Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland

F.P.H. Prick van Wely

bron F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland. G.B. van Goor Zonen's N.V. Boekh. Visser & Co, Weltevreden 1910

Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/pric005vier01_01/colofon.htm

© 2006 dbnl / erven F.P.H. Prick van Wely π2r

Voorrede.

Op verzoek van den schrijver is ondergeteekende gaarne bereid om over aard en strekking van 't voorliggende werk een meening uit te spreken. Het doel, dat de schrijver zich gesteld heeft, is de aanvulling en verbetering van alle in Nederland verschenen geschriften, waarin de Indische en in Nederlandsch-Indië gebruikelijke Nederlandsche woorden of geheel ontbreken of onjuist opgegeven zijn. Tevens moet de toevoeging van een vertaling van zulke woorden in 't Fransch, Duitsch en Engelsch dienen om den beoefenaars dezer talen hulp te bieden. Vergelijkt men dit Hulpwoordenboek met vroegere uitgaven van den schrijver van denzelfden aard, met Veth's ‘Uit Oost en West’, en met hetgeen in de Encyclopaedie van Nederlandsch-Indië, enz., te vinden is, dan ziet men reeds op den eersten blik, hoeveel rijker de hier verzamelde stof is. Hiervoor verdient de heer Prick van Wely den dank van alle belangstellenden, maar nog veel meer voor de groote moeite die hij zich gegeven heeft voor de juiste vertolking der woorden. Hiervoor had hij slechts over uiterst weinig hulpmiddelen te beschikken en kon alleen zijn groote belezenheid hem hulp verschaffen, waar andere bronnen hem in den steek lieten. Ieder, die het Hulpwoordenboek ter hand neemt, zal erkennen dat de schrijver geen moeite ontzien heeft om zijne taak nauwgezet te volbrengen. Behalve de in Nederlandsch-Indië gebruikelijke uitdrukkingen zijn in het werk ook opgenomen een aantal Zuid-Afrikaansche en West-Indische woorden en verouderde termen. Alles te zamen genomen, is het Hulpwoordenboek een nuttig werk voor verschillende klassen van lezers, en daarom wenschen wij het in veler handen.

H. KERN.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland I

Voorrede.

Hunc [libellum] obtrectare si volet malignitas, Imitari dum non possit, obtrectet licet. (Phaedrus).

Dit is de derde uitgave van mijn op bescheiden wijze begonnen Indische Woorden en hunne Equivalenten in de Moderne Talen, van een vijftigtal bladzijden thans uitgedijd tot een aardig boekdeel. Om te beginnen moet ik den gebruiker of beoordeelaar verzoeken eerst de correcties aan te brengen die in het verbeterblad opgegeven zijn. Ondanks alle moeite die schrijver en prote zich gegeven hebben om den drukfoutenduivel te bezweren, zijn toch eenige ongewenschte errata in het werkje binnengeslopen, deels slips of the pen, deels zetfouten en ook, helaas, enkele blunders waarvoor ondergeteekende alleen aansprakelijk is. Heeft men echter bovenbedoelde correcties aangebracht, die ik hoofdzakelijk te danken heb aan de professoren Dr. Frantzen, Dr. Salverda de Grave en Dr. Snouck Hurgronje, dan is men in bezit van een zoo betrouwbaar mogelijk - geheel betrouwbaar - lexicographisch werk bestaat nergens - speciaalwoordenboek, waarin nu ruim 3500 artikelen opgenomen zijn met de vertaling in het Fransch, Duitsch en Engelsch en bovendien vele bewijsplaatsen, die om de een of andere reden interessant genoemd mogen worden. In meer dan 10.000 gevallen vindt men dus hier iets, waar men de gewone woordenboeken - de grootste niet uitgezonderd - te vergeefs naslaat of op een dwaalspoor wordt gebracht, zoo niet geheel misleid, door de onmogelijkste of althans onvoldoende vertalingen. Gedurende eenige jaren heb ik vlijtig alle woorden, zoowel Hollandsche die in Indië veel gebruikt worden als zuiver Indische, verzameld en lexicographisch behandeld voor zoover ze in de gewone woordenboeken niet te vinden waren, waarbij ik in de eerste plaats ben uitgegaan van de Engelsche dictionnaire van Ten Bruggencate als zijnde het minst up to date in den woordenschat. Slechts enkele gevallen zijn ten overvloede opgenomen ter wille van een zekere volledigheid. Doodgewone woorden als bijv. allerlei, evenmin enz. die nu nog na een twaalfjarige bewerking in T.B. ontbreken, heb ik natuurlijk weggelaten. Andere, waarmee men om bijzondere redenen voorzichtig moet zijn, heb ik met een sterretje geteekend. Enkele daarvan zijn in Holland absoluut onbekende Indiïsmen van slechte herkomst, zooals bijv. aankeeren, andere Indiïsmen, die een heel andere beteekenis hebben dan de gelijkluidende Hollandsche termen, zooals bijv. rijden, dat hier in de schooltaal precies het omgekeerde beteekent van het Hollandsche rijden enz. Een paar woorden moest ik ook opnemen omdat ze in het koloniale

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland II idioom anders weer te geven zijn dan in het Europeesche, zooals bijv. uitslapen, bedrijfsbelasting, sprei, enz. Volledig is dit hulpwoordenboek natuurlijk ook nu nog niet, evenmin als welk ander lexicon. Zoo heb ik nog niet onder dak kunnen brengen: afpatrouilleeren, arbeidsinspectie, bestuursindeeling, blauwpijp, comptabiliteitswet, dagvuurwerk, etensblik, frikadellenbuurt, garantiekoelie, huurplankje, introducé, kasstaat, koffertjesleven, koffiepas, koortsnest, landschapskas, leestafel, Mongolenvlek, muskaatduif, nestvaren, nekken (v. een voorstel), ondergraving (bij diefstal), pensioenraad, quarantaine arts, speenbed, (soort schip), topbibit, valorisatiekoffie (Brazilië), verflensloods, visscherijstation, vuurgevecht en wapencontroleur. Op de blanco vellen achterin vindt men gelegenheid om hierbij hoorende en andere vondsten op te teekenen. Voor toezending houd ik mij ten zeerste aanbevolen. Wie zich even een idee wil vormen van de moeielijkheden bij het zoeken en werken op zoo'n buitenissig terrein als het hier ontgonnene, beproeve maar eens zijn krachten aan enkele van die woorden voor de drie talen. Dat zal hem zeker wat meer manis maken in zijn oordeelen waar ik gefaald mocht hebben, want dat ik niet overal het juiste of het beste equivalent getroffen heb, moest ik reeds boven terloops bekennen. Eensdeels kon ik dat niet, omdat vaak een equivalent eenvoudig niet bestaat, zooals voor de woorden landsadvokaat - wat men in Holland noemt rijksadvokaat - en subsistentenkader - doorgangshuis voor wegens vertrek afgevoerde of anders moeilijk in te deelen militairen - of, om eens een ander terrein te betreden, gemas, anderdeels omdat ik ondanks alle zoeken en informatie toch tot geen bevredigende oplossing komen kon. Ik zou mijn werk dan ook niet weer uitgegeven hebben, ware het niet dat niemand mijner confraters of voorwerkers1) zonder zonde is en mij de overweging moed gaf, dat, zooals Sweet zegt, zelfs a good dicitionary is necessarily a bad one. Bovendien bedacht ik ook dat he who never makes mistakes never makes anything. In elk geval heb ik mijn best gedaan om zelfs de allernieuwste boeken en bronnen te raadplegen, zooals men uit de aangehaalde plaatsen gemakkelijk zien kan. Waar mijn materiaal mij voor de dubbele moeielijkheid plaatste om van zooveel ‘onmogelijke’ woorden een vertaling te geven, die tegelijkertijd een equivalent moest zijn met het eigenaardige slang-achtig cachet dat zooveel Indische woorden aankleeft, zal men mij wel vergeven, dat ik een beroep doe op de welwillendheid van allen die mij terecht kunnen wijzen, waar ik er naast of te hoog ben. Wie daarentegen van mij iets overnemen wil, zooals reeds gebeurd is o.a. in de woordenboeken van Gallas, van Gelderen, Koenen, van Malssen, mag met zaakkundige omzichtigheid en inachtneming der vormen gerust zijn gang gaan: alléén teeken ik bij voorbaat protest aan tegen de evenzoo domme als brutale soort van letterdieverij, waaraan een zekere L. van der Wal bij de herziening van het Engelsch Woordenboek van Ten Bruggencate zich ten bate van de firma Wolters schuldig heeft gemaakt.

1) Zelfs sommige mijner critici sloegen de plank geheel mis. Zoo wilde collega D.A. Westerveld o.a. voor: postquitantie Postquittung, wat geheel iets anders is, en een zekere zich nog steeds schuilhoudende dame met middelbare bevoegdheid voor het Engelsch toonde niet eens te weten dat clericál ook is: schrijvers..., klerken... en pest ook: plaag enz. enz. Moge het publiek verder verschoond blijven van bevoegde voorlichters van deze soort!

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland III

Ten slotte zij het mij vergund mijn hartelijken dank te betuigen aan de reeds genoemde professoren, aan mijn vriend C.A. Backer te Buitenzorg voor inlichtingen op botanisch gebied, aan A. Bruant te Parijs voor zijne argot-aanwijzingen, waarvan men de meeste terug zal vinden in zijn bekende dictionnaire, aan Mr. Dr. Schumann alhier voor zijn uiterst leerzame critiek, aan Prof. Logeman te Gent voor zijn nauwlettende herziening van den tweeden druk en verder aan allen die iets bijgedragen hebben tot verbetering of uitbreiding van mijn boek, inzonderheid aan Prof. Kern en Dr. Ph. van Ronkel, zonder wier belangelooze hulp en gewaardeerde voorlichting ik het etymologisch gedeelte - waarin enkele latere bijvoegingen van mijne hand zijn1) - zeker niet in 't licht zou hebben kunnen geven.

P.v.W.

Mr. Cornelis, Juni 1910.

1) Ook moet ik er hier op wijzen, dat de in het M.S. voorkomende diacritische teekens niet voor de gebruikte lettersoort op de drukkerij voorhanden waren.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland V

Inleiding. Indië en de Nederlandsche lexicographie.

Tot de ‘Indische’ woorden in den uitgebreidsten zin zijn niet enkel Maleische, Javaansche, Soendaneesche, Atjehsche, Madoereesche, Dajaksche en andere ontleeningen uit inlandsche en uitheemsche Oostersche talen te rekenen, die in het Indisch spraakgebruik min of meer burgerrecht verkregen hebben, maar ook de Hollandsche die onder den invloed van een geheel nieuwe omgeving en door hun aanpassing aan zoo geheel vreemde omstandigheden hun moederlandsche beteekenis gewijzigd hebben of uitgebreid of beperkt of wel, door de behoefte van het oogenblik in het leven geroepen, later bestendigd zijn in den tropischen woordenschat: Nood leert niet alleen bidden maar ook spreken, zooals verderop uit eenige voorbeelden blijken zal. Zoo er nog een vergrootende trap bestond van den boven gebruikten superlatief, zou ik willen zeggen, dat ‘Indische’ woorden in het algemeen woorden zijn in Indië aan de orde van den dag of in verband met Indië veel gebruikt, hetzij in de omgangstaal of in boeken van allerlei aard, vlugschriften, verslagen, dagbladen, enz. Vele daarvan zijn ook in Nederland bekend; andere zijn uitsluitend in Indië in gebruik en in Nederland zoo goed als onbekend; sommige worden daar gebruikt in afwijkende beteekenis, terwijl met een enkel juist het tegendeel wordt aangeduid van 't in patria gangbare begrip. Zonder alweer de aloude klacht over het ‘verwaarloosd Insulind'’ te herhalen, moet ik er toch nogmaals op wijzen, dat aan die woorden niet de aandacht wordt geschonken, die zij even goed verdienen als het vreemde taalmateriaal, dat wij uit andere landen - hoe noodeloos vaak! - betrekken en met de uiterste voorzichtigheid behandelen, voor zoover wij tot het beschaafde deel der natie gerekend willen worden. Om maar eens iets te noemen van den laatsten tijd, daar hebt ge Outlanders, Foreign Words used in Dutch and their English Equivalents, een zeer verdienstelijk werkje van de heeren P. Fijn van Draat en J. De Josselin de Jong, welkom als een van nauwgezette studie getuigende aanvulling en verbetering van wat men nu eenmaal noemt ons beste Engelsch Woordenboek. Ofschoon de Indische ‘uitlanders’ dikwijls oudere rechten hebben en bij dozijnen in de omgangstaal der Nederlanders te tellen zijn, zoodat sommige zich zelfs een vaste plaats veroverd hebben in den volksmond, ook daar waar Indië slechts een droombeeld is en tegelijkertijd een wanbegrip of minder nog; ofschoon er al gevonden worden die, volksetymologisch verbasterd, nauwelijks meer te herkennen zijn, staan er in dit boekje toch slechts een paar opgeteekend zooals amok, bandjir en mandoer onder de voornamere Europeesche mededingers. Die Indische ‘uitlanders’ nu moesten ons, Hollanders, met méér dan ééne ‘eereschuld’ - het vaderland kan ruhig zijn, want het woord staat niet in Van Dale - zeker wat nader aan het hart liggen dan nu meestal het geval is en minder

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland VI als te verwaarloozen kleinigheid behandeld worden, wanneer de een of andere lexicograaf eens aan hen denkt in een verloren oogenblik - om ze maar gauw te vergeten. Op dit punt schijnt men behalve Oost-Indisch doof ook wetenschappelijk blind te zijn in patria, ondanks Dozy's Oosterlingen (1876); ondanks het opstel van Mr. Piepers in De Gids III van 1875, gevolgd door de aanvulling van een zekere(n) J. de G.H. in den jaargang 1876; ondanks Prof. Veth Uit Oost en West (1889) met zijn daaraan voorafgaande aankondiging van Prof. Dozy's Oosterlingen in De Gids van 1876 en ondanks de vele novellen, reisbeschrijvingen en romans, waarin zulke woorden in het juiste verband en soms nog met een verklarende omschrijving er bij gebruikt zijn, zooals bijv. reeds in De Gids van 1865. Het is toch werkelijk onbegrijpelijk, hoe het nu al ruim dertig jaar geleden zijnde, dat bijvoorbeeld den Nederlanders is uitgelegd, wat nu eigenlijk ‘opiumschuiven’ en een ‘opiumschuiver’, kortweg ‘schuiven’ en ‘schuiver’, is (zie De Gids 1876), sommige woordenboekschrijvers zich daarvan toch maar niets schijnen aan te trekken. Met hartroerende éénstemmigheid zitten ze nog altijd vast aan de uitgave van 1862 van het Fransche Woordenboek van Kramers-Bonte, dat toen gaf: opium schuiven, mâcher, manger de l'opium. Zoo vindt men op het oogenblik nog in de uitgave van het jaar onzes Heeren 1904 van Valkhoffs Nouveau Dictionnaire Français II: amfioenschuiven = manger, mâcher de l'opium en amfioenschuiver = opiophage, een tegenhanger van opiophage = opiumrooker of -eter, amfioenschuiver in Deel I. Één voldoening is het ten minste voor mij, dat hier nu geboekstaafd worden kan, dat de nieuwste Fransche woordenboeken, die van Gallas en Herckenrath namelijk, eindelijk het in dezen eenig goede geven en den man laten rooken. De heer Ten Bruggencate was Valkhoff voorgegaan met opium schuiven = to eat (chew) opium en heeft dit eenvoudig laten staan in het 16e duizendtal van zijn Engelsch Woordenboek (1903), terwijl als derde in dezen bond de heer Servaas de Bruin optreedt met zijn Opium kauen in de uitgave van 1897 van zijn Duitsch Woordenboek. Om een enkele fout kan men menschen, die zich met zulk ondankbaar en nooit algeheele bevrediging schenkend of definitief afgedaan koeliewerk als het schrijven van een woordenboek belasten, moeielijk een de baudets noemen, waartoe een prikkelbaar beoordeelaar allicht geneigd zou zijn, te meer waar het blijkt dat lotgenooten wel ter dege rekening hielden met de verschenen opheldering. Maar waarom blijven zij achter bij hun voorwerkers, de Neerlandici? In het Verklarend Handwoordenboek der Nederlandsche Taal toch van M.J. Koenen staat behoorlijk omschreven: Opiumschuiver = rooker van opium, zooals Van Dale het trouwens ook al heeft in de uitgave van 1898. Als er maar genoeg op het Indisch aanbeeld gehamerd wordt en dikwijls haro geroepen over zulke ongerechtigheden van de oppermannen der philologie, is er - het blijkt zoo af en toe - wel kans, dat men eindelijk tot betere inzichten komen zal. De waarheid is al op weg en als ik haar hier een klein duwtje geven kan, zal men mij dat ten slotte niet kwalijk nemen, al vindt de patiënt het voor 't oogenblik misschien onaangenaam. In zake nauwkeurigheid in de omschrijving hebben de Neerlandici hier

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland VII dus al wat voor op hun vakgenooten voor de vreemde talen, maar ook in andere opzichten staan zij hooger en in de eerste plaats wel wat de volledigheid betreft. Het volmaakte is hier natuurlijk nooit te bereiken en wordt niet gevergd ook. Waar een Murray met over de duizend medewerkers nog door een enkeling als Dr. C. Stoffel op leemten moet gewezen worden, is iedere woordenboekschrijver te verontschuldigen. Wel kan meer naar volledigheid gestreefd worden en dat zulk een streven reeds bij de Neerlandici bestaat, blijkt ten duidelijkste uit Koenen's reeds genoemd handwoordenboek, dat ofschoon veel geringer van omvang dan de zooveel grootere Van Dale op het gebied der Indische woorden heel wat meer geeft, al viel van genen uit den aard der zaak minder te verwachten. Wat het Hollandsche (een enkele maal verhollandschte) materiaal aangaat, mist men in Van Dale o.a.: achtererf, achtergalerij, apenpokken, avondtafel, Batakker, bergklimaat, besmetverklaring, binnenjongen, binnenmeid, bittertafel, blauwe, blikopener, brandspuitmeester, buiklijder, buikziekte, chemiker, chevelure, contractkoelie, copra, cultuurdwang, cultuurmaatschappij, cultuurtuin, dienstpet, dispenskast, dokter-djawa, élève administrateur, emigratie-kantoor, etensdrager, hoofdenschool, huisbediende, huisjongen, hulpleeraar, hulppriester (= kapelaan), ijsfabriek, ijshuisje, ijstang, indigo-boer, jakkepoes (d.i. vuilik, vuilpoes), kettingjongen of kettingganger, klamboehaak, klappertor, Kling, knokkelkoorts, koeliewerk, koelieordonnantie, kokkin, koolboom, kustboot, kustplaats, landsdienaar, landsdrukkerij, leestrommel, legercommandant, maalfeest, mailsluiting, Mekkaganger, mijnbouw, moskee-kas, na-avond (wel vooravond), opium-aanhaling, opiumverbruik, pandhuis, paviljoen-systeem, posthouder, prauwenveer, receptieavond, receptiegeld, regeeringsalmanak, regeeringsbesluit, reisdeclaratie, rekeninglooper, rijksbestuurder, rijstchristenen (van Kol!), rijsttafelen (het zelfst. nw. rijsttafel wèl!) roetmop, spoedcertificaat, stadsverband (= stadshospitaal), tabakker, toelatingskaart, toetje (1o. dessertschotel, 2o. toegift na het terugroepen van een zanger bijv.), tokohouder, tusschenbestuur, uitkrijgen (= uit Holland gezonden krijgen - vgl. uitzenden), vingerkom, waschman, wipstoel, zendingswerk, ziekteverlof. Onvolledig ten opzichte van Indië, zijn in het Groot Woordenboek van Van Dale behandeld: afkomen (gepubliceerd worden van oficeele stukken); bank = Eng. settee, soms = divan; binnenplaats = plaats in de binnenlanden; bruidstranen = 'n soort roode of witte klimplant; boei = gevangenis; boorwater = artesisch water; daggelder = ambtenaar die op non-activiteitstraktement of pensioen gesteld voor een zeker daggeld werkt; dienstdoener = paard voor dagelijksch gebruik uitstekend geschikt; handwagentje - cabriolet om zelf te mennen; herplaatsing = aanstelling in gouvernementsdienst na verlof of ontslag; hardlooper = snelvarende boot behalve goed loopend paard; helmhoed = tropisch hoofddeksel voor iedereen in den vorm van een helm; Hollander = Hollandsche sigaar tegenover de Manilla; kampement = de verzameling van gouvernementswoningen voor officieren; kettingganger = tot krakallen veroordeelde inlander; kanarievogel (of geelvink) = de in een met veel geel uitgemonsterde uniform uitgedoste inlandsche politiedienaar; labaar = lange gekleede jas; landraad = rechtbank voor inlanders; looper = soort van palfrenier

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland VIII achter op het rijtuig staand; maaltijd = tijd waarin men het suikerriet maalt; ménagère = huishoudster-bijzit; nalezer = minder betalende abonné op een leestrommel, die de boeken en tijdschriften pas krijgt nadat ze door de handen zijn geweest van de gewone lezers; ☐ pot = groene kelderflesch; rechercheur = douane-beambte; revisor = controleur van de tram; ronzebons = samengeraapt inlandsch harmonie- of fanfaregezelschap; schilderij = iedere schilderij of gravure; schutsel = paravent; slaapbroek = de gebatikte of katoenen négligé-schuifbroek, waarmee men ook slaapt en die bij de kabaja hoort; soldatenkind = kind van een gehuwd soldaat; spekkoek = soort van gebak uit verschillend gekleurde lagen bestaande; speelplaats = gelegenheid tot hazardspelen van regeeringswege erkend; sprei = het beddelaken waar men op ligt; tuin = buitenplaats in de 18e eeuw; tentwagen = soort van vis-à-vis met leeren tent, terwijl tent zelf ook is, wat wij in Holland de hemel noemen van een bed; theehuis = Japansche inrichting, waar thee geschonken wordt; tuinwerk = het werk in de plantages; venduhouder = particulier, die voor vertrekkenden de vendutie regelt en houdt; vendumeester = de ambtenaar, die bij de venduties aanwezig moet zijn; verlofganger = iedere ambtenaar of door het gouvernement aangestelde, die met verlof gaat; waschmeid = de inlandsche vrouw, die aan huis de wasch komt doen enz. Dat men althans volgens de woordenboeken in Nederland niet schijnt te weten dat ‘kamp’ ook vrouwelijk is in de beteekenis van stadswijk, bijv. de Chineesch kamp en dat ‘malloot’ ook zeer dikwijls als adjectief gebruikt wordt, is te vergeven, maar niet dat er van hooggeleerde zijde aanmerking gemaakt werd op ‘den-Oost’, wat men in Indië dagelijks hoort en in de literatuur om de haverklap ontmoet tot bij Couperus toe. Zoo ziet men dat er ook grammaticale afwijkingen zijn, waarop de aandacht moet gevestigd worden en wil men heel uitvoerig het Indisch Nederlándsch behandelen, dan kan men de zeer gemeenzame spreektaal en het slang met zijn rijkdom van uitdrukkingen en afkortingen niet links laten liggen. Enkele daarvan zijn min of meer bekend, zooals ‘naar boven gaan’ = naar de bergen gaan tot herstel, anders gezegd ‘een kouwe neus gaan halen’ en ‘de Chineesche kerk’ = de alwetende men, maar wat zegt u, totok, bijv. een roman-titel als Nummer Elf van Maurits of de afkorting A O = arak obat = medicinale arak, ook wel genoemd 1, 15,2 naar de volgorde der letters A O B in het alphabet? Wat beteekenen afkortingen als B.B. (binnenlandsch bestuur) en wat zijn ambtenaren die de BéBé-koorts hebben? Wie is de geheimzinnige B.V. (buitenlandsche vijand), waarover men het altijd zoo druk heeft in de dagbladen? zal de Hollandsche krantenlezer mogelijk vragen. En is het geen vermelding waard voor de paroemiologie, dat men te Batavia van iets zegt, dat het zoo oud is als de weg van Jacatra of dat er nog heel wat water door de Tjiliwong zal moeten loopen eer dit of dat gebeurt? Deze korte aanduidingen mogen hier volstaan wat het Hollandsche element betreft1), thans een enkel woord over de ontleeningen uit het Maleisch-Polynesisch, waarvan het Indisch Hollandsch wemelt.

1) Vollediger vindt men dit alles behandeld in mijn Neerlands Taal in 't verre Oosten (Semarang, Van Dorp).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland IX

Het aantal dier woorden, waarmee de baar ‘uitkomt’, is niet groot. Zonder zelf te weten waar die woorden vandaan komen, heeft hij in Holland misschien gesproken van: baadje, bakkeleien, bamboe, brani, gladekker, de ware pisang of een leuke pisang, rotting, soebatten, voor tjomme (van per tjoema = te vergeefs, om niet > gratis), maar al spoedig zal hij zich in 't land der Zonne zulk een aantal Oosterlingen eigen gemaakt hebben, dat ze hier niet anders dan rubrieksgewijze te vermelden zijn. Namen van Indische ambten en bedieningen of eeretitels; namen van dieren, boomen, planten, bloemen en vruchten; namen voor spijzen en wat daarbij hoort; namen voor munten, maten en gewichten; namen voor kleedingstukken en sieraden; namen voor werktuigen en gereedschappen enz., haast alle ontleend aan de meest gesproken Inlandsche talen. Doet hij mee aan de hebbelijkheid van sommigen om ook nog voor de geur of uit geestigheid hun Hollandsch te verindischen, dan zal een later uitkomende zijn taal haast niet meer herkennen (Vgl. De Gids III 1876, p. 299). Natuurlijk komen niet al deze woorden in aanmerking voor een lexicographische beurt in de gewone Hollandsche lexica, tenzij in de Encyclopedie van Ned. O. Indië, waar ze echter ook nog niet alle te vinden zijn, maar er zijn er toch genoeg, die men nu noode mist. Met genoegen kan echter de belangstellende waarnemen, dat er langzamerhand méér werk gemaakt wordt ook van deze soort van woorden. Voor een Indischman is het zelfs verrassend, als hij in het beknopte etymologicon van den Belgischen hoogleeraar Vercoullie, als uit het Maleisch vindt opgegeven: arèn, baadje, baar, bakkeleien, banjir, beri-beri, gladakker, guttapercha, jutte, kakketoe, karbouw, kasuaris, klapper, kris, lorre, moeson, negerij, orang-oetang, papegaai, pinang, pinter, pisang, prauw, rotting, soebatten, slendang, gezwegen nog van verouderde termen als: orimbaar, kaalkop, krab en pitsjaar. En is 't niet voor velen beschamend, dat in het niet eens den gewonen omvang van een school-dictionnaire overschrijdend Deensch-Engelsch Woordenboek van Larsen o.a. artikelen als babirussa, dammar, kakerlak in zijn twee beteekenissen, kalong, pompelmus in zijn juiste spelling, siamang en zelfs vauvau te vinden zijn? Waar in de Woordenlijst van De Vries en Te Winkel van 1879 de oogst van meer speciaal Indische woorden nog maar schraal is, niettegenstaande protesten en verlanglijstjes bijv. in De Spectator, zien we in de uitgave door Dr. A. Kluyver in 1898 bezorgd al een merkbaren vooruitgang, al missen wij noode batikken, sambal enz. Onder dit enz. zelfs woorden, die de bovengenoemde Deen wel een plaatsje geeft! Evenmin echter is het Groot Woordenboek van Van Dale hier volledig. Zoo geeft het, om maar eens een greep te doen, niet: lombok, tjitjak, toewak, warong enz. De heer Koenen gaf vroeger ook hier al meer dan Van Dale, zelfs loemboeng (= rijstschuur) en samenstellingen als: waronghouder en warong-houdster. Nog grootere vooruitgang valt waar te nemen in de in 1903 verschenen Nederlandsche Woordenlijst volgens de beginselen van de ‘Vereeniging tot Vereenvoudiging van onze Schrijftaal’, waaruit ik opteekende: baboe, batikken, berri-berri, djatihout, , goedang, hadjie, kabaai, kajoepoetolie, kampong, ladang, mandiën, minjak, missigit, nènè,

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland X njonja, nonna, paddi, pajong, pasar, passer, patjol, piedjitten, pikeren, pisang, radja, , siri, soesoehoenan, soeza - wat al heel wat is voor een boekje, dat volstrekt niet als volledig bedoeld is. Wie had de nè-nè bijv. reeds verwacht als een bekende der Hollandsche vereenvoudigers? Eenigszins teleurstellend is daarom niet alleen het in 1906 verschenen kleine Vreemde Woordenboek van P.M. Wink, waarin de meeste omschrijvingen onjuist zijn - bijv. kotta = dorp (op ), kris = getande dolk, missighit = inlandsche moskee op Sumatra enz., - maar ook het groote standaardwerk van L.M. Baale en Mr. Dr. C.H. Baale, nog wel uitsluitend een Handboek van vreemde woorden en uitdrukkingen . Onvolledig is het, om te beginnen, in zulke mate, dat zelfs heel gewone woorden als kabaai of pantoen er niet in voorkomen. Wat echter onbegrijpelijk blijft en zeker ongelooflijk klinken zal, is, dat in dit door gestudeerde menschen uitgegeven lexicon, waarvoor toch de nieuwste bronnen geraadpleegd hadden kunnen worden, fouten aan te wijzen zijn, die den Indischman doen vragen of er dan nooit een Indië heeft bestaan, al is 't dan ook maar in naam. Een paar voorbeelden zullen voldoende zijn om aan te toonen, dat de bokken van de Baale's in evenredigheid zijn met de dikte van hun litterair product. Op kleinigheden als bijv. papayaceeën = kalebassen, pompoenen of krissen eenvoudig: dooden, wordt hierbij niet eens gelet. Maar, waarde lezer, hebt ge ooit gehoord van een op de Molukken van wiens vruchten brood gebakken wordt? Dat is ... de kanarieboom, volgens Koenen weer: een boom op de Molukken met vruchten als ... blauwe pruimen! Als tegenhanger zij hier enkel uit het Handboek nog vermeld de mangouste, waarmee, zooals men weet, in het Fransch de ichneumon en ook soms onze manggistan aangeduid wordt, bij de Heeren Baale echter: vruchten van den mangostan, een boom ... die op de Molukken voorkomt. Over het algemeen wint Koenen het nog altijd van Van Dale op dit gebied, niet alleen wat de volledigheid, maar ook wat de juistheid van omschrijving betreft. Waar bijvoorbeeld Van Dale toean besar vermeldt als de naam door de inlanders aan den G.G. (Gouverneur Generaal) gegeven, is Koenen juister door eenvoudig te zeggen - groote heer, gouverneur-generaal, want ook de Europeanen gebruiken dit woord nog al eens. Jammer echter was, dat Koenen in vroegere edities in dezen veel te ver ging en allerlei woorden opnam uit ethnographische en aardrijkskundige werken, die men in Indië nooit ofte nimmer hoort of zelfs niet onder de oogen krijgt, zooals amben, bebed, betoeng, datoe, gadok, garoe, kendang, ranggon, saboek, tjoepoe enz. Met loffelijke royaliteit echter heeft de firma Wolters den heer Koenen in de gelegenheid gesteld zich de medewerking te verzekeren van een deskundig Indischman, zoodat de hoop gekoesterd worden kon, dat binnen eenige jaren althans één Nederlandsch Woordenboek in dezen het ééne noodige en ook niet meer of niet minder geven zou. Helaas, het heeft, vermoedelijk door inmenging van een ongenoemden derde, niet zoo mogen zijn. In de uitgave toch van 1909 wemelt het nog steeds van grootere en kleinere onnauwkeurigheden behalve de overtollige addenda door een Hollandschen beoordeelaar aan de hand gedaan. Zelfs in een speciaal woordenboek voor Indië zouden

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland XI bijv. ajer ijs, angoer, miloe, panewoe, Soekoe of toekang medja best gemist kunnen worden, waar tegenover staat dat bijv. kates en njai niet te vinden zijn. Mogelijk is het laatste uit 'n valsch gevoel van preutschheid geschrapt. Zou het echter minder fatsoenlijk zijn dan kweesterij? En heeft Shakespeare dan voor niets gezegd: to gain the Language, 't is needfull, that the most immodest word be look'd upon, and learned? Het ergerlijkste is wel in Koenen de ongelijke behandeling van één en hetzelfde woord. Zoo is bijv. angkloeng: een soort van muziekinstrument hangende in een bamboeraam, maar ankloeng: muziekinstrument; roosterachtig toestel van bamboezen kokertjes in opklimmende lengte! Zie ook loemboeng en lombong, pantoen en panton enz., waarbij minstens op één plaats des Guten zullen we maar zeggen te veel gegeven wordt. Bevreemdend is het zeker, dat tegenover een teveel in een kleiner woordenboek een flagrant tekort staat aan beide categorieën van woorden in het allergrootste onzer lexica: het, helaas, nog maar steeds niet voltooide reuzenwerk door De Vries en Te Winkel op touw gezet. In de door mij hier te bereiken deelen a-aju, g-gitz en o-ooiev mist men reeds zuiver Nederlandsche woorden als: aanboren, achtererf, achtergalerij, advokaat (vrucht), ommekomst (van verlof), ontevredenheidsbetuiging en ontvang-avond, alsmede zeer dikwijls gebruikte leenwoorden als: administrateur, administratief en adviseur, om van zuiver Indische als, adat, gamelang, gekko, obat enz. niet eens te spreken. Verder kent dit Woordenboek-fragment ‘aanplant’ alleen als de daad van aanplanten; ‘onderneming’ alleen in zijn Hollandsche en ‘onderpastoor’ alleen in zijn Vlaamsch-Belgische beteekenis; ‘onderschout’ enkel als een historische term voor een zeker rechterlijk ambtenaar en ‘ondercollecteurs’ of ‘onderluitenants’ natuurlijk in het geheel niet. Enkele dezer verschovelingen heeft het grootste complete Nederlandsch Woordenboek, dat van Kuipers van 1901 namelijk, al op zijn creditzijde, hoewel ook hier een niet onaardig debet te constateeren valt, dat niet aangezuiverd wordt door overtolligheden als kendak q.v. of ketapan, rijstblok. Over 't algemeen echter is Kuipers te prijzen en wel om zijn streven naar zelfstandige, op eigen onderzoek berustende bewerking. Waar zoo vele zijner voorgangers tegen de klippen der onbenulligste naschrijverij op maar wat neerpennen en zoodoende van den wal in de sloot raken, gaat hij ad fontes zooals het hoort. Sommige zijner artikelen zijn dan ook waarlijk een lust voor den Indischen lezer, en des te meer is het daarom te betreuren, dat hij hier en daar er zoo schromelijk naast is. Om nog eens een paar k-woorden te nemen, hoe kan men nog in 1901 laten drukken, dat kabaai is: een soort van kamerjapon of dat de kanarie-boom thuishoort ... op de Molukken alweer? De onkritische behandeling der Indische woorden in de ‘verklarende’ (hand)woordenboeken en woordentolken heeft vèrstrekkende gevolgen vooral in de dictionnaires voor de vreemde talen. Als voorbeeld van wat ik bedoel, neem ik het woord banana in het Engelsch Woordenboek van Ten Bruggencate 1902: banana, zegt de schrijver, is een tropisch gewas (verwant aan de plantain) met zeer voedzame vruchten, een soort van vijgeboom. Had hij eenvoudig gezet banana = pisang, dan was zeker een even groote duidelijkheid bereikt als bij zijn plantain = pisang.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland XII

De verwantschap, waarop hij wijst, is in de praktijk een algeheele identiteit. In Hobson-Jobson, A Glossary of Anglo-Indian Colloquial Words and Phrases door Yule en Burnell vindt men hierover i.v. plantain: ‘This is the name by which the Musa sapientum is universally known to Anglo-. Books distinguish between the Musa sapientum or plantain, and the Musa paradisaica or banana but is hard to understand where the line is supposed to be drawn. Variation is gradual and infinite’. De tweede omschrijving ‘een soort van vijgeboom’, zal wel ontstaan zijn door verwarring van banana met banian of banyan, welke laatste twee woorden, ofschoon hetzelfde beteekenende, door Ten Bruggencate op geheel verschillende boomen toegepast werden. Achter banyan gaf hij o.a. banaan, en achter banyan Indische vijgeboom, waarvan de takken (!) zoo ze den grond raken, wortel schieten en weer stammen vormen. Ieder Indischman herkent natuurlijk de waringinsoort die luchtwortels uitzendt, in het Latijn Ficus indica, verwant met den waringin = Ficus benjaminea. Ook de bekende mang(g)a heeft in de woordenboeken heel wat verwarring gesticht. Ter verduidelijking gaf Ten Bruggencate achter mango tusschen haakjes: soort vanmeloen. De meloen schijnt een breeden rug te hebben, want achter papaw, de bekende papaija, staat nog altijd ‘meloenboom’, waar Valkhoff ten minste ‘papaya-boom, Amerikaansche meloenboom’ zet. Erger nog echter was het bij het op mango volgende woord, namelijk mangrove, waarvoor gegeven werd: tropische boom, mangoboom. De mangrove heeft met de manga niets te maken - behalve in het Engelsche woordenboek van Picard, waar we precies dezelfde verwarring vinden. Susan-Poser's Taschenwörterbuch maakt het alweer bonter, door Mangelbaum = mangelstok ook dienst te laten doen voor Mangobaum. De derde in den bond ontbreekt ook hier weer niet, want Valkhoff, Dict. Français-Hollandais vertaalt mangue, vrucht van den wortelboom en manguier, wortelboom met verwijzing maar manglier. Het bekende teak of teak-wood is, voor zoover het gegeven wordt, ook een hard nut to crack. Ten Bruggencate maakte ervan ‘tek’ soort van hout, en Valkhoff zet i.v. teck (tek) het Engelsche ‘teak-’ of theka-houtboom, waar het Indische djati(e) voor de hand lag, dat door Van Dale zelfs in niet minder dan vier spelvormen gegeven wordt: jati, jatti, djati en djatii, gezwegen nog van de verouderde benamingen kajaten-hout of kiaten-hout. Voor de Indische leerlingen der middelbare school en voor de andere beoefenaren der moderne talen, die heel wat woordenboeken noodig hebben - pour si peu de connaissance! - is het verder een onafwijsbare eisch, dat de dictionnaires de Indische equivalenten geven en niet de Hollandsche benamingen of omschrijvingen, die slechts door enkelen begrepen worden. Daar Indische menschen voor bepaalde ook in Europa bekende dingen nooit anders dan woorden uit het Maleisch-Polynesisch gebruiken, zooals djagoeng voor maïs en bedak voor poudre-de-riz, zullen zij aan sommige overigens goede vertalingen in hun woordenboek niets of weinig hebben. Zoo zegt bijv. aubergine = eierdragende nachtschade hun evenmin iets als mélongène - eierplant, daar het hier bedoelde gewas alléén als terong in Indië bekend is. Verder kent men in Indië geen

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland XIII

‘fleschappel’ (zie corossol), maar wel den ‘zuurzak’ en noemt men de piment of poivron = Spaansche peper, vrucht der Spaansche peper altijd ‘lombok’, ricin niet: wonderboom die de ricinusolie oplevert, maar djarak die de castorolie oplevert enz. Waarom pisang als ‘adamsvijgeboom’ omschreven wordt, is niet duidelijk, aangezien pisang toch nu bekend genoeg is,1) evenals het woord klamboe voor moustiquaire = muskietennet, bedgordijn of net ter beschutting tegen den steek der muskieten enz. Van minder belang is de spelling der Indische woorden, maar daarom mag ze nog niet zóó verwaarloosd worden als nu meestal het geval is. Krampachtig houdt men vast aan schrijfwijzen, die geheel in strijd zijn met de uitspraak zooals die in Indië gangbaar is. Afgezien van Van Dale's siampan, dat wel een drukfout voor sampan zal zijn, vindt men nog haast altijd bamboes in plaats van bamboe, gorami voor goerami, gonje voor goenie, hadschi (Valkhoff) voor hadjie, kajepoet of kajeput voor kajoepoetie, mangostan (bij Van Dale en zelfs in het Nieuw Plantkundig Wdbk. voor N.I. van De Clercq-Greshoff) voor mangistan, mousson voor moeson, moskiet voor muskiet, pampelmoes voor pompelmoes, rottang voor rottan en upas (Ten Bruggencate) voor oepas, terwijl orang-oetang eigenlijk orang oetan moest zijn. Ook op dit punt had men in Holland al lang beter ingelicht kunnen zijn, want een zekere A.C. Oudemans vraagt bijv. in het oude Magazijn van Nederlandsche Taalkunde van 1847 (pag. 33) reeds, waartoe die sluit-s van bamboes toch dient, en wat verder protesteert hij tegen de Bilderdijksche schrijfwijze Maleitsch in plaats van Maleisch. Een andere fout van onze woordenboeken voor de vreemde talen van vóór of even na 1900 is hun onvolledigheid wat aangaat het tweede deel, hetzij Hollandsch-Fransch, Hollandsch-Duitsch of Hollandsch-Engelsch, in welke leemte dit Hulpwoordenboek tracht te voorzien. Hier zijn natuurlijk niet dezelfde eischen te stellen als aan een Nederlandsch verklarend woordenboek en moet men al heel tevreden zijn, als men die Indische uitlanders vindt, die in Nederland burgerrecht verkregen hebben. Zoo vinden we dan ook in Ten Bruggencate's dictionnaire (1903) amok, arak, dessa, gladakker, kapok, karbouw, kraton, kris, orang-oetan(g), prauw, radjah, saroeng en toko, maar bijv. niet adat, waarvan Prof. Veth in zijn Uit Oost en West zei, dat het meer recht heeft dan dessa en evenveel als prauw om in een Nederlandsch woordenboek te worden opgenomen. Evenmin akal, niettegenstaande in het pas genoemde boek te lezen staat: ‘Het zal dus noodig worden ook dit woord onder de aanwinsten onzer taal in Indië op te nemen.’ Voorzeker zal het moeielijk zijn hier de grenslijn te trekken tusschen wat als aanwinst te beschouwen is en wat niet, doch liever zondige men door overmaat dan door te weinig. Met een gerust geweten zal men dat al vast kunnen doen ten aanzien van de Hollandsche woorden die wij in Indië dagelijks bezigen en die men even goed buiten Indië noodig heeft, zoodra men wat hooger komt dan de gewone engere kringen van het leven in het moederland. Het leven in de tropen, van huis uit anders, materiëel ruimer en in maatschappelijken zin intiemer dan de zoo

1) Helaas, neen! In de laatste uitgave van Koenen staat nog: banaan (Port. banana): W.-I.; in O.-I. altijd: pisang; soort van palmboom!

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland XIV gelijkvloersche sleurgang van het ondanks alles onvergetelijk moederland, brengt den kolonialen gelukzoeker in onmiddellijke aanraking met menschen en dingen, waarmee hij vroeger nooit te maken had. Hoeveel Hollanders bijv. hebben een koortsthermometer - óók een weeldeartikel - in huis of weten van een ijsbal, ijsbon, ijsdepot, ijsemmertje, ijsfabriek, ijshuisje, ijskan, ijskast, ijskist, ijsmachine, ijstang? Treffend is het toch wel, dat een goed Hollandsch woord als bijv. achtererf noch bij Ten Bruggencate, noch bij Servaas de Bruin, noch bij Picard, noch bij Kramer, noch bij de Jaeger, noch bij Valkhoff, noch bij Gallas, noch bij Herckenrath, noch bij Borlé & Nolen, noch bij Susan-Poser, noch bij Kramers-Scholte, noch bij van Gelderen, noch bij Calisch, noch bij van Malssen, ja, niet eens in Van Dale te vinden is. Met één groep dier Hollandsche woorden zij men vooral op zijn hoede: die namelijk, welke te voren als onvolledig door Van Dale behandeld aangeduid zijn. Soortelijk zuiver Hollandsch, hebben ze een specifiek Indische beteekenis aangenomen of een oud-Nederlandsche bewaard. Daar is bijv. het nog altijd wat duistere amper. In Holland beteekent dat in sommige streken: eventjes, net, precies, op het kantje af - in Indië in aansluiting bij het Maleische amper: bijna. Verder buitenpost = poste avancé, avant-poste (Valkhoff), maar in Indië wat de Engelschen noemen een out-station en niet = out-post. Dat tentwagen niet gelijk is aan tilt carriage of hooded carriage blijkt uit het voorafgaande en zoo is er evenmin rekening gehouden met Indië wat betreft wagenpaard, als men 't vertaalt door carthorse, dus karrepaard, waar een Indischman altijd denkt aan een rijtuig-of koetspaard. Op rijen wees ik reeds in de voorrede, terwijl Koenen o.a. nog gewezen moet worden op spekkoek, hier te lande absoluut niet = pannekoek met spek. Verdere gevallen zal men wel vanzelf ontdekken in mijn boekje. Het ergerlijkst van wege de onwetenschappelijkheid echter is in die klasse van woordenboeken voor de vreemde talen de behandeling der echt Malayopolynesische woorden, voor zoover zij opgenomen zijn, want de meesten schitteren door hun afwezigheid. De alleen aan zijn te vullen kous denkende ‘trekker’, die taalhistorie en wat dies meer zij lekkertjes aan zijn laars lapt, vindt het natuurlijk niets of er nu staat: prauw = Indian vessel, dan wel of prahu; pikol = quantity of rather more than sixty kilogrammes dan wel picul of pecul enz. Helaas, blijkens een beoordeeling - van doctorale zijde nog wel - van mijn Indische Woorden staat die nuchtere tropenbewoner niet alléén. Men zal zich wel weten te redden, wordt daarin gezegd. Zeker, ook de dief weet zich te redden, maar dat is de quaestie niet. De vraag is, welke redmiddelen de philologie aan de hand kan doen. Wie nog eenig wetenschappelijk eergevoel behouden heeft, al heeft hij wat lang onder de palmen gewandeld, kan geen vrede hebben met de onbeholpen foefjes en de demoraliseerende ontduikingen der moeielijkheid, zooals die bij hoogere burgers in zwang gekomen zijn, maar gaat zoeken en nasnuffelen en, hoe meer hij zoekt, hoe meer hij vindt en hoe helderder zijn inzicht wordt in de ontwikkelingsgeschiedenis der menschheid, waarvan de philologie ook één der eerste voorlichtsters is. Zich er uit te redden, kan wel het grondbeginsel der advokatenwijsheid

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland XV zijn of van een school voor zakkenrollers, maar niet gehuldigd worden in den dienst der kundigheden die strekken moeten tot hoogere beschaving of ontwikkeling. Waar men bijv. in beknopte Engelsche afleidkundige en andere woordenboeken als dat van Skeat of dat van Chambers reeds zoo ver is, dat van woorden als proa, penuang en pecul etymologische verklaringen gegeven worden, gaat het toch niet aan Jan Kalebas-vertalingen te geven als de boven aangehaalde. Wie zulk maakwerk op de markt brengt, geeft den gebruiker van zijn boek meer dan één koopje: hij verdonkeremaant een taalhistorisch feit en levert ten slotte toch niets bruikbaars, want aan omschrijvende vertalingen heeft men voor de practijk weinig. Reeds in de moedertaal is omschrijving in de meeste gevallen een kunststukje van kennis en schakeering, dat maar weinigen klaar kunnen spelen. Een paar voorbeelden nog. Wat zal de Hollander zich moeten denken bij Van Dale's sarong = een huiskleed der vrouwen in Oost-Indië: veelkleurige, korte rok die nauw om het lichaam sluit? Aan dergelijke onjuiste of onduidelijke omschrijvingen ligt het, dat men in de woordenboeken voor de vreemde talen ontdekkingen doet als: baboe = nourrice, snaar (bijzit) = sister-in-law, oudgast = late official in India, the Indies, enz. Hiermee (h)abis perkara. Het bovengezegde zal, naar ik vertrouw, wel voldoende zijn om bij nauwgezette werkers op het gebied der lexicographie de overtuiging te vestigen, dat er nog een groot en rijk arbeidsveld voor hen open ligt, terwijl het reeds ontgonnen gedeelte zorgvuldige herziening vereischt en om te beginnen - kennisneming van het goede dat ook uit de Europeesche bronnen te halen is. In dit boek nu is een poging gedaan om hun den weg daarheen te wijzen, méér niet: Feci quid potui, facient meliora potentes.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland XVII

Lexicographisch gedeelte.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland XVIII

Afkortingen en teekens.

An. = Annandale, Concise Dictionary. B. = Bouillet, Dictionnaire des Sciences, des Lettres et des Arts. Br. = Brockhaus, Conversationslexikon. Ch. = Chambers, Twentieth Century Dictionary. Ch. B. = Chailley-Bert, Java et ses Habitants. D.D. = Dennys, A descriptive Dictionary of British Malaya. C.I. = Cyclopaedia of India. D.K.K. = Deutscher Kolonial-Kalender. D.K.Z. = Deutsche Kolonial Zeitung. F. = Flügel, Allgemeines Englisch-Deutsches Wörterbuch. Favre = Favre, Dictionnaire malais-français. F. & H. = Farmer & Henley, Slang Dictionary. G. = Gerstäcker, Reisen II. G.I.N. = Guide à travers la Section des Indes Neérlandaises (Exposition universelle à , 1900). H.D. = Hatzfeld-Darmesteter, Dictionnaire général de la langue française. H.J. = Yule & Burnell, Hobson-Jobson. L. = Larousse, Dictionnaire complet. Li. = Littré, Dictionnaire. M. = Murray, Oxford Dictionary. Mr. = Meyer, Conversationslexicon. M.S. = Muret-Sanders, Encyclopädisches Wörterbuch der englischen und deutschen Sprache. M.V.E. = Marre, Vocabulaire explicatif des mots de provenance malaise et javanaise usités dans la langue française. N.L.I. = Nouveau Larousse Illustré. Sc. = Ch. P.G. Scott, The Malayan Words in English. S.T. = Straits Times. S.V. = Sachs-Villatte, Encyclopädisches Wörterbuch der französischen und deutschen Sprache & Parisismen. T. = Times. W. = Webster, International Dictionary. Wh. = Whitney, The Century Dictionary. W.S. = Supplement to Webster's International Dictionary. Wt. = Watt, The Commercial Products of India. spr. = spreek uit. † = niet meer in gebruik of verouderd. * = zie voorrede. [N] = in Nederland in gebruik. [Z.A.] = in Zuid-Afrika in gebruik. [Inl. spr.] = inlandsch spraakgebruik overgegaan in 't Europeesch dito.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 1

A.

AO: zie arak obat .

aaltjesziekte

[van het suikerriet]. e tylenchus disease. f maladie causée par le tylenchus. d Tylenchus-Krankheit.

aan

[De mail is -]. e in, bijv. the mail is (not yet) in. f arrivé(e). d angekommen.

aanboren

[petroleum, etc.] e to strike, bijv. to strike oil, ore. Ook to get (at). f trouver, découvrir. d anbohren.

* aanhoogte

e (steep) incline, ascent, acclivity, slope. f montée, pente, rampe. d Anhöhe, Auffahrt.

aanhoorigheden

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland [v. een huis] e (all) the appurtenances. f l'appartenance, les dépendances. d die Pertinenz(i)en.

aankap

e 1. felling; 2. zie houtaankap . f 1. coupe; 2. zie houtaankap . d 1. Holzung; 2. zie houtaankap .

* aankeeren

e drop in, look up, look (call) in. f passer chez qqn. d vorsprechen (antreten) bei jemand.

aanleggen

[de thermometer] e apply. f appliquer. d einlegen, ansetzen.

aanlegsteiger

e jetty, landing-stage. f débarcadère. d Landungsbrücke.

aanpassingsvermogen

e adaptability, adaptive power. f faculté de s'adapter. d Anpassungsvermögen.

aanplant

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e plantation; growth, planting. f plantation; jeunes plantes. d (An)pflanzung; Anbau.

aanstelling

e (deed of) appointment. f nomination. d Bestallungsbrief.

aanvraag

[- om woeste gronden] e application for (government) waste land. f demande de terres vacantes (vagues). d Gesuch um unkultiviertes Land.

aanvullingsexamen

e complementary examination. f examen complémentaire. d Ergänzungsprüfung.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 2

aardstoot

e shock of (an) earthquake. f secousse (de tremblement de terre), secousse sismique. d Erdstosz (S.V.).

aard(ver)schuiving

e land-slip, ook land-slide, earth-slip, earth-shoot. f dislocation de terre; éboulement (de terre), ook glissement (de terrain). d [der] Erdrutsch, -schlipf, Bergrutsch.

abis perkara

e there (is) an end (of the matter); done; finished; etc. f fini; assez! baste! d damit ist die Sache aus (zu Ende), fertig; Punktum; Schwamm drüber.

acclimatisatie

e acclimatization, acclimation, acclimatation. M. citeert: The words acclimation and acclimatization are not synonymous. The former is understood of the spontaneous and natural accommodation to new climatic conditions, the latter of the intervention of man in this accommodation. f acclimatation, acclimatement. d Akklimatisierung, Akklimatisation, Akklimation (D.K.Z.).

acclimatisatie-proces

e acclimatization process. f procès d'acclimatation. d [der] Akklimatisations-vorgang.

acclimatisatie-station

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e acclimatization station. f station d'acclimatation. d Akklimatisierungsort.

acclimatiseeren

e to (ac)climatise of acclimatize. f acclimater; s'acclimater. d (sich) akklimatisieren, (sich) an ein Klima gewöhnen.

achtererf

e back-yard, back premises. f arrière-clos, arrière-cour, cour de derrière (De Lenthiolle, Relation, p. 19). d [der] Hinterhof.

achtergalerij

e back-veranda(h). f véranda(h) de derrière. d hintere Veranda.

achterland

e hinterland. f arrière-pays. d Hinterland.

achterstand

[van bureauwerk] e arrears, bijv. to polish off en bring up arrears. f arrières, arrérage(s). d Rückstand.

adat

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e adat = the immemorial law of courtesy, which, in Java, regulates all things, from matters of life and death down to the arrangement of a girl's scarf and the games which children play. (A. de Wit, Facts and Fancies, p. 144). Usage of customary law, consue-

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 3

tudinary law (als omschrijving) en soms native custom. In E.I. dustur. f (h)adat = loi traditionelle en ce qui concerne les personnes et les biens. Ook droit coutumier en consuétude. d Adat = Gewohnheitsrecht: Die Malaier bezeichnen dieses uralte Gewohnheitsrecht mit dem Namen Adat (A. Maasz, Quer durch Sumatra, p. 46). Ook Landrecht.

adé

e little (younger) brother (sister). f frère (soeur) plus jeune; petit frère, petite soeur; frérot, soeurette. d jüngerer Bruder, jüngere Schwester; Brüderchen, Schwesterchen.

adenoïden

e adenoid growths. f tumeurs adénoïdes. d adenoïde Vegetationen.

adipati

e adipati. f adipati. d Adipati.

adjunct-houtvester

e assistant forester. f agent forestier adjoint. d Förster.

administrateur

e estate-manager (van een land of onderneming); purser (boot).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland f administrateur, régisseur. d Plantagenleiter (D.K.Z.), Pflanzungsleiter; Verwalter, soms Manager.

administrateurswoning

e manager's house; schertsend government-house. f maison d'administrateur. d Managerhaus (E. Otto, Pflanzer- und Jägerleben, p. 102).

administratief

e administrative. f administratif. d administrativ.

adoeh!

[uitroep van pijn en bewondering] e 1. ah! oh! en aïe! 2. oh! f 1. aïe! 2. ô! d 1. ai! au! aua! auweh! 2. o!

adressant

e applicant; petitioner. f pétitionnaire. d Bittsteller; Supplikant.

adviseur

[- voor Chineesche zaken] e adviser for Chinese affairs (Swettenham, The Real Malay, p. 29). In de F.M.S. (Federated Malay States) heeft men ook een Secretary for Chinese Affairs. f conseiller pour les affaires chinoises. d Avisor, Kommissar, Rat-(geber) für chinesische Angelegenheiten.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland advokaat

[vrucht] e alligator-pear, in E. Guyana avocado. Soms vegetable marrow en ook midshipmen's butter. Vgl. Marryat, F. Mildmay XVIII: Abbogada pears (better known by the name of subaltern's butter).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 4

f (poire) avocat (B). Les termes d'avocatier et d'avocat sont une corruption des noms américains ahuaca (au Mexique), aouaca (en caraïbé) et aguacate (au Brésil et au Pérou) zegt Jumelle Cult. Coloniales, I, p. 172. d Advokat-Birne, Avogato-Birne; Abarate (Kerner, Pflansenleben).

afbellen

[bij de telephoon] e ring off. f faire couper le circuit. d abläuten.

afbouw

e working. f ouvre, pourchasse. d Abbau.

afdeelingschef

e head of a division (M. S). f chef de division. d Abteilungschef.

afkloppen

e touch wood: ‘One morning a week ago Bijou was frisking around her, so strong and happy and aunt Jane said out loud: How well and young my darling is looking! She was never better in all her life! And she forgot to touch wood!’ I looked a question? ‘Run over by a horrid, horrid motor-car within the week’ (Punch, 1907, p. 14c). f toucher du bois: Un jour, M. Jules Claretie, constatant la prospérité de la Comédie, se frotta les mains et s'écria: ‘Touchons du Bois!’ - woordspeling uit 't Journal Amusant (1909, pag. 11) op Jules Bois. De Vie Parisienne, 909, p. 288a heeft nog duidelijker: Depuis trente-huit ans que nous vivons en paix (je touche du bois) le prestige etc. Vgl. ook La Rivale, II, 2: Jane. - Pontecroyx, il y a du malheur pas loin d'ici ... Pontecroyx. - Quelle idée!... Pourquoi? Surtout ne jamais dire cela!... Touchez du bois, vite! et soyez optimiste. d unberufen, unbeschrieen zegt men onder 't afkloppen.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland afkomen

[v. een benoeming] e to be gazetted. f être au Moniteur, être publié officiellement, ook paraître. d offiziell werden.

afloopen

['n schip] e loot, plunder. f piller. d plündern.

Afrikaantjes

e African marigolds. f souci d'Afrique. d afrikanische Ringelblume.

afscheep

e 1. shipping, shipment; 2. shipping-stage. f 1. expédition; 2. appontement. d Verschiffung, Verladung; 2. Verschiffungsbrücke.

afscheidsreceptie

e farewell reception. f réception d'adieu. d Abschiedsempfang.

afscheidsvisite

e farewell call, -visit. f visite d'adieu, visite de congé.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d Abschiedsbesuch.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 5

afsteken

['n visite] e pay a visit. f pousser une visite à qqn. d einen Besuch machen.

aftelefoneeren

e say off by telephone, phone an excuse. f téléphoner pour se dégager,contremander par téléphone. d telephonisch absagen.

aftikken: zie afkloppen en overchineezen .

afvoerkanaal

e conduit. f canal d'écoulement. d [der] Abzugskanal.

agar-agar

e agar-agar, an edible seaweed, used in the East for jelly and glue and for dressing silks. Soms agal-agal, volgens M.S., wat wel de Chineesche uitspraak zal zijn. f agar-agar, espèce d'algue marine (N.L.I.). d Agar-Agar (G., p. 533).

ajer blanda

e soda water, aerated water; Apollinaris; Polly (Slang). f eau de Seltz, eau gazeuse.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d Mineralwasser, Selters-wasser. Vgl. ook Prof. Haberlandt, Bot. Tropenreise, pag. 84: Abends trinkt man ein Glas ‘Apollinaris’ oder sonst ein Sauerwasser.

ajer djeroek: zie kwast .

ajo

e jeldy jow (E. Indië); ook come (get) along. f allons; allez. d fort, nur zu! los denn!

akal

e dodge, trick, shift, artifice, fake. f truc, ruse, expédient, ficelle. d Kniff, Pfiff, Kunstgriff, List, Feinheit.

akar wangi

e beardgrass root, ginger grass root, khuskhus grass. f racine de barbon, vétiver. d Bartgraswurzel, Iwarancusawurzel.

*al!

e 1. yes; 2. ready, finished! f 1. oui; 2. fini! d 1. ja. Vgl. Schuchardt, Kreol. Studien, IX, pag. 150: Unvollkommen holländisch sprechende Kinder (lees: bijna alle k.) antworten auf die Frage ‘hast du das oder jenes schon gethan?’ durchgehends nur al für ja, entsprechend dem mal. sudah; 2. fertig!

alang-alang

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e Indian reedgrass. Soms reeds lalang of alang-alang, zooals blijkt uit Scott, The Malayan Words in English. f alang-alang (Lahure, Souvenirs, p. 69). d (indisches) Rohrgras. Ook Lalang en Lalanggras volgens E. Otto, Pflanzer- und Jägerleben, p. 24 en Alang-Alang-Gras (D.K.Z.).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 6

alcatief

e rug, square of carpet. f petit tapis (à haut poil). d (Fusz-) Teppich.

Alfoeren

e the Alfurs, Alfuros. f [les] Alfourás, Alfourous (Album Veth, p. 1211). d [die] Alfuren, Arafuras.

alfoersch

e Alfurese. f alfour(ien) in de G.I.N. pp. 208 en 209. d alfurisch.

alg. st.: zie stamboek .

alla(h)!

e good gracious! my gracious! (oh) dear! dear me! f mon Dieu! (juste) ciel! d gütiger Himmel! du meine Güte!

aloen-aloen

e aloon-aloon = esplanade, court-yard. In Eng. Indië mydan of meidaun = any open plain with grass on it. (H.J.) Vgl.: There are no historic spots nor show-places of native recreation in Batavia; no kratons, or aloon-aloons, as their palaces and courtyards are called. (E.R. Scidmore, Java, p. 47). f aloun-aloun = esplanade devant la résidence d'un régent.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d Alun-Alun = die Esplanade, der offene freie Rasenplatz vor der Residenz eines Regenten.

amalgamatie

e amalgamation. f amalgamation. d [das] Amalgamieren.

amalgameeren

e amalgamate. f amalgamer. d amalgamieren.

Amboina: zie Ambon .

amboineesch: zie ambonsch .

Ambon

e Amboyna. f Amboine (Li.) d Amboina.

Ambonees

e Amboynese. f Amboinais. d Amboinese.

ambonsch

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e Amboynese. f amboinais. d amboinesisch, amboinisch. Dit laatste in amboinische Pocken.

ambtenaar

e officer; official; functionary. Ambtenaar ter beschikking - functionary at the disposal of the Governor-General (Kipling, The Day's Work, p. 175). Ambtenaar met verlof - functionary on leave. f fonctionnaire. Ambtenaar ter beschikking - agent en disponibilité. Ambtenaar met verlof - fonctionnaire en congé. d Beamter, Regierungsbeamter. Ambtenaar ter beschikking - Beamter zur Verfügung des G.G. Ambtenaar met verlof - Beamter auf Urlaub.

ambtenaar

[van het openbaar ministerie] e public prosecutor.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 7

f le ministère public. d Staatsanwalt.

ambtsbrief

e official letter. f lettre of dépêche officielle. d Amtsschreiben, Amtsbrief.

ambtsressort

e jurisdiction, province, department. f ressort. d [der] Amtsbezirk.

americaine

e Americaine. f américaine (H.D.) d [die]. Americaine, leichter vierrädriger Wagen für zwei Personen mit Bedientensitz (M.S.)

ameublement(je)

e suite (of furniture), set of furniture. f garniture. d Garnitur.

amfioen

e opium. Amfioen schuiven - to smoke opium. f opium (spr. opiòme). Men zegt fumer de l'opium, niet manger, mâcher de l'opium. d [das] Opium. Men heeft Opium rauchen, niet Opium kauen.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland † Amme: zie baboe .

amok & amok maken

e amok, vroeger amuck en zelfs a muck in de uitdrukking to run amuck of to run a muck zooals Dryden en Pope hebben. In The Hind and Panther van Dryden vindt men:

Frontless and satire-proof he scours the streets, And runs an Indian muck at all he meets.

Vgl. voor het moderne gebruik in de fig. taal: What the Markiss would like above all things would be to run amok among the Bishops (Punch, Essence of Parliament van 29 Mei 1901). Een variant is: to run amok against of at. Verder nog to go amok en to amok (M.) f (faire, courir) l'amok (Favre). d Amok (laufen): Ein eigentümlicher Ausflusz plötzlich ausbrechender wahnsinniger Wildheit ist das Amoklaufen, das sich darin äuszert, dasz jemand mit einem Male von fanatischer Mordgier ergriffen wird und blindlings dahinstürmend alles niedersäbelt, was ihm in den Weg kommt (Sievers, Asien, p. 604). Ook Amok machen. Vgl. nog Preyer, Indo-Malayische Streifzüge, p. 208: Das Amoklaufen hat in der Gegenwart sehr abgenommen... Alles flieht beim Herannahen eines Amokläufers. Mr. heeft verder Amucklaufen.

amokmaker

e amok-runner (H.J., pag. 22 b.), amoker (D.D., p. 5). f qui fait amok, court l'amok. d Amokläufer (E. Otto, Pflanzer- und Jägerleben, p. 55).

amokpartij

e amok-running (case). f cas d'amok. d Amuckanfall.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 8

† amokroeper: zie amokmaker .

† amokschreeuwer: zie amokmaker .

amoksignaal

e amok-alarm. f signal d'amok. d Amoksignal.

† amokspe(e)l(d)er: zie amokmaker .

† amokspoeger: zie amokmaker .

† amokspuwer: zie amokmaker .

ampas

e bagasse, cane trash (F.). Ook megass(e) of megass fuel. f bagace, bagasse. d Bagasse: Zuckerrohr-Rückstände nach dem Pressen als Feuerungsmaterial verwendet.

ampas-oven

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e bagasse-burner (M.). f four à bagasse (advertentie). d Bagassen-Brennofen.

* amper

e nearly, almost. f presque. d beinahe, fast.

anak mas

e native foster-child. f enfant indigène adoptif. d inländisches Pflegekind.

ananas

e ananas. De soms voorkomende vorm anana, ook nana, is ontstaan, doordat men de s aangezien heeft voor den meer-voudsuitgang. Ook vindt men pine-apple en gemeenzaam pine. Vgl.: The first ananas or pine-apple that was brought to perfection in England, grew in Sir Decker's garden at Richmond (M.). f ananas (spr. anana). Reeds aangetroffen in 1667. d Ananas, mv. Ananas(se).

ananastaart

e ananas-cake. f tarte à l'ananas. Favre vertaalt ganti rasa = sorte de tourte à l'ananas. d Ananastorte.

ancienniteit

e seniority: The first and paramount condition of appointment in every case is absolute and proved fitness for the post, and apart from such fitness, seniority gives no claim (Sir John Strachey, India, p. 69). Vgl. promotion by seniority. f ancienneté, bijv. avancement par ancienneté of à l'ancienneté.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d Anciennetät, of Anciennität, maar in het Duitsche leger is Dienstalter of Amtsalter voorgeschreven. Vgl. Anciennetätsbeförderung.

andjing tanah

e mole-cricket. f courtilière, taupe-grillon. H.D. zegt hiervan: Insecte de la famille des grillons, dit plus communément courtilière. d [die] Maulwurfsgrille.

andong

[Djokja]: zie kosong .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 9

angkin

e waistband (worn with the sarong). f ceinture. d Leibgürtel.

angkloeng

e angkloong = a rude instrument, made of five or eight graduated bamboo tubes, like organ pipes, and hung loosely in a frame, which, shaken by a master hand, or swinging in the breeze from some tree-branch, produces the strangest, most weird and fascinating melodies in all the East (E.R. Scidmore, Java, p. 143). f ankloung = instrument de musique: bambous de longueurs diverses donnant des notes de la gamme (cinq notes), et que l'on agite (René Ghil, Le Pantoun des Pantoun). d [der] Anklung. De beschrijving is te vinden in Dr. Breitenstein, Ein und zwanzig Jahre in Indien.

animisme

e animism. f animisme. d Animismus.

ankong

[Atjeh]: zie ricksha

anopheles

e anopheles. f (moustique du genre) anophèle: Les moustiques du genre anophèle transmettent le parasite de la fièvre paludéenne (N.L.I.). Ce n'est pas à l'anéantissement des anophèles qu'il faut attribuer la disparition de la malaria des Dombes et du nord des dép. de l'Isère (Rev. Sc. 1906 Dec.). d Anopheles, Gabelmücke (Br.).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland antecedent

e précedent (voor enk. en mv.). f précédent, mv. - s. d Präcedenzfall, mv. ook Präcedenzien.

antecedenten

[van iemand] e antecedents. f antécédents. d Antecedentien, Antezedenzien.

antimakassar

e anti-macassar. f dessus de fauteuil. d [der] Antimacassar, kleine (gehäkelte) Sophadecke zum Schutze gegen Haarölflecke (Flügel).

antipyrine

e antipyrin(e). f antipyrine. d [das] Antipyrin (M.S.).

antjar1)

e antiar, anchiar, Macassar poisontree; the upas tree. Vgl.: E. Darwin immortalized the deadly upas, or antiar, in his poem; ‘The Botanic Garden’ and this antiar is the only actual and accepted upas-tree of the tropics (E.R. Scidmore, Java, p. 321). De wetenschappelijke naam is Antiaris toxicaria Leschen. f un upas (spr. upace). d Antscharbaum of Upas-baum (M.S.).

1) In Indië is dit woord zoo goed als onbekend.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 10

apenbroodboom

e monkey-bread tree, baobab. f baobab. d Affenbrotbaum.

apenland1)

e ‘Monkeyland.’ f pays de singes, patelin de moricauds. d Affenland.

apennoot

[N]: zie katjang 2 en Atchinnoot .

apenpokken

e swine-pox. f [la] varicelle, petite vérole volante. d [die] Schafspocken, Schafpocken.

Arab

[scheldnaam] e Arab. f Arabe, arbi (S.V.). d Araber.

arak

e árrack, an ardent spirit used in the East, procured from the fermented juice of the cocoa and other palms, as well as from rice and jaggery sugar. Soms rack. Vroeger (1652) arac en arak (M.). f arack of rack. La plus estimée [eau-de-vie] est l'arack de Batavia (Jumelle, Cult. Col., I, p. 241). 1) = Indië. Reiding spreekt in zijn Wereldroes p. 166 reeds van apentaaltje (Boegineesch).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d [der] Arrak, soms Arak. Durch Gärung des Reises in Mischung mit Palmensaft stellt man den Arak dar (Br.). Mr. vermeldt reeds Küstenarrak.

arak obat

e medicinal arrack. f arack médicinal. d Medizinalarrak.

arakstokerij

e arrack distillery. f distillerie of brülerie d'arack. d Arrak-Brennerei.

arang

e charcoal. f charbon de bois. d Holzkohle.

areaal

e area, surface. f superficie. d Flächeninhalt, Areal.

areka: zie pinang .

arenpalm

e arenga (- palm), areng, gomuti (M.S.), sugar-palm. f palmier-areng. d Zuckerpalme, Saguweer-palme (Rumphius-Gedenkboek). Ook Arengapalme.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland arensuiker: zie goela djawa .

arit

e sabet sickle (catalogus - Katz Brothers). f faucille. d Sichel.

Armeniaan

e Armenian. f Arménien. d Armenier.

armeniaansch

e Armenian. f arménien. d armenisch.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 11

armenzorg

e poor relief. f l'assistance publique. d Armenpflege.

armwezen

e administration of public charities. f l'assistance publique. d Armenwesen.

arrow-root

e arrow-root. f arrow-root (B.). De plant heet maranta of herbe à la flêche. d Arrowroot(-Mehl), Pfeil-wurzelmehl.

artillerie constructiewinkel

e artillery arsenal. f atelier de construction de l'artillerie. d Artilleriewerkstätte.

aschregen

e shower of ashes. f pluie de cendres (Flammarion, L'Eruption du Krakatoa, p. 6). d Aschenfall, Aschenregen.

asem(boom)

e Indian date; tamarind. f tamar indien, tamarin; tamarin(ier) heet de boom. d Tamarinde; Sauerdattel (-Baum).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland asemstroop

e tamarind syrup. f sirop de tamarin. d Tamarindensirup.

asphalt

e asphalt, bitumen. f asphalte, bitume, goudron minéral. d [der] Asphalt, [das] Bitumen, [das] Erdpech.

asphalteeren

e asphalt, bituminize. f asphalter. d asphaltieren, mit Asphalt pflastern.

aspirant-controleur

e assistant district officer. f assistant-contrôleur (G.I.N., p. 8). d Kontrolleur-Aspirant.

aspirine

e aspirin. f aspirine. d [das] Aspirin = die Acetyl-salizylsäure (Mr.).

assistente

e assistant. f aide. d Gehilfin.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland assistent-resident

e assistant-resident: To Perak were appointed a Resident and Assistant-Resident (Swettenham, The Real Malay, p. 19). f assistant-résident(Ch.B.). d Assistenz-Resident.

assurantiepenningen

e insurance-rates, -dues. f primes d'assurance. d Versicherungsgebühren.

atap

e at(t)ap, palm-fronds used for thatch by the Javanese (Ch.). Ook palm-leaf thatch.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 12

f atap = feuilles séchées de nipah ou d'alang-alang. d Atap = Dachdeckung von Nipablättern oder Lalanggras.

Atchinnoot

[N]: zie djamboe monjet .

atjar

e achar, adopted in nearly all the vernaculars of India for acid and salt relishes. By the Europeans it is used as the equivalent of pickles and applied to all the stores of Crosse and Blackwell in that kind (H.J.). Ook achia(r) zegt M.S. f pickles, des achars (Favre), achards (Li). Dit is reeds zoo ingeburgerd in het Fransch, dat S.V. Bambusenkonfekt vertaalt door achia(r). d Pic(k)les, Pickels, Achia.

atjar-bamboe

e bamboo-achar (M.S.). f bambou en achars naar Favre's atjar mangga = des mangues en achars. d Bambu(sen)konfekt (S.V.).

Atjeh

e Achin of Acheen, nieuwste spelling Acheh. f l'Atchin. d Atschin, Atjeh.

Atjeher

e Achinese of Acheenese. f Atchinois. d Atschinese; - esin is het vrouwelijk.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland atjehjas

e shut up coat. f veston montant. Vgl.: Madrolle, Indo-Chine, II, p. 11: les hommes revêtent le plus ordinairement la tenue de toile blanche sous forme de veston montant. d geschlossenes Jackett.

atjehsch

e Achinese, Acheenese. f atchinois. d atschinesisch, atjehisch.

atlasvlinder

e atlas moth. f saturnie atlas. d Atlasspinner, - falter.

atoeran

e arrangement. f arrangement. d Regelung.

attestatie de vita

e affidavit, certificate of existence. f certificat de vie. d Daseinsbescheinigung.

Australiër

e Australian horse, Waler: Horses are exported largely from Australia to India even. I have heard men from Bengal talk of the Walers, meaning horses from New South Wales (Swaen, Selection, I, p. 60). f (cheval) australien: La voiture de Malais les suivait, un splendide attelage d'australiens (Farrère, Les Civilisés, p. 125). La victoria est signée Binder,

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland les chevaux sont deux Australiens, la race superbe qui ne vit qu'un an sous le ciel d'Indo-Chine (Farrère, Fumées d'Opium, p. 127). d australisches Pferd.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 13

autolet(te)

e autolette. f autolette. d [das] Autolet.

avondschot1)

e evening gun, in E.I. half past nine-gun. f coup de canon de retraite. d [der] Abend-Signalschusz, Abendschusz.

avondtafel1)

e evening-meal. f repas du soir. d Abendtisch, Abendessen.

avondtoilet

e evening dress. f toitette de soirée. d Gesellschaftsanzug.

B.

B.O.W.: zie departement 4 .

B.V.

= buitenlandsche vijand. e foreign enemy, enemy from without.

1) Het avondschot is sedert eenige jaren afgeschaft. Evenzoo het morgenschot. 1) De avondtafel (8 uur, half 9) vervangt het Europeesche diner en is dus tegelijk souper.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland f ennemi extérieur: le véritable rôle de notre armée consiste à ... assurer la défense du pays contre un ennemi extérieur, zegt generaal Gallieni. d [der] ausländische (auswärtige) Feind (D.K.Z.).

baadje

e 1. ba(d)joo, the Malay jacket. Ook baju (H.J.); 2. a girl's (undress) frock. Iemand op zijn baadje komen, iemand wat op zijn baadje geven - to dust one's jacket, to give it one. f 1. veste indigène (pour hommes); caraco (pour femmes); 2. robe. Iemand op zijn baadje komen, wat op zijn baadje geven - donner à qqn. sur le casaquin. d 1. (inländische) Jacke; 2. Mädchen-Rock. Iemand op zijn baadje komen, wat op zijn baadje geven - einem aufs Wams klopfen, etwas auf die Jacke geben,durch-wamsen,die Jacke ausklopfen.

† baaitje: zie baadje .

baantjesjager

e place-hunter (M S.). f coureur de places, pilier d'antichambre. d Stellenjäger.

baanverschuiving: zie aardverschuiving .

baar

e griffin of griff, new chum, lime-juice (in Eng.-Indië); newcomer; (fig.) novice, green-horn, freshy. Bewijsplaatsen: A young man newly arrived in the colonies from the old country is styled a new chum or a lime-juice (F. en H.). It seems really strange to a griffin - the cant word for a European just arrived (Lord Minto, In India). In de 18e eeuw orombarros

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 14

van orang beharoe. H.J. zegt: ‘Orombarros seems to have been used as griffin now is’. In Australië heet de baar jackaroo of Black hat = a newly-arrived immigrant (M.), in Canada tender-foot, in Japan weer griffin: Supposing you to be a foreigner who has just arrived, and therefore a ‘griffin’ in Yokohama Slang (C.L. Brownell, The Heart of Japan, p. 24). f nouveau-débarqué; nouveau venu; (fig.) novice, bleu. d Neuankömmling, Ankömmling, Neuling in den Tropen (Dr. Martin, Unsere Kolonien, p. 6); (fig.) Grünschnabel.

baardvogel

e barbet, coppersmith, puff bird. f barbu. d Bartvogel.

baarsch

e tenderfooted, griffinish, griffish (M.). f neuf, novice, gauche, bleu. d unerfahren, grün.

baba

e India born Chinaman. Ook baba, vgl. de Hongkong Daily Press, 30 Nov. 1903: If ‘sons of the soil’ are ‘waxing fat’ in Hongkong, their progress is insignificant as compared with the Babas in the Straits. Baba, by the way, is the term generally used in Malaya for a Straits or Malaya born Chinaman. f Chinois né aux Indes. d in Indien geborener Chinese.

babi

e 1. hog, pig; pork; 2. fatty. f 1. cochon; porc; 2. patapouf. d 1. Schwein; Schweine-fleisch 2. Dickwanst.

babichinees:

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland zie spekchinees .

babiroesa

e babi r(o)ussa (H.J.), pig-deer (Wallace). Vgl. M.: Indian hog, a name for the Babiroussa. Ook hog-deer en horned hog. f cochon-cerf, cerf-cochon, choirêlaphus. Ook babi-roussa, dat reeds in kleinere woordenboeken voorkomt. d [der] Babirussa, Hirsch-Eber (M.S.), Eberhirsch.

baboe

e ayah1), het Engelsch-Indische woord voor: a native Indian waiting-maid (Ch.); van Chineesche afkomst heet zij amah (E.I.); ook native nurse of nurse-maid. Vgl. H.J.: In Java and the farther East bâbû means a nurse or female servant. f servante, bonne indigène. d (inländische) Kinderwärterin, Dienstmagd; Zofe.

bacove2): zie banaan .

badak

e badag, abada (Sc.), rhinóceros.

1) Dit woord komt in Indië nog voor (als aaija) in het Portugeesch-Maleisch van Toegoe (vgl. H. Schuchardt, Kreol. Studien, IX, p. 115). 2) Dit West-Indische woord komt ook hier in de kranten wel eens voor.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 15

f [le] rhinocéros (spr. roce). d [das] Nashorn, Rhinoceros.

badhanddoek

e bath towel, Turkish towel. f essuie-main (pour le bain), serviette éponge. d Bade-Handtuch.

badjing

e palm-squirrel: the trees slipped past quickly, the palm-squirrels fled chirrupping (F.A. Steel, On the Face of the Waters, Ch. V). f écureuil javanais. d [das] indische Eichhörnchen.

badklompen

e bath-room clogs. f socques (de bois) - zie Willy, Claudine s'en va, p. 114. d Badepantinen.

badwater

e bath water (Kipling). f eau pour le bain. d Badewasser.

badzeep

e bath-soap. f savon pour le bain. d Badeseife.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland bahoe: zie bouw .

bajem

e Indian amarant(h). f amarante des Indes. d indische Amarant.

bak

[soldaten slang] e joke, lark. f bourde, blague, farce. d Witz, Spasz.

bakkeleien

e to tussle, fight, clapper-claw, be at loggerheads, have a set-to. f batailler; se chamailler, se colleter. Van vrouwen se crêper le chignon, se peigner. d sich balgen, sich raufen, sich inden Haaren liegen, sich kabbeln.

bakoe bakoe

e bâkau: the mangrove forests which cover these sea swamps (of Perak) are called bâkau by the Malays ( en Straits Directory i.v. Perak). f bois de mangliers sur la côte marécageuse. d Mangrove-Sumpfwald.

bal costumé

e fancy (dress) ball. f bal costumé. d [der] Kostümball.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland bale-bale

e (bamboo) divan. f divan (de bambou). d [der] Diwan of Divan.

Balinees(ch)

e Balinese - zie Sasak . f Balinois en Balinais; balinois, balinais. d Balier; balinesisch.

* balsemiek

e beastly hot. f chaud à étouffer. d barbarisch heisz.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 16

bamboe

[subst. en adj.] e bamboo, Indian cane. f bambou; de bambou. d Bambus(rohr).

bamboe doeri

e thorny bamboo. f bambou épineux. d [der] Dornbambus.

bamboestoel

e stool of a bamboo. f souche, pied de bambou. d Stock des Bambusrohrs.

bami1)

e bahmi. f bami. d Bami.

† banaan: zie pisang .

† bananier: zie pisang .

1) Chineesche macaroni met varkens-vleesch, garnalen en groenten. Dit moet dus als omschrijving achter de equivalenten gevoegd worden.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland bandeng

e bandeng. De C.I. geeft: At the change of the east and west-monsoon, the coast is yearly visited by Madurese fishers, who come to catch the young bandeng for the fish-ponds. Ook elops. In W.I. sea galliwasp. In de tropische zeeën komt ook voor de bone-fish of lady fish, 'n andere elops-soort: Verder wordt hiermee bedoeld Chanos orientalis en Albula bananus. f élope, enz. - zie 't Engelsch. d Eidechsenfisch (M.S.) - zie verder het Engelsch.

bandjir

e flood, land-flood, inundation. Soms spate. Vgl. When they got to the Clyde, they found it in full flood, heavy and sudden rains at the head of the water having brought it down in a wild spate. (Brown, Horae Subsecivae). f inondation, crue soudaine. In Le Mouvement Socialiste van 5 April 1902 vindt men reeds het Maleische woord onvertaald. d Reiszflut, Hochwasser, Ueberschwemmung.

bandjiren [van 'n rivier]

e be in flood; het bandjirt - the waters are out. f déborder; het bandjirt - la rivière est débordée, a débordé. d über das Ufer treten; het bandjirt - das Wasser ist ausgetreten.

bank1)

e settee; divan. f canapé; divan. d Lehnbank, [das] Kanapee; Diwan.

bankzaken

e banking-transactions. f affaires de banque. d Bankgeschäfte.

1) De hieronder gegeven beteekenissen komen bij de gewone Hollandsche.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland Bantammer

e Bantam man. f habitant de la résidence de Bantam, Bantamois. d Einwohner von Bantam.

banteng

e banteng (M.S.) It was almost dusk..., when the banteng,

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 17

or wild cow, was trotted out - a clumsy, dun coloured creature, with a strange, musky odour (E.R. Scidmore, Java, p. 133). f vache, taureau sauvage. Vgl. = boeuf sauvage (N.L.I.). d [der] Banteng, das javanische Rind (M.S.).

barang

e luggage; goods; things; belongings. f bagages; effets; hardes. d Gepäck, Sachen; Habseligkeiten.

baris(s)an

e native troops. f troupes indigènes. d inländische Truppen.

barouchet(te)

e light barouche. f birouchette (Mr.) d leichte Barutsche of Birutsche.

bastionsgroenten

e wild-growing vegetables. f légumes sauvages. d wildwachsende Gemüse.

bataljonscommandant

e commander of the [a] battalion. f chef de bataillon. d Bataillonskommandeur.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland Bataviaan

e Batavian. f Batavien. d Batavier.

bataviaasch

e Batavian; Batavia.... f batavien, de Batavia. d bataviasche.

batig slot

e surplus revenue. f reliquat, excédent, surplus, plus-value. d Ueberschusz.

batik

e batik, battick, batty (Sc.). f batik (M.V.E.). Marre zegt: Le baticage est exclusivement propre à l'archipel Malais.... Les femmes Javanaises surtout sont très habiles dans l'art d'orner leurs batiks de jolis dessins de fleurs. d Batik, Battik en Battick. Vgl. Metzger, Viersig Jahre, p. 25: gebatikte Sarongs.

batikken

e to batick. f batiquer (M.V.E.). d batikkieren (Mr.).

batok: zie klapperdop .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland Bat(t)akker

e 1. Batta(h); 2. Battah pony. f 1. Batta(k), Batak (Favre); 2. poney des pays Battas. d 1. [der] en [die] Batta(k); 2. Battak-Pony. Vgl.: die menschenfressenden Battak (Br. s.v. Malaio-Polynesische Sprachen); verder een opstel van Ködding in de Globus LIII: Die Battaker auf Sumatra.

bat(t)aksch

e Batta(k). f batta. d Batta(k). Men spreekt van de Battaländer, Battatypus enz.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 18

† battoor: zie boedjang .

bavetje

e bib, feeder. f bavette. d Geiferläppchen, -tuch.

bawal

e pomfret. Er zijn twee soorten: de Stromateus niger en de Stromateus argenteus. f [le] stromatée noir, s. argenté. d Stromateus niger, S. argenteus.

bawang

e onion. f oignon. d Zwiebel.

Beaumontgeweer

e Beaumont rifle. f [le] Beaumont. d Beaumont-Gewehr.

bebakening

e beaconage. f balisage. d Betonnung.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland bébé

e morning-gown, baby-frock for ladies. f bébé Vgl. Willy, La Môme Picrate, p. 91: la chemise élue par Picrate... s'avère de forme bébé. Ook robe bébé (Jules Bois, Le Vaisseau des Caresses, p. 3). d Hänger, Hängerkleid.

bedak

e rice-powder of face powder: A very free use of powder is affected by ladies of colour (A. Forbes, Insulinde, p. 224). Ook splash (Slang). f poudre de riz, du rouge. d [das] Reispulver: Das Reispulver wird zu kosmetischen Zwecken [als Schminke] angewandt (Br.).

bedakken

[zich] e to powder; to rouge. f se poudrer, mettre de la poudre, s'enfariner, se farder; in Frankrijk gewoonlijk: mettre du rouge of du blanc. Ook se poudrederiser. d sich pudern (schminken), Schminke auflegen.

bedakkwast

e powder-puff, powder dab. f houppe, houppette. d Puderquaste.

bedakpot

e powder-box, powder-pot. Vgl. rouge-pot. f boîte à poudre (de riz). d Reispulverbüchse. Ook Schminkbüchse, -topf.

bediendenbelasting

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e house-servants' tax. f taxe sur les domestiques. d Bedientensteuer: Steuer von männlichen Dienstboten in Groszbritannien seit 1777,... ist seit 1889 Gemeindesteuer, zegt Mr.

bediendenkamer

e servant's room,mv.servants' rooms(quarters);mv.domestic offices, in E.I. the servants' lines. f chambre de domestique (A. Daudet, Soutien de Famille, p. 171); mv. les logements des serviteurs, les offices.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 19

d Bedientenstube, Gesinde-Stube, Dienerwohnung.

bediendenkantoor

e registry office (for servants). f bureau de placement. d Gesinde-AmtGesinde-Bureau, Stellenvermitt-lungsbureau, .

bediendenpersoneel

e servants; servantdom. f domesticité, gens de maison, valetaille. d Dienerschaft,Dienst-personal,Gesinde,[die]Bediensteten.

bedoek

e mosque tabour, tom-tom. f tambour de mosquée. d Moschee-Handtrommel.

bedrijfsbelasting

[voor inlanders] e income-tax. f (impôt de la) patente, contribution personelle mobilière. d Einkommensteuer.

beëindiging

e expiration, expiry. f expiration. d Beendigung.

begintraktement

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e initial of commencing salary. f traitement de début, traitement initial. d Anfangsgehalt, Gehalt im Anfangssatze.

begrafenisfonds

e burial society, burial-fund, burial club. f caisse d'enterrement. d Leichenkasse, Leichen-bestattungsverein.

begrootingsjaar

e financial year. f année budgétaire. d Etatsjahr.

behoud

[met - van traktement] e on full pay. f avec solde entière. d auf vollem Sold.

be(j)o

e maina, mina of mina-bird: the common talking starling or religious grackle of India is Eulabes [formerly Gracula] religiosa, of a purplish-black colour, with yellow bill and feet, and curious leafy lappets of a yellow or orange colour on the head. It is easily tamed and taught to speak with singular distinctness (Wh.). f béo = étourneau des Indes. d [der] Mino, Meinate (M.S.).

bek

- vert.: inlandsclie wijkmeester.

bekel:

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland zie kepala kampong .

bekendheid

[akte van -] e attestation of notoriety. f acte de notoriété. d Bekanntheits bescheinigung.

* bekend stellen: zie stellen .

belanghebbenden

e those interested, the party of parties concerned.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 20

f les intéressés. d [die] Interéssenten.

belastingjaar: zie dienstjaar .

beleeningsbriefje

e pawn ticket. f récépissé. d Pfandschein.

belle: zie snaar .

bendehoofd

e leader of a gang, ring-leader. f chef de bande. d Bandenführer.

bendie

e bandy: A buggy being a one-horse vehicle.... at Madras they call it a bandy (M.). f bandy. d Bandy.

beneden

e in the Plains, back from the hills en below (E. In-dië). Vgl. Compton, Indian Life, p. 192: I do not know any sense of relief and delight greater than that of breathing in the mountain air after a long spell of the stifling heat below. Vgl. boven.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland f sur la côte; de retour des montagnes. d an der Küste, im Niederlande; zurück von den Bergen.

benedenlanden

[De Padangsche -] e the Padang lowlands. f les Bas Pays de Padang (G.I.N., p. 20). d das Unterland von Padang.

benedenstad

e lower town, down-town. f ville basse. d niedere Stadt, Unterstadt.

Bengalees

e Bengalese, Bengalee. f Bengalais (L.). d Bengale, Bengalese.

benting

e (mud) fort; fortification, fortress. f fortification. d Fort, befestigter Posten.

benzoë: zie menjan .

beoordeelingslijst: zie conduitestaat .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland bepekken

[schooltaal] e to cop, nab, pinch. f pincer, piper, poisser, piger. d erwischen, ertappen.

bergbatterij

e mountain battery. f batterie de montagne. d Gebirgsbatterie.

bergcultuur

e upland culture. f culture dans les montagnes. d Bergkultur (D.K.Z.).

bergeend: zie meliwis .

bergklimaat

e hill climate (E. Indië). Ook mountain climate. f climat de montagne. d [das] Bergklima (A. Maasz, Quer durch Sumatra, p. 37).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 21

bergland

e hilly country. f terrain en montagne, pays montagneux. d hügeliges Gelände, gebirgiges Land.

berglucht

e mountain-air (M.S.). Ook: air of the mountains. Zie beneden . f air des montagnes. d Bergluft (M.S.).

bergmeer

e mountain-lake. f lac dans les montagnes. d Bergsee.

bergpaard

e hill-pony. f poney des montagnes. d Bergpferd.

bergrijst

e upland rice. Vgl. Brownell, The Heart of Japan, Ch. I: Kono Hito grew swamp rice only. He said there was no money in upland rice. Ook mountain-rice = an upland rice grown without irrigation in the Himalayas, Cochin-, some districts of the United States and (Wh.). f riz de montagne: Ce riz est encore appelé riz de champ et riz sec (Jumelle, Cult. Col., I, p. 88). d Bergreis: der Bergreis hat sich in Europa nicht bewährt (Mr.).

bergschoenen

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e mountaineering boots. f souliers pour la montagne. d Bergsteiger(schuhe).

bergspoorweg

e mountain-railway. f chemin de fer dans les montagnes. d Bergbahn, Gebirgsbahn, Steilbahn.

bergstorting: zie aardschuiving .

bergstreek

e mountainous region. f contrée montagneuse. d Berggegend, Gebirgsgegend.

bergterrein

e hilly ground. f terrain en montagne. d Gebirgsterrain, hügeliges Gelände.

bergtocht

e mountain-excursion. Ook mountain trip. f excursion dans les montagnes. d Bergexkursion.

bergtuin

e mountain garden: The mountain-garden of Tjibodas ... is well worth a visit (S.T.). f jardin dans les montagnes.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d Berggarten: Der Berggarten ist seiner Anlage nach ein schöner Park (Giesenhagen, Auf Java und Sumatra, p. 71).

† bergwilden: zie Alfoeren .

bergwind

e mountain-wind. f vent de la montagne. d Bergwind.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 22

beri-beri

e beri-beri: The attention of the Royal College of Physicians has been drawn to the ravages of beri-beri (Uit The Straits Time, 23 Dec. '02) f [le] béri béri. d [die] Beri-Beri. Er wordt in de D.K.Z. van 1903 pag. 404 b melding gemaakt van ‘Pathogenese der Beriberi und der indischen Sprüw.’

beri-berilijder

e beri-beri-patient. f qui souffre du béribéri. d Beriberikranker.

besmetverklaring

[is opgeheven] e clean bills of health issued again of resumed. f des patentes nettes sont données. d Quarantäne aufgehoben.

bestelloon

e carriage, carrier's fee[s], porterage. f factage, port. d Bestellgebühr, -geld, Zustellungsgebühr voor telegrammen.

bestuur

[plaatselijk] e local authorities, local board. f les autorités municipales. d Ortsbehörde, Lokalver-waltung.

Bestuursacademie

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e Civil Service academy. f académie pour administrateurs coloniaux. d Kolonialverwaltungs-hochschule.

bestuursambtenaar

e administrative officer. f fonctionnaire administratif. d Verwaltungsbeamte(r), Regierungsbeamte(r).

bestuurskamer

e board-room. f salle [du conseil] de direction. d Direktionszimmer.

bestuurslid

e member of the board. f membre du comité (de direction). d Vorstandsmitglied, Ausschuszmitglied.

bestuurstafel

e board, ook board table.. f table de la direction. d Ausschusztisch.

bestuurstelsel

e system of administration. f système administratif. d Verwaltungssystem.

bestuurswege

[van-]: zie landswege .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland betalingstaat

e pay sheet, pay-roll. f état, feuille de paye. d Sold-, Auszahlungsliste.

† betel: zie sirih .

† beteldoos: zie sirihdoos .

† betelkistje: zie sirihdoos .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 23

† betelnoot: zie pinang .

bet(t)et

e parrakeet. f perruche d' Alexandre. d Sittich.

Betje post

[Slang] e the post. f [la] poste. d [die] Post. In Duitschland spreekt men wel eens familiaar van Hans Post.

betoel

[adj. en adv.] e true; fact! really (and really)! f vrai; vrai de vrai, vraiment. d wahr(haftig); wirklich. Vgl. H. Schuchardt, Kreol. Studien, IX, p. 150: So hört man zu Batavia ‘het is betoel waar’, mit einem ähnlichen Pleonasmus wie er in unserem ‘es ist wirklich wahr’ liegt.

bevloeiingswerken

e irrigation works. f travaux d'irrigation. d Berieselungswerke, Bewässerungswerke.

bevorderen

e to promote [to be], promote to, bijv. he was promoted [to be] lieutenant, to lieutenant. f fair avancer, promouvoir.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d beförderen [zum].

bezuinigingsmaatregelen

e retrenching measures. f mesures économiques. d Einschränkungsmaszregeln.

bezwaar

[buiten - van den lande] e at one's own expenses. f sans solde (van militairen); sans préjudice au trésor. d ohne Schaden für die Staatskasse, auf eigne Kosten.

bibit

e 1. seed; 2. seedling. f 1. semence; 2. plant, semis. Vgl. Jumelle, Cult. Col., I, p. 267: les cannes à sucre qui proviennent de semis (ou seedlings) ne mûrissent qu'au bout de trois ou quatre ans. d 1.Samen(körner);2.Sämling,Setzling;Steckling,Pflänzling.

bibitaanplant

e nursery of seedlings. f pépinière pour semis. d Saatschule, -beet.

bibittuin: zie bibitaanplant .

bidmatje

e prayer-mat. f tapis de prière. d Betteppich.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland biek(je)

e old crock, knacker, nag. f bidet, carcan, canasson, ook bique: nous voilà partis, dans le coupé numéro un, et toujours avec les rosettes blanches au frontail des biques (Lavedan, Nouveau Jeu, Ch. VIII). d Schindmähre, [die] Zicke; soms [der] Nickel.

bierhal

e beer house, pub.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 24

f débit de bière, café. d Bierhaus, Bierschenke.

bijbaantje

e extra billet, by-job, by-employment. f emploi accessoire. d Nebenamt.

bijcultuur

e accessory cultivation. f culture annexée (accessoire). d Nebenkultur (D.K.Z.).

bijgebouwen

e outhouses, outbuildings: Not only the king, but all his brothers and sons ... lived in this wooden palace or its outbuildings (Annie Linden, Gold, p. 195). f les annexes: Les cuisines sont situées dans les annexes (J. Leclercq, Un Séjour dans l'île de Java). Soms les communs. d Nebengebäude, Seiten-gebäude, Nebenbauten.

bijkantoor

e branch-office, branch. f succursale. d Filiale, Zweigstelle (bij de post).

bijlage

e 1. annex(e), enclosure, accompanying paper; 2. zie snaar . f 1. annexe; 2. zie snaar . d 1. Beilage, Einlage; 2. zie snaar .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland bijprodukt

e by-product, sub-product, minor product: it is constantly the case that the bye-products of a complex industry are found to be the sole source of business profits (Wh.). f sous-produit. d Nebenprodukt, Seiten-produkt.

bijverdienste

e extra profit, extra, by-gains. f profit accessoire, [le] casuel, revenant-bon. d [der] Nebenverdienst.

bijwerken

[v. achterstand] e get up, polish off. f expédier. d nachholen.

bikoe-bikoe

e lace-edging. f bordure en dents de scie. d Spitzenband.

bilak

e split bamboo: A rude wall of split bamboo and branches had been built near it (A. Linden, Gold, p. 267). f bambou fendu. d gespaltener Bambus.

