaal moet met enige omzichtigheid gebeuren. Toch was ik door het karige literatuurmateriaal in het begin aangewezen op internet. Op zoek naar meer informatie over de makers van deze muurschilderingen gaf ik in Google alle namen van muralisten in die ik in artikels was tegengekomen. Zonder resultaat.

Voor meer informatie omtrent het Noord-Ierse conflict en de verschillende actoren daarin, hetzij politieke partijen of paramilitairen, deed ik wel beroep op de CAIN website, Conflict Archive on the Internet. Deze site is een initiatief van Dr. Martin Melaugh van de University of Ulster. Ik beschouw dit dus als een betrouwbare bron. De geraadpleegde pagina‟s bevinden zich in bijlage. De lijst van politieke partijen in deel II is zeker niet compleet. Enkel die partijen worden besproken die essentieel zijn om de politieke structuur van Noord-Ierland te begrijpen of die later nog aan bod zullen komen bij de murals.

4. Wetenschappelijke werkwijze

Voor ik de structuur van dit werk verduidelijk wil ik nog een belangrijke opmerking meegeven bij het lezen van deze verhandeling.

De traditionele tweedeling van de Noord-Ierse maatschappij is een onontkoombaar feit. Enerzijds zijn er de katholieken, nationalisten en republikeinen, anderzijds de protestanten, unionisten en loyalisten. De namen van deze religieuze, politieke en militante groeperingen worden te vaak met elkaar vereenzelvigd of gelijkgesteld. Ik wil wijzen op de eigenheid van deze termen en letten op een doordacht woordgebruik. Als het aankomt op muurschilderingen zal ik het hebben over republikeinse of loyalistische murals. Hiermee bedoel ik in geen geval dat het enkel paramilitairen zijn die zich bezighouden met het muurschilderen. Maar vanuit mijn ervaring met het onderwerp ben ik van mening dat het maken van muurschilderingen getuigt van meer (politiek) engagement dan enkel je steun betuigen in een stemhokje. Om de toegankelijkheid en leesbaarheid te bewaren en in de gevallen dat ik gewoon wil verwijzen naar de algemene tweedeling van de Noord-Ierse maatschappij, zal ik toch soms ook de populairdere termen katholiek en protestants gebruiken. Dit woordgebruik gaat dan verder dan enkel de religieuze lading. Om meteen duidelijkheid te scheppen geef ik hier al een korte definiëring van deze begrippen mee.

9

Katholieken (in dit geval rooms-katholieken) zijn christenen die tot de kerkelijke gemeenschap onder leiding van de paus van Rome behoren. Nationalisten streven een herenigd Ierland na via constitutionele weg.1 Republikeinen willen een verenigd Ierland, desnoods met gewelddadige middelen.2 Protestanten zijn christenen die de leer van het protestantisme belijden. In Noord-Ierland kunnen dit anglicanen, presbyterianen of methodisten zijn.3 Unionisten streven naar een unie met het Verenigd Koninkrijk.4 Loyalisten zijn unionisten die eventueel met geweld de unie met het Verenigd Koninkrijk willen handhaven.5

De verhandeling zelf begint bij DEEL I MURALS. Ik probeer mijn voorkeur voor deze term te verklaren en geef een eerste vage omschrijving van enkele algemene eigenschappen van dit medium. Om dit toe te lichten wordt een kleine vergelijking gemaakt met graffiti. Daarna duid ik het muurschilderen als internationaal fenomeen. Ik begin hierbij met het Mexicaanse modernisme omdat dan voor het eerst de term muralisme gebruikt werd. De Amerikaanse murals zijn dan weer interessant omdat ze ook die sterke verbondenheid met de gemeenschap waarin ze bestaan vertonen. Tenslotte zeg ik kort iets over murals in Europa omdat we op die manier al geografisch dichter bij het onderwerp van deze verhandeling komen.

DEEL II betreft NOORD-IERLAND. Het is essentieel om vooraf inzicht te verwerven in de context waarin de Noord-Ierse murals ontstaan zijn. Politiek, historiek, identiteit en cultuur zijn hier opgesplitst om het overzichtelijk en bevattelijk te maken en om eigen klemtonen te kunnen leggen per onderdeel. Eigenlijk moeten deze drie hoofdstukken naast elkaar gelezen worden, want in realiteit loopt dit alles natuurlijk door elkaar. Het Noord-Ierse conflict is complex. Als hulpmiddel heb ik de voornaamste termen hier vooraf al in de inleiding afgebakend. Er is ook een afkortingenlijst om naar terug te grijpen. Historiek is het overkoepelende verhaal en komt daarom vooraan. Eerst de politieke partijen en paramilitairen zou een losse nietszeggende opsomming zijn. Op die manier is het politieke hoofdstuk een

1 N.N., Ierland van A tot Z (1991), p.58 2 N.N., Ierland van A tot Z (1991), p.73 3 N.N., „Demography and politics‟ [internet] (19 juli 2008), alinea 1 4 N.N., Ierland van A tot Z (1991), p.88 5 N.N., Ierland van A tot Z (1991), p.49

10 uitdieping van de hoofdrolspelers in het historische conflict. Identiteit en cultuur komen daarna omdat het de ideale overgang is naar de murals in Noord-Ierland.

In DEEL III komen dan uiteindelijk de MURALS IN NOORD-IERLAND aan bod. Ik ben afgestapt van een werkwijze die bijvoorbeeld eerst alles over de loyalistische en daarna alles over republikeinse murals vertelt. Zo zou dit onderzoek helemaal opgesplitst worden in twee losstaande delen. Dat is niet de bedoeling, want net als de twee gemeenschappen staan ook de murals in interactie met elkaar. Daarenboven vind ik dat het op die manier een te zeer politiek getint uitgangspunt gaat lijken. Dat zeker niet mijn intentie. Daarom heb ik bewust gekozen om voor DEEL III het perspectief vanuit de murals voorop te stellen, via een thematische opeenvolging van de hoofdstukken. Logischerwijs eerst het ontstaan van de traditie van het muralschilderen in Noord-Ierland, dan de evolutie in afgebeelde thema‟s, de gebruikte beeldtaal en de attitudes ten aanzien van de murals. In de twee eerste hoofdstukken komt toch een tweedeling tussen loyalisten en republikeinen voor. Ik wil dit niet als uitgangspunt voor het hele onderzoek, maar wil zeker wel duiden op de ontegensprekelijke verschillen in de muraltraditie van de twee gemeenschappen. Daarom is het volgens mij interessant de ontstaansgeschiedenis en de voorkomende thema‟s toch eens tegen elkaar afwegen.

11 LIJST MET GEBRUIKTE AFKORTINGEN

CIRA: Continuity Irish Republican Army DUP: Democratic Unionist Party INLA: Irish National Liberation Army IRA: Irish Republican Army IRSP: Irish Republican Socialist Party LVF: Loyalist Volunteer Force NIHE: Housing Executive NITB: Northern Ireland Tourist Board OIRA: Official Irish Republican Army OV: Orange Volunteers PIRA: Provisional Irish Republican Army PSNI: Police Service of Northern Ireland PUP: Progressive Unionist Party RHC: Red Hand Commando RHD: Red Hand Defenders RIRA: Real Irish Republican Army RUC: Royal Ulster Constabulary SDLP: Social Democratic and Labour Party UDA: Ulster Defence Association UDP: Ulster Democratic Party UFF: Ulster Freedom Fighters UKUP: United Kingdom Unionist Party UUP: Ulster Unionist Party UVF: Ulster Volunteer Force

12

DEEL I MURALS

13 I.1. Afbakening van het begrip “mural”

Waarom de term “mural”?

De Engelstalige term wordt hier geprefereerd omdat de Nederlandstalige term “muurschildering” te vaak en te snel associaties oproept met Italiaanse Renaissance, palazzo‟s, de Sixtijnse kapel, enz. Kortom, de link met fresco‟s wordt meteen gelegd. Maar fresco is een schildertechnische term voor het aanbrengen van pigment op vochtig pleisterwerk. Deze techniek heeft niks te maken met de hier besproken murals. Ook indien deze associatie niet wordt gemaakt, staat in de Nederlandse taal “muurschildering” volgens het Van Dale-woordenboek voor “schildering met lijmverf op een gekalkte muur”.6 Een voorbeeld van een Noord-Ierse mural toont aan dat er vaak geen sprake is van een kalklaag. De bakstenen zijn door de schildering heen te herkennen (zie Afb.1). Deze definitie is dus niet van toepassing. Daarom wordt de term mural aangehouden zoals die gebruikt wordt in de Noord-Ierse context waarin de hier besproken schilderingen voorkomen.

Wat is een mural?

Een woordenboek Engels-Nederlands geeft enkel “wandschildering” als antwoord.7 In vakwoordenboeken als de International Encyclopedia of the Social Sciences is mural niet opgenomen in de lijst. Het schilderen van murals is nochtans een internationaal fenomeen. In de literatuur die verschenen is over dit onderwerp wordt de term gewoon gebruikt zonder verdere uitleg of definiëring. Dit is waarschijnlijk te verklaren aangezien auteurs als Rolston, Woods, Jarman, Barthelmeh, Barnett en anderen schrijven vanuit een context met een muraltraditie. Ze gaan er van uit dat hun publiek vertrouwd is met het fenomeen. Enkel Barnett geeft in zijn overzichtswerk van de Amerikaanse community murals tussen de jaren 1960 en 1980 een omschrijving:

6 N.N., „muurschildering, Van Dale Taalweb‟ [internet] (2007), alinea 1 7 COENDERS H. (ed.) (1993), p. 341

14 “If murals are understood in the broad sense as any form of large-scale articulate wall painting, mounted in public places, indoors or out, for viewing by large numbers of people at one time, then there were a wide variety to be seen, and they exhibited the same differences to be found in the whole field of the visual arts.”8

In dit citaat schuilt meteen een reden waarom het moeilijk is een mural te definiëren. Er bestaat namelijk een immense diversiteit aan murals. Daarom moet iedere soort mural sterk in relatie met zijn omgeving onderzocht en omlijnd worden. Een mural wordt best beschouwd in samenhang met de sociale context waarin hij tot stand is gekomen.

Zijn murals dan graffiti?

Bij de reacties op het onderwerp van deze verhandeling komt dikwijls de vraag of murals dan graffiti zijn. Deze vergelijking is inderdaad niet uit de lucht gegrepen. In zijn uiteenzetting over de Amerikaanse murals gaat ook Barnett in op de gelijkenissen tussen murals en graffiti. Hij noemt beiden niet alleen protestvormen, maar ook bevestigingen van de identiteit van mensen. Ze eren de gemeenschap waarvan de makers deel uitmaken. In het geval van een graffitiwriter kan dat een gang of bende zijn, in het geval van de muralist zijn dat de buurtbewoners. Het zijn ook middelen tegen een maatschappij die niet weet wat gedaan met stadsjongeren die geen uitzicht hebben op een toekomst. Het voorziet hen van een bezigheid waarbij ze enkele vaardigheden kunnen ontwikkelen en zelfrespect opbouwen. Graffiti en murals zijn „struggle art‟ waarmee men zoekt om als mens te overleven in een onmenselijke wereld. Het verschil in figuratie tussen beide kunstvormen ziet Barnett als een graduele overgang van initialen en letters naar symbolen, over lichaamsdelen en objecten, tot uiteindelijk gedetailleerde scènes die kunnen variëren van symbolisch tot narratief. Er kan ook een progressie zijn van een individu dat kunst maakt voor zichzelf, naar een collectief ontstane mural voor een gemeenschap. Zodra graffitiwriters boodschappen willen uitdragen die iets complexer en sociaal bewust zijn en ze de steun krijgen van een gemeenschap, dan zijn ze volgens Barnett murals aan het maken.9

8 BARNETT A.W. (1984), p. 23 9 BARNETT A.W. (1984), pp. 39-40

15 In de omgekeerde richting komen er ook verwijzingen voor. Auteurs die over politieke graffiti schrijven halen ook wel eens murals aan. Phillips omschrijft graffiti als het product van mensen die in de traditionele media niet aan bod komen. Mensen uit verschillende segmenten van de populatie gebruiken graffiti als alternatieve communicatievorm. Politieke graffiti is daarbij één van de sterkste vormen van graffiti. Er wordt een interne symboliek gebruikt, maar tegelijkertijd bezit politieke graffiti een historische en didactische kwaliteit. Deze graffiti representeert de stem van zij die politiek ontevreden zijn. Die ontevredenheid kan individueel zijn of van mensen die groepen hebben gevormd. Fundamenteel zijn politieke graffiti en de groepen die ze produceren georiënteerd op het politieke bestel en de staat waarin ze leven.10 De eigenschappen waarmee Phillips politieke graffiti omschrijft zijn volgens mij allemaal over te dragen op politieke murals.

Ook Bosmans rekent murals tot de politieke graffiti. Hij stelt dat deze graffiti indicatoren zijn van de geestelijke gezindheid of de spanningsgraad binnen een maatschappij. Het zijn teksten die willen aanslaan en tot reflectie oproepen. Ze zijn meestal kort, opgebouwd in slogantaal en aangebracht op in het oog springende plaatsen, vaak met veel verkeer. De meeste van deze graffiti zijn afkomstig van groepen die weinig mogelijkheden hebben om langs gevestigde wegen hun ideeën te verspreiden, dus doen ze het via muren.11 Daarnaast zijn murals volgens Bosman ook overwegend politiek of geëngageerd van karakter. Ze komen haast overal ter wereld voor waar er politieke problemen heersen of waar het land door een éénpartijsysteem of dictatuur wordt geregeerd.12

De ontstaansmotieven en de context van politieke graffiti en murals kunnen dus gelijkaardig zijn. Toch zijn er naar mijn mening voldoende redenen om ze als twee aparte kunstvormen te beschouwen. Om een heel eenvoudige reden te noemen: de techniek. Graffiti ontstaat door het aanbrengen van verf door middel van spuitbussen. Muralisten daarentegen gebruiken potten gevelverf die ze aanbrengen met borstels en verfrollen. Dit lijkt een klein verschil, maar het heeft grote gevolgen voor de snelheid waarmee gewerkt wordt, de organisatie van het werk, de legitimiteit, enz.

10 PHILLIPS S. (1999), pp. 46-56 11 BOSMANS B. (1992), pp. 37-39 12 BOSMANS B. (1992), pp. 52-57

16 Verder in dit onderzoek zullen nog meer specifieke karakteristieken van murals aan het licht komen. Dan zal duidelijk worden dat murals fundamenteel van graffiti verschillen.

17 I. 2. The people’s art

Het beschilderen van muren is een fenomeen dat al in de oudheid bestond. Uit de hele historiek van deze kunstvorm worden hier enkele hoogtepunten uitgelicht. De klemtoon ligt op de twintigste eeuw en beperkt zich geografisch tot Mexico, de Verenigde Staten en Europa. De reden hiervoor is dat deze schilderingen algemeen bekend zijn als murals en meestal vanuit een gelijksoortige motivatie ontstaan zijn als deze in Noord-Ierland. Het is een korte schets van het internationale karakter van de muralbeweging in de schilderkunst.

Het muralisme in Mexico

Volgens Van Dale zijn we niet bekend met de term mural, maar wel met “muralisme”: “een richting in de schilderkunst die zich bezighoudt met muurschilderingen, m.n. in Mexico na de revolutie van 1910”.13 In dat jaar breken inderdaad in heel Mexico opstanden uit tegen het kolonialistisch bewind en tegen de enorme kloof tussen arm en rijk. Toch duurt het tot de jaren 1920 vooraleer uit socialistische hoek de vraag komt naar populaire begrijpbare voorstellingen die de idealen van de revolutie uitbeelden en een gevoel van eigenwaarde oproepen. De overheid geeft de opdracht tot het maken van enorme publieke muurschilderingen in openbare gebouwen. De murals moeten een nieuw Mexicaans bewustzijn creëren door het precolumbiaans verleden te verbinden met het beeld van een ideale samenleving.14

Algemeen wordt erkend dat de Mexicaanse kunstenaars toen een originele kunstvorm doen ontstaan hebben. Voor deze imposante kunst combineerden ze hun traditionele volkskunst, precolumbiaanse en Spaanse cultuur met het Europese modernisme. Bij deze nieuwe beweging waren talloze kunstenaars betrokken. Vaak ging het om collectieve projecten. De drie bekendste muralisten zijn de zogenaamde Los Tres Grandes: Diego Rivera (1886-1957), José Clemente Orozco (1883-1949) en David Alfaro Siqueiros (1898-1974). Alle drie waren ze naar Europa gereisd. Ze kwamen er onder de indruk van zowel de modernisten als de wandschilderingen van Giotto, Mantegna, Michelangelo, enz. Toch ontwikkelden ze elk een

13 N.N., „muralisme, Van Dale Taalweb‟ [internet] (2007), alinea 1 14 P.V.H., „De muralisten en het Mexicaanse modernisme‟ (1993), p. 1

18 eigen stijl. Rivera‟s werk is in de eerste plaats narratief, daarbij is zijn vertrouwdheid met het kubisme en de Italiaanse fresco‟s nooit ver weg. Orozco schilderde eerder expressionistisch, met een boodschap die even somber is als zijn kleurgebruik en vormentaal. Siqueiros tenslotte had de meest flamboyante stijl, met dramatische composities en verwrongen perspectieven. Hun politiek engagement verbond hen dan weer met elkaar. Rivera was de oprichter van een nieuw Syndicaat van Ambachtslieden, Schilders en Beeldhouwers. Siqueiros schreef er het manifest voor waarin ze hun revolutionaire standpunten formuleerden. Samen schilderden de drie muralisten in 1922 één van de eerste revolutionaire murals in de Escuela Nacional Preparatoria (zie Afb. 2).15

De drie groten hebben elk ook opdrachten uitgevoerd in de Verenigde Staten. Hun murals daar in het begin van de jaren 1930 zijn een cruciale impuls geweest voor de kunstprojecten van de New Deal, het initiatief van president Roosevelt om de economische depressie uit het slop te trekken. Het Federal Art Project realiseerde onder invloed van de Mexicaanse murals meer dan 2500 murals in postkantoren, scholen, ziekenhuizen en bibliotheken.16

De community based murals in de Verenigde Staten

In de jaren 1930 verschenen er in de Verenigde Staten al murals op initiatief van de regering. Maar The Wall of Respect (zie Afb. 3) in East Side Chicago, wordt gezien als het begin van een kunstbeweging die sterk betrokken is bij de leefgemeenschap van een buurt. Deze mural is ontstaan door eenentwintig zwarte kunstenaars die uitdrukking wouden geven aan het veroverde zelfbewustzijn van zwarten in de jaren 1960. Dit gebeurde tegen een sociale en politieke achtergrond waarin de Beweging voor Burgerrechten, Black Power en Power to the People actief waren.17 De community based mural movement ontwikkelde zich in de late jaren 1960 en de jaren 1970 razendsnel. Hoofdzakelijk in getto‟s en buurten van grootsteden die streden tegen racisme en armoede. Barnett schat dat er tegen 1979 enkel in Los Angeles al meer dan duizend murals te zien waren.18

15 P.V.H., „De muralisten en het Mexicaanse modernisme‟ (1993), pp. 2-3 16 BARTHELMEH V. (1982), p. 6 17 BARTHELMEH V. (1982), p. 5 18 BARNETT A.W. (1984), p. 7

19 De murals verschenen overal: in New York, Boston, Philadelphia, Washington, San Fransisco, Los Angeles, enz. Verschillende minderheidsgroepen zagen er een mogelijkheid in om uitdrukking te geven aan hun culturele erfgoed, hun solidariteit, hun eisen of hun behoeften. Chinese Amerikanen, vrouwen, joden, zwarten, Mexicaanse of Puertoricaanse Amerikanen, enz., allemaal schilderden ze murals. Dit gaf natuurlijk een enorme verscheidenheid aan murals. Decoratief, narratief, abstract, realistisch, surrealistisch, portretten, etnische motieven, historische verwijzingen, religieuze symbolen, cartoonfiguren, inspiratie uit de fotografie, posters, reclame, tv of andere murals, het kwam allemaal voor. Wat de overgrote meerderheid van de murals deelde, is dat ze een sociale betekenis hadden. Ze eerden hun gemeenschap, bevestigden dat de werkklasse de maatschappij vormt of spraken zich uit over locale kwesties.19

Barnett noemt de murals de meest democratische kunst die Amerika ooit voortbracht. Ze representeren een fundamentele verandering in de relatie tussen cultuur en de gewone man. Een verandering die veel effectiever is dan de inspanningen om musea te populariseren, van tentoonstellingen spektakels te maken, schilderijen in kantoren te hangen of sculpturen in de stad te zetten. Met de gewone man bedoelt Barnett degenen die geen privileges hebben. Maar niet als geïsoleerd individu, wel in hun gemeenschappelijke activiteiten, in hun organisaties, in hun verenigingen, in hun groep, in hun gemeenschap.20 Hij spreekt over “the people‟s art”: “The murals speak of people‟s concerns in their language. This is art for them. (…) And it is by them.”21

Hierin ligt volgens Barnett ook de verklaring voor het succes en het voortbestaan van de mural movement: “In particular I try to carry forward the concept of a “people‟s art” to the contribution the murals make to the development of the culture, work, and technology appropriate to a democratic society, for it seems to me that the murals‟ broadest significance is the light they throw on the reintegration of art, the ordinary occupations, and community life.”22

19 BARNETT A.W. (1984), pp. 12-16 20 BARNETT A.W. (1984), pp. 16-19 21 BARNETT A.W. (1984), p. 17 22 BARNETT A.W. (1984), p. 8

20 Zo een vijfentwintig jaar later worden er in de Verenigde Staten inderdaad nog heel wat murals geschilderd. Als het woord mural gegoogled wordt, verschijnt een reeks websites van instanties die programma‟s organiseren om samen met jongeren, scholen, groepen, verenigingen, enz. murals te schilderen.

