Voor een op de eerste rang 7 Wij zijn een volk van kooplieden en koopjes- jagers en dat heeft diepe sporen nagelaten in onze taal. In Voor een dubbeltje op de eerste rang zijn - voor het eerst - vrijwel alle spreek- woorden en zegswijzen met Nederlands geld bij elkaar gezet. Het gaat om ruim dertienhonderd bekende en minder bekende uitdrukkingen uit de afgelopen zeshonderd jaar. De zegswijzen zijn verdeeld over vijfenveertig rubrieken. Zo staan de uitdrukkingen die met armoede, rijkdom of gierigheid te maken hebben over- zichtelijk bij elkaar, net als de spreuken met cent, daalder, dubbeltje, , gulden, kwartje, oordje, penning en . Waar nodig is de be- tekenis toegelicht en wordt iets verteld over de herkomst. Ook is een lijst opgenomen van de ruim tweehonderd volksnamen voor onze mun- ten en biljetten, zoals geeltje, heitje, joetje, piek en rooie rug.

Ewoud Sanders (1958) is taalhistoricus en jour- nalist. Hij is vaste medewerker van onder an- dere NRC Handelsblad, de Staatscourant en Onze Taal en heeft verschillende taalboeken op zijn naam staan, waaronder Jemig de pemig! De invloed van Van Kooten en De Bie op het Nederlands, het Eponiemenwoordenboek, het Borrelwoordenboek, het Geoniemenwoordenboek en (samen met Rob Tempelaars) Krijg de vinken- tering! 1001 Nederlandse en Vlaamse verwensin- gen.

PROMETHEUS - NRC/HANDELSBLAD Voor een dubbeltje op de eerste rang

Ewoud Sanders

Voor een dubbeltje op de eerste rang

IOOI spreekwoorden en zegswijzen over Nederlands geld

200I Prometheus/NRC Handelsblad Amsterdam / Rotterdam © 2ooi Ewoud Sanders Eindredactie Jaap Engelsman Omslagontwerp Kummer & Herrman, Utrecht Foto omslag Co de Kruijf/Hollandse Hoogte Illustratie binnenwerk Rik van Schagen www.pbo.nl

ISBN 90 446 0106 7 Inhoud

Woord vooraf 9 Verantwoording 17

1001 spreekwoorden en zegswijzen over Nederlands geld

Armoede 21 blut, geen rooie rotcent, op zwart zaad zitten 28 voor een dubbeltje geboren 32 het groeit me niet op de rug 32 ironisch bekeken 3 3 Bedrog en misdaad 35 smeergeld 38 zwendel 39 Berucht 41 Cent 42 Daalder 48 Dieren 52 Domheid 59 Dooddoeners 60 Dubbeltje 66 Duit 70 Duivel, bijgeloof 76 Duur 78 Geld is almachtig, geld opent alle deuren 81 Geld is gevaarlijk 88 Geld is niet alles 91 Geld is nuttig 95 Geld is onontbeerlijk 97 geen geld, zondergeld IOI kopen kost geld I02 seks kost geld IO3 Geld stinkt niet IO4 Geloof, deugd, eer I06 Gierigheid, gierigaard, vrek 112 God I20 Gulden 121 Handel en arbeid 125 Klinkende munt I29 Kwartje I32 Liefde en huwelijk 134 Niet veel zaaks 138 goedkoop 142 waardeloos 143 woorden kosten niets 145 Onverstandig handelen 146 verkwisting 149 met geld smijten !53 verbrassen 153 geld moet rollen 154 rekenfouten 155 penny wise, poundfoolish 156 drank 156 Oordje 158 Opscheppen 164 Penning 167 Plat 174 Rijkdom 175 ping-ping hebben 179 met de duiten zitten 183 een smak geld 185 Schulden 186 Sparen 189 wie het kleine niet eert 192 Stuiver 194 Tot de laatste 201 Uitbrander 202 Verdienen 203 geld trekt geld aan 204 het regent geld 205 Verstandig handelen 207 Vriendschap 211 Waardevol 213 Wensen 215 Zeispreuken 217 Ziekte en dood 221 Overig 223 Einde 232

Bijvoegsel: volksnamen voor cent tot duizend gulden 233 Geraadpleegde literatuur 236 Register 239

Woord vooraf

In dit boek zijn duizend-en-een spreekwoorden en zegswijzen over Nederlands geld bij elkaar gezet. Duizend-en-een moet hier worden opgevat als 'heel veel', een betekenis die we danken aan de sprook- jes van Duizend-en-een-nacht. Maar voor de goede orde en voor de tellers onder u, het zijn er meer dan IOOI, namelijk ruim dertien- honderd. Dertienhonderd kan met recht 'heel veel' worden genoemd. Laat dit van meet af aan duidelijk zijn: u kent ze lang niet allemaal. Ster- ker: van het gros heeft u nog nooit gehoord. Dat komt omdat het hier gaat om spreekwoorden en zegswijzen uit de afgelopen zes- honderd jaar. Een levende taal als het Nederlands verandert voortdurend; er komt van alles bij en er valt van alles af. In die zes eeuwen is er bo- vendien veel veranderd aan ons geld. Ooit was het gewoon om te betalen met onder meer duiten, oordjes, kronen, penningen, ponden en stoters - woorden die we tegenkomen in tientallen zegswijzen. Later kregen we onder meer centen, , kwartjes, guldens en daalders. Veel gelduitdrukkingen zijn in onbruik geraakt, andere houden nu al eeuwen stand (zoals boter bij de vis, dat dateert uit de eerste helft van de 15de eeuw) en soms zie je dat oude spreekwijzen nieuwe muntnamen adopteren. Zo zei men oorspronkelijk - in het begin van de 17de eeuw, en waarschijnlijk al eerder - wie tot een blank geboren is, zal zijn leven geen stuiver rijk worden. Men zei ook: wie tot een penning geboren is, kan tot geen stuiver komen. Er zijn te- vens varianten met stuiver/daalder, stuiver/dubbeltje en stuiver/gul-

9 den. Wij zeggen nu: wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje. In de zegswijzen zie je het leven ook duurder worden. Aan het eind van de 19de eeuw zei men in Vlaanderen: met zo'n knecht en vijfcent krijg je overal een pint bier (kennelijk kostte een biertje toen een stuiver). Vijftig jaar later zei men: als je er een kwartje bijlegt, kun je er een glas bier voor kopen. Anders gezegd: iedere tijd en iedere streek kent zijn eigen spreekwoorden en zijn eigen varianten. In dit boekje zijn ze - voor het eerst - bij elkaar gezet. Dat geldt ook voor de ruim tweehonderd volksnamen voor onze munten en biljetten, zoals heitje, piek en rooie rug, die in een bijvoegsel zijn opgenomen.

Wat maakt het de moeite waard om ruim dertienhonderd uitdruk- kingen over geld te inventariseren? In de eerste plaats geeft zo'n collectie een interessant beeld van de Nederlandse (en Vlaamse) cultuur. We zijn een volk van kooplieden en koopjeslopers en dat heeft diepe sporen in de taal nagelaten. Maar de directe aanleiding om dit boekje te maken is vanzelfsprekend dat het Nederlandse geld door de zal verdwijnen. Eerst uit het betalingsverkeer en dan uit alle oude sokken, totdat we wellicht alleen enkele muntjes en briefjes overhouden om later aan onze kinderen of kleinkinde- ren te laten zien. 'Kijk, zo zag een dubbeltje er vroeger uit. En dit is nou een kwartje Veel mensen zijn bang dat de euro ook de Nederlandse taal zal aantasten. Dat met het verdwijnen van de centen, en kwartjes ook die woorden zullen wegvallen. Die angst is ongegrond, daar kom ik straks op terug.

Jatwerk

Hoe is deze verzameling tot stand gekomen? Door veel jat- en plak- werk. Positiever geformuleerd: door de belangrijkste spreekwoor- denboeken van grofweg de afgelopen tweehonderd jaar systema- tisch door te nemen op woorden die met geld te maken hebben, dus van cent tot rijksdaalder, van penning tot munt, van spie tot heitje en zo verder. Veel van het oude materiaal is afkomstig uit het driedelige Spreekwoordenboek der Nederlandsche Taal (1858-1870) van de Gor- kumse onderwijzer P.J. Harrebomée. Harrebomée heeft een uit-

10 treksel gemaakt uit alle spreekwoordenverzamelingen vanaf de 15de eeuw, en hoe chaotisch zijn boek ook is, met ruim 40.000 uit- drukkingen is het nog altijd een onmisbare bron. Daarnaast heb ik dankbaar gebruikgemaakt van enkele digitale woordenboeken, met name van het onvolprezen Woordenboek der Nederlandsche Taal en van de elektronische Grote Van Dale. Wat be- treft de vaak ingewikkelde historie van Nederlandse munten heb ik het zwaarst geleund op De Nederlandse munten, het standaardwerk van H. Enno van Gelder uit 1965. Zie voor de andere bronnen de lijst met geraadpleegde literatuur achter in dit boekje.

Rubrieken

De spreekwoorden en zegswijzen zijn over 45 hoofdrubrieken (en 26 subrubrieken) verdeeld. Die staan in alfabetische volgorde. Een uitzondering is de bezemrubriek 'overig', die aan het eind staat. De rubrieken zijn ongelijksoortig. Er zijn puur thematische ru- brieken, zoals 'armoede', 'rijkdom', 'gierigheid' en 'ziekte en dood'. Maar ook de meest gangbare muntnamen zijn in aparte rubrieken ondergebracht. Het gaat om 'cent', 'daalder', 'dubbeltje', 'duit', 'gulden', 'kwartje', 'oordje', 'penning' en 'stuiver'. Daarnaast zijn er enkele taalkundige rubrieken, zoals 'dooddoeners' en 'zeispreuken' (dit zijn spreuken waarin iemand een gezegde in de mond krijgt ge- legd; in de uitdrukking staat meestal 'zei die-en-die', vandaar de naam). In deze taalkundige rubrieken was de vorm of junctie van een zegswijze bepalend voor opname. De doorgewinterde woordenboekgebruiker ziet de problemen onmiddellijk opduiken. Immers, er zijn natuurlijk veel uitdrukkin- gen die in meerdere rubrieken passen. Dat is ook zo. Sommige mensen zeggen, als iemand iets doms opmerkt: hulde, hulde, geef die vent een gulden. Dat is een dooddoe- ner, en de uitdrukking is dan ook in die rubriek te vinden. Maar hij staat ook bij 'domheid' en 'gulden'. Voor die verspreiding over ru- brieken is niet gekozen om de omvang van dit boekje op te blazen, maar vanuit de overtuiging dat slechts weinig mensen het van A tot Z zullen lezen. Dit werkje is bedoeld om in te bladeren en dan wil je in de rubriek die je interesseert zo veel mogelijk van je gading te- rugvinden, zonder eindeloze doorverwijzingen. Om diezelfde reden zijn toelichtingen bij een uitdrukking soms

11 op meer dan één plaats te vinden. Het Nederlands blijkt slechts drie uitdrukkingen met knaak te hebben - althans, wij hebben er niet meer kunnen vinden. Het gaat om de dooddoener één knaak tachtig ('Zeg wat kost dat nou?' 'Een knaak tachtig.'), knaken poetsen 'gierig zijn', en zijn knaken dicht hebben 'geld gewonnen hebben bij het spel'. Die uitdrukkingen staan in verschillende rubrieken. Om ge- blader te voorkomen is bij alledrie iets gezegd over de herkomst van het woord knaak. Vanzelfsprekend worden toelichtingen niet her- haald bij uitdrukkingen die dicht bij elkaar staan. Bij muntnamen die vaak voorkomen wordt de herkomst slechts op één plaats verteld. Zo vindt men bijvoorbeeld het nodige over de geschiedenis van de woorden cent, daalder en dubbeltje aan het begin van die rubrieken.

Veelvoorkomende muntnamen

Dit brengt ons op de vraag welke muntnamen er nu in spreek- woorden en zegswijzen het meest voorkomen. Welnu, duit komt met 71 zegswijzen het vaakst voor, gevolgd door stuiver (66), cent (65), oordje (61), dubbeltje (45), gulden (34), daalder (24) en kwartje (11). Er zijn dus beduidend meer uitdrukkingen met de 'kleinste' munten (duit, cent, oordje), en er blijken helemaal geen uitdrukkin- gen te zijn met riks, rijksdaalder of met de namen van bankbiljetten. Een mogelijke verklaring is dat met name spreekwoorden (zeg maar: staande uitdrukkingen met een levensles) tot de volkscultuur behoorden. En het volk was nu eenmaal arm: het had meer duiten, oordjes of centen op zak dan guldens, riksen of briefjes. Ander- zijds: er zijn meer uitdrukkingen met gulden dan met kwartje, dus deze regel gaat niet algemeen op.

Compleet?

Zoals gezegd bevat dit boekje ruim dertienhonderd spreekwoorden en zegswijzen. Zijn ze dat nou allemaal? Hebben we er uit de afge- lopen zes eeuwen niet eentje over het hoofd gezien? Is deze verza- meling dus helemaal compleet? Nee, natuurlijk niet. Zo is het goed mogelijk dat er in dialect- woordenboeken nog meer te vinden zijn. Geen enkel woordenboek is compleet, ook dit boekje niet. Er is zelfs voor gekozen om een

12 kleine honderdvijftig zegswijzen niet op nemen. De belangrijkste reden is dat de betekenis niet duidelijk was. Met name in het eerder genoemde spreekwoordenboek van P.J. Harrebomée staan duizen- den uitdrukkingen zonder verklaring (en zonder bronvermelding). Zo vermeldt hij het is als Oost-Indisch geld: het komt niet aan de derde man. Dit mag een intrigerende zegswijze zijn, maar omdat je slechts naar de betekenis kunt gissen (betekende het 'niemand ver- dient wat aan het overheidsgeld dat in Oost-Indië wordt gepompt'? of'in de Oost vergaarde rijkdom gaat na hooguit één generatie weer verloren'?), is hij in dit boekje niet opgenomen. Ik had natuurlijk een rubriek 'onduidelijk' of'betekenis onbekend' in het leven kun- nen roepen, maar dat leek me zinloos.

Wijsheid op rijm

Spreekwoorden hebben altijd een belangrijke rol gespeeld in de volkscultuur. En het volk, zo blijkt uit deze verzameling, houdt erg van rijmen, vooral van eindrijm of sinterklaasrijm. Er zijn in de spreekwoordenboeken dan ook heel wat rijmende gelduitdrukkin- gen te vinden die je zó op een Delfts blauw tegeltje ziet staan. Hier volgen er een paar:

Als je geld hebt, doe je wonderen heb je het niet dan is het donderen.

Beter een duit in de hand dan een blanke in de kant.

Een paard en geld en goed Latijn dat brengt een lanser over de Rijn.

Er is geen goud zo rood of het moet weg voor brood.

Geld is de blom wie 't niet heeft, zucht erom.

Heb je geld dan kun je huizen bouwen heb je 't niet, dan moet je stenen sjouwen. Is de juffer krom of blind geld maakt dat ze een vrijer vindt.

Hoe dat men geld of liefde sluit het wil, het zal, het moet eruit.

Die laatste is in 1632 opgetekend door Jacob Cats, de meest aange- haalde tegelpoëet. Bij hem is ook te vinden:

Oud geld en jonge vrouwen wil die vrij in 't duister houen.

Bij Constantijn Huygens lezen we, in 1657:

Wie goudguldens verf kan pissen kan licht de doktoren missen.

En van een anonieme i9de-eeuwse volksdichter is de wijsheid:

om de poen is 't al te doen.

Vrouwen

Natuurlijk bevatten de gelduitdrukkingen meer wijze levenslessen. Bijvoorbeeld dat er mensen zijn die voor geld tot alles bereid zijn: hij zou voor zich een cent op zijn blote kont laten slaan, of: hij zou zijn scheten opflessen doen, als het maar geld opbrengt. En ook dat vrouwen geneigd zijn om veel geld uit te geven: heeft hij veel noten, zij zal veel doppen maken. Zoals uit dit laatste voorbeeld al blijkt, zijn er ook uitdrukkingen opgenomen die over geld, goud, munten, sparen, verkwisten of uit- geven gaan, zonder dat er bijvoorbeeld muntnamen in voorkomen. De betekenis zal echter meteen duidelijk maken waarom ze thuis- horen in deze verzameling. Soms is het verband met geld overigens onverwacht, zoals bij de uitdrukking het kan me geen hol schelen. Je zou denken: dit is ge- woon een variant van dat kan me geen reet schelen. In deze uitdruk- king wordt weliswaar gespeeld met hol in de betekenis 'reet', maar in de literatuur wordt wel degelijk een verband gelegd met de

14 muntnaam hol. Dat was een zilveren florijn die tussen 1693 en 1846 werd geslagen. Op de munt stond HOL (als afkorting van 'Hol- land') om aan te geven dat het een geldige munt was.

Euro

Resteert de eerder gestelde vraag: zal de euro werkelijk de Neder- landse geldnamen de vergetelheid injagen? Nee. Per 1 januari 2002 betalen we met munten van 1, 2, 5,10, 20 en 50 eurocent, en met munten van 1 en 2 euro. Daarnaast zijn er biljetten van 5,10, 20, 50,100, 200 en 500 euro. Kortom, er val- len een paar munten en biljetten weg, namelijk het kwartje en de rijksdaalder, en de briefjes van vijfentwintig, van tweehonderdvijf- tig en van duizend. Nou heb je kans dat de volksnaam vuurtoren voor het briefje van tweehonderdvijftig een stille dood zal sterven. Het is ook goed mo- gelijk dat rijksdaalder en riks in onbruik raken. Maar niemand hoeft zich zorgen te maken over cent, stuiver, dubbeltje, kwartje of gulden. Waarom niet? Omdat met name in spreekwoorden en zegswij- zen woorden heel lang kunnen voortleven, zelfs als we die woorden niet meer begrijpen. Zo kent iedereen de uitdrukking op zijn falie krijgen, maar wie weet dat falie oorspronkelijk - in de Middeleeu- wen - een soort wijde regenmantel was? En wie kent de oorspron- kelijke betekenissen van pottenkijker, (heet) hangijzer, klikspaan, klaploper of strijkstok, de sleutelwoorden uit verschillende uitdruk- kingen? Zoals gezegd zijn er geen uitdrukkingen met rijksdaalder of riks, maar er zijn genoeg algemeen bekende zegswijzen met de andere geldnamen om die een lang leven in onze taal te garanderen. Iets vergelijkbaars geldt voor de volksnamen voor geld. Alleen tussen 1862 en 1927 waren biljetten van vijfentwintig gulden geel, maar we zijn dit briefje altijd geeltje blijven noemen, ook toen het rood werd. Het duizendje kreeg in 1860 de bijnaam rooie rug, van- wege de rode achterkant van het biljet, en die naam bleef bestaan toen het biljet groen werd. Dikke kans dus dat heel wat volksnamen - zoals bijvoorbeeld piek - blijven bestaan. Voor wie nog niet is overtuigd: de laatste botdragers of botjes, gro- te zilveren muntstukken, werden in de Middeleeuwen geslagen. Toch zeggen wij nog steeds: botje bij botje leggen. Dat niemand meer

!5 weet dat botje een geldnaam is, en dat sommige mensen denken dat de uitdrukking iets met beenderen te maken heeft, doet er niet toe. Het woord botje heeft het inmiddels honderden jaren zonder de bij- behorende munt gered, en zo zal het ook gaan met de Nederlandse muntnamen die nu algemeen bekend zijn.

Dank

Veel van het voorbereidend werk voor dit boekje is gedaan door Hans Geluk en Aya Langeveld. Daarnaast heeft vooral Jaap Engels- man erg veel werk verzet. Hij tekende voor de eerste versie van de rubrieksindeling, hij schreef diverse toelichtingen en hij maakte het register. Ik vermoed zelfs dat dit boekje zonder de hulp van Jaap Engelsman nooit was verschenen. Veel dank dus!

Ewoud Sanders

16 Verantwoording

Bij de inventarisatie van spreuken is uitgegaan van Nederland. Dat wil zeggen dat typisch Vlaams taaleigen minder uitvoerig aan de orde komt. Maar het is wel degelijk vertegenwoordigd, met zegs- wijzen als hij houdt aan zijn pijkens en hij is van Oudenaarde. Delen van wat nu Nederland en Vlaams-België is, hebben in de afgelopen zes eeuwen vaak langere tijd deel uitgemaakt van één politieke con- stellatie, denk maar aan de Bourgondische tijd (15de eeuw), waarop een spreuk als zijn ijzers afspitten teruggaat. Daar komt bij dat tot in de 19de eeuw munten veelal zeer internationaal circuleerden. Als er bij een uitdrukking geen betekenis staat, valt die op te ma- ken uit de rubrieksnaam. Kleine varianten in een uitdrukking wor- den door een schuine streep van elkaar gescheiden, bijvoorbeeld als het geld op is, is het kopen/koken gedaan. De uitdrukkingen zijn soms hertaald. Alsof wij heenen om een' daalder konden koopen is bijvoor- beeld geworden alsof wij henen voor een daalder konden kopen. Be- paalde vormverschillen zijn inhoudelijk onbelangrijk, zoals bij- voorbeeld tussen zijn geld verbrassen en hij verbrast zijn geld (heel veel spreuken beginnen met hij; het is nooit zij, behalve als het uit- drukkelijk over een echtgenote gaat). Wij houden ons, op details na, aan de vorm die in de naslagwerken is aangetroffen. In de toelichtingen wordt geregeld aandacht besteed aan de her- komst van bepaalde woorden. Die is niet altijd zeker, maar dat staat er dan bij. Er is geen plaats ingeruimd voor uitgebreide etymologi- sche discussies. Bij de volksnamen in het bijvoegsel is helemaal geen aandacht besteed aan de herkomst. Die volksnamen zijn

J7 slechts toegevoegd als extraatje. Overigens is juist van die volksna- men de herkomst vaak erg onduidelijk; er zou veel aanvullend on- derzoek nodig zijn om dat allemaal op te helderen. Soms wordt vermeld wanneer een uitdrukking voor het eerst is opgetekend. Dat is vooral gedaan bij zegswijzen waarvan je denkt: sinds wanneer zouden ze dat zeggen? Die keuze is natuurlijk zeer subjectief. Het gaat doorgaans om grove tijdsaanduidingen: 'de eerste helft van de 17de eeuw' en dergelijke.

18 iooi spreekwoorden en zegswijzen over Nederlands geld

Armoede

aan de gallemieze liggen Blut zijn. Het Bargoense woord gallemieze is waarschijnlijk via het Jiddisch afgeleid van het Hebreeuwse hallas 'zwak' + mies 'kwalijk'. Men zegt ook naar de gallemieze gaan 'kapot gaan, te gronde gaan'. al zijn oordjes kwijt zijn Een oordje was een kwart stuiver. Deze munt werd aanvankelijk in zilver en later hoofdzakelijk in koper geslagen. Alle spreekwoorden en zegswijzen met oordje zijn in de rubriek 'oordje' bij elkaar gezet. berooide beurs, berooide zinnen/ledige beurzen maken kranke zinnen/platte beurzen maken dolle zinnen Wie in geldnood verkeert, doet vaak dwaze dingen. dat is hem nodig als een bedelaar het goudgewicht Dat dient hem tot niets, dat heeft hij volstrekt niet nodig. de geeuwhonger in de beurs hebben Geeuwhonger is een zogenoemde volksetymologische vervorming van gahonger (waarin ga teruggaat op een woord dat 'plotseling' be- tekende). Van Dale geeft als betekenis 'plotselinge honger, flauwte waarbij de lijder herhaaldelijk de mond krampachtig wijd opent en met geweld sluit, schijnbaar als uiting van honger'. Dit 'gapen' is echter het gevolg van overmatige gevoeligheid van de maagzenu- wen.

21 de honden kunnen wel tegen hem aan pissen Om aan te geven dat iemand praktisch aan de bedelstaf is.

diepe zakken en geen geld

een dubbeltje tweemaal om moeten draaien Sinds de 17de eeuw is dubbeltje de gangbare naam voor het zilveren muntje dat twee stuivers waard is. Aanvankelijk zei men dubbele stuiver. Alle spreekwoorden en zegswijzen met dubbeltje zijn in de rubriek 'dubbeltje' bij elkaar gezet. een ijdele beurs en een ijdele maag, dat is een grote plaag IJdel betekent hier 'leeg'.

één penning klinkt niet Wie arm is, heeft vrijwel geen invloed.

er is geen lood in het bakje Met loodje werd oorspronkelijk een loden plaatje of penning be- doeld die men moest overleggen om iets te kunnen ontvangen. Na overhandiging van een loodje konden armen bijvoorbeeld kleren of brandstof krijgen. In de volkstaal werd loodje vervolgens gebruikt voor 'geld'. Vandaar uitdrukkingen als er zit geen lood aan 'het levert niets op', zijn lood is op 'zijn geld is op', daar is lood 'die hebben geld' en het loodje hebben 'rijk zijn'. er is geen mieter van overgebleven Mieter is waarschijnlijk een variant van sodemieter, dat verkort in al- lerlei krachttermen wordt gebruikt ('ik geef er geen mieter om'). Dit woord duidde oorspronkelijk de inwoners van het bijbelse So- dom aan, die bekendstonden om hun bedenkelijke levenswandel. er is geen olie meer in de lamp Alle bezit is verbruikt. Van arme mensen zei men vroeger wel 'de lamp hangt er scheef', want door een olielamp scheef te hangen kon je het laatste restje olie benutten. er zit geen lood aan Lood betekent hier 'geld'. Zie hierboven er is geen lood in het bakje.

22 Armoede

geld als hooi, maar 't is zo lang niet Dit zei men in Gent en omgeving als antwoord op de vraag: 'Heb je geld?' Bedoeld werd: ja, maar zeer weinig. geld noch pand hebben Geen geld en ook geen spullen om te verpanden bij de bank van le- ning. geldpijn hebben het geld is dun gezaaid bij hem het geld met de buidel: alles is op Niet alleen het geld is op, maar zelfs de buidel waarin het werd be- waard. het is een groot kruis, geen kruis/munt te hebben Een munt zonder meer werd wel een kruis genoemd, wegens het kruis dat op vele munten stond afgebeeld (denk aan kruis of munt, de twee zijden van zo'n munt). het is nacht in mijn portemonnee

Men zei ook: het is nacht met hem 'het is met hem gedaan', het is schrale Fop: het geld is op Het is niet bekend of deze Fop teruggaat op een historische figuur; de naam kan ook gekozen zijn vanwege het rijm. het ontbreekt mij aan Philippus Quartus Ik ben blut. Er wordt misschien gezinspeeld op munten van de Spaanse koning Filips iv (1621-1665), maar de zegswijze is pas in de 19de eeuw opgetekend. hij doet in raar geld

Raar in de betekenis 'zeldzaam'. Vergelijk het Engelse rare. hij heeft wel dorst, maar geen geld

23 hij heeft zoveel geld als een kikker/pad veren Hij bezit totaal niets. Deze uitdrukking dateert uit de 17de eeuw. hij is zo berooid van geld als een kerkrat In de kerk is voor ratten weinig te vinden, vandaar. Gebruikelijker is nu: zo arm of berooid als een kerkrat. Voorheen zei men ook zo kaal of naakt als een kerkrat. De uitdrukking komt ook in het en Frans voor: so arm wie eine Kirchenratte en être gueux comme un rat d'église. hij is zo hard als een steen Hij zit zonder geld; het leven is voor hem zeer hard. Hetzelfde woordspel met hard is te vinden in de uitdrukking: hij is van Har- derwijk. Dit betekent 'hij is straatarm, het leven is hard voor hem'. hij kan geen veer van zijn kont blazen Dit is vermoedelijk een schertsende variatie op geen veer van de mond kunnen wegblazen. Iemand die dat niet kan ademt amper nog en is bijna dood. Wie door armoede en honger zo verzwakt is dat de winden die hij laat nog te zwak zijn om een veertje te kunnen weg- blazen, is er ook niet best aan toe. hij kluift het hieltje van de ham Het hieltje is het laatste stukje van de ham, dus zijn bezit is bijna op. hij zag eruit om hem een cent te geven Hij zag er heel sjofel en hulpbehoevend uit. Cent is een van vijf muntnamen die het meest in de spreuken voorkomen. Deze munt is in 1816 ingevoerd als 1/100 deel van een gulden. Alle spreek- woorden en zegswijzen met cent zijn onder het kopje 'cent' bij el- kaar gezet. ijdele beurzen maken dolle begijnen Wie in geldnood verkeert, doe vaak dwaze dingen. Een begijn is een lid van een min of meer vrije kloosterorde. ik dacht dat ik mijn laatste stront verscheten had Ik dacht dat ik geen geld meer had. Deze uitdrukking dateert uit de tweede helft van de 20 ste eeuw.

24 Armoede ik heb bij hem niet één kruis In vergelijking met hem bezit ik niets. Kruis betekent 'munt', om- dat daar vaak een kruis op stond. je hebt hem kruis noch munt laten houden kaalhals Kaalhals is eigenlijk een gebrek bij koeien, waarbij ten gevolge van het schuren de hals kaal is geworden. De overdrachtelijke betekenis is 'armoedzaaier' ofwel 'schraalhans'. Men zei ook thuis is kaalhals keukenmeester (de variant met schraalhans is nu bekender). kort zitten krap bij kas zijn mager en gezond en in de beurs geen pond Pond kan hier slaan op het gewicht van de beurs, maar ook op de oude rekenmunt die zo heet. met de droge bleinen liggen Droge blein was een gevaarlijke veeziekte, dus een symbool van ern- stige verzwakking. met een geschuurde kluit thuis komen Dit betekent 'zijn weekloon bijna helemaal verteerd hebben' of'er- gens vandaan komen zonder het verschuldigde geld te hebben ont- vangen'. In de 19de en 20ste eeuw was kluit in België een bena- ming voor munten van vijf of tien centiem. Tien centiem heette ook wel dikke kluit of dikke, vijf centiem ook wel halve kluit. Vroeger werd met deze naam op de Zuid-Hollandse en Zeeuwse eilanden wel een munt van 2,5 cent aangeduid. Daarnaast heeft kluit of klui- ten de betekenis 'geld' in ruimere zin. Al in de 16de en 17de eeuw waren er Spaanse kluiten, een benaming voor de Philipsdaalder, die verschillende waarden heeft gehad. De oorsprong van deze muntnaam is niet duidelijk.

25 mijn vader, zei de ondeugende jongen, zou wel een koe willen kopen, had de schelm maar geld Dit is een zogenoemde zeispreuk. Alle zeispreuken zijn in de gelijk- namige rubriek bij elkaar gezet.

op de naad krabben Geen geld meer hebben. Bedoeld wordt de naad van de geldzak, waarin misschien nog een klein, laatste muntje verscholen zat.

op de pit leunen Betekende in de toneeltaal 'een voorschot op het loon vragen', na- melijk aan het donkere kantoortje in de voormalige Stadsschouw- burg te Amsterdam, waar altijd een lamp brandde; maar ook 'over de lamp van de souffleur gebogen zijn, ieder woord afwachten, op de souffleur spelen'.

op het droge zitten Blut zijn.

op zijn laatste benen lopen Ook: het gaat op zijn laatste benen.

penning is ziek Op droog zaad zitten.

piet is dood Piet is hier een dialectisch woord voor pit, dat we onder meer te- genkomen in hij heejt pitten 'hij is goed van geld voorzien'. Pitten is een van de vele algemene benamingen voor 'geld'. Hoewel de oor- sprong niet helemaal zeker is, zou er verband kunnen bestaan met pitje, dat al in de 17de eeuw is opgetekend. Dit was ontleend aan de Javaanse en Maleise term voor een klein muntje (pitjis, pitis, picis), dat door de Nederlanders werd gelijkgesteld aan een halve cent.

plat steken, stellen, zetten Dit is iemand al zijn geld afwinnen bij het spel. Wie plat is, heeft een platte, lege beurs.

rijk van rekenen maar arm van tellen

26 Armoede spaan is niet thuis Spaan betekent 'geld'. Mogelijk is het een verkorting van spaander, dat in de volkstaal wordt gebruikt voor 'cent'. Spaander betekent ei- genlijk 'een langwerpig stukje hout dat bij het hakken afvalt'. Maar het wordt ook gebruikt voor 'zeer klein stukje, niets' ('er komt geen spaandertje van terecht'). De cent is de kleinste munteenheid, dus eveneens een 'zeer klein stukje'. uitgestudeerd Zoiets als 'aan het einde van je Latijn zijn', geen kant meer op kun- nen, dus blut zijn. zijn centen zijn verre gezet

Ver is hier een eufemisme voor 'weg, kwijt'. zijn geld is naar de maan zijn geld is om zeep De uitdrukking om zeep gaan of raken dateert uit de 17de eeuw. De oorspronkelijke betekenis was 'uitgaan om zeep te halen', dus om een boodschap te doen. Daarna 'dit voorwenden om weg te kunnen gaan', en vervolgens 'verdwijnen, sterven'. Hier betekent het: 'zijn geld is ver weg, hij heeft niks te verteren'. zijn geld is verre geschoven Ver is hier een eufemisme voor 'weg, kwijt'. zijn goudvinken zijn gevlogen Zijn geld is op. Goudvink is een oud woord voor 'gouden munt'. Fi- guurlijk wordt het onder meer gebruikt voor 'rijk persoon van wie veel te halen valt'. zijn lood is op

Lood betekent hier 'geld'. Zie hierboven er is geen lood in het hakje. zijn wip is wip Zijn geld is foetsie. We komen de geldnaam wip ook tegen in de uit- drukking zijn wippers verspelen 'te veel wagen met zijn geld'. De naam is als volgt verklaard: 'Vermoedelijk geven deze woorden de

27 beweging weer, die een munt verricht bij het kop- of letterspel.' Met kop- of letterspel wordt bedoeld: het tossen van een munt (kruis of munt, kop of letter).

blut, geen rooie rotcent, op zwart zaad zitten

Blut is etymologisch verwant met bloot, dat in het Middelneder- lands onder andere 'kaal, behoeftig' betekende. Vooral de dieven- taal, het Bargoens, kent vele varianten op blut zijn. Te denken valt aan blek zijn, kabs zijn, kweps zijn, lens zijn (lens betekent hier 'leeg'), loste zijn, lut of luts zijn, mol zijn (letterlijk: 'dood zijn'), plat zijn (waarschijnlijk afgeleid van het beeld van een platte, dus lege beurs), potje los zijn, robbie zijn en rut, rutje, ruttebeurs of rös zijn. Van de meeste van deze uitdrukkingen is de herkomst niet bekend - zoals zo vaak bij Bargoense woorden en uitdrukkingen. Over de etymologie van rut schrijft een naslagwerk: 'Het is niet onmogelijk dat we in dit rut hetzelfde woord moeten zien als in rut (en roy) dat we in de 16de eeuw aantreffen in de zin van "arm", "gemeen volk", "schorriemorrie".' Hieronder volgen meer uitdrukkingen voor 'blut zijn', 'geen rooie rotcent (meer) hebben', 'op zwart zaad zit- ten'.

duit noch malie hebben Malie is ontleend aan het Franse maille. In de Middeleeuwen was een zilveren malie in Vlaanderen de helft van een penning. Later zijn er verscheidene andere, duurdere munten mee aangeduid. Voor de herkomst van malie bestaan twee verklaringen. Volgens een oudere theorie gaat het woord uiteindelijk terug op Latijn me- tallum 'metaal', volgens een jongere theorie op Latijn medialis 'van middenwaarde'. In elk geval heeft het dezelfde oorsprong als me- daille. er is geen zaad/peper meer in het bakje Peper was vanouds een kostbaar goedje, dat dus werd geassocieerd met rijkdom. Geen zaad in het bakje doelt waarschijnlijk op vogels in kooien, die zonder zaad gauw uitgezongen zijn.

