<<

NATUUR EN LANDSCHAP IN HET ZUIDELIJK WESTERKWARTIER Jan Bakker, Adriaan Haartsen den van het plateau zijn in het pleistoceen morfologische struktuur van het gebied, de aangetast door smeltwaterrivieren, die afwisseling van ruggen (gasten) en lager ge- In het Zuidelijk Westerkwartier (ZWK) evenwijdige, noordwest-zuidoost verlopen- legen dalen, vermoedelijk uit het Saalien van de provincie wordt er- de laagten hebben gevormd. De situatie in dateert. Het "ravijn van Boerakker", een naar gestreefd de omstandigheden voor het ZWK is in hoge mate vergelijkbaar met markante laagte tussen Boerakker en Tol- de landbouw te verbeteren. Jaren werd het gebied van Twijzel, Buitenpost en Oos- bert, is een mooi voorbeeld van een klein er over een mogelijke integrale ruilver- termeer, waarover wij in Noorderbreedte smeltwaterdal. kaveling gepraat, maar deze kwam niet 1984-5 nebben geschreven (1). Het landijs bereikte ons land niet in het van de grond. In plaats daarvan worden Weichselien, de meest recente ijstijd. Wel nu minder grootschalige oplossingen ge- Geologie heerste er een toendraklimaat. De begroei- zocht. Momenteel zijn er in het gebied In het pleistoceen heeft zich een groot aan- ing was schaars en bood geen bescherming twee kleine ruilverkavelingen in voorbe- tal koude perioden (ijstijden) voorgedaan. aan de bodem. Op grote schaal werden bo- reiding genomen: Westerhorn en Doez- Van de laatste drie ijstijden is bekend dat ze demdeeltjes door de wind opgenomen en um-Lutjegast, terwijl de rest wellicht de een grote invloed hebben gehad op de land- elders neergelegd. Op deze wijze ontstond komende jaren aan de beurt komt. schapsontwikkeling van Noord-Nederland. een laag dekzand, die in het gehele land de Het ZWK is een interessant gebied voor In het Elsterien, de op twee na laatste ijstijd, oudere afzettingen afdekt. Tevens ontston- natuur- en landschapsbehoud. Het ge- bereikte het landijs het noorden van ons den in deze periode de dobben, waarvan we bied van en maakt land. Dit ijs schuurde diepe dalen uit, die la- er vele in het ZWK aantreffen. Dobben zijn deel uit van een zogeheten "grote land- ter door smeltwaterafzettingen (zand en komvormige laagten van enige meters tot schapseenheid" — één van de 40 gebie- klei) werden opgevuld. