Download Scriptie
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN FACULTEIT SOCIALE WETENSCHAPPEN Departement Sociale en Culturele Antropologie OVER -LEVENDE EMOTIES , OVER -LIJDENDE MENSEN Emotie en etnografie van het dagdagelijkse op een palliatieve zorgeenheid Eindverhandeling voorgelegd met het oog op het behalen van de graad van Licentiaat in de Sociale en Culturele Antropologie door Piet TUTENEL o.l.v. Prof. Dr. Steven VAN WOLPUTTE september 2008 ii “Deze verhandeling/dit eindwerk is een examendocument, dat na verdediging niet werd gecorrigeerd voor eventueel vastgestelde fouten. In publicaties mag naar dit werk gerefereerd worden, mits schriftelijke toelating van de promotor, waarvan de naam wordt vermeld op de titelpagina.” iii KATHOLIEKE UNIVERSITEIT LEUVEN FACULTEIT SOCIALE WETENSCHAPPEN Departement Sociale en Culturele Antropologie OVER -LEVENDE EMOTIES , OVER -LIJDENDE MENSEN Emotie en etnografie van het dagdagelijkse op een palliatieve zorgeenheid Eindverhandeling voorgelegd met het oog op het behalen van de graad van Licentiaat in de Sociale en Culturele Antropologie door Piet TUTENEL o.l.v. Prof. Dr. Steven VAN WOLPUTTE september 2008 iv Piet Tutenel, OVER -LEVENDE EMOTIES , OVER -LIJDENDE MENSEN : Emotie en etnografie van het dagdagelijkse op een palliatieve zorgeenheid Verhandeling aangeboden tot het verkrijgen van de graad van Licentiaat in de Sociale en Culturele Antropologie, september 2008 Leiding: Prof. Dr. Steven Van Wolputte Over-levende emoties, over-lijdende mensen is een studie naar het dagdagelijkse leven op een palliatieve zorgeenheid. Op weinig plekken in de westerse samenleving wordt het onderscheid tussen leven en niet-leven zo (on-)scherp gesteld als hier. Patiënten worden gerepresenteerd als levende doden (sociaal dood). Het leven dat hen nog rest, zou zijn gevuld met lijden en verval. Er lijkt op deze plek nog weinig plaats te zijn voor datgene waarin en waardoor ieders leven vorm krijgt: het alledaagse. Zonder de realiteit van aftakeling of pijn te ontkennen, wil dit werk de aandacht vestigen op dit aspect van het leven op de zorgeenheid. Deze studie is gebaseerd op veldwerk gedurende éénendertig dagen, verspreid over een periode van drie maanden (augustus-oktober 2006). De gegevens werden verzameld op basis van participerende observatie als vrijwilliger op een zorgeenheid en semi- en niet-gestructureerde interviews met patiënten, bezoekers en personeel. Tevens worden persoonlijke ervaringen en emoties als onderzoeksdata gebruikt. Hoewel de gehanteerde kaders eerder eclectisch zijn, neemt dit werk voornamelijk het antropologische denken rond emotie en de antropologie van de menselijke kwetsbaarheid als theoretische onderbouw. De relatie tussen antropologie en emotie verloopt eerder moeizaam. Emotie wordt vaak gezien als iets biologisch of alleszins individueel. Als reactie benadert de antropologie emotie als een fundamenteel sociale constructie. Er worden een aantal verschillende hedendaagse denkpistes toegelicht en beschreven. Etnografisch onderzoek verrichten op een palliatieve zorgeenheid, meer algemeen: in een ziekenhuis, is geen vanzelfsprekendheid. De methodologische en ethische uitdagingen die veldwerk binnen deze context met zich meebrengt, worden op basis van literatuur uitgeklaard en gekoppeld aan mijn ervaringen in en naast het veld. In het eerste gedeelte wordt nagedacht over dankwoorden. Bij het voorbereiden van dit werk viel op dat antropologische werken rond sterfte en dood vaak worden opgedragen aan overleden personen. Ik gebruik dit opvallend gegeven om te denken over de plaats van dood in de westerse samenleving. ‘Waarom wordt dood pas zichtbaar wanneer mensen er zelf mee worden geconfronteerd?’ Deze vraag vormt het uitgangspunt van dit deel. Om het leven op de palliatieve zorgeenheid inzichtelijk te maken, worden een aantal betekenisvelden en beelden die patiënten, bewoners en personeel gebruiken om deze plaats te beschrijven, als houvast genomen. Wat betekent het bijvoorbeeld om de gang te denken als ‘mijn wereld’ of ‘mijn thuis’? Ten slotte wordt de complexe relatie tussen plaatsen, dingen en identiteit besproken. Het laatste hoofdstuk richt zich uitdrukkelijk op emoties. Er werden vragen gesteld als: “Wat zijn emoties?” en “Waar worden emoties het sterkst gevoeld?”. De manier waarop mensen emoties omschrijven of definiëren zegt veel over heersende ideeën rond lichaam en zelf. Een belangrijk aspect van emoties lijkt te zijn dat ze lichaamsgrenzen doorbreken; emotie brengt het lichaam onder de aandacht en toont het kwetsbaar. Andere vragen die hier centraal staan zijn: “Hoe gaan verpleegkundigen om met de dagdagelijkse confrontatie met de gekwetste andere?”, of: “Wat maakt het dat op deze plaats de omgang met dood draaglijk is?”