28 Armoede er moet zaad op tafel komen Zaad staat in diverse uitdrukkingen voor 'geld'. In Vlaanderen wordt een 'vrek' wel een zaadjesteller genoemd. geen cent/scherf hebben om aan zijn kont te krabben Met scherf wordt hier niet bedoeld een stuk van een gebroken voor- werp van glas, aardewerk of steen, maar een muntstukje ter waarde van een halve heller. De heller was een kleine zilveren munt uit het Duitse rijk, die van de 14de tot de 16de eeuw ook in de Nederlanden gangbaar was. geen cent te makken/in Makkum hebben We komen het woord makken, waarvan de herkomst niet bekend is, alleen tegen in de verbindingen niks te makken hebben en geen cent te makken hebben. De variant geen cent in Makkum hebben is waar- schijnlijk ontstaan door scherts of door volksetymologie, dat wil zeggen: doordat makken niet werd begrepen. geen duit in de mars hebben De mars was de korf met koopwaar die een kramer op zijn rug droeg (vandaar ook: marskramer). geen moos te makken Geen cent op zak. Moos is een Bargoens woord voor 'geld'; via het Jiddisch is het ontleend aan het Hebreeuwse maoth 'geld'. In het Bargoens werd jatmoos gebruikt voor 'handgeld' (later kreeg het te- vens de betekenis 'dief, zwendelaar'). Hij heeft moos betekende 'hij heeft geld', maar omdat dit moos niet begrepen werd, maakte men hier later van hij heeft Mozes. Dit werd vervolgens uitgebreid tot hij heeft Mozes en de profeten. Men dacht hierbij aan de gelijkenis van de rijke man en de arme Lazarus uit het bijbelboek Lucas (16:29). De rijke man in de hel vraagt aan Abraham om Lazarus naar zijn broers te zenden om ze te waarschuwen, om te voorkomen dat ook zij in de hel terechtkomen. Abraham antwoordt daarop: 'Zij heb- ben Mozes en de profeten'. Hij bedoelde daarmee: wie de eerste vijf bijbelboeken (traditioneel aan Mozes toegeschreven) tot leidraad neemt, heeft alles wat hij nodig heeft.

29 geen penning in de wereld hebben Niks bezitten. geen poser, geen rooie poser Poser is een Bargoens woord voor 'cent' dat bekend is sedert het midden van de 19de eeuw. Het is ontleend aan Jiddisch poosjet 'een- voudig, cent', dat teruggaat op het Hebreeuws. geen rode (rooie) denier meer bezitten Een denier is een oude munt. De naam gaat via het Frans denier te- rug op de Latijnse muntnaam denarius. Sedert de 20ste eeuw wordt met denier de dikte van garen aangeduid, oorspronkelijk op grond van de hoeveelheid van een bepaald type garen die voor een denier te koop was. geen rooie (rode) cent (op zak) hebben Blut zijn. Rooie duidt op de kleur van het kopergeld. Dezelfde uit- drukking komt voor met duit en rooie rotcent. geen rotte knop bezitten Waarom knop 'geld' of 'munt' betekent, is niet helemaal duidelijk. Misschien speelt de vormovereenkomst een rol. Een andere verkla- ring luidt: 'In het werpen met muntstukken (het zogenoemde meet- jesschieten of schietsen) werden dikwijls de muntstukken door broek- knopen of soldatenknopen vervangen, omdat het spelen met geld verboden was.' In het Bargoens werd knoopje gebruikt voor 'dub- beltje', kleine knoop voor 'gulden' en grote knoop (of boerenknoop) voor 'rijksdaalder'. geen sou hebben Met de aan het Frans ontleende term sou werd in Vlaanderen vroeger, vooral in de 19 de eeuw, een munt van vijf of tien centiem aangeduid. Het Franse sou gaat terug op Latijn solidus 'gouden munt'. Een Fran- se uitdrukking luidt: sans le sou 'zonder een stuiver, niets bezittend'. helder noch pelder Niets bezitten. Met helder werd hoogstwaarschijnlijk een 'heller' be- doeld, een oude munt. Pelder is niet duidelijk - misschien alleen om het rijm toegevoegd?

30 Armoede het mankeert hem aan de mijten Een mijt was een muntje van zeer geringe waarde. kruis noch duit hebben Blut zijn. Een munt zonder meer werd wel een kruis genoemd, we- gens het kruis dat op vele munten stond afgebeeld (denk aan kruis of munt, de twee zijden van zo'n munt). kruis noch heller Niks. De heller was een kleine zilveren munt uit het Duitse rijk, die van de 14de tot de 16de eeuw ook in de Nederlanden gangbaar was. munt noch kruis hebben op zwart zaad zitten Blut zijn. Dit wordt traditioneel verklaard uit het zaad voor kooivo- gels, waarvan het witte deel het lekkerst is en dus het eerst wordt opgegeten. op droog zaad zitten

Blut zijn. Variant van op zwart zaad zitten. wat geeft hem nog een daalder? Gezegd van iemand die failliet is. Alle spreekwoorden en zegswij- zen met daalder zijn elders in het boek onder het kopje 'daalder' bij elkaar gezet. zijn hele vermogen erdoorheen jagen zonder een cent zitten zonder kanen zitten Kaan betekende vroeger ondere andere 'halve cent'. Men zei ook een kaantje geld 'een beetje geld'. De oorsprong van de naam is niet verklaard. Wellicht is er verband met canus 'frank'.

31 voor een dubbeltje geboren

Wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje is 'een van de meest kenmerkende Nederlandse uitdrukkingen' genoemd, sa- men met doe maar gewoon, dan doe je gek genoeg. De vroegste variant is opgetekend in 1720 door Carolus Tuinman, dominee te Middel- burg en samensteller van een beroemd spreekwoordenboek. Hij vermeldt die tot een blanke geboren is, zal zyn leven geen stuiver ryk worden (een blank of blanke was indertijd ongeveer driekwart stui- ver). De betekenis is: 'hij ontgaat zijn lot nooit', wat ook wordt ge- zegd met wie geboren is om te hangen, verdrinkt niet. Er zijn veel va- rianten, met allerlei verschillende waarden, allemaal opgetekend tussen de 18de en 20ste eeuw: wie geboren is onder een duitplaneet zal nooit meester van een oordje worden Een oordje was een kwart stuiver. Alle spreekwoorden en zegswij- zen met oordje zijn elders in het boek in de rubriek 'oordje' bij el- kaar gezet. wie tot een penning geboren is, kan tot geen stuiver komen Alle spreekwoorden en zegswijzen met stuiver zijn in de rubriek 'stuiver' bij elkaar gezet. wie tot een stuiver geboren is, kan tot geen daalder/dubbeltje/ gulden komen wie tot een stuiver geboren is, wordt nooit een dubbeltje wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje wie voor het oordje geboren is, zal nooit tot een stuiver geraken het groeit me niet op de rug

Het groeit me niet op de rug is aan het begin van de 18de eeuw voor het eerst opgetekend, in de vorm het wast my op den rugge niet. Va- rianten zijn:

32 Armoede denk je, dat ik een boompje heb, waaraan het geld groeit? denk je, dat ik het geld van een boompje kan schudden/plukken? het geld ligt niet op straat het geld ligt niet voor het oprapen/opscheppen ik heb geen paardje kakgeld ik heb geen paardje-schijtgeld op stal ik heb het munt niet aan mijn kont hangen ik heb het niet op stapeltjes liggen ik kan het niet uit de boom schudden ik kan het niet uit de sloot scheppen ja, ik zal voor jou een geldboompje planten! je denkt toch niet dat ik een geldboompje in de tuin heb staan! men kan het geld niet uit de vingertoppen bijten/snijden ironisch bekeken

Wanneer iemand een dubbeltje vindt, kun je zeggen: dat is het begin van één miljoen, het begin is er of zo is Rockefeller óók begonnen. Het gaat hier om schertsende of ironische uitdrukkingen over geld. An- dere voorbeelden zijn: dat weegt zwaarder dan mijn geld Als iemand arm genoeg is, weegt bijna alles zwaarder dan zijn geld. hij ruikt naar het geld als een jood naar het spek Hij is arm. Vrome joden eten geen varkensvlees en zullen dus niet naar spek ruiken. Opgetekend aan het eind van de 19de eeuw.

33 hij ruikt naar het geld, als een koe/bok naar muskus/saffraan Muskus is een kostbaar ingrediënt van parfums, saffraan een exoti- sche specerij - koeien en bokken ruiken anders. hij ruikt naar het geld, als een varken naar boomolie Boomolie is 'olijfolie', een delicatesse waar varkens weinig mee van doen hebben. hij ziet eruit, dat men hem zijn zondagsduiten in bewaring zou geven Zo'n vroom gezicht heeft hij (maar hij is niet te vertrouwen). ik heb ooit een muilezel gezien, die uw dukaten wel zou kunnen dragen U bezit niet veel. Een zegswijze uit de 16de eeuw. De dukaat lijkt misschien een van die vele munten uit een grijs verleden, maar in feite zijn er nog tot 1960 Nederlandse gouden dukaten geslagen, al maakten die zogenaamde negotiepenningen geen deel meer uit van het gewone muntstelsel. Historisch gezien hebben gouden en zilveren dukaten van de late Middeleeuwen tot in het begin van de 19de eeuw als Nederlands be- taalmiddel gefungeerd. De gouden dukaten (geslagen sinds 1586) hadden een waarde van 3,5 gulden, de zilveren van 2,5 gulden (rijks- daalder). De naam dukaat gaat via Frans ducat en Italiaans ducato terug op middeleeuws Latijn ducatus 'hertogdom'. Bedoeld werd het hertog- dom Venetië, waar in de 13de eeuw de eerste gouden dukaten wer- den geslagen (met onder andere het woord ducatus in het op- schrift). je zou hem je laatste cent in bewaring geven Gezegd van iemand die er betrouwbaar uitziet, maar dat niet is. ze ruiken naar duimkruid als een koe naar muskaat Duimkruid is het 'kruid' dat je met de bekende duimbeweging telt, dus geld. En een koe ruikt niet naar exotische specerijen, dus 'ze' hebben geen cent. zijn geld wel (alleen) kunnen tellen Omdat het zo weinig is.

34 Bedrog en misdaad

aan het laatje zitten De kas voeren, bijvoorbeeld van een vereniging, zodat men de gele- genheid heeft om zich te bevoordelen. daar zit muziek in Wordt wel gezegd van transacties die moeilijk te controleren vallen, en waarin dus gemakkelijk wat aan de strijkstok kan blijven han- gen. 'Muziek,' aldus het Woordenboek der Nederlandsche Taal, 'is soms een term voor geld; bij aannemers wordt wel gesproken van een werk "waar veel muziek in zit": waaraan veel kan verdiend wor- den, doordat niet gemakkelijk is na te gaan of juist wordt opgele- verd wat in het bestek staat.' In de boeventaal werd een 'brandkast' wel een muziekdoos genoemd. de ekster heeft een mooie taal, maar uw geldje nam het helemaal De babbelende ekster staat hier voor een handig pratende oplichter. De ekster staat bovendien bekend als een dief van blinkende spul- letjes. Deze uitdrukking dateert al uit de 16de eeuw. de mooiste kant van de penning laten zien Iets voordelig voorspiegelen. een gestolen penning geldt niet minder dan een andere Ofwel: geld stinkt niet.

35 een stuiver kleeft aan de handen Er blijft wat aan de strijkstok hangen. eerlijk zijn beneden de gulden Eerlijk zijn zolang het om kleine bedragen of dingen gaat, maar bij grotere niet te vertrouwen zijn. Alle spreekwoorden en zegswijzen met gulden zijn elders in het boek onder het kopje 'gulden' bij elkaar gezet. er is wat onder de tafel gegaan

Er is smeergeld betaald. geen waar voor zijn geld krijgen geld op zijn bil strijken Zich geld onrechtmatig toe-eigenen. geld waar de man niet van weet Geld dat de vrouw ontvangt buiten weten van haar man. geld zó gewonnen, heeft nooit gedijd Gestolen geld deugt niet. goud uit de Gortsteeg Valse munt; met de Gortsteeg werd de Utrechtse Haverstraat be- doeld, waar eens een goudsmid gevestigd was die het met de kwali- teit van zijn goud niet al te nauw nam. het is alles geen echte munt, wat hij er wel voor uitgeeft Hij is een bedrieger (niet alleen in geldzaken). het is een volkje van de lichte munt Mensen van licht allooi, van dubieus gedrag, zoals munten van ver- keerd metaal - valse munten - ook lichter zijn dan goede munten. het is goed laten als de heelmeester geld ontbreekt Laten betekent hier 'aderlaten'. Artsen deden dat vroeger veel; het was dus voor hen een belangrijke bron van inkomsten.

36 Bedrog en misdaad het is goed riemen snijden uit andermans leer Men kan met andermans geld en goed gemakkelijk royaal zijn. het is hagenmunt Vals geld, dat buiten de stad, als het ware tussen de hagen, in het veld, is vervaardigd. het is licht mild te zijn uit een anders beurs Men kan met andermans geld en goed gemakkelijk royaal zijn. het zijn al geen echte muntstukken, hoe schel hun klank ook is Een variant op het is niet alles goud wat er blinkt. hij ziet eruit, dat men hem zijn zondagsduiten in bewaring zou geven

Zo'n vroom gezicht heeft hij (maar hij is niet te vertrouwen), iemand een ader laten Een ader laten was een medische handeling, waarbij bloed werd af- getapt. Figuurlijk betekent het 'iemand van zijn geld afhelpen'. iemand kluchten voor geld in de hand steken Iemand praatjes verkopen, wat op de mouw spelden. iemand met apenmunt betalen Iemand met mooie praatjes afschepen of voor de gek houden. Deze zegswijze zou teruggaan op de gewoonte om mensen die apen voor geld kunstjes lieten vertonen, zekere betalingen - bijvoorbeeld tol- geld - kwijt te schelden als zij de aap een voorstelling lieten geven. ik vertrouw hem voor geen vijfcents haring je zou hem wel een reisgordel toevertrouwen, als er maar geen geld in zat Hij is niet te vertrouwen. listig geld steelt en wordt gestolen; ook geeft het eer, en eer wordt erdoor verloren Voor het eerst opgetekend in de eerste helft van de 17de eeuw.

37 mooi weer spelen van andermans geld uit een anders kas is het licht geld te tellen Men kan met andermans geld en goed gemakkelijk royaal zijn. voor gladde/goede munt in de hand stoppen Aansmeren, want de waar is niet wat het lijkt. Glad geld werd voor- heen gebruikt voor 'goed, gangbaar geld, klinkende munt'. Dit in tegenstelling tot waren in natura. voor zware moeite mag men grote beloning eisen, zei de advocaat, en hij nam dubbel geld, omdat hij zekere kwestie, waarop hij zijn hoofd al drie etmaal gebroken had, niet begreep vossen uit hun holen jagen Zakkenrollen. Al sinds de 15de eeuw wordt vos in de dieventaal ge- bruikt voor 'gouden munt'. Dit vanwege de goudgele kleur van de vacht. smeergeld advocatentongen moeten met muntolie gesmeerd zijn Muntolie is uit munt (een plant) getrokken olie. Hier wordt het woord schertsend gebruikt in de betekenis 'geld', met een toespe- ling op het smeren van machines om ze goed te laten lopen. Men zei ook iemand met muntolie wrijven. iemand een gouden pleister op de ogen leggen Hem omkopen door hem als het ware te verblinden met geld. iets over zilveren schijven doen lopen Een schijf is het draaiende stuk in een katrol, waarover een touw loopt. Iets dat over veel schijven loopt, loopt over veel tussenperso- nen. Zilveren schijven wil zeggen dat dat met smeergeld gepaard gaat. Boven is schijf een aanduiding voor muntgeld. met zilveren kogels schieten Zilveren kogels staat hier voor het gebruik van geld, dus omkoping.

38 Bedrog en misdaad steekpenningen aannemen Het woord steekpenning komt al voor in het Middelnederlands. Mo- gelijk komt het van '(iemand geld in handen) steken'. tel de rechter geld, zo is zijn oor ontsteld Geef de rechter geld, dan zal hij partijdig luisteren (naar getuige- nissen en dergelijke). In 1632 opgetekend door Jacob Cats. zwendel daar kom ik wel van af, zei de bedelaar, en hij kreeg twee blanken voor een papiertje met luizen Een blanke was een muntje van geringe waarde, maar nog altijd meer waard dan luizen. een slechte canus in iemands femen foefelen Iemand met een valse frank opzadelen. Een canus - het woord is bekend uit het Bargoens van Sint-Niklaas in Oost-Vlaanderen - is een frank; de herkomst van het woord is niet verklaard. Wellicht is het verwant met kaan 'halve cent'. Een feem is een 'hand' (feem hangt misschien samen met vijf, van de vijf vingers); foefelen is iets achterbaks doen. geld snoeien De randen van munten afsnijden, om het zo gewonnen metaal apart te gelde te maken. iemand gouden bergen beloven iemand het geld uit de zak kloppen iemand het vel over de oren halen iemand kaal plukken iemand uitpersen

39 iemand (van) de huig lichten Iemand de huig lichten was oorspronkelijk een medische ingreep: bij iemand de huig doen inkrimpen. De ontwikkeling van die beteke- nis naar 'iemand bezwendelen' is niet duidelijk. Misschien was de medische handeling puur kwakzalverswerk en dus ook al bedrog. iemand van zijn geld afhelpen iemand zijn geld afluizen/afvlooien Dus iemand van zijn geld afhelpen zoals je ook iemand van vlooien of luizen afhelpt. men stopt hem valse munt voor echte in de hand Hij laat zich gemakkelijk bedriegen.

40 Berucht

bekend zijn als de blinde oordjes Een blind oordje was een muntstuk waarvan de beeldenaar was af- gesleten, en dat dus door zeer vele handen was gegaan. bekend zijn als een slechte halve cent/als slecht/kwaad geld Overal bekend zijn, net als ondeugdelijk geld. Er was vroeger veel vals of anderszins ondeugdelijk geld in omloop. Varianten zijn: hij is er bekend als de kwade penning; hij is overal als de kwade dubbeltjes en hij is overal als de kwade duiten. het is zo zeldzaam als een Uiterse duit Een Uiterse duit is een Utrechtse duit, die, zoals alle duiten, vol- strekt niet zeldzaam was. Men zei ook hij is bij de poort van Uitert aangekomen voor 'hij is nagenoeg arm' en een Uitertse reis 'een ver- re en moeilijke tocht'. Het gaat in deze gevallen om woordspelin- gen op uiterst 'het meest verwijderd, het verst afgelegen' en/of uit- waarts.

4i Cent is een van de vijf muntnamen die het meest in de spreuken voorkomen. Deze munt is in 1816 ingevoerd als 1/100 deel van een gulden. De naam, die waarschijnlijk is ontleend aan het Ameri- kaans Engels, waar de cent in 1786 als 1/100 deel van de dollar was ingevoerd, gaat uiteindelijk terug op het Latijnse centum 'honderd'. anderhalve cent Schertsende benaming voor een verloofd of getrouwd paar waarvan de een veel groter is dan de ander. bekend zijn als een slechte halve cent/als slecht/kwaad geld Overal bekend zijn, net als ondeugdelijk geld (er was vroeger veel vals of anderszins ondeugdelijk geld in omloop). centenbijter Een van een reeks benamingen die aangeven dat een gierigaard de kleinste munten liefst nog zou splijten, om ze niet in één keer he- lemaal te hoeven uitgeven. dat is centenwijsheid en guldensdomheid

Met kleine bedragen is hij heel precies, maar met grote is hij laks. dat is een fluitje van een cent Zeer gemakkelijk, het loopt van een leien dakje. De Zuid-Neder- landse variant is: het gaat gelijk een fluitje van een oordje.

42 Cent de boer zit op een cent als de duivel op een ziel In de stad werd vroeger veel neergekeken op de boeren, die werden afgeschilderd als ruw, onnozel of, zoals in dit geval, gierig. de centen bijten hem Het geld lijkt hem pijn te doen, zo snel wil hij het kwijt. de centen dansen hem in de zak Hij geeft zijn geld makkelijk uit. de centen van je baas zijn niet van blik! Je mag weieens wat harder werken voor je loon. de centenpest hebben Veel geld uitgeven. Ook: de geldpest hebben. een cent met een gat geeft/heeft/brengt/vindt/wint altijd wat Van een cent met een gat dacht men dat hij geluk bracht. een cent voor je gedachten Ontleend aan het Engelse a penny for your thoughts. Ook wel een kwartje voor je gedachten. een paar losse centen hebben Schertsend gezegd van iemand die over nogal wat kapitaal be- schikt. geen cent geven voor iemands leven Hij is niet meer te genezen. Een voorloper is: geen oordje geven... geen cent/scherf hebben om aan zijn kont te krabben Met scherf wordt hier niet bedoeld een stuk van een gebroken voor- werp van glas, aardewerk of steen, maar een muntstukje ter waarde van een halve heller. geen cent te makken/in Makkum hebben De variant met Makkum is waarschijnlijk ontstaan door scherts of door volksetymologie, dat wil zeggen: doordat makken niet werd be- grepen.

43 geen centje pijn Niet de minste moeite, geen enkel ongerief. Indertijd onder Neder- landse soldaten in Indonesië een veel gebruikte uitdrukking, vaak met de toevoeging: het duurt nog maar een jaartje. geen halve cent in de zak en drie gulden aan het voorhoofd Gezegd van opscheppers. geen rode (rooie) cent kosten Rooie duidt op de kleur van het kopergeld. Ook: geen rooie rotcent. geen twee deuntjes/liedjes voor één cent zingen Wordt gezegd tegen iemand voor wie men zijn woorden niet wil herhalen. hele en halve centen gespaard, worden gouden Willempjes waard Een gouden Willempje was een in de jaren 1848-1853 geslagen gou- den handelsmunt met de beeldenaar van Willem 11 of Willem 111. het is geen cent waard het kan me geen cent schelen Het kan me niets schelen. Varianten met hal, hol, moer of reet zijn inmiddels bekender. het lijkt wel of het twee cent kost Zo slordig ga je ermee om. hij is op de centen hij is zo gemeen als katoen van een cent per el Voor die prijs kon katoen alleen maar van zeer slechte ('gemene') kwaliteit zijn. hij kan van een dubbeltje ook maar tien cent maken Hij kan niet toveren met geld. hij ligt met de centen, duiten Hij heeft veel geld.

44 Cent hij weet er geen cent van Hij weet er niets van. hij wil wel een kikker villen voor een cent Hij doet alles voor geld. hij zag eruit om hem een cent te geven Hij zag er heel sjofel en hulpbehoevend uit. hij zou een cent in tweeën bijten Deze zegswijze geeft aan dat een gierigaard de kleinste munten liefst nog zou splijten, om ze niet in één keer helemaal te hoeven uitgeven. hij zou voor zich een cent op zijn blote kont laten slaan Hij doet alles voor geld. iemand voor geen cent vertrouwen Dezelfde spreuk komt voor met cent, centiem, halve centiem en oord- je. iemand voor vijf cent (mee)geven Iemand een pak slaag geven. ik geef het geen cent minder/geen man en geen cent/geen rooie cent je zou hem je laatste cent in bewaring geven Gezegd van iemand die er betrouwbaar uitziet, maar dat niet blijkt te zijn. met centen zitten Rijk zijn. met zo'n knecht en vijf cent krijg je overal een pint bier Die knecht is blijkbaar niets waard, want voor enkel vijf cent kreeg je die pint bier ook.

45 ook een cent in 't buultje doen Ook een duit in het zakje doen. Buultje is 'buideltje'.

op een stuiver/vijf cent kijken Zeer zuinig of gierig zijn.

op/om een (halve) cent doodblijven Liever doodgaan dan ook maar het kleinste beetje geld laten glip- pen.

pas op de halve centen, het worden guldens in de zak Anders gezegd: wees zuinig en spaar.

tot de laatste cent Tot het uiterste.

vijf cent voor een stuiver geven In Nederland is dit een correcte wisseltransactie. In Vlaanderen, waar de spreuk is opgetekend, was dit niet zo. Een cent was daar na- melijk twee centiem, en een stuiver negen centiem! Het is dus vijf cent (tien centiem) voor een stuiver (negen centiem) geven, dat is te veel.

voor een cent gaat hij dood als hij voor een halfje weer levend kan worden

Gezegd van een vrek. Een halfje is een halve cent. voor geen (halve) cent verstand hebben wat heeft hij nu met al zijn centen? Wat baat hem zijn fortuin? we zijn er geen cent wijzer van geworden We hebben er niets aan verdiend.

zijn centen in het zout leggen Veel geld verteren. De herkomst van deze zegswijze is niet duide- lijk. Gewoonlijk betekent in het zout leggen of opzouten juist dat je iets goed bewaart.

46 Cent zijn centen zijn verre gezet Veris hier een eufemisme voor 'weg, kwijt'. zo plat als een cent Heel erg plat. zonder een cent zitten

47 Daalder

De munt- en waardenaam daalder is in diverse variaties internatio- naal wijd verbreid, met als bekendste de dollar, die in meer dan een dozijn landen, met Verenigde Staten voorop, als nationale munt- eenheid dient. De oorsprong van de naam ligt in de plaats Joa- chimsthal in Bohemen (nu Jachymov), waar in het begin van de 16de eeuw een zeer rijke zilvermijn werd ontdekt. Dit zilver werd onder verschillende namen gemunt, met als bekendste Joachims- thaler '(munt) uit het Joachimsdal'. Dit werd al spoedig verkort tot thaler, in het Nederlands daler, wat zich in de spreektaal ontwikkel- de tot daalder, een term die al in 16de eeuw is gesignaleerd. Nederlandse leeuwendaalders waren in de 17de eeuw populair in de Britse kolonies in Noord-Amerika; mede onder invloed daarvan is ten slotte eind 18de eeuw de dollar, verdeeld in 100 cent, de officiële munt van de toen zelfstandige vs geworden. De oudste daalders waren zware zilveren munten van goede kwaliteit. Al in de 16de eeuw had de Nederlandse daalder een waarde van dertig stuivers, die in de waarde van 1,5 gulden tot op heden is gehandhaafd. alsof wij benen voor een daalder konden kopen Geld is niet alles.

48 Daalder daaldertjes is goed geld Zij zijn goed te vertrouwen. Een variant is: hij is zo goed als een dub- beltje. Daalders en dubbeltjes werden van goed allooi geslagen, dat wil zeggen: hun zilvergehalte was betrouwbaar. dat is een rekening van Marie Boom: drie maal elf is een daalder en een slokkie voor de haalder Dit werd in Vlaanderen gezegd als iemand in zijn nadeel rekende. 'Marie Boom zal wel een bestaand persoon geweest zijn,' aldus een spreekwoordenboek. de eerste slag/klap is een daalder waard Initiatief is belangrijk. dien mij, zei de boer, ik heb daalders, mijn kleingeld is op Een (korte) variant is: dien mij, ik heb de botjes. Een botje was een middeleeuws muntje ter waarde van een halve stuiver. een achtentwintiger voor een daalder nemen Met minder genoegen nemen. Een achtentwintig (er) was een zilve- ren munt ter waarde van 28 stuivers, een daalder was dertig stui- vers waard, dus dit was een ongunstige transactie. een goed begin is een daalder waard Initiatief is belangrijk. een presentatie als een haan van een daalder hebben Trots en hoogmoedig doen zonder dat daar reden toe is. Een haan van een daalder was een grote haan van koek of speculaas (die een daalder kostte). een vlo in maart is een daalder waard Opgetekend in het midden van de 19de eeuw. De betekenis is niet duidelijk. een woord op zijn pas is een daalder waard Timing is belangrijk. Op zijn pas betekent 'op het goede moment'.

49 het is vetpot, zei de jongen, mijn moeder heeft een daalder gewisseld Schertsend gezegd wanneer moeder eens flink opdist. Voor het eerst opgetekend aan het begin van de 18de eeuw. Een daalder was toen een fors bedrag. hij draagt een wisseldaalder bij zich Op onbegrijpelijke wijze beschikt hij steeds over geld. De oor- spronkelijke betekenis van wisseldaalder is 'daalder die als reken- munt wordt gebruikt in betalingsverkeer per wisselbrief. In de volkstaal werd dit echter 'daalder die steeds terugkeert in de zak van de eigenaar wanneer hij is uitgegeven'. hij heeft een presentatie als een bok van een daalder Trots en hoogmoedig doen zonder dat daar reden toe is. Een bok van een daalder was een grote bok van koek of speculaas (die een daalder kostte). hij heeft een roldaalder in zijn zak Geld dat je in de zak brandt, dat móet rollen. hij kent de waarde van een daalder die er een van een ander moet lenen

Deze uitdrukking komt ook voor met kroon. hij loopt als een paard van een daalder Trots en hoogmoedig doen zonder dat daar reden toe is. Een paard van een daalder was een groot paard van koek of speculaas (dat een daalder kostte). hij zit op de daaldersplaats Een dure plaats, in tegenstelling tot het schellinkje. ik heb gegeten, zei de mof, alsof ik een daalder verteerd had, en het is maar negenentwintig stuivers en zeven duiten Het vermeende voordeel is te verwaarlozen, want een daalder was dertig stuivers waard, dus één duit meer.

50 Daalder ik zou het voor geen houten daalder willen Ik zou het niet graag willen. Voor het eerst opgetekend in het mid- den van de 19de eeuw. Het gaat hier om een schertsende uitdruk- king. jouw gat en een daalder is een en dertig Een daalder is dertig stuivers. op de markt is je gulden een daalder waard Soms met de toevoeging: maar meestal een kwartje. De uitdrukking gaat terug op een reclameslogan die in 1974 door Drs. P werd geri- diculiseerd in een liedje over een man die op de markt met een gul- den wil betalen voor iets dat ƒ 1,50 kost, want 'u weet dat één gulden vijftig op de markt een daalder heet'. Een en ander loopt uit op een ruzie die uiteindelijk de halve stad in puin legt. wat geeft hem nog een daalder? Gezegd van iemand die failliet is. wie tot een stuiver geboren is, kan tot geen daalder komen Hij ontgaat zijn lot nooit. Dezelfde spreuk komt voor met oordje/ stuiver, penning/stuiver, stuiver/dubbeltje en stuiver/gulden. wie zich met een mijt tevreden stelt, zal men niet voor een daalder bedriegen Sinds de 14de eeuw was een mijt in Vlaanderen een halve penning (1/24 groot). Munten van één mijt zijn na 1467 niet meer geslagen, maar als rekeneenheid bleef de mijt in gebruik. Uit de spreuken waarin mijt figureert, blijkt dat het om een munt van zeer geringe waarde ging: er gingen 48 mijt in een stuiver. Het woord mijt hangt samen met Germaanse woorden voor 'snijden', en was dus oor- spronkelijk een afgesneden of afgehakt stukje (metaal).

5i Dieren

alles waar het hoort, zei het varken, en hij kroop in de geldkast als er zaad in het bakje is, kan de vogel pikken Alleen als er geld is, kan men zijn behoeften bevredigen. Zaad staat in diverse uitdrukkingen voor 'geld'. als men schapen en een koe heeft, dan zegt ons iedereen goedendag Als je geld hebt, word je geëerd. apen en meerkatten hebben Met apen en meerkatten wordt opgepot geld bedoeld. Dat aap de be- tekenis 'geld' kreeg, gaat waarschijnlijk terug op de uitdrukking ze zien op geen aap die uit Oost-Indië komen 'wie geld heeft is niet karig'. Een alternatieve verklaring gaat uit van spaarpotten in de vorm van apen. Waarom meerkat voor '(opgepot) geld' werd gebruikt, is niet duidelijk. beter een penninkje in de hand dan een vogeltje dat vliegt boter/geld bij de vis Contante betaling is vereist. Omdat vis niet zonder boter behoorde te worden opgediend. Deze zegswijze dateert uit de eerste helft van de 15 de eeuw.

52 Dieren daar kom ik wel van af, zei de bedelaar, en hij kreeg twee blanken voor een papiertje met luizen Een blanke was een muntje van geringe waarde, maar nog altijd meer waard dan luizen. daar kun je geen labberdaan voor eten Voor zo weinig geld kun je niets kopen. Labberdaan was gezouten kabeljauw en bijzonder goedkoop. dat is als een gouden ring in een varkenssnuit Dat is als een vlag op een modderschuit. Ontleend aan het bijbel- boek Spreuken (11:22): 'Als een gouden ring in een varkensnuit, is een schone vrouw zonder verstand.' de aap binnen/beet hebben Geld bezitten. Deze uitdrukking dateert uit de 17de eeuw. Aap werd voor 'schat' gebruikt, vervolgens voor 'spaarpot' en daarna voor 'geld'. Waarschijnlijk gaan deze betekenissen terug op de uitdruk- king ze zien op geen aap die uit Oost-Indië komen 'wie geld heeft is niet karig'. de aap is gevlogen Het geld is zoek. de ekster heeft een mooie taal, maar uw geldje nam het helemaal De babbelende ekster staat hier voor een handig pratende oplichter. De ekster staat bovendien bekend als een dief van blinkende spul- letjes. Deze uitdrukking dateert al uit de 16de eeuw. de bok is vet Er is veel geld. Ook gezegd wanneer er een flinke erfenis te verde- len valt. de gebraden haan uithangen Grof geld verteren, de grote heer uithangen. de honden kunnen wel tegen hem aan pissen Om aan te geven dat iemand praktisch aan de bedelstaf is.

53 de kip met de gouden eieren slachten Een vaste bron van inkomsten vernietigen om één keer flink profijt te behalen. de penningen doen de paarden lopen Met geld kun je alles bereiken. een gouden zadel maakt geen ezel tot paard Geld alleen kan iemand niet voornaam maken. een paard en geld en goed Latijn, dat brengt een lanser over de Rijn Een lanser was een met een lans bewapende cavalerist. 'Over de Rijn' staat hier voor 'de wijde wereld in'. Al in 1632 opgetekend door Jacob Cats. een presentatie als een haan van een daalder hebben Trots en hoogmoedig doen zonder dat daar reden toe is. Een haan van een daalder was een grote haan van koek of speculaas (die een daalder kostte). een ruiter zonder paard, een krijgsman zonder zwaard, een vrijer zonder baard zijn geen zeven oordjes waard Een oordje was een kwart stuiver. Deze munt werd aanvankelijk in zilver en later hoofdzakelijk in koper geslagen. een vlo in maart is een daalder waard Opgetekend in het midden van de 19de eeuw. De betekenis is niet duidelijk. er worden zo veel dubbeltjes aan een apenkont verkeken Er wordt zo veel geld verspild. geen berg zo steil of hoog, daar een ezel, met goud beladen, niet op klimt Door middel van geld kan zelfs de domste mens tot de hoogste ambten geroepen worden.

54 Dieren geld is vast geen goede waar, zei de boer, want mijn hond, die anders nogal loos is, wil het niet vreten Loos betekent hier slim. In oude stadse zegswijzen werden boeren geregeld als dom of onbetrouwbaar afgeschilderd. geld naar de honden smijten Met geld smijten. gouden vinken zijn de beste voorspraak Gouden vinken of goudvinken zijn goudstukken. het is een geldwolf Een vrek. het zijn rode vossen Het is goudgeld. Al sinds de 15de eeuw wordt vos in de dieventaal gebruikt voor 'gouden munt'. Dit vanwege de vanwege de goudge- le kleur van de vacht. hij heeft een presentatie als een bok van een daalder Trots en hoogmoedig doen zonder dat daar reden toe is. Met een bok van een daalder wordt een grote bok van koek of speculaas be- doeld (die een daalder kostte). hij heeft zoveel geld als een kikker/pad veren Hij bezit totaal niets. Deze uitdrukking dateert uit de 17de eeuw. hij is een dwaas, die om een haas, veel smarten lijdt, en nog een paard, veel ponden waard, de hals afrijdt hij loopt als een paard van een daalder Trots en hoogmoedig doen zonder dat daar reden toe is. Een paard van een daalder was een groot paard van koek of speculaas (dat een daalder kostte). hij moest een paardje/ezeltje schijtgeld/poepgeld hebben Een variant is: ik heb geen paardje kakgeld. Opgetekend in de 17de eeuw. In plaats van schijtgeld stond in de spreekwoordenverzame- lingen doorgaans sch...geld.

55 hij ruikt naar het geld, als een koe/bok naar muskus/saffraan Muskus is een kostbaar ingrediënt van parfums, saffraan een exo- tische specerij - koeien en bokken ruiken anders. hij ruikt naar het geld, als een varken naar boomolie Boomolie is 'olijfolie', een delicatesse waar varkens weinig mee van doen hebben. hij stapt/kraait/kijkt als een haan van een stoter Een haan van een stoter was een haan van koek of speculaas (die een stoter, 12,5 cent, kostte). Bij Wolff en Deken lezen we: 'Toen keek hy zo fier, als een Haan van een stooter, of een Prins van Bies- jesdeeg.' hij wil wel een kikker villen voor een cent Hij doet alles voor geld. iemand met apenmunt betalen Iemand met mooie praatjes afschepen of voor de gek houden. Deze zegswijze zou teruggaan op de gewoonte om mensen die apen voor geld kunstjes lieten vertonen, zekere betalingen - bijvoorbeeld tol- geld - kwijt te schelden als zij de aap een voorstelling lieten geven. ik heb geen paardje kakgeld Het geld groeit me niet op de rug. Ook: ik heb geen paardj e-schijtgeld op stal. ik heb ooit een muilezel gezien, die uw dukaten wel zou kunnen dragen Schertsend: u bezit niet veel. ik vertrouw hem voor geen vijfcents haring kweek je kinderen? kweek liever braadvarkens, dan heb je alle zes weken geld moed hebben als een schelvis van drie duiten Geen moed hebben, laf zijn.