Murals in Europa

Volgens Barthelmeh maakt Europa in de eerste helft van de jaren 1970 kennis met het fenomeen via publicaties over de Amerikaanse mural movement. Het idee van gevelschilderingen valt in West-Europa in goede aarde. Het is een periode waarin stedelijke instanties hun cultuurpolitiek bijsturen en hun aanbod van kunst in het openbaar verruimen. Dit wordt gezien als een mogelijk tegenwicht tegen de vormeloze, grijze en ongastvrije steden. Daardoor ontstaan verschillende soorten murals. Enerzijds degene die hoofdzakelijk decoratief zijn. Zij verfraaien gewoon de stad en geven wat kleur aan het straatbeeld. Anderzijds degene die de oorzaken van het vromeloze stadsmilieu blootleggen. Zij hebben een kritische ondertoon.23

De murals in Zuid-Europa hebben een duidelijker politiek karakter stelt Barthelmeh. In Spanje en Portugal staan ze in het teken van maatschappelijke veranderingen. De Italiaanse murals zijn vaak een protest tegen de slechte woonsituaties en stadsplanning. En Orgosolo is een volledig beschilderd dorp in Sardinië waar de muren de sociale verhoudingen en problemen afbeelden (zie Afb. 4).24

Het maken van murals is sterk afhankelijk van financiële en materiële hulp. In West-Europa zijn er kunnen ontstaan dankzij instellingen als bijvoorbeeld Kultur- und Bausenat in Berlijn, Greater London Arts Association en de Rotterdamse Kunststichting.25 Maar volgens mij bleef hier de ontwikkeling van een echte muralbeweging uit, terwijl in de Verenigde Staten particulier initiatief en steun uit de zakenwereld het verschil maakten.

23 BARTHELMEH V. (1982), p. 5 24 BARTHELMEH V. (1982), p. 6 25 BARTHELMEH V. (1982), p. 6

21

DEEL II NOORD-IERLAND

22 II.1. De historische context van Noord-Ierland

Aan het hedendaagse Noord-Ierland gaat een bewogen verleden vooraf. Ingewikkelde politieke, godsdienstige en sociale conflicten zijn steeds onderhuids aanwezig geweest, en bij momenten barstten ze uit in periodes van strijd en geweld. De historische wortels van deze verdeelde bevolking in het land van de gespleten God26 zijn eeuwenoud, maar vandaag nog steeds voelbaar.

Noord-Ierland voor 1969

De komst van het christendom in Ierland Sinds de vestiging van Keltische inwijkelingen vanaf ca. 500 tot 200 voor Christus is Ierland een culturele eenheid. Aan het heidendom komt ca. 432 na Christus een eind wanneer Saint Patrick begint met preken, kerken oprichten en priesters aanstellen.27 Zo verspreidt hij het christendom in dertig jaar tijd over heel Ierland.28 Tegen de 6e eeuw is uit de samensmelting van het christendom en de Keltische cultuur de unieke Iers-christelijke beschaving ontstaan. Deze bloeit tijdens Ierlands „gouden‟ 7e en 8e eeuw totdat de eerste invallen van de Noorse Vikingen plaatsvinden. Zij bezetten grote delen van Ierland en stichten er de eerste steden zoals Dublin, Wexford, Limerick. Vanaf de 11e eeuw kan de Iers-christelijke beschaving opnieuw gedijen nadat koning Brian Boru de Vikingen definitief de nederlaag heeft toegebracht.29

Het begin van Engelse betrokkenheid in Ierland Met het uitvaardigen van de bul Laudabiliter in 1155 schenkt paus Hadrianus IV Ierland aan Henry II, de Normandische koning van Engeland. Daarna starten Anglo-Normandische ridders met het veroveren van grote delen van Ierland tussen 1169 en 1260. Ze organiseren hun bezette gebieden naar feodaal model met oorspronkelijke bewoners die het land bewerken. In de 14e en 15e eeuw heroveren Ierse vorsten hun grondgebied. De Engelse macht

26 Naar de treffende titel van VAN BEKHOVEN L., Land van de gespleten God. Noord-Ierland en de troubles, Amsterdam, 2000. 27 McCANN E. (1979), p. 271 28 Saint Patrick is nog steeds de beschermheilige van Ierland en de katholieke gemeenschap viert jaarlijks op 17 maart Saint Patrick‟s Day, zowel in Noord-Ierland als elders in de wereld. 29 McCANN E. (1979), p. 271

23 wordt teruggedrongen tot een klein gebied rond Dublin, the Pale. De kolonisten integreren er zodanig in hun nieuwe milieu dat ze zich als Ierse vorsten gedragen en samen met de Ieren strijd voeren tegen de Engelse koningen.30

De kolonisatie van Ierland door de Engelsen Imperialistische drijfveren zetten de Engelse Tudor-dynastie aan verdragen te sluiten met Ierse vorsten en stukken land te onteigenen die ze daarna aan hun onderdanen verdelen. Zo herstellen ze tussen 1535 en 1595 geleidelijk hun macht over Ierland. Daarenboven verklaren de Tudors het protestantisme tot staatsgodsdienst van Engeland en bijgevolg ook van Ierland. Hierdoor ontstaat er een religieuze kloof tussen enerzijds de „nieuw-Engelse‟ protestantse kolonisten en anderzijds de inwoners van Keltische en „oud-Engelse‟31 oorsprong die katholiek blijven.32

De noordelijke provincie Ulster biedt het langst weerstand aan de Engelse veroverings- campagne. Zo behouden de Ierse clans daar langer hun traditionele kenmerken. Vanaf 1595 leidt de Ulsterse vorst Hugh O‟Neill een grote Ierse opstand, maar in 1603 moet hij zich toch overgeven. Hierdoor is voor het eerst heel Ierland onderworpen. Gevolg daarvan is The Flight of the Earls, Ierse leiders die hun land ontvluchten naar het Europese vasteland. Hun grond wordt in beslag genomen door de Engelse settlers.33

De Plantation of Ulster Tussen 1608-1610 ondergaat Ulster zijn straf voor de opstand. Alle Ieren in Ulster worden van hun grond beroofd en verstoten naar onherbergzame gebieden als bergen en venen. Zo worden ze uitgesloten uit de typische Noord-Ierse plantersteden34 die gesticht worden door Engelse, Welshe en Schotse settlers. Deze nieuwe nederzettingen worden bewoond door een bevolking met een andere taal, een vreemde cultuur, een nieuw type landbeheer en ook een verschillende religie. Het merendeel is protestants, terwijl de oorspronkelijke Ieren katholiek zijn. In deze periode van kolonisatie ligt de kiem van het Noord-Ierse conflict: vijandige groepen leven in gescheiden wijken van hetzelfde gebied en identificeren hun verschillen

30 McCANN E. (1979), p. 271 31 Met „oud-Engelsen‟ worden de Ieren bedoeld die afstammen van de Engelsen die zich in de 12e eeuw in Ierland vestigden. 32 BIAGINI E. (1996), p.21 33 BIAGINI E. (1996), p.21 34 Voorbeelden zijn Londenderry, Enniskillen, …

24 zowel religieus, als cultureel en territoriaal. Door hun tegengestelde belangen komen ze vaak in aanvaring met elkaar.35

Rond 1641 ontstaat onder leiding van Phelim O‟Neill algemeen verzet tegen deze plantation of Ulster. Dit valt samen met de Engelse burgeroorlog, waarin de Ieren de katholieke koning Charles van Engeland steunen. Cromwell komt in 1649 met een leger naar Ierland en onderwerpt er alle opstandelingen op bloeddorstige wijze. Opnieuw wordt alle Ierse grond onteigend en verdeeld onder protestantse settlers.36

The Battle of Boyne: de protestantse overwinning 1690 In het protestantse Ulster ontstaat wrevel wanneer de katholieke pro-Ierse James II koning van Engeland wordt. Willem III van Oranje huwt Mary Stuart, verdrijft zijn schoonvader James II en neemt zelf plaats op de troon van Engeland. Daarop trekt James II met hulptroepen naar Ierland, in de hoop dat de katholieke Ieren hem terug op de troon helpen. Ze belegeren Londenderry. De stad sluit haar poorten en duizenden protestanten sterven van de honger. Willem III komt ter hulp en verslaat James II in 1690. Deze Battle of the Boyne wordt door de protestanten jaarlijks herdacht als belangrijkste historische gebeurtenis, de overwinning die hen redde van een katholieke overheersing.37

Anglican Ascendancy De overwinning van Willem III is het begin van een periode die de Anglicaanse Overheersing wordt genoemd. De Britten voeren extreme wetten in, Penal Laws, om de katholieken op alle manieren onder de duim te houden. Katholieken mogen niet langer dan 31 jaar land bezitten of pachten, geen openbaar ambt vervullen, niet in het parlement zetelen en hebben geen stemrecht. Ze mogen hun godsdienst niet openbaar belijden, hun kinderen niet katholiek opvoeden, enz. Terwijl ze een meerderheid zijn van de bevolking, hebben ze tegen 1770 slechts één twintigste van het land in bezit.38

Groeiend nationalisme In 1782 komen de Whigs aan de macht in Engeland en zij geven Ierland parlementaire onafhankelijkheid. De Penal Laws worden afgezwakt. Katholieken krijgen in 1793 stemrecht,

35 DARBY J. (1995), p. 21 36 BIAGINI E. (1996), p. 39 37 KENNEDY-PIPE C (1997), p.9 38 McCANN E. (1979), p. 272

25 maar mogen niet in het parlement verkozen worden.39 Ondanks deze hervormingen ontstaat er in Ierland een vlaag van nationalisme. Theobald Wolfe Tone en zijn Society of United Irishmen willen het Ierse volk in een onafhankelijke Ierse Republiek verenigen en het parlement een afspiegeling maken van het gehele volk. In 1794 werden dit soort organisaties door de Engelsen verboden. Een katholieke opstand in 1798 wordt bloedig neergeslagen en Wolfe Tone wordt ter dood veroordeeld.40

Act of Union 1800 In de nasleep van de nationalistische opstand willen de Britten Ierland met Engeland verenigen om zo het protestante overwicht te behouden en meer verzet tegen te gaan. Deze Act of Union wordt in 1800 door het Ierse parlement, dat uitsluitend uit protestanten bestaat, aangenomen. Ierland wordt volledig in het Verenigd Koninkrijk ingelijfd. Het gewapende verzet van Robert Emmet en de vreedzame massabeweging o.l.v. Daniel O‟Connell zijn nationalistische opflakkeringen, maar bereiken hun doel niet.41

Great Famine 1845 Opeenvolgende mislukte aardappeloogsten tussen 1845 en 1848 zorgen voor een zeer ernstige hongersnood bij de Ierse bevolking. Naar schatting sterven hierdoor anderhalf miljoen Ieren. Nog eens anderhalf miljoen Ieren emigreren naar de Verenigde Staten, Canada of Australië. De Britse regering biedt geen hulp, integendeel: de export van voedsel naar Engeland gaat gewoon door.42 Dit wakkert de eeuwenoude haat bij de Ieren nog aan. In 1858 organiseren ze zich in de Feninan Brotherhood, een groep die trouw zweert aan de Ierse Republiek en indien nodig de wapens opneemt. In dezelfde periode ontstaat ook de Irish Republican Brotherhood.43

Home Rule 1914 Het politieke equivalent van dit groeiende radicale nationalisme eind 19e eeuw is de Home Rule Movement. Isaac Butt ijvert met zijn beweging voor home rule of zelfbestuur van Ierland. Dit krijgt weerklank in het Britse Lagerhuis. Uiteindelijk keurt in 1914 de Britse

39 BIAGINI E. (1996), p. 58 40 BIAGINI E. (1996), p. 55 41 McCANN E. (1979), p. 273 42 BIAGINI E. (1996), p. 64 43 McCANN E. (1979), p. 273

26 regering de Home Rule Bill goed. WOI breekt echter uit, waardoor de uitvoering van deze wet er nooit komt.44

Twee jaar eerder was tegen dit wetsvoorstel de Ulster Solemn League and Convenant opgericht. Hiermee verklaren een half miljoen noordelijke unionisten dat Ulster buiten de Home Rule blijft. Ze richten gewapende milities op, de Ulster Volunteer Force. Als antwoord hierop ontstaat het nationalistisch radicale Irish Volunteers. In de nationalistische politiek wordt de leiding genomen door Sinn Féin, een nieuwe partij die voor de Ieren een eigen parlement, rechtspraak, bestuur en bankwezen wil.45

De armoede en ontevredenheid zijn ook de ideale voedingsbodem voor het socialisme. James Larkin, oprichter van de vakbonden, en James Connolly, leider van de Irish Socialist Republican Party, organiseren in 1913 het Irish Citizens Army, een gewapende vakbondsmilitie.46

Easter Rising 1916 Bij de Paasopstand in 1916 bezetten de Irish Republican Brotherhood, de Irish Volunteers en het Irish Citizens Army een paar strategische plaatsen in Dublin en roepen de onafhankelijke republiek Ierland uit. De Britten treden bruut op en executeren 15 leiders van de opstand. Dit is olie op het vuur van het nationalisme. De doodgeschoten Ieren krijgen de status van martelaren. Vanaf nu volstaat Home Rule niet meer, enkel volledige onafhankelijkheid voor Ierland is genoeg. Sinn Féin kent groot succes. Ze winnen bij de verkiezingen 73 zetels tegenover 31 voor de unionisten. De Sinn Féin afgevaardigden weigeren in het Britse parlement te zetelen. Ze komen bijeen in Dublin en vormen hun eigen Ierse parlement, de Dáil Éireann. De Irish Volunteers worden het officiële Army of the Republic ofwel het Irish Republican Army.47

De tweedeling van het eiland 1921 Vanaf 1919 woedt op het eiland de Anglo-Ierse of de onafhankelijkheidsoorlog. Het is een ware guerrillaoorlog tussen het IRA, het Britse leger en de Ulster Volunteer Force.

44 McCANN E. (1979), p. 274 45 McCANN E. (1979), p. 274 46 McCANN E. (1979), p. 274 47 BIAGINI E. (1996), p. 80

27 In 1920 proberen de oorlogvoerende partijen een overeenkomst te bereiken. De vredesbesprekingen resulteren in het Anglo-Irish Treaty van 6 december 1921. Dit verdrag voorziet de oprichting van een zelfstandige Irish Free State, de 26 zuidelijke katholieke counties. Niet alle nationalisten staan hierachter want men krijgt wel zijn eigen parlement, maar moet trouw zweren aan de Britse kroon. Ook de permanente opdeling van het eiland was voor sommigen onacceptabel. In het zuiden leidt dit tot een burgeroorlog.48

De zes noordoostelijke counties vormen samen de staat Noord-Ierland. Op verzoek van de overwegend protestantse bevolking blijven ze deel uitmaken van het Verenigd Koninkrijk. Noord-Ierland staat nu los van de rest van Ierland en krijgt een zeer grote mate van zelfbestuur, het noordelijke parlement komt het voor eerst bijeen op 22 juni 1921.49

Noord-Ierland en de discriminatie van katholieken Van 1921 tot 1972 wordt Noord-Ierland onafgebroken bestuurd door de Ulster Unionist Party. Katholieken worden jarenlang uitgesloten van politieke macht. Ze hebben geen stemrecht bij lokale verkiezingen. Ook qua werkgelegenheid worden ze achtergesteld. Ze maken nauwelijks kans op jobs bij de overheid of de scheepvaart en zware industrie. De werkloosheid onder de katholieken is twee à drie keer zo hoog als onder de protestanten. De regering doet geen enkele inspanning tegen de discriminatie van de katholieken.50

Na WOII zorgt de economische welvaart voor verbeterde omstandigheden voor iedereen. Een bewijs van de gewijzigde situatie is het falen van een terreurcampagne van het IRA vanaf 1956. De mislukking is te wijten aan een gebrek aan steun van de katholieke bevolking. Toch blijft wantrouwen protestanten en katholieken verdelen. Het verlangen van katholieken naar een verenigde Ierse staat bestaat nog steeds zowel in Noord- als Zuid-Ierland.51

48 McCANN E. (1979), p. 275 49 BIAGINI E. (1996), p. 86 50 BIAGINI E. (1996), p. 90 51 BIAGINI E. (1996), p. 90

28 in Noord-Ierland 1969-1994

Civil Rights Movement In de jaren 1960 voert de Noord-Ierse premier O‟Neill een voorzichtige toenaderingspolitiek. Maar wezenlijke vooruitgang komt er niet. De katholieken beslissen meer druk uit te oefenen om tot echte hervormingen te komen. Geïnspireerd door de Burgerrechtenbeweging van Martin Luther King in de VS, richten ze in 1967 de Northern Ireland Civil Rights Association op. Op een vreedzame manier willen ze een einde maken aan de discriminatie van katholieken. Ze formuleren hun eisen: kiesrecht voor iedereen, een einde aan de manipulatie met kiesdistricten, eerlijke verdeling van de woningvoorraad en van de werkgelegenheid, vrijheid van meningsuiting, afschaffing van de Special Powers Act52 en de ontbinding van de B Specials53. In 1968 en 1969 organiseert de Civil Rights Movement protestdemonstraties. Als reactie hierop gaan ook de protestanten marsen organiseren. In februari 1969 wordt de gematigde premier O‟Niell gedwongen af te treden. De nieuwe regering verbiedt alle katholieke demonstraties, maar de Oranjemarsen van de protestanten mogen gewoon doorgaan.54

The Battle of the Bogside 1969 Op 12 augustus 1969 lopen leden van The Apprentice Boys in hun oranjemars in Londenderry langs Bogside, een katholiek deel in de stad. Dit leidt tot een gewelddadige escalatie die zich ook uitbreidt naar Belfast. De RUC probeert hardhandig de rellen te controleren, maar het geweld duurt twee dagen. De premier van Noord-Ierland vraagt om steun van het Britse leger. Met hun inzet keert de rust in Londenderry terug, nadat er één protestantse en vijf katholieke doden gevallen zijn. In Belfast worden de Britse troepen gestationeerd om de vijandige partijen uit elkaar te houden. Al gauw wordt het Britse leger als een bezettingsmacht en verlengstuk van de protestantse autoriteiten ervaren, vooral door hun huiszoekingen in nationalistische gebieden. Naast de paramilitaire groeperingen van beide gemeenschappen zijn de politiemacht en het leger evenzeer betrokken in de spiraal van geweld.55

52 Afschaffing van de wet uit 1922 die de minister van Binnenlandse Zaken van Noord-Ierland bijzondere bevoegdheden toekende om de orde te bewaren en in de praktijk uitsluitend tegen katholieken werd gebruikt 53 Dit is een door protestanten gedomineerde politiehulpeenheid, die hardhandig optrad tegen vooral katholieken 54 McKITTRICK D. en McVEA D. (2000), pp. 37-39 55 McKITTRICK D. en McVEA D. (2000), pp. 54-55

29 De tumultueuze periode die hierop volgt wordt met een understatement de Troubles genoemd. Voor probleempjes, ongeregeldheden, maar frappant genoeg ook persoonlijk verdriet zegt men in het Iers: “I am sorry for your troubles”.