Bimanees

e 1. inhabitant of Bima; 2. Bima pony. f 1. habitant de Bima; 2. cheval de Bima. d 1. Bimanese; 2. Bima-Pferd.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland bindrotting: zie rotan .

bingoeng

e bewildered, confused, flurried, dumbfounded.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 25

f déconcerté, ahuri, démonté, désorienté. d verwirrt, auszer Fassung.

binnengalerij

e inner hall, inner gallery. Vgl. A. Linden, Gold, p. 82: Here a door led into an inner-gallery or corridor. f hall intérieur, galérie intérieure (Quenedy, Java-Birmanie, p. 16). d Mittelzimmer; innere Gallerie.

binnenjongen: zie huisjongen .

binnenland(en)

e the interior. In Eng. Indië heeten de binnenlanden the mofussil. Zoo heeft Kipling in zijn From Sea to Sea, I, p. 225, Tauchn.: You know our ineradicable tendency to damn everything in the mofussil. f l'intérieur. d Inland, Binnenland of [das] Innere: Es fehlte nicht an den bekannten militärischen Promenaden in's Innere (Martin, Unsere Kolonien).

binnenlander

e inhabitant of the interior; mofussilite (Eng. Indië). Vgl. ook Melati van Java, The Resident's Daughter, p. 61: Mrs. V. and her husband were inlanders of the most uncompromising description. f habitant de l'intérieur. d Einwohner des Inlandes.

binnenlandsch

[- verlof] e short leave of soms temporary leave. Vgl. Reith, Padre in Partibus, p. 52: Malacca. ... never sees a soldier except when an officer spends short leave in wading through the padyfields after snipe. f permission.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d Urlaub fürs Inland.

binnenmeid

e housemaid. f servante. d Hausmagd.

binnenplaats

e inland place (station). f ville de l'intérieur. d Binnenstation - zie de Verkehrsnachrichten. der, D.K.Z. Ook Innenstation.

binnenprauw

e river proa. f pirogue de rivière. d Fluszproa.

bintang

[Slang] e decoration. f décoration. d Dekoration.

bioscoop: zie cinematograaf .

bisbilles

e bickerings, squabbles. f bisbilles, bijv. avoir des bisbilles, maar être en bisbille. d Zänkereien; Häkeleien; Kampelei.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland bitteren: zie pai(h)ten .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 26

bitterpraatjes

e gossip, teatable talk, tittle-tattle. f cancans, racontars, potins. d Klatschgeschichten, Gewäsch.

bitterflesch

e gin-bottle. f bouteille à genièvre. d Schnapsflasche.

bitterglas

e liqueur glass for ‘bitter.’ f verre à bitter, verre pour l'apéritif. d Schnapsglas.

Bittermeren

[de -] e the Bitter Lakes. f les Lacs amers. d die Bitterseen.

bittertafel

e large table in the clubs where members have their ‘bitter’. f table où l'on prend l'apéritif. d Stammtisch (ongeveer).

bitteruur1)

e time for a ‘bitter’ before dinner. f l'heure de l'apéritif. 1) Tusschen zeven en acht des namiddags.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d Zeit des Schnapstrinkens vor dem Essen.

bitterwater

e aperient water, bitter water, purging water, Hunyadi Janos water. f eau purgative. d Bitterwasser: Hunyadi Janos, das vollkommenste, beliebteste Bitterwasser (advertentie).

bladziekte2)

e leaf-blight, leaf-disease (M.). Wt. zegt: This fungal disease appears to have been first observed on coffee in Ceylon, about the year 1869, and in South India two years later. It has since appeared in Burma, China, Java, Sumatra, and been identified as met with in the coffee districts of Africa. f maladie de la feuille (A. Delmas, Java, p. 97). d Blatt (flecken) krankheit, Laubkrankheit.

blanda

e Dutchman; algemeen white man, in E.-Indië: Feringhee, eigenlijk = Frank. f Hollandais; blanc. d Holländer; Weiszer.

blandja: zie pasargeld.

blank

e white. Een blanke - a white man. f blanc; un blanc. d weisz; ein Weiszer.

blankofficier 2) Van de koffie namelijk = Hemileia vastatrix.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e nigger driver, overseer, hard-master. f surveillant d'esclaves, négrier. d Sklavenaufseher, -treiber.

blauwe: zie sinjo .

* blazen

e break wind, fart. f péter, fuser, lâcher le gaz, se lâcher. d furzen, einen streichen lassen.

blijvers

e fixed settlers, permanent residents. f résidents fixes. d Festangesessenen.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 27

blik

[breede -] e breadth of view, largeness of mind, large-mindedness. f largeur of ouverture d'esprit. d Weitsehendheit.

blik(je)

e ; can (Amerikaansch). f boîte de conserves. d Konservenbüchse.

blikkenmelk

e preserved milk, tinned milk. f lait en boîte, lait conservé. d Büchsenmilch, kondensierte Milch.

blikopener

e tin-opener. Vgl. Steevens, With Kitchener, p. 14: The old campaigner starts out with the clothes he stands up in and a tin-opener. In Amerika can opener. f ouvre boîte(s) de conserves. d Büchsenöffner.

blikverpakking

[in -] e packed in tin of tin-lined cases. f emballage en fer blanc. d verpackt in Blech.

blimbing

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e blimbee, fruit of the cucumber-tree. Verder bilimbi, bilimbing en blimbing (W.) en carambola. f averrhoa. Ook carambolier en pommier de Goa. Zie Jumelle, Cult. Col., I, p. 198: Le carambolier ou pomme de Goa est un arbrisseau de l'Inde où il est tres cultivé sous les noms de bilimbing, tamaratonga et camrunga. Ook carambole. d Blimbing (Sanders, Fremdwörterbuch); ook Averrhoa (baum).

† bloedloop: zie dysenterie .

bloemencorso

e floral procession. f cortège of corso fleuri, concours d'attelages fleuris. d [der] Blumenkorso.

blok: zie boei .

bobo

[kindertaal] e 1. sleep; 2. bye-bye, bijv. to go to bye-bye, in E.I. go to bye-lo. f dodo, bijv. faire dodo en aller au dodo. d 1. Schlaf; 2. Baba, bijv. in die Baba of Bugebei gehen.

boea nona: zie boewa nonna .

boeboek

e wood-fretters, dry rot. f pou de bois. d Holzwurm, Holzbohrer.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland boeboer

e porridge. f bouillie. d Mehlbrei; Brei.

boeboerlap

[soldatenslang] e surgeon's orderly (assistant). In Eng.-Indië poultice wallah (F. en H.). Ook poultice-mixer bij de marine.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 28

f cousse de castu, vise au trèfle, canonnier de la pièce humide, limonadier de postérieur, alle dienende tot aanduiding van den Franschen infirmier d'hôpital of infirmier militaire. d Lazarettgehülfe.

Boeddhabeeld

e image of Buddha, Buddha figure of statue. f image, statue de Bouddha. d Buddha-Bild.

Boeddhist

e Buddhist. f bouddhiste. d Buddhist.

boeddhistisch

e Buddhistic(al). f bouddhique. d buddhistisch.

boedel

[failliete -] e bankrupt's estate. f masse. d Konkursmasse.

boedjang

e servant, fag. f garçon de peine. d Diener.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland Boeginees(ch)

e Bugi; Buginese - zie Makassar . f Bougui(s); le bougui(s), boughinais. d [der] en [die] Bugi, mv. ook Bugisen en Buginesen (Mr.); Buginesisch (taal).

boejongen

[soldatenslang]: zie boedjang .

boei

e lock-up, jail, tronk en conjee-house = a military lock-up. In Eng.-Indië chokey, in Australië the logs. f prison, bloc, poste, violon. d Keiche, Gefängnis, Stockhaus.

boeloe ajam: zie boeloe-boeloe .

boeloe-boeloe

e feather duster, -broom. f plumeau, plumail, plumart, plumet. d Federbesen, Abstäuber.

boemboe-boemboe

e spices. f épices, épicerie. d Gewürze, Gewürzwaren.

boengkoes(an)

e bundle. f baluchon, paquet, tapon (van kleeren).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d Bündel.

de boer met zijn varkens

e shoal of porpoises of sea-hogs. f banc de marsouins of cochons de mer. d Zug Meerschweine.

boe(w)a nonna

e bullock's-heart, in W.-I. custard-apple, waarmee echter in Eng.-Indië de serikaja aangeduid wordt. f anone réticulée ou Coeur de boeuf (B.). Ook cachiman(t) en mamellier. d Ochsenherz.

boe(w)aja

e 1. crocodile; (fig.) glutton;

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 29

2. loafer, prowler, kiddy. In Londen: Hooligan. N.B. In Engelsch-Indië wordt crocodile zelden gebruikt, maar bijna altijd alligator, volgens H.J. f 1. crocodile of caïman; fig.: goulu, gueulard; 2. Ook Apache (slang) en gouape. d 1. [das] Krokodil; fig.: Vielfrasz; 2. schurkischer Bummler.

boffer

e lallycodler, one eminently successful in any particular line (F. en H.). Ook flukist, lucky dog. f bidard = homme chançard à qui tout réussit; de Bidard ... emballeur qui gagna le gros lot au tirage de la loterie qui suivit l'Exposition de 1878 (N.L.I.). d Glückspilz; vgl. ook: er hat einen furchtbaren Torkel, er hat Sau.

Bogor: vert. Buitenzorg.

Bogoriaan: vert. inwoner van Buitenzorg.

bombardeeren

[iemand - tot] e to kick one into an office. f bombarder, bijv. bombarder qqn. général. d bombardieren zum.

Bombayer: zie Bombaykerel .

Bombaykerel

e Bombay (trades) man, seller of Bombay goods.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland f marchand d'articles de Bombay. d Verkäufer von Bombay-Waren.

bon(netje)

e voucher; check; ticket; chit(ty). In Kipling, The Gadsbys, p. 54, vindt men deze aanwijzing: signing voucher for four drinks en op p. 40: Here is a peg voucher = bon voor 'n whiskey-soda. Chit schijnt echter het woord te zijn - vgl. Brownell, The Heart of Japan, p. 47: at the clubs or in the great hotels... chit signing is indulged in as a liberal art.... Railway people and beggars are the only people who don't take chits. f bon. d Bon, Schein, Gutschein.

bonboekje

e check-book, ticket-pad. f carnet de bons. d Scheinheft.

† bonk

[betaalmiddel] e lump. f lingot de cuivre. d Kupferbarren.

a) boom

e custom house. f le contrôle, les bâtiments de la douane. d Ein- und Ausgangszoll (amt), Zollstation.

b) boom: zie boomen .

boomen

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland [= een boom opzetten] e to chat; to have (spin) a yarn with..., to yarn. Vgl. Hichens, The Woman with the Fan, p. 115: I'd rather have gone on yarning with you ... We did have a talk! f tailler une bavette (des b.), faire la causette. d plaudern, schwatzen.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 30

boomhagedis

e tree-lizard. f lézard d'arbre. d Baumeidechse.

boomklerk

e customs-clerk. f commis d'expédition en douane. d Verzollungsabfertiger.

boomorchidee

e tree-orchis. f orchidée d'arbre. d [die] Baumorchidee, - orchis.

boomslang

e tree-snake, tree-serpent. f serpent d'arbre, [le] dendrophide (N.L.I.). d Baumschlange.

boomvaren

e tree-fern. f fougère arborescente, fougère en arbre (B.). d Baumfarn.

boomzaken

e custom-house work. f affaires de la douane, du contrôle. d Verzollungsgeschäfte.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland boorgat

e bore-hole. f forure. d Bohrloch.

boormachine

e boring machine; drill. f machine, outil de sondage (forage). d Bohrapparat, Bohrmaschine, Bohrer.

boormeester

e driller, boring-engineer. f maître-sondeur (G.I.N., p. 356), ingénieur de forage. d Bohrmeister (D.K.Z.).

a) boorwater

e boracic water, boracic acid solution. f eau boriquée. d borsaures Wasser.

b) boorwater1)

e Artesian water. f eau artésienne. d artesisches Wasser.

boorzalf

e boracic ointment. f vaseline boriquée. d Borsalbe.

1) In de hier gegeven beteekenis komt dit woord - 'n vertaling van ajer boor - 'n enkele maal voor.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland bootgelegenheid

[per eerste -] e by first steamer. f par le premier navire. d bei (mit) der ersten Schiffsgelegenheit.

boreh

e curcuma. f curcuma, safran de l'Inde. d gepulverte Gilbwurz.

boschbedrijf: zie boschexploitatie .

boschbeheer

e forest administration, forest management. f administration des forêts. d Forstverwaltung.

boschcultuur

e forest-culture, sylviculture, forestry.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 31

f sylviculture. d Waldbau, Waldpflege, Forstkultur, -wirtschaft.

boschdistrict

e forest district. f district forestier. d [der] Forstbezirk.

boschexploitant: zie houtaankapondernemer .

boschexploitatie

e forest exploitation. f exploitation forestière. d Waldbetrieb.

boschflora

e forest flora. f flore forestière. d Waldflora.

† boschganger: zie houtvester .

boschinrichting

e forest régime. f régime forestier. d Forsteinrichtung (Mr.).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland boschkip

e jungle-cock, jungle-fowl. f poule des bois. d Bankiva-Huhn - vgl. het Jav. benkiwo.

Boschneger

[W.I.] e maroon. f nègre des bois. d Buschneger.

boschperceel

e forest section. f parcelle de forêt. d Forstrevier, Holzparzelle.

boschproduct

e forest produce, jungle produce. f produit forestier. d Forsterzeugnisse, Waldprodukte.

boschreglement

e forest regulations. f code forestier. d Forstordnung.

boschwezen

e Forest Service: Engineers and the superior officers in the Public Works, Telegraph, and Forest services are chosen in England by competitive examination, open to all classes without distinction of race (Strachey, India, p. 70). Ook heeft men in Eng.-Indië een Department of Woods and Forests. Minder officieel is forest matters, forestry. f les eaux et forêts; l'administration des forêts.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d Forstwesen; Forstverwaltung.

bosen

[- van iets zijn] e be tired (of), sick (of), full up of it. f être las, dégoûté, avoir soupé de qqch. d etwas müde, überdrüszig sein, etwas (recht) satt haben.

boterbriefje

[een - krijgen] e to get a yellow cover = to get a notice of dismissal from government employment (F. en H.). De uitdr. is oorspronkelijk Amerikaansch en wordt yaller kiver uitgesproken [from being usually enclosed in a yellow envelope].

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 32

f ong. avoir l'oreille fendue, apprendre sa prochaine mise à la retraite. Vgl. Daudet, Soutien de Famille, p. 367: Comprends-tu qu'ils m'ont fendu l'oreille? A moi! Oui, la session terminée, je prendrai ma retraite.... C'était le jour même... que le vieux sténographe avait appris sa prochaine mise à la retraite. d einen blauen Brief bekommen = einen amtlichen Dienstentlassungswink bekommen.

bougainville1)

e bougainvillea. f [la] bougainvillée. d Bougainvillea spectabilis, ein herrlicher Zierbaum der wärmern Gegenden mit verlängerten Zweigen an denen seitlich die rötlichen Blütengruppen stehen (Mr.).

bouw

e bahu = 7096,5 ☐ M. Let us suppose that the village had 100 bahus or 150 acres of rice-land (Money, Java, I, p. 115). Ook bau (S.T.). f bow = 7096,5 mètres carrés. d Bahu = 7096,5 ☐ M. De D.K.Z.v. 1903 (zie p. 59a) geeft Bau: Als Erbpacht vergebene Ländereien dürfen nicht mehr gröszeren Umfang haben als 5000 Baus.

bouwmaatschappij

e building company. f société de construction. d Baugesellschaft.

boven

e in the hills. Soms on the hills. M. citeert uit de Times van 1879: Every lady on the hills keeps her jampan and jampanees... just as in the plains she keeps her carriage and footman. Naar boven gaan - to go to the hills; soms (to go) up country. ‘Going to the hills’ means migrating for the hot season to Simla or Murree (Grove, Geography Primer, p. 84). Vgl. ook 1) De I. Gids 1889 p. 494 zegt: Een ware sierplant van den nieuweren tijd... Een tiental jaren geleden te Batavia nog geheel onbekend, heeft zij daar thans algemeen ingang gevonden.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland nog: .. after the wedding Slane was going up to the hills with the bride (Kipling, Soldiers Three, p. 78). Men bedenke dat: in India ranges of 5000 and even 10000 feet are commonly called hills, in contrast with the Himalaya mountains... The pl. hills is often applied to a region of hills or highland (M.). f aller dans les montagnes. d in die Berge reisen.

Bovenlanden

[de Padangsche -] e the Padang uplands. f le haut pays, les plateaux de Padang. d die Padangschen Hochlande (Mr.), das Oberland von Padang.

bovenstad

e upper town. f ville haute. d Oberstadt.

boy: zie jongen .

brabbelmaleisch: zie passer-maleisch .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 33

Brahmanisme

e Brahmanism. f Brahmanisme. d Brahmanismus.

brandal

e rebel; fig. rogue (of a child), monkey, little rascal, young Turk, pickle. f rebelle; fig. galopin, lutin, garnement, petite canaille. d Rebel, Meuterer; fig. Bengel, Racker.

brandmeester

e fire-master. f préposé au service des pompes à feu. d Brandmeister.

brandspuitmeester

e fire engine master. f maître des pompiers. d Spritzenmeister.

brandy

e brandy. f cognac. d [der] Cognac of Kognak; Branntwein.

brandy-soda

e brandy and soda; B. and S.; brandy-peg (Kipling, Gadsbys, p. 122). f brandy-soda = grog à l'eau de Seltz. Vgl. Bernstein, Israël, I, 2: Mauve. - Qu'en dis-tu, Hector? Hector. - Brandy-soda.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d Brandy-Soda.

brani

e plucky, brave; bold; daring; dashing, game, gamy. f courageux, hardi, brave; vaillant. Ook être d'attaque = brani zijn. d kühn; tapfer; unverfroren.

bras

e husked and cleaned (uncooked) rice. f riz mondé. Vgl. Favre: Le riz mondé se nomme bras. In den handel riz cargo: Le paddy, séparé de son enveloppe est appelé riz cargo (Cat. Indo-Chine, 1900, pag. 152). d der weisze (ungekochte) Reis. Vgl. Otto, Pflanzer- und Jägerleben, pag. 83: die Frauen ernten den gereiften Reis, den Paddi, indem sie die Aehren abschneiden und durch Schwingen in Körben die Körner mit der Hülse, den Gaba-gaba, gewinnen, diesen wieder auf Matten den Sonnenstrahlen aussetzen und den geschätzten weiszen Reis, den , gewinnen, und durch Kochen dieses endlich in Nassi zum Essen verwandlen.

breng(-breng)

e (kind of) cymbal. f (espèce de) cymbale. d Schallbecken, Schlagbecken.

brief

[een Engelschen - schrijven] e to take a nap, to have one's forty winks. f faire sa méridienne. d ein Mittagsschläfchen halten.

briefje

[van 'n bediende] e character, chit: Never mind, I'll give you a good chit, though your services are dispended with (N. Stevens, Perils of Sympathy, p. 195).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 34

f certificat. d (Dienst)-Zeugnis.

brigges

[soldatenslang] e corporal. f caporal. d Gefreiter.

broeder

[bruine -]: zie inlander .

brom

[Celebes] e spirit distilled from rice. f boisson alcoolique distillée de riz. d aus Reis destilliertes alkoholisches Getränk.

* brood

[schooltaal] e bread and butter. f tartine, pain beurré, déjeuner. d Butterbrot, Frühstücksbrot (Sudermann, Frau Sorge, p. 26).

broodwortel

[N]: zie cassave .

broomkali

e bromide (of potassium).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland f [le] bromure de potassium est utilisé en médecine comme sédatif du système nerveux (N.L.I.). d Bromkalium (M.S.).

bruidstranen

[1. roode -; 2. witte -] e bride tears = climbing plant with or white blossoms. f 1. antigone; 2. volubilis. d Brauttränen = ind. Kletterpflanze mit roter oder weiszer Blüte.

bruggenbouw

e bridge-construction. f construction de(s) ponts. d Brückenbau.

bufferstaat

e buffer-state (M.). f état-tampon:... les Anglo-Indiens ont fait prévaloir le système des Etats-tampons (Aubin, Les Anglais aux Indes, p. 74). d Puffer-Staat (franz. état-tampon nach einer Bezeichnung Thiers') ein zwischen zwei mit einander rivalisierenden Staaten liegender dritter Staat (Mr.).

buggy

e buggy: a name given to several species of carriages or gigs; a. in India, a gig with a large hood to screen those who travel in it from the sun's rays; b. in England, a light, one-horse, two-wheeled vehicle without a hood; c. in the U.S., a light, one-horse, four-wheeled vehicle with one seat, and either with or without a hood or top (Wh.). f [le] boghei, voiture légère, petit cabriolet découvert (Li). In Tartarin de Tarascon schrijft Daudet boghey: tout un peuple... de portefaix avec leurs bogheys attelés de petits chevaux corses. Gyp en S.V. houden zich aan de Engelsche spelling. Ook vindt men boggy. d Buggy (Sanders, Fremdwörterbuch).

buik

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland [het in den - hebben] e to have diarrhoea. f avoir la diarrhée, avoir un cours de ventre, avoir le corps dérangé, être dérangé, avoir le dévoiement, être dévoyé. d Diarrhöe haben.

buikaandoening: zie buikziekte .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 35

buiklijder

e one suffering from a bowel complaint. f qui a une maladie de ventre. d Bauchkranker.

buikziekte

e bowel complaint. f maladie de ventre; maux de ventre. d Bauchkrankheit, Bauchbeschwerde, Unterleibskrankheit.

buisleiding: zie petroleumleiding .

buitenbezittingen

e the outer possessions (Day, The Dutch in Java, p. 380). f possessions extérieures, c.-à-d. hors de Java et de Madoura. d [die] Auszenbesitzungen (D.K.Z.).

buitenbus

e pillar-box. f borne-boîte. d Straszen-Briefkasten.

buitenkamer

e out-room (F.), outer room. f chambre extérieure. d Auszenzimmer, äuszere Stube.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland buitenlandsch verlof

e home leave, furlough en leave to Europe. Vgl. on home leave (furlough) en to apply for leave. f congé d'Europe. Vgl. en congé en demander un congé. d Heimatsurlaub, Urlaub nach der Heimat.

buitenlandsche vijand: zie B.V.

buitenplaats: zie buitenpost .

buitenpost

e out-station. f station éloignée. d Auszenstation (M.S.).

Buitenzorg

[rijp voor -] e fit for Colney Hatch, deftiger bedlam-ripe. f digne d'aller à Charenton. d reif für das Tollhaus.

bullen

e things. f affaires. d Sachen, Plunder.

* bultzak

e capoc mattress. f matelas bourré de capoc. d Kapockmatratze.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland bureau-ambtenaar

e functionary for office-work. f rond-de-cuir (verachtelijk). d Bureaubeamter.

bureaucratisme

e bureaucracy, red-tapism. f bureaucratie. d Bureaukratie.

bureauman

e red tape official, red tapist. f rond-de-cuir, ook letterlijk homme de bureau (N.L.I.). d Bureaumensch (S.V.), minachtend Formenmensch.

bureau-ministre

e knee hole writing-table, pedestal writing-table. f bureau-ministre.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 36

d Bureau-ministre, Diplomatenschreibtisch.

bureau-oppasser1)

e office-boy. f garçon de bureau. d Bureaudiener.

bureauwerk

e office-work, clerical labour. f travail de bureau. d Bureau-Arbeit.

burger

[Ceylon]: zie kleurling .

burgerlid

[van 'n societeit enz.] e non-military member. f membre civil. d nicht militärisches Mitglied.

burgerschrijver

e non-military (copying) clerk. f copiste civil. d Zivilschreiber.

burgerziekenverpleger

e non-military infirmarian. 1) Altijd een inlander.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland f infirmier civil. d nicht militärischer Krankenpfleger.

bussen

[soldatenslang] e to sack, cashier, retire. f sacquer, scier. d absägen.

C.

caban

e caban. f caban. d Kaban: Regenmantel mit Kapuze und Aermeln.

cacao-cultuur

e cacao-culture. f culture du cacaoyer. d Kakaokultur.

cacao-planter

e cacao-planter. f planteur de cacao. d Kakaopflanzer.

cafeine

e caffeine. f caféine. d [das] Kaffein, Coffeïn.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland caladium.

e caladium. f caladion (B.). d Caladium.

† calappus: zie klapper .

calcarium

e calcarium. f calcarium. d calcarium.

calmans

e sedative, gemeemzaam ook a calmer, a quieter. f sédatif, calmant. d Beruhigungsmittel.

calomel

e calomel. f calomel, mercure doux, calomélas. d [das] Kalomel.

campagne

e working-season, campaign.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 37

f campagne. Vgl. Jumelle, Cult. Col.,, I, p. 264: La récolte a lieu néanmoins pendant la même campagne. d Kampagne. Zie M.S., die voor dit woord in het Eng. geeft: season for the manufacture of beetroot sugar. Verder bestaat de samenstelling Zuckerkampagne.

candidaat-ambtenaar

e candidate Civilian. f fonctionnaire-candidat. d Zivilverwaltungsanwärter.

canna

e canna; Indian shot of Indian reed. Ook plantain shot en wild plantain. f balisier, canne d'Inde. d indisches Blumenrohr.

cannetillewerk

e filigree (-work). f cannetille, filigrane. d [die] Kantille, [das] Filigran, Drahtarbeit.

canon

e canon, quit-rent: On condition that the Tenant shall improve the Lands, and pay a yearly Canon or Quit-rent to the Proprietor (M.). f canon: redevance ou prestation payable à des époques régulières et généralement annuelles (N.L.I.). d Kanon: Bezeichnung für eine jährliche Geldabgabe von Grundstücken, Häusern, also soviel wie Erb-, Grundzins, Gült, etc. (Mr.).

† capock: zie kapok .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland caramboleeren

e to collide [with], to cannon [against, with]. f caramboler: se heurter (N.L.I.). d karambolieren, kollidieren, sich anrennen.

carbol

e carbolic = solution of carbolic acid. f acide phénique. d Karbolsäure, [das] Phenol.

carbolzeep

e carbolic soap. f savon phéniqué. d karbolsaure Seife.

cardamom

e cardamom. f [le] cardamome. d [die] Kardamome.

carrière

[- maken] e career. Vgl. G. Eliot, F. Holt, p. 20: Harold must go and make a career for himself. Ook to make headway. f carrière, bijv. faire une belle carrière. d Karriere machen.

cascara

e cascara. f [la] cascara sagrada. d Cascara.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland cassave

e bitter cassava; mànioc, a tropical plant from which cassava and tapioca are obtained. (Ch.). f [la] cassave, [le] manioc. d [die] Kassáwa of Kassáwe en Maniok, Brotwurzel.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 38

castor-olie

e castor-oil. f huile de ricin. Vgl. B.: l'huile dite de castor n'est autre chose que l'huile de ricin. Ook huile de Palma Christi en huile de Carapat (N.L.I.). d Kastoröl, Ricinusöl.

† catsjoe: zie djamboe monjet .

ceintuurbaan

e belt-railway. f chemin de fer de ceinture. d Ringbahn.

Celebes

e Célebes, the Celebes Islands. Swettenham, The Real Malay, p. 239, heeft: the Celebes. f les Célèbes (Ch. B.). Ook Célèbes. d Celébes.

cementtegel

e cement paving-tile. f dalle de ciment, carreau en ciment. d Zementziegelfliese.

centrale

e power-station. f station centrale, usine génératrice. d (electrische) Zentrale.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland certificaat

e doctor's certificate en medical certificate: You must have had a touch of the sun. Look here: if I write you a swingeing medical certificate, will you apply for leave on the spot? (Kipling, Mine Own People, p. 82). Ook nog sick certificate bij Kipling. f certificat d'officier de santé (S.V.). d Krankheitsattest, Krankenschein, ärztliches Attest, ärztliche Bescheinigung.

† chacrelat: zie kakkerlak .

champy

e cham, sham in Engeland; sim(p)kin in Eng.-Indië. Ook nog fizz en the Boy. f champ(e). d Schampus: die beiden merken erst am andern Tag, dasz der Köhm und die Tasse Kaffee recht teuer bezahlt wurden. Hier macht man das mit Schampus (A. Funke, Grundsätze des Herrn Josias). Ook Schlampanjer.

chassinet

e screen blind. f chassis, écran de fenêtre. d Fenstervorsatz, -vorsetzer (Hoppe, Supplement Lex.).

chemicaliënhandel

e dry-saltery. f maison de produits chimiques. d Chemikalienhandlung.

chemicus: zie chemiker .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland chemiker

e chemist, chemistry engineer. Vgl. A Handbook for sugar-manufacturers and their chemists. f chimiste (de fabrique de sucre). d Zuckerfabrikschemiker.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 39

chevelure

e adiantum.Ookmaiden-hair,-(fern),Lady's hairenVenus hair. f adiante; capillaire, cheveux de Vénus. d Haarfarn, Frauenhaar.

Chinees

[rare -] e rum customer, odd fish. f drôle de corps, drôle de paroissien, drôle de pistolet. d wunderlicher Kauz, eine putzige Kruke, ein sonderbarer Knopf.

chinine: zie kinine .

chloras calicus

e chlorate of potash. f chlorate de potasse. d chlorsaures Kali.

* chocoladebloempje

e zephyrantes, in Amerika vaak swamp lily; 't Europeesch bloempje is 'n Nigritella. f [le] zéphyrante; 't Europeesch bloempje heet nigritelle à feuilles étroites. d Zephyranthes; 't Europeesch bloempje heet behalve Schokoladenblümchen ook Schwarzständel.

chocoladekleurig

e black-and-tan: The larger portion of the guests were of this black-and-tan complexion; of varying shades, however, from the

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland unmistakably pure-blooded native Christian, to the pasty-faced baby with all the yellow tones of skin due to its pretty languid mother, emphasised by the ruddiness of the English father who carried it (F.A. Steel, On the Face of the Waters, Ch. III). Ook having a lick of the tarbrush. f chocolat; café. d schokoladenfarbig.

cholera-drank

e cholera potion, cholera mixture (Kipling, The Day's Work, p. 174). f potion anticholérique. d Choleratrank.

cholera-epidemie

e cholera epidemy of epidemic. f épidémie de choléra. d Cholera-Epidemie.

cholera geval

e cholera case, case of cholera. f cas de choléra. d Cholerafall.

cholera-lijder

e cholera-patient. f cholérique. d Cholerakranker.

cholerine

e cholerine. f cholérine, faux choléra. d [die] Cholerine.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland christengemeente

e Christian community. f communauté chrétienne. d Christengemeinde.

chutney

e chutney, chutnee.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 40

f chutney. d Chutney.

cinematograaf

e cinematograph. f cinématographe. d Kinematograph.

cireeren

[van meubelen] e to wax. f cirer. d bohnen, polieren.

Çiva

e Siva. f Siva, Shiva. d Siwa, Schiwa.

clandestien

[opium] e contraband chandu (opium). Ook illicit chandu. f opium de contrebande. d Schmuggelopium.

† clappus: zie klapper .

† clappusolie:

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland zie klapperolie .

clematis

e clematis, ladies' bower. Vgl. W. Scott, Lady of the Lake, I, 21:

The clematis, the favoured flower Which boasts the name of virgin-bower.

f clématite, herbe aux gueux. d Waldrebe.

coca

e coca: The coca plant was introduced into Ceylon from Kew in 1870 (Wt.). f [le] coca. d [die] Koka(pflanze).

Cochin-China

e Cochin-China. f la Cochinchine. d Kotschinchina.

codewoord

e code word. f terme du code. d Codewort, Sprachschlüsselwort.

collecteur

e native tax-collector of tax-gatherer. f percepteur indigène. d inländischer Steuereinnehmer.

comfort

e comfort.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland f confort, aisance, bien-être. d [der] Komfort.

commensalenhuis

e boarding-house. f pension. d Pension.

commissie

[geneeskundige -] e medical board. f conseil de santé. d Gesundheitskommission, die echter in Duitschland 'n andere taak heeft dan de keuring van ambtenaren.

commissie van toezicht

e School Board. f commission scolaire. d Schulaufsichtsbehörde, Schulkommission.

compagnie

[de] e company. De Oost-Indische Compagnie - the East India

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 41

Company. Gemeenzaam John Company en the Koompani: He was a very old man, and his manners belonged to the days of the John Company Bahadur (N. Stevens, Perils of Sympathy, p. 261). f la Compagnie des Indes. d die Ostindische Kompanie (Compagnie).

comptabelen

['s lands -] e financially responsible functionaries. f fonctionnaires comptables. d rechnungspflichtige Beamten.

concessie

e concession, bijv., to hold a concession. f concession. d Konzession.

concessie-aanvraag

e application for a concession. f demande en concession. d Konzessionsgesuch, Mutung.

concessie-jager

e concession-hunter. Vgl. den roman van H. Bindloss: The Concession Hunters, in 1902 bij Chatto and Windus uitgegeven. f qui fait la chasse aux concessions. d Konzessionsjäger.

concessionaris

e concéssionary, ook concessionaire. f concessionnaire. d [der] Konzessionierte, Konzessionär.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland concubinaat

e concubinage. f concubinage. d Konkubinat.

concubine

e concubine. f concubine. d Konkubine, Kebsche.

† condé: zie kondeh .

conduite(-staat)

e conduct register, confidential-report. f état de conduite. d Konduiten-Liste, in Sanders Fremdwörterbuch. Ook Führungsliste. Mr. zegt: für Offiziere sind die Personal- und Qualifikationsberichte an Stelle der geheimen Konduitenliste getreten. In Oostenrijk heeft men Qualifikationsberichte voor de kadetten, opper- en stafofficieren, maar voor de hoogere rangen Hauptberichte.

confetti

e confetti. f des confetti. d Confetti.

congreslid

e member of a [the] congress. f congressiste. d Kongreszmitglied.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland conservenfabriek

e factory of preserved provisions, cannery (Amerika). f fabrique de conserves. d Konservenfabrik.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 42

constipatie

e constipation. f constipation. d Stuhlverhärtung.

consulaat

e consul's office, consulate. f consulat. d [das] Konsulat.

consulair

[verslag enz.] e consular. f consulaire. d Konsular...

consul-generaal

e consul-general, afgekort C.G. f consul général. d Generalkonsul.

contractant: zie contract-koelie .

contract-koelie

e emigrant: Under the latest Indian Emigration Act (1883) an Indian ‘emigrant’ is one who goes by sea under contract to labour for hire to some country other than Ceylon and the Straits Settlements (Regeeringsverslag E.-I. 1890-91). Verder indentured coolie: all coolies are indentured under advances (Singapore & Straits Directory i.v. Deli). Ook indentured labourers wordt vaak gebruikt. In het slang heeten ze blackbirds.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland f coolie engagé par contrat. Vgl. Girault, Législation coloniale, II, p. 454: On désigne dans nos colonies de plantation sous le nom d'immigrants un certain nombre d'étrangers, africains ou asiatiques, qui par un contrat librement débattu en principe, se sont engagés à y venir travailler pendant un certain nombre d'années. d Kontrakt-Kuli (E. Otto, Pflanzer- und Jägerleben, p. 28).

contractvrouw

e indentured female labourer, female emigrant. f ouvrière engagée par contrat, ook immigrante: Quand une immigrante se marie, son contrat d'engagement est rompu de plein droit, sauf indemnité (Girault, Législation coloniale, II, pag. 463). Vgl. contract-koelie. d kontraktlich verdingte Arbeiterin.

contravisite

e return-visit, return-call. f contre-visite. d Gegenbesuch.

controleur

e controleur. Deze ambtenaren heeten in E.-Indië assistant Collectors, maar zijn daar meest inboorlingen. f contrôleur: Le collaborateur véritable du résident, c'est le contrôleur établi dans les villes de l'intérieur (Gonnaud, Colonisation hollandaise, p. 458). d Kontrolleur: An der Spitze jeder Residentschaft steht ... ein Resident mit Assistent-Residenten und Kontrolleuren, sämtlich Niederländer (Mr.). In Duitsch Z.W. Afrika Distriktschef.

convocatiebiljet

e convocation, summons. f billet de convocation. d Einberufungszettel, of -Schreiben.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 43

coprah

e copra(h), the dried kernel of the cocoa-nut (Ch.). f [le] coprah. d [der] soms [die] Kopra, getrockneter Kokoskern. Ook Kopperah.

couchette

e berth, berth. f couchette, lit. d Schlafkoje.

coupon-boekje

e coupon book. Vgl. Cook's Excursionist, 25 April 1864: The railway tickets are..... in the shape of small books of coupons (M.). f carnet de coupons. d Couponheft, Fahrscheinheft.

credietbank

e loan-society. f banque de prêts. d Kreditbank.

credietbrief

e letter of credit. f lettre de crédit. d Kreditbrief.

crime

[het is een -] e shame. f crime.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d Schande.

† cri(t)s: zie kris .

croton1)

e croton. f [le] croton. d [der] Kroton (M.S.).

† crijs: zie kris .

cultuur

e cultivation; ook growing, culture. f culture. Vgl. Les cultures industrielles en: une terre impropre à la culture. d [die] Kultur, bijv. Tabaks-kultur.

cultuurdienst

e cultivation corvée. De Cycl. Brit. schrijft ‘culture’ - service. f corvée sous le régime du système de cultures van den Bosch. d Kulturzwangsdienst.

cultuurdwang

e enforced cultivation. f culture forcée. d Kulturzwang.

1) Vooral in 1882 heeft op Java een aan den tulpenhandel herinnerende manie voor deze planten geheerscht (zie Ind. Gids, 1889, p. 493).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland cultuurmaatschappij

e cultivation company. f société de culture(s) of société agricole. d Pflanzungsgesellschaft, Plantagengesellschaft.

cultuuronderneming

e plantation. f plantation. d Pflanzung.

cultuurplant

e plant for cultivation. f plante de culture. d Kulturpflanze, Kulturgewächs.

cultuurplichtig

e liable to enforced labour services.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 44

f sujet à la plantation obligatoire. d kulturzwangspflichtig.

cultuurstelsel

e culture system, eigenlijk = (en)forced labour system: The Government of [British] India is not inexperienced in the culture system (H. Scott Boys, Some Notes on Java, p. 66). f système de cultures forcées. Ook système de culture (van den Bosch). d Kultursystem - vgl. Prof. Anton in De Economist 1906, pag. 345: ich will die Netto-überschüsse der Kolonialverwaltung, die vorwiegend dem Kultursystem (worunter ich hier dem deutschen nicht ganz exacten Sprachgebrauch gemäsz die durch van den Bosch im Anfange der dreissiger Jahre eingeführten Regierungskulturen und die als solche viel ältere Regierungskaffeekultur verstehe) zu danken sind etc.

cultuurtuin

e culture garden. f champ de culture(s). d Kulturgarten.

cyanide

e cyanite. f cyanite, sapare de Saussure. d [der] Kyanit, [der] blaue Schörl.

cyankali

e cyanide of potassium. f prussiate de potasse, cyanure de potassium. d [das] Cyan-Kali(um).

D.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland dadap

e erythrina, ook coraltree, ma(n)dar, dadap: The best treeforms to use for green manure are dadaps (Erythrina species) and Albizzia moluccana (Wright, Hevea Brasiliensis, p. 47) f érythrine. d Korallenbaum. Ook reeds Dadap (Sanders, Fremdwörterbuch).

dagdienst

e 1. day-service; 2. corvée. f 1. service de [du] jour; 2. corvée, jour de corvée, journée de prestation. d 1. Tagesdienst; 2. Tagfrone, Frontag.

daggelder

e employee paid by the day. f employé (payé) à la journée. d gegen Tagegeld Angestellter; Diätar, Diäter, Diätist, Diurnist (vgl. Sanders, Fremdwörterbuch). Ook diätarisch beschäftigter Beamter.

daghuur

[in -] e for day-wages. f à la journée. d im (gegen) Tagelohn.

† dagregister

e diary, journal. f journal. e Journal, Tagebuch.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 45

dagverblijf

[in de kazerne] e soldiers' common day-room. f salle de récréation. d Mannschaftsraum für den Tagesaufenthalt.

Dajak(ker)

e Dyak. Vgl. F. Boyle, Adventures among the Dyaks of Borneo. f Dayak (Favre). Ook Dahyak. d Dayak of Dajak: unrichtig Dyak, wie häufig von den Engländern geschrieben wird (Br.) Mv. die Dajak.

dajaksch

e Dyak. f des Dayaks. d dajakisch: Ich habe neue dajakische Truppen herangezogen (E. Salgari, Die Piraten des malaiischen Meeres, p. 80).

dalam

e a regent's residence. f résidence du régent. d Regentenwohnung (Spemann, Weltpanorama, 568).

dalang

e reciter of a wayang. f conteur qui joue le wayang. d Schattenspieler - vgl. G. Jacob, Das Schattentheater, p. 3: .. die Benennungen wie Wajang, Dalang (Schattenspieler), Kelir (Schirm) sind.... autochthon. Zie ook Topeng.

dalima

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e pomegranate, ook dalima: The pomegranate (dalima) is the rimmon of the Bible, and was well known to the Greeks and Romans (C.I.). f [la] grenade. d Granatapfel.

damesfiets

e lady's bicycle. f bicyclette de dame (N.L.I.). d Damen(fahr)rad.

damessalon

[aan boord] e ladies' saloon (cabin). f salon-boudoir. d Damen-Salon, -Kajüte.

dam(m)ar

e dammar: Even the poorest house in the native quarter has a dammar light... (A. Forbes, Insulinde, p. 105). Ook reeds in Ch. Pitch-pine boom. f damar - zie M.V.E., p. 23: Le damar est indispensable pour le baticage des étoffes. Ook damarin (B.) en damarine (M.V.E.). De N.L.I. zegt: Il convient de remarquer que la plus commune des résines dammar vient, non pas d'un dammara, mais d'un Anonas selanica. d Dammarharz (M.S.), Dam(m)ara.

dandang

e rice cooking-pot. f pot à bouillir le riz. d Reiskochtopf.

dankbetuiging

[der regeering] e thanks: he received the thanks of the Government (T.). f (lettre de) remercîment. d Dankschreiben.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland † danshoer: zie dansmeid .

dansmeid

e dancing girl: This, or

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 46

among the older Anglo-Indians, Dancing-Wench, was the representative of the Portuguese Bayadère, or Nautch-girl, also cunchunee (H.J.). Verder wordt er in H.J. op gewezen, dat Browning herhaaldelijk nautch voor nautch-girl misbruikt. f danseuse (indienne), bayadère. d Tanzmädchen.

daoen koerap

e ringworm shrub. f dartrier. d Cassia alata: Blätter und Blüten werden gegen Hautkrankheiten benutzt (Mr.).

darmkatarrh

e intestinal catarrh. f catarrhe des intestins. d Darmkatarrh.

darmontsteking

e enteritis. f entérite. d Darmentzündung.

datjin

e steelyard. Ook datchin en in de 18e eeuw dotchin. H.J. zegt: This word is used in old books of travel and trade for a steelyard employed in China and the Archipelago. f balance romaine, romaine. d Schnellwage.

decentralisatie

e decentralisation.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland f décentralisation. d Decentralisation.

declaratie: zie reisdeclaratie .

dedak

e chaff. f balle. d [die] Spelze (enk.).

deeleman(kar)1)

e governess-car(t): a light two-wheeled vehicle with seats at the sides only, face to face (M.). Het slang-woord is tub (F. & H.). f tonneau: voiture légère et découverte à deux roues, à caisse basse, dans laquelle on pénètre par derrière, et dont les sièges intérieurs sont paralleles aux roues (N.L.I.). d Tonneau.

dekhut

e cabin on deck. f cabine (extérieure) sur le pont. d Kajüte auf dem Verdeck.

deklading

e deck-cargo, deck-load. f cargaison de pont. d Deckladung, Decklast.

dekpassagier

1) Ook kar Deeleman, zoo genoemd naar den maker, die het Europeesche rijtuig voor Indië pasklaar heeft gemaakt o.a. door het te voorzien van een ‘tent’.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e deck-passenger (M.S.), gemeenzaam decker (M.). f passager de pont. d Deckpassagier.

dekstoel

e deck chair (Ch.) of steamer chair. f chaise de bord. d Schiffsstuhl. (Preyer, Indo-Mal. Streifzüge, p. 4).

delicatessen

e (dainty) provisions. f comestibles (fins). d Delikatessen.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 47

demang

e demang = chief (head) of a [the] district. Hiermee komt ongeveer overeen de tehsildar in Eng.-Indië. f chef de [d'un] district. d Distriktshaupt.

demonstratie-veld

e trial field. f champ de démonstration. d Demonstrationsfeld.

deng-deng

e dengdeng(Sc.),dried meat,jerked beef,strips of meat dried in the sun. f viande séchée au soleil. d in der Sonne getrocknetes Fleisch.

departement

e department; 1. D. van Binnenlandsch Bestuur - Department of the interior (service); 2. D. van Financiën, Department of Finance; 3. D. van Onderwijs, Eeredienst en Nijverheid - Department of Education, Cultus, and Industry; 4. D. van Burgerlijke Openbare Werken - Department of Public Works of P.W. Department; 5. D. van Justitie - Department of Justice; 6. D. van Marine - Naval Department; 7. D. van Oorlog - War Department; 8. D. van Landbouw - Agricultural Department; 9. D. van Gouvernementsbedrijven - D. of Government Exploitations. f 1. Département de l'Intérieur; 2. D. des Finances; 3. D. de l'Enseignement, des Cultes et de l'Industrie; 4. D. des Travaux Publics; 5. D. de la Justice; 6. D. de la Marine; 7. D. de la Guerre; 8. D. de l'Agriculture; 9. D. des Exploitations industrielles (de l'Etat). d 1. Departement des Inneren; 2. D. der Finanzen; 3. D. für Unterricht, Kultus und Industrie; 4. D. der öffentlichen Arbeiten; 5. das Justizdepartement; 6. das Marinedepartement; 7. das Kriegsdepartement; 8. das

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland Ackerbaudepartement; 9. D. der Regierungsgewerbsbetriebe.

departementschef

e departmental chief, head of a [the] department. f chef de département. d Departementschef.

deponeeren

[v. 'n rekest]: zie loodje .

depotbataljon

e depot battalion. f bataillon de dépôt. d Depotbataillon.

dermatol

e dermatol. f dermatol. d [das] Dermatol.

des(s)a

e dessa(h) = native village (in Java) of village community. f dessa = village indigène à Java. d Dessa = jav. Dorfgenossenschaft.

des(s)aman

e villager.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 48

f villageois. d Dorfbewohner.

detonator

e detonator. f détonateur. d Detonator.

deukhoed

e crush hat, bashhat, soft felt hat. f feutre mou. d weicher Filzhut, Schlapphut.

developpeeren

[mijnbouw] e develop. f développer. d developpieren.

Dewatempel

e Deva temple. f temple de Déva. d Dewatempel.

diakonessenhuis1)

e home for deaconesses, deaconesses' institution, zelfs deaconess-house. M. citeert uit Whitaker's almanak v. 1890: General Hospitals - (No. 7) Deaconnesses' Institution and Training-Hospital, Tottenham; verder uit de Pall Mall Gaz.: A deaconess-house was opened. f hôpital des diaconesses. d Diakonissen-Haus, -heim (D.K.K.). 1) Tevens hospitaal.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland dienstaanwijzing

e instruction, direction. f instruction(s). d Dienstanweisung.

dienstdoend

e acting. f remplaçant, faisant fonction de, f.f. d zeitweilig, stellvertretend.

dienstdoener1)

e 1. good honest worker van een paard gezegd in de advertenties der Straitsbladen; 2. martinet. f 1. cheval de (bon) service, cheval de fatigue; 2. boeuf au travail, bon bouleux. d 1. Dienstpferd, tüchtiges Arbeitspferd; 2. Dienstpferd (fig.).

dienstenveloppe

e official envelope. f chemise: Fierce signa le rapport qu'il rédigeait, et le mit en chemise (Farrère, Les Civilisés, p. 101). d Dienstbrief-Umschlag.

dienstjaar

e fiscal year, official year. f exercice, bijv.: Budget local du Tonkin pour l'exercice 1904. Ook année fiscale. d Etatsjahr, Finanzjahr, Rechnungsjahr.

dienstjaren 1) Zie ook dienstklopper.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e years of service: They [the residents] are entitled to retire upon a pension after twenty years of service. (E.R. Scidmore, Java, p. 32). f années de service. d Dienstjahre.

dienstklopper

e martinet, sneezer, a re-

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 49

gular tickler, a taut hand; a horse = a strict disciplinarian in nautical parlance (M.). Ook child-queller = a severe disciplinarian (F. & H.). f un féroce, vert de gris, pisse-vinaigre. d Diensthuber, Dienstfresser, Spinnmeister.

dienstnota

e official note. f note officielle, pli de service. d amtliches Schreiben, Amtsschreiben.

dienstorder

e official order. f ordre de service. d Dienstvorschrift, Dienstbefehl.

dienstpaard

e service-horse (M.S.). f cheval de service of de corvée. d Dienstpferd.

dienstpet

e official cap. f casquette distinctive (de fonctionnaire). d Dienstmütze (M.S.).

dienstreis

e official journey, tour. f voyage de service. d Dienstreise, Amtsreise.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland dienstreiziger: zie gouvernementsreiziger .

dienststaat

e record. f état de service. d Dienstzeugnisse.

dienststuk

e official document. f document officiel, écrit officiel. d Dienststück, -brief.

diensttijd

e time of service, term of office. f temps de service. d Dienstzeit, Amtsperiode.

dienstverbintenis

e engagement. f engagement. d Dienstverbindung.

dienstweigering

e refusal to obey orders, bij de militairen insubordination. f refus d'obéissance, militair insubordination = le refus d'obéissance persistant à l'ordre d'un supérieur (N.L.I.). d Gehorsamsverweigerung of Unbotmäszigkeit.

diepzee onderzoek

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e deep-sea exploration. f exploration de la faune (flore etc.) abyssale. d Tiefsee-Exploration.

dijk

[aan den - zetten] e retire, cashier, decapitate. f mettre à pied, débarquer [un fonctionnaire], remiser qqn., dégommer qqn., envoyer qqn. planter ses choux. d absägen, den Laufpasz geben.

diksap

[v. de suiker] e rob. f rob. d Dicksaft.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 50

dirigeerend

[- officier van gezondheid] e surgeon general. f médecin major. d Ober-Stabsarzt.

dirk

[schooltaal] e director. f directeur. d Direx, Direr.

dispensjongen: zie spen .

dispenskast

e pantry cupboard. f garde-manger. d Speiseschrank.

distinctief

e badge. f marque, insigne, plaque. d Amtszeichen.

districtshoofd

e chief of a [the] district; districthead (Day, The Dutch in Java, p. 220). f chef de [du] district. d Distriktshaupt.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland djaga

e guard; watchman. f gardien. d Wächter.

djagoeng

e maize, Indian corn - in Amerika sweet corn of eenvoudig corn. f maïs (spr. ma-ice), blé de Turquie. d Mais, türkischer Weizen of Welschkorn.

djahat

e rebel. In E.-I. budmash = evil liver, blackguard, rebel. f insurgé, rebelle. d Meuterer.

dja(h)it

e native domestic sempstress. f couturière, couseuse indigène. d inl. Nähterin.

djaksa

e Jav. district law officer. f justicier de [du] district. d Distriktsjustiziar.

djambelan: zie djamblang .

djamblang

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e jambolan(a), jambool, Jaman-plum, of ook black plum en jambu: The jambu is one of the trees held in veneration by the Buddhists and is often planted near Hindu temples because regarded as sacred to Krishna (Wt.). f [le] jamelongue. Vgl. Jumelle, Cult. Col., I, p. 227: Le jamelongue pousse encore à des altitudes de plus de 1500 mètres. Li. geeft jamlongue en jambo longue als gebruikelijk op Ile de France. d Jambolana (Sanders, Fremdwörterbuch).

djamboe ajer

e rose apple, jamrosade, in Amerika ook jambu, in Bengalen nati-schambu (Wt.). Volgens M. ook nog Malabar plum. f pomme de rose, jamerose. d Rosenapfel.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 51

djamboe bidji

e guäva-fruit, -tree. f [la] goyave; [le] goyavier, poirier des Indes. d Guajava (baum).

djamboe (bol)

e jambu apple, jamboo Malacca, Malay apple (M.S.) of malacca-schambu(h). f [la] jambose (B.); [le] jambosier à pomme rose. Vgl. Jumelle, Cult. Col., I, p. 225: Les principaux noms sont... djambou malacca, en Malaisie,... jamelac, à la Réunion. d Jambuse, Jambusenbaum.

djamboe kloetoek: zie djamboe bidji .

djamboe merah: zie djamboe ajer .

djamboe monjet

e cashew, cashew-nut, ook cashoo. f noix(pomme)d'acajou;noix d'Atchin,pou d'éléphant(Jumelle, Cult. Col., I, p. 205). Ook anacarde. d W.-I. Acajubaum, Elefantenläuse.

djarak

e ricinus, palma Christi, palm Christ, oil-nut tree, castor-oil plant: its oldest Sanskrit name, eranda, has passed into the most diverse languages of India. Dioscorides tells us that it was called kroton from the resemblance of the seed to the dog-tick, and it is significant that both the plant and the tick bear the name Ricinus in Latin. Galen, Paulus Aegineta, Mesua, etc. mention the purgative property of the oil... But it would almost seem as if

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland the Arabs had made acquaintance with the plant from India, since they call it simsim-el-hindi = Sesamum of India (Wt.). f ricin commun, vulgairement palma Christi (B.). Ook [la] grande épurge. d Wunderbaum, Christ(us)palme.

djati

e teak tree, teak timber, teak en iati. Ook ten onrechte Indian oak, a name for the teak tree (M.). f (bois de) teck, tecque of tek. Ook djati (M.V.E.). d Tek-, Teak-, Thek- of Tiek- holz, ook Djatti (-holz) of wel, ten onrechte, indische Eiche.

djati blanda

e bastard cedar. f orme d'Amérique. d Guazuma tomentosa Kunth.

djengkol: vert.: de vrucht van Pithecolobium bigeminum Mart.

djeroek

e sweet (sour) lime; orange. f citron, limon; orange. d (Süsz)-Citrone; Orange.

djimat

e ámulet, talisman. f amulette, talisman. d [das] Amulet, [der] Talisman.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 52

djitokan

[schooltaal] e cribbing notes, cribbing slips, cabbage. f papiers pour tricher (aux examens). d Fummelpapiere, Schmuzettel.

djoeragan

[Soenda-landen] e master, proprietor; foreman. f maître, propriétaire; préposé. d Herr, Meister; Führer, Leiter.

djoeroemoedi

e helmsman, steersman, in E.-I. manjee: the master, or steersman of a boat or any native river-craft (H.J.). f timonier. d Steuermann.

djoeroetoelis

e Jav. (government) copyist, clerk, writer. f copiste, écrivain indigène. d inl. Schreiber.

djoe(w)ar

e Cassia siamea. f Cassia siamea. d Cassia siamea.

djoe(w)et: zie djamblang .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland djongos: zie jongen .

doctor djawa

e native surgeon. f docteur javanais. In Algiers auxiliaire médical indigène. d inländischer Arzt. Vgl. Preyer, Indo-Malayische Streifzüge, p. 228: Der ‘doctor djawa’ ist ein eingeborener approbierter Arzt.

doctor djawa school

e school for native surgeons. f école (pratique) de médecine indigène. d Schule für inländische Aerzte.

doejong

e duyong, dugong (M.S.), sea-cow, cow-fish, manatee. f dugong = vache marine (L.). Vgl. M.V.E., p. 24: Douyong, c'est le véritable nom du grand animal marin... vulgairement appelé vache marine et que les naturalistes appellent par erreur dougong. d [der] Dugong, [die] Seejungfer (M.S.) of Seekuh.

doekoe

e duku (Sc.), cultuur-variteit van Lansium domesticum. Webster vermeldt lanseh als: the small, whitish brown fruit of an East Indian tree (Lansium domesticum). Ook vindt men langsat en lansa (M.S.). f lansium. d Lansium domesticum, zie lansa bij M.S.

doekoen

e medecine-man (woman). f docteur (doctoresse) indigène. d Medizin-Mann (Album-Veth, p. 141), Medizin-weib = ‘weise Frau.’

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 53

doepa

e frankincense. f encens, oliban. d Weihrauch.

doeren

e durian, a lofty Indian and Malayan fruit-tree (Ch.). Ook soms durion: It is spoken of with bitterness and contempt by most Europeans, is extolled as ‘the king and emperor of fruits’ by Wallace,.... and the little English children in Java, who are all fond of it, call it ‘darling durian’ (E.R. Scidmore, Java, p. 85). Verder prickly melon, durien, duyin (Wt). f dourian (M.V.E.). Ook Favre geeft le dourian in de vertaling van het gezegde seperti dourian dengan mantimun = comme le dourian avec le concombre. Eveneens dourian in Bulletin Indo-Chine, no. 17 van 1899. Maar Jumelle, Cult. Col., I, p. 182, schrijft steeds durian. Verder vindt men durion (B. de St. P., Chaumière Ind., p. 56), terwijl de vrucht dan la durione heet (S.V.). d [der] Durian, Durio; Zibetbaum, weil die Zibetkatzen sehr lüstern nach seinen Früchten sind (Br. i.v. Zibethbaum). Ook Duriang (Mr.).

doerian: zie doeren .

doesoen

e native village (hamlet). f village indigène. d inländisches Dorf.

dogcart1)

e dog-cart, a sort of double-seated gig, the occupants before and behind sitting back to back (An). In Eng.-Indië tum-tum. f dogcart. 1) De Engelsche dogcarts hebben geen kap of tent en worden veel voor de jacht gebruikt; oorspronkelijk dienden ze voor het vervoer der honden. Het Indische voertuig heet te Batavia dos-à-dos. q.v.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d Dogcart.

dokter djawa: doctor djawa.

dokter-majoor

e surgeon-major. f médecin-major. d Oberstabsarzt.

domeingrond

e domain, crown land. f terrain domanial, [le] domaine. d Domäne, Domänengut, Kronland.

donderen

[schooltaal] e bully, hector; bullying. f brimer (les nouveaux); brimade. d hudeln; [der] Pennalismus.

† dongris

[ongebleekte -]: zie kleurling .

doordienen

[zoolang de hemel blauw ziet] e continue in office till the end of time, hold on to office though the heavens fall. f (continuer à) servir jusqu'à la fin du monde. d durchdienen bis zum letzten Atemzuge.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 54

* doorkomen

[van de W. moesson] e to break (in), to set in. Bewijsplaatsen: There was a blessed coolness in the air, for the rains had broken (F.A. Steel, On the Face of the Waters,, Ch. IV). When the rains break there occurs a great jail delivery of winged white ants (L. Kipling, Beast and Man in India, p. 34). Just after passing Pulo Weh the south-west monsoon broke in (S.T.). As the rains were about to set in (Macaulay, Essays, IV, p. 45). f faire son entrée, s'établir: Des le mois de mai les pluies commencent à s'établir (d'Enjoy, La Santé aux Colonies, p. 51). d einsetzen.

doorloopend

[van kamers] e opening upon one another. f en enfilade. d in einander gehend.

doorloopende wagen

e corridor-carriage. f voiture à couloir. d Durchgangswagen.

doornappel

[N]: zie ketjoeboeng .

* doorstaan

[van de W. moesson] e be well in: The monsoon may be said to be well in (Ceylon Observer, 30 Nov. 1903). f souffler régulièrement, être bien établi. d regelmäszig wehen.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland doortrekkend

[ergens zijn] e passing through. f de passage. d auf der Durchreise.

doorzenden

[een stuk -] e to send up. The supreme court, after examining the papers, sends them up to the Governor-General (Money, Java, II, p. 29). Ook send on to, pass on to. f faire passer par la voie hiérarchique. d (auf dem Instanzenweg) befördern.

* doos: zie dos-à-dos .

doppen

[school-slang] e to cap. f ôter of tirer sa casquette. d deckeln, die Mütze lüften (abnehmen).

dorpshoofd

e village headman. f chef de village. d Dorfhäuptling, Dorfoberhaupt.

dos-à-dos

e dos-à-dos. N.B. Het Engelsch kent deze verbinding alleen adverbiaal, als: to sit dos-à-dos in a carriage. Vgl. echter Reith, Padre in Partibus, p. 47: the dos-à-dos, universally called a dog-cart here (Macassar)... goes softly and merrily over the sward. f dos-à-dos.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d Dos-à-dos.

douane-formaliteiten

e custom-house formalities. f formalités de (la) douane. d Zollamtsformalitäten.

draagpaard: zie pikolpaard .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 55

draailicht

e revolving light. f lumière à éclipse, phare à éclipses, feu tournant. d Drehfeuer.

draairak

e revolving book-stand. f bibliothèque tournante. d drehbares Büchergestell.

dragoman

e dragoman. f drogman, trucheman. d Dolmetsch(er).

drawidisch

e Dravidian, Dravidic. f dravidique. d dravidisch.

dressoir

e side-board, dresser. f dressoir. d Anrichtetisch, Servicetisch.

dril

e drill; afkorting van drilling. f drille; treillis. d (der) Drell, Drill, Drillich.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland drilschool

e a crammer's crammingschool, grinding-mill. f école de dressage, four, boîte à bachot. d Presse.

† drioen: zie doerian .

droge tijd

e dry season. f époque sèche. d Trockenzeit.

drogman: zie dragoman .

dronk

[koele -] e cooling drink, cooler. f [une] fraîche. d Kühltrank.

droogschuur

e drying-shed, drying-house (Wt.). f séchoir. Vgl. Jumelle, Cult. Col., II, p. 288: Ces séchoirs sont des sortes de hangars fermés. d Trockenschuppen, Trockenhaus.

drukpersreglement

e press regulations. f règlement sur la presse.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d Preszgesetz.

druppelfleschje

e dropping-bottle (Wh.). f (flacon) compte-gouttes (N.L.I.). d Tropfenzähler, Tropfglas (Mr.).

† dryoen: zie doerian .

dubbelschroefstoomboot

e twin screw steamer. f vapeur (bateau) à deux hélices. d Doppelschraubendampfer, Zwillingsschraubenschiff, Zweischraubenschiff.

dubbel spoor

e double line, double track. f double voie. d Doppelgeleise, Doppelbahn.

dubbeltjesquaestie

e a question of L.s.d. (T.).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 56

f question d'argent, q. de finances. d Geldfrage, Finanzfrage.

dupeeren

e disappoint, fail, to dupe. f duper. d düpieren, täuschen.

† durioen: zie doerian .

dwangarbeid

e forced labour. Men onderscheidt forced labour in the chain en without chain. f travaux forcés. d Zwangsarbeit, in Duitschland ook Karrenstrafe.

dwangarbeider

e labouring convict. f forçat. d Zwangsarbeiter, in Duitschland ook Karrengefangener.

dwangarbeiderskwartier

e labouring convicts' lines. f logis des forçats. d Zwangsarbeiterquartier.

dwangbeer: zie kettingbeer .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland dwangcultuur

e enforced cultivation. f culture forcée. d Zwangskultur.

dwangmaatregel

e coercive measure. f mesure coercitive. d Zwang(s)maszregel.

dynamo

e dynamo (machine). f dynamo = machine dynamo-électrique. d Dynamomaschine.

dysenterie

e dysentery, bloody flux. f dysenterie, caque-sangue. d [die] (rote) Ruhr of [die] Dysenterie, Blutzwang.

E.

ebro

e cab, hack. f voiture de place. d Droschke.

edeleer:

[Inl. spr.] zie Raad van Indië 2 .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland éénjarig

[verlof] e a (one) year's (leave). f (congé) d'un an. d einjährig.

éénpersoons

[van hut of bed] e one-bedded (cabin): single-berth (cabin); single (bedstead). f à une seule place; (lit) pour une seule personne. d einbettig, (Kabine) mit einem Bett = Einzelkabine; einschläfernes of einschläfriges (Bett).

eerbied

[acte van -] e respectful summons. f acte respectueux, sommation respectueuse. d ? In Duitschland onbekend. Mr. zegt i.v. acte respectueux: im französischen Rechte der förmliche Antrag eines Kindes auf Erteilung der elterlichen Zustimmung zur Verheiratung. In de Rijnprovincie Ehrerbietigkeitsakt.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 57

eereschuld

e debt of honour. f dette d'honneur. d Ehrenschuld.

eerstaanwezend

e senior. f le plus ancien en grade; premier en titre. d [der] rangälteste..., erste.

eerste reis

[van 'n mailboot] e maiden voyage (T.). f premier voyage. d erste Reise.

eetbare aarde

e edible clay, edible earth (Wt.). f argile (terre) mangeable: en dehors de ces cas pathologiques, on a signalé des peuplades entières de géophages. Il en existe en Afrique..., à Java, à Sumatra, etc. C'est une terre argileuse qui est absorbée (N.L.I.). d eszbare Erde (Mr.).

eetstokjes

[der Chineezen] e chop sticks. f hasi, nom des bâtonnets dont les peuples de l'extrême Orient se servent pour appréhender les objets et surtout pour manger (N.L.I.). d Eszstäbchen.

ei

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland [gezouten -] e soused egg. f oeuf salé = oeuf de canard conservé dur dans la saumure (Babut, F. Batel, I, p. 175). d Erdei, eingesalzenes Ei.

eierplant

[W.-Indië]: zie terong .

eigendomsperceel

e (piece of) freehold land. f propriété foncière libre. d freies Grundstück, Eigengutsgrundstück.

eilandengroep

e group of islands, archipelago. f groupe d'îles, archipel. d Inselgruppe.

einddiploma

e (school) leaving certificate. f certificat de sortie. d Abgangszeugnis, Abiturientenzeugnis of Reifezeugnis.

eindexamen

e leaving(final)examination,leaving certificate examination. f examen de sortie. d Abgangsprüfung, Abiturientenprüfung, ook Reifeprüfung.

eindvergadering

e last (final) meeting. f dernière assemblée.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d Schluszsitzung.

electromotor

e electromotor. f (appareil) électromoteur. d Elektromotor.

electromotorisch

e electromotive. f électromoteur, électromotrice. d elektromotorisch.

electro-technicus

e electrical engineer.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 58

f ingénieur électricien. d Elektrotechniker.

emigratie

e emigration. f émigration. d Emigration.

emigratie-kantoor

e emigration-office. Er bestaat te Batavia een: Javanese coolie E.O. f bureau d'émigration. d Emigrationsamt.

emplacement

e site, grounds, premises. f emplacement. d Grundstück, Emplacement.

Engelsch

[spreekt hij -?] e has he (got) tin? f a-t-il de quoi? d hat er Kröten?

entre-deux

e insertion (lace). f entre-deux. d Einsatzspitzen.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland erf

e compound, the enclosure within which a residence or factory of Europeans stands, in India, China, and the East generally (M.). Vgl. H. Crompton, Indian Life, p. 157: It [the Anglo-Indian's bungalow] is always a detached building standing in ground of its own, which is called the compound, single-storied, rambling, and flat-roofed. Ook the premises en court-yard, yard: Each hut stands in its own compound or yard (Money, Java, I, p. 36). In Zuid-Afrika zegt men ook erf: zoo geeft Ch. reeds: erf, a garden-plot in South-Africa. f clos, enclos. Vgl. Babut, F. Batel, I, p. 240: En entrant dans l'enclos, Félix vit de loin deux dames en cabaies et sarongs qui s'en couraient effarouchées vers la vérandah de derrière. d [der] Hof, Hofraum: das luftige, elegante Hotel der Nederlanden mit seinen Marmorplatten,... schattigem Hofraum... diente wahrlich nicht dazu den Eindruck zu schwächen (Gerstäcker, Schriften, VI, p. 332).

erfpacht

e emphyteusis, hereditary tenure, long lease. Hazell's Annual, 1905, geeft on hereditary lease = in erfpacht. f bail emphytéotique; emphytéose; fermage emphytéotique; système des baux à longue durée. d Erbpacht, Emphyteuse.

erfpachter

e emphyteuta, long lease tenant. f emphytéote. d Erbpächter.

erfpachtsperceel

e emphyteutic (plot of) land, leasehold land. f fonds emphytéotique. d Erbpacht-Grundstück.

erratisch blok

e erratic block. f bloc erratique (H.D.). d Findlingsblock (M.S.).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 59

estatesbenoodigdheden

[Deli] e estate tools. f utensiles de plantation, instruments de culture. d Plantagengeräte.

etappe

e halting-place; stage. f étape. d Rastort, Raste, Etappe.

etensdrager

e tiffin basket, dinner-carrier. f porte-manger. d Menage, Speiseträger.

etenskast

e pantry cupboard. f garde-manger. d Speiseschrank.

etenstafel

e dining-table. f table à manger. d Esz-Tisch, Speisetisch.

eterij

e food, grub, eatables. f mangeaille. d Eszwaren.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland Euraziër

e Eurasian (M.S.). f métis, Eurasien, Eurasienne: Eurasien est le nom employé dans l'Inde anglaise pour désigner les métis (Bulletin 103 der All. Franç., p. 9). d eurasischer Mischling.

europeaniseeren

e to europeanize. f européaniser (S.V.). d europäisieren.

Europeër

e European. f Européen. d Europäer.

† Europees: zie Europeër .

Europeesch

e Europe, commonly used in India for European... A ‘Europe morning’ is lying late in bed, as opposed to the Anglo-Indian's habit of early rising (H.J.). f européen. d europäisch.

† Europisch: zie Europeesch .

evacuatie

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e evacuation. f évacuation. d Evakuierung, Evakuation.

evacueeren

e evacuate. f évacuer. d evakuieren.

ex officio

e by office, in virtue of his office, ex officio. f à titre d'office, en vertu de sa charge. d Kraft seines Amtes.

expeditiebeambte

e forwarding-clerk. f commis expéditionnaire (N.L.I.). d Speditionsbeamte.

expeditiekorps

e expeditionary force. f corps expéditionnaire. d Expeditionskorps.

expeditietroep

e expeditionary troops (M.). f troupes expéditionnaires. d Expeditionstruppe.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 60

exploitatie

e exploitation, working. f exploitation, mise en valeur. d Betrieb.

exploiteeren

e to run, work, fig. ook exploit: There were two leading accusations against them [the friars] - profligacy and exploiting the natives (Rev. of Rev., 1902 Nov., p. 497). f exploiter, mettre en valeur. d exploitieren, befahren [eine Grube], betreiben [eine Bahn].

exploratie

e exploration. f exploration. d Exploration.

exploratiemaatschappij

e exploration company. f société d'exploration. d Schürfgesellschaft.

export

e éxport, exportation. f exportation. d Expórt, Ausfuhr.

exporteeren

e expórt. f exporter.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d exportieren, ausführen.

exporteur

e export merchant, exporter. f exportateur. d Exporteur.

exporthuis

e export house. f maison d'exportation. d Exporthaus, Exportgeschäft.

extraboot

e extra (intermediate) steamer: extra steamers are also despatched as inducement offers (S.T.). f bateau spécial. d auszerfahr planmäsziger Dampfer.

extractie

[mijnbouw] e extraction. f extraction. d Gewinnung.

F.

Fabricatie-chef: zie chemiker .

fabrieksgebouw

e factory building.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland f usine, fabrique. d Fabrikgebäude.

factorij

e factory: The earliest factories and settlements on that side of India were established in Bengal (Strachey, India, p. 29). f factorerie. d Factorei.

factuur

[goederen] e consignment. f envoi. d Sendung.

familieberichten

e births, deaths, and marriages, schertsend ook (column of) hatches, matches, and despatches.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 61

f mariages, naissances et décès. d Familienanzeigen, -nachrichten.

familiehut

e family cabin. f cabine pour famille. d Familienkajüte.

familieomstandigheden

[wegens -] e on acount of family circumstances. f pour affaires (raisons) de famille. d Familienangelegenheiten halber, Familienverhaltnisse halber.

fancy-fair

e fancy-fair. f bazar of vente de charité. d Wohltätigkeitsbazar.

† feestbloem: zie kembang spatoe .

feestterrein

e (festive) grounds. f terrain de(s) fête(s). d Festterrain.

fermenteerschuur

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e fermenting room, f. shed. f hangar of grange de fermentation (G.I.N., p. 146), fermentoir. d Fermentierscheune.

fetisch

e fetich. f fétiche. d Fetisch.

fettor

[Timor]: zie gezaghebber .

fez

e fez, tarbush, tarboosh. f fez, tarbouch(e), bonnet rouge. d [der] Fez, Fes.

fiatteeren

e to fiat, to give one's fiat. Vgl. de Times: Mr. Justice Fitzgerald to-day fiated a presentment for 500 l. f attacher son fiat, délivrer le fiat executio (Gonnaud, La Colonisation holl., p. 545). d genehmigen.

fietsbroek

e cycling knickers. f culotte de cycliste. d Radfahrhose.

fietskeur

e bicycle (tax) regulations. f règlement sur les vélocipèdes.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d Fahrrad (steuer)verordnung.

fietslantaarn

e cycle lamp. f lanterne de bicyclette. d Fahrradlaterne.

fietspak

e cycling suit. f costume de cycliste. d Radfahr(er)anzug.

fietspet

e cycling cap, cyclist's cap. f casquette de cycliste. d Fahrradmütze, Radfahrermütze.

fietspomp

e inflator, bicycle-pump. f pompe de vélo, pompe à pneumatique. d Fahrradluftpumpe.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 62

fietstocht

e bicycle tour. f excursion en bécane. d Fahrradausflug, ook [die] Radeltour.

filiaal

e branch-house, branch-establishment. Ook branch-office. f succursale. d [die] Filiale, Zweigniederlassung.

Filippino: zie Philippino .

Film

e film. f pellicule; film. d [der] Film.

filter

e filter. f [le] filtre. d [der, das] Filter.

filterpers

e filter(ing)-press (M.). f filtre-presse, filtre à pression. d Filterpresse.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland filtreerkan

e percolator. f cafetière à filtre. d Filtrier-Kaffeemaschine.

fiskaal

[subst.] e public prosecutor, fiscal, in M. verkeerd omschreven als: a magistrate whose duty it is to take cognizance of offences against the revenue, in Holland and Dutch colonies. f procureur du roi. d Fiskal, Staatsanwalt.

flamboyant

e flambóyant(e), Poinciana regia. f flamboyant des Indes, poinciane royale. d Flamboyant.

Flem

[school-slang] e sweetheart, flame. f bonne amie. d Schatz.

flèr: zie watjekou .

flesschen

[slang] e swindle, diddle. f flouer, filouter. d beschwindeln, beschummeln, fuchsen.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland flikkerlicht

[van 'n vuurtoren] e flash-light. f feu-éclair, feu scintillant, feu clignotant. d Blinkfeuer.

flobert

e Flobert rifle. f carabine Flobert. d Flobertgewehr.

flottille-vaartuig

e flotilla vessel. f bâtiment de flottille(s). d Flottillefahrzeug.

foelie: zie pala .

fokstier

e bull kept for breeding. f taureau reproducteur. d Zuchtbulle, Zuchtstier.

formulier

e printed form. f blanc. d Formular, Blankett, Vordruckblatt, Vordruck.

formatie

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland [boven de -] e supernumerary.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 63

f excédant le complet. d überzählig, bijv.: Oberleutnant M. wurde zum überzähligen Hauptmann ernannt (D.K.Z.).

fouragegeld

e horse-allowance, forage allowance. f indemnité de monture. d Remuneration zum Unterhalte eines Pferdes.

fox: zie fox-terrier .

fox-terrier

[slang] e Chinaman who has cut off his pigtail. f Chinois qui a coupé sa queue. d Chinese der seinen Zopf abgeschnitten hat.

frappeeren

[van dranken] e to ice, cool. f glacer, frapper. d kühlen.

fraude

e fraud. f fraude. d Betrug, Falsum.

fregatvogel

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e (-bird), frigate-pelican, man-of-war. f [la] frégate, groote soort aigle de mer. d Fregatt(en)vogel: der Fregattvogel bewohnt die tropischen Meere, hält sich meist in der Nähe der Küsten, folgt aber auch den Schiffen sieben Tage, ohne auszuruhen (Mr.).

frikkadel

e chopped meat pie. In De Zieke Reiziger vindt men (p. 98, noot): The fricandell of Java is precisely the kooftah of Bengal, with this difference that the former is made with salt rancid butter, which is not the case with the Indian dish. f viande hachée. d Fricandelle.

fröbelen

e to kindergartenize (M.) = to employ the kindergarten method. Vgl. ook Strong in de New Era: There is no sectarian way of kindergartening. f faire du jardin d'enfants. d Fröbel-Unterricht erteilen (bekommen).

fröbelonderwijzeres

e kindergarten teacher (mistress), kinder-gartner. f institutrice de jardin d'enfants. d Kindergärtnerin, deftiger Fröbelsche Erzieherin.

fröbelschool

e kindergarten. f jardin d'enfants. d Kindergarten.

fuif

e blow-out, gala, spread, flare-up, hang out. In het laagste slang zegt men beano. f fête, gala (S.V.), régal, régalade, bombance.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d Festvergnügen, Schmaus, Feez, Klimbin. Vgl. ook: bei A's ist groszer Zauber.

fuiven

e to go it, to feast. f faire bombance; faire la noce of la fête, faire chère lie. d lumpen.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 64

functie

[in - treden] e take up one's duties, enter upon one's duties. f entrer en fonction. d sein Amt of seine Stelle antreten.

fungeerend

e acting,... in charge. f faisant fonction de,suppléant,...par intérim,ookintérimaire d stellvertretend, amtierend, interimistisch.

fuselier

e fusileer of fusilier. Ook private (soldier). f fusilier, fantassin. d Füsilier, Gemeine, schertsend Fuseltier.

fusie

e fusion. f fusion. d Zusammenschmelzung.

G.

G.B.: zie gewone bereiding , is ook gouvernementsbesluit.

G.-G.: zie gouverneur-generaal .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland gaanderij

[zeldzaam]: zie galerij .

gabah

e rice in the husk; paddy (H.J.). f riz non décortiqué. d Reis in der Kübe; zie bras .

gagah

e dry rice field. Ook wel: gaga. f rizière sèche (haute). d trockenes Reisfeld.

gagement

[van mindere militairen] e pay. f solde = paye des soldats (N.L.I.). d [der] Sold, Löhnung: Die Offiziere, Sanitätsoffiziere, Zeugpersonal und die Wallmeister empfangen Gehalt, Unteroffiziere und Mannschaften Löhnung (Heeresverfassung, § 10).

gajoeng

e dipper, hand-bucket (Worsfold, Visit to Java, p. 32). f cuvette. d Badeeimer(chen), Schöpfeimer(chen), Kübel - vgl. Maasz, Quer durch Sumatra, p. 12: In der Badekammer befindet sich ein gröszeres, gemauertes Bassin, aus dem man mit einem kleinen Kübel das Wasser schöpft.

galengan

e rice-field dike. f digue de rizière. Vgl. Cat. Indo-Chine, 1900, p. 76: La plus grande partie du riz produit par l'Indo-Chine est cultivée dans des champs entourés de petites digues.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d Deich (um die Sawahs).

galerij

e verandah; gallery. f véranda(h); galerie. Vgl. d'Enjoy, La Santé aux Colonies, p. 62: La maison coloniale doit être... entourée d'une spacieuse vérandah. d herumlaufende Veranda, Verande.

galvanometer

e galvanometer.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 65

f galvanomètre. d [das] Galvanometer.

gambi(e)r

e gambier of gambeer (An), terra Japonica = gambier, formerly supposed to be a kind of earth from Japan (Wh.). f [le] gambier, ook gambir. Vgl.: le Nauclea Gambir, qui croît spontanément dans l'Inde transgangétique et dans les îles de la Sonde, est un arbrisseau grimpant, qui fournit Gutta gambir, ou simplement Gambir (B.). d [das] Gambir, Gummigambier of Bastard-Katechu. Bij de lederbereiding in gebruik onder den naam van gelber Katechu.

gamelan(g)

e gam(e)lan: The topeng's gamelan consists of two sets of the circles of tiny ,... that are struck with wooden sticks, and two wood and two metal gambang kayu (wood and metal bars of different length and thickness mounted on a boatshaped frame), or native xylophones, to which single instrument the name ‘gamelan’ is so often given in the West (Scidmore, Java, p. 287). Annie Linden schrijft gamalang in Gold, p. 171. f gamlang = orchestre javanais et malais (R. Ghill, Le Pantoun des Pantoun). d [der] Gamlang (Spemann, Weltpanorama, p. 567).

gampong: zie kampong .

gandasoeli

e garland-flower. f [le] gandasuli à bouquets (B.) en gandasouli (M.V.E.). d Kranzblume.

* gang

e lane. f ruelle.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d Alleegasse.

gantang

e gantang (five katties in East-Java, ten elsewhere) = 8,5766 L. f gantang = 8,5766 L. d Gantang = 8,5766 L.

gardoe: zie gardoekerel .

gardoehoeder: zie gardoekerel .

gardoe(huisje)

e (native) watch-house, guard-house. f poste (de garde). d Wachthäuschen.

gardoekerel

e watch-man,guard.InE.-Indiëchowkeydar,vroegerpyke:allpykes, chokeydars, pasbans, dusauds, nigabans, harees, and other descriptions of village watchmen are declared subject to the orders of the darogah (H.J.). f gardien, garde de nuit. d Wächter.

gardoewachter: zie gardoekerel .

gardoewaker:

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland zie gardoewachter .

garnizoensapotheek

e military dispensary. f pharmacie militaire. d Stabsapotheke.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 66

garnizoensarts

e surgeon to the garrison. f officier de santé de la garnison. d Garnisonsarzt.

garnizoensdienst

e service in garrison. f service de garnison of de place. d Garnisonsdienst.

garnizoenskommandant

e commander of the [a] garrison. f chef de garnison, commandant d'armes. d Garnisonsältester.

gasgloeilicht

e incandescent gas-light. f lumière incandescente par le gaz. d Gasglühlicht.

gebang(palm)

e tallipot, talipot. f coryphe gébang. d [der] Gebang (S.V.).

de 2 Gebroeders

[in de Roode Zee] e the Brothers. f les deux Frères. d die Brüder.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland gedecolleteerd

e decolletée (Fransch), in a lownecked dress. Vgl. Malet, Sir Richard Calmady, p. 29: a decolletée cricket-player. f décolletée, en peau (fam.). d dekolletiert, ausgeschnitten.

gedekt

[ambtenaarstaal] e covered, justified by precedent. f sauf, justifié, beter (à) couvert d unangreifbar, gedeckt.

gedragcijfer

[op schoolrapporten] e conduct-marks. f marques de conduite. d Führungszensuren.

geelbek

[Z.A.]: zie halfbloed .

geelvink: zie kanarievogel .

geëmployeerde

e employee. f employé. d Bediensteter, Angestellter.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland gegageerd

[v. mindere militairen] e retired (on full pay pension), time-expired. f retraité. d mit voller Löhnung entlassen. In Duitschlandheetende ‘gegageerde militairen’ die in aanmerking komen voor een burgerlijke betrekking Militäranwärter.

gegalvaniseerd

[ijzer] e galvanised. f galvanisé. d galvanisiert.

gehannes

e gossip, gossiping, jaw. f babillage. d Gerede, Klatsch, Salbaderei, Schwätzerei.

gekko1)

e gecko: The lizards ‘chuck-chucked’ and ran over the walls; and the invisible gecko, gasping, called, it seemed to me,

1) In Indië weinig of niet in gebruik - zie tokeh .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 67

Becky! Becky! Becky! Becky! Becky! Becky! (Scidmore Java, v. p. 212). f [le] gecko. Soms ook djekko. d [der] Gecko, m.v. - s en soms Geckonen (S.V.).

gekleurde

[Z.A.]: zie kleurling .

geldloterij

e lottery. f loterie. d Lotterie, Geld-Lotterie (D.K.Z.).

geldverzending

e remittance. f envoi d'argent. d Geldsendung.

gelijkgestelden

e persons (those) assimilated to (with) Europeans. f (Européens et) assimilés. Aussi dit-on quelquefois: les indigènes et assimilés (Girault, Législation Col., II, p. 2). d (Europäer und) diesen Gleichgestellte.

gemas vert.: een aanval hebbend van de drift, waarin men iemand, waarvan men veel houdt, wel ‘op zou kunnen eten.’

gemengd

[van - bloed] e of mixed breed, half-caste.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland f de sang mêlé. d misch-, halbblütig.

gendi(e)

e goglet, alcarraza (-vessel) in M.S. Ook gendy, maar hiermee wordt in Eng.-Indië een waschkom bedoeld. f gargoulette, alcarazas - vgl. d'Enjoy, La Santé aux Colonies, p. 30: Ceux qui tiennent à boire frais, se muniront de carafes en terre poreuse dénommées gargoulette ou alcaraza. d Kühlkrug, Wasserkühler.

gendie-rak

e alcarraza stand. f support de gargoulette. d Kühlkruggestell.

genietroepen

e engineer corps. f [le] génie, troupes du génie. d Genietruppe.

genist

e royal engineer; engineer officer. f soldat (officier) du génie. d Geniesoldat, -offizier.

geparenteerd

e related, a relative of. f parent, allié. d verwandt.

gepensionneerd

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e retired. f mis à la remise, retraité. d pensioniert, in den Ruhestand versetzt, a. D.

gepensionneerde

e retired official (soldier etc.). f retraité. d Pensionist.

gepieker

e brooding, en ook thinking, thought. f réflection(s), rêverie, méditation(s).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 68

d Sinnen, ook Nachsinnen, Grübelei(en), Spintisirerei.

geroutineerd

e experienced, practised. f routiné. d bewandert, geschäftskundig.

gesoebat

e (constant) begging, coaxing, solicitation(s), entreaties. f supplications, sollicitations. d [das] Bitten und Beten, Anflehen.

gestaart

[van Chineezen] e pig-tailed. f à queue, à tresse. d (einen) Zopf tragend.

getah

e gutta, getah (Sc.), vegetable sap, gum. f gutta. Vgl. arbre à gutta (Jumelle, Cult. Col., II, p. 127). Ook gutte, résine, gomme, gomme-résine. d Gutta, Gummiharz. In 't mv. Gutten.

getek

e raft. f radeau, train de bois (bambou). d [das] soms [der] Flosz.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland a) geur: zie fuif .

b) geur: zie geurmakerij .

geurlat

[slang] e swaggerer. f fanfaron, crâneur, poseur. d Grosztuer, Flunkerer.

geurmaker: zie geurlat .

geurmakerij

e show, parade. f fla-fla, tralala, crânage, crânottage. d Flunkerei, Grosztuerei.

gevaar

[het gele -] e the Yellow Peril. f le péril jaune. d die gelbe Gefahr.

gewestelijke raad: zie raad .

gewone bereiding

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland [v. de koffie] e ordinary preparation = the sun drying process. f préparation ordinaire. d das trockene Verfahren.

gezaghebber

[civiel -] e governor, civil administrator. f gouvernant. d Gewalthaber (M.S.), Regierungschef.

gezagvoerder

[marine] e master(-mariner), commander. f commandant du bord. d Kommandant.

gezondheids-etablissement

e sanatorium, sanitorium. f sanatorium, établissement de santé, sanatoire. d Heilstation, Erholungsstation, Sanitätsanstalt, Genesungsheim (Spemann, Weltpanorama, p. 275).

gezondheidsredenen

[om -] e from motives of health,

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 69

[three months' leave] on account of illness (T.), on the ground of ill health. f pour raisons de santé. d aus Gesundheitsrücksichten, krankheitshalber, ook aus gesundheitlichen Gründen en gesundheitshalber.

gezondheidstoestand

e sanitary (hygienic) conditions. f état de santé, état sanitaire. d Gesundheitszustand, die gesundheitlichen Verhältnisse.

gingang

e gingham. f guingan. d Gingan.

giwang

e ear-drop. f vis, pendeloque. d Ohrschraube.

gladakker

e 1. pye (soldaten-slang), van pariahdog of enkel pariah, the common ownerless yellow dog (H.J.). Vgl. Kipling, Beast and Man in India, p. 266: The pie-dog, pariah, or street-dog, is usually rufous yellow, but all known dog tints occur. Soms (Punch) vindt men deze honden bayers of the moon genoemd; 2. rascal (scheldnaam). Ook scoundrel en yellow dog, a strong term of contempt (F. & H.). In Eng.-Indië nog budmash = a bad, worthless fellow; a scoundrel (Lentzner, Slang-English of Australia). Verder budzat = a low fellow, a ‘bad lot,’ a blackguard (Id.). f 1. chien errant; 2. canaille, coquin, chenapan, sacripant, ruffian, arsouille, bélître. d 1. herrenloser Hund, Pariahhund; 2. Schurke.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland gladjanus

e sly-boots, (artful) dodger, sly dog, hedger, in E.-I. failsoof van 't Ar. failsuf from filosofos. But its popular sense is a ‘crafty schemer,’ an ‘artful dodger,’ zegt H.J. f fin matois, finaud, fouineur, marloupin, aigrefin, maître gonin, fine mouche. d Schlauberger, geriebener Kunde, Pfiffikus.

gladmuis: zie gladjanus .

glagah

e Saccharum spontaneum. f Saccharum spontaneum. d Saccharum spontaneum.

glastouw

e string coated with a paste of pounded glass.Menvgl.Brownell, The Heart of Japan, p. 36: Youngsters have kite battles. They gum powdered glass to the strings and each tries to cut the other's kite free. Dit geldt in alle opzichten ook van de Indische jongens. f corde de cerf-volant enduite de verre en poudre. d mit feingestampftem Glas überzogene Papierdrachen-Schnur.

glatik

e rice-bird, paddy-bird or

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 70

Java sparrow (Ch.): She really had no luck, for her Java sparrows died too at the bird-show in Edinburgh (Ouida, Crit. Studies, p. 240). f padda, alouette de Java en glatic, reeds fig. gebruikt in de Vie Parisienne 1908, p. 819 b: Dans les villes où se rencontrent et se coudoient toutes les races: Biarritz, Ostende, Monte-Carlo, Le Caire, s'est développé un nouveau type féminin... Nées de parents coloniaux qui ne se voient qu'à de rares intervalles, les jeunes filles cosmopolites suivent leur mère à Paris, à Londres, dans les stations d'hiver à la mode, jusqu'au jour où elles retournent aux pays brûlés de soleil dont elles ont le sang voluptueux dans les veines. Peu surveillées, elles prennent une grande liberté d'allures, mais elles plaisent à tous par leur grâce provocante, leurs reparties spirituelles et moqueuses d'enfants mal élevées. Et surtout elles sont la joie et le sourire des caravansérails flottants, de ces grands paquebots qui les emportent vers la lointaine Océanie. Leur gaieté, leur charme leur ont fait donner le nom du gracieux oiseau des rizières, de l'alouette de Java: on les appelle ‘les Glatic.’ d Reisfresser, -vogel.

glazenbakje

e glass-tray. f sous-verre. d Gläsertellerchen.

glazendeksel

e glass cover. f couvercle, dessus de verre. d Glasdeckel.

glazenkast

e glazed cabinet, glass almeirah, plate-cupboard. f vitrine, bonheur du jour, armoire vitrée. d Glaskasten (H. Schuchardt, Kreol. Stud., IX, p. 120 als vertaling van almarie glaas). Ook Glasschrank.

glibbertjes vert.: de gepelde en geconfijte vruchten van den arènpalm.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland glimpieper: zie gladjanus .

gobang

e halfpenny, a copper of a brown; in Amerika cent. f sou. d Gobang = 4 Pfennig.

goeboek

e bamboo watch-house in the paddy-fields. f poste de garde en bambou dans les champs de riz. d Wächterhäuschen: auf hohen Bambuspfählen erhebt sich da und dort ein Wächterhäuschen, ein ‘Gubuk’, von dem aus nach allen Richtungen Seile gespannt sind an denen bunte Sarongfetzen und zappelnde Puppen hängen (Haberlandt, Botanische Tropenreise, pag. 238).

goedang

e 1. godown, store-godown (Kipling, Gadsbys, p. 29), store-closet (M.), store-room, in E.-Indië in huis - vgl. H. Crompton, Indian Life, p. 158: The only connexion with your

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 71

commissariat allowed in the dwelling is the store-room, invariably known in India as the godown; 2. ware-house. De India Gazette van 3 Maart 1781 heeft reeds volgens M.:

Godown usurps the ware-house place, Compound denotes each walled space.

f 1. chambre à provisions; 2. magasin, entrepôt. M.V.E. geeft onder godong: c'est le nom vulgaire que les Malais donnent aux grands magasins et aux factoreries (?) et qui a été adopté par toutes les nations commerçantes de l'Europe. Vgl. ook Babut, F. Batel, I, p. 84: La ville de Batavia proprement dite est composée des entrepôts du commerce européen appelés godowns et de quelques demeures de marchands ou d'employés chinois, arabes ou indous. d 1. Vorratskammer; 2. Warenlager.

goederentransport

e transport of goods, goods traffic. f transport de(s) marchandises. d Waren-, Gütertransport.

goede tijd

e good monsoon. f bonne saison. d guter Monsun.

goedgezind

[v. de bevolking] e friendly, well-disposed. f ami. d befreundet.

goejava

[Z.A.]: djamboe bidji.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland goela arèn

e jaggery, palm sugar: the name jaggery, which to-day is used with the special signification of palm-sugar or palm-molasses, is but a modern corruption of sarkara, first in to the Malayal chakkara, then in to the Portuguese jagara, jagra (Wt.). f le jagre. Vgl. Jumelle, Cult. Col., I, p. 241: A Java pour l'obtenir on fait bouillir le liquide qui vient d'être recueilli, et, quand il atteint le degré de consistance voulue, on le moule en petites rondelles. C'est sous cette forme qu'il est vendu (gula aren). Ook sucre javanais. d Palmzucker, ook brauner Baumzucker. Vgl. Pfyffer zu Neueck, Skizzen, pag. 13: der Aren oder braune Baumzucker.

goela djawa: zie goela arèn .

goela klappa: zie goela arèn .

goeling

e Dutch wife. Each bed is provided with a Dutch wife - along bolster placed down the centre of the bed to insure coolness when two people occupy it. (Delmar, Around the World through Japan, p. 44). Niet juist is: Dutch wife, an open frame of rotan or cane used in the Dutch Indies, etc. to rest the limbs upon in bed (M.). Toch is de tweede helft van Murray's omschrijving beter dan de humoristische (?) van Delmar. f hollandaise: Sous la moustiquaire je ne trouve d'autre

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 72

garniture qu'un drap de lit unique et un double oreiller, puis encore la classique ‘hollandaise’... c'est un long boudin en cuir (niet juist) de forme cylindrique, garni de toile blanche, dont on se sert pour éviter le contact des jambes et diminuer ainsi la transpiration pendant le sommeil (J. Leclercq, Un séjour dans l'île de Java, p. 17). d Rollkissen, Schlafrolle: Ferner findet man überall in den breiten Kojen... die berühmte Schlafrolle, die der Engländer ‘Dutch wife’ nennt und die hier auch alle Privat- und Hotel-betten haben (von Rautenberg, Holl. Indien, p. 9).

† go(e)moet: zie arenpalm .

goena-goena

e guna guna = 1. amatory philtre, love-charm; 2. charmed poison. f gouna-gouna = 1. aphrodisiaque; 2. remède magique. d Guna-Guna = 1. aphrodisisches Mittel; 2. sympathisches Zaubermittel.

goenie

e gunny, a strong coarse cloth manufactured in India from jute, and used as sacking (Ch.). f [le] jute, chanvre de l'Inde (L.). d [die] Jute (leinwand).

goeniezak

e gunny bag. f sac (en toile) de jute. d Jute-Sack.

goenoenger

e 1. up-country man, hill-man; 2. hill pony. f 1. Javanais des montagnes; 2. pony des montagnes, cheval montagnard. d 1. Bergjavaner; 2. Bergpferd.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland go(e)ramie

e goramy en gourami, a fish found in the Eastern Archipelago, highly esteemed for the table (Ch.). f [le] gourami. A l'Ile de France, on le connaît sous le nom de gouramier (M.V.E.). d [der] Gurami (Mr.).

goerita

e waist-band, sarong-band. f ceinture de saroung (G.I.N., p. 379). d Sarungbinde.

goeroe

e gooroo, guru. f guru: Suryavarman II fut sacré par un célèbre brahmane..., le pandita et guru nommé Dewakara (Album-Kern, p. 165). d Guru (Sanders, Fremdwörterbuch), geistlicher Lehrer.

gogoh: zie gagah .

gokken

e gamble. f jouer, brelander, tripoter [in mijnwaarden]. d spielen, jeuen: Sie haben jeden Donnerstag einen Herrenabend wo dann feste gejeut wird (M. Böhme, Tagebuch einer Verlorenen, p. 235).

gokker

e gambler. f joueur, brelandier. d Spieler.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 73

golok

e golok, goluck: The Java goluck or short sword, is still used by all (Money, Java, I, p. 246). f couperet. d Waldmesser.

† gom: zie .

gong

e gong. f [le] gong, Malais gông (L.). d [der] Gong.

gorami: zie goerami .

† gorgelet: zie gendi .

gorilla

[Afrika]. e gorilla. f gorille. d Gorilla.

goudfazant

e gold(en) pheasant (M.). f faisan doré.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d Goldfasan.

goudhoudend

e auriferous, gold-bearing. f aurifère. d goldhaltig.

goudkoorts

e gold fever: I did not reach Sydney till the beginning of the gold-fever. (Mrs. Alexander, Fight with Fate, I, p. 95 Tauchn.). Ook yellow fever (F. & H.) of gold craze. f fièvre de l'or. d Goldfieber.

goudonderzoek

e gold assay(ing). f essai d'or; essayage. d [das] Probieren (von Gold).

't goudwasschen

e gold washing. f lavage de l'or, lavage de terres aurifères. d Gold(sand)waschen.

goudwasscherij

e gold washing. f lavoir: au Chili et au Pérou endroit où l'on tire l'or par le lavage (N.L.). d Goldwäsche.

gouvernementsambtenaar

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e Government officer, official, servant. In Eng.-Indië gebruikt men dikwijls Civilian voor officer of the Civil Service = bestuursambtenaar. f fonctionnaire du gouvernement. d Regierungsbeamter.

gouvernementsbeschikking

e resolution. f disposition, décision. d Verfügung.

gouvernementsbesluit

e Government decree. f ordonnance; arrêté; afgekort A.G.G. d Regierungserlasz.

gouvernementsbureau

e Government bureau. f bureau du gouvernement. d Regierungsbureau.

gouvernementscultures

e state plantations. f cultures d'Etat (Ch. B.) of

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 74

cultures du gouvernement. d staatlicher Kulturbetrieb.

gouvernementsdienst

e Government service: Her husband is in the Government Service (D. Gerard, The Eternal Woman, pag. 13. Tauchn.). Ook in government employ, in service under Government. f service du gouvernement. d Staatsdienst.

gouvernementsgebied

e Government land, government territory. f territoire du gouvernement. d Staatsgebiet.

gouvernementsgrond

e Government land. f domaine du gouvernement. d Regierungsland, Kronland.

gouvernementshotel

e Government-house. f hôtel du gouvernement, le Gouvernement: Les directeurs célibataires... sont logés au Gouvernement (A. Daudet, Port Tarascon, p. 59). d Gouvernementsgebäude, Regierungsgebäude.

gouvernementsland: zie gouvernementsgrond .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland gouvernementspakhuis

e Government store-house. f magasin du gouvernement. d Gouvernementspackhaus.

gouvernementsreiziger

e travelling official. f fonctionnaire en voyage. d amtlich Reisender.

gouvernementsschool

e Government school. f école gouvernementale. d Gouvernementsschule.

gouvernementsstoomer

e government steamer (A. Linden, Gold, p. 139). f bateau du gouvernement. d Gouvernementsdampfer (Verkehrsnachrichten der D.K.Z.).

gouvernementswoning

e official residence. f demeure gouvernementale. d Amtswohnung.

gouverneur-generaal

e governor general. NB. in Eng.-Indië ook = viceroy. f gouverneur-général. d General-Gouverneur.

gouverneursche

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e governor general's lady, viceroy's lady. f femme du gouverneur général,ookgouvernante,vice-reine. d Frau General-Gouverneur.

graaien: zie snaaien .

gramophoonplaat

e gramophone disc, gramophone record. f disque. d Schallplatte.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 75

granuleus

[- ze oogontsteking] e granular ophthalmia. f ophthalmie granuleuse. d granulöse Augenentzündung.

grasboer: zie grassnijder .

grasboom

[Australië] e grass-tree, ook black boy (tree). f xantorrhée arborescente. d Grasgummibaum (S.V.).

graskerel: zie grassnijder .

grasman: zie grassnijder .

grassnijder

e grass-. Kipling schrijft grass-cut in The Gadsbys, p. 17: .... a grass-cut gets six rupees, wat 'n verbastering is van 't Hindostaansche ghaskat(a). f marchand d'herbe. d Grasschneider (M.S.).

grazen

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland [te - nemen] e roast, chaff, hoax. f acheter, bêcher, mener en bateau, passer à la bêche, mettre sur le gril. d anulken, aufziehen, schrauben, hohnipeln.

grensgebergte

e frontier mountain-range. f montagne formant frontière, m. limitrophe. d Grenzgebirge.

grensgeschil

e frontier dispute. f différend sur les limites. d Grenzstreitigkeit.

grensregeling

e boundary delimitation. f délimitation des frontières. d Grenzregulierung, Grenzberichtigung.

grensregelingscommissie

e boundary (delimitation) commission, commission for delimiting the frontier (T.). f commission de délimitation des frontières (Bulletin 103 der All. Fr., p. 8). d Grenzregulierungsbehörde.

griemis

e mizzle. f bruine. d Staubregen, Stöberwetter.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland griffie

e record office, registrar's office. f [le] greffe. d Gerichtskanzlei, -schreiberei.

grobak

e (native) cart, tumbril. f chariot (de transport); tombereau. d Lastkarren (auf zwei Rädern).

grofwild

e big game. f gros gibier. d hohes Wild, Hochwild.

grondhuur

e rent. f prix du bail, loyer. d Mietzins.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 76

grondpeilwezen

e Artesian well-drilling. f sondage artésien. Ook service des sondages (Bousquet, Les richesses minérales, p. 8). d Brunnenbohrungsamt.