56 Dieren moed hebben als een stoters paardje Geen moed hebben, laf zijn. Een stoters paardje was een paardje van koek of speculaas (dat een stoter, 12,5 cent, kostte). mooie vrouwen en paarden doen het geld wel verteren Opgetekend in de tweede helft van de 16de eeuw. om de veren is de pauw bemind Als men geld heeft, wordt men geëerd. veel gerucht maar weinig munt, zei de boer, en hij danste op een hoop mosselschelpen vossen uit hun holen jagen Zakkenrollen. Vos wordt al sinds de 16de eeuw in de dieventaal ge- bruikt voor 'gouden munt', vanwege de goudgele kleur van de vacht. wat maakt men al niet voor geld, zei de boer, en hij zag een aap op het venster zitten wie veel rode vossen heeft, leeft in de meeste eer ze ruiken naar duimkruid als een koe naar muskaat Duimkruid is het 'kruid' dat je met de bekende duimbeweging telt, dus geld. En een koe ruikt niet naar exotische specerijen, dus 'ze' hebben geen cent. ze zien op geen aap, die uit Oost-Indië komen Geld in overvloed hebben. Wie uit een land vol apen komt, hoeft niet op een aapje te kijken. Deze uitdrukking, die uit de 17de eeuw dateert, leidde tot het gebruik van aap in de betekenissen 'schat', 'spaarpot' en 'geld'. zijn goudvinken zijn gevlogen Zijn geld is op. Goudvink is een oud woord voor 'gouden munt'. Fi- guurlijk wordt het onder meer gebruikt voor 'rijk persoon, van wie veel te halen valt'.

57 zijn schaapjes op het droge hebben Rijk zijn. Wie zijn schapen op het droge had, had zijn belangrijkste bezittingen in veiligheid gebracht. De uitdrukking komt al in de 16de eeuw voor. zijn vosjes liggen dik

Hij heeft veel geld liggen. Vos is Bargoens voor 'gouden munt', zwaluwen in het dak, guldens op zak Volgens een algemeen verbreid volksgeloof brengt de zwaluw ge- luk.

58 Domheid

het is een zot, al had hij ook een huis vol geld hij is een dwaas, die om een haas, veel smarten lijdt, en nog een paard, veel ponden waard, de hals afrijdt hij is zo effen als een stoter Zo afgesleten, in verstand of gedrag, als een oude munt. Een stoter is een oude zilveren munt ter waarde van 12,5 cent. hulde, hulde, geef die vent een gulden Gezegd als iemand iets doms opmerkt. op iets staan kijken als een uil op een kluit Zeer dom staan te kijken. Een kluit was vroeger in België een munt- stuk van vijf of tien centiem. Misschien zijn er kluiten geweest waarop een uil stond afgebeeld. van de dertig penningen niet gehad hebben

Niet al te snugger zijn. voor geen (halve) cent verstand hebben wie je dat geleerd heeft, heeft zijn geld niet gestolen Gezegd wanneer iemand iets doet dat onhandig of belachelijk is. zijn schoolgeld moeten terughalen

59 Dooddoeners

alle guldens drie maanden/alle guldens zes weken Een onzinspreuk om aan te geven dat iemand weinig of niets ver- dient. als het geld op is, is het kopen/koken gedaan als het schip met dubbeltjes langskomt Dus: nooit. Bijvoorbeeld als antwoord op de vraag wanneer iets ge- kocht wordt. als hij trakteert... is het op hagelslag Want hij is zo gierig als wat. als je dat doet, zal ik je een schelling laten zien Wordt wel schertsend beloofd om iemand tot iets onbenulligs over te halen, waarna hij de toegezegde schelling inderdaad alleen te zien zal krijgen. Een schelling is een oude munteenheid, die uit- eenlopende waarden heeft gehad. als je geen kop hebt, kun je niet uit het raam kijken fe kunt niets kopen zonder geld. beter van een stad dan van een dorp Laat degeen die het meeste geld heeft maar betalen.

60 Dooddoeners dat is het begin van één miljoen Ironisch gezegd wanneer iemand een dubbeltje vindt. Varianten zijn: het begin is er of zo is Rockefeller óók begonnen. dat is zo rond als een snaphaan Zo klaar als een klontje. De snaphaan is een zilveren munt die in 1509 werd ingevoerd door hertog Karei van Gelre. De beeldenaar toont de hertog te paard in harnas. Eigenlijk waren dit zilveren schil- den ter waarde van zes Gelderse stuivers. Snaphaan, dat 'bereden rover' betekende, was een weinig vleiende, aan het Duits ontleende bijnaam voor de Geldersen. de centen van je baas zijn niet van blik! Je mag wel eens wat harder werken voor je loon. de dominee preekt maar ééns voor zijn geld Wordt gezegd tegen iemand voor wie men zijn woorden niet wil herhalen. Varianten zijn: de paap (pastoor) doet geen twee missen voor één geld en geen twee deuntjes/liedjes voor één cent zingen. de rijken hebben het meeste geld

Opgetekend in de 15de eeuw. denk je, dat ik het geld van een boompje kan schudden/plukken? een cent voor je gedachten Ontleend aan het Engelse a penny for your thoughts. Ook wel een kwartje voor je gedachten. één knaak tachtig Een onzinbedrag, een knaak is immers ƒ 2,50. De oudste tekst waarin de muntnaam knaak tot dusverre is aangetroffen, dateert van 1689. Vermoedelijk is er verband met Rotwelsch (Duits Bar- goens) Knök, Kneks, maar verder is de etymologie onbekend. een kwartje, als je op zijn broekspijpen trapt Dit zegt men wanneer iemand een broek draagt met veel te korte pijpen. Alle spreekwoorden en zegswijzen met kwartje zijn elders in de rubriek 'kwartje' bij elkaar gezet.

61 er worden zo veel dubbeltjes aan een apenkont verkeken Er wordt zo veel geld verspild. geen dank, liever een tientje geen twee deuntjes/liedjes voor één cent zingen Wordt gezegd tegen iemand voor wie men zijn woorden niet wil herhalen. geld (alleen) maakt niet gelukkig Voor het eerst aangetroffen in de tweede helft van de 19de eeuw, in het werk van Jacob van Lennep: 'Het geld maakt iemand immers niet gelukkiger.' Soms met de toevoeging: maar het is gemakkelijk als je het hebt. Een andere variant is: geld maakt niet gelukkig, maar met een beetje geld ben je wel een beetje minder ongelukkig. geld als hooi, maar 't is zo lang niet Dit zei men in Gent en omgeving als antwoord op de vraag: 'Heb je geld?' Bedoeld werd: ja, maar zeer weinig. geld speelt geen rol Vertaling van het Duitse Geld spielt keine Rolle, een uitdrukking die in 1902 voor het eerst is opgetekend. De Nederlandse vertaling was al omstreeks 1930 in gebruik, maar de uitdrukking werd algemeen bekend als stoplap van Olivier B. Bommel in de Tom Poes-albums van Marten Toonder. In 1968 verscheen een bundel getiteld Geld speelt geen rol, die vele herdrukken beleefde. geld zaaien; je moet niet zaaien, het zal niet groeien Gezegd tegen iemand die per ongeluk geld laat vallen. heb je geld, dan kun je huizen bouwen, heb je 't niet, dan moet je stenen sjouwen heb je het geld bij je? dan hoef je het niet te halen het geld groeit mij niet op de rug Opgetekend aan het begin van de 18de eeuw, in de vorm het wast my op den rugge niet.

62 Dooddoeners het geld is een groot gemak in een huishouding het geld ligt niet op straat het geld ligt niet voor het oprapen/opscheppen het geld vliegt je portemonnee uit het lijkt wel of het twee cent kost Zo slordig ga je ermee om. hij is aan zijn geefklieren geopereerd Want hij is zo gierig als wat. hij is van de behoudende partij Hij is gierig. hij valt nog liever van zijn geloof ... dan dat hij iets geeft. honderd boeren en een dertiendhalf Bedoeld is: honderd boeren (oprispingen) en twaalfenhalve stuiver in het kerkenzakje; gezegd wanneer iemand er maar wat op los kletst. Een dertiendhalf was in de late Middeleeuwen een Holland- se zilveren munt.

hulde, hulde, geef die vent een gulden

Gezegd als iemand iets doms opmerkt.

ik heb het munt niet aan mijn kont hangen

ja, ik zal voor jou een geldboompje planten!

je denkt toch niet dat ik een geldboompje in de tuin heb staan!

je kunt je gulden maar één keer uitgeven

63 kan je niet een oud wijf vinden dat voor een dubbeltje een moord doet? Gezegd wanneer iemand alles te duur vindt. klappen zijn geen oordjes (want als klappen oordjes waren, ik klapte mijn zak vol) Woorden kosten niets. Met een woordspeling op klappen 'praten'. Een oordje was een kwart stuiver. Deze munt werd aanvankelijk in zilver en later hoofdzakelijk in koper geslagen. kopen kost geld loop heen hutselen, dan kun je duiten verzamelen

Onzinnige zegswijze om iemand weg te sturen. menig heeft te veel en niemand heeft genoeg nou nou, die kakt ook niet voor elven en dan is het nog dun

Hij is zo gierig als wat. rijk van rekenen maar arm van tellen u gaat door voor de duizend gulden Deze dooddoener is ontleend aan het VARA-televisieprogramma Weet wel watje waagt van Theo Eerdmans uit 1959. Vier specialisten moesten in vier etappes allerlei vragen beantwoorden. De quiz ein- digde met de 1000-guldenvraag. In 1961 heette Eerdmans' quiz Willens en Wetens. Latere quizzen van hem kregen steeds weer nieuwe titels: Wereldwijs en Tel uitje winst (1964-1967). Hierin was wahets maximaadaar maal rt egel winned mene tbedrae verdieneng 999 !gulden . Opgetekend in de 18de eeuw. wees gewaarschuwd jonge held, mooie meisjes kosten geld! Gezegd tegen een jongen die voor 't eerst met een meisje uitgaat. werken doet de beurs sterken

64 Dooddoeners wie alles wist, kwam met vier duiten door de wereld Voorloper van als je alles van tevoren wist, kwam je met een kwartje de wereld rond. wie geld heeft, kan wat kopen wie het breed heeft, laat het breed hangen Schertsend gezegd wanneer iemand betaalt of veel uitgeeft. zeven stuivers en een oude hoed Goedkoop.

65 Dubbeltje

De naam dubbeltje is sinds het begin van de 17de eeuw in zwang voor munten ter waarde van twee stuivers. Aanvankelijk zei men dubbele stuiver. al naar het valt, zei de jongen, en zijn stuk viel in een hoop met dubbeltjes alles komt terecht, behalve de potloodjes en verzopen dubbeltjes Opgetekend in het midden van de 19de eeuw. als het schip met dubbeltjes langskomt Dus: nooit. Bijvoorbeeld als antwoord op de vraag wanneer iets ge- kocht wordt. als ik mijn verzopen dubbeltjes nog eens terughad Nooit. dat gaat goed, zei Maaitje van Overschie, en zij kreeg een zoen met een dubbeltje erbij dat is een dubbeltje op zijn kant Het is erg onzeker hoe het zal aflopen. Ook dat is een stuivertje op zijn kant. dat wordt een dubbeltjeskwestie Dat wordt gezeur over kleinigheden.

66 Dubbeltje dubbeltjes en kwartjes Weinig, een klein bedrag, kleingeld. een dubbeltje kan raar rollen Het kan wel anders aflopen dan je verwacht. De uitdrukking komt ook voor met stuiver of kwartje. een dubbeltje op het zand zetten Dat is: er een borrel voor drinken. Zo raak je 't kwijt, zoals het in het zand verloren raakt. een dubbeltje tweemaal om moeten draaien er worden zo veel dubbeltjes aan een apenkont verkeken Er wordt zo veel geld verspild. het geld valt wonderlijk, zei losse Dirk; hij verloor een dubbeltje op de draaibrug, en vond het in de grote kerk terug het komt terecht, beter dan verzopen dubbeltjes, of je moet met de dochter van de kastelein trouwen hij heeft de dubbeltjes Hij heeft het geld. hij is overal als de kwade dubbeltjes Overal bekend zijn, net als ondeugdelijk geld. hij is zo beschaamd als een bedelaar voor een dubbeltje Hij is onbeschaamd. hij is zo goed als een dubbeltje Hij is goed te vertrouwen. Een variant is: daaldertjes is goed geld ('zij zijn goed te vertrouwen'). Daalders en dubbeltjes werden van goed allooi geslagen, dat wil zeggen: hun zilvergehalte was betrouwbaar. hij kan van een dubbeltje ook maar tien cent maken Hij kan niet toveren met geld.

67 hij keert een dubbeltje driemaal om en gooit een gulden weg Met kleine bedragen is hij heel precies, maar met grote is hij laks. hij loert op de dubbeltjes Hij is gierig. hij loopt dubbeltjes te zoeken Gezegd van iemand die voorovergebogen loopt en naar de straat- stenen kijkt. ik zou je in goud laten beslaan, als het een dubbeltje per pond kostte In goud laten beslaan is 'een gouden omhulsel geven'. je bent lief, maar statendubbeltjes zijn nog beter Geld gaat boven alles. De statendaalder werd in 1577 voor het eerst geslagen en is genoemd naar de (Algemene) Staten; statenduhheltje is verder niet gevonden, maar het zal om een munt uit dezelfde pe- riode gaan. kan je niet een oud wijf vinden dat voor een dubbeltje een moord doet? Gezegd wanneer iemand alles te duur vindt. keer eerst je dubbeltje nog eens om Doe maar zuinig. laat je niet aan een dubbeltje kennen Laat niet om één dubbeltje blijken wat een gierigaard je bent. Ook gezegd met betrekking tot een verborgen trek van iemands karak- ter. In plaats van dubbeltje zei men ook frank of gulden. niet op een dubbeltje kijken Makkelijk geld uitgeven. ook een dubbeltje op de visbank hebben Ook wat in te brengen hebben. De visbank is de toonbank van de visverkopers. Wat die ermee te maken heeft, is niet duidelijk.

68 Dubbeltje op de dubbeltjes passen Niet verkwistend zijn. rijkdom en een dubbeltje kennen elkaar Zuinigheid voert tot rijkdom. voor een dubbeltje op de eerste rang/rij willen zitten Het beste willen voor weinig geld. Pas opgetekend in de 20ste eeuw. Een variant is: voor een kwartje naar Amsterdam willen. wie tot een stuiver geboren is, kan tot geen dubbeltje komen Hij ontgaat zijn lot nooit. Dezelfde spreuk komt voor met oordje/ stuiver, penning/stuiver, stuiver/daalder en stuiver/gulden. zo plat als een dubbeltje Heel erg plat. Gezegd van vrouwen die geen boezem hebben. In plaats van dubbeltje zegt men ook pannenkoek, slijpplank of scholletje. De Fransen zeggen plate comme une punaise of sole 'zo plat als een wandluis, zeetong'.

69 Duit

De muntnaam duit, die vroeg in de 15de eeuw voor het eerst is op- getekend, gaat terug op een woord met de betekenis 'iets dat is af- gesneden', dus een stukje metaal dat van een groter geheel is afge- sneden. Duit is een van de vijf muntnamen die in de spreuken het meest voorkomen. De waarde van de duit, die tot in de 18de eeuw in gebruik is gebleven, was steeds 1/8 stuiver (1/4 groot). Tot 1573 waren deze munten van zilver, daarna van koper. arme lieden zonder duiten vliegen overal buiten Zij worden overal de deur uitgegooid. beter een duit in de hand dan een blanke in de kant Beter één vogel in de hand dan tien in de lucht. Een blank of blan- ke was van de 14de tot de 16de eeuw een muntje van goed (blank) zilver; het was niet veel waard. beter een duit in eer, dan een gulden in oneer daar win je geen duit mee

Je schiet er niks mee op. dat heeft hem een aardige/lieve duit gekost dat is lelijk/bitter goed, geef mij nog voor vier duitjes Schertsend gezegd door iemand die nóg wel een borreltje wil.

70 Duit de duiten bijten hem Het geld lijkt hem pijn te doen, zo snel wil hij het kwijt. duit noch malie hebben Een malie was een muntje van geringe waarde. duiten en een goede consciëntie (een goed geweten) zijn broertjes en zusjes Wie geld heeft, heeft geen last van zijn geweten. duiten schaven Gierig zijn. een duit gezocht en een oordje verloren

Met kleine bedragen is hij heel precies, maar met grote is hij laks. een duit met gaatjes Iets wat helemaal niets te betekenen heeft. Een duit is al weinig waard, een duit met gaatjes nog minder. een (hele) bom duiten bezitten een mooi duitje aan iets verdienen een slechte bedelaar, die geen duit kan missen een ton goud wensen vult de beurs net zo weinig en doet de schouw niet meer roken, dan een duit wensen Weinig wensen is net zo dwaas als veel wensen. een winkelier moet zowel opstaan voor een duit als voor een stuiver Wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd. Al opgetekend in de 18de eeuw. ergens een slordige duit aan verdienen geen duit in de mars hebben De mars was de korf met koopwaar die een kramer op zijn rug droeg (vandaar ook: marskramer).

71 grote ruiten zonder duiten Mogelijk een toespeling op de tijd dat grote glazen ruiten een luxe waren. Iemand die de schijn ophield, had wel grote ruiten, maar geen geld. het is een ouwe duitendief

Het is een vrek. het is geen duit waard het is zo waar als een duit een duit is Het is beslist waar. het is zo zeldzaam als een Uiterse duit Een Uiterse duit is een Utrechtse duit, die, zoals alle duiten, vol- strekt niet zeldzaam was. het zit er zo dun op als het goud op een duits klootje Een duits klootje is een balletje ter waarde van een duit, dus heel goedkoop. Wat voor balletje oorspronkelijk bedoeld werd, is niet duidelijk. hij denkt dat al zijn duitjes stuivers waard zijn Hij handelt onverstandig. hij heeft de duiten beet en laat ze fluiten Hij weet zijn geld goed te besteden. hij heeft veel kak, maar weinig duiten Hij is een opschepper. hij is op de duiten/penning, als de duivel op een zieltje Hij is op de penning. hij is overal als de kwade duiten Hij is overal bekend, net als ondeugdelijk geld. Er was vroeger veel vals of anderszins ondeugdelijk geld in omloop.

72 Duit hij ligt met de centen/duiten Hij heeft veel geld. hij schijt, zei Jeroen, alsof hij marsepein voor een duit kocht Voor het eerst opgetekend in de 17de eeuw. In plaats van schijt stond in de spreekwoordenverzamelingen doorgaans sch.... hij wil ook een duit in de vedel steken Hij wil ook iets onbelangrijks bijdragen, te berde brengen. Een ve- del was een strijkinstrument, een voorloper van de viool. Misschien is deze uitdrukking afgeleid van de gewoonte om muzikanten te be- lonen door geld in hun instrument te stoppen. hij zet zijn laatste duit op het spel hij ziet eruit, dat men hem zijn zondagsduiten in bewaring zou geven

Zo'n vroom gezicht heeft hij (maar hij is niet te vertrouwen), hij zou een duit in tweeën bijten Geeft aan dat een gierigaard de kleinste munten liefst nog zou splij- ten, om ze niet in één keer helemaal te hoeven uitgeven. hij zou niemand een duit schuldig blijven als hij met leugens zijn schulden kon betalen Hij is rijk aan leugens. iemand van vier duiten terug geven Iemand flink de waarheid zeggen, op zijn nummer zetten. ik geef er geen koperen duit voor ik heb gegeten, zei de mof, alsof ik een daalder verteerd had, en het is maar negenentwintig stuivers en zeven duiten Het vermeende voordeel is te verwaarlozen, want een daalder was dertig stuivers waard, dus één duit meer. ik zou je in goud laten beslaan, als het een duit per pond kostte In goud laten beslaan is 'een gouden omhulsel geven'.

73 Jan op een duit Gierigaard. je kon Hercules eerder zijn kolf uit handen rukken dan een duitje uit zijn beurs Kolf betekent hier 'knuppel'. De mythische figuur Hercules was buitengewoon sterk. je kunt alle dagen geen hondsvot wezen, zei gierige Gerrit, en hij gooide een duit te grabbel je kunt hem eerder een tand uit zijn mond trekken, dan een duit uit zijn zak kloppen Hij zit op zijn geld. je maakt de jonker, en hebt penning noch duit bij te zetten Gezegd van een opschepper. kruis noch duit hebben Blut zijn. loop heen hutselen, dan kun je duiten verzamelen Onzinnige zegswijze om iemand weg te sturen. met de duiten zitten Geld hebben. moed hebben als een schelvis van drie duiten Geen moed hebben, laf zijn. om duits-waar een half uur dingen Duits-waar zijn artikelen van een duit (niet: uit Duitsland), dus heel goedkoop; daar moet je geen halfuur over onderhandelen. ook een duit in het zakje doen De uitdrukking kent veel variaties met andere geldstukken en attri- buten, bijvoorbeeld: ook een cent in het buultje doen; een loodje in het zakje leggen, een oordje in de schaal te leggen hebben; hij wil ook een duit in de vedel steken.

74 Duit op/om een duit doodblijven Liever doodgaan dan ook maar het kleinste beetje geld laten glip- pen. van duit tot stuiver Tot in de kleinste bijzonderheden, als in een rekening waarin de kleinste bedragen worden verantwoord.

Venus en Bacchus zijn rare guiten, ze maken het hoofd op hol, en plunderen de duiten Venus symboliseert liefde en seks, Bacchus de drank. Beide figuren gaan terug op de klassieke mythologie. voor zeven duiten koopt men niet veel wie alles wist, kwam met vier duiten door de wereld Voorloper van als je alles van tevoren wist, kwam je met een kwartje de wereld rond. wie een duit versmaadt, is de gulden niet waard Variant op: wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd. zijn stuivers zijn negen duiten waard Een gewone stuiver is acht duiten waard, dus hij is een geluksvogel. zo moet het binnenkomen, zei de koopman, en hij werd voor een duit aan krijt uit bed gebeld Wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd. zo plat als een duit Heel erg plat.

75 Duivel, bijgeloof

de boer zit op een cent als de duivel op een ziel In de stad werd vroeger veel neergekeken op de boeren, die werden afgeschilderd als ruw, onnozel of, zoals in dit geval, gierig. de duivel schijt altijd op de grootste hoop Wie al geld heeft, krijgt er nog meer bij. de geldduivel heeft hem beet Hij is gierig. duivels zak is nooit vol Een gierigaard heeft nooit genoeg. een cent met een gat geeft/heeft/brengt/vindt/wint altijd wat Van een cent met een gat dacht men dat hij geluk bracht. het geld brengt de mens in de hel, en blijft er zelf buiten Om het geld verricht menigeen slechte daden, maar het geld blijft in de wereld. hij draagt een wisseldaalder bij zich Op onbegrijpelijke wijze beschikt hij steeds over geld. De oor- spronkelijke betekenis van wisseldaalder is 'daalder die als reken- munt wordt gebruikt in betalingsverkeer per wisselbrief. In de volkstaal werd dit echter 'daalder die steeds terugkeert in de zak van

76 Duivel, bijgeloof de eigenaar wanneer hij is uitgegeven'. Zo'n geldstuk werd ook een duivelspenning, een hekelpenning of een heksenpenning genoemd. hij is op de duiten/penning, als de duivel op een zieltje Hij is op de penning. hij lijkt op de kwade penning: hij komt altijd weer thuis hij zou de drommel/duivel voor geld dienen Hij doet alles voor geld. Drommel is een eufemistische benaming voor duivel (ook in om de drommel niet 'zeker niet, in 't geheel niet'). voor geld kan je de duivel laten dansen Met geld kun je alles gedaan krijgen. waar geld is, daar is de duivel, en waar geen geld is, daar is hij tweemaal Geld zorgt voor onvrede, maar armoe nog twee keer zoveel. waar geld is, duivel is; waar geen geld is, duivel en zijn moeder is Het gaat hier om een Vlaams spreekwoord. wie geld heeft, krijgt de droes (duivel) te vriend, en alle hoeden tot zijn devotie Wie geld heeft maakt veel vrienden, en iedereen let erop dat hij de centen eerlijk over hen verdeelt. zijn zakken zijn van duivelsleer, zij kunnen geen kruis houden Bedoeld is het kruis - symbool van het geloof - dat op oude mun- ten staat, waartegen de duivel machteloos zou zijn. zwaluwen in het dak, guldens op zak Volgens een algemeen verbreid volksgeloof brengt de zwaluw ge- luk.

77 Duur

daar hangt veel geld aan dat gaat boven mijn prik

Dat is voor mij te duur. Prik is etymologisch niet verklaard, dat hakt erin

Dat slaat een gat in de geldmiddelen, dat heeft hem een aardige/lieve duit gekost dat is een kies uit je mond

Een grote, pijnlijke ingreep, maar dan in de portemonnee, dat kost baarden Een baard was in België oorspronkelijk een frank met daarop het baardig hoofd van koning Leopold n (1865-1909). dat kost heel wat hanskes Dat kost veel geld. Hans of hanske is een oude volksnaam voor een (van oorsprong) koperen muntstuk. Het is gebruikt voor 'oordje', maar later - onder meer in de dieventaal - ook voor 'cent' of'geld'. Vooral in Zuid-Nederlandse bronnen komt men het tegen in de spelling ans (in veel Vlaamse dialecten wordt de h ingeslikt). In Gent zei men trouwen voor de ans 'om het geld'. Moeten ansen of hansen betekent 'het gelag moeten betalen'. 78 Duur dat kost klauwen met geld dat ruikt naar de mosterd Net als bijvoorbeeld peper werd mosterd vroeger in zegswijzen ge- bruikt om aan te geven dat iets duur is. Mogelijk is deze zegswijze beïnvloed door dat ruikt naar de mutsaard (brandstapel), die bete- kent dat iets zweemt naar ketterij. familieraad kost geld Overleg met familieleden kost veel tijd, en dus geld (want time is money). handen vol met geld kosten het geld vliegt je portemonnee uit het ruikt naar geld

Dat is duur! Opgetekend in de 19de eeuw. het vreet geld iemand een kies trekken

Iemand diep in de beurs tasten of anderszins iets akeligs aandoen, iets tegen de penning zestien verkopen Zeer duur verkopen, zinspelend op de hoge rente van 6,25 procent die 'op de penning zestien' heet. kinderen zijn een zegen des Heren, maar ze houden de noppen van de kleren Kleding waarvan de noppen ('knopen') zijn afgesleten is een bewijs van armoede of mindere welvaart. Kortom: kinderen kosten veel geld. naar de peper ruiken Duur zijn; peper was vanouds een kostbaar goedje, dat dus werd ge- associeerd met rijkdom.

79 wees gewaarschuwd jonge held, mooie meisjes kosten geld! Gezegd tegen een jongen die voor 't eerst met een meisje uitgaat. Opgetekend in de tweede helft van de 20 ste eeuw. wie wil bouwen, moet twee penningen voor één tellen Waarschijnlijk wil dit zeggen dat bouwwerken gewoonlijk twee- maal zo duur uitvallen als begroot. zo veel geld bezit ik met mijn hele familie niet Om schertsend aan te geven dat iets wel erg duur is.

80 Geld is almachtig, geld opent alle deuren

al geld, wat de klok slaat alleen het geld maakt de held alleen met geld zal hij worden geveld als geld spreekt, zwijgt elk als 't geldje in het kistje klinkt, het zieltje uit de hel/in de hemel springt Dit van oorsprong Duitse rijmpje, dat in het Nederlands pas in de 19de eeuw is opgetekend, verwijst naar de rooms-katholieke aflaat- handel in het begin van de 16 de eeuw, die mede de aanzet gaf tot de Hervorming. Aflaten boden kwijtschelding van de straffen die een zondaar moest ondergaan alvorens in de hemel te kunnen komen. ben je hoer/schelm of ben je dief, heb je geld, men heeft je lief beschimmeld geld maakt edel Zelfs beschimmeld geld is goed genoeg om iemand voor edel te doen doorgaan. Het tegenovergestelde wordt gezegd met een leren beurs zal geen zijden beurs worden, al doet men er veel geld in. de liefde doet veel, maar het geld doet alles

81 de misslagen der geneesheren worden met aarde bedekt, de gebre- ken der rijken met geld de penningen doen de paarden lopen Met geld kun je alles bereiken. de penningen hebben altijd de muts in de hand om oorlof (= vrijheid) te nemen Dit betekent vermoedelijk dat wie over geld beschikt, zich alles kan veroorloven. De zegswijze dateert uit de 16de eeuw. des pennings reden klinken best De taal van het geld klinkt het duidelijkst. door gouden ketenen verbonden zijn Werd gezegd van mensen die om het geld met elkaar getrouwd zijn. duiten en een goede consciëntie (een goed geweten) zijn broertjes en zusjes Wie geld heeft, heeft geen last van zijn geweten. een zilveren hamer verbreekt ijzeren deuren (Zilver)geld is machtiger dan ijzer. eerst naar het geld gevraagd, en dan van deugd gewaagd Gewagen betekent hier 'spreken over'. geen berg zo steil of hoog, daar een ezel, met goud beladen, niet op klimt Door middel van geld kan zelfs de domste mens tot de hoogste ambten geroepen worden. geen zo sterke en hoge wallen, die men met geen geld doet vallen Geld overwint iedere afweer. geld beheert/regeert de wereld

82 Geld is almachtig, geld opent alle deuren geld bindt de mond toe

Met geld kun je iemand het zwijgen opleggen. geld dekt alles geld doet altijd alles: wat is, wat was, wat wezen zal geld gaat boven recht geld, geweld en gunst breekt recht, zegel en kunst Bezit, macht en relaties zijn van doorslaggevender betekenis dan rechtschapenheid en bekwaamheid. geld heeft/doet geweld

Geld is macht. Opgetekend in de tweede helft van de 16de eeuw. geld is een sleutel die op alle sloten past geld is de boodschap Ieder vraagt alleen maar geld. geld is de rechte liefde Geld is de ware liefde. Opgetekend in de eerste helft van de 17de eeuw. geld opent alle deuren Aan het eind van de 19de eeuw voor het eerst aangetroffen, in Vlaanderen, in de vorm geld doet alle deuren open. Het beeld is ech- ter al ouder. Zo dateert de uitdrukking laat de man doorgaan, hij heejt geld gegeven al van het begin van de 18de eeuw. geld maakt alles goed geld raakt nooit uit de mode geld vermag (verantwoordt) alles Voor geld krijgt men alles gedaan.

83 geld-redenen klinken best

In 1632 opgetekend door Jacob Cats. giften en gaven breken zelfs de steenrotsen

God is de liefste en de penning is de waardste Een spreekwoord uit de 16de eeuw. heb je geld, dan heb ik liefde

Geld opent alle deuren. het gaat om het geld tot aan de hemelse poort het geld brouwt, bouwt, trouwt en houdt Opgetekend in de eerste helft van de 17de eeuw. het geld, dat stom is, maakt recht, dat krom is, en sneêg (snedig = scherp, slim) dat dom is Onrechtmatigheden worden over het hoofd gezien bij iemand die geld heeft. Deze uitdrukking dateert uit de 16de eeuw. Een moder- ne variant is: het geld dat stom is, maakt recht wat krom is. het geld is de god der wereld het geld maakt de man

Een 17de eeuwse voorganger van de kleren maken de man. het geld maakt de markt het geld regeert het land het geld (zij) is de bruid, waarom gedanst wordt Alles draait om geld. het zijn rode vossen Het is goudgeld. Al sinds de 16de eeuw werd vos in de dieventaal ge- bruikt voor 'gouden munt'. Dit vanwege de vanwege de goudgele kleur van de vacht.

84 Geld is almachtig, geld opent alle deuren

hetzij paap hetzij geus, geld is overal de leus Voor het eerst opgetekend in 1550. Paap was onder de protestantse geuzen een scheldnaam voor 'rooms-katholiek'. Dit scheldwoord is waarschijnlijk indirect afgeleid van het Griekse pap(p)as dat 'va- der', maar ook 'geestelijke' betekent.

is de juffer krom of blind, geld maakt dat ze een vrijer vindt

je bent lief, maar statendubbeltjes zijn nog beter Geld gaat boven alles. De statendaalder werd in 1577 voor het eerst geslagen en is genoemd naar de (Algemene) Staten; statendubbeltje is verder niet gevonden, maar het zal om een munt uit dezelfde pe- riode gaan. kom je om/aan zijn geld, dan kom je om/aan zijn leven

men kent overal geld

met een handvol geld komt men verder dan met een zak recht

Met bezit bereikt men meer dan met gerechtigheid.

met een zilveren sleutel opent men alle deuren

met geld geraak je aan alle dingen Met geld is alles te krijgen. Voor het eerst opgetekend in de 16de eeuw.

met geld in de zak ben je overal thuis

met geld kun je alles goedmaken

met splinters is men machtig Met geld is men machtig. Splint, splinter, ook wel splenters, betekent 'geld'. Het woord, dat al in de 17de eeuw vrij gangbaar was, is in de loop van de 20ste eeuw in onbruik geraakt. De herkomst van deze woorden in deze betekenis is onduidelijk.

85 om de poen is 't al te doen Poen gaat misschien terug op ponem, een Jiddisch woord voor 'ge- zicht', namelijk het portret op de munt.

om gelds wil is het al te doen

partij trekken voor de geldzak

pennings reden wordt aanbeden

De taal of de argumenten van het geld staan in hoog aanzien,

schijt eer, geld is de man Voor het eerst opgetekend in de 17de eeuw. In plaats van schijt stond in oude spreekwoordenverzamelingen doorgaans sch.... uitheems geld maakt vreemden tot vrienden

van nee wordt ja met geld gemaakt, en 't ja door hetzelfde nee geraakt Met geld kun je nee tot ja maken, en ja tot nee. Een zegswijze uit het midden van de 19de eeuw. vier dingen laten zich niet verbergen/houdt men niet onder met ge- weld: vuur, geld, hoest en liefde Een i6de-eeuws spreekwoord. voor geld gaat zelfs de hemel open Geld opent alle deuren. Het tegengestelde wordt beweerd in: geld opent alle sloten, behalve die van de hemel. Beide zegswijzen dateren overigens uit het begin van de 18de eeuw. voor geld is alles te koop voor geld kan je de duivel laten dansen Met geld kun je alles gedaan krijgen. voor klinkende munt heeft iedereen open oren Geld opent alle deuren.

86 Geld is almachtig, geld opent alle deuren voordat je je geld kwijt bent, vind je vrienden in overvloed waar munt klinkt, leent men gehoor, handen en voeten wanneer de sleutel is van goud, waar is dan een slot dat houdt? wat kan het lieve geld niet doen wat wordt er al niet gedaan om dat smerige geld! weg consciëntie (geweten), als het geld kost wie de kluiten heeft mag spreken Kluiten zijn hier een onbepaalde hoeveelheid geld. Een kluit was vroeger in België een muntstuk van tien centiem. wie geld heeft, heeft het geweld Geweld betekent hier 'macht'. wie met gouden wapens vecht, heeft altijd het beste recht Gouden wapens zijn 'geld, gouden munten'. wie veel rode vossen heeft, leeft in de meeste eer Rode vos betekent hier 'gouden munt'. zelden mist, wie met een gouden angel vist Een angel is een vishaak. Met gouden angel wordt natuurlijk bedoeld 'geld'.

87 Geld is gevaarlijk

als het huwelijk is om het gelletje, dan wordt het vaak een helletje Gelletje is een verbastering van geld. Een variant is: die trouwt het vel- letje om het gelletje, verliest het gelletje en houdt het velletje. Velletje staat hier voor 'vrouw'. beter een duit in eer, dan een gulden in oneer bij geldzaken houdt alle gemoedelijkheid op bij loterijgeld is geen zegen Opgetekend in de tweede helft van de 19de eeuw. de klank van de penning verdooft alle redenen Rijke mensen worden altijd geloofd. door geld wordt menige strik gelegd

Een spreekwoord uit het midden van de 16de eeuw. een lege beurs is het veiligste paspoort geld baart onrust/zorg geld brengt geen vrede Geld is gevaarlijk geld is een goede dienaar, maar een slechte meester Een voorloper is te vinden bij Horatius: Imperat aut servit collecta pe- cunia cuique, dit is 'het vergaarde geld beheerst of dient zijn bezit- ters'. geld is moeilijk te besturen het geld brengt de mens in de hel, en blijft er zelf buiten Om het geld verricht menigeen slechte daden, maar het geld blijft in de wereld. het geld is niet kwaad, maar het bederft er menigeen het is het geld waarom men naar de hel loopt Deze zegswijze is onder meer te vinden in een gedichtje uit 1730: 't Is 't Geld waer me men alles koopt,/ 't Is 't Geldt daer m'om naer d'helle loopt;/ 't Is 't Geldt dat alle fauten deckt,/ 't Is 't Geldt dat goedt en quaedt verweckt. het meeste geschil en krakeel is om te weinig of te veel De meeste ruzie komt voort uit geldzaken; de verdeling van geld of goederen is een bron van twist. in geld, in vrouwen en in wijn, is deugd en vreugd, maar ook venijn Een voorloper is te vinden bij Jacob Cats: 'Een schoone vrou, en soe- te wijn, Die zyn vol heymelick fenijn.' je moet het geld de wet voorschrijven, niet eraan gehoorzamen listig geld steelt en wordt gestolen; ook geeft het eer, en eer wordt erdoor verloren Voor het eerst opgetekend in de eerste helft van de 17de eeuw. penningen doen de man zorgen Reeds gevonden in het midden van de 16de eeuw. rivieren die in korte tijd hoog wassen, hebben veel troebel water in Als iemand in korte tijd rijk wordt, is er doorgaans veel oneerlijk verworven geld bij.