Internment 1971 In een poging het conflict te smoren, halen de Noord-Ierse autoriteiten een omstreden maatregel van stal, internment without trial. Iedereen die verdacht wordt van betrokken te zijn bij politiek geweld kan zonder proces voor onbepaalde tijd gevangen genomen worden. In praktijk gaat het bijna uitsluitend om katholieken.56

Drieduizend Britse soldaten en de RUC vallen op 9 augustus 1971 in huizen binnen in heel Noord-Ierland. Op drie uur tijd nemen ze 342 mensen gevangen. Enkele uren later staan Belfast en Derry in rep en roer door rellen en schietpartijen. Er komen 22 mensen om en duizenden verlaten hun huis om Noord-Ierland te ontvluchten. Een groot deel van de gevangenen heeft niks met het IRA te maken en komt redelijk snel vrij. Wie overblijft wacht een verschrikkelijke behandeling. De Europese Commisie voor de Rechten van de Mens oordeelt dat Groot-Brittannië zich schuldig heeft gemaakt aan marteling. Het Europese Hof voor de Rechten van de Mens spreekt van inhumane en vernederende praktijken.57

Deze operatie mist dus compleet het gewenste effect, integendeel, steeds meer katholieken en nationalisten gaan het IRA steunen. Toch wordt de praktijk van internment nog jaren verder gezet.58

Bloody Sunday 1972 Op zondag 30 januari 1972 houdt de Northern Ireland Civil Rights Association in Londenderry een vreedzame mars tegen de internmentpolitiek. Er nemen ongeveer 10.000 mensen deel. De Britse troepen bewaken de wegblokkades. Op een gegeven moment wordt het vuur geopend, in een half uur tijd sterven dertien ongewapende burgers, nog één overlijdt later. Er is officieel onderzoek gevoerd, maar nooit een verantwoordelijke aangeduid voor de precieze aanzet van dit drama. Het Britse leger beweert te hebben teruggeschoten nadat ze bij

56 McKITTRICK D. en McVEA D. (2000), p. 67 57 McKITTRICK D. en McVEA D. (2000), pp. 68-69 58 McKITTRICK D. en McVEA D. (2000), pp. 69-70

30 het arresteren van onruststokers vanuit de menigte werden beschoten. De betogers stellen dat soldaten zonder aanleiding het vuur openden.59 Gevolg is dat het extremisme nog verder toeneemt. IRA- acties en reacties van loyalisten en het Britse leger worden steeds grimmiger. Bomaanslagen volgen elkaar op. 1972 is het bloedigste jaar van het conflict.60

Direct Rule De Briste regering beslist in te grijpen. Noord-Ierland komt onder rechtstreeks bestuur, direct rule, van Groot-Brittannië. Na protest gaat de Noord-Ierse regering akkoord. Op 27 maart 1972 gaat de direct rule in, totdat er een politieke oplossing voor de problemen is uitgewerkt. In realiteit duurt dat tot december 1999.61

Bloody Friday 1972 Na mislukte besprekingen met de Britse regering laat het IRA op vrijdag 21 juli 1972 in Belfast 26 bommen na elkaar ontploffen. Er komen 9 mensen om en er zijn 130 gewonden. Het IRA duidt de regering aan als schuldige omdat zij niet gereageerd hebben op hun waarschuwingen. Deze operatie bezorgt hen tot ver buiten Ierland de reputatie van moorddadige terroristenbende. Het leidt tot een verdere polarisatie. Loyalistische paramilitairen verstevigen hun positie en de Britse regering ziet het IRA als onbetrouwbare onderhandelingspartner.62

Blanket Protest en hungerstrikers In 1976 wordt de speciale status voor paramilitaire gevangenen afgeschaft. Er komt hevig protest onder IRA-gevangenen. Ze willen de status van politieke gevangene, want die hoeven geen gevangenisuniform te dragen, moeten geen arbeid verrichten en mogen meer bezoek en voedsel ontvangen. IRA-gevangen in de Long Kesh gevangenis in Belfast weigeren het uniform te dragen, in plaats daarvan wikkelen ze zich in dekens. Ze gaan verder dan dit dekenprotest en smeren hun uitwerpselen uit in hun cellen. Het levert niks op.63

59 McKITTRICK D. en McVEA D. (2000), p. 76 60 McKITTRICK D. en McVEA D. (2000), p. 77-78 61 McKITTRICK D. en McVEA D. (2000), pp. 81-82 62 McKITTRICK D. en McVEA D. (2000), p. 87 63 McKITTRICK D. en McVEA D. (2000), pp. 137-138

31 In oktober 1980 weigeren zeven gevangenen hun voedsel op te eten. Ze krijgen navolging van anderen. De regering Tatcher zegt een compromis voor te bereiden, maar er komt niks van terecht. Daarop begint op 1 maart 1981 zijn hongerstaking, negen gevangenen volgen hem. Vanuit de gevangenis wordt Sands tot parlementslid verkozen. Hierdoor krijgt zijn actie wereldwijd aandacht. Op 5 mei sterft hij na 66 dagen uithongering. Zijn begrafenis wordt door 100.000 mensen bijgewoond. Zijn dood zorgt voor demonstraties en ongeregeldheden in heel Noord-Ierland. Er sterven tien hongerstakers. Aangezien de regering Tatcher consequent weigert toegevingen te doen, overtuigen families de gevangenen hun hongeractie stop te zetten.64

Anglo-Irish Agreement 1985 In 1983 behaalt Sinn Féin in de Ierse Republiek een grote overwinning bij de parlementsverkiezingen. Nogmaals een bewijs van de radicalisering van het conflict. Premier Tatcher besluit te onderhandelen met de Ierse regering. In dit Anglo-Ierse verdrag van 15 november 1985 beslissen ze een Intergovernmental Conference op te richten onder leiding van de Britse Minister voor Noord-Ierland en de Ierse Minister van Buitenlandse Zaken. Het is een overlegorgaan dat kwesties behandelt met betrekking tot de nationalistische minderheid in Noord-Ierland en de bevordering van de grensoverschrijdende samenwerking tussen Noord-Ierland en de Republiek. De unionisten voelen zich verraden door dit verdrag. De nationalisten putten er hoop uit.65

64 McKITTRICK D. en McVEA D. (2000), pp. 143-145 65 McKITTRICK D. en McVEA D. (2000), pp. 163-166

32 Het Noord-Ierse vredesproces 1994-2008

Hume/Adams dialoog Tussen 1988 en 1993 komen SDLP66-leider Hume en Sinn Féin-leider Adams meermaals samen om het Noord-Ierse probleem te bespreken. Ze gaan op zoek naar gemeenschappelijke standpunten en proberen hun nationalistische visies op één lijn te krijgen. Ze brengen samen een verklaring uit waarin ze het nationale zelfbeschikkingsrecht van het Ierse volk voorop stellen.67

The Joint Declaration on Peace 1993 De Hume/Adamsdialoog is de basis voor de gezamenlijke vredesverklaring van de Britse premier John Major en de Ierse premier Albert Reynolds op 15 december 1993. In deze verklaring, die beter bekend is als de Downing Street Declaration, stelt de Britse regering geen strategisch of economisch eigenbelang te hebben in Noord-Ierland. Groot-Brittannië wil zich inzetten om een akkoord tussen Noord en Zuid te bereiken dat gebaseerd is op zelfbeschikking en overeenstemming. De unionisten zijn tevreden over deze verklaring, ze hoeven niet meer bang te zijn dat Noord-Ierland bij de Republiek gevoegd wordt tegen de wil van de Noord-Ierse protestanten.68

Staakt-het-vuren 1994 De nationalistische partijen en de Ierse en Britse regeringen lijken in dezelfde richting te evolueren. Adams overtuigt dan ook begin 1994 het Provisional IRA tot een staakt-het-vuren over te gaan. Het PIRA kondigt een complete beëindiging van zijn militaire operaties af.69 Zes weken later doen de loyalistische paramilitairen hetzelfde. Hun wapenstilstand wordt wel afhankelijk gesteld van het achterwege blijven van republikeins geweld.70

In maart 1995 stelt de Britse Minister voor Noord-Ierland dat de republikeinen zich eerst moeten ontwapenen om mee te kunnen doen in het onderhandelingsproces. Er wordt een internationale adviescommissie voor de ontwapeningskwestie opgericht. Zij adviseren de ontwapening en onderhandelingen parallel te laten verlopen. Voor de unionisten is dit

66 Social Democratic and Labour Party 67 McKITTRICK D. en McVEA D. (2000), pp. 187-188 68 McKITTRICK D. en McVEA D. (2000), pp. 196-197 69 McKITTRICK D. en McVEA D. (2000), p. 199 70 McKITTRICK D. en McVEA D. (2000), pp. 200-201

33 onaanvaardbaar.71 Uiteindelijk worden er parlementsverkiezingen georganiseerd om uit de impasse te komen. Sinn Féin wint genoeg stemmen, maar een enorme PIRA-bomaanslag in Londen sluit hen uit van de onderhandelingstafel.72 In 1997 proberen de premiers Blair en Ahern een nieuwe impuls te geven aan het vredesproces. Sinn Féin neemt weer deel aan de besprekingen nadat het PIRA zijn wapenstilstand hervat heeft.73

Good Friday Agreement 1998 Wanneer Sinn Féin in september 1997 voor het eerst aan de vredesgesprekken deelneemt, loopt de onbuigzame DUP van Ian Paisley weg.74 De onderhandelingen worden overheerst door de UUP van David Trimble en de SDLP van John Hume. De deadline wordt vastgelegd op donderdag 9 april 1998. Uiteindelijk ondertekenen alle partijen één dag later een akkoord, op Goede Vrijdag. Hierdoor blijft Noord-Ierland deel van het Verenigd Koninkrijk, maar het krijgt wel zijn zelfbestuur terug. Noord-Ierland krijgt een eigen democratisch gekozen volksvertegenwoordiging, de Northern Ireland Assembly. Zo zijn ook de katholieken zeker van inspraak. Het verdrag voorziet voor zowel unionisten als nationalisten gelijke rechten van zelfbeschikking. Dit wil zeggen dat Noord-Ieren de Britse, Ierse of een dubbele nationaliteit kunnen kiezen. Overeenstemming is een andere pijler binnen de overeenkomst. Het is de meerderheid van de bevolking die wetten goedkeurt en dus ook beslist of ze al dan niet nog met Zuid-Ierland herenigen.75

De leider van de grootste partij leidt als eerste minister een uitvoerend orgaan, met de leider van de tweede partij als zijn plaatsvervanger. David Trimble van de UUP wordt dus premier en Seamus Mallon van SDLP vice-premier.76 De ministers hoeven het niet met elkaar eens te zijn zoals in een traditioneel kabinet. Sommige kwesties, zoals recht en orde, blijven onder Brits gezag. Er worden drie nieuwe organisaties opgericht: een North-South Council voor grensoverschrijdende kwesties, een British-Irish Intergovernmental Conference voor de betrekkingen tussen de twee nationale regeringen en nog een British-Irish Council met vertegenwoordigers van de andere gedelegeerde regeringen van Groot-Brittannië samen met Noord-Ierland en de Ierse Republiek. De Royal Ulster Constabulary wordt omgevormd naar de Police Service of Northern Ireland, zodat de politiemacht vrij is van elke Britse of Ierse

71 McKITTRICK D. en McVEA D. (2000), pp. 206-207 72 McKITTRICK D. en McVEA D. (2000), p. 208 73 McKITTRICK D. en McVEA D. (2000), pp. 216-217 74 McKITTRICK D. en McVEA D. (2000), p. 217 75 McKITTRICK D. en McVEA D. (2000), pp. 219-221 76 McKITTRICK D. en McVEA D. (2000), 223

34 associatie. Ook belangrijk is dat een Independent International Commission on Decommissioning toezicht houdt op het inleveren van alle paramilitaire wapens. Paramilitaire gevangenen wiens groepering zich aan de wapenstilstand houdt, kunnen binnen de twee jaar vervroegd vrijkomen.77

Na de verkiezingen van de assemblee in juni 1998 zou de macht in maart 1999 aan het nieuwe uitvoerende orgaan overgedragen worden. Maar een gedelegeerde regering werkt alleen als alle partijen elkaar vertrouwen. De unionisten geloven niet dat het IRA volledig ontwapent. De assemblee en het uitvoerende orgaan zijn sinds 2000 verschillende keren opgeschort.78

Noord-Ierland nu De Britse regering neemt in 2002 via direct rule opnieuw de politieke controle over Noord- Ierland. In 2004 ondernemen de Britse premier Tony Blair en de Ierse premier Bertie Ahern een poging om de vastgelopen onderhandelingen te hervatten, zonder resultaat.79 Er ontstaat wel opnieuw hoop wanneer in 2005 het IRA eindelijk officieel het geweld afzweert en de wapens neerlegt.80 In 2007 wordt weer heel radicaal gestemd, de DUP groeit. Maar na deze assembleeverkiezingen geeft de DUP zijn jarenlange verzet tegen een samenwerking met Sinn Féin op. Uit deze dialoog komt in mei 2007 een nieuwe Noord-Ierse regering tot stand. De 81-jarige Paisley is premier van deze regering en belooft hiermee samen te werken met de katholieken en met de regering van de Ierse Republiek. Voormalig IRA-commandant Martin McGuinness wordt vice-premier en belooft daarmee vanaf heden de autoriteit van de Noord- Ierse politie en de Britse justitie te erkennen.81 Twee maand later trekt het Britse leger zich officieel terug van het eiland en is de Noord-Ierse politie alleen verantwoordelijk voor de veiligheid en rust.82 In mei 2008 kondigt Paisley zijn afscheid aan als premier en als partijleider van de DUP. Hij geeft beide functies door aan Peter Robinson.83

Vandaag lijken steden als Belfast nog steeds op een versterkte vestiging. De bevolking leeft nog altijd gescheiden, minstens de helft woont in gebieden die 90% katholiek of protestants

77 McKITTRICK D. en McVEA D. (2000), pp. 220-221 78 McKITTRICK D. en McVEA D. (2000), pp. 227-228 79 N.N., „Vredesberaad Noord-Ierland mislukt‟ (2004), p. 21 80 ROOX I, „Pijn om dood van het IRA‟ (2005), p. 1 81 DANNEELS M., „Historische regering voor Noord-Ierland‟ (2007), p. 15 82 N.N., „Brits leger verdwijnt na 38 jaar uit Noord-Ierland‟ (2007), p. 17 83 N.N., „Robinson volgt Paisley officieel op‟ (2008), p. 18

35 zijn. Maar de laatste tien jaar kunnen de Noord-Ieren wel voor het eerst sinds 1969 weer genieten van een kalme periode.

36 II.2. De politieke context van Noord-Ierland

In dit deel van het hoofdstuk volgt een beknopte beschrijving van de hoofdrolspelers in het Ierse conflict. Daarbij is het noodzakelijk een onderscheid te maken tussen politieke partijen en paramilitaire groeperingen. Onder politieke partijen verstaat men samenwerkings- verbanden van al dan niet gelijkgezinden die via verkiezingen zitting verkrijgen in het Noord- Ierse parlement, the Northern Ireland Assembly. Paramilitairen84 daarentegen zijn burgers die zich tot een militante organisatie groeperen en via gewapende acties hun doelstellingen willen verwezenlijken, maar dit alles los van het reguliere leger.85

Politieke partijen

1. UUP86 De Ulster Unionist Party is de oudste unionistische partij en wordt ook vaak omschreven als de Officiële partij voor Unionisten. In 1905 wordt ze opgericht met als doel politieke steun te geven aan de unionisten die zich verzetten tegen de Home Rule. De UUP is vanaf de stichting van Noord-Ierland tot het afschaffen van het zelfbestuur in 1972 onafgebroken aan de macht. Hun kiezers zijn protestanten die de band tussen Noord-Ierland en Groot-Brittannië in stand willen houden. Van 1995 tot 2005 heeft David Trimble leiding over de partij. Trimble ligt, ondanks protest binnen zijn partij, mee aan de basis van het Goede Vrijdag Akkoord. Bij de verkiezingen in dat jaar 1998 wordt zijn partij de grootste van het Noord-Ierse parlement en hijzelf wordt tot premier verkozen. In 2003 lijdt men een nederlaag, ten voordele van de DUP, en Trimbles leiderschap wordt in vraag gesteld. Sir Reg Empey volgt hem op, maar blijkt in 2007 niet in staat het verliezende tij te kunnen keren.

De UUP heeft nauwe banden met de Orange Order. De Orde der Orangisten houdt zich sinds 1795 bezig met het uitdragen van de protestantse cultuur, onder andere via de jaarlijkse Oranjemarsen. Deze protestantse parades door katholieke wijken ontaarden vaak in rellen en geweld.87

84 N.N., „Paramilitair‟ [internet] (20 juni 2008), alinea 1 85 Sinds de aanslagen in september 2001 wordt voor dit soort acties frequent de term terrorisme gebruikt. 86 N.N., „A short history of Ulster Unionism‟ [internet] (s.d.), alinea 1 87 N.N., Ierland van A tot Z (1991), p.64

37 2. DUP88 Uit een afsplitsing van de UUP richt de protestantse dominee Ian Paisley in 1971 de Democratic Unionist Party op en tot vandaag is hij nog steeds partijleider. De DUP is de meest radicale protestantse unionistische partij. Ze is gekant tegen elke toegeving aan de katholieken, want dat zou een verzwakking betekenen van de unie tussen Noord-Ierland en Groot-Brittannië. Bijgevolg is er vanuit deze hoek fel protest tegen het Goede Vrijdag Akkoord van 1998. In dat jaar wint de partij 20 zetels bij de parlementsverkiezingen. Ze zet de triomftocht verder en wordt in 2003 de grootste partij van Noord-Ierland. In 2007 blijkt de aanhang zelfs nog gegroeid, DUP verovert 36 van de 108 zetels in de Assemblee. Na deze laatste verkiezingen geeft DUP zijn verzet op tegen een samenwerking met Sinn Féin, die ze jarenlang als het verlengstuk van het terroristische IRA benoemden. Uit deze bereidheid tot dialoog komt in mei 2007 een nieuwe protestants-katholieke regering van Noord-Ierland tot stand. De 81-jarige Paisley is premier van deze regering en belooft hiermee samen te werken met de katholieken en met de regering van de Ierse Republiek.89

3. Sinn Féin90 Opgericht in 1905 door Arthur Griffith, is dit de oudste partij van Ierland. Sinn Féin is Iers Gaelisch voor „wij onszelf‟ en verwoordt het politieke doel van de republikeinen: een verenigd Ierland als zelfstandige staat, zonder Britse inmenging. Sinds 1983 is partijleider. De partij wordt lang als politieke tak van het IRA beschouwd. Daardoor worden ze uitgesloten bij de vredesonderhandelingen. Uiteindelijk nemen ze toch deel aan het ontwerp van het Goede Vrijdag Akkoord. Hun verkiezingsresultaten in 1998 zijn goed en de partij blijft groeien. In 2007 zijn ze na DUP de tweede grootste partij. Volgens Sinn Féin staan ze nu volledig los van het IRA. Dit maakt, na jarenlange conflicten, eindelijk een gezamenlijke regering met DUP mogelijk. Voormalig IRA-commandant Martin McGuinness wordt vice-premier en belooft daarmee vanaf heden de autoriteit van de Noord-Ierse politie en de Britse justitie te erkennen.

4. SDLP91 De Social Democratic and Labour Party bestaat sinds 1970 op initiatief van gematigde nationalisten en socialisten. Ze streeft een verenigd Ierland na, maar uitsluitend op een

88 N.N., „News Archive‟ [internet] (s.d.), alinea 1 89 DANNEELS M., „Historische regering voor Noord-Ierland‟ (2007), p.15 90 N.N., „Introduction and Provisional Sinn Féin‟ [internet] (s.d.), alinea‟s 1-10 91 N.N., „About us‟ [internet] (s.d.), alinea‟s 1-5

38 democratische manier. SDLP heeft zich altijd uitgesproken tegen zowel paramilitairen als tegen de Britse militaire aanwezigheid in Noord-Ierland. De eerste leider van de partij, Gerry Fitt, wordt in 1979 opgevolgd door John Hume. Onder zijn leiding levert SDLP bijdragen aan cruciale onderhandelingen: het Anglo-Irish Agreement in 1985, de Downing Street Declaration in 1993 en het Good Friday Agreement van 1998. Voor zijn aandeel in dit laatste akkoord ontvangt Hume, samen met UUP-leider David Trimble, de Nobelprijs voor de Vrede. In 1998 behaalt de partij 24 zetels in het Noord-Ierse parlement. Drie jaar later treedt Hume af als partijleider. Bij de volgende verkiezingen van 2003 verliest ze 6 zetels, ten voordele van Sinn Féin die daarmee de grootste nationalistische partij wordt. Ook in 2007 wordt er radicaler gestemd en SDLP moet opnieuw 2 zetels afgeven.