. v vi Voorwoord Het is mij een aangename plicht het verpleegkundig en ander personeel, de vrijwilligers, bezoekers en patiënten te danken voor de vele aangename gesprekken, de lekkere koffie, en de soms kostbare tijd die aan mij werd besteed. Zij hebben dit verhaal deels gemaakt. In het bijzonder wil ik de hoofdverpleegkundige bedanken om mij de mogelijkheid te geven veldwerk te verrichten op deze palliatieve zorgeenheid. Ik bewonder uw enthousiasme en grote inzet voor de afdeling. Professor Steven Van Wolputte bedank ik om mij de kans te geven rond dit onderwerp te werken, voor zijn altijd constructieve bemerkingen en vooral om mij de tijd te gunnen om mijn eigen ding te mogen doen. Mijn vriendin Anneleen dank ik voor haar liefde, haar vertrouwen en haar bovenaardse geduld. Een oprechte dank u aan vrienden en collega’s voor hun steun en om gedurende al deze tijd mijn aandacht te blijven richten op deze verhandeling. Verder wil ik graag mijn moeder bedanken, die altijd bereid is om te helpen. Ik draag dit werk op aan mijn vader Rene Tutenel. In gedachte. Piet vii Inhoud Voorwoord vii 1 Inleiding: De weg van en naar emotie 1 1.1 Opbouw 10 2 Denken over dankwoorden 13 2.1 Pornografie en dood 13 2.2 Verlies als paradox: de verb(l)indende kracht van emoties 16 2.3 Naar een emotionele antropologie 20 3 Emoties: Tussen lichamen en zelven, tussen individu en samenleving 23 3.1 Emoties gedacht: Enkele theoretische invalshoeken 23 3.1.1 Emoties als inherent: crossculturele universalia 23 3.1.2 De sociale en culturele constructie van emotie 25 3.1.3 Emotie en subjectiviteit: De fenomenologische benadering 27 3.1.4 Emotie als betekenisgevende handeling: Poststructuralistische perspectieven 29 3.2 Emoties en antropologie: Het lichaam als bron en sleutel 30 3.2.1 Kwetsbaarheid en emoties 32 4 Ziekenhuisetnografie 36 4.1 Een overzicht 36 4.2 Mijn veldwerk 40 4.2.1 Er geraken 40 4.2.2 Who watches the watchers 44 5 De afdeling: Mijn gang, mijn kind, mijn wereld 51 5.1 Mijn gang: Van thuis naar gang, van plaats naar ruimte en terug 52 5.2 Mijn kind: Dit is ‘mijn’ kind, een stuk van mezelf 57 5.2.1 Vergeten kinderen: Makers en brekers van de gang 58 5.3 Mijn wereld: de gang 62 5.3.1 Schemerzones tussen gang en wereld: De derde ruimte 64 5.4 Over dingen, plaatsen en emoties 71 6 Emoties in de gang 76 6.1 Wat zeggen we erover? 76 6.2 Belichaamde emoties: Alles gaat door de maag 79 6.3 Tot de dood ons scheidt: Emoties en zelven 84 6.4 Over gemanagede harten, geharnaste lichamen en gedragen plaatsen 87 7 Synthese en uitgeleide 95 Referenties 101 viii 1 Inleiding: De weg van en naar emotie Begin augustus 2006, zes uur twintig ’s morgens. Ik vertrek naar de plek die de komende maanden de leidraad door mijn werk zal worden. Niet wetend wat te verwachten rijd ik richting autosnelweg. Het grootverlof geeft het wegdek nog even de tijd om tot rust te komen. De rijrichting en de blik op oneindig zijn het enige wat me zeker bindt met de mensen rond mij. Als een gloeiende bol staat de zon nog zo laag aan de horizon dat de snelwegbrug, bij afrit nummer 19, eerder een reusachtig mes leek dat de bol in twee nagenoeg gelijke delen verdeelde. Het landschap rondom is zo monotoon dat enkel de voortschrijdende kilometerteller me er op attent maakt dat ik mijn doel nader. Aangekomen is de zon ingeruild voor regenwolken die even grijs zijn als het asfalt van de weg die mij van mijn doel scheidt. Het ziekenhuis is net als het station gelegen aan de rand van deze vreemde, onbekende stad. Net als de autosnelweg, beiden plekken die volgens Marc Augé (1995) toonbeelden van geen-plekken zijn. Plekken waar iedereen op doorreis is, waar mensen vreemdelingen zijn. Een korte blik werpen op de geschiedenis van het moderne westerse hospitaal leert dat deze inplanting zeker geen toevalligheid is. Ziekte en aftakeling horen nu eenmaal niet in een centrum waar men mooi moet zijn om te kunnen lachen. Elke afwijking van de norm, elk verschil moet worden verbannen uit de kern van een moderne stad. De (post-)moderne stad kan net als het hospitaal gelezen worden aan de hand van wat Foucault heterotopie noemt. In ‘Of Other Places’ (1986) beschrijft Foucault heterotopieën als: real places – places that do exist and that are formed in the very founding of society – which are something like counter-sites, a kind of effectively enacted utopia in which the real sites, all the other real sites that can be found within the culture, are simultaneously represented, contested, and inverted. Places of this kind are outside of all places, even though it may be possible to indicate their location in reality. Because these places are absolutely different from all the sites that they reflect and speak about, I shall call them, by way of contrast to utopias, heterotopias. — Foucault, 1986, zp. Is het ziekenhuis een heterotopie van de afwijking/abnormaliteit ( heterotopia of deviation ), dan bevindt de palliatieve zorgeenheid zich op de grens tussen de heterotopie van de crisis (heterotopia of crisis ) en de heterotopie van de afwijking omdat doodgaan een crisis is, maar het proces wordt in deze maatschappij tegelijk als een afwijking gezien. Het moderne hospitaal kent haar ontstaan in de achttiende eeuw toen het een plaats werd om geneeskundigen op te leiden terwijl de armen als lesobjecten (Cf.