† grondverf

[in de -] e in dishabille. f en négligé. d im Negligé.

grootambtenaarsexamen

e exam(ination) for civilians (the higher civil service). f grand examen des fonctionnaires (Ch. - B.). d groszes Examen für Civilbeamte.

grootbedrijf

e large industry: Among other ‘large industries’ ... may be mentioned woollen mills, silk mills, soap factories etc. (Regeeringsverslag E.-I. 1890-91, pag. 215). f grande industrie. d [der] Groszbetrieb.

† Groot-Java: zie Java .

Groot-Nederland

e Greater Holland. f la plus grande Hollande. d Grosz-Holland.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland † guardasol: zie pajong .

guerilla

e guerilla, guerilla-war. f [la] guérilla, guerre de guérillas. d [die] Guer(r)illa, Guerilla-Krieg, Kleinkrieg.

gummiband

e rubber tyre. f bandage en caoutchouc, bandage élastique. d Gummireifen.

G.v.d.

e damme, dammy, damn it! f nom de Dieu! d verdammt!

H.

H.S.: zie hoofdsuiker .

haard

[van besmetting] e hotbed. f foyer. d Herd.

hadji

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e hádji of hájji, one who has performed a pilgrimage to Mecca (Ch.). Ook hadjee. f hadji. Reeds fig. voor snorrebaard gebruikt door A. Daudet in zijn Soutien de Famille, p. 318: Ah, ma vieille barbe, mon vieux hadji de 48, quelle joie de vous revoir! Vgl.: p. 358 ibid: Jules Simon et tous les vieux hadjis de 48. d Hadschi, mv. - s.

halen

[van verkochte zaken enz.] e fetch (a price). f faire: de Beers a fait 324 francs. d holen.

halfbloed

e half-caste. f demi-sang. d halbracig, mischblütig, halbweisz.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 77

Halifoeroe: zie Alfoer .

halte

e halting-place. f halte. d Halte-Station.

haltechef

e station-master of a halting-place. f chef de halte. d Haltestationsvorsteher.

handel

[in den - zijn] e be in trade. f être dans le commerce. d beim Handel beschäftigt sein, Kaufmann sein.

handelsgeëmployeerde

e commercial employé. f employé de commerce. d Handelsbeamter.

handelsgewassen

e market crops. f plantes de culture industrielle. d Handelsgewächse.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland handelspolitiek

e commercial policy. f politique commerciale. d Handelspolitik (M.S.).

handelsvereeniging

e trading company. f association commerciale. d Handelsverein.

handschoen

[met den - trouwen] e to marry by proxy. Vgl. Melati van Java, The Resident's Daughter, p. 3: I have been married by proxy to Captain D. of Batavia. Op pag. 117 vindt men... they were married by procuration, and she set out for India. f marier par procuration. d per Procura heiraten. Vgl. D.K.Z. 1909, p. 362a: Ein wirkliches Kolonialdrama, wenn auch kein deutsches, ist Mit dem Handschuh getraut von Fabricius. Mit dem ‘Handschuh’ getraut wird in Holland jedes Mädchen deren Verlobter in Indien wohnt und nicht persönlich zur Trauung herüber kommen kann. Ein in Holland lebender Freund des Bräutigams führt an seiner Stelle die Braut zum Standesamt und zur Kirche, worauf sie dann als rechtmäszig getraute Gattin in ihre zukünftige Heimat reist.

handschoentje

e proxy-wedded (young)lady. Vgl. Tennyson, The Princess, I, r. 32:

she to me was proxy-wedded with a bootless calf at eight years old.

f dame mariée par procuration. d per Procura verheiratete Dame.

handwagen(tje)

e cabriolet.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland f cabriolet. d Einspänner, Halbkutsche.

hangar

e hangar (M.). f hangar. d Hangar, Schuppen.

hanglantaarn

e hanging-lantern.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 78

f lanterne suspendue, l. à suspension. d Hängelaterne.

hangkast

e hanging cup-board, hanging press, hanging wardrobe (T.). f armoire pour vêtements. d Hängeschrank.

hannessen

e to talk rot. f jaser, cabasser, jaspiner. d klatschen, quaseln.

harde pad

[Z.A.]: zie krakal .

harder

[visch] e mullet. f mulet. d Meeräsche.

hardlooper

[van 'n boot] e fast sailor. f bon marcheur, marcheur rapide. d Schnellläufer.

hardloopers

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland [van paarden] e good runners. f bons (beaux) coureurs. d Schnellläufer, gute Läufer, Traber.

haringsla

e Italian salad with herring.1) f salade de harengs. d Heringssalat.

harnachement

e harness, horse-trappings. f harnais, harnachement. d Pferdegeschirr.

hartjes

[gebroken -] e Clerodendron Thomsonae. f Clerodendron Thomsonae. d Clerodendron Thomsonae.

hartvervetting

e fatty heart. f stéatose. d Fettherz, Herzverfettung.

havenkantoor

e harbour (master's) office. f bureau de port. d Hafenamt.

1) Haringsla kent men in Engeland niet.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland havenlicht

e harbour-light. f fanal, feu du port. d Hafenfeuer.

havenpolitie

e port-police. f police du port. d Hafenpolizei.

havenwerken

e harbour works. f constructions du port. d Hafenbauten.

heer

[de groote - te Buitenzorg] e the great Lord (Sahib): The vast majority of the population is hardly conscious of the existence of the Viceroy and his Government. From time to time a glimpse is caught of the great Lord Sahib (Strachey, India, p. 6). In Eng.-Indië dikwijls (in alle beteekenissen van ons toean besar) het Hind. burra-sahib. f [le] grand seigneur. d [der] grosze Herr.

heerendiensten

e statute labour, a definite

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 79

amount of labour required for the public service in making roads, streets, etc. (Eng. Col. Law). Ook corvée en forced labour; zie 't volgende woord en krakallen. f travail à corvée, corvées. d Frondienst. Vgl. ook de D.K.Z. van 1903, p. 504b: Java braucht heute keine sogenannten Herrendienste mehr.

heerendienstplichtig

e liable to statute labour. In Eng.-Indië wordt de heerendienstplichtige ook genoemd begar, bigarry, a person pressed to carry a load, or do other work really or professedly for public service. In some provinces begar is the forced labour, and bigari the pressed man (H.J.). f corvéable, prestataire. d fronpflichtig.

heerendienstplichtigheid

e liability to statute labour. f régime de la corvée, système des prestations. d Fronpflichtigkeit (S.V.).

heerenfiets

e gentleman's bicycle. f vélo d'homme. d Herrenfahrrad.

hekkenspringer

e one kicked upstairs. f arriviste. d Springer, schnell Beförderter.

hekwieler: zie hekwielstoomer .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland hekwielstoomer

e sternwheel(er). Ook sternwheel steamer (M.S.). Ze behooren tot de shallow draft steamers. f bateau à roue de derrière. d Heckrad-Dampfer. Bisweilen wird auch ein einzelnes Schaufelrad (Ruderrad) als Propeller am Hinterschiff angeordnet. Diese Heckraddampfer verdienen den Vorzug in engen Fluszläufen (Mr.). Ook - van 't Eng. poop afgeleid - Puppendampfer: ... nach drei Stunden Festliegens... wird unser... Puppendampfer wieder flott (E. & A. Selenka, Sonnige Welten, p. 3).

helmhoed

e sun-helmet, tropical of colonial helmet; topee of topi, a hat or cap, especially a pith hat or helmet (W.S. 1902). f casque colonial. d Helmhut, Tropenhelm.

hemeling

[krantenslang] e celestial - zie staart . f Fils du Ciel, Céleste (Vie Parisienne, '08, p. 86a): zie staart . d Sohn des himmlischen Reiches.

henna

e henna: the use of henna as a cosmetic dates from very ancient times, and is universal among Muhammadan women (Wt.). f [le] henné. d [das] Henna.

herbebossching: zie reboisatie .

herbenoeming

e reappointment.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 80

f réintégration. d Wiederernennung.

herbewouding: zie reboisatie .

herexamen

e re-examination. f nouvel examen, examen supplémentaire. d Nachprüfung.

herplaatsen

e to reappoint. f renommer. d wiedereinsetzen.

herplaatsing

e reinstalment, reinstatement. f rentrée au service, réinstallation. d Wiedereinsetzung.

herstellingsoord

e health-resort. f station de santé. d [die] Gesundheitsstation.

hervormingsmaatregelen

e reform measures. f mesures réformatrices.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d Reformmaszregeln.

heulsap

e the drug. In the excitement of my opium dreams - for I was habitually fettered in the shackles of the drug - I would call aloud upon her name (Poe, Ligeia). f méconium (H.D.), essence de pavot. Fig. la (bonne) drogue: Encore de l'opium ... La drogue bienfaisante s'insinue dans les fibres du Fumeur (Cl. Farrère, Fumée d'Opium, p. 19). d [der] Mohnsaft, [das] Opium.

hevea

e hevea: about 10 species are known, natives of tropical Brazil and Guiana (Wh.). f hévée: arbre de la Guyane, dont le suc épaissi forme la gomme élastique (N.L.I.). d Hevea.

hiergeboren

e country-born (H.J.), country-bred: if there is one thing he [the modern Anglo-Indian] avoids, it is the country-bred [girl]. ‘Country’ is a peculiar adjective in Anglo-Indianism that at once diminishes the value of anything. It is a sneer and a condemnation. A country-bred individual is at once stigmatized by the appellation... ‘What is she?’ a man asks, nodding towards a pretty brunette in a ball-room. ‘Oh, only a C.B.’ That suffices (H. Compton, Indian Life, p. 145). f du pays. d hierlands geboren.

Hindoeïsme

e Hinduism. f Hindouisme. d Hinduismus.

Hindo(e)stani

[taal]

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e Hindustani, ook Hindoostanee. f l'hindoustan(i). d Hindustani, Hindostanisch.

Hindoetijd

e Hindoo period. f temps des Hindous.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 81

d Hinduzeit (Bokemeyer, Die Molukken, p. 42).

hoedenkapstok

e hat stand, hall-stand, hat-tree. f porte-chapeaux, geadverteerd door de Louvre-magazijnen. d Hutständer (M.S.).

hoenderpark

e poultry-farm. f parc aux poules. d Hühnerhof.

hoestmiddel

e cough medecine, cough remedy. f [le] béchique. d Hustenmittel.

Hoffmann: zie Hoffmannsdruppels .

Hoffmannsdruppels

e Hoffmann's drops. f gouttes d'Angleterre. d Hoffmann's Tropfen.

hofmeesteres: zie linnenjuffrouw .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland * hollander

e Dutch cigar. f cigare de Hollande. d holländische Zigarre.

Hollandsch-Chineesch

[- e school] e Dutch-Chinese. f hollando-chinois(e). d niederländisch-chinesisch.

hond

[roode -]1) e prickly heat: I sat in the back veranda... and scratched myself because I was covered with the thing they called prickly heat (Kipling, Mine Own People, p. 33). Vgl. het Duitsche equivalent en merk op, dat het overeenkomstige Engelsche equivalent red-dog in onbruik is geraakt. H.J. geeft dit citaat: The red dog is a disease which affects almost all foreigners in hot countries (Osbeck's, Voyage, 1752). f lichen vésiculaire (Li). Ook la bourbouille, waarvan H.D. zegt: nom vulgaire (particulièrement chez les marins) de l'échauboulure, du bouton rougeâtre, prurigineux qui caractérise une maladie éruptive (lichen tropical, vésiculaire) commune dans les pays chauds. d [der] ‘rote Hund’ Hitzblattern (Lichen tropicus), Ausschlag, in den Tropenländern, besonders auf Brust und Rücken, dem vorzüglich Europäer unterworfen sind (Flügel, i.v. prickly heat). Vgl. D.K.K., p. 247: Brünette Menschen leiden im allgemeinen weniger unter rotem Hund und Furunkulose.

hond

[vliegende]: zie kalong .

hond

[zwarte -]

1) In Z.A. is rooihond zekere ziekte met kwaadaardige huiduitslag.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e the blues, the blue devils en ook the black dog: I'm an ould fool, said Mulvaney reflectively, dhraggin' you two out here bekaze I was undher the Black Dog - sulkin' like a child (Kipling, Soldiers Three, p. 94). f maladie noire. d Hypochondrie.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 82

hongertyphus

e hunger-typhus, starvation fever. f typhus famélique. d Hungertyphus.

† hongitocht

e exterpating expedition. f expédition d'extirpation. d Ausrottungsspedition.

Hongkong

[Deli]: zie ricksha .

honigvogel

e honey-sucker, ook nectar-bird, sun-bird. f [la] nectarinie. d Honigvogel, -sauger: die H. vertreten in der alten Welt die Kolibris (Mr.).

hoofdaanlegger

e ring-leader. f meneur principal. d Hauptanstifter, -urheber, Rädelsführer.

hoofdagent

e chief agent. f agent principal, agent supérieur. d Hauptagent, Generalagent.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland hoofdambtenaar

e superior officer (official). f fonctionnaire supérieur. d Hauptbeamte(r), höherer Beamte, Oberbeamte(r).

hoofdbureau

e head office. f bureau central. d Hauptamt.

hoofdcomité

e head committee. f comité central. d Hauptausschusz.

hoofdconducteur

e chief guard, ook guard in charge. f chef de train. d Zugführer.

hoofddoek

e (head) kerchief, dikwijls turban en soms head-cloth. f mouchoir de tête, madras. Gewoonlijk turban. d Kopftuch, Turban.

hoofdenschool

e school for the sons of native chiefs. f école de fils de chefs (Ch. B.). d Schule für Söhne von Häuptlingen (G., p. 542).

hoofdgebouw

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e main-building. f corps de bâtiment (logis). d Hauptgebäude.

hoofdgeld

e head-money. Money zegt in Java, I, p. 242: Head-money is a poll tax confined to the Chinese and other foreign Asiatics. f capitation, impôt personnel de capitation (Girault, Législation Col., II, p. 283). d Kopfgeld, Kopfsteuer.

hoofdingenieur

e engineer in chief, chief engineer. f ingénieur en chef. d Oberingenieur.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 83

hoofdinspecteur

e head-inspector. f inspecteur en chef. d Hauptinspéktor.

hoofdopzichter

e head-overseer, head foreman. f surveillant en chef. d Oberaufseher.

hoofdplaats

e chief station, large of principal town, head station, -town (Money, Java, II, p. 175). Voor plaats = station zie H. Crompton, Indian Life, p. 137: Two or three years in any one station, as towns are called, is the utmost that can be anticipated. f chef-lieu; cité principale, cite principal, grand centre. d Hauptort, Hauptplatz.

hoofdsuiker

e first boilings. f sucre de premier jet. d [das] erste Produkt.

hoofdverpleegster

e head-nurse (T.), soms ook lady-nurse. f infirmière en chef. d Hauptwärterin.

hooggeplaatst

e high-placed, ... in high position(s).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland f haut placé. d hochgestellt.

hoog-javaansch

e high Javanese. f haut-javanais. d Hochjavanisch.

hoog-maleisch

e high Malay. Vgl. A. Linden, Gold, p. 75: The manuscript itself was beautifully written in very pure high Malay. f haut-malais. d Hochmalaiisch.

hooge oomes: zie oomes.

hoornschil

[van de koffie] e parchment: The husk or parchment protects the bean from atmospheric influences (M.). f enveloppe parcheminée. De koffie met de hoornschil heet café en parches (N.L.I.). d Hornhaut, Pergament.

hopperbarge

e hopper barge. f barge à trémie. d Hopperbagger (Mr.).

hormat

e homage, reverence; propriety, decorum.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland f hommages, honneurs, révérence; (les) convenances. d Ehrerbietung; [die] Anstandsregeln.

hospitaalschip

e hospital-ship. f transport-hôpital, bateau-hôpital. d Spitalschiff, ook Krankenschiff.

houtaankap

e lumber-exploitation; timber reserve. f coupe de bois. d Holzschlag.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 84

houtaankapondernemer

e lumberer. Ook lumberman (M.S.) in Amerika. f exploitant forestier. d Holzfäller, Bauholzhändler.

houtaankaponderneming: zie houtaankap .

houtcontractant: zie houtaankapondernemer .

houtstapelplaats

e lumber depôt in Amerika, timber yard. f chantier, dépôt de bois. d Holzhof, - lager, - platz.

houttransport

e timber transport. f transport des bois. d Holztransport.

houtvendutie

e timber sale. f vente de bois. d Holzauktion.

houtvester

e forester, ook forest officer (S.T.).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland f ingénieur des fôrets, agent forestier. d Forstbeamter, Oberförster.

houtvesterij

e forestry; forester's district. f économie forestière; district forestier. d Forstwirtschaft; Försterei.

huisbediende

e house-servant of house-hold servant, deftiger domestic. f domestique, mv. ook gens de maison. d Hausbedienter, Hausdiener, mv. ook Hausgesinde.

huisfeestje

e house party (M.). f fête de famille. d häusliches Fest.

huishoudster: zie ménagère .

huishuur-indemniteit

e house-allowance, allowance for rent (T.), houserent allowance (S.T.). f indemnité de logement. d Wohnungs- of Wohnungsgeldzuschusz (M.S.), Mietsentschädigung, Selbstmieterservis wird denjenigen Militärpersonen gewährt, die sich selbst eine Wohnung zu beschaffen haben (Heeresverfassung § 12).

huisjongen

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e boy: In Southern India and China a native personal servant is so termed, and is habitually summoned with the vocative Boy! (H.J.). f garçon; ook boy. d Hausdiener, Bediente. Flügel heeft reeds: boys (in Indien analog dem französischen garçons) alle männlichen Bedienten.

† huismeid: zie binnenmeid .

† huistaks: zie bedrijfsbelasting .

huistoilet

e undress, dishabille. f habit de maison, toilette d' appartement, vêtement d'intérieur.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 85

d Haustracht, Hausanzug, Hauskostüm.

hulpbank

e relieving-bank. f banque de secours. d Hilfskasse.

hulploods

e temporary shed. f hangar temporaire. d Hilfsschuppen, Notschuppen.

hulppostcommies

e assistant post-office clerk. f aide-commis (de la poste). d Postassistent, Posthilfsbeamter (D.K.K.).

hulppostkantoor

e branch post(al) office, sub-office (T.). f bureau de poste auxiliaire. d Hilfspostanstalt (D.K.Z.), Posthilfsstelle (D.K.K.).

hulpprediker

e curate. f pasteur adjoint. Ook soms aide prédicateur (G.I.N., p. 217). d Hilfsprediger (M.S.).

hulppriester

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e assistant priest. f prêtre auxiliaire. Vgl. onderjpastoor. d Kaplan, Hilfspriester.

hummel

e (wee) tot, chit, chickabiddy. f bambin, mioche. d Knirps, Pepo.

hutbagage

e cabin luggage: Cabin luggage came rattling down in cabs (S.J. Duncan, Simple Adventures, p. 28). f bagages (colis) de cabine. d Kabinengepäck (Handbuch v.d. N.D. Lloyd).

hutkoffer

e cabin-trunk, cabin-box. f malle de cabine. d [der] Kabinenkoffer (Mey & Edlich).

hutpassagier

e cabin-passenger (M.), saloon-passenger. f passager de chambre of à la chambre. d Kajütenpassagier.

huurcontract

e hire-contract, lease. f bail (à loyer), contrat de loyer. d Mietkontrakt.

huurwaarde

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e tenement-value, letting value. f valeur locative. d [der] Mietwert.

huurwagen1)

e hackney (-coach). f voiture de remise, voiture de louage qu'on appelle aussi [un] remise (N.L.I.). d Miet(s)wagen.

huzarensla

e Italian salad. In Pear's Book of Cookery vindt men dit recept: Trim and cut in delicate thin

1) Haast altijd een mylord.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 86

slices any cold meat, and put them into a salad bowl or dish. Mix four tablespoonfuls of roast meat gravy, free of fat, with half a teaspoonful of made mustard, one teaspoonful of salad oil, two tablespoonfuls of vinegar, and pepper and salt to taste. Two or three hours before serving pour this over the cold meat, and garnish with parsley, hardboiled whites of eggs, and beetroot. f salade russe. d italienischer Salat.

hydrographisch

[- bureau] e hydrographic. f hydrographique. d hydrographisch.

I.

I.V. vert.: inlandsche vijand.

ijsbeeren

e kick (cool) one's heels. f faire le pied de grue, faire les cent pas, croquer le marmot, en soms ook faire l'ours en cage: Si tu m'avais vu cet après-midi en train de faire l'ours en cage... tu ne peux pas te figurer quel est mon martyre à t'attendre, t'attendre toujours (Gandillot, Vers l'Amour, IV, p. 7). d hin und her gehen.

ijsbon

e ice ticket; voucher for ice. f bon (pour une livre) de glace. Vgl. bon de soupe. d Schein (für ein Pfund Eis).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland ijsbus

e freezing-box. f sorbetière, sarbotière, glaciere des familles. d Eisbüchse (S.V.), Gefrierbüchse.

ijscompressen

e ice-poultices, ice-cataplasms. f compresses à la glace. d Eisumschläge.

ijsdepot

e ice depot. f dépôt de glace. d Eisniederlage.

ijsemmer(tje)

e ice-pail. f seau à glace. d [das] Eisgefäsz, Eiseimerchen.

ijsfabriek

e ice-factory: Allahabad wonders if it is true that Lahore really has an ice-factory (Kipling, From Sea to Sea, I, Pag. 225, Tauchn.). Ook ice-works. f fabrique de glace, usine à glace, (les) glacières, glaceries. d Eisfabrik, Eiswerke (te Berlijn).

ijshuisje

e ice-shop. f débit de glace. d Eisverkaufsstelle.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland ijskamer

e refrigerating - chamber, cold storage, ice-chamber, ice-room.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 87

f chambre de froid, chambre froide, chambre à glace. d Kühlkammer, Kühlraum, Proviantkühler.

ijskan

e ice-pitcher (M.S.). f broc (spr. bro) à eau glacée, broc à glace. d Eiswasser-Kanne.

ijskap

e ice-bag, ice-cap. f sac à glace, vessie à glace. d Eisbeutel.

ijskast

e refrigerator, ice-safe, ice-closet. f glacière, armoire glacière (S.V.), armoire frigorifique. d Eisschrank, ook Eisspind, Kühlschrank.

ijskist

e ice-chest; ice-box; refrigerator. f glacière, malle glacière (S.V.). d Eisschrank, [das] Eisspind, Gefrierkasten.

ijsmachine

e ice-machine; freezer; refrigerator; freezing-machine; ice cream freezer. Vgl. The ice machine has travelled all over the world now (M. Twain, More Tramps abroad, I, p. 42, Tauchn.). f machine à glace, machine frigorifère en sorbetière américaine; appareil de congélation. Vgl. Perret, Les machines à glace. d Eismaschine of Kühlmaschine.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland ijspudding

e ice-pudding (M.). f pouding à la glace. d Eispudding.

ijstang

e ice-tongs. Ook ice-claws. f pince à glace. d Eiszange.

ijsvla

e frozen custard. f crême glacée. d Eisrahm.

ijswater

e iced water, ice-water. f de l'eau glacée. d Eiswasser.

ijzerschimmel

e iron grey dapple (horse), dapple-grey. f cheval gris de fer. d Eisenschimmel.

ijzerzand

e iron-sand. f sable ferrugineux, isérine. d Eisensand.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland immigrant

e immigrant. f immigrant. d Einwanderer.

immigratie

e immigration. f immigration. d Immigration; Einwanderung.

imperialisme

e imperialism. f impérialisme. d Imperialismus = Neigung

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 88

zur Schaffung eines Weltreichs (Duden, Orthogr. Wörterb.).

import

e import. f importation. d Import, Importation.

importartikel

e article of import. f article d'importation. d Importartikel, Einfuhrgegenstand.

importeeren

e to impórt. f importer. d importieren.

importeur

e importer. f importateur. d Importateur, Einfuhrhändler.

importfirma: zie importhuis .

importhuis

e import-house. f maison d'importation. d Importhaus; Importgeschäft.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland inboeten

e replant. f replanter. d wieder einsetzen.

indemniteit

e indemnity; allowance. f indemnité. d Entschädigung, Zuschusz.

† India: zie Indië .

† Indiaan: zie Indiër .

† Indiaa(n)sch: zie Indisch .

† Indiaansch blauw: zie indigo .

† Indiaansche weit: zie djagoeng .

Indiaansch koren: zie djagoeng .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland indianisme

e Dutch-Indianism, colonialism (M.). f indianisme - zie verindischen . d indischer Ausdruck.

Indië

e the Dutch (East) Indies; Netherlands India: The use of the word India was somewhat confusing to us, until we got to know that in the mouth of a Dutchman it always meant the Dutch East Indies (Delmar, Around the World through Japan, p. 54). f les Indes Néerlandaises, les Indes Orientales. d Niederländisch-Indien.

† Indiën: zie Indië .

Indiër

e Netherlands-Indian. f habitant des Indes Néerlandaises. d Indier (G., p. 492).

indigo

e indigo-plant; indigo of soms Indian blue. f indigotier, indigofère; indigo. d Indigo(pflanze); Indigo.

indigoboer

e indigo planter.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 89

f planteur d'indigo, indigotier. d Indigopflanzer, -bauer.

indigocultuur

e indigo culture (M. Twain, More Tramps, II, p. 181. Tauchn.). f culture de l'indigo. d Indigo-Kultur, Indigobau.

indigofabriek

e indigo factory. f indigoterie. d Indigofabrik.

Indiïsme: zie Indianisme .

Indisch

e (East-) Indian. Soms wordt Indisch genomen in den zin van Eurasian of country (bred). Evenals wij ‘Indisch’ gebruiken voor ‘Nederlandsch-Indisch’, gebruiken de Engelschen ook Indian in plaats van Anglo-Indian. Vgl. nog Indo. f indo-néerlandais. d niederländisch-indisch.

Indische crocus: zie chocoladebloempje .

Indische den: zie tjemara .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland Indische sering: zie mindi .

Indische vijg [N]

e Indian fig. f figuier d'Inde, (cactier en) raquette; figue d'Inde. d indische Feige; Feigenkaktus, Blutfeige.

Indische weit

[N]: zie djagoeng .

Indischgast

e Indian; colonial. Vgl. M.i.v. Indian b = a European esp. an Englishman, who resides or has resided in India; an Anglo-Indian. Chiefly in old Indian, returned Indian, and the like. In Bengal quihi of quai-hai. f colon des Indes. d Ansiedler in (aus) Indien.

Indischman: zie Indischgast .

Indo

e Eurasian: a modern name for persons of mixt European and Indian blood (H.J.). Ook halfcaste. f métis (spr. métice.); demisang. d Eurasier of Halbbürtiger.

Indo-China

e Indo-China. f Indo-Chine. d Indo-China (Mr.).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland Indo-Chineesch

e Indo-chinese. f indo-chinois. d indochinesisch.

Indo-Europeaan: zie Indo .

Indo-Europeesch

e Eurasian: of mixed European and Asiatic parentage (M.). f métis. d eurasisch.

indologisch

e Indologic. f indologique. d indologisch.

indoloog heeft behalve de opgegeven beteekenis ook die van: Indologisch student. e Indologian (M.), Indolo-

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 90

gist naar Indology in The Athenaeum 1904, p. 155b. Ook Indianist. f indologue. d Indologe, soms Indianist.

Indonesië

e . f l'Indonésie. d Indonesien: zuerst von Bastian gebrauchte Bezeichnung für die Inseln des Indischen oder Malaiischen Archipels (Mr.).

Indonesiër

e Indonesian (M.). f Indonésien. d Bewohner von Indonesien.

Indonesisch

e Indonésian (W.S.). f indonésien. d indonesisch.

industriezout

e salt for industrial purposes. f sel industriel. d Industriesalz.

ingang

[met - van] e dating from, to date (Sept. 6), with effect from... f à partir de (du)... d mit Wirkung von: dieses Gesetz tritt mit Wirkung vom 1. April in Kraft.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland inkomstenbelasting

e income tax. f impôt sur le revenu. d [die] Einkommensteuer.

inktwellusteling

e ink-slinger, paper-blurrer, paper-stainer (M.). f buveur of chieur d'encre. d Tintenkleckser.

inlander

e native, minachtend nigger. f indigène, naturel. d [der] Eingeborene, Inländer.

inlandsch

e native, country. In Compton, Indian Life, p. 145 heet het: country is a peculiar adjective, an Anglo-Indianism that at once diminishes the value of anything. It is a sneer and a condemnation. Inlandsch hoofd - native chief; maar inlandsche talen - vernacular languages, waarvoor ook vernaculars: He is so deuced clever at the vernaculars (F.A. Steel, On the Face of the Waters, p. 20). Vgl. to speak the vernacular (Kipling, From Sea to Sea, I, p. 213. Tauchn.). f indigène. Inlandsch hoofd - chef indigène. Inlandsche talen - langues du pays, langues nationales. d einheimisch.Inlandschhoofd-inländischer Häuptling.Inlandsche talen - einheimische Sprachen, enk. ook Landessprache.

inpikkerij: zie atoeran .

inpoten

e plant. f (im)planter.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d einpflanzen.

inrichten

[zich] e furnish oneself a house. f se meubler, se mettre dans ses meubles.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 91

d sich einrichten.

a) inrichting

e furnishing, fitting (up); furnishings, appointments. f installation, ameublement; mobilier. d Hauseinrichtung.

b) inrichting

[philanthropische]1) e house of ill-fame (T.), disorderly house (M.). f maison de tolérance. d berüchtigtes Haus, Puppenstube, Gelegenheitshaus.

inspecteurschap

e inspectorate, inspectorship. f inspectorat. d Inspektoramt, ook Inspektorat.

inspectie

[op - gaan]: zie tournée .

inspectie-reis

e tour of inspection. f tournée (d'inspection). d Inspektionsreise.

Insulinde

1) Krantenslang.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e Insulinde. De bekende passage aan het slot van den Max Havelaar is door Anna Forbes als volgt vertaald: ‘Holland's magnificent empire of Insulinde, which winds about the equator like a garland of emerald’ in haar Insulinde, pag. 3. f [les îles de] l'Insulinde (Ch. B.), empire d'Insulinde: dans l'Insulinde, c'est-à-dire à Java, Sumatra, Borneo, et dans les milliers d'autres îles qui dépendent de la Hollande, il y a 50.000 Hollandais (Ch. B. 10 Années de pol. col., p. 37). d Insulinde: Sabang ist... der dritte Transithafen... in dem die reichen Schätze von Insulinde aufgespeichert werden (D.K.Z., 1903, p. 482).

intercommunaal

e intercommunal (M.). f intercommunal. d interkommunal (Sanders, Fremdwörterbuch).

inzinking

[economische -] e sinking down. f enlizement. d [das] Herabkommen, Einsinken, [der] Niedergang: So hat auch die hiesige Regierung eine Kommission eingesetzt, die nach längerer Zeit einen Bericht über den wirtschaftlichen Niedergang Javas zu machen hat (Von Raumer, N. Ost-Indien, p. 10).

irrigatiekanaal

e irrigation canal: Irrigation canals are of two descriptions, viz., ‘perennial’ and ‘inundation’ (Regeeringsverslag E.-I.). f canal d'irrigation. d [der] Berieselungskanal.

irrigatie-werken

e irrigation-works (Athenaeum, Sept. 1875, p. 1332). f travaux d'irrigation. d Bewässerungsanlagen, Irrigationswerke.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 92

irrigator

e douche. John Little & Co. adverteeren: douches, fitted with 5 ft. black indiarubber tubing, vulcanite stopcock, rectum and other tubes. Ook gebruikt men het Fransche irrigateur. f douche, irrigateur en ook appareil à injections (Magasins du Louvre d Irrigator.

Islam

e Islam: We cannot teach the doctrines of Islam (Strachey, India, p. 205). Vgl. Islamism. f [l'] Is1am. Vgl. islamisme. d [der] Islam. Vgl. Islamismus.

Islamiet

e Islamite. f islamite. d Islamit.

islamitisch

e Islamitic. M. geeft uit de Quart. Rev. van 1884: The Malay is when not overweighted by the Islamitic incubus, reasonably progressive. f islamique (P.L.I.). d islamitisch (Duden, Orthograph. Wörterb.). Ook wel islamisch.

J.

ja?

e is it (not)? won't you? etc. fam. what? f n'est-ce-pas? pas vrai? fam. c'pas of s'pas en pas? Ook quoi? d nicht wahr? nicht?

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland jaarpas: zie zeebrief .

jaarvogel

e year-bird, djolan. f calao. d Jahrvogel.

† jagerboom: zie lontar .

jakkepoes

e mudlark, muck-worm. f saligaud, salopiot, salop (Zola), pouacre. d Dreckfink, Dreckhammel, Dreckkäfer, Teerjacke.

jamboes

[Z.A.]: zie djamboe .

† jambos: zie djamboe .

jandoedel

[soldatenslang] e Jackey, gin. f [le] genièvre, schnick. d Schnap(p)s.

Jan Oost:

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland zie Oost .

Jantje

e Jack, bluejacket, (jack) tar, tarpaulin. f Mathurin, flambard (Loredan Larchey, Dict. d'Argôt): Eugène Sue est cause que la plupart des canotiers s'appellent flambards. Ook wel col bleu, col rond. d Blaujacke, Matrose, Junge.

Japanner

e Japanese, fam. Jap - zie westerling . f Japonais. d Japaner.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 93

† Japanoiser: zie Japanner .

Japansch

e Japanese. f japonais. d japanisch, japanesisch.

Jappie

[de Jappies] e Jap; Japanese prostitute. f Japonais; femme publique japonaise. d Japaner; japanisches Freudenmädchen.

Javaansch

e Java, Javan, Javanese. f javanais. d javanisch.

Javaasch

e Java, Javan. f javanais, de Java. d javanisch. Hierbij teekent Duden aan: besser als javanesisch.

Java koffie

e Java coffee, Java. f café de Java, [le] Java. d Javakaffee.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland jodoform

e iodoform. f [le] iodoforme. d [das] Jodoform.

jongen

e (black) boy. Ook vaak bearer in E.-I., bij afkorting the B. Soms man. f garçon en boy. Ook serviteur: Kitchill devint donc le serviteur de Félix, le boy comme l'on dit à Java (Babut, F. Batel, I, p. 170). Vgl. Lentzner, Slang-Engl. of Australia: In Tonkin the word [boy] is used by the French with a like signifcation [personal servant of any age]. d Diener, Hausbediente(r).

jongens

[stoute -] e violet Duranta Plumieri. f Duranta Plumieri violet. d [die] violette Duranta Plumieri.

joodkali

e ioduret of potassium. f iodure de potassium. d [das] Jodkalium.

justiciabelen

e justiciables (M.). f justiciables. d Gerichtssassen.

jute

e jute, the fibre of an Indian plant, resembling hemp, used in the manufacture of coarse bags, etc. (Ch.). f [le] jute.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d [die] Jute.

K.

kaaien1)

e to throw, cast, pop, thrust. In het slang der H.B.S. is ‘gekaaid’ worden: to be turned (chucked) out. f jeter, lancer, flanquer, ficher. Het H.B.S. slang heeft ‘gekaaid’ worden = être mis (flanqué) à la porte. d werfen, schmeiszen, pfeffern, bijv. einem ein Buch an den Kopf pfeffern. In het

1) Zie ook voorkaaien en uitkaaien.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 94

H.B.S. slang is ‘gekaaid’ worden = hinausgeworfen, an die Luft gesetzt werden.

kaaiman: zie boewaja 1.

† kaaiman

[groene -]: zie ☐ pot.

† kaakop: zie .

† kaalkop: zie kakap .

Kaapsche jasmijn

[N]: zie katja piring .

kaartenkamer

[aan boord] e chart-room. f kiosque des cartes. d Kartenhaus.

kabaai

e cabaya, a long tunic of cotton, etc. (Ch.) Reeds in 1540 in het Engelsch gebruikt. f cabaye (Li.). Vgl. H.-J.: Cette jaquette ou soutane, qu'ils appellent libasse ou cabaye, est de toile de coton fort fine et blanche (Pyrard de la Val, 1610).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d Kabaja, Cabaya, Aermeljacke. Vgl.: Es besteht diese [Morgentracht] in einer einfachen Cabaya und Schlafhose (G., p. 335).

kabaal

e noise, hubbub, racket, uproar, rumpus, in Eng. -Indië bobbery (H.J.). f boucan, bousin, chahut, chambard, pétard, potin, raffut. d Lärm, Radau.

kabaja: zie kabaai .

kabajaspeld

e cabaya clasp. f agrafe de cabaye. d Kabayaspange.

kabar

e khubber, phonetische spelling van het in Eng. -Indië mede gebruikelijke khabar of kabar = nieuws, tijding, bericht etc. Evenals wij, vragen ook de Engelschen daar what khabar? = wat voor nieuws, tijding? vgl. H.J., waar ook de spelling kubber gegeven wordt. f nouvelle; réponse. d (was) Neues; Nachricht.

kabbes

[Suriname]: zie palmkool .

kabelschip

e cable steamer. f bateau pour la pose des cables. d Kabelschiff, Kabelleger, Telegraphenschiff (Mr.).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland kaboe

[Z.A.]: zie djagoeng .

kaboepaten: zie dalam .

kadal

e skink. f scinque = reptile du Levant et du nord de l'Afrique de l'ordre des Sauriens (H.D.). d [der] Skink (M.S.).

kadettenschool

[Alkmaar] e cadet-school (Wh.). f école militaire. d Kadettenanstalt.

† kaffer: vert. gerechtsdienaar.

† kaffervrucht: zie ramboetan .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 95

kafir

e Káfir, giaour. f kafir. d Kafir, Ungläubiger, Heide.

kaftan

e caftan. f cafetan, caftan. d Kaftan.

kain

e cotton cloth, mv. ook dry (soft) goods. f indienne, tissue, étoffe, toile. d Kattunzeug.

† kajatenhout1): zie djati .

kajenier

[soldatenslang] e gunner. f canonnier. d Kanonier.

kajoepoeti (=olie)

e cajuput, a pungent, volatile, aromatic oil, distilled from the leaves of two trees native to Australia (Ch.). Ook cajeput. f cajeput, huile de cajeput of huile du cajéputier - vgl. de P.L.I. cajeput, nom vulgaire d'espèces de myrtacées des Indes, ainsi que de l'huile et de l'essence verte qu'on extrait de ces végétaux. 1) In Z.A. nog altijd de gewone benaming voor djatie.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d Kajuputöl, Kajeputöl, soms Wittnebensches Oel; es scheint zu Anfang des 17. Jahrh. nach Europa gelangt zu sein, aber erst 100 Jahre spater wurde es arzneilich benutzt. Ein Kaufmann Wittneben empfahl es in deutschen Schriften als wertvolles Heilmittel (Mr.).

kaka: zie kakatoea .

kakap

e cockup. Hiervan vindt men in H.J.: The word [cockup] is a corruption of the Malay (ikan) kakap. An excellent table-fish, found in the mouth of tidal rivers in most parts of India. In Calcutta it is generally known by the Beng. name of begti or bhikti and it forms the daily breakfast dish of half the European gentlemen of that city. Ook genoemd nair fish (Wt.). f cacap = Lates nobilis. d Kakap = Lates nobilis.

kakatoe(a)

e 1. cockatoo, fam. cocky; als boekenwoord cacatua; 2. vice, gripe. f 1. cacatois, kakatoua en kakatoès; 2. tenailles. d 1. Kakadu, mv. - s en soms - e; 2. Beiszzange. Vgl. Prof. Haberlandt, Bot. Tropenreise, p. 248: Ein prächtiger Kakadu war der Dritte im Bunde, der hier nur deshalb erwähnt werden mag, weil ‘Kakatua’ in der malayischen Sprache auch die Beisszange bedeutet.

kakemono

e kakemono (W.S.). Bij M. vindt men de afleiding uit het Japansche kake = hangen + mono = ding. f kakémono (N.L.I.). Ook kakimono: Je n'ai pas voulu des kakimonos déroulés, où grimacent les dieux cornus,

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 96

parmi les: paysages à pagodes (Farrère, Fumée d' Opium, p. 165). Aux murs il y avait quatre kakimonos très obscènes (Farrère, Fumée d' Opium, p. 216). d [das] Kakemono.

kaki boesoek

[tabaksziekte] e foot rot (Wt.). f pourriture du pied (Wt.). d Fuszfäule.

kakkerlak

e 1. cockroach of ook blackbeetle. In Amerika soms crotonbug, in W. -Indië drummer = reuzenkakkerlak. Het boekenwoord is blatta; 2. albino. Vgl. M., die onder kakkerlak 2, het volgende citaat uit Robertson (1796) geeft: The Kackerlakes are a degenerate breed, not a separate class of men. f 1. blatte; cancrelat. Ook vindt men kakerla, kakerlat, in Z. Frankrijk babarote, in 't Kreoolsch Fransch coquerache; 2. kakerlaque en nègre blanc, albino. Vgl. Littré, die kakerla(t) en cancrelat in bet. 1 geeft, maar kakerlaque, chacrelat in bet. 2. De N.L.I. heeft reeds het woord kakerlaquisme. d Kakerlak (M.S.). Dit woord vindt men zelfs in de poëzie van Klopstock:

...... wenn euer gesang kakerlaken, oder oran-utane zu göttern verschuf.

N.B. Het Diutsche Kakerlak heeft evenals het Hollandsche de twee beteekenissen: Blatta orientalis en albino - vgl. Duden, Orth. Wörterb., waarin men vindt: Kakerlak... Küchenschabe (Käfer); Albino.

kalam

e calamus, reed pen: The tree [Gomuti] also furnishes kalams or reedpens for writing, and the material for the poisoned arrows used with the blow-tube (H.J.). f calam (Li.), calem (S.V.). d Kalamus, Schreibrohr.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland kaldoe

e beeftea; broth. f bouillon, consommé. d Kraftbrühe, Fleischbrühe.

kalfsoog(en)

[N]: zie mata sampi .

† Kalingga: zie Midden-Java .

kali

[spreektaal] e river. f rivière. d Flusz.

kalken

[school-slang] e to write. f broder - vgl. Loredan Larchey, Dict d'Argot, waar onder broder staat: ecrire. Allusion au va-et-vient de la plume. Brodancher wordt gebruikt in dezelfde beteekenis. d schmieren.

kalong

e kalong, a general name of the large fruit-bats, flying foxes, etc. (Ch.). Soms Ternate bat (Flügel) en ook dog-bat en fox-bat (M.). Op Ceylon roussette.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 97

f roussette: nom d'un genre de grandes chauves-souris (Li.). Ook vindt men: renards (chiens) volants en zelfs volgens Larive & Fleury kalong. d [der] Kalong, grosze Flederhund, [der] fliegende Hund (Fuchs): Der auf den Inseln des Indischen Archipels einheimische grosze Flederhund oder Kalong ist das gröszte fliegende Säugetier (Br.). Ook: Flughund of Flatterhund (Mr.).

kamerjongen

[hotel] e room butler, room-steward. f garçon. d Zimmerkellner.

kamferboom

e camphor-tree. f camphrier, arbre de camphre (B. de St. Pierre). d Kampferbaum.

kamferspiritus

e camphorated spirits. f alcool camphré. d Kampferspiritus.

kamoening: zie kemoening .

kamp

[de Chineesche -] e the Chinese camp, Chinese quarters. f quartier chinois... le quartier ou campement chinois précède la ville (A. Delmas, Java, p. 107). d Chinesen-Viertel.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland kampakpartij: zie rampokpartij .

kampement

e cantonment (zeer dikwijls meerv.), in India the permanent military stations are so termed (Stocqueler, Mil. Encycl.). f cantonnement, casernement. d Kantonnement, Kasernement.

kampong

e kampong, an enclosed space (Ch.). Verder quarter, village. Ook campong in de Singapoersche bladen. f [le] kampong. Ook nog campong - vgl. M.V.E. p. 17: Ce mot [campong] a été popularisé en France, lors de l'Exposition internationale de 1889. d [das] Kampung (G., p. 379), Kampong (Sanders, Fremdwörterbuch).

kampong-bewoner

e kampong man. f habitant de campong. d Kampong-Bewohner.

kamponghond: zie gladakker .

kamponghoofd: zie kepala kampong .

kampret

[spreektaal] e bat f chauve-souris. d Fledermaus.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland kananga

e ylang-ylang, ilang-ilang. f cananga (Li.), ilang-ilang. d Kananga, ook Ilang-Ilang (baum) Vgl. Preyer, Indo-Mal. Streifzüge, p. 221: die Kananga blüte... welche auf den

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 98

Philippinen das köstliche Ylang-Ylang-öl liefert... Das in Europa unter der Bezeichnung ‘Ylang-Ylang’ verkaufte Parfüm besteht nur zum kleinsten Teile aus dem echten Oele der Kananga blüten.

kanarie(boom)

e kanári, an East Indian burseraceous tree, also, its fruit, known as the Java almond, the seeds of which yield a valuable oil (W.S.). In de kleinere woordenboeken vindt men reeds kanari-oil. f amande de Java, canari (Li.), canarium (N.L.I.). d Kanarienbaum (M.S.).

kanarievogel: zie politiedienaar .

kaneelappel

[W. -Indië]: zie serikaja .1)

kaneelboom

e white cinnamon (-tree). f cannel(l)ier. d Kaneelbaum.

kankeren

e to grumble, chafe, chew the rag, be on the grumbles. f grogner, grincher, maronner. d quängeln, murren.

kantjil2)

1) De Serikaja van de West wordt in O. -Indië Boe(w)ah nonna genoemd volgens Westerouen van Meeteren. 2) Ten onrechte soms muskushert genoemd, daar het dier geen muskuszak heeft.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e kanchil, a small chevrotain of the genus Tragulus... inhabiting Java, Sumatra, and adjacent islands (W.). Ook mousedeer. f tragule, kanchil: Parmi les chevrotains nous citerons le kranchil ou kanchil, qui habite les forêts de Sumatra (B.i.v. chevrotain). d jav. Zwerghirsch (M.S.), Zwergreh. Ook der Kantschil (Mr.).

kantoor

e 1. office; 2. study. f 1. bureau; 2. cabinet (de travail). d 1. Kontor; 2. Schreibstube, Bibliothekszimmer.

kantoorbus

e post office box. f boîte (aux lettres) du bureau des postes. d Postamtsbriefkasten.

kantoorchef

e head of an [the] office. f chef de bureau. d Bureauvorsteher.

kantoorheer

e office man. f employé de bureau. d Bureauherr, Geschäftsmann.

kantoorstoel

e office chair. f chaise de bureau. d Schreibsessel.

kantooruren

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e office hours, hours of attendance. f heures de bureau. d Geschäftsstunden, en Bureaustunden.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 99

kantoorwagen

e office carriage: In commercial centres an office carriage is often kept for the clerks of the mercantile houses (H. Crompton, Indian Life, p. 142). f voiture pour se rendre au(x) bureau(x). d Kontorwagen.

kap

[= 't kappen] e cutting, felling. f coupe, abattage. d [das] Kappen.

kapas

e cotton plant; cotton wool. In Eng.-Indië capass (H.J.). f cotonnier; laine de coton. d Baumwollstaude; Baumwolle.

kapitein Chinees

e Captain of Chinese; Chinese headman. Vgl. Money, Java, I, p. 259: The Chinese miners in Banka are subject to control and punishment by their own elected Chinese captains. f capitaine des Chinois. Vgl. Babut, F. Batel, I, p. 246: le capitaine des Chinois de Batavia les avait reconnus sans peine. d Hauptmann der Chinesen.

kapitein-intendant

e commissariat captain. f capitaine de l'intendance. d Hauptmann der Intendanz.

kapiteinsche

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e captain's wife. f femme de [du] capitaine, [la] capitaine. d Hauptmannsfrau.

kapiteinsrang

e rank of a captain, captaincy. f grade de capitaine. d Hauptmannsrang.

kapiteinswoning

e captain's house. f habitation de capitaine. d Hauptmannswohnung.

kaploon

e wages for felling. f abattage. d Hauerlohn.

kapok (-boom)

e white silk cotton tree(Wh.),kapókofcapóc,kapok-tree.Murray geeft o.a. dit citaat uit Hatter's Gaz. 1888: In Java, where it is met with abundantly, kapok has attracted considerable attention... It was first imported into Europe in 1851. f [le] capoc. Ook kapok. De boom heet fromager, gossampin of wel capoquier (M.V.E.) en cotonnier soyeux. d der [das] Kapock (Sanders, Fremdwörterb.), Seidenbaumwolle; Kapockbaum.

kaptein Jas

e king of terrors, death. f Sophie tourne - l'oeil. d Freund Hein.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland karang: zie klipsteen a).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 100

karbou(w)

e buffalo. In de Singapoersche bladen ook kerbau, op de Philippijnen carabao. Soms carbow (Sc.) of water ox. Vgl. Bickmore, Travels, p. 35: From its peculiar habit of wallowing in pools and mires it [the buffalo] has been named the ‘water-ox.’ f buffle (à bosse): Le buffle, que les Javanais appellent carbo est le compagnon inséparable du cultivateur (J. Leclercq, Un Séjour dans l'île de Java). De N.L.I. heeft reeds karbau. d [der] indische Büffel of Büffelochs, jav. Wasserbüffel.

karet

e 1. sea turtle (Chelone imbricata); 2. India-rubber. f 1. [le] caret, tortue des mers d'Amérique et de l'océan Indien, qui fournit la plus belle écaille; 2. gomme élastique. d 1. Karet-Schildkröte (Sanders, Fremdwörterbuch); 2. Federharz.

karetboom

e (India) rubber tree. f arbre à caoutchouc. d Gummibaum.

karoe

[W.-Indië]: zie djagoeng .

karoeng: zie goeniezak .

karrentransport

e cartage. f charroi, transport. d Karrentransport.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland kar(retje)

e 1. trap, cart; 2. bike, cycle, waggon, jigger (F. & H.). f 1. (petite) voiture, gig; 2. vélo, bicyclette, bécane. d 1. Einspänner; 2. Fahrrad, Rad, Karre, Drahtziege (Berlijn).

karrevoerder

e carter, carman. f charretier, voiturier, roulier, conducteur de charrette. d Karrenführer.

karreweg

e cart road, carriageable road. f chemin charretier (N.L.I.), route carrossable. d Karrenweg.

kasoemba: zie kesoemba .

kas(s)ian

e 1. sympathy, compassion, commiseration; 2. poor fellow! poor dear! poor thing. Vgl. Dickens Christmas Carol: alas for tiny Tim! f 1. compassion; 2. pauvre homme! pauvre femme! le [la] pauvre! enz. d 1. Mitleid; 2. armer Kerl of Teufel! armer Schlucker! arme Frau! enz.

kas(s)ianstelsel

e sympathy (commiseration) system. The tolerance of poor officials must be far from exceptional, for it has gained for itself a name, ‘sympathy-system’ (kassianstelsel), schrijft de Amerikaan Day, The Dutch in Java, p. 430.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 101

f la compassion élevée en système. d [das] Mitleid zum System erhoben.

kast

e almierah, almeirah, wardrobe. f armoire. d Schrank.

kas-tekort

e deficiency. f déficit. d Kassendefekt.

kastorolie: zie castorolie .

katapang: zie ketapang .

kates: zie papaja .

katjang

e 1. bean(s). Ook kachang (Sc.), en verder katjang en katchung (M.). In den handel kent men katchung-oil; 2. = katjang goreng. f 1. fève(s), catchang, terme général pour tous les légumes à gousse (M.V.E.). Ook macusson; 2. = katjang goreng. d 1. Bohne(n), Hülsenfrüchte; 2. = katjang goreng.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland katjang goreng

e roasted ground-nut, r. pea nut, r. arachide: The ground-nut or pea-nut,... the Pindar of the United States... is eaten roasted (Burton, Gorilla, I, p. 158). Vgl. nog Cent. Mag. XXXVI, p. 770b: Peanuts, known in the vernacular as goobers. Verder monkey-nut. Evenals katjang door ons gebruikt wordt voor katjang goreng dient het Eng. katchung ter aanduiding van de Arachis hypogaea. f pistache de terre, arachide grillée, terre-noix, cacahuète grillée. d geröstete Erdnusz, Pistazie.

katjang idjo

e green gram, mash (H.J.), mung (Wt.). f Phaseolus Mungo - il n'a jamais donné de bons résultats en Europe, où on le nomme haricot velu, haricot de Clusius, haricot d'Angolo, haricot Mungo (Jumelle, Cult. Col., I, p. 119). Ook pois vert. d Schmink-, Mungobohne, Buschbohne (Sievers, Asien).

katja piring

e gardenia (M.). f gardénie, jasmin du Cap. d Gardenia.

† katje: zie kattie .

katje

[een - krijgen] e get a sticker, sneap, wigging. f semonce, savon, bijv. attraper un savon = recevoir un suif. d einen Wischer bekommen.

katjepiering

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland [Z.A.]: zie katja piring .

katjong

[van 'n inlander] e lad, youngster. f gamin, fiston. d Bürschchen.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 102

katoenaanplant

e cotton field of plantation. f plantation de cotonniers, cotonnière (N.L.I.). d Baumwollfeld.

katoenpitten

e cotton seeds. f pépins de coton. d Baumwollkörner.

kattebak

[v. 'n rijtuig] e dickey. f siège de derrière. d Bedientensitz.

kat(t)i(e)

e catty, the Chinese kin or pound, usually a little over 1 ¼ avoirdupois (Ch.). Dampier heeft in 1699 reeds: 100 catty make a Pecul (H.J.). Zie ook pikoel . f catty (Alm. Hachette). d Catty, in deutscher Schreibweise Kätti. Im Handel mit dem Auslande rechnen die in China und Japan ansässigen Fremden allgemein den Pikol (Pecul, Chin. Tan) von 100 Catties = 133 ⅓ engl. Handelspfund... Dieses Gewicht hat sich auch über einige Teile Ostindiens verbreitet (Br.). Sanders Fremdwörterbuch geeft bovendien Kati en Katti. Mr. geeft ook nog 't verouderde Katje.

kawedanan: vert. woning van den wedana.

Kawi

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e Kawi, Kavi, door M. omschreven als: the classic or poetic language of Java and the adjacent Bali, being the ancient language mixed with a great number of words of Sanskrit origin. f [le] kavi; kawi (Favre). d [das] Kawi of Kavi.

kazernekind: zie soldatenkind .

kazernemeid

e camp-follower. f coureuse de corps-de-garde. d Soldatendirne, Kompagniedame.

kazuaris

e cassowari. f casoar. d Kasuar.

keboeten

e to chase away the mosquitoes from a bed. f éloigner les moustiques à coups de chasse-mouches. d die Moskitos verscheuchen.

kebon1)

e 1. garden; plantation; 2. gardener, mali of moll(e)y in Britsch-Indië: I go into the garden and give directions to the molly or gardener (S.C. Grier, Like another Helen, p. 77). f 1. jardin; plantation; 2. jardinier indigène. d 1. Garten; Plantage; 2. Gärtner, Gartenarbeiter.

kedehhouder 1) Soms wordt dit zelfs gezegd van 's Lands Plantentuin te Buitenzorg.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland [Sumatra]: zie waronghouder.

kedon(g)dong

e hog plum; Otaheite apple, golden apple. f mombin.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 103

d Tahiti-Apfel, Goldapfel, gelbe Mombinpflaume.

keerkringslanden

e tropical countries. f pays tropicaux. d Tropenländer.

keerkring(s)vogel

e tropic-bird (Wh.). f phaëthon, oiseau des tropiques. d fliegender Phaethon (S.V.), Tropikvogel (Mr.).

kèh: zie singkeh .

keladi: zie tales .

kelderen

[van aandeelen] e to fall, tumble, go down. f baisser, dégringoler, cascader. Bewijsplaatsen: C'est la Wogel qui dégringole dans des proportions fantastiques... Elle faisait 160 aujourd'hui (M. Donnay, La Patronne, III). Les valeurs russes cascadent à l'envi (Vie Parisienne, 1908, p. 177). d heruntergehen, stürzen, purzeln.

kelderflesch: zie ☐ pot .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland Keling: zie Kling .

kelor

e horse-radish tree, moringa. f ben oléifère, mourounge. d Moringaölbaum, Oelmoringie, Behennuszbaum.

kembang spatoe

e hibiscus, shoe flower. Ook shoeblack-plant (M.S.) en China rose. f ketmie (B.), hibiscus, rose de Chine en ook foule sapatte (B. de St. Pierre, Chaumière Indienne, p. 54): je joignis aux pavots et aux soucis une fleur de foulsapatte, qui sert aux cordonniers à teindre leurs cuirs en noir. Dit laatste is afgeleid van foela sepatoe. d [der] Rosen-Eibisch (M.S.).

kembodja

e pagoda tree, flower of the dead, kambodja (Wh.). f frangipanier. d Grabblume.

kemiri

e candlenut tree, candleberry-tree of Indian walnut (M.) en bankul nut. f bancoulier des Moluques, noix de bancoul, camiri. De olie heet huile de bancoul of de camiri. d Kerzenbeere.

kemoening

e Murraya exotica. f Murraya exotica. d Murraya exotica.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland kentering

e turn, change of the monsoon(s): There are heavy thunderstorms at the turn of the monsoon. (E.E. Scidmore, Java, p. 18). Vgl... the heavy thunderstorms at the change of the monsoons.... are the joy of the planter's heart. (Ibid, p. 127). f changement, ook renversement de la mousson: En Mars et Avril, en Octobre et en Novembre, au temps du renversement de la mousson,

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 104

pèse une chaleur écrasante (Ch.-B., p. 57). Ook: le période de transition, tournant. d Wechsel des Monsuns of Monsunsübergang, Wechselzeit.

kepala kampong: zie dorpshoofd .

kepang: zie bilak .

kepiting

e crab. f crabe de mer. d Krabbe.

keplekken

[spreektaal] e play cards. f cartonner, battre les cartes. d Karten dreschen, tempeln, jeuen.

kerk

[volgens de Chineesche -] e according to (the) rumour in circulation of afloat, as the story goes, as dame Rumour has it. f selon les on-dit. d wie das Gerücht geht.

kerosine

e kerosene.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland f [la] kérosène: pétrole épuré (N.L.I.). d [das] Kerosen: raffiniertes Leucht-Petroleum (M.S.).

kerrie1)

e curry en currie; curry-powder; curry sauce. f curry. Ook carry en cari (B.) of kari. d Kari, [das] Ragoutpulver; [die] Ragout-Tunke (M.S.).

kerriesoep

e curry soup. f potage au kari. d Karisuppe.

† kerrietafel: zie rijsttafel .

kerstenen

e to christianize. f christianiser. d (zum Christentum) bekehren, christianisieren.

kerstening

e christianization. f christianisation. d Christianisierung (D.K.K.).

kesemek

e Diospyros kaki: a small tree, it is the chinese date plum or persimmon (Wt.).

1) Met de samenstelling kerrieploert, duiden de ‘passagierende’ zeeofficieren den gastheer aan die hen voor de rijsttafel uitnoodigt.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland f plaqueminier kaki, originaire de Chine et du Japon a des fruits... vulgairement dénommés figues casques (N.L.I.). d Kakifeige (Mr.).

kesoemba

e safflower, bastard saffron, kasumba (Wt.). f carthame, safran bâtard, safran des Indes. d Safflor.

kesoemba keling

e arnotto. f ro(u)cou, rocoyer. d Orleanbaum.

ketapang

e almond tree: Thus again desi badam, or country

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 105

almond, is applied in Bengal to the nut of the Terminalia catappa (H.J.). f badamier, arbre à l'huile = terminalier catappa (N.L.I.). d Katappen-Baum.

ketel(l)a (-poehon): zie cassave .

ketimoen

[spreektaal] e cucumber(s). f concombre(s). d Gurke(n).

ketjap

e soy, maar het bijna gelijkluidende catchup (catsup) en ketchup is in Engeland: a liquor extracted from mushrooms; tomatoes, walnuts, etc. used as a sauce. Waarschijnlijk is dit ketchup zoowel als ons ketjap afgeleid van het Chin. Kètsiap = brine of pickled fish. Murray's bewijsplaats is reeds van 1690: catchup, a high East-India sauce (B.E., Dict. Cant & Crew). Byron gebruikt het in zijn Beppo, VIII:

...... and buy in gross. Ketchup, Soy, Chili-vinegar, and Harvey, Or by the Lord; a Lent will well nigh starve ye.

f soya, souï, soy; pois chinois. d Soja (-Sauce).

ketjoe: zie rampokker .

ketjoeboeng

e datura, Indian thorn apple en stinkweed, wetenschappelijk stramony.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland f stramoine, pomme épineuse, métel, pomme mételle, feuille du diable, herbe aux sorciers - zie Li. onder métel. d Stechapfel.

ketjoeën: zie rampokken .

ketjoepartij: zie rampokpartij .

ketrangan

[in rechtszaken] e proof, evidence. f clarté, évidence. d Klarheit.

ketsen

[een voorstel -] e to reject. f rejeter. d zurückweisen.

kettingbeer

[slang]: zie kettingganger .

kettingganger

e native convict. A. Linden, Gold, p. 105 heeft: [they] looked at the native convicts, in their dark blue clothes, huddled together in a melancholy bunch. f forçat indigène, disciplinaire. d Kettensträfling, -gefangener.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland kettingjongen: zie kettingganger .

kettingloos

[v. 'n rijwiel] e chainless. f sans chaîne, acatène (N.L.I.). d kettenlos.

kettingstraf1)

e confinement in chains. f la chaîne, les fers. d Kettenstrafe.

1) N.B. de ketting is al ruim 50 jaren afgeschaft.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 106

keur

e regulations. f réglementation. d Verordnung.

keuringscommissie: zie commissie .

keuze

[bevordering bij -] e promotion by selection. f avancement au choix. d Beförderung durch Wahl.

khaki(dril)

e khaki (Ch.). f toile khaki, kaki: l'on ne peut décemment pas revêtir une blouse kaki et se coiffer d'un casque, sans être armé d'un fusil, (J. Ajalbert, Une Pêche au Tigre). d Kakheydrell (D.K.Z.). Ook [der] K(h)aki.

khakipak

e khaki suit. f complet, costume en kaki. d Kakheyanzug, Kakhianzug (Haeckel, Aus Insulinde, p. 40).

† kiattenhout: zie djatihout.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland kidang

e Jav. deer, roe-buck. f cerf javanais, daim. d jav. Hirsch.

kieken beter knipsen = photographieren, zegt Kron, Der kleine Deutsche. e to kodak = to take an instantaneous picture of (Ch.). Ook to snapshot. Zelfs reeds to snap = to take an instantaneous photograph with a handcamera (F. & H.). Vgl. Punch 1908, p. 404c: I saw a man there with a kodak. I suppose he wanted to snap the roses as they were growing. In Punch 1907, p. 254c ook take: Then I saw a photographer waiting to take us as we passed the last fence. f photographier, prendre. d photographieren.

kiekje

e snapshot = an instantaneous photograph (Ch.). f photographie instantanée, un instantané, une photo. d Momentbild, Augenblicks-photographie.

kijkavond

[vóór de vendutie] e view-evening, gewoonlijk aangekondigd: may be viewed... f soir d'inspection. d Besichtigungsabend.

kijkdag

e view-day, gewoonlijk on view two (three) days prior to sale. f jour d'inspection. d Besichtigungstag.

kikkerland

[= Holland]

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e Frogland: marshy land in which frogs abound, as the Fens, Holland, etc. Hiervan reeds Froglander = a Dutchman (M.). f pays des grenouilles. d Froschland.

kimkiel

e bilge-keel. f quille latérale, quille de roulis. d Kimmkiel, Schlingerkiel.

kimono

e kimono (M.S.). The original of this pretty sack comes to us

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 107

from the far East. The American woman has modified it to suit her own need, and as a result we have the kimono (Youth's Companion, 22 Oct. 1903). f kimono: te Parijs o.a. geadverteerd door het magazijn Au Mikado. d Kimono (Mr.).

kina

e cinchona; Peruvian bark; Jesuit's bark; quinquina. f [le] quinquina. d China.

kinabast

e cinchona bark. Men onderscheidt volgens Wt. root-bark, quill-bark (that from the branches), shavings, and lastly flat-bark (that from large stems). f (écorce de) quinquina. Vgl. P.L.I.: quinquina n.m. Genre de rubiacées du Pérou, dont le nom scientifique est cinchona et qui fournissent une écorce amère et fébrifuge appelée aussi quinquina. d Chinarinde. Ook Fieberrinde.

kinaboom

e cinchona (-tree): The Corregidor of Loxa... administered the same bark to the Countess of Chinchon, wife of the Governor of Peru. The tree yielding it came to be called cinchona, and the bark was commonly known as Jesuit's bark (T.). f [le] quinquina, cinchone, arbre à quinquina. d Chinarindenbaum, Fieberrindenbaum.

kinacultuur

e cinchona-cultivation. Zie Christie, Prize Essay on cinchona cultivation. f culture des quinquinas: A Ceylan la culture des quinquinas fit de rapides progrès (Flahault, La Géographie, jrg. 1904, p. 195). d Cinchonakultur.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland kinadruppels

e quinine drops. f gouttes de quinquina, quinquina liquide. d China-Tropfen.

kina-onderneming

e cinchona-estate. f plantation de quinquinas. d Chinapflanzung.

kinaplanter

e cinchona planter. f planteur de quinquina. d Chinapflanzer.

kinaveiling

e cinchona auction. f vente de quinquina. d China-Auktion.

kinderweegschaal

e baby-weigher. f pèse-bébé. d Kinderwage.

kinine: zie kininesulphaat .

kininefabriek

e quinine factory. f usine de quinine.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d Chininfabrik (D.K.Z.).

kininepil

e quinine pill. f pilule de quinine. d Chinin-Pille.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 108

kininesulphaat

e (sulphate of) quinine. f sulfate de quinine. d [das] Chinin.

kininetablet

e quinine tablet. f tablette de quinine. d Chininplätzchen.

kininevergiftiging

e cinchonism, quininism. f quininisme, empoisonnement par la quinine. d Chininvergiftung.

kinoloog

e quinologist. f quinologiste - vgl. quinologie. d Chinologe.

kipassen: zie keboeten .

† kipersol: zie pajong .1)

kippenlapjes 1) In Z.A. nog altijd in gebruik voor 'n ouderwetsche zonnescherm; in Transvaal is kipersol een wild groeiende op een zonnescherm lijkende boom.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e chicken beef-steak (Stevens, Perils of Sympathy, p. 32). Vgl. S.J. Duncan, Adventures of a Memsahib, p. 59, bedenkende dat moorghy = kip: And always there was moorghy - moorghy boiled and fried and roasted, moorghy cutlets, moorghy curry, moorghy stew. f bifteck de poulet. d Hühnerfleischschnitten.

kippenkoopman: zie kippenvent .

kippenvent

e poultry vendor. f marchand de poules (volailles). d Hühnerhausierer.

klaagvrouw

[bij begrafenissen] e (hired) mourner, professional howler. f pleureuse (S.V.). d Klageweib, Klagefrau.

klaarstoomen

[op kostscholen] e coach. f chauffer. d pressen zu einem Examen.

klachtenboek

e complaint-book, book of complaints. f régistre of livre des réclamations. d Beschwerdebuch (S.V.).

klamboe

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e mosquito curtain (net). Reeds in het Angelsaksisch komt voor mycgnett = mosquito-net (Sweet). f [la] moustiquaire. d Moskitovorhang, -gardine.

klamboegoed

e mosquito-netting (M.S.). f gaze, tulle pour moustiquaires. d Moskitogaze.

klamboehaak

e mosquito-net hook. f crochet de moustiquaire. d Moskitogardinenhaken.

klapnoot

[Z.A.]: zie klappernoot .

klapper: zie klapperboom en - noot .

klapperaanplanting: zie klappertuin .

klapperboom

e coco(a)-tree, coco(a)-nut-tree, coco palm, coco, co-

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 109

co(a)-nut, en gemeenzaam coker-nut (H.J.). It was also seen and mentioned by Marco Polo in the 13th century under the name Indian nut (Wt.). f cocotier; (noix de) coco (des Indes). d Kokospalme, [der] Kokos; Kokosnusz.

klapperboschje

e coco-tree grove. f bosquet de cocotiers. d Kokosnuszwaldung.

klapperdop1)

e coco(a)-nut shell. f coque de coco. d Kokosschale.

klapperkrab

e cocoa-nut crab (Wh.). f birgue, crabe des cocotiers: les birgues, nommés vulgairement crabe des cocotiers, vivent à terre dans des trous... Ils habitent les régions océaniennes et austromalaises: Birgus latro datto ou roi des crabes (Malaisie) zegt de N.L.I. d Kokosdieb: in den Tropen auf dem Lande lebt... ferner der Kokosdieb (Diebeskrabbe, Birgus latro)... der in Erdlöchern wohnt und nachts auf die Kokospalmen steigen und Nüsse fressen soll (Mr.).

* klappermelk: zie santen .

klappernoot

e coco(a)-nut, coker-nut. f coco: On dit aussi noix de coco (P.L.I.). 1) In Z.A. ook = kop, hoofd.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d Kokosnusz.

klapperolie

e coco(a)-nut oil. f huile de (noix de) coco. Vgl. de Rev. Scientifique 1907, p. 506: La végétaline n'est autre chose qu'une huile de coco épurée. d Kokosöl.

klapperrat: zie badjing .

klappersuiker

e cocos-palm sugar, jaggery. f sucre de cocotier, jaggery (Eng.). Vgl. de Rev. Scientifique 1907, p. 50b: A chacun des produits du cocotier est consacrée une monographie spéciale; tour à tour sont passés en revue le coprah, l'huile de coco, le beurre de coco, le poonac ou tourteau de coprah, le dessicated coconut qui est l'amande de coco râpée et desséchée, le jaggery ou sucre extrait de la sève du palmier, le coïr formé par les filaments de l'enveloppe du fruit. d Palmzucker.

klappertor

e coco(a)-nut beetle. f calandre palmiste. d Palmenbohrer.

klappertuin

e coco(a)-nut plantation, coco-garden. f plantation de cocotiers, cocoterie. d Kokospalmgarten.

klappervezel

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e cocoanut-fibre, coco-fibre, coir: the important fibre

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 110

is of course the coir which is obtained from the thick outer wall of the fruit or husk... The word coir did not come into the English language until the 18th century. Both the fibre and the rope made from it appear to have been exported to Europe in the middle of the 16th century (Wt.)... It deserves notice that the collections of early letters of the East India Co's servants... contain no reference to the cocoanut fibre (Wt.). Soms kiar. f fibre de coco, cair de coco, caire, coïr: Il avait pour conducteur un nègre, qui, ayant fait asseoir son maître à l' d'un cocotier, ramassa par terre un de ces cocos, et se mit à faire un lampion avec sa coque, une mèche avec son caire, et à exprimer de sa noix un peu d'huile pour mettre dans son lampion (B. de St. P., Chaumière Indienne, p. 61). d [die] Kokos(nusz)faser.

klapperwater

e coco(a)-nut milk. f lait de coco. d Kokosmilch.

† klappus: zie klapper .

klapzaak

[krantenslang] e action for violence. f affaire de voies de fait. d Gewalttätigkeitsklage.

klas

[in kijkspellen, enz.] e class, row (of seats). f rang. d Rang.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland klassiaan

e soldier of the discipline company. f boulanger (argot). d Soldat der zweiten Klasse.

kleedingmagazijn

[militair] e stores (depot) of army-clothing. f magasin d'habillement (Annuaire de l'Indo-Chine). d Montierungsdepot, Montierungskammer (M.S.).

kleefrijst

e glutinous rice. f riz gluant (Cat Indo-Chine, 1900, p. 77). d Klebreis, klebriger Reis.

kleinambtenaarsexamen

e exam for the minor civil service posts. f petit examen des fonctionnaires (Ch. B.). d Examen für niedere Zivilbeamtenstellungen.

kleinbaas

[Z.A.]: zie njo .

kleinnooi

[Z.A.]: zie non .

klerk

e writer: a copying clerk in an office, native or European (H.J.). f copiste. d Kontorist, Schreiber.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland klerkenbaantje

e clerical billet, clerkship, clerical post: All the working parts of the machinery of government, its subordinate and clerical posts, are filled by natives (H. Crompton, Indian Life, p. 50). f place of emploi de copiste. d Schreiberstelle, -posten.

klerkengelden

e clerks'wages (fees).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 111

f salaire de copistes. d Schreiberlohn, Schreibgebühren.

klerkenwerk

e clerical work. f travail de copiste. d Schreiberarbeit.

kletstafel

[in de societeiten] e club-table for the talkers. f table pour les causeurs. d Plaudertisch.

kleurling

e coloured man: We may take it that, excluding coloured people in both Empire and Republic, the English-speaking white race is now 125.000.000 strong (Stead, Lest we forget, p. 8a). Ook spreekt men van coloured persons. f homme (femme) de couleur, mv. ook gens de couleur: L'opinion publique distinguait minutieusement les gens de couleur, et, suivant qu'ils se rapprochaient ou s'éloignaient des blancs par un teint plus ou moins foncé, on les appelait mulâtres, quarterons, métis, mameloucks, griffes, etc. L'on reconnaissait treize catégories et leurs dénominations formaient une véritable langue (Castonnet-Desfosses, Révolution de St. Domingue, p. 10-11). d [der] Farbige.

e klewang. f [le] kléban est une sorte de long poignard ou de sabre court, dont la lame droite, assez étroite d'une largeur uniforme du talon à la pointe présente un dos large et un tranchant (N.L.I.). d [der] Klewang (G., p. 419).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland klimaatschieten

e to lounge in one's easy chair. Soms to take the evening cool. f rêvasser dans sa chaise longue. Ook humer la brise bijv. in Babut, Félix Batel, I, p. 171: ... il humait la brise sous la galerie devant la porte de sa chambre. d in seinem Faulenzer liegen, ook Luft kneipen.

klimaatsverandering

e change of climate. f changement de climat. d Klimawechsel.

* klimop

e climbing-plant, climber, creeper. f plante grimpante. d Schlingpflanze, Kletterpflanze.

klimvisch

e climbing-fish, climbing-perch: the gill-covers are the principal means by which the fish climbs (Wh.). f grimpeur, tortue, anabas. d Kletterfisch.

Kling

e Kling: This is the name applied in the Malay Countries to the people of Continental India who trade thither (H.J.). In The Hongkong Daily Press van 5 Dec. 1903 leest men: The trade is mostly in the hands of Chinese and Klings. 't Vrouwelijk is Kling woman. f marchand de la côte de Coromandel.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 112

d Klingalese, Vorinder. Ook Kalinga (Sievers, Asien).

Klingalees: zie Kling .

a) klipsteen

e corallinite, ook coral(line) rock. f pierre corallienne, corail de roches. d versteinerte Koralline, Korallinit, Korallenstein.

b) klipsteen: zie sinjo .

klipvisch

e coral-fish. f chétodon, hiertoe behooren de rondelles, demoiselles, bandoulières etc. - vgl. N.L.I.i.v. chétodon: ces jolis poissons... sont quelquefois égarés dans les mers d'Europe. d Klippfisch.

klontong

e 1. pedlar's rattle; 2. Chinese itinerant peddlar, in E.-I. ook box-wallah or packman, as he would be called in Scotland by an analogous term. The boxwala sells cuttlery, cheap nick-nacks, and small wares of all kinds, chiefly European (H.J.). f 1. hochet, tambourin de colporteur ook tao-kou: tambourin chinois, traversé dans son diamètre par un bâton qui sert à tenir l'instrument dans la main. De chaque côté du tao-kou on a fixé deux petites courroies, au bout desquelles son't attachées deux petites balles qui frappent les membranes de peau quand on fait tourner le bâton dans la main; 2. colporteur of marchand ambulant chinois, porteballe. d 1. Hausierer-Rassel; 2. chinesischer Hausierer of Krämer.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland kloosterschool

e convent school (M.S.), conventual school (Stead, Rev. of Rev.). f école religieuse. d Klosterschule.

knaap

e téapoy. Vgl. H.J.: The word [teapoy] is applied in India not only to a three-legged table (or any very small table, whatever number of legs it has), but to any tripod. Ook (in Europa) occasional table. f guéridon. d Beisetz-Tisch, Nebentischchen, Kammerdiener (vgl. Grimm).

* knechtje

[van de kokkie] e maty, mate = a cook's maty or helper: in more extravagant house-holds the cook has his mate or scullion. Volgens H.J. is mate of maty: an assistant under a head servant. f aide de cuisine. d Beiköchin.

knipspeld

[Z.A.]: veiligheidsspeld.

knokkelkoorts

e dengue (fever), verder dandy-fever, bouquet- en bucket fever. Ook articular fever, eruptive rheumatic fever, red fever, solar fever, endemo-epidemic fever, (eruptive) three day

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 113

fever. In Zanzibar dinga, denga, dyenga: On its introduction to the West-Indies from Africa in 1827, the name was, in Cuba, popularly identified with the Spanish word dengue = fastiduousness, prudery. In this form it was subsequently adopted in the United States, and eventually in general English use (M.). Verder citeert M. onder date-fever: At Port-Said... it [dengue] was epidemic every year at the season of the date-harvest, and thus acquired the name of date-fever. Nog andere namen zijn break-bone fever, giraffe fever, stiff necked fever, broken wing fever en pantomime fever. f dengue, sorte de fièvre rhumatismale qui règne dans les régions tropicales (H.D.). Ook fièvre épidémique de Calcutta en fièvre rouge des Indes volgens Larive-Fleury. d Knöchelfieber, Deng(ue)fieber of Dandyfieber (het laatste bij M.S.). Ook Denguis (Roth, Klinische Terminologie).

kobang: zie gobang .1)

kobus

[soldatenslang] e mule. f mulet, martin. d Maultier.

kodak

e kodak, small portable photographic camera, - the trade mark of the Eastman Kodak Company (Ch.). f [le] kodak: nom créé par l'inventeur Georges Eastman, 1888 (N.L.I.). d [der] Kodak, photographischer Apparat nach dem Erfinder, Kodak, benannt, zegt Duden - zie het Eng.

kodjong

e mosquito cover for babies. f capote moustiquaire pour bébés. d Mosquitoschutz für Säuglinge. 1) Dit woord is in onbruik geraakt in de beteekenis van: Japansche gouden munt, in Valentyn's tijd geschat op 10 Rijksdaalders. Na 1860 is ze niet meer uitgegeven.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland kodok

[spreektaal] e frog. f grenouille. d Frosch.

koeboe

[Atjeh]: zie benting .

koeboemilie

[Z.A.]: zie kaboe .

koeienkraal

e cattle pen, cattle fold, cattle pound, kraal (M.S.), corral. Wat dit laatste betreft, zegt H.J.: The Americans have the same word, direct from the Spanish, in common use for a cattle pen. The word kraal applied to native camps and villages at the Cape of Good Hope appears to be the same word introduced there by the Dutch. Men heeft ook reeds een werkwoord to kraal = het Amerikaansche to corral. f krall du bétail, corral. Madrolle, Indo-Chine, p. 126 heeft: au krall des éléphants. d [der] Kraal. M.S. vertaalt

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 114

to kraal: Vieh in den Kraal treiben.

koejava

[Z.A.]: zie goejava .

koekang

e kukang: the slow-paced lemur or loris found in the East-Indies from Hindustan to Java and China (M.). Ook slow loris. f loris (tardigrade). d Faulaffe.

koelie

e cooly, coolie. f couli en coolie, fig. ook nègre. d [der] Kuli, eingeborene Lastträger, Handarbeiter, Tagelöhner (M.S.).

koelieloods

e coolie shed. f hutte-abri pour (les) coulis. d Kulischuppen.

koelieloon

e coolie wages. f paie de couli. d Kulizahlung.

koelie-opstootje

e coolie row, coolie riot. f bagarre de coulis.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d Kuli-Aufstand (D.K.Z.).

koelie-ordonnantie

e labour recruiting ordinance: The Java Government has drawn up a new Labour Recruiting Ordinance, which aims at greater strictness in recruiting coolies in Java for labour in foreign parts. The recruitment will stand under Government supervision, and the recruiters must take out licences. Labour Commissioners will be appointed at Semarang and Batavia. Fees will be levied on the recruiting agents (S.T. 1908). f ordonnance sur les coolies of relative aux coolies. d Kuli-Verordnung.

koelie-ronselaar

e coolie-broker (S.T.) - zie ook koelie-ordonnantie . f agent, recruteur de coulis. d Kulianwerber.

koeliethee

[Deli] e tea for coolies. f thé pour les coulis. d Kulithee.

koeliewerver: zie koelieronselaar .

koeliewerk1)

e coolie work, coolie-labour; fig. donkey work, hack work, drudgery, grind. f travail de couli; fig. corvée. d Kuliarbeit (M.S.); fig. Hundearbeit.

1) Zeer dikwijls fig. in Indië gebruikt.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland koelkamer: zie ijskamer .

koempoelan

[spreektaal] e assembly, ook gathering, crowd. f assemblée, réunion, rassemblement, attroupement. d Sammlung, Versammlung.

koenjit

e curcuma, turmeric (D.D.). f [le] curcuma: l'espèce la plus utile est le Curcuma longa,

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 115

qui croît aux Indes et au Cap, et dont la racine, dite aussi Terra merita, Safran des Indes, est employée dans la teinture (B.). d lange Kurkume, Gilbwurz (M.S.).

koepokinrichting

e vaccine-farm. f parc vaccinogène. d Vakzinationsanstalt.

koesambi

e kosumba, lac tree, Ceylon oak. f [le] conghas. d Khusumbaum.

koetang

e bodice worn next to the skin, under-body. f corsage de dessous. d Unterleibchen.

koetilan

e Pycnonotus aurigaster. f Pycnonotus aurigaster. d Pycnonotus aurigaster.

koffie

[Zweedsche]1) e Swedish coffee (Wh.). f café de Suède. d schwedischer Kaffee. Mr. zegt: Der schwedische oder Kontinentalkaffee besteht aus den gerösteten Samen von Astragalus baeticus, daher auch Astragalkaffee. 1) Eén der Europeesche koffiesurrogaten.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland koffiebereidings etablissement

e factory for coffee preparation. f usine pour la préparation des cafés. d Fabrik für Kaffeezubereitung (D.K.K.) of Kaffee-Erntebereitungsanlage (D.K.K.).

koffiebes

e coffee-berry, cherry-coffee: the coffee-berry as it comes from the tree, before the pulp has been removed or the seeds have been dried (Wh.). f cerise of baie de café. d Kaffeekirsche, ook Kaffeebeere.

koffieblad

e coffee-leaf. f feuille de caféier. d Kaffeebaum-Blatt.

koffiebladziekte: zie bladziekte .

koffiebloesem

e coffee-blossom. f fleur de café. d Kaffeeblüte.

koffieboer: zie koffieplanter .

koffieboorder

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e coffee-borer, a name given to a species of boring-beetles which infest the coffeeplant (M.). f perce-café = chrysalide du Hylotrichus quadrupes. Collet, Cult. du café geeft foreur. d Kaffeebohrer.

koffiebranderij

e coffee roasting factory. f usine pour la torréfaction du café. d Kaffeebrennerei (S.V.).

koffiecongres

e coffee planters' congress.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 116

f congrès de (planteurs de) caféiers. d Kaffeepflanzerkongresz.

koffie-cultuur

e coffee cultivation. f culture du café. d Kaffeekultur; Kaffeebau.

koffie-extract

e coffee essence: the boys brought coffee made in the usual way to the country - a few drops of cold essence of coffee at the bottom of the cups which had to be filled up with boiling milk or water (Keyser, From Jungle to Java, p. 53). f essence de café, café concentré. Vgl. Quenedey, Java-Birmanie, p. 30: II est délicieux, le petit café, véritable essence contenue dans une petite fiole. d Kaffee-Extrakt: so fand ich bereits... den Morgentrunk vor, den man sich aus starkem Kaffeeextrakt, heiszem Wasser [lees: heiszer Milch] und Zucker nach Belieben mischt (Giesenhagen, Auf Java und Sumatra, p. 27).

koffieland

e coffee plantation of coffee-estate. f plantation de café of caféiers, caféière of caféterie (N.L.I.). d Kaffeeplantage, Kaffeepflanzung, Kaffeegarten.

koffieluis

e coffee bug, an insect (Lecania coffeae) very destructive to coffee-plants (M.). f puceron du café. d Kaffeelaus (M.S.).

koffieonderneming:

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland zie koffieland .

koffiepakhuis

e coffee godown. f magasin, entrepôt de café. d Kaffeelager.

koffiepelmolen

e coffee-huller (M.). f moulin à monder le café. d Kaffeeschälerei.

koffieplanter

e coffee planter. f planteur de caféiers of alleen caféier. d Kaffeepflanzer.

koffieplantje

e coffee-plant (M.). f jeune caféier. d Kaffeepflänzchen.

koffiepluk

e coffee picking. f cueillette du café (Collet, Cult. du Café). d [das] Kaffee-Pflücken.

koffiepulper

e coffee pulper, pulping-mill. f dépulpeur de café. Ook pulper. d Enthülsungsmühle.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland koffietuin

e coffee garden. f champ de café. d Kaffeefeld (Speman, Weltpanorama, p. 252).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 117

kofo

e Manilla fibre, M. hemp, Siam hemp, Menado hemp. Ook kofo. Zie de Rev. of Rev. 1906, 413: Kofo is obtained from the trunk of a tree similar to the banana, and was known as long ago as 1695. Soms white rope. f [le] chanvre de ... provient d'une espèce de bananier (B.i.v. jute). Ook abaca. d Manila-Hanf (M.S.), Abaca.

kogelvisch

e globe-fish; balloon-fish. f diodon of orbe épineux; poisson armé, tétrodon hérissé: les diodons vulgairement appelés orbes épineux ou hérissons de mer... comme tous les tetrodontidés... peuvent se gonfler à volonté (N.L.I.). d Kugelfisch.

kojang

e koyang = measure of from 27 to 30 peculs. f [le] koyan, mesure de 27 à 30 piculs (M.V.E.). d [das] Koyang: Das Koyang der Stadt Batavia begreift 27 dasige Pikols (Br.).

kokerellen

e to cook. f cuisiner, popoter, friturer, fricasser. d kochen.

kokkie

e native cook, cooky. f cuisinière indigène. d inl. Köchin.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland kokkin: zie kokkie .

kokosmelk

[N]: zie klapperwater .

kokosnoot

[N]: zie klapper(noot) .

kokosvet

[N]: zie klapperolie .

kokosvezel

[N]: zie klappervezel .

koksgast

[daar blijf je - van] e not for you! f je t'en fricasse, ce n'est pas pour ton nez! d an deiner Nase vorüber! Eisenbahn vorbei!

kolang-kaling: zie glibbertjes .

kola-noot

e cola-nut (M.S.), guru-nut. f noix de kola, noix guru. d Kola- of Gurunusz.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland kolenhaven

e coaling station. f port à charbon. d Kohlenstation.

kolenladen

e coal. f faire du charbon. d Kohlen einnehmen.

kolenloods

e coal shed, coal-store. f hangar à charbon, réserve de charbon: ... devant nous s'étend une suite interminable de magasins, réserves de charbon, bureaux etc. (Quenedey, Java-Birmanie, p. 4). d Kohlenschuppen.

kolenstof

e coal-dust. f poussier. d Kohlenstaub.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 118

kolenveld

e coal-field. f champ de houille, houillage(s), terrain houiller. d Kohlenfeld.

kolonelsche

e colone's wife (lady). f la colonelle. d Kolonelsfrau, Frau Oberst, Kommandantin.

koloniaal(tje)

e colonial soldier, trooper. f soldat de l'armée coloniale, marsouin = soldat d'infanterie coloniale (N.L.I.). d Kolonialsoldat, Schutztruppler.

kolonie

e colony, settlement. Minister van Koloniën - colonial minister. f colonie. Minister van Koloniën - ministre des colonies. d Kolonie, Ansiedlung. Minister van Koloniën - Kolonial Minister.

kolonisatie

e colonization; colonizing. f colonisation. d Kolonisation, Kolonisierung.

kolot

[spreektaal] e old gin, old Tom. f genièvre vieux.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d alter Genever.

komedie stamboel

e theatre with half-caste company. f théâtre des acteurs métis. d Theater mit halbraciger Truppe.

komma-bacil

e comma bacillus. f bacille virgule. d Komma-Bacillus (M.S.).

kommiezerij

e red tapism, redtapery, red tape. f bureaucratie, rond-de-cuirisme, fonctionnarisme. d Bureaukratismus.

kompenie

[de -]: zie compagnie .

kompenie ketjil vertaal: Factorij der Ned. Handelmaatschappij.

konde(h)

e knot(ted hair), top-knot. f chignon. d Haarknoten, Knoten.

kongsi(e)

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e partnership, association; (secret) society. Amerikaansch combine. Verder syndicate, soms kongsee (Sc.). f association, société (secrète), syndicat. d Gelegenheitsgesellschaft, Konsortium, (geheime) Genossenschaft.

koningsappel

[Z.A.]: zie ananas .

koningspalm

e royàl palm. f palmier royal, oréodoxe royal. d Königspalme.

kontjo

[spreektaal] e pal = chum, friend, partner, accomplice (F. & H.). f copain, co, camaro, poteau.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 119

d Spieszgesell.

† kooibehangsel: zie klamboe .

kookster: zie kokkie .

koolboom

e Banda cabbage-tree. f Pisonia alba (Lat. naam). d Pisonia alba.

koolpalm

e cabbage-palm, cabbage-tree. f chou-palmiste. d Kohlpalme.

koolzuurhoudend

e carbonic; aerated. f gazeux. d kohlensäurehaltig (M.S.).

koopje

e bad bargain, sell; netter: a cross-accident. Een geducht koopje - an awful sell of no end of a sell. Iemand een koopje geven of leveren - to sell one of to sell one a dog, play one false. Ook to put up a job on one. Bewijsplaatsen: As a king Charles II was a bad bargain (Stead, Books for the Bairns, No. 74, p. 66). What I like, observed Kilsip, is the sell it will be for that Gorby. He was so certain that Mr. Fitzgerald

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland was the man, and when he gets off to-morrow he will be in a rage. (Hume, The mystery of a Hansomcab, p. 128). Voor: een koopje snappen, kan men dus zeggen: I have had a bad bargain, I have been sold, enz. De vragen, die men stelt, om iemand een koopje te geven, heeten catches. f contretemps, mécompte, malechance of plat: un escare; soms une tuile. Iemand een koopje geven of leveren - mettre qqn. dedans; la donner belle à qqn.; jouer un tour à qqn.; faire faux bond. Ook zegt men in het argot: poser le (un) lapin à qqn. of monter un bateau à qqn. d [der] Reinfall; [die] Widerwärtigkeit. Iemand een koopje leveren of geven - einen anführen, düpieren; meiern of hereinlegen, einem einen Schabernack antun.

koopkracht

e buying capacity. f puissance (capacité) d'achat, pouvoir d'achat. d Kaufkräftigkeit.

koorts

[op- en afgaande] e intermittent fever, relapsing fever. f fièvre intermittente. d Wechselfieber.

koorts

[vijfdaagsche] e five day fever. f fièvre de cinq jours. d fünftägiges Fieber.

koortsaanval

e fit of fever, ague-fit, fever-fit. f accès de fièvre, zeer licht émotion de fièvre. d Fieberanfall.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland † koortsbast: zie kina .

koortsboom

e fever tree, blue-gum tree: it is reputed to be a preventive

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 120

of malaria, and is now largely planted in California and other countries (Wh.). f arbre à fièvre ou gommier bleu de Tasmania, acclimatisé dans l'Algérie et le Midi de la France (N.L.I.). d Fieberbaum.

koortsdag

e day on which the fever comes on, fever-day. f jour de fièvre, jour paroxy(s)tique. d Fiebertag (S.V.).

koortsepidemie

e fever epidemic. f épidémie de fièvre. d Fieberepidemie (Mr.).

koortslijder

e fever patient. f fiévreux, fébricitant. d Fieberpatient, Fieberkranker.

koortsmiddel

e febrifuge, fever specific. f [le] fébrifuge, antifébrile. d Fiebermittel.

koortspoeder

e fever powder (M.). f poudre fébrifuge. d [das] Fieberpulver.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland koortsrilling

e fever shivering, shivering fit. f frisson fébrile. d Fieberfrost, -schauer.

koortsthermometer

e clinical thermometer. f thermomètre médical of de médecin. d [das] Fieber-Thermometer (D.K.Z.), Kranken-thermometer.

koortsuitslag

e eruption (after fever). f éruption - de algemeene naam; de uitslag aan de lippen bij malaria heet herpes, de netelroosuitslag éruption ortiée, de typhusuitslag pétéchie. d Fieber-Hautausschlag.

koortsvrij

e free from fever; apyretic [days]. f sans fièvre; [jour] apyrétique. d fieberfrei, fieberlos.

a) kop

[op den - tikken] e to collar, nick, pinch, cop. f filer, escamoter, chiper, chopper. d etwas auf den Schwanz schlagen, stibitzen, mausen.

b) kop

[over den - gaan] e to go to pot, come a cropper, go a muck(er), go a cracker (F. & H.).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland f faire la culbute of culbuter (S.V. Parisismen), faire le plongeon, faire pouf. d pleite gehen.

c) kop

[over den - springen] e pass, be put of promoted over the head(s) of... f passer sur le corps (ventre) à..., passer sur le dos de: je voudrais quitter mon poste, passer sur le dos de Chailley et être nommé premier à Vienne (Hervieu, La Carrière, Ch. VIII).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 121

d überspringen (S.V.).

kopdoek

[Z.A.]: zie hoofddoek .

kopi daoen

e coffee-tea, an infusion of the leaves of the coffee-plant (M.). f café de feuilles du caféier. d Kaffeeblätteraufgusz.

† koppenklover: zie koppensneller .

koppensneller

e head hunter. Vgl. Bock, The Headhunters of Borneo en B.C. Haddon, Head-hunters black, white and brown. f chasseur, coupeur de têtes - vgl. het boek van Combanaire, Au pays des coupeurs de têtes à travers Borneo. d Kopfjäger; Schädeljäger (D.K.Z.). Het koppensnellen = die Köpfjägerei (Spemann, Weltpanorama, p. 565). Ook Kopfjagd. Vgl. verder E. Salgari, Die Piraten des malaiischen Meeres, p. 36: Die Dajaken... nennen sich selbst mit Vorliebe head hunters, zu Deutsch Kopfjäger.

koraalbank

e patch-reef. f coraillerie, banc de corail. d Korallenbank, Flachseeriff.

koraalsteen: zie klipsteen a).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland korakora

e coracora (M.S.), Malay . Oudere spelling caracore (M.). f caracora (M.V.E.) en korokoro (Rienzi, Océanie). De N.L.I. geeft corocore. d Korakora.

korma

e date. f datte. d Dattel.

* kornet: zie knechtje .

korting

[in de -] e deduction. f retenue pour pension, pour cause de congé. d Gehaltsabzug.

kos(s)ong

[Soerabaja] e hackney carriage, four wheeler. Reith, Padre in Partibus, p. 76 zegt: ... the kossong, a kind of victoria with a hood. f voiture de place of de louage. d Droschke, gemeenzaam ook Droschkong.

kostjongen

e boarder. f pensionnaire. d Pensionär.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland kot: zie boei .

kot(t)a

e centre, the town proper. f centre, agglomération. d die eigentliche Stadt.

kou

[in de -] e in the cool: She is up at Simla, in the cool (Kipling, Mine own People, p. 82). f dans le climat froid. d im Gebirgsklima.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 122

kous

[een - maken] e to make a pile: You did not stay here all these years without making a little pile somewhere (Schreiner, The Story of an Afr. Farm). f bas, bijv. avoir un vieux bas quelque part (Villatte, Parisismen). Ook is un bas de laine = een spaarpotje: Mais ce que le Bas de Laine - le bas non troué et qui ne laisse pas ses écus s'échapper - (Vie Parisienne, 1908, p. 254). Verder zegt men familiaar faire sa pelote, faire sa care. d sich Geld sparen of erübrigen.

kousenbaadje

e knitted vest. f gilet de laine. d gestricktes Kamisol.

kraaiennest

[aan boord] e crow's nest. f nid de corbeau, dune de vigie. d Krähennest.

kraal: zie koeienkraal .

kraboe: zie giwang .

krachtinstallatie

e power plant. f installation génératrice. d Kraft(erzeugungs)anlage.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland krachtoverbrenging

e transmission of power. f transmission de force. d Kraftübertragung, Krafttransmission.

krachtstation

e power house, power station, generating station. f station d'électricité, usine génératrice. d Kraftzentrale.

krakal

e forced labour on the roads, etc. f travaux forcés à la réparation des chemins, travaux de routes. Ironisch getint is de beschrijving hiervan in Bousquet, Les Richesses Min. des I.N., p. 49: il [le coolie] est soumis à un travail forcé qui consiste, par exemple, à se promener sur les routes en enlevant les pierres qui déparent la chaussée, ou à enlever les feuilles mortes des jardins publics. Veel meer doen de heeren echter niet. d Strafstraszenarbeit, Arbeitsleistung, ook Karrenstrafe.

krakallen

e to do forced labour. In Eng.-Indië to beegar: This outlander refuses also to beegar (this is the corvee or forced labour on the roads) and stirs my people up to the like treason (Kipling, Mine Own People, p. 23). f être employé à faire des routes, à la réparation des routes, aux travaux publics. d Strafstraszenarbeit leisten.

kramassen

[van dames] e wash one's hair. f se laver les cheveux. d die Haare waschen.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland krandjang

e (bamboo) basket; gabion.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 123

f panier; banne, banneau, canastre, gabion. d Korb; Schanzkorb.

krantenhanger

e newspaper holder. f porte-journaux. d Zeitungshalter.

krantenman

e journalist, pressman, chap on the paper. f journaliste, minachtend folliculaire. d Zeitungsschreiber, Zeitungsschmierer.

krapatta-boom

[W.-Indië]: zie djarak .

kras

[dat is -] e strong, that 's a stunner. f fort, raide, elle est forte, celle-là! d arg, stark, happig, das ist starker Toback.

krasborstelen

[soldatenslang] e jaw, jabber. f scier, jardiner, bassiner. d salbadern.

kraterketel

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e crater. f bassin de cratère. d Kraterkessel.

kratermeer

e crater-lake. f lac de cratère. d Kratersee.

kratokboon

e Lima bean, Duffin bean: Interest has recently been aroused in this bean owing to the poisonous proporties which the species sometimes exhibits (Wt.). f pois amer, pois d'Achérie. d Schwertbohne.

kraton

e kraton: The Sultan of Djokja has a kraton, or palace inclosure, a mile square in the very heart of the city (E.R. Scidmore, Java, p. 274). Soms palace fort. f [le] kraton: C'est le kraton, ou palais royal, mot qui dérive probablement de Ratoe, roi (J. Leclercq, Un Séjour dans l'île de Java, p. 127). d [der] Kraton (Br.).

kredietinstelling

e credit-institution. f établissement (institution) de crédit. d Kreditinstitut (S.V.).

kree

e chick, kind of screen usually made of split bambus loosely fastened together in parallel lines by perpendicular strings, and painted (Wilson, Glossary of Judicial and Revenue Terms, i.v. chick). Vgl. H. Compton, Indian Life, p. 160: All light has to filter into the rooms through the verandahs, and these are protected with chicks, which are screens made of loosely woven slips of

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland bamboo. Men fabriceert al chicks in Londen. Deze heeten daar pinoleum blinds of tropical sun blinds (M.). M.S. geeft ook check en vertaalt het door: Bambusstab-Jalousie. f store hindou. d Bambuvorhang - zie het Eng.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 124

kreeftensla

e lobster-salad. f salade aux homards. d Hummersalat (M.S.).