5. Andere partijen Naast bovengenoemde hoofdrolspelers zijn nog enkele andere partijen de moeite waard om te vermelden. Allereerst de Alliance Party of Northern Ireland of de „cross-community and anti-sectarian party‟, zowel voor protestanten als de katholieken dus. Alliance wil met Noord- Ierland onderdeel blijven van het Verenigd Koninkrijk, maar op basis van zelfbestuur, d.m.v. een reële machtsdeling tussen katholieken en protestanten. De partij steunt het Goede Vrijdag Akkoord en is fel gekant tegen elke vorm van paramilitarisme.92

De kleinere United Kingdom Unionist Party (UKUP) wil een beheer vanuit Londen, is dus tegen een Noord-Iers zelfbestuur en nog feller tegen Ierse inmenging. Ze verzet zich ook tegen de omvorming van de Noord-Ierse politie, de omstreden Royal Ulster Constabulary (RUC), tot de Police Service of Northern Ireland (PSNI).93

Een partij voor de gewone werkmens die een antisektarisch en pluralistisch Noord-Ierland wil, zo profileert de Progressive Unionist Party (PUP) zichzelf.94 Ze hebben banden met de paramilitaire groep Ulster Volunteer Force (UVF). Toch zijn het PUP-leiders die in 1994 de loyalistische paramilitairen zo ver krijgen om in navolging van het IRA ook een wapenstilstand af te kondigen.

92 N.N., „The Alliance Party‟ [internet] (s.d.), alinea‟s 1-4 93 N.N., „UK Unionist Party‟ [internet] (15 maart 2008), alinea‟s 1-9 94 N.N., „What is the PUP?‟ [internet] (s.d.), alinea‟s 1-3

39 Tenslotte de Ulster Democratic Party (UDP) die verbonden was met de Ulster Defence Association/Ulster Freedom Fighters (UDA/UFF), de grootste loyalistische paramilitaire groepering van Noord-Ierland. UDP is intussen opgeheven omwille van verdeeldheid die ontstaan was naar aanleiding van het Goede Vrijdag Akkoord.95

Paramilitaire organisaties

1. (Old) IRA96 The Irish Republican Army is de republikeinse paramilitaire groep die een einde wil stellen aan de Britse controle en een vereniging van Noord-Ierland met de Ierse Republiek wil bekomen. De naam wordt overgenomen van de radicale Irish Volunteers die tijdens de Easter Rising in 1916 gestreden hebben en in 1919 door hun Ierse parlement, Dáil Éireann, officieel benoemd worden tot “Army of the Republic” ofwel het Irish Republican Army.

De onafhankelijkheid van het zuiden is voor het IRA aanleiding om regelmatig geweldadige campagnes te voeren tegen de Briste overheersing in het noorden. De tweedeling van het eiland is voor velen onaanvaardbaar. Hun Border Campaign in de grensgebieden tussen de Republiek en Noord-Ierland van 1956 tot 1962 mislukt en eind jaren 1960 komt het verwijt dat men nalaat de katholieken te beschermen tegen protestantse aanvallen. Het IRA denkt na om meer een politieke koers te gaan varen. Daarop scheidt zich in 1969 het Provisonal IRA af. De Provo‟s houden het bij de strategie van geweld. De Officials matigen hun aanpak.

Wanneer er verwezen wordt naar „het IRA‟, wordt gewoonlijk het Provisional IRA bedoeld.

2. OIRA97 Official Irish Republican Army is de naam voor de resterende IRA-aanhangers na de splitsing van de groepering in 1970. Deze overgebleven gematigde vleugel wil zich meer richten op politiek. Toch grijpt men naar geweld in een reactie op de „internment without trial‟-politiek98 van de Britse autoriteiten in 1971. Er zijn ook tal van vetes tussen OIRA en PIRA begin jaren 1970. In 1972 kondigt OIRA een wapenstilstand af, maar haalt drie jaar

95 N.N., „Ulster Democratic Party‟ [internet] (30 juni 2008), alinea‟s 1-6 96 N.N., „IRA‟ [internet] (s.d.), alinea 1 97 N.N., „OIRA‟ [internet] (s.d.), alinea‟s 1-2 98 Internment without trial is het gevangen nemen zonder voorafgaand proces

40 later weer de wapens boven bij een rel met het Irish National Liberation Army. Er wordt ook beweerd dat tijdens de jaren 1980 en 1990 OIRA nog actief is. In de periode 1969-1979 vermoorden ze 49 mensen. Zelf verliezen ze 21 paramilitairen.

3. PIRA99 The Provisional Irish Republican Army ontwikkelde van een splintergroep naar een grote, goed gefinancierde guerrillaorganisatie die verantwoordelijk is voor tal van gewapende campagnes, waarbij veiligheidsmachten of burgers aangevallen worden.

Als deel van het vredesproces kondigen ze in 1994 een staakt-het-vuren aan. Wegens gebrek aan politieke vooruitgang tijdens het vredesproces hervatten ze hun gewapende strategie. Op 19 juli 1997 kondigt het PIRA opnieuw een bestand af, dit opdat Sinn Féin zou mogen deelnemen aan het partijenoverleg dat tot het Goede Vrijdag Akkoord van 1998 leidt.

In de daaropvolgende jaren houdt het PIRA vol dat hun wapens zwijgen, hoewel de geruchten gaan dat ze nog volop betrokken zijn bij verschillende paramilitaire activiteiten. Dit wordt steeds door de groepering ontkend. Ze weigeren evenwel hun wapens in te leveren, dat zien ze als een knieval voor de Britse regering. Toch kondigt het PIRA in 2001 aan dat hun proces van ontwapening van start gaat. Dit wordt herhaald in 2002 en 2003. In 2005 spreekt de PIRA-leiding een statement uit dat formeel een eind stelt aan de gewapende campagnes en alle PIRA-units dwingt alle wapens in te leveren. Enkele maanden later bevestigt de Onafhankelijke Internationale Ontwapeningscommissie dat dit gebeurd is.

Het aantal aanhangers van het PIRA wordt geschat op 1500 in de jaren 1970 en een 500-tal in de periode van wapenstilstand rond 1994. Het afnemende aantal leden wordt verklaard door de reorganisatie van het PIRA eind jaren 1970. Ze zijn actief in kleinere paramilitaire cellen, een strategie om infiltratie van geheime veiligheidsagenten te voorkomen. Het PIRA wordt verantwoordelijk gesteld voor 1755 moorden in de periode tussen juli 1969 en december 1993. Daarnaast zijn er ongeveer 243 paramilitairen omgekomen. Bij deze slachtoffers ook veel katholieken of IRA-leden, met „verraders‟ werd bruut komaf gemaakt.

99 N.N., „IRA‟ [internet] (s.d.), alinea‟s 1-5

41 4. CIRA100 In de tweede helft van de jaren 1980 groepeert zich het Continuity Irish Republican Army. Het zou de militaire tak zijn van Republican Sinn Féin101, wat ontkend wordt door deze partij. Deze groepering vindt voornamelijk aanhangers bij andere republikeinen die misnoegd zijn over het vredesproces. Na de wapenstilstanden in 1994 en 1998 van respectievelijk het PIRA en het RIRA, stappen sommige radicalen over naar het CIRA. Ze verzetten zich tegen het Goede Vrijdag Akkoord en tegen een staakt-het-vuren. Het CIRA weet in bezit te geraken van ingeleverde PIRA-wapens en pleegt er talloze aanvallen mee tussen 1996 en 2001.

5. RIRA102 Andere ontevreden PIRA-leden vormen in november 1997 het "Real" Irish Republican Army. Het PIRA, het vredesproces, het Sinn Féin-beleid, het is volgens hen allemaal verraad aan de republikeinse zaak. Het zijn vooral wapeningenieurs die zich bij het RIRA voegen. Oorspronkelijk tellen ze een 100 à 200 leden. Deze militante groep wordt in relatie gebracht met het Thirty-Two County Sovereignty Committee103. Ook het RIRA weet beslag te leggen op voormalige PIRA-wapens. Ze hebben een hele lijst aanslagen uitgevoerd. De beruchtste is wellicht de bom die 15 augustus 1998 in een winkelstraat in Omagh 29 mensen doodt en 100- en verwondt. Als gevolg van de wereldwijde heftige reacties hierop, verkondigt het RIRA enkele dagen later zijn militaire acties op te schorten. Hierdoor stappen sommige aanhangers over naar het CIRA. Ondanks dat het RIRA nooit zijn wapenstilstand beëindigd verklaart, slaan ze vanaf 2000 opnieuw gewelddadig toe. In 2004 gebruiken ze in Belfast nog bombrieven en brandbommen.

6. INLA104 Na de naam People's Liberation Army noemt deze republikeinse groepering uit 1975 zich Irish National Liberation Army. Later gebruiken ze nog schuilnamen als People's Republican Army and Catholic Reaction Force. Het INLA wordt beschouwd als de militante vleugel van de Irish Republican Socialist Party (IRSP). Het doel van het INLA en de IRSP is een verenigd Ierland en de oprichting van een revolutionaire socialistische republiek. De kern

100 N.N., „CIRA‟ [internet] (s.d.), alinea‟s 1-3 101 een partij die zich in 1986 afsplitst van Sinn Féin. 102 N.N., „RIRA‟ [internet] (s.d.), alinea‟s 1-5 103 Dit is een politieke pressiegroep, opgericht door o.a. Bernadette Sands-McKevitt, die de Britse strijdkrachten uit Noord-Ierland en Ierland wil verenigen. 104 N.N., „INLA‟ [internet] (s.d.), alinea‟s 1-3

42 van het INLA bestaat oorspronkelijk uit ex-leden van het OIRA, nadat deze groep in 1972 een wapenstilstand afgekondigd heeft.

In 1979 trekken ze internationale aandacht door de bomaanslag op Westminster Palace waarbij , lid van het Britse Lagerhuis voor de Conservatieve Partij, om het leven komt. Intern zijn sommige INLA-leden betrokken bij geschillen n.a.v. het ontstaan van splintergroepen, daarbij komen enkelen om. In december 1997 schiet een INLA-gevangene in de Maze-gevangenis de leider van de Loyalist Volunteer Force, , dood. Dit leidt tot een golf van wraak en geweld.

Deze paramilitairen hebben ongeveer 125 doden op hun geweten, waarvan 45 veiligheidsagenten. Ongeveer 20 INLA-leden sterven zelf tijdens deze periode. In 1998 legt het INLA de wapens neer, maar weigert deze in te leveren.

7. UDA/UFF105 De Ulster Defence Association is één van de grootste loyalistische paramilitaire groepen van Noord-Ierland. In 1971 groeperen een aantal verdedigingsorganisaties zich tot de UDA. Sinds 1973 gebruiken leden ook de naam Ulster Freedom Fighters om aanslagen op te eisen. Ondanks de gekende link tussen de groepen, wordt in 1992 enkel de UDA bij wet verboden te bestaan. Ongeveer 40.000 leden sluiten zich in de jaren 1970 aan, voornamelijk in Belfast en vooral uit de arbeidersklasse.

De UDA speelt een prominente rol in de straatprotesten tegen „direct rule‟ in 1972. In de straten van Belfast gaan 8000 paramilitairen de confrontatie aan met 250 soldaten van het Britse leger. Maar de meest succesvolle operatie is de ondersteuning van de Ulster Workers' Council strike in 1974. De UDA legt grote delen van Noord-Ierland lam. Vanaf 1973 zijn de UFF verantwoordelijk voor tal van bombardementen en vuurgevechten. In de jaren 1990 voeren ze hun aanvallen op katholieken en republikeinen nog op. Ze blijken toegang te hebben tot veiligheidsdocumenten over verdachte republikeinse paramilitairen.

De UDA onderhoudt nauwe banden met haar politieke evenknie de Ulster Democratic Party (UDP). Daarom beslissen ze in 1994, in navolging van het IRA, ook over te gaan naar een

105 N.N., „UDA‟ [internet] (s.d.), alinea‟s 1-8

43 wapenstilstand. Zo kan de UDP bijdragen aan het meerpartijenoverleg in 1996. De UFF verbreekt in 1997 en 1998 haar staakt-het-vuren, maar vernieuwt het weer, zodat de UDP niet uitgesloten wordt van de gesprekken. Ondanks de bedenkingen die de UDA heeft bij het Goede Vrijdag Akkoord steunt het de UDP bij de onderhandelingen. Hierdoor komen UFF- gevangenen in aanmerking voor vervroegde vrijlating.

In 2000 raakt de UDA in conflict met de Ulster Volunteer Force. Sindsdien plegen ze ook opnieuw aanslagen op katholieken. Daarop erkent de Britse regering niet langer hun vredesbestand. De UDA trekt ook haar steun in voor het Goede Vrijdag Akkoord, waardoor de UDP ontbonden wordt. In 2003 laat de UDA weten dat ze hun militaire activiteiten stop zetten. Met een officiële verklaring in 2007 maken ze bekend dat ze ontwapenen. Volgens schattingen heeft de UDA/UFF 408 dodelijke slachtoffers gemaakt in de periode 1971-1999.

8. UVF106 Hun naam nemen ze over van het gewapende verzet dat zich in 1912 vormde tegen de Home Rule in Ierland. De nieuwe Ulster Volunteer Force, die zich in 1966 vormt, heeft als doel de constitutionele positie van Noord-Ierland binnen het Verenigd Koninkrijk te garanderen. Ze zijn gekant tegen de hervormingen eind jaren 1960, begin jaren 1970. De UVF wordt gerelateerd aan The Red Hand Commando (RHC), een verwante loyalistische paramilitaire groep uit 1972. In deze periode telt de UVF iets van een 1500 leden.

Een bomaanslag op 17 mei 1974 in Dublin en Monaghan doodt 33 onschuldige burgers, zo schrijft de UVF het grootste slachtofferaantal op één dag achter zijn naam. Een maand later heft staatssecretaris van Noord-Ierland, Merlyn Rees, het bestaanverbod van de UVF op. Het is een poging om hen als legale organisatie aan te sporen over te stappen naar een constitutionele politiek. Maar in oktober 1975 maken ze opnieuw slachtoffers. De UVF wordt terug een illegale groepering. Daags nadien arresteren veiligheidstroepen 26 verdachte UVF- leden. Ze worden samen veroordeeld tot 700 jaar gevangenisstraf. In de jaren 1980 heeft de UVF te lijden onder informanten die samenwerken met de RUC107, zodat 14 UVF-leiders opgepakt worden.

106 N.N., „UVF‟ [internet] (s.d.), alinea‟s 1-6 107 The Royal Ulster Constabulary is de naam van de Noord-Ierse politiemacht tussen 1 juni 1922 en 4 november 2001. De RUC bestond bijna volledig uit officieren van de protestantse gemeenschap.

44 In oktober 1994 verklaart de UVF een wapenstilstand. Hun politieke steun, de Progressive Unionist Party (PUP), speelt namelijk een belangrijke rol in het vredesproces en Het Goede Vrijdag Akkoord. Gevangen UVF-leden kunnen hierdoor vervroegd vrijkomen. Tijdens de late jaren 1990 hervallen ze in hun geweldplegingen. Ze geraken in 2000 in conflict met de UDA en de LVF. In de zomer van 2005 plegen ze opnieuw een reeks moorden. Twee jaar later, in mei 2007, stellen ze een bestand voor waarin staat dat de UVF en het RHC afzien van hun militaire rol. Hoewel dit wil zeggen dat hun wapens buiten gebruik zijn, weigeren ze deze over te leveren aan de Onafhankelijke Internationale Ontwapenings- commissie.

Omdat loyalistische paramilitairen niet de gewoonte hebben aanslagen op te eisen en in vele gevallen pseudoniemen gebruiken, is het moeilijk om slachtofferaantallen mee te geven. De UVF en RHC hebben waarschijnlijk 500 burgers gedood, hoofdzakelijk katholieken.

9. LVF108 Ontevreden UVF-leden organiseren zich in 1996 tot de Loyalist Volunteer Force. Ze zijn het niet eens met de loyalistische wapenstilstand van 1994. In 1996 plegen ze sektarische moorden. De Britse regering vaardigt een bestaansverbod tegen de groepering uit. Enkele maanden later wordt LVF-leider Billy Wright in de Mazegevangenis doodgeschoten door de INLA. LVF neemt wraak en doodt 10 katholieke burgers.

Hoewel een wapenstilstand volgens de LVF niet in het belang is van de protestanten in Noord-Ierland, kondigt ze die in 1998 toch af. Zo kunnen LVF-gevangenen door het Goede Vrijdag Akkoord vervroegd in vrijheid gesteld worden. In december 1998 is de LVF de eerste paramilitaire organisatie die wapens inlevert bij de Onafhankelijke Internationale Ontwapeningscommissie. Het blijft echter bij die ene keer. De LVF wordt ervan verdacht nog betrokken te zijn bij terroristische aanvallen. Ze komen ook geregeld in aanvaring met de UVF. Eind oktober 2005 kondigt de LVF aan, in navolging van het IRA, zijn paramilitaire activiteiten te staken.

108 N.N., „LVF‟ [internet] (s.d.), alinea‟s 1-2

45 10. OV109 Begin jaren 1970 worden de paramilitaire Orange Volunteers geassocieerd met de Orange Order110. Op een gegeven moment is de OV zelfs de tweede grootste loyalistische groep na de UDA. Ze worden gelinkt aan de UVF en zijn betrokken bij de Ulster Workers Council strike en de Loyalist strike. In de jaren 1980 denkt men dat de OV niet langer bestaat. In 1998 eist plots een loyalistische paramilitaire groep onder de naam OV aanslagen tegen katholieken op. Het zijn loyalisten uit andere paramilitaire organisaties als LVF, UDA en UFF. Ze verzetten zich tegen het Goede Vrijdag Akkoord. Tegelijkertijd duiken de Red Hand Defenders op (RHD). Ook een groep loyalisten die zich afkeren van het vredesakkoord. De politie is van mening dat de OV en RHD dezelfde activisten hebben.

In 2000 maakt de OV een bestand bekend en hoewel dat in februari 2001 weer wordt herroepen, heeft de groep voor zover bekend, sinds die tijd geen aanslagen meer gepleegd.

109 N.N., „OV‟ [internet] (s.d.), alinea‟s 1-3 110 Dit is een loyalistische Orde die jaarlijks parades organiseert om de overwinning van Willem III van Oranje te vieren.

46 II.3. Identiteit en cultuur

Hiervoor werden politici en paramilitairen beschreven als de actoren in het Noord-Ierse conflict. Natuurlijk heeft ook de gewone burger een cruciaal aandeel in dit verhaal. De Noord- Ieren hebben veel ellende ondergaan en er zijn vele burgerslachtoffers gevallen, maar het volk speelt ook een actieve rol. Ze hebben een politieke stem, geloven al dan niet in een bepaalde god, kiezen een bepaalde woonplaats, spreken een bepaalde taal, sympathiseren al dan niet met paramilitairen, lopen al dan niet mee in parades, schilderen al dan niet murals, enz. Kortom, ze bevestigen al dan niet hun conflicterende identiteiten.

Identiteit

Om de complexiteit van Noord-Ierland beter te begrijpen is het belangrijk stil te staan bij hoe identiteiten werken en veranderen. Mensen ontwikkelen verhalen en etiketten om uit te leggen hoe dingen samenhangen of hoe gebeurtenissen verwerkt kunnen worden door de eigen identiteit. Identiteitsconstructie doet zich volgens Pinxten voor op verschillende niveaus tegelijk: individu, groep en gemeenschap. Op elk niveau bestaat een veelheid aan identiteiten. Zo bouwt het individu zijn eigen identiteit op door de groep (bv. woonomgeving, het gezin, enz.) waartoe het behoort en de gemeenschap (bv. de katholieke kerk, de Britse nationaliteit, enz.) waarvan het deel uitmaakt. Omgekeerd bouwt het individu bewust of onbewust mee aan de identiteiten van groepen en gemeenschappen door eraan te participeren of hun verhalen uit te dragen.111

Enkele gemeenschappen in Noord-Ierland worden vaak gemakshalve of door populair woordgebruik aan elkaar gelijkgesteld. Dat levert het traditionele perspectief op van de Noord-Ierse gesegregeerde maatschappij met enerzijds de katholieken, nationalisten en republikeinen en anderzijds de protestanten, unionisten en loyalisten. Een korte definiëring van deze begrippen dringt zich op.