89 strijkgeld is vaak strikgeld Strijkgeld - geld dat je opstrijkt - is de premie die uitgeloofd wordt voor wie bij het opbieden op een veiling het hoogste bod doet, of vóór de afslag het hoogste bod dat gedaan is nog verhoogt. Wie daarop aast, kan ook aan de koop blijven hangen en zo in de strik lo- pen. veel geld, veel (kop)zorgen Hetzelfde wordt gezegd door onder meer hoe meer goed, hoe meer zorg; veel koeien, veel moeien en groot schip, grote zorg. veel zonden worden door het geld gevonden Bezit van geld leidt tot de zonde. voor de Mammon buigen De Mammon wordt in het bijbelboek Mattheus (6:24) genoemd als de god van het geld. Mammon is ontleend aan een Semitisch woord dat 'rijkdom' betekent. Het is gebruikelijk in de bijbelse taal en wordt altijd in ongunstige zin gebruikt (zo ook: de Mammon die- nen). wie goed heeft, heeft twist wie op goud staart, verblindt zijn gezicht Door rijkdom en geld moet men zich niet laten misleiden. wie van het kwaad scheidt, heeft een goed daggeld Daggeld is 'dagloon'. wie zich met een mijt tevreden stelt, zal men niet voor een daalder bedriegen

Een mijt was een muntje van zeer geringe waarde, zij hebben het geld niet, maar het geld heeft hen zo gewonnen, zo geronnen Wil zeggen: geld of bezit dat snel is verworven, kan net zo snel weer verdwijnen (geronnen is 'weggevloeid').

90 Geld is niet alles

alle harten zijn gezusters, alle beurzen geen gebroers

Men is milder met vriendschapsbetuigingen dan met geld. als de dood ons nedervelt, is het uit met goed en geld alsof wij benen voor een daalder konden kopen beleefdheid kost geen geld beter een schat van eer dan van goud beter een vriend over/op de weg dan geld in de koffer/beurs

Voor het eerst opgetekend in de eerste helft van de 16de eeuw. beter mest in het land dan stuivers in de hand de een doet het uit liefde, de ander om eer, de derde om geld Voor het eerst opgetekend in de eerste helft van de 16de eeuw. deugd is de beste munt een goede naam is beter dan olie Een goede naam gaat boven alles. Olie staat hier voor 'geld'. Ont- leend aan het bijbelboek Prediker (7:1): 'Een goede naam is beter dan goede olie en de dag des doods is beter dan de dag van iemands geboorte.'

91 één penning met recht is beter dan duizend met onrecht

Eerlijkheid gaat boven alles. een vriend is beter dan geld in de beurs er is geen goud zo rood, of het moet weg voor brood geld (alleen) maakt niet gelukkig Voor het eerst aangetroffen in de tweede helft van de 19de eeuw, in het werk van Jacob van Lennep: 'Het geld maakt iemand immers niet gelukkiger.' Soms met de toevoeging: maar het is gemakkelijk als je het hebt. Een andere variant is: geld maakt niet gelukkig, maar met een beetje geld ben je wel een beetje minder ongelukkig. geld is maar slijk Gezegd wanneer iemand te hoge waarde aan het bezit van geld toe- kent. Ook: goud (of: geld) is het slijk der aarde. Slijk betekent eigenlijk 'doorweekte klei- of veenachtige grond'. geld opent alle sloten, behalve die van de hemel Het tegengestelde wordt beweerd in: voor geld gaat zelfs de hemel open. Beide zegswijzen dateren uit het begin van de 18de eeuw. geld speelt geen rol Vertaling van het Duitse Geld spielt keine Rolle, een uitdrukking die in 1902 voor het eerst is opgetekend. De Nederlandse vertaling was al omstreeks 1930 in gebruik, maar de uitdrukking werd algemeen bekend als stoplap van Olivier B. Bommel in de Tom Poes-albums van Marten Toonder. In 1968 verscheen een bundel getiteld Geld speelt geen rol, die vele herdrukken beleefde. geld vergaat, kunst duurt altijd geld verloren, iets verloren; eer verloren, meer verloren; ziel verlo- ren, al verloren Voor het eerst opgetekend in de eerste helft van de 16de eeuw.

92 Geld is niet alles giften en gaven maken nichten en magen/schenken en geven maakt veel nichten en neven Als je geld hebt en vrijgevig bent, herinneren zelfs de verste magen (bloedverwanten) zich dat ze familie van je zijn. goede faam is beter dan geld of goed goede moed is half teergeld Teergeld is geld dat iemand heeft voor zijn vertering, geld om van te leven. het beste reisgeld is de deugd In 1632 opgetekend door Jacob Cats, in de vorm het beste reys-gelt is de deugt. het is beter arm te zijn met eer, dan met schande zijn geld vermeren Reeds in 1550 geboekstaafd, in de vorm: het is beter, arm mit eeren, dan rijck mit schanden. liever geldeloos dan vriendeloos Een variant is: beter goedeloos dan vrienddoos. liever oordje zeker en het geweten zuiver Liever een kleine winst eerlijk verwerven dan op andere wijze rijk te worden. Men zei ook op oordje-zeker spelen 'geen geld geven of lenen tenzij tegen goede waarborg of onderpand'. Een oordje was een kwart stuiver. waar geld is, daar is de duivel, en waar geen geld is, daar is hij tweemaal Geld zorgt voor onvrede, maar armoe nog twee keer zo veel. waar geld is, duivel is; waar geen geld is, duivel en zijn moeder is Het gaat hier om een Vlaams spreekwoord. wat heeft hij nu met al zijn centen? Wat baat hem zijn fortuin?

93 wie reist zonder geld, vreest geen geweld Aangetroffen in de eerste helft van de 17de eeuw. wie zich met een mijt tevreden stelt, zal men niet voor een daalder bedriegen Een mijt was een muntje van zeer geringe waarde.

94 Geld is nuttig

de klank van (het) geld vermag veel

Met geld krijgt men veel gedaan.

Friese trouw en Hollandse dukaten, daar kan men ver mee komen geld dat plat is, maakt droog wat nat is Met geld kan men indijkingen en droogmakingen tot stand bren- gen. geld is de beste dienaar geld is steeds de vrek tot straf, maar de arme tot een staf Met staf wordt bedoeld 'de bedelstaf (dit is: de stok van de bede- laar). geld/loon verzoet/verzacht de arbeid De vroegste vormen van deze spreuk dateren van het begin van de 16 de eeuw. het geld is een groot gemak in een huishouding klinkende munt spreekt overal verstaanbare taal Soms met de toevoeging: maar het verstaanbaarst klinkt hartentaai.

95 met geld kun je veel gaten stoppen Met geld is menig tekort te stoppen. Bij uitbreiding, met geld kan men vele moeilijkheden te hoven komen. met het geld is het goed te doen Opgetekend in de tweede helft van de 16de eeuw. met het geld koopt men de mooiste kersen/schoonste krieken van de markt met volle beurzen kan men builen slaan

Met geld kun je veel uitrichten. oude vrienden, oude wijn en oud geld prees men al vanouds schoon geld kan veel vuil dekken Een variant van het geld dat stom is, maakt recht wat krom is. waar geld is, duivel is; waar geen geld is, duivel en zijn moeder is Het gaat hier om een Vlaams spreekwoord.

96 Geld is onontbeerlijk

als de beurs leeg is, wordt ze een vod Zonder geld is de beurs - en de mens - niets waard. als er zaad in het bakje is, kan de vogel pikken Alleen als er geld is, kan men zijn behoeften bevredigen. Zaad staat in diverse uitdrukkingen voor 'geld'. als je geen kop hebt, kun je niet uit het raam kijken Je kunt niets kopen zonder geld. als je geld hebt, doe je wonderen, heb je het niet dan is het donderen de dagelijkse penning vermag zo veel De dagelijkse penning is de penning die men nodig heeft voor het da- gelijks brood. de één heeft het (geld), de ander heeft het niet en de derde had het wel graag de één moet men betalen, en de ander geld geven Het is lood om oud ijzer. de penningen maken de oorlog Oorlogvoering verslindt geld.

97 de stenen vragen geld Zelfs het geringste kost geld. droge knopen binden niet veel Zonder geld bereikt men niet veel. een lege beurs staat moeilijk recht Zonder geld bereikt men niks. een paard en geld en goed Latijn, dat brengt een lanser over de Rijn Een lanser was een met een lans bewapende cavalerist. 'Over de Rijn' staat hier voor 'de wijde wereld in'. In 1632 opgetekend door Jacob Cats. er moet geld op tafel komen einde geld, einde geloof geen spel verloren dan bij gebrek aan geld geen zwaarder rouw dan om geldverlies geld en mest heeft een boer nooit te veel geld is de blom, wie 't niet heeft, zucht erom Blom in de zin van bloem, het fijnste wat er is. geld is de gesp van het harnas Zonder geld is oorlogvoeren niet mogelijk. geld is de levensfontein geld is de zenuw van de oorlog/negotie Oorlog en negotie 'handel' kunnen niet zonder geld. Vertaling van de Latijnse uitdrukking pecunia (est) nervus belli. Varianten zijn geld is de ziel van de negotie/handel/oorlog/alles. geld maakt vrienden Al opgetekend in de 16de eeuw.

98 Geld is onontbeerlijk gereed geld lijdt geen kommer Gereed geld is contant, onmiddellijk beschikbaar geld. gouden vinken zijn de beste voorspraak Gouden vinken of goudvinken zijn goudstukken. heb je geld, dan kun je huizen bouwen, heb je 't niet, dan moet je stenen sjouwen heb je geld, je bent geteld Wie geld heeft, telt mee. heeft het liefje splint, dan wordt ze meer bemind Als zij geld heeft, wordt zij meer bemind. Splint, splinter, ook wel splenters, betekent 'geld'. De herkomst van deze woorden in deze betekenis is onduidelijk. het beste geloof is een gelders geloof Wie goed betaalt, heeft het meeste krediet. Gelders geloof staat niet voor 'het geloof zoals in Gelderland', maar voor 'het geloof in geld'. het dode geld doet leven het geld breekt geen vriendschap Zolang men geld heeft, heeft men vrienden. Soms met de toevoe- ging: doch: zonder geld, zonder vrienden. het geld is maar drek, maar wie het niet heeft, staat als een gek het is al geld waar de mens zijn poten aan steekt het is in Rome de grootste zonde geen geld te hebben Rome staat hier voor de hoofdstad van de Kerkelijke Staat; ook daar draait alles om geld. het rad kan niet lopen, als 't niet gesmeerd is Zonder geld kan men niet leven.

99 koken moet kosten

De huishouding kan niet zonder geld, het landsbestuur evenmin, kunst wordt door geld gevoed men kent verloren geld en goed pas dan, wanneer men 't missen moet men lokt geen haviken met lege handen

Zonder geld kun je weinig doen. met beleefdheid en geld krijgt men alles gedaan met lege handen is het kwaad snoeken vangen

Zonder geld kun je weinig doen. naar gelds macht wordt men geacht van de lucht kan men niet leven van twee zaken moet men dagelijks de waarde meer leren kennen: geld en geloof voor geld en goede woorden kan men overal terecht komen/is er nogal wat te koop voor noppes/niets gaat de zon op waar geld ontbreekt, spreekt men tevergeefs wie niet kan betalen met geld, moet het met zijn huid/rug boeten wie zijn vrouw verliest, en vijf groten, het is jammer van het geld De munt groot, die uit de Middeleeuwen stamt, had geringe waar- de, maar vijf groot was volgens deze spreuk nog altijd meer waard dan een echtgenote.

ioo Geld is onontbeerlijk geen geld, zonder geld arme lieden zonder duiten vliegen overal buiten Zij worden overal de deur uitgegooid. een leger zonder geld heeft altijd een lege buit Geld is voor de oorlogvoering noodzakelijk. een man zonder geld is een lijk

Opgetekend in de tweede helft van de 16de eeuw. een man zonder geld is een schip zonder zeilen een man zonder geld verdwijnt en versmelt een schipper zonder geld is de gek van een bootsman De bootsman was de hoogste onderofficier op een schip, de aan- voerder van de bemanning. Een schipper zonder geld zou door de bootsman niet serieus genomen worden. geen fluit, geen dans

Zonder geld kun je niets gedaan krijgen. geen geld, geen waar/waren geen geld, geen Zwitsers Zonder geld wordt niets afgeleverd, wordt er niet gewerkt. Volgens de overlevering is deze uitdrukking ontstaan in 1521. Frans 1 van Frankijk verdedigde indertijd de stad Milaan tegen koning Karei v. Toen de Franse koning de Zwitserse huurtroepen niet langer kon betalen, antwoordde hun aanvoerder: 'Point d'argent, point de Suisses', waarna hij en zijn mannen vertrokken. geen geld meer, geen vrienden meer Varianten zijn: geldeloos, vriendeloos; zondergeld, zonder vrienden en wie geldeloos is, zijn vrienden zijn dun (met dun wordt bedoeld 'ma- ger in aantal'; het gaat hier om een zegswijze uit de 16de eeuw).

101 geen geld, niet geteld Wie geen geld heeft, telt niet mee. geen oordjes, geen mastellen Geen geld, geen waar. Een mastel was een broodje of koekje, soms met anijs gekruid. Een oordje was een kwart stuiver. het is kwaad (slecht) zonder geld naar de markt te gaan

Opgetekend in de tweede helft van de 16de eeuw. iemand zonder geld is als een blinde zonder stok koop eens spek zonder geld liefde zonder geld is een lamp zonder olie niets zonder geld dan hoofdpijn wie geen geld heeft, telt niet mee Ook: wie geen geld heeft, wordt niet gezien. wie geld heeft, kan zich roeren: een man zonder geld is maar een houten beeld Zich roeren betekent hier 'zich bewegen', dus wie geld heeft, kan wat ondernemen, heeft armslag. zonder oorden krijgt men geen boter Zonder geld geen waar. Een oordje was een kwart stuiver. zonder oordjes en met een diepe zak ga je niet naar de markt Vóór alles heb je geld nodig. kopen kost geld

De uitdrukking kopen kost geld is voor het eerst opgetekend in het eerste kwart van de 19de eeuw. In de tweede helft van die eeuw werd een uitgebreide variant gesignaleerd, namelijk kopen kostgeld, kijken daar heb-ie het niet voor.

102 Geld is onontbeerlijk

als het geld op is, is het kopen/koken gedaan

met bedanken koopt men niet, men moet geld zien voor geld koopt men de boter wie geen geld heeft, mag gaan waar niets te koop is wie geld heeft, kan wat kopen wie geld heeft, zei de boer, kan wittebrood kopen In plaats van wittebrood zei of zegt men in Groningen stoet, een dia- lectwoord voor 'wittebrood'. De gewone kost bij boer en burger was het zwarte roggebrood. wie kersen wil eten, moet ze plukken of geld geven

seks kost geld

de hoeren nemen vooraf geld Een zegswijze uit de eerste helft van de 17de eeuw.

eerst geld, dan liefde

Geld is voor een huwelijk belangrijker dan liefde,

eerst geld en dan naar bed Bij de hoeren moet eerst worden betaald; opgetekend in 1714. heb je geld, dan heb ik liefde Geld opent alle deuren.

103 Geld stinkt niet

Geld stinkt niet is een vertaling van het Latijnse pecunia non olet, woorden van de Romeinse keizer Titus Flavius Vespasianus (7-79 n.Chr.). Vespasianus staat te boek als een milde, goede keizer, maar hij was berucht om zijn geldzucht. Zo voerde hij afgeschafte belastingen opnieuw in en bedacht hij allerlei nieuwe. Volgens de geschiedschrijver Suetonius ging hij er zelfs toe over vilders en leerlooiers aan te slaan voor de urine die zij uit de openbare latrines ophaalden en die zij gebruikten bij het looien. 'Zijn zoon Titus,' al- dus Suetonius (Vespasianus 23-25), 'die er bezwaar tegen maakte dat hij zelfs een belasting bedacht had op de urinoirs, hield hij een munt onder de neus die uit de eerste betaling afkomstig was met de vraag of hij de lucht smerig vond. Toen Titus "nee" zei, antwoord- de hij: "Toch komt hij uit het urinoir.'" Dit antwoord werd later spreekwoordelijk in de vorm: pecunia non olet, 'geld stinkt niet'. De betekenis is 'het komt er niet op aan, hoe men aan zijn geld geko- men is, als men 't maar heeft'. Ook het Latijnse origineel pecunia non olet wordt overigens geregeld aangehaald. Varianten op dit the- ma zijn: als het geld wat smerig is, dat hindert niet, het wordt toch niet onder de neus gehouden een gestolen penning geldt niet minder dan een andere

104 Geld stinkt niet had ik dat geld in een bevuilde doek, ik zou de knoop wel met mijn tanden willen losmaken

Te vergelijken met: ik wil het wel in een bescheten doekje hebben. men moet in de handel ook het vuile geld aannemen stinkende velletjes geven klinkende gelletjes Vrouwen die oneerbaar aan hun geld zijn gekomen, kunnen toch een goede bruidsschat meebrengen. Gelletje is een verbastering van geld.

105 Geloof, deugd, eer

als 't geldje in het kistje klinkt, het zieltje uit de hel/in de hemel springt Dit van oorsprong Duitse rijmpje, dat in het Nederlands pas in de 19de eeuw is opgetekend, verwijst naar de rooms-katholieke aflaat- handel in het begin van de 16 de eeuw, die mede de aanzet gaf tot de Hervorming. Aflaten boden kwijtschelding van de straffen die een zondaar moest ondergaan alvorens in de hemel te kunnen komen. beleefdheid kost geen geld beter een duit in eer, dan een gulden in oneer beter een schat van eer dan van goud beter op een eerlijke wijze met de handen geld te winnen, dan dit op een gemakkelijke wijze te erven

Brugman zocht zielen en ik zoek geld Met Brugman wordt de predikant Johannes Brugman (1399-1473) bedoeld. Brugman trok predikend door het land. Meer dan zijn tijd- genoten paste hij zijn preken aan aan de smaak van het volk. Dit maakte hem zeer populair. Zijn naam leeft tevens voort in de zegs- wijze praten als Brugman 'veel en met overtuigingskracht praten'.

106 Geloof, deugd, eer daaldertjes is goed geld Zij zijn goed te vertrouwen. Daalders werden van goed allooi gesla- gen, dat wil zeggen: het zilvergehalte was betrouwbaar. de boer zit op een cent als de duivel op een ziel In de stad werd vroeger veel neergekeken op de boeren, die werden afgeschilderd als ruw, onnozel of, zoals in dit geval, gierig. de een doet het uit liefde, de ander om eer, de derde om geld Voor het eerst opgetekend in de eerste helft van de 16de eeuw. de eer is bewaard, het geld is bespaard Wordt gezegd wanneer iemand die men uit beleefdheid heeft uit- genodigd, bedankt; of schertsend wanneer iets wat men zich had voorgenomen, niet is gebeurd. deugd is de beste munt duiten en een goede consciëntie (een goed geweten) zijn broertjes en zusjes Wie geld heeft, heeft geen last van zijn geweten.

één penning met recht is beter dan duizend met onrecht Eerlijkheid gaat boven alles. eerst naar het geld gevraagd, en dan van deugd gewaagd

Gewagen betekent hier 'spreken over'.

Friese trouw en Hollandse dukaten, daar kan men ver mee komen ga met God en twee blanken Afscheidsgroet. Een blank of blanke was van de 14de tot de 16de eeuw een muntje van goed (blank) zilver; het was niet veel waard. geld gaat boven recht geld, geweld en gunst breekt recht, zegel en kunst Bezit, macht en relaties zijn van doorslaggevender betekenis dan rechtschapenheid en bekwaamheid.

107 geld opent alle sloten, behalve die van de hemel Het tegengestelde wordt beweerd in: voor geld gaat zelfs de hemel open. Beide zegswijzen dateren overigens uit het begin van de 18de eeuw. geld verloren, iets verloren; eer verloren, meer verloren; ziel verloren, al verloren

Voor het eerst opgetekend in de eerste helft van de 16de eeuw. geldzucht is de wortel van alle kwaad Ontleend aan het bijbelboek i Timotheüs (6:10): 'Want de geldgie- righeid is een wortel van alle kwaad.' In plaats van geldzucht wordt geregeld ook geld of hebzucht gebruikt. God is de liefste en de penning is de waardste Een spreekwoord uit de 16de eeuw. had de paap geld, hij zou ook wel woekeren Blijkbaar een reactie van de joden of de protestanten, die door de papen (scheldnaam voor rooms-katholieken) van woekerpraktijken werden beschuldigd. had ik maar geld, ik werd voor vroom geteld Als ik geld had, zou men ook mij wel als vroom beschouwen. het beste geloof is een gelders geloof Wie goed betaalt, heeft het meeste krediet. Gelders geloof betekent 'het geloof in geld'. het beste geloof is gereed geld Met contanten kun je overal terecht. het beste reisgeld is de deugd

In 1632 opgetekend door Jacob Cats. het einde geld, het einde geloof het gaat om het geld tot aan de hemelse poort

108 Geloof, deugd, eer het geld brengt de mens in de hel, en blijft er zelf buiten Om het geld verricht menigeen slechte daden, maar het geld blijft in de wereld. Voor het eerst opgetekend in de 16de eeuw. het geld is de god der wereld Geld is almachtig. het is beter arm te zijn met eer, dan met schande zijn geld verme- ren het is in Rome de grootste zonde geen geld te hebben Rome staat hier voor de hoofdstad van de Kerkelijke Staat; ook daar draait alles om geld. het penningske der weduwe Een kleine gift van grote waarde. Ontleend aan het bijbelboek Lucas (21:2-4), waarin wordt verteld van een arme weduwe die slechts twee penningen schonk, wat echter gezien haar armoede een groot offer was. hetzij paap hetzij geus, geld is overal de leus Voor het eerst opgetekend in 1550. Paap was onder de protestantse geuzen een scheldnaam voor 'rooms-katholiek'. hij maakt het geld tot zijn afgod Hij is gierig. hij wacht erop, als de pastoor op zijn offerpenningen Hij ziet er gretig naar uit. hij zou aan God of zijn heiligen niet één mijt geven Een mijt was een muntje van zeer geringe waarde. ik betaal je met je eigen geld Ik betaal je met gelijke munt: ik behandel je zoals je mij behandelt. ik zou hem wel ongeteld geld durven toevertrouwen Hij is zeer betrouwbaar.

109 klinkende munt spreekt overal verstaanbare taal Soms met de toevoeging: maar het verstaanbaarst klinkt hartentaai. koperen geld, koperen zielmis Voor kopergeld, dus weinig geld, kan men geen bijzondere zielmis ('requiemmis, uitvaartmis') laten lezen, dus ook hier geldt: alle waar is naar zijn geld. liever oordje zeker en het geweten zuiver Liever een kleine winst eerlijk verwerven dan op andere wijze rijk te worden. Men zei ook op oordje-zeker spelen 'geen geld geven of lenen tenzij tegen goede waarborg of onderpand'. Een oordje was een kwart stuiver. malle lui en rotte peren, boeken die geen deugden leren, vuile eieren op een hoop, hoe meer voor 't geld, hoe slechter koop met de munt waarmee men betaalt zal men betaald worden Oog om oog, tand om tand. men bemint meer de gekruiste penning dan de gekruiste Christus

Op vele munten en penningen stond vroeger een kruis. met beleefdheid en geld krijgt men alles gedaan met een handvol geld komt men verder dan met een zak recht Met bezit bereikt men meer dan met gerechtigheid. met gelijke munt betalen Oog om oog, tand om tand. In 1632 opgetekend door Jacob Cats. onze dominee preekt goed, jammer dat hij geen klein geld heeft Hij is stug, weet niet van geven en nemen. schijt eer, geld is de man Voor het eerst opgetekend in de 17de eeuw. van twee zaken moet men dagelijks de waarde meer leren kennen: geld en geloof

110 Geloof, deugd, eer voor geld gaat zelfs de hemel open Geld opent alle deuren. Het tegengestelde wordt beweerd in: geld opent alle sloten, behalve die van de hemel. Beide zegswijzen dateren overigens uit het begin van de 18de eeuw. waarheid is geen gangbare munt weg consciëntie (geweten), als het geld kost wie van het kwaad scheidt, heeft een goed daggeld Daggeld is 'dagloon'. wie veel rode vossen heeft, leeft in de meeste eer Wie het meeste geld heeft, kan goed leven. Rode vos betekent 'gou- den munt'.

in Gierigheid, gierigaard, vrek

achter de oordjes zitten Al het mogelijke doen om geld te vergaren. Een oordje was een kwart stuiver. Deze munt werd aanvankelijk in zilver en later hoofdzakelijk in koper geslagen. als hij trakteert... is het op hagelslag Want hij is zo gierig als wat. Varianten zijn: als hij wat geeft... is het de geest; als hij wat geeft... is het een rondje draaideur. als je om geld komt, zijn ze nooit thuis

Brugman zocht zielen en ik zoek geld Met Brugman wordt de predikant Johannes Brugman (1399-1473) bedoeld. Brugman trok predikend door het land. Meer dan zijn tijd- genoten paste hij zijn preken aan aan de smaak van het volk. Dit maakte hem zeer populair. Zijn naam leeft tevens voort in de zegs- wijze praten als Brugman 'veel en met overtuigingskracht praten'. de boer zit op een cent als de duivel op een ziel In de stad werd vroeger veel neergekeken op de boeren, die werden afgeschilderd als ruw, onnozel of, zoals in dit geval, gierig. de duim in de hand houden Het idee is waarschijnlijk dat die duim dus niet wordt gebruikt om geld uit te tellen.

112 Gierigheid, gierigaard, vrek de geelzucht hebben

Geelzucht verwijst naar de gele kleur van het goud. de geldduivel heeft hem beet de gierigaard is doof aan de kant waar de beurs hangt de gierigaard zou een ei scheren de gierigheid groeit zolang, als de ene penning op de andere gestapeld wordt de mens is een geldvretend dier de penning gesloten houden

Dat wil zeggen: het geld achter slot en grendel houden, de vrek gaat met zijn gat op de geldkist zitten duivels zak is nooit vol Een gierigaard heeft nooit genoeg. een oude kluiver Waarom een 'vrek' kluiver wordt genoemd, is niet duidelijk. In de 17de eeuw betekende kluiver wel 'oude snoeper' of gewoon 'vent'. een slechte bedelaar, die geen duit kan missen een stuiver (drie keer) omkeren geld/goed blust/stopt geen gierigheid Een gierigaard heeft nooit genoeg. geldzucht is de wortel van alle kwaad Ontleend aan het bijbelboek 1 Timotheüs (6:10): 'Want de geldgie- righeid is een wortel van alle kwaad.' In plaats van geldzucht wordt geregeld ook geld of hebzucht gebruikt. het is een geldwolf

113 het is een ouwe duitendief hij heeft de geldziekte/geldzucht hij houdt aan zijn pijkens Pijkens is een onbepaalde Vlaamse aanduiding voor 'geld'. De oor- sprong van het woord is onzeker. Mogelijk is het het meervoud van piek. Het kan ook zijn ontleend aan Frans picaillons 'geld', of mis- schien is er verband met spijkers. hij houdt het geld in zijn zak hij is aan zijn geefklieren geopereerd Want hij is zo gierig als wat. hij is oordjedood Hij blijft op een oordje dood: hij zou om een klein verschil een zaak laten afspringen. Een oordje was een kwart stuiver. hij is op de centen In plaats van centen gebruikt men ook duiten, penning, oordjes en- zovoorts. Een uitbreiding is hij is op de penning, als de duivel op een zieltje. hij is op de penning zestien Hij is een gierigaard, een woekeraar. Het gaat om iemand die geld leent tegen een hoge rente, namelijk één penning op iedere 16, dat is 6,25 procent. hij is van de behoudende partij Hij geeft niet graag geld uit. hij is van Oudenaarde Naar Oudenaarde in Oost-Vlaanderen, met een woordspeling op houden, dat in verschillende Vlaamse dialecten wordt uitgesproken als ouden. De inwoners van Oudegem in Oost-Vlaanderen dragen, eveneens vanwege de associatie ouden-houden, de bijnaam gierig- aards.

114 Gierigheid, gierigaard, vrek hij keert zijn oordjes wel driemaal om hij kleeft aan het geld hij komt van Houthem Hij is gierig. Naar Houthem in West-Vlaanderen of Houthem in (Nederlands) Limburg. Het Woordenboek der Nederlandsche Taal kiest voor Nederland, maar de uitdrukking is in Vlaanderen voor het eerst opgetekend. Met een woordspeling op houd + hem. In het Duits wordt van zo iemand wel gezegd dat hij komt uit (het voor- malige vorstendom) Anhalt, of dat hij zeker stamt uit het huis An- halt, dat je hier zou kunnen vertalen met 'hou-vast'. hij komt van Kleef Hij is gierig, zuinig, niet scheutig. Deze i6de-eeuwse uitdrukking verwijst naar Kleef in Noordrijn-Westfalen, met een woordspeling op kleven 'plakken'. Men zei ook hij komt uit het land van Kleef (of: van Kleven) en hij is van Kleef hij houdt meer van de heb, dan van de geef (een variant is hij komt uit het land van Bever en is liever houder als gever; de plaats Bever in Vlaams-Brabant is hier waarschijnlijk al- leen opgevoerd vanwege het rijm). hij komt van Scherpenheuvel Hij is gierig, hij let scherp op zijn centen. Naar Scherpenheuvel in Vlaams-Brabant, met een woordspeling op scherp 'in sterke, hevige mate'. Men zei ook hij is scherp op een halve cent. hij loert op de dubbeltjes hij maakt het geld tot zijn afgod hij valt nog liever van zijn geloof ... dan dat hij iets geeft. hij wil het laken en het geld Hij wil iets kopen, maar tegelijk zijn geld niet uitgeven. hij wil wel een kikker villen voor een cent Hij doet alles voor geld.

5 hij zal een penning wel driemaal omkeren voor hij hem uitgeeft hij zou aan God of zijn heiligen niet één mijt geven Een mijt was een muntje van zeer geringe waarde. hij zou de drommel/duivel voor geld dienen Hij doet alles voor geld. Drommel is een eufemistische benaming voor de duivel (ook in om de drommel niet 'zeker niet, in 't geheel niet'). hij zou een cent in tweeën bijten De uitdrukking geeft aan dat een gierigaard de kleinste munten liefst nog zou splijten, om ze niet in één keer helemaal te hoeven uitgeven. De uitdrukking komt ook voor met duit, halfje en oordje. Hetzelfde beeld - dat de vrek zijn munten nog het liefst zou split- sen - komen we tegen in diverse synoniemen voor Vrek'. Te den- ken valt aan woorden als centenbijter, duitenkliever, kluitenkliever, oordjesbijter, oordjessplijter, oordjespletter en splijtmijte. hij zou nog liever honger lijden dan een oordje te kort blijven hij zou voor zich een cent op zijn blote kont laten slaan hij zou zijn scheten op flessen doen, als het maar geld opbrengt hoe vetter beurs, hoe magerder kaken Rijke mensen zijn meestal gierig. ieder oordje brengt zijn gierigheid mee De uitdrukking komt ook voor met cent, stuivertje, gulden enzo- voorts. iemand tot een negenmannetje laten betalen Iemand tot het laatste beetje laten betalen, want een negenmanne- tje was maar 0,625 cent waard. Het woord negenmannetje of, in de streektaal, negenmanneke, dateert uit de 17de eeuw. ik ben milddadig, zei voerman Job, en hij gaf een valse stuiver aan vijfbedelaars

116 Gierigheid, gierigaard, vrek

Jan op een duit Gierigaard. je kon Hercules eerder zijn kolf uit handen rukken dan een duitje uit zijn beurs Kolf betekent hier 'knuppel'. De mythische figuur Hercules was buitengewoon sterk. je kunt alle dagen geen hondsvot wezen, zei gierige Gerrit, en hij gooide een duit te grabbel Een duit had bijna geen waarde. je kunt hem eerder een tand uit zijn mond trekken, dan een duit uit zijn zak kloppen Hij zit op zijn geld. je kunt me lang zuur aankijken, voordat je een stuiver uit mijn portemonnee loskrijgt Opgetekend in de eerste helft van de 16 de eeuw. kan je niet een oud wijf vinden dat voor een dubbeltje een moord doet?

Gezegd wanneer iemand alles te duur vindt, knaken poetsen Een knaak is tegenwoordig een rijksdaalder. De oudste tekst waar- in deze muntnaam tot dusverre is aangetroffen, dateert van 1689. Vermoedelijk is er verband met Rotwelsch (Duits Bargoens) Knök, Kneks (daalder), maar verder is de etymologie onbekend. laat je niet aan een dubbeltje kennen Laat niet om één dubbeltje blijken wat een gierigaard je bent. Ook gezegd met betrekking tot een verborgen trek van iemands karak- ter. In plaats van dubbeltje zei men ook frank of gulden. mannetje, eet je brood droog, de boter kost twee blanken Een blank of blanke was van de 14de tot de 16de eeuw een muntje van goed (blank) zilver; het was niet veel waard.

117 men bemint meer de gekruiste penning dan de gekruiste Christus Op vele munten en penningen stond vroeger een kruis.

niet dat! Gezegd van iemand die geen cent loslaat; hierbij wordt het gebaar met duim en wijsvinger gemaakt.

niet van het geld kunnen scheiden

nou nou, die kakt ook niet voor elven en dan is het nog dun Hij is zo gierig als wat.

op de eieren zitten Het geld onder zich houden.

op de muntjes letten

op de penning kijken/zijn

In plaats van penning zegt men ook stuiver, vijfcent enzovoort, op/om een (halve) cent doodblijven Liever doodgaan dan ook maar het kleinste beetje geld laten glip- pen. De uitdrukking komt ook voor met duit en oordje. van/voor het oordje zijn van De Knipe zijn Gierig zijn. Naar De Knipe (De Knijp) in Friesland, met een woord- speling op knijperig, een dialectwoord voor 'krenterig, karig, gierig'. Men zei ook hij is niet van Jousumhuren, maar echt van De Knipe (het eerste deel naar Jousumburen/Jousenbuorren in Friesland, met een woordspeling op Fries jou (st) 'geef(t)'). Een vergelijkbare uit- drukking is: hij komt uit Knijphuizen of Kniephuizen. van Vrekhem komen Gierig zijn. Naar Vrekhem in Oost-Vlaanderen, met een woordspe- ling op vrek. Ook aangetroffen in de vorm hij komt uit het land van Vrekhem.

ii8 Gierigheid, gierigaard, vrek voor een cent gaat hij dood als hij voor een halfje weer levend kan worden voor een dubbeltje op de eerste rang/rij willen zitten Het beste willen voor weinig geld. Pas opgetekend in de 20ste eeuw. Een variant is: voor een kwartje naar Amsterdam willen. wie met een oude vrouw trouwt, trouwt haar om haar geld In 1632 opgetekend door Jacob Cats. zijn lijfis hem niet zo lief als zijn Spaanse kluiten Een kluit was vroeger in België een muntstuk van tien centiem. zijn oordjes omkeren zijn oordjes tussen de deur nijpen Een gierigaard zou de kleinste munten liefst nog splijten, om ze niet in één keer helemaal te hoeven uitgeven.

119 God

ga met God en twee blanken Afscheidsgroet. Een blank of blanke was van de 14de tot de 16de eeuw een muntje van goed (blank) zilver; het was niet veel waard.

God is de liefste en de penning is de waardste Een spreekwoord uit de 16de eeuw. het geld is de god der wereld Geld is almachtig. hij maakt het geld tot zijn afgod Hij is gierig. hij zou aan God of zijn heiligen niet één mijt geven Een mijt was een muntje van zeer geringe waarde. kinderen zijn een zegen des Heren, maar ze houden de noppen van de kleren Kleding waarvan de noppen ('knopen') zijn afgesleten is een bewijs van armoede of mindere welvaart. Kortom: kinderen kosten veel geld.