Kreool(sche)1)

e creole. De Kreolen uit Europeesche ouders in de tropen geboren, heeten in Australië natives (Trollope, Australia, I, p. 63). In 't slang ook cornstalk (F. & H.). f créole. Men heeft créoles blancs en créoles colorés. d Kreole, Kreolin.

krère-krère

[W.-Indië]: zie flamboyant .

krielkip

e dwarf hen - vgl. dwarf dove. f poule naine, poulette. d Zwerghuhn.

kringetje

e a glass of brandy neat. Gemeenzaam a little neat, a nip, soms genoemd a raw recruit, a flash of lightning. Eigenaardig is naast kringetje, afgeleid van het Mal. kering = droog, het Engelsche a wet. f petit verre de cognac pur - vgl. boire sec en het Eng. boven. d Gläschen ungemischten Kognaks.

kris

1) Met Kreolen bedoelt men in Indië ook de welbekende platte gouden oorringen, oorspronkelijk door de Amerikaansche Kreolen gedragen.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e creese of crease, a Malay dagger with a (wavy) blade; ook kris (id.) en kriss. Tennyson heeft in de proloog van The Princess:

The cursed Malayan crease and battle clubs From the isles of palm.

In de Amerikaansche litteratuur vindt men het bij Emerson in de Engl. Traits, p. 75: They chew hasheesh; cut themselves with poisoned creases; swing their hammock in the boughs of the Pohon upas. f [le] cris, kriss, poignard indigène. Littré geeft criss = poignard à l'usage des Malais, A. Daudet des krish malais in zijn Port-Tarascon, terwijl men soms nog volgens den Dict. de l'Acad. foutief spelt crid. d [der] Krisch of Kris, der malayische (zweischneidige) Dolch. Vgl. ook M.S. onder creese. De 2e nmv. is des Kris, het mv. Krise, volgens Duden echter resp. Krises en Krise.

krissen

e to creese, crease, kris (M.). f tuer à coups de cris. d krischen.

† krits: zie kris .

kroepoek

- vert.: de in olie gebakken binnenhuid van den buffel.

kroeskop

[Z.A.]: zie halfbloed .

kroketje

e croquette (M.S.). f croquette. d braun gebratener Klosz.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland krokodillenstad

- vert.: S'baja.

krontjong

e (kind of) guitar.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 125

f (espèce de) guitare. d (eine Art) Guitarre.

kroonlamp

e chandelier. f lustre. d Kronleuchter.

kroonduif

[Nieuw-Guinea] e crown-pigeon. f goura, rouloul: les gouras vulgairement appelés pigeons couronnés habitent la Nouvelle Guinée et les archipels avoisinants (N.L.I.). d Krontaube (Brehm), Kronentaube (Mr.), Kronvogel.

kroonvogel: zie kroonduif .

kros(s)i gojang: zie schommelstoel.

kros(s)i males: zie luierstoel .

kruisprauw

e cruising-pra(h)u. f pirogue en croisière. d Kreuzprao.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland krulpalm

e Martinesia. f Martinesia. d Martinesia.

kunstwerken

[bij spoorwegaanleg] e construction-works. f travaux of ouvrages d'art. d [die] Kunstbauten.

kurkengeld

e corkage (-money): a charge made by hotel-keepers, waiters etc. for every bottle of wine or other liquor uncorked and served, orig. when not supplied by themselves (M.). f droit de bouteille. d Korkgeld = Stöpselgeld (Grimm), ook Stoppelgeld en Pfropfengeld.

kustbevolking

e coast-population, population of the coast, the coasters. f population de la côte, des côtes of du littoral. d [die] Küstenbewohner.

kustbladen

e coast town newspapers. f journaux des villes littorales. d Küstenstadtzeitungen.

kustboot

e coasting-steamer, coaster, coastwise vessel. f cabotier, bâtiment côtier. d Küstendampfer, -dampfschiff.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland kustgebergte

e mountains along the coast. f chaîne côtière. d Küstengebirge.

kustlichtwachter

e lighthouseman, lightkeeper. f gardien de phare, garde-phare, chef de phare. d Feuerwärter, Leuchtturmwächter.

kustlijn

e coast line. f ligne de la côte. d Küstenlinie.

kustopname

e coast survey. f arpentage de la côte. d Küstenvermessung.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 126

kustplaats

e seaside place, coast-town, town on the seacoast. f ville côtière, ville de la côte, ville du littoral. d Küstenplatz - zie de Verkehrsnachrichten der D.K.Z. Ook Küstenort, Küstenstadt.

kuststaat

e seaside state. f état côtier. d Küstenstaat.

kuststreek

e littoral, coast region (T.). f zone côtière, littoral. d Küstenstrich.

kuststrook

e track of coast, seaboard. f littoral. d Küstenstrich, -strecke, -streifen.

kustvaartuig

e coaster. f cabotier. d Küstenschiff.

kustverdediging

e coast-defence (M.S.). f défense des côtes. d Küstenverteidigung, Küstenbefestigung.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland kustverlichting

e the coast lights. f les feux de la côte, éclairage des côtes. d Küstenbeleuchtung.

kwaadwillig

[van de bevolking] e ill-affected, ill-disposed, disaffected, unfriendly. f malveillant. d übelgesinnt.

kwak: zie toewak .

kwakboer

[soldatenslang] e tu(w)ak seller. f marchand de vin de palme. d Palmweinhändler.

kwartaalverslag

e quarterly report. f rapport trimestriel. d Vierteljahrsbericht.

kwartaalzuiper

e seasonal drinker. f ivrogne intermittent. d Quartaltrinker, -säufer (S.V.).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland kwast

e lemon squash. f (du) citron pressé. d Lemon-squash = Getränk aus Sodawasser, Zitronensaft und Eis (M.S.).

kweekbed: zie zaadbed .

kwee (-kwee)

e pastry, cake(s). f pâtisserie. d Backwaren, Backwerk, Gebackenes.

kwee lappies

[Inl. spr.]: zie spekkoek . L.

laadruim

e hold. f cale de charge. d Laderaum, Ladungsraum.

laadvermogen

e tonnage. f port, tonnage, jaugeage. d Tragfähigkeit.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 127

Laag-Javaansch

e Low Javanese. f bas javanais. d niederjavanisch.

Laag-Maleisch

e Low Malay. Vgl. Reith, Padre in Partibus, p. 134: ... many others share my difficulty in speaking the polite languages of Europe after learning the Low Malay of the Straits. f bas malais. d niedermalayisch.

laan

[de - uitsturen] e cashier, bullet, give the bullet. f bouler, mettre à pied, sacquer. d den Laufpasz geben.

laatstelijk

e late (adj.), formerly... f dernièrement. d ehemalig (adj.).

labaar

e frock-coat. f redingote, redingue. d Gehrock, Bratenrock = langer, schwarzer Gesellschaftsrock (Genthe, DeutschesSlang).OokBratenstipper,Dreckklinke,Punschklinke en Hackenwärmer.

labarang

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland [Z.A.]: zie lebaran .

laborant

e laboratory experimentor. f chimiste expérimentateur. d Laborant (M.S.).

lachduif

e laughing dove, ring-dove. f colombe rieuse. d Lachtaube.

ladang

e 1. arable land, cultivated fields; 2. hill-plantation, dry hill-padi field. Ook ladang volgens Sc. f 1. terre arable; 2. terrain de montagne pour la culture du riz, rizière de montagne. d 1. Ackerland; 2. unbewässertes Berg-Reisfeld.

laden en lossen

e load and unload. f charger et décharger. d laden und löschen.

lajar: zie zeil .

lakoe

[- zijn] e merchantable, of (finding) a ready sale, sell well, to pass current.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland f être de (bonne) vente. Vgl. une fille de défaite = een meisje dat ‘lakoe’ is. Niet lakoe zijn - être dur à la vente; van geld: ne pas avoir cours. d abgängig, guten Abgang habend, leicht unterzubringen, gangbar.

laks

e indolent, inert, remiss, lax. f indolent, veule. d lässig, indolent, lax.

laksa

e Chinese vermicelli. In de Straits laksa (D.D., p. 231). f vermicelle chinois. d chinesische Fadennudeln.

laksheid

e indolence, inertia, supineness.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 128

f indolence, veulerie. d Lässigkeit, Indolenz, Laxheit.

* lammeling

[schooltaal] e coward, funkster. f lâche, froussard. d Feigling.

lampenjongen

e lamplighter. f lampiste, lampier. d Lampenwärter.

Lampongs

e the Lampong country (districts). f province de Lampong (Jumelle, Cult. Col., I, p. 318). d [die] Lampong (landschaft).

lanciers

[dans] e lanciers. f quadrille des lanciers, les lanciers. d Lanciers.

land

[van 't -]: zie hiergeboren .

landaulet(te)

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e landaulet, demi-landau. f landaulet. d [das] Landaulet, [der] Halblandauer.

landbouw

[kleine] e agriculture on a small scale. f petite colonisation agricole, petite culture. d kleine Landwirtschaft.

landbouwcrediet

e credit on landed property, Raffeisian credit. f crédit foncier of agricole. d Bodenkredit.

landbouwdorp: zie landbouwkolonie .

landbouwkolonie

e agricultural colony. f colonie agricole. d Ackerbaukolonie.

landbouwmaatschappij

e agricultural society. f société d'agriculture. d Kulturgesellschaft.

landbouwondernemer

e agriculturist. f agriculteur, agronome. d Oekonom, Agronom.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland landbouwonderneming

e agricultural estate. f entreprise agricole. d landwirtschaftliches Unternehmen.

landbouwscheikunde

e agricultural chemistry (M.). f chimie agricole. d Agrikultur-Chemie.

landbouwschool

e agricultural college (M.S.). f école d'agriculture. d Ackerbauschule (S.V.) of Landbauschule (D.K.Z.).

landelijk

[- stelsel] e system of land-tenure. f régime foncier. d Grundbesitzsystem.

landelijke

[in 't - gaan] e to become a plantation employee. f entrer dans l'agriculture. d Oekonom werden.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 129

land- en volkenkunde

e geography and ethnography. f géographie et ethnologie. d Landes- und Völkerkunde.

landheer

e landowner; landholder; landed proprietor. De gezamenlijke landheeren - the landed interest. f seigneur terrien, propriétaire foncier. d Landbesitzer, Grundherr, Landwirt.

landhoofd

e jetty, pier, abutment. f jetée, culée. d Hafendamm(kopf).

landhuurder

e tenant, leaseholder. f tenancier, locataire de terres indigènes. d Landmieter.

landingsdivisie

e landing-party. f division de débarquement. d Landungsdivision.

landingssteiger

e landing-stage. f débarcadère. d Landungsbrücke.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland landraad

d district magistracy, district joint court (of justice). f tribunal de district. Vgl. Chailley-Bert, La Hollande etc., p. 73: Tantôt comme cela a lieu à Java, dans le landraad (conseil du pays, tribunal ordinaire de l'indigène) et dans le tribunal de circuit (ambulant) - ils ont le rôle d'assesseurs. d Bezirkstribunal, Distriktsgericht.

landrente

e land revenue, land tax: From time immemorial the ruling power throughout India has been entitled to a share of the produce of every acre of land, and this share is the so-called land-revenue. (Strachey, India, p. 100). At least £20.000.000 per annum is obtained in India by the land tax (Id., p. 101). Vgl. Money, Java, I, p. 118: The land-rent, as it is more correctly named in Java, is the same as what is called the Ryot's Land tax to Government in India. f redevance foncière of impôt foncier. Ook taxe of rente foncière. In zijn Législation Coloniale, II, p. 286 zegt Girault: L'impôt foncier existe aujourd'hui partout... Dans certaines colonies, l'impôt foncier ne frappe que les maisons. Ailleurs il porte également sur les terres. d Landrente, Grundsteuer: die Grundsteuer ist 1872 gesetzlich geregelt worden (Mr.).

landsadvocaat: zie Voorrede.

landsdienaar

e public servant,government servant,state servant,servant of the state. f fonctionnaire de l'état. d Landesdiener, Staatsdiener, Diener des Staates, Staatsangestellter.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 130

landsdrukkerij

e government printing office, government press. f imprimerie du gouvernement. d Landesdruckerei, Reichsdruckerei.

's lands kas

e government treasury; national treasury. f le trésor public of enkel le trésor. d Kasse, Regierungs- of Gouvernementskasse.

landskoepokinrichting

e government vaccine-farm. f parc vaccinogène de l'Etat. d Landesvakzinationsanstalt.

landswege

[van -] e on behalf of the government. f par ordre, du côté du gouvernement. d regierungsseitig, seitens des Gouvernements.

landvoogd: zie G.G.

landvoogdes: zie gouverneursche .

landweg

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e overland route. f voie de terre; route (des Indes) par terre (S.V.). d Landweg (nach Indien).

langganan

e provider, purveyor, provision-dealer, caterer. In E.-Indië ook dubash. f fournisseur, vivrier, pour-voyeur. d (ständiger) Lieferant.

langgar

e Qorân-school, ook village-mosque, praying-chapel. f langgar: Il y a bien les prêtres musulmans et leurs pesantrens ou langgars, dans lesquelles ils enseignent la lecture du Coran en langue arabe, et quelques éléments de religion (Ch.-B., p. 249). d Moscheeschule, Koranschule.

langstaart: zie staart .

lansdragende

e lance-bearer. f porteur de lance. d Lanzenträger.

larong

e winged (male of the white) ant: Lesser pests are found in the flying insects of the rainy season, smelly objectionables, and winged ants that swarm in millions (Crompton, Indian Life, p. 166). Ook enkel white ant of winged termite. f termite ailé. d geflügelte Termite, ook fliegende Ameise: Diesen Abend umkreisten eine Menge Leuchtkäfer und fliegende Ameisen [larong, malayisch] das Schiff (von Raumer, Nied. Osi-Indien, p. 61).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland lastercampagne

e campaign of calumny (T.). f campagne diffamatoire. d Verleumdungskampagne.

latah

- vert.: behebt met zekere ziekelijke zenuwaandoening, waarbij de lijder als hij schrikt eens anders woorden en gebaren herhaalt en zichzelf napraat.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 131

laxans

e laxative. f laxatif. d Abführungs-, Laxiermittel.

† lazarus: zie lepralijder .

lebaran

e Mah. New Year, Bairam. f nouvel an des Mahométans, baïram. d Mah. Neujahr, Beiram.

leeftijdgrens

e limit of age (M.S.), age-limit (T.). f limite d'âge. d Altersgrenze.

leenvorst

e feudal prince. f prince féodal. d Lehensfürst.

leenvorstendom

e feudal principality. f principauté féodale. d Lehensfürstentum.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland leesgezelschap

e reading-club, reading-society, book-club. f société de lecture (Ch.-B.). d Lesezirkel of Lesegesellschaft.

leestijd

e reading-time. f temps pour la lecture. d Lesezeit.

leestrommel1)

e box of the reading-club. f boîte de la société de lecture. d Trommel (des Lesezirkels).

leesvereeniging: zie leesgezelschap .

legen: zie sagoeweer .

legercommandant

e army-commander, commander of the Forces, commander in Chief of the army, C.-in-C. f général commandant en chef (des troupes) de la colonie, généralissime. d oberster Kriegsherr, Armee-Kommandant.

legkast

e linen-press, linen-chest. f armoire à linge, armoire pour lingerie (Louvre). 1) Soms = leesgezelschap.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d Wäscheschrank, ook Legeschrank.

legkip

e layer, laying hen. f pondeuse. d Legehenne, Legehuhn.

legkoffie

e store coffee. f café en magasin. d Lagerkaffee.

leguaan: zie minjawak .

leitje

e book-slate. f ardoise: Vous rendez visite à un ami. Au grincement de la voiture sur le sable... un boy accourt; il vous présente, muet, une ardoise et un crayon, et court porter à son maître votre nom et votre message... L'ardoise, quand on n'a pas le téléphone, sert encore entre parents et voisins (Ch.-B., p. 60). d Schiefertafel.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 132

lekker

e quite the thing, jolly, up to the mark, comfortable; pleased etc. Ook zegt men to feel good (F. & H.). Vgl. I don't feel quite the thing. He felt quite pleased with it. Zoo lekker als kip - as fit as any thing, as right as a trivet. Niet lekker - zie onlekker . f bien, à l'aise, à son aise; content. Zoo lekker als kip - frais comme l'oeil. d behaglich; geschmeichelt, zufrieden. Zoo lekker als kip - sauwohl, kannibalisch wohl, urbehaglich; vergnügt wie ein Kiebitz.

a) lekkermaken

[zich] e make oneself comfortable. f se mettre à l'aise. d sich's behaglich machen.

b) lekkermaken

[iemand] e softsawder, butter one (up), make up to one, toady one, curry favour with. f coucher le poil à qqn., amadouer, pommader, pateliner, peloter. d schmeicheln, ook fuchsschwänzeln, sich einem anmeiern.

lekkermaker

e lick-spittle, toady, claw-back, ear-wig. f pommadeur, jeteur de pommade, guirlandeur, amadoueur, patelineur. d Fuchsschwänzer, Schweifwedler en ook Schmeichler.

lekkermakerij

e carn(e)ying, toadyism, blarney. f cajolerie, (coup de) pommade.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d Fuchsschwänzerei.

leksteen

e drip, drip-stone. f [le] filtre, pierre à filtrer (N.L.I.). d Filtrierstein, Leckstein.

Lelang

[spreektaal]: zie vendutie .

lemmetje

[Z.A.]: zie limmetje .

lengganan: zie langganan .

lepra

e lepra; leprosy. f [la] lèpre. d [der] Aussatz, [die] Lepra.

lepradokter

e lepra doctor. f médecin des lépreux. d Lepradoktor: ein zweiter Chinese ist als Lepradoktor aufgetreten. (D.K.Z., 1903, p. 505a).

lepralijder

e leper. f lépreux.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d Aussätziger.

leprosarium

e leper-house, leper-hospital, leper-asylum, lazar-house. f léproserie. d Hospital für Aussätzige, Leprosenhaus.

lesoeng: zie rijstblok .

letji

[geïmporteerd uit China] e litchi, leechee. f litchi. d Litschi.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 133

letterslot

e combination padlock, letter lock, puzzle lock en trick lock. f cadenas à combinaisons, cadenas alphabétique. d Buchstaben-Hängeschlosz.

levensverzekering mij.

e life insurance company. f compagnie d'assurances sur la vie. d Lebensversicherungsgesellschaft.

leverabces

e abscess of the liver, liver abscess (M.). f abcès au foie: ce n'est qu'un grand marécage, ce pays d'Annam: ... si tu y prenais ... un abcès au foie? (A. Daudet, Soutien de Famille, p. 104). Ook abcès du foie. d Leberabscesz.

leveringscontract

e contract of delivery. f contrat de livraison. d Lieferungskontrakt.

leveringsvoorwaarden

e conditions of delivery. f conditions de livraison. d Lieferungsbedingungen.

lezersplaats

[- vacant] e vacancy in a reading-club.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland f vacature dans une société de lecture. d ledige Stelle im Lesezirkel.

licentie

e licence. f licence. d Lizenz, Konzession.

licentie-houder

e licensee. f tenancier titulaire de licence. d Lizenz-, Konzessionsinhaber.

lichten

[van de zee] e phosphoresce, soms brime (Kipling). f brasiller. d leuchten.

lichtolie

e illuminant oil (Wt.). f huile d'éclairage. d Beleuchtungsöl.

lichtopzichter

e light-keeper. f gardien de phare. d Bakenwächter.

lidi

e palm-fibre, rib of coco-palm leaf.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland f nervure (côte) de feuille de cocotier. d Rippe des Kokospalmenblattes.

ligmatje: zie slaapmatje .

lijfjongen

e body-servant (Kipling, Mine own People, p. 38). Ook personal servant (Ibid., p. 84). In E.-I. nog bearer: The bearer or valet who waits upon an English master is often of the highest caste; he may make the bed, prepare the bath, and attend to all the personal wants of his Sahib, but not bring him his food (H. Crompton, Indian Life, p. 18).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 134

f domestique particulier. d Leibdiener.

lijfmeid

e own maid, personal maid. f bonne particulière. d Leibdienerin.

likkewaan

[Z.A.]: zie leguaan .

lijntrekker

[soldatenslang]: zie malenger .

lila

e pivot gun, swivel-gun. Swettenham geeft: lêla, a jingal, a pivot gun of small bore much used by Malays. De Cycl. of India: small brass canister swivel gun. f pierrier. d Drehbasse.

limiet

e reserve price. f limite. d [das] Limitum, [die] Limite, Preisgrenze.

limiteeren

[op vendutie] e put a reserve price on. f limiter.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d limitieren.

limmetje

e lemon. f limette. d Limette, Limone.

† linde

[Indische -]: zie waroe.

linnenjuffrouw

e stewardess, linen-keeper (M.). f lingère (in hotel, kostschool); femme de chambre (aan boord). d Stewardess.

linnenkamer

e linen room: It was a comfort, too, to be able to air the linen room again in real Dutch style (A. Linden, Gold, p. 11). f lingerie (H.D.), garde linge. d Leinwandkammer(Mr.). Ook Leinenkammer.

liplap1)

e lip-lap, a vulgar and disparaging nickname given in the Dutch Indies to Eurasians, and corresponding to Anglo-Indian Chee-chee (H.J.). f métis: A Java, les Liplappen, métis de Hollandais et de femmes indigènes... semblent avoir réussi (Navarre, Manuel d'Hygiène, p. 160). d Halbraciger, Mischling. In het Duitsch is Lippenlapp = thörichter Mensch (Grimm). Vgl. Pfyffer zu Neueck, Skizzen v.d. Insel Java, pag. 66: Man nennt aber auf Java diese Menschengattung (Kreolen) überall Liplappen.

† lipperd:

1) In Z.A. is lieplapper; 1. bastaard; 2. landlooper, luiwammes.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland zie liplap .

lobak

e Raphanus caudatus L. f Raphanus caudatus L. d Raphanus caudatus L.

lodji

[Inl. spr.]: zie residentiehuis .

loemboeng

e paddy barn, rice store-house, rice golak. f grange de paddie, hangar de riz. d Paddy-Scheune, Reisscheuer.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 135

loempang: zie rijstblok .

loerah: zie dorpshoofd .

loeri

e loris (M.S.). f lori: Les loris ressemblent aux makis (B.). d Lori = Stenops tardigradus (F.).

loetoeng

e Semnopithecus mauras. f semnopithèque noir. d Lutung: Von anderen Säugetieren des javanischen Urwaldes habe ich nur noch zwei Arten von Affen zu Gesicht bekommen den... gelbgrauen Macaco und den schwarzen Lutung (Haeckel, Aus Insulinde, p. 121).

loe(w)ak

e polecat, luwack (M.S.). f musang, (espèce de) putois. d Musang (Krüger, Das Zuckerrohr, p. 303). Ook Palmen-roller of Palmenmarder: Dagegen erblickte ich in den Baumgipfeln mehrmals den kletternden Palmenmarder (Paradoxurus Musanga), zegt Haeckel in zijn Aus Insulinde, p. 122.

loge

e masonic hall of temple, free-masons' lodge. f loge maçonnique. d Freimaurerloge, Logenlokal.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland † loge

e factory. f comptoir commercial. d Faktorei.

logeeren

[iemand] e accommodate, put up, give house-room to, take in. f loger. d beherbergen.

logies

[- vragen] e to beg house-room of (A. Linden, Gold, p. 140). f s'enquérir d'un logement. d um Beherbergung bitten.

lombok

e (seed-capsules of the) red pepper, pod pepper, tabasco, cayenne pepper (kleine soort), capsicum, Guinea pepper, garden coral.DeLombok setanoftjabé rawitwordtnaarEngeland uitgevoerd en is daar bekend als chillee of chilli - vgl. tjili in 't Maleisch van Ambon. f piment (enragé), poivron; poivre de Guinée (kleine soort). Ook corail des jardins (H.D.). d roter Schotenpfeffer; Cayennepfeffer (kleine soort), indischer Pfeffer, Beiszbeere.

lontar(palm)

e palmyra (-palm), in Bombay brab: The name brab, commonly used in Bombay, is derived from the Portuguese braba, wild palm (Wt.). f palmier palmyre (Villiers de l'Isle-Adam, Akëdysséril), p. borasse, p. flabelliforme. Ook rônier, lontar (M.V.E.) en arbre des chasseurs: Ça et là le lontar ou arbre des chasseurs montrait aussi ses feuilles en forme d'éventail, sur lesquelles les Indiens a-

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 136

vaient autrefois coutume d'écrire leurs lettres (H. Conscience, Batavia, p. 31). d [der] Lontar (M.S.), die Palmyra-palme of Fächel-palme.

loodje

[onder het - leggen] e to put aside, put upon the shelf, shelve, hang up, pigeon-hole. f mettre de côté, mettre of pendre au croc, mettre au rancart. d ad Acta legen, bei Seite legen.

loodvergiftiging

e -poisoning, saturnism. f empoisonnement saturnin, saturnisme. d Bleivergiftung (M.S.).

loopbrug

e gangway. f planche, passerelle. d Laufplanke.

looper

e 1. runner: A travelling-carriage, preceded by two runners with torches, drove past (Melati van Java, The Resident's Daughter, p. 143). Ook running footman, vgl. de S.T.: in a victoria drawn by four small ponies, kept going by the wild gr-r-r-ee gr-r-r-eeing of our native running footman, we drove to the scattered temples on the plain of Parambanan. En verder d'Almeida, Life in Java, I, p. 61: Below the back seat was a board for the lopers, or whippers-up. In Eng.-Indië footboy; 2. paper boy. f 1. coureur; valet de pied: Ce matin ... une voiture de l'hôtel est à ma porte avec son koussir et son coureur malais (Lias, De France à Sumatra, p. 180). Ook pion. Aussitôt le docteur anglais ... s'adressa au directeur de la Compagnie anglaise des Indes, qui ... lui donna un palanquin avec deux relais de vigoureux coulis ou porteurs, ... deux pions ou coureurs (B. de St. Pierre, Chaumière Ind., p. 37). 2. porteur de journaux. d 1. Läufer. Hierbij teekent S.V. aan: auch Diener der dem Wagen einer Herrschaft vorauf-läuft; 2. Zeitungsträger.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland lori

e lory, loory, loori, nury. f lori: On a donné ce nom dans les Indes à une famille de perroquets dont le cri exprime assez bien le son lori (Li.). d [der] Lori (M.S.). Ook [die] Kurzschwänze.

lorrie

e lowry, lorrie, lorry. f lori, de l'anglais lowry, même sens (N.L.I.). d [der] Lowry.

luchtwortel

e aërial root. f racine aérienne, racine raméaire. d Luftwurzel (S.V.).

lui

[liever - dan moe zijn] e be as lazy as Ludlam's dog, take things easy. f ne pas (aimer) se fouler la rate, aimer ses aises. d gern bohren wo das Brett am dünnsten ist.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 137

luiaardstoel: zie luierstoel .

luie(r)stoel

e long chair, lounge, lounging chair; Bombay chair (met uitslaande beensteunen, leg-rests genoemd). f chaise longue (en rotin). Ook flâneuse (N.L.I.). d Rottan Langstuhl, Faulenzer, Liegestuhl. Ook langer Rottanstuhl en soms Longchair.

luitenant-Chinees

e Lieutenant of Chinese. Hierbij wordt in Melati van Java's The Resident's Daughter op p. 92 aangeteekend: The government of the Netherlands Indies controls the colonies of ‘foreign orientals’, as they are called, such as Arabs and Chinese, by appointing over them a responsible headman of their own nationality. This functionary bears a title - Lieutenant, Captain, or Major - which of course has no military significance. f lieutenant des Chinois - zie het Engelsch. d Leutnant der Chinesen - zie het Engelsch.

luitenant-generaal

e Lieutenant-General. f lieutenant général:Lapremièrecommissiondelieutenant général de sa Majesté dans les îles de l'Amérique fut accordée le 15 février 1638 au sieur Louvillers de Poincy (Girault, Législation col., I, p. 173). Later kwamen er ook gouverneurs lieutenants généraux. d Generallieutenant.

luitenantsvrouw

e lieutenant's wife (lady). f femme de lieutenant, fam. lieutenante. d Leutnantsfrau.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland lustre

e lustring. f lustrine. d [der] Lüster.

luxe-artikel

e article of luxury, fancy-article. f article de luxe. d [der] Luxusartikel.

lysol

e lysol. f lysol. d [das] Lysol.

M.

maalfeest

e feast before the crushing. f fête de la mouture(?) d Fest beim Anfang des Zuckerrohrmahlehs.

maalriet

e crushing-cane. f canne (à sucre) pour le broyage. d Zuckerrohr zum Mahlen.

maaltijd

e crushing-time (season). f temps du broyage. d Zeit des Zuckerrohrmahlens.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland maanblaffer: zie kamponghond .

maandgelder

e employee paid by the month.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 138

f employé payé au mois. d monatlich bezahlter Angestellter, gegen Monatsgeld Angestellter.

maandrapport

e monthly report. f rapport mensuel. d [der] Monatsbericht (M.S.).

maatglas

e measure glass, graduated glass. f verre à division. d Meszglas.

maatschappij

[eene - oprichten] e to form (float) a company. f fonder une société. d eine Gesellschaft gründen.

machine-geweer

e machine-gun. f fusil-mitrailleuse, canon-machine, canon-revolver. d Maschinengewehr.

machtsvertoon

e display of power (force). f déploiement de puissance, de forces. d Machtentfaltung.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland madapolam

e madapolam. f madapolam (H.D.). d [das] Madapolam.

madat1)

e madat, smoking-opium. The opium used in such assemblages [for smoking opium in company] is mixed with tobacco or other leaves and is called madat, from the Arabic madat = spiritual or bodily refreshment. It was at first used as an euphemistic expression for the prohibited drug (Dr. Snouck Hurgronje, The Achehnese, p. 33). Swettenham Eng. and Malay Voc. omschrijft madat als: opium ready for smoking. Madat is inferior in quality to chandu, being prepared from the covering which encloses the opium, whilst chandu is prepared from the drug itself. In E.-I. is madak: the special Indian preparation smoked by the lower classes (Wt.). f opium préparé, opium manufacturé. d bereitetes Opium.

Madoerees

e Madurese. f habitant de Madura of Madurien. d Madurese.

magang1)

e 1. Javanese writer; 2. Jav. volunteer. f 1. copiste, écrivain javanais; 2. volontaire javanais. d 1. jav. Schreiber; 2. jav. Volontär.

Mahom(m)edanisme

e Mohammedanism: Mohammedanism is as mighty a force in the world as Catholicism (Rev. of Rev. Nov. 1902, p. 499). Soms Muhammadanism. f Mahométisme of Mahométanisme. Vgl. de Musset, Namouna:

1) Vgl. tjandoe. 1) De magang in bet. 2 treedt als volontair in dienst bij een inlandschen of ook wel Europeeschen ambtenaar.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 139

C'est le point capital du mahométanisme. Diable! j'ai du malheur, - encore un barbarisme! On dit mahométisme, et j'en suis bien fâché.

d Mohammedanismus.

† Ma(c)hometist: zie Mohamedaan .

maiden hair

[Z.A.]: zie chevelure .

mail

e mail. f courrier, la malle (des Indes). d Briefpost, Mail(post), europäische Post.

mailberichten

e mail news. f nouvelles apportées par le courrier. d Mailpostnachrichten.

mailbladen

e papers come in by mail, mail-papers. f journaux apportés par la malle. d mit der Mailpost angekommene Zeitungen.

mailboot

e mail-steamer, mail-boat. f paquebot (-poste), bateau-poste, courrier postal. d Postdampfer, Postschiff.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland mailbrief

e mail letter (M.). f lettre pour (par) la malle. d Mailpost-Brief.

maildag

e mail-day, soms packet-day (M.). f jour de courrier, jour de poste. d Posttag.

maildienst

e mail service. f service maritime postal. d Postschiffdienst.

maileditie

e colonial edition, weekly edition. f édition d'outre-mer. d mit der Mailpost zu befördernde [beförderte] Ausgabe, Wochenausgabe.

mailen

e to write by mail, to mail. Dit laatste is oorspronkelijk Amerikaansch. f écrire par le courrier. d mit der Seepost schreiben.

mailpapier

e mail note paper (M.), foreign postpaper.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland f papier pelure. Vgl. echter de voorrede (p. VII) van Farrère, Fumée d'Opium: ces petites feuilles le prouvaient bien, car elles étaient de papier à lettres: vous connaissez ce papier mince et léger que les Anglais appellent ‘colonial.’ d Mailpost-Briefpapier.

mailreis

e voyage, passage out (home). f voyage en paquebot. d Postdampferreise.

mailreiziger

e passenger for (in) the mail. f passager de paquebot. d Dampferpassagier (Haeckel, Aus Insulinde, p. 10).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 140

mailstoel

[N]: zie dekstoel .

mailsluiting

e closing of the mail. In de advertenties aangekondigd door Mails close. f fermeture du courrier. d Seepostschlusz, letzte Beförderungsgelegenheit.

mailtrein

e mail-train (M.-S.). f train de poste, train-poste. d Mailzug, Zug mit Postbeförderung.

mailzak

e mail-bag, mail-sack. f sac de poste, sac de lettres. d Postsack.

maïskolf

[N] e corn-cob. f épi de maïs, panouil(le): nom de l'épi de maïs dans quelques régions de la France (N.L.I.). d [der] Maïskolben.

majolica

e majolica. f majolique, maïolique. d [die] Majolika.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland majoor-Chinees

e Major of Chinese, upper Chinese headman. f chef major des Chinois. d Oberhauptmann der Chinesen.

majoorsche

e major's wife (lady). f femme du (de) major. Volgens H.D. wordt majoresse alleen gebruikt ‘par plaisanterie.’ d Majorin, Kommandeuse.

Makas(s)aar

e 1. native of Macassar, Macassar man - vgl. Reith, Padre in Partibus, p. 39: I doubt if the most learned ethnologist could distinguish one nationality from another were he asked to do so in a crowd of Javanese, Malays, Balinese, Sasaks, Bugis, and Macassar men; 2. Macassar poney. f 1. Macassar, Ma(ng)kassar; 2. cheval de Macassar, (Mangkassar). Vgl. Babut, F. Batel, I, p. 100: Les musiciens indigènes sont recrutés parmi les Macassars. Ibid. p. 119:... le fourgon passe au galop de ses quatre petits Macassars. d 1. Makassar, mv. en 2. Makassarpferd(chen).

Makas(s)arolie

e Macassar-oil. f huile de Macassar. d Makassaröl.

Makas(s)aarsch

e Macassar. f de Macassar (Mangkassar). d Makassar- ..., makassarisch.

maki

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e maki. f maki. d Maki.

malaria

e malaria, malarial fever. Vgl. M.: The term malaria is preferable to paludism. f [la] malaria, paludisme, fièvre paludéenne of palustre: Les moustiques sont

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 141

les principaux propagateurs de la fièvre palustre (Alm. Hachette). d [die] Malaria, [das] Wechselfieber, Sumpffieber.

malariaaanval

e attack of malaria. Ook access en fit of malaria. f accès de paludisme. d Malaria-Anfall.

malariainfectie

e malaria(l) infection. f infection de malaria. d Malaria-Infektion.

malarialijder

e malaria patient. f malarique. d Malariakranker.

malariamuskiet zie anopheles .

malariaverschijnselen

e malarial symptoms. f symptômes de malaria. d Malaria-Symptome.

† Malaijer: zie Maleier .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland malati: zie melatie .

Malayicus

e Malay scholar. f malaïsant. d Malayicus.

Maleier

e Malay. f Malais. d Malaie, Malaye.

Maleisch

e Malay, Malayan, bijv. the Malay(an) Archipelago. f malais. d malaiisch.

† Maleitsch: zie Maleisch .

malenger

e malingerer, skulker, scrimshanker en malingering shirk. f simulant, embusqué, fricoteur, tireur au cul, au flan(c), au grenadier: tout le ban et l'arrière ban des tireurs au grenadier se hâtait, clopin-clopant, vers l'exemption de service possible ou les quatre jours de salle de police probables (A. Byl, Champignol, p. 200). d Simulant, Drückeberger.

malengeren

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e to malinger, to feign sickness in order to avoid duty (Ch.). Ook to scrimshankento sham Abraham;inAmerikaplay consumption. f faire le malingre; malingrer. d simulieren; ook sich krank stellen.

malloot

[1. adj. en 2. subst.] e 1. mad, crazy; 2. fool, mad-cap. f 1. fou, timbré; 2. fou, sot, viédasse. d 1. verrückt; 2. Narr of Schaute.

maloe

[spreektaal] e bashful, shy, ashamed, abashed. f honteux, timide. d leutscheu, blöde, verschämt, schüchtern.

man

[de kleine -] e the small folks (people). f le petit peuple, les petites gens (R. Bazin, Le Blé qui lève, p. 351). d die kleinen Leute.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 142

mandaat

e order for the payment (of). f mandat (de paiement). d Zahlungsanweisung.

mandateeren

e pass for payment, deliver an order for payment. f ordonnancer. d mandatieren.

mandau

[der Dajakkers] e head-hunter's sword. f coupe-tête. d Mandau, Köpfschwert (Mr.).

mandi(e)bak

e piscina, tank: The bathrooms, with porcelain tank and tiles, leave nothing to be desired (E. Richings, Through the Mal. Archipelago, p. 16). f piscine, bassin. d Bassin - zie gajong .

† mandiel: zie hoofddoek .

mandiën

e to bathe, to have a dipper-bath, to have a sluice. f se baigner, prendre un bain. d baden, ein Schiffsbad nehmen.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland mandi(e)kamer

e bath room. f salle de bains, cabinet de douche. d Badezimmer, Badekammer.

mandoer

e mando(o)r; headman (Wallace, The Malay Archipelago, p. 312). Soms ganger (of coolies), fore-man en in E.-Indië mate, bijv. a mate of coolies = koeliemandoer. f préposé, chef d'équipe, contre-maître indigène. Ook gérant indigène en boy-chef in een hotel of societeit (Farrère, Les Civilisés, p. 40). d (inländischer) Aufseher, Vorarbeiter. Ook Werkführer. Zie de D.K.Z., p. 272: Sie [die Kolonie] entschlosz sich ... die Arbeiten durch kleine Gruppen von Schwarzen unter je einem Werkführer (nach afrikanischem Sprachgebrauch ‘headman’) ausführen zu lassen.

mandoor

[Z.A.]: zie mandoer .

Mandsjoerije

e Manchuria. f la Mandchourie. d [die] Mandschurei.

manel

[Z.A.]: zie labaar .

† mangestang: zie manggistan .

† mangasboom:

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland zie manggaboom .

mangga

e mango: There are other trees which were held in veneration by Indian Buddhists - for example the Mango (Amra) and the Jambu, and the Asoka (Monier - Williams, Buddhism, p. 516). Zie serikaja . f [la] mangue, fruit du manguier (Li.); zie Leconte de Lisle, Nurmahal:

Là, les riches Babous, assis sous les varangues, Fument des huqâs pleins d'épices et d'odeurs, Ou mangent le raisin, la pistache et les mangues Tandis que les Çaïs veillent les chiens rodeurs.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 143

d Mango (pflaume); Mango-baum.

† manggas tangas: zie manggistan .

manggis: zie manggistan .

† manggisboter: zie manghesboter .

manggistan

e mangostan of mangosteen (M.S.). Ook manggis en mimbu (Wt.). f [le] mangoustan(ier) heet de boom, maar in de wandeling brindonier (B.); de vrucht heet la mangouste (Li.). d [die] Mangostáne (M.S.),soms verbasterd tot Mangots-Tanne(S.V.).

† manghesbot(t)er

e Brindonia tallow, Cocum butter, Kokum-oil, mangosteenbutter. f beurre de Cocum, huile de Madool. d Kokumbutter (Mr.).

mangrove

e mangrove. f manglier, palétuvier. d Mangrove-Baum.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland manille

[in 't hombrespel] e manille, manilla. f manille. d Manille.

Manil(l)ees

e Manil(l)a man. f habitant de Manille. d Bewohner von Manila.

manis

[- in zijn oordeel enz.] e mild, lenient. f affable, doux. d milde, gelinde, sanft.

† manisang: zie manisan .

manisan(s)

e sweets; sweetmeats, confections. f des confitures, fruits conservés au sucre. d (in Zucker) Eingemachtes.

manja

[W.-Indië]: zie mangga .

manje

[W.-I.]: zie mangga .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland mannetjesbamboe

e male bamboo: the term male bamboo is given to any solid or nearly solid bamboo used for spear or lance staves and for walking sticks, though it is more particularly applicable to Dendrocalamus strictus (Wt.). f bambou mâle. d männlicher Bambus.

mannetjeskoffie: zie parelkoffie .

mannie

[aanspreking] e hubbie. f mon petit chéri, loulou. d Männchen (Paul, Wörterbuch).

mantrie

e mantri, muntree. Van mantri zegt H.J.: mantrie (see muntree) is still much in vogue among the less barbarous Hill Races on the Eastern frontier of Bengal ... as a denomination for their petty dignitaries under the chief. Dit is geheel overeenkomstig het ge-

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 144

bruik van mantrie in mantrie-koffie en mantrie-politie. f mantri = conseiller, ministre; employé: les mantri sont chacun chefs de service dans leur district, mantri du café, mantri de la police, etc. (Ch.-B., p. 186). d Mantri = Ratgeber, Minister; Angestellter.

maraschino

e maraschino, marasquin(o). f marasquin. d Maraschino.

† mardhika: zie mardijker .

mardijker

e freed man, manumitted slave. Vgl. D.D., pag. 367: the distinction between the slave and the freeman (mardeka), is distinctly enough drawn by the Malays. Verder M., die uit Churchhill's, Collected Voyages citeert: The Javanese and Mardykers. f esclave libéré, affranchi. d freigelassener Sklave.

marine-etablissement

e naval arsenal, maritime arsenal. f arsenal (établissement) maritime of de marine. d Marine-Arsenal, See-Arsenal.

markoesa

e common granadilla (M.S.). f barbadine. d (Art) Passionsblume, n.l. de Passiflora quadrangularis, de vrucht heet Rangapfel (Mr.).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland marmerglas

e alebaster glass. f verre-marbre. d Marmor-, Milchglas.

martavaan

e martaban: This name was given to vessels of a peculiar pottery, of very large size, and glazed, which were famous all over the East for many centuries, and were exported from Martaban. They were sometimes called Pegu jars and under that name specimens were shown at the Great Exhibition of 1851 (H.J.). Het E.-Indisch Regeeringsverslag van 1890-91 gebruikt nog dit woord: The pottery of Burma, though not specially artistic, is yet strong and durable; and the great Pegu jars are much valued up and down the coast, as well as inland. f jarre de Martaban. d Martabantopf.

mas

e mace: a weight used in Sumatra, being according to Crawfurd, 1-16th of a Malay tael, or about forty grains (H.J.). f 1/16 d'un tael. d 1/16 Tael.

masa

e you don't say so! Oh my! musha! (E.-I.). f allez donc, comment donc! allons! que tu dis! pour! d also doch, nein aber, das wäre! Na, so was!

maskas

[Z.A.]: zie masa!

masdjid: zie mesigit .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland massooi

e bark of Sassafras Goesianum.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 145

f écorce de Sassafras Goesianum. d [die] Sassafras Goesianum Rinde.

† mat

[Spaansche -]: zie ringgit .

mata zal etymologisch wel niets te maken hebben met matoe. e 0,386 gram(mes). f 0,386 grammes. d 0.386 Gramm.

mata glap

[- zijn] e to see red ongeveer. Dit is een verengelsching van de Fransche, vooral door Zola bekend geworden uitdrukking voir rouge, o.a. te vinden in L. Malet's, Sir Rich. Calmady, p. 39. Dit voir rouge of to see red, drukt zoo wat den toestand uit, waarin iemand, die mata glap is, zich bevindt. In Engeland is de uitdrukking: to see red = to lust for bloodshed, reeds zoo bekend dat The Athenaeum (1904, pag. 374b) er over klaagt, dat Murray ze niet opgenomen heeft. In Am. see things red. f voir rouge ongeveer - zie het Engelsch. d von Mordlust ergriffen sein. Vgl. de onjuiste verklaring van Pfyffer zu Neueck, Skizzen, p. 23: Der Beleidigte macht alsdann Amokh (Aufruhr), betäubt seine Sinne mit Opium, bedeckt mit den langen schwarzen Haaren das Gesicht (dieses nennt man mata glap, oder dunkle Augen), ergreift einen Kris und ermordet jeden, der ihm begegnet.

mata sa(m)pi

e fried egg. f oeuf sur le plat, oeuf au miroir (H.D.). Ook reeds oeufs miroir: Là, devant mes oeufs miroir, je me suis senti envahi par le découragement (P. Veber, Dans unfauteuil, VI). d Spiegelei, Ochsenauge.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland matelot

[dameshoed] e sailor hat, boater. f canotier. d Matrosenhut.

matinée musicale

e morning-concert. f matinée musicale. d Morgenkonzert.

matriarchaat

e matriarchy (Collins's Dict.), matriarchate (Index op Dr. Snouck Hurgronje, De Atjehers, maar in den tekst staat: we shall see how among many genuine patriarchal institutions, survivals are not wanting of the former prevalence of what the Germans call ‘Mutterrecht’ or to which they apply the curious hybrid name ‘Matriarchat’). Soms ook nog mother-right. f matriarcat: coutume en vertu de laquelle, chez certaines peuplades, les femmes donnent leur nom aux enfants et exercent une grande autorité dans la famille (N.L.I.). d Matriarchat, die Herrschaft der Frauen (Haeckel, Aus Insulinde, p. 198). Ook Mutterrecht.

mawas: zie orang oetan(g) .

medepassagier

e fellow-voyager: Several of

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 146

her fellow voyagers had evinced the liveliest sympathy and interest in her (Cunningham, Chronicles of Dustypore, p. 19). Vaker féllow passenger: There had been some very charming fellow-passengers on board (Ibid., p. 20). f compagnon de voyage of de paquebot. d Mitreisende(r).

* medicineeren

[transitief] e physic, doctor one. f médeciner qqn., traiter, soigner qqn. d ärztlich behandeln.

medicijnkastje

e medecine-chest. f pharmacie domestique. d Arzneikästchen, ook Haus-apotheke.

medusa

e medusa. f (tête de) méduse. d [die] Meduse.

meetinstrument

e surveying-instrument. f instrument d'arpentage. d Meszinstrument.

meid: zie baboe en njai .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland meisjes

[zoete -] e white Duranta Plumieri. f Duranta Plumieri blanche. d weisze Duranta Plumieri.

Mekkaganger

e Mecca pilgrim: Great prestige attaches to the name of the Mecca-Pilgrim (Cycl. Brit.). f pèlerin pour la Mecque: Le gouvernement anglais s'étant ému des fréquents désastres arrivés à des navires chargés de pèlerins pour la Mecque se décida à réglementer ces sortes d'entreprises (Babut, F. Batel, II, p. 183). d [der] Mekkapilger (Spemann, Weltpanorama, p. 330). Ook v. Raumer, Niederl. O. Indien, p. 67: diese Mekkapilger erkennt man an ihren grünen Turbanen.

Mekkapas

e passport for Mecca. f passeport pour la Mecque. d Reisepasz für Mekka.

meeligger

e consort. f vaisseau de conserve. d Mitsegler.

Melanesie

e Melanesia (M.S.). f la Mélanésie. d Melanesien.

melanzaanappel

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland [N]: zie terong .

melati(e)

e Java jasmine, sambac. Ook Arabian jasmine en mogra (M.). f (jasmin) sambac, jasmin de Java, malati (Favre). Littré geeft sambac. d jav. Jasmin, arabische Nachtblume, Sambac.

meli(e)wi(e)s

e (kind of) mountain-duck. f (espèce de) canard des montagnes. d (Art) Bergente.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 147

memorie van toelichting

e explanatory memorandum. f exposé des motifs. d Motivierung, die Motive: bijv. Entwurf eines Einführungs-gesetzes zum bürgerlichen Gesetzbuche. Nebst Motiven (amtliche Ausgabe).

ménagère1)

e house keeper, house-bit, house-piece, alle drie = a servant-mistress (F. & H.). f gouvernante, ménagère. Het kind bij den naam genoemd, heet zij servante-maîtresse (Farrère, Les Civilisés, pag. 76). d Wirtschafterin, Haushälterin.

menier

e offal coffee. f café de rebut, brisures de café. d Ausschusz-Kaffee, Kaffee-bruch.

menjan

e benzoin(e), gum-benjamin. f benjoin. d [das] Benzoë.

mennekes

[onze - op Atjeh] e men, soldiers. f petits soldats fiferlins,marionnettes.Vgl.Navarre,Man.d'Hygiène col., p. 65: Nos petits soldats retour de l'Indo-Chine nous fournissent d'autres exemples à l'appui. In 't argot is marsouin: soldat d'infanterie coloniale (N.L.I.). d Mannschaften.

1) In Indië meestal = njai, evenals ooksoms meid = njai is.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland menschaap

e anthropomorphous ape, man ape (M.), anthropoid (ape). f singe anthropomorphe. d menschenähnlicher Affe, Menschenaffe: Dann und wann hörte ich auch den Schrei eines einsamen Vogels und den klagenden Ruf des Oa, des grauen javanischen Menschenaffen (Haeckel, Aus Insulinde, pag. 120). Die einstmalige Existenz dieser wirklichen, ‘Uebergangsform’ vom Menschenaffen zum Menschen... hatte ich schon 1866 behauptet und in den hypothetischen Gattungsnamen ‘Pithecanthropus’ ausgedrückt ... 28 Jahre später wurden die fossilen Reste derselben von Eugen Dubois in Java wirklich gefunden und auch dieser Name zur Bezeichnung des wahren ‘Affenmenschen’ beibehalten (Ibid., p. 257).

merang

e rice straw. f paille, chaume de riz. d Reisstroh.

mertjon

e (fire) crackers. f des pétards. d Schwärmer (mit Schlag).

mesigit

e mesjid, masjid (M.S.), misjid. f mosquée. d [die] Mesdschid, enk. en m.v. hetzelfde.

† mesties: zie halfbloed .

†mestice: zie nonna .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland † mixties: zie halfbloed .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 148

met

[de Lloyd enz.] e by (the N.D.L.), soms in of per. f par. d mit.

meubelmakerij

e furniture warehouse. f magasin of fabrique de meubles. d Möbelmagazin.

meubelsmeer

e furniture wax. f encaustique pour meubles. d Möbelwichse.

† mevrouw Generaals: zie gouverneursche .

Micronesië

e (M.S.). f la Micronésie (S.V.). d Mikronesien (S.V.).

middagbestek

e reckoning, bijv. work the reckoning - 't middagbestek opmaken. Ook estimate en day's work. f estime. d Gissung.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland middagtafel

e midday meal. f repas de midi. d Mittagsessen. Ook Mittagsmahl, Mittagstisch.

middelen

[verpachte] e farmed out revenues. f revenus affermés: Comme revenus affermés nous trouvons un impôt sur l'opium, le droit perçu sur les nids comestibles, le droit sur les maisons de jeu, etc. (Gonnaud, Colonisation à Java, p. 492). d verpachtete Abgaben.

* middels

e by means of; through. f au moyen de; par. d mittels(t).

Midden-Java

e Central Java, Mid-Java. f Java Central, centre de Java. d Mittel-Java, Zentral Java.

mielje

[Z.A.]: zie djagoeng .

mier

[witte -]: zie rajap .

mignardise

[lint]

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e mignardise. f mignardise, mignotte. d [das] Mignardisenband.

migraine-stift

e menthol cone, menthol pencil. f crayon antimigraine (N.L.I.). d Migräne-Stift.

mijnaandeelen

e mining-shares. f actions minières. d Bergwerksaktien.

mijnhouwkundig

e mining. f minier. d bergmännisch.

mijnbouw-maatschappij

e mining company. f société (entreprise) minière. d Bergbau-, Minengesellschaft.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 149

mijnbouwonderneming

e mining-concern. f entreprise minière. d Bergwerksunternehmung.

mijnbouw-rapport

e mining-report. f rapport minier. d [der] Bergwerksbericht.

mijnbouwspeculant

e mining-jobber, gold-jobber. f tripoteur en actions minières. d Bergwerksaktienspekulant.

mijn-ingenieur

e mining engineer. f ingénieur des mines. d Bergingenieur, Mineningenieur (D.K.Z.).

mijnopziener

e bottom-captain. f surveillant de (d'une) mine. d Minenaufseher.

mijnwaarden

e mining shares (stocks), mining scrip. f actions minières. d Bergwerksaktien (M.S.), Montanaktien, - werte.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland mijnwet

e mining law, mining regulations. f loi minière. d Berggesetz.

mijnwezen

e Mining; Mines. f régime minier; corps de Mines. d Bergbauwesen, Minenwesen.

mikmak

e 1. difficulty, ook hitch; 2. squabbles. f 1. des difficultés, un cheveu; 2. des bisbilles. d 1. Haken; 2. Krach, bijv. Krach haben.

milie

[Z.A.]: zie djagoeng .

militair(e) apotheker

e military dispensing chemist. f pharmacien of dispensaire militaire. d Stabsapotheker.

milord: zie mylord .

mimicry

[in de dierkunde] e mimicry. f mimétisme. d Mimicry, Mimikry (Mr.).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland minderder

[spreektaal] e not exactly, not precisely. f pas précisement, plutôt pas. d nicht gerade, dieses weniger! kaum!

mindi

e West Indian lilac, African lilac, bastard cedar, bead tree. f lilas des Indes, margousier. d syrischer Paternosterbaum.

mineraalwaterfabriek

e soda water factory. f fabrique d'eaux minérales. d Mineralwasserfabrik.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 150

minjawak

e Varanus bivittatus. f varan à deux bandes. d Varanus Bivittatus. Hierachter zet Krüger in zijn Das Zuckerrohr: mal. minjawak, jav. njambeh, auf Java auch fälschlich Leguan genannt.

minoeman

[de -] e the drinks. f les boissons. d die Getränke.

mirakel

[voor - liggen] e be done up, dead beat; be knocked out of time, lie senseless, soms helplessly drunk. f être là comme une carpe pâmée. d in Ohnmacht liegen.

misje

e miscarriage, slip. f fausse couche. d Fehlgeburt.

misoogst

e failure of crops, bad harvest. f mauvaise récolte. d Miszernte, Miszwachs.

missionnair arts:

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland zie zendeling arts .

† modderjavanen: in de 18eeeuw door de sultans van Cheribon en Bantam geleverde koelies tot het uitbaggeren der Bataviasche wateren.

moddervulkaan

e mud-volcano (M.S.). f volcan terrivome. d Schlammvulkan.

moeder

[vóór eigennaam] e goody, mother, the... woman. Onder goody zegt F. & H.: used like auntie, mother and gammer, in addressing or describing an inferior. f la mère, la... d die...

moederland

e mother-country, parent country, the old country. f la mère patrie, la métropole. d Mutterland.

moedertuin

e seedling nursery. f pépinière. d Saatlingsschule, ook Saatschule.

moekim

[Atjeh] e moh. parish: In and Province Wellesley the English Government has adopted the word mukim to designate the minor subdivisions of a district for administrative purposes. In its stricter sense it corresponds almost exactly

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland to the English word ‘parish,’ zegt de vertaler van Dr. Snouck Hungronje's Atjehers, p. 2. f paroisse mahométane. d moh. Kirchspiel.

moendoe

e Garcinia dulcis Kurz. f Garcinia dulcis Kurz. d Garcinia dulcis Kurz.

moentjie: zie njai .

moentjie kerrie

e bawd, go-between.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 151

f entremetteuse. d Kupplerin.

moeraswoud

e paludal forest. f forêt paludéenne. d [der] Sumpfwald.

† moeskoppen

e to go (a-)marauding. f marauder. d marodieren.

moesson

[de - is door] e the monsoon is in. f la mousson a fait son entrée of s'est établie. d der Monsun ist eingetreten.

moestika

e bezoar(-stone), ook calapite. Wt. zegt: the true bezoar is a stone or concretion found within the bodies of certain animals, more especially the Persian wild goat ... there are many kinds or qualities, according to the animal from which procured, such as goat-, camel-, fish-, snake bezoars. f bézoard. d Bezoarstein, Ziegenstein.

'n moetje

e an absolute necessity, an unavoidable thing. f un faire-le-faut. d ein Musz.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland mohair

e mohair. f mohair. d [der] Mohär.

Mohamedaan

e Mahomedan, Mahometan, Moor(man). f Mahométan. d Mohammedaner.

mok

e mug. f moque (N.L.I.). d Henkelbecher.

molenbaas

e head man. f maître bocardeur. d Mühlsteiger.

molkrekel

[N]: zie andjing tanah .

Molucco's

[de -]: zie Molukken .

Molukken

e the Moluccas, the Molucca Islands. f les (îles) Moluques. d die Molukken, Gewürzinseln.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland Molukkenkrab

e Molucca-crab, king-crab, horse-crab, horse-shoe. f [le] limule: crabe des Moluques (N.L.I.). d Königskrabbe, Molukkenkrebs (F.).

Moluksch

e Molucca(n). f des (îles) Moluques. d von den Molukken, Molukken..., molukkisch (von Rosenberg, Der Mal. Archip., p. 280).

momok

e bugaboo, bugbear, bogey, spook, mormon. f croque-mitaine, loup-garou. d Popanz, der schwarze Mann, das Schreckgespenst.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 152

Mongool

e Mongol. f Mongol. d Mongole.

Mongoolsch

e Mongol, Mongolian (F.). f mongol, mongolique: ... l'empire mongol atteignit son apogée sous Aureng-Zeyb (P.L.I.). d mongolisch.

monjet

[scheldwoord] e monkey: used as a term of playful contempt, chiefly of young people (M.). f singe, babouin(e). d Affe.

† monssoyn: zie moesson .

† Moor: zie Mohamedaan .

moordsignaal: zie amoksignaal .

moor(d)slag

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e maroon: a firework composed of a small cubical box of pasteboard, wrapped round with twine and filled with gunpowder; it is intended to imitate in exploding the report of a cannon (M.). f marron: sorte de pétard (N.L.I.). d Mordschlag.

moorkop

e black-headed horse, verouderd is Moor's head. f cheval moreau, of ook cap-de-more. d Mohrenkopf (Grimm), Mohr.

mope

[Suriname]: zie kedondong .

morgendracht

e morning dress. f déshabillé du matin. d Morgenanzug.

morgenschot1)

e morning gun (-fire). f canon de réveil. d Reveilleschusz (F.).

morphinespuitje

e morphia syringe. f seringue à morphine. d Morphiumspritze.

morphinist

e morphiomaniac. 1) Thans afgeschaft.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland f morphinomane, morphiomane (N.L.I.). d Morphinist(in).

† morshandel

e illicit trading. f trafic (commerce) illicite. Vgl.: le règlement de 1658, qui défendait avec tant de raison aux employés de la compagnie de faire le commerce à leur compte, fut quotidiennement enfreint... Quand on envoya de Batavia dans l'Inde un inspecteur des finances et du commerce avec mission spéciale d'arrêter le traffic illicite, tout ce qui en résulta, ce fut le partage de ces profits entre les employés et le haut fonctionnaire. (Leroy-Beaulieu, De la Colonisation, p. 78). d unerlaubter Handel.

Moslemin

e Moslems, Moslemin. f Musulmans. d Muslime.

Moslim

e Moslem, Muslim, Mussulman.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 153

f Musulman. d Moslem, Anhänger des Islam (Duden, Orth. Wörterb.).

Moslimsch

e Moslem, Mussulman. f musulman, bijv.: la religion musulmane. d muselmännisch, ook moslemisch.

† mosquijt: zie messigit .

† mosquita: zie messigit .

mosterdzuur

e mustard pickles. f pickles à la moutarde. d Senfgurken (M.S.).

motorfiets

e motor cycle, motor bicycle. f motocyclette, bicycle à moteur, [la] moto. d Motor(fahr)rad, Kraftrad.

† moucon: zie moesson .

mousselineglas

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e muslin-glass, mousseline (glass). f verre mousseline (N.L.I.). d Musselinglas (Flügel).

† mous(son): zie moesson .

mozaïektegel

e mosaic tile. f carreau pour mosaïque. d Mosaikziegel.

† muggenbroek: zie slaapbroek .

muil

[Z.A.]: zie halfbloed .

muscovados

e muscovado. f moscouade, moscovade. d Moskovade, Muskovade.

muskaatzeep: zie notenzeep .

muskiet

e mosquito, ook gemeenzaam: skeeter (M.S.), soms musquito. f [le] moustique; maringouin (de Amerikaansche). d [der] Moskito, Stechmücke.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland muskietenbeet

e mosquito bite, - sting. f piqûre de moustique. d Moskito-Stich.

muskietengaas

[N]: zie klamboegoed .

muskietenvest

[een - aantrekken] e to take a dram, to wet one's whistle. f s'humecter le gosier, s'arroser le jabot, se rincer le goulot. d einen Schnaps trinken, einen hinter die Binde gieszen - vgl. eine warme Jacke = ein Kognak.

† musquita: zie muskiet .

† musschiet: zie muskiet .

muurbord

e decorative china plate. f assiette décorative. d Wandteller.

muurfonteintje

e wall wash-basin, hand-basin. f fontaine d'office (mag. du Louvre). d Wandwaschbecken.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 154

muurversiering

e wall decoration. f décoration murale. d Wandschmuck.

mylord

e (kind of) victoria. f milord, une de ces voitures nouvellement mises en circulation sur les places de Paris et nommées des milords (Li.). Vgl. ook Lorédan Larchey Dict. d' Argot: La lorette professe un enthousiasme fébrile pour le cabriolet à quatre roues, dit cabriolet milord. Ook mylord. d Mylord, Milord (Br.).

N.

naamstempel

e signature stamp. f griffe. d Namensstempel.

naamsverandering

e change of name. f changement de nom - vgl.: demandes de changement de nom in Annuaire de l'Indo-Chine, p. 5. d Namensänderung.

naasten

e to nationalize, to take over. f exproprier, racheter. d nationalisieren, verstaatlichen.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland na-avond

e night. f soirée. d Spätabend (nach dem Essen).

nachtbroek: zie slaapbroek

nachtschot: zie avondschot .

nachtstolp

e bell lamp, night-lamp. f suspension de nuit. d [die] Nachtampel.

nachtvlinder

[slang] e night-bird, fly-by-night of night-lark. f belle de nuit, grue. d Nachtvogel, Schnepfe, ook Nachtfalter.

nachtwaker

e night-watchman. f veilleur of garde de nuit. d Nachtwache.

* nalezer1)

e extra reader. f abonné secondaire. 1) Betaalt gewoonlijk de halve contributie.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d nachkommender Leser.

nam-nam

e Cynometra cauliflora. f Cynometra cauliflora. d Cynometra cauliflora.

nanas: zie ananas .

nangka

e Jack fruit, jak (-fruit); jaca-tree. Ook nangka (Sc). Wt. zegt: The name jack-fruit was given by the Portuguese from the Malayalam tsjaka. f la jaque; le jaquier (boom). B. De St. Pierre heeft jack in Paul et Virginie. d indische Brotfrucht; indischer Brotbaum, Jaka, Jaquiera.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 155

nangka blanda: zie zuurzak .

nangka merkan: zie nangka blanda .

nansoek

e nainsook. f nansouk. d Nainsook, Nansuk.

naphthaline

e naphthalene, naphthalin(e). f naphthaline. d [das] Naphthalin.

narcose

e narcosis. f narcose. d Narkose.

narcotisch

e narcotic. f narcotique. d narkotisch.

nasi

e boiled rice.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland f riz cuit à l'eau. d gedämpfter Reis.

nasi goreng

e roasted rice. f riz au gras. d gerösteter Reis.

nasi tim

e rice gruel. f crême de riz. d mit Hühnerfleisch (ab) gedämpfter Reis.

naturel

[Z.A.]: zie inlander .

Nederlandsch-Indisch(e)

e Netherlands India(n). f indo-néerlandais(e). Ook neerlando-indien in Chailley-Bert, La Hollande etc., p. 29. d niederländisch-indisch(e).

neerleggen

[v. vijanden] e lay low, kill. f tuer. d niedermachen, -schieszen.

negeren

[schooltaal]: zie donderen .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland negerkoffie

[surrogaat in Europa] e negro coffee, Magdad coffee (Wh.). f café nègre. d Negerkaffee, Magdadkaffee.

negorij

e country, region, territory, place, nagaree. Ook quarters, bijv. in your quarters = in jou negorij. N.B. In Engelsch-Indië wordt met het laatste woord ook bedoeld de Sanskrit-letter. f pays, ville, lieu; patelin. d Land, Ort, Hauptort, Ortschaft, Dorf: 26 Dörfer, Negoreien genannt, liegen längs dem Küstensaum (von Rosenberg, Der Mal. Arch., p. 285).

negotiewinkel

[Z.A.]: zie toko .

Negrito

e Negrito. f négrito. d Negrito.

† nel(l)ij: zie padie .

nemen

[à faire -] e take to task, bring to book. f entreprendre qqn., dire

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 156

ses quatre vérités à qqn., tancer vertement, gourmander. d vornehmen,ins Gebet nehmen,Koram nehmen,koramieren.

neneh

e granny, lucky (M.). f mère-grand. d Groszmuding, plat Groszolle.

netje

e fish-net singlet. f filet, gilet (en) filet: Dans le jour on peut porter le costume blanc avec le gilet en filet de laine (Cat. Indo-chine, 1900, p. 40). d Netzjacke (D.K.Z.).

neus

[een koude - halen]: zie boven .

neusaap

e kahau = long nosed monkey of Borneo (W.), proboscis-monkey. f nasique, genre de singes à Bornéo à nez très développé (N.L.I.). Ook long-nez: nom vulgaire du singe nasique (N.L.I.). d Nasenaffe (Br.).

neushoornvogel

e rhinoceros bird, treehornbill, buceros. f calao, rhinocéros-oiseau, trompette de brac. d Nashornvogel, Rhinoze-rosvogel, Kalao.

neusje van de zalm

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e the pick of the basket (bunch), the flower of the flock. f le dessus du panier, la crême du gratin. d das Beste.

neut

e die. f dé. d [der] Sockel.

† nieuwbladboom: zie waroe.

a) nieuweling

[schooltaal] e new boy. f nouveau. d Neuling, Neuer, Pennal, wat eigenlijk = Fuchs, maar M.S. zegt: jetzt oft von Gymnasiasten = new boy. Ook Frosch (S.V.).

b) nieuweling

[Chineesche -]: zie singkeh .

ngiloe

[van de tanden] e on edge. f agacé. d stumpf.

nipa(h)palm

e nipa of nipah: In the maritime districts, atap is made ... from the leaves of the nipa (Raffles, Java, I, p. 166). f nipa (B.), palmier d'eau. d Nipahpalme.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland nirwana

e nirvana. f nirvana. d [das] Nirwana.

njai

e concubine, kept woman, in E.-I. beebee. f maîtresse indigène. d Kebsweib (Kebse), Konkubine, Metze. Vgl.: Diese Haushälterinnen, meist junge

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 157

Mädchen, von ihren Eltern dem Europäer als Njei angeboten, werden je nach Alter und Schönheit für eine grössere oder kleinere Summe... engagiert (E. Otto, Pflanzer- und Jägerleben, pag. 98). Otto schrijft natuurlijk njei in plaats van njai volgens het Duitsche klanksysteem.

njamploeng

e Alexandrian laurel,mastwood,sweetscented calophyllum, ndilo-tree, domba, tamanu. f bois Tatamaka, bois Marie, bois canot of bois à canots. d ostindischerTacamahacbaum,wohlriechendesSchönblatt.

njo

e 1. baba of babba in E.-I.: Oh! Babba, what will Dadda say when he comes home and hears how naughty you have been? wailed Mrs. Stapely; and Babba howled afresh... Don't scold him, said Anne, pityingly. She drew the child... from his mother (A. Perrins, Idolatry, Ch. XVIII). Minder juist is: Njo is the Malay title given to the eldest boy in a family (A. Werner, The Humour of Holland, p. 356); 2. half-caste, East-Indian. f 1. fils, fiston, jeune homme; 2. demi-sang. d 1. Junge (als aanspreking); 2. Mischling, Mischblut, Halbbürtiger, Halbblut-europäer.

n(j)onja

e Mistress, Madam, Mam, mem, nyonya in de Straits. f madame. d Frau, Madame.

njonja kosong: zie poppie kosong .

noga

e nougat. f nougat.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d [der] Nougat, Noga.

nominatie: zie voordracht .

nominatieve staat

e list of names. f liste nominative, état nominatif, rôle, tableau. d Namenliste.

non

[ook in Z.A.] e girl; missy (als aanspreking). f jeune (petite) fille; fillette. d Mädchen, Kleine, etc.

nonna(h)1)

e 1. coloured lady, half-caste, ook minachtend chee-chee miss, snuff-and-butter; 2. (eldest) daugther, missy-baba. f 1. demi-sang, femme de couleur. Dikwijls ook créole tegenover femme européene; 2. fille (aînée). d 1. Farbige, Halbblut-mädchen, Kreolin; 2. (älteste) Tochter.

nonnie: zie non .

nontonnen

e to have a look(at), to be sight-seeing. f voir ce qui se passe. d zuschauen. De Europeesche manier van nontonnen heet nassauern = bei irgend einer 1) In Z.A. is nonna = dochter, de naam waarmee de kleurlingen hun juffrouw of meesteres, ook wel de dochter en voornamelijk de oudste dochter des huizes aanspreken.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 158

Vorstellung etc. zusehen, ohne Eintrittsgeld zu bezahlen, indem man z.B. durch den Zaun guckt (Genthe, Deutsches Slang).

nontonner

e sightseer, onlooker, attendant. f spectateur. d Zuschauer, Zaungast (M.S.).

noodhaven

e port of distress, port of refuge. f port d'échouage, port de salut (refuge). d [der] Nothafen.

nooi

[Z.A.]: zie njonja .

notariaat

e notary's office; notary's profession. f notariat. d Notariat.

notencultuur

e nutmeg culture. f culture du muscadier. d Muskat(nusz)kultur in 't Rumphius-Gedenkboek.

notenperk

e nutmeg garden (A. Linden, Gold, p. 106), nutmeg-orchard. f jardin of plantation de muscadiers (N.L.I.).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d Muskatbaum-Pflanzung.

notenzeep

e nutmeg butter, Banda-soap (E.-I.). f beurre of baume de muscade. d Muskatbutter.

notulenboek

e minute-book. f régistre des procès-verbaux. d Protokollbuch.

a) nul

[op het rekest geven] e not grant a request. f donner néant sur une requête. d ein Gesuch abschlagen.

b) nul

[op 't rekest krijgen] e meet with a rebuff. f avoir néant à sa requête, essuyer un refus, fam. remporter une veste. d eine abschlägige Antwort bekommen, abschlägig beschieden werden.

O.

O.I.C.: zie O.I. Compagnie .

obat

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e medecine, specific (voor bepaalde ziekte), medicament, physic. f médicament, remède. d Medizin, Arznei, Heilmittel.

obat seriawan vert.: spruw-obat.

oebi

e sweet potato of batata. f patate douce. Ook oubi (M.V.E.). d Batate, süsze Kartoffel,

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 159

oedikker

e hill-man: The object sought was to put the hill-man on an equality with the seashoreman. (Money, Java, I, p. 257). Ook up-country man of native. f habitant des montagnes. d Gebirgsbewohner, Bergjavane.

oediksch

e hill... f des montagnes. d Gebirgs...

oedit: zie angkin .

oelama

e ulema. f ouléma, uléma (N.L.I.). d Ulema.

oeloebalang

[Atjeh] e oolooballong: Malay Ulubalang, a chosen warrior, a champion (H.J.). Vgl. echter de Eng. vertaling van Dr. Snouck Hurgronje's De Atjehers, pag. SS: The ulèëbalangs... are the lords of the country, the territorial chiefs par excellence. As the word ulèëbalang signifies military leader, it is not inconceivable that this name was given them under one of the most powerful of the port-kings who endeavoured to render them subordinate and allowed them the command over the fighting men in their districts, while he tried gradually to monopolize the supreme power for himself. f seigneurterrien; champion. d Landesherr; Kriegsherr.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland oeloenees

[in 't Palembangsche]: zie goenoenger .

oepas: zie antjar .

† oérang-oetan: zie orang oetan .

oerbosch

e primeval forest, virgin forest. f forêt vierge. d Urwald.

oeroeten: zie pidjitten .

oestervergiftiging

e oyster poisoning. f empoisonnement causé par les huîtres (N.L.I.). d Austervergiftung.

oe(w)a-oe(w)a

e silvery gibbon, wou-wou. f gibbon. d [der] Gibbon. Vgl. Preyer, Indo-Malayische Streifzüge, p. 199: Die Krone meiner Ménagerie war ein junger Ua-Ua, wie die Eingeborenen den Gibbon onomatopoetisch nennen.

offerstokje

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e joss-stick, jostick, spice spill: What have you been doing? said I. Holding service here? Only burning spice spills to chase away the evil spirits, replied Suzee (V. Cross, 5 Nights, p. 43). f bâton d'encens (Aubin, Les Anglais aux Indes, 126). Ook bâtonnet d'encens: Aux bougies viennents'ajouter les jossticks ou bâtonnets d'encens pour le culte dont l'importation atteint 263.000 francs (Bulletin 15 Ind. Chine, 1899).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 160

d [das] Räucherrohr, Opferstäbchen.

offertafel

e altar-table. f table d'autel. d Opfertisch.

officieel gezicht

['n - zetten] e put on an official mien. f prendre un air officiel. d eine Amtsmiene aufsetzen.

officier van gezondheid

e army surgeon. f médecin militaire. d Militärarzt.

officiershoed

e officer's hat. f chapeau d'officier. d Offizierhut.

officiersvrouw

e officer's wife. f femme d'officier. d Offizierdame.

officierswoning

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e military officer's house. f maison d' officier. d Offizierwohnung, -haus.

ola: zie olenblad .

olenblad

e cadjan, a strip of fan-palm leaf, i.e. either of the talipot, or of the palmyra, prepared for writing on; and so a document written on such a strip. Also attributively as in cadjan leaf letter (M.). f papier feuille d'arbre, feuille de palmier manuscrite. d Ollah, onder Palmenpapier in Mr.

oliefabriek

e oil-factory (M.S.). f huilerie. d Oelfabrik.

oliezeetje

e oily sea: The swell had passed in the night, leaving a long, oily sea (Kipling, Captains Courageous, p. 16). f [une] mer comme de l'huile: Nous arriverons peut-être plus tôt, dit la comtesse, la mer est comme de l'huile; regardez ... (Bourget, Voyageuses, p. 175). d ölglatte See.

olifantsluis

[W.-Indië]: zie djamboe monjet .

om

[van verlof] e expired, up.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland f expiré. d herum.

omgaande

[- rechter]1) e judge of circuit, circiut-judge (M.). f juge de circuit, juge ambulant. d herumgehender Richter.

ommekomst

[van verlof] e expiration, expiry. f expiration. d Ende, Verflusz.

ommelanden

[van Batavia enz.] e district, bijv. Batavia and its district. f environs, banlieue. d Umland.

omong kossong

[spreektaal] e gup, bazar-news. f des caquets, des cancans. d leeres Gerede, Klatsch.

1) Eenige jaren geleden afgeschaft.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 161

ompaggeren

e to enclose, to fence in. f clôturer. d umzäunen.

ompaggering

e enclosure, fence. f clôture, enclos. d Umzäunung.

onderafdeeling

e sub-division. f subdivision. d Unterabteilung.

ondercollecteur

e sub-collector. f sous-collecteur. d Unterkollekteur.

onderdanenpas

e travelling-passport. f passeport. d Auslandspasz, Auswanderungspasz.

onderdirecteur

e sub-director. f sous-directeur (N.L.I.). d Unterdirektor.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland onderhoorigheden

e dependencies. f dépendances. d Zugehörigkeiten, Zubehör - vgl. Mr.: Gouvernement Celebes und Zubehör.

onderluitenant

e sub-lieutenant (M.S.). f sous-lieutenant. d Unterleutnant.

onderneming

e estate; plantation. f plantation. d Plantage, Pflanzungsunternehmung, Plantagen-Unternehmung.

onderopzichter

e sub-overseer. f sous-inspecteur arpenteur. d Unteraufseher.

onderpastoor

e chaplain. f vicaire - zie G.I.N., p. 213: Il y a environ 50 prêtres divisés en quatre classes: les curés, les vicaires, les prêtres auxiliaires et les missionnaires. d Unterpfarrer = Kaplan.

onderregent

e sub-regent. f sous-régent. d Unterregent.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland onderschotel

e dish. f soucoupe. d Unterschale, Untersatz.

onderschout

e sub-police inspector. f sous-inspecteur de police. d Unterpolizei-Inspektor.

onderstand

[van ontslagen ambtenaar] e subsistence allowance. f pension of secours alimentaire. d Unterstützung.

ondersteuningsfonds

e assistance fund, benefit fund, provident institution, relief fund. f caisse d'assistance. d Unterstützungskasse.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 162

onderverpleegster

e under nurse, staff-nurse. f sous-infirmiere. d Unterkrankenpflegerin.

ondervolgend

e following, after-mentioned. f suivant. d nachfolgend.

onlekker

e seedy, off colour, all-overish, rather poorly, not quite the thing, a bit queer, chippy, nohowish. f mal à l'aise, ne pas bien. Ook plat mal fichu, patraque, mal bâti, pas à la hauteur. d unwohl, nicht extra, nicht auf dem Tapet.

ontbosschen: zie ontwouden .

ontevredenheidsbetuiging

e letter of reproof, blame, official reprimand. f réprimande, blâme, censure (van rechterl. ambtenaren). d Unzufriedenheitsschreiben, Verweis.

ontslaan

[uit de betrekking]1) e to put on half-pay. f mettre en suspension temporaire of en disponibilité.

1) Niet = uit 's lands dienst!

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d einstweilig aus dem Dienste entlassen of in den Ruhestand versetzen.

ontslag aanvragen

e send in one's papers, deftiger tender one's resignation. f demander sa démission. d um seine Entlassung einkommen of nachsuchen.

ontsmettingsoven

e disinfection-stove, disinfector. f étuve à désinfection. d Desinfektionsapparat.

ontspanningslokaal

e recreation hall. f salle de divertissement. d Erholungsraum.

ontvangavond: zie receptie.

ontvangdag

e reception-day (M.). f jour. d Jour fixe, Empfangstag.

ontwouden

e deforest, disafforest. f déboiser, déforester. d entwalden.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland oogbadje

e eye bath (Whiteley), eye cup. f oeillère, douche of gondole pour les yeux. d Augennäpfchen.

oogjesgoed

e grained cloth. f toile à oeil de perdrix. d Gerstenkorntuch, Gänseaugentuch.

oogstjaar

e harvest (-year). f année de récolte. d Erntejahr.

oogstverband

e mortgage on the crops. f prêt sur la récolte. Er bestaan banques de prêts sur récolte. Soms avance sur récolte, maar de juridische

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 163

term is: prêt sur cession de récoltes pendantes, bien qu'en réalité il s'agisse d'un nantissement et non d'une vente ..... Sans doute le prêt sur récoltes pratiqué sans discernement peut devenir dangereux, mais il n'y a qu'à prendre les précautions nécessaires (Girault, Législation col., II, pp. 494-495). d hypothekarische Ernteverpfändung.

oom

[hooge -] e bigwig. De hooge Oomes is the big Sticks, the great Panjandrums, the great guns, the big pots, the big cards en Am. mugwumps. f gros(se) légume, gros bonnet, moussu kabir (mil.) en ook alléén légume: Tu ne peux pas t'y plier à ça que je sois une légume du Luxembourg (Lavedan, Le vieux Marcheur, p. 4). Ook les grands lamas of Manitous. d ein groszes Tier, Bonze.

† o(o)rimbaar: zie baar .

oorkrab

[Z.A.]: zie kraboe .

oorlam

[Z.A.]: zie pienter .

oorlogspartij

e war party. f [le] parti de la guerre. d Kriegspartei.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland oorlogsterrein

e scene of the war, seat of war, the front. f théâtre de la guerre. d Kriegsschauplatz.

Oost

[de(n) -] e East. Bijv.: to travel (live) in the East. En E.R. Scidmore, Java, p. 101:... all young Holland cherished the ambition to away to the East and make fortunes on Java plantations. f l'Orient, l'extrême Orient. d [der] Orient, [der] Osten, die Ostindien.

† Oost

[de groote]: zie Molukken .

Oosten

[de Koningin van het -] e the Queen of the East = Batavia (M.S.). Vgl. Cincinnati = the Queen of the West. f la reine de l'Orient = Batavia. d die Königin des Orients = Batavia.

oosterafdeeling

e east division. f division est. d Ostabteilung.

oosterlijnen

e east lines. f réseau de l'est. d Ostbahnen.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland oosterling

e Eastern, Easterling, East Indian. Vreemde Oosterlingen - foreign Asiatics. f oriental, Asiatique. Vgl. orientaux étrangers = vreemde Oosterlingen (Ch. B.), waarvoor ook Asiatiques étrangers: Les Européens et les Asiatiques étrangers sont assujettis dans les campagnes [au Tonkin] à un impôt foncier égal à celui payé par les indigènes (Girault, Législation coloniale, II, p. 275). d Morgenländer, Ostländer. Vreemde Oosterlingen - (ein-

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 164

gewanderte)Fremdlinge aus andern asiatischen Ländern, maar korter fremde Asiaten (Br. onder Amboina). De D.K.Z. zet ‘fremde Osterlinge’ en Mr.: nicht eingeborne Orientalen.

† oostermousson; zie oostmoesson .

Oosthoek

[de -] e the East (part) of Java. f l'Est de Java. Ook la partie Est de Java. d Ost-Java, der Ostteil von Java.

† Oostindiaansch: zie Oostindisch .

† Oost-Indiën

[de -]: zie Ned.-Indië .

Oostindisch

[- e Compagnie] e the East India Company, the Dutch E.I.C. Familiaar the Koompani. Vgl.: Of what rank is he in the Koompani's army? (Thackeray, Burlesques). f la Compagnie des Indes. d die Ostindische Kompagnie.

oostkust

e east coast. f la côte est. d die Ostküste.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland oostmoesson

e (north -) east monsoon of dry monsoon. Ook the hot season. f [la] mousson (du) Nord-Est. d [der] Nordost-Monsun.

op

[ook in Z.A.] e at, in; on (a tea-plantation). f à. d zu, in, auf.

opbellen

[aan de telefoon] e ring up, call up. f appeler of sonner au téléphone, donner un coup de téléphone. d anrufen, anläuten, ans Telephon rufen.

openhouden

[van een betrekking] e leave unfilled; reserve (for). f ne pas remplir; réserver. d offen halten (D. K. K.).

operatiekamer

e operating-room. f salle d'opération. d Operationssaal.

opgemeld

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e afore-mentioned, before-cited. f susdit, mentionné ci-dessus. d obbenannt, obbemeldet, vorbemeldet.

opgezetene

e resident. f habitant, domicilié. d Ortsansässiger, im Amtskreise Wohnender.

ophouden

[v. artikelen op vendutie] e withdraw: At this sum Holme Lacy [een landgoed] was withdrawn (Daily Mail). f retirer. d anhalten.

opium: zie heulsap .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 165

opium-aanhaling

e seizure of opium. f saisie d'opium (de contrebande). d Opiumergreifung.

opiumfabriek

e opium factory. f fabrique (manufacture) d'opium: je demeurai jusqu'à l'aube adossé au mur de la fabrique d'opium (Farrère, Fumée d'Opium, p. 251). d Opiumfabrik.

opiumjager: zie recherche-vaartuig .

opiumkit

e opium house, opium den, opium divan, (opium) joint: The picture of Mr. Chamberlain as the Chinese keeper of the opium den is as novel as it is effective (Rev. of Rev., May 1902, p. 462). Well, Miss Dolly, where have you come from? Some East End doss-house, or an opium den, or some other low resort of copy? (Violet Hunt, The Maiden's Progress, p. 148) - The last time I was down here... was when I went with a Malay model of mine to his favourite opium den (Dowson & Moore, Comedy of Masks, p. 48). Er zijn in E.-I. twee soorten opium dens, zooals blijkt uit het Regeeringsverslag van 1890-91: The number of shops licensed for smoking opium after the Chinese fashion, known as chandu shops, was 24; and the licenses for madak shops where opium is smoked after the less pernicious Bengalée manner, was reduced from 346 to 309. f fumerie d'opium (Madrolle, Indo-Chine, II, p. 39). Soms fumerie: Nous avons même des fumeries à Paris, sans compter les coloniaux qui s'opiumisent chez eux, rideaux fermés (Le Monde Moderne, Aug. 1906, p. 436). Geheel en al dekkend is bouge d'opium: Seuls, les bouges d'opium rougeoient vaguement dans la nuit (Farrère, Fumée d'Opium, p. 130). d Opiumkneipe,Opiumhaus(G.,p.350).OokM.S.i.v.opium-master. In San Francisco ook Opiumspelunke, en Opiumhöhle. (Spemann, Weltpanorama, p. 109).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland opiumpacht

e opium farm (S.T.). f ferme d'opium bij Favre i.v. pak apiyun. Ook affermage de la vente de l'opium (de Beauvoir, Java, Siam, Canton, p. 192). d Opiumverkauf, -Verpachtung, Verpachtung des Opiumertrags (Mr.).

opiumpachter

e opium farmer. f affermataire de la vente de l'opium, fermier de l'opium. d Opiumverkauf-Pachtinhaber.

opiumpijp

e opium pipe. f pipe à opium (N.L.I.). d Opiumpfeife.

opiumregie

e state monopoly of opium

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 166

production, opium monopoly. f [la] régie de l'opium. d Opiumregie.

opiumschandaal

e opium scandal. f scandale par rapport à la vente de l'opium. d Opiumverkauf-Skandal.

opiumschuiver

e opium smoker, drug-smoker. f fumeur d'opium (A. Brisson, Paris intime, p. 101). d Opiumraucher.

opiumsluiker: zie opiumsmokkelaar .

opiumsmokkelaar

e opium-smuggler. f contrebandier d'opium. d Opiumschmuggler.

opiumverbruik

e consumption of opium. f consommation d'opium. d Opiumverbrauch.

opiumverkoop

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e opium sale, sale of the drug (T.), vend of opium: The opium revenue comprised... Rx. 34,852 from licenses for the vend of opium (Regeeringsversl., E.-I., p. 100). f débit de l'opium, vente de l'opium. d Opiumverkauf.

opiumverkoopplaats

e opium retail -shop, opium bureau (S.T.). f débit d'opium. d Opiumverkaufsbude, - lokal.

opjagen

[op vendutie] e force up bids, screw bids. f pousser. d hinauftreiben.

opkammen

[fig.] e to stroke down, to fawn upon, crack up. f cirer les bottes à qqn. (N.L.I.), amadouer. d herausstreichen, lobhudeln.

opkammerij

e stroking down, fawning upon. f cirage, pommade, pelotage. d [das] Herausstreichen, [die] Lobhudelei.

opkomen

[van de koorts] e come (on). f se faire sentir. d sich einstellen.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland opleidingsschool

e training-school. f école professionnelle. d Ausbildungsanstalt.

oploopen

[van schepen] e have the leg of (on), catch up, overhaul. f devancer, distancer. d überholen.

opmarsch

e marching up. f marche en avant. d Aufmarsch.

opname

e survey(ing). f arpentage: Il y a deux sortes de survey: il y a un survey qui consiste à dresser quelque chose comme le cadastre du

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 167

pays... mais avant celui-là il y a un autre survey, inventaire provisoire de ce que renferme le pays (Ch. B., 10 Années, p. 142). d Vermessung, Landesvermessung, Landesaufnahme.

a) opnemen

[in 's lands dienst] e to incorporate. f incorporer. d einverleiben, einstellen.

b) opnemen

[de temperatuur] e take. f prendre (la température d'un malade) - zie N.L.I. d messen - vgl. Temperaturmessung, Messung der T. enz.

opnemer

e surveyor. f arpenteur. d Feldmesser.

opnemingsbrigade

e surveying-brigade. f brigade d'arpentage (G.I.N., p. 409). d Vermessungsbrigade.

opnemingsvaartuig

e survey(ing)-ship. f navire (bâtiment) du service hydrographique. d Schiff des Vermessungsdienstes.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland oppas

e 1. orderly, attendant, chuprassy; 2. police man. Vgl. Kipling, Mine own People, p. 40: ‘Orderly! - A drowsy policeman answered Strickland's call. f 1. planton, ordonnance, brosseur: on a... des (soldats) ordonnances (ou ‘brosseurs,’ employés pour le service personnel d'un officier et le pansage de ses chevaux); des plantons (qui se tiennent à la porte d'un officier supérieur pour transmettre des ordres etc.) (Kron, Le petit soldat, p. 12); 2. agent de police. d 1. (inländischer) Diener; 2. Polizeidiener.

† opperbroek: zie tjelana monjet .

† opperkoopman

e senior merchant: Rumphius attained the rank of a senior merchant. (Crawfurd, Descriptive Dict.). f commandeur. Volgens S.V. is dit het woord voor: Chef bei den holländischen Handelskantors in Ost-Indien. De G.I.N., pag. 343, geeft: marchand en chef de la Compagnie des Indes Orientales. d Chef - zie het Fransch.

oprichtersaandeel

e founder's share. f part de fondateur. d Gründeraktie.

opschuren

[rijst] e to house. f engranger, mettre en grange, serrer [le maïs]. d aufspeichern.

opschuring

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e (ware)housing. f emmagasinage, mise en grenier. d Aufspeicherung.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 168

opslag

[van koffieplanten] e wild shoot(s). f sauvageon(s). d Wildling(e), Kernling(e).

opslagplaats

e depot. f (lieu de) dépôt. d Lagerraum.

opstal

[recht van -] e building-lease hold. f droit de superficie (N.L.I.). d Baupachtrecht (M.S.), Erbbaurecht.

opstand

[van een bosch] e growth, standing wood. f plant silvestre, bois en état, bois sur pied. d [der] Bestand, Waldbestand.

optelephoneeren: zie opbellen .

opzetting

[van de lever] e enlargement of the liver. f dilatation du foie. d Leberanschoppung, Leberanschwellung.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland opzichter

e road overseer. f inspecteur arpenteur: Pour les grades inférieurs, il [le gouvernement hollandais] met à la disposition du gouverneur général des architectes (mot qui n'a pas tout à fait le même sens que chez nous) et des opzichter (sorte d'inspecteurs arpenteurs), zegt Chailley-Bert in zijn La Hollande etc., p. 69. d Aufseher.

orang

e fellow, man, chap, cuss. f homme, drille, type (slang). d Kerl, Mensch.

orang baroe: zie baar .

orang kaja: zie orangkay .

orangkay

e orangkay, orang kaya, etc.: In the Archipelago a person of distinction, a chief or noble, corresponding to the Indian omrah; litterally ‘a rich man’, analogous therefore to the use of riche-homme by Joinville and other old French authors (H.J.). f orang-kay = homme respectable - vgl. H. Conscience, Batavia, p. 99 noot: orang-kay signifie en malais homme respectable, et l'on désignait par ce mot les personnes considérables et les vieillards. d Orang-Kaja: Als Ortsvorsteher fungiren Regenten, den titel von Radja, Patti und Orang-Kaja führend (von Rosenberg, Der mal. Arch.).

orang ketjil

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland [Inl. spr.]: zie kleine man.

† orang lama: zie oudgast .

orang-oetan(g)

e orang-outan(g), orang utan of orang. f orang-outan(g), ook jacko, orang. Ook homme des bois. Het mv. is orangs-outan(g)s. d Orangutan(g) (eig. en fig.). Ook der Utang alleen of der Orang (Sanders, Fremdwörterbuch), Waldmensch en Buschmensch.

† orang-outangh: zie orang-oetan .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 169

orang-tani

e agriculturist, peasant. f cultivateur. d Landbauer, Landwirt.

† oranjebloem: zie tjempaka .

orchidee

e orchid. f [une] orchidée. d [die] Orchis, mv. Orchideen.

ordonnantie

e ordinance. f ordonnance. d [der] Erlasz.

organdie

e organdie, organdy. f organdi = mousseline très légère (N.L.I.). d [der] Organdi, Organdy.

orgeade

e orgeat. f orgeat. d [die] Orgeade, [der] Orgeat.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland orientalist

e Orientalist, Oriental savant. f orientaliste. d Orientalist.

Orienten

['t land van -]: zie Oost .

orlea(a)nboom

[N]: zie kesoemba .

oto

e breast-cloth. f pectoral. d Brustlatz.

ottomane

e ottoman. f ottomane. d [die] Ottomane.

ottomansch

e Ottoman. f ottoman. d ottomanisch, osmanisch.

oude stad

e the old (part of the) town. f la vieille ville. d die Altstadt.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland oudgast

e old Indian of old colonial, old resident, old settler, old stager, in Australië old chum. In Kalee's Shrine van Allen en Cotes, vindt men vaak old Indian. Eveneens in Melati van Java, The Resident's Daughter, p. 89: ‘That is such nonsense’, an old Indian interposed, an ex-resident, who had retired on his pension. Ook Indian: Our best Indians... in the idleness and obscurity of home [Great-Britain]... look back with fondness to the country where they have been useful and distinguished (Elphinstone, Colebroke I, p. 366). Nog old quihi in Trevelyan, Competition Wallah, p. 170: Old Quihyes with clogged livers and shattered nerves. Vgl. verder Indischgast, waar ook nog gegeven is returned Indian. f ancien colonial, ancien résident: Nous savons... qu'il y a de vieux coloniaux, mais ils sont encore plus vieux que coloniaux (Navarre, Man. d'Hygiène col., p. 64). Vgl. ook opiumkit. d alter Kolonist (G.), alter Indier. (Preyer, Indo-Mal. Streifzüge, Voorrede).

oud-Indiër: zie oudgast .

oud-Indischgast: zie oudgast .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 170

oudstaanwezend: zie eerstaan-wezend .

ouma

[Z.A.]: zie neneh .

ouwe

[de -] e the old one, the boss, captain. f le patron. d der Alte.

ouwel

[uit de apotheek] e wafer. f cachet. d [die] Oblate, Umhüllung von Arznei, die das Einnehmen erleichtern soll (Heyse, Fremdwörterb.).

overchineezen

[schooltaal]: zie overkalken .

overgangsbepaling

e temporary provision of transition regulation. f disposition transitoire. d Uebergangsbestimmung of transitorische Bestimmung.

overgave

[van bestuur]

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e change-hands, transmission of power. f transmission. d Uebertragung.

overkalken

e crib, cabbage, cab, skin. f copier. d abschreiben, abschmieren, ook abschwulen, abschustern in 't Berlijnsch argot.

overlaat

e overflow outlet, overflow (shoot). f déversoir. d [das] Ueberfallwehr.

overland reis

e over land journey; overland mail, over land route. f voyage par la voie de terre. d Ueberlandreise.

overloop

e covered way of alley: The kitchen is invariably a separate building, usually attached to the house by a covered way (Trollope, Australia, I, p. 119). f galerie couverte: La cuisine est, avec les communs, dans un bâtiment ou hangar à part, communiquant avec la maison par une galerie couverte (Babut, F. Batel, I, p. 91). d überdachter of überdeckter Gang: Die Hoteleinrichtung in Garoet war die hier allgemein übliche. Ueberdeckte Gänge, die einen einstöckigen Häuser-complex verbinden, weiss angestrichen, Betten mit der bekannten Schlafrolle u.s.w. (von Raumer, Niederl. Indien, p. 65).

overnemen

[van dienst enz.] e take over charge, take charge of...

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland f prendre charge de... d übernehmen.

overplaatsen

e to transfér, translate (van geestelijken). f déplacer = faire changer un fonctionnaire de résidence (Li.). d versetzen.

overplaatsing

e tránsfer, transference. f déplacement, changement. d Versetzung.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 171

overplanten

[rijstbouw] e to transplant. f repiquer: Le riz est d'abord semé dans des champs très fortement fumés, puis repiqué dans les rizières (Cat. Indo-Chine, 1900, p. 77). Deze bewerking heet repiquage. d umpflanzen.

overscheep

e transshipment. f transbordement. d Umladung.

overschrijving

e transfer: The transfer tax in Java is very high (Money, Java, I, p. 248). Overschrijvings-kosten - transfer dues. Er bestaat ook een transfer of property act. f tranfert, droits de transmission, ook immatriculation. L'acte par lequel un immeuble est soumis au nouveau statut porte le nom d'immatriculation. C'est également l'immatriculation qui a la vertu de transférer la propriété à la suite des contrats (Girault, Législation col., II, 410). Hiervoor betaalt men droits de mutation. d Uebertragung, Uebertragungsgebühren.

overtocht

e passage, voyage. Ook crossing, vooral van kleinere trajecten. Vgl.: I was particularly interested in a fair young girl whom a handsome man escorted on board... She was making the crossing alone (Ch. Bronte, Villette, Ch. II). Zoo ook van het Kanaal sprekende: We shall have a lovely crossing (G. Moore, Evelyn Innes, Ch. IX). f traversée: la traversée est de 40 jours environ (Alm. Hachette). d Ueberfahrt.

overtredingszaak

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e case of transgression. f délit de contravention. d Uebertretungsfall.

overvracht

e excess luggage, excess. f (taxe de) surpoids. d Ueberfracht.

overwal

e opposite shore. f côte opposée. d gegenüberliegende Küste.

overwalsch vert.: van den overwal.

overweg

e level crossing. f passage à niveau. d Bahnüberweg.

overzeesch

e beyond the sea(s), transmarine, transatlantic. Ook bijv.: Oversea colonies (Stead, Rev. of Rev. 1903, p. 305) en zelfs overseas bijv. an overseas museum (T.). f d'outremer. d überseeisch.