Katholieken (in dit geval rooms-katholieken) zijn christenen die tot de kerkelijke gemeenschap onder leiding van de paus van Rome behoren.

111 PINXTEN R. (2003), pp.84-85

47 Nationalisten streven een herenigd Ierland na via constitutionele weg.112 Republikeinen willen een verenigd Ierland, desnoods met gewelddadige middelen.113 Protestanten zijn christenen die de leer van het protestantisme belijden. In Noord-Ierland kunnen dit anglicanen, presbyterianen of methodisten zijn.114 Unionisten streven naar een unie met het Verenigd Koninkrijk.115 Loyalisten zijn unionisten die eventueel met geweld de unie met het Verenigd Koninkrijk willen handhaven.116

Natuurlijk bestaan deze gemeenschappen niet geïsoleerd en gaan ze onderling interacties aan. Een meerderheid van de hedendaagse bevolking, 40%, definieert zichzelf als unionist, 22% als nationalist en 35% als geen van beide. Volgens een opiniepeiling wil 58% dat Noord- Ierland op lange termijn deel blijft van het Verenigd Koninkrijk, terwijl 23% de voorkeur geeft aan een herenigd Ierland. Uiteindelijk stemt 54% voor pro-unionistische partijen, 42% voor pro-nationalistische en 4% anders. De discrepantie in deze cijfers kan verklaard worden door de overtuigende voorkeur van protestanten om deel te zijn van het V.K. (85%), terwijl de katholieke voorkeuren meer gespreid zijn over verschillende opties. Onder andere 25% wil deel blijven van het V.K., 50% wil een verenigd Ierland en 9% wil Noord-Ierland als onafhankelijke staat.117

Unionisten zijn overwegend protestanten, afkomstig van Schotse, Engelse of Welshe kolonisten of inlandse Irishmen die bekeerd waren tot het protestantisme. Nationalisten zijn hoofdzakelijk katholieken en stammen af van de bevolking voor de kolonisatie.118 In het algemeen zien protestanten in Noord-Ierland zich hoofdzakelijk als Brits, katholieken noemen zichzelf Iers. Maar het is ingewikkelder dan dat. Een groot deel van de bevolking noemt Ulsters of Noord-Iers als eerste of tweede identiteit. Daarenboven zien velen zich ook als zowel Brits én Iers.119

112 N.N., Ierland van A tot Z (1991), p.58 113 N.N., Ierland van A tot Z (1991), p.73 114 N.N., „Demography and politics‟ [internet] (19 juli 2008), alinea 1 115 N.N., Ierland van A tot Z (1991), p.88 116 N.N., Ierland van A tot Z (1991), p.49 117 N.N., „Demography and politics‟ [internet] (19 juli 2008), alinea‟s 2-3 118 N.N., „Demography and politics‟ [internet] (19 juli 2008), alinea‟s 5-6 119 N.N., „Citizenship and identity‟[internet] (19 juli 2008), alinea‟s 1-3

48 Cultuur

Volgens Pinxten worden al deze identiteitsdynamieken ingevuld via de persoonlijkheids-, de socialiteits- en de culturaliteitsdimensies. Individuen, groepen en gemeenschappen interageren met elkaar en andere actoren en drukken daarbij hun identiteit uit via socialiteits- en culturaliteitskenmerken.120

In Noord-Ierland wordt zowel Engels als Iers Gaelisch gesproken. De keuze voor het hanteren van een taal zegt dus meteen iets over je identiteit. Ook de murals zijn een expressie van culturaliteit. Een andere opvallende cultuuruiting in Noord-Ierland zijn de jaarlijkse parades en marsen. Het is interessant om deze traditie hier van naderbij te bekijken omdat dit vanzelfsprekend niet los te denken is van de context waarin murals ontstaan zijn.

Marsen en parades Het marching season loopt van mei tot augustus, maar eigenlijk begint het al vanaf maart en gaat het door tot in september.121 Dat wil zeggen dat er elk jaar ongeveer 2.500 loyalistische parades doorgaan volgens Jarman en Bryan. Ze stellen dat het aantal parades algemeen toegenomen is in de laatste 25 jaar. Het aantal loyalistische parades is licht toegenomen door de jaren heen. Het aantal republikeinse parades bleef tot 1991 gelijk, daarna gingen ook zij er meer organiseren. Van de 2.744 parades die plaatsvonden in 1992, werden er 2.498 als loyalistisch omschreven door de RUC122.123 De traditie van deze optochten is dus vooral een protestantse aangelegenheid. Toch ligt de oorsprong ervan in de rituelen van de rooms- katholieke kerk. Jarman en Bryan verklaren deze paradox door er op te wijzen dat de ontwikkeling van dergelijke traditie gebaseerd is op het behoud van politieke macht. De onderontwikkeling van een katholieke paradetraditie heeft veel te maken met een gebrek aan deze politieke macht.124

Al sinds de jaren 1400 worden er in Ierland parades gehouden, vooral door de kerk en de burgerlijke autoriteiten. Tegen de 18e eeuw hadden al heel wat instellingen de praktijk van het organiseren van marsen overgenomen en uitgebreid: om belangrijke religieuze, militaire of

120 PINXTEN R. (2003), p.86 121 BRYAN D., FRASER T.G., DUNN S. (1995), p.10 122 The Royal Ulster Constabulary is de naam van de Noord-Ierse politiemacht. 123 JARMAN N. en BRYAN D. (1996), p.30 124 JARMAN N. en BRYAN D. (1998), p.4 en p.70

49 politieke verjaardagen te vieren, om hun sterkte en trouw te uiten, om hun politieke eisen duidelijk te maken en om territoria te claimen. Eind 18e, begin 19e eeuw werden de parades steeds gewelddadiger. De midden en hogere klasse stond er dan ook steeds minder positief tegenover. De politie sloeg er niet in de parades te stoppen of de onrust te controleren.125 Er werden vervolgens Party Procession Acts ingevoerd die allerhande soorten publieke demonstraties verboden of beperkten. Zulke acts golden van 1832 tot 1844 en van 1850 tot 1872.126

De loyalistische ordes plannen elk jaar hun parades om belangrijke historische gebeurtenissen voor de protestantse gemeenschap te herdenken. De Twelfth of July is de belangrijkste feestdag die alle unionistische gemeenschappen in Noord-Ierland vieren. Hierbij wordt de overwinning van de protestantse koning William III van Oranje op de katholieke koning James II in de Battle of the Boyne in 1690 herdacht. Een overwinning die het protestantse overwicht in Ierland bevestigde. Deze gebeurtenis draagt intussen een enorme symbolische lading.127 Op de Twelfth trekken loyalisten in marsen door de straten. Ze dragen uniformen, zijn voorzien van vlaggen en vaandels en worden begeleid door marching bands of fanfares. Zo passeren ze in wijken die door katholieken bewoond worden. Biagini noemt dit een claim om territorium.128 Deze parades op the Twelfth zijn dan ook berucht om hun provocerende karakter.

De belangrijkste loyalistische paradeorganisaties zijn The Orange Order, The Royal Black Institution en The Apprentice Boys of Derry. Daarnaast is er ook nog The Independent Orange Institution, The Junior Orange Institution en de Royal Arch Purple Institution.129 De drie republikeinse ordes zijn de Ancient Order of Hibernians, de Irish National Foresters en de Republican Movement.130

De nationalistische gemeenschap herdenkt vooral de Easter Rising, waarbij over heel Ierland parades gehouden worden op paaszondag. Ook de nagedachtenis van Bloody Sunday, de hongerstakingen en Internment zijn belangrijke gelegenheden die een parade vragen.131 Voor

125 JARMAN N. en BRYAN D. (1998), pp.6-9 126 BRYAN D., FRASER T.G., DUNN S. (1995), p.8 127 BRYAN D., FRASER T.G., DUNN S. (1995), p.57 128 BIAGINI E. (1996), pp.95-97 129 JARMAN N. en BRYAN D. (1996), p.7 130 JARMAN N. en BRYAN D. (1996), pp.31-33 131 JARMAN N. en BRYAN D. (1996), pp.31-33

50 de nationalisten hebben parades gediend als een belangrijk middel in hun politieke campagnes. Er zijn een aantal momenten geweest dat het volk bereid was zich te mobiliseren, zoals tijdens de Home Rule-campagne, de burgerrechtencampagne en de hongerstakingen. In andere perioden leek het onmogelijk voor de nationalisten om hun recht op politieke uitdrukking uit te breiden. Op die momenten was het eerder een vorm van oppositie tegen de loyalistische parades.132

Ten tijde van de ontwikkeling van het vredesproces werd politiek op straat echter steeds meer confronterend. De zomers van 1995, 1996 en 1997 werden overheerst door de twisten over the right to march. Over een aantal parades ontstonden rellen omdat ze door katholieke gebieden passeren. Sinds de troubles zijn protestanten en katholieken zich elk gaan groeperen in eigen wijken. Volgens de protestanten gaan hun traditionele routes dus door gebieden waar vroeger protestanten woonden. Maar katholieken ervaren dit als provocerend en triomfalistisch omdat de parades historische overwinningen op katholieken herdenken. Daarom hebben ze zelf demonstraties en optochten georganiseerd om de parades via andere routes te laten gaan. De spanningen tussen katholieken en protestanten verscherpten nog door de manier waarop de RUC opgetreden is bij deze marsen. Ze gebruikten vaak geweld en konden niet voorkomen dat er illegale feiten gebeurden tijdens parades.133

Op zoek naar een oplossing voor dit probleem werd in 1998 door de Britse regering een onafhankelijke paradecommissie opgericht. Uit voorzorg neemt zij beslissingen over te volgen routes. Dat is echter geen garantie op een vredig verloop. Die zomer besloot de commissie dat de Drumcree-parade niet langs de katholieke Garvaghy Road mocht terugkeren. Gevolg: elf katholieke kerken werden in brand gestoken en in Ballymoney keek een moeder hulpeloos toe hoe haar drie zoontjes levend in hun huis werden verbrand. In een wraakactie doodde het RIRA 29 mensen met een bomaanslag.134 Ook in 2005 ging het niet zonder slag of stoot. Een oranjemars in Belfast werd omgeleid omdat die niet voorbij de katholieke Springfield Road mocht. Het geweld brak uit aan de wegblokkades voor de katholieke wijk, waar honderden loyalistische oproerkraaiers zich bij de parade voegden en de

132 JARMAN N. en BRYAN D. (1998), p. 71 133 JARMAN N. en BRYAN D. (1998), p.4 134 ROOX I., „Bang afwachten voor afloop oranje parades‟ (2003), p. 17

51 ordehandhavers te lijf gingen met molotovcocktails, zelfgemaakte handgranaten en stenen. De rellen bleven drie dagen duren.135

De onrust die rond het paradeseizoen hangt keert nog elk jaar terug. Het is steeds gespannen afwachten hoe het zal verlopen. Toch moet vermeld worden dat het grootste aantal marsen zonder problemen kan plaatsvinden, met een minimum aan politie en met goede wil van de plaatselijke bevolking.136

Deze korte casus over de parades geeft aan dat een cultuuruiting in Noord-Ierland nooit onschuldig is en verstrekkende gevolgen kan hebben.

135 ROOX I., „Oorlogstijd in Belfast‟ (2005), p. 19 136 BRYAN D., FRASER T.G., DUNN S. (1995), p.11

52

DEEL III MURALS IN NOORD-IERLAND

53 III. 1. Het ontstaan van de Noord-Ierse murals

De oorsprong van de loyalistische en republikeinse muraltradities is totaal verschillend. De murals van beide gemeenschappen hebben een andere ontstaansgeschiedenis. Ze komen voort uit andere situaties en noden. Ze verschenen voor het eerst in andere periodes. Eerst schilderden de loyalisten murals en pas tachtig jaar later volgden de republikeinen. Zo wordt meteen duidelijk dat er moeilijk te spreken valt over dé Noord-Ierse murals.

Het ontstaan van loyalistische murals

In deel II werd reeds de eeuwenoude unionistische traditie van marsen en parades aangehaald (zie Afb.5). Al voor het ontstaan van de Noord-Ierse staat in 1921 planden loyalistische ordes jaarlijks festiviteiten om belangrijke historische gebeurtenissen voor de protestantse gemeenschap te herdenken. De Twelfth of July is de belangrijkste feestdag die alle unionistische gemeenschappen in Noord-Ierland vieren. Hierbij wordt de overwinning van de protestantse koning Willem III van Oranje op de katholieke koning James II in de Battle of the Boyne in 1690 herdacht. Een overwinning die het protestantse overwicht in Ierland bevestigde. In de aanloop naar deze periode was het jaarlijks de gewoonte om vlaggen en vaandels uit te hangen. Iedereen hing een Union Jack aan zijn huis en er was een soort competitie om steeds een grotere en nieuwere vlag te hebben dan de buurman. De lokale unionistische Oranje orde richtte op een voorname plaats, de hoofdstraat of de ingang van een woonwijk, een boog op met wimpels. Het was ook de periode van het jaar om de buurt op te smukken en de gevel eens te herschilderen.137

Rond deze tijd verschenen ook de eerste murals. Volgens Loftus is de eerste gedocumenteerde mural uit 1908 in de Beersbridge Road in Belfast. Hij was geschilderd door John McLean, een arbeider op de Harland & Wolff scheepswerf. Hij beeldde de overwinning van Willem III af, beter bekend als King Billy.138 Murals waren nog zeldzaam, misschien kwam er één voor per district. Het centrale motief was wel altijd King Billy (zie Afb.6). Het schilderen van stoepstenen en ander straatmeubilair was ook nog niet de gewoonte.139 De vlaggen en

137 BRYSON L. en McCARTNEY C. (1994), p. 125 138 LOFTUS B. (1983), p.11 139 BRYSON L. en McCARTNEY C. (1994), p. 125

54 wimpels bleven maar een tweetal weken hangen in de periode rond de viering. Daarna werd alles weer verwijderd. Aangezien er weinig schilderingen waren, bleven er weinig permanente tekens achter van de straatdecoratie. De sociale banden en trots die dit gebeuren smeedde kunnen echter niet overschat worden. Het is een rituele uitdrukking van een collectieve identiteit.140 Daarnaast was het ook een teken van territoriumtoe-eigening en dominantie. Velen zullen niet in die termen gedacht hebben bij wat ze aan het doen waren, maar vlaggen markeren territorium en de mogelijkheid om zonder probleem vlaggen te tonen wijst op macht en controle.141

De eerste loyalistische mural in Derry is van rond 1920. Hij wordt nog steeds herschilderd. Hij herdenkt zowel het opheffen van de belegering van Derry door de troepen van Willem III, als de overwinning bij de slag van de Boyne (zie Afb.7).142 Na WOI eerde de loyalistische gemeenschap zijn slachtoffers via murals. Stilaan kwam een muraltraditie op gang. Hoewel er verschillende thema's als de slag van de Somme en het zinken van de Titanic afgebeeld werden, was het duidelijk dominante thema de overwinning van King Billy.143

Door de jaren heen deden zich veranderingen voor in het tonen van loyalistische tekens bij vieringen. Een oorzaak daarvan zijn de veranderde sociale normen en materiële condities. Er is onder andere meer kapitaal om aan decoratie te spenderen. Nu kunnen er elk jaar nieuwe vlaggen gekocht worden. Er zijn ook betere materialen om Oranjebogen te maken. Verf en borstels zijn gemakkelijker en goedkoper verkrijgbaar. De resultaten houden dus langer.144

Eind jaren 1960 veranderde de politieke situatie. De spanningen tussen loyalistische en republikeinse gemeenschappen liepen op. Volgens Rolston raakte het unionisme versplinterd. Het vertrouwen van weleer was zoek omdat de oude unionistische zekerheden onder bedreiging kwamen. Groot-Brittannië nam het bestuur over Noord-Ierland weer over. Voor de murals wou dit zeggen dat er geen nieuwe King Billy murals bijkwamen. Loyalisten gingen op zoek hoe men visueel toch hun Britse identiteit kon weergeven. Ze gingen vlaggen,

140 BRYSON L. en McCARTNEY C. (1994), p. 126 141 BRYSON L. en McCARTNEY C. (1994), p. 127 142 LOFTUS B. (1983), p.11 143 ROLSTON (1992), p. 1 144 BRYSON L. en McCARTNEY C. (1994), pp. 129-130

55 symbolen en heraldische tekens schilderen omdat die een tijdloze grandeur en traditie uitstralen.145

Ondanks hun paramilitaire acties in de jaren 1970 en 1980, kwamen er weinig murals voor van gewapende loyalisten. Dit veranderde na het Anglo-Ierse Akkoord tussen Londen en Dublin in 1985. De unionistische oppositie was hevig. Even leek het alsof de unionistische gemeenschap terug één front vormde. Als deel van dat protest begon in de zomer van 1986 de militaire iconografie in loyalistische murals dominant te worden. 146

Het ontstaan van republikeinse murals

Nationalisten waren minder begaan met politieke symbolen dan unionisten. De katholieken vierden eerder feestdagen uit de kerkelijke kalender, bijvoorbeeld Saint Patrick‟s Day. Saint Patrick‟s vlag en de pauselijke vlag werden dan uitgehangen. Dit was allemaal op veel kleinere schaal dan de vieringen in de unionistische gemeenschap. Tot de jaren 1960 waren er weinig tekens van nationalisme in de straten te bespeuren. De driekleur was niet vaak te zien. Als dat gebeurde werd die door de politie verwijderd en de verantwoordelijke werd opgepakt.147 Nationalisten schilderden dus ook geen murals. De openbare ruimte werd beheerst door de unionisten, zowel ideologisch als in daden. De nationalistische cultuur speelde zich af in private plaatsen zoals de kerk en sporthallen. Gaelic sports, Ierse dansen, taal en muziek bleven onzichtbaar voor de rest van de maatschappij.148

De politieke demonstraties eind jaren 1960 gingen gepaard met meer vertoon van nationalistische symbolen. Er vonden ook republikeinse Paasparades plaats in de meeste dorpen met een hoofdzakelijk nationalistische bevolking. Deze gemeenschap had zichzelf versterkt en de maatschappij aangesproken over hun rechten. Ze ondernamen politieke actie, demonstraties en fysieke daden. Het verhoogde gebruik van vlaggen en symbolen is ook een weerspiegeling van de algemene polarisatie van de Noord-Ierse maatschappij. Het schilderen van stoepstenen, bushokjes en lantaarns in rood-wit-blauw of groen-wit-oranje was intussen

145 ROLSTON B. (2003), p. 5 146 ROLSTON B. (2003), p. 5 147 BRYSON L. en McCARTNEY C. (1994), p. 127 148 ROLSTON B. (1992), p. 3

56 algemeen verspreid. Toch gebeurde het bij de nationalisten nog steeds in mindere mate dan in de unionistische gebieden.149

Eind jaren 1970 was er in de straten van Belfast graffiti te zien ter ondersteuning van de blanket protesters, de IRA-gevangenen die weigerden een gevangenisuniform te dragen. Deze campagne eindigde in 1981 met een hongerstaking om het statuut van politieke gevangene te eisen. De gemeenschap verenigde zich in protesten en marsen. De republikeinse slogans op muren breidden uit en uiteindelijk ontstonden murals (zie Afb.8). Meestal beelden die vroege murals hongerstakers af, vooral Bobby Sands de leider van de campagne. Zijn dood in mei 1981 zorgde voor demonstraties en ongeregeldheden in heel Noord-Ierland. In de twee maand die hierop volgden verschenen meer dan 150 murals in Belfast. Ze hadden maar twee thema‟s, de hongerstaking en de gewapende strijd van het IRA.150

Er kwam in de jaren 1980 dus een groter bewustzijn van het belang van het recht op culturele expressie. De Britse en Ierse regering namen daaromtrent ook verantwoordelijkheid op in een artikel van het Anglo-Ierse Akkoord: “The conference shall concern itself with measures to recognise and accomodate the rights and identities of the two traditions in Northen Ireland, to protect human rights and to prevent discrimination. Matters to be considered in this area include measures to foster the cultural heritage of both traditions (…)”151

Na de hongerstakingen bleven de republikeinse muralisten verder schilderen. Ze keerden hun interesse naar andere onderwerpen binnen en buiten hun gemeenschap. Ook hun gewapende strijd bleef te zien in hun murals. Het was wel nooit zo dominant als bij de loyalisten.152

149 BRYSON L. en McCARTNEY C. (1994), p. 131 150 ROLSTON (1992), p. 3 151 BRYSON L. en McCARTNEY C. (1994), p. 129 152 ROLSTON B. (2003), p. 5

57 III. 2. Iconografie van de Noord-Ierse murals

De loyalistische muraltraditie bestaat nu al een eeuw, de republikeinse bijna dertig jaar. Telkens het politieke of sociale leven in die periode veranderde, veranderden de murals mee. Daarom wordt hier nagegaan hoe in beide gemeenschappen de geschilderde onderwerpen variëren en evolueren.