120 Gulden

De naam gulden, die in de 13de eeuw voor het eerst is aangetroffen, is afgeleid van goud (denk aan Engels gold, waarin de l bewaard is gebleven). In de 15de en 16de eeuw circuleerden in de Nederlanden vele soorten in het buitenland gemunte guldens. Onder Karei v (be- gin 16de eeuw) werd de Karolusgulden (weldra verkort tot gulden) van twintig stuivers de grondslag van het Nederlandse muntstelsel. alle guldens drie maanden/alle guldens zes weken Een onzinspreuk om aan te geven dat iemand weinig of niets ver- dient. beter een duit in eer, dan een gulden in oneer beter een penning gespaard, dan een gulden nutteloos verteerd dat is centenwijsheid en guldensdomheid

Met kleine bedragen is hij heel precies, maar met grote is hij laks. duizend gulden op een bordje krijgen een gulden op de drempel en een stuiver in huis De buitenkant is mooier dan de binnenkant. een stuiver gespaard is beter dan een gulden gewonnen

121 een zak guldens en goede vrienden scheiden niet gemakkelijk Geld maakt vrienden. eerlijk zijn beneden de gulden Eerlijk zijn zolang het om kleine bedragen of dingen gaat, maar bij grotere niet te vertrouwen zijn. elk kind brengt duizend gulden mee Niet letterlijk, maar de gedachte is enerzijds dat kinderen een ze- gen van God zijn, en dus zonder meer van grote waarde, en ander- zijds dat zij, zoals het Woordenboek der Nederlandsche Taal zegt, 'den ijver van den huisvader doen vermeerderen'. ga direct naar de gevangenis, u ontvangt geen 200 gulden Eigenlijk een opdracht uit het spel Monopoly, maar inmiddels ook wel als dooddoener gebruikt, bijvoorbeeld als iets mis is gelopen. geen halve cent in de zak en drie gulden aan het voorhoofd Gezegd van opscheppers. het is een goede gulden, die er tien/honderd spaart Goed belegd of besteed geld levert wat op. hij is blijder, dan als hij honderd gulden gewonnen had Opgetekend in de tweede helft van de 16de eeuw, toen honderd gul- den een klein fortuin was. hij keert een dubbeltje driemaal om en gooit een gulden weg Met kleine bedragen is hij heel precies, maar met grote is hij laks. hij weet wat guldens zijn Hij is rijk. hulde, hulde, geef die vent een gulden Gezegd als iemand iets doms opmerkt. iedere duizend gulden brengt zijn gierigheid mee Hoe meer men verdient, hoe meer men bij wil verdienen; hoe rij- ker men is, hoe gieriger men wordt.

122 Gulden je kunt je gulden maar één keer uitgeven kinderen en gekken verbeelden zich, dat twintig gulden niet vermindert en twintig jaar niet eindigt Opgetekend in de tweede helft van de 19de eeuw. laat je niet aan een gulden kennen

Laat niet om één gulden blijken wat een gierigaard je bent. niet met duizend gulden toe

Voor geen geld, voor niks en niemand in de wereld, op de markt is je gulden een daalder waard Soms met de toevoeging: maar meestal een kwartje. De uitdrukking gaat terug op een reclameslogan die in 1974 door Drs. P werd geri- diculiseerd in een liedje over een man die op de markt met een gul- den wil betalen voor iets dat ƒ 1,50 kost, want 'u weet dat één gulden vijftig op de markt een daalder heet'. Een en ander loopt uit op een ruzipas oe pdi dee uiteindelij halve centenk d,e he halvt wordee stadn i ngulden puin slegt in .d e zak Anders gezegd: wees zuinig en spaar. u gaat door voor de duizend gulden Deze dooddoener is ontleend aan het VARA-televisieprogramma Weet wel watje waagt van Theo Eerdmans uit 1959. Vier specialisten moesten in vier etappes allerlei vragen beantwoorden. De quiz ein- digde met de 1000-guldenvraag. In 1961 heette Eerdmans' quiz Willens en Wetens. Latere quizzen van hem kregen steeds weer nieuwe titels: Wereldwijs en Tel uitje winst (1964-1967). Hierin was het maximaal te winnen bedrag 999 gulden. veertig zesthalven en alle praatjes maken juist elf gulden De praatjes zijn waardeloos, want een zesthalf was 27,5 cent waard, dus veertig zesthalven is precies elf gulden. vijf gulden, goed gebruikt, is zes gulden waard

123 weten wat een gulden waard is De waarde van het geld kennen; weten wat er in de wereld te koop is. wie de stuiver niet (be) geert/eert, is de gulden niet weerd Varianten zijn: wie een duit versmaadt, is de gulden niet waard en wie een penning niet acht, krijgt over geen gulden macht. wie goudguldens verf kan pissen, kan licht de doktoren missen Zijn urine heeft een gezonde, goudgele kleur. Een zegswijze uit de 17de eeuw. wie tot een stuiver geboren is, kan tot geen gulden komen Hij ontgaat zijn lot nooit. zwaluwen in het dak, guldens op zak Volgens een algemeen verbreid volksgeloof brengt de zwaluw ge- luk.

124 Handel en arbeid

alle waar naar haar/zijn geld

De kwaliteit van de waar hangt nauw samen met de prijs, baar geld Baar betekende oorspronkelijk 'bloot' (vergelijk barrevoets 'bloots- voets'). Baar geld is dus bloot, direct zichtbaar geld. boter/geld bij de vis Contante betaling is vereist. Omdat vis niet zonder boter behoorde te worden opgediend. Opgetekend in de eerste helft van de 15de eeuw. dat is het zo goed waard als een ei/koek een oord je Dat is zijn prijs goed waard. Een oordje (een kwart stuiver) was ooit een redelijke prijs voor een ei of een koek. elkaar met toebeurs betalen Met gesloten beurs, door ruilhandel, zaken doen. geen loon, geen moed Het geld verzacht de arbeid.

geld bij de leverantie Boter bij de vis.

125 geld is een goede waar: zij geldt winter en zomer Opgetekend in de tweede helft van de 16de eeuw. geld is (ook een) goede waar Men moet er niet te lichtzinnig mee omspringen. geld kan geen armoede lijden Geld heeft altijd zijn waarde. geld te bergen maakt de tijd kort, voor een ander te werken, maakt hem lang geld verdienen als slijk Veel geld verdienen. Volgens de Grote Van Dale 'algemeen Bel- gisch Nederlands'. Slijk betekent eigenlijk 'doorweekte klei- of veenachtige grond'. gereed geld dingt scherp

Wie contant betaalt, kan de laagste prijs bedingen, goede waar krijgt vijandengeld Wie iets goeds te koop heeft, krijgt zelfs zijn vijanden als klant. handje contantje

Baar geld, boter bij de vis. heb je het geld bij je? dan hoef je het niet te halen het is goede waar, waar men geld van maakt

(Alleen) goede koopwaar levert geld op. het is veel goed voor weinig geld het is waar naar de penning De koopwaar is zo goed als zijn prijs.

126 Handel en arbeid het volle pond betalen De gehele som. Het woord pond, dat in deze Nederlandse vorm in 1237 voor het eerst is gedocumenteerd, gaat terug op Latijn pondo 'pond', dat verwant is met het werkwoord pendere 'wegen'. het werk gedaan: geld moet er staan hij biedt onder de pegel Bij afdingen: onder de maat. Pegel betekent 'geld' of'guldens'. Oor- spronkelijk betekende het woord 'peil, maat, merkteken'. De ont- wikkeling naar de monetaire betekenis is niet duidelijk. Het woord is pas in de 20ste eeuw opgetekend. Het werd aanvankelijk vooral gebruikt in de studententaal, samen met pegulant. hij zou wel een dukatenkakkertje nodig hebben Hij kon wel iemand gebruiken die hem geld verschafte. iemand de penning gunnen

Bij iemand iets kopen. iets te gelde maken is er ook kwaad geld bij?

Kunt u niet wat van de prijs afdoen? klein geld, kleine arbeid klinkende munt Baar geld, handje contantje. koek naar geld

De koek (meer algemeen: de waar) is zo goed als zijn prijs, koperen geld, koperen zielmis Voor kopergeld, dus weinig geld, kan men geen bijzondere zielmis ('requiemmis, uitvaartmis') laten lezen, dus ook hier geldt: alle waar is naar zijn geld.

127 licht geld, lichte waar Voor weinig geld kun je maar weinig kopen. met een zilveren hengel vissen Vis niet zelf vangen, maar kopen (met zilvergeld). met goede waar lokt men zelfs de vijand geld uit zijn zak Wie iets goeds te koop heeft, krijgt zelfs zijn vijanden als klant. te licht voor het geld zijn Zijn geld niet waard zijn. tegen pronte (prompte) betaling Tegen stipte, correcte, contante betaling. werken doet de beurs sterken wie bidt om borgen als men gereed geld heeft? Wie contant geld heeft, heeft niemand nodig die zich voor hem ga- rant (borg) stelt. wie in de handeling van het geld is, komt er wel schadeloos af Wie in geld handelt, kan geen verlies lijden. Opgetekend in het midden van de 16de eeuw. wie weinig besteden wil, koopt zelden goed vlees Alle waar is naar zijn geld.

128 Klinkende munt

daar zit muziek in Wordt wel gezegd van transacties die moeilijk te controleren vallen, en waarin dus gemakkelijk wat aan de strijkstok kan blijven han- gen. 'Muziek,' aldus het Woordenboek der Nederlandsche Taal, 'is soms een term voor geld; bij aannemers wordt wel gesproken van een werk "waar veel muziek in zit": waaraan veel kan verdiend wor- den, doordat niet gemakkelijk is na te gaan of juist wordt opgele- verd wat in het bestek staat.' In de boeventaal werd een 'brandkast' wel een muziekdoos genoemd. de beste kredietbrieven zijn klinkende munt de klank van de penning verdooft alle redenen Rijke mensen worden altijd geloofd. de klank van (het) geld vermag veel Met geld krijgt men veel gedaan. des pennings reden klinken best De taal van het geld klinkt het duidelijkst.

één penning klinkt niet Wie arm is, heeft vrijwel geen invloed. geld-redenen klinken best

129 heb je geld, dat mooi blinkt, zorg dat het niet ldinkt Smijt er niet mee. In 1632 opgetekend door Jacob Cats. het is geen valse, het is een klinkaard Het is een goed zilverstuk. Klinkaard is een oude naam voor een Bourgondische gouden munt, later voor een zilveren frank. We ko- men deze naam ook tegen in een Vlaams volksrijmpje: 'Klinkaert en zijn wijveken/ Die waren vroeg opgestaan/ Om mee een stulle- ke botere/ Al naar de markt te gaan./ Klinkaert die was zat/ En de baantjes die lagen zoo glad./ Klinkaert en zijn wijveken/ Die vielen op huider gat.' het is niet al geld dat klinkt/goud wat er blinkt Schijn bedriegt. het zijn al geen echte muntstukken, hoe schel hun klank ook is Een variant op het is niet alles goud wat er blinkt. hij heeft een klinkend verstand Omdat hij rijk is, meent hij ook alles te begrijpen en geeft men hem doorgaans gelijk. hij is van klinkt'm voorzien Hij heeft geld. Klinkt'm verwijst naar het klinken van muntstukken. hij laat de penning klinken Hij laat het geld rinkelen, door het uit te geven. hij zit goed in zijn muzikanten Hij zit goed in de slappe was. jan klinkaard is thuis Hij is rijk. klinkende munt Baar geld, handje contantje. klinkende munt spreekt overal verstaanbare taal Soms met de toevoeging: maar het verstaanbaarst klinkt hartentaai.

130 Klinkende munt stinkende velletjes geven klinkende gelletjes Vrouwen die oneerbaar aan hun geld zijn gekomen, kunnen toch een goede bruidsschat meebrengen. Gelletje is een verbastering van geld. twee stuivers in een trommel maken meer herrie dan een die vol is met louis d'or Een louis d'or, een Franse gouden munt van hoge waarde, is ge- noemd naar Lodewijk XIII van Frankrijk. Tegenwoordig is het de naam van een Nederlandse toneelonderscheiding. voor klinkende munt heeft iedereen open oren Geld opent alle deuren. waar munt klinkt, leent men gehoor, handen en voeten Geld is almachtig.

!3i Kwartje

De naam kwartje voor diverse kleine geldstukken is al sinds het midden van de 17de eeuw in zwang. Pas in 1816 werd officieel een munt met de waarde van een kwart gulden ingevoerd. als je er een kwartje bijlegt, kun je er een glas bier voor kopen Iets - dat niet wordt genoemd - is blijkbaar waardeloos, want voor alleen een kwartje kreeg je dat glas bier ook. dubbeltjes en kwartjes Weinig, een klein bedrag, kleingeld. een kwartje, als je op zijn broekspijpen trapt Dit zegt men wanneer iemand een broek draagt met veel te korte pijpen. een kwartje voor je gedachten Ontleend aan het Engelse a penny for your thoughts. Ook wel een cent voor je gedachten. het kwartje is gevallen Het dringt eindelijk tot hem door. De mens wordt hier vergeleken met een automaat, die pas na inworp van een munt in actie komt. In Vlaanderen zegt men: de frank is gevallen.

132 Kwartje hij is zo gemeen als katoen van een kwartje per el Voor die prijs kon katoen alleen maar van zeer slechte ('gemene') kwaliteit zijn. je zou hem een kwartje geven Hij ziet er heel sjofel en hulpbehoevend uit. kwartjesvinder Vrek. Eigenlijk bedrieger die, voorgevend geld (ooit: een kwartje) te hebben gevonden, iemand tracht over te halen met hem te kaarten, waarna hij zijn slachtoffer door vals spel geld afhandig maakt. voor een kwartje naar Amsterdam willen Betekent hetzelfde als voor een dubbeltje op de eerste rang willen zitten. wie voor een dubbeltje geboren is, wordt nooit een kwartje Hij ontgaat zijn lot nooit.

J33 Liefde en huwelijk

als het huwelijk is om het gelletje, dan wordt het vaak een heiletje Gelletje is een verbastering van geld. Een variant is: die trouwt het vel- letje om het gelletje, verliest het gelletje en houdt het velletje. Velletje staat hier voor 'vrouw'. de een doet het uit liefde, de ander om eer, de derde om geld Voor het eerst opgetekend in de eerste helft van de 16de eeuw. de liefde doet veel, maar het geld doet alles Geld is almachtig. door gouden ketenen verbonden zijn Werd gezegd van mensen die om het geld met elkaar getrouwd zijn. een fortuin trouwen eerst geld, dan liefde

Geld is voor een huwelijk belangrijker dan liefde, geld is de rechte liefde Geld is de ware liefde. Een uitdrukking uit de eerste helft van de 17de eeuw.

134 Liefde en huwelijk geld waar de man niet van weet Geld dat de vrouw ontvangt buiten weten van haar man. heb je geld, dan heb ik liefde Geld opent alle deuren. heeft het liefje splint, dan wordt ze meer bemind Als zij geld heeft, wordt zij meer bemind. Splint, splinter, ook wel splenters, betekent 'geld'. De herkomst van deze woorden in deze betekenis is onduidelijk. het geld brouwt, bouwt, trouwt en houdt Opgetekend in de eerste helft van de 17de eeuw. het geld (zij) is de bruid, waarom gedanst wordt Alles draait om geld. het is mijn geld dat er klapt Ik heb in dit huwelijk het geld aangebracht. het komt terecht, beter dan verzopen dubbeltjes, of je moet met de dochter van de kastelein trouwen het zijn mijn schijven die er klappen Ik heb in dit huwelijk het geld aangebracht. Ook: het zijn zijn schij- ven die er klappen. hoe dat men geld of liefde sluit: het wil, het zal, het moet eruit Sluit betekent hier 'opsluit'. Een zegswijze uit de 17de eeuw. in geld, in vrouwen en in wijn, is deugd en vreugd, maar ook venijn Een voorloper is te vinden bij Jacob Cats: 'Een schoone vrou, en soe- te wijn, Die zyn vol heymelick fenijn.' in honderd pond geklets is niet één mijt liefde Een mijt was een muntje van zeer geringe waarde. is de juffer krom of blind, geld maakt dat ze een vrijer vindt

135 kinderen zijn een zegen des Heren, maar ze houden de noppen van de kleren Kleding waarvan de noppen ('knopen') zijn afgesleten is een bewijs van armoede of mindere welvaart. Kortom: kinderen kosten veel geld. liefde zonder geld is een lamp zonder olie mooie vrouwen en paarden doen het geld wel verteren Opgetekend in de tweede helft van de 16de eeuw. niet om haar velletje, maar om haar gelletje Trouwen om het geld. Gelletje is een verbastering van geld; velletje staat voor 'vrouw' (met een ongunstige bijklank) en hier voor 'seks'. oud geld en jonge vrouwen - wil die vrij in 't duister houen Die kun je maar beter in het donker houden. In 1632 opgetekend door Jacob Cats. stinkende velletjes geven klinkende gelletjes Vrouwen die oneerbaar aan hun geld zijn gekomen, kunnen toch een goede bruidsschat meebrengen. Gelletje is een verbastering van geld. trouwen voor de ans Trouwen om het geld. Hans of hanske is een oude volksnaam voor een (van oorsprong) koperen muntstuk. Het is gebruikt voor 'oord- je', maar later - onder meer in de dieventaal - ook voor 'cent' of 'geld'. In Zuid-Nederlandse bronnen komt men het ook tegen in de spelling ans (in veel Vlaamse dialecten wordt de h ingeslikt). Zo maakt een Gents woordenboek melding van de daar is ans voor 'daar is geld'. vier dingen laten zich niet verbergen/houdt men niet onder met geweld: vuur, geld, hoest en liefde Opgetekend in het midden van de 16de eeuw. wie geldeloos en weeldeloos is, wat doet hij met de bruid? Wie zonder bezittingen trouwt, handelt dwaas. Een zegswijze uit de tweede helft van de 16de eeuw.

136 Liefde en huwelijk wie graag dobbelt, in de herberg gaat en met mooie vrouwen om- gaat, kruis noch munt zal hem blijven Een munt zonder meer werd wel een kruis genoemd, wegens het kruis dat op vele munten stond afgebeeld (denk aan kruis of munt, de twee zijden van zo'n munt). wie met een oude vrouw trouwt, trouwt haar om haar geld In 1632 opgetekend door Jacob Cats. wie zijn vrouw verliest, en vijf groten, het is jammer van het geld De munt groot, die uit de Middeleeuwen stamt, had geringe waar- de, maar vijf groot was volgens deze spreuk nog altijd meer waard dan een echtgenote.

37 Niet veel zaaks

alle guldens drie maanden/alle guldens zes weken Een onzinspreuk om aan te geven dat iemand weinig of niets ver- dient. dat is een fluitje van een cent Zeer gemakkelijk, het loopt van een leien dakje. De Zuid-Neder- landse variant is: het gaat gelijk een fluitje van een oordje. dat kan me geen oordje schelen Dus: weinig of niets. Varianten met bal, hol, moer of reet zijn in- middels bekender. Een oordje was een kwart stuiver. dat wordt een dubbeltjeskwestie Dat wordt gezeur over kleinigheden. dubbeltjes en kwartjes Weinig, een klein bedrag, kleingeld.

één penning in de spaarpot maakt meer geraas, dan als hij vol is Denk aan holle vaten klinken het hardst. In 1632 opgetekend door Ja- cob Cats. een tronie van twaalf schellingen Een uitgestreken gezicht. Een schelling is een oude munteenheid, die uiteenlopende waarden heeft gehad.

38 Niet veel zaaks gebrek aan geld vult de fles niet geen cent geven voor iemands leven

Hij is niet meer te genezen. Een voorloper is: geen oordje geven, geen centje pijn Niet de minste moeite, geen enkel ongerief. Onder Nederlandse soldaten in Indonesië een veel gebruikte uitdrukking, vaak met de toevoeging: het duurt nog maar een jaartje. Variant: geen centje twijfel. geen oordje geven voor iemands leven Tegenwoordig: geen cent... het gaat gelijk een fluitje van een oordje Het gaat heel gemakkelijk. Vlaamse variant van het Noord-Neder- landse dat is een fluitje van een cent. het is speldengeld Geld voor kleinigheden, oorspronkelijk geld voor een vrouw of meisje om spelden en dergelijke te kopen. het is windegeld Geld voor kleinigheden. Oorspronkelijk het bedragje dat aan schip- pers werd gegeven ter compensatie van de slijtage van het touw- werk bij het laden en lossen, waarbij getakeld en dus op- en afge- wonden werd. het kan me geen cent schelen Het kan me niets schelen. Varianten met bal, hol, moer of reet zijn inmiddels bekender. het kan me geen hol schelen Het kan me niets schelen. Een hol was oorspronkelijk een zilveren florijn van 28 stuivers (ƒ1,40), waarop het stempel hoi (= Holland) aangaf dat het een geldige munt was. De munt werd voor het eerst geslagen in 1693; in 1846 werd hij afgeschaft. De uitdrukking het kan me geen hol schelen bevat een woordspeling met hol 'aars'. In plaats van hol zegt men ook bal, moer of reet.

139 het lijkt wel of het twee cent kost Zo slordig ga je ermee om. het zit er zo dun op als het goud op een duits klootje Een duits klootje is een balletje ter waarde van een duit, dus heel goedkoop. Wat voor balletje oorspronkelijk bedoeld werd, is niet duidelijk. hij heeft penning noch heller voor de kosten gehad Geen vergoeding. De heller was een kleine zilveren munt uit het Duitse rijk, die van de 14de tot de 16de eeuw ook in de Nederlanden gangbaar was. hij is zo gemeen als katoen van een cent per el Voor die prijs kon katoen alleen maar van zeer slechte ('gemene') kwaliteit zijn. Ook van een kwartje per el. hij stuivert genoeg, maar frankt niet Veel geschreeuw, weinig wol. Een stuiver was minder waard dan een frank. De frank was oorspronkelijk een Franse gouden munt, die daar in de 14de eeuw was geïntroduceerd. Deze munt was ook in de Nederlanden veelvuldig in omloop, waar de naam franke voor het eerst is aangetroffen in een document uit 1382. De naam is mis- schien ontstaan als verkorting van het opschrift Francorum rex 'ko- ning van de Franken/Fransen' op de eerste munten. Na de vereni- ging van België (waar de frank een zeer gangbare munt was) en Nederland in 1815 werd de waarde van de Belgische frank vastge- steld op 47,25 cent. hij zit op het schellinkje De goedkoopste rang in de schouwburg, in tegenstelling tot de daaldersplaats. Schelling was al in de Middeleeuwen een zeer be- kende term, die toen een hoeveelheid van 12 penningen (1/20 pond) aanduidde. De eerste schelling munten werden in de 13de eeuw geslagen. Later, tijdens de Republiek der Verenigde Neder- landen, werd met schelling meestal een bedrag of munt ter waarde van zes stuivers aangeduid. Schelling is afgeleid van schild, dat als muntnaam diende wegens het wapenschild dat op vele munten stond afgebeeld.

140 Niet veel zaaks

iemand voor geen cent vertrouwen Dezelfde spreuk komt voor met cent, centiem, halve centiem en oord- je•

iemand voor geen (halve) centiem vertrouwen/willen bedriegen De Zuid-Nederlandse muntnaam centiem is in de 19de eeuw ont- leend aan Frans centime 'een honderdste frank'. In Frankrijk was de centime in 1793 ingevoerd.

iemand voor geen oord je vertrouwen/willen bedriegen

met een oordje en een zesje betalen Met kleine beetjes. Een oordje was 1/4 stuiver waard, een zesje zes mijt, dus 1/8 stuiver. 'Door den vorm en geringe waarde zeer ge- schikt als belooning voor kleine werkzaamheden of als fooi,' schrijft het Woordenboek der Nederlandsche Taal over het zesje.

van dat geld kun je geen kromme/hoge sprongen maken Het is nauwelijks genoeg voor de gewone zaken, laat staan dat je er- mee kunt smijten.

veel gerucht maar weinig munt, zei de boer, en hij danste op een hoop mosselschelpen

verlegen waren gelden geen geld

Goederen of waren die lang zijn blijven liggen zijn niets waard,

voor dat geld koopt men geen land

voor zeven duiten koopt men niet veel

wat heb je gehad? een pinte eens Niet veel, namelijk centen om een pint te kopen. Deze uitdrukking werd aan het begin van de 19de eeuw opgetekend in Gent.

141 goedkoop dat is voor een habbekrats Deze uitdrukking heeft lange tijd als onverklaarbaar gegolden, maar in 1984 opperde J. Grolle een ontlening van habbekrats aan Duits (eines) halben Karats Van een halve karaat', dus van gering ge- wicht en waarde. dat kost maar een krats Bijna niets. Krats (via Jiddisch uit het Duits) is een krabje, dus een futiliteit. Een andere mogelijkheid is dat krats een verkorting is van habbekrats, zie hierboven. ergens voor een oordje of een blank thuisliggen Ergens voor heel weinig geld in de kost zijn, en dus weinig in te brengen hebben. Een blank of blanke was van de 14de tot de 16de eeuw een muntje van goed (blank) zilver; het was niet veel waard. Een oordje was een kwart stuiver. geschikt voor smalle beurzen iets voor een prikje kopen Een prikje is iets van weinig waarde. Het is niet zeker of de zegs- wijze verband houdt met de oude muntnaam prik. 'Wellicht,' aldus een spreekwoordenboek, 'heeft prikje hier eigenlijk de betekenis van "klein stokje, klein dun houtje" en vandaar "iets van weinig waarde, kleinigheid". Doch het is ook mogelijk dat we aan prik in de zin van "munt" moeten denken, waarin prixken in de Middeleeu- wen voorkomt en waaruit zich die van "prijs" kon ontwikkelen.' voor een appel en een ei Voor heel weinig geld. Deze spreekwijze dateert uit de 16de eeuw. Er kwamen ook andere combinaties voor, bijvoorbeeld voor een leur en een zeur (een leur is een 'lor') en voor een trot en een ot (een Zeeuw- se uitdrukking). voor een oordje het voer Overvloedig, in grote hoeveelheden voor weinig geld. Een voer is een wagenlading. Een oordje was een kwart stuiver.

142 Niet veel zaaks zeven stuivers en een oude hoed waardeloos als je er een kwartje bijlegt, kun je er een glas bier voor kopen Iets - dat niet wordt genoemd - is blijkbaar waardeloos, want voor alleen een kwartje kreeg je dat glas bier ook. daar geeft de bank geen geld op Dat is niets waard. daar kun je geen labberdaan voor eten Voor zo weinig geld kun je niets kopen. Labberdaan was gezouten kabeljauw en bijzonder goedkoop. dat is geen kluit waard Een kluit was vroeger in België een muntstuk van tien centiem. dat is het zozeer waard als een uil een pond groot Dat is het volstrekt niet waard, want een pond groot was zes gulden - blijkbaar veel meer dan een uil waard was. een duit met gaatjes Iets wat helemaal niets te betekenen heeft. Een duit is al weinig waard, een duit met gaatjes nog minder. een kleermaker van drie voor een kluit Iemand die zijn vak niet verstaat, iemand die slecht werk aflevert. Een kluit was vroeger in België een muntstuk van vijf of tien cen- tiem. Daar kun je geen deugdelijk kledingstuk voor kopen, laat staan drie. een ruiter zonder paard, een krijgsman zonder zwaard, een vrijer zonder baard zijn geen zeven oordjes waard Een oordje was een kwart stuiver. Deze munt werd aanvankelijk in zilver en later hoofdzakelijk in koper geslagen.

43 er is/hij vertelt zoveel, waar de lommerd/bank geen geld op geeft Waardeloze praatjes, waar de bank van lening ('de lommerd') geen geld voor zou geven.

geen (kwade) schelling waard Een schelling is een oude munteenheid, die uiteenlopende waar- den heeft gehad.

geen rode (rooie) cent kosten Rooie duidt op de Meur van het kopergeld. het is een kerel, die met huid en haar voor een vijfje nog te duur is Vijfje heeft in het muntwezen verschillende officieuze betekenissen gehad. In de 19de eeuw - toen deze uitdrukking werd opgetekend - was deze naam gebruikelijk voor een munt van vijf stuivers, dus een kwartje. In diezelfde tijd was ook de betekenis 'munt van vijf gulden' in zwang, meestal in de verbinding gouden vijjje. Zelden is de betekenis 'vijf dubbeltjes' gesignaleerd. het is geen cent waard In plaats van cent zegt men ook duit of mijt. honderd boeren en een dertiendhalf Bedoeld is: honderd boeren (oprispingen) en twaalfenhalve stuiver in het kerkenzakje; gezegd wanneer iemand er maar wat op los kletst. ik geef er geen koperen duit voor ik geef er nog geen negenmannetje voor Een negenmannetje was maar 0,625 cent. Het woord negenmannetje of, in de streektaal, negenmanneke, dateert uit de 17de eeuw. ik geef het geen cent minder/geen man en geen cent/geen rooie cent malle lui en rotte peren, boeken die geen deugden leren, vuile eieren op een hoop, hoe meer voor 't geld, hoe slechter koop

144 Niet veel zaaks

met zo'n knecht en vijf cent krijg je overal een pint bier Die knecht is blijkbaar niets waard, want voor enkel vijf cent kreeg je die pint bier ook.

woorden kosten niets

een beleefd woord/goedendag zeggen kost geen pond Het woord pond, dat in deze Nederlandse vorm in 1237 voor het eerst is gedocumenteerd, gaat terug op Latijn pondo 'pond', dat ver- want is met het werkwoord pendere 'wegen'.

goede/vriendelijke woorden kosten geen geld

goedendag en goedenavond kosten geen duizend pond

hij zou niemand een duit schuldig blijven als hij met leugens zijn schulden kon betalen

klappen zijn geen oordjes (want als klappen oordjes waren, ik klapte mijn zak vol)

Woorden kosten niets. Met een woordspeling op klappen 'praten',

met bedanken koopt men niet, men moet geld zien veertig zesthalven en alle praatjes maken juist elf gulden De praatjes zijn waardeloos, want een zesthalf was 27,5 cent waard, dus veertig zesthalven is precies elf gulden. woorden zijn geen oorden Praten is dikwijls nutteloos. Men zei ook praten zijn geen oorden. Een oordje was een kwart stuiver.

145 Onverstandig handelen

als de zotten/gekken/kinderen naar de markt komen, krijgen de kramers geld/vliegen de schijven

Je moet van de dwaasheid van de mensen profijt trekken, daar moet geld bij Er moet geld bij, het is geen rendabele onderneming. daar win je geen duit mee Je schiet er niks mee op. de kip met de gouden eieren slachten Een vaste bron van inkomsten vernietigen om één keer flink profijt te behalen. een stuiver verdienen en wel voor een braspenning dorst hebben Een braspenning was circa 6,25 cent waard, dus meer dan een stui- ver. De eerste braspenningen werd in 1409 in Vlaanderen gesla- gen. Later werden ook andere munten ter waarde van 2,5 groot (1,25 stuiver) zo genoemd. Als waarde-aanduiding is braspenning tot in de 18de eeuw in gebruik gebleven; de munt was toen al verdwenen. Het element bras gaat vermoedelijk terug op een Middelnederlands woord dat 'metaal' of 'koper' betekende, en gaf dus aan waarvan deze penning was gemaakt.

146 Onverstandig handelen een zot en zijn geld zijn gauw gescheiden Opgetekend in de tweede helft van de 16 de eeuw. er is kwaad geld bij

Wordt gezegd van bezittingen die met schulden bezwaard zijn. geld heeft geen staart Je kunt het dus niet vasthouden wanneer het wegglipt, je raakt het gemakkelijk kwijt. geld heeft niet één meester Men kan geld gemakkelijk kwijtraken. geld is vast geen goede waar, zei de boer, want mijn hond, die anders nogal loos is, wil het niet vreten Loos betekent hier 'slim'. In oude stadse zegswijzen werden boeren geregeld als dom of onbetrouwbaar afgeschilderd. goedkope waar trekt het geld uit de beurs het is een schip van bijleg

Er moet geld bij, het is geen rendabele onderneming, hij denkt dat al zijn duitjes stuivers waard zijn hij denkt dat er goud te graven is hij heeft leergeld gegeven Hij is door schade en schande wijs geworden. In plaats van leergeld lees je soms abusievelijk lesgeld. hij waagt er zijn laatste oordje aan hij zet zijn laatste duit op het spel je moet geen goed geld naar kwaad geld werpen/gooien/smijten Je moet geen kosten maken om reddeloos verloren geld terug te winnen.

147 kinderen en gekken verbeelden zich, dat twintig gulden niet ver- mindert en twintig jaar niet eindigt Opgetekend in de tweede helft van de 19de eeuw. men kan ook het goud te duur betalen Ook iets kostbaars kan te duur worden gekocht. met schijven schieten Speculeren met geld. om duits-waar een half uur dingen Duits-waar zijn artikelen van een duit (niet: uit Duitsland), dus heel goedkoop; daar moet je geen halfuur over onderhandelen. pas op je geld, want ze pissen van jouw geld een gat in de vloer Ze gaan je geld verzuipen. van een pond vijf schellingen maken Dat betekent: driekwart van de waarde verliezen. In de Middeleeu- wen gingen er twintig schellingen in een pond. van stuivers blanken maken Slechte zaken doen. Een blanke was (ongeveer) driekwart stuiver waard. voor een kwartje naar Amsterdam willen Betekent hetzelfde als voor een dubbeltje op de eerste rang willen zitten. voor een onwis ei groot geld te koste leggen Voor een ei van onzekere kwaliteit veel geld uitgeven. Opgetekend in het midden van de 16 de eeuw. wat doet de zot met geld en goed: hij weet niet hoe hij 't gebruiken moet wie geldeloos en weeldeloos is, wat doet hij met de bruid? Wie zonder bezittingen trouwt, handelt dwaas. Een zegswijze uit de tweede helft van de 16de eeuw.

148 Onverstandig handelen wie het geld van tevoren geeft, mint/leeft op genade Wie betaalt voordat de dienst geleverd is, is onzeker of hij waar voor zijn geld krijgt; zo iemand is overgeleverd aan de genade van de an- dere partij. wie koopmanschap doet, en er geen verstand van heeft, diens pen- ningen worden vliegen Diens penningen zullen dus wegvliegen. Opgetekend in het mid- den van de 16 de eeuw. wie weinig besteden wil, koopt zelden goed vlees Alle waar is naar zijn geld. wie wil bederven, neemt geld op rente en koopt erven Het is niet raadzaam, met geleend geld onroerend goed te kopen. zijn geld moe zijn Nutteloze uitgaven doen. verkwisting

Zie ook de hierna volgende rubrieken 'met geld smijten', 'verbras- sen' en 'geld moet rollen'. Een andere beeldspraak voor 'smijten met geld' is de centen bijten hem. Dat wil zeggen: geld lijkt hem pijn te doen, zo snel wil hij het kwijt. Men zei ook de duiten bijten hem; het geld bijt in zijn billen en het geld danst hem in de zak. bij hem zinkt het geld in een grondeloze/bodemloze put dat is als een gouden ring in een varkenssnuit Dat is als een vlag op een modderschuit. Ontleend aan het bijbel- boek Spreuken (11:22): 'Als een gouden ring in een varkensnuit, is een schone vrouw zonder verstand.' de apostelen moeten wandelen Het geld moet in omloop zijn, moet rollen. Apostelen moeten, als verbreiders van een geloof, grote omzwervingen maken. Opgete- kend in de tweede helft van de 19de eeuw.