P.

P.S.:

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland zie Polytechnische School .

paaiboelie

[Z.A.]: zie momok .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 172

P vlag: zie postvlag .

paal

e 1506,94 M., dus ongeveer een mile (1609 M.). f paal = 1506,94 M.: Batavia n'a pas moins de dix paal de longueur ( kil.). d Paal = 1506,94 M.: Wegemasz ist der Paal (Mr.).

paalwoningen

e houses on piles. f maisons (paillottes) sur pilotis. d Pfahlbauten, Pfahlbauhütten.

† paan: zie schaamgordel .

paardenjongen

e horse-boy (M.), horse-keeper. f garçon d'écurie. d Pferdejunge, Pferdebursche.

paardenloods

e horse repository. f hangar aux chevaux. d Pferdeschuppen.

paardenposterij

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e relay posting, horse-posting. f relais, posteauxchevaux, service de(s) relais. d Pferdepost, Posthalterei.

pacht

e farm(ing). f ferme, affermage. d Pacht, Pachtung.

pachter

e farmer. f affermataire, fermier. d Pächter.

pachtschat

e farm-rent. f fermage. d Pachtzins, -geld, -schilling.

pachtstelsel

e farming system. f système des fermages. d Pachtsystem.

pacificeeren

e pacify. f pacifier. d pazifizieren.

padi(e)

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e paddy, rice in the husk, Malay padi (Skeat, Etym. Dict.). H.J. geeft paddy ook in de Nederl.-Indische beteekenis: rice in the husk, but the word is also at least in composition applied to growing rice ... In Malay padi is ‘rice in the straw’. Als samenstellingen geeft hij paddy-bird en paddy-field. Bij M. nog paddy crop, paddy-ground etc. Ook nel, nelly, nelli in Eng.-Indië en batty. f [le] paddy: Une servante arrive portant sur la tête une corbeille pleine de paddy (Etudes et Reconnaissances, XIII, p. 268). Soms padi en (in Zuid-Indië) nelly. Ook kan men zeggen: riz (de plaine) sur pied. d [der] Paddy: Hauptgegenstände der Ausfuhr sind Getreide besonders Reis und Paddy (Br. i.v. Ost-indien).

padi(e)-loemboeng: zie loem-boeng .

padri-oorlog

e Padre-war - vgl. H.J. onder padre.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 173

f la guerre contre les Padris. d Padrikrieg (Haeckel, Aus Insulinde, p. 195).

paf

e perplexed, flabbergasted. f baba, bleu. d paff, baff = im höchsten Grade über etwas erstaunt (Genthe, Deutsches Slang). Ook platt, bijv.: Ich war ganz platt.

pagaai

e paddle, scull. f [la] pagaie. d [die] Pagaie (Mr.).

pagger

e 1. pagar (E.-Indië); (bamboo) fence, enclosure; 2. hedge. N.B. In Eng.-Indië heeft pagar beteekend ‘factorij’. Door de pagger gaan - to go on the spree (burst). f 1. pagher = palissade enclorant la maison; 2. haie vive. Door de pagger gaan - faire une fredaine (la fête). d 1. Bambusgehege, lebendiger Zaun, (Bambusrohr-) Zaun; 2. Hecke. Door de pagger gaan - auf den Bummel gehen.

paggerkoffie1)

e pagar coffee. f café en haie vive. d Zaunkaffee: dieser wird innerhalb der Umzäunung der Dörfer gewonnen (Sanders, Fremdwörterbuch).

pai(h)ten

1) Niet wat van Dale geeft maar ‘de koffie, die niet, zooals de tuin- en boschkoffie, in geregelde plantages groeit, maar binnen de omheining der inlandsche dorpen geteeld wordt’ (Enc. van Ned.-Indië).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e to have gin and ‘bitter’. f prendre l'apéritif, boire la goutte. d Schnaps und Bitter trinken, .

pai(h)tje

e bitter: we will go and take a ‘bitter’ at Grimm's and then get home to ‘rijsttafel’ (A. Linden, Gold, p. 69). Ook gin and bitter. f [un] bitter, amer. d [ein] bitterer Schnaps, [ein] Bitter(er).

pajah

[schooltaal van opgaven] e stiff. f carabiné. d knüfflich.

pajong

e payong = an umbrella, quite flat when spread out, of yellow oiled paper (A. de Wit, Facts and Fancics, p. 122). De beste vertaling is wel: (oil-paper) umbrella of sunshade. In E.-I. chuttree of chatta (van 't Skr. chhatra): Gold chatta chiefs ... permitted to have a gold umbrella carried over their heads (Marryat, Olla Podrida, XXVI). f parasol, ombrelle; parapluie, argot riflard, pépin. d Schirm, Regenschirm.

pakean

e suit (of clothes). f costume (complet), complet. d Anzug.

pakean deftig

e gala-dress, state-dress.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 174

f habit de gala, h. de cérémonie. d Staatskleid(er).

pakhuismeester

e store-house keeper. f chef de magasin, garde-magasin, magasinier (Annuaire de l'Indo-Chine). d Magazinaufseher (officieel), Packhausmeister (Bokemeyer, Die Molukken, p. X).

pakkamer

[Z.A.]: zie goedang .

pakken

[te - hebben] e have got (fever), bv. you've got fever on you. f avoir pris, attrapé (la fièvre). d (das Fieber) weghaben.

pakketvaartmij.

e packet company. f compagnie des paquebots. d Paketfahrtgesellschaft.

pala

e nutmeg; mace (foelie). f [la] muscade; [le] macis (foelie). d Muskatnusz; Muskatenblüte.

palang pintoe

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e door-bar. f barre de porte. d Sperrstange, Querbaum.

palankijn

e palki-gharry (M.S.). Vgl. de advertentie in de Java Gasette van 1816: For sale, a handsome chariot and a neat palanquin carriage. In de S.T. ook palanquin: Rubber tyred landaus, victorias and palanquins for hire (advertentie). Verder jaun: In Calcutta a small palanquin-carriage such as is used by business men in going to their offices (H.J.). f voiture palanquin, malabar. Vgl. Babut, Félix Batel, I, p. 91: Dans les Indes anglaises on se sert... de voitures à quatre roues très légères et ouvertes de tous les côtés, appelées palanquins. Verschuur, Aux Colonies d'Asie, p. 19 heeft: On donne le nom de malabar, ici [Singapore] comme à Saigon, aux voitures fermées, garnies de persiennes, qui protègent contre les rayons du soleil.., L'Anglais se sert aussi du mot ‘gairick’ [lees gharry]. d Palankinwagen.

palawidja: zie polowidjo .

palazeep: zie notenzeep .

palm

[roode -] e red Pinang. f aréca rouge. d rote Areka.

palmblad

e palm leaf. f feuille de palmier. d Palmblatt.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland palmbosch

e palm grove. f palmeraie. d Palmenwaldung.

palmegone

[N. slang]: zie koloniaal .

palmiet1)

e palm-tree marrow, pith of the palm-tree.

1) In Z.A. ook 'n soort waterplant, de Prionium palmita, in 't Eng. palmite.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 175

f [le] palmite (B.). d [der] Palmit = Palmhirn (Sanders, Fremdwörterbuch).

† palmijdt: zie palmiet .

palmkool

e palm cabbage. f chou palmiste. d Palmenkohl.

palmolie

e palm-oil. f huile de palmier. d Palmöl.

palmsuiker: zie goela aren .

palmwijn: zie sagoewer .

pamor1)

e 1. damasking; 2. damasking iron: D.D. omschrijft pamur als: the process of veining or watering a kris. f 1. damasquinage; 2. fer à damasquiner. d 1. Damaszierung; 2. Damasziereisen.

1) Dit is meteoorijzer in bet. 2, overeenkomende met het in E.-Indië en Europa bekende wootz.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland † pampelmoes:2) zie pompelmoes .

pamperlangen

[Z.A.]: zie lekker maken .

pandanboom: zie pandanus .

pandanus

e screw-pine. f baquois, vaquois (N.L.I.). Verscheiden pandanus-soorten heeten arbre impudique, arbre indécent (N.L.I.). d [der] Pandang (Sanders, Fremdwörterb.), [die] Schraubenpalme, Pandane.

pandeling

e credit bondman. Vgl.: Even at the beginning of the nineteenth century Daendels found thousands of the so-called ‘pandelings’ or credit bondmen in one of the residences of Java (Day, The Dutch in Java, p. 351). Ook debt-slave (D.D.), in Spaansch Amerika peon. f ôtage. d Pfandmann, Leibbürge, Schuldsklave (Mr.).

pandelingschap

e credit bondage. Ook debt-slavery (D.D.); in Amerika (Mexico) peonage, peonism. f ôtage. d Leibbürgschaft, Schuld-Pfändung.

pandgoederen

2) De pampelmoes van Z.A. is eene bittere oranje.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e pawned goods (objects). f objets engagés au mont-de-piété. d Pfandgüter.

pandhuis

e pawn house, pawn-shop. f mont-de-piété. d Pfandhaus, ook Leihhaus, Pfandleihhaus.

pandrecht

e credit bondage right. f nantissement. d Pfändungsrecht.

pandvendutie

e auction of unredeemed pledges of out-of-time pledges.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 176

f vente d'objets non dégagés of non retirés. d Auktion nicht eingelöster Pfänder.

pangeran1)

e pangeran(Sc.). f pangéran. d Pangeran.

pang(h)oeloe

e panghulu; the only bigoted religionists are the Hadjis,... who figure as Moulvis or panghulus (village priests), etc. (H. Scott Boys, Some Notes on Java, p. 12). Ook penghulu: We have all been picturing you bringing the Penghulus into line (Pinang Gazette, 28 Dec. 1903). f prêtre en chef de mosquée. d Moscheepriester.

pan(g)ka: zie punkah .

panglima

e war-chief. f chef de guerre. d Kriegsherr.

panislamisme

e panislamism. f panislamisme. d [der] Panislamismus.

1) Eeretitel voor personen van vorstelijke afkomst.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland panje: zie champie .

panoe

e versicolored pityriasis. f crasse parasitaire. d farbige Kleienflechte.

pantjoeran

e spout, waterpipe, jet-pipe. f conduit d'eau, tuyau, rigole. d Wasserrinne.

pantoen

e pantoon, pantun: The Malays take great delight in listening to two poetical champions pantuning at each other, zegt de Cycl. of India (i.v. Berbait). Ook pantoun (M.S.) en foutief pantoum. f pantoun - vgl.: René Ghill, Le Pantoun des Pantoun, poème Javanais (Paris & Batavia 1902). Interessant is M.V.E., p.40: ‘Le mot pantoun n'a point encore été admis dans le Dict. de l'Acad., bien que... Victor Hugo ait été le premier en France à nous donner la traduction d'un pantoun malais... Mais par suite d'une erreur typographique on a imprimé pantoum et cette faute a été reproduite par Asselineau, de Banville, Leconte de l'Isle, et tout récemment encore par M. Henry Houssaye dans son discours de réception à l'Acad. française’. Bij ons is de fout ingevoerd door Frederik van Eeden: in De Beweging, Sept. 1905 staat pantoem. d Pantun: Die Pantuns sind kleine, meist einstrophige eigenartige Gedichte, aus zwei Hälften bestehend, die keinen Bezug zu einander haben - der eigentliche Sinn liegt in der zweiten Hälfte. Sie kommen den it. Stornelli am nächsten (Dr. Brandstetter, Der Natursinn in den ältesten Litteraturwerken der Malaien, p. 7). Ook Panton vgl. Haberlandt. Bot. Tropenreise, p. 264: Schon Adalbert von Chamisso brachte von seiner

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 177

Weltreise eine Anzahl von Pantons heim. Reeds wijst Mr. er op, dat Pantum minder goed is.

pantry

[aan boord] e pantry. f office. d Anrichte: dasz grosze Kühlschränke... in den Anrichten vorhanden sind, versteht sich von selbst (Lloyd-Zeitung '09).

papaja

e papaia, papaw = the tree Carica papaya (Ch.). Here and there on the country roads we found lemon, papaia, orange, lime and fig trees (Mark Twain, The Stolen white Elephant, p. 84). Vgl. ook M.: dug-tree, an old name of the papaw-tree. Soms papya of papoia; in de bladen van Ceylon vindt men geadverteerd papoy. Ook heet de vrucht melon fruit en de boom melon tree. (M.S.). f [la] papaye (spr. pa-pè) - de vrucht, en papayer (spr. papéié) - de boom. Ook le papau, la papaya en figuier des Iles. Jumelle zegt in zijn Cult. Col., I, p. 199.: Le papayer est américain et doit être originaire du Brésil, car son nom proviendrait d'après de Martuis, d'ambapaya, terme de la langue tupi de cette contrée. d Papaya(baum), Melonenbaum.

papayine

e papayine (D.D.), papain, papayotin (Wt.). f papaïne (Quenedey, Java, Birmanie, p. 43). d [das] Papaïn, Papayotin: Man benutzt das P. bei Verdauungsstörungen und bei Diphtheritis und Krupp (Mr.).

papbroek

[Z.A.]: zie lammeling .

papegaaivisch

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e parrot-fish, parrot-wrasse. f bec-de-perroquet, labre scare. d Papageifisch, Seepapagei.

Papoe(a)

e Papuan. f Papou, Papoua. d Papua, mv. - s.

papoeaasch

e Papuan. f papoua, vr. papouane. Ook papou en papoue. d papua(ni)sch.

paraaf

e paraph, initials. f [le] parafe, paraphe. d [die] Paraphe, ook mnl. volgens Duden. Soms Submissionsstrich.

paradijsvogel

e bird of Paradise; it was called apode from the fable that it was always on the wing and had no feet (Wh.). f paradisier, oiseau de paradis. d Paradiesvogel.

parafeeren

e to paraph, soms to initial (M.). f parafer, parapher, apposer son parafe. d paraphieren.

parallelklasse

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e parallel-form.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 178

f classe parallèle. d Parallelklasse.

parang

e parang, a heavy Malay knife. (Ch.). In Singapore: Parang (Malayu). Ook chopping-knife. f parang = couperet. d Parang = malaiisches Hiebmesser. Vgl. echter E. Salgari, Die Piraten des mal. Meeres, p. 11: Ihre Bewaffnung bestand aus... groszen Parangs aus feinstem Stahl. Verder pag. 34: Auszerdem fanden sich da noch... Aexte und schwere Parangs, eine Lieblingswaffe der Dajaken auf Borneo.

parelkoffie

e peaberry (coffee): The peaberries have a higher commercial value, and are sifted out from the ordinary beans (M.). Vgl. echter Wt.: The talk of male plants and the discussion as to the value of peaberry as seed, are themes indulged in at the expense of infinitely more valuable topics. f café perlé. d Perlkaffee: Oft bildet sich in der Frucht nur ein einziger Same aus; dieser ist dann auch auf der Innenseite rundlich, mithin walzenförmig. Solche Samen sind als Perlkaffee, Erbsen- oder männliche Bohnen bekannt (Zippel, Ausl. Kulturpflanzen).

parlementair

[subst.] e parliamentary, bearer of a flag of truce. f parlementaire. d Parlamentär.

parra(k)

[Z.A.]: zie kodok .

particulier

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland [- sadja] e private gentleman, p. person, non-official. f simple particulier: La présence de simples particuliers à Java... a toujours été une sérieuse question. (Babut, F. Batel, I, p. 141). d Privatmann, Privatier.

partijtje

[een - maken] e have a game. f en jouer une. d einen bauen of auflegen.

pasanggrahan

e rest-house: There are good rest-houses at the end of every day's journey, where you are taken in and fed at a fixed tariff of prices (M. North, Autobiography). Ook government hostelry. Het typische woord is dâk-bungalow (bangla) of ook alléén bungalow, afkorting van travellers' bungalow in Eng.-Indië. De dâk-bungalow is ongeveer wat men op Java de pasanggrahan noemt (Veth, Insulinde, II, p. 512). Verder komen eenigszins met onze pasanggrahans overeen de dshoultries of choultries van Eng.-Indië. f pasanggrahan = auberge de fortune pour les fonctionnaires en tournée (Ch.-B.). Vgl. ook Delmas, Java, p. 57: Le pasengraham est... ce que le dak-bungalow est dans les Indes. d Regierungsrasthaus: In der Abenddämmerung erreichten wir ... Matoea, wo wir zugleich die erste Bekanntschaft

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 179

mit einem Pasanggrahan, d.h. einem Regierungsrast-hause, machten (A. Maasz, Quer durch Sumatra, p. 38)... daneben oft ein Passangrahan oder Regierungs-Rasthaus, zur Unterkunft für Beamte und europäische Reisende (Haeckel, Aus Insulinde, p. 201).

pasar: zie passer .

pas de quatre

e pas de quatre. f pas de quatre... une danse de caractère d'origine anglaise importée en France vers la fin du XIXe siècle (N.L.I.). d Pas de quatre.

paseban

e audience-hall. f salle d'audience. d Audienzhalle.

passage

[- bespreken] e to engage a berth, to book a steamer-berth, to take one's passage for, to take (out) one's passage (with the French mail), to secure a berth. f retenir une place à bord of sur le paquebot, faire arrêter une couchette of cabine, retenir une cabine. d eine Kajüte besprechen, Passage (ein Fahrbillet) nehmen, einen Platz belegen.

passage-afdeeling

e passenger-department. f service des passagers. d Passagierabteilung.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland passage-biljet

e passenger-ticket, steamship ticket. f billet de passage. d Passagierbillet, Fahrbillet, Kajütenbillet, Schiffskarte.

passagegeld

e passage money (M.), passage (boat) fare. f passage. d Passagiergeld, Fahrgeld.

passage-kantoor

e passenger-ticket office, cabin booking-office. f (bureau du) service des passagers, bureau des passages. d Passagierbureau, Passage-Agentur, Kajütsbureau.

passage-tarief

e passage tariff. f tarif des passages, prix de passage. d [der] Passage-Tarif.

passagieren

e go ashore. f aller en permission. d ans Land gehen.

passagiersboot

e passenger-boat, ook passenger steamer. f paquebot. d Passagierboot, Passagierdampfer.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland passagiersgoed

e effects of passengers. f effets de passager(s). d Passagiergut, persönliche Effekten.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 180

passagierslijst

e list of passengers, ook passenger list. f liste des passagers. d Passagierliste.

† passeerbaan: zie paseban .

a) passeeren

[de linie -] e to cross the line. f passer la ligne. d die Linie passieren.

b) passeeren

[iemand] e not to promote, pass by (over). f faire manquer sa promotion à qqn. d nicht befördern.

c) passeeren

[een acte, enz.] e to pass, draw, execute. f passer. d vollziehen, (aus) richten.

passenstelsel

e passport system, bij M.S. i.v. Paszschererei. f système des passe-ports. d Paszwesen, der Paszzwang (M.S.).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland passer

e bazaar. Ook passar (Sc.) en native market (-place). Het verschil met het Europeesche bazaar blijkt uit Brownell's The Heart of Japan, p. 54: ‘In the monthly bazaars that are held in the streets... Bobby is ever watchful’ en uit Compton, Indian Life, p. 43: The shops in a bazaar all seem about the same size. In een M.S. van de 17e eeuw (zie The Indian Antiquary 1904) vindtmen: a very large Bazar or markett place. f marché, bazar: nous traversons ... le bazar avec ses boutiques de fruits, de légumes, de vêtements (Quenedey, Java, p. 43). d [der] Markt (platz).

passerdag

e market-day. f jour de marché. d Markttag.

passergeld

e market-money, marketings, in E.-I. bazar. f argent pour le marché. d Marktgeld, Marktpfennige.

passermaleisch

e lingua franca Malay, kitchen-Malay. f malais de la plage. Vgl. Loti, Le Mariage de Loti: Depuis longtemps je pouvais couramment parler le tahitien de la plage. Ook malais de cuisine. d Küstenmalayisch (Speman, Weltpanorama, p. 363).

passer malem1)

e fair. f foire. d Jahrmarkt, Messe.

1) Eigenlijk 'n soort jaarmarkt.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland pasteuriseeren

e to pasteurize (M.). f pasteuriser. d pasteurisieren.

pastorie

[der R.C. gemeente] e parochial house, parish priest's house.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 181

f [la] cure, [le] presbytère. d Pfarr(er)haus.

patat(a)

[Z.A.]: zie oebi .

pâté

e goose-liver pie, Strassburg pie. f pâté de foie gras. d Gänseleber-Pastete.

patentmedicijn

e patent medicine. f remède patenté. d patentiertes Heilmittel, Patentmedizin.

patentsluiting

e patent-lock. f serrure patentée. d Patentverschlusz.

paternoster erwt

[N]: zie weesboontje .

pati(h)

e pati, patel (H.J.) = a regent's vizir. f pati = espèce de visir du régent (G.I.N., p. 9). d Patih = Vizir des Regenten.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland patjakker

e knave, scoundrel. f filou, fripouille, galapiat. d [der] Schurke, [die] Kanaille.

patjar tjina

e Aglaia odorata. f aglaé, arbre cultivé en Chine pour son port élégant ainsi que pour ses fleurs qui servent à parfumer le thé (N.I.L.). d Aglaia odorata.

patjet

e (kind of) leech. f (espèce de) sangsue. d (Art) Blutegel.

patjo(e)l

e chunkol, changkol (Singapore): The one tool of the Malay agriculturist is the changkol, or large hoe (D.D.). f binette, houe. d jav. Hacke, [der] Karst.

patjollen

e to hoe. f biner, faire des binages, bêcher. d mit der Karst (be)arbeiten.

patria

[in -] e at home, in the mother-country, in the old country. f au pays natal, dans la métropole. d im Vaterland(e), in der Heimat.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland patrijspoort

e cabin window, port hole. f hublot. d Kajütenfenster, Luke.

patser

e bounder, cad. f gavache, faquin. d Lump.

patserig

e 1. bumptious, bouncing, swaggering; 2. villainous. f 1. fanfaron; 2. canaille. d 1. patzig, prahlerisch, grosztuerisch, protzig; 2. schurkisch.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 182

pats maken

e bounce, swag, swagger along; in Australië zegt men he is stiff with frill. f faire sa merde of son matador, faire de la mousse of de l'aimant. d sich patzig machen, Puff machen (mit etwas).

patsmaker

e bounce(r), swaggerer, cracker. f esbrouffeur, épateur, qui aime à faire pouf. d Dicktuer, Protz.

patstrapper: zie patsmaker .

pattepoef

e porpoise, whale, grampus, lummox. f patapouf, gros patapouf (S.V.), poussa(h), pâté, pataud. d Dickus = dicker, kleiner Mensch besonders für Kinder angewandt, zegt Genthes Deutsches Slang.

pauper

e pauper. f pauvre. d Pauper.

pauperisme

e pauperism (Ch.). f paupérisme. d [der] Pauperismus = Massenarmut (Duden, Orth. Wörterb.).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland pauwstaart

e fan-tail (pigeon), priest. f pigeon (queue de) paon, (pigeon) trembleur: des pigeons ‘paons,’ qu'on appelle aussi des trembleurs (de Regnier, Peur de l'Amour, p. 161). d Pfauenschwanztaube.

paviljoen

e pavillon: The officers have astonished these guardians by refusing to occupy the houses with clean beds and neat furniture, and sleeping sometimes in the verandah, sometimes in a separate pavilion (Lord Minto In India, p. 286). f pavillon. d [der] Pavillon.

paviljoensysteem

e pavilion system (M.). f en pavillon. d Pavillonsystem (Dr. Breitenstein, 21 Jahre auf Java, II, p. 306); ook Pavillonstil (Meurer, Weltreisebilder, p. 210).

pechvogel

e unlucky fellow. f déveinard, guignard. d Pechvogel.

pedas

e hot, bijv.: such hot stuff as pepper. Ook eig. en fig. pungent. f piquant, brûlant, mordant. d stark, scharf, beiszend.

pedati

e bullock cart, bullock waggon. f chariot javanais.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d jav. Ochsenkarren. Vgl. Pfyffer zu Neueck, Skizzen, p. 83: Ein Pedattie ist ein Fahrzeug auf zwei massiven, aus einem Stück Holz geschnittenen, 3 bis 4 Fusz hohen Scheiben.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 183

pegel

[slang] e guilder. f florin, argot larante. d Gulden.

pelgrimhaven vert.: haven van waar schepen met pelgrims naar Mecca gaan.

pelita

e night-light, night-lamp. f veilleuse. d Nachtlicht, Nachtlämpchen.

pen

[in de - zijn] e be under the quill, in course of preparation, in hand. f sur le chantier, en voie de préparation. d unter der Feder.

penatoe: zie waschman .

pending

e belt brooch, belt buckle. f boucle de ceinturon. d Gürtelschnalle.

pendoppo

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e mandapam, open hall. f [le] mandapam, hall. d Halle.

pengoeloe; zie panghoeloe .

pensioen

e (retiring) pension. Bij den milit. dienst: retired pay. Hij kreeg pensioen, hem werd pensioen verleend - he was pensioned off, placed on the retired list of on retired pay, a (retiring) pension was granted him. f (pension de) retraite. Vgl.: gagner sa retraite = zijn pensioen verdienen. d [die] Pension, [der] Ruhegehalt.

pensioenfonds

e (service) pension fund, retiring fund. f caisse de retraite. d Pensionsfond(s), -kasse.

pensioensaanvrage

e application for one's pension. f sollicitation de mise à la retraite. d Pensionsgesuch.

pensioensbijdrage

e contribution to the pension-fund. f retenue en faveur de la caisse des pensions. d [der] Pensionsbeitrag.

pensioenwet

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e pension law (M.), (pensions' act. f loi sur les pensions (de retraite). d Pensionsgesetz.

pensionneering

e pensioning off, retirement. f mise en (à la) retraite. d Pensionierung, ook Versetzung in den Ruhestand.

peperhaven vert.: haven om peper uit te voeren.

peperland: zie Indië en pepertuin .

peperonderneming: zie pepertuin .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 184

peperstek

e pepper seedling. f plant de poivrier. d Pfeffersetzling.

pepertuin

e pepper-plantation, pepper-garden. f poivrière (Madrolle, Indo-China, II, p. 23). d Pfeffergarten, Pfefferfeld, Pfefferland.

peranakan

e colonial born Chinaman, Java born Chinese. f métis chinois. d chinesischer Halbblut.

percenten

e royalty. f [le] tantième. d Prozentgelder.

periodiek

[subst.] e 1. periodical report; 2. periodical. f 1. rapport périodique; 2. [le] périodique. d 1. periodischer Bericht; 2. Zeitschrift.

perkara

e affair. f affaire. d Sache, Geschichte, Handel, fam. Kiste.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland perkenier

e nutmeg planter. f planteur de muscadier. d Muskatnusz-Pflanzer.

perkoetoet

e Jav. turtle-dove, ground-dove. f tourterelle sauvage (de Java). d jav. wildes Turteltäubchen, Weg-, Wandertaube.

perloe

[spreektaal] e urgent, pressing. f urgent, d'urgence, pressant. d dringlich.

persbureau

e government press office. Er bestond een European Press Bureau in Yildiz Kiosk. f bureau gouvernemental de la presse. d Regierungspreszbureau, (staatliches) Preszbureau.

persdelict

e offence against the press-law, action for libel. f délit de presse: Ailleurs c'est le tribunal criminel qui statue sur les délits de presse. (Girault, Législation col., II, p. 169). d Preszvergehen, -delikt.

persie

[Z.A.]: zie dysenterie .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland † persing: zie dysenterie .

persman: zie krantenman .

personalia

[krantenrubriek] e personalia. Voor: paragraphs in a newspaper relating to individual persons or to personal matters, zegt men in Amerika personals (M.), in Engeland fam. personal pars. f choses personelles. d Personalien, ook Personal-nachrichten.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 185

perstelegram

e press telegram (Regeeringsverslag). f dépêches pour la presse. d [das] Presztelegramm (Mr.).

pertjoema1)

[spreektaal] e in vain, fruitless, for nothing. f en vain, pour rien. d vergebens, umsonst.

pesantren: zie langgar .

pesoeratan

e letter-carrier. f porteur de lettres. d Briefträger.

pestbacil

e bacillus of plague. f [le] bacille de la peste (N.L.I.). d [der] Pestbazillus.

pesten

[op school] e humbug, rot. f chahuter, houspiller. d pisacken, kuranzen.

1) In Holland verbasterd tot: voor tjomme = om niet. In Z.A. is tjoema = om niet, vrij.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland petassan: zie mertjon .

peté

e Parkia Roxburghii. f Parkia Roxburghii d Parkia Roxburghii, Stinkbohne - vgl. Pfyffer zu Neueck, Skizzen, p. 29: Oft muszte ich ihre Wohnungen verlassen, wenn sie Petteh (Stinkbohnen) assen.

petinggi: zie dorpshoofd .

petjoe: zie serani .

petroleumblik

e oil-tin (A. Linden, Gold, p. 163). Ook petroleum tin of can. f bidon à pétrole: L'amour des pots de fleurs est poussé si loin ici que, dans certains jardins, nous remarquons avec stupéfaction de petites allées bordées, faute de mieux, d'odieux bidons à pétrole peint en blanc, ainsi que quelques vases à pied et garnis de plantes souffreteuses ... Il est du reste à remarquer que dans tout l'Orient, le bidon à pétrole vide est une véritable obsession: au bord du Nil, comme dans l'Inde, comme ici, cette épave traîne partout, s'utilisant quelquefois, vaille que vaille, le plus souvent, en guise de seau d'eau (Quenedy, Java-Birmanie, p. 59). d Petroleumtin: Meine Reiseausrüstung war ... in den aus Petroleumtins hergerichteten Blechkästen (Giesenhagen, Auf Java und Sumatra, p. 119).

petroleumbron

e petroleum-spring (M.S.), oil-well. f source de pétrole, puits à pétrole. d Petroleumquelle.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland petroleumindustrie

e petroleum industry. f industrie pétroliere. d Petroleumindustrie.

petroleumkist

e petroleum case. f caisse de pétrole. d Petroleumkiste.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 186

petroleumleiding

e oil line, (oil) pipe line, pipage. f conduit de pétrole; ook pipe line: Les pipe lines... sont des canalisations en fer (van Berkum, Leesboek, p. 12). d Petroleumleitungsröhre.

petroleummotor

e petroleum motor. f moteur à pétrole. d Petroleummotor.

petroleumresidu

e oil fuel, liquid fuel, fuel oil. f résidu de pétrole. d Petroleumrückstände.

petroleumschip

e oil-steamer (T.), oil-tanker. f pétrolier citerne, navire pétrolier. d Petroleum-Tankdampfer.

petroleumveld

e oil-field. f champ de pétrole. d Petroleumfeld.

peuter: zie hummel .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland peuzel: zie hummel .

phenacetine

e phenacetin, a drug prepared from carbolic acid, good against fevers, insomnia, etc. (Ch.). f phénacétine (N.L.I.). d [das] Phenazetin wurde 1887 durch Kast und Hinsberg in den Arzneischatz eingeführt (Mr.).

phenacetine poeder

e phenacetin powder. f poudre de phénacétine. d [das] Phenazetinpulver.

Philipino

e Philipino. f Philipino. d Filipino.

phonogram

e phonogram. f message téléphoné, phonogramme. d [das] Phonogramm.

picknick

e picnic. M. zegt: picnic occurs in reference to foreign countries from 1748, but apparently not before 1800 as an English institution. f [le] pique-nique. Ménage heeft dit reeds in zijn Dict. Etymol. van 1692. d [das] Pick(e)nick, reeds omstreeks 1748 in Duitschland in gebruik.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland picknicken

e to picnic, to hold a picnic, to go on a pic-nic. Vgl. picknicked, picknicking en picknicker voor de spelling. f piqueniquer, faire un pique-nique (N.L.I.). d ein Pick(e)nick halten.

pidjit(ten)

e to massage, to mass, to knead. D.D. omschrijft pichit: to knead the joints and body, much as in the process of shampooing. f faire le massage, masser. d massieren, kneten.

pidjitster

e masseuse, massage-woman.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 187

f masseuse. d Massiererin.

piekelen

[Z.A.]: zie piko(e)len .

piekeren

e think, reflect, ponder, weigh matters, enz.; to brood over something, take thought. f penser, réfléchir, considérer la chose, etc. d sinnen; grübeln; nachsinnen, volksmäszig, spintisieren (Paul, Wörterb.). Ook grillisieren, simulieren en über etwas klauben. Zitten piekeren is verder fam. Kalender machen.

pieknie

[Z.A.]: zie picknick .

pienda

[W.-Indië]: zie katjang goreng .

pi(e)nter

e clever, sharp, long-headed, downy, ingenious, gumptious, bright. f malin, madré, dégourdi, futé. d klug, verschmitzt, schlau, gerieben, hell, gerissen.

Piet van Vliet

e Cuculus Sonnerati. f Cuculus Sonnerati. d Cuculus Sonnerati.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland pijlvergift

e dart-poison - Vgl. Seligman, Notes on the preparation and use of the Kenyah dart poison. Ook arrow-poison. f poison de flèche. d Pfeilgift.

pijpleiding: zie petroleumleiding .

pikken

[spreektaal] e to sow. f coudre, couturer, tirer la piqueloque. d nähen, sticheln.

piko(e)l

e picul of pecul. Vgl. Ch.: picul, a Chinese weight of about 133 ⅓ lb. M. citeert reeds uit Purchas Pilgrimages van 1625: The Peecull, which is one hundred Cattees, making one hundred thirtie pound English subtill. f picul (Alm. Hachette). Beter picoul (M.V.E.), maar ook de Cat. Indo-Chine, 1900 geeft op p. 109: L'unité de poids est le picul ou ta, qui est adopté dans le commerce européen et chinois pour 60 kil. 400. d Pikol of Pikul: Der Pikol oder das Ta von Annam hat 62,480 K.G., während auf Java der Pikol von 100 Catjes = 61,521 K.G. (Br.).

piko(e)lan

e bang(h)y, a shoulder yoke for carrying loads while the load is apportioned at either end into equal weights (H.J.). f bambou de porteur. Vgl. Babut, F. Batel, I, p. 303: Le picoulan est une espèce d'arc ou de bâton en bambou élastique et solide, à chaque bout duquel pend un plateau tenu par trois rotins. Quenedey, Java-Birmanie omschrijft het ding als bambou à balances en balances de bambou. d (Bambus-) Trage, Tragstange, Balanzierstange.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 188

piko(e)len

e to carry. f porter, transporter. d tragen.

piko(e)lgeld

e port(er)age. f frais de portage. d Transportkosten, Trägerlohn.

piko(e)lpaard

e packhorse, pack-pony. f cheval porteur, cheval de somme of de bât. d Packpferd, Saumpferd.

pil nummer elf

e poison. f du mauvais café (N.L.I.). Vgl. médéciner qqn., (faire prendre à qqn.) un bouillon d'onze heures. Ook donner le baume de porte en terre à qqn. d Giftpille, Pülverchen. Vgl. einem ein Pülverchen in die Suppe rühren, einem ein welsches Süppchen kochen.

pinang1)

e Areca palm, betel nut tree, Penang (palm), betel-nut palm, which bears nuts with austere and astringent properties, which [lees: a few parings of which] are chewed by the Malays with a little lime in a leaf of the betel-peper (Ch.); betel nut, pinang nut of pinang: Their ordinary food ... is Rice, Wheat, Pinange Betele (Herbert, Travels 1665). Een geheel verouderde naam is monkey-face (M.), evenals drunken date en faufel. f aréquier; arec, noix d'arec. 1) In Z.A. is pinang ook: gestoofd vleesch met gedroogde zure abrikozen, kerrie enz. klaargemaakt.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d Arecapalme, Pinangpalme; Pinangnusz = Samen der Areca- oder Katechupalme, die als Betelnüsse gekaut werden (Prof. Anton, Economist 1906, pag. 356).

piqué

e piqué. f piqué. d [der] Pikee, Piqué.

a) pisang

e banana, plantain: The name banana is very seldom used by the English in India, though it is universal in the fruit-shops of England. In India all kinds are indiscriminately called plantains. But neither name would appear to be originally Indian. The plant grew in Palestine before the Crusades ... Early mediaeval travellers call the fruit either Fig of Paradise or Fig of India and in the West Indies to-day the common small plantains are called figs (Wt.). Andere verouderde namen zijn pisang figg, apple of paradise, Adam's apple en muse. f [la] banane, [le] pisang (N.L.I.); bananier. d [die] Banane, [der] Pisang (M.S.). Men onderscheidt Obstbananen en Mehl- of Pferdebananen (Mr.). De pisang heet wel eens die Kartoffel der Tropen.

b) pisang

[de ware -] e the pure quill, that's the

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 189

cheese, the Stilton, the ticket, the dandy, the peach. f le vrai article. d der wahre Jakob.

pisang ajer: zie pisang kipas .

pisang kipas

e traveller's tree of palm. f arbre du voyageur. De Beauvoir zegt echter in Java, Siam, Canton (p. 4): ce sont ... les palmiers du voyageur, éventails colossaux d'une élégance inouïe, dont on fait jaillir un violent jet d'eau laiteuse dès qu'on enfonce sa canne dans leur tronc. d Baum der Reisenden: er sammelt in seinen Blattscheiden Wasser in solcher Menge, dasz er bei Durchbohrung der Scheiden ein reichliches Getränk abgeben kann (Haberlandt, Bot. Tropenreise) Ook Quellenbaum (Mr.).

piso raoet

e scraping-knife. f couteau à râcler. d Schabemesser.

plaatrif: zie koraalbank .

plaats

[- bespreken]: zie passage .

plaatsbespreking

[voor de mail] e booking.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland f engagement d'une place à bord. d Platzbelegung, Belegung eines Dampferplatzes.

plaatsbureau: vert. bureau van den plaatsmajoor.

plaatsen

[van ambtenaren] e to station, post, locate, bijv. European Civil Service Officials located in Asia. f placer. d stationieren.

plaatsing

e appointment, installation. f placement. d Bestallung.

plaatsmajoor

e town-major. f major de la garnison. d Platzmajor.

plakken

[schooltaal]: zie overchineezen .

plan-plan

e gently. f tout doux, doucement, lentement. d langsam voran - vgl. Bongard, Studienreise, p. 26: Pole, pole, d.h. ‘immer langsam voran’, ist ein Ausdruck, den die Europäer der Ostküste aus der Suahelisprache übernommen haben und der als Lebensregel gelten kann.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland plantenkweekerij

e nursery (-garden). f pépinière. d Pflanzschule.

plantersbond

e planters' association. f association of syndicat de(s) planteurs. d Pflanzergenossenschaft.

plantershoed

e planter's sun hat.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 190

f chapeau de planteur. d Pflanzerhut.

plantersvrouw

e planter's wife. f femme de planteur. d Pflanzerfrau.

plantkuil

e hole: The larger the holes the better for the plant (Wright, Hevea Brasiliensis, p. 26). f trou. d Loch, Pflanzloch.

plantwijdte

e distance apart (Wt.). f distance. d Abstand.

pleegzuster

e (sick)nurse, nursing sister. f garde-malade, infirmière. d Krankenwärterin, Krankenpflegerin.

pleet

e plate, electro-plate, gemeenzaam electro. f du plaqué, du doublé, argent anglais. d plattiertes Metall, plattierte Ware, Chinasilber.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland pleetwerk

e plated goods, electroplated work. f du plaqué. d plattiertes Geschirr, Chinasilberwaren.

ploegdier

e plough-beast - vgl. plough-horse. f bête de charrue. d Pflugtier.

ploert

[de koperen -] e old Sol. f Monsieur Michaud, le Glorieux, le Flamboyant. d Frau Sonne.

plok(je)1)

e buss, kiss. f bécot, baiser. d Schmatz, Kuss.

plombières ijs

e Plombières ice cream. f glace Plombières. d Plombières.

plonko: zie scheck .

ploso

1) Plok wordt ook vaak gebruikt voor de pit van een groote vrucht, bijv. de mangga.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e flame of the forest, flame-tree. Ook palas(h)-tree of pulas en dhak, soms moodooga. f Butea frondosa. d [der] Palasa.

pluimveetentoonstelling

e poultry show. f exposition de volaille. d Federviehausstellung.

plukloon

e picking wages. f paye de la cueillette. d [der] Pflücklohn.

pluktijd

e picking-season. f saison de la cueillette, de la cueillaison. d Pflückzeit (S.V.).

plutocratie

e plutocracy. f plutocratie. d Plutokratie.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 191

Pluvius

[krantentaal] e Jupiter Pluvius: Last Tuesday when Jupiter Pluvius was espicially active was the 17th wet day (Daily Mail). f le dieu de la pluie. d Jupiter Pluvius.

poekoel-ampat

e marvel of Peru, four o'clock (flower). f belle de nuit, la nyctage faux jalap. d Jalapen-, Wunderblume, peruanische Abendblume.

poekoel boem: zie avondschot .

poelpetaat

e pearl-hen. f (poule) pintade. d [das] Perlhuhn.

poera-poera

[spreektaal] e for show; sham. f pour la frime; comme pour; en apparence. d zum Schein.

poeri(e)

e royal residence. f résidence royale. d Königshof.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland poesaka

e heirloom. f bien de famille. d Erbstück, Erbgut.

poetri(e)

e princess. f princesse. d Prinzessin.

poetskatoen

e emery cloth, cleansing cotton. f coton éméri. d Schmirgelleinwand.

poetssteen

e Bath brick, Bristol brick. f brique à nettoyer. d Putzstein (Flügel).

poe(w)asa

e Ramad(d)an, Mahommedan fasting month. Men zegt to keep Ramadan: Do the Arabs really keep Ramadan strictly? (Hichens, The Garden of Allah, I, p. 252). Te Singapore Ramthan. f [le] ramadan, ramazan: Les fêtes du taon-barou venaient de succéder au ramazan (Babut, F. Batel, II, p. 147). d [der] Ramadan, Ramasan, Fastenmonat.

pohon merah

e Mexican flame-leaf, Lobster flower, in Amerika Easter-flower of Christmas flower. f Poinsettia pulcherrima. d Poinsettia pulcherrima.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland pohon tjat

e lacquer tree. f arbre à laque. d Lackbaum.

pokkenepidemie

e small pox epidemic. f épidémie de variole. d Blatternepidemie.

pokrol

[Inl. spr.]: zie procureur bamboe .

polikliniek

e clinical hospital (yard).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 192

f policlinique. d Poliklinik.

politiedienaar

e police man, constable, chupranee. f homme de la police, gardien de police, policier, gardien de la paix. d Polizeidiener.

politieoppasser: zie politiedienaar .

politieopziener

e police overseer. f surveillant de la police. d Polizeimeister.

politierechter

e police magistrate, fam. local beak. f juge de tribunal de police. d Polizeirichter.

politiereglement

e police regulations. f règlements sur la police. d Polizeiverordnungen.

politierol

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e police court, police roll: The correctional offences ... committed by natives against each other ... come before the resident [or assistant resident] on the police roll (Money, Java, II, p. 14). Ook police-court. f tribunal de police. d Polizeigericht.

politie-soldaat

e police soldier. f soldat de police. d Polizeisoldat (D.K.Z.).

politoer

e furniture polish. f vernis. d [die] Politur.

polonaise

e polonaise. f polonaise. d Polonäse.

polowidjo

e second growth. f récolte secondaire of intercalaire: quand le riz est coupé il y revient encore [dans la rizière] pour planter le polovidjo, ce que nos agriculteurs appellent récoltes intercalaires (Ch.-B., p. 36). d Zwischenkultur, zweites Gewächs.

Polynesië

e . f Polynésie. d Polynesien.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland Polynesiër

e Polynesian. f Polynésien. d Polynesier.

polynesisch

e Polynesian. f polynésien. d polynesisch.

polytechnische school

[N] e polytechnic(al) school. Ook dikwijls polytechnic. f école polytechnique, l'x. d polytechnische Schule.

pomme de Cythère

[W.-Indië]: zie kedongdong .

pompelmoes

e pompelmoos(e). Ook pom-

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 193

pelmous, soms verbasterd tot pumelnose, póm(p)elo, púmmelo en shaddock. In Amerika grape fruit: The name pomelo or pompolmous (in Cape Colony pomelnose) is usually given to the large-sized fruit, shaddock to intermediate sizes, and forbidden fruit to small forms. The cells of the pulp are very large and naturally separate from each other - a peculiarity that has led some people to speak of it as the grape fruit or grape orange (Wt.). f [la] pampelmous(s)e of pamplemous(s)e. Men denke aan B. de St. Pierre's Quartier des Pamplemousses in zijn Paul et Virginie. Verder heet één der negen districten van 't eiland Mauritius ook Pamplemousses. Soms vindt men pompoléon. De boom heet le pamplemousse of pamplemoussier. d [die] Pompelmu(s)e, [der] Shaddok (G., p. 338), [die] Kürbiszitrone.

pompstation

e pumping station, waterstation (M.S.). f station hydraulique (élévatoire). d Pumpstation.

pondok

e bamboo shed, hut, shantie. In E.-I. pandal: a shed, booth, or arbour especially for temporary use (M.). f hutte, hangar, cabane en bambou. d Schutzhütte, Landwohnung.

pongka: zie punkah .

poogo

[aap] e pongo. f pongo. d [der] Pongo.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland pontianak

e pontianak = wood-ghost. Vgl. Melati van Java, The Resident's Daughter, p. 75: ... one day there came a pontianak, who wanted to marry him. ‘A pontianak?’ Don't you know what a pontianak is? A beautiful woman in a green kabaya, with long hair down her back. She lives in that banian. f pontianak = esprit malfaisant des bois, qui attaque les enfants et les femmes enceintes. d Pontianak = Waldspuk.

† pook

[gevlamde -]: zie kris .

pop(p)i(e) kosong

e fitting-stand, bodice bust (Weldon's Ladies' Journal), soms dummy of ook dressmaker's lay-figure. f mannequin. d Kleiderstock.

portglas

e portwine glass. f verre à porto. d Portweinglas.

portière

e door-curtain, portière, door-hangings, tapestry-curtain. f portière. d Türvorhang, Portiere.

portlandcement

e Portland cement.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 194

f ciment de Portland. d [der] Portlandzement.

† Portugaloyser: vert. Portugees.

positie

[in - zijn] e to be in the (family) way, to be in an interesting condition, be expecting. f être enceinte, dans une position (situation) intéressante. d schwanger sein, in gesegneten Umständen sein.

* post

e 1. posting-station; dâk (E.-Ind.); 2. station. f 1. relais; 2. poste. d 1. Poststation; 2. Posten, Station.

post

[op - zetten] e to put in the chair (cart, basket); to queer, coast; to take to the fair (town); to smoke. f monter une gaffe à qqn., promener qqn. d anbeulen, bekaspern, zum Besten haben.

postagent

e postal agent. f agent des postes. d Postagent.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland postbewijs

e postal order, postal note of P.O.O. f bon de poste. d Postbon, Postnote, -ausweis.

postblad

e letter card. f carte-lettre. d Kartenbrief, Postkartenbrief.

postcommandant

e commander of a station. f commandant de poste. d Stationskommandant, Stationschef.

postcommies

e post-office clerk. f commis de la poste, surnuméraire. d Postpraktikant.

postenleven

e station-life. f vie des postes avancés. d Postenleben.

posthengst

e post-office clerk, postman. f postier, employé de la poste. d Postschwengel, ook Postmensch, Postschwede.

* posthouder

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e post-holder: A post-holder had been established in Ké three months previous to our visit (A. Forbes, Insulinde, p. 129). A post-holder is an official who, by residence amongst the savage inhabitants, upholds the authority of the Government (Ibid., p. 140). f intendant, chef du gouvernement civil. d Kommissar der Zivilregierung,Stationsvorsteher.IndeD.K.Z. No. 1, p. 4, jrg. 1903 leest men: Können die Oberleutnants als Stationsvorsteher diese Aufgaben erfüllen?

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 195

postiek

[in -] e in mufti, in civilian dress. f en civil, en habit de ville (van officieren). d in Zivil.

postieker

e civilian. f pékin, fumiste, amateur, petrousquin, particulier. d Zivilist.

postkar

e post cart (T.), mail-cart. f fourgon de la poste. d Postkarren, -wagen.

postknol: zie posthengst .

postlooper

e letter-carrier, mail-runner (E.-I.). f courrier postal. d Postläufer (Spemann, Weltpanorama, p. 523).

postkwitantie

e postal collection order. f mandat d'encaissement, ordre de recouvrement. d Postauftrag.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland postrijtuig

[bij trein] e mail-van, mail car, travelling post office, ook = T.P.O. f wagon-poste. d Postwagen, ook fahrendes Postamt.

poststuk

e postal article, packet, document, matter. f pièce postale, document postal, objet de correspondance. d Poststück, Postsache.

posttijd

e post-time, post-hours, mail time. f heure de la poste, heure du courrier. d Postschlusz.

postvlag

[aan boord] e postal flag, mail-flag. f pavillon postal. d Postflagge (Mr. onder Postdampfer).

postweg

e high road, post road. f route postale, route de poste, grande route. d Poststrasze, Heerstrasze.

postwezen

e the Post, postal affairs, postal service. f les Postes. d Postwesen.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland postzak

e mail-bag. f malle. d Postbeutel, Postsack.

postzonde

e mistake of the post. f faute de la poste. d Postvergehen.

pot

[vierkante -] e square bottle, square-face: the square-face - as Hollands was called in those days from the shape of the bottle (R. Haggard, Benita, p. 75). f bouteille carrée. d viereckige Flasche: trotz des Verbotes stand hinter mancher Teekiste eine jener Geneverflaschen, welche die Holländer

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 196

fein und poetisch einen ‘vierkantigen Pott’ nennen (Cronheim, Aus mal. Feldlagern, p. 38).

potongen

[spreektaal] e deduct (from one's wages), dock, cut. Vgl. Edge, Ahana, p. 304: Directly cutting Parbutti's wages two rupees. f déduire. d abzwacken (vom Lohn).

potten

e lay by (money), hoard up (money), ook salt down (money) f mettre de côté, mettre à la car(r)e son pognon, faire sa car(r)e. d Geld bei Seite legen.

potter

e hoarder. f épargneur, thésauriseur. d Pfennigfuchser.

poulespel

[biljart] e pool. f jeu de poule. Een Parisisme is jouer le casin = Poule spielen (S.V.). d Poule(spiel).

pousseeren

[iemand] e to push, kick upstairs. f pistonner, faire avancer. d poussieren.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland pradjoerit

e Jav. native police soldier. f soldat de police javanais. d jav. Polizeisoldat.

prang sabil

e holy war, jehad. Vgl. W.S. jehad, a religious war against infidels (Moham.). f guerre sainte, jéhad. d heilige(r) Krieg.

prauw

e prahu, proa. f prahou of parao. J. Leclercq vertaalt Tangkoeban Prahoe, pirogue renversée. Ook prao en zelfs proa (M.V.E.). d [der] Prau, Prao, oder Proa (Sanders, Fremdwörterbuch). Flügel heeft die Proa. Het mv. is Prauen, Praus.

prauwenveer

e proa-ferry. f passage des pirogues. d Proafähre.

prauwloon

e shipping of discharging expenses. f frais de (dé)chargement. d Verladungskosten.

prauwpaard

e horse fresh from the proa.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland f cheval nouvellement débarqué. d neulich mit dem Prau angekommenes Pferd.

prauwvoerder

e proa-boatman, manjee. f conducteur de proa (pirogue). d Proaführer.

preadvies

e preliminary advice. f avis préalable. d [der] Präadvis (Heyse, Fremdwörterb.), Präavis.

Preanger

[de -] e the Preanger Regencies.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 197

f les Régences, la province du Préang(er). d die Preanger Regentschaften.

preciosa

e valuables, jewelry. f objets précieux. d Preziosen, Pretiosen.

precipiteeren: zie sjeezen .

preferentie

[op 'n huis] e refusal, bijv. to have the (first) refusal. f choix de refuser ou d'accepter. d [die] Vorhand, bijv. die Vorhand haben. Ook Vorgangsrecht, Wahl.

prenta

[spreektaal] e order. f ordre. d Befehl.

preséance

e precedence, precedency. f préséance. d Vorrang.

presenteeren

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland [zich] e to introduce oneself. f se présenter. d sich vorstellen.

presentiegelden

e attendance allowance. f droits de présence, in Frankrijk jeton de présence. d Präsenzgeld.

presentkaasje

[slang] e a bad lot, bad egg, waster, wastrel. f une non-valeur. d ein sauberes Früchtchen.

presidente

e lady president, chairwoman. f présidente. d Präsidentin, Vorsitzende.

presidentshamer

e gavel, a president's mallet or hammer (M.). Ook chairman's hammer. f maillet du (de) président, in Frankrijk alleen bij de vrijmetselaars in gebruik. d Hämmerchen des Vorsitzenden.

presidentszetel

e (presidential) chair. f fauteuil (présidentiel). d Präsidentenstuhl.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland prestige

[zijn - ophouden] e to maintain one's prestige. f maintenir son prestige of son ascendant. d [das] Prestige aufrecht erhalten.

pretendent-sultan

e pretender to the sultanate. f prétendant au sultanat. d Prätendent auf das Sultanat, Thronbewerber für das Sultanat (Oesterr. Monatschr. f.d. Orient. Jan. 1903).

pretentie

[een - op iemand] e claim (upon, against one). f créance (sur qqn.). d Forderung (an jem.).

* priester: zie hadji 1) .

1) Eigenlijk kent de Islam geen priesters, maar 't woord heeft burgerrecht gekregen in Indië voor de Mohammedaansche geestelijken.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 198

priesterraad1)

e religious court. f tribunal religieux. d [das] Priestergericht.

priesterschool: zie pesantren .

Priesznitzverband

e Priesznitz bandage. f bandage Priesznitz. d Priesznitzumschlag.

prikkeldraad: zie stekeldraad .

prima

e prima, first rate, superior, fam. A 1. f de (toute) première qualité, de premier ordre. d prima, erste, feinste, beste.

procureur-bamboe

e hedge-lawyer, councillor of the Piepowder court. f agent d'affaires marron. d Winkeladvokat, Winkelkonsulent, Linksanwalt.

procureur-generaal

1) Deze doet uitspraak hoofdzakelijk in zaken van familie- en erfrecht.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e attorney general. f procureur général. d Oberstaatsanwalt.

pro deo

e in forma pauperis, expenseless. f pro deo, sans frais, à titre gratuit. d in forma pauperis, unentgeltlich.

proefaanplanting

e trial crop. f plantation d'essai. d Versuchspflanzung (D.K.K.).

proeflokaal

e public house bar. f salle de dégustation. d Ausschank.

proefsnit

e trial cutting. f coupe épreuve: ce qu'on appelle les ‘coupes épreuves’ dans les rizières, lesquelles visent à déterminer un étalon pour évaluer le rendement moyen d'une étendue donnée (Gonnaud, Colonisation à Java, p. 462). d Probeschnitt.

proefstation

e experiment station.TeHonoluluheeftmenhetHav. Agric. Assoc. Experiment Station. f station d'essai(s), station expérimentale of agronomique. Ook station culturale. d (landwirtschaftliche) Versuchsstation (D.K.Z.).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland proeftuin

e experimental garden. f jardin d'essai(s). Vincennes heeft 'n jardin d'essai colonial. d Versuchsgarten (D.K.Z.).

proefveld

e trial field. Men heeft ook de Experimental Fields van Dodds Reformatory op Barbados. Ook experimental plot. f champ d'essai(s). d Versuchsfeld.

pro forma

e pro forma, for form's sake.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 199

f pro forma, pour la forme. d pro Forma.

proleet

e 1. proletarian; 2. cad, gent. f 1. prolétaire; 2. pied-plat. d 1. Proletarier; 2. Lump, Prolet.

pro memorie

e pro memoria. f pour mémoire. d pro Memoria.

promenadedek: zie wandeldek .

promotie

e promotion. Ook advancement. Promotie maken - to be promoted, get a rise. f avancement, promotion. Promotie maken - obtenir de l'avancement, monter en grade. d Beförderung. Promotie maken - befördert werden.

promotiejager

e promotion hunter (B. Shaw). f arriviste (ongeveer), qui fait la chasse à l'avancement. d Streber (ongeveer).

promotiekans

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e chance(s) of advancement, of promotion. f chance(s) d'avancement. d Beförderungschance, -aussicht.

promotielijst: zie promotiestaat .

promotiestaat

e promotion roll, list of promotions. f tableau d'avancement, tableau de promotion. d Beförderungsliste.

promotor

[van een maatschappij] e (company-) promoter. f promoteur. d Promotor, Gründer, Macher.

prospector

e prospector. f prospecteur. d Schürfer, ook Prospektor.

protectoraat

e protectorate. f (pays de) protectorat. d Protektorat, Schutzherrschaft.

protégé

e protégé(e). f protégé(e). d Protégé, Schützling.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland provoceeren

e to provoke. f provoquer. d provozieren.

prullemand

[naar de - verwijzen] e condemn to the waste (paper) basket. f jeter au panier, mettre au rebut. d in den Papierkorb tun.

psyche

e cheval-glass. f [la] psyché. d Drehspiegel.

publicatieblad

[Curaçao]: zie staatsblad .

pul

e spill, jar.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 200

f potiche, vase. d Vase.

punaise

e drawing-pin. f punaise. d [die] Papierzwecke.

punch à la romaine

e Roman punch. f punch à la romaine. d römischer Punsch.

punkah

e punka(h), pongka - vgl. de Times 1907: the free swinging handworked punkah, known to Anglo-Indians as the flick. f panka, panca (N.L.I.) - zie ook spada . d Fächermaschine, [die] Punkah (Pauli, Tropenvademecum, p. 34).

pupillenschool

e Military pupils' school. f Ecole d'enfants de troupe. d Militär-Erziehungsinstitut (S.V.).

purée

e purée. f purée. d [die] en [das] Püree.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland pur sang: zie volbloed .

puthaak

[over den - trouwen] e to marry over the broomstick, to jump the broomstick (besom), to marry with a curtain-ring (Thackeray, Four Georges). Vgl. ook married on the carpet and the banns up the chimney (F. & H.). De drie Talen 1909 citeert uit Roe, He fell in love with his Wife: We don't fancy such grass-widders, yelled a third. - Why don't you jump over a broomstick for a wedding-ceremony? some one else bawled. f se marier ‘à l'anglaise’ of de la main gauche. Vgl. mariage à la cruche cassée, sous la cheminée of en détrempe. Ook vindt men faire un mariage d'Afrique. d eine wilde Ehe schlieszen, sich ‘polnisch’ verheiraten.

Q.

quantité négligeable

e quantité négligeable. Ook negligible quantity (Benson, Scarlet & Hyssop, 182). f quantité négligeable. d quantité négligeable.

quarantaine-maatregelen

e quarantine measures. f mesures quarantenaires. d Quarantänemaszregeln.

quarantaine-ordonnantie

e quarantine regulations. f ordonnances sur la quarantaine. d Quarantäne-Ordonnanzien.

quarantaine-tijd

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e (performance of) quarantine. f quarantaine d'observation (N.L.I.), durée de la quarantaine. d Reisehaft, Quarantäne-Dauer, -Zeit.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 201

quarantaine-vlag

e quarantine flag, yellow jack. f pavillon (jaune) de quarantaine (N.L.I.). d Quarantäne-Flagge.

† queën: zie kwee-kwee .

† quitasol: zie pajong . R.

R.R.: zie regeeringsreglement .

raad

[gewestelijke] e provincial council. In de Daily Mail van 1909: provincial councils are to be appointed in the different sections of the country [South-Africa]. f conseil provincial, assemblée provinciale. d Bezirksvorstand.

Raad van Indië

e 1. Council of India; 2. member of Council. f 1. conseil des Indes; 2. conseiller des Indes. Ook Conseil de l'Inde. d ‘Rat von Indien’ (Br.).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland raadsheer

[duif] e Jacobin. f pigeon nonain, p. capucin. d Zopftaube, Perrückentaube.

racebaan

e race-course, race-ground. f piste, champ de course. d Rennbahn, Pferderennbahn, Rennplatz.

racebal

e race-ball (M.). f bal pendant (après) les courses. d Rennball (M.S.).

racedagen

e race-days (M.). f jours des courses. d Renntage (S.V.).

racen

e to race. f courir. d rennen.

racepaard

e race horse, racer. f coureur, cheval de course. d Rennpferd, Renner.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland races

e race-meeting(s). f les courses. d das Pferderennen.

rade

[de G.G. in -] e the governor-general in Council (M.). f le gouverneur général en conseil de gouvernement ... reduira ce taux sans qu'il puisse jamais être inférieur à un franc (Radical '09). d der General Gouverneur im Council (Mr.).

raden

[adellijke titel] e Raden. f raden. d Raden.

raden-ajoe1)

e regent's wife.

1) Ook titel van inlandsche dames, die in den 3en graad afstammen van een vorst of potentaat.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 202

f régente: La présence de la Régente, la Raden-Aïo, est la meilleure preuve des bonnes dispositions qu'elle tient à montrer (Lias, De France à Sumatra, p. 226). d Frau des Regenten.

radja

e rajah, raja. f rajah, raja. d Radscha, Rajah.

rajap

e white ant, winged termite, duck-ant. f fourmi blanche, [le] termite. Vgl. 't Journal van Ange Pitou, p. 128: Nous avions enfermé notre linge sale dans une malle qui était par terre. Ce matin, une négresse vient pour le blanchir. Je m'apprête à compter. ‘Mirez, monsieur, mirez’, dit elle. Je regarde. Il est en lambeaux. Des poux de bois en ont fait de la dentelle semblable à la maline de gaze estampée des marchands de camelote du Louvre et du boulevard. Ces insectes sont des fourmis blanches qui ont la structure de l'animal dont elles portent le nom. On les appelle poux de bois, parce qu'elles suspendent et maçonnent leur ruche sur les plus hautes branches. d Termite, weisze Ameise: Die bekanntesten Arten sind die kriegerischen Termiten in Ost-Indien und Africa (Br.).

ramboetan

e rambútan, the edible fruit of a lofty Malaysian tree (Ch.). Ook ramboótan en rambotang (H.J.). Onder invloed van mangostan zijn de basterdvormen rambostan en rambustine ontstaan - zie Nature , XXIII, p. 143. f ramboutan (Jumelle, Cult. Col., I, p. 218) en nephelium. d Nephelium, Rambutan.

† ramboetang: zie ramboetan .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland rame-rame uit te spreken met ee. e merry-making, junketings, high jinks, revelry. f fête, bruit: quatre bayadères et un gamelang de dix musisiens furent introduits et le rame-rame (la fête, le bruit) commença (Babut, F. Batel, II p. 118). d Festvergnügen.

rameh: zie ramie .

rami(e)

e rameh, ramee of ramie, Chinagrass or its fibre, [long] used in the East for ropes and for cloth, in China and Japan (Ch.). Ook grass-cloth plant, tchouma. f [la] ramie. Volgens M.V.E. verschijnt te Parijs reeds een Moniteur de la Ramie. d [die] Rameh of Ramie, [das] China-Gras.

rampassen

[spreektaal] e to pillage, loot. f rafler, faire rafle, bijv.: ils raflaient aussi des bouteilles de vin ... qu'ils buvaient (Willy, Une Passade, p. 60). d grapsen.

rampen

[van hooger hand] e act(s) of God.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 203

f accidents de force majeure, calamités publiques. d Unfälle höherer Gewalt.

rampokken

e to loot, to commit gang robbery, dacoit. f cambrioler, mettre au pillage. d plündern (in Horden).

rampokker

e lootie, gang robber, dacoit. f cambrioleur, pilleur. d Mitglied einer Raubhorde.

rampokpartij1)

e gang robbery, looting expedition. Gewoonlijk leest men gang robbery in de bladen van de Straits. Zoo in de Straits Times van 31 Dec. 1903: Gang robbery has of late been common in the outskirts of Batavia. Dacoity is het Eng.-Indische woord of ook dacoitage. Money omschrijft in Java, II, p. 18 dacoity als: theft in united and armed bands with violence. f pillage. d Raubzug, Raubanfall.

randgebergte

e border mountains. f montagnes bordant un (le) plateau. d Randgebirge.

randjoe

1) Rampog is eigenlijk met zijn velen, gezamenlijk met lansen op iets aanvallen (Klinkert). Rampokpartijen op tijgers worden nog gehouden op Midden-Java, maar de gewone beteekenis is de boven aangeduide.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e caltrop - zie D.D.i.v., waar caltrop omschreven is als ranjau. Ook de Cycl. of India heeft reeds ranjau. f chausse-trape. d [die] Fuszangel.

randoe alas

e bombax. f bombax. d falscher Seidenwollbaum.

ranggenoot

e one of the same rank, rank fellow (M.). f du même rang of grade. d Ranggleicher.

ranglijst

e roster, army-list of army-register (mil.) en gradation list (burgerl.). f tableau. d [die] Rangliste.

rapat

[Sumatra]: zie landraad .

rasamala

e rasamala, a south Asiatic hamamelidaceous timber tree (W.S.). Ook rasamala tree (M.). f rasamala. d Rasamalabaum (M.S.).

rasgenoot

e one of the same race.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland f de la même race. d Rasse-Verwandter.

rashoen

e thoroughbred hen. f poule de race. d Rasse-Huhn.

rassenhaat

e racial hatred, race enmity. f haine de(s) races. d Rassenhasz.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 204

raszuiver

e thoroughbred. f de race, pur sang. d von reiner Rasse.

ratoe1)

e ratoo. f ratou. d Ratu.

rawa

e marsh, swamp(land). f marais, marécage. d Moor(land).

razend

[schooltaal] e wild. f furibard, furieux. d rasend, toll.

rebab

e rebab, rebec = native violin: The native violin is called rebab (D.D.). f rebabah, rebab, violon à deux cordes (N.L.I.). d [die] of [das] Rabab. Ook Rebab en Rubab (Heyse, Fremdwörterbuch).

reboisatie

e reforesting, reboisement. f reboisement. 1) Titel voor vorstelijke vrouwelijke personen op Java en Madoera.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d Wiederbeholzung.

† recepis

e receipt-check. f récépissé. d [die] Rezepisse.

receptieavond

e reception-evening, at home. f jour; soir de réception. d Empfangsabend. Vgl. Preyer, Indo-Malayische Streifzüge, p. 179: Dieser ‘Empfang’ ist eine Art von ‘Jour fixe.’

receptiegelden

e entertaining allowance. f (indemnité de) frais de représentation. d Aufwandsgelder.

* recherche

e the customs, preventive service of staff. f (service de) la douane. d Zollamt.

* rechercheur

e custom-house searcher, Customs inspector. f douanier, gabelou (argot). d Zollbeamter, Zollchef of Zollvisitator.

recherche-vaartuig

e revenue cutter, vessel of the preventive service. f bateau de la douane, garde-côte.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d Zollschiff.

rechter commissaris

e examining magistrate. f juge d'instruction. d Untersuchungsrichter.

rechterlijk ambtenaar

e legal official, ook judicial functionary. f fonctionnaire (de l'ordre) judiciaire. d Justizbeambter.

rechthebbende

e party entitled, rightful claimant. f ayant droit. d [der] Berechtigte.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 205

recht op pensioen

e right to a retiring pension. f droit à la pension de retraite. d [der] Anspruch auf Pension.

rechtspersoonlijkheid

e incorporation (rights). f la personnalité civile. d Recht(e) der juristischen Person.

rechtsschool

e law college. f école de droit. d Rechtsschule.

rechtszekerheid

e juridical warrant. f garantie de la personnalité civile. d Rechtssicherheit.

rechtverkrijgende

e assignee in (by) law, assign, cessionary. f ayant cause. d Rechtsnachfolger.

recipieeren

e to receive, entertain. f recevoir. f rezipieren.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland reclamant

e claimant. f réclamant, réclamateur. d Reklamant.

reclame

e claim, protest. f réclamation. d Reklamation, Reklama.

reconvalescent

e convalescent. f convalescent. d Rekonvaleszent.

rectificatie

e rectification. f rectification. d Berichtigung.

reëngagement

e reengagement. f r(é)engagement. d Wiedereintritt, Wiedereintreten.

referendaris

e referéndary. f référendaire: Il [van den Berg] a rempli d'abord les fonctions de référendaire au département de l'intérieur (Chailley Bert, La Hollande, p. 58). d Referent, mv. - en.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland referendum

e referendum. f referendum. f Referendum.

reflecteerenden

e intending purchasers, subscribers, etc. f les intéressés. d Reflektanten, Bewerber.

regeeringsalmanak

e Government Chronicle and Directory. f Annuaire du Gouvernement, annuaire officiel. d Staatskalender, ook Regierungsjahrbuch.

regeeringsbericht

e official communication. f note officielle, communiqué. d Regierungsnachricht.

regeeringsbesluit

e ordinance.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 206

f décret, décision. d Regierungserlasz.

regeeringscommissaris

e government commissioner. f commissaire du gouvernement (S.V.). d Regierungskommissar (D.K.Z. en Rumphius-Gedenkboek, p. 70).

regeeringsinmenging

e interference of the government, governmental interference. f ingérence du gouvernement, intervention de l'Etat. d Einmischung seitens der Regierung, regierungsseitige Einmengung.

regeeringskringen

[in -] e in high places, in exalted quarters. f dans les sphères gouvernementales, en haut lieu. d in Regierungskreisen.

regeeringspersoon

e place-man, official. f homme en place. d Regierungsperson.

regeeringsreglement

e colonial organic law. f loi of réglement organique (Babut, F. Batel, I, p. 141). d Kolonialgrundgesetz.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland regeeringsverslag

e government report. f rapport du gouvernement. d Regierungsbericht.

regeeringswege

[van -] e on behalf of the government. f du côté du gouvernement. d regierungsseitig, von amtlicher Seite, von der Regierung ausgehend.

regenboom

e rain-tree. f arbre pluvieux. d Regenbaum.

regent

e regent. f régent. d Regent.

regentijd

e rainy season. Ook the rains: Time, 10.30. P.M. of a stuffy night in the rains (Kipling, Story of the Gadsbys, p. 29). f saison des pluies, saison pluvieuse. B. de Saint Pierre spreekt van la mauvaise saison, qui commence à la mi-octobre in zijn Paul et Virginie (p. 5), maar op pag. 10 weer van la saison des pluies. Op hivernage of la hors saison. Vgl. ook pendant les pluies = in den regentijd. d Regenzeit, -periode.

regentswoning

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland zie dalam .

regenwaarnemingen

e rainfall observations. f observations pluviométriques. d Regenfallbeobachtungen.

regulateur

e regulator. f régulateur. d Regulator.

reisbenoodigdheden

e travelling requisites.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 207

f articles de voyage. d Reise-Utensilien.

reisbureau

e travel bureau. f bureau des voyages. d Reisebureau.

reisdeclaratie

e voucher for travelling-expenses. f déclaration de frais de route. d [das] Partikulare, Reisekostenausweis, Liquidation: in der Liquidation ist der dienstliche Zweck der Reise anzugeben und deren Notwendigkeit sowie die angegebene Dauer seitens des Verwaltungschefs zu bescheinigen (Regelung van ).

reis- en verblijfkosten

e hotel and travelling expenses, travelling allowance. f frais de route of de tournée, indemnités de route et séjour, indemnités de déplacement. Er bestaan: Réglements généraux sur la solde et les indemnités de déplacement attribuées au personnel colonial. d Tagegelder und Fuhrkosten (Fahrkosten).

reisgelegenheid

e (travelling) opportunity. f occasion, commodité. d Reisegelegenheit.

reislectuur

e railway reading, railway litterature. f lecture pour le voyage.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d Reiselektüre.

reistarief

e fares. f tarif des places. d Fahrsätze.

reiswagen

e travelling-carriage: The visitor will find little difficulty in providing himself with a travelling-carriage zegt De zieke reiziger in 1852, p. 41. f voiture of ook berline de voyage. d Reisewagen.

rekeninglooper

e native bill collector. f garçon indigène de recettes of d'encaissement. d inländischer Kassenbote.

rekenkamer

e audit office, general chamber of accounts (Money, Java, I, p. 240). f Cour des Comptes. d Rechnungskammer.

remboe

e jungle, primeval forest: As the title intimates, Mr. X's duties compel him to make his home in the jungle. The word has many significations in the East where it is often used to express a region remote from civilization, although perhaps consisting of barren mountains or treeless plains. Mr. X's jungle, however, is one realizing what it represents to the untravelled Englishman. It is a land of hill and dale covered with thickly growing forest trees, with here and there by the side of the rivers, or the main roads made by man, small oases of culti-

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 208

vation (Keyser, From Jungle to Java, p. 2). Vgl. Melati van Java, The Resident's Daughter, p. 12:... how difficult it is for a young man living alone in the jungle..., to order his life in solitude. In de Straits kent men het woord rimba = forest or virgin jungle (D.D.), in Mexico & Texas chaparral = dense tangled brushwood, composed of low thorny shrubs, brambles, briars etc. (M.). f [la] jungle. Vgl. Th. Gautier, Poésies:

L'Hippotame au large ventre Habite aux jungles de Java

Leconte de Lisle schrijft djungle in Nurmahal:

Des djungles du Pendj-Ab aux sables du Karnate, Il a pris dans son ombre un empire soumis.

Ook vindt men ‘in de remboe’ = dans la brousse - vgl. Bulletin Etudes Col., 1904, pag. 514: le compatriote égaré dans un petit poste au milieu de la brousse. d [das] Dschungel (M.S.), [die] Wildnis.

remise

e remittance. f remise. d Rimesse, Remise.

remonte depot

e government stud-farm. f dépôt de remonte (N.L.I.). d Remonte-Depot, Pferde-depot.

rendeerend

e paying. f d'un bon rendement. d rentierend, rentabel.

† renocer: zie badak .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland † renoster:1) zie badak .

rentjongsteek

e rentjong thrust. f coup de rentjong. d Rentjongstich.

reorganisatieplan

e reorganisation scheme. f plan de réorganisation. d [der] Reorganisationsplan.

reorganiseeren

e to reorganize. f réorganiser. d reorganisieren.

reparatie-atelier

e repair-shop. f atelier de réparation. d Reparaturwerkstätte.

repatrieeren

e to go of return home, to leave for home. f se rapatrier, rentrer au pays of en Europe. d ins Vaterland, nach der Heimat zurückkehren.

repeteerkarabijn

1) In Z.A. is dit woord nog altijd gangbaar.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e repeating rifle. f carabine à répétition. d Repetierbüchse.

repeteerpistool

e automatic pistol. f pistolet à répétition. d Repetierpistole.

representatiegelden

e allowance for representation. f frais de représentation.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 209

d Representationsentschädigung, Standesgelder.

reproductie

e reproduction. f reproduction. d Reproduktion, Abdruck.

request

e memorial, soms petition, maar niet request. f pétition; requête in de rechtstaal. d Petition, Bittschrift, ook Bittgesuch, Eingabe.

requestrant

e memorialist, petitioner. f pétitionnaire, requérant. d Petent, Bittsteller.

requestreeren

e memorialize, bring in a petition, petition. f pétitionner, présenter une pétition of requête. d eine Bittschrift einreichen.

requisitoir

e address to the court, sentence demanded by the public prosecutor. f [le] réquisitoire. d [der] Strafantrag.

resident

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e resident: At the head-quarters of each residency is the resident. (H. Scott Boys, Some Notes on Java, p. 72). f résident. d Resident.

residentie

e residency (zie boven). De Cycl. Brit. geeft ook residentship onder Java. f résidence. d Residentschaft, Residenz, in O. Afrika Residentur.

residentiegerecht

[hoofdzakelijk voor Europeanen e residency court of justice. f tribunal de la résidence, cour de résidence. d Residentschaftsgericht.

residentiehuis

e residency, the Resident's house, soms Government House. f résidence: En passant devant la Résidence j'aperçois l'Assistant-Résident (Lias, De France à Sumatra, p. 300). d Residentswohnung.

residentiekantoor

e the resident's office. f le(s) bureau(x) du résident: à peine arrivé, le voyageur doit se présenter aux bureaux du résident (Quenedey, Java, p. 22). d Residentschaftsamt.

residentsche

e resident's wife. f (madame) la Résidente (Lias, De France à Sumatra, p. 228). d Residentsfrau, Residentin.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland residu: zie petroleum residu .

restauratie-wagen

e dining-car. f wagon-restaurant. d Restaurationswagen (M.S.).

retirade

e water-closet, W.C., lavatory.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 210

f lieux d'aisances, [le] watercloset. d Retirade, Abort, Hier!

reuzenpapaja

e American papaw. f papaye géante. d Riesenpapaya.

reuzenvaren

e giant fern. f fougère géante. d Riesenfarn.

revaccinatie

e revaccination. f revaccination. d Wiederimpfung, nochmalige Schutzpockenimpfung (D.K.K.).

revanche

[bij spelen] e revenge, after-game. f revanche. d Revanche.

révérende mère

e the Mother Superior, the Lady Superior. f la révérende mère. d Klostervorsteherin, ook Oberin.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland revisor

e ticket examiner, tramway ticket inspector. f contrôleur de tramway. d Trambahn-Kontrolleur.

† rhinoster: zie renoster .

rhizophoor

e rhizophora. f [le] rhizophore. d Rhizophora.

riboet

[spreektaal] e hubbub, Eng.-Indië gol-mol. f bastringue, vacarme. d [der] Randal, Lärm.

ricksha

e (jin)rikisha, ricksha, shaw. Schertsenderwijze ook pullman car. f [la] djiaricha, [le] djinrickshaw, djinricksha, pousse-pousse, roulotte. Ook le pousse:... les deux coureurs tonkinois avancèrent le pousse, un pousse très élégant, laqué et argenté (Farrère, Les Civilisés, p. 1). Het méérvoud is pousse en pousse-pousse. d Rickscha.

rickshakoelie

e rikisha puller (S.T.). f coolie-pousse, coolie-ché (Monde Moderne, 1906, p. 440). Ook wel tireur de pousse-pousse. d Rickscha-Kuli (Bockenheimer, Rundum Asien).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland ridder

[het-] e the cross. f la croix (de chevalier). d [das] Ritterkreuz.

riet

e (sugar-)cane. f canne à sucre. d Zuckerrohr.

rietbrand

e cane-field fire. f feu dans un champ de canne. d Feuersbrunst in einem Zuckerrohrfeld.

rietsap

e (cane-)juice, in E.-I. ook ras.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 211

f jus de canne à sucre, vin de canne, vesou. d [der] Zuckerrohrsaft.

riettuin

e cane-field, field of canes, sugar-field. f champ de canne (à sucre). d Zuckerrohrfeld, Zuckerrohr-Garten.

* rij(d)en

[schooltaal] e snork: do the whole of an examination paper, or to cap an other in argument or repartee (F. & H.). f avoir de la chance dans ses réponses. d (sehr) gut abschneiden (beim Examen etc.).

rijdier

e mount, animal for riding. f monture. d Reittier (S.V.).

rijk

['t hemelsche -] e the Celestial Empire of Kingdom. f le céleste Empire. d [das] himmlische Reich, das Reich der Mitte.

rijksbestuurder

e chancellor of the empire. f chancelier de l'empire. d Reichsverwalter, -verweser.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland rijksgroote

e magnate. f grand du royaume. d Reichsoberer.

rijksraad

[Ternate]: zie landraad .

rijkssieraden

e insignia, crown-jewels. f joyaux de la couronne. d Reichsinsignien = Reichswürdezeichen, Reichskleinode (Heyse, Fremdwörterb.).

rijkszwaard

e imperial sword. f glaive impérial. d Reichsschwert.

† rijs: vert. rijst.

rijstblok

e paddy-pounder (M.), rice-block (A de Wit, Facts and Fancies, p. 272), (rice-)mortar: They knew how to hull rice in their mortars... A few put their shares into the rice-mortars, pounded it, and made a paste with foul water (Kipling, The Day's Work, p. 185). f mortier. Vgl. Jumelle, Cult. Col., I, p. 89: La plus simple [méthode]... est celle du mortier où le riz est décortiqué au moyen d'un pilon manié à la main. d [die] Reisstampfe (A. Maasz, Quer durch Sumatra, p. 40).

rijstbuik(je)

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e pot belly - vgl. Hichens, The Garden of Allah, I, p. 129: An old grandmother rocked and kissed a naked baby with a pot belly. Ook zegt men: barrel-belly en pudding-belly (F. & H.). f bedon, bedaine. d Reisbäuchlein (Otto, Pflanzer- und Jägerleben, p. 82).

rijstchristen(en)

e Rice Christian(s): Mark Twain heeft in zijn More Tramps Abroad, II, p. 270: Protestant

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 212

missionary work is coldly regarded by the commercial white colonist all over the heathen world, as a rule, and its product is nick-named ‘rice Christians’ (occupationless incapables who join the church for revenue only). Ook wel pot-converts. f Chrétiens par intérêt. d Brotchristen - vgl. Brotschreiber.

rijstcultuur

e cultivation of rice, culture of rice, rice culture: Manure is quite unknown in rice culture in Perak (Singapore & Straits Directory i.v. Perak). f culture du riz. d Reisbau, Reiskultur.

rijstdiefje: zie glatik .

rijsthandelaar

e rice dealer. f marchand de riz. d Reishändler.

rijstland

e rice plantation. f plantation de riz. d Reisplantage.

rijstlepel

e rice ladle (Adv. Katz te Singapore). f pelle à riz. d Reis-Schöpflöffel.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland rijstpapier

e rice paper: The substance which has received this name in Europe, through the mistaken notion that it is made from rice, consists of the pith of a small tree Aralea papyrifera cut into thin slices (Cycl. Brit.). Ook pith paper (M.S.). f papier de riz. d Reispapier, ein papierartiger Stoff, der aus dem Mark des Stammes der Reispapierpflanze in China hergestellt wird (Heyse Fremdwörterb.).

rijstpellerij

e rice hulling mill. f décortiquerie, rizerie (N.L.I.), moulin à riz (Bousquet, Richesses Minérales, p. 4). d Reis(schäl)mühle, Reisschälerei.

rijstschuur: zie loemboeng .

rijstsoort

e kind of rice. f espèce de riz. d Reisart.

rijststamper

e rice-beater (D.D.). f pilon - zie rijstblok . d Reisstöszer.

rijststroo: zie merang .

rijsttafel

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e ‘rice-table’, in Eng.-Indië tiffin: A good appetite awaits breakfast or tiffin at 12 or 12.30 [lees: 1 or 1.30]. It is called by the Dutch ‘rice-table’ (Anna Forbes, Insulinde, p. 11). f ‘table de riz’: A une heure, déjeuner chaud qui s'appelle rijsttafel, ou ‘table de riz’ (J. Leclercq, Un Séjour dans l'île de Java, p. 19). In zijn beschrijving van het menu aan boord van de Natal, zegt A. Delmas, (Java, p. 9): A une heure... table de riz. Zie verder Verschuur, Aux Colonies d'Asie, p. 32: La base de la cuisine an-

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 213

namite est le riz, servi avec force accessoires et condiments, à l'instar de la fameuse ‘table de riz’ de Java. d Reistafel - Vgl. E. Maasz, Quer durch Sumatra, p. 13: die berühmte indische Reistafel en Haeckel, Aus Insulinde, p. 84: Meistens wird dies [Tiffin] hier in Form der sogenannten Reistafel genossen. Ook Reismahlzeit: Sie schmeckt überhaupt scharf und wirkt reizend ... auf den Magen mit ihrem Durcheinander von Reis und Huhn, Kurrisauce und Braten, Fisch und Omelette, Gurkensalat und Eiern, Krabben, Krebsen und Bananen, mit allen den verschiedenen scharfen, indischen Gewürzen und Saucen (C. Graeser, Aus Indien & Italien, p. 86).

rijsttafelen

e tiffin, tiff. f prendre sa table de riz. d die Reismahlzeit einnehmen.

rijstveld

e rice-field, paddy-field. f rizière, champ de riz. d Reisfeld.

rijstvergiftiging

e rice poisoning. f empoisonnement causé par le riz. d Reisvergiftung.

rijstvogel: zie glatik .

rijtuigfabriek

e coach-maker's. f carrosserie. d Kutschenfabrik.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland rijwielbelasting

e tax on bicycles. f taxe sur les vélocipèdes. d [die] Fahrradsteuer.

rijwielhersteller

e cycle repairer. f mécanicien vélocipédique. d Fahrradausbesserer.

rijwielschool

e velodrome. f manège vélocipédique, vélodrome. d Fahrradschule.

riks: zie ringgit .

rimboe: zie remboe .

ringgit

[spreektaal] e Dutch dollar. f rixdale(r), pièce of écu de cinq francs, roue de derrière, oeil de boeuf. d niederl. Reichstaler.

ringwerpen

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland [aan boord] e deck-quoits (Gammage cat). f palet de bord, vgl. faire une partie de palet (A. Chevrillon, Dans l'Inde, p. 113). d Wurfring-Spiel.

Riouw

e Rhio, Riau. f Riou(w), Riov. d Riouw, Riau.

risjes

[Z.A.]: zie lombok .

† risses: zie lombok .

rissole

e rissole. f rissole. d Rissole.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 214

† ritsjes: zie lombok .

rivierstoomer

e river steamer, ook shallow draught steamer. f bateau fluvial (N.L.I.). d Fluszdampfer.

robbertje

[een - vechten] e have a set-to. f se donner une peignée. d sich katzbalgen.

roedjak

e salad of sliced unripe fruit with soy, vinegar, and chilli. f vinaigrette de fruits verts hachés, avec du poivre long et du soui. d Salat aus unreifen zerschnittenen Früchten mit Soja und Schotenpfeffer.

roef roef

e quick quick, chop-chop, in great haste. f dare dare, bredi-breda. d hurtig, drauf los, ripsraps.

roegi(e)

[spreektaal] e loss, damage. f perte, dommage. d Verlust, Schaden.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland roestpalm

e Stevensonia Sechellarum. f Stevensonia Sechellarum. d Stevensonia Sechellarum.

roetmop

[N. scheldwoord] e dark(e)y, nigger. f brunillon, moricaud, mal blanchi. d Schwarzer.

rokcostuum

e dress-suit, evening-dress. f complet habit. d Frack-Anzug.

rol: zie politierol .

rolschaatsen

e roller skates, rollers. Ook parlour skates (M.). f patins à roulettes. d Rollschlittschuhe, Räderschuhe, Rollschuhe.

rolschaatsenrijden

[subst.] e skating, roller-skating, rollering. f skatinage (S.V.) van skatiner. d Rollschlittschuhlaufen, Skating.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland rommelrubriek

[bij 't eindexamen] e the slops. f la rubrique des branches de moindre importance. d Rubrik der Nebenfächer.

ronggeng: zie dansmeid .

ronzebons

e 1. native (tin-kettle) band; 2. guilder. f 1. fanfare indigène; 2. florin. d 1. [die] Katzenmusik; 2. [der] Gulden.

roode baai

e claret. f pivois de Rougemont. d Rotspo(h)n.

roode hond: zie hond .

roode palm: zie palm .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 215

roofbouw

e predatory cultivation. f culture excessive, culture à outrance. Ook exploitation abusive (Basset, Guide du planteur de cannes). d Raubbau.

roofsprinkhaan

[biddende -] e praying mantis. f mante prêcheuse of religieuse, mante prie-Dieu, soldat des bois, sorcière. d betende Fangheuschrecke, Gottesanbeterin.

rooihond

[Z.A.]: zie roode hond 1)

rooilijn

e alinement, alignment. f alignement. d Baulinie (M.S.).

rooimeester

e Government building-surveyor, town surveyor. f inspecteur des bâtiments, grand voyer. d Stadtbaumeister.

rooksalon

[aan boord] e smoking saloon (room), smoke-room. 1) Of rooihond = zekere ziekte met kwaadaardige huiduitslag en het Indische roodehond hetzelfde zijn, durf ik niet met zekerheid zeggen.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland f salon fumoir. d [der] Rauchsalon, [das] Rauchzimmer.

rookvanger

e cowl. f bonnet, pare-étincelles de locomotive. d Funkenfänger.

† ropia: zie ropij .

ropij

e rupee. f roupie. d Rupie.

ropo: zie ebro .

rotan

e rotán of rattán, a genus of palms having a smooth reed-like stem several hundreds of feet in length; walking stick made of rattan; stems of rattan palm used as a raft (Ch.). f rotang of rotin, palmier rotang. M.V.E. wijst op de foutieve spellingen rotang, rottain, rotin en ratan voor rotan. d [der] Rotang, Stuhl-Rohr.

rottang

[Z.A.]: zie rotan .

roulette tafel

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e roulette table. f table de roulette. d Roulette-Tisch.

rouw

[in de - zijn voor den waschman]: vert. zwarte of donkere kleeren aanhebben, omdat de waschman niet binnengekomen is met de witte pakken.

* ruislag1)

e exchange. f échange. d Umtausch.

S.

S.F.: zie suikerfabriek .

a) S.S.

e Government railways.

1) Alléén van standplaatsen gezegd. Voor de vorming vgl. het Z. Afrikaansche probeerslag.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 216

f chemins de fer de l'Etat. d Staatseisenbahnen.

b) S.S.

e S S.- vgl. Hart, Rules for compositors, p. 28: Print S S. not S.S. (steamship). f bateau. d Dampfer.

saboet

e fruit-husk (of the coco-nut). f cair de coco. d Kokosfaserhülse.

sado: zie dos-à-dos .

sadokerel

e dos-à-dos driver. f cocher de dos-à-dos. d Dos-à-dos-Führer.

sadovoerder: zie sadokerel .

saga bidji

e rati, gunjha, crab's eye, jequirity, the so-called Indian liquorice, a plant more or less sacred... The toxic property... is closely analogous to the venom of snakes (Wt.). f ginge, abrus à chapelet; een andere naam is pois de bedeau of réglisse d' Amérique.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d Paternostererbse, Giftbohne.

sago

e sago. f sagou. d [der] Sago.

sagomeel

e sago flour. f farine de sagou. d Sagomehl.

sagopalm

e sago palm. Ook sago tree. f sagoutier, palmier sagou. d Sagopalme.

sagoweer1)

e saguir, sagwire (M.S.). of palm-wine en toddy. Ook palm-tree toddy. De Indian Antiquary van 1904 geeft uit een 17e eeuwsch M.S.:... the Palmero tree affordeth that rare liquor formerly termed Palmewine now vulgarly called toddy. Vgl. Wt: the English word toddy comes from the Indian tari. f vin de palme; vin de rônier (van den lontarpalm). Vgl. Navarre, Man. d'Hygiène col., p. 334: ce sont aussi des vins de palmier que le sindey des Indes orientales, le toc de Madagascar, le nipa des , le toeák, le gomouti des Indes néerlandaises, le sagueer d'Amboine, etc., mais plus alcooliques, parce qu'on a laissé se produire un degré de fermentation. d Palmwein, Sague(e)r (S.V.).

† sagueersboom: zie goemoet .

1) Zie ook toe(w)ak.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland sajoer(an)

e vegetables, greens, herbs. f légumes, herbes potagères. d Gemüse.

salak

e salak (H.J.). f zalacca, le zalaque (N.L.I.). d Zalacca edulis.

salangaan

e salangáne, a Chinese swift which constructs edible nests (Ch.). Ook: Java-swallow (Flügel). f [la] salangane se rencontre des îles Seychelles jusqu'en Polynésie (N.L.I.).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 217

d [die] Salangane, Salangane-Schwalbe, indische Schwalbe.

salicylbedak

e salicylic face-powder. f poudre de riz salicylique. d Salizylreispulver.

salonameublement

e drawing-room suite. f garniture de salon. d Salonmobiliar, Saloneinrichtung.

sama djoega

[spreektaal] e all (quite) the same, all one. f queussi-queumi, kif-kif, tout un, tout comme. d einerlei, ganz dasselbe.

sambal(an)1)

e sambal, condiments (eaten with rice and curry). H.J. geeft semball = the curry of the Archipelago. In de Straits-bladen vindt men thans echter sambal, zelfs een rubriek Curry and Sambals - vgl. het volgende woord. f assaisonnements pimentés. d Reiszuspeisen.

sambalbak

e sambal set (Singap. Free Press, 28 Dec. 1903). Vgl. H.J. onder curry: In Java the Dutch, in their employment of curry, keep much nearer to the original Hindu practice. At breakfast [lees: rijsttafel], it is common to hand round with 1) In Z.A. bestaat de sambal uit fijn gesneden komkommers, uien enz. metazijn. De lange, wijde broek der Maleiers heet sambalbroek.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland the rice a dish divided into many sectional spaces, each of which contains a different kind of curry, more or less liquid. f ravier, porte-raviers. N.B. een ravier dient eigenlijk voor de hors-d'oeuvre. d Würzeschüssel, [das] Kabarett.

sambalburger

[soldatenslang]: zie halfbloed .

sambalschaal: zie sambalbak .

sambreel

[Z.A.]:1) zie pajoeng .

† sambriel: zie pajoeng .

samme joa

[Z.A.]: zie sama djoega .

sampan

e sampan, a name applied to boats of various builds on the Chinese rivers, at Singapore, etc. (Annandale, Dict.). Ook champan. f sampan. Vgl. Madrolle, Indo-China: C'est par milliers que se comptent ces légers esquifs ... la pirogue... le sampan (san-pan ‘trois planches’), etc. Ook sampang (N.L.I.). d Sampan, chinesisches und japanisches Ruder- und Segelboot... je nach der Grösze von 1 bis 20 Mann stehend gerudert, volgens Mr.

sampi:

1) Sambreel is regen- of zonnescherm, sambreeltje enkel zonnescherm.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland zie sapi .

sampiran.

e clothes stand (Little & Co., Singapore), wardrobe stand.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 218

f porte-habit(s). d Kleiderrechen, Kleider-ständer.

Sandalwood

e Sandalwood pony. f (cheval) Sandalwood ... des Sandalwood qui sont les meilleurs poneys de montagne du monde (J. Le Clercq, Un Séjour dans l'île de Java). Ook cheval de l'île de Sandalwood. d Sandelboschpferd: Die Insel [Sandelbosch] erzeugt eine Rasse kleiner, aber schöngebauter und sehr brauchbarer Pferde (Br.).

Sandelhout: zie Sandalwood .

sans-prendre: zie katje .

santen

e emulsion of the coconut kernel. f émulsion de coco. d Kokoskern-Emulsion.

santri(e)

e pupil of a mah. religious school. f élève d'une école religieuse mahométane. d Lehrling einer moh. Gottesschule.

saoe: zie sawoe .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland sapadili

[W.I.]: zie sawoe .

sapi

e cow, sapi (Sc). Vgl. Ch.: sapi-outan, the wild ox of Celebes. f vache. d Rind.

sapoe-lidi1)

e broom of palm-leaf ribs. f balai de côtes de la feuille de palmier. d Palmblattrippen-Besen.

saranie

[Z.A.]: zie serani .

saro(e)ng

e sarong. Vgl. H.J.i.v. sarong: The same article of dress, and the name (saran), are used in Ceylon. f sarong of sarron: le sarong côtoie le complet blanc ou kaki de l'Européen (Quenedey, Java Birmanie, p. 7). d [der] Sarung, Sarong. Vgl. M.S.: Sarong = 1. der Sarong (Art Rock für den Unterkörper), 2. Artbedruckter Kattun aus dem die Sarongs gemacht werden. C. Graeser, Aus Indien & Italien, p. 13, schrijft: die in der Schweiz fabrizierten Sarungstoffe sind manchmal blosz für das geübte Auge von den ächten zu unterscheiden.

saroet

[Z.A.]: zie seroet .

sarsaparilla

1) De sapoe-lidi word ook gebruikt (zonder steel) bij het keboeten der bedden.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e sarsaparilla, sarsa. f [la] salsepareille. d [die] Sassaparille, Sarsaparille.

Sasak

e Sassak (The Academy, 1 Mei 1897, p. 469). Vgl. ook Reith, Padre in Partibus, p. 29: the Balinese men have a hole bored in the lobe of the ear, Lhe Sassaks have not. f Sassak (N.L.I.).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 219

d Sasak: die Bevölkerung [von Lombok] besteht hauptsächlich aus Sassak (Mr.).

sateh

- vert.: aan een stokje geregen, gebraden blokjes vleesch.

saudagar

e soudagar. H.J. citeert uit Buchanan, Eastern India, I, p. 375: The term Soudagar, which implies merely a principal merchant, is here [Behar] usually given to those who keep what the English of India call Europe shops. f marchand mahométan. d mohammedanischer Kaufmann.

saus

[slang] e rain, a wet. f de la sauce, du bouillon, une rincée. d Regen, Berlijnsch Draasch of Dreesch.

sausamandel

[N]: zie katjang goreng .

sausen

[slang] e to rain. f vaser, lansquiner. d dreeschen, schlacken.

sautoir

e neckchain, guard-chain.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland f chaîne sautoir (N.L.I.). d lange Damenkette, Sicher-heitskette.

Savoenees

e Sawoo poney. f poney de l'île de Sawou. d Sawupferd(chen).

sawah

e (flooded) rice-field, paddy-field = a rice field, generally in its flooded state (H.J.). f rizière (humide of ook de plaine). d (bewässertes, nasses) Reisfeld.

sawaslang

e python. f python. d Pythonschlange.

sawi(poetih)

e cabbage-leaved mustard. f moutarde blanche. d weiszer Senfkohl.

sa(w)oe

e sapodilla of sapota, Surinam medlar. De kleinste soort heet nisberry of naseberry. f [la] sapote of sapotille, de boom = sapotillier. d [die] Sapote, gemeiner Breiapfel, Sapotillpflaume. De boom heet ook Nispero (Mr.) en Marmeladenapfelbaum (F.).

schaamgordel

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e pagne: a loin-cloth, or a short petticoat, worn by uncivilized races (M.). f [le] pagne. d [der] Schamschurz, Lendenschurz.

* schabelletje

e (masonry) platform. f terrasse. d [die] Terrasse.

schaduwboom

e shade-tree (Bickmore, Travels, p. 28). Ook bij Wt. pag. 369.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 220

f arbre d'ombre: Près de 20,000 bananiers sont intercalés entre les pieds de caféiers comme arbres d'ombre - zie Quinzaine Coloniale, 1898, p. 625. Ook wel arbre-à-ombre en arbre-abri (Jumelle, Cult. Col. passim). Verder arbre d'abri, arbre de protection en in het mv. des abris arborescents. d Schattenbaum (D.K.Z.). Ook Schattenpflanze, bijv.: Cassia Siamea [djoewar] wird als Schattenpflanze in Kaffeeplantagen kultiviert (Mr.).

schakker

e tight, close, stingy. f chiche, pingre. d knickerig, knauserig.

schattig

e sweet, pretty, ducky. f joli, fam. chouette, bath. d niedlich, artig, hübsch. Ook süsz (Genthe, Deutsches Slang) of zuckerig.

scheck

e dapple (horse), piebald horse, pied horse. In het Z.W. der Ver. Staten en in Mexico pintado (W.S.). f cheval pie of pommelé. d [die] Schecke.

scheepsagentuur

e ship(ping) agency. f agence maritime. d Schiffsagentur.

scheepsdokter

e ship's doctor (M.S.), fam. sea-medico.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland f médecin, docteur du bord. d Schiffsarzt.

scheepsklerk

e ship's writer (Wh.). f copiste de bord. d Schiffsschreiber.

scheepssol dij

e pay for soldiers when on board. f paie de bord. d [der] Schiffssold.

scheidingsbrief

[bij de Mohammedanen] e letter of divorce, permit of divorce. f lettre de divorce. d Ehescheidungsbrief.

scheidingslijn

e line of demarcation (M.S.). f ligne de démarcation. d Scheidelinie, Grenzlinie.

schepsel

[Z.A.]: zie inlander .

schieten

[de zon -] e shoot of floor the sun. f prendre la hauteur du soleil. d die Sonne schieszen.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland schietvereeniging

e shooting-club. f société de tir. d Schieszverein.

schijfwiel

[der pedati] e disk-wheel, solid wheel. f roue pleine. d Scheibenrad.

schijntje

[voor een-] e for a trifle, for a mere song. f pour une bagatelle, pour un croûton de pain (Lavedan, Les Jeunes). d für eine Lumperei, für ein Lumpengeld.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 221

* schilderij

e 1. , plate; 2. painting, picture. f 1. gravure, estampe; 2. tableau. d 1. Platte, Stich, Holzschnitt; 2. Gemälde.

schip

[zonder - in Indië gekomen]: zie hiergeboren .