Loyalistische murals midden jaren 1980

De loyalisten voelen zich verraden. Groot-Brittannië heeft direct rule, rechtstreeks bestuur over Noord-Ierland. Maar Tatcher tekent in 1985 het Anglo-Ierse Akkoord. Het is een overeenkomst met de Republiek Ierland over een grensoverschrijdende samenwerking en een aanpak van de nationalistische minderheidskwesties. Volgens Rolston betekent dit voor de loyalistische murals een heropleving. In een reactie op het Akkoord ontstaan bijzonder veel agressieve militaire murals. Dit getuigt dat de loyalisten zich verenigen in hun protest. Murals tonen dat paramilitaire organisaties als de Ulster Freedom Fighters (zie Afb.9), de Ulster Volunteer Force (zie Afb.10) en de Red Hand Commando (zie Afb.11) volop actief zijn. De Britse loyalist Brian Nelson zorgt namelijk in de late jaren 1980 voor een grote vracht wapens uit Zuid-Afrika waarmee de loyalistische troepen zich herbewapenen.153 Deze voorstellingen hebben een dreigende toon en dat is de bedoeling. Vroegere muralisten zijn het hier niet mee eens. De nieuwe generatie muralisten zijn vaak jongeren met een militante politieke visie.154

Daarnaast bestaan de King Billy murals nog steeds. Enkele oude worden hersteld, er komen ook nieuwe bij (zie Afb.12). De vlaggen en heraldische tekens die in de jaren 1970 populair waren worden ook nog als murals geschilderd. The Red Hand duikt op, het symbool voor zowel unionisten als nationalisten in het Noorden. Traditioneel is het een gestrekte hand die bloedt. Hierop worden variaties bedacht, zoals een gebalde vuist (zie Afb.13). Eind jaren 1980 bestaat de Ulster Volunteer Force 75 jaar. Naar aanleiding van deze verjaardag wordt de Battle of the Somme uit 1916 meermaals geschilderd. Bij die slag

153 ROLSTON B. (1998), p. 3 154 ROLSTON B. (1992), p. 2

58 stierven vele UVF-leden (zie Afb.14). Andere historische gebeurtenissen als de belegering van Derry komt naar oude gewoonte ook nog voor (zie Afb.15). Tenslotte zijn er ook humoristische murals te zien. Deze zijn vaak in cartoonstijl. Een populair motief is de bulldog (zie Afb.16).155 Dit hondenras is van oorsprong Brits en alludeert dus speels op de connectie met Groot-Brittannië.

Loyalistische murals begin jaren 1990

Wat in deze periode opvalt, is dat het oudste onderwerp opmerkelijk minder voorkomt. Op enkele uitzonderingen na komen er geen nieuwe King Billy-murals bij. De oude murals worden ook nauwelijks in tact gehouden, zelfs niet naar aanleiding van The Twelfth. Deze vaststelling noemt Rolston symbolisch voor de crisis van de loyalistische identiteit. Hij verwijst naar een voorval in de Fountain in Derry. Hier wordt de oudste mural van deze stad gedurende 70 jaar herschilderd door drie generaties van de familie Jackson (zie Afb.7). Bij de heraanleg van de wijk in de jaren 1970 had de NIHE de mural gered door hem te laten verplaatsen. Begin jaren 1990 laat men echter de muur instorten. Kort daarvoor is in de buurt Michael Stone als King Billy geportretteerd (zie Afb.17). Stone is een loyalist die in 1988 bij een republikeinse begrafenis in Belfast drie mensen vermoordt. Hierdoor verschaft hij zich een heldenstatus onder loyalisten. De vorige generatie muralisten betreurt dit soort voorstellingen. Bobby Jackson zegt hierover: "I don't like them at all because they're very political and it seems as if there's death about the town and destruction more than anything else. There's nothing beautiful about them. It's always something political. They can't think about their own town; they've lost out on history. It's a very sad thing."156

Loyalistische muralisten weten volgens Rolston niet goed meer waar hun gemeenschap voor staat en hoe ze die kunnen uitbeelden. Ze grijpen dus voornamelijk terug naar vlaggen, schilden en symbolen als de Union Jack, de Ulster Flag, de St. Andrew Flag en The Red Hand (zie Afb.18). Deze stralen een soort grandeur uit en ze zijn onbetwistbaar. Of ze proberen een identiteitsprobleem in te dekken volgens Rolston.157

155 ROLSTON B. (1992), pp. 2-3 156 ROLSTON B. (1998), p. 2 157 ROLSTON B. (1998), pp. 2-3

59

De traditionele historische taferelen worden niet meer geschilderd. Wel wordt er via murals gerefereerd naar het ontstaan van de UVF in 1912 en de B-specials, een loyalistische politiemacht die tussen 1921 en 1969 het IRA bestreden heeft (zie Afb.19).158

Na het ontstaan van militaire murals in de tweede helft van de jaren 1980, blijft dit aantal murals in de jaren 1990 stijgen. Het is de meest voorkomende iconografie. Er worden geen concrete scènes afgebeeld, maar toch gaat er een enorme dreiging van uit. Gemaskerde mannen poseren met machinegeweren (zie Afb.20) of de wapens alleen zijn stille getuigen van paramilitaire actie. Daarnaast zijn er enkele van deze murals die gesneuvelde of gevangen genomen paramilitairen herdenken.159

Loyalistische murals bij het begin van het vredesproces 1993

Begin jaren 1990 is de Hume/Adamsdialoog de aanzet naar een gezamenlijke vredes- verklaring van de Britse premier John Major en de Ierse premier Albert Reynolds. Met de Downing Street Declaration in 1993, wil Groot-Brittannië zich inzetten om een akkoord tussen Noord en Zuid te bereiken dat gebaseerd is op zelfbeschikking en overeenstemming. Na 25 jaar Troubles zijn er dus essentiële politieke veranderingen op til. Volgens Rolston is hier niets van te merken in de loyalistische murals. Geen referenties naar een kwarteeuw voorheen en ook geen naar het op gang zijnde vredesproces.160

Loyalistische murals en de wapenstilstand 1994

Vijf weken na de IRA-aankondiging in 1994 verklaren de loyalisten ook een wapenstilstand in acht te nemen. Ze willen ook betrokken worden bij de onderhandelingen met Groot- Brittannië. Naast de eis om hun gevangenen vrij te laten, zijn de loyalistische aspiraties niet éénduidig. Er is interne verdeeldheid over enerzijds een betere integratie in het Verenigd Koninkrijk en anderzijds onafhankelijkheid van de Britten. Deze situatie valt moeilijk weer te

158 ROLSTON B. (1998), p. 3 159 ROLSTON B. (1998), p. 3 160 ROLSTON B. (1998), p. 6

60 geven in murals. Wat hun murals wel afbeelden is de loyalistische interpretatie van de overeenkomst als de overgave van het IRA (zie Afb.21). Ze benadrukken ook dat hun eigen paramilitaire kracht niet afgezwakt is (zie Afb.22).161

Daaruit valt te concluderen dat de loyalistische murals niet in dezelfde richting evolueren als de politiek-sociale ontwikkelingen die aan de gang zijn. Loyalisten blijven vasthouden aan hun claim naar het verleden en doen geen uitspraken over de toekomst. Bijgevolg houden muralisten vast aan hun militante iconografie.

Loyalistische murals na 1994

Referenties naar politieke gebeurtenissen blijven ook nu een zeldzaamheid. Er komen geen murals die bijvoorbeeld de ontwapening van het IRA eisen of mensen oproepen om voor loyalistische kandidaten te stemmen bij de assembleeverkiezingen. Ongeacht de vele conflicten naar aanleiding van de jaarlijkse Oranjemarsen zijn er haast geen murals over dit onderwerp vinden. Een uitzondering is de mural die de parade van de Dumcree kerk afbeeldt met twee Orangemen in uniform die elk een banier dragen (zie Afb.23).162

Loyalisten blijven nog steeds voornamelijk militaire murals schilderen. Paramilitaire organisaties als de UVF en het RHC laten zich naar gewoonte afbeelden als gemaskerde en gewapende mannen in actie. “Prepared for peace, ready for war”, deze UVF-slogan en mural van vlak na de wapenstilstand wordt in 2001 hernomen na het slopen van het oude gebouw (zie Afb.24). Nieuw in deze periode is dat er naast paramilitairen ook fictieve figuren opgevoerd worden om de loyalistische zaak te verdedigen. Dit zijn mythologische personages als Cuchulainn of de reus Finn McCool. Ook Eddie, het skelet van album covers van de Britse heavy metal band Iron Maiden, neemt de wapens op. Hoewel fictief, zijn deze murals dreigend. Eddie is gewapend en steeds vergezeld van Pietje De Dood. Op de versie in Carrickfergus staan drie kruisen met de namen van Sinn Féin-kopstukken Gerry Adams, Martin McGuiness en (zie Afb.25). De slogan luidt: “Show no mercy and expect none.” Rolston ziet drie redenen waarom de loyalisten steeds teruggrijpen naar deze militante murals. Één is hun eigen gemeenschap ervan verzekeren dat ze hun belangen nog verdedigen.

161 ROLSTON B. (1998), p. 7 162 ROLSTON B. (2003), p.10

61 Een andere is nationalisten er aan herinneren op te passen. De derde is een waarschuwing aan medeloyalisten omdat er interne vetes en pogingen tot afsplitsingen aan de gang zijn. Kortom, deze murals stellen duidelijk wie er de plak zwaait in een bepaald gebied (zie Afb.26).163

Voor het eerst verschijnen herdenkingsmurals voor overleden loyalisten. Immense portretten worden omgeven door symbolen en vlaggen van de desbetreffende groepering. Cecil McKnight, lid van de UDP en in 1991 vermoord door het IRA, heeft zo zijn mural in Derry (zie Afb.27).164 Dit is maar één van de vele voorbeelden.

Sinds begin jaren 1990 hebben vele traditionele historische taferelen plaats gemaakt voor de geschiedenis van de UVF en andere paramilitaire organisaties. Dat is nog steeds zo. De UVF werd tijdens WOI ingezet als deel van het Britse leger onder de naam 36th Ulster Division. Meerder murals verwijzen hier naar. Ze tonen soldaten, het UVF symbool en namen van slagvelden (zie Afb 28).165

Naast al deze murals die in opdracht van of door paramilitairen ontstaan, is er eind jaren 1990 een nieuwe opdrachtgever. In de nasleep van het Goede Vrijdag Akkoord is een Ulster- Schotse beweging ontstaan. Ze wijzen zowel de Britse als Ierse identiteit af en en benadrukken hun Ulster-Schotse eigenheid. Ze laten historische murals schilderen die refereren naar voorname voorouders. Het gaat vooral over presidenten of andere helden van Ulster-Schotse afkomst die het gemaakt hebben in Amerika. Zo portretteert een mural in Derry George Washington (zie Afb.29), de eerste president van de Verenigde Staten, met het citaat “If defeated everywhere else I will make my final stand for liberty with the Scotch-Irish (Ulster-Scots) of my native Virginia.”166

Andere groepen daarentegen blijven hun Britse identiteit beklemtonen. Naar aanleiding van van de 50ste verjaardag van Queen Elizabeth II op de troon verschijnen er murals die dit vieren. (zie Afb.30). Ook het overlijden van de Queen Mother en de herdenking van Lady Diana is terug te vinden in de murals.167

163 ROLSTON B. (2003), p.11 164 ROLSTON B. (2003), p.11 165 ROLSTON B. (2003), p.12 166 ROLSTON B. (2003), p.12 167 ROLSTON B. (2003), p.12

62 Republikeinse murals midden jaren 1980

Begin jaren 1980 groeit het republikeinse zelfvertrouwen. De blanket protests en hongerstakingen zorgen ervoor dat ze de publieke ruimte gaan opeisen. Dit gebeurt door middel van demonstraties en ook murals. Na deze protestcampagnes blijven de republikeinen murals schilderen. Meteen breiden ze hun iconografie uit. Hun murals zijn in een zestal categorieën onder te verdelen.

De murals met blanket protesters en hunger strikers krijgen vervolg. Ze vertonen variaties, zoals de gevangen als slachtoffer of als rebel tegen het systeem. Soms wordt eerste hongerstaker Bobby Sands alleen afgebeeld, soms alle hongerstakers samen. Op sommige murals worden tekens toegevoegd als vlaggen, de doodskisten van verhongerden, de feniks die uit het vuur verreist, de leeuwerik in prikkeldraad of de gevangenisgeschriften van Sands. Wat smalende de „conveyor belt of justice‟ genoemd wordt, toont de republikeinse gevangene van bij de arrestatie, de ondervraging met geweld, het proces zonder jury tot zijn verzet met deken (zie Afb.31).168

Militaire murals kwamen bij de republikeinen van in den beginne voor en nu nog. Soms worden specifieke gebeurtenissen afgebeeld. Vaker tonen ze anonieme gemaskerde IRA- leden met wapens in actie of geposeerd (zie Afb32). Gedenkmurals voor overleden IRA-leden zijn ook frequent te zien. Soms voor een specifiek iemand, soms een erelijst van gesneuvelden uit een bepaalde wijk of dorp.169

Nieuw voor de republikeinen zijn verkiezingsmurals. Voordien weigerden republikeinen deel te nemen aan de verkiezingen of ze namen hun verkozen zetel niet in. Maar hongerstaker Bobby Sands is vanuit de gevangenis verkozen voor het Britse parlement en Sinn Féin besluit dat er steun nodig is. Ze nemen deel aan de verkiezingen. Omdat murals indrukwekkender en effectiever zijn dan posters voeren ze ook campagne via murals (zie Afb.33).170

168 ROLSTON B. (1992), p.4 169 ROLSTON B. (1992), pp.4-5 170 ROLSTON B. (1992), p.4

63 Historische thema‟s komen minder voor dan verwacht. Er zijn wel enkele murals te zien met portretten van James Connolly of Patrick Pearse, zij ondertekenden in 1916 de Onafhankelijkheidsverklaring. Keltische afbeeldingen duiken veel vaker op (zie Afb.34).171

De onderdrukking van de republikeinse gemeenschap is voor vele muralisten een inspiratiebron. Soms zijn de murals algemeen gericht tegen de Britse aanwezigheid in Ierland. Andere keren beelden ze een specifiek voorval af. Dit kan bijvoorbeeld een incident met plastic bullets zijn. De politiemacht gebruikte plastic kogels als relbestrijdingsmiddel. Er werd gericht mee geschoten en het dode verschillende burgers, ook kinderen (zie Afb.35). Het verzet tegen de onderdrukking en de ervaringen van gevangen worden ook vaak op muren geschilderd.172

Een laatste categorie murals zijn deze die de strijd van de republikeinen in Ierland vergelijken met andere internationale politieke kwesties. Er wordt verwezen naar Palestina (zie Afb.36), Namibië, Rusland, Cuba, enz.

Republikeinse murals begin jaren 1990

De gewapende strijd van het IRA is nog steeds aan de gang. Daardoor komen er ook telkens nieuwe republikeinse gevangenen bij. Murals herinneren de gemeenschap er aan om deze gevangenen niet te vergeten. Hoewel de hongerstaking tien jaar achter de rug is blijven de murals ook daar naar refereren. Militaire acties of IRA-leden met wapens worden ook nog afgebeeld, maar volgens Rolston opmerkelijk minder dan in de jaren 1980. 173

Republikeinse muralisten roepen met hun schilderingen mensen op om voor Sinn Féin te stemmen. Deze verkiezingsmurals zijn vaak humoristisch.174

Over het al dan niet verschijnen van historische murals in deze periode vermeldt Rolston niks. Wel stelt hij dat met het verminderen van de militaire murals, het nu de onderdrukkings- en verzetsmurals zijn die de politieke aspiraties van de republikeinen

171 ROLSTON B. (1992), p.5 172 ROLSTON B. (1992), p.5 173 ROLSTON B. (1998), p.4 174 ROLSTON B. (1998), p.5

64 uitdrukken. Het verzet richt zich tegen de aanwezigheid van de Britse troepen en tegen de samenwerking van loyalistische paramilitairen en Britse krachten. De eisen in de murals zijn duidelijk: “Brits out” en “Free Ireland”.175

Tenslotte blijven republikeinse muralisten internationale gebeurtenissen aanwenden. In de jaren 1990 is het Mexico en Nicaragua waar vooral naar verwezen wordt.176

Republikeinse murals bij het begin van het vredesproces 1993

De republikeinen zien de Downing Street Declaration in 1993 als een kans om inspraak te bekomen in onderhandelingen over het terugtrekken van de Britten uit Ierland. In deze context richten ze herdenkingsmurals op. Ze blikken terug naar 25 jaar geleden om vast te stellen dat er nood is aan verandering. In Derry wordt de Battle of the Bogside herdacht (zie Afb.1). In augustus 1969 slaagden de inwoners van de Bogside erin zich tijdens drie dagen van rellen staande te houden tegen de RUC en B-Specials. Terzelfder tijd steken loyalisten in Belfast honderden nationalistische huizen in brand. De Britse regering beslist hierop in te grijpen en stuurt zijn troepen naar Ierland. Het leger is er 25 jaar lang gebleven. “25 years of resistance” noemen de republikeinen deze periode in hun murals. De maat is vol voor hen. Met het vredesproces in zicht schilderen ze slogans als “time to go” (zie Afb.37) en "slán abhaile", Iers voor “veilig thuis".177

Republikeinse murals en de wapenstilstand 1994

Op 31 augustus 1994 kondigt het IRA een volledige staking van zijn militaire acties af. De Britse regering is voorzichtig vooraleer ze gesprekken met de republikeinen wil aangaan. Ze eisen een garantie van permanente wapenstilstand, in plaats van complete. De dag na de IRA- aankondiging verschijnen al staakt-het-vuren-murals. Hoewel voor de republikeinen het uiteindelijke doel nog steeds een verenigd Ierland is, hebben ze nu dringendere eisen. Via hun murals vorderen ze de vrijlating van republikeinse gevangenen. Het vertrek van het Britse

175 ROLSTON B. (1998), pp. 4-5 176 ROLSTON B. (1998), p. 5 177 ROLSTON B. (1998), p.5-6

65 leger blijft onderwerp van schilderingen. Ook de RUC wordt geviseerd, met murals die de ontbinding van de politiemacht eisen (zie Afb38). De bereidwilligheid tot vrede van de Britten wordt in murals in vraag gesteld. Een mural in Belfast reageert op de Britse eis van permanente wapenstilstand door hun woorden tegen hen te keren (zie Afb.39).178

Republikeinse murals na 1994

Vanaf 1996 zijn de republikeinse murals geregeld een commentaar op politieke ontwikkelingen. De muralisten bedenken een manier om uit te beelden dat de nationalisten deel gaan nemen aan het parlement in Stormont. De eerste Noord-Ierse premier, James Craig, had ooit gesteld dat Stormont een protestants parlement was voor een protestants volk. Daarom toont een mural een menigte die het beeld van Carson, architect van de Noord-Ierse staat, omver werpt. Republikeinen worden zo afgebeeld dat ze Stormont binnen gaan zonder steun te betuigen aan de oude unionistische dominantie (zie Afb.40). Andere voorbeelden van politieke topics in murals zijn de ontwapening en het ontbinden van het parlement in 2000.179

Ondanks het Goede Vrijdag Akkoord blijven de republikeinen in hun murals de sektarische onderdrukking aanklagen. Heel vaak gaat het over de routes van de Oranjemarsen door nationalistisch gebied. Zinspelend op de film van Kubrick, beschrijft een mural de dreiging als “Coming soon to a neighbourhood near you, the Clockwork Orangemen. Programmed to intimidate every July.”(zie Afb.41).180

Er zijn nog steeds murals die naar gevangenen refereren, gevangenen in de jaren 1990 of later. Maar ook de geschiedenis van het republikeinse gevangenisprotest met de hongerstakingen wordt nog geschilderd (zie Afb.42). Deze mural is deel van de Freedomcampagne om alle politieke gevangenen vrij te laten, zoals beloofd is in het Goede Vrijdag Akkoord. De uiteindelijke vrijlatingen zijn er gekomen in 2000. Vooral naar aanleiding van de 20ste verjaardag van de hongerstakingen verschijnen veel van deze murals (zie Afb.43).181

178 ROLSTON B. (1998), pp.6-7 179 ROLSTON B. (2003), pp.7-8 180 ROLSTON B. (2003), p.8 181 ROLSTON B. (2003), pp.8-9

66 Net na hun staakt-het-vuren hadden de republikeinen in murals het vertrek van de Britse troepen en het ontbinden van de RUC geëist. Dit blijft een verhitte kwestie die het onderwerp van menig mural is. Sommige murals herinneren aan onderdrukking uit het verleden (zie Afb.44), anderen stellen dat er nog niets veranderd is.182

Volgens Rolston verdwijnen de agressieve militaire murals onmiddellijk na de wapenstilstand. De enige wapens die nog in murals voorkomen zijn te zien in herdenkingsmurals voor overleden IRA-leden.183

Zoals voor het staakt-het-vuren blijven mythologie en geschiedenis een inspiratiebron voor muralisten. De afgebeelde historische taferelen zijn uiteenlopend: WOI, de Paasopstand, het ontstaan van de Republiek, enz. Een recenter historisch voorval is de dood van 14 burgers op Bloody Sunday 1972 (zie Afb. 45).184

De republikeinse muralisten identificeren zich nog steeds met internationale conflicten. Dit geeft uiteenlopende resultaten, van een Turkse hongerstaker, Australische Aboriginals, Malcolm X, Che Guevare, de Basken tot de Palestijnen (zie Afb. 46) enz.185

182 ROLSTON B. (2003), p.8 183 ROLSTON B. (2003), p.9 184 ROLSTON B. (2003), p.10 185 ROLSTON B. (2003), p.10

67 III.3. Beeldtaal van de Noord-Ierse murals

Uit de evolutieschets van de iconografie van murals is gebleken dat symbolen altijd een centrale rol hebben gespeeld. De confrontatie tussen de gemeenschappen tekent zich af in feiten en daden, maar bovenal is ze van symbolische aard. Het discours van beide gemeenschappen vertoont een uiterst symbolisch karakter.