149 de centen van je baas zijn niet van blik! Je mag wel eens wat harder werken voor je loon. de centenpest hebben Veel geld uitgeven. Ook: de geldpest hebben. Vaak in ontkennende vorm: ik heb de centenpest/geldpest niet. de laatste stuiver uitsteken, uithangen

Op één stuiver na blut zijn. de nieuwigheden doen de man van zijn geld scheiden een dubbeltje op het zand zetten Dat is: er een borrel voor drinken. Zo raak je 't kwijt, zoals het in het zand verloren raakt. een gat in je hand hebben er worden zo veel dubbeltjes aan een apenkont verkeken Er wordt zo veel geld verspild. geld, dat slaan ze in de munt met hamers Zinspelend op de uitdrukking geld stukslaan voor 'verkwisten'. Op- getekend in de tweede helft van de 17de eeuw. geld heeft vleugels

Geld is gauw uitgegeven. geld (niet) laten beschimmelen heeft hij veel noten, zij zal veel doppen maken Als híj veel geld heeft, zal zíj het er wel doorjagen. het geld blijft in de wereld en wij moeten eruit Ter verontschuldiging gezegd om het er maar goed van te nemen. Maar: het geld brengt de mens in de hel, en blijft er zelf buiten. het geld brandt hem in zijn handen/vingers/zak

150 Onverstandig handelen het geld druipt/glijdt/glipt/slipt/gaat hem door de vingers het geld smelt in zijn handen het geld valt daar in een zinkput hij brengt zijn goed wel niet door, maar hij maakt het geld toch zoek Doorbrengen is verkwisten. hij draagt het geld in zijn zak, maar er zit een gat in hij laat de penning klinken Hij laat het geld rinkelen, door het uit te geven. hij laat zijn geld wandelen Hij laat zijn geld rollen. hij poept uit een wijd gat Hij geeft gemakkelijk geld uit. hij weet niet dat geld waarde heeft Hij kent de waarde van het geld niet. hoe dat men geld of liefde sluit: het wil, het zal, het moet eruit Sluit betekent hier: opsluit. In 1632 opgetekend door facob Cats. hoger kakken als zijn gat Meer geld uitgeven dan hij zich kan veroorloven. Denk ook aan kak in de zin van 'kapsones'. in de buidel blazen Veel geld uitgeven. De uitdrukking is niet verklaard. maak, dat het geld opkomt, voor de Fransen terugkomen Iedere smoes om je geld uit te geven is goed. Opgetekend in het midden van de 19de eeuw, nadat de 'Franse tijd' in 1813 was geëin- digd.

151 mooie vrouwen en paarden doen het geld wel verteren Een i6de-eeuwse zegswijze. niet op een dubbeltje kijken Makkelijk geld uitgeven. op grote voet leven Het gebruik van het woord voet in de betekenis 'schaal, mate, om- vang' gaat in een lange geschiedenis ruwweg via de betekenissen 'grootteverhouding', 'verhouding' en 'grondslag' terug op het li- chaamsdeel voet. uit volle buidels is het goed geld betalen voor nietige dingen wordt het meeste geld gegeven wel wat kunnen missen welk nut heeft het geld, dat in de kist gestapeld wordt! wie het breed heeft, laat het breed hangen Schertsend gezegd wanneer iemand betaalt of veel uitgeeft. wie zijn geld wil zien verstuiven, moet roken tabak en kopen duiven Aan het begin van de 20 ste eeuw opgetekend in Deventer. wie zijn spaarpot aan scherven slaat, is zijn penninkje kwijt voor hij het kent zijn centen in het zout leggen Veel geld verteren. De herkomst van deze zegswijze is niet duide- lijk. Gewoonlijk betekent in het zout leggen of opzouten juist dat je iets goed bewaart. zijn hele vermogen erdoorheen jagen zijn zakken zijn van duivelsleer, zij kunnen geen kruis houden Bedoeld is het kruis - symbool van het geloof - dat op oude mun- ten staat, waartegen de duivel machteloos zou zijn.

152 Onverstandig handelen met geld smijten ergens veel geld tegenaan gooien geld in het water geworpen/gooien geld met volle handen strooien geld naar de honden smijten geld uit het venster smijten geld uit zijn zak smijten het geld met scheppen uitgeven veel geld stukslaan/stuksmijten verbrassen de pieken laten springen Grof geld verteren. Het woord piek, een Bargoense term voor 'gul- den', is voor het eerst gedocumenteerd in 1906. Men veronderstelt dat de naam teruggaat op een serie munten van eind 17de eeuw waarop de Nederlandse Maagd (of de godin Pallas Athena, daar is men het niet over eens) leunend op een speer was afgebeeld. geld verbranden

Ook in ontkennende vorm: geen geld verbranden 'zuinig zijn', zijn geld verboemelen Verboemelen komt van boemelen 'flierefluiten' en is in de 19de eeuw ontstaan, waarschijnlijk onder invloed van het Duitse verbummeln 'verkwisten'. zijn geld verbrassen Al in 1544 stond in een liedboekje: 'Hi wilde altijt vrolijc zijn/ Sijn geit heeft hi verbrasset/ Met schoone vrouwen fijn.'

153 zijn geld verdrinken/versjikkeren

Versjikkeren is Bargoens van Jiddische oorsprong voor 'verdrinken',

zijn geld verkladden Verkladden betekent zoiets als 'verknoeien'. Het hangt waarschijn- lijk samen met klad 'vlek, klodder'. zijn geld vermooschen Vermooschen is waarschijnlijk een variant van vermorsen. Mogelijk is ook moos (Bargoens voor 'geld') van invloed geweest.

zijn geld versletsen

Versletsen hangt waarschijnlijk samen met slets 'rommel, vod',

zijn geld verspillen

geld moet rollen een kluit in zijn hol hebben Onrustig zijn; op pad willen om geld te spenderen. Een kluit was vroeger in België een muntstuk. geld (is rond, dus) moet (het) rollen Opgetekend in het midden van de 19de eeuw. geld moet rollen en bier moet vloeien Opgetekend in de studententaal. hij heeft een roldaalder in zijn zak Geld dat je in de zak brandt, dat móét rollen. ze laten wielen Het geld laten rollen.

154 Onverstandig handelen

rekenfouten

dat is een rekening van Marie Boom: drie maal elf is een daalder en een slokkie voor de haalder Dit werd in Vlaanderen gezegd als iemand in zijn nadeel rekende. 'Marie Boom zal wel een bestaand persoon geweest zijn', aldus een spreekwoordenboek. de stuiver op een oord je/zes je brengen Verlies lijden door iets te ruilen tegen iets van mindere waarde. Een oordje was 1/4 stuiver waard, een zesje zes mijt, dus 1/8 stuiver. 'Door den vorm en geringe waarde zeer geschikt als belooning voor kleine werkzaamheden of als fooi,' schrijft het Woordenboek der Ne- derlandsche Taal over het zesje.

die heb ik gepierd (beetgenomen), zei de boer, en hij gaf twee zesthalven voor acht stuivers Zesthalven waren 5,5 stuiver (27,5 cent) waard. De boer schiet er dus zelfbij in, want hij krijgt voor zijn 55 cent maar veertig cent te- rug. In veel stadse spreuken wordt de boer afgeschilderd als een bedrieger én domkop.

een achtentwintiger voor een daalder nemen Met minder genoegen nemen. Een achtentwintig(er) was een zilve- ren munt ter waarde van 28 stuivers, een daalder was dertig stui- vers waard, dus dit was een ongunstige transactie.

ik heb gegeten, zei de mof, alsof ik een daalder verteerd had, en het is maar negenentwintig stuivers en zeven duiten Het vermeende voordeel is te verwaarlozen, want een daalder was dertig stuivers waard, dus één duit meer.

vijf cent voor een stuiver geven In Nederland is dit een correcte wisseltransactie. In België, waar de spreuk is opgetekend, was dit niet zo! Een cent was daar namelijk twee centiem, en een stuiver negen centiem! Het is dus vijf cent (tien centiem) voor een stuiver (negen centiem) geven, dat is te veel.

155 vijf oordjes voor een stuiver geven Iets duur betalen, want een stuiver was vier oordjes waard.

penny wise, pound foolish

In het Engels is de uitdrukking penny wise, pound foolish voor het eerst opgetekend in 1607 in een boek van Edward Topsell, The His- tory of Four-Footed Beasts and Serpents and Insects (De geschiedenis van viervoetige dieren en slangen en insecten): 'Als iemand uit gie- righeid of nonchalance zijn vee het gewone voedsel onthoudt, zal hij penningwijs en ponddwaas zijn; hij zal namelijk veel vee verlie- zen doordat hij er een beetje voer op bespaarde.' Een vergelijkbare beeldspraak is al in 1561 te vinden in een Neder- landse spreekwoordenverzameling: een duit gezocht en een oordje verloren. Dit wordt verklaard als 'een kleine winst nagejaagd en daardoor een grotere prijsgegeven'. Penny wise, pound foolish wordt ook in Nederlandstalige teksten vaak in zijn oorspronkelijke vorm aangehaald. In de 18de en 19de eeuw zijn verschillende varianten te vinden. Het gaat om:

dat is centenwijsheid en guldensdomheid

hij is oordje gierig en stuivertje zot

hij is penningwijs en pondzot

hij keert een dubbeltje driemaal om en gooit een gulden weg

drank

dat is lelijk/bitter goed, geef mij nog voor een oordje Schertsend gezegd door iemand die nóg wel een borreltje wil. Ook: geef mij nog voor vier duitjes.

de drinkpot maakt menigeen geldeloos Opgetekend in de tweede helft van de 16de eeuw.

156 Onverstandig handelen een dubbeltje op het zand zetten Dat is: er een borrel voor drinken. Zo raak je 't kwijt, zoals het in het zand verloren raakt. het geld, al tappend ontvangen, is niemand nut Opgetekend in de tweede helft van de 16de eeuw. In feite is het geld natuurlijk wel de kroeghouder tot nut. het komt terecht, beter dan verzopen dubbeltjes, of je moet met de dochter van de kastelein trouwen hij drinkt/liegt/speelt tegen de penning zestien op In zeer hoge mate; zinspelend op de hoge rente van 6,25 procent die 'op de penning zestien' heette. ik heb alles versmeerd, mijn schoon geld verteerd, al bij de meisjes en de weerd (waard) Opgetekend in Gent, omstreeks 1840. in geld, in vrouwen en in wijn, is deugd en vreugd, maar ook venijn Een voorloper is te vinden bij Jacob Cats: 'Een schoone vrou, en soe- te wijn, Die zyn vol heymelick fenijn.'

Venus en Bacchus zijn rare guiten, ze maken het hoofd op hol, en plunderen de duiten Venus symboliseert liefde en seks, Bacchus de drank. Beide figuren gaan terug op de klassieke mythologie. wie druppels koopt, moet geen spaarpot kopen Drankgebruik veroorzaakt armoede. wie graag dobbelt, in de herberg gaat en met mooie vrouwen omgaat, kruis noch munt zal hem blijven Een munt zonder meer werd wel een kruis genoemd, wegens het kruis dat op vele munten stond afgebeeld (denk aan kruis of munt, de twee zijden van zo'n munt). zij leggen hun geld aan in natte waren tegen brand Zij geven alles uit aan drank.

157 Oordje

Oordje is een van de vijf muntnamen die in de spreuken het meest voorkomen. Een van de oude betekenissen van oord was 'hoek'. Toegepast op het kruisteken dat vele munten sierde, was een oord- je elk van de vier hoeken waarin het kruis de munt verdeelde, dus een kwart. In de praktijk was het bijna altijd een kwart stuiver. Oordjes zijn geslagen van de late Middeleeuwen tot 1794. In dit boek is de schrijfwijze oordje aangehouden, zoals in de muntliteratuur gebruikelijk is. De Grote Van Dale geeft de voor- keur aan oortje, maar sluit oordje niet uit, en schrijft zelfs alle sa- menstellingen van het woord met een d. achter de oordjes zitten

Al het mogelijke doen om geld te vergaren. al zijn oordjes kwijt zijn altijd een oordje in de schaal te leggen hebben Altijd iets aan te merken hebben. bekend zijn als de blinde oordjes Een blind oordje was een muntstuk waarvan de beeldenaar was af- gesleten, en dat dus door zeer vele handen was gegaan. dat is het zo goed waard als een ei/koek een oordje Dat is zijn prijs goed waard.

158 Oordje dat is lelijk/bitter goed, geef mij nog voor een oordje Schertsend gezegd door iemand die nóg wel een borreltje wil. dat kan me geen oordje schelen Dus: weinig of niets. Varianten met bal, hol, moer of reet zijn in- middels bekender. de stuiver op een oordje/zesje brengen Verlies lijden door iets te ruilen tegen iets van mindere waarde. Een oordje was 1/4 stuiver waard, een zesje zes mijt, dus 1/8 stuiver. een duit gezocht en een oordje verloren

Met kleine bedragen is hij heel precies, maar met grote is hij laks. een oordje gespaard, is een oordje gewonnen een oordje in 't zakje leggen om er een schelling uit te halen Een kleine som wagen met hoop op (grote) winst. Een oordje was 1/4 stuiver waard, een schelling in de Middeleeuwen 1/2 stuiver, la- ter zelfs zes stuivers. een ruiter zonder paard, een krijgsman zonder zwaard, een vrijer zonder baard zijn geen zeven oordjes waard een woordje op zijn pas is als geld/goud in de tas/kas Timing is belangrijk. Op zijn pas betekent 'op het goede moment'. er is geen oordje smout meer aan Smout is vet - net als boter een symbool van welvaart. Als er niet eens vet meer was ter waarde van een oordje, stond het er slecht voor. ergens voor een oordje of een blank thuisliggen Ergens voor heel weinig geld in de kost zijn, en dus weinig in te brengen hebben. Een blank of blanke was van de 14de tot de 16de eeuw een muntje van goed (blank) zilver; het was niet veel waard. geen oordje geven voor iemands leven Tegenwoordig: geen cent...

159 geen oordjes, geen mastellen Geen geld, geen waar. Een mastel was een broodje of koekje, soms met anijs gekruid. het gaat gelijk een fluitje van een oordje Het gaat heel gemakkelijk. Vlaamse variant van het Noord-Neder- landse dat is een fluitje van een cent. het is een oordje Beslist, zeker, zo is het. Waarom dat met de muntnaam oordje wordt aangegeven, is niet duidelijk. het is geen oordje waard het laatste oordje moeten hebben Gezegd van iemand die zijn spullen duur verkoopt. hier een oordje, daar een blank, het jaar is lang Sparen lukt ook met kleine beetjes (een oordje en een blank waren allebei heel weinig waard). hij is oordje gierig en stuivertje zot hij is oordjedood Hij blijft op een oordje dood: hij zou om een klein verschil een zaak laten afspringen. hij keert zijn oordjes wel driemaal om Hij is zo gierig als wat. hij mag dat oordje in zijn hand houden en uitwisselen Daar kan hij het mee doen! hij waagt er zijn laatste oordje aan hij zou een oordje in tweeën/vieren bijten Geeft aan dat een gierigaard de kleinste munten liefst nog zou splij- ten, om ze niet in één keer helemaal te hoeven uitgeven.

160 Oordje hij zou er zijn zondagsoordje voor uitgeven hij zou nog liever honger lijden dan een oordje te kort blijven Hij doet alles voor geld. ieder oordje brengt zijn gierigheid mee Hoe meer men verdient, hoe meer men bij wil verdienen; hoe rij- ker men is, hoe gieriger men wordt. iemand voor geen oordje vertrouwen/willen bedriegen ik zou een oordje geven om je te zien je zou hem je laatste oordje in bewaring geven kijken alsof je je laatste/zondags oordje versnoept hebt Beteuterd kijken. klappen zijn geen oordjes (want als klappen oordjes waren, ik klapte mijn zak vol) Woorden kosten niets. Met een woordspeling op klappen 'praten'. kleine oordjes van iets maken Iets dat men niet meer nodig heeft, te gelde maken. liever oordje zeker en het geweten zuiver Liever een kleine winst eerlijk verwerven dan op andere wijze rijk te worden. Men zei ook op oordje-zeker spelen 'geen geld geven of lenen tenzij tegen goede waarborg of onderpand'. met de oordjes zitten Geld hebben. met een oordje en een zesje betalen Met kleine beetjes. Een oordje was 1/4 stuiver waard, een zesje zes mijt, dus 1/8 stuiver. 'Door den vorm en geringe waarde zeer ge- schikt als belooning voor kleine werkzaamheden of als fooi,' schrijft het Woordenboek der Nederlandsche Taal over het zesje.

161 ook een oordje in 't schoteltje te leggen hebben Ook iets in te brengen hebben. oordje-zeker spelen Alleen in solide zaken investeren. Deze verbinding komt ook voor in de uitdrukking liever oordje zeker en het geweten zuiver 'liever een kleine winst eerlijk verwerven dan op andere wijze rijk te worden'. oordjes hebben op/om een oordje doodblijven Liever doodgaan dan ook maar het kleinste beetje geld laten glip- pen. van/voor het oordje zijn Geldzuchtig zijn. vijf oordjes voor een stuiver geven

Iets duur betalen, want een stuiver was vier oordjes waard, voor een oordje het voer Overvloedig, in grote hoeveelheden voor weinig geld. Een voer is een wagenlading. wie geboren is onder een duitplaneet zal nooit meester van een oordje worden Geboren zijn onder een bepaalde planeet zinspeelt op de astrologie, die inhoudt dat de stand van sterren en planeten onherroepelijk ons lot bepaalt. wie voor het oordje geboren is, zal nooit tot een stuiver geraken Hij ontgaat zijn lot nooit. woorden zijn geen oorden

Praten is dikwijls nutteloos. Een variant is praten zijn geen oorden. zijn oordjes inleggen Zich met iets bemoeien. Wie zijn oordjes inlegt, zet geld in en speelt dus mee.

162 Oordje zijn oordjes omkeren Gierig zijn. zijn oordjes tussen de deur nijpen Gierig zijn. Een gierigaard zou de kleinste munten liefst nog splij- ten, om ze niet in één keer helemaal te hoeven uitgeven. zijn oordjes uit het spel trekken Zich uit een zaak terugtrekken. zijn stuiver doet toch ook maar vier oordjes Met wantrouwen gezegd van mensen die op onverklaarbare wijze in welstand toenemen. zonder oorden krijgt men geen boter Zonder geld geen waar. zonder oordjes en met een diepe zak ga je niet naar de markt Vóór alles heb je geld nodig.

163 Opscheppen

de gebraden haan uithangen Grof geld verteren, de grote heer uithangen. een gulden op de drempel en een stuiver in huis De buitenkant is mooier dan de binnenkant. een presentatie als een haan van een daalder hebben Trots en hoogmoedig doen zonder dat daar reden toe is. Met een 'haan van een daalder' wordt een grote haan van koek of speculaas bedoeld (die een daalder kostte). geen halve cent in de zak en drie gulden aan het voorhoofd grote ruiten zonder duiten Mogelijk een toespeling op de tijd dat grote glazen ruiten een luxe waren. Iemand die de schijn ophield, had wel grote ruiten, maar geen geld.

Haagse ton Een Haagse ton is '50.000 gulden'. Hagenaren staan traditioneel bekend als opscheppers. het geld hangt aan zijn hielen Spottend gezegd van iemand die beweert geld te bezitten.

164 Opscheppen hij heeft een presentatie als een bok van een daalder Een 'bok van een daalder' was een grote bok van koek of speculaas (die een daalder kostte). hij heeft veel kak, maar weinig duiten hij heeft veel kak, maar weinig geld op zak hij loopt als een paard van een daalder Een 'paard van een daalder' was een groot paard van koek of specu- laas (dat een daalder kostte). hij stapt/kraait/kijkt als een haan van een stoter Een 'haan van een stoter' was een haan van koek of speculaas (die een stoter, 12,5 cent, kostte). hij zit daar, of zijn geld duizenden was hoe groter praler, hoe slechter betaler Opscheppers zijn slechte betalers. hoger kakken als zijn gat Meer geld uitgeven dan hij zich kan veroorloven. Denk ook aan kak in de zin van 'kapsones'. ik en mijnheer hebben de zolders vol koren liggen, zei de knecht, en hij was blij als hij zijn weekgeld ontving je maakt de jonker, en hebt penning noch duit bij te zetten Opgetekend in de 16de eeuw. moed hebben als een stoters paardje Een 'stoters paardje' was een paardje van koek of speculaas (dat een stoter, 12,5 cent, kostte). veel praat hebben maar geen pijkens Pijkens is een onbepaalde Vlaamse aanduiding voor 'geld'. Mogelijk is het verwant met piek 'gulden'. Het is ook in verband gebracht met picaillon, een oud Piëmontees muntstukje.

165 wie geen blank heeft om zich te laten scheren, moet zijn knevels niet met pommade (luxe haarzalf) laten strijken, of zijn haar laten poederen Een blank of blanke was van de 14de tot de 16de eeuw een muntje van goed (blank) zilver; het was niet veel waard.

166 Penning

De penning is vele eeuwen lang een van de bekendste Nederlandse muntnamen geweest; het is dan ook een van de vijf muntnamen die in de spreuken het meest voorkomen. De zilveren penning of denier was van de 8ste tot de 13de eeuw de enige munt die in West- Europa geslagen werd. Later werd de penning in vele regionale va- rianten geslagen, die allemaal verschilden in gewicht en waarde. Penning was ook eeuwenlang een benaming voor 'munt' in het al- gemeen. De oorsprong van het woord penning, dat verwant is met het Engelse penny en het Duitse Pfennig, is onzeker. Het is wel in verband gebracht met pan in de betekenis 'panvormig' en met het Latijnse pannus 'lap stof (met verwijzing naar een vroeger gebruik om lappen stof als ruilmiddel te gebruiken). Beide verklaringen zijn echter niet overtuigend. beter een penning gespaard, dan een gulden nutteloos verteerd beter een penninkje in de hand dan een vogeltje dat vliegt dat is de keerzijde van de penning Dat is de andere kant van de zaak. de dagelijkse penning vermag zo veel De dagelijkse penning is de penning die men nodig heeft voor het dagelijks brood.

167 de dagelijkse penning weet wat de gierigheid groeit zolang, als de ene penning op de andere gestapeld wordt de godspenning terugbrengen Een (huur)contract verbreken. De godspenning was oorspronkelijk het geldstuk dat bij het sluiten van een koop- of huurovereenkomst aan de armen werd gegeven. de klank van de penning verdooft alle redenen Rijke mensen worden altijd geloofd. de mooiste kant van de penning laten zien Iets voordelig voorspiegelen. de penning gesloten houden Dat wil zeggen: het geld achter slot en grendel houden. de penningen doen de paarden lopen Met geld kun je alles bereiken. de penningen hebben altijd de muts in de hand om oorlof (= vrijheid) te nemen Dit betekent vermoedelijk dat wie over geld beschikt, zich alles kan veroorloven. De zegswijze dateert uit de 16de eeuw. de penningen maken de oorlog Oorlogvoering verslindt geld. des pennings reden klinken best De taal van het geld klinkt het duidelijkst. duivelspenning

Een geldstuk dat altijd weer naar de eigenaar terugkeert, een gespaarde penning is dubbel verdiend

168 Penning een gestolen penning geldt niet minder dan een andere Geld stinkt niet. een mooie/goede penning hebben Een flinke bom duiten hebben.

één penning gespaard is er twee vergaard Opgetekend in de tweede helft van de 16de eeuw.

één penning in de spaarpot maakt meer geraas, dan als hij vol is Denk aan holle vaten klinken het hardst. In 1632 opgetekend door Ja- cob Cats.

één penning klinkt niet Wie arm is, heeft vrijwel geen invloed.

één penning met recht is beter dan duizend met onrecht Eerlijkheid gaat boven alles. een stuiver verdienen en wel voor een braspenning dorst hebben Een braspenning was circa 6,25 cent waard, dus meer dan een stui- ver. geen penning in de wereld hebben Niks bezitten.

God is de liefste en de penning is de waardste Een spreekwoord uit de 16de eeuw. hekelpenning

Een geldstuk dat altijd weer naar de eigenaar terugkeert, heksenpenning

Een geldstuk dat altijd weer naar de eigenaar terugkeert, het is mijn penning die er klapt Ik heb in dit huwelijk het geld aangebracht. Opgetekend in de eer- ste helft van de 17de eeuw.

169 het is waar naar de penning De koopwaar is zo goed als zijn prijs. het penningske der weduwe Een kleine gift van grote waarde. Ontleend aan het bijbelboek Lucas (21:2-4), waarin wordt verteld van een arme weduwe die slechts twee penningen schonk, wat echter gezien haar armoede een groot offer was. het penninkje wil een broertje hebben Geld trekt geld aan. hij drinkt/liegt/speelt tegen de penning zestien op In zeer hoge mate; zinspelend op de hoge rente van 6,25 procent die 'op de penning zestien' heette. hij heeft penning noch heller voor de kosten gehad Geen vergoeding. De heller was een kleine zilveren munt uit het Duitse rijk, die van de 14de tot de 16de eeuw ook in de Nederlanden gangbaar was. hij is er bekend als de kwade penning Slecht, vals geld is alomtegenwoordig. hij is op de penning

Hij is gierig. Soms met als uitbreiding: als de duivel op een zieltje. hij is op de penning zestien Hij is een gierigaard, een woekeraar. Het gaat om iemand die geld leent tegen een hoge rente, namelijk één penning op iedere 16, dat is 6,25 procent. hij is penningwijs en pondzot Met kleine bedragen is hij heel precies, maar met grote is hij laks. hij laat de penning klinken Hij laat het geld rinkelen, door het uit te geven. hij lijkt op de kwade penning: hij komt altijd weer thuis

170 Penning hij wacht erop, als de pastoor op zijn offerpenningen Hij ziet er gretig naar uit. hij zal een penning wel driemaal omkeren voor hij hem uitgeeft Hij is zo gierig als wat. iemand de penning gunnen Bij iemand iets kopen. iets laten liggen totdat het oude braspenningen zweet Iets in voorraad laten liggen om een betere markt af te wachten. Waarom zoiets nu juist braspenningen zou zweten, is niet duide- lijk. Een braspenning was circa 6,25 cent waard. iets tegen de penning zestien verkopen Zeer duur verkopen, zinspelend op de hoge rente van 6,25 procent die 'op de penning zestien' heet. je maakt de jonker, en hebt penning noch duit bij te zetten Gezegd van een opschepper. men bemint meer de gekruiste penning dan de gekruiste Christus Op vele munten en penningen stond vroeger een kruis. met onze eigen penningen moeten wij onze schuld afdoen We moeten het zelf oplossen. met penne (penning) en schelle (schelling) Met huid en haar. Een schelling is een oude munteenheid, die uit- eenlopende waarden heeft gehad. op de penning kijken/zijn penning is pennings broeder Geld trekt geld aan. penning is ziek Op droog zaad zitten.

171 penningen doen de man zorgen Reeds gevonden in het midden van de 16de eeuw. pennings reden wordt aanbeden

De taal of de argumenten van het geld staan in hoog aanzien, steekpenningen aannemen Het woord steekpenning komt al voor in het Middelnederlands. Mo- gelijk komt het van '(iemand geld in handen) steken'. tot de laatste kwadrantpenning toe Een kwadrantpenning is een zeer klein muntje. De zegswijze is ontleend aan het bijbelboek Mattheus (5:26), en men doelt ermee op de goddelijke rechtvaardigheid, waaraan wij, als ons geen kwijt- schelding verleend wordt, tot de laatste kwadrantpenning toe moe- ten betalen. Munten met deze naam zijn in de Nederlanden nooit in omloop geweest. Bedoeld werd de zeer kleine Romeinse munt quadrans, het vierde deel van een as. tot de laatste penning Geheel en al. van de dertig penningen niet gehad hebben Niet al te snugger zijn. wie een penning niet acht, krijgt over geen gulden macht Wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd. Een variant is: wie een penning niet acht, wordt geen stuiver heer. wie koopmanschap doet, en er geen verstand van heeft, diens pen- ningen worden vliegen Diens penningen zullen dus wegvliegen. Opgetekend in het mid- den van de 16de eeuw. wie tot een penning geboren is, kan tot geen stuiver komen Hij ontgaat zijn lot nooit. wie wil bouwen, moet twee penningen voor één tellen Waarschijnlijk wil dit zeggen dat bouwwerken gewoonlijk twee- maal zo duur uitvallen als begroot.

172 Penning wie zijn spaarpot aan scherven slaat, is zijn penninkje kwijt voor hij het kent ze zullen het er beter uithalen dan Alva de tiende penning Alva heeft die tiende penning - een vorm van belasting - uiteinde- lijk niet weten te innen. zijn penningske offeren Een kleinigheidje bijdragen.

173 Plat

zo plat als een cent Heel erg plat. zo plat als een dubbeltje Gezegd van vrouwen die geen boezem hebben. In plaats van dub- beltje zegt men ook pannenkoek, slijpplank of scholletje. De Fransen zeggen plate comme une punaise of sole 'zo plat als een wandluis, zee- tong'. zo plat als een duit zo plat als een zesje Dit kon betekenen 'zeer plat', maar ook 'zo duidelijk als wat; zon- neklaar'. Een zesje was een klein muntje ter waarde van zes mijt, dus 1/8 stuiver. Het werd in 1520 geslagen onder Karei v.

174 Rijkdom

aan een boom, zo vol geladen, mist men vijf zes pruimen niet Geld in overvloed hebben. Dit is een spreekwoordelijk geworden ci- taat uit een gedichtje van Hiëronymus van Alphen uit 1778. als hij zonder geld is, is de zee zonder water Hij heeft nooit gebrek aan geld. bulken van het geld de bocht al onder de arm hebben Betekent 'er warmpjes bijzitten' (in Groningen). De bocht al onder de arm hebben betekende oorspronkelijk waarschijnlijk hetzelfde als een slag om de arm houden, namelijk een eind touw als speling, als reserve houden; dit kreeg ook de betekenis 'financiële reserve'. de bok is vet Er is veel geld. Ook gezegd wanneer er een flinke erfenis te verde- len valt. de rijken hebben het meeste geld Al opgetekend in de 15de eeuw. een dikke tiet met geld/een hele tiet geld Met tiet wordt hier 'portemonnee' bedoeld, misschien wegens de bolle vorm van een gevulde beurs. Een andere verklaring luidt: 'tiet,

175 in zeker bargoensch: zakportefeuille, blijkbaar omdat men die in de binnenzak draagt.' een mooie veer kunnen wegblazen Dankzij een som gelds waarover je beschikt. Dit is vermoedelijk af- geleid van de zegswijze dat iemand geen veer (van de mond) meer kan wegblazen. Zo iemand ademt amper nog en is dus bijna dood. Wie wél een veer kan wegblazen, staat er juist goed voor. er dik inzitten er is klei aan de kloet/pols Die persoon is rijk. Een kloet of pols was een polsstok; misschien doelt de spreuk op vruchtbare, rijke kleigrond, die aan de stok plakt. er warmpjes bijzitten

Van warm in de oude betekenis 'rijk, welgesteld', geld als drek hebben goed bij kas zijn goed gesnaard zijn

Bemiddeld zijn. De herkomst van deze uitdrukking is onbekend, goed voor het geld zijn Zijn schulden kunnen voldoen, kredietwaardig zijn. het geld met ruifels scheppen Een ruifel is een schop of schep. het is een aardige grijpstuiver Een grijpstuiver was oorspronkelijk een muntje met een vogel Grijp (griffioen) erop. Hieruit ontstond de Bargoense betekenis 'bijverdienste, (gering) bedrag', wat hier als understatement wordt gebruikt voor 'groot bedrag'. De muntnaam is ten onrechte in ver- band gebracht met 'grijpen'.

176 Rijkdom het is een hele spekkoper Hij zit er warmpjes bij. Kooplui die in spek handelden, golden blijk- baar als welvarend. het is een levende geldkist het is zo goed als geld in de kist/als gereed geld het zit eraan bij hem Hij kan het wel betalen. hij heeft een zee van geld

Opgetekend in de eerste helft van de 19de eeuw. hij heeft geld als slijk hij heeft geld bij hopen hij is binnen hij is boven Jan hij is een echte geldzak hij weet met zijn geld geen weg hij weet wat guldens zijn hij zit tot over de oren in het geld in het goud/geld zwemmen jan klinkaard is thuis Hij is rijk. Klinkaards waren gouden munten die sedert de 14de eeuw in Brabant werden geslagen; ze heetten waarschijnlijk zo naar het rinkelende geluid.

177 kunnen piasteren Kunnen betalen. Piaster is - misschien via Frans piastre - ontleend aan de Italiaanse muntnaam piastra (d'argento) 'zilveren piaster', oorspronkelijk 'plak zilver'. Met deze naam werden ook wel Spaan- se munten aangeduid. In het Nederlands is piaster voor het eerst in een document aangetroffen in 1653. Vooral in Zuid-Nederland werd piaster vroeger gebruikt als een algemene aanduiding voor 'geld'.

met de geldkas op de wereld komen Rijk geboren worden. Een variant is: met een geldzak aan de nek ge- boren zijn.

met zijn gat in de boter vallen

Boter staat hier voor 'weelde'. met zijn geld geen weg/raad weten

niet krap bij kas zijn steenrijk zijn Pas in de tweede helft van de 19de eeuw gesignaleerd. Waarschijn- lijk een vertaling van het Duitse steinreich. Het werd door sommige dan ook beschouwd als een germanisme. stinken naar het geld Stinkend rijk zijn. tot de ellebogen in het geld tasten/zitten wie in het veen zit, kan wel een turfje missen Geld in overvloed hebben. De brandstof turf werd gewonnen in het veen en was daar dus in overvloed aanwezig. Turf is bovendien een Bargoens woord voor 'geld' (van Hebreeuws teref'geld'). ze zien op geen aap, die uit Oost-Indië komen Geld in overvloed hebben. Wie uit een land vol apen komt, hoeft niet op een aapje te kijken. Deze uitdrukking, die uit de 17de eeuw dateert, leidde tot het gebruik van aap in de betekenissen 'schat', 'spaarpot' en 'geld'.

178 Rijkdom zijn schaapjes op het droge hebben Wie zijn schapen op het droge had, had zijn belangrijkste bezittin- gen in veiligheid gebracht. De uitdrukking komt al in de 16de eeuw voor. zijn vosjes liggen dik Hij heeft veel geld liggen. Vos betekent in de dieventaal 'gouden munt', vanwege de goudgele kleur van de vacht. zilverwerk is zo goed als geld in huis zo rijk zijn als het water diep is ping-ping hebben apen en meerkatten hebben Met apen en meerkatten wordt 'opgepot geld' bedoeld. Dat aap de be- tekenis 'geld' kreeg, gaat waarschijnlijk terug op de uitdrukking ze zien op geen aap, die uit Oost-Indië komen 'wie geld heeft is niet ka- rig'. Waarom meerkat voor '(opgepot) geld' werd gebruikt, is niet duidelijk. daar is ans/hij heeft ans Hij heeft geld. Hans of hanske is een oude volksnaam voor een (van oorsprong) koperen muntstuk. Het is gebruikt voor 'oordje', maar later - onder meer in de dieventaal - ook voor 'cent' of'geld'. Voor- al in Zuid-Nederlandse bronnen komt men het tegen in de spelling ans (in veel Vlaamse dialecten wordt de h ingeslikt). daar is blink Met blink worden blinkende geldstukken bedoeld. Varianten zijn: daar is lood; daar is pecunia. de kluit binnen hebben Een kluit is hier een onbepaalde hoeveelheid geld. een aardig stuivertje hebben Heel wat geld hebben.

179 een goede/schone stuiver hebben Veel geld hebben. een (hele) bom duiten bezitten een mooie/goede penning hebben Heel wat hebben. een paar losse centen hebben Schertsend gezegd van iemand die over nogal wat kapitaal be- schikt. een stevige turf hebben Turf is een Bargoens woord voor 'geld' of'beurs' (van Hebreeuws teref' geld'). geld verdienen als slijk Veel geld verdienen. Volgens de Grote Van Dale 'algemeen Bel- gisch Nederlands'. Slijk betekent eigenlijk 'doorweekte klei- of veenachtige grond'. hanske zal er wonen Daar zal geld zijn. Voor de herkomst van hanske zie p. 179, bij daar is ans/hij heeft ans. het is een poen/poen hebben Poen gaat misschien terug op ponem, een Jiddisch woord voor 'ge- zicht', namelijk het portret op de munt. het loodje hebben Lood betekent hier 'geld'. hij heeft de dubbeltjes Hij heeft het geld. hij heeft de duiten beet en laat ze fluiten Hij weet zijn geld goed te besteden. hij heeft een mooie stuiver Hij is rijk.

180 Rijkdom hij is goed van duimkruid voorzien Naar de duimbeweging waarmee geld wordt geteld. Duimkruid is geen bestaande plant. hij is goed van moppen voorzien Het woord mop 'rond koekje' is overgedragen op (ronde) geldstuk- ken. hij is van klinkt'm voorzien Klinkt'm verwijst naar het klinken van muntstukken. hij ligt met de centen, duiten Hij heeft veel geld. koeken hebben

Koeken betekenen hier 'geld, geldstukken'.

Marie bij zich hebben Geld hebben. In de eerste helft van de 20ste eeuw opgetekend in het Bargoens. De herkomst is niet duidelijk. mozes en de profeten hebben Deze zegswijze combineert een toespeling op moos, een Bargoens woord voor 'geld', met een tekst uit het evangelie van Lucas (16:29), die wil zeggen: wie de eerste vijf bijbelboeken (traditioneel aan Mo- zes toegeschreven) tot leidraad neemt, heeft alles wat hij nodig heeft. oordjes hebben peper hebben Peper was vanouds een kostbaar goedje, dat dus werd geassocieerd met rijkdom. ping-ping hebben Goed in de slappe was zitten. Ping-ping is in verband gebracht met het Latijnse pecunia 'geld', maar het kan ook goed gevormd zijn door klanknabootsing (naar het gerinkel van geld, dat de mens 'als muziek in de oren klinkt').