† schoenbloem: zie kembang spatoe .

* schoenlepel

e shoe-horn, shoeing-horn. f chausse-pied, corne à soulier of à chaussure. d Schuhanzieher, ook Schuhhorn.

† schoenroos: zie schoenbloem .

* schooljongen: zie skola .

† schoonbladboom: zie njamploeng .

schoppen

[werkw.]: zie trappen .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland schorsingsbesluit

e suspension-decree. f arrêté de suspension d'emploi. d Suspensionserlasz.

schotwond

e shot-wound. f coup de balle. d Schuszwunde.

schout

e police inspector, chief of police. f inspecteur de police. In de G.I.N., p. 183 vindt men abusievelijk grand prévôt. d Polizeimeister, Polizei-inspektor.

schouw

[adj.] e blue, smutty, nasty. f cochon, rosse, grivois, gras. d schmutzig, en ook zotenhaft, schlüpfrig.

schrijfsalon

[aan boord] e writing-room. f salon de correspondance. d Schreibzimmer.

† schrootzak: zie nangka .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland schubdier

e pangolin. f pangolin. d Schuppentier.

schuitje

[tin] e pig. f saumon, gueuse. d Gans, Flosse.

schuiven

e to smoke (opium): In China the usual form is by what is called smoking opium (Strachey, India, p. 121). Wt. zegt: In British India, opium is eaten, drunk or smoked, opium-smoking being by no means uncommon. Vgl.: The natives are greatly addicted to opium-smoking (E.R. Scidmore, Java, p. 107). In het slang zegt men reeds to hit the pipe (F. & H.). f fumer l'opium (Ch. B.). Soms s'opiumiser - zie opiumkit . d Opium rauchen (E. Otto, Pflanzer- und Jägerleben, p. 34).

schuiver: zie opiumschuiver .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 222

schutsel

e (folding-) screen. f paravent. d [der] Windschirm.

schuurlinnen

e emery cloth. f toile d'émeri. d [die] Schmirgelleinwand.

secretarie

e Secretariat: His previous career instead of being confined to the Secretariat, had been spent in various parts of Java (Money, Java, I, p. 51). f secrétairerie (Ch. B.), Secrétariat. De (algemeene) Secretarie heet ook: Secrétariat général o.a. in het Annuaire de l'Indo-Chine, p. 4. d das (allgemeine) Sekretariat (Haberlandt, Botan. Tropenreise, p. 45), das General-Sekretariat, die Regierungskanzlei.

sedekah

e sacrificial repast (banquet). f banquet religieux (des Mahométans). d mah. religiöses Festessen.

sedep-malem

e tube-rose. f tubéreuse. d Tuberose.

seinvlag

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e signal-flag. f pavillon de(à) signaux. d Signalflagge.

sekola: zie skola .

selectiebibit

e selected seedlings. f plants sélectionnés. d Auswahl-Setzlinge.

semangka

e water-melon. f melon d'eau, [le] pastèque. d Wassermelone.

sembah.

e salaam, dikwijls salam. f salamalec. d [der] Salam (Heyse, Fremdwörterb.), (orientalischer) feierlicher Grusz (M.S.).

senang

[spreektaal] e comfortable, at one's ease, at home. f bien aise. d behaglich, wohl, fam. mollig of mollicht, in seinem Esse.

serang

e serang: a native boatswain, or chief of a lascar crew (H.J.). f maître d'équipage indigène. Soms suran.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d inländischer Bootsmann.

serani

[scheldwoord] e serani = low half-cast. In Eng.-Indië buiten de Straits nasara. Ong-tae-hae, The Chinaman abroad, uitgegeven te Shanghay in 1849, maar met een voorrede van 1791, zegt i.v. Seranis or Portuguese: The Seranis are called by the Chinese black demons, there is no account of their fore-fathers but they belong to Batavia, in which city they have a church [tot 1808]. In their reckoning of time, as well as in their language and mode of writing they follow the Dutch; so also in their apparel, houses

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 223

and furniture. De Cycl. of India noemt Orang Serani = descendants of Portuguese, en volgens D.D. is Serani: the name applied by Malays to the Portuguese of the Straits Settlements. f serani = demi-sang (portugais) de la plus basse classe. Vgl. La Hollande, uitgave P. Larousse, p. 371: Il faut signaler aussi la présence à Amboine de nombreux ‘Nazaréens’, descendants des premiers colons portugais et néerlandais et restés chrétiens. d Serani = (portugiesischer) Mischling der niedrigsten Klasse.

sereh

e root disease. f maladie du sereh (G.I.N., p. 63). d Serehkrankheit. In Das Zuckerrohr und seine Kultur teekent Dr. Krüger op p. 90 hierbij aan: Die Wahl eines anderen Namens, wie es z. B. Benecke thut indem er dieselbe als Rotschleimkrankheit bezeichnet, halte ich nicht für nötig und vor allem nicht für zweckmäszig.

sergeant vuurwerker

e sergeant-fireworker. f sergent-artificier. d Sergeant-Feuerwerker.

serikaja

e custard apple in E.-Indië, sweet sop, sugar apple of sweet apple in W.-Indië en Amerika: a small tree native of tropical America but much cultivated in India (Wt.). f anone écailleuse, pomme cannelle, attier (Jumelle, Cult. Col., I, p. 177). Vgl. de vergissing van Delmas, Java, p. 169: Sirkaja, ou pomme cannelle - la traduction exacte, très humoristique, est: tabac à chiquer pour les riches (!). De boom heet pommier-cannelier, pommier de cannelle. d Zimmet-Apfel, Kanelapfel.

serimpi(e)

e court dancing-girl, palace-dancer. Vgl. Arnold, Light of Asia, III:

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland Nor tasted he the white cakes nor the fruits Spread for the evening feast, nor once looked up While the best palace-dancers strove to charm.

f bayadère de la cour. d Hoftänzerin.

seroet

[Z.A.]: zie seroetoe .

seroetoe

[spreektaal] e cheroot. Omstreeks 1800 dikwijls sharoot: He who wants to purchase a segar [cigar] in the East, must ask for a sharoot (M.). f cigare, chiroute: Les chiroutes de Manille sont renommées (Sonnerat, Voyages). d Zigarre.

serpentine

e serpentine. f serpentin. d Serpentine.

servituut

e charge (upon property), easement. f servitude. d [die] en [das] Servitut, auf einem Grundstück haftendes Onus.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 224

siamang

e siamang (Collin, Dict.). f siamang (N.L.I.). d [der] Siamang (Sanders, Fremdwörterb.).

Siameesch

e Siamese. f siamois. d siamesisch.

Siamsch: zie siameesch .

sierboom

e ornamental tree. f arbre d'ornement. d Zierbaum.

siergewas

e ornamental plant. f plante d'ornement. d Zierpflanze.

sierpalm

e ornamental palm-tree. f palmier d'ornement. d Zierpalme.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland siervogel

e fancy-bird. f oiseau de luxe. d Luxusvogel.

sies

[Z.A.]: zie tjies .

sigarettenpapier

e cigarette paper, bijv. a book of cigarette-paper. f papier à cigarettes, papier Job. d Zigarettenpapier.

sigarenkistjes

[soldatenslang] e trotter cases (boxes), beetle crushers, clod crushers. f godillots, boîtes à violon. d Kähne, Drecktreter, Kindersärge.

sigee

[schoolslang] e cig (Farmer & Henley) voor cigar(ette). f cigale = cigare (S.V.); cibige. d Zijorje, Zigarre(tte).

signaleeren

e to send round a man's signalment, advertize (a run-away). f signaler. d signalisieren.

† sineese peeren:

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland zie boea nonna .

Singaleesch

e Singhalese, Cingalese (M.S.), Ceylonese. f Sing(h)alais (Madrolle, Indo-Chine, pp. 86 en 89). d Sing(h)alese.

Singapoer

e Singapore, S'pore. f Singapour. d Singapore.

Singapoerdeur: zie tochtdeur .

Singapoerstoel: zie luie stoel .

Singapoerjas: zie Atjehjas .

singkeh

e Chinese immigrant (settler). f immigrant chinois. d chinesischer Ansiedler.

singkong: zie cassave .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland sinjo: zie njo .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 225

sinologisch

e sinological. f sinologique. d sinologisch.

sinoloog

e sinologist, sinologue. f sinologue. d Sinolog(e).

sirammen

[spreektaal] e to water (van bloemen en planten), to sluice oneself. f arroser; faire des ablutions. d begieszen; sich abspülen.

sirap

e shingle, chip - vgl. shingle-roofed. f tuile de bois, bardeau. d [der] Holzschiefer.

sirih

e betel(-vine), sirih en sireh, vaak pân = the betel leaf (M.). f bétel: ... liane pipéracée communément bétel (Monogr. de la prov. de Bèn-Tré). Vaak tamboul. Ook sirih (M.V.E.). d Betelpfeffer, [der] Betel.

sirih-aanplant

e betel vine plantation. f jardin de bétel (Jumelle, Cult. Col., II, p. 313).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d Betelpflanzung.

sirihdoos

e sirih-box, sirih holder, pandan: The articles shown include hookahs, pandans or betel-nut boxes (M.). f boîte à bétel: Mon sultan ne vous a-t-il pas fait asseoir à côté de lui? ne vous a-t-il pas présenté sa boîte à bétel? (H. Conscience, Batavia, p. 205). d Sirihdose, Sirihgefäsz, Beteldose (S.V.).

sirihgeld

[Inl. spr.] e gratuity. f pourboire, pot-de-vin. d Trinkgeld.

sirih kauwen (pruimen)

e betel-nut chewing: It would seem that the earliest historic reference by a European to the habit of chewing betel-nut occurs in the writings of Marco Polo (1298 A.D.), zegt Wt. f bétéliser (Le Monde Moderne, 1906, p. 438), mâcher le bétel. d Betelkauen (Br. onder Piper).

sirihpruim

e pân, ook pawn-quid, pawn. Dit laatste is volgens H.J. generally used for the combination of betel, areca-nut, lime, etc., which is politely offered to visitors, and which intimates the termination of the visit. Ook bira. f chique de bétel. d Betelpfriemchen (Spemann, Weltpanorama, p. 365).

sis

[Z.A.]: zie sitsjes .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland sisir

[van pisangtros] e hand. f main. d Hand.

sitsjes

e chintzes. f des indiennes, des chittes (B. de St. P., Chaumière Indienne). d Zitze.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 226

sjahbandar

e shabunder, harbour-master (H.J.). f maître de port. d Hafenmeister.

sjamanisme

e shamanism. f chamanisme. d [der] Schamanismus.

sjambok

e chawbuck (H.J.), sjambo(c)k. Vgl. Kipling, Traffics, p. 154: I think I shall sjambok you myself. Ook shambok. f cravache, fouet. d Peitsche, Reitgerte.

sjeezen

[schooltaal] e be plucked of ploughed. f être calé, séché, recalé, retoqué. d durchfallen, durchs Examen rasseln.

sjeich

e shaik(h): venerable old man, Hughes, Dict. of Islam. f cheik(h) (N.L.I.). d Schech, Scheik (Duden).

skola

e native school-attendant of servant. f domestique indigène d'une école.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d inl. Schuldiener.

* slaan

[een besluit]1) e to pass. f arrêter, rendre. d ausfertigen, festsetzen.

slaapbroek

e pyjamas en pajamas: Gentlemen wear a very loose and untrimmed form of the kabia, and wide, gay patterned pyjamas as sleeping-dress (A. Forbes, Insulinde, p. 10). Vgl. W.S. onder pajamas. Ook long drawers en sarong trousers. Zoo schrijft T. Ph. Terry in de Singap. Free Press: The central figure ..., was a very hefty Hollander protected from wind and weather by a fishnet singlet, baggy sarong trousers ..., and a large bloodstone ring on the right index finger. f pyjame, pidjama, pantalon de nuit. d Nachthose, Schlafhose.

slaapmatje: zie tikar .

slaapziekte

[Afrika] e sleeping sickness: it may be regarded that sleeping sickness is conveyed to mankind by the transmission of a parasite through the agency of a blood-sucking fly (T.). f maladie du sommeil (Figaro), nelavan (N.L.I.). d Schlafkrankheit (Mr.).

slaatje

[een - maken] e to land a big profit, to make a strike of a good thing (by, out of), make a big haul.

1) Zie ook trappen!

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland f lever un sac (énorme), faire sa pelote, faire ses choux gras (de). d seinen Schnitt machen.

slachtbelasting

e slaughtering-tax, duty on slaughtered meat.1)

1) Deze belasting is in Engeland onbekend.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 227

f droit d'abatage. d Schlachtsteuer, Umlage auf das Schlachten, Abgabe für das Schlachten.

slachtkip

e fowl (for killing), eating-fowl, table-fowl. f poule d'abatage. d Schlachthuhn.

slachtpacht

e slaughtering-farm.1) f ferme de l'abatage, ferme des boeufs abattus (Ch. B.). d Schlachtsteuerpacht.

slag

[in de wapenkamer] e it made a hole in my pocket (income). f un (grand) trou dans la caisse. d ein Loch in der Börse.

slagwasch

e batting, washing by beating. f lavage à la batte. Vgl. Babut, F. Batel, II, pag. 104: ... dès l'aube ils savonnent à l'eau froide et battent le linge, au moyen d'une masse en bois, sur une pierre plate ... ou bien ils se bornent à frapper avec force le linge même sur la pierre. d Waschen mittels Schlagen.

slamaaier

[Z.A.]: zie Maleier .

1) In Engeland niet bekend.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland slamat

e hail, good luck, (my) congratulations. In Eng.-Indië ook salamat. f (mes) félicitations! bonne chance! d Heil, Glück auf! Gratulation! gratuliere!

slametan

e benedictory banquet. f banquet de bénédiction. d Segens-Festessen. Soms Willkommensmahl of Abschiedsschmaus.

† slamsch1): zie islamitisch .

slangenbeet

e snake-bite. f morsure de serpent. d Schlangenbisz.

slangenhout

e snake wood (Flügel). f bois de couleuvre (B.). d Schlangenholz.

slangenwortel

e Lignum colubrinum. f Lignum colubrinum. d Lignum colubrinum.

a) slap 1) In Z.A. nog = Maleisch, Mohammedaansch.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland [een - pe lip hebben] e to lift the elbow. f avoir un trou sous le nez. d eine heisze Gurgel haben.

b) slap

[van whiskey-soda enz.] e fountain-heady, mild. f faible, aqueux. d schwach, wässerig.

slappe

[een -]: zie whiskey-soda .

sleephelling

e slip-way. f cale. d Helling.

slendang

e salendang (Singapore), shoulder scarf. Vgl.: The battek also appears in the slendang, or long shoulder scarf (E.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 228

R. Scidmore, Java, p. 46). D.D. omschrijft selendang: a pretty sash worn by women over the shoulder or round the waist. f ceinture-écharpe - vgl. Quenedey, Java Birmanie, p. 71: L'écharpe est la compagne inséparable de la femme et lui sert d'ornement ou de magasin, de sac à transport et de berceau; les bébés y sont assis, appuyés sur la hanche de leur mère, les petons pendant en avant. d Tragschärpe, -tuch: Slendang ist eine lange breite Schärpe aus buntem Stoff ... Praktisch, wie die Leute sind, verwenden sie den Slendang teils als Zierde, teils als Tragkorb für Lebensmittel u.s.w. oder ihn über die Schulter geschlagen, tragen sie rittlings auf der Hüfte, die Kinder darin (C. Graeser, Aus Indien & Italien, p. 39).

slikbron

e mud well. f source terrivome. d Schlammbrunnen.

slikken

[chinine enz.] e swallow. f avaler, absorber. d schlucken.

slingerlat

[aan boord] e rack for the table, fiddle. f planche(tte) de roulis, mv. ook les violons. d Schlingerbrett.

slobber

[soldatenslang] e dirty, bijv. a cup of dirty. f jus de chapeau. d Kaffee.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland sloeber1)

e villain, ruffian, beggar, scamp. f maraud, pendard, forban, galopin. d Schurke.

sloependek

e boat deck. f pont des embarcations. d Bootsdeck.

slof

e baboosh: a kind of slipper without quarters or heel, worn in Turkey and the East (Wh.), Ook Grecian slipper. f clarence: sorte de chaussure ne possédant ni contrefort, ni derrière (N.L.I.). d Babusche, Pantoffel.

slof roempoet

e straw(soled) slippers: even now a suggestion of straw slippers showed beneath the limp silk of her gown (M. Diver, Captain Desmond, p. 48). Ook grass slippers. f babouches de paille (Quenedey, Java Birmanie, p. 32). Ook bij A. Chevrillon, Dans l'Inde, p. 325: A sept heures, après le bain, les pieds nus dans des babouches de paille dorée, on flâne sur le vaste pont. d Strohpantoffel(n).

slokan

e gutter. f égout, ruisseau. d Rinne, Wassergraben.

sluisdam

e dam. 1) Oorspronkelijk en nog worden met dit woord ook de Atjehsche opstandelingen aangeduid.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 229

f barrage. d Schleusendamm.

slijmappel

e b(a)el-tree apple, sriphal, quitte. f Aegle marmelos. d Bela-Apfel, gedroogde onrijpe vruchten heeten ook Belanüsse.

* smeer

e oil of angels, palm-oil. f huile de mains. d Schmieralien.

a) smeren

['em -] e to bunk, to decamp. Ook to hook it, to make tracks, to be off, to do a slope. f se barrer, se cavaler, calter, se trotter, se carapater, débiner, filer, se la briser of couler. d Reiszaus nehmen, ausreiszen, verduften, auskratzen, auskneifen, sich trollen.

b) * smeren

e bribe, soap, grease one's palm. f graisser la patte à qqn. d einen schmieren, einem die Hände schmieren of ook einen spicken.

smikkelen

e chump, munch. f boustifailler. d schnabulieren.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland smoking

e dinner jacket, tuxedo (Amerika). f smoking. d Smoking.

a) smoor

e stewed meat, stew. f viande étuvée. d Schmorfleisch, -braten.

b) smoor

[de - in hebben] e to be in the sulks, to have a fit of the sulks of blues. f être en rogne. d übler Laune sein, mürrisch sein.

smoorkost

[Z.A.]: zie smoor .

snaaien

e to bag, to palm, to abstract, bone. f é(g)railler, enganter. d mausen, mopsen.

snaar1)

e doxy, fancy-woman, in E.-I. beebee. Minder gemeenzaam concubine. Schertsenderwijze a wife in water colours. Speciaal voor Indië nog white man's hansom woman = a brown or yellow mistress (F. & H.).

1) In Z.A. = geliefde, verloofde.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland f poupée, gigolette, catin, bergeronnette, soeur, concubine, illégitime, femme au petit pot, petite épouse of bourgeoise. d Konkubine, Kebsweib.

snees

[Z.A.]: zie hemeling .

snellen

[trans. en intr.] e 1. cut off; 2. go head-hunting. f 1. couper; 2. faire la chasse aux têtes. d abhauen; 2. auf die Kopfjagd gehen, Kopfjägerei treiben.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 230

snelpartij: zie sneltocht .

sneltocht

e head-hunting expedition. f chasse aux têtes. d Kopfjagd.

snelvarend

e fast. f bon marcheur. d schnelllaufend.

snelvuurgeschut

e quick-firing guns, ook machine-guns. f canons à tir rapide. d Schnellfeuer-Kanonen.

snert

[fig.] e trash, rot, stuff! f de la roupie de sansonnet. d elendes Zeug, ook Schund, Lumperei.

* snij(d)en

[schooltaal] e to flunk, be floored (by an exam paper), fizzle. f être collé. d schlecht abschneiden.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland snijdervogel

e tailor bird. f oiseau tailleur, tâti. d Schneidervogel.

snijveld

[suikerriet] e field fit for reaping. f champ de récolte. d erntereifes Feld.

snipperjacht

e paper hunt (chase), hare and hounds, rally-paper. f rally-paper. d Schnitzeljagd.

snoezig: zie schattig .

snuitig: zie schattig .

sobat

e friend, crony, pal. In Eng.-Indië ook suhbati. f ami, copain, amarre, zig. d Freund, Kamerad, Kumpan.

sobat kras

e thick friend, crony. f ami intime. d dicker Freund.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland societeitsjongen

e native club-waiter. f garçon of boy de cercle. d inl. Klubdiener.

soebatten

e to beg hard (for), to fondle, to coax. f implorer, quémander, amadouer. d anflehen, bitten und beten.

soedah

e done; have done, stop; good; never mind. f fini; finissez donc; n'importe! tant pis. d fertig; genug; macht nichts! schon gut.

soeling(an)

e bamboo flute. f flûte (de bambou). In de N.L.I. vindt men reeds souling, flûte nasale en roseau, percée de six trous, en usage dans l'archipel malais. d Bambusflöte.

soempitan

e air-cane, blow-pipe. Ook sumpitan.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 231

f sarbacane. d Blasrohr, Pustrohr. Vgl. E. Salgari, Die Piraten des Malai-Meeres, p. 83: Hastig rollte er den Zettel zusammen und nahm von der Wand eine Art Pustrohr aus hartem Holze. Es war ein Sumpitan, ein 1,40 M. langes Rohr.

soenan: zie soesoehoenan .

Soendaasch: zie Soendaneesch .

Soenda eilanden

e the Sundanese islands, Sunda Islands (M.S.). f les îles de la Sonde (B.). d die Sunda-Inseln (M.S.).

Soendanees

e Sundanese, Sundanesian. f Sondanais (Tessandier, Cambodge-Java, p. 99). d Sundanese.

Soendaneesch

e Sundanese, Sunda... (M.S.). f langue Sunda (Favre). Vgl. N.L.I.: Les langues parlées à Java, sont, à l'ouest de l'île, le sondéen, à l'est le madoerais etc. d sundanesische Sprache.

soerat

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e note, letter. In Eng.-Indië ook chit en chitty: I gave them [my paid off servants] chitties or notes describing their virtues and services (Russell, My Diary in India, II, p. 46). f lettre, note, missive; certificat. d Brief, Schreiben, Kassiber (in de dieventaal); Zeugnis.

soerau: zie langgar .

† soersak: zie zuurzak .

soesah

e bother, trouble, worry, ado, piece of work, in E.-I. dikk: worry, trouble, botheration (H.J.). f des ennuis, souci(s), tracas, embarras, des embêtements, du piaffe. d Schererei, Mühsal.

so(e)satie

[Z.A.]: zie sateh .

soesoehoenan

e susuhnan: Up to 1742 A.D. the whole of this portion of Java was held by the susuhnan (Scott Boys, Some Notes on Java, p. 14). f sousouhounan. d Susuhunan.

soja: zie ketjap .

soldaat-schrijver

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e (soldier employed as) clerk, pigeon-hole soldier (F. & H.). f soldat de l'administration, gemeenzaam chien vert, riz-pain-sel, mitron. Ook scribe. d Schreiber (D.K.K.).

soldaat-ziekenverpleger: zie boeboerlap .

soldatenkind

e soldier's child. f enfant de soldat of troupe. d Soldatenkind (D.K.Z.).

soldatenvrouw

e soldier's wife. f femme de soldat. d Soldatenweib, Soldatenfrau.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 232

† somereel: zie pajong .

sono kling

e blackwood: the wood of Albergia latifolia... very valuable for furniture and carving. Also called East Indian rosewood (Wh.). f Dalbergie à larges feuilles, bois de rose. d ostindisches Rosenholz.

† soorsak: zie zuurzak .

soos

e (station) club, clubhouse. f cercle, club. N.B. Ook de Franschen hebben soce maar als afkorting van société. d [der] Klub, Klubhaus; Kasino (vooral voor officieren).

soosbeer

e club-debt. f loup au cercle. d Bär im Klub.

sooslooper

e club-frequenter. f coureur de cercle. d Klubmann.

sopie

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland [Inl. spr.] e gin, dram. f genièvre. d Schnaps.

sorteermachine

e sorting-machine. f trieur, trieuse. d Sortiermaschine.

sous-bras

e dress-shield. f sous-bras, dessous-de-bras. d Schweiszblatt, Armblatt.

sous-chef

e second head-clerk. f sous-chef. d Unterchef, bij 't spoor Stationsassistent.

sous-main

e blotting-pad. f sous-main. d Unterlage.

souteneur

e petticoat-pensioner, woman's fancy-man. f souteneur, Alphonse, mangeur de blanc. d Zuhälter, Louis.

† Spaansche tarwe:

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland zie djagoeng .

† Spaansche vijg: zie pil No. elf .

spada1)

e boy, native waiter. f boy, garçon. Vgl. Babut, F. Batel, I, p. 266: Le spada auquel j'avais passé ma carte fut chargé de me dire que le directeur ne reçoit les visites d'affaires qu'à la direction. Zie ook Ch.-B., p. 64: Spada! spada! on n'entend que cet appel. Je veux allumer un cigare: spada! Je désire un verre d'eau: spada! Notez que la carafe est devant moi et la boîte d'allumettes sous ma main. Le garçon coiffeur veut qu'un spada lui apporte l'eau chaude et lui tire le ponka. d Boy, Bursche.

speculatie papier

e stock-jobbing shares.

1) Als substantief herhaaldelijk in den reisgids der K.P. Mij, ook in de Gids in het stuk van Bas Veth Op de boot naar Batavia en in het Weekblad voor Indië, No. 13 jrg. I. Zie ook de Fransche vertaling hier.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 233

f valeurs de spéculation. d Stockreiterei-Aktien, Spielpapier.

speelhuis

e gambling-house. f maison de jeu (de Lenthiolle, Relation d'un Voyage, p. 60). d Spielhaus.

speelkamer

[eener societeit] e -room, card-room. f salle de jeu. d Spielzimmer.

speelloods

e gambling-shed. f hangar de jeu. d Spielschuppen.

speelpacht

e gambling farm (Money, Java, I, p. 245). Ook gaming-farm (S.T.). f ferme des jeux chinois (de Lenthiolle, Relation d'un Voyage, p. 56). d Spielpacht (S.V.).

speelpachter

e gambling-house farmer. f fermier de jeux (N.L.I.). d Spielpächter.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland spekchinees

e Chinese pork-butcher. f charcutier chinois. d chinesischer Schweineschlächter.

spekkoek

- vert.: gebak met verschillende lichte en donkere lagen.

spen

e table-servant, k'hansammah in Eng.-Indië. f garçon de table. d Tafeldiener.

spens

[Z.A.]: zie dispenskast en goedang .

spiegelbuffet

e side board with mirror. f glacière, buffet à glace. d Spiegelbüfett.

spikkel

[tabaksziekte] e leaf spot disease (Wt.). f tacheture. d Fleckenkrankheit.

split

e split: What O; Antonio, descendez an' get me a split. - When Antonio came back with the Whisky-an'soda he was told off to swing the 'ammick in slow time (Kipling, Traffics and Discoveries, p. 55). Henley & Farmer geven: two Scotches and a soda split. In de Straits en verder op is het Maleische stengah in

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland gebruik: The boy appeared with tea, but his master waved the tray away, and called for a stengah. The boy brought the whiskey and soda (Bangkok Times). f demi-verre de whisky avec de l'eau de Seltz. d halbes Glas Sodawasser mit Whisky.

splitglas

e split-glass. f demi-verre. d Schnittglas.

splitje: zie split .

spoed!

[op dienstbrieven enz.] e immediate!

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 234

f urgent! d Eile! eiligst!

spoedbestelling

e express delivery. f distribution exceptionnelle. d Eilbestellung.

spoedcertificaat

e medical certificate of urgency. f certificat de rapatriement immédiat. d ärztliches Zeugnis zur sofortigen Abreise nach Europa.

spoedmissive

e urgent letter. f pli urgent, missive pressante. d Eilschreiben.

spoedstuk

e urgent letter (document). f document pressé, missive pressante, pli urgent. d Citosache, Eilbrief, Eilschreiben.

spookdiertje

[Sumatra en Borneo] e spectre, spectral tarsier, malmag. f tarsier spectre (N.L.I.). d Gespenstaffe (Sievers, Asien), Koboldmaki (Mr.).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland spoorbeambte

e railway servant, railway-employee. f employé de chemin de fer. d Eisenbahnbeamter.

spoorbiljet

e railway ticket. f billet de chemin de fer. d Fahrkarte.

spoorhotel

e railway hotel. f hôtel (près) du chemin de fer. d Eisenbahnhotel.

sportblad

e sporting paper. f journal sportif. d Sportzeitung.

spreekbuis

[van de telephoon] e receiver. f récepteur. d Hörer, ook Empfänger.

spreekcel

e telephone call-box. f cabine téléphonique. d Telephonzelle.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland * sprei

e sheet. f drap. d Laken, Bett-Tuch.

springen

['n ambtenaar laten -] e give the kick (bounce), to fire. f faire faire le saut à qqn., faire sauter qqn. (N.L.I.). d springen machen, wippen.

springmiddelen

e explosives. f des explosifs. d Sprengmittel.

spruw

e Indian thrush, tropical thrushes. In de Ceylonsche bladen nog altijd sprew, ofschoon Flügel het woord sprew opgeeft als verouderd.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 235

f aphtes (des tropiques). d Schwämmchen, Mundfäule, indische ‘Sprüw’ (zie Beri-beri ).

a) spul

e turn out, trap, carriage. f roulante, voiture, équipage. d Gefährt, Geschirr.

b) spul

e circus; show-booth. f cirque; baraque. d Zirkus; Schaubude.

staalpillen

e iron pills, steel pills. f pillules ferrugineuses of chalybées. d Stahlpillen, Eisenpillen.

staanplank

e monkey-board: foot board at the back of a vehicle for a footman or conductor to stand on (M.). f marchepied de derrière. d Stehbrett.

staart

e 1. pigtail, queue. The smartest turnout and the finest horses generally belong to John Chinaman, got up in irreproachable English costume, with his pigtail showing beneath a straw hat, though considerably attenuated, and lacking those adornments of silken braid and red tassels, generally plaited to the imposing queue of the orthodox Celestial (E. Richings, Through the Mal. Archipelago, p. 233); 2. pigtail door M.S. juist vertaald als Zopfträger, Chinese. M. citeert uit het Cornhill Mag. van 1886: Sweetmeats ... being

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland great favourites with the pigtails. Ook spreekt men van China als het pigtail land (M.). Een ander slangwoord is chink. f 1. queue, tresse, natte: Il y a des siècles lorsque les Tartares mandchous imposèrent aux Chinois le port de la natte (Radical '09); 2. Céleste, fils du Ciel. d 1. Zopf; 2. (Herr) Langzopf (D.K.Z.), Zopfträger.

staartdrager: zie staart 2 .

staartgeld

e poll tax, head-money of the Chinese, queue-tax. Vgl. De zieke Reiziger: The most singular tax ... was the one that was levied by the Government upon the queues of its Chinese subjects. f (impôt de) capitation sur les Chinois (Leroy-Beaulieu, De la Colonisation, p. 81). d Kopfsteuer der Chinesen.

staartmensch komt ook voor in de beteekenis van staart 2. e tailed man. f homme à queue. d Schwanzmensch, ook geschwänzter Mensch: geschwänzte Völkerschaften gibt es nicht. Dagegen hat man auf Java, Borneo, Ceram, Timor einzelne geschwänzte Menschen aufgefunden... Derartige Fälle kommen aber bei allen Rassen vor (Mr.).

staartpeper

e cubeb. f cubèbe. d Kubebenpfeffer.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 236

staat(je)

e list, table. f état, bijv. dresser des états = staatjes trekken. d Liste, Verzeichnis.

staatsblad

e (Official) Gazette. f le Journal officiel, Bulletin des lois of Bulletin officiel. d Reichsgesetzblatt.

Staatsblad-Europeaan

e person assimilated to Europeans. f Européen de l'Officiel (Ch. B.). d Staatsanzeiger-Europäer?

staatsexploitatie

e government exploitation. f exploitation de l'Etat. d Staatsbetrieb.

staatshotel: zie staatslogeergebouw .

staatslogeergebouw

e government railway-hotel. f hôtel du chemin de fer gouvernemental. d staatliches Eisenbahn-hotel.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland staatsruif

e treasury. f garde-manger de l'Etat. Vgl. A. Daudet, Soutien de Famille, p. 327: Les Français apprendraient ... à chercher leur vie ailleurs que dans le garde-manger de l'Etat; deftiger is le budget, bijv. émarger au budget = uit de staatsruif eten. d Staatskasse.

stadstuin

e public garden(s), pleasure garden. f jardin de la ville. d Stadtgarten, städtischer Garten, Stadtpark.

stadsverband

e town infirmary, dispensary. f infirmerie de la ville, dispensaire municipal. d Krankenhaus, städtisches Spital.

stadsvroedmeesteres

e sworn midwife. f sage-femme assermentée. d Stadthebamme.

stalemmer

[slang] e (thin) pint glass = (F. & H.). f verre d'un ½ litre. d ½ Liter Glas.

stalen pen

[= rok] e claw-hammer. f queue de pie of de morue, sifflet. d [der] Schniepel.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland stalie

e quarter of a guilder. f quart de florin. d ¼ Gulden.

staljongen

e stable-man, stable-boy, syce. Van dit laatste zegt H.J.: syce, a groom (from Ar. saïs). It is the word in universal use in the Bengal Residency. In the South horse-keeper is more common, and

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 237

in Bombay a vernacular form of the latter, viz. ghora-wala. In Saigon is saïs ook = koetsier. f garçon d'écurie. d Stallknecht, Stalljunge.

stamboek

[algemeen -] e matriculation book, muster-book. f régistre matricule, la matricule. d (Truppen-) Stammrolle.

stamboeknummer

e matriculation number. f [le] matricule = numéro d'inscription sur ce régistre [nl. la matricule]. Ook numéro matricule (N.L.I.). d [die] Stammrolle-Nummer.

stamboeltroep

e half caste theatrical troupe. f troupe d'acteurs métis. d halbracige Theatertruppe.

stamper

[mijnbouw] e stamper. f pilon, broyeuse. d [die] Stampfe.

stampmolen

[mijnbouw] e stamp(ing)-mill. f moulin à piler.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d Stampfmühle.

stamverwanten

[subst.] e blood-cousins,colonial brothersofenkelcousins:TheAmericans are nothing if not practical. According to the Evening Standard our cousins were the only competitors who etc. (Punch 1908, p. 55). f congénères. d Stammesbrüder, Stammverwandte.

standplaats

e station. f poste. d Standort.

stangi: zie doepa .

stapelplaats

e emporium, depot. f dépôt, entrepôt. d [der] Stapelplatz.

stechelen: zie tikken a) .

steek

[afk. v. steekpan] e slipper bed pan. f bassin de garderobe. d Unterschieber, Bettschieber, Bettschüssel.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland steekwagen: zie palankijn .

steenbreker

e stone-breaker, stone-crusher. f machine à casser les pierres. d Steinbrecher, Steinbrech-maschine.

steenslag

e road-metal, riprap. f cailloutis, pierraille. d Steinschlag, Schotter.

stekeldraad

e barbed (fencing) wire. f fil de fer barbelé. d Stacheldraht.

stellen

[bekend -] e to inform, to give notice. f annoncer, publier, faire à savoir.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 238

d zur Kenntnis bringen, bekannt machen.

stelletje

[Z.A.]: zie stilletje .

stenga kompenie

[inl. spr.] e government marine. f marine du gouvernement. d Gouvernementsmarine.

stephanotis

e stephanotis (Moore, Drama in Muslin, p. 36), wax-flower. f [le] stéphanotide, fleur de cire. d [die] Stephanotis, Wachsblume.

sterftecijfer

e rate of mortality, death-rate. f chiffre de la lethalité. Vgl. d'Enjoy, Santé aux Colonies, p. 5: Le chiffre de la lethalité aux colonies n'est pas plus élevé qu'en Europe. Ook la mortalité. d [das] Sterblichkeitsziffer (M.S.), Sterbeziffer.

sterilisateur

e sterilizer. f stérilisateur. d Sterilisierungsapparat.

steriliseeren

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e to sterilize. f stériliser. d sterilisieren.

stevedore

e stevedore. f arrimeur. d Stauer.

stief

[schooltaal] e India rubber, ink and pencil eraser. f [la] gomme. d [der] Gummistift.

stilletje

e commode, commode-chair, close-stool, chamber-stool, night-chair. f chaise percée, fam. mère Thomas. d Nachtstuhl.

stinkboon(tje): zie pete .

† stinker: zie doerian .

stinkkar1)

e stink car, road-hog. f teuf-teuf (N.L.I.). d Stinkdroschke, ook [das] Schnauferl.

1) Zie ook tuf-tuf.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland stipzolder: zie rekenkamer .

stoepje

[op 't - moeten komen] e be had on the carpet, be carpeted: he has the ever ready possibility of being carpeted by the C.O. because some subaltern has been drinking champagne at 10 sh. a bottle (Daily Mail). f être gourmandé, pris à partie. d einen vorkriegen, koramieren.

stofbril

e goggles. f lunettes (coquilles) sportives. d Staubbrille (M.S.).

stofdoek

e duster (M.S.), dust cloth. f époussette, linge à poussière. d Staublappen.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 239

stofthee

e tea-dust. f thé en poudre. d Teestaub.

a) stok

[op - gaan]1) e to hook it, to cut one's stick, to leg it, pike it. f escaner, gambiller, se cavaler, escamper, se carapater. d Reiszaus nehmen, sich trollen, verduften, sich drücken.

b) stok

[op - zijn] e play truant, play the Charleywag. f tailler l'école, faire l'école buissonnière. d die Schule schwänzen.

stoofvleesch

[Z.A.]: zie smoor .

stookgelegenheid

e fire place, cooking-place. f foyer, feu. d Feuerstelle, Kochstelle.

stoombaggermolen

e steam-dredge. f drague (à vapeur). d Dampfbaggermaschine.

1) Vgl. 'em smeren.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland stoombarkas

e steam-. f chaloupe à vapeur. d Dampfbarkasse.

stoomen

[rijst -] e to steam: The rice... is not boiled but steamed (Worsfold, A Visit to Java, p. 51). f cuire au bain de vapeur, cuire à l'étuvée. d dünsten, im Dampfe kochen.

stoomer

e steamer, steamship. f bateau à vapeur, vapeur, steamer. Vgl. A. Daudet, Soutien de Famille, p. 229: Il se croyait dans une cabine de steamer en route pour les Indes. d Dampfer, Seedampfer.

stoomfluit

e steam-whistle. f sifflet à vapeur. d Dampfpfeife.

stoomhoutzagerij

e steam sawmill. f scierie à vapeur. d Dampfsägemühle.

stoomkraan

e steam-crane. f grue à vapeur. d Dampfkran.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland stoomlichter

e steam-lighter. f allège à vapeur. d Dampfleichter.

stoomtram

e steam-tramway. f tramway à vapeur. d Dampf(straszen)bahn.

stoomvaartlijn

e steam (-navigation) line. f ligne de navigation (à vapeur). d Dampferlinie, Dampflinie.

stoomvaartmaatschappij

e steamship company, steam-navigation company.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 240

f compagnie de navigation (à vapeur). d Schifffahrtsgesellschaft.

stoomvaartverbinding

e steam-communication. f communication à vapeur. d Dampfverbindung, Dampf-(schiff)fahrtverbindung.

stoomverbinding: zie stoomvaart-verbinding .

stoomververij

e steam dye-works. f teinturerie à vapeur. d Dampffärberei.

stoomwals

e steam (road) roller. f rouleau (mécanique), (cylindre) compresseur à vapeur. d (Straszen-) Dampfwalze.

stoomwasscherij

e steam . f buanderie à vapeur. d Dampfwaschanstalt.

stoomwezen

e Steam. f la vapeur.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d Dampfwesen.

stoomzalm

[in blik] e steam-boiled salmon. f saumon cuit au bain de vapeur. d gedünsteter Lachs.

stopflesch

e glass-jar. f bocal. Volledig bocal avec bouchon de verre usé à l'éméri (N.L.I.). d [das] Glasflakon, Standgefäsz.

* stoppen

[iemand -] e to bribe, to grease a person's palm. f graisser la patte à qqn. d einenschmieren, bestechen.

stopplaats

e stopping-station of stopping-place. f lieu d'arrêt. d Anhaltstelle (M.S.).

stop zetten

e stop, put a stop to, put to a standstill. f mettre au cran d'arrêt. d still legen.

storie

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland [zeldzaam] e row, shindy, shine. f des histoires, du grabuge. d [der] Strausz.

stormlat: zie slingerlat .

Stovia:1) zie doctor djawa school .

strafexpeditie

e punitive expedition. f expédition punitive. d Strafexpedition.

strafregister

e punishment book. f livre (registre) de punitions of des rapports. d Strafbuch.

de Straits

e The Straits (Settlements).

1) Beginletterwoord voor: school tot opleiding van inlandsche artsen, zooals de gereorganiseerde doctor djawa school thans (officieel) genoemd wordt.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 241

f les Détroits, les Établissements du détroit de Malacca. d The Straits.

stranddorp

e village on the beach. f village sur la côte, village maritime. d Stranddorf.

strandpoelpalm: zie nipah .

strandroof

e beach-combing. f pillage (vol) d'épaves. d Strandräuberei.

strandvlakte

e foreshore. f [la] plage. d [der] flache Strand.

straphaan

[Atjeh]: zie ketting-ganger .

Straussavond

[in de societeit] e dancing party, dance, hop (slang). f partie de danse, sauterie. d Tanzabend.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland streep koening: zie geelvink .

strijkje

e string band. f musique à cordes. d Streichorchester.

stroop

e syrup. Soms shrub. f sirop. d Sirup.

stroopsuiker

e second boilings, molasses. f [la] mélasse, sirop d'égout geeft sucre de second jet. d erstes Nachprodukt, zweites Produkt.

stroosloffen: zie slof roempoet .

strootje1)

e (nipah) straw cigarette. f cigarette de paille. Eigenlijk moet het zijn: cigarette roulée dans la feuille sèche de maïs (Babut, F. Batel, II, p. 67) - vgl. het Engelsch. d Stroh-Zigarette (E. Otto, Pflanzer- und Jägerleben, p. 171). Vgl. ook Cronheim, Aus mal. Feldlagern, p. 49: Neger und Javanen rauchten schweigend ihre unvermeidlichen Maisstroh-Zigaretten.

strooweduwe

1) Wordt soms ook gebruikt voor sigaret.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e grass-widow, California widow. f veuve du Malabar, demi-veuve, veuve stagiaire. De roman der strooweduwe is Curnonsky's Demi-Veuve. d Strohwitwe.

strooweduwnaar

e grass-widower (F. & H.). f pseudo-veuf. d Strohwitwer.

struisvogelpolitiek

e ostrich policy, soms ostrichism (M.). f politique d'autruche. d Strauszenpolitik, Politik des Vogel Strausz (Metzger, Vierzig Jahre, p. 48).

studentje

[op 't oog] e sty(e).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 242

f orgelet, compère-loriot. d Gerstenkorn.

stuiptrekken

e to be in convulsions (spasms). f être en convulsions. d krampfen.

stukken

[de -] e the (official) papers. f les papiers, documents, pièces. d Dienstpapiere, Dokumente.

stuwadoor

[N]: zie stevedore .

stuwdam

e weir, ook stemming-dam. f [le] barrage, met sluis [la] ventellerie. d [der] Wehrdamm, [das] Wehr.

stuwer

[N]: zie stevedore .

subagent

e sub-agent, assistant-agent. f sous-agent. d Unteragent.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland subcommissie

e subcommittee. f sous-commission. d Unterausschusz.

sublimaat

e sublimate. f sublimé. d [das] Sublimat.

subsistentencompagnie: zie Voorrede .

subsistentenkader: zie Voorrede .

substituut1)

e Deputy Prosecutor. f substitut du procureur. d Staatsanwaltsgehilfe.

substituutgriffier

e Deputy Registrar. f substitut greffier. d Substitut-Aktuar.

subtropisch

e subtropical, semi-tropical. f subtropical (N.L.I.). d subtropisch (M.S.). 1) Afkorting van: substituut officier van justitie.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland sucre brûlé

e burned sugar pudding. f crême brûlée. d Pudding von gebranntem Zucker.

Suezboot

e ditcher, canal wallah (Wh.). f paquebot prenant par le canal de Suez, bateau transocéanien. d Suezdampfer.

suikerafdoening

e sugar transaction. f transaction sucrière. d Umsatz im Zuckerhandel.

suikerbelasting

e duty on sugar. f impôt sur le sucre. d Zuckersteuer.

suikerberichten

e sugar intelligence. f état des sucres. d Zuckerberichte.

suikerboer: zie suikerplanter .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 243

suikercongres

e sugar conference (T.), sugar congress. Vgl. Reith, Padre in Partibus, p. 81: Some days ago there was a Sugar Congress in Sourabaya. f congrès de sucriers,assemblée des producteurs de sucre (Gonnaud, Colonisation à Java, p. 477). d [der] Zuckerpflanzer-kongresz.

suikerconventie

[van Brussel] e sugar convention. f convention de Bruxelles (15 Mars 1902). d Zuckerkonvention.

suikercultuur

e sugar cultivation. f culture de la canne (à sucre). d Zuckerkultur, Zuckerbau.

suikerfabriek

e (cane) sugar-factory, sugar-mill. In Amerika (Louisiana) ook sugar house. f fabrique (usine) de sucre, sucrerie, usine sucrière. d Zuckerfabrik.

suikerfabrikant

e sugar manufacturer. f fabricant de sucre. d Zuckerfabrikant.

suikergast

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e sugar-mite, sugar-louse. f lingère, forbicine, ook petit poisson d'argent en geleerd: lépisme saccharin of argenté. d Zuckergast, en ook Fischchen, Silberfischchen.

suikergehalte

e sugar yield. f [la] teneur en sucre. d [der] Zuckergehalt.

suikerhoudend

e sacchariferous. f saccharifère. d zuckerhaltig.

suikerindustrie

e sugar-industry. f industrie sucrière (Gonnaud, La Colonisation hollandaise, p. 497). d Zuckerindustrie.

suikerland

e sugar estate. f propriété sucrière. d Zuckerpflanzung.

suikerlord

e sugar lord (naar het Eng. cotton lord of coal lord). Ook sugar magnate (Savage, In the Swim, I, p. 105 Tauchn.). f roi du sucre, riche sucrier. d Zuckerkönig.

suikerlui

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e people in the sugar line. f sucriers, fabricants de sucre. d Zuckerpflanzer.

suikerpapier

e sugar shares. f valeurs sucrières. d Zuckerwertpapiere.

suikermolen

e cane mill, sugar-mill. f moulin à sucre à cannes. d Zuckerrohrmühle.

suikeroogst

e sugar-crop.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 244

f récolte sucrière. d Rohrzuckerernte.

suikerpalm: zie arenpalm .

suikerplanter

e sugar-planter. f planteur de canne (Basset, Guide du planteur de canne). Ook sucrier (N.L.I.). d Zuckerrohrpflanzer.

suikerpremie

e sugar-bounty. f prime à l'exportation du sucre. d Zucker-Prämie.

suikerprijzen

e sugar quotations. f prix du sucre. d Zuckerpreise.

suikerproductie

e sugar output. f production sucrière. d Zuckerproduktion.

suikerriet: zie riet .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland suikerschool

e sugar school. In New-Orleans heeft men de Audubon Sugar School. f école pour sucriers. d Schule für Zuckerindustrie (te Braunschweig).

suikersurrogaat

e substitute for sugar. f succédané du sucre. d Zuckersurrogat.

suikertuin: zie riettuin .

suikerwet

e sugar law. f loi sur les sucres. d Zuckergesetz.

suite

[bij kaartspel] e flush (hand), (flush) suite, sequence. f flux, couleur longue. d Sequenz, lange Farbe, Flöte.

sulky

e sulky. f sulky. d [der] Sulky (M.S.).

sultanaat

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e súltanate, sultanship. f sultanat, sultanie: L'île de Bali... est occupée en partie (2 sultanies sur 6) par les Hollandais depuis 1849 (Du Bois, Les Hollandais aux Indes, p. 5). Ook sultanerie in de Beauvoir, Java, Siam, Canton, p. 180. d Sultanat (S.V.).

Sumatraan

e 1. Sumatran (M.S.); 2. Sumatran, Sumatra. H.J. zegt i.v. Sumatra: Sudden squalls, which are common in the narrow sea between the Malay Peninsula and the island of Sumatra, are called by this name. In de Chronicle & Directory for China enz. leest men: the most severe and numerous [squalls] are from the west, called Sumatra's and these occur most frequently between 1 and 5 o'clock in the morning [te Singapoer]. f 1. Sumatrien (S.V.), Sumatrais (F. Du Bois, Les Hollandais aux Indes, p. 4), Sumatranais (de Lenthiolle, Relation d'un Voyage, p. 59); 2. rafale sumatraise.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 245

d 1. Sumatran; 2. Sumatran: Südwestwind [lees: Gewittersturm] auf Malakka (Mr.).

Sumatraansch

e Sumatran. f sumatrais. d sumatranisch.

superintendent

e superintendent. f surintendant. d Superintendent.

suppletietroepen

e suppletories. f troupes de dépôt. d Ergänzungstruppen, Ergänzungsmannschaft, Ersatzmannschaft.

suppletoir

e suppletory. f supplétoire, supplétif. d suppletorisch, zusatzlich.

support

e support, stand; pedestal. f support. d Untersatz.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland surah

e surah (silk). f surah (N.L.I.). d Surah(seide).

† surie: zie palmwijn .

† suriekatje1)

e suricate. f mangouste de Java, [le] suricate. d Schnarrtier, Surikate.

surrah

e surrah (M.S.). f sura. d Surrakrankheit: Sehr ähnlich [der Tsetsekrankheit] ist die Surrakrankheit in Niederländisch-Indien, Indochina und auf den Philippinen. Sie befällt Pferde, Maultiere, Esel, Kamele, Elefanten, weniger Rinder und Büffel (Mr.).

surtaxe

e surtax, supertax, extra postage. f surtaxe. d Zuschlagtaxe, - steuer, Zuschlag.

† su(u)rsak: zie zuurzak .

Swanriver

1) Vgl. het Kaapsche suricate. In 't Jav. heet het dier gangrangan, In het Soendaneesch ganggarangan.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland [Australië] e Swanriver horse. f cheval Swanriver. d Swanriverpferd.

† swarte minnemoer: zie baboe .

swernoot

[Z.A.]: zie gladakker .

Sydnier

e Waler, a horse imported from New South Wales; also any Australian horse (W.S.). Vgl. E.B. Scidmore, Java, p. 30: gigantic Australian horses, or ‘Walers’ (horses from New South Wales). Ook Kipling heeft het woord. f cheval d'Australie, cheval australien of ook (de) Sidney: Une calèche... attelée de deux grands Sidney, se distinguait parmi les autres équipages. Les chevaux de Sidney s'effarouchèrent au bruit des tambours (Babut, F. Batel, I, p. 127). d Sydnierpferd.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 246

T.

T.T.: telegraphic transfer.

taartepan

e baking-pan, tart-dish. f tourtière. d Tortenpfanne.

taarteschep

e tart-server. f pelle à tarte. d Kuchenheber.

taartjespaleis

e confectioner's shop, confectionary. f confiserie de luxe. d Konditorei.

tabakker

e tobacco-planter. f planteur de tabac. d Tabakpflanzer, Tabaksbauer, Tabakproduzent.

tabaksboer: zie tabakker .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland tabakscultuur

e tobacco-culture, -growing: if tobacco-culture gets a footing in Ireland... it will become a most valuable factor in the regeneration of the island (Daily Mail). f culture du tabac. d Tabak(s)kultur.

tabaksonderneming

e tobacco plantation. f plantation de tabac. d Tabakspflanzung, -plantage.

tabaksoogst

e tobacco crop(s). f récolte de tabac. d Tabaksernte.

tableau vivant

e tableau vivant, living picture. f tableau vivant. d Tableau vivant, lebendes Bild.

taboe

e taboo. f tabou, bijv. un lieu tabou, des armes taboues (N.L.I.). d [das] Tabu (F.).

tael: zie taïl.

tafelamandelen

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e table-almonds. f amandes de table. d Tafelmandeln.

tafelboom

[W.-Indië]: zie ketapang .

tafelboter

e butter for the table. f beurre de table. d Tafelbutter (M.S.).

tafelfilter

e table filter. f filtre de table. d Tafelfilter.

tafelgeld

[van officieren] e table-money (F.). Ook mess-allowance. f indemnité de table of de nourriture. d Tafelgelder, Tischgelder.

tafelgerei

e table service, plates and dishes.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 247

f vaisselle. d Tischgeschirr.

tafellooper

e table-centre. f chemin de table. Kortweg chemin (Daudet, Soutien de Famille, p. 283). d Tischläufer (Mey & Edlich).

tafelrijst

e table-rice. f riz de table. d Tafel-Reis: Unter Tafel-reis verstand man sonst besten Javareis, jetzt aber auch vielfach andre gute Sorten (Mr.).

tafelrozijnen

e dessert raisins. f raisins secs de dessert. d Nachtischrosinen.

tafelvruchten

e table fruit. f fruits de table. d Tafelobst.

tafelwater

e table-water: Apollinaris, the queen of table-waters. f eau de table. d Tafelwasser.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland tafelwijn

e table-wine (M.S.), dinner-wine. f vin de table. d Tafelwein, Tischwein, Speisewein.

tak

[van dienst] e branch of service. f service. d Dienstzweig, -fach.

tales

e taro, eddoes, scratch-coco, tania, Egyptian arum (Wt.). f madère,chou caraïbeofchou basté(B.).Ooksonge(Madagascar) en taro. d Taropflanze, Wasserbrot-wurzel.

tali api

[in de binnenlanden] e fire-brand. f mèche, brandon: Comme Plessis reposait dans l'étroit brasero en cuivre... la mèche charbonneuse à laquelle il venait d'allumer son cigare, un appel le fit se retourner (J. Bois, Le Vaisseau des Caresses, p. 101). d Feuerlunte.

talirami(e)

e China-grass rope of ramee rope. f corde de ramie. d Ramieseil.

† tamarinda: zie tamarinde .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland tamarinde

[N]: zie asam.

tambangan

e ferry-boat. f bachot, nacelle. d Fährboot.

Tamil

e Tamil (language). f [le] tamoul, la langue tamoule. d Tamulsprache, das Tamulische.

† tammerinde: zie asam.

tandakken

e to dance by movements of the lower limbs in contradistinct-

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 248

ion to dancing by swaying the body and arms (Wilkinson, Malay-Engl. Dict.). f danser à la javanaise avec des oscillations sur place, des piétinements rythmés et de longs contournements de mains comme désossées et mortes - vgl. Willy, Danseuses, p. 145 sqq. d tanzen. Het bijzondere van dit dansen moet achter het werkwoord omschreven worden. Zie Otto, Planzer- und Jägerleben, p. 81: ‘Es ist dies kein dahinstürmender Tanz der Füsse und Beine wie bei uns, es ist ein Tanz des ganzen geschmeidigen Körpers, ein Biegen und Wenden, ein Zucken der Arme und Hände, ein Wiegen der Hüfte und der ganzen Muskulatur, ein absichtliches Zurschautragen oder Ahnenlassen, ein stummes, doch beredtes Spiel des Werbens, Verlangens und Gebens’. Heyse's Fremd-wörterbuch heeft reeds tendak.

tandil

[Deli] e foreman, tandil. Dit wordt door Fraser Melbourne in zijn Planter's Manual, p. 46, gegeven als vertaling van 't Mal. tandil, mandor. Ook geeft hij head tandil. In Wilson's Glossary vindt men tandeel = the head or commander of a body of men, the head of a gang of labourers. f préposé, chef d'une escouade de koulis: Pedro... est le Baba de l'Estate, c'est-à-dire le grand chef des Tandil, qui sont eux-mêmes les chefs d'escouades des koulis (Lias, De France à Sumatra, p. 311). d Kuli-Führer.

tandjoeng

e bakula: The bakula (Mimusops) blossoms lie round its root like ruby wine (Crooke, Things Indian, p. 242). f Mimusops Elengi. d Mimusops Elengi (Vukoolu)... kultiviert in verschiedenen Tropenländern ist den Hindu heilig (Mr.).

tandoe

e jampan, a sedan chair borne on bamboo poles by four bearers (Ch.). Ook in Eng.-Indië dooly, hetzelfde als het Jav. djoeli en tonjon of Tom-John = a sort of sedan or portable chair (Lentzner, Slang-English of Australia). f chaise à porteurs, palanquin: Les personnages graves ... montent en tandou, des palanquins absolument dans le style des chaises à porteurs du temps de Louis, dont deux gros bambous forment les brancards portés par quatre koulis (Lias, De France à Sumatra, p. 227).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d [der] Jampan, Tragstuhl.

tandradbaan

e cogwheel railway (line), rack railway. f chemin de fer à crémaillère: L'ascension du Mont Pilate par le petit chemin de fer à crémaillère (Alm. Hachette). d Zahnradbahn.

† tang: zie tank .

tangan dingin

[hebben] e to be lucky. f avoir la main heureuse. d Glück haben.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 249

tank

e tank. f citerne, réservoir. d [der] Tank: Im Petroleumhafen läszt man die Tanks des Dampfers voll Petroleum laufen (Mr.).

tankschip

e tank-boat, tank-steamer, tank-ship. f bateau citerne (N.L.I.). d Tankschiff, Tankdampfer: Einen besondern Dampfertyp bilden die Tankdampfer (Zisternendampfer), die dem Petroleumtransport dienen (Mr.).

tarlatan

e tarlatan. f [la] tarlatane. d [der] Tarlatan.

tawarren

[spreektaal] e to bargain, chaffer, higgle, dicker (Am.). f marchand(aill)er, barguigner, chipoter. d feilschen.

tegal(an)

e hill padi field. f rizière sèche. Vgl. Cat. Indo-Chine, p. 77: On cultive aussi le riz sur le flanc et jusqu'au sommet des montagnes ... ce riz-là ou riz de montagne est semé sur place dans des espaces où l'on a d'abord brûlé les arbres et les broussailles. d trockenes Reisfeld.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland tegelthee

e brick-tea. f thé en briques (N.L.I.). d Ziegeltee, Backsteintee (Mr.).

tegenligger: vert. in tegengestelde richting varende boot of schip.

tehuis

[militair] e soldiers' home. f foyer (de soldats). d Soldatenheim.

teiferen

[van palmboomen] e tap, draw. f inciser. d anzapfen.

† tek

[Madras]: djatie.

tekoekoer: zie perkoetoet .

telefer: zie transportkabel .

telegram adres

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e telegraphic address (F.). f adresse télégraphique. d Telegramm-Adresse, Drahtanschrift (Mr.).

telegraphie

[draadlooze -] e wireless telegraphy. f télégraphie sans fil. d drahtlose Telegraphie.

telegraphische postwissel

e telegraph money order. f mandat télégraphique. d telegraphische Postanweisung.

telemeter

[aan boord] e telemeter. f télémètre. d Telemeter, Distanzmesser.

telephoneeren

e telephone, phone. f téléphoner. d telephonieren: für telephonieren ist volksüblich geworden

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 250

anklingeln (K. Bruns, Amtssprache).

telephonie

e telephony. f téléphonie. d Telephonie, Fernsprechwesen.

telephoniste

e telephone-girl, phone-girl, telephonist. f téléphoniste, demoiselle du téléphone. d Telephonbeamte, Telephonistin (M.S.), Fernsprechgehilfin, soms Fernerin.

telephoon automaat

e automatic telephone. f téléphone automatique. d automatisches Telephon, beter [der] Fernsprechautomat, in Duitschland vaak ook [das] Groschen-Telephon (Kron, Der kleine Deutsche).

telephoondraad

e telephone wire. f fil téléphonique. d Telephondraht.

telephoonhuisje

e telephone station. f station téléphonique (Almanach Hachette, p. 1904). d Telephonstation, Fernsprechstelle.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland telephoonlijn

e telephone-line. f ligne téléphonique. d Telephonlinie, Fernsprechleitung.

telephoonnet

e telephone net. f réseau téléphonique. d Telephonnetz.

telephoonnummer

e telephone number of telephonic number. f numéro au téléphone, adresse téléphonique. d [die] Telephonnummer, Telephonruf Nr..., Nummer des Fernsprechanschlusses.

telephoontje

e phone, telephonic message, technisch telepheme. f message téléphonique. d Nachricht durchs Telephon, [der] Fernsprechbericht.

telephoonverbinding

e telephone communication, telephonic connection. f communication téléphonique. d Telephonanschlusz.

tempajan

e Siam jar, Shangai jar. f [la] jarre de Siam. d groszes irdenes Wassergefäsz.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland temperatuurverschil

e difference in temperature. f différence en température. d Temperaturunterschied.

tempo doeloe

[van -] e of the past, long ago. f de jadis, du temps passé, datant de loin. d lange her, aus alten Zeiten.

ten arbeidstelling

[aan de publieke werken]: zie krakal .

tengkawang

[boschprodukt] e vegetable marrow.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 251

f graisse végetale. d Pflanzenfett.

tennissen

e to play lawn tennis. f jouer au (lawn-) tennis. d Lawntennis spielen.

tent

[van ledikant] e tent, top. f tendelet. d [das] Zelt.

tentwagen

e ongeveer: roofed vis-à-vis. f vis-à-vis couvert. d Zelt-Vis-à-Vis.

tepekong

e joss, Chinese idol. f idole chinoise. d chinesisches Götzenbild.

terlaloe

[spreektaal] e this is too bad! too much! f c'en est trop, c'est (par) trop fort! d das ist zu stark! zu toll!

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland terong

e egg-plant of brinjal (W.S.). Ook egg-apple, mad apple. f aubergine, mélongène. d Eierpflanze (Br.), Eierapfel, Eierfrucht.

terreinkennis

e field knowledge. f connaissance du terrain. d Feldkunde.

terugbetaling

[bij spaarbank] e withdrawal. f retrait, remboursement. d Zurücknahme.

terugkoop

e repurchase, redemption. f rachat. d Rückkauf.

terugplaatsen

e reinstate, reinstall, retransfer. f réintégrer. d wieder einsetzen (bestallen).

a) terugplaatsing

e reinstallation, retransference. f réintégration. d Wiedereinsetzung.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland b) terugplaatsing: zie terugstelling .

terugstelling

e retrogradation. f rétrogradation. d Rangerniedrigung, Herabsetzung.

test

[schooltaal] e cocoa-nut, nut, chump, nob. f tesson, caboche, coco, citron, caillou, [le] tasse. d Demel, Deez, Kopf.

tête à tête

e tea-set for two. f tête à tête = service à thé pour deux personnes seulement (N.L.I.). d Teegeschirr für zwei Personen.

tevredenheidsbetuiging

[der Regeering] e expression of the satisfaction of the Government. f témoignage de satisfaction.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 252

d Belob(ig)ungsschreiben, Anerkennungsschreiben.

t(h)ail

e 1. tael = 1/16 of a catty (H.J.); 2. tael = the Chinese money of account, often called ‘the ounce of silver’ (H.J.). f 1. taël = 0,38601 K.G.; 2. tael = 6,50 francs. d 1. Taïl, Tael = eine Unze (Heyse, Fremdwörterb.); 2. Tael = 5,140 Mark (Br.).

theeboer

e tea-grower. f planteur de thé. d Teezüchter, Teebauer.

theecultuur

e tea culture, tea cultivation: The most suitable localities for the culture of tea have been, from the beginning, a source of fruitful discussion (Wt.). f culture du thé. d Teekultur.

theedroger

e tea drier. f séchoir de thé. d Teetrockenmaschine.

theefabriek

e tea factory. f usine de thé. d Teefabrik.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland theehuis

e tea-house: The famous tea-house ‘Ganshokan’ ... has a grand room for festivals (North-China Herald). f maison de thé. d Teehaus: Unsere lieblichsten Erinnerungen knüpfen sich an die heiteren Abende, welche wir in den Theehäusern, den Restaurationen der Japaner, verbrachten (E. & L. Selenka, Sonnige Welten, p. 216).

theeindustrie

e tea industry. f industrie théière. d Teeindustrie.

theeland

e tea plantation, tea estate, tea-farm. f plantation de thé. d Teeplantage.

theelood

e tea lead. f plomb en feuilles, papier de plomb, calin. d Teeblei.

theemarkt

e tea market. f marché du thé. d Teemarkt.

theeonderneming: zie theeland .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland theeplanter

e tea-grower. f planteur de thé. d Teepflanzer.

theestruik

e tea-bush, tea-plant. f arbre à thé. d Teestrauch, Teestaude.

theetje

[Congo]: zie brandy-soda .

theetuin

e tea garden, tea field. f champ de thé.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 253

d Teefeld (Spemann, Weltpanorama, p. 282).

theosoof

e theosophist, theosoph(er). f théosophe. d Theosoph.

theosophie

e theosophy. f théosophie. d Theosophie.

theosophisch

e theosophic(al). f théosophique. d theosophisch.

thuisreis

e homeward voyage (passage), ook homeward journey. f (voyage de) retour. d Heimreise.

ties

[Z.A.]: zie tjies .

tijdbal

e time-ball. f boule horaire, ballon (N.L.I.). d Zeitball (M.S.).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland tijferen: zie teiferen .

tijgergevecht

e tiger-fight. f combat de tigres: Le clou de la journée est le combat de tigres (de Gériolles, Un Parisien à Java, p. 169). d Tigergefecht.

tijgerjacht

e tiger hunt(ing). f chasse au tigre. d Tigerjagd.

tijgerplaag

[de -] e the tiger pest. f la peste des tigres. d die Tigerplage.

tijgerval

e tiger trap. f trappe à tigre. d Tigerfalle.

tijong

e Java mina. f mainate de Java (B.). d javanischer Mino.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland tikar

e mat(ting), sleeping mat. f natte. d Matte, Schlafmatte.

tike

e prepared opium(ball). f opium préparé. d zubereitetes Opium.

a) tikken: zie overchineezen .

b) tikken

e to typewrite, to type. f exécuter avec la machine à écrire of au dactylographe. d mit der Schreibmaschine herstellen.

tikker

[schooltaal] e skinner: one using an irregular aid to study (F. & H.). f tricheur. d Abschmierer, Abschreiber.

tim: zie nasi tim .

Timorees

e 1. Timorese; 2. Timorese pony.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 254

f 1. habitant de Timor; 2. cheval de Timor. d 1. Timorese; 2. timoresisches Pferdchen.

tinkas

e maggots, whims, whimsies, freaks. f caprices, quintes, lubies. d Grillen, Fratzen, Nücken.

tinmijn

e tin mine. f mine d'étain. d Zinngrube, Zinnmine, Zinnbergwerk.

tinontginning: zie tinwinning .

tinschuitje: zie schuitje .

tinwinning

e tin (field) exploitation. f (service de) l'extraction de l'étain (Bousquet, Les Richesses Min. des I.N., p. 28). d Zinngewinnung: ebenso liegen der Sagohandel und die Zinngewinnung auf Banka in chinesischen Händen (Sievers, Asien).

tiong: zie tijong .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland tipar: zie tegalan .

titulair

e titular, titulary; honorary; titulaire rang = brevet rank. f titulaire, honoraire. d Titular...

titularis

e incumbent. f titulaire. d Amtsinhaber.

tjabe: zie lombok .

tjakra tjikri

e Persian lilac, pride of China, pride of India, bead-tree. f lilas des Indes, lilas de Chine, azédarac. d Paternosterbaum, Zedrach.

tjambok: zie sjambok .

tjampedak

e champedak: Artocarpus polyphema. f Artocarpus polyphema. d Artocarpus polyphema.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland tjampoer adoek

e mixed pickles, chow-chow (eig. en fig.); farrago en hotchpot (fig.). f mixtion de condiments; méli-mélo, salmigondis, champoreau, macédoine en pot-pourri (fig.). d Gemisch von Eingemachtem; Gemisch, Mischmasch (fig.).

tjandoe

e chandu, chandoo = prepared opium: In India opium is eaten, drunk or smoked, opium smoking being by no means uncommon ... Chandu is a smoking mixture after the Chinese method, and in India is used mainly by the Chinese (Wt.). f opium manufacturé. d Opiumpräparat (zum Rauchen).

tjangkokan

e layer, marcotte. f marcotte, fille. d Absenker: Die Vermehrung

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 255

[des Chinabaumes] geschieht durch Samen, Stecklinge und Absenker (Zippel, Ausl. Kulturpflanzen, I, p. 169).

tjap

[ook Z.A.] e mark, brand; seal, signet; stamp; chop. Vandaar: first chop = of the best brand or quality. De Indian Antiquary van 1904 geeft uit een ordonnantie van 1680 deze bewijsplaats: Measure or cause to be measured with such lawful measures as shall have the Company's chop upon them all. f marque, tampon, sceau. d Marke, Stempel; [das] Petschaft, Siegel.

tjapdiki

e chap-ji-ki = a game of cards, in which the player turning up a card answering to the bank receives ten times his stake (D.D.i.v. gambling). f tchap-di-ki = jeu de cartes dans lequel la banque paie dix fois la mise au gagnant. d Tshap-di-ki = Hazardspiel mit Karten, wobei die Bank dem Gewinnenden die Mise zehnmahl bezahlt.

tjapoeng

e dragon-fly, damsel-fly. f demoiselle, libellule. d Libelle, Wasserjungfer.

tjappen

[ook Z.A.] e to stamp, seal, ook chop (M.). f timbrer, marquer. d petschieren, stempeln, prägen.

Tjek

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e Chinee, Chinaman, Chink (Amerika), Chinkie (Australië). f Chinois, Céleste. d Chinese.

tjekken: zie op den kop tikken.

tjelana monjet

e combination: They go out [in the 18th century], the boys in their opperbroeks, a sort of combination garment, and the girls in skirts and short white jackets (Anthonijsz, The Dutch in Ceylon, p. 26). f combinaison: Dans l'hôtel on rencontre ... les grandes fillettes dans leurs blouses décolletées et nu-bras ou ... en combinaison (Quenedey, Java Birmanie, p. 121). d Hemd-Hose.

tjemara

e 1. casuarina, casuary-tree, in Amerika horsetail-tree. Een Australische soort heet beefwood; 2. tail of hair, false chignon. f 1. casuarine; 2. queue de faux cheveux, chignon postiche. d 1. Kasuarina; 2. Haarschweif (zum Ausstopfen), fam. Wilhelm = falscher Zopf.

tjempaka

e champac en chumpuk. Vgl. Shelley, Lines to an Indian air:

The wandering airs they faint On the dark, the silent stream; And the champak's odours fall Like sweet thoughts in a dream.

f champac, champaca (M.V.E.): Le Michelia champaca ou champac est célèbre comme aromatique (N.L.I.). d Champaca (F.). Bekend is het hieruit bereide Champacaöl (Mr.).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 256

tjempaka kembodja: zie kembodja .

tjerewet

[van vrouwen] e shrewish, snappish. f criarde, brailleuse. d zänkisch, auffahrend.

tjerita

e story, tale, yarn (slang), rigmarole. f histoire, récit, longue litanie. Het etymologisch identieke tchérita is volgens het supplement van den Dict. de l'Acad.: nom de certains récits mythologiques écrits en Pali. d Geschichte, eine lange Litanei, ein Langes und Breites, der Salm.

tjermeh

e Otaheite gooseberry, cheramela, country gooseberry. f chéramelier. d Cheramella(baum).

tjies

e fie, shame; chee chee! in Eng.-Indië. f fi! fi donc! d pfui!

tjina babi: zie spekchinees .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland tjina lo(w)a

e Chinese old clo'man, ragand-bone man. f fripier chinois. d chinesischer Trödler.

tjintjangen

e to cut to pieces, to chop in pieces. f dépecer, couper en morceaux, hâcher. d zerschneiden, zerhauen.

tjitjak

e (common) house lizard, chu-chu lizard (Eng.-Indië). Ook chee-cha (M.S.) en chichak (D.D.). f lézard de maison, margouillat: Un hôte gentil des maisons, c'est l'inoffensif margouillat, un petit lézard qui se nourrit de moustiques (Pannier, Trois Ans en Indo-Chine, p. 103). d Hauseidechse.

tjoba

e Try! I say! just... f voyons, allons! d doch, nun, einmal. Vgl. Schuchardt, Kreol. Studien, IX, p. 150: Tjoba heisst im Mal. eigentlich ‘probiren’ und wird dann im Sinne von ‘doch, nun, einmal’ u.s.w. einem andern imperativisch stehenden Zeitwort vorgesetzt ... Man hört sogar manchmal einen Holländer ... sagen tjoba probeer.

tjoe is ook de niet meer zoo algemeen bij Europeanen bekende naam voor 'n soort van Chineesche arak. Het woord is uit het Chineesch en luidt in het dialect van Canton tsau, in andere dialecten ook tsjoe of tjoe (Vgl. V.O.W.). e gnat-worm. f nymphe. d Nymphe.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland tjokvol

[ook Z.A.]: zie tjopvol .

tjopvol

e chockfull, chokefull. f plein comme un oeuf, bondé, plein à ne pas mettre une aiguille. d gepfropft of gerammelt voll, ook stoppelvoll in de Rijnprovincie.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 257

tochtdeur

e swinging-door, weather door, screen-door. f contre-porte, porte battante, porte-persienne. d Schutztüre.

tochtscherm

e screen, folding-screen. f paravent. d [der] Windschirm, spanische Wand.

toean: zie toewan .

toeankoe

e ruler, prince. f gouvernant, prince. d Herr, Fürst.

toedoeng

e mushroom (hat), mushroom helmet. f casque-champignon (Pannier, 3 Ans en Indo-Chine, p. 322). d Pilzhut.

toekan ajer

e water-carrier. In E.-I. ook bheesty. f porteur d'eau. Vgl. Babut, F. Batel, I, p. 162: Ce mot composé (toukann aer) dénote la simplicité de la langue malaise. Toukann veut dire: celui qui a soin de. Ainsi, toukann-aer est le porteur d'eau. Toukann-lampo est celui qui a soin des lampes: toukann-kouda le palefrenier, toukann-roumpoute celui qui procure l'herbe que mangent les chevaux, toukann-medja celui qui sert à table; toukann kuebong le jardinier, etc. etc.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d Wasserträger.

toekan spen: zie spen .

toelage

e supplement, allowance. f supplément of accessoire de solde, ook allocation. d Zuschusz, Gehaltszulage.

toelatingskaart

e permit. Zie Reith, Padre in Partibus, p. 80: I called on the Assistant-Resident for my Toelatingskaart or permit. f permis de séjour. d Aufenthaltskarte, -schein: Der Aufenthaltschein giebt der Regierung in gewissem Grade eine Kontrolle über die in ihrem Bezirk sich aufhaltenden Fremden (Java in Moll, p. 28).

toeri

e corkwood tree, Sesbania grandiflora. f sesbanie à grandes fleurs. d Turibaum, Sesbania grandiflora.

toering

[Z.A.]: zie toedoeng .

toeslag

e additional freight, excess fare. f majoration, surtaxe, supplément de prix. d Zuschlag.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland toeslagbiljet

[spoorwezen] e supplementary ticket. f billet supplémentaire. d Zuschlag(s)billet, Schnellzug-Zuschlag.

toet

[aanspreking] e deary, duck, ducky. f (mon) coco, mon chat, lou-lou, chou, petit trognon. d Schatz.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 258

toetie: zie toet .

toetje

e 1. a bit of dessert; 2. an encore. f 1. un plat de dessert; 2. un bis. d 1. eine süsze Speise, ein Zutätchen; 2. Nachstück.

toetoel

e spotted panther. f panthère tachetée. d gefleckter Panther.

toetoepan: zie glazendeksel en boei .

toetoepen

[een zaak] e to hush up, huddle up, cushion, burke, smother, smug, cover up, hugger-mugger. Vgl.: What right has the Government to hush the thing up (Edge, Ahana, p. 238). Whenever any of us comes across a thing which he does not fancy, or cannot or will not understand, he puts it into his box and burkes it, and no more is heard of it for a twelvemonth (Cunnigham, Chronicles of Dustypore, p. 160). f étouffer: il ne faut pas qu'une imputation pareille ... se fasse jour... Croyez-moi... étouffez cela, étouffez cela... et le plus tôt possible (Prévost, Pierre et Therèse, III, 6). d vertuschen, underdrücken, tot machen.

toetoepje: zie Atjehjas .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland toetsenlooper

e key-board cover. f dessus de(clavier de) piano. d Tastenschoner (Mey & Edlich).

toewak

e palm-wine, palm-tree toddy, tuak, tuwak (Sc). f vin de palme. d Palmwein.

toewan

e sahib (in alle beteekenissen). In de Straits-bladen ook tuan, bijv. de Singapore Free Press, 26 Nov. 1903: The constable in charge seems afraid to interfere with a private carriage, especially driven by the ‘tuan’ himself. f monsieur, seigneur. d Herr.

toewan besar: zie groote heer.

toewan tanah: zie landheer .

toilettafel

e toilet-table, dressing-table. f toilette. d Toilette, Putztisch.

toilette duchesse

e duchesse dressing-table. f toilette duchesse.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d Toilette duchesse.

toilette de ville

e lounge-suit. f toilette, costume of tenue de ville. d Ausgehanzug, Promenadenanzug.

Tokayer(wijn)

e Tokay (M.S.). f [le] tokay tire son nom du mont Tokay (N.L.I.). d Tokayer, Tokaier, Tokajer.

toke

e (wall) gecko; Soms tokee

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 259

(W.) of tokay (tockay) - zie C.I. f [le] gecko, tokai (N.L.I.). d Gecko, mv. Geckonen, en vaker nog Geckos: der javanische Gecko wird Toké genannt, obgleich sein nächtlicher Ruf für mein Ohr auf das deutlichste ein langgezogenes, mehrfaches ‘Gecko’ war, und nicht das umgekehrte ‘Toke’ (Haberlandt, Bot. Tropenreise, p. 264). N.B. Het geluid is Toké!

toko

e shop, general store(s), toko (Sc.). Een general shop wordt ook chow-chow shop genoemd in 't Oosten. f magasin, bazar. d Kramladen, Laden, Toko (G., p. 528).

tokohouder

e storekeeper, general store dealer, shop keeper. f boutiquier. d Ladenbesitzer.

tokojuffrouw

e shop-girl. f demoiselle de magasin (comptoir). d Ladnerin, Ladenmädchen, -fräulein, Verkäuferin.

tokovendutie

e auction in a shop. f vente publique dans un magasin. d Versteigerung in einem Laden.

tokozaak: zie toko .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland tolkantoor

e custom-house. f (bureau de la) douane, direction des douanes. d Zollamt.

tombak

e tombac. f tombac. d [der] Tombak.

tondeuse

e hair-(s). f tondeuse. d Haarschneide-Maschine.

e tongkang: From the river districts (of Johore) pepper and gambier ... are exported direct to Singapore by and junks (S'pore & Straits Directory i.v. Johore). f toncang (N.L.I.). d Tongkang.

tong tong

e kayu kutoh, volgens de C.I.: a wooden gong on which the Malay ‘mata mata’, literally [man with] eyes or watchman beats the hour. f tong tong (hierachter een der volgende omschrijvingen). Vgl. Babut, F. Batel, I, p. 153: Les veilleurs des carrefours venaient de sonner minuit, en frappant douze coups de bâton sur leurs troncs d'arbres creux. Beter is Quenedey, Java Birmanie, p. 26: une très longue et étroite cloche en bois creusé, sonore, avec longue et étroite ouverture. C'est là-dessus que se frappent les heures et que se donne l'alarme en cas d'incendie, de rixe ou de crime. N.B. In 't Fransch is tontong = sorte de tambour nègre (N.L.I.).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 260

d [das] Tong tong = ein ausgehöhlter Holzblock mit Klöpfel.

topeng

e 1. acting mask; 2. masked play, masked actor(s). f 1. masque de théâtre; 2. comédie masquée, acteur(s) masqué(s). d 1. Theatermaske; 2. Maskenspiel, verlarvter Schauspieler. Vgl. Heyse, Fremdwörterb.: der Topeng, javan. Larve, Maske; ein verlarvter Schauspieler; ein von solchen aufgeführtes Schau-, Lust- oder Possenspiel. Hier kan nog bij: während ein unsichtbarer Recitator, der Dalang, den Dialog spricht (Haberlandt, Bot. Tropenreise, p. 265).

topograaf

e topographer. f topographe. d Topograph.

topographisch bureau

e topographical office. f bureau topographique. d topographisches Bureau.

toptafel

e gaming-table for topho. f table de jeu pour le topho. d Topho-Spieltisch.

* toppen

e play topho. f jouer le jeu de topho. d Topho spielen.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland toppi(e)

e topee (H.J.), tile, topper. f chapeau en lampion, ardoise in het argot. d Hut, gemeenzaam Deckel, Bibi.

toro

e coachman's smockfrock, baju reaching to the foot. f sarrau de cocher. d langer Kutscherkittel.

totalisator

[bij de races] e totaliser. f pari mutuel. d Totalisator, Totalisateur, ein 1872 bei Pferderennen aufgekommenes Glücksspiel (Heyse, Fremdwörterb.).

toto(k)

e full-blooded European, pure Dutch (person), Dutchman pur sang. Vgl. Addison, Original familiar Correspondence: of pure Dutch there are few here. In Z. Amerika Gringo. f Hollandais pur. d reiner Holländer.

totokker: zie totok .

totoksch

e pure Dutch (European). f hollandais pur. d rein holländisch.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland toucheeren

[traktement] e to receive, draw. f toucher. d erhalten, beziehen.

tournée

[op - gaan] e to go on circuit of on (inspection) tour. f aller en tournée. d auf Tournee gehen.

traceering

e tracing out.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 261

f [le] tracé. d Trassierung, Linienführung.

trachiet

e trachyte. f trachyte. d [der] Trachyt.

traktement

[met behoud van -] e on full pay. f avec traitement, avecsolde de présence, à solde entière. d mit vollem Gehalt.

traktementsdag

e pay day, treasury day, schertsend Waterloo day. f jour de paie. d Zahltag, bij de militairen Löhnungstag.

traktementsstaat

e pay-roll. f état of feuille d'émargement, état de traitement (H.D.). d Besoldungsliste.

traktementsverhooging

e increase (of salary), increment, rise. f augmentation(régulière)de salaire,alsdesideratumrelèvement du traitement of des salaires. d Gehaltzulage, Alterszulage, Gehaltssteigerung.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland tramconcessie

e tramway-concession. f concession de tramway. d Tramway-Konzession.

tramkaartje

e tramway ticket. f billet du tramway. d Straszenbahnbillet.

tramstation

e tramway station. f station du tramway. d Straszenbahnstation.

trang

[van een ‘zaak’] e clear. Niet trang - unsound. f clair. Die zaak is niet trang -il y a du gnac. d aufgeklärt. Niet trang - etwas verdächtig.

transformatorenhuisje

e transforming-station. f station de transformateurs. d Transformatorenhäuschen.

translaatkantoor

e translation office, translator's office. f bureau de traduction. d Translatier-Amt.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland transmigratie

e transmigration. f transmigration. d Transmigration.

transportkabel

e telpher(way). f transporteur of cable aérien. d Drahtseilbahn.

transportonderneming

e goods delivery business, transport company. f maison de transport. d Transportgesellschaft.

a) trappen

[kabaal, lol, enz.] e to make, raise, to kick up. f faire, bijv. faire un sabbat, faire du bastringue.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 262

d machen, schlagen, bijv. Randal schlagen.

b) trappen

[uit den dienst enz.] e boot (kick) one out of office. f balanstiquer, vider, jeter. d den Laufpasz geben.

trasi1)

e trasi en trassi: Other favourite delicacies are not so unobjectionable, especially trasi or blachang, which are dried shrimps, salted and pounded into cheeses (H. Scott Boys, Some Notes on Java, p. 26). Wt. zegt: of recent years it has competed with caviare as a bonne bouche in the boulevard restaurants of Paris. f trasi = conserve de crevettes pourries. d Trasi = Konserve von faulenden Garnelen.

treincontroleur

e chief guard. f chef-conducteur. d Zugmeister, Zugführer.

treinziek: zie wagenziek .

trekken

[aan de telegraaf] e ring the telegraph. f faire jouer le télégraphe: C'est bien, on va faire jouer le télégraphe (Labiche, Un pied dans le crime, I, p. 7). Ch.-B. heeft op pag. 227: dans le doute il joue du télégraphe. d den Telegraphen spielen lassen. 1) In Z.A. scheldnaam voor hermaphrodieten.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland trekker

e bird of passage, transient, mere sojourner: Nor must we forget that the Dutch are not mere ‘birds of passage’ in Java, as is the case with the English in India (Worsfold, A Visit to Java, p. 208). f oiseau de passage. Dit kan in fig. zin gebruikt worden - vgl. Quenedey, Java Birmanie, p. 24: le voyageur, oiseau de passage ... ne s'en doute guère. d nicht fest Angesiedelter. In het Duitsch is Zugvogel ook in gebruik ‘von unsteten Personen’ zegt Sanders Handwörterb.

trekvee

e draught animals. f bêtes de trait. d Zugvieh.

trempé

[door transpiratie] e wet through, all in a sweat. f trempé, en nage, en eau. d durchnäszt, in Schweisz gebadet.

triangulatie

e triangulation, trigonometrical survey. f triangulation. d Landestriangulierung.

trieur: zie sorteermachine .

trima kas(s)i

[ironisch]

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e no thank you!, your humble servant. f merci bien, zut!, bien obligé, plus souvent! d Proste Mahlzeit; ja, Prosit! Na, ich danke; sonst danke ich für Obst!

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 263

tripang

e trepang, tripang. Ook sea-cucumber en sea-slug (Ch.). Verder suala, swalloe en swallow (Wt.). Soms genoemd met den Franschen naam: vgl. to go bêche-de-mer-ing (M.). f bêche-de-mer, cornichon de mer. Ook tripang: il montait des sociétés ... d'exploitation du tripang (A. Daudet, Port Tarascon, p. 21). d [der]TripangofTrepang,[die]Seegurke,eszbare Holothurie.

triplicaat

e triplicate, bijv. made out in triplicate. f [le] triplicata = troisième copie (meer in gebruik). d [das] Triplikat, dritte Ausfertigung, Drittes.

troeboek

e fish-roe = the roe of the ikan truboh... It is first thoroughly salted and then dried (D.D.). f rogue, frai, boutargue. d eingelegter Rogen.

troepenpaard

e charger, battle-horse. f cheval de bataille. d Truppenpferd.

trommelstokboom

[Ambon] e Indian laburnum, purging fistula. f canéficier. d Röhrenkassie.

tronk:

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland zie boei .

tropenkolder

e Tropenkoller = tropical frenzy. f fièvre des Tropiques: Si le cerveau d'un Belge a été détraqué par la fièvre des Tropiques, cela prouve qu'il est urgent d'expulser les Belges de l'Afrique (Le Matin, 16 août 1906). d Tropenkoller: Wer sich nicht mit aller Energie noch selbst unter das wohltätige Joch unserer Kultur zurückzwingt, der verfällt unwiederbringlich in jenen krankhaften Seelenzustand, den man bei den römischen Kaisern ‘Cäsarenwahnsinn’ nennt und für den man in den Kolonien den Ausdruck Tropenkoller erfunden hat (H. Wenden, Tropenkoller, p. 139).

troupier

e campaigner, trooper. f troupier, homme de troupe. d versuchter Soldat.

trouwakte

e marriage certificate. f certificat de mariage. d Heiratsschein.

* trouweratie

e wedding. f noce. d Hochzeit, Trauung.

tuberoos

[N]: zie sedep malam .

tuchtigingsexpeditie

e punishing expedition.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland f expédition punitive. d Züchtigungsspedition.

tuffen

e mote, teuf-teuf. f chauffer, faire de l'auto, aller en auto. d töffen, auteln.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 264

tuflaag

e tufa layer. f couche de tuf. d [die] Tuffschicht.

tuftuf

e teuf teuf (H. Mathers, Cinders, p. 110). f teuf-teuf (N.L.I.). d Aut, Tuff (spr. töff). Onder Automobil, schertsend ook Automoppel, geeft Heyse in zijn Fremdwörterbuch: ein selbst-fahrender Wagen... auch das Aut oder Tuff genannt. Tegenwoordig ook Töff-Töff: Mein Gaul heiszt Töff-Töff und er lebt von Benzin (Rideamus, Der Ritter vom riechenden Rosz). Ook vindt men Selbster.

tuimelaar

[zeemanstaal] e porpoise. f marsouin, porc-marin. d Tümmler.

† tuin

e country seat. In Eng.-Indië nog altijd gardens of garden-house. H.J. citeert uit 1810: Rural retreats called garden-houses en uit 1873: to let, or for sale, Serle's gardens at Adyar. f (maison de) campagne. d Landhaus.

tuinameublement

e set of garden furniture. f garniture de jardin. d Gartengarnitur.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland tuinbouwcursus

[te Buitenzorg] e horticultural course. f cours d'horticulture. d Gartenbaukursus.

tuinhoed: zie plantershoed .

tuinjongen: zie kebon .

tuinopziener

e field overseer. f surveillant de plantation. d Plantagenaufseher, Feldaufseher.

tuinwerk

e plantation labour (work). f travail dans les plantations. d Plantagenarbeit.

Turksche weit

[W.-Indië]: zie karoe .

tusschen

[er van - gaan]: zie em smeren .

tusschenbestuur

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e interval (of British rule). f interregne (britannique). d (englische) Zwischenherrschaft, Zwischenregierung: Die englische Zwischenregierung hatte manche freiheitliche Besserung auf Java angestrebt (Bokemeyer, Die Molukken, p. 285).

tusschendans

e extra-dance, extra. f danse intercalée. d Extra-Tanz.

tusschendekspassagier

e steerage passenger, 'tween deck passenger. f passager d'entrepont. d Zwischendeckpassagier, Zwischendecker (Mr.).

tweepersoons

e for two, ook double (bed-stead); van hutten: two bed-

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 265

ded cabin of two berth cabin (T.). f à deux; à deux couchettes. d zweischläferig, zweispännig; zweibettiges Zimmer = tweepersoonshut, ook Doppelkabine genoemd.

tusschenvorm

e intermediate form. f forme intermédiaire. d Zwischenform.

twijfelaar

[bed] e a between. f lit de grandeur moyenne. d Zwischennummer.

typen: zie tikken b). U.

uit en thuis

e out and home, out and in. f aller et retour. d hin und zurück.

uitfuiven

[iemand] e give one a (hearty) send-off. f donner un festin au départ de qqn. d wegessen, wegtrinken, wegfezen.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland uitgaaf

[in - stellen] e pass for payment. f ordonnancer. d ordonnanzieren.

uitgeven

[de goedang] e do the godown: the sole domestic duty of the diligent Anglo-Indian housewife is to do her godown every morning (Compton, Indian Life, p. 158). Ook give out supplies. f délivrer les provisions (Ch. B.). d die Provisionen verabreichen.

uithouden

['t zal mijn tijd wel -] e it well last my time. f cela durera bien autant que moi. d es wird meine Zeit wohl aushalten.

uitkaaien

[iemander -] e to fire out, turn out, chuck out. f expulser, mettre à la porte, donner du balai à qqn. d hinausschmeiszen, an die Luft setzen.

uitkaaier

e chucker out, ejecting-steward. In Amerika bouncer, smasher out. f expulseur (Willy, Maugis amoureux). d Rauswerfer, Schlagetot, Türsteher.

uitkeeringsfonds

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e share-out fund. f caisse de subvention. d Unterstützungskasse.

uitkijk

e look-out(station), signalstation. f poste d'observation. d [die] Signalstation.

a) uitkomen

e to come out (to India): Daendels came out as G.G. of the Dutch East-Indies in 1808 (Money, Java, I, p. 160). Scott knew ... that Miss M. had come out to India four

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 266

years before (Kipling, The Day's Work, p. 171). f venir d'Europe. d aus Europa kommen.

b) uitkomen

[in heerendienst] e to come forward. f se présenter. d sich stellen.

uitkrijgen

e to get (receive) from Europe. f recevoir d'Europe. d aus Europa bekommen.

uitloopen

[scheepsterm] e forerun. f devancer, distancer. d distanzieren.

uitpiekeren

e excogitate. f méditer, ruminer. d ausklügeln.

uitreis

e voyage out, outgoing of outward voyage. f voyage d'aller. d Ausreise.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland uitrusting

[Indische] e tropical of colonial outfit. f équipement tropical. d Tropen-Ausrüstung.

uitslapen

e have a Europe morning (E.-I.). f faire la grasse matinée. d ausschlafen.

uitsmijter: zie uitkaaier .

uitstoelen

e to rise in stalks, to shoot stalks. f développer un bon pied, taller. d sich bestauden, sich bestöcken (M.S.) - vgl. Krüger, Das Zuckerrohr, p. 275: Bemerkt sei noch, dass das Wort Bestockung (holl. uitstoeling) sehr häufig auch falsch angewandt wird, indem man wohl auch darunter das reichliche oder weniger zahlreiche Aufkommen primärer Stengel, also der direkten Abkömmlinge des Stecklings, versteht und in diesem Sinne von einer guten oder slechten Bestockung des Zuckerrohrs spricht.

uittrekken

[een som gelds] e assign. f affecter à. d aussetzen, auswerfen.

uitvoerpremie

e bounty on exportation. f prime d'exportation, bonification. d Ausfuhrprämie.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland uitvoerprodukt

e export-product, meerv. ook exports. f produit d'exportation. d Ausfuhrprodukt.

uitzenden

e to send (out) to India. f envoyer (expédier) aux Indes. d nach Indien senden (schicken), van ambtenaren entsenden.

uitzetten

[iemand er -]: zie dijk .

ukkepuk

e chit, hob o'my thumb, tot, little nipper, bubby.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 267

f crapaud, crapoussin, marinot. d Knirps, Krabbe, Dreikäsehoch.

unit1)

e unit. f unité. d Unit.

urinaal

e urinal. f urinal, pissotière. d Uringlas.

Ursulinenschool

e Ursuline school. f école des Ursulines. d Ursulinenschule.

usance

e custom. f l'usage, les usages, les us. d [die] Usance, [der] Usus.

V.

vaarbeurt

e -date. f partance. d Abfahrt.

1) Hiermee wordt bedoeld de prijs van 1 percent kinine op ½ KG. bast. Bevat bv. ½ KG. bast, die 30 cts. kost, 5 percent kinine, dan komt de unit op 6 ct.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland vaart

[in de - brengen] e put on the service. f mettre en ligne (un navire). d in die Fahrt einstellen.

vacantiekolonie

e holiday colony, holiday camp. f colonie de vacances (N.L.I.). d Ferienkolonie, in Europa ook Sommerpflege.

vaccinateur

e vaccinator. f vaccinateur. d Impf-Arzt, Impfer.

vaccine district

e vaccination district. f cercle de vaccine. d [der] Impfbezirk.

vacuumpan

e vacuum pan (Cycl. Britt.). f appareil à cuire dans le vide (N.L.I.). d Vakuum (verdampf) apparat.

vakvereeniging

e trade(s)-union. f syndicat professionnel. Er is een loi sur les syndicats professionnels.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d Gewerkschaftsvereinigung, Gewerkverein.

valk

[paard] e falcon coloured horse. f (cheval) aubère. d Falke.

vampirisme

e vampirism. f vampirisme. d [der] Vampirismus.

vanille

e vanilla. f [la] vanille. Vgl. Navarre, Man. d'Hygienè col., p. 262: A Java... on cultive une vanille bâtarde qui donne des gousses plus courtes, plus épaisses et moins parfumées qu'on appelle dans le commerce vanillon. d Vanille.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 268

vanillebereiding

e preparation of vanilla. f préparation de la vanille. d Bereitung der Vanille.

vanille-ijs

e vanilla ice cream. f glace à la vanille. d Vanille-Eis, schertsend Familien-Eis.

vaporisateur

e spray. f vaporisateur. d Zerstäuber, Zerstäubungs-apparat.

varken

[wild -] e wild boar, wild hog. f porc sauvage, d Wildschwein, ook Buschschwein.

varkenshert

[N]: zie babi roesa .

varkenspruim

[N]: zie kedongdong .

varkenstaart

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland [Z.A.]: zie staart .

vastigheden

e immovables. f immeubles. d Immobilien.

vatbier

e beer on draught. f bière en fût. d Faszbier.

vechtjas

[slang] e officer. f officier. d Offizier.

veeartsenijkundig

e veterinary. f vétérinaire. d tierärztlich.

veekraal: zie koeienkraal .

veem

[Indisch enz.] e bonded warehousing company, bonded warehouse. f association de transport, de manipulation et d'emmagasinage. d Lagerhausgesellschaft, Privatzollniederlage.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland veertiendaagsch

e fortnightly. f bimensuel. d vierzehntägig.

veevoederkoeken

e feeding-cakes (advertentie British Trade Journal). f tourteaux de fourrage. d Viehfutterkuchen, in Europa Oel-Kuchen.

veiligheidsspeld

e safety pin, shield pin, baby-pin, clasp-pin. f épingle de sûreté, épingle anglaise, épingle de nourrice. d Sicherheitsnadel, Kapselnadel.

veld

[de -] e field-artillery. f artinerie de campagne. d Feldartillerie.

veld

[te - staand] e standing. f sur pied. d auf dem Felde stehend.

velddienst

e field service.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 269

f service de campagne. d Felddienst (M.S.).

veldeskadron

e field-squadron. f escadron de campagne. d Feldgeschwader.

veldkleeding

e field-dress, camp-dress. f tenue de campagne. d Feldmontur, Lageranzug.

veldtroepen

e field-troops (M.). f troupes en campagne. d Feldsoldaten (M.S.).

vendu: zie vendutie .

venduaccept

e acceptance for the proceeds of an auction. f acceptation pour le revenu d'une vente. d Akzept auf den Betrag des Erlöses einer Auktion.

venduafslager

e crier, hammer-man. f crieur(d'encan), gemeenzaam aboyeur (S.V.).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d Ausrufer, Auktionsausrufer, Versteigerer.

vendubeer

e auction-debt. f dette de (la) vente publique. d Auktionsschuld.

vendudepartement

e auction department. f département des ventes publiques. d Auktionsdepartement.

venduhouder

[geen ambtenaar] e auctioneer. f commissaire-priseur. d Versteigerer, Auktionator.

vendukantoor

e auction office. f bureau des ventes publiques. d Auktionsamt.

vendulokaal

e sale room(s). Ook in Amerika nog vendue-room(s) - zie 't volgend woord. f salle des ventes, hôtel des ventes. d Auktionslokal, -halle.

vendumeester

[ambtenaar]

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e auction-master. In Amerika nog vendue-master (M.S.), maar j.v. vendue-master zegt H.J.: we know this word only from the notifications which we quote. Daarvan is de volgende er een uit 1793: The Governor General is pleased to notify that Mr. Williamson as the Company's Vendu Master is to have the super-intendence and management of all sales at the Presidency. A. Matthews geeft in An English Miscellany vendue master uit de South Carolina Statutes van 1710. Verder uit 1790: Voted, to appoint a person as Vendue-Master to vendue the materials. Andere samenstellingen waren vendue goods (1730), vendue store (1775), vendue business (id.), vendue room (id.), vendue laws (1783). f maître des ventes publiques. d Auktionsvorsteher.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 270

vendurekening

e auction-bill. f note de (la) vente publique. d Auktionsrechnung.

vendusalaris

e auction charges. f frais de vente (publique). d Auktionsspesen.

venduschrijver

e auction clerk. f commis-copiste de vente. d Auktionsschreiber.

venduschuld: zie vendubeer .

vendutie

e auction, auction sale, public sale. Soms in Eng.-Indië outcry of leelam = mal. lelang. In 1709 vindt men in Amerika: an act to Regulate the Sale of Goods by Publick outcry, Auction or Vendue in the city of New-York (Matthews, An English Miscellany, p. 315). Matthews laatste bewijsplaats is uit 1786, zijn eerste uit 1678. Hij besluit als volgt: At present, while still in use in country districts, the word no longer enjoys the vogue that it formerly did. Hoe het in Amerika gekomen is, is niet met zekerheid te zeggen, volgens hem. Op vendutie doen (zetten, gooien, smijten) - to bring to (under) the hammer, to put up to auction, to auction, vroeger in Amerika to sell at vendue, to vendue. f vente publique, enchère. Op vendutie doen, enz. - mettre aux enchères. d Auktion, Versteigerung, Vergantung. Op vendutie doen, enz. - zur Auktion bringen, verauktionieren, unter den Hammer bringen.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland a) vent

[aanspreking] e 1. hub, hubby; 2. bub(by), my man, little man. f 1. mon homme; 2. mon ami, fils, fiston, fistot. d 1. Männchen; 2. Kerlchen, Sohnemann.

b) vent

[gemeenzaam] e husband. f mari. d Gatte, Mann.

verbanningsbesluit

e decree (sentence) of expulsion. f arrêté d'expulsion. d [der] Ausweisungserlasz.

verbinden

[bij de telephoon] e connect (up) with, hitch on to, put on to, put through to [Sourabaya]. f donner la communication. d verbinden. Gewoonlijk zegt men: Bitte, Anschlusz Nr..., maar ook bijv. falsch verbunden!

verbindingsweg

e connecting road. f voie de communication. d Verbindungsweg.

verblijfpas

e permit to reside in the Dutch Indies. f permis de résidence (Tissandier, Cambodge-Java, p. 98).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d Aufenthaltskarte.

verbodsbepalingen

e prohibitive regulations. f règlement prohibitif. d Prohibitivverordnungen.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 271

verdedigingsstelsel

e defence system. f système de défense. d Verteidigungssystem.

verdraghaven

[China] e treaty port. f port ouvert (par traité). d Traktathafen (Br.).

vereenigingsjaar

e year of association. f année sociétaire. d Vereinsjahr, Genossen-schaftsjahr.

vereenigingslokaal

e meeting-room(s). f salle de réunion. d Versammlungsraum.

vereuropeeschen

e to europeanize. f européaniser (N.L.I.). Soms s'occidentaliser (Le Monde Moderne, Aug. 1906, p. 431). d europäisieren.

vergeet mij niet

[Indische] e Cynoglossum Javanicum.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland f Cynoglossum Javanicum. d Cynoglossum Javanicum.

vergunning

[voor mijn bouwkundige opsporingen] e prospecting-license. f permis de recherches (minières). d Erlaubnis zum Schürfen, Schürferlaubnis - zie Régime Minier aux Col., VI, p. 26. Ook Schürfschein, Schurfzettel.

verhardingsmateriaal

e road-metal, macadam. f cailloutis, macadam. d Steinschlag, Beschotterung.

verhoogd

[- e temperatuur] e heightened temperature. f hyperthermie, pyrexie. d erhöhte Temperatur.

a) verhooging: zie traktements-verhooging .

b) verhooging

e rise in temperature. f hausse de température. d Temperatursteigerung.

verhuur

[subst.] e letting (out).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland f louage, location. d [das] Vermieten, [die] Vermietung.

verhuurkantoor

e registry-office. f bureau de placement. d Vermietungsbureau.

verificateur

e verifier, auditor. f vérificateur. d Revisor, Untersucher, Beglaubiger.

verindischen

e to indianize; to become indianized of colonialized, become addicted to Oriental usages in Macaulayaansch Eng. Vgl. M.: indianize = to make Indian in character, habits or appearance. Uit Sewall's Diary citeert hij: more than one hundred of the whites have been ‘Indianized’ to each single Indian who has been civilized.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 272

f subir l'influence des Indes, s'indianiser. In 't Album-Kern, p. 5, vindt men reeds het woord indianisme. d indisieren = indisch werden. Vgl. Metzger, Viersig Jahre, p. 15: Sie bleiben ... länger Neulinge, werden nicht so leicht ‘indisch.’

verinlandschen

e to adopt the ways of the natives. f se façonner à la vie des indigènes. d die inländische Lebeweise annehmen. Bewunderer beschrijft in Indien in Moll, p. 108 dit niet geheel juist als volgt: Die letzteren [seelischen Depressionen] sind es gerade, welche manchen Vertreter anderer Völker veranlassen, wie man es in Holländisch-Indien nennt, zu ‘verindlandschen’, indem sie zu viel scharfe Gewürze und Alkohol zu sich nehmen; oder auch, die grosze Stufe zwischen Weiszen und Inländern vergessend und die natürlichen Gegensätze zwischen Angehörigen verschiedener Rassen überwindend, sich mit einer Eingeboreren verheiraten, um durch ein wenn auch nicht vollwertiges Familienleben eine gewisse Ablenkung zu erfahren.

verkeerswezen

e traffic and communications, locomotion. f (les) communications et moyens de transport. d Verkehrswesen.

verkikkerd

e spoon(e)y on, gone on, mashed on, sugar on. f épris de, toqué de, emballé sur, pincé, timbré, ayant un béguin pour. Ook en avoir dans l'aile. d verschossen, verknallt, verscha(r)meriert in (met 4en naamv.). Ook ganz weg von... sein.

verlakkerij

[schooltaal] e gummation, a sell, a bam. f gabegie. d Lackmeierei.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland verlenging

[van verlof] e extension(of leave).Vgl.ook:he has had his leave extended. f prolongation de congé. d Urlaubsverlängerung.

verlof

[met -] e on leave (of absence); on furlough (vooral milit). Men zegt: to take furlough = verlof nemen. Vgl. Cunningham, Chronicles of Dustypore,, p. 6: Officers... used to take furlough, and go home. Met verlof gaan is to go on leave, proceed (up)on leave. f (être) en congé. Vgl. rentrer en of de congé en ook: congé à titre d'ancienneté de services = verlof wegens langdurigen dienst. d auf Urlaub, beurlaubt.

verlofganger

e man (person) on leave. f fonctionnaire en congé. d Beurlaubter, Urlauber.

verlofsaanvrage

e application for leave. f demande de congé. d Urlaubsgesuch.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 273

verlofstraktement

e furlough pay (allowance), absentee allowance. f solde of traitement de congé. d [der] Urlaubsgehalt.

verloftijd

e (time of one's) leave. f (temps de) congé. d Urlaub(szeit).

verlovingskaart

e fiancés-card. f faire-part de fiançailles. d Verlobungskarte.

vermalen [v. suikerriet]

e crush. f broyer. d auspressen.

vermeld

[eervol -] e mentioned in despatches. f cité (mis) à l'ordre du jour. d durch Parolebefehl belobigt.

vermouth

e vermuth, vermouth. f vermout(h). d Wermut(schnaps).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland verpatsen

e swop off, swap off = sell (F. & H.). f bazarder, claquer. d verklopfen, verkeilen, verkitschen, vermöbeln.

verplegingsgesticht: zie verzorgingsgesticht .

verponding

e real estate tax. Vgl. Worsfold, A Visit to Java, p. 163: this [the verponding] is a tax of three-fourths per cent, on the capital value of house property and industrial plant. f contribution foncière. d Grund-und Gebäudesteuer, Immobiliensteuer.

verpondingsaanslag

e cadastral assessment. f cote cadastrale. d Grundsteurquote.

verpondingsbelasting: zie verponding .

verpondingscommissie

e real estate tax board. f comité de la contribution foncière. d Immobiliensteuer-Ausschusz.

verpondingsnummer

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e cadastral number. f numéro cadastral. d Katasternummer, Nummer der Grundsteuerrolle, Plannummer.

verpondingswaarde

e cadastral value. f valeur cadastrale. d [der] Kataster-Wert.

verrekenpakket

e cash on delivery parcel = C.O.D. parcel (vgl. Hazell's 1905 Annual, p. 554 i.v. C.O.D. system), Value Payable Post parcel = V.P.P. parcel: There is a system in India called the Value Payable Post, or briefly V.P.P., by which the value of the parcel delivered is at time of delivery recovered from the purchaser, who must

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 274

pay before he gets his goods (H. Compton, Indian Life, p. 141). f coli(s) grevé de remboursement. d Nachnahme-Paket.

verscheping

e shipment. f mise à bord. d Verschiffung.

verslagjaar

e year reported about of under report. f année du rapport. d Berichtsjahr.

verslagmaand

e month reported about of under report. f mois du rapport. d Berichtsmonat.

† verstekeling

e stowaway. f passager de contrebande. d blinder Passagier.

vervanging

[ter - van] e vice, in the place of, in succession to. f en remplacement de. d an Stelle von.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland verzendingskosten

e cost (charges) of transmission. f frais d'expédition. d Versendungsgebühren, Beförderungskosten.

verzoek

[op - ontslagen] e at (his) own request. f à sa propre demande, sur sa demande. d auf eigenes Ansuchen.

verzorgingsgesticht

e pauper asylum. f asile, maison de refuge. d Versorgungsanstalt (S.V.), -ort.

vesjes

[soldatenslang]: zie vestingartillerie .

vestingartillerie

e siege artillery, garrison-artillery. f artillerie de place of siége. d Festungsartillerie.

† vetleer

e skipper. f capitaine de voilier. d Segelschiffskapitän.

vette aarde

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e made earth, black earth. f terreau. d Dammerde, Düngererde.

vezelfabriek

e fibre manufactory. f fabrique de filaments. d Faserfabrik.

vezelplant

e fibre-plant, fibrous plant. f plante textile. d Faserpflanze, Gespinstpflanze.

vieruursbloem

[N]: zie poekoel ampat .

vieruurtjes

[Z.A.]: zie poekoel ampat .

vindplaats

e finding-place. f gîte. d [der] Findeort, Fundort.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 275

vice-consul

e vice-consul. f vice-consul. d Vizekonsul.

vice-president

e vice-president. f vice-président. d Vizepräsident.

vierkante Jan: zie ☐ pot .

vierkantje

[Z.A.]: zie ☐ pot .

vijgenkoffie

[N surrogaat] e fig coffee. f café de figues. d Feigenkaffee.

vingerglas

e finger-glass, finger basin, finger bowl: Amarinth got up, dropping his cigarette end into his finger-bowl (Hichens, The Green Carnation, p. 86). f lave-mains, bol d'eau, rince-doigts. d Fingerbowle, Fingerglas (G., p. 333).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland vingerkom: zie vingerglas .

vischjes

[roode -] e Malacca fish, often known as ‘Macassarfish’: a small fish from 2 to 6 inches in length, which, having been cleaned and deprived of its head, is salted in quantities and placed under pressure in flat earthenware vessels. After two or three days, they are washed and saturated with toddy vinegar; ginger, peppercorns, brandy and ‘red rice’ being added (D.D.). Ook red fish (D.D.). f petits poissons de Macassar (Quenedey, Java Birmanie, p. 21). d rote Fischchen von Makassar.

visschersprauw

e fishing-prahu. f pirogue de pêcheur. d Fischerproa.

† vlaade-appel: zie boewa nona .

vlagvertoon

e showing the country's flag. f montrer le pavillon. d Flaggendemonstration, das Zeigen der Flagge.

vlechtwerk

e basket work. f vannerie, sparterie. d Flechtwerk.

vlektyphus

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e petechial fever, spotted typhoid. f fièvre typhoide pétéchiale, fièvre pourprée. d Flecktyphus, Fleckfieber.

vlerk

e cad, churl, clod-hopper. f pignouf, muffle = mufe, maroufle. d Knote, Knollfinke, Fläz, Flaps.

vlerkprauw

e flying proa, proa. f pirogue bout-dehors. d Auslegerboot.

vliegende visch

e flying fish. f poisson volant, exocet. d fliegender Fisch.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 276

vliegende vos

e flying lemur. f [le] galéopithèque. d fliegender Lemur.

vliegenwaaier

[voor paarden] e fly-flapper, whisk, chowry. f chasse-mouches. d [der] Fliegenwedel.

vliegerwedstrijd

e kite-flying competition. f concours de cerfs-volants. d Papierdrachenwettkampf.

vloedbosch

e tidal forest. f forêt de marée. d Flutwaldung (Sievers, Asien).

voedingsgewas

e fodder plants, food crop(s). f plantes alimentaires (four-ragères), plantes vivrières. d Futtergewächs.

voelen

[zich] e to feel one's oats,suffer from swelled head,fancy oneself. f se sentir.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d sich fühlen.

voertaal

e vehicle, medium of instruction: Arabic is to be the medium of instruction in all Egyptian Government Schools (T.). f véhicule de l'enseignement, langue véhiculaire (Bulletin no. 116, p. 150 der A.F.). d Unterrichtssprache.

voetbal

e foot-ball. f ballon de football. d Fuszball.

voetbalclub

e football club. f club de football(eurs). d Fuszballklub.

voetring

e ankle-ring, anklet, bangle (M.S.). f anneau de pied (Album-Kern, p. 165). Ook manille. d Fuszring, Beinring, Fusz-band: Auch belädt man die Kinder gern mit Glasperlen, Arm-und Fuszbändern (Moszkowski, Auf neuen Wegen durch Sumatra, p. 167).

vogelnestgrotten

e edible birds' nest caves. f grottes de salanganes. d Vogelnestklippen.

vogelnestjes

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland [eetbare] e edible (birds') nests: Milburn says edible nests are found in caves on the sea-coast of Sumatra, Java and many of the Eastern islands. The cleanest and best are almost as white as writing-paper and as transparent as is in glass (Wt.). f nids d'oiseaux, nids d'hirondelles. Vgl. Madrolle, Indo-Chine, p. 120: les Chinois sont ici l'élément dominant, ils vendent de tout, des légumes, des nids d'hirondelles, etc. d eszbare Vogelnester of Schwalbennester.

vogelnestklippen: zie vogelnestgrotten .

volbloed

e full-blood(ed), pure(-blood-

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 277

ed): There are as many Eurasians in [British] India as there are pure whites (Compton, Indian Life, p. 153). f (de) pur sang, pur: Dans ces deux colonies [Antilles et Réunion] il n'y a pas 10.000 blancs purs (Girault, Législation colt., I, p. 337). d Vollblut... bijv. Vollblut-Amerikaner. Ook rein: Kreole, in den Kolonien geborner Abkömmling reiner Europäer (Duden, Orth. Wtbuch).

volbloedfokkerij

e stud-farm. f haras. d Gestütgarten, [das] Gestüt(e).

vole

[bij 't kaartspel] e vole. f vole. d [die] Vole, [der] Tout.

volgbriefje

e bill of delivery. f billet de contrôle. d Empfangschein, Verabfolgungsschein.

volgefourneerd: zie volgestort .

volgestort

[van aandeelen] e paid up. f fourni en plein, libéré. d vollgezahlt.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland volksbibliotheek

e free (circulating) library. f bibliothèque populaire. d Volksbücherei, -bücherleihanstalt.

volksspijs

[blikjes]1) e shell. f des obus. d Granaten.

vooravond

e evening (before dinner). f commencement de la soirée. d Frühabend (vor dem Essen).

voorbank(je)

e front-seat, bracket-seat. f strapontin. d Rücksitz, in het Berlijnsch is Blumenbrett = Rücksitz der Droschke. Ook Notsitz.

voordracht

[nummer... op de -] e no.... in the select list. f numéro... sur la liste de présentation of sur l'état de proposition, être présenté en première etc. ligne. d Nummer... auf der Vorschlagsliste.

voorerf

e front-yard, fore-court.

1) Soldatenslang.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland f cour de devant, cour d'entrée: Quelques degrés en marbre blanc... conduisent du péristyle dans le jardin ou cour d'entrée pour les piétons ou les voitures (De Lenthiolle, Relation, p. 19). d [der] Vorhof.

voorgaanderij

[deftig]: zie voorgalerij .

voorgalerij

e front veranda(h), fore-verandah: The usual sitting room in the evening is the front veranda (Money, Java I, p. 8). - When one does not wish to receive, the fore verandah is not so lighted (A. Forbes, Insulinde, p. 23). Soms

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 278

front gallery (A. Linden, Gold, p. 82). Ook soms porch verandah. f véranda de devant, véranda de face: Vgl. Babut, F. Batel, I, p. 97. La vérandah de face est la plus spacieuse. d (vordere) Veranda.

voorgedragen voor...

e his name has gone up for..., his name has been submitted for... f être présenté, être proposé pour... d auf der Vorschlagsliste stehen of fungieren.

voorhangen

[transitief] e propose for membership, put up: The first thing an English official in an out-station in India or the Peninsula will do for a stranger arriving with introductions is to offer to put him up for the club (Keyser, From Jungle to Java, p. 88). f proposer, présenter. d vorschlagen.

voorkaaien

[schooltaal] e prompt. f souffler. d vorhauen, einsagen.

Voor-Indië

e the peninsula of India (Macaulay, Clive, p. 19). f l'Inde Citérieure. d Vorderindien.

voorlaadkanon

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e muzzle-loading gun, muzzle-loader. f canon se chargeant par la bouche. d Vorderlader.

voorlader

e muzzle-loader, ram and dam(n), jocularly applied to a muzzle-loading gun (M.). f fusil à baguette. d Vorderlader.

† voorraadkamer: zie goedang .

voorschot

e advance(s), advance-payment, subsist-money. f avance. d Vorschusz, Angeld.

voorwarmer

[stoomwezen] e feed-heater, economizer. f réchauffeur. d Vorwärmer.

Vorstenlanden

e the Principalities (of Sourakarta and Djokjakarta). f les principautés (indépendantes). Vgl. de Beauvoir, Java Siam Canton, p. 93: Il ya à Java deux grandes provinces que l'on appelle ‘les Terres princières’, Sourakarta et Djokjakarta. d die Fürstenländer. Vgl. ook Fürst, Reise durch Javas unabhängige Fürstenthümer.

vossen

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e to mug, to sap, to grind, to swot. f piocher, bûcher, potasser, pomper. d eseln, ochsen, büffeln, angestrengt arbeiten besonders für ein Examen (Genthe, Deutsches Slang).

vrede

[zich op voet van - stellen]: zie zich lekker maken .

vreemdelingenverkeer

e ± tourists' movement.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 279

f tourisme, mouvement des étrangers. d [der] Fremdenverkehr.

vrieskamer

[aan boord] e meat chamber, cold storage chamber, chill room. f chambre frigorifique. d [der] Eisraum.

vrije geneeskundige behandeling

e free medical attendance. f le médecin et les médicaments. d freie ärztliche Behandlung.

vrij(e) woning

e free house accommodation. f le logement. d freie Wohnung.

vrijgesteld

[van 't mondeling examen] e exempt from the oral part. f exempt de l'oral. d vom Mündlichen dispensiert.

vrijmetselaarsvereeniging

e free-masons' association. f association de francs maçons. d Freimaurerverein.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland vrijwiel

e free wheel. f roue libre. d Freirad, Freilauf.

vrouwenarts

e gynecologist. f gynécologue. d Frauenarzt.

vrouwenbond

e women's association. f association des dames patronnesses. d [der] Frauenverein.

vrouwenperkara

e petticoat-affair. f affaire de femme. d Weibergeschichte.

vruchtduif

e fruit pigeon. f colombar. d Fruchttaube.

vruchtenijs

e fruit ice cream. f glace aux fruits. d Fruchteis.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland vruchtenkerel

e fruitseller, seller of fruit(s). f marchand de fruits, in het argot cribleur de verdouse (S.V.). d Obsthändler, Obsthausierer.

vruchtenkoopman: zie vruchtenkerel .

vruchtenmes(je)

e fruit-knife. f couteau à fruits. d Obstmesser.

vruchtenschaal

e fruit dish, fruit plate. f assiette of coupe à fruits, compotier. d Fruchtschale.

vruchtententoonstelling

e fruit-show. f exposition de fruits. d Fruchtausstellung.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 280

vruchtentijd

e fruit-time. f temps des fruits. d Fruchtzeit, Obstzeit.

vuilegoed(s)mand

e soiled linen basket. f panier à lessive (linge). d Waschkorb.

vuillinnenzak

e soiled linen bag. f sac à linge. d Wäschesack, Wäschbeutel.

vulkanisme

e volcanism. f vulcanisme. d [der] Vulkanismus.

vuurvlieg(je)

e fire fly. f lampyre, mouche à feu, mouche ignée, mouche luisante, luciole. d Feuerfliege, Leuchtkäfer.

W.

waaier

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland [electrische] e electric fan, fan ventilator, ventilating fan. f ventilateur électrique. d elektrischer Kammerventilator.

waaierketting

e fan-chain. f chaîne d'éventail. d Fächerkette.

waaierpalm1)

e fan-palm, fan-leaf palm (K. Edge, Ahana, p. 22), palmyra. f latanier, palmier borasse, palmier éventail. d Fächerpalme, Schirmpalme.

waarnemend

e acting, temporary. f intérimaire, suppléant; chargé de l'intérim. d stellvertretend.

waarneming

[met de - belast] e acting, temporary, holding an acting appointment. f en remplacement, chargé de l'intérim, par intérim, intérimaire. d mit der Bestellung beauftragt of betraut, stellvertretend(er).

wacht

[in de - sleepen] e to spirit away. f enganter, égrailler, ratiboiser. d ausspannen, ausführen, mitgehen heiszen, wegputzen. 1) Ten onrechte wordt de Pisang ajer of Pisang kipas (q.v.), ook wel eens waaierpalm genoemd.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland wachtdoener: zie gardoe .

wachtgeld

e half pay (van officieren) = H.P. of h.p., subsistence allowance, allowance (van burger-ambtenaren). f pension expectative,demisolde;traitement d'attente,solde de disponibilité (spéciale aux gouverneurs, lieutenants-gouverneurs et résidents supérieurs), traitement provisoire. d Wartegeld, Wartegebühr.

wachtgelder

e functionary on half pay.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 281

f fonctionnaire à la demisolde of au traitement de disponibilité. Ook un demisolde. d Beamter auf Wartegeld of zur Disposition.

wachthuis: zie gardochuis .

wachtschip

e guard-ship. f bâtiment de garde. d Warteschiff.

wadoek

e tank. f réservoir. d [das] Reservoir, ook Sammelbecken.

wagen

[halve -] e hackney victoria for two hours. f voiture de louage pour une sortie de deux heures. d Mietwagen für zwei Stunden.

† wagen

[stinkende]: van gemeen ruw hout gemaakt rijtuig zonder verguldsel of schilderwerk, waarvan alle mindere ambtenaren van den rang van koopman af en alle particulieren zich in den Compagnie's tijd moesten bedienen.

wagenkamer

e coach-house.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland f remise. d [der] Wagenschuppen, [die] Remise.

wagenpaard

e coach-horse. f cheval de voiture. d Kutschpferd.

wagenpark

[artillerie] e field-park. f parc d'artillerie. d Wagenpark.

wagenverhuurderij

e livery stable. f remise, louage de voitures. d Fuhrhalterei.

wagenziek

e train-sick. In de Daily Mail 28 Sept. 1906: Train-sickness is becoming more prevalent. Whereas ten years ago only one traveller out of a hundred ever became train-sick, now five times as many succumb. f souffrant du mal de voiture, ayant le mal de voiture. d wagenkrank.

wajang

e wayang theatre (S.T.). f wayang = ombres chinoises de Java. d Schattenspiel, Schattentheater, vgl. Das javanische Schattenspiel in de Globus, LXXIII, p. 239. Ook Wajang (Heyse, Fremdwörterb.).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland wajangpop

e wayang puppet. f marionnette de wayang (G.I.N., p. 309). d Wajangpuppe (Zentralbl. für Anthropologie).

wakil

e vakeel, vakil, proxy, agent, trustee. f mandataire, fondé de pouvoir. d Wakil (Sanders, Fremdwör-

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 282

terbuch), Bevollmächtigter, Stellvertreter.

walang sangit

e rice sapper. f Leptocorisa acuta. d Reis-Stinkwanze.

wandeldek

e (upper of lower) promenade deck. f pont-promenoir, promenoir. d Promenadendeck.

wandelen

[men wandelt niet ongestraft onder de palmen] e nobody can walk under palm-trees with impunity. f personne ne se hasarde impunément sous les palmiers (S.V.). d man wandelt nicht ungestraft unter Palmen (Lloyd Zeitung 1909, p. 290b) en: es wandelt niemand ungestraft unter Palmen (Goethe, XVII, 292, volgens S.V.).

wandelend blad

e walking leaf, leaf insect (M.). f phyllie, feuille qui marche, feuille ambulante: elle [la phyllie] mérite son nom de feuille qui marche: elle ressemble tellement à une feuille que ses congénères eux-mêmes s'y trompent et la ‘broutent’ sans y penser (Alm. Hachette); animal-feuille: Nous avons vu dans ce jardin [de Buitenzorg] toute une ménageriepépinière d'animaux-feuilles: je crois que la science les appelle des ‘phyllia’ (de Beauvoir, Java Siam Canton, p. 35). d Blatt-Heuschrecke (M.S.), wandelndes Blatt: Bekannt ist das Phyllium, das wandelnde Blatt, bei dem sogar Beine und Fühler Form und Farbe von Blättern angenommen haben (Moszkowski, Auf neuen Wegen durch Sumatra, p. 66).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland wandelende tak

e walking stick (M.S.), stick insect (W.), straw, technisch phasma. f [le] phasme, [la] brindille animée: entre les branches de bois sec et ces étranges insectes la différence est vraiment bien peu sensible (Je sais tout, II, p. 196). d Gespenst-Heuschrecke.

wandelend Staatsblad

e living Gazette. f Bulletin Officiel ambulant. d Aktenmensch.

wan(g)kang

e . f jonque. d Dschunke, Jonke.

Wardsche kist

e Wardian case. f serre à la Ward. d Wardsche Kiste.

waringin

[1. Ficus Benjaminea; 2. F. religiosa] e 1. waringin (Sc.), banyan tree, banian; 2. peepul, pipal, pagoda-tree, bur(r) en bo. H.J. geeft deze beschrijving van 1:

Its pendent branches, rooting in the air, Yearn to the parent earth and grappling fast, Grow up huge stems again, which shooting forth,

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 283

In massy branches these again despatch, Their drooping heralds, till a labyrinth, Of root and stem and branch commingling, forms, A great cathedral, aisled and choired in wood.

(The Banian Tree, a Poem, 1856). Voor beide soorten Indian fig. f 1. banian. Ook (figuier) multipliant en figuier des banians: la cabane était bâtie sous un arbre de war ou figuier des banians, dont les branches, qui poussent des paquets de racines à leurs extrémités, forment autant d'arcades qui appuient le tronc principal (B. de St. P., Chaumière Ind., p. 44); 2. arbre de Dieu, figuier des pagodes. Voor beide soorten figuier des Indes. d 1. Banyanbaum, Baniane. G. schrijft (p. 332): die stattlichen Waringhis oder Banianbäume; 2. heiliger Feigenbaum, Pappelfeigenbaum, Pipal, Asvatha.

warong

e (wayside) eating-booth, eating stall; native shop. Ook gebruikt men in de Straits de inlandsche woorden Kedei en warong. f échoppe-restaurant; boutique indigène. d Speisebude; Krambude.

wartlemoen

[Z.A.]: zie semangka .

† wasbloem: zie stephanotis .

waschman

e washerman (Swettenham, The Real Malay, p. 40), washingman. You had to give the washingman two pairs of new trousers (Sims, Young Mrs. Caudle, p. 17). In Eng.-Indië en in Deli: dobi(e) of dhoby, maar in E.-I. woont hij op het erf: Your washerman is your private property, and resides on the premises (H. Compton, Indian Life, p. 140). Vgl. ook Diver, Captain Desmond, p. 218: that arch-destroyer of clothes and temper - the Indian . Vroeger in Eng.-Indië ook mainato. f blanchisseur, laveur. d Wäscher.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland waschmeid

e washer-woman, washer. f laveuse. d Wäscherin.

waschzeep

e washing-soap, plain soap, yellow soap. f savon à laver. d Waschseife (M.S.).

† water

[Hollandsch -]: zie ajer blanda .

waterboer

e water supplier. f fournisseur d'eau. d Wasserlieferant.

waterdicht beschot

e watertight transverse bulkhead. f cloison étanche. d [das] Querschott.

waterjuffer

[N]: zie tjapoeng .

waterkamer

e water store room. f chambre aux provisions d'eau. d Wasser-Vorratskammer.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 284

waterkastanje: zie waternoot .

waterkasteel

[te Djocja] e water-castle. f château d'eau. d Wasserschlosz.

waterleverantie

e water-supply. f approvisionnement de l'eau. d Wasserversorgung.

waternoot

e water chestnut, Singhara nut. f châtaigne d'eau, noix d'eau, cornuelle, macre. d Wassernusz.

waterschout

e water-bailiff (M.S.). f officier de police chargé de la visite des navires. d Polizeibeamter der die Schiffe untersucht,Wasserschaut.

waterstaat

e buildings and roads: Under the head of Buildings and Roads are included many miscellaneous works, such as improvements in towns, pavings, water-supply and drainage, harbours, lighthouses, etc. (Regeeringsverslag E.-I. 1890-91, pag. 162). In Ned.-I. moet onder etc. vooral de irrigatie gerekend worden, in E.-I. een afzonderlijk onderdeel der Public Works.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland f ponts-et-chaussées. d (Verwaltung der)öffentliche(n) Wege,Brücken und Bauten.

watervoorziening

e water-supply. f provisionnement d'eau. d Wasserversorgung.

watjekou

e cuff, box on the ear, smite. f torgniole, baffre, taloche, talmouse, châtaigne, mandole, moule de gant, mornifle. d Maulschelle, Dachtel.

wau-wau: zie oewa-oewa .

wedana: zie wedono .

wederopzeggens

[tot -] e until further notice. f jusqu'à nouvel ordre of ordre contraire. d bis zu näherer Kündigung, bis auf Abbestellung.

wederplaatsing: zie herplaatsing .

wedloopsocieteit

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e race club. f société de courses. d [der] Rennklub.

wedono

e wedhono, vidana = head of a district. Dit laatste is in Ceylon nog altijd volgens H.J.: the title of a village headman. f wedono = chef de district. d Wedhono = Distriktshaupt.

weduwen- en weezenfonds

e widows' and orphans' pension fund (Ceylon Observer). f caisse des pensions(civiles et militaires)pour les veuves et les orphelins (G.I.N., p. 185). d Witwen- und Waisenkasse.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 285

weduwenverbranding

e suttee. f [la] suttée of suttie, ook sati. d [das] Sutti.

weefkunst

e the textile art. f art textile, art des tissus. d Webekunst.

weerstandsvermogen

e power of endurance, staying-power, stamina, fam. bottom: Hindus are creatures of little or no stamina, and they go down like mown grass before the unhealthy heat of the Frontier (M. Diver, Capt. Desmond, p. 118). f force de résistance. d Widerstandsfähigkeit, Ausdauer.

weesboontjes

[N]: zie saga bidji .

weeskamer

e orphans' court, a court in some states of the American Union, having jurisdiction over the persons and estates of orphans (American Law). Het Orphan chamber bij Raffles, History of Java, I, p. 306 is de letterlijke vertaling van den Hollandschen term. Ook Money, Java, I, p. 240 heeft orphans' chamber. f chambre (conseil) des tutelles. d Waisenkammer, Nachlassenschaftsamt.

weg

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland [langs den hierarchischen -] e through the immediate superior. f par la voie hiérarchique of par la filière administrative. d auf dem Instanzenweg(e).

wegmaken

e to put under chloroform, anasthetize, etherize. f chloroformer, insensibiliser. d chloroformieren.

wegopziener

e road-surveyor. f agent voyer, inspecteur des routes. d Straszeninspektor.

wegwals: zie stoomwals .

welingelicht

[van - e zijde] e from well-informed quarters. f de bonne source. d von wohlunterrichteter Seite.

wereldmarkt

e world market. f marché mondial. d Weltmarkt.

wereldverkeer

e world traffic. f trafic mondial.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d [der] Weltverkehr.

werk

[iemand werkzaam stellen] e place in employment. f employer. d in Pflicht nehmen.

a) werking

[buiten - stellen] e suspend. f suspendre. d auszer Kraft setzen, aufheben.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 286

b) werking

[in - treden] e to come into force of operation. f entrer en vigueur of en application. d in Kraft treten.

werkkracht

e powers of work, capacity for work; werkkrachten - labour. f capacité de travail; werkkrachten - main-d'oeuvre. d Arbeitskraft; werkkrachten - Arbeitskraft en Arbeitskräfte.

werkplan

e working-plan. f plan de travail. d [der] Arbeitsplan.

werktrein

e construction-railway (M.), work-train. f train de matériel of matériaux (N.L.I.), train de déblais. d Arbeitszug (Mr.).

werkwijze

e way of proceeding. f méthode de travail, façon de faire. d Arbeitsweise, Verfahren, Verfahrungsweise.

werkzaamstelling

e employment. f mise à l'ouvrage. d Beschäftigung, Einsetzung.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland werphout

[Australië] e boomerang. f boomerang. d Bumerang, Schwirrholz.

westerafdeeling

e west division. f division ouest. d Westabteilung.

westerlijnen

e western lines. f réseau de l'ouest. d Westbahnen.

Westerling

e Western(er): Such was Lafcadio Hearn, first of all Westerns to understand sympathetically the people of the Rising Sun (Punch, 1907, p. 144). f Occidental (S.V.). d Westländer(S.V.)OokBewohner des Westens, Abendländer. Verouderd Westler.

West-Indische mispel: zie sawoe .

westkust

e west coast. f côte occidentale, côte (de l')ouest. d Westküste.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland westmoesson

e (south-) west monsoon, the rainy season. f [la] mousson Sud-Ouest (Monogr. de la prov. de Bèn-Tré) la saison pluvieuse. d [der] Südwest-Monsun: Der Südwest-Monsun bringt Regen (Br.), die Regenzeit.

† Wetanger: vert. Javaan van beoosten Bantam.

whiskey-soda

e whiskey and soda, whiskey-peg (Kipling, The Gadsbys, p. 29). In Amerika high ball.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 287

f whiskey and soda: le tout petit boy... avait mis près de l'amiral un grand whiskey and soda plein de glace (Farrère, Les Civilisés, p. 186). Vgl. Willy, Roman d'un jeune homme beau, p. 41: Maugis s'installait et commandait un whisky-soda. Ook whisky au Seltz. d Whisk(e)y-Soda: An Stelle des Bieres ist der in den Tropen besser bekommende Whisky-Soda, aber mehr noch Zitronenlimonade getreten (Bongard, Studienreise, p. 14).

whiskey split: zie split .

widjen

e sesame, gingelly, gingerly, teel. f [la] sésame. d [der] Sesam.

wielrijdersbond

e cyclists' club of union, cycling club. f ligue vélocipédique, véloclub. d [der] Radfahrer-Klub.

wierookbrander

e censer, perfuming-pan. f brûle-encens, réchaud à encens: Penché au dessus du réchaud à encens, le prêtre lance les offrandes (de Gériolles, Un Parisien à Java, p. 235). d Weihrauchpfanne.

wierookstokje: zie offerstokje .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland wijkmeester

e inspector of the (a) ward. f quartinier, contrôleur du (de) quartier. d Stadtviertel-Inspektor.

wijnpalm

e Latania Commersonii. f latanier rouge (N.L.I.). d Latania Commersonii auf Bourbon und Mauritius... die Pflanze bildet eine der herrlichsten Zierden unsrer Palmenhäuser (Mr.).

wijwaterschelp

e giant clam shell (Wt.). f bénitier (N.L.I.). d Weihkessel, -becken (Mr.).

wildhoutbosch

e not teak producing forest. f forêt de bois sauvage autre que le teck. d (jeder) nicht Teak produzierender Wald.

Willemsorde

e Victoria Cross. f ordre militaire de Guillaume (Lahure, Souvenirs, p. 162). d Militär-Wilhelmsorden (Spemann, Weltpanorama, p. 235).

windbreker

[op koffieplantages] e wind belt, break-wind. f rideau-abri (pour les plantes délicates), ook brise-vent en tue-vent. d [der] Windschirm.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland windvanger

e wind scoop. f [la] manche à vent. d [der] Windfang.

winkelmaatschappij1)

e co-operative stores. f société coopérative de consommation (N.L.I.). d Ladengenossenschaft.

1) De Indische winkelmaatschappijen zijn eigenlijk winkels op aandeelen.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 288

winstuitkeering

e dividend payment, share-out. f part de bénéfice, participation. d Gewinnbeteiligung, -zahlung.

wippen: zie springen laten .

wipstoel

e rocking-chair, rocker. f berceuse (N.L.I.), chaise à bascule. Ook het Eng. rocking-chair. Er bestaat zelfs reeds een ww. rocker in het Fransch. d Schaukelstuhl.

witschimmel

e white dapple-horse. f pommelé blanc. d Weiszschimmel.

* witsuiker

e white sugar. f sucre blanc. d weiszer Zucker, Weiszzucker.

woekerhandel

e usurious trade. f commerce usuraire. d Wucherhandel.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland woeste gronden

e waste lands, vacant lands. f terres vagues(incultes)ofterres en friche,terrains vagues. d unkultiviertes Terrain (Land), Wildland.

wonderbloem

[N]: zie poekoel ampat .

wonderboom

[N]: zie djarak .

wonderolie

[N]: zie castor olie .

woonerf: zie erf .

woonhuis

e dwelling-house, living-house. In Eng.-Indië bungalow. f habitation, maison d'habitation. d Wohnhaus.

worstenboom

e sausage tree, Kigelia pinnata. f Kigelia pinnata. d Kigelia pinnata.

wortelziekte

e root disease.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland f maladie de la racine. d Wurzelfäule.

wou-wou: zie oewa-oewa .

Wyandotte

e wyandotte, an American variety of the domestic hen (Wh.). f [la] Wyandotte, un coq Wyandotte (N.L.I.). d Wyandotte.

Z.

Z.M. kaas

e cream cheese. f fromage à la crème. d Rahmkäse, Kuhkäse, Süszmilch-Käse (M.S.).

zaadbed

e seed-bed. f semis. d Samentreibbeet.

zaaipadie

e seed-rice: Kono's way of cultivating them was to throw seed-rice - that is rice kernels in the shell - over the

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 289

surface of his ponds (C.L. Brownell, The heart of Japan, p. 6). f riz de semence. d Reissaat, Saatreis.

zaksuiker

e sugar in (gunny) bags, bagged sugar. f sucre en sacs. d Sackzucker.

Zander instituut

e Zander institute. f institut médical Zander. d Zanderinstitut.

zandstorm

[Roode Zee] e sand storm (T.), dust-storm (Kipling). f ouragan de sable. d Sandsturm.

zandvloo

[W.-Indië] e chigre, chigoe, jigger. f puce pénétrante, chique. d [der] Sandfloh, de groote soort Garapata, Nigua.

Zandzee

[de -] e Sand-Sea. Vgl. Reith, Padre in Partibus, p. 93: To reach the Bromo the traveller has to descend to the Sand-Sea and cross it. f mer de sable. Vgl. Delmas, Java, p. 121: les habitants l'appellent mer de sable.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland d Sandsee: Der Durchmesser des Kraters des Tengger beträgt wohl mehr als 10 K.M. und seine Ränder senken sich zur sogenannten Sandsee, auch Dasar genannt, hinab (Bewunderer, Indien in Moll, p. 123).

zee-anemoon

e sea-anemone, animal flower, actinia. f anémone de mer, actinie. d Seenessel, -rose, -nelke.

zeebaboe

e ayah for the sea-voyage home. f bonne indigène pour la traversée. d Kinderwärterin für die Seereise.

zeebeschadigd

e sea-damaged. f avarié par la mouille. d vom Seewasser beschädigt.

zeebeving

e sea-quake (M.S.). f tremblement de mer: le Loudon fut soumis à une suite non interrompue de tremblements de mer (Flammarion, L'Eruption du Krakatoa, p. 9). d Seebeben (Grimm).

zeebrief

e certificate of registry. f lettre de mer, congé, patente. d Seebrief, Schiffspasz, ook mv. Schiffszertifikate.

† zeebrief:

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland zie mailbrief .

zeegevaar

e peril(s) of the sea(s). f fortune de mer, les risques de la mer. d [die] Seegefahr, Gefahren der See.

zeehaan

e sea-cock. f poisson-coq. d Seehahn.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 290

zeehaas

[schelpdier] e sea hare. f aplysie. d Seehase.

† zeekastanje: zie ramboetan .

zeeklapper

e coco-de-mer, double coconut en soms sea-cocoanut. H.J. zegt: The curious twin fruit so called, the produce of the Lodoicea Sechallerum, a palm growing only in the Seychelles Islands, is cast up on the shores of the Indian ocean, most frequently on the Maldive Islands, but occasionally also on Ceylon and S. India, and on the coasts of Zanzibar, of Sumatra, and some others of the Malay Islands. Great virtues as medecine and antidote were supposed to reside in these fruits, and extravagant prices were paid for them. f coco de mer. In Quenedey, Java-Birmanie, p. 39 wordt de boom genoemd cocotier des Seychelles en ook heet hij cocotier de Salomon, cocotier de l'île Praslin, coco(tier) des Maldives. Vgl. nog Rollet de l'Isle, Au Tonkin, p. 332: Les cocotiers... ne donnent pas tous ce fruit particulier que l'on appelle le coco double... c'est un seul fruit dont le grand cercle est très resserré ce qui donne lieu à deux hémisphères. Les cocotiers qui le donnent ne poussent que sur l'île Praslin. d Seekokos (Br.), Doppelkokos (Mr.).

zeekoe: zie doejong .

zeekomkommer

e sea-cucumber. f holothurie. d Seegurke, Holuthurie.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland zeepas

e passport. f passeport. d Seepasz.

zeepolis

e sea policy. f police maritime. d [die] Seepolice.

zeepost

[per -] e by sea-route. f par la voie de mer. d (auf dem) Seeweg.

zeereis

e (sea) voyage, sea journey: The fatigue caused by a rough sea journey... prevented Domini Enfilden from sleeping (Hichens, The Garden of Allah, I, p. 7). - ... he would die unless he took a sea voyage (The Grand Mag., 1905, p. 111). f voyage par mer. d Seereise (Haeckel, Aus Insulinde, p. 41), Seefahrt.

zeeroof

e piracy. f piraterie. d Seeräuberei.

zeetje

e sea, bijv. to ship a sea. f coup of paquet de mer, bijv. embarquer un coup de mer. d Sturzsee, bijv. eine Sturzsee an Bord bekommen.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 291

zeetuin

[Ambon] e sea garden: we embark on an expedition to the zeetuinen, or sea gardens, the fairy world of the coral reefs, revealed through the magic mirror of the watery depths (Richings, Through the Malay Archipelago, p. 180). f jardin sous-marin. d Seegarten.

zeeverzekering

e marine insurance. f assurance maritime. d Seeversicherung, -assekuranz.

zegel

[op -] e on stamped paper. f sur papier timbré. d auf Stempel geschrieben.

zegel(tje)

e (sheet of) stamped paper. f timbre, feuille de papier timbré. d [der] Stempelbogen.

zeil

[aan een huis] e canvass chick, awning. f toile-abri, tente. d Sonnenzelt.

zeildoeksch

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland e canvas(s). f toile. d Segeltuch, Leinwand...

zelfbesturend

e self governing, self-governed, autonomic. f autonome. d sich selbst verwaltend.

zelfbestuur

e autonomy, selfgovernment. f autonomie. d Autonomie, Selbstverwaltung.

zendeling-arts

e medical missionary, missionary surgeon. f médecin prédicateur (de la mission médicale). d Missionär-Arzt.

zendeling-leeraar

e Protestant missionary. f missionnaire protestant. d protestantischer Missionär.

zendingspost: zie zendingsstation .

zendingsschool

e missionary school. f école des missionnaires protestants. d (protestantische) Missionsschule.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland zendingsstation

e missionary station. f poste de mission, station missionnaire. d Missionsstation.

zendingswerk

e mission-work. f oeuvre de la mission, oeuvre missionnaire. d Missionswerk.

zenuwziek

e neuropathic, ook suffering from nerves. f névropathe, névrosé, ayant les nerfs malades. d nervenkrank.

zetpil

e suppository. f suppositoire.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 292

d Setzkugel, voor bijzondere doeleinden Stuhlzäpfchen.

ziekenfonds

e sick benefit society. f caisse de maladie. d Krankenkasse.

ziekeninrichting

e infirmary. f infirmerie. d Krankenhaus.

ziekentransport

e transport of sick and wounded (Wolseley, Soldier's Pocket-Book). f transport des malades. d [der] Krankentransport.

ziekenverpleging

[concreet] e private hospital, nursing home. f maison de santé. d Krankenhaus, -anstalt.

ziekte

[wegens -] e on account of ill-health. f pour raisons de santé, pour cause de maladie. d krankheitshalber.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland ziekteverlof

e sick leave, sick-furlough, bijv. to go on sick leave. f congé pour raison de santé (Courteline, Les Ronds de Cuir, p. II), congé de convalescence (Annuaire de l'Indo-Chine). Vgl. Verschuur, Aux Colonies d'Asie, p. 344: Pour les congés de convalescence, les Anglais et les Hollandais ne peuvent guère compter sur l'indulgence qui est mise en pratique dans les colonies françaises. d Urlaub wegen Krankheit.

zien

[het huis laten -] e show (one) over the house. f faire faire le tour de la maison of du propriétaire. d das Haus 'mal zeigen.

zijdeplant

e silk-weed. f soie végétale, asclépiade. d Seidenpflanze.

zijgalerij

e side gallery (A. Linden, Gold, p. 28). f galerie latérale. d Seitenveranda.

zilverkast: zie glazenkast .

zitje

[een -] e a cosy (snug) corner. f un joli coin, un coin. d eine gemütliche (behagliche) Ecke.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland zoeten1)

e draw lots. f tirer au doigt mouillé. d Hälmchen ziehen.

zoetmaling

[Z.A.]: zie sedep malam .

zoetriet

[Z.A.]: zie riet .

zoetzuur

e sour-sweet achar. f des achards aigres-doux. d sauersüsze Atschia.

zon

[land der rijzende -] e Sunrise Kingdom (T.), land of the Rising Sun (Ch. B. Perkins, Travels, p. 15a).

1) Zie het etymologisch gedeelte voor de wijze waarop dit geschiedt.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 293

f Empire du Soleil Levant (Illustration). d Sonnenaufgangsland (Exner, Japan).

zondagsjager

e amateur sportsman, holiday-hunter, (verachtelijk) sporting 'Arry. f chasseur d'occasion. d Sonntagsjäger.

zonhoed

e sun hat, sun helmet. f chapeau insolaire. d Sonnenhut.

zonnebad

e insolation (M.S.). f insolation, bain de soleil: la luminosité, l'insolation ou bain de soleil sont des agents d'assainissement (Navarre, Manuel d'Hygiène col., p. 138). d Sonnenbad, Insolation.

zonnebril

e sun spectacles. f lunettes fumées. d Schutzbrille gegen die Sonne.

zonnehelm: zie helmhoed .

† zonnehout:

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland moest verwijzen naar sono kembang, de Pterocarpus indicus, die het Andaman redwood oplevert. zie sono kling .

zoon van Hadramaut: zie Arab .

† zoorzak: zie zuurzak .

zoutaanmaak1)

e salt manufacture: in British India, Ceylon, and Netherlands India salt manufacture is a monopoly of the respective governments (C.I.). f fabrication de sel. d Salzbereitung.

zoutaanmaakplaats

e salt works. f saunerie, saline. d Saline, Salzwerk.

zoutbriquet

e salt briquette. f briquette de sel. d Salzbriquett, mv. - s.

zoutdebitant

[in gouvernements-dienst] e salt retailer. f débitant de sel. d Salzdetaillist, amtlich angestellter Salzverkäufer.

1) Soms ook voor zoutaanmaakplaats.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland zoutmaker

e salt-maker. f saunier. d Salzbereiter.

zoutmonopolie

e salt monopoly. f monopole du sel. d Salzmonopol.

zoutpacht

e salt-farm. f ferme du sel - vgl. in Indo-Chine de ferme des alcools. d Salzpacht.

zoutpakhuis

e salt store, salt depot. f magasin à sel. d Salz-Magazin, Salzhaus.

zoutpakhuismeester

e salt-store keeper. f (maître) salinier. d Salzbeamter, Salzverwalter.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 294

zoutpan

e salt-pan. f vasière. d Salzpfanne.

zoutregie

e salt monopoly. f régie du sel. d Salzregie.

zouttransport

e salt transport. f transport du sel. d Salztransport. In Duitschland heeft men Salztransportschiffe.

zoutverpakking

e salt-packing. f emballage du sel. d Salzverpackung.

zoutvleesch

e salt-beef. f du boeuf salé. d Pökelrindfleisch, Salzfleisch.

a) zoutzuur

[adj.] e muriatic. f muriatique. d salzsauer.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland b) zoutzuur

[subst.] e muriatic acid. f acide muriatique. d Salzsäure.

Zuiderkruis

e the Southern Cross. f la croix du Sud. d das südliche Kreuz.

zuiderstrand

[van Java] e south coast. f côte sud. d Südküste.

zuiveringseed

e purgation by oath. f serment de purgation. d Reinigungseid.

† zurij: zie surie .

zuurstel

e pickle-stand. f picklier. d Pickelgefäsz, Piclegestell.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland * zuurtje

e pickle. f cornichon mariné. d saure Gurke.

zuurzak

e soursop, pickly apple. f corossol (vrucht), corossolier (boom): On l'appelle encore cachiman épineux et sapadille (Jumelle, Cult. Col., I, p. 178). d [die] saure Sobbe (M.S.). Vgl. Br.: In Deutschland können die Anona-Arten, welche man Flaschenbäume nennt, nur in Warmhäusern gezogen werden. Ook zegt men der saure Bissen.

zwart bier

e stout. f stout, bière noire. d starkes Porterbier.

† zwart ebbenhout vert: slaven.

zwarte kat: zie ☐ pot .

zwartjes

[de -] e the blackies, niggers, darkies.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 295

f les moricauds. d die Schwarzen.

zwartzuur

e duck-ragout. f petite-oie, canard en civet. d Schwarzsauer, ein Gericht: mit Blut und Essig bereitetes Gänseklein, Hasenklein u. dergl. zegt Grimm. Het moderne woord is Gänsepfeffer. Ook Gänseschwarz, Gänseschwarzsauer.

zwavelzuur

[adj.] e sulphuric. f sulfurique. d schwefelsauer.

zweet

[soldatentaal]: zie slobber .

zwembad

e swimming-bath. f bassin de natation. d Schwimmbad, Schwimmbassin.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 297

Etymologisch gedeelte.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 299

A.

abis,

Mal. habis = op, af, afgedaan, enz.

abis perkara,

Mal. habis, op, af + perkara van het Skr. prakara = manier, wijze. Dit prakara kan ontbonden worden in het prefix pra + kara, welk laatste afkomstig is van karoti = hij maakt, volbrengt - vgl. het Avestisch frakaro = bewerking en het Lat. creare = scheppen en ook het Mal. kerdja: werk. Van de Mal. beteekenissen van het woord nl.: wijze, soort, geval, artikel, zaak, heeft de laatste zich in het Europeesch spraakgebruik vastgezet, zóó zelfs, dat een samenstelling als bijv. vrouwenperkara volstrekt niets ongewoons is.

adat,

Arab. 'âdat = het steeds terugkomende, het gebruik, de overgeleverde gewoonte, het gewoonterecht. De Ar. wortel 'âda beteekent: terugkeeren, herhalen. Ofschoon de t aanduidt, dat het woord per se vrouwelijk is, vindt men het, zooals blijkt uit Veth's Uit Oost en West1) ook wel eens mannelijk: ‘is er wel iets dat meer strijdt tegen den adat?’ (Uilenspiegel, 14 Oct. 1871).

ade,

Mal. adik = jongere broer (zuster). Dit woord is reeds zoo verhollandscht dat men grifweg spreekt van een adeetje, voor: een broertje of zusje. Zelfs is mij een geval bekend, dat het als voornaam in een verlovingsaankondiging stond.

adipati,

Skr. adhipati = opperheer, uit adhi: op, over + patih, dat in het Skr. behalve ‘heer’ ook nog beteekent: bezitter, gemaal. Men denke hier aan het Lat. potis = vermogend, aan potentieel, im-potent, potentaat, enz.

adoeh,

1) Dit zal verder geciteerd worden V.O.W.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland Mal. klachtuitroep, ook kreet van bewondering.

advokaat

(vrucht), van het Spaansche avocado, volksetymologische vervorming van het Mexikaansche ahuacatl. Deze naam voor de Persea gratissima heeft in het Sp. ook nog opgeleverd aguacate, waarvan het Fransche aguacat (naast avocat). Marryat schrijft in F. Mildmay nog abbogada pear. De Engelsche matrozen hebben dit verder verbasterd tot... alligator pear. Zeer eigenaardig is het volgende vers van Cowley uit 1660, geciteerd in Hobson-Jobson:

The Aguacat no less is Venus' Friend (Tu th' Indies Venus' Conquest doth extend) A Fragrant Leaf the Aguacata bears: Her fruit in fashion of an Egg appears, With such a white and spermy Juice it swells As represents moist Life's first principles.

agar-agar, uit het Mal. behalve in het Holl. ook in het Engelsch overgegaan en reeds in de kleinere woordenboeken te vinden. Naast agar-agar heeft het Eng. ook agal-agal, wat misschien toe te schrijven is aan de Chineesche uitspraak.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 300

ajer blanda,

Mal. neologisme uit Mal. ajer = water + blanda, van Wolanda, van Holland. In het Mal. van Singapore beteekent blanda enkel: Hollander. In ons spraakgebruik heeft het echter zijn beteekenis uitgebreid tot die van: blanke.

ajer djeroek, letterlijk: djeroek (q.v.)-water.

ajo,

Jav. en Mal. uitroep tot opwekking, aanmoediging, aanzetting enz.

akal,

Arab. 'aql = verstand, scherpzinnigheid. In het spreek-Mal. beteekent het: list, kunstgreep en in die beteekenis is het door ons overgenomen.

akar wangi,

Mal. akar = wortel + Jav. en Mal. wangi: welriekend.

alang-alang,

Jav. id. = Mal. lalang.

alcatief is het Spaansch-Portugeesche alcatifa, alquetifa van het Arab. al-qatîfa: tapis, couverture (V.O.W.). Reeds bij Linschoten (1596) komt het woord voor.

Alfoer leidt Murray af van het Port. alfuori = Arab. al: de + fuori: buitenkant, dus de outsider. Dezelfde afleiding gaf reeds Crawfurd, maar Prof. Veth vindt het geenszins onwaarschijnlijk dat de Portugeezen dien naam hebben overgenomen van de aan

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland de kusten gevestigde Mahommedanen. Verder stelt hij het Port. alforria gelijk met alhorria, beide beteekenende: de vrijheid, de staat van den vrije, het bevrijd zijn van de slavernij. Het Arab, alhorro: de vrije (al + horro) is op dezelfde wijze geworden = het Port. alforro, d.w.z. al: de + forro: vrijgemaakte. Een derde verklaring is die van Dr. Wilken. Door hem is met het oog op de uitspraak Halfoeren de vraag geoppend of we niet terug moeten gaan tot de uitdrukking dalam hâl foeroe = in den wilden staat verkeerende, waarin hâl het aan 't Arab. ontleende woord is voor: staat, enz. (vgl. Klinkert) en foeroe1) het op Ternate en Menado heel gewone woord voor: wild, ontembaar. Hierbij zou dus hâl verkeerdelijk verstaan zijn als al, het Arab. lidwoord. De laatste verklaring vindt mede nog eenigen steun in het taalgebruik van het Ambonsch-Maleisch, waarin orang Alifoeroe ook gebezigd wordt als scheldnaam = dom, onnoozel mensch (vgl. van Hoëvell, Vocabularium).

alla(h)!

Arabisch Allah = God, in 't Ind. Nederlandsch en in Zuid-Afrika vaak gebezigd als uitroep van verbazing.

aloen-aloen,

Jav. id.

amok,

Mal. id., waarbij het werkw. mengamok = in zinsverbijsterende woede moorden. In Hobson-Jobson wordt het nog verder nagespeurd en teruggevonden in het Malabaarsche amouchi of amuco, een verbastering van het Malayalamsche amar-kkan = krijgsman, maar Yule en Burnell vinden zelf, dat dit amouchi of amuco meer verwantschap toont met het Mal. amok, dan met amar-kkan, wat zeer juist is. Immers, volgens prof. Kern, is amoek eigenlijk Javaansch = zich woedend gebarende, razende, van den wortel wök, wuk = verwoede aanval in het Oud-Javaansch. Het heeft den stam

1) De Clercq stelt dit in zijn Het Maleisch der Molukken gelijk met het Spaansche furo.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 301 gemeen met het Mal. maboek (Vgl. Kern, Kawi-studiën p. 93). Te vermelden is nog, dat de Engelschen de a van amok voor het lidwoord hebben aangezien en daarom vaak schrijven a muck bijv. to run a muck. Dryden zegt zelfs van Burnet:

Frontless and satire-proof, he scours the streets And runs an Indian muck at all he meets.

ampas,

Mal. hampas, afval, uitgeperste vezels, enz.

amper,

Mal. hampir = bijna. Het amper, dat niet ‘bijna’, maar ‘nauwelijks’ beteekent, is niet van Indischen oorsprong.1)

anak mas,

Mal. anak: kind + Mal. mas: goud, waarin mas dienst doet als liefkoozingswoord. Het woord mas wordt door Prof. Kern afgeleid van Skr. mâsha, goudgewicht, waaruit zich in het Jav. en Mal. de beteekenis van ‘goud’ ontwikkeld heeft - vgl. ook Skr. mâsha-vardhaka(h): goud-smid.

ananas,

Port. ananas of ananas van den Braziliaanschen naam nanas. De vrucht is door Europeanen het eerst gezien in Peru.

andjing tanah,

Mal. andjing: hond + tanah: aarde, dus ‘aardhond’, waar Nederlanders zeggen ‘veenmol.’

andong,

Jav. id. met de beteekenis: huurvehikel.

angkin, 1) In Zuid-Afrika beteekent amper uitsluitend: bijna, evenals ampertjes.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland Jav. id.

angkloeng,

Jav. id.

ankong, op de Oostkust van Sumatra, verinlandsching van Honkong in kreta Hongkong, Hongkonsch wagentje, d.w.z. ricksha.

antjar,

Jav. Dit in Indië weinig bekende woord voor den oepas heeft o.a. in het Eng. reeds een vaste plaats in de woordenboeken als antiar. Verder vindt men antiar-resin en antiarin: the poisonous principle of the upas tree (Murray).

arak, oorspronkelijk Arab. 'araq = zweet, sap, vooral in 'araq-at-tamr: het (gegiste) sap van de dadel. Nadat het woord in alle Mahommedaansche landen ingang gevonden had, is het ook in de Indische landstalen opgenomen met de beteekenis van: sterke drank (uit de klapper of rijst gestookt). In dezen zin is het overgegaan in het Port. als araca, araque, in het Spaansch arac, het Fransch arack en het Eng. (ar)rack.

arang,

Mal. id.

areka, bij vroegere schrijvers areek (V.O.W.), dat thans geheel verouderd is, en waarvoor in Indië zelf haast uitsluitend pinang in gebruik is, wordt door Prof. Veth niet genoeg verklaard. Hij komt niet verder dan tot het vermoeden dat het van Malabaarschen oorsprong is en ons overgeleverd door het Portugeesch. Inderdaad is areká, het Port. areca, volgens Murray en Prof. Kern het Malayalamsche adekka, adakka = het Tamil adeikây, zijnde adei een aanduiding van het trosachtige + kây: vrucht.

aren,

Jav. id.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland arit,

Jav. id. zacht gekromd grasmes.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 302

asem,

Mal. asam, vulgo asem = zuur. Dit asem is een verkorting van asam djawa: tamarinde (Klinkert) of eerder van pohon asam.

astaga, de uitroep van verbazing in den mond van hiergeborenen is een afkorting astagapirlah, van astagrfiroe'llah = ik vraag God om vergeving.

atap,

Mal. id. met de beteekenis van: dakbedekking in het algemeen, welke beteekenis in het Europeesch gebruik vernauwd is tot die van: dakbedekking van nipah-bladeren of alang-alang. Het woord is ook in gebruik op Ceylon en in Perak (Hobson-Jobson). Zooals Prof. Veth opmerkt is het dus wel een beetje vreemd, dat men spreekt van: een atappen dak = een dak van dakbedekking.

atjar,

Perzisch atsjar, is in bijna alle inlandsche talen van Eng.-Indië overgenomen en ook in onzen archipel. Linschoten gebruikt het reeds in 1596 en op het oogenblik is het opgenomen in de Fransche, Duitsche en Engelsche woordenboeken, maar niet in van Dale. Toch is het ook in het 18e eeuwsche Nederlandsch heel gewoon geweest. In den 4en jaargang van De Philanthrope,1) waarvan het eerste nummer verscheen in 1756, vindt men een in den analytischen stijl der logica opgemaakt menu, waarop onder het hoofd ‘bijwerk’ in zuur het volgende opgegeven wordt: a. Agurkjes. b. Ingelegde Morellen. c. Assia. † Kool Assia. †† Assia Bamboes.

Uit den samenhang blijkt duidelijk, dat dit assia ons atjar is, althans in den bijvorm achia, zooals die ook in het Eng. voorkomt.

atoeran,

Mal. id. regeling, schikking, orde. B. 1) Zie J. Hartog, De Spect. Geschr. van 1741-1800, p. 143.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland baadje,

Mal. badjoe, van het Perz. bâdzoê. Minder juist is baatje voor baadje, wat daarvandaan komt, dat de Hollanders het woord opvatten als baad + je en het dus uitspreken als paadje (paatje), maar geheel foutief is Franck's afleiding van dit woord van... baai. Vercoullie geeft de goede verklaring, maar een badjoe hoeft niet te zijn: soort van hemd met witte en blauwe strepen. In 't Europeesch taalgebruik is het ook vaak: jurk en soms zelfs buisje of jas.

baar, waarschijnlijk van Mal. beharoe, nieuw, verkorting van orang beharoe letterlijk: nieuw mensch = pas aangekomene. Het woord is niet meer zoo in trek als vroeger, toen men zelfs sprak van baarsch en baarschap (V.O.W.), want zachtjes aan wordt het verdrongen door totok.

baba, de gedistingueerde aanspreking voor den hier geboren Chinees komt ook voor in het Indisch Engelsch. In zijn Vocabulary zegt Swettenham er van, dat het de naam is voor de mannelijke in de Straits geboren kinderen, zoowel die van Europeesche, als van

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 303

Chineesche of Euraziatische ouders. Yule en Burnell denken hierbij aan beïnvloeding van dit woord door baby, want eigenlijk is baba Turksch. voor ‘vader’. Wij hebben dus hier de beteekenis zuiverder bewaard en meteen het woord van aanspreking verheven tot soortnaam.

babi,

Mal. id. varken, varkensvleesch, overdrachtelijk ook van 'n vet en dik kind in 't Ind. Nederlandsch.

babi-roesa,

Mal. babi: varken + id. roesa: hert. Ofschoon het woord ook (als babi roussa) in het Ind. Engelsch bekend is, wordt in Hobson-Jobson de afleiding niet verder voortgezet dan het Maleisch. Het woord roesa echter is te herleiden - evenals het Bataksch ursa - tot het Skr. In de Bijdragen t.d. Taal-, Land- en Volkenk. v. N.I. IV, 4, p. 564 stelt Prof. Kern het gelijk met Skr. rçya: antilope. Men kan zich makkelijk heenzetten over deze ontplooiing der r tot roe, als men bedenkt, dat de Sanskrit r in Zuidelijk Indië steeds als roe uitgesproken werd en dat vandaar uit de Archipel is gekoloniseerd.

baboe, uit Jav. en in 't Mal. id., evenwel niet met de beteekenis opgegeven door Prof. Veth, nl. dat de baboe zoowel dry nurse is als wet nurse. Yule en Burnell hebben dit beter: ‘In Java and the further East babu means a nurse or female servant’. Zij maken deze opmerking, omdat in het Indisch Engelsch baboo de beteekenissen heeft van: 1. beschaafd (maar verwijfd) Bengalees; 2. inlandsche klerk die Engelsch schrijft. Men denke hier aan het Baboo-Engelsch, zoo dikwijls door Anstey in de Punch geparodiëerd.

bacove, het West-Indische woord voor pisang (Musa paradisiaca nl.), dikwijls genoeg in de kranten hier ter plaatse gebruikt, maar door velen niet begrepen, wordt door Prof. Veth afgeleid van baccovo of pacoba, de Surinaamsche afkorting van den Braziliaanschen naam: pacobeté voor deze vrucht.

badak,

Mal. id. Dit woord is merkwaardig, omdat het het aanzijn heeft gegeven aan een vroeger veel gebruikt abada. Daar de Portugeezen er de wijfjeséénhoorn in gevonden

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland meenden te hebben, maakten zij het woord badak (met zwakke k) vrouwelijk en schreven dus la bada, waarvoor later in de plaats kwam l'abada = de abada. In 1726 vindt men in een Spaansch woordenboek: Abada, s.f. La hembra (= wijfje) del Rhinoceronte en thans vindt men het zelfs in de kleinste woordenboeken als zoodanig opgegeven, bijv. in Tauch-nitz: abada, female rhinoceros.

badjing,

Jav. id.

bajem,

Mal. bajam.

bakkeleien, door Prof. Vercoullie vollediger verklaard dan door Franck, is volgens eerstgenoemden het Mal. bekkelahi voor berkalahi, dat echter nog verder nagegaan kan worden. Waarschijnlijk is dit toestandswoord = ber + kalahi, waarin kalahi teruggaat tot het Skr. kalahi, kalaha(h), twist, gekijf.

bakoe-bakoe,

Mal. bakau-bakau, verdubbeling, ter aanduiding van het collectief begrip.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 304

bale-bale,

Mal. balai-balai. Oorspronkelijk is de balai een open loods op vier stijlen. De verdubbeling van het woord is hier de aanduiding van datgene, wat op het door het enkelvoudige woord uitgedrukte gelijkt, maar in het klein, dus een bank (zonder leuning). Het woord is algemeen Maleisch-Polynesisch.

bamboe, waarvoor het standaard-Maleisch boeloeh heeft, stamt volgens Prof. Veth uit Hindostan en is ons in den vorm bamboes, dien men nog altijd in vele Hollandsche woordenboeken vindt, dóór het Portugeesche bambus overgeleverd. Véél verder is men met de afleiding nog niet gekomen. Als grondwoorden worden opgegeven banboe of banwoe en het ook door Prof. Veth vermelde mamboe, dat gebruikt wordt door de oudste Portugeesche reisbeschrijvers. Dat het woord in de Europeesche talen met een b is overgegaan en niet met m aan het begin, verklaart Murray uit den invloed van het Nederlandsch, in welke taal de b het eerst is opgetreden als aanvangsletter.

bamboe doeri is letterlijk: doornbamboe.

bami,

Chineesch bah mi, waarin bah = vermicelli en mi = vleesch. In het woordenboek van Schlegel vindt men: vermicelli met garnalen en vet (de in Indië bekende bami): bah mi.

banaan, in Indië zéér zelden gebruikt,1) door de Engelschen - behalve in de Straits - nooit, is door de Portugeezen uit Afrika naar Amerika overgebracht en naar O. Indië. De naam schijnt oorspronkelijk Afrikaansch te zijn (V.O.W.). In Hobson-Jobson wordt als de meening van Prof. Robertson Smith aangehaald, dat het wel geen louter toeval zal zijn, dat banaan samenvalt met het Arab. banana: vinger, teen, mv. banan: vingers, teenen. Reeds vóór de kruistochten werd de vrucht gekweekt in Palestina

1) Schouten schrijft reeds in zijn Reistogt, II, p, 144 (vierde ed. 1775, eerste 1676): De Bananas, of indische vijgen, doch thans bij de Nederlanders meest onder den naam van Pisang bekend, groeijen troswijs.... Men zegt, dat dit de vijgeboom is van welks bladen Adam en Eva zig schorten maakten.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland onder den naam van mauz (waarvan in de taal der wetenschap Musa).2) Onder dien naam komt ze voor in de litteratuur, maar daardoor is de mogelijkheid nog niet buitengesloten, dat men in de volkstaal hier of daar banan = ‘vingers’ zei in plaats van mauz en dat de vrucht onder dien naam door de Arabieren naar West-Afrika is overgebracht.

bandeng,

Jav. bandeng.

bandjir, uit Jav. en in 't Mal. id. Waarom in V.O.W. bandjer en banjer als hoofdwoord staat, is niet duidelijk.

banteng,

Jav. id.

barang,

Mal. barang-barang: goed, goederen, enz.

barissan,

Jav. en Mal. baris: streep, lijn, rij, gelid + suffix an. Men vgl. het Fransche les rangs, de gelederen en het Eng. rank and file. Naar de gewone uitspraak verdubbelt men de s.

Batakker wordt door de bevolking zelve voor een schimpnaam gehouden. De eigenlijke beteekenis is niet geheel zeker.

2) Dit mauz (tot Musa geworden) is aan het Skr. moca (spreek uit motsja), hetzij rechtstreeks of indirect ontleend.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 305

batik,

Jav. id. Hiervan is gevormd het werkw. batikken, enz.

batok,

Jav. id.

bawal,

Mal. id.

bawang,

Mal. id.: ui, alléén in de spreektaal in gebruik.

bedak,

Mal. id. Hiervan het werkwoord: sich bedakken.

bedoek,

Jav. bedoeg, soort opgehangen messigittrom, die met de knokkels of soms met een soort trommelstok geslagen wordt.

bejo,

Jav. id., wordt fig. soms gebruikt als ons ‘papegaai’.

bek, voor ‘inlandsche wijkmeester’ is niets dan het naar het Maleisch klankstelsel vervormde ‘wijk’ van ‘wijkmeester’.

bekel,

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland Jav. id.

bendie komt van het Kanareesch, Telugu bandi, Tamil vandi, voertuig, vehikel, karretje, enz. De Engelschen schrijven bandy; de Hollanders bendi(e), bendy en zelfs bindi; de e - vgl. trem - vertoont de Engelsche uitspraak van het woord.

beng,

Jav. aansprekingswoord tegenover meisjes, wordt in het Europeesch spraakgebruik in den Oosthoek als soortnaam gebruikt.

benting,

Mal. benteng, in welken vorm het woord ook voorkomt in het Europeesch gebruik.

benzoë gaat door het Portugeesche beijoim en Ital. benzoi terug tot een verondersteld lo-benzoi, vertegenwoordigende het Ar. loeban djâwi: Javaansche wierook. In de Romaansche talen is dit lo voor het lidwoord aangezien en zoo heeft men het langzamerhand weggelaten. Ook bij oudere Hollandsche schrijvers vindt men nog den vorm met j, benjoin.

beri-beri is volgens Murray een Singaleesch woord, nl. een versterkende verdubbeling van beri, dat ‘zwakte’ beteekent.

betel, het in Indië bijna nooit gebruikte woord voor sirih, is door Dr. van der Tuuk (zie V.O.W. p. 228) nagespeurd tot in het Tamil, in welke taal het wettilei wordt gespeld, gewoonlijk echter wettrilei.1) Dóór de vormen bettele, betel héén is het ons door de Portugeezen overgeleverd. Yule en Burnell gaan echter nog verder en komen tot het Malayalamsche wettila, d.w.z. vetu + ila = eenvoudig blad. De veelvuldige samenstellingen, als betelblad, beteldoos, enz., waarvan Prof. Veth spreekt, worden in Indië evenmin gebruikt als betel zelf. Men heeft hiervoor: sirihblad, sirihdoos, enz.

1) De t in deze Tamil-woorden klinkt ongeveer als r, maar bij verdubbeling als tt of ttr ongeveer. In de Europeesche talen is geen klank, waarmee de uitspraak zuiver aan te geven is.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland betet,

Jav. id.

betoel,

Mal. id.: juist, echt, waar. Dikwijls ter versterking verdubbeld betoel-betoel = ons: waarachtig waar.

bibit, uit Jav. en in 't Mal. id.: oorsprong, beginsel, kiem, zaad. In het Europeesch taalgebruik: zaad, zaailing, plantje (om over te planten).

bilak,

Soendaneesch bilik: gespleten bamboe.

bingoeng,

Jav. id. = verbijsterd, suf, enz.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 306

bintang,

Mal. id.: ster, in 't zeer familiare Ned. Indisch spraakgebruik = decoratie. Vgl. het Fransche l'étoile des braves.

blanda: zie ajer blanda .

blandja,

Mal. belandja: uitgave(n), volgens Prof. Kern in het Jav. Woordenbk. terug te voeren tot het Pali-woord walanja = uitgaven.

blimbing,

Mal. belimbing; Tamil pilimbi en Malayalam vilimbi zijn overgenomen uit het Mal.

bobo, ontleend aan een Indo-Portugeesch wiegeliedje, waarvan de aanvangswoorden zijn: nina bobo.

boeboek,

Mal. id.

boeboer,

Mal. id.

boedjang,

Mal. id. = jonkman, in het Europeesch taalgebruik dikwijls = bediende, knecht, bijv.: ik ben je boedjang niet. De door Veth vermelde volksetymologische aardigheid om hiervan ‘boetjongen’ te maken, komt nu niet meer voor, wel soms ‘boejongen.’

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland boeloe ajem,

Mal. boeloe = beharing van 't lichaam, veeren + ajem Mal. hoen.

boeloe-boeloe,

Mal. boeloe = beharing van het lichaam, veeren. De verdubbeling dient ter aanduiding van 't collectief begrip.

boemboe-boemboe,

Jav. id. voor specerijen; de verdubbeling duidt het collectief begrip aan.

boengkoes,

Mal. id.

boewaja,

Mal. id. = krokodil, maar in het Indo-Europeesch argot duidt men met dezen naam den slenterenden dagdief aan, die op kosten van anderen leeft, zonder veel onderscheid te maken tusschen het mijn en dijn.

boewa nonna,

Mal. boewah: vrucht + anona. Op volksetymologische wijze heeft de inlander hiervan gemaakt boewah nonah = de meisjes-vrucht.

boreh,

Jav. id. Bij de oudere schrijvers wordt boraij als een handelsartikel vermeld - zie Schouten, Reistogt, I, p. 237.

Borneo, van Broenei of Boernei. Dit was de naam van het gedeelte van het eiland, dat door Spaansche of Portugeesche zeevaarders het eerst betreden werd en die naam is later overgegaan op het geheele eiland.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland bosen,

Jav. id.

bouw,

Jav. bahoe, oorspronkelijk zooveel akkergrond als één man met zijn gezin bewerken kan... Een moeilijke vraag is het, hoe het woord bahoe, dat eigenlijk (d.i. in het Skr.) bâhoe: arm, bovenarm beteekent, en die beteekenis in het Maleisch steeds behoudt, in het Javaansch in die van een groote landmaat is kunnen overgaan. Zeker is men aan het woord de beteekenis van ‘de kracht eens arms’, ‘eens mans kracht’ gaan hechten, en vandaar vervolgens die van een stuk land, waarvoor ééns mans kracht, dus één man, gesteld moest worden (Vgl. V.O.W.).1)

brandal,

Jav. id. = muiter, havelooze deugniet. In de eerste beteekenis

1) Vgl. het gebruik van djoeng (in het Oud-Javaansch djeng, djöng), eigenlijk voet, voor een zekere landmaat.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 307 wordt het door de Europeanen gebruikt voor de opstandelingen tegen ons gezag, in die van ‘deugniet’ voor een ondeugend kind, een rakker van een jongen.

brani,

Mal berani: moedig, dapper, driest. In Holland schijnt men het woord enkel als substantief te kennen, althans Koenen (uitgave 1903) geeft het niet als bijv. nmw., zooals wij het hier meestal gebruiken. In Holland noemt men den bekenden matrozenkraag brani-kraag en heeft men reeds een werkw. braniën.

bras,

Mal. beras: gepelde rijst.

breng-breng,

Jav. breng, aanduiding van het geluid van de gembreng. Als neologisme heeft men, dit geluid redupliceerend, te Batavia breng-breng als de naam voor dit bekken in omloop gebracht.

brom,

Jav. berem of brem: zoete drank uit ketan, die alcoholisch geworden is, ook te Batavia door Indo's zoowel als inlanders gedronken.

buggy schijnt nog altijd niet ontdekt te zijn, wat zijn oorsprong betreft. Murray zegt, dat men dien gezocht heeft in bogie en bug, en dat er geen reden is om te veronderstellen, dat het woord uit Engelsch-Indië komt. C.

canna,

Lat. id., Grieksch kánna = riet, mat, uit het Assyrisch kanû, Phoenicisch kaneh (Prellwitz, Etym. Wrtb. der gr. Spr.).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland cassave komt uit de Taino taal van Haïti, waarin men de varianten caçábi, casavi, cazabbi en cassave heeft (Murray).

castor olie, in de Hollandsche lexicographie (Vercoullie) reeds voorkomende in zijn volksetymologischen vorm kasterolie, is van onzekeren oorsprong. Volgens Littré is huile de castor gelijk castoreum: bevergeil. Mogelijk is het, dat de ricinus-olie langzamerhand de plaats heeft ingenomen van het bevergeil en met den dienst ook den naam overgekregen heeft.

Celebes.

Wij moeten in het midden laten, zegt de Enc. v.N.I., of de naam Celebes van inlandschen oorsprong is, ‘ijzereiland’ beteekent en met een S moet beginnen; dan wel, of het woord, van Portugeeschen oorsprong, ontstaan is uit Si labih of labeh en dan ‘het eiland of de eilanden daarboven’ zou beteekenen, naar aanwijzing door inlanders van de ligging aan de Portugeezen gegeven. Van de theorie van Egli, dat het eiland zijn naam te danken heeft aan een volksstam der Celebes, die echter niet bestaat, wordt hierbij nog geen gewag gemaakt en zooals genoegzaam blijkt, is van elke poging afgezien om de etymologie van het woord te ontdekken. Deze ontdekking is echter in 1896 gedaan door Prof. A. Wichmann in een uitvoerig artikel in De Gids, dat hier verkort wordt weergegeven. Celebes werd betrekkelijk zeer laat ontdekt. De eerste, die de kust ervan gezien heeft, was Simo d'Abreu (1523). Eerst in 1528 werd

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 308 het land der Makassaren bezocht door Jorge de Castro, terwijl het eerste bericht aangaande een vestiging der Portugeezen op het zuidwestelijk schiereiland dagteekent van 1545. Het oostelijk schiereiland werd in 1533 voor 't eerst door Andrés de Urdaneta betreden, maar geen enkele der bovengenoemde eerste bezoekers maakt melding van den naam Celebes. Niet eer dan in het jaar 1550 wordt die naam in een gedrukt werk, van zekeren Duarte Barbosa, gevonden. Uit Barbosa's manuscript uit 1516 is echter gebleken, dat de passus ‘de eilanden van waar zij komen worden genoemd Celebe’ niet door hem geschreven is. De plaats, waar het woord aldus voorkomt, is een Relacion hecha por Vincensio de Napoles enz. van 1528. Daarin wordt melding gemaakt van een baai, die zich op 8o NBr. (de Oostkust van Mindanao) bevond en gezegd dat de menschen daar, blanke en goud produceerende menscheneters, zich celebe noemen, doch de pogingen om op Mindanao een volksstam van dien naam op te sporen, moeten als mislukt beschouwd worden. Een volgend bericht, afkomstig van den reeds genoemden Andrés de Urdaneta, in zijn Relacion van 1537, geeft aan het woord een zeer afwijkende beteekenis, want er blijkt uit zijn mededeelingen, dat met de islas de los Celebes de Sarangani-, Sangi- en Talaut- eilanden bedoeld zijn. Een zekere Garcia d'Escalante Alvarado wijst deze islas een nog meer naar 't Zuiden gelegen plaats aan, en wel, zooals door P.A. Tiele aangetoond is, een gedeelte van het hedendaagsche Celebes, maar opmerkelijk is het, dat de stuurman van het schip in zijn verslag het woord Celebes in 't geheel niet noemt, terwijl verder vermeld moet worden, dat de Spaanjaard de Grijalva beweert, dat de Filippijnen, voordat zij door Villabolos met den tegenwoordigen naam vereerd werden, den naam droegen van Archipielago de los Célibes. Met uitzondering van Duarte Barbosa's apocrief bericht zijn al de genoemde verhalen pas zoo laat in druk verschenen, sommige pas na 't midden der 19e eeuw, dat zij op de naamgeving van het eiland geen direkten invloed uitoefenen konden. Indirekt echter wel, doordien aan de Portugeezen een en ander daaromtrent ter oore moet gekomen zijn. Zoo gelastte in 1525 de gouverneur der Molukken Antonio de Brito, aldus verhaalt de Barros, dat er 'n onderzoek ingesteld zou worden naar de Ilhas dos Celebes, waar veel goud gevonden moest worden. Die tocht was zonder succes, doordat het schip naar 't N.O. afdreef en hierin heeft dus geen aanleiding gevonden kunnen worden tot het geven van een naam aan ons eiland. Eerst in het door Lavanha na den dood van de Barros uitgegeven vervolg van diens Decadas vindt men verdere berichten. ‘In dezen tijd kwamen naar Ternate twee Makassaren .... De Makassaren waren volgens die afgevaardigden verlangend om handelsbetrekkingen met de Portugeezen aan te knoopen, en velen in hunne eilanden en in die van de Celebes zouden genegen zijn het Christendom te omhelzen’. Verder wordt er bijgevoegd, dat

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 309

Galvao aanstonds last gaf een schip zeilklaar te maken. In het werk door Galvao zelf geschreven (1563) is van een tocht naar de Ilhao dos Macassares e dos Celebes geen sprake. Het woord Celebes wordt er in 't geheel niet in gevonden. Hoe komen nu de Barros en Lavanha aan deze eilanden? Van het werk van Galvao zag in 1601 een Engelsche vertaling het licht door P. Hakluyt. Origineel en vertaling werden in 1862 onveranderd herdrukt en nu blijkt, dat de woorden ‘o mesuro Antonio galvao ter muitos feitos [fieis] dos celebres Mocassares, Amboynos, Moros, Maratax &bi outras diversas partes’ ... vertaald werden: he himself christened many (as the lords) of the Celebes, Macassares, Amboynos, Moros, Morotax, and divers other places’. Uit het bijv. nmw. berucht of beroemd, celebre, maakt Hakluyt een volksstam ... Celebes. Het is nu zeer waarschijnlijk, dat de Barros en Lavanha dezelfde vergissing hebben begaan, een vergissing die volkomen verklaarbaar wordt, als men bedenkt, dat Celebres zelf als synoniem voor Celebes gebezigd werd. De eerste, die den naam van Celebes op het geheele eiland heeft toegepast, was Gabriël Rebello, die in zijn Informaçao das cousas de Moluco in 1569 schreef: ‘De archipel der Celebes is gelegen ten westen van Moluco en bestaat, naar het schijnt, uit het grootste aantal van eilanden. Hij begint met het groote eiland der Celebes enz.’ En nu gebeurde iets, dat het lot van dien naam voor goed besliste. Toen Jan Huygen van Linschoten in 1592 uit Voor-Indië naar Enkhuizen terugkeerde, bracht hij een Portugeesche manuscriptkaart van den Indischen archipel mee. Op die kaart wordt de naam van Celebes op het geheele eiland toegepast, hoewel de noordkaap nog aangeduid is als de Pta. dos Celebres. Daarna volgt Mercator, die in zijn atlas alle die gegevens van Linschoten overneemt, waardoor ten slotte de naam Celebes voor goed burgerrecht verkreeg. Het geheel overziende, ontwaren wij dus, dat een in 1550 verschenen werk een onecht bericht bevat over een eiland Celebe, dat door 'n blank, menschenetend volk bewoond wordt, dat goud produceert. Uit de bronnen blijkt, dat reeds in 1528 van een dergelijk op de Oostkust van Mindanao wonend volk melding wordt gemaakt. Kort daarna wordt de volksstam der Celebes naar de meer zuidelijk gelegen Sangi-, Talaut- en Sarangani-eilanden verplaatst. Nog later zoekt men het aan de Oostkust van het huidige Celebes. Een vastere plaats wordt aan deze denkbeeldige en geheel in de lucht zwevende eilanden aangewezen, doordien zij tengevolge van een misverstand met de ‘eilanden der Makassaren’, wier ligging vrijwel bekend was, saamgekoppeld werden. Dit misverstand is ontstaan, doordien de ‘beruchte (celebres) Makassaren’ tot eene vorming van de ‘eilanden der Celebes en Makassaren’ aanleiding gaven. Werd vooreerst de naam Celebes alleen op het noordelijk schiereiland toegepast en blijft het zuidelijk gedeelte den naam van Makassar houden, zoo verkrijgt ten slotte de eerstgenoemde in kaarten en geschriften de overhand.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 310

chutney,

Hindi chatni.

coprah is door de Portugeezen waarschijnlijk van het Malayalamsche koppara met zelfde beteekenis overgenomen, maar dit gaat weer terug tot het Hindi khopra. In de laatste uitgave van Hobson-Jobson wordt dit in verband gebracht met khopra, khopri en khappar, alle drie = schedel, Skr. kharpara, id.

creool, wordt door Prof. Vercoullie teruggevoerd tot het Spaansche criollo, maar opgegeven als onzeker in zijn oorsprong. In Uit Oost en West wordt het afgeleid van het Port. crioulo = slaaf geboren in het huis zijns meesters. Als zoodanig is dan crioulo een afleiding van criar = voeden, opvoeden, waarnaast crear = voortbrengen (Lat. creare). Deze afleiding komt overeen met die van Skeat, wat de beteekenis aangaat. Zijn criollo echter leidt hij af van criadillo: voedsterlingetje, verkleinwoord van criado: opgevoed, grootgebracht; in huis grootgebrachte slaaf. De Zuid-Amerikaansche negers pasten dit verkleinwoord, verbasterd tot criollo, toe op hun eigen in Amerika geboren kinderen in tegenstelling met de uit Afrika geïmporteerde negers. Terwijl nu de oorspronkelijke beteekenis van het woord allengs in vergetelheid raakte, zegt Prof. Veth, dacht men daarbij weldra nog slechts aan het geboren zijn in een ander land dan dat der afstamming en kende den naam toe zoowel aan de blanken, die ten opzichte van het verschil tusschen geboorte- en stamland in dezelfde omstandigheden verkeerden, als aan alle in Amerika geboren negers. Deze beteekenis is volgens De Vere's Americanisms nog altijd de gangbare: ‘The word creole, from the Spanish criollo, meant originally nothing more than a child born of European parents in the West Indies, or on American soil; but it has long since been almost universally applied to any one born in the tropics, without regard to race or color. In the United States the meaning of the term is very vague, but a general feeling prevails, that the creole has some slight admixture of African blood in his veins’. Mutatis mutandis zien we iets dergelijks wat de opvatting van de beteekenis van creool betreft naar gelang het woord in het moederland of in de koloniën gebezigd wordt. Hier in Indië zijn de kinderen uit Hollandsche ouders creolen, wat ook bijv. de opvatting - de eenig juiste tusschen haakjes - is van L. Couperus, zelf een Indische jongen. In De Stille Kracht toch noemt hij van Helderen ‘met zijn verwonderlijke distinctie en ingeboren stijl, als was hij niet een kind van Europeesche ouders, die steeds in Indië waren geweest’ een kreool, maar spreekt men een pas uitgekomen totoksche, dan zal men vaak zien, dat deze denkt dat een creoolsche niet pur sang is, ondanks het feit, dat men in Holland creool in den regel gebruikt van West-Indische kinderen van ongemengden bloede.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland croton,

Grieksch krotoon, de naam voor Croton tiglium, maar volgens Littré werd oorspronkelijk die naam door de Egyptenaren toegepast op de kiki = de gewone ricinus.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 311

D.

dadap,

Mal. dedap.

Dajak.

Volgens Prof. Veth heeft Robidé van der Aa in zijn uitgave van Bock's Reis in Oost- en Zuid-Borneo in herinnering gebracht, dat volgens von de Wall, de Bonoa's, een Dajaksche stam aan den Boengan ... de bewoners van het grensgebergte Dajaks noemen, hetgeen ‘bovenlander’, ‘bergbewoner’ beteekent, dus hetzelfde als Be-adjoe of Ng-adjoe, van adjoe, in het Poelopetaksch = boven, hooger de rivier op. Laat men de k, die in de Maleisch-Polynesische talen dikwijls als sluitletter aangehecht wordt, uit Dajak weg, dan krijgt men den Maleischen vorm van een wijdverbreid woord: daja, Madoereesch dadja, Ilokaansch daya, Tagalog laya, ... Makassaarsch en Niasch raya, Boegineesch radja. Dit daja beteekent ongeveer hetzelfde als adjoe, nl. ‘binnenland, hooger gelegen land, de landstreek in tegengestelde richting van de zee gelegen’. Bij het Makassaarsch raya maakt Matthes de gevolgtrekking, dat dit woord oorspronkelijk de landzijde beteekend hebben moet en dat daarvan af te leiden is de naam Toe-Raya's of Boegineesch To-Radja, 'n zeker bergvolk. De slotsom, waartoe Prof. Kern komt in de bespreking van Oost en West in De Indische Gids, is, dat orang Dajak dus hetzelfde is als Toe-Raya of To-Radja en Be-adjoe, nl. bergbewoner. Hiermee is de afleiding van Perelaer, als zou Dajak van dadajak = wankelend, waggelend loopen, komen, te niet gedaan.

dalam,

Jav. id.

dalang,

Jav. id.

dalima komt van het Skr. dalima: granaatappelboom.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland damar,

Mal. (en Jav.) id. In den vorm dammer, ten onrechte door Prof. Veth opgegeven als de gewone vernederlandsching, komt het woord in E.-Indië veelvuldig voor. Men heeft daar white dammer, dammer pitch en black dammer. In Engelsche woordenboeken vindt men reeds de samenstellingen dammar-resin en dammar-varnish.

dandang,

Mal. id.: ketel van blik waarin in een kegelvormig uitloopend mandje de rijst wordt gaar gestoomd.

daoen koerap van 't Mal. daoen blad + Mal. koerap ringworm.

datjin,

Chineesch. Volgens A. Marre, Mélanges Ch. de Harlez, is het samengesteld uit da: groot + tching: balans. Dit klopt met wat in Hobson-Jobson staat, nl. dat in Amoy een kleine unster ch'in heet en sommige Chineesche woordenboeken ta 'chêng opgeven als: groote unster. Voor de aardigheid kan hier nog vermeld worden de soms gegeven afleiding d'Achin = van Atjeh.

dedek,

Mal. dedak.

demang,

Jav. id.

dendeng,

Mal. id.

dessa,

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland Jav. desa, waarmee te vergelijken is het Skr. deça(h) = landstreek en de in de Cycl. Brit. gegeven woorden desadhipati en desmukh (= desa + mukha) voor ‘dorpshoofd’. Zooals Prof. Kern (Ind. Gids

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 312

1889, p. 1223) opmerkt moet dessa als Javaansche ontleening stammen uit een streek, waar men de thans meest verbreide uitspraak désô niet of nog niet kende. De Javaansche uitspraak is in de laatste drie eeuwen zeer sterk veranderd en al wordt nu het woord meestal désô uitgesproken, men schrijft altijd desa. Het hedendaagsch gebruik van desa voor ‘dorpsgemeente’ wordt niet voor 1400 n. Chr. aangetroffen.

djaga,

Mal. id. Vgl. Prakrit jaga, Skr. jagara bij jagárti: hij waakt. Dit is een van de weinige Prakrit-vormen door de Hindoes naar Ned.-Indië overgebracht.

djagoeng,

Mal. id., maar djagoeng moet in den Archipel een ruimere beteekenis gehad hebben dan de tegenwoordig gangbare ‘Turksche tarwe’. Volgens Prof. Veth wijst o.a. hierop het gebruik van djagoeng kastila bij Rumphius. Waartoe zou anders het bepalende kastila dienen? Op grond hiervan waagt Prof. Veth de volgende gissing: Djawa beteekent ‘gierst’ of oorspronkelijk misschien in het algemeen ‘graankorrel’, dat dan in een land, waar oudtijds geen ander graan groeide dan gierst, natuurlijk toch de naam van dit graan werd. Later noemde men op Java de gierst djawawoet, samengetrokken uit djawa awoet d.i. ‘fijne korrel’. De maïs zal men daarentegen djawa agoeng of djawa goeng, d.i. ‘groote korrel’ genoemd hebben, volkomen beantwoordende aan het Port. milho grosso. Daarna werd dan djawa goeng tot djagoeng samengetrokken. Deze vernuftige afleiding blijkt - althans wat het eerste gedeelte betreft - niet alleen goed gevonden, maar ook waar te zijn. Ook Dr. van der Tuuk heeft opgemerkt, dat het Jav. djawawoet (=djawa awoet) ‘fijnkorrelige djawa’ is en dat analoog in het Bataksch djaba oerè de naam is voor ‘gierst’. Trouwens ook het Maleisch heeft nog een uit het Perzisch overgenomen djaw = ‘gierst’, Skr. yawa, id. Door de bijvoeging awoet werd de ‘gierst’ dus onderscheiden van de ‘gerst.’

djahat,

Mal. id. = slecht, verkorting van orang djahat, als substantief gebruikt ter aanduiding van de opstandelingen tegen het Nederlandsch gezag.

djahit.

Verkorting van toekang djahit.

djaksa,

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland Jav. id., uit het Skr. adhyaksja: ‘superintendent’, van adhi: op, over + aksja (aksi): oog.

djamblang,

Mal. djambelan.

djamboe,

Mal. id., uit Skr. jambú of jambu, volgens Uhlenbeck de Eugenia jambolana, dus onze djamblang, hoewel in 't Skr. ook andere Eugenia-soorten zoo heeten. Verder niet na te speuren.

djarak,

Mal. id.

djati,

Jav. en Mal., misschien eigenlijk kajoe djati = het echte, rechte hout, het hout bij uitnemendheid. Uit dit kajoe djati is zonder twijfel kajatenhout ontstaan (een volkomen parallel van porte-brisée-deur), waarom we met Prof. Veth niet eens meer hoeven te lachen, daar het woord in Indië al dood is, even goed als kiatenhout. In

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 313 van Dale vindt men de beide woorden nog, maar Koenen geeft in 1903 terecht enkel djatihout.

djengkol,

Jav. id.

djeroek,

Mal. Jav. id.

djimat, is uit het Arab. 'azîmat = betooveringsmiddel in het Mal. overgegaan met verlies van de 'a en verandering van z in dj (vgl. badjoe), daar het Mal. geen z kent.

djoeragan

Jav. Soendaneesch, oorspronkelijk: heer, meester.

djoeroemoedi

Mal. uit djoeroe ‘baas’ + moedi van kemoedi = roer.

djoeroe toelis,

Mal. djoeroe: zaakkundige + toelis stam van het ww. ‘schrijven’, dus schrijver. Schertsenderwijze wordt het soms gebruikt voor: secretaris.

djoewar,

Mal. id.

djoewet,

Jav. id.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland djongos, waarschijnlijk 'n verbastering van den Hollandschen vocatief: jongens! Nu is het enkelvoud.

doejong,

Mal. doejoeng. In het Fransch gepopulariseerd als dugon. Het Eng. heeft dugong.

doekoe,

Mal. id.

doekoen,

Jav. id.

doepa,

Mal. id. van Skr. dhupa: reukwerk.

doeren,

Jav. vorm van doerian q.v.

doerian,

Mal. van doeri: stekel + an: ig, dus de stekelige (vrucht). Schouten sprekende over deze vrucht in zijn Reistogt, II, p. 143, zegt, dat zij met den verbasterden naam Dryoens werd genoemd of wel men sprak van ‘stinkers’. Ook bij Stavorinus (Reize, I, p. 198) vindt men nog drioensboom naast durioens.

doesoen,

1. Hoog-Jav. voor dessa, 2. Mal. = buitenverblijf, dorp. E.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland ebro, samengesteld uit de beginletters van E(erste) B(ataviasche) R(ijtuig) O(nderneming), die voorkomen op de controle-bordjes. Zoo is het woord soortnaam geworden en zegt men: roep 'ens een ebro. Wat later kwamen de ropo's, van de Rijtuig Onderneming Petodjo Oost en méér nog.

Euraziaat is een navolging van het Engelsche Eurasian, een jonge. benaming voor den half-caste, gefabriceerd uit European + Asian. Ook heeft men in het Nederlandsch hier reeds Euraziër. F.

fettor

Port. feitor (Lat. factor) oorspronkelijk: dader, bedrijver, maar in Indië vroeger ook: zaakwaarnemer, beheerder, op Sumatra zelfs: assistent-resident, thans nog op Timor voor: gezaghebber.

fez, naar de plaats van herkomst, Fez, zoo genoemd. Fez is de hoofdstad van Marokko.

foelie, volgens Franck van het Italiaansche foglia en het Fransche

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 314 feuille, daar eenmaal foglia di noci moscate en feuille de macis gebruikelijke uitdrukkingen zijn geweest. G.

gaba,

Jav. id.

gaga,

Jav. id., eigenlijk de rijst op hooge velden verbouwd.

gajoeng,

Mal. id., oorspronkelijk: klapperdop met steel om water te scheppen. De Europeanen bedoelen er mee een blikken schepemmertje voor de badkamer.

galengan,

Jav. id.

gambier,

Mal. gambir.

gamelan,

Jav. id. van gamel: muziek maken, met muziek begeleiden + an. De g, die nog dikwijls achter dit woord gevoegd wordt, is even overtollig als die van orang oetan(g). Vroeger noemde men dit het gomgomspel of de gomgommen (Vgl. Stavorinus, Reize, I, pp. 54 en 204) van het Mal. gong.

gampong,

Atjeesch id. voor kampong.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland gandasoeli,

Mal., maar zeker niet oorspronkelijk. Vgl. Skr. gandha(h): reuk, geur, nieuw-Perzisch gand: stank. Dit gandha heeft langzamerhand de beteekenis aangenomen van ‘geurige bloem’ en in het Tagalog, de hoofdtaal der Philippijnsche eilanden, heeft deze zich weer gespecialiseerd tot ‘lelie’. Wat soeli beteekent, schijnt niet bekend te zijn.

gantang,

Mal. id.

gardoe,

Jav. leenwoord van het Port. guarda, hoewel het niet waarschijnlijk rechtstreeks daaruit komt, want dan zou de a aan 't eind van 't woord bewaard gebleven zijn.

gebang,

Mal. id.

gekko is, bevreemdend genoeg, in de Europeesche literatuur de klank-nabootsende naam van een soort hagedis, die duidelijk toke roept en niets anders, vanwaar het dier in het Mal. dan ook tokek heet. In Burma heet hetzelfde of een verwant beest evenzoo tokté.

gemas,

Mal. gemas, - vgl. Jav. gomos = graagte en anggomos = met graagte, zoodat de eig. beteekenis = graag is, tusschen haakjes een woord, waarvoor in het Nederlandsch geen equivalent te vinden is. Wanneer bijv. een moeder zegt, dat zij gemas is op haar kind, gaat het toch zeker niet aan dit weer te geven met een van Klinkert's vertalingen: nijdig, kwaadaardig, vergramd. Het is veeleer een uiting van verliefde razernij, plotseling opwellend en het gevoel meebrengend, dat men de persoon, waarop men gemas is, ‘wel op zou willen eten.’

gendie,

Jav. kendi, maar te vergelijken is misschien Skr. kundi = kruik. In de Drawidische talen komen echter woorden voor, die heel dicht staan zoowel bij den Mal. vorm

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland gendi als bij het Javaansche kendi. Zoo vindt men in Hobson-Jobson bijv. Malayal. kindi, Telugu gindi, welke behooren bij een werkwoord kinu = hol zijn.

getah,

Mal. id., in Europa verlatijnscht tot gutta.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 315

getek,

Jav. id.

giwang,

Jav. id. voor een soort oorknoppen; komt in den laatsten tijd reeds in Indische prijscouranten voor.

gladakker, in het plat Hollandsch gladekker, beteekende oorspronkelijk onder de Nederlanders op Java: een slecht, versleten paard, een knol, volgens Prof. Veth. Als zoodanig kennen wij het niet meer. Het komt nu voor in de beteekenis van: 1. gladakshond (van Rees, Herinneringen), 2. gemeene kerel, schurk. Het idee van ‘liederlijk’ (V.O.W.) zit er thans niet meer in. Afgeleid wordt het van gladag-paard of paard voor den transportdienst. De zich hieraan vastgehecht hebbende beteekenis van ‘slecht’ is later ook op de bekende losloopende kamponghonden overgedragen en eindelijk op personen.

glagah,

Mal. gelagah id.

glatik,

Jav. gelatik id.

gobang,

Jav. en Mal. id.

goeboek,

Jav. goeboeg.

goedang,

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland waarschijnlijk oorspronkelijk Drawidisch. Volgens Hobson-Jobson heeft men in het Teloegoe gidangi en in het Tamil kidangu = plaats waar goederen liggen, van kidu = liggen.

goela djawa, uit het Skr. gula = melasse + djawa = Java, dus Javaansche suiker, palmsuiker.

goeling,

Mal. id. eigenlijk stam van het werkwoord ‘rollen.’

goena-goena,

Mal., een verdubbeling van het Skr. guna(h) met de beteekenissen: draad, snoer, strik, boogpees; hoedanigheid, goede hoedanigheid, deugd. Hieruit kon zich gemakkelijk de beteekenis van ‘deugdzaam’ d.w.z. krachthebbend middel ontwikkelen, waaruit die van ‘toovermiddel’ is ontstaan.

goenie,

Mal. goeni, maar, zooals Prof. Veth vermoedt, niet oorspronkelijk. Prof. Kern (Ind. Gids 1889, p. 1218) identificeert het met het Skr. gonî = zak, wat ook nog teruggevonden wordt in het Hindoestani en Maratsch als goni en gon. In Nederland schijnt men er ook gonje van te maken (V.O.W.).

goenoenger, verhollandsching van orang goenoeng = bergbewoner, overdrachtelijk: iemand die onbeschaafd is.

goeramie,

Mal. id., maar de vorm van het woord wijst op vreemden oorsprong.

goerita, oorspronkelijk: inktvisch, waarvan verwanten in vele Maleisch-Polynesische talen voorkomen, zooals kugita in 't Bisaya en Hanoy, kurita in het Macassaarsch, krit op Kei, kuita op de Fidji-eilanden enz. Overdrachtelijk naar de gelijkenis ook in gebruik voor den sarongband met geknoopte franje aan de beide uiteinden.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland goeroe,

Jav. en Mal. = het Skr. guru: leermeester. In Uhlenbeck's etymologisch Sanskrit-woordenboek vindt men gurú(s) = zwaar, gewichtig, eerwaardig - verder niets. In zijn Sankrit Reader echter leidt Lanman ook de beteekenis ‘leermeester’ hieruit af, als volgt: guru - 1. zwaar, 2. gewichtig, 3. eerwaardig, 4. (als substantief) degene, die bij uitnemendheid eerwaardig is, nl. de leermeester

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 316

(der heilige boeken). Men lette op het verband tusschen goeroe en het Fransche grave, Lat. gravis of het bary van bariton.

golok,

Mal. id.

gong,

Mal. id.

griemis,

Jav. geriemis = motregen.

grobak,

Jav. grobag. H.

hadat, zie adat .

hadji, verbasterd Arab. bedrijvend deelwoord = de bedevaart (naar Mekka) of hadj hebbende gedaan. In Eng.-Indië heeft men er hadgee van gemaakt.

Hindoe,

Perzisch id. voor: Indiër - zie Indië .

hongi-tocht,

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland volgens het Rumphius-Gedenkboek van hongi: geraas + tocht. In 1861 zijn deze tochten verboden.

hormat,

Mal. id., oorspronkelijk Arab. hurmat (u = oe), d.w.z. eerbewijs. Het woord is van denzelfden trilitteralen stam h-r-m, waarvan ook harem komt. I.

Indië komt volgens Hobson-Jobson van het Skr. Sindhu (zie Uhlenbeck sindhu(s), stroom, vloed, Indus). Van ‘rivier’ heeft de beteekenis zich uitgebreid tot die van: het gebied aan de oevers dier rivier, nog altijd Sindh geheeten. In het Perzisch gaat een s vóór klinkers over in h en zoo kwam dit Sindhu als Hindu in het Perzisch, waaruit het Grieksche Indoi: de Indiërs, Indos: de Indus en Indike: het land aan diens oevers, ontleend werden. Langzamerhand werd de term Indike door vreemdelingen toegepast op wat wij nu (Britsch) Indië noemen. De Latijnsche naam India komt bij Grieksche schrijvers niet vroeger dan het midden van de tweede eeuw na Chr. voor.

Islam, is een Arabische infinitief. Letterlijk beteekent het: de overgave van zich zelf (aan Allah). J.

Java, oorspronkelijk Yava-dvipa (spreek uit Jawa-dwipa) = gerst- of gierst-eiland; alléén dit laatste kan bedoeld geweest zijn, dewijl gerst op Java niet voorkomt. Dat Yava ‘gerst’ en ‘gierst’ is, zagen wij reeds bij de bespreking van djagoeng.

jute,

Bengali jut, de vezels van de bast van Corchorus olitorius. Dit jut gaat terug tot den in Orissa gebruikelijken inlandschen naam jhuto of jhoto. K.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland kaaiman, volgens Littré van het Caraïbische acayoeman: krokodil.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 317

Hiervan maakten de Spanjaarden cayman en wij kaaiman. Terwijl de ware ‘kaaiman’ echter een alligator is, kennen wij hier dien naam toe aan een soort van echte krokodil. Dit gebruik is reeds zeer oud. Bontius, een tijdgenoot van Koen, vermeldt dat de krokodil, zooals die te Batavia voorkomt, door geheel Indië Cayman heet. Die vroege verbreiding van het woord wijst er op, dat de naam wel door de Portugeezen (als caimao of caimam) uit de West naar den Oost overgebracht zal zijn.

kabaai, kabaja.

Dit laatste is de Portugeesche vorm van het Arabische qabâ = lang kleed, maar kabaai is het Perzische qabaj, bijvorm van qabâ. De spelling cabay vindt men nog in den 4en druk van Schouten's Reistogt, II, p. 47, die in 1775 verschenen is.

kabar is een vermaleisching van het Arab. chabr = bericht. Het is wel eigenaardig, dat het hieraan beantwoordende kubber of khubber en khab(b)ar in de beteekenis van ‘bericht’ of ‘nieuws’ ook in het Indisch Engelsch wordt gebruikt.

kaboepaten,

Jav. id., afleiding van boepati, Skr. bhûpati = bhû: land (van bhû: 1. zijnde, bestaande, 2. het bestaande 3. de aarde 4. het land, enz.) + pati: heer, dus ‘landsheer’ (vgl. adhipati). Naast bhûpati vindt men in het Skr. ook bhûmi-pati = lord of the land, king, prince (Lanman), waarbij men denke aan Soekaboemi. Vóór boepati komt nu ka en er achter an, waarbij de i regelmatig met de a tot e samensmelt.

kadal,

Jav. id.

kafir,

Arab. kâfir, bedrijvend deelwoord = niet geloovend. Prof. Veth houdt den volksnaam Kaffer in Z. Afrika voor hetzelfde woord.

kaftan,

Turksch qaftan, ook in het Perzisch in gebruik.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland kain,

Mal. id.

kajoepoetie,

Mal. kajoe: hout + Mal. poetih: wit. Dikwijls gebruikt men dit bij wijze van verkorting voor kajoepoetie-olie. Den vorm kajaput, zooals zelfs Prof. Veth schrijft, ziet men in Indië nooit, hoogstens hoort men in de spreektaal kajapoetie of kajepoetie.

kakap,

Mal. id., is ook in het Indisch Engelsch opgenomen en wel als cockup. Een tijd lang is die visch met den verbasterden naam van ‘kaalkop’ aangeduid, maar deze aardigheid is nu geheel dood, evenals ook andere verbasteringen geheel in onbruik zijn geraakt. Ik wees reeds op ‘boetjongen’ en wie zegt nu nog ‘Baviaan’ voor Bawean of ‘passeerbaan’ voor paséban of ‘katje’ voor kati, enz.? Van de aardrijkskundige omdoopingen is gebleven Joana in plaats van Djoewônô en ‘Phaëton’ als verbastering van Païton is vereeuwigd door den naam van een suikerfabriek in den Oosthoek. Een monument duurzamer dan metaal heeft de etymologiseerende Volkswitz zich gesticht in den plantkundigen naam Ficus Benjamina, waarin Benjamina de verlatijnsching is van Benjamin, een verbastering van baniaan, de Ficus Indica of waringin. Ter verontschuldiging van onze geestiger voorgangers kan gezegd worden, dat zij, gegeven den eenmaal gangbaren naam kacop (Schouten, Reistogt,

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 318

II, p. 139) en den werkelijk kaal schijnenden kop en nek van dezen visch, moeilijk anders konden dan er ‘kaalkop’ van maken.

kakatoewa,

Mal. id. Het eerste gedeelte van het woord kaka is het als benaming van het dier gangbaar geworden natuurgeluid, welke naam tot op de Fidji-eilanden toe in gebruik is en ook onder de Europeanen in Indië. Daar het woord kakatoewa in het Mal. samengesteld zou moeten zijn uit kaka + toewa en deze verbinding geen zin geeft, betwijfelt Prof. Veth den Maleischen oorsprong van dit woord, al is het uit het Maleisch in de talen van Europa overgegaan met allerlei bijbeteekenissen zelfs. Zou niet het heele woord het natuurgeluid van den vogel weer kunnen geven? Zoo niet, dan moet men aannemen, dat de vogel zoo benoemd is met het epitheton toewa, oud, in den zin van ‘lang levend’, daar sommige exemplaren het tot honderd jaar brengen. De tweede beteekenis, nl. nijptang, is ook in het Europeesch taalgebruik in Indië bekend, niet echter die van: soort van pagaai (vgl. V.O.W.).

kakemono,

Jap. leenwoord: kake-mono letterlijk: hang-voorwerp.

kaki boesoek,

Mal. id. van kaki voet + boesoek rot.

kakkerlak, vermoedelijk een verhollandsching van het Portugeesche cacalacca, welke verhollandsching weer verfranscht is tot cancrelat. Volgens Bontius (1631) is deze naam aan de beesten gegeven, omdat de eieren, die zij uitdrukken, de kleur en de gladheid van zegellak hebben (Hobson-Jobson i.v. cockroach). Wat Hobson-Jobson verder te lezen geeft, nl.: ‘the Dutch also apply their term [kakkerlak] as a slang name to half-castes’ geldt thans niet meer, zoo het ooit waar geweest is. Als slang-woord is kakkerlak wel van toepassing op de albino's, omdat deze even lichtschuw zijn als het genoemde insect.

kalam, uit het Arab., nl. qalam, een leenwoord van Latijnschen oorsprong. In Vanicek's Etym. Wörterb. der Lat. Sprache wordt kalma, halm opgegeven als Europeesch. Het woord is identisch met ‘halm’ en met de Indische beteekenis van ‘rieten schrijfpen’ ook in het Skr. (kalama) binnengedrongen.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland kaldoe,

Port. caldo: warm, bij uitbreiding: warme bouillon, daarna eenvoudig: bouillon.

kali,

Jav. id.

kalong,

Mal. id.

kampakpartij,

Jav. kampak: bijl + partij. Bij uitbreiding is kampak geworden: een troep roovers, die oorspronkelijk met de bijl ‘werkte.’

kampong,

Mal. id.

kampret,

Mal. id.

kananga,

Mal. kenanga.

kanarie,

Mal. kenari.

kantjil,

Jav. id.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland kapas is een Prakritvorm van het Skr. karpâsa, boomwol, waaraan ook het Hebreeuwsche karpas is ontleend. Verder is de oorsprong volgens Uhlenbeck niet na te gaan. Ook in het Hindostâni bestaat het woord kapâs.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 319

kapok,

Mal. id.

karang,

Mal. id.

karbouw,

Mal. karbau.

karet,

Mal. id.: gomelastiek.

karoeng,

Mal. id.: grove zak.

kassian,

Mal. kasihan: medelijden, van sih: genegen zijn, genegenheid met het voorvoegsel ka en het achtervoegsel an.

kates,

Jav. id., wordt soms gebruikt voor papaja.

katja piring,

Mal.

katjang,

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland Mal. id. = boon, peulvrucht. Zoo is katjang idjoe = katjang hidjau: groene boon en katjang goreng = geroosterde ‘apennootjes’ ‘aardpimpernoten’, ‘sausamandels’ of ‘pinda's’, daar Mal. goreng = geroosterd, gebakken.

kattie is het Mal. en Jav. leenwoord kati, volgens Prof. Kern in zijn opstel Sanskritsche Woorden in het Tagala van Skr. káti = hoeveel. Dr. van Ronkel evenwel identificeert het in het Tijdschr. v.h. Bat. Gen. XLVI met het Tamilwoord katti, dat eigenlijk beteekent: massa, zwaarte en dus denzelfden overgang van beteekenis vertoont als het Lat. pondus.

katjong,

Mal. katjoeng, waarschijnlijk oorspronkelijk Madoereesch.

kawedanan,

Jav. van wedana (q.v.) met het voorvoegsel ka en het achtervoegsel an, voorafgegaan door de euphonische n.

Kawi, afkorting van temboeng kawi: dichtertaal, waarin temboeng taal is en kawi het Skr. kawi: dichter.

keboeten, verhollandsching van Jav. keboet: waaier om muskieten weg te jagen.

kebon, afkorting van toekang kebon = Mal. toekang: baas + kebon: tuin uit het Jav. in 't Mal. overgenomen. In de wandeling heet de Plantentuin te Buitenzorg ook wel eens de kebon.

kedehhouder van 't Tamil kedai, soort winkel.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland kedondong,

Mal. id.

kè(h), wordt dikwijls opgevat als een verkorting van singkè = sin: nieuw + kè: gast. Dit is de naam voor een volbloed Chinees uit China tegenover de peranakan of bastaard-Chinees, wiens moeder een inlandsche vrouw is. Het is een soort van scheldwoord. Zooals Prof. Veth in Uit Oost en West verklaart, is kè ook: vreemdeling en dus hoeft het nog geen verkorting van sin-ke te zijn.

keladi,

Mal. id.

kelor,

Jav. id.

kembang spatoe bestaat uit het Jav. kembang: bloem + Mal.-Jav. sepatoe: schoen, van het Port. sapato id. De bloem heet in Eng.-Indië eveneens shoe-flower, een letterlijke vertaling van het Tamil shapattu-pû, Singaleesch sappatu-mala. Waarom die bloem zoo genoemd wordt, vindt men in Bernardin de St. Pierre's Chaumière Indienne: ‘La nuit suivante je joignis aux pavots... une fleur de foule sapatte, qui sert aux cordonniers à teindre leurs cuirs en noir.’

kembodja,

Mal. id. uit Skr. kamboja.

kemiri(e),

Jav. id.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 320

kemoening,

Mal. id.

kenanga,

Mal. id. Is te vergelijken Skr. kânana?

kendi,

Jav. vorm voor gendi q.v.

kepala kampong uit Skr. kapala(m): hoofd + Mal. kampong, dus kamponghoofd.

kepang,

Jav. id.

kepiting,

Mal. id.

keplekken, van 't Jav. keplek, kruis- of muntspel.

kerrie schijnt Prof. Veth af te stammen van het Eng. curry, evenals men van hurry gemaakt heeft ‘herrie’ met wijziging der beteekenis, maar er is geen reden waarom de Hollanders het niet rechtstreeks aan het Tamil zouden ontleend hebben, waarin kari niet, zooals Prof. Veth opgeeft, eigenlijk ‘gerecht’, ‘schotel’ beteekent maar: a spiced mixture with fish, meat or vegetables - eaten with boiled rice (Winslow, Tamil and Engl. Dict.). Volgens Yule en Burnell komt kari van het werkwoord kari dat wil zeggen: bijtende eten.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland kesemek,

Mal. uit het Chineesch?

kesoemba,

Mal. id. van Skr. kusumbha.

ketapang,

Mal. id., soms in 't Europeesch taalgebruik ketapan.

ketéla,

Jav. id.

ketimoen,

Mal. id.

ketjap,

Mal. id.

ketjoe,

Jav. id., maar waarschijnlijk ontleend aan het Chineesch. Hiervan het Nederlandsche werkwoord ketjoeën en de samenstelling ketjoepartij.

ketjoeboeng,

Mal. id.

ketrangan, van Mal. terang: duidelijk met het voorvoegsel ka en het achtervoegsel an = duidelijkheid, klaarheid (in een zaak of perkara).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland khaki is van het Hindostani châkî, dat ‘stofachtig, pulverachtig, stofkleurig’ beteekent, van het Perz. châk: stof (pulver). De k-uitspraak heeft haar ontstaan te danken aan de Engelsche transcriptie van het woord.

kidang,

Jav. id.

kimono,

Japansch id. Letterlijk is ki-mono draag (of aantrek)-voorwerp, ki zijnde de stam van het werkwoord kiru, dragen. Hierom moest de klem eigenlijk op ki vallen.

kipassen, werkw. van 't Mal. subst. kipas: waaier.

kipersol van 't Port. quita weer af + sol zon, dus letterlijk: zonnescherm of pajoeng, welk laatste woord 't Portugeesche geheel verdrongen heeft.

klamboe,

Mal. kelamboe.

klapper is een verhollandsching van het Mal. en Soendaneesche kelapa, Hoog-Jav. kelapa. Onze oude schrijvers schoeiden dit op Latijnsche leest en maakten er calappus of clappus van, evenals soms jatus van jati. Later is dat in den volksmond tot klapper overgegaan en maakte men samenstellingen als: klapperboom, klapperolie, klappertor, enz. Deze drie woorden hebben in Holland een heel andere beteekenis dan in Indië: klapperboom is daar: ratel-populier,

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 321 klapperolie = papaverolie en klappertor: tor, die bij het vliegen een ratelend geluid maakt. Het jongstleden verschenen Fransch woordenboek van Valkhoff is het eerste, dat Indië lexicographisch eens recht laat wedervaren, waar de vierde druk van Servaas de Bruin's Eng. Wdnbk. nog zit te scharrelen met klappernoot = bladder-nut en klapperolie = poppy-oil.

klewang,

Jav.-Mal. klewang, Atjeesch gliwang.

Kling,

Mal. keling, afkorting van orang keling, d.w.z. iemand van Kalinga, d.i. de Teloegoe kust van de golf van Bengalen. Tegenwoordig komen de meeste Klings van Tanjore op de kust van Coromandel. Dikwijls wordt echter de naam ook toegepast op Oostersche vreemdelingen uit andere deelen van Britsch-Indië afkomstig. De volks- en landnaam Kalinga zelf komt reeds ettelijke eeuwen vóór onze jaartelling voor.

klontong,

Mal. kelontong, eigenlijk ratel. Overdrachtelijk wordt het in het Europeesch taalgebruik gebezigd voor: de Chineesche marskramer, die met de klontong loopt om zijn komst aan te kondigen. Men vergelijke ons: tamboer en het Fransche trompette.

kodjong,

Jav. id.

kodok,

Jav. id.

koeboe,

Mal. id.

koekang,

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland Mal. id.

koelie is, zooals Dr. Ph. van Ronkel uiteenzet in zijn opstel L'Elément hindôstâni, van twijfelachtigen oorsprong. Er bestaat in het Hindostaansch een woord kûlî, ook kulî, dat men beschouwt als ontleend aan een Drawidische taal. In het Tamil beteekent kûli: huur, loon, van waar de beteekenis: gehuurde arbeider, daglooner. Daar er echter ook in West Britsch-Indië een volksstam is, die koli's heeten en die voor allerlei ‘koeliewerk’ gebruikt werden, staat de afleiding van kûli = loon niet zoo vast.

koempoelan, van 't Mal. koempoel verzameld + an.

koenjit,

Mal. id.

koesambi,

Mal. id.

koetang,

Jav. id.

koetilan,

Jav. ke (en koe)tilang.

kofo, de vezelstof bereid uit de Moluksche pisang-soort kofo (sangi), op Menado, volgens De Clercq's Het Maleisch der Molukken, genoemd pohon kofo.

kojang,

Mal. id.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland kokos, het wèl in Holland, maar niet in de koloniën gangbare woord voor klapper, is duister van oorsprong. De Enc. van N.I. komt niet verder dan een uitroepteeken achter de meening van Prof. Veth, als zou het woord afgeleid zijn van coco, het Port. en Spaansche woord voor: mombakkes, masker om kinderen mee bang te maken; door de gaatjes of putjes zou de klappernoot eenige overeenkomst hebben met een aangezicht, inzonderheid, zooals van Linschoten opmerkt, met dat der meerkat, dus wel geschikt om kinderen bang te maken. Niet ten onrechte echter vragen Yule en Burnell of

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 322 we hier per slot van rekening niet te maken hebben met het Spaansche coca = schaal.

kolang kaling,

Mal. id.

kolot, soms gebruikt voor ‘ouwe klare’ is het gesubstantiveerde Soendaneesche kolot = oud.

konde is niet, zooals in het brein der Sinologen Hoffmann en Schlegel (V.O.W. p. 276) is opgekomen, een verkorting van ‘coiffure à la Condé’, maar zooals Crawfurd heeft: het Teloegoe kundai, of beter nog, het Tamil kondei, dat eenvoudig beteekent: chignon. Tegelijk met de dracht is het woord in Indië ingevoerd door de Hindoes.

kongsie,

Chineesch kong: publiek + ssi(sse): bestuur, dus: maatschappelijk bestuur, vgl. kungsz' = public company (Hobson-Jobson onder consoo). Deze beteekenis heeft zich verruimd tot die van associatie van Chineezen tot het drijven van handelszaken, ondernemingen, enz. en eindelijk tot die van: firma, vennootschap, maatschappij en zelfs geheim genootschap.

kontjo,

Jav. id., maar = makker.

kopi daoen, letterlijk: bladkoffie, van kopi ons koffie + Mal. daoen blad.

korakora,

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland met betrekking tot de Molukken in gebruik is volgens Prof. Veth hoogst waarschijnlijk afgeleid van het Port. coracora, dat weer afstamt van het Arab. qorqôr of qorqôra. Er is echter ook een soort schildpad die in het Maleisch koera-koera heet en Yule en Burnell, hoewel onafhankelijk van Prof. Veth dezelfde verklaring gevende, opperen toch de mogelijkheid, dat het vaartuig genoemd is naar het dier van wege den vorm - of omgekeerd, zooals Valentijn dat ook heeft.

korma, oorspronkelijk Perzisch churmâ met dezelfde beteekenis.

kosong,

Mal. id.: leeg, in 't Soerabajasch taalgebruik: leeg rijtuig.

kotta, van het Skr. kotta of kota, zooals Prof. Kern opgeeft in zijn opstel over De Sanskrit-woorden in het Tegala. Bij Uhlenbeck nu vindt vindt men kotta(m) = ringmuur, vesting, uit kostham = bewaarplaats, voorraadkamer, ringmuur. De beteekenis heeft zich van ‘bevestigde plaats’ gewijzigd tot die van: hoofdvestiging, hoofdplaats, stad (tegenover de buitenwijken).

kraal, is, zooals Prof. Kern in zijn bespreking van Uit Oost en West aantoont, geen Hottentotsch, maar het door Robidé van der Aa gevonden Port. curral, omheining voor vee en Spaansch corral: plaats, kippenloop. Volgens Hobson-Jobson is juist ons woord ‘kraal’ overgebracht naar Zuid-Afrika.

kraboe,

Mal. keraboe vroeger door de Hollanders vaak verbasterd tot krab op zelfs krabbetje in de samenstelling oorkrab. (vgl. V.O.W. pag. 186).

krakal, oorspronkelijk Jav. kerakal: keisteen gebruikt bij het maken van wegen. Vandaar dat krakal de straf is, die officieel heet: ten arbeidstelling aan de openbare wegen. Hiervan heeft men het werkwoord krakallen gemaakt.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland kramassen,

Jav. kramas: het hoofd wasschen, in verhollandschten vorm.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 323

krandjang,

Jav. krandjang, Mal. kerandjang. In Nederland het meest bekend door het gebruik om stukken van oude suikerbalen in de tuinen tot beschutting van teederder gewassen te gebruiken (V.O.W.).

kras is in sommige gevallen, bijv. dat is me te kras, het Mal. keras, niet echter bijv. in: krasse onwetendheid. Dit laatste is verwant met het Duitsch krass, plomp, grof, erg, verschrikkelijk, wat weer samenhangt met het Lat. crassus, waarvan het Fransch crasse.

kraton, samentrekking van het Jav. karaton, van ratoe: vorst met het voorvoegsel ka en het achtervoegsel an, dus letterlijk: de plaats van den ratoe of vorst.

kratokboon,

Madoereesch keratok.

kree,

Jav. kereid.

kreool, zie creool .

kriepiek,

Jav. id., eigenlijk: kruimelig.

kringetje,

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland Hollandsche afleiding van 't Mal. kering droog. Van dranken gezegd beteekent dit: onvermengd met water, evenals het Fransch heeft boire sec.

kris,

Jav. keris. De oudste schrijvers hebben krits, wat af te leiden is uit het feit dat in de platte Hollandsche spreektaal nog altijd ts als ss uitgesproken wordt. Bij Schouten (Reistogt, II, p. 46) vindt men in 1775 nog: ‘Manicabo is insgelijks in deze streek gelegen, alwaar ook goede kritzen, of javasche pooken gemaakt worden’. Het hiervan afgeleide werkwoord krissen is zeer gewoon.

kroepoek,

Jav. id. eigenlijk: bros, croquant.

krontjong,

Mal. kerontjong, eigenlijk: bel, rinkelbel, in het spraakgebruik der Indo-Europeanen echter: een soort van guitaar. Reeds zijn verschenen een bundel Stamboel- en Krontjong-melodieën van W.F. Siep.

krossi gojang, uit Arabisch koersi stoel + Mal. gojang, schommelen.

krossi males is een machinale vertaling van ons: luie stoel, waarin krossi een verbastering is van het Arab. koersi = stoel en males de Bataviasche uitspraak vertegenwoordigt van Mal. malas: lui.

kwee (kwee), volgens Prof. Veth van het Soendaneesche koeweh, maar vermoedelijk van Chineeschen oorsprong. Naast den dubbelvorm is ook het enkele kwee nog in gebruik. L.

ladang,

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland Mal. id.

lajar,

Mal. id. = zeil, in het Europeesch taalgebruik overgegaan in de beteekenis van: 1. zonnezeil, 2. schutdoek van een dos-à-dos, enz.

lakoe,

Mal. id., in de beteekenis van: gewild, getapt, door de Europeanen véél gebruikt, zelfs van meisjes die al of niet makkelijk aan den man komen.

laksa,

Mal. id. uit het Skr. lâksâ volgens Prof. Kern's opstel De Skr. woorden in het Telaga. In de beteekenis van ‘vermicelli’ is het woord echter in Indische bronnen nog niet gevonden. In het

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 324

Skr. beteekent laksa: het wormpje, dat de (roode) kleurstof oplevert. Het is dus mogelijk dat zich die beteekenis gewijzigd heeft tot die van: vermicelli wormpje(s).

langanan,

Jav. id.

langgar,

Jav. id.

larong,

Jav. laron met aangehechte g als in orang oetan(g).

latah,

Mal. id.

lebaran,

Jav. lebar: afgeloopen + an, dus: het ophouden (van de poewasa-maand).

legen,

Jav. id. van legi: zoet + an, dus eigenlijk: het zoete. De versmelting van i + a tot e zagen wij reeds bij kaboepaten.

leguaan van het Spaansche iguana, de Caraïbische naam van een zekere kamhagedis. Al vroeg is dit woord naar O.-Indië overgebracht en op de hier voorkomende hagedissoorten toegepast Leguaan zal wel een verbastering zijn van dit iguana. Vermoedelijk hebben de Duitschers hun Leguan van ons.

lelang

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland van 't Port. leilao, dat afkomstig is van 't Arabische i'lam (al-i'lam) beteekenende: proclamatie, aankondiging (Hobson-Jobson).

lesoeng,

Mal. id.

lidi,

Mal. id.

lila,

Mal. id.

limmetje verkleinwoord van het Portugeesche lima, dat weer teruggaat tot het Arabische lima. Vgl. het Fransche limette.

liplap, thans weinig of niet meer gebruikt, is, zegt Prof. Veth, uit geen bekende taal te verklaren, of men moest er het Bataksche lilip in vinden, wat echter gewoonlijk beteekent: iemand als zijn bloedverwant verloochenen, omdat men zijn schulden niet wil betalen. Maar dat is natuurlijk geheel onaannemelijk. Prof. Veth ziet er een komisch, willekeurig gevormd woord in, een spotwoord dat, eenigszins geluidnabootsend, op de hoogst gebrekkige en belachelijke taal dezer klasse van kleurlingen wijst. Verder geeft hij nog een stukje van de geschiedenis van dit woord, de plaats bij de Graaff (Oost-Indische Spiegel), waar deze zegt, wat men onder Liblabs verstond omstreeks 1720. In het Hollandsch (Prof. Veth citeert uit de Fransche vertaling) luidt de passage: ‘bij d'Oost-Indise [vrouwtjes verstaan wij] Hollandse, die in Oost-Indien van een Hollandsche vader en Moeder zijn geboren; en die gemeenlijk met de naam van Liblabs-kinderen genoemd worden; vermids 't meerendeel (gelijk men seid) een slag van de Meulen heeft’. Ofschoon Prof. Veth dit niet begrijpt, is het volmaakt in over-eenstemming met een beteekenis van het woord Liblab in het Duitsch, die ook in Nederland bekend kan zijn geweest, nl. ‘thörichter Mensch’ (Grimm), dus iemand die wat ‘tropenkolder’ in den kop heeft. Overigens is de Graaff de eenigste niet, die den naam liplap toepast op kinderen van Europeesche ouders in Indië geboren. In Hobson-Jobson vindt men de volgende aanhaling uit Stavorinus (1768-1771): ‘Kinderen in Indië geboren krijgen den spotnaam liplaps van de Europeanen, al mogen de ouders

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 325 beide uit Europa gekomen zijn’. Dit wijst reeds op een uitbreiding der beteekenis, die het mogelijk maakt den minachtenden naam van de Europeesche kinderen over te dragen op die van gemengd ras, vooral onder inwerking van het reeds in gebruik zijnde lips, dat we mede bij de Graaf vinden op pag. 10 van zijn O.I. Spiegel. Daar spreekt hij van de Indische kinderen, die hun ‘redenen’ vermengen met een lipse tyolise of ‘bastaard-Portugesen’ taal. Hiermee is de zaak evenwel nog niet uit, om niet eens te spreken van de conjecturen van H. Schuchardt in zijne Kreolische Studien. Immers liblab beteekende omstreeks het eind der zeventiende eeuw: ‘der etwa einen halben Finger dicken Milchrahm der an der inwendigen Schale der jungen Kokosnüsse hängt, nachdem man das Wasser ausgetrunken (G. Meister, Der Orientalisch-Indianische Kunst- und Lustgärtner, 1692). Overdrachtelijk zal hiernaar genoemd zijn het kostje, dat men beschreven vindt in Innigo de Biervillas' Voyage, II, p. 37 ed. 1736: les Matelots et les Soldats sont nourris ordinairement dans cet Hôpital, de ris à l'eau, et de quelques morceaux de boeuf salé et de vieux lard jaune, avec une écuellée de lippelape tous les matins. Cette sorte de potage se fait avec des herbes hachées et mêlées avec du ris, ce qui ressemble assez à la patée qu'on donne aux dindons qu'on veut élever’. Zouden we èn bij Meister die in zijn verklaring van het woord geheel overeenstemt met wat Rumphius zegt in bk. I, hoofdst. 1, èn bij de Biervillas te doen hebben met het Hollandsche liflaf in den Maleischen mond, d.w.z. met de f = p, daar het Maleisch de f niet heeft? Eigenaardig is het zeker, dat het woord op het oogenblik véél meer voorkomt in de practijk der inlanders dan in de Europeesche en Indo-Europeesche maatschappij. In de beteekenis van ‘kleurling’ is het zelfs opgenomen in Rigg's Dict. of the Sunda language, waar liplap omschreven wordt als volgt: ‘a person whose parents are one of them European and the other native. Mostly born of a native mother by an European father’. Hoe rijmt dit alles te saam, kan men wel vragen en in hoeverre blijft de afleiding: persoon met lapachtig groote omgekrulde lippen, ‘lipper’, te handhaven?

lobak,

Mal. id.

lodji van het Nederlandsche loge = factorij.

loemboeng,

Jav. id.

loempang,

Mal. id.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland loerah,

Jav. id. (opper) hoofd.

loeri, van het Hollandsche loeris = pummel, botterik?

loetoeng

Mal. id.

loewak,

Jav. id. = palmmarter.

lontar metathesis van ron-tal, letterlijk blad-tal, op de kust van Malacca pohun tar genoemd.

lorie vermoedelijk afkomstig uit een der talen van de Moluksche en Papoesche eilanden. Klanknabootsend? Zeker is het een bijvorm van noeri. Dit laatste heeft men volgens Hobson-Jobson in verband

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 326 gebracht met het Port. nur = licht. In 1430 reeds omschrijft Conti nori met brilliant, als vertaling van Poggio's: ‘quos Noros appellant hoc est lucidos.’

lorrie, het Eng. lorry, welks afleiding niet opgehelderd is.

lustre van 't Fransche lustrine, dat men misschien voor een adj. heeft aangezien (Salverda de Grave, Franse Woorden). M.

madapolam zoo genoemd naar de plaats van herkomst nl. Madapol(l)am van Madhava-palam, een voorstad van Narsapur in Madras.

madat,

Mal. id. uit het Hindostâni.

magang,

Jav. id. eigenlijk: volontair, bij de Europeanen dikwijls = klerk, schrijver.

Maleier van melajoe; in het Oudjavaansch is Malajoe de naam van Soematra. De etymologie is onzeker.

malenger, waarschijnlijk van het Mal. melenga: luieren, onverschillig zijn. Ook bestaat het werkwoord malengeren. Zoo leest men onder srikaja in de Enc. v. N.I., p. 85:

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland ‘malengerende soldaten wrijven zich die [pitten van s.] wel in de oogen om zich een ooglidontsteking te verschaffen.’

maloe,

Mal. id.

malloot uit het Fransch malote, in Nederland enkel. als subst. in gebruik (zie Kluyver in Tijdschr. XVI, 159).

mandau

Dajaksch id.

mandiën van Mal. mandi = baden.

mandoer,

Port. mandador = de bevelende, van mandar: bevelen. In zijn oorspronkelijker vorm mandadore is het woord ook Anglo-Indisch.

mangga, vgl. Tamil mang-gay of mâingay, waarin gay onstaan is uit kay = vrucht. Naam en vrucht zijn uit Zuid-Indië in den Archipel ingevoerd. De Mal. naam mempelam is wederom het Tamil mapalam of mâmparam, d.w.z. de man-vrucht.

manggis,

Jav. id.

manggistan,

Mal. id.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland manis,

Mal. id. = zoet, lief, enz. In het Europeesch taalgebruik = het Duitsche ‘schonend’, mak, niet flink, waar het geldt zakelijke beoordeling of persoonlijke behandeling. Van manis komt manisan; het zoete, wat zelfs in de advertenties gebruikt wordt voor: Indische confituren.

mantri(e),

Mal. manteri is het Skr. mantri, nominatief van mantrin d.w.z. de raadsman van een vorst, minister. In dit man hebben we den voorlooper van het men in men-sch en den wortel van manyate = hij denkt. Verder is mantri in het Tamil overgegaan als mandiri en hieruit is voortgekomen het Port. mandarim met de in het Portugeesch zeer gewone toevoeging van den neusklank. Wat de beteekenis aangaat, die is in de Maleische landen, waar het recht van zelfbestuur nog bestaat, dezelfde als in het Skr., nl. raadsman, minister - ook: besturend ambtenaar. Op Java is de

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 327 mantri zoo zeer in rang gedaald, dat op den laagsten trap die titel zelfs verleend wordt aan inlandsche opzichters bij verschillende takken van dienst (vgl. Enc. v. N.I.).

Mardijker, thans een historisch fossiel na de afschaffing van de slavernij, wordt door Prof. Veth afgeleid van het Mal. mardaheka of mardeka, Jav. mardika: vrij, een vrij man die niet tot heerendiensten verplicht is. Men zou het ook weer kunnen geven door: vrijgegeven slaaf. Zooals Prof. Kern opgeeft, komt het woord in de hoofdtaal der Philippijnen ook voor en wel als mahadlika = vrijman, waarnaast kamahadlikaán = vrijheid (van slavernij). Als Mal. equivalent geeft hij mardahika (voor mahard(h)ika) = vrij zijn. In het Skr. vindt men maharddhika = vermogend, begaafd met groote talenten of wijsheid, in welke laatste opvatting dit woord in het dichterlijke Javaansch nog voorkomt, terwijl het in het Oudjavaansch ook toegepast wordt als titel van geestelijken, pandita's. Hiervan is afgeleid perdikan desa. Hoe het echter in den zin van ‘vrijman’ is gaan gebruikt worden, is niet zoo geheel duidelijk. Prof. Kern vermoedt dat deze beteekenis zich ontwikkeld heeft uit die van ‘gezegende’, d.i. met vrijheid gezegende, begiftigde. Een poos lang heeft de etymologiseerende spraakmakende gemeente er (volgens. De Graaff's. O.I. Spiegel op vele plaatsen) mordijkers van gemaakt. Juist is de opmerking van Prof. Veth: ‘Te Batavia is de naam Mardijkers sedert lang in onbruik geraakt’. Even onbekend is thans die van Papangers, die er volgens Uit Oost en West voor in de plaats gekomen is, welke Papangers vermoedelijk huisjongens waren van den stam der Pampanga's op de Philippijnen.

martavaan is reeds in 1677 etymologisch verklaard door P.v.d. B(roeck) in zijn Curieuse beschrijving van verscheyde Oost-Indische gewesten p. 121: ‘Potten, groot en kleyn, die men naar het land Martavanen noemt’. Dit land is het aan Siam grenzende gewest Martaban, thans een deel van de Britsche provincie Tenasserim, met de gelijknamige, in vroeger eeuwen een grooten handel drijvende hoofdstad Martaban. In de afgeleide beteekenis is het woord martaban ook in Eng.-Indië nog in gebruik.

mas, in 't Jav. en Mal. mas, afkorting van emas, goud, goudgewicht, van 't Skr. mâsha, goudgewicht.

masa,

Mal. id., uitroep van ongeloovige verbazing.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland massooi uit het Mal. der Molukken.

mata misschien van het Tamil mattu, dat toets of gehalte (van goud) beteekent en misschien, volgens Hobson-Jobson, afkomstig is van het Skr. matra maat.

mata glap van het Mal. mata: oog + id. gelap: donker. Dit duidt den toestand aan van zinsverbijstering door woede, waarin de inlander amok maakt. Zola duidt dien bij Europeanen die aan moordzucht lijden aan door voir rouge.

mata sa(m)pi, van mata: oog + sampi (sapi): koe is ongetwijfeld evenals krossi males en misschien kaki sariboe (duizendpoot) een Maleische vertaling van: kalfsoog = spiegelei. Ofschoon ‘kalfsoog’

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 328 door van Dale in dezen zin opgegeven wordt, hoort men in Indië enkel de Mal. vertaling naast den term: spiegelei.

mawas,

Mal. id., soms gebruikt voor orang oetan.

melati,

Jav. id., oorspronkelijk Skr. malati, waarvan de oorsprong volgens Prof. Uhlenbeck niet verder gevonden is.

meliewies,

Jav. meliwis.

menier

Jav. menir brokkorrelig.

menjan evenals bensoë q.v. teruggaand tot lo benjioi van luban Jawi.

merang

Jav. id.

mertjon, van het Jav. mertjoe + an. In dichterlijk Javaansch is dit mertjoe = vuur, vandaar de beteekenis: vuurwerk, voetzoekers, klappers. Dit mertjoe of mretjoe is weer het Skr. mrtyu = de dood, vgl. márati, waarin men nog gemakkelijk het Fransche meurt herkent. Over den schakel ‘doodend element’ ging de bet. van ‘dood’ over in die van ‘vuur.’

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland mesigit is een verbastering van het Arab. masdjid = plaats der aanbidding, van den stam s-dj-d: aanbidden met het voorvoegsel ma, dat dient ter vorming van het nomen loci.

mindi,

Jav. en Soendaneesch id.

minjawak

Jav. id.

minoeman,

Mal. id. van minoem: drinken + an.

moekim van het Ar. participium moeqim = vast vertoevend, vast inwoner zijnde. Deze beteekenis wijzigde zich tot die van: bepaald aantal vaste inwoners en eindelijk tot die van: plaats van samenwoning (van hen die in dezelfde moskee den dienst bijwonen), dus zooveel als ‘parochie, kerspel.’

moendoe

Jav. en Mal. id.

moentjie, volgens Klinkert bestaat er een Mal. woord moentjikari = koppelaarster. Hieruit kan men de beteekenis ‘liefje’ voor moentji afleiden. Speciaal wordt het woord gebruikt voor: ‘huishoudster’ van een soldaat.

moentjie kerrie zie moentjie .

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland moeson,

Mal. moesim is van het Arab. mausim = vaste, als het ware gemerkte tijd. De stam w (waarvan de oe)-s-m beteekent: stigma-tizeeren, merken. Wij hebben dit woord echter niet uit het Maleisch maar van de Portugeezen, die het van de Arabieren overgenomen hadden in twee vormen: mouçao en algemeener monçâo: Ons moeson nu is van den ouderen, minder gebruikelijken vorm mouçao, misschien onder invloed van het Italiaansche mussone. De vormen met n (vgl. het Eng. monsoon), die men bij Linschoten (1596) vindt nl. monssoyn en monssoen hebben het tegen den n-loozen vorm afgelegd. Wat de beteekenis betreft, schijnt het woord in Holland zich reeds verder ontwikkeld te hebben dan in Indië. Een uitdrukking als voorkomt in Uit Oost en West op pag. 26: ‘het is er de rechte moeson niet voor’ = het is er de geschikte tijd niet voor, is in Indië ten eenenmale onbekend. Omtrent de spelling merkt Prof. Veth terecht op, dat de enkele s in het midden de voorkeur verdient boven de ss. Het heeft echter niet gebaat.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 329

Ook in de nieuwste uitgave van de Vries en Te Winkel's Woordenlijst staat moesson, om wille van de uitspraak ook in dit boek gegeven. Een pluimpje komt daarom toe aan den in 1903 verschenen tegen-hanger van ons aller tiran, uitgegeven door de Vereenvoudigers. Daarin vindt men, zooals het hoort, moeson. Dit is echter slechts een kleinigheid. ‘Weder een van die treurige bewijzen, hoe weinig de Nederlanders hunne koloniën kennen in alles wat niet rechtstreeks de belangen der (of hunner) schatkist raakt’ (V.O.W., p. 300), hebben we in een in 1904 uitgekomen Holl.-Fransch Woordenboek. Na alles wat er over het woord moeson te vinden is, komt dit boek nog maar aldoor aanzetten met het Hollandsche woord ... mousson!

moestika,

Mal. id. voor bezoarsteen, in 't Jav. moestika. Oorsprong onbekend.

momok,

Mal. id.

monjet,

Bataviaasch Mal. uit het Soendaneesch id.

moslim,

Arab. participium = die zich overgeeft (aan Allah) - vgl. Islam, beide van den trilitteralen wortel s-l-m.

muskiet, in Indië nooit moskiet, zooals hier en daar nog steeds wordt opgegeven, waar Koenen zich terecht bepaalt tot het hier gebruikelijke woord, is van het Port. en Spaansche mosquito, verkleinvorm van mosca, dus letterlijk kleine vlieg, want mosca is het Lat. musca.

Muzulman of liever Musulmân, het gewone woord in Eng.-Indië, is eigenlijk het Perzische meervoud van moslim. Door niet-Perzen werd de grammaticale constructie van het woord echter niet begrepen en heeft men het behandeld als een enkelvoudig woord.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland N.

nam-nam,

Jav. en Mal. id.

nangka,

Mal. id.

nansoek, uit het Urdu nainsukh van nain oog + sukh genoegen, genot.

nasi,

Mal. nasi: gekookte rijst.

negorij, is de vrouwelijke vorm nagari (niet negari zooals in V.O.W. staat) van het Skr. woord nágara: stad, dat misschien verwant is met agaram en in dat geval ‘verzamelplaats’ tot grondbeteekenis heeft. In het laag-Maleisch spreekt men doorgaans negari of negri uit en hieruit is het Nederlandsche negorij voortgekomen. In het algemeen beteekent het plaats, d.w.z. stad of dorp als ‘gemeente’. In uitgebreiden zin heeft het ook een zeer minachtende beteekenis.

neneh,

Mal. nenek, maar in die taal ook = grootvader.

niloe,

Mal. ngiloe = slee, dat Indische menschen niet kennen.

nipah,

Mal. id.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland nirwana, uit het Skr. nirvana letterlijk: uitwaaiing; van 't verbum nirva waaien.

njai, eigenlijk een Balineesch woord = jongere zuster (vgl. snaar = schoonzuster, maar in het Indisch gebruik: ‘maîtresse’). Dit woord is te danken aan de slaven-emigratie (men denke aan kampong Bali) van uit Bali naar Batavia.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 330

njamploeng,

Jav. id.

njo, afkorting van sinjo.

njonja, volgens Klinkert van het Chineesche njonjah, wordt door de inlanders van alle Europeesche dames en met deze gelijkgestelden gebruikt (vgl. V.O.W., p. 367: ‘de inlanders ... gebruiken ... nona en nonja ... ook wel eens van dames van zuiver Europeesche afkomst’), door de Europeanen enkel, wanneer zij aan de beteekenis ‘mevrouw’ een satirisch tintje willen geven.

noga, van 't Fransch nougat, dat uit het Provençaalsch is overgenomen en met het Spaansche nogada te herleiden is tot het Lat. nux noot.

non, zie nona .

non(n)a,

Mal. nonah, misschien van het Port. dona. Bij verkorting wordt dit non voor ‘meisje’, zoowel als soortnaam als bij de aanspreking. Hiervan vormt men het verkleinwoord nonnie.

nontonnen, van het Jav. tonton: zien. Van het werkwoord nontonnen is verder gevormd nontonner. O.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland obat,

Mal. id., oorspronkelijk: kruid, waaruit de beteekenis: geneesmiddel, evenals wij hebben: er is geen ‘kruid’ voor gewassen.

oebi,

Mal. id.

oedikker, van 't Mal. oedik: bovenloop eener rivier, bovenlanden, dus: bewoner der bovenlanden.

oedit,

Jav. oedet.

oelama, mv. van het Arab. alim: geleerde. De grammaticale constructie niet doorziende, zet men dit nog eens in het mv. en spreekt van oelama's.

oeloebalang,

Mal. id., Atjesch oelèëbalang, krijgsaanvoerder.

oeroeten, van 't Mal. oeroet: wrijvend masseeren in tegenstelling met pidjet, dat knijpend masseeren is.

oewa,

Mal. id.

olenblad,

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland van het Tamil olai, Malayalam ola: palmblad, speciaal van den waaierpalm.

omong kosong,

Jav. omong: gepraat + Mal. kosong: leeg (in fig. zin).

opium is evenals amfioen een afstammeling van het Grieksche opion, het verkleinwoord van opos: sap (vgl. heulsap), dat verlatijnscht opium werd. Reeds in 70 na Chr. maakt Plinius er melding van, hoe de vader van Licinius Cecinna door middel van opium een eind aan zijn leven maakte (Hobson-Jobson, p. 641). De Perzen maakten er afjoen van, wat in het Mal. en Jav. overging als apioen of apjoen (naar de Arab. uitspraak affion). Linschoten (1598) onderscheidt nauwkeurig de twee vormen. Zooals blijkt uit V.O.W., p. 73 vindt men op p. 98 van zijn Itinerario: ‘het amfion, also ghenaemt van de Portugesen; van de Arabyrs, Mooren en Indianen affion’. Hieruit besluit Prof. Veth, dat de in ons woord ingevoegde m van Portugeeschen oorsprong is, in welke taal men naast opio ook anfiâo (ongeveer = amfion) aantreft. Dit opium is thans bij de Europeanen in den Indischen archipel het gewone

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 331 woord, ook in de administratieve taal, en niet amfioen, zooals het Leidsche Woordenboek opgeeft. Niemand zegt hier amfioen schuiven of amfioenkit, -pacht, -schuiver, enz.

opiumkit, samenstelling van opium, q.v. + kit. Dit laatste vindt men in Dozy's Oosterlingen afgeleid van het Joodsche woord kissé, dat in het Oude Testament de deftige beteekenissen heeft van: zetel, troon, zelfs troon Gods. Bij de Rabbijnen is echter bait ha-kissé (= huis van den zetel) reeds: heimelijk gemak en sedert is de beteekenis al meer en meer verloopen. In zijn Das deutsche Gaunerthum geeft Avé-Lallemant voor kitt o.a. op: Haus, Krughaus, Herberge, Bordell. In de laatste beteekenis komt het in Holland voor.

opiumschuiver, afleiding van opium schuiven, niet, zooals de vroegere beteekenis was: opium kauwen of eten, maar: opium rooken. Uit de omstandigheid, dat de opium vroeger gegeten werd, is toch misschien dit ‘schuiven’ te verklaren. Dr. F. de Haan ziet er een verhollandsching in van het Italiaansch bargoensch scuffiare = het Fransche bâfrer: met gulzigheid eten. Ofschoon de opium langzamerhand op andere wijze genoten werd, kon het wóórd blijven voortbestaan. Dit is in elk geval aannemelijker dan met Prof. Veth ‘schuiven’ af te leiden van het ‘schuifelend’ geluid bij het krachtig inzuigen van den rook der opiumpijp.

orang,

Mal. id. Dit woord is ook reeds in de Hollandsche spreektaal doorgedrongen, waar men reeds hoort: een vervelende orang, een onmogelijke orang. Zelfs komt het voor in den Franschen boulevard-roman En bombe! van Willy, p. 147: ‘je consentirai à ce que Toby chien lise les oeuvres complètes de l'orang Tailhade’. Hier is het echter de verkorting van orang oetan(g).

orangkay,

Mal. orang kaya, letterlijk: rijke man, vandaar aanzienlijk persoon, hoofdman. Vgl. het Fransche riche-homme bij Joinville (Hobson-Jobson).

orang ketjil

Mal. id., letterlijk ons ‘de kleine man’, ‘de kleine luyden.’

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland orang oetan(g),

Mal. orang mensch + oetan = bosch, dus: bosch-mensch. De oorsprong van dezen naam voor den mawas schuilt volgens Prof. Veth in het duister, daar de Maleiers hem wel aan wilde, in de bosschen levende menschen, maar nooit aan een soort van apen geven. Hierbij teekent Prof. Kern in zijn bespreking van Uit Oost en West aan, dat, al mogen de Maleiers thans dien naam niet meer aan zekere apen geven, zij dit vroeger wél deden, want dat alléén van Maleiers de Javanen hun wrang1) -oetan kunnen overgenomen hebben. Dat de Javanen geen eigen woord voor het dier hadden, verklaart zich vanzelf: het is op Java niet inheemsch.

orang tani, van Mal. orang mensch, man + tani Jav. planten, dus: landman, landbouwer.

1) Ook dit wrang bewijst, dat de Javanen het woord ontleend hebben; want het echte Jav. woord voor mensch is wwang, thans wong.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 332

organdie, uit het Fransch: organdi, waarvan de oorsprong nog niet is ontdekt.

oto,

Jav. id. P.

padi(e),

Mal. padi.

padri(e), bewaard in Padri-oorlog (1821-1838) is het Port. woord padre = vader, evenals pater een aanduiding van een geestelijke. Nog verder dan in E.-Indië, waar padre sedert het begin der 18e eeuw de beteekenis aangenomen heeft van dominee, heeft het woord zich ontwikkeld in ons Indië. In de Menangkabausche landen op Sumatra hebben de Maleiers zelf den naam van Padri(e) gegeven aan de hadji's, die zich in 1813 aan het hoofd stelden eener beweging, die ten doel had de met den Islam strijdige adats af te schaffen en de bevolking, desnoods met geweld, te dwingen de zuivere leer van den profeet te volgen.

pagaai, volgens V.O.W. rechtstreeks uit het Mal. pengajoeh: korte schepriem, een etymologie die volgens de E.v.N.I. nog geenszins vaststaat.

pagger, van Mal. pagar (Jav. pager), zooals passer van pasar. Het beteekent: heg, haag, heining, schutting, omtuining. Vroeger had het ook de beteekenis van: versterkte omheining, zooals blijkt uit De Graaff, Reisen, p. 198: ‘De Keiser hierop stierde Pangerang Sakker Ningrat... met enige honderd Javanen na de pagger of vastigheid van Soera Patti, die de pagger ingenomen hebbende, aan brand heeft gestoken’. Op dezelfde bladzijde wordt nog gesproken van de ‘Hollandse Pagger’. Een andere beteekenis heeft zich ontwikkeld in Eng.-Indië, zooals blijkt uit het volgende citaat van 1702 uit Hobson-Jobson: ‘Some other out-pagars or Factories, depending upon

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland the Factory of Bencoolen’. Vermoedelijk waren zulke buitenpaggers ook versterkt. Het woord is vroeg verhollandscht, want dezelfde De Graaff heeft op pag. 192 reeds een werkwoord afpaggeren, de voorlooper van het door Prof. Veth vermelde ompaggering. Bekend is ook de samenstelling paggerkoffie, volgens van Dale: koffie tusschen een pagger gegroeid!

pait,

Mal. pahit: bitter. Zelfstandig wordt dit gebruikt voor den bekenden sterken drank. Vaak hoort men een paitje voor: een bittertje, en ook bestaat het werkwoord paiten en de samenstelling paitflesch.

pajah,

Mal. id. moeielijk (van werk).

pajong,

Mal. pajoeng.

pakean, soms pakian, is de Bataviasche uitspraak van het Mal. pakajan, van pakaj = kleeden. Schertsenderwijze wordt ons ‘in pontificaal’ weergegeven door: pakean-deftig.

pala is van het Skr. phala: vrucht, verwant met phalati: (hij) barst. Van vrucht in het algemeen is de beteekenis gewijzigd tot den naam van een bijzondere vrucht, misschien de vrucht bij uitnemendheid: de muskaatnoot, Skr. jati-phala.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 333

palang pintoe,

Mal. palang: sluitboom + pintoe: deur.

palankijn wordt door Prof. Veth nog altijd beschouwd als ‘de Indische draagstoel, toegerust met een verhemelte en gordijnen’ naar aanleiding van Haafner's Reize in een palanquin (1808), wiens berichten loopen over de bezittingen der O.I. Compagnie in Hindostan en Ceylon. Maar het woord leeft hier nog enkel voort als afkorting van kareta pelangking, d.w.z. palankijn-rijtuig, dus wat in Eng.-Indië palkee-garry heet. Evenals de Engelschen in Indië hebben wij het aan hun palankeen en palanquin beantwoordende palankijn van de Portugeezen. Zooals Prof. Veth opgeeft moeten deze vormen terug-gebracht worden tot het Skr. paryanka met den bijvorm palyanka = bed, rustbed. De n aan 't eind is een Portugeesch toevoegsel, evenals bij mandarijn. Een tijdlang is palankijn of liever plangki verbasterd tot plankie, dat soms nog gehoord wordt, als ware het een afleiding van ons woord: plank.

pamor,

Jav. eigenlijk: mengen, gemengdheid, vandaar mengmetaal, speciaal meteoorijzer.

pangeran,

Jav. id.

panghoeloe,

Mal. hoeloe: hoofd, met het voorvoegsel pang, dat gebruikt wordt vóór de namen van betrekkingen, bedieningen, enz., dus: de man die het hoofd is (der messigit). Een andere vorm is penghoeloe.

panglima met betrekking tot Atjeh veel gebruikt, is afgeleid van Mal. lima: vijf, bij uitbreiding ‘de vijf’, de hand + het i.v. panghoeloe vermelde pang. Letterlijk dus: de man van de hand, welke beteekenis overging in die van: krijgsoverste, aanvoerder.

pangka,

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland van 't Hindostani pankha, oorspronkelijk: draagbare waaier gewoonlijk van 't blad van den waaierpalm.

panoe,

Jav. id.

pantjoeran,

Mal. pantjoer: naar beneden spuiten + an.

pantoen,

Mal. panton.

papaja komt waarschijnlijk met de vrucht uit Amerika. Zooals uit Hobson-Jobson blijkt, is er een Caraïbisch woord ababai = papaja-boom. Op het eiland Cuba hebben de Spanjaarden daarvan gemaakt papaya. Eigenaardig noemt men op de Philippijnen verinlandschte Europeanen ... papaja's.

Papoea wordt afgeleid van een Mal. werkwoord papoewa: verward zijn, waarnaast volgens Hobson-Jobson en Littré een poewa-poewa: gefriseerd, bestaat.

parang,

Mal. id.

pasangrahan,

Jav. pasanggrahan van het Skr. sangraha, waarin we hebben den wortel grah: grijpen, vatten + sam: samen. Met het voorvoegsel pa en het achtervoegsel an verbonden beteekent pasangraha-an, waarbij sangraha te nemen is in den zin van ‘ontvangst’ of ‘beherberging’, dien het woord in het Oudjavaansch heeft: gebouw bestemd tot tijdelijke ontvangst of opneming van personen in 's lands dienst, wanneer zij op reis zijn.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland paseban,

Jav. id., vroeger verhollandscht tot ‘passeerbaan.’

passer, vernederlandschte vorm van het Mal.-Jav. pasar, dat de Javanen

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 334 echter volgens Prof. Kern (Ind. Gids 1889, p. 1221) waarschijnlijk van de Maleiers hebben. Prof. Veth verklaart zich tegen de gelijkstelling van dit pasar met het Perzische bazâr. Yule en Burnell en niet hen andere geleerden zijn het hiermee niet eens. Vermoedelijk is het in het Maleisch gekomen door een of anderen Tamil-vorm, nl. pasâr, met den klemtoon op de eerste lettergreep.

patih,

Jav. id. met de beteekenis van plaatsvervanger, vizier.

patjakker, verhollandsching van Mal. badjak (Jav. badjag): zeeroover.

patjar tjina, letterlijk: Chineesche patjar. De plant is uit China ingevoerd.

patjet,

Mal. id.

patjol,

Mal. patjoel. Hiervan het werkwoord patjollen: met de patjol bewerken.

pedas,

Mal. pedas.

pedati,

Mal. id.

pelita,

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland uit het Perzisch dóór het Hindostani. De oorspronkelijke beteekenis van palita is niet: lampje, maar: lont, lampepit, kaars. Waarschijnlijk is het een omzetting van het Arab. fatîlah, lont, van den wortel f-t-l: draaien.

penatoe,

Mal. id.

pending,

Mal. id.

pendoppo, van het Skr. niet genoeg verklaarde mandapa = hal, tempel, koepel.

peranakan,

Mal. id. van anak: kind, met het voorvoegsel per en het achtervoegsel an. De beteekenis is: in Indië geboren kind van Arabische, Klingaleesche of Chineesche ouders. Daar de Arabieren en Chineezen enkel met inlandsche vrouwen kunnen trouwen, heeft zich op zeer natuurlijke wijze de beteekenis van ‘halfbloed’ (in een enkel geval) hieruit ontwikkeld.

perkara, zie abis perkara .

perkoetoet,

Jav. id.

perloe,

Mal. id. is ontstaan uit het Arab. fardl: verplicht, een woord dat gebruikt wordt voor den vijfden of hoogsten graad van godsdienstige verplichting. Vandaar de beteekenis: zeer urgent, zeer noodzakelijk, dringend, enz.

pertjoema

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland is van den stam tjoema uit het Bataviaasch Maleisch met het voorvoegsel per. Dit tjoema is het Tamil tjoemmâ: vergeefsch. In Holland is dit reeds verbasterd tot voor tjomme = om niet(s), zooals blijkt uit van Hulzen, De man uit de slop en uit A. Reyding's Wereldroes, p. 151: ‘En als je een beetje op de hoogte was van den toestand van den werkman... Heusch, die menschen werkten zich dood voor "tjomme"...’

pesantren,

Jav. id. uit santri met pe er vóór en an er achter: plaats, waar de santries samenzijn.

pesoeratan, van 't Mal. soerat: brief met het voorvoegsel pe en het achtervoegsel an.

petassan is naar men vermoedt een inlandsche verbastering van het Engelsche petards.

peté,

Mal. petaj, Jav. pete.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 335

petiman, van het Chineesche tim met pe er voor en an er achter: plaats (hier pot), waar het ‘timmen’ gebeurt.

petinggi,

Jav. id. van tinggi hoog.

petjoe(k),

Jav. id., eigenlijk een zwarte watervogel. Overdrachtelijk toegepast op de donkerste soort van serani's.

pidjitten, van het Mal. en Jav. pidjet, knijpend masseeren. Hiervan weer het znmw. pidjitster. De spelling in de Nederlandse Woordelijst nl. piedjitten geeft de uitspraak veel beter weer dan Prof. Veth's pidjetten.

piekeren, zooals de Nederlandse Woordelijst terecht geeft en niet ook pikkeren (V.O.W.) is van het Mal. pikir, dat het Arab. fikr: gedachte vertegenwoordigt. Reeds spreekt men van bepiekeren en gepieker.

pienter,

Jav. id.

pikol,

Mal. pikoel: dragen, als znmw.: wat één man dragen kan. Hiervan is afgeleid pikoelan: draagjuk en het werkwoord pikoelen of pikelen: op de schouders dragend vervoeren.

pinang,

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland Mal. id.

pisang,

Mal. id.

piso raoet,

Mal. piso: mes, oorspronkelijk Chineesch pisau + Mal. raoet: snijden, stam van meraoet = met een mesje bewerken.

plan-plan, verdubbeling van het uit Mal. pelahan verbasterde plan.

plok, dat zeer Hollandsch lijkt, vooral als verkleinwoord - plokje - is een verbastering van het Mal. peloek: omhelzen.

plonko,

Jav. plongko, eigenlijk: bont met groote witte vlekken.

ploso,

Jav. plasa.

poekoel ampat, letterlijk: vier uur, van Mal. poekoel: slag en id. ampat: vier.

poera-poera,

Mal. id.

poerie,

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland van 't Jav. id. uit het Skr. puri: binnengedeelte van een paleis of burcht.

poesaka,

Mal. id.

poetrie,

Skr. pûtrî, vrouwelijk van putrá: zoon. In het Jav. heeft deze beteekenis van ‘dochter’ zich gespecialiseerd tot die van: vorstendochter, prinses.

poewasa is zeer merkwaardig als zijnde een Sanskrit woord, dat in den Islam gebleven is. Het komt van vas (letterlijk ons was van het werkwoord wezen), dat beteekent: op een plaats verblijven. Met het voorvoegsel upa verbonden wordt het: blijven bij, wachten, ophouden met (eten), vasten.

pohon merah, van 't Mal. pohon: boom + Mal. merah: rood.

pohon tjat, van 't Mal. pohon: boom + Mal. tjat = het Chineesche tjet: verf.

polowidjo,

Jav. id. uit Skr. phala: vrucht + Skr. wîja zaad.

pompelmoes kan niet met zekerheid nagespeurd worden. Het is vermoedelijk, volgens een hypothese van Prof. Kern, een ineenschuiving van twee woorden nl. pompoen en limoes, dat in het Oudjav., in 't Maleisch en in het Lampongsch voorkomt. Wat

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 336 de vorming betreft, kan men het dus vergelijken met het Engelsche chemiloon uit chemise + pantaloon. De door Littré gegeven afleiding uit het Tamil is te verwerpen, daar een woord als bambolimas in die taal volstrekt onmogelijk is.

pondok,

Mal. id., misschien het Arab. fondok: hotel = het Grieksche pandokeion?

pongo, uit een der talen van Borneo.

pontianak,

Mal. id.

poppie kosong, van 't Mal. poppie uit het Nederlandsche pop + Mal. kosong leeg, dus letterlijk leege pop, daar de mannequins hier gewoonlijk van rottan vervaardigd zijn.

potongen, van Mal. potong: afsnijden. Overdrachtelijk: korten, inhouden, verminderen (van traktement, enz.).

pradjoerit, van het Jav. djoerit: oorlog, met de persoonsaanduiding pra als voorvoegsel, dus: man des oorlogs, soldaat.

prang sabil,

Mal. perang: oorlog + Arab. sabîl: weg (tot Allah), dus = oorlog langs godgevalligen weg, heilige oorlog.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland prauw,

Mal. prahoe, blijkbaar hetzelfde woord als het Tamil padawu, bijvorm van padagu, hoewel de etymologie onzeker is, zoodat het Maleisch, of liever het Javaansch wel het oorspronkelijke zou kunnen zijn. Prof. Kern houdt het Jav. parahu voor een afleiding van rahu = Dracontomelon, van welk hout prauwen gemaakt worden. De eigenlijke Maleische vorm van rahu moet dahu geweest zijn; 't Jav. prahu moest dus in het Mal. p(a)dahu geweest zijn en hieruit verklaart zich het Tamil padawu.

Preanger, eigenlijk het Soend. prijangan = het verblijf van de jang (per + jang + an) of goden.

prentah,

Mal. parentah, bevel. Soms verbasterd tot printa, maar enkel in de spreektaal. R.

raden,

Jav. id. Oudjav. rahadyan. Het vrouwelijk hierbij is raden ajoe = raden + Jav. ajoe: mooi.

radja,

Mal. id. van het Skr. raja: koning. Dit hangt samen met een wortel raj = schitteren.

rajap,

Jav. id.

ramboetan,

Mal. ramboet: haar + an, dus: de harige (vrucht).

rame-rame,

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland Javaansche verbastering van het Skr. ramya: plezierig, van den wortel ram. Zoo heeft men het subst. rama: lust.

ramie,

Mal. rami.

rampassen,

Hollandsche afleiding van het Mal. rampas = rooven.

rampokken, evenals rampokker en rampokpartij, van het Jav. rampog = met zijn velen te gelijk met lansen op iets aanvallen. In Midden-Java worden nog steeds bij feestelijke gelegenheden dergelijke rampokpartijen op den tijger gehouden. Minder onschuldig zijn ze echter in den zin van: rooftocht van een georganiseerde bende, waarbij ook flink van vuurwapenen gebruik gemaakt wordt.

randjoe,

Mal. randjau.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 337

randoe alas,

Jav. randoe: kapok + Jav. alas: bosch.

rapat,

Mal. id., eigenlijk dicht bijeen, vast aaneensluitend enz., overdrachtelijk toegepast op wat dicht bijeen of vast aaneengesloten is, hetzij staande, zittende, liggende, enz., vandaar: raadsvergadering.

rasamala,

Mal. id., volgens Maxwell's Manual of the , pagina 24 van het Skr. surasa uit su: wel + rasa: geur en mala: krans? Het eerste gedeelte is duidelijk, want het hout van dezen boom is zeer welriekend.

ratoe,

Jav. id. - zie kraton .

rawa,

Jav. id.

rebab, van het Perz. rûbab (u = oe): cither, Arab. rabab.

remboe, van het Mal. rimba: wildernis.

rentjong,

Mal. rentjoeng: aan één kant schuin of spits toeloopend, in het Atjehsch reuntjong.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland riboet,

Mal. id., eigenlijk: storm. In het Ned.-Indisch spraakgebruik: drukte, lawaai.

ricksha, afkorting van het Japansche jinrikisha, samengesteld uit: jin, man + riki: kracht + sha: rijtuig, letterlijk dus: het door menschenkracht voortbewogen rijtuig(je).

ringgit, van het Jav. ringgit = pop. Dit was de benaming van de Spaansche mat naar de ‘pop’, die er op stond.

† risjes, ook † ritsjes en nog in Z.A. rissies van Jav. maritja uit het Skr. marica: peperstruik - vgl. tjabe.

roedjak,

Mal. id.

roegi,

Mal. id.

ronggeng,

Jav. id.

ropo

- zie ebro .

ropij

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland met betrekking tot E.-Indië soms gebruikt, is het Hindostani rupiya (Mal. roepijah) van het Skr. rupya = (bewerkt) zilver - vgl. ons ‘gulden’, van goud.

rottan, mogelijk van het werkwoord (me)raoet = met een mesje bewerken. Het daarmee bewerkte zou dus heeren raoetan, wat dan geworden is rotan, volgens onze uitspraak rottan. Hiervan is verder door de Europeanen rottang gemaakt (vgl. oetang van oetan) en hieruit ontsproot het bekende rotting, dat echter thans niet meer in Indië gangbaar is. S.

saboet,

Mal. id.

saga bidji,

Mal. saga zekere plant + bidji korrel, pit, boontje.

sago,

Mal. id. of sagoe.

sagoeweer, waarschijnlijk van het Port. sagueiro, waarmee zoowel het sap van den arenpalm als de boom zelf wordt aangeduid (V.O.W.). Yule en Burnell leiden dit sagueira (niet sagueiro) weer af van sagu, daar de boom, ofschoon niet de sago-palm van den handel, toch een sago-soort oplevert van mindere qualiteit. In het Indisch Engelsch is het woord overgenomen als sagwire.

sajoer(an),

Mal. id.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 338

salak,

Mal. id.

salangaan, wordt door Hatzfeld-Darmesteter onder salangane opgegeven als: ‘mot de la langue des indigènes des Philippines’, wat in Uit Oost en West uitvoeriger te vinden is in de noot van pag. 151. Prof. Veth geeft als van ‘sommigen’ afkomstig de afleiding van den plaatsnaam Salanga, een eiland bij de Westkust van het Maleische Schiereiland. Verder meent hij ergens gelezen te hebben, dat salangane met verwisseling der vloeiende letters l en r komt van het Mal. sarang = nest. Dit sarang, uitgesproken als salang, zou dan met een Europeeschen uitgang vermeerderd zijn, zoodat salangane zooveel zou beteekenen als: nestvogel, ‘nest’ genomen in de speciale beteekenis van: eetbaar nest.

sambal,

Mal. id. Ook bezigt men sambalan.

sambreel, van 't Port. sombreiro, hoed, zonnescherm, in de 18e eeuw in Indië in gebruik voor pajong.

sampan,

Mal. id. uit het Chineesch, waarin san = drie en pan = plank dus: het drieplanksvaartuig. Er is ook volgens Hobson-Jobson een wu-pan of ‘vijfplank’. De oudere spelling schampan (bij De Graaff, O.I. Spiegel, p. 17) wijst op Portugeeschen invloed.

sampiran,

Jav. sampir: over iets hangen + an. Soms in de spreektaal verbasterd tot sempirang.

sampi,

Bataviaasch Mal. en Balineesch voor sapi.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland Sandelwood wordt gebruikt ter aanduiding van een paard van het eiland Soemba (Sandelwood-island). Hiervandaan de samenstelling: Sandelwood-stamboek.

santen,

Mal. santan.

santri,

Jav. id.

sapi,

Mal. id.

sapoe,

Mal. id. Met het Mal. lidi vormt het de samenstelling sapoe lidi.

sarong,

Mal. en Jav. saroeng, eigenlijk: scheede, koker.

sateh,

Jav. id., oorspronkelijk Tamil sataj = vleesch.

saudagar,

Perzisch id., wat ontbonden worden kan in sauda koophandel + het suffix gar met dezelfde beteekenis als ons aar of er.

sawah,

Mal. id.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland sawaslang heeft met sawah = rijstveld niets te maken.

sawi,

Mal. sawi-sawi. Ook genoemd sawi poetih d.w.z. witte sawi.

sawo(e),

Mal. sawoe.

sedekah, van het Hebreeuwsche sidkah = de gerechtigheid, de deugd bij uitnemendheid, de milddadigheid, de vrijwillige liefdegave. Dit zijn de beteekenissen in de Arabische landen. Hier heeft het woord die van ‘aangeboden godsdienstige maaltijd’ aangenomen.

sedep malam,

Mal. sedap: aangenaam + malam: avond, dus de bloem die 's avonds aangenaam is.

semangka,

Jav. id.

sembah,

Mal. id. - zie sembahjang .

sembahjang,

Mal. sembah: teeken van huldebrengende aanbidding + jang: godheid, dus: de prosternatie, waardoor de godheid hulde gebracht wordt.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 339

senang,

Mal. id., komt in de spreektaal veel voor in plaats van ons: aangenaam, lekker, behaaglijk, Eng. comfortable.

serang,

Mal. id., mogelijk uit het Perzisch sarhang, ‘a commander or overseer’, in Indië in gebruik voor: inlandsche bootsman, hoogste onderofficier aan boord.

sepet,

Mal. sepat, een nuance van: wrang zijn.

serani, van het Arab. Nasrani: (de) Nazarener. Deze naam werd oorspronkelijk op de Portugeesche Christenen van half bloed toegepast, maar thans op Euraziaten van de allerminste soort.

sereh,

Soendaneesch id., Jav. sere, eigenlijk een soort van Andropogon. Wegens de overeenkomst in den vorm van ziek suikerriet met dit gras, is de bekende ziekte van het suikerriet sereh-ziekte genoemd (Enc. v. N.I.).

serikaja, ook sirikaja, is in het Mal. serikaja, Jav. srikaja.

serimpi,

Jav. id.

seroetoe, soms gebruikt voor sigaar in de spreektaal is Jav. van het Tamil 'suruttu: rol (tabak).

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland singkeh, zie keh .

singkong,

Jav. id.

sinjo, van het Port. senhor, oorspronkelijk benaming voor de afstammelingen van de Portugeezen, is thans = halfbloed in het algemeen. Tevens komt het woord voor in de beteekenis van: jongeheer, voor ieder mannelijk kind.

sirammen, verhollandsching van het Mal. siram: gieten, in de beteekenis van: begieten (planten), afspoelen (bij het mandiën).

sirap,

Mal. id.

sirih,

Mal. id., komt ook voor in samenstellingen als: sirihdoos, sirihpruim, enz.

sjambok, zie tjambok .

sjeich,

Arab. sjaich: stamhoofd. In Indië wordt het door Europeanen gebruikt als onderscheidende benaming voor een Arabier, daar het eigenlijk een afstammeling van de vrienden van den Profeet aanduidt, iemand van lageren adel, tegenover de sajjids, die van den Profeet zelf afstammen.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland skola, vermaleisching van het Portugeesche escola school.

slamat, door Europeanen gebruikt bij felicitaties, is het Mal. selamat van het Arab. salâmat: heil!

slamatan, letterlijk: heilmaaltijd - zie het voorafgaande woord.

slendang,

Mal. selendang.

slof roempoet letterlijk: grassloffen, daar Mal. roempoet = gras.

slokan,

Bataviaasch Maleisch selokan.

† snees, samentrekking van Sinees = Chinees, zooals ons o.a. blijkt uit De Oost-Indische Theeboom, uitgegeven in 't begin der 18e eeuw:

Ik nam mijn weg regt na de Stad Ik ging bij 't Sneesje leggen.

sobat, van het Arab. sahabat: vriend, door het Mal. in het Nederlandsch gekomen. Verbonden met ‘ouwe’ en ‘goeie’ is het veel meer in gebruik dan ons: vriend.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 340

soebatten, vermoedelijk van sobat. Letterlijk: de sobat spelen, steeds het woord sobat in den mond hebben. In het Nederlandsch komt het reeds voor in het begin van de 18e eeuw. Prof. Veth kreeg van Prof. de Vries het volgende citaat uit de werken van S. van Rusting (1712):

Daar stond hij nu gelijk een aap, Die zoebat.

soedah, vgl. het Skr. çuddha = rein, schoon, van çundhati: hij reinigt. De beteekeniswijziging van ‘schoon’ tot ‘al’ of ‘reeds’ heeft een parallel in het Duitsch waar schon = al, reeds, eenvoudig de adverbiale vorm van schön = schoon. De tusschenschakel is het idee: ‘op behoorlijke wijze, zoodat er niets meer aan ontbreekt.’

soeling,

Mal. id.

soempitan, van Mal. soempit schieten met een blaasroer + het suffix an.

Soenda, in concreten zin, als naam voor West-Java, bestond zeker reeds 1000 A.D. Op den beschreven steen van Tjitjatjih (1030 A.D.) noemt zich Maharadja Çri Djajabhoepati ook prahadjian Soenda = vorst van Soenda. Deze vorst is tijdgenoot van Erlangga, monarch van Oost- en Midden-Java. Hij moet dus Hindoe-Javaan geweest zijn, die onafhankelijk heerscher van West-Java wist te worden. Zoo is het antogonisme tusschen ‘Soenda’ en ‘Java’ reeds geboren. Men denkt terug aan Soenda en Oepasoenda, de twee reuzenvorsten uit het 1e boek van het Mahâbhârata, en hun strijd. In dit verband is het ook zeer merkwaardig, dat nu nog soenda in het Jav. ‘tweevoudig’ beteekent. Als sondai verschijnt de naam voor 't eerst in 1459 op een kaart van den Venetiaan Fra Mauro, maar ter aanduiding van een eiland, dat de plaats inneemt van de tegenwoordige Straat Soenda (Cf. Rouffaer in de Enc. v. N.I.).

soerat,

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland Mal. id.

soerau,

Mal. id.

soesah,

Mal. id.

soesoehoenan,

Jav. id., eigenlijk: de aangebedene, van den stam soehoen: aanbidden. Soms wordt het verkort tot soenan.

soja, ofschoon veel minder gebruikelijk dan ketjap, komt in Indië toch wel eens voor. Het is het Japansche soo-joe of sjoo-joe (V.O.W.). In Hobson-Jobson echter vindt men, dat dit laatste - op zijn Engelsch gespeld sho-yu - de uitspraak van het woord is. Het klassieke Japansch heeft siyau-yu, wat zelf weer ontleend is aan het Chineesche: sze-yu (in Shanghai), si-iu (in Amoy) of shi-yau (in Canton). Het eerste element beteekent ‘gezouten boonen’, het tweede ‘olie’.

sono kling,

Jav. sônô keling, waarin sônô is Skr. sana licht, glans + keling Klingaleesch.

sopie, vermaleisching van 't Nederlandsche zoopje.

spada, verbastering van Mal. sapa ada = wie is daar? Vaak wordt het reeds gebruikt voor ‘jongen’. Men zie de Guide van de K.P.M., p. 14: ‘The waiting... is done by native boys called ‘spada’. Zoo wordt het ook nog gebruikt in het bekende boek van Bas Veth.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 341

spen, verbastering van dispens, op zijn Maleisch dissepen, wat een afkorting is van: dispenskast. Vroeger was de dispens een soort van kelder, zooals blijkt uit de Reize van Stavorinus (1793): Zes of zeven trappen opgegaan zijnde heeft men een opkamer, die boven de dispens of kelder is, waarin de provisie van wijn, boter, enz. geborgen wordt (Deel I, pag. 217).

stalie,

Mal. setali, eigenlijk sa: één + tali: touw, dus zooveel duiten als er aan één koord geregen kunnen worden.

stamboeltroep, van: komedie stamboel + troep, waarin stamboel is de samentrekking van het Grieksch eis tan polin letterlijk: naar de stad, waaruit de Turksche naam Istambul voor de stad bij uitnemendheid, nl. Constantinopel is ontstaan.

stangi,

Mal. setanggi van Skr. astangga, samenstelling uit asta = acht + angga = lid, dus: het achtdeelige, als bestaande uit: witte suiker, suikerriet, aloëhout, sandelhout, muskus, witte benzoë, rasamala-olie en kastoeriehout.

stenga kompenie, letterlijk: halve compagnie van Mal. satengah = half + kompenie = compagnie.

stief, in de schooltaal voor gom-elastiek in gebruik is een verbastering van het Duitsche Stift, van Gummi-Stift, dat op de gomelastiekstaafjes staat.

straphaan is Europeesch mis gehoord voor setrapan, met an afgeleid adj. van setrap, 't vermaleischte straf, dus: gestrafte, eigenlijk orang setrapan.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland streep koening, letterlijk: gele (Mal. koening) streep.

sulky,

Eng. id., so called because it obliges the rider to be alone (Whitney) en dus: ‘sulky’ te zijn.

Sumatraan, van Sumatra of liever Soematra uit Samoedra, de naam van een vroeger belangrijke zee- en handelsplaats, waarmee het nabijgelegen Pasei spoedig tot één staatje samensmolt. Waarschijnlijk is dit Samoedra het Skr. samudra oceaan, dus de oceaanstad? (vgl. Enc. v. N.I.).

surrah is het Eng.-Indische woord surra. T.

taboe, verengelsching van een in Nieuw-Zeeland voorkomend Polynesisch woord tabu = verbod.

tales,

Jav. id.

tali(e),

Mal. tali: touw.

tali api, van Mal. tali, q.v. + api: vuur, dus: vuurtouw. Thans is de zaak nog enkel in de binnenlanden in gebruik.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland tali rami, van Mal. tali, q.v. + rami, q.v.

tamarinde door Dozy in zijn Oosterlingen verklaard als het Arab. tamr (tamar) hindi = Indische dadel, letterlijk door de Franschen overgenomen als het door de advertenties wel bekende tamar indien. Waarin echter de overeenkomst zit tusschen een dadelpalm en een assemboom is nog niet uitgemaakt.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 342

tambangan, van het Mal. tambang: overhalen + an. Letterlijk dus: overhaalvaartuig.

tandakken, verhollandsching van het Jav. tandak.

tandil,

Malayalam tandal, Telugu tandelu en in andere inlandsche talen van Britsch-Indië tandel, tandail.

tandjoeng,

Jav. en Mal. id.

tandoe, is door Dr. van Ronkel nagespeurd en teruggevonden in het Tamil tandu (u = oe). Eigenlijk beteekent dit: een dikke stok. Hieruit ontwikkelden zich de beteekenissen: bamboe, roeispaan, kandelaar, enz. Bij wijze van pars pro toto-aanduiding werd het gebruikt in den zin van: draagstoel, palankijn en in deze beteekenis is het door de Maleiers overgenomen (Tijdschr. Bat. Gen. XLVI, afl. 6).

tangan dingin, letterlijk: koude hand van Mal. tangan hand + Mal. dingin koud.

tank, dat velen voor een Engelsche ontleening houden, is een echt Indisch woord. Baldaeus heeft het reeds in 1672 en nog dagelijks wordt het gebruikt met betrekking tot de petroleum-verscheping. Prof. Veth zegt enkel, dat het een Hindostani woord is. Prof. Kern gaat echter verder. Volgens hem is het reeds in het begin der 16e eeuw (lees eind 15e) bij Portugeesche schrijvers voorkomende tanque niets anders dan een Indisch tankh, tanki, tanka, dat ontstaan zal zijn uit het Skr. tatâka, een

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland bijvorm van tadâga, het ons zoo bekende telaga, waterkom, meer. (Zie Ind. Gids 1889, p. 1212).

tawarren,

Mal. tawar = bieden, dingen, verhollandscht.

tegal,

Jav. id.

teiferen, volgens V.O.W. uit het Portugeesch. Prof. Veth haalt uit Rumphius' Amboinsch Kruydboek, I, p. 5 aan: ‘De personen die op het tappen van drank uit boomen afgericht zijn, noemt men hier te lande met een Portugeese naam Tiffadoros en het werk zelfs tiffar, bij onze Duytsche tijfferen’. Waar dit tiffar vandaan komt, is niet opgehelderd.

tekoekoer,

Mal. id., vermoedelijk een klanknabootsend woord.

tempajan,

Mal. id., oorspronkelijk Siameesch. Op Singapore heeten deze aarden watervaten nog altijd Siam jar.

tempo doeloe, verbinding van het Port. tempo: tijd en het Mal. dehoeloe: eerder, vroeger.

tengkawang,

Mal. id. voor verscheidene Hopeasoorten, gewoonlijk echter toegepast op het daaruit verkregen plantenvet.

tepekong,

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland eigenlijk Chineesch tapekong = heilig.

terlaloe,

Mal. id. = te, al te, al tee, te erg, van Mal. laloe: voorbij, gepasseerd.

terong,

Mal. teroeng.

thail, van het Mal. tahil.

tijong,

Mal. tijoeng.

tikar,

Mal. id.

tike,

Chin. id.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 343

tinka,

Mal. tingkah: gedrag, bijzonder gedrag, in het oog loopende manier, gril, kuur. In de twee laatste beteekenissen is het in onze taal overgegaan.

tipar,

Jav. id.

tjabe,

Jav. en Mal., is aan het Skr. ontleend. Bij Uhlenbeck vindt men cavi = Pepper chaba. Merkwaardig genoeg is ook het Jav. maritja, door de soldaten schertsenderwijze tot ‘Marietje’ verbasterd en door de Hollanders van een oudere generatie tot ritsje(s), ook al uìt het Skr. afkomstig, nl. marica (man.) = peperplant, marica (onz.) peper.

tjakra tjikri,

Jav. id.

tjambok, eigenlijk behoorende tot het Hollandsch dialect van Zuid-Afrika, is ook hier in de laatste jaren voor karwats of hunting-crop in gebruik gekomen. In het Mal. vindt men tjaboek en tjamboek. Yule en Burnell veronderstellen dan ook, dat het van uit Indië naar de Kaap is verzeild. Aan Perzischen oorsprong denken zij evenmin als Prof. Veth, die op dit punt noch met Pijnappel, Roorda, Oosting, Crawfurd of zelfs van der Tuuk mee wil gaan. In Eng.-Indië is het woord chawbuck geworden.

tjampedak,

Mal. tjempedak.

tjampoer adoek,

Mal. tjampoer: vermengd + Bataviaasch Mal. adoek: roeren, schudden, dus: mengelmoes, pot-pourri, enz. In de spreektaal hoort men dikwijls zoowel het werkwoord tjampoeren als adoeken.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland tjandoe,

Mal. id. Alle woorden voor opium zijn in het Maleisch van vreemden oorsprong, zegt Dr. van Ronkel in het Tijdschr. van het Bat. Gen. XLVI, atl. 6. Dit is een vanzelf sprekend feit: het geldt immers een uitheemsch genotmiddel. Behalve Ar. apioen en het Chin. tengkoh heeft men madat en tjandoe (Ibid.). Volgens Dr. van Ronkel is dit laatste het Tamil-woord sandu = cement, pleister, zalf, dus in 't algemeen: taaie, half-vloeibare zeifstandigheid. In het Mal. evenzoo: dik, kleverig vocht en dan door specialiseering: toebereide opium.

tjankokan,

Mal. tjankok + 't suffix an. Hiervan ook het werkwoord tjankokken voor: marcotteeren.

tjap,

Mal. id., waarschijnlijk Hindostani chhâp. Het thans in Hindostan gebruikte werkwoord voor ‘drukken’ van boeken is volgens Hobson-Jobson nog chhapna. Het woord chhap (Eng. chop) heeft in Br.-Indië dezelfde beteekenissen gehad als tjap hier, nl. zegel, zegelafdruk, merk. Terwijl het daar echter nu in dien zin zelden voorkomt, is het hier een der meest gebruikte woorden. Het afgeleide verbum tjappen voor zegelen of stempelen wordt haast niet meer als een onhollandsch woord gevoeld.

tjap diki komt uit het Chineesch van Amoy: tsáp + dzi + ki letterlijk = tien + twee + stuks, waarin ki een numeraal partikel is. De beteekenis is dus: (spel van) twaalf kaarten.

tjapoeng,

Bat. Mal. id. = glazenmaker.

tjek, van 't in 't Mal. overgegane Chineesche woord entjek eigenlijk ‘oom.’

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 344

tjelana monjet,

Mal. tjelana: broek + id. monjet q.v., dus ‘apenbroek.’

tjemara,

Mal. id. uit het Skr. camara, volgens Uhlenbeck 1o. bos grunniens en 2o. de staart van dit dier, voor waaier of als versiering gebruikt. In 't Europeesch taalgebruik toegepast 1o. op den casuarina en 2o. op de vlecht valsch haar voor den chignon.

tjempaka,

Mal. van het Skr. campaka, volgens Uhlenbeck ‘unerklärt’ in zijn oorsprong.

tjerewet,

Jav. tjrèwèd = veel praats maken.

tjerita,

Mal. id. en tjeritera van het Skr. carita, en caritra, caritra, eigenlijk: gang, gedrag, daden. In het Mal. is dit opgenomen in de beteekenis van het verhaal (van den gang van zaken) en zoo is het door de Europeanen overgenomen.

tjermeh,

Jav. en Soendaneesch id.

tjies,

Jav. id.

tjina babi,

Bat. Mal. tjina: Chinees + babi: varken.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland tjina lowa,

Bat. Mal. tjina: Chinees + lowa: mand, dus de Chinees met de mand (van den opkooper van ouden rommel).

tjintjangen, reeds in Hollandsche kranten gebruikt, is het Mal. tjentjang + den werkwoordelijken uitgang en.

tjitjak,

Bataviasche uitspraak van het Mal. tjetjak, de klanknabootsende naam van het diertje - vgl. tokè.

tjoba,

Mal. id. vaak gebruikt voor ons: ‘eens’ na bevel of verzoek.

tjoe,

Bataviaasch Mal. id.

toeankoe,

Mal. id., letterlijk: heer-mijn, dus ongeveer: monseigneur.

toedoeng,

Mal. id., eigenlijk: bedekking, (hoofd)deksel.

toekan ajer van Mal. toekang baas, ambachtsman, bedrevene + Mal. ajar water, dus: waterdrager.

toeri,

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland Mal. id.

toetoel,

Jav. id. = plek, spikkel. In het Europeesch gebruik afkorting van matjan toetoel = gevlekte tijger.

toetoepen, verhollandsching van het Mal. toetoep: sluiten, maar altijd gebruikt in den zin van: in den doofpot stoppen. Van toetoep heeft men ook nog toetoepan glazendeksel en toetoepje = jas toetoep: tot aan den hals dicht gesloten jas, waarbij geen boord gedragen hoeft te worden.

toetoepje, zie toetoepen .

toewak,

Mal. id.

toewan,

Mal. id.

tokè,

Mal. tokek, klanknabootsende naam van den gekko, q.v.

toko, volgens Prof. Veth misschien van het Jav. toekoe, in sommige streken bijna als toko uitgesproken = koopen. Dan zou het dus een afkorting zijn van tokohuis = koophuis, winkel.

tongkang,

Chineesch id.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland tongtong,

Mal. id. klanknabootsend.

topeng,

Jav. masker.

toppen van het Chineesche to-pok of topho = hazardspellen spelen.

toppie,

Mal. topi, hetzelfde woord als het Hindostani topi, waarnaast ook nog top = helm, hoed. Vroeger heeft men het verhollandscht

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 345 tot topje: Behalve dat gaan zij naakt, alleenlijk dragen zij een topje of klein mutsje op het hoofd (Stavorinus, Reize, I, 201).

toptafel, tafel voor het spel to-pok of topho van het Chineesch id. = hazardspellen spelen (V.O.W.).

toro,

Jav. id., maar in het Europeesch gebruik hebben we te doen met een afkorting van badjoe toro. Dit toro nu beteekent in het Port. ‘blok’, ‘gevangenis’ en het is dus mogelijk, dat het badjoe toro oorspronkelijk het hemdachtige gevangeniskleed was. Reeds adverteert men hier behalve klamboe-goed ook toro-goed.

totok,

Jav. id. Eigenlijk beteekent het: onvermengd, bij uitbreiding: iemand van onvermengd (Hollandsch) bloed. Men is en blijft totok als men uit Holland is. Daardoor kon het woord dus zoowel gebruikt worden voor wat men oudtijds noemde ‘baren’, als in tegenstelling met Euraziaat. Uit de voorliefde die men heeft voor Indische woorden is het te verklaren, dat het reeds zoo verhollandschte ‘baar’ verdrongen werd. Van totok zijn afgeleid het znmw. totokker en het bijv. naamw. totoksch.

trang,

Mal. terang helder.

trasi,

Jav. terasi.

trima kassi,

Mal. terima kasih van terima aannemen, ontvangen + kasih van sih liefde, toegenegenheid, dus: dank je wel (in ironischen zin).

tripang,

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland Jav. id.

troeboek,

Mal. teroeboek. W.

wadoek,

Jav. id.

wajang,

Jav. id.

wakil,

Mal. id. uit het Arab. wakîl = gevolmachtigde.

walang-sangit,

Jav. walang: sprinkhaan + Jav. sangit.

wankang, is volgens Prof. Dr. H. Kern een Maleisch-Polynesisch woord. Men vindt wangka = kano o.a. in de taal van de Fidji-eilanden.

waringin, is het Mal. beringin, waarvoor men op Java heeft waringin. Een tusschenvorm is weringa, dat men bij Stavorinus vindt pag. 50 van zijn Reize (1793).

warong,

Jav. waroeng.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland wedono,

Jav. wadana. Te vergelijken is het Skr. vadana: mond, gezicht, voorste deel, spits.

Wetanger, volgens V.O.W. niet van wetan, het oosten, maar van orang oetangan, pandeling (der Compagnie).

widjen,

Jav. id., van widji: zaad (Mal. bidji) + 't suffix an. Z.

zoeten, heeft niets te maken met ons zoet. Het is een werkwoord gevormd van het klanknabootsende zut! Dit is niet de bekende Fransche uitroep, maar het geluid bij zekere manier van beslissing wie ‘em’ is of wie bij het spelen beginnen mag, enz. Hierbij geldt de regel, dat van beide partijen de duim den olifant voorstelt, de wijsvinger den mensch en de pink de mier. De olifant wint

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 346 het van den mensch, de mensch van de mier, maar de mier van den olifant, omdat ze in zijn neus kan kruipen. De jongens tusschen wie de beslissing vallen moet, staan met de hand verborgen achter het hoofd tegenover elkaar en onder het maken van het bovengenoemde geluid laten zij gelijktijdig hun symbolischen vinger zien. Dit staat dus gelijk met het Hollandsche aftellen, opgooien of strootje trekken. Eigenaardig is het zeker, dat de Japansche kinderen iets dergelijks doen bij het pandspel. Dit heet Kîtsune ken. Ik laat hier de beschrijving uit Brownell's The Heart of Japan, Ch. X volgen: ‘Kitsune ken is a forfeit game for two or for any number of players. The players use signs for kitsune (fox), teppo (gun), and otoko (man). The idea of the game is that the man is mightier than the gun, the gun more deadly than the fox, and the fox more cunning than the man. Hands on the thighs or hips is the sign for otoko; one hand at the side and the other higher, and in front of the body, as though aiming a gun, is for teppo; while both hands up, one at each side of the head like a fox's ears, is kitsune. The players sit facing each other, clap hands, or chant a line of a song; at the end of this each makes a sign .... Exactly the same in principle is the forfeit game with one hand, where a closed fist represents a stone, an open palm a handkerchief, and the first and second fingers extended apart with the other two fingers and the thumb closed, represent scissors. Stone beats scissors, handkerchief beats stone, and scissors beat handkerchief.’

zonnehout, verbastering van Jav. sônô-hout - zie sono kling.

zuurzak, ofschoon van aanzien een zuiver Nederlandsch woord, is dat in geenen deele. Het is een verhollandsching van een door Prof. Veth vruchteloos nagespoord woord soorsak, dat, naar hij vermoedt, uit Hindostan afkomstig moest zijn. Ook Yule en Burnell weten met hun soursop geen weg, maar vermoeden, dat het uit West-Indië komt. Het tweede lid der samenstelling, waarmee we bezig zijn, sak, moet een verbastering zijn van een woord dat in het Malayalam luidt tsjakka, in het Tamil s'akkei, en dat de naam is van de broodvrucht. Hieruit is voortgekomen het Engelsche jack en het Portugeesche jaca, waaraan Schouten zijn jaca ontleend heeft, dat in de volgende passage van zijn Reistogt II, p. 143 voorkomt: ‘Soorsak, de vrucht Jaca bij de Indianen, en soorsak bij de Nederlanders genoemd... in dezelve zijn... harde pitten, die gebraden zijnde omtrent eenen smaak hebben als de kastaniën.’ Voor de verklaring van suur, soor, sour gaat Prof. Kern uit van een bericht van Thunberg in Hobson-Jobson, die, sprekende over den broodvruchtboom, zegt: ‘De soort welke een kleinere vrucht, zonder zaad, oplevert, vond ik te Colombo, Gale en verscheiden andere plaatsen. De naam, waaronder die hier eigenlijk bekend staat, is de Maldivische Sour Sack, en ze is hier minder gewoon dan de andere (grootere) soort.’ Daar de Zuid-Indische Drawidische naam van de broodvrucht in 't algemeen teruggevonden wordt, min of meer verbasterd, in jaca,

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland 347 jack, sak, mag men veronderstellen dat in suur een Drawidisch woord schuilt voor ‘klein’ of iets dergelijks. Het woord dat aan deze voorwaarde voldoet is volgens Prof. Kern het Tamil s'iru, klein, gering, minderwaardig. Men moet hierbij in 't oog houden, dat de i in dit woord als onze u of de Hoogduitsche ü klinkt, en dat de u in den uitgang zóó kort wordt uitgesproken, dat ze voor een ongeoefend oor nauwelijks hoorbaar is, nagenoeg overeenkomende met de Fransche e muet. Op deze wijze geeft suur dus in Hollandsche spelling vrij nauwkeurig het Tamil s'iru weer. Tot steun van deze verklaring vermeldt Prof. Kern er bij, dat dit s'iru in een zeer groot aantal plantnamen het eerste bestanddeel vormt. Oorspronkelijk heeft ‘zuurzak’ dus beteekend de ‘kleine nangka’, zooals duidelijk blijkt uit de boven geciteerde plaats uit Schouten. Ook Rumphius en Valentijn pasten dien naam toe op de nangka of Artocarpus integrifolia, waarin zij nog gevolgd zijn tot aan 't eind der 18e eeuw bijv. door Stavorinus (1793), die in zijn Reize zegt: ‘De Suursak-boom heeft een soortgelijke vrucht als de Durioens, maar zulk een walgelijken reuk niet’. Wanneer de naam overgegaan is op de nangka blanda of wel Anona muricata Dun, die wij met suiker eten of welker gezeefd vruchtsap met wijn of brandy door ons genoten wordt, is niet met zekerheid te zeggen.

F.P.H. Prick van Wely, Viertalig aanvullend hulpwoordenboek voor Groot-Nederland