Symbolen

Symbolen geven een identiteit aan een bepaalde groep die zich wenst te identificeren met de cultuur die het symbool vertegenwoordigt. In Noord-Ierland geeft het symbool van de Union Jack (zie Afb.16 links) bijvoorbeeld identiteit aan de unionisten die zich wensen te identificeren met de Britse cultuur. Een symbool kan echter ook een groep representeren die zichzelf wenst te onderscheiden van andere groepen. Met de Union Jack willen de unionisten zich duidelijk afscheiden van de nationalisten in de Noord-Ierse maatschappij. De Union Jack staat dus zowel voor wat de unionisten wél zijn als voor wat ze niet zijn.

Rituelen zijn de gelegenheid bij uitstek voor een gemeenschap om haar symbolen te uiten. Een ritueel helpt een gemeenschap te definiëren in die gemeenschap zelf en naar diegenen erbuiten. Rituelen zijn een deel van een proces waarbij een groep zijn interne en externe sociale relaties symboliseert. Het schilderen van murals behoort dus tot de rituelen van zowel de loyalistische als republikeinse gemeenschap. Symbolen bevatten lagen van betekenis, betekenis die geconstrueerd en gedeconstrueerd kan worden. Hetzelfde symbool kan op verschillende manieren geïnterpreteerd worden door verschillende mensen, zelfs als ze bij dezelfde groep horen. Door symbolen kan politieke solidariteit bereikt worden ondanks een gebrek aan consensus.186 Volgens Rolston is dit de reden waarom loyalistische murals zo vaak teruggrijpen naar vlaggen en heraldiek. Hij noemde deze praktijk zelfs het verbloemen van hun identiteitscrisis.187 Eenzelfde symbool kan een brede verscheidenheid aan emoties oproepen. De reden waarom rituelen zo belangrijk zijn is dat ze op verschillende niveaus werken. Het psychologische, sociale, emotionele en ideologische wordt aangesproken, zowel voor het individuele zelf als voor de gemeenschap.188

186 BRYAN D., FRASER T.G., DUNN S. (1995), p.12 187 ROLSTON B. (1998), pp. 2-3 188 BRYAN D., FRASER T.G., DUNN S. (1995), p.12

68

Een veelgebruikt beeld in de loyalistische murals is de afbeelding van een man op een wit paard. De meerderheid van de bevolking in Noord-Ierland herkent dit als het iconische beeld van Willem III van Oranje, beter bekend als King Billy (zie Afb.6,7,12). De bron van dit beeld gaat terug naar een 18e-eeuws schilderij dat fungeert als referent.189 De belangrijkste kenmerken van elke iconische representatie van King Billy zijn de historische kledij in rood, wit en blauw (wat ook al symbolisch is), het zwaard in zijn hand en zijn witte paard dat door het water loopt. Dit witte paard is de belangrijkste signifier om aan te geven dat het om koning Willem III gaat. Eerder dan een bepaalde stijl of gelijkenis zijn het enkel deze kenmerken die toelaten de figuur als King Billy the identificeren.

De betekenis van dergelijke symbolen wordt door iedereen in Noord-Ierland begrepen. In feite behoort zo een King Billy tot beide gemeenschappen. Voor de unionisten is het hun teken van symbolische macht, van dominantie van de protestantse gemeenschap. Voor de nationalisten herinnert het hun eigen ondergeschikte positie.

Uit het symbolische karakter blijkt duidelijk dat murals een complexe vorm van communicatie zijn. Die communicatie speelt zich af zowel binnen de eigen gemeenschap als tussen de gemeenschappen. Maar er zijn ook nog andere factoren van tel, die worden hier nu besproken.

Een communicatieproces

Bilodeau heeft een communicatiemodel opgesteld voor graffiti.190 Dit is volgens mij evenzeer toepasbaar op murals. Het schilderen van murals wordt dan een communicatiesysteem dat onderdeel is van een groter sociaal geheel. Het communicatieproces is onderhevig aan een aantal beïnvloedende factoren. Centraal in het model staan dan de murals, in plaats van de graffiti . Deze zijn een product van een systeem dat vanaf de productie via de boodschap een ontvangst bereikt. Murals worden in een schriftelijke of picturale taal op de muur aangebracht. Hierdoor worden er twee elementen aan het schema toegevoegd: de muur waarop de mural is aangebracht en de taal waarin de gedachte is geformuleerd. Dit geheel wordt in een ruimtelijke en temporele context geplaatst. De ruimtelijke omgeving is de stad en

189 JARMAN N., „Painting Landscapes‟ (1998), p.82 190 BILODEAU (1986), pp. 67-79

69 haar muren, de temporele context is variërend. Murals kunnen niet begrepen worden zonder de ruimere context en het samenspel van de specifieke factoren. Murals zijn dus het resultaat van de positie van de muralist binnen een specifieke ruimtelijke en temporele context.

De murals moeten niet gelezen of begrepen worden om hun boodschap te uiten. De aanwezigheid van de murals heeft op zich ook een betekenis. Murals zijn dus het product van een specifieke samenleving en ze werken als onderdeel van het geheel aan communicatieve mogelijkheden waarmee de samenleving zich uit. Wat murals tot een bijzondere vorm van communicatie maakt, is dat de mural anoniem lijkt, maar de muralist meestal bekend is in de gemeenschap. Murals nemen een speciale plaats in de Noord-Ierse samenleving in. Deze vorm van communicatie laat zich het best beschrijven als een alternatief communicatiesysteem.

CONTEXT

PRODUCTION MURALS RECEPTION

MUR

LANGAGE

Bilodeau (1986), p. 71, aangepast aan murals.

70

Murals als artefacten

Terwijl het mogelijk is de vele krachten te identificeren die aan de basis liggen van muralproductie, is het moeilijker de symbolische inhoud van murals te lezen. Vooral als een poging gedaan wordt ze te lezen op manieren die zowel de „twee gemeenschappen‟-these versterken als ontwricht. Voor Jarman betekent dit de symbolische inhoud van murals contextualiseren binnen hun lokale politieke ruimtes: “All murals create a new type of space, they redefine mundane public space as politicized place and can thereby help to reclaim it for the community. Place becomes an activated facet in the ideological struggle.”191

Op deze manier gesteld, mobiliseert de inhoud van murals twee verschillende soorten publiek. Ten eerste, hebben de symbolen een intern doel: ze zenden boodschappen uit over opname, erbij horen en lid zijn. Dat versterkt de bestaande culturele grenzen . Voor zij die leven met de murals en ze elke dag zien in hun gemeenschap bevestigen deze symbolen hun identiteit en verzekeren hen van hun status als lid van een bepaalde gemeenschap. Ten tweede, hebben de symbolen een extern doel: ze zenden boodschappen uit van uitsluiting en intimidatie. Voor zij die passeren in auto‟s, taxi‟s en bussen zijn deze symbolen een manier van terreinafbakening die de sektarische verdelingen tonen in de stedenbouw van Belfast.

Ik ben het eens met Jarmans punt over de symbolische activatie van politieke ruimte, maar ik denk niet dat dit proces noodzakelijk een ideologische twee-gemeenschappenthese versterkt. Iemands interpretatie van symbolische en ruimtelijke codes die in een mural vervat zitten gehoorzaamt niet noodzakelijk de gevestigde machtsrelaties. De murals activeren ook betekenissen die de gemeenschapsgrenzen overschrijden en de gemakkelijke mobilisatie van loyalistische of republikeinse ideologieën verstoren. Murals zijn volgens mij politiek van betekenis omdat ze ook functioneren als geleiders voor tegenstrijdige machtsrelaties. Het is zeker dat hun symbolische inhoud in staat is sektarische verdeeldheid te versterken, maar de connotaties die van deze beelden uitgaan zijn niet noodzakelijk gebonden aan gevestigde ideologische posities. Met andere woorden, het is onmogelijk om een geprefereerde betekenis die in een mural ligt te „sturen‟.

191 JARMAN N., „Painting Landscapes‟ (1998) p.86.

71

Een welkome aanvulling op Rolstons werk is Jarmans argument dat murals nooit statische beelden zijn binnen een vast ideologisch kader. Eens een mural geschilderd is kan geen enkele gemeenschap controle vatten op de daaropvolgende interpretaties. Jarman stelt: “murals are used and abused, admired and transformed, replaced and defaced… and thereby transcend their context in time and place.”192

Jarman is specifiek geïnteresseerd in hoe onze interpretaties van murals veranderen wanneer de murals gerestaureerd worden, bijgewerkt of zelfs uitgewist door de locale gemeenschap. Hij onderzoekt ook hoe onze interpretaties van murals gevormd worden door hun reproductie en verspreiding in mediarepresentaties. Zo worden murals bijvoorbeeld constant gefotografeerd voor krantenartikels, gebruikt als achtergrond voor politieke berichtgeving, en in nieuwsreportages, documentaires en films over the Troubles. Er werden bijvoorbeeld vele originele murals herschilderd op filmsets in Cardiff, Manchester en Dublin om een authentieke omgevingssfeer op te roepen voor populaire Troublefilms als The Boxer. 193

Jarmans punt is dat de murals “always circulated in other diverse spheres” en dus niet alleen begrepen moeten worden voor hun symbolische inhoud, maar ook als materiële objecten die tegenstrijdige betekenissen verspreiden in het stedelijke landschap. Daarom noemt hij ze artefacten. Als artefacten zijn ze gemaakt om gezien te worden op vaste sites en specifieke plaatsen. Een onderdeel van hun waarde bestaat uit de semiotische dynamiek waarbij de beeltenis betekenis puurt uit zijn locatie. De locatie krijgt op haar beurt een andere betekenis door de schilderingen. Als beelden staan murals altijd open voor meerdere interpretaties, maar als artefacten in de publieke ruimte staan ze ook open aan meerdere vormen van gebruik, hergebruik en misbruik.194

Jarman suggereert dat het doel gemist wordt als murals enkel gezien worden als gebonden aan een vaste ideologie. Ondanks hun lokale posities en hun duidelijke sektarische boodschappen zijn murals verre van eenvoudig. Ze beladen het stedelijke landschap met betekenisvolle

192 JARMAN N., „Painting Landscapes‟ (1998), p.82 193 JARMAN N., „Painting Landscapes‟ (1998), p.88 194 JARMAN N., „Painting Landscapes‟ (1998), p.81

72 ideologische boodschappen die elke notie van „twee begrensde gemeenschappen in conflict‟ verstoren en overstijgen.195

195 JARMAN N., „Painting Landscapes‟ (1998), p.84

73 III. 4. Attitudes ten aanzien van de Noord-Ierse murals

Telkens het politieke of sociale leven veranderde, veranderden de murals mee. Soms waren ze een antwoord op nieuwe externe omstandigheden. Andere keren toonden ze de veranderende houding van de gemeenschap waarin ze ontstonden. Het is interessant te bekijken wie er naast de eigen gemeenschappen en buurtbewoners nog een standpunt innam tegenover de murals. De wapenstilstanden van 1994 hebben een invloed gehad op de murals, op hun thema‟s, op hun beeldtaal. Hier wordt nagegaan of ook de attitudes ten aanzien van de murals evolueerden.

De loyalistische en republikeinse gemeenschap

In tegenstelling tot andere attitudes die later aan bod komen, wordt het gedrag van lokale gemeenschappen niet bepaald door een organisatie of officiële instelling. De murals ontstaan binnen deze gemeenschappen. Voor de loyalisten is de traditie van het schilderen een eeuw oud, voor de republikeinen een dertigtal jaar en er komen nog steeds murals bij. Er zou dus verondersteld kunnen worden dat het muralschilderen algemeen de steun van de gemeenschappen krijgt. Toch moet deze veronderstelling genuanceerd worden.

Groepsverwachtingen, groepsdruk, gewoontes en conventies zijn sterke invloeden. Maar het zijn vooral losse netwerken binnen de gemeenschap die als bewaarders van tradities optreden. Onder die losse netwerken verstaat Bryson onder andere lokale paradeordes, lokale aftakkingen van politieke partijen en informele jeugdbendes.196

Allereerst kan opgemerkt worden dat het gebruik van nationale symbolen een fenomeen is bij de arbeidersklasse. Dit kan gaan over het uithangen van vlaggen, het zingen van hymnen, het schilderen van stoepstenen, het decoreren van de straat tot het schilderen van murals. Zodra mensen opklimmen op de sociale ladder, wijzigen ze vaak hun politieke overtuigingen. Het draait niet enkel om politiek. Het sociale aspect dat ermee samenhangt, betekent minder voor

196 BRYSON L. en McCARTNEY C. (1994), p. 125

74 hen. Ze hebben andere uitlaatkleppen en interesses. Wanneer in arbeiderswijken de vlaggen buiten gehangen worden, zijn zij bezig met sport of andere recreatie.197

Daarnaast kunnen er ook mensen binnen hun gemeenschap zijn die niet gelukkig zijn met de gang van zaken. Moet een minderheid het recht van de meerderheid om zichzelf uit te drukken zomaar aanvaarden? Drukt die meerderheid gewoon zijn identiteit en cultuur uit of dringt ze die ook op aan individuen? Het is zeer moeilijk om te weten te komen hoe de meerderheid van een gemeenschap denkt. Een kleine samenhangende groep die actie onderneemt kan de meest zichtbare uitdrukking van een gemeenschap vormen. Daarnaast kan er een meerderheid zijn die onzeker is of verdeeld qua mening, waardoor zij niet zichtbaar zijn.198

Deze moeilijkheden hebben zeker ook betrekking op de murals. De Belfast Telegraph publiceerde in 1993 een artikel over een herdenkingsmural voor Keith White. White was de enige protestant die ooit omgekomen is door een plastic bullet. In de buurt van zijn ouderlijk huis werd ter nagedachtenis een mural geschilderd, tegen de wil van zijn ouders in. Volgens het artikel ergeren veel mensen zich aan het werk van muralisten. Toch lijkt men machteloos toe te kijken hoe er steeds slogans en afbeeldingen bijkomen. Er is de angst dat de murals aanvallen van de vijandige gemeenschap uitlokken en daarmee de bewoners blootstellen aan gevaar. Daarenboven zijn mensen bang om zich uit te spreken of om de murals zelf te verwijderen. Iemand stelt dat de murals er net zijn om de bewoners er aan te herinneren dat ze zich maar beter aan de ongeschreven regels houden.199 Het is duidelijk dat het moed zou vragen om in te gaan tegen de eigen gemeenschap.

In 1986 deed zich een incident voor waardoor de gemeenschap van een klein overwegend protestants unionistisch dorp verdeeld geraakte. In dat jaar werd er door nieuwelingen in het dorp een „kick the pope band‟ opgericht. De groep organiseerde een parade en nodigde andere bands uit om mee te lopen. De avond voor de parade schilderden de leden stoepstenen in het dorpscentrum rood wit en blauw. Een aantal bewoners waren woedend, hoewel ze ook unionistisch waren. Ze zijn algemeen tegen het beschilderen van de stoep. Noch de politie, noch de Road Services wou tussen beide komen. Er werd algemeen besloten alles met grijs te

197 BRYSON L. en McCARTNEY C. (1994), p. 130 198 BRYSON L. en McCARTNEY C. (1994), p. 137 199 BRYSON L. en McCARTNEY C. (1994), p. 138

75 overschilderen. De bandleden probeerden dit te vermijden door auto‟s op het trottoirs te parkeren. Een paar dagen later keerden ze terug om enkele stoepstenen opnieuw rood, wit en blauw te schilderen. Er kwamen gevolgen voor de groep die tegen het schilderen was. Bij twee van hun leiders werden vensters ingeslagen en een derde zijn wagen werd vernield. In het UDA krantje verschenen foto‟s van de schilders met de grijze verf. Wie herkenbaar was kreeg dreigtelefoons. De band heeft niet lang bestaan, maar had duidelijk connecties met paramilitaire groepen. De meeste van de bewoners lieten het zoals het was zodra ze zich dit realiseerden. Ze konden niet rekenen op steun van de politie. Ze voelden zich geïsoleerd. Hoewel ze beiden tot dezelfde unionistische gemeenschap behoorden, stonden ze lijnrecht tegenover elkaar. Er was een vorm van overleg nodig geweest zodat elke partij zijn visie kon geven zonder angst of intimidatie. In dit geval slaagden de autoriteiten daar niet in.200

De vraag blijft of het mogelijk is om in dergelijke gevallen tot een aanvaardbare oplossing te komen. Het Community Relations Council buigt zich over vragen als deze. Het is noodzakelijk dat er een forum is waarbinnen iedereen kan communiceren, waar er geen angst voor intimidatie is en waar ook de minderheid gehoord wordt. Er zijn methoden ontwikkeld om gespannen kwesties in grote groepen bespreekbaar te maken. Het Conflict Mediation Network kan in deze situaties tussenkomen om de dialoog gaande te houden.201

De veiligheidsdiensten

De houding van het Britse leger en de RUC tegenover politieke murals is altijd rechtuit en partijdig geweest. Ze toonden zich een duidelijke tegenstander van alleen republikeinse murals. Dit uitte zich regelmatig in het paint-bombing, het gooien van met verf gevulde plastic zakjes, ballonnen of flessen tegen de murals, om ze zo te beschadigen. Soms was hun afkeer ook gericht tegen de muralisten zelf. Wanneer die aan het werk waren, gooiden ze hun verfpotten om of namen ze deze in beslag.202 Daarnaast is er het bekende voorval van een RUC-officier die een jonge republikein doodschoot die een slogan aan het schilderen was. De officier verklaarde dat hij de verfborstel zag voor een wapen en de zaak werd geklasseerd.203 Maar het paint-bombing was de meest voorkomende praktijk. Het gebeurde dikwijls net nadat

200 BRYSON L. en McCARTNEY C. (1994), pp. 139-141 201 BRYSON L. en McCARTNEY C. (1994), p. 142 202 ROLSTON B. „The Writing on the Wall‟ (1991), p. 16 203 McCANN M. (1993), p. 38

76 een nieuwe mural af was. Muralisten herstelden dan de schade. Vaak verviel dit in een wedstrijdje tussen herstellen en vernielen. Republikeinen zagen dit als een bewijs dat hun murals krachtdadig waren. Soms lieten ze de murals beschadigd. Een beschadigde mural was immers een sterker statement in een propaganda oorlog. De muralisten geraakten er niet door gedemotiveerd. Integendeel, het inspireerde hen om nog meer te schilderen.204

Loyalistische murals daarentegen werden door veiligheidsdiensten gerust gelaten. Dit bevestigt enerzijds de voorkeursbehandeling van de staat voor de unionistische/loyalistische cultuur. Anderzijds is het vanzelfsprekend dat veiligheidsdiensten net de republikeinse murals aanvielen, het waren namelijk deze die de oorlog verklaarden aan het Britse leger en de RUC. Oog in oog staan met een enorme mural die een gewapend IRA-lid afbeeldt, dé vijand van het leger, was voor een soldaat een bedreiging. Het vandalisme van het Britse leger tegen republikeinse murals bestond niet uit geïsoleerde incidenten van enkele soldaten, maar gebeurde systematisch.205

Het paint-bombing nam na de wapenstilstand geleidelijk af. Dit is waarschijnlijk dankzij de wapenstilstand zelf. Het staken van militaire acties leek ook voor de murals van toepassing. Het terugtrekken van de Britse patrouilles uit de straten van Belfast en Derry is waarschijnlijk de belangrijkste reden. In 2007 verliet het Britse leger zelfs Noord-Ierland. De republikeinen gingen na het staakt-het-vuren ook minder provocatief schilderen. Murals met “Disband the RUC” en “Remember the Victims of Plastic Bullets” werden wel nog steeds besmeurd. Maar algemeen bekeken is het bekladden van murals door veiligheidsdiensten sterk verminderd.206

Kortom, het paint-bombing valt nog voor, maar is zo goed als verdwenen. Dit is een gevolg van minder militante murals door republikeinen en veranderingen in de veiligheidssituatie zelf. Het getuigt niet van een veranderde appreciatie.