181 pitten hebben Pitten is een van de vele algemene benamingen voor 'geld'. Het is al zeker sinds de late 18de eeuw in zwang. Hoewel de oorsprong niet helemaal zeker is, zou er verband kunnen bestaan met pitje, dat al in de 17de eeuw is opgetekend. Dit was ontleend aan de Javaanse en Maleise term voor een klein muntje (pitjis, pitis, picis), dat door de Nederlanders werd gelijkgesteld aan een halve cent. pruimen hebben Geld hebben. Met een pruim geld bedoelde men 'een tamelijk grote hoeveelheid geld, een aardig kapitaal'. schrabbes hebben Geld hebben. Voor het eerst opgetekend in 1919, in de Amster- damse boeventaal. Ook de vormen schrabber en schriebes komen voor. De herkomst van deze woorden is niet bekend. smiezen hebben Geld hebben. Onder andere gevonden bij Justus van Maurik in Am- sterdam bij dag en nacht (1897): 'Wanneer de ontslagen boef zijn uit- gaanskas verteerd heeft en zonder middel van bestaan rondzwerft, vindt hij bij Moeder Leen nog een warme kachel en een kom koffie, op voorwaarde dat hij later, wanneer hij weer smiesen heeft, haar inrichting niet voorbijgaat.' De herkomst van smies is niet bekend. spaan hebben Spaan betekent 'geld'. Mogelijk is het een verkorting van spaander, dat in de volkstaal wordt gebruikt voor 'cent'. Spaander betekent ei- genlijk 'een langwerpig stukje hout dat bij het hakken afvalt'. Maar het wordt ook gebruikt voor 'zeer klein stukje, niets' ('er komt geen spaandertje van terecht'). De cent is de kleinste munteenheid, dus eveneens een 'zeer klein stukje'. spie hebben Voor het Bargoense woord spie voor 'geld' bestaan twee verklarin- gen: het kan hetzelfde woord zijn als spie 'pin', dus iets van geringe waarde, of het kan samenhangen met specie 'munt, geld'.

182 Rijkdom spijkers hebben Het Bargoense woord spijkers in de betekenis 'geld' is in 1937 voor het eerst opgetekend. De etymologie is onzeker. Wellicht is er ver- band met het Vlaamse pijkens, pijkes met dezelfde betekenis, of met het Bargoense spie 'geld, cent', dat bekend is sedert het einde van de 19de eeuw. splint hebben Splint, splinter, ook wel splenters, betekent 'geld'. De herkomst van deze woorden in deze betekenis is onduidelijk. sponken hebben Aan het begin van de 20ste eeuw opgetekend in Gent. De herkomst is niet bekend. Men zei ook om de sponken gaan 'een erfdeel gaan halen'. met de duiten zitten goed in zijn slappe was zitten Slappe was betekende oorspronkelijk een bepaald soort zwarte boenwas waarmee leer werd behandeld. Goed in de slappe was zitten komt uit de soldatentaal. Wie veel slappe was had, was 'goed ge- spekt', hij zat er warmpjes bij, was bemiddeld. De uitdrukking is voor het eerst aangetroffen in 1899. hij zit goed in zijn muzikanten Hij zit goed in de slappe was. Muzikanten duidt waarschijnlijk op het gerinkel van geld, dat de mens 'als muziek in de oren klinkt' (denk ook aan klinkaard en ping-ping). met centen zitten met de boes zitten Geld hebben. Volgens de enige - weinig aannemelijke - verklaring zou deze Vlaamse aanduiding voor 'geld' teruggaan op oude Griek- se munten met een afbeelding van een os en daarbij het woord bous 'rund', 'os'.

183 met de duiten zitten

met de kluiten zitten

Een kluit was vroeger in België een muntstuk van tien centiem, met de knotsen zitten Knots is een mogelijk klanknabootsende term voor 'geld, geldstuk- ken'. De uitdrukking is opgetekend in Gent. met de krieken zitten De herkomst van deze uitdrukking is onbekend. Een kriek is een zwarte, zoete kers met een grote pit. met de luiers liggen Opgetekend in Gent. Het woord luiers in de betekenis 'geld' is al- leen in deze uitdrukking aangetroffen. De herkomst is niet bekend. Misschien vanwege de associatie met er warmpjes bij zitten/liggen. met de oordjes zitten met de peper zitten Peper was vanouds een kostbaar goedje, dat dus werd geassocieerd met rijkdom. met de pijkens zitten Pijkens is een onbepaalde Vlaamse aanduiding voor 'geld'. Mogelijk is het verwant met piek 'gulden'. Het is ook in verband gebracht met picaillon, een oud Piëmontees muntstukje. met de plaat zitten Munten hebben; waarschijnlijk omdat munten plaatjes metaal zijn. met de wiek zitten Opgetekend in Vlaanderen. In Vlaanderen en Brabant betekent wiek onder meer 'homp, forse hoeveelheid'. Het lijkt aannemelijk dat deze betekenis ten grondslag ligt aan met de wiek zitten 'geld hebben'. De verdere herkomst van dit wiek is onzeker.

184 Rijkdom met een goede ponk zitten Oorspronkelijk was een ponk waarschijnlijk iets hols waar bijvoor- beeld geld in kon worden bewaard. met spek zitten

Rijk zijn. Spek en vet zijn vanouds symbolen van welvaren, met splinters zitten Splinters is een Bargoens woord voor 'geld'. een smak geld een dikke tiet met geld/een hele tiet geld Met tiet wordt hier een portemonnee bedoeld, misschien wegens de bolle vorm van een gevulde beurs. Een andere verklaring luidt: 'tiet, in zeker bargoensch: zakportefeuille, blijkbaar omdat men die in de binnenzak draagt.' een (hele) bom duiten bezitten een hele poep geld een kwak geld hebben een schuif geld Een schuif is hier een flinke hoeveelheid, een schep. een smak geld Veel geld. een stevige turf hebben Turf is een Bargoens woord voor 'geld' of'beurs' (van Hebreeuws teref' geld').

85 Schulden

als je om geld komt, zijn ze nooit thuis betaal uw schuld met geileken, of boet ze aan uw velleken Wie zijn schulden (gelleke is een verbastering van geld) niet kan be- talen, moet er lijfelijk voor boeten. de pegel uitdragen Je schulden (gaan) betalen. Pegel betekent 'geld' of'guldens'. Oor- spronkelijk betekende het woord 'peil, maat, merkteken'. De ont- wikkeling naar de monetaire betekenis is niet duidelijk. Het woord is pas in de 20ste eeuw opgetekend. Het werd aanvankelijk vooral gebruikt in de studententaal, samen met pegulant. geen spijtiger ding, dan geld te eisen van iemand die het niet heeft geld lenen breekt vriendschap Want er kunnen moeilijkheden komen over de terugbetaling. geleend geld wil niet teruggevraagd worden

Opgetekend in de tweede helft van de 15de eeuw. geleend geld zal men lachend betalen goed voor het geld zijn Zijn schulden kunnen voldoen, kredietwaardig zijn.

186 Schulden hij heeft alle bijtjes afgevist Hij kan nergens meer geld lenen. Het gaat om de bijten (gaten) in het ijs waar 's winters in wordt gevist. hij heeft zijn geld in een slijpsteen genaaid/geknoopt En kan er dus niet bij - een kleurrijke smoes om niet te hoeven be- talen. hij kent de waarde van een daalder die er een van een ander moet lenen hij kent de waarde van een kroon die er een van een ander moet lenen De kroon was van oorsprong een Franse gouden munt, in 1385 in- gevoerd, die in de Nederlanden - en ook in andere landen - veel- vuldig circuleerde en geïmiteerd werd. De Franse kroon is zo'n tweeënhalve eeuw in gebruik gebleven. Deze munt ontleende zijn naam aan het gekroonde Franse wapen dat erop stond afgebeeld. De waarde varieerde. hij staat bij mij in het kladboek Hij is mij geld schuldig. hoe groter praler, hoe slechter betaler Opscheppers zijn slechte betalers. in het krijt staan bij iemand In de schuld staan. Herbergiers tekenden vroeger met krijt het ge- lag aan, vandaar. Waren het oplichters dan zei men: zij schrijven met dubbel krijt of met een vork. kom er maar eens voor zingen Gezegd als iemand bij een betaling of bij het wisselen van geld een gering bedrag te kort komt. met onze eigen penningen moeten wij onze schuld afdoen We moeten het zelf oplossen.

187 wie borg blijft, geeft de sleutel van zijn geldkas(t) Wie borg staat, zich garant stelt, geeft de sleutel van zijn kas of kluis uit handen. wie zijn schuld betaalt, verarmt niet/vermindert zijn goed niet, maar hij raakt zijn geld toch kwijt

Opgetekend in de tweede helft van de 16de eeuw. wie zijn vrienden houden wil, moet ze geen geld lenen wil je weten wat een dukaat waard is: probeer er een te lenen

188 Sparen

appeltje voor de dorst Opgetekend in de tweede helft van de 19de eeuw. beter een duit in de hand dan een blanke in de kant Beter één vogel in de hand dan tien in de lucht. Een blank of blan- ke was van de 14de tot de 16de eeuw een muntje van goed (blank) zilver; het was niet veel waard. beter een leggende hen dan een liggende kroon De kroon werd in de 14de eeuw ingevoerd. De waarde varieerde. beter een penning gespaard, dan een gulden nutteloos verteerd bewaar de mijt, ze doet de stuiver besparen Het is goed om te sparen. Een mijt was een muntje van zeer gerin- ge waarde. botje bij botje leggen Het woord botje is al in de Middeleeuwen verkort uit botdrager, een zilveren munt. Hierop stond oorspronkelijk een zittende leeuw met een toernooihelm afgebeeld. Die helm werd schertsend botte 'korf, muilkorf genoemd, vandaar botdrager. De muntnaam komt ook voor in dien mij, ik heb de botjes (een latere, uitgebreide variant is: dien mij, zei de boer, ik heb daalders, mijn kleingeld is op).

189 de ene mijt op de andere bouwt het huis Een mijt was een muntje van zeer geringe waarde. de ene stuiver op de andere bouwt het huis

Een mijt was een muntje van zeer geringe waarde. de spaarpot komt het geld toe een gespaarde penning is dubbel verdiend een kous hebben De spreekwoordelijke oude kous waarin geld wordt bewaard. een oordje gespaard, is een oordje gewonnen Een oordje was een kwart stuiver. Deze munt werd aanvankelijk in zilver en later hoofdzakelijk in koper geslagen.

één penning gespaard is er twee vergaard

Opgetekend in de tweede helft van de 16de eeuw. een stuiver gespaard is beter dan een gulden gewonnen een stuiver gespaard is een stuiver gewonnen geld (niet) over de balk smijten Voor over de balk smijten in de betekenis 'verspillen' zijn verschil- lende verklaringen gegeven, die er merendeels op neerkomen dat bij het voederen van vee het hooi dat over een bepaalde balk werd gegooid, verloren ging. hele en halve centen gespaard, worden gouden Willempjes waard Een gouden Willempje was een in de jaren 1848-1853 geslagen gou- den handelsmunt met de beeldenaar van Willem 11 of Willem 111. het is beter één stuiver in de hand dan twee te verwachten het is geen kunst geld te winnen, maar te bewaren

190 Sparen hier een oordje, daar een blank, het jaar is lang Sparen lukt ook met kleine beetjes (een oordje en een blank zijn allebei heel weinig waard). kan een stuiver mij niet rijk maken, een plakke zal het niet doen Opgetekend in de 16de eeuw. Een plak was indertijd meestal nog minder waard dan een stuiver. Deze muntnaam is vermoedelijk ontstaan ter aanduiding van de munt als plat schijfje metaal. keer eerst je dubbeltje nog eens om

Doe maar zuinig. klein gewin brengt rijkdom in licht gewin maakt zware beurzen Vele kleintjes maken een grote. nauw teergeld doet goed sparen Teergeld is geld dat iemand heeft voor zijn vertering, geld om van te leven. op de dubbeltjes passen pas op de halve centen, het worden guldens in de zak rijkdom en een dubbeltje kennen elkaar schijven op zijn kant zetten

Geld oppotten, opsparen. sparen is een groot inkomen terwijl men een stuiver wint, verliest men er geen twee vele kleintjes maken een groot Een woordspeling met groot. De groot was oorspronkelijk een zwaar zilverstuk, dat sedert eind 13de eeuw werd geslagen. De naam, die moet worden opgevat als 'groot, stevig, solide', is aan de munt ge- geven in navolging van onder andere de Franse muntnaam gros. In

191 de 14de eeuw werd de groot - in de noordelijke gewesten verdeeld in acht penningen, in de zuidelijke in twaalf - de grondslag van het Nederlandse muntstelsel. Toen in de 15de eeuw de stuiver de grondslag van het muntstelsel werd, werd groot de naam voor een halve stuiver. werken en sparen, doet geld vergaren wie niet oppast, ziet zijn geld niet groeien zich niet uitkleden voor het naar bed gaan Je geld niet wegschenken of verdelen voor je dood. zijn oordjes uit het spel trekken Zich uit een zaak terugtrekken. wie het kleine niet eert

De uitdrukking wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd is voor het eerst opgetekend in de 19de eeuw. Dat wil zeggen: in die vorm. Het motief is veel ouder. Al in 1552 is in een spreekwoordenboek te vinden wie een penning niet acht, krijgt over geen gulden macht. Hier- onder nog enkele andere varianten, die merendeels dateren uit de 18de en 19de eeuw. De betekenis is steeds 'wie niet tevreden is met iets gerings, van weinig waarde, verdient het niet iets groters, waar- devollers te krijgen'. een winkelier moet zowel opstaan voor een duit als voor een stuiver wie de stuiver niet (be)geert/eert, is de gulden niet weerd wie een duit versmaadt, is de gulden niet waard Ook: die 't kleine versmaadt, is het groote niet waard. wie een penning niet acht, krijgt over geen gulden macht

192 Sparen wie een penning niet acht, wordt geen stuiver heer Ook: wie eenplakke niet acht, wordt geen stuiver heer. Een plak was een munt van geringe waarde. De naam is vermoedelijk ontstaan ter aanduiding van de munt als plat schijfje metaal. wie het klein niet eert is het groot niet weerd zo moet het binnenkomen, zei de koopman, en hij werd voor een duit aan krijt uit bed gebeld

193 Stuiver

Deze benaming is aan het einde van de 14de eeuw opgekomen voor wat toen het grootste zilverstuk was, de dubbele groot. Sindsdien is de stuiver eeuwenlang de basis van het muntstelsel in de Nederlan- den gebleven, wat de grote bekendheid verklaart. Ook is stuiver een van de vijf muntnamen die in spreuken het meest voorkomen. Na- dat de stuiver een tijdlang in de verschillende gewesten verschil- lende waarden had gehad, kreeg onder de Republiek de waarde van 1/20 gulden (acht duiten) de overhand. De herkomst van de term stuiver is niet met zekerheid vastgesteld. Voorheen werd het woord afgeleid van stuiven, omdat op de munt een vuurijzer met stuiven- de vonken zou hebben gestaan, ontleend aan de keten van het Gul- den Vlies (gesticht 1429). De naam stuiver voor 'munt' is echter ou- der dan het Gulden Vlies: al in 1404 is stuversbroet 'een brood van een stuiver' aangetroffen. Hedendaagse etymologen leggen daar- om een verband met het Duitse Stüber, dat oorspronkelijk 'afge- knot stuk' betekende. beter mest in het land dan stuivers in de hand Geld is niet alles. bewaar de mijt, ze doet de stuiver besparen Het is goed om te sparen. De mijt behoorde tot de kleinste koperen munten die in Vlaanderen in de 14de eeuw werden geslagen.

194 Stuiver dat is een stuivertje op zijn kant Het is erg onzeker hoe het zal aflopen. Ook dat is een dubbeltje op zijn kant. dat scheelt drie stuiver

Dat is iets anders (dan je daarnet zei). de ene stuiver op de andere bouwt het huis de laatste stuiver uitsteken, uithangen Op één stuiver na blut zijn. de stuiver op een oordje/zesje brengen Verlies lijden door iets te ruilen tegen iets van mindere waarde. Een oordje was 1/4 stuiver; een zesje was zes mijt waard, dus 1/8 stui- ver. die heb ik gepierd/beetgenomen, zei de boer, en hij gaf twee zesthalven voor acht stuivers Zesthalven waren 5,5 stuiver (27,5 cent) waard. De boer schiet er dus zelfbij in, want hij krijgt voor zijn 55 cent maar veertig cent te- rug. een aardig stuivertje hebben Heel wat geld hebben. een goede/schone stuiver hebben Veel geld hebben. een gulden op de drempel en een stuiver in huis De buitenkant is mooier dan de binnenkant. een stuiver (drie keer) omkeren

Gierig zijn. een stuiver gespaard is beter dan een gulden gewonnen een stuiver gespaard is een stuiver gewonnen

195 een stuiver kleeft aan de handen Er blijft wat aan de strijkstok hangen.

een stuiver verdienen en wel voor een braspenning dorst hebben Een braspenning was circa 6,25 cent waard, dus meer dan een stui- ver.

een stuivertje kan raar rollen Het kan wel anders aflopen dan je verwacht. De uitdrukking komt ook voor met dubbeltje en kwartje.

een winkelier moet zowel opstaan voor een duit als voor een stuiver Wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd.

gooit hij een stuiver op het dak, er komt een schelling terug Hij is een geluksvogel, want een schelling is zes stuivers waard.

het geluk is de wereld nog niet uit, zei de jood, toen hij iemand acht stuivers en een vrijbriefje uit de loterij thuisbracht Opgetekend in het midden van de 19de eeuw.

het geluk wil mij niet verlaten, zei Lourens, en hij vond een Kleefse stuiver

het is beter één stuiver in de hand dan twee te verwachten

het is een aardige grijpstuiver Een grijpstuiver was oorspronkelijk een muntje met een vogel Grijp (griffioen) erop. Hieruit ontstond de Bargoense betekenis 'bijverdienste, (gering) bedrag', wat hier als understatement wordt gebruikt voor 'groot bedrag'. De muntnaam is ten onrechte in ver- band gebracht met 'grijpen'.

het is een goede stuiver, die er tien inbrengt Goed belegd of besteed geld levert wat op. het is een mooie stuiver als hij geschuurd is Gezegd van een weekloon, waar weinig van overblijft als al de kos- ten van het huishouden betaald zijn.

196 Stuiver het is net zo gemakkelijk een ton goud te wensen als een stuiver Weinig wensen is net zo dwaas als veel wensen. het zijn die zeven, vijf(tien) stuivers niet Dat is de ware reden niet, dat is niet waar het eigenlijk om gaat. hier druipt het stuivers, en bij u regent het zesthalven Een zesthalf was 27,5 cent waard, dus het geld stroomt binnen. hij denkt dat al zijn duitjes stuivers waard zijn Hij handelt onverstandig. hij heeft een mooie stuiver Hij is rijk. hij is oordje gierig en stuivertje zot

Met kleine bedragen is hij heel precies, maar met grote is hij laks. hij stuivert genoeg, maar frankt niet Veel geschreeuw, weinig wol. Een stuiver was minder waard dan een frank. ieder stuivertje brengt zijn gierigheid mee Hoe meer men verdient, hoe meer men bij wil verdienen; hoe rij- ker men is, hoe gieriger men wordt. ik ben milddadig, zei voerman Job, en hij gaf een valse stuiver aan vijf bedelaars ik heb gegeten, zei de mof, alsof ik een daalder verteerd had, en het is maar negenentwintig stuivers en zeven duiten Het vermeende voordeel is te verwaarlozen, want een daalder was dertig stuivers waard, dus één duit meer. ik vertrouw hem voor geen vijfcents haring ik wou dat een pond boter tien stuivers kostte, en dat het een jaar lang meeging

197 je kunt me lang zuur aankijken, voordat je een stuiver uit mijn portemonnee loskrijgt Opgetekend in de eerste helft van de 16de eeuw. kan een stuiver mij niet rijk maken, een plakke zal het niet doen Opgetekend in de 16de eeuw. Een plak was indertijd meestal nog minder waard dan een stuiver. kronen winnen, stuivers wagen, dat is een handel van behagen Een kroon was veel meer waard dan een stuiver. In 1632 opgete- kend door Jacob Cats. op een stuiver/vijf cent kijken Zeer zuinig of gierig zijn. stuivertje wisselen Eikaars plaats of functie innemen. De uitdrukking gaat terug op een kinderspel waarbij de deelnemers ieder bij een boom staan, be- halve één, die een ander vraagt of deze een stuivertje kan wisselen. Intussen trachten de overigen van boom te verwisselen, maar de vrager probeert hen voor te zijn en een tijdelijk lege boom te bezet- ten. Wie dan zonder boom overblijft, moet op zijn beurt de vraag gaan doen. terwijl men een stuiver wint, verliest men er geen twee tot de laatste stuiver Helemaal tot op het bot. twee stuivers in een trommel maken meer herrie dan een die vol is met louis d'or Louis d'or is Frans voor 'gouden Lodewijk'. Het was een Franse munt, die ook in de Nederlanden veel werd gebruikt. Deze munten dateren van koning Lodewijk XIII (1610-1643) en later. Tegenwoor- dig is het de naam van een Nederlandse toneelonderscheiding. van duit tot stuiver Tot in de kleinste bijzonderheden, als in een rekening waarin de kleinste bedragen worden verantwoord.

198 Stuiver van stuivers blanken maken Slechte zaken doen. Een blanke was (ongeveer) driekwart stuiver waard. vijf cent voor een stuiver geven In Nederland is dit een correcte wisseltransactie. In België, waar de spreuk is opgetekend, was dit niet zo! Een cent was daar namelijk twee centiem, en een stuiver negen centiem! Het is dus vijf cent (tien centiem) voor een stuiver (negen centiem) geven, dat is te veel. vijf oordjes voor een stuiver geven Iets duur betalen, want een stuiver was vier oordjes waard. voor zeven stuivers krijgen Een flinke uitbrander krijgen. wie de stuiver niet (be)geert/eert, is de gulden niet weerd Wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd. Ook: wie een penning niet acht, wordt geen stuiver heer; of wie eenplakke niet acht, wordt geen stuiver heer. wie met kronen winnen en stuivers wagen, zijn bevrijd van harde slagen Een kroon was veel meer waard dan een stuiver. In 1632 opgete- kend door Jacob Cats. wie tot een blank geboren is, zal zijn leven geen stuiver rijk worden Een blank of blanke was van de 14de tot de 16de eeuw een muntje van goed (blank) zilver; het was niet veel waard. wie tot een penning geboren is, kan tot geen stuiver komen Hij ontgaat zijn lot nooit. Dezelfde spreuk komt voor met oordje/ stuiver, stuiver/daalder, stuiver/dubbeltje en stuiver/gulden. zeven stuivers en een oude hoed Goedkoop.

199 zij kan op een stuivertje in het rond draaien Zij is zeer vlug en levendig. zijn stuiver doet toch ook maar vier oordjes Met wantrouwen gezegd van mensen die op onverklaarbare wijze in welstand toenemen. zijn stuivers zijn negen duiten waard Een gewone stuiver is acht duiten waard, dus hij is een geluksvogel.

200 Tot de laatste

tot de laatste cent Tot het uiterste. tot de laatste heller Tot de laatste cent. De heller was een kleine zilveren munt uit het Duitse rijk, die van de 14de tot de 16de eeuw ook in de Nederlanden gangbaar was. tot de laatste kwadrantpenning toe Een kwadrantpenning is een zeer klein muntje. De zegswijze is ontleend aan het bijbelboek Mattheus (5:26), en men doelt ermee op de goddelijke rechtvaardigheid, waaraan wij, als ons geen kwijt- schelding verleend wordt, tot de laatste kwadrantpenning toe moe- ten betalen. tot de laatste penning Geheel en al. tot de laatste stuiver Tot op het bot.

201 Uitbrander

iemand van vier duiten terug geven Iemand flink de waarheid zeggen, op zijn nummer zetten. iemand voor vijf cent (mee)geven Iemand een pak slaag geven. voor zeven stuivers krijgen Een flinke uitbrander krijgen.

202 Verdienen

als het op de groten regent, druipt/druppelt het op de kleinen Als de rijken er veel (geld) bij krijgen, valt er ook wel wat af voor de armen. Met een woordspeling op groot, in vroeger tijden een zeer algemene munt. dat is een goudmijn(tje) de aap binnen/beet hebben Geld bezitten. Deze uitdrukking dateert uit de 17de eeuw. Aap werd voor 'schat' gebruikt, vervolgens voor 'spaarpot' en daarna voor 'geld'. Waarschijnlijk gaan deze betekenissen terug op de uitdruk- king ze zien op geen aap die uit Oost-Indië komen 'wie geld heeft is niet karig'. een mooi duitje aan iets verdienen ergens een slordige duit aan verdienen ergens goudgeld mee verdienen ergens munt/geld uit slaan geld in het laatje brengen geld ruiken

203 grof geld verdienen het grote geld het is geen broodwinning, maar een geldwinning

zijn foefen maken Geld verdienen. Opgetekend in Vlaanderen. Het woord foef is niet verklaard.

zijn geldkist vullen geld trekt geld aan de duivel schijt altijd op de grootste hoop

Wie al geld heeft, krijgt er nog meer bij. geld wil bij geld (zijn) geld wint geld geld zoekt geld het geld zoekt zijn maatje en sluipt door het gaatje

Opgetekend in de eerste helft van de 19de eeuw. het is goed geld geven, die geld kennen het penninkje wil een broertje hebben Geld trekt geld aan. het water loopt altijd naar de zee Opgetekend in de eerste helft van de 16de eeuw. penning is pennings broeder Geld trekt geld aan.

204 Verdienen turf in het veen brengen De brandstof turf werd gewonnen in het veen en was daar dus in overvloed aanwezig. Turf is bovendien een Bargoens woord voor 'geld' (van Hebreeuws teref'geld'). waar duiven zijn, vliegen duiven toe waar geld is, komt geld bij/wil geld wezen het regent geld al zijn schellingen zijn dertien groten waard Het zit hem financieel mee, want een schelling was - althans na de Middeleeuwen - een dozijn groten waard. duizend gulden op een bordje krijgen gooit hij een stuiver op het dak, er komt een schelling terug

Hij is een geluksvogel, want een schelling was zes stuivers waard. het geld komt daar binnen langs deuren en vensters het geld komt met emmers binnen het geld voor het oprapen/opscheppen hebben het is, alsof het geld er met schoppen in huis gesmeten wordt het regent er geld hier druipt het stuivers, en bij u regent het zesthalven Een zesthalf was 27,5 cent waard, dus het geld stroomt binnen. hij heeft het vandaag goed gehad: men zou zijn geld wel op een kor- dewagen (kruiwagen) thuis brengen Opgetekend in het midden van de 16de eeuw.

205 hij verdient/heeft geld als water van alles geld maken zijn stuivers zijn negen duiten waard Een gewone stuiver is acht duiten waard, dus hij is een geluksvogel.

206 Verstandig handelen

beter een penninkje in de hand dan een vogeltje dat vliegt beter van een stad dan van een dorp Laat degeen die het meeste geld heeft maar betalen. een oordje in 't zakje leggen om er een schelling uit te halen Een kleine som wagen met hoop op (grote) winst. Een oordje was 1/4 stuiver waard, een schelling in de Middeleeuwen 1/2 stuiver, la- ter zelfs zes stuivers. geld in iets steken heb je geld, dat mooi blinkt, zorg dat het niet klinkt Smijt er niet mee. In 1632 opgetekend door Jacob Cats. het is beter je geld te houden, dan een slechte koop te doen het is een goed heller, die een pond inbrengt Een kleine munt die door verstandig investeren een veel groter be- drag oplevert. De heller was een kleine zilveren munt uit het Duit- se rijk, die van de 14de tot de 16de eeuw ook in de Nederlanden gangbaar was. De munt was oorspronkelijk afkomstig uit Schwa- bisch-Hall en heette vandaar Haller, Haller, Heller.

207 het is een goede gulden, die er tien/honderd spaart Goed belegd of besteed geld levert wat op.

het is een goede stuiver, die er tien inbrengt Goed belegd of besteed geld levert wat op.

het mes snijdt aan twee kanten Iemand verdient in een zaak op twee manieren geld, bijvoorbeeld door zuiniger te produceren en tegelijkertijd tegen een hogere prijs te verkopen.

hij weet van één groot er vijf te maken De groot was oorspronkelijk een zwaar zilverstuk, dat sedert eind 13de eeuw werd geslagen. De naam, die moet worden opgevat als 'groot, stevig, solide', is aan de munt gegeven in navolging van on- der andere de Franse muntnaam gros.

iets laten liggen totdat het oude braspenningen zweet Iets in voorraad laten liggen om een betere markt af te wachten. Waarom zoiets nu juist braspenningen zou zweten, is niet duide- lijk. Een braspenning was circa 6,25 cent waard.

je kunt je gulden maar één keer uitgeven

je moet niet al je geld op één kaart zetten Bedoeld is een speelkaart, en vandaar: niet alles van één onderne- ming laten afhangen. kleine oordjes van iets maken Iets dat men niet meer nodig heeft, te gelde maken. kronen winnen, stuivers wagen, dat is een handel van behagen Een kroon was veel meer waard dan een stuiver. met de tanden geld winnen Dat wil zeggen: sober leven, zich voedsel uit de mond sparen. met nauw dingen en goed betalen kan men geld en goed behalen Nauw dingen is 'scherp onderhandelen'.

208 Verstandig handelen met onze eigen penningen moeten wij onze schuld afdoen We moeten het zelf oplossen. oordje-zeker spelen Alleen in solide zaken investeren. oud geld en jonge vrouwen - wil die vrij in 't duister houen Die kun je maar beter in het donker houden. In 1632 opgetekend door Jacob Cats. tijd is geld Vertaling van het Engelse time is money, dat is opgetekend in de 16de eeuw. Een vergelijkbare beeldspraak is echter al te vinden bij de oude Grieken. Zo zei de wijsgeer Theophrastus van Eresus (cir- ca 300 v.Chr.): 'Tijd is het kostbaarste wat een mens kan uitgeven.' Time is money wordt soms ten onrechte toegeschreven aan Francis Bacon. Maar die schreef, in 1620: Time is the measure of business, as money is of wares.' Bij Benjamin Franklin vinden we, in 1748, in diens Advice to a Young Tradesman: 'Remember that time is money.' vijf gulden, goed gebruikt, is zes gulden waard vrede in het huishouden is de beste geldkoffer weten waar de peper vandaan komt Peper was vanouds een kostbaar goedje, dat dus werd geassocieerd met rijkdom. weten wat een gulden waard is De waarde van het geld kennen; weten wat er in de wereld te koop is. wie met kronen winnen en stuivers wagen, zijn bevrijd van harde slagen Een kroon was veel meer waard dan een stuiver. wie zijn geld goed besteden kan, die bewaart het niet kwalijk Niet kwalijk betekent 'niet graag', 'beter niet'.

209 zaai geen geld op zee, het kan zinken Investeren in schepen of koopvaardij is een onzekere zaak.

2IO Vriendschap

beter een vriend over/op de weg dan geld in de koffer/beurs

Voor het eerst opgetekend in de eerste helft van de 16de eeuw. een volle buidel vindt gehoor, de lege klinkt niet in het oor een vriend is beter dan geld in de beurs een zak guldens en goede vrienden scheiden niet gemakkelijk

Geld maakt vrienden. geen geld meer, geen vrienden meer geld lenen breekt vriendschap

Want er kunnen moeilijkheden komen over de terugbetaling. geld maakt vrienden geldeloos, vriendeloos het geld breekt geen vriendschap Zolang men geld heeft, heeft men vrienden. Soms met de toevoe- hegingt gel: doch:d is allemanzondergeld,s vrien zonderd vrienden.

211 liever geldeloos dan vriendeloos Een variant is: beter goedeloos dan vriendeloos. of je nu hoer bent, boef of dief, wie geld heeft in zijn buidel, is geacht en geliefd Aangetroffen in de 18de eeuw: 'Ghy kent het Spreeckwoort wel: 't Zy hoere, boef, of dief, Die geld heeft in den buil, is achtbaer waerd en lief.' oude vrienden, oude wijn en oud geld prees men al vanouds uitheems geld maakt vreemden tot vrienden Opgetekend in de eerste helft van de 17de eeuw. voordat je je geld kwijt bent, vind je vrienden in overvloed wie geld heeft, krijgt de droes/duivel te vriend, en alle hoeden tot zijn devotie Wie geld heeft maakt veel vrienden, en iedereen let erop dat hij de centen eerlijk over hen verdeelt. Deze zegswijze dateert uit de eer- ste helft van de 18de eeuw. wie geldeloos is, zijn vrienden zijn dun Met dun wordt bedoeld 'mager in aantal', dus: zonder geld heb je weinig vrienden. Het gaat hier om een zegswijze uit de 16de eeuw. wie zijn vrienden houden wil, moet ze geen geld lenen zonder geld, zonder vrienden

212 Waardevol

dat is geld waard dat is goud waard, eigen haard is goud waard In 1632 opgetekend door Jacob Cats. de eerste slag/klap is een daalder waard Initiatief is belangrijk. die ui is geld waard Dat is kostelijk, waardevol. Waarschijnlijk van ui in de betekenis 'grap'. een goed begin is een daalder waard Initiatief is belangrijk. een woord op zijn pas is een daalder waard Timing is belangrijk. Op zijn pas betekent 'op het goede moment'. een woordje op zijn pas is als geld/goud in de tas/kas Timing is belangrijk. Op zijn pas betekent 'op het goede moment'. elk kind brengt duizend gulden mee Niet letterlijk, maar de gedachte is enerzijds dat kinderen een ze- gen van God zijn, en dus zonder meer van grote waarde, en ander- zijds dat zij, zoals het Woordenboek der Nederlandsche Taal zegt, 'den ijver van den huisvader doen vermeerderen'.

213 het penningske der weduwe Een kleine gift van grote waarde. Ontleend aan het bijbelboek Lucas (21:2-4), waarin wordt verteld van een arme weduwe die slechts twee penningen schonk, wat echter gezien haar armoede een groot offer was. hij zit op de daaldersplaats

Een dure plaats, in tegenstelling tot het schellinkje, met geen goud betaalbaar op de markt is je gulden een daalder waard Soms met de toevoeging: maar meestal een kwartje. zijn gewicht in goud waard zijn Een vertaling van het Franse valoir son pesant d'or.

214 Wensen

alles is mogelijk, maar het regent geen geld alles komt terecht, behalve de potloodjes en verzopen dubbeltjes

Opgetekend in het midden van de 19de eeuw. als het geld regende, zou iedereen een tobbe onder de goot zetten als het geld regent en bonen waait Dus: nooit. als het schip met dubbeltjes langskomt Nooit. Bijvoorbeeld als antwoord op de vraag wanneer iets gekocht wordt. als het schip met geld/schellingen maar kwam Nooit. Een schelling is een oude munteenheid, die uitleenlopende waarden heeft gehad. als hij geld en geen dorst heeft Nooit. als ik mijn verzopen dubbeltjes nog eens terughad Nooit. als ik zoveel geld had, zou ik vragen of de wereld te koop was

215 een ton goud wensen vult de beurs net zo weinig en doet de schouw niet meer roken, dan een duit wensen Weinig wensen is net zo dwaas als veel wensen.

had ik geld genoeg, ik zou de keizer van Rome stillen Stillen is 'tevreden stellen'. Sommige Romeise keizers, zoals Ves- pasianus, hadden de naam buitengewoon hebzuchtig te zijn.

had ik maar geld, ik werd voor vroom geteld

Als ik geld had, zou men mij ook wel als vroom beschouwen.

het is alles lief en aardig, maar het moest geen geld kosten

het is net zo gemakkelijk een ton goud te wensen als een stuiver Weinig wensen is net zo dwaas als veel wensen.

hij moest een paardje/ezeltje schijtgeld/poepgeld hebben Een variant is: ik heb geen paardje kakgeld. Voor het eerst opgetekend in de 17de eeuw.

ik wou dat een pond boter tien stuivers kostte, en dat het een jaar lang meeging

ik zou je in goud laten beslaan, als het een dubbeltje per pond kostte In goud laten beslaan is 'een gouden omhulsel geven'. Ook: ik zou je in goud laten beslaan, als het een duit per pond kostte.

krijg de ballen Het ga je goed, krijg geld. Bal is Vlaams-Bargoens voor 'frank'. Het woord wordt wel verklaard uit Frans balie 'rond voorwerp, gezicht'. Dit zou slaan op het portret in de beeldenaar.

was daar maar geld mee te verdienen! Opgetekend in de 18de eeuw.

wie alles wist, kwam met vier duiten door de wereld Voorloper van als je alles van tevoren wist, kwam je met een kwartje de wereld rond.

216 Zeispreuken

Een zeispreuk is een spreuk waarin iemand een gezegde in de mond krijgt gelegd. In de uitdrukking staat meestal 'zei die-en-die', vandaar de naam. Het genre is al oud en tamelijk grondig bestu- deerd. In 1947 publiceerde C. Kruyskamp een collectie van 671 zei- spreuken onder de titel Apologische spreekwoorden (de derde druk verscheen in 1965). Vaak wordt in deze spreekwoorden een hande- ling gerechtvaardigd of verdedigd, vandaar apologisch 'verdedi- gend'. Het genre komt waarschijnlijk uit Duitsland. Het oudste Ne- derlandse voorbeeld staat in een spreekwoordenverzameling van omstreeks 1480 en luidt: 'Tis quaet water, sprac die reigher ende conde niet swemmen.' Meestal hebben ze een 'komisch' karakter, of althans: zo zijn ze bedoeld. Een vrij bekende is alles met mate, zei de snijder, en hij sloeg zijn vrouw met de el. Zeispreuken worden ook wel wellerismen genoemd. Dit naar Sam Weller, een knecht in Charles Dickens' The Posthumous Papers of the Pickwick Club, die grossierde in dit soort uitdrukkingen. In Nederland werd Dickens onder meer nagevolgd door mr. Jacob van Lennep. In Ferdinand Huyck (1840) laat Van Lennep het personage kapitein Pulver dingen zeggen als: 'Ik heb nooit verlangd de kennis te hernieuwen, zoo als de knecht tegen den beulsknecht zei' en: 'Goeie reis, zoo als de man die zich baadde tegen de haaien zei.' Hieronder zijn de zeispreuken met geldnamen bij elkaar gezet. al naar het valt, zei de jongen, en zijn stuk viel in een hoop met dubbeltjes

217 al te mooi, zei meester Oege, en hij kreeg een Philippusgulden voor een botje De Philippusgulden was een gouden munt ter waarde van 25 stui- vers met een afbeelding van Sint Philippus. Hij was in omloop tus- sen 1496 en 1520. De Philippusgulden was dus veel meer waard dan een botje (een middeleeuwse munt die voortleeft in de uit- drukking botje bij botje leggen). alles waar het hoort, zei het varken, en hij kroop in de geldkast daar kom ik wel van af, zei de bedelaar, en hij kreeg twee blanken voor een papiertje met luizen Een blanke was een muntje van geringe waarde, maar nog altijd meer waard dan luizen. dat gaat goed, zei Maaitje van Overschie, en zij kreeg een zoen met een dubbeltje erbij de vromen kunnen geen gebrek lijden, al zouden de stenen broden worden, zei Kors fansz, hij verkocht zijn baars en verzoop het geld die heb ik gepierd/beetgenomen, zei de boer, en hij gaf twee zesthalven voor acht stuivers Zesthalven waren 5,5 stuiver (27,5 cent) waard. De boer schiet er dus zelfbij in, want hij krijgt voor zijn 55 cent maar veertig cent te- rug. dien mij, zei de boer, ik heb daalders, mijn kleingeld is op Een (korte) variant is: dien mij, ik heb de botjes. Een botje was een middeleeuws muntje ter waarde van een halve stuiver. geld is vast geen goede waar, zei de boer, want mijn hond, die anders nogal loos is, wil het niet vreten Loos betekent hier slim. In oude stadse zegswijzen werden boeren geregeld als dom of onbetrouwbaar afgeschilderd. het geld valt wonderlijk, zei losse Dirk; hij verloor een dubbeltje op de draaibrug, en vond het in de grote kerk terug

218 Zeispreuken het geluk is de wereld nog niet uit, zei de jood, toen hij iemand acht stuivers en een vrijbriefje uit de loterij thuisbracht het geluk wil mij niet verlaten, zei Lourens, en hij vond een Kleefse stuiver het is vetpot, zei de jongen, mijn moeder heeft een daalder ge- wisseld Schertsend gezegd wanneer moeder eens flinkt opdist. Voor het eerst opgetekend in 1706. Een daalder was toen een fors bedrag. hij schijt, zei Jeroen, alsof hij marsepein voor een duit kocht Voor het eerst opgetekend in de 17de eeuw. In plaats van schijt stond in de spreekwoordenverzamelingen doorgaans sch.... ik ben milddadig, zei voerman Job, en hij gaf een valse stuiver aan vijf bedelaars ik en mijnheer hebben de zolders vol koren liggen, zei de knecht, en hij was blij als hij zijn weekgeld ontving ik heb gegeten, zei de mof, alsof ik een daalder verteerd had, en het is maar negenentwintig stuivers en zeven duiten Het vermeende voordeel is te verwaarlozen, want een daalder was dertig stuivers waard, dus één duit meer. ik zal maken, dat ik het aan je verdien, zei de beul, en een gauwdief gaf hem een achtentwintig, om wat zoetjes te geselen Een achtentwintig (er) was een zilveren munt ter waarde van 28 stuivers. je kunt alle dagen geen hondsvot wezen, zei gierige Gerrit, en hij gooide een duit te grabbel Een duit had bijna geen waarde. mijn geld rammelt in mijn zak, zei kale Geurt, als Noorse bokkenkeutels in een vilten hoed

219 mijn vader, zei de ondeugende jongen, zou wel een koe willen kopen, had de schelm maar geld overal zit bedrog in, als je maar kans ziet, geld te winnen, zei de vrouw in alle eenvoudigheid: in mijn tijd waren de perziken wel driemaal groter veel gerucht maar weinig munt, zei de boer, en hij danste op een hoop mosselschelpen voor zware moeite mag men grote beloning eisen, zei de advocaat, en hij nam dubbel geld, omdat hij zekere kwestie, waarop hij zijn hoofd al drie etmaal gebroken had, niet begreep wat maakt men al niet voor geld, zei de boer, en hij zag een aap op het venster zitten wie biedt er geld voor? vroeg Goosen, en hij bracht zijn vrouw op het erfhuis wie geld heeft, zei de boer, kan wittebrood kopen In plaats van wittebrood zei of zegt men in Groningen stoet, een dia- lectwoord voor 'wittebrood'. De gewone kost bij boer en burger was het zwarte roggebrood. zie zo, zei mooie Anneke (toen zij een zonde gebiecht had), daar ben ik voor een klinker weer van af zo moet het binnenkomen, zei de koopman, en hij werd voor een duit aan krijt uit bed gebeld Wie het kleine niet eert, is het grote niet weerd.

220 Ziekte en dood

als de dood ons nedervelt, is het uit met goed en geld de centenpest hebben Veel geld uitgeven. de geldpest hebben Veel geld uitgeven. Vaak in ontkennende vorm: ik heb de geldpest niet. hij heeft de geldziekte/geldzucht Opgetekend in de eerste helft van de 16de eeuw. hij is oordjedood Hij blijft op een oordje dood: hij zou om een klein verschil een zaak laten afspringen. hij loopt als een dertientje, hij is zo vlug als een dertientje Hij is weer helemaal opgeknapt. Men zei dit wanneer iemand van een zware ziekte hersteld was. Een dertientje was een Zeeuwse munt uit de 18de eeuw, die 'uit hoofde van zijn kleine waarde' vlot van hand tot hand ging. op/om een duit doodblijven Liever doodgaan dan ook maar het kleinste beetje geld laten glip- pen. De uitdrukking komt ook voor met cent, halve cent en oordje.

221 penning is ziek Op droog zaad zitten. piet is dood Piet is hier een dialectisch woord voor pit, dat we onder meer te- genkomen in hij heeft pitten 'hij is goed van geld voorzien'. Pitten is een van de vele algemene benamingen voor 'geld'. Hoewel de oor- sprong niet helemaal zeker is, zou er verband kunnen bestaan met pitje, dat al in de 17de eeuw is opgetekend. Dit was ontleend aan de Javaanse en Maleise term voor een klein muntje (pitjis, pitis, picis), dat door de Nederlanders werd gelijkgesteld aan een halve cent. voor een cent gaat hij dood als hij voor een halfje weer levend kan worden Vrek. wie goudguldens verf kan pissen, kan licht de dokters missen Zijn urine heeft een gezonde, goudgele kleur. Een zegswijze uit de 17de eeuw. ziekte spaart brood, maar geen geld

222 Overig

aan de wapens kent men de munten

Aan uiterlijke kenmerken ziet je wat voor vlees je in de kuip hebt. al zou het een ton goud kosten alles komt om zijn geld Boontje komt om zijn loontje. als je van stront droomt, zul je in het geld wroeten Opgetekend in de eerste helft van de 18de eeuw. boerengeld is net zo goed als herenmunt Geld is geld. dat deed ik niet voor al het geld van de wereld/voor geen geld in de wereld

Voor geen geld. dat is juist mijn prik Dat past precies bij mijn middelen of mogelijkheden. Prik is niet verklaard. dat is zuur verdiend geld Aan het begin van de 19de eeuw voor het eerst aangetroffen. In 1866 schreef Jacob van Lennep: 'Allemaal een pot nat! denkt dat

223 volkje, dat ik in de dubbeltjes zoo zuur verdiend heb om ze haarlui beeren in den bek te smijten?'

de boter zal geld kosten/nu gaat de boter geld kosten Nu is het beslissende ogenblik gekomen.

de één kan meer met de zak, dan de ander met het geld De een is veel bekwamer dan de ander, ongeacht de middelen.

de geldzak en de bedelzak hangen zelden vijfentwintig jaar aan één deur

Af en toe wisselt het lot.

de heer van munt Omschrijving van 'geld' zonder meer. Opgetekend in de 17de eeuw. de klop is erop De in 1846 buiten omloop gestelde achtentwintigen, munten ter waarde van 28 stuivers, waren ter onderscheiding van de daalders van dertig stuivers van een zogenoemde 'klop' voorzien; daarom zei men dit in Groningen en Friesland van een vrouw boven de 28 jaar, die dus wel niet meer zou trouwen. de koorden van de beurs in handen hebben De zeggenschap hebben over het geld. de onnozelen spelen met de beurs, en de kloeken met het geld Opgetekend in de eerste helft van de 18de eeuw. een bal afdokken Eén frank betalen. Bal is Vlaams-Bargoens voor 'frank'. Het woord wordt wel verklaard uit Frans balie 'rond voorwerp, gezicht'. Dit zou slaan op het portret in de beeldenaar. een bedelaarsgebed/dronkemansgebed doen Even stilstaan om je geld te tellen.

224 Overig een heitje voor een karweitje Traditioneel motto van de padvinders. De naam heitje, van oor- sprong een Bargoens woord voor 'kwartje', is pas eind 19de eeuw voor het eerst opgetekend. Hij is afkomstig uit het Jiddisch en gaat terug op de hê, de vijfde letter van het Hebreeuwse alfabet, die de getalswaarde vijf had. Een heitje is dus vijf stuivers. Een 'vijfgul- denstuk' werd in de dieventaal wel een gouden heit genoemd; een celstraf van vijf jaar heit jantjes, een 'goedkope' souteneur een hei- tjes-pooier. een inhoudende maart is geld waard Dit wordt ergens verklaard als: een inhoudende maand maart geeft wel geen groeikracht aan het graan, maar doodt toch de schadelijke gewassen en insecten door de aanhoudende vorst. een leren beurs zal geen zijden beurs worden, al doet men er veel geld in Vermoedelijk: door geld alleen wordt een lomperik nog geen verfijnd mens. Het tegenovergestelde wordt gezegd met beschim- meld geld maakt edel ('zelfs beschimmeld geld is goed genoeg om ie- mand voor edel te doen doorgaan'). een veer moeten laten Oorspronkelijk werd dit gezegd van een vogel die veren verloor doordat hij had gevochten of doordat hij was aangeschoten door een jager. er is in Luik meer geld dan gezond verstand De stad Luik had in het begin van de 19de eeuw de reputatie een re- volutionair broeinest te zijn. ergens zijn geld aanhangen Het ergens aan besteden. flappen tappen

Jonge uitdrukking voor 'geld uit de geldautomaat halen', geen adem voor geld Zulk druk werk dat er, al zou je ervoor betalen, geen tijd is om even op adem te komen. 225 geen handel van geld hebben Geen geld in handen krijgen, bijvoorbeeld als vrouw van een man die alle geldzaken zelf afhandelt. geen herstel van grieven, geen geld Een in de 15de en 16de eeuw bij sommige gewestelijke Staten niet ongebruikelijke formule, die aangaf dat de vorst de gevraagde kre- dieten alleen kon krijgen als bepaalde wensen van de onderdanen werden ingewilligd. geld en goed

Alles. geld heeft geen naam, hart, reuk, stank geld krijgen is een grote kunst gereed geld is de bloem Contant geld is het beste.

Hans van der Gouwe/Gauwe Zogenaamd Hans uit Gouda (Gouw), maar in feite goudgeld. Hans of hanske is een oude volksnaam voor een (van oorsprong) koperen muntstuk. Het is gebruikt voor 'oordje', maar later - onder meer in de dieventaal - ook voor 'cent' of'geld'. De benaming Hans van der Gouwe, waarin het hanske wordt voorgesteld als een persoon, is aan- getroffen in de 16de eeuw. het appelmannetje komt om zijn geld Gezegd als iemand ziek is door het eten van te veel fruit. het gelag betalen Eigenlijk: de in een kroeg gebruikte consumpties betalen. Over- drachtelijk: opdraaien voor wat anderen (eventueel samen met jou) misdreven hebben. het is al één geld Allemaal dezelfde prijs.

226 Overig het is alsof hij geld zal brengen Wanneer iemand hard aanklopt. het is vandaag weer geldjesdag Het is betaaldag. het leen is voor de oudste, het geld is voor de stoutste (= dapperste) Schetst de toestand onder het middeleeuwse leenstelsel. In 1632 opgetekend door Jacob Cats. het liefste geld is, dat men zelf wint het slijk der aarde Geld. hij besnoeit de roem van zijn medemens, als de jood het geld Het besnoeien van munten was het afsnijden van de rand, om het zo gewonnen metaal te gelde te maken. Naar antisemitische opvat- ting plachten joden dit te doen. hij is er zo vlug bij, alsof er geld of goed mee te winnen was hij kiest eieren/appels voor zijn geld Hij neemt met minder genoegen dan hij aanvankelijk van plan was. Opgetekend in de tweede helft van de 17de eeuw. hij neemt alles voor goede/gangbare munt aan Hij gelooft alles wat je hem op de mouw speldt. hij slaat geen andere munt

Hij komt altijd met hetzelfde verhaal, tapt altijd uit hetzelfde vaatje, hij weet er geen hol van Hij weet er niets van. Een hol was oorspronkelijk een zilveren florijn van 28 stuivers ( �1,40), waarop het stempel HOL (= Holland) aangaf dat het een geldige munt was. De munt werd voor het eerst geslagen in 1693; in 1846 werd hij afgeschaft. De uitdrukking het kan me geen hol schelen bevat een woordspeling met hol 'aars'. In plaats van hol zegt men ook bal, moer of reet.

227 hij zal mogen duimen Hij zal moeten betalen. Naar het duimgebaar waarmee geld wordt uitgeteld. iets op klein geld geven

Iets tot in details verklaren. ik zou geld geven om je te zien je eet/drinkt niet, naar dat je geld hebt Gezegd tegen iemand die (te) spoedig ophoudt met eten en drin- ken. je geld of je leven Opgetekend in de tweede helft van de 20ste eeuw. De uitdrukking wordt nogal eens in de mond gelegd van struikrovers en dergelijke. Of ze dit werkelijk riepen is niet bekend. je moet wel je geld, maar niet je jaren tellen je weet niet wat het geld waard is, tot je het mist

Opgetekend in de eerste helft van de 17de eeuw. je zou geld voor het kijken gegeven hebben kruis of munt Sommige oude munten hadden aan de ene zijde een kruis, aan de andere zijde de muntwaarde. met het geld van de barbier in zijn zak lopen Er ongeschoren bijlopen. met oud geld en met oud brood slaat men grif de honger dood Het gaat hier om een van oorsprong Friese rijmspreuk. moeten ansen/hansen Het gelag moeten betalen. Hans of hanske is een oude volksnaam voor een (van oorsprong) koperen muntstuk. Het is gebruikt voor 'oordje', maar later - onder meer in de dieventaal - ook voor 'cent'

228 Overig of'geld'. Vooral in Zuid-Nederlandse bronnen komt men het tegen in de spelling ans (in veel Vlaamse dialecten wordt de h ingeslikt). Zo zei men in Gent trouwen voor de ans 'om het geld'. niet/geen geld terug hebben van Geen antwoord hebben op. nog wat laken voor de schaar hebben Nog wat geld hebben. om oud Meid is er gras en geld Oud Meid of oud mei is 12 mei (in Groningen). Men vertrouwt erop dat er dan altijd gras voor het vee zal zijn. op geld liggen In het ziekenhuis tegen betaling behandeld worden. plaketten tellen Geld tellen. te einde moed, te einde geld Gezegd van een afspraak waarbij iemand zijn werk mag staken wanneer hij maar wil. ten einde geld, ten einde raad ten einde maat/moed, ten einde geld Gezegd van een afspraak waarbij iemand zijn werk mag staken wanneer hij maar wil. tussen een pond en elf schellingen zijn In een onzekere toestand verkeren. Het is niet helemaal duidelijk op welke waarden hierbij wordt gezinspeeld. In de Middeleeuwen was een pond twintig schellingen, terwijl de spreuk lijkt te duiden op twaalf. van iemand niet kunnen weten wat voor munt hij slaat Iemand niet kunnen doorgronden.

229 verdiend geld is geen bedanken waard Bedanken hoeft alleen voor cadeaus.

voor geen goud Opgetekend in de tweede helft van de 19de eeuw.

voor valse munt aangezien worden

Een slechte naam hebben.

waar ik ga, daar gaat mijn geld

was, vlas en tin: voor groot geld, klein gewin Deze producten vergden grote investeringen en leverden weinig op. wie geld genoeg heeft, waarom vraagt hij of het brood opslaat (duurder wordt)

wie in de beurs geen pond heeft, moet honing in zijn mond hebben Wie geen geld heeft, moet een vlotte babbel hebben.

zijn frank is gevallen Het dringt eindelijk tot hem door. De mens wordt hier waarschijn- lijk vergeleken met een automaat, die pas na inworp van een munt in actie komt.

zijn ijzers afspitten Betalen. Ijzers of vuurijzers waren zilverstukken uit de Bourgondi- sche tijd (15de eeuw). Vandaar is ijzer een algemene, maar nu ver- ouderde benaming van 'geld' geworden. Is het idee dat men als het ware de schop in zijn geldbezit zet en het afgraaft?

zijn janen tellen Zijn geld tellen. Naar de rijtjes waarin het getelde geld wordt neer- gelegd, die worden vergeleken met de 'janen', de parallelle sporen die landbouwers bij hun werk op de akker maken. zijn knaken dicht hebben Geld gewonnen hebben bij het spel (Zuid-Limburgs Bargoens).

230 Overig

Een knaak is tegenwoordig een rijksdaalder. De oudste tekst waar- in deze muntnaam tot dusverre is aangetroffen, dateert van 1689. Vermoedelijk is er verband met Rotwelsch (Duits Bargoens) Knök, Kneks (daalder), maar verder is de etymologie onbekend. zijn pond begraven Zijn talenten ongebruikt laten. Hiermee wordt gezinspeeld op de gelijkenis van de talenten in het bijbelboek Mattheus (25:18, 25). zilver is geen goud waard Het mindere is niet gelijk aan het meerdere.

231 Einde

het einde geld, het einde geloof ten einde geld, ten einde raad te einde moed, te einde geld ten einde maat, ten einde geld Gezegd van een afspraak waarbij iemand zijn werk mag staken wanneer hij maar wil.

232 Bijvoegsel: volksnamen voor cent tot duizend gulden

cent meutje beschietem nikkellap eutteken nikkeltje hanske schobbe(l)tje koperlap sou pieremezeur stieber poser, posjer stobbe rem stomp scheur vuurijzer schrapper sijs dubbeltje spaander beestje, beessie, beissie, beisje spak duppie spie, spiess hondje spijker joekeltje tand kassemenneke ketippie stuiver kleine knoop (ook voor bachem 'gulden') bas, batz knoopje cassie, kasje, kasie koppie, kopje goerie kopstoot kimmeltje opengooiertje knab, knap schubbetje, schubje krakeling witje zilverkluitje

233 kwartje paardenoog heit bas rijkspop heiterik riks, riksie, rikspop heitje toffe rad klinkske vijftigstuiver maf, mafïïe, mafje wagenwiel gulden vijf gulden baardmannetje fiets bal gouden heit blauwe halve fokse ('gouden') joeter blik halve spliet kakie vijfje kleine knoop (ook voor 'dubbeltje') tientje kop, kopstuk beisjesprent man met de stok blauwe flep neut flip, filippie, philippie pegel joetje, joentje, juutje piek, piekelman joet soof pieter, pieterman pop gouden tientje rad belle joetje rokmannetje fokse cent schaap fokse schrabber smakker fokse spie soof, sjoof gouden plak stokmannetje gouden spie vloer mattenklopper voorwiel saldsoof spliet rijksdaalder vos achterwiel beismagoosje vijfentwintig gulden boerenknoop geel flep je grote knoop geeltje karrewiel geel velletje knaak gele brief meetje gele flap

234 gele prent honderdje gele rijder meier heitjesprent mud joed radden prent van een sjoof kwart meier snip roodborstje vijfentwintig je tweehonderdvijftig gulden vuurtoren vijftig gulden abraham duizend gulden brammet je duizendje half meier groene prent prent van een halve sjoof jod me soof vijftigje joet meier zonnebloem krant roodborstje honderd gulden rooie rug blauwe rug tien sjoofprent

235 Geraadpleegde literatuur

Apeldoorn, C.G.L., R. van Riet, Spreekwoorden verklaard (Utrecht 1987). Beek, B. van, H. Jacobi, M. Scharloo, Klinkende munt. Geschiedenis van het geld in de Lage Landen (Amsterdam 19852). Beek, E.J.A. (red.), Encyclopedie van munten en bankbiljetten (Alphen aan den Rijn 1986 e.v.). Beem, HJerösche. Jiddische spreekwoorden en zegswijzen uit het Nederlandse taalgebied (Assen 1959). Beem, H., Uit Mokum en de Mediene. Joodse woorden in Nederlandse omgeving (Assen 1974). Berns, J., Hijzeit wat. De Amsterdamse volkstaal. ('s-Gravenhage 1992). Bo, L.-L. De, Westvlaamsch Idioticon (Brugge 1873). Boekenoogen, G.J., De Zaansche Volkstaal (Leiden 1897). Bolhuis, E.G. van, De gabbertaal. Woordenlijst van het Bargoens (Ede-Rijswijk 1937)- Bolten, J., Het Nederlandse bankbiljet 1814-2002. Vormgeving en ontwikkeling (Amsterdam 199 92). Bouman,}., De volkstaal in Noord-Holland (Purmerend 1871). Buijs, W.J., Etymologische achtergronden van triviale namen in de numismatiek van de Nederlanden en overzeese gebiedsdelen (1991, ongepubliceerd). Cock, A. De, Spreekwoorden en zegswijzen afkomstig van oude gebruiken en volkszeden (Gent 19082). Cornelissen, P.J., Nederlandsche volkshumor op stad en dorp, land en volk (Ant- werpen 1929-1938). Cornelissen, P.J., J.-B. Vervliet, Idioticon van het Antwerpsch Dialect (1899- 1938). Coster, M. De, Woordenboek van jargon en slang (Amsterdam 1992). Coster, M. De, Woordenboek van populaire uitdrukkingen, clichés, kreten en slo- gans (Den Haag/Antwerpen 1998). Dewulf, M., Een honderdtal volkse en Bargoense geldnamen in het Waasland (Gent 1950).

236 Eijk, I. van, Als m'n tante een snor had... Meer dan 8000 gelijkhebbers, dijen- kletsers en andere uitdrukkingen uit de Nederlandse taal (Amsterdam 1995). Endt, E., L. Frerichs, Bargoens Woordenboek (Amsterdam 19742). Geerts, G., T. den Boon (red.), Van Dale groot woordenboek der Nederlandse taal (Utrecht/Antwerpen 1999*3). Gelder, H.E. van, De Nederlandse munten (Utrecht 1965). Ghijsen, Ha.C.M., Woordenboek der Zeeuwse dialecten (Den Haag 1964). Gouw, J.E. ter, 'De Munt in de volkstaal', in: Tijdschrift van het Koninklijk Ne- derlandsch Genootschap voor munt- en penningkunde, jrg. 11 (1903) p. 126- 136, p. 197-210. Vervolg in jrg. 12 (1904) p. 136-158; jrg. 13 (1905) p. 117- 142, p. 272-285; jrg. 14 (1906) p. 191-217; jrg. 15 (1907) p. 309-326; jrg. 16 1 (1908) p. 315-343; jrg-17 (1909) P- 54-7 - Grauls, J., Hoe het werd en hoe het moet zijn. Opstellen over oorsprong en bete- kenis van woorden en gezegden (Leuven 1957). Groeneveld, R., Vaarwel gulden. Van duit tot duizend (Eindhoven 2000). Grolle, J.J., Geschiedenis van het Nederlandse bankbiljet (Bussum 1991). Grolle, J.J., Latijnse spreuken op Nederlandse munten (z.pl. [Amsterdam] 1984). Grolle, J.J., Numismatische linguistiek. De oorsprong van muntnamen en hun gebruik in de Nederlandse taal (z.pl. [Amsterdam] 1984). Harrebomée, P.J., Spreekwoordenboek der Nederlandsche Taal (Utrecht 1856- 1870). Joos, A., Waasch Idioticon (Gent/Sint-Niklaas 1900). Komrij, G., Het geld spant de Kroon. 250 jaar pecuniaire poëzie ('s-Hertogen- bosch 1987). Koster Henke, W.L.H., De boeventaal. Zakwoordenboekje van het Bargoensch of De taal van de jongens van de vlakte (Dokkum 1906). Kranister, W., The moneymakers (Cambridge 1988). Kruijssen, A., (red.), Huizinga's spreekwoorden en gezegden (Baarn 1994). Laan, K. ter, Nieuw Groninger woordenboek (Groningen/Den Haag 1929). Lessen, J.H. van, 'Over namen van munten, in het bijzonder over stuiver', in: Tijdschrift voor Nederlandsche Taal en Letterkunde, jrg. 60 (1941) p. 49- 67. Lievevrouw-Coopman, L., Gents Woordenboek (Gent 1955). Mar, A. del, History ofMonetary Systems (Maine 1983). Meulendijks, J., B. Schuil, Spreekwoordelijk Nederlands. Ruim 20.000 bekende en minderbekende gezegden, spreekwoorden en uitdrukkingen (Baarn 1998). Molema, H., Woordenboek der Groningsche volkstaal in de ïgde eeuw (Winsum 1887). Mullebrouck, H., Vlaamsche volkstaal (Koekelare 1984). Nusbaum, A., A History of the Dollar (New York 1957). Pannekeet, J., Mooi zoid. Westfriese uitdrukkingen en gezegden (Hoorn 1971). Pannekeet, J., Westfries Woordenboek (Wormerveer 1984). Philippa, M., Geld, getallen en geschiedenis. Een taalverhaal over munten en nummers (Utrecht z.j. [2001]). Polak, M.S., Historiografie en economie van de 'muntchaos' (Amsterdam 1998). Prims, F., 'De stuiver', in: Antwerpiensia, jrg. 10 (1936) p. 397-405.

237 Salleveldt, H., Het woordenboek van Jan Soldaat in Indonesië (Alphen aan den Rijn 1980). Schuermans, L.W., Algemeen Vlaamsch Idioticon (Leuven 1865-1870). Sijs, N. van der, Leenwoordenboek. De invloed van andere talen op het Neder- lands (Den Haag/Antwerpen 1996). Sijs, N. van der, P.A.F. van Veen, Van Dale etymologisch woordenboek. De her- komst van onze woorden (Utrecht/Antwerpen 19972). Stoett, F.A., Nederlandsche spreekwoorden, spreekwijzen, uitdrukkingen en ge- zegden naar hun oorsprong en heteekenis verklaard (Zutphen 19234). Tuinman, C., De oorsprong en uitlegging van dagelyks gebruikte Nederduitsche spreekwoorden, opgeheldert tot grondig verstand der Vaderlandsche Moeder- taal. (Middelburg 1726-1727). Verstegen, P.V., 'Woordgeographische studiën van de Zuidnederlandse Dialectcentrale', in: Leuvensche bijdragen, jrg. 31 (1939), p. 85-99. Wemelsfelder, J. (e.a.), Geld. Aspecten van het gebruik, het najagen en ver- spillen van geld ('s-Hertogenbosch 1964). Woordenboek der Nederlandsche Taal (1864-1998).

238 Register

De vette ingangen geven de hoofd- en subrubrieken aan. Sommige rubrieken hebben een meervoudige naam, bijvoorbeeld gierigheid, gierigaard, vrek; in zo'n geval zijn alle elementen afzonderlijk in het register opgenomen. Het register bevat vooral muntnamen, maar ook een aantal andere begrippen dat vermeldenswaard leek. Alle spreuken met een dierennaam erin zijn te vinden in de rubriek 'dieren'. De meest voorkomende muntnamen - cent, daalder, dub- beltje, gulden, kwartje, oordje, penning, stuiver - hebben allemaal hun eigen rubriek. Vette paginacijfers verwijzen naar plaatsen waar nadere inlichtingen worden gegeven, bijvoorbeeld over de herkomst van een woord.

achtentwintig (er) 49, 219 beurs, buidel, geldzak, portemon- advocaat 38 nee 23, 37, 63-64,74, 86, 88, ans, hans 78,136,179, 228-229 97-98,113,116,125,151-152, arbeid 125-128 159,175,191, 224, 230 armoede 21-34 bijbelteksten 22, 29, 53, 90-91, arts, dokter, geneesheer 36, 82, 109,113,172,181, 231 124 bijgeloof 76-77 bil, hol, kont 24, 29, 36, 45, 54, baard 78 63,139, 227 bal 224 blank(e) 39,70,117,120,142, balk, over de - smijten 190 148,166 bedelaar 21, 6y, 71 blink 179 bedrog 35-40 blut 28-31 berucht 41 bocht, de - al onder de arm heb- ben 175

239 boer (landbouwer) 43,49, 55, 57, flap 225 98,103,141 florijn 139 boer (oprisping) 63 foef 204 boes 183 frank 132,140 boom, geldboompje 33, 61-62 boter, olie, smout, spek, vet 22, gallemieze 21 52, 91,102-103,136,178,185, geen geld 101-102 197, 224 geen rooie rotcent 28-31 botje 189 geld, het regent - 205-206 braspenning 146,171 geld is almachtig 81-87 brood 92,102-103,117, 204, 222 geld is gevaarlijk 88-90 buidel, zie beurs geld is niet alles 91-94 geld is nuttig 95-96 canus 39 geld is onontbeerlijk 97-103 cent 42-47 geld moet rollen 154 centiem, centime 25, 30, 45-46, geld opent alle deuren 81-87 141 geld smijten, met - 153 geld speelt geen rol 62 daalder 48-51 geld stinkt niet 104-105 denier 3o geld trekt geld aan 204-205 dertiendhalf 63 geldzak, zie beurs dertientje 221 geloof 89,106-111 deugd 106-111 geneesheer, zie arts dieren 24, 52-58,100 gevangenis, ga direct naar de - dokter, zie arts 122 domheid 59 gierigaard 112-119 dominee, pastoor 61,110,171 gierigheid 112-119 dood, ziekte en - 221-222 God 120 dooddoeners 60-65 godspenning 168 dorst, honger 21, 23 goedkoop 142 drank 156-157 goud 36, 53,71, 73, 82, 87, 90, drek, zie kak 92,146-148, 213-214, 223, 230- droes, zie duivel 231 dubbeltje 66-69 grijpstuiver 176 dubbeltje geboren, voor een - 32 groeit me niet op de rug, het - duim, duimen, duimkruid 34, 32-33 57,112,181, 228 groot 100,137,143,191-192, 205, duit 70-75 208 duiten, met de - zitten 183-185 gulden 121-124 duivel 76-77 duizend gulden, u gaat door voor Haagse ton 164 de - 64,123 habbekrats 142 dukaat 34,107,188 hagenmunt 37 duur 78-80 halfje 119 dwaasheid 21, 24, 55, 59,123, halve cent 164,190-191 146-157 halve centiem, centime 45,141 handel 125-128 eer 106-111 handelen, onverstandig - 146- einde 232 157

240 handelen, verstandig - 207-210 malie 28,71 hans, zie ans Mammon 90 Hans van der Gouwe 226 marie 181 heelmeester, zie arts markt 123,163 heitje 225 mijt 31, 51,109,135,189-190 heller (helder) 30-31,140, 207 misdaad 35-40 hol, zie bil moos 29 Houthem, hij komt van - 115 mosterd 79 huig, iemand de - lichten 40 muziek, daar zit - in 35,129 huwelijk 134-137 muzikanten 183 ijzer 230 negenmannetje 116,144 niet veel zaaks 138-145 ironisch bekeken 33-34 olie, zie boter jaan 230 onverstandig handelen 146-157 oordje 158-163 kaan 31 op zwart zaad zitten 28-31 kak, drek, pissen, poep, scheet, opscheppen 164-166 schijten, slijk, stront 22, 24, Oudenaarde, hij is van - 114 55-56, 64, 72, 76, 86, 92, 99, overig 223-231 116,124,126,148,151,165,176, 223, 227 pastoor, zie dominee Kleef, hij komt van - 115 pegel 127,186 klinkaard 130,177 pelder 30 klinkende munt 129-131 penning 167-173 klop 224 penning zestien 79,114,157,170 kluit 25, 59, 87,119,143,154,179 'penny wise, pound foolish' 156 kluiver 113 peper 28, 79,181,184, 209 knaak 117,230-231 Philippus Quartus 23 Knipe, van De - zijn 118 Philippusgulden 218 knop 30 piaster 178 knots 184 piek 153 kont, zie bil piet, zie pit kopen kost geld 102-103 pijkens, pijkes 114,165,184 kous 190 ping-ping hebben 179-183 krats 142 pissen, zie kak kriek 184 pit, piet, pitten 26,182, 222 krijt, in het - staan 187 plaat 184 kroon 187,198, 209 plaket 229 kruis 23, 25, 31,77,110, 228 plak(ke) 191 kwadrantpenning 172 plat 174 kwartje 132-133 poen 86 leugens 73 poep, zie kak liefde 64,134-137 pond 143,145,148,156, 207, lood 22,27 229-231 louis d'or 131 ponk 185 luiers 184 portemonnee, zie beurs

241 poser, pozer 30 teergeld 93,191 prik 78,223 tientje 62 pruim 182 tijd is geld 209 tot de laatste 201 regent geld, het - 205-206 turf 178,180, 205 rekenfouten 155-156 rijkdom 175-185 uitbrander 202 rug, het groeit me niet op de - Uiterse duit 41, 72 32-33 verbrassen 153 scheet, zie kak verdienen 203-206 schelling 60,138,144,148, 205, verkwisting 149-152 229 verstandig handelen 207-210 schellinkje 140 vet, zie boter Scherpenheuvel, hij komt van - vijfje 144 "5 voor een dubbeltje geboren 32 schijf 38,135,148,191 vrek 112-119 schijten, zie kak Vrekhem, van - komen 118 schrabbes 182 vriendschap 211-212 schulden 73,186-188 seks kost geld 103 waardeloos 143-145 slappe was, goed in de - zitten waardevol 213-214 183 wensen 215-216 slijk, zie kak wie het kleine niet eert 192-193 smak geld, een - 185 wiek 184 smeergeld 38-39 Willempje 44 smies 182 windegeld 139 smijten, met geld - 153 wip 27 smout, zie boter woorden kosten niets x45 snaphaan 61 wortel van alle kwaad 108,113 snoeien 39 sou 30 zaad 28-29,52 spaan 27,182 zaad, op zwart - zitten 28-31 sparen 189-193 zaaks, niet veel - 138-145 spek, zie boter zeep, om - gaan/raken 27 spekkoper 177 zeispreuken 217-220 speldengeld 139 zesje 141,155 spie 182 zesthalf 145,155,197 spijkers 183 ziekte en dood 221-222 splint, splinters 85, 99,183,185 zilver 82,128, 231 sponk 183 zitten, met de duiten - 183-185 steekpenningen 39 zonder geld 101 -10 2 stoter 56-57,59 zwendel 39-40 stront, zie kak Zwitsers, geen geld, geen - 101 stuiver 194-200