204 ROLSTON B. „The Writing on the Wall‟ (1991), p. 16 205 ROLSTON B. „The Writing on the Wall‟ (1991), p. 17 206 VANNAIS J. (1999), p. 34

77 De sociale huisvestingsmaatschappij

Bijna alle politieke murals bevinden zich in arbeiderswijken en de meeste zijn geschilderd op de gevelmuren van sociale woningen. De Northern Ireland Housing Executive (NIHE) is eigenaar van deze gebouwen. Vandaar dat een duidelijk standpunt verwacht kan worden van de NIHE. Toch hebben ze in realiteit wisselvallige reacties vertoond over de murals op hun muren. In een informatiebrochure door NIHE uit 1999 formuleerden ze plots: “ (…) key principles, which have always been Executive policy, and which have recently been endorsed in the Good Friday Agreement: (1) Everyone should have the right to freely choose his/her place of residence and tob e left in peace there (…) chill factors such as sectarian symbols clearly impede the right to freely choose one‟s place of residence.”207

Als dit altijd hun beleid geweest is, dan is dat door de jaren heen dikwijls in strijd geweest met hun acties. De meest opmerkelijke inbreuk op dit beleid is het bewust bewaren van een dergelijk sektarisch symbool door de NIHE. In de vroege jaren 1970 dreigt een mural van King Billy in de Fountain-buurt in Derry vernietigd te worden bij de heraanleg van de wijk. Op kosten van de NIHE wordt de mural gered en wordt de muur geïntegreerd in de nieuwe woonwijk.208 Maar omgekeerd, wanneer in dezelfde periode de katholieke wijk Ardoyne heraangelegd word, worden twee murals mee afgebroken. Er kan geargumenteerd worden dat dit pas voorviel een jaar nadat de NIHE opgericht was. De troubles waren ook maar net aan de gang en men was nog niet zo begaan met kwesties als symboliek. Maar meer dan twintig jaar later herhaalde de NIHE haar actie. In 1993 zou dezelfde loyalistische mural moeten wijken voor een nieuwe school. Opnieuw was er locaal protest tegen de afbraak en de NIHE stemde in voor een verplaatsing. Toch ging dit niet door omdat de fundering afgebrokkeld was en bij transport de muur uit elkaar zou vallen. Uiteindelijk draaiden de bewoners bij nadat de zoon van de originele muralist beloofde een nieuwe mural te schilderen.209

Woods‟ indruk in begin jaren 1990 is dat de NIHE geen strikte leidraad heeft voor dit soort kwesties. Hoewel ze zouden prefereren dat er geen sektarische tekens voorkomen, laten ze het over aan de gemeenschap of zulke schilderingen al dan niet voortbestaan. Ze gaan er van uit dat het onmogelijk zou zijn een mural te verwijderen wanneer die bestaat met de instemming

207 UNITED KINGDOM (1999), 1.0 208 ROLSTON B. (1987), p. 12 209 WOODS O. (1995), p. 11

78 van de omwonenden.210 Als er verzet binnen de gemeenschap is dan zou de NIHE optreden. In 1996 is er locaal bezwaar bij het verschijnen van een UVF herdenkingsmural in de Cregagh wijk. In een reactie op het incident stelt de NIHE dat het een delicate zaak is omdat er een bepaalde artistieke meerwaarde in het spel is. Het is waarschijnlijker dat ze niet tussenkomen omdat paramilitairen een bedreiging zijn voor wie het waagt hun murals te verwijderen.211

De NIHE heeft tegenstrijdige houdingen aangenomen ten aanzien van murals. Naar aanleiding van het Goede Vrijdag Akkoord lijkt het alsof ze publiekelijk een strengere strategie willen voeren tegen murals. Maar tegelijk achten ze het zelf niet mogelijk ze te bestrijden. Hun acties uit het verleden toonden een bewondering en appreciatie, maar dat was in contradictie met hun officiële beleid. Uiteindelijk is het moeilijk met zekerheid uit te maken hoe de NIHE staat tegenover murals.

Het toerisme

Er is geen twijfel mogelijk dat het toerisme in Noord-Ierland te lijden heeft gehad onder dertig jaar Troubles. Naar cijfers van het Northern Ireland Tourist Board (NITB) kende het bezoekersaantal een enorm dal in de jaren 1970. Eind jaren 1980 begon het terug een beetje te stijgen. De NITB volgde volgens Rolston drie strategieën om toerisme aan de man te brengen in oorlogszone. De eerste was het compleet negeren van de Troubles. De tweede was te stellen dat Noord-Ierland er niet zo slecht aan toe was als iedereen dacht. De derde erkende dat er reizigers waren die juist het conflict van dichtbij wouden aanschouwen. De eerste twee strategieën werden zeer lang aangehouden. Men hing een beeld op van rustige, ontspannende vakanties. De derde strategie die inziet dat er in Noord-Ierland zoiets is als politiek toerisme, is pas in 1992 ontstaan. Maar er was al jaren politiek toerisme aan de gang voordat de NITB het opmerkte.212 De NITB bevestigde enkel wat al een feit was. Verschillende gidsen gericht op de onafhankelijke reiziger bevatten uitgebreide omschrijvingen van locaties met de beste murals in west Belfast of in The Fountain of The Bogside in Derry.213

210 WOODS O. (1995), pp. 6-7 211 JARMAN N. (1998), p. 96 212 ROLSTON B., „Selling tourism‟ (1995), p. 26 213 JARMAN N. (1998), p. 91

79 De NITB legde het inzicht gewoon naast zich neer. Maar Citybus, de openbare vervoersmaatschappij van Belfast ging er mee aan de slag. In 1994 introduceerden ze een nieuwe stadstour, „A Living History‟. Ze nemen toeristen mee op rode dubbeldeksbussen en brengen ze naar de murals in zowel het loyalistische oost Belfast als het republikeinse west Belfast. De uitleg bij de Troubles is voorspelbaar en oppervlakkig. De chauffeur benadrukt met klem dat murals begrepen moeten worden als historische artefacten van een afgesloten periode. Hij geeft toe dat Belfast een turbulente geschiedenis heeft, maar antwoordt voorzichtig op vragen om een zo positief mogelijk imago van de stad te construeren. De twee politieke gemeenschappen komen aan bod en er is gelegenheid om op beide plaatsen uit te stappen en foto‟s te nemen. Toch voelt het ongepast om met zo een bus in deze wijken te komen. Mijn oprechte interesse in murals lijkt vervlakt tot voyeurisme.

Een heel andere ervaring is de rondleiding met de Black Taxi Tours. Sinds de busdiensten tijdens de Troubles stilgelegd werden omwille van het gevaar voor aanslagen, namen zwarte taxi‟s het openbaar vervoer in wijken als de Falls en Shankill over. Deze taxi‟s zijn er vandaag nog steeds. Zo gebruikt de Black Taxi Tour een transport eigen aan de lokale wijken om toeristen de murals te laten zien. Op plaatsen als de Lower Shankill Estate hebben taxichauffeurs toestemming verkregen van lokale paramilitaire groepen om toeristen naar gebieden te brengen die normaal afgeschermd zijn. Vaak zijn de chauffeurs zelf afkomstig uit zo een wijk. Ze hebben goede contacten met de buurt. De bewoners prefereren deze vorm van toerisme omdat op die manier het geld dat aan hun murals verdiend wordt op een bepaalde manier terugkeert hun gemeenschap. Normaal hebben de Black Taxi‟s een basisroute, maar ze wijken vaak af naargelang de specifieke wensen van hun toeristen. De chauffeurs gaan na wat de toerist wel of niet weet over Belfast en ze doen hun best om de complexe geschiedenis uit te leggen. De Black Taxi geeft de mogelijkheid een eigen ervaring van Belfast en de murals te vormen. Het grootste verschil met de bustour is wellicht het aspect neutraliteit. Bij de Black Taxi Tour is elk bedrijf verbonden met een specifieke gemeenschap, men huurt een loyalistische of een republikeinse taxi.

De NITB blijft zich afzijdig houden van het politieke toerisme. Het enige wat ze doen is de neutrale bustour promoten en postkaarten van reproducties van murals verkopen. Dit laatste wordt niet in dank afgenomen door de muralisten. De NITB verdient geld aan hun murals terwijl de organisatie er niks voor terugdoet. Er is dus wel enige verandering in houding van de toeristische diensten naar de murals. Maar eerder dan dat het een reactie is op de

80 wapenstilstanden, blijft het beperkt tot een oppervlakkige erkenning van een nieuwe vorm van toerisme.

De kunstwereld

De schone kunsten hebben altijd een onverschillige houding aangenomen tegenover muralkunst. Rolston stelt dat ze neerkijken op muralisten omdat die niet geschoold zijn en niet vertrouwd zijn met de complexiteit van hedendaagse kunst. Ze zien niet in dat er bij de kunst van muralisten ook heel wat vakmanschap komt kijken.214 Gevestigde kunstinstellingen erkennen murals dus niet als kunst omdat de kwaliteit inferieur zou zijn.

Als we de Noord-Ierse moderne kunst van de twintigste eeuw bekijken is het opvallend dat er in de beeldende kunst nauwelijks werk terug te vinden is over het Noord-Ierse conflict. Dit in contrast met de Noord-Ierse literatuur waar dat wel het geval is. Er zijn wel enkele beeldende kunstenaars die het onderwerp aansneden, zoals Patric Coogan, Brendan Ellis, Joe McWilliams, Jack Pakenham. Toch blijft de indruk bestaan dat de meeste kunstenaars zich veilig weghouden van „mentioning the war‟. Rolston haalt min of meer uit naar deze kunstenaars:

“The keystone of the establishment‟s self-defined identity is the notion of artists as transcedent beings. In relation to the North, this ideology becomes a justification for ignoring what is happening in the real world, especially i fit is happening to working class people.”215

Rolston staat niet alleen met deze kritiek. Mike Catto stelde een overzichtwerk op over de kunst in Ulster. Hij merkte ook op dat Noord-Ierse kunstenaars nooit werk produceren dat verband houdt met de Troubles. Hij stelt zelfs dat buitenlandse kunstenaars dit kunnen zien als een teken van zwakte van de Noord-Ierse kunst.216 Blijkbaar heerst er in de kunstwereld een soort angst om kunst met politiek te vermengen. Niet alleen bij kunstenaars, ook bij kunstinstellingen is diezelfde vrees terug te vinden. Eind jaren 1970 zou in het Ulster Museum de reizende tentoonstelling „Art for Society: Contemporary British Art with a Social or

214 ROLSTON B. (1991), p. 48 215 ROLSTON B. (1991), p. 51 216 CATTO M. (1977), p. 130

81 Political Purpose‟ doorgaan. Volgens Rolston werd de tentoonstelling geannuleerd omdat sommige werken te politiek waren, in dit geval anti-unionistisch of pro-nationalistisch. Het museum verklaarde dat het als publieke instelling de plicht had apolitiek te zijn.217

Noord-Ierse murals worden dus door de kunstwereld om twee redenen afgewezen: het is geen kunst en ze zijn te politiek. Een kunstenaar zegt het zo:

“Very few painters will tell you it‟s great art. I think really the murals are essentially propaganda… I really can‟t divorce them from graffiti.”218

Eigenlijk heeft de kunstwereld zelden murals ter sprake gebracht, ook niet via literatuur of tijdschriften. Er is één publicatie over verschenen in Circa, het Noord-Ierse magazine voor hedendaagse kunst. In 1983, toen het magazine nog maar pas bestond, wijdde het een heel nummer aan murals in Noord-Ierland.219 Ondanks de hele evolutie die murals sindsdien doormaakten is er geen artikel meer over geschreven.

In het buitenland is er meer appreciatie voor de Noord-Ierse murals. Werk van Noord-Ierse muralisten is tentoon gesteld in galeries in Ierland, Australië en de Verenigde Staten. Het gaat vooral over werk van republikeinse muralisten. „Crossing Borders‟ was een tentoonstelling in San Franciso die foto‟s van murals toonde. In 1998 liep er in New York „Culture & Conflict: British Architecture in Ireland‟, daar waren zowel republikeinse als loyalistische murals te zien. The Bogside Artists toonden hun werk in een reizende tentoonstelling. Deze was te zien in Ierland, Groot-Brittannië, de Australian Catholic University of Sydney, Boston College, Rocklands Community College en het Irish Cultural Center in New York.220 In 1998 verscheen in de New York Times een artikel over murals die geschilderd waren voor een politiek komisch theaterstuk. Kunstcritica Elizabeth Hayt schreef over Danny Devenny en Marty Lyons:

217 ROLSTON B. (1991), p. 52 218 Quote Noord-Ierse kunstenaar in GOUDREAU P. [documentaire] 2002. 219 N.N. (ed.), Circa (1983), p. 3 220 HASSON K. [interview] (12 april 2006), pp. 10-11

82 “Their style is social realism, the preferred language of revolutionairies, making their paintings appear deceptively simple. But Mr. Devenny and Mr. Lyons unconsciously depend on certain avant-garde strategies, imparting to their murals a sophistication that belies their accessibility and popular appeal.”221

Tot 2001 was er in Noord-Ierland nooit een tentoonstelling over murals georganiseerd in een conventionele galerie of museum. De vraag kan gesteld worden of dat wel nodig was, aangezien de murals gewoon in de straat te zien zijn. Toch kan een tentoonstelling een heel ander licht op de murals werpen. Het kan een evolutie schetsen, diepere betekenissen blootleggen, het fenomeen ruimer kaderen. In 2001 plande het Ulster Museum in Belfast een dergelijke tentoonstelling. Het museum dat dertig jaar geleden geen politieke kunst wou tonen, was daar toen wel toe bereid. Veel had wellicht te maken met de veranderde omstandigheden sinds de wapenstilstanden.

De regering

De mogelijke subversieve kracht van murals en de aspiraties van gezagsdragers kwamen begin jaren 1980 onder spanning te staan. De Britse regering startte een campagne om verloederde delen van Belfast te laten heropleven. De gemeenteraad, de departementen van onderwijs en milieu, de Art Council en de kunstacademie ontwikkelden een project met lokale kunststudenten die samenwerkten met gemeenschappen om kleurrijke murals te creëren. De studenten contacteerden een gemeenschap, ontwikkelden ideeën en schilderden de murals tijdens de zomervakantie. Watson vertelt hoe enkele studenten lokale kwesties probeerden te vertalen in muralkunst, terwijl het merendeel van deze officiële murals apolitieke en irrelevante circus en junglescènes afbeelden. Het was niet moeilijk de agenda achter de opsmukcampagne te achterhalen: “Here is this dirty wall in a dirty area. The place ought to be brightened up. What is the most colourful scene imaginable? There‟s a lot of cicus scenes and jungle scenes around. Nice and colourful and it‟s all a long way away. Perfect. No need tot hink further. Needless to

221 HAYT E. (1998), p. 37

83 say the real spirit of excitement and even menace, all the guts of the matter, are usually left out. The intention is just to brighten the place up and get the hell out.”222

Algauw werden de jungle- en circusdieren door kinderen uit de buurt voorzien van „aanhangselen‟. Als murals uitdrukken hoe kunstenaars de lokale gemeenschap ervaren, dan drukten deze spontane toevoegingen het gevoel uit van de gemeenschap over de waardeloze pogingen van de opsmukkunstenaars.223

Het gesponsorde muralprogramma van de jaren 1980 faalde om meerdere redenen. Er was een fundamentele onverzoenbaarheid tussen enerzijds de politieke agenda van de regering die de studenten werd opgelegd en anderzijds de tradities en ervaringen van de lokale gemeenschappen. De gesponsorde murals waren een poging om eensgezindheid te bereiken over sociale welzijnsproblematiek in zowel loyalistische als republikeinse gemeenschappen. De campagne was ontwikkeld om hot topics te ontwijken en neutrale thema‟s te tonen die niets te maken hebben met sektarische verdeeldheid. Wanneer buurtbewoners duidelijk politieke thema‟s voor hun murals voorstelden (zoals de stijging van huurprijzen, woonomstandigheden, veiligheidszorgen) dan faalden die ideeën bij het voorleggen ter consultatie aan het gemeentebestuur.224

Uiteindelijk was de opsmukcampagne een schijnoplossing. Het liet gezagsdragers toe te verklaren dat ze inspanningen deden om verankerde sociale problemen in de armere wijken van Belfast aan te pakken. Maar in feite waren de gesponsorde murals enkel bedoeld om de aandacht af te leiden van die problemen. De opsmukcampagne werd gezien als geldverspilling. Lokale activisten stelden dat het geld beter gespendeerd zou worden aan het verbeteren van de condities die in de eerste plaats zorgden dat het nodig was deze buurt op te smukken: povere huisvesting, onvoldoende veiligheid, aftakelende infrastructuur en gebrek aan investering.225

De republikeinse murals die in de jaren 1980 begonnen op te duiken stonden in schril contrast met de intenties van het door de regering gesponsorde muralprogramma. Er verschenen

222 WATSON J. (1983), p. 7 223 WATSON J. (1983), p. 8 224 WATSON J. (1983), p. 9 225 WATSON J. (1983), p. 10

84 beelden die rechtuit politiek waren, heel confronterend en vol ideologische boodschappen in strijd met de staat.

In 1994 kondigde het IRA een wapenstilstand af. Meteen verdwenen de meest agressieve republikeinse murals uit het straatbeeld. Ook de loyalisten legden de wapens neer, maar hun murals bleven dreigend. In de zomer van 2003 werd er een project gelanceerd om de muren van Belfast vriendelijker te maken. De loyalisten gingen de Titanic afbeelden en voetballer George Best. Deze werden protestantse symbolen hoewel ze niks met militant loyalisme te maken hebben.226 De Britse regering trok in 2006 maar liefst 4,8 miljoen euro uit om de meest agressieve murals in Noord-Ierland te laten overschilderen. Het Re-Imaging Communities Programme heeft de intentie de openbare ruimte terug aan de mensen te geven en gemeenschappen te bevrijden van paramilitaire invloeden. Elke gemeenschap die dat wenst kan een fonds aanvragen om provocerende murals te overschilderen met een positievere boodschap.227

De attitude van de regering in verband met de murals is dus al die jaren dezelfde gebleven. Ze heeft meermaals pogingen ondernomen om het karakter van de murals gemoedelijker te maken. Ze is gekant tegen politieke, agressieve of provocerende murals. Zelfs na het staakt- het-vuren, als het aantal militante murals al spontaan verminderd is, neemt ze initiatieven om dit soort werken te laten overschilderen.

226 ROOX I. (2006), p. 64 227 N.N., „£3.3m going to replacing murals‟ [internet] (10 juli 2006.), alinea‟s 1-15

85

BESLUIT

86

87

88

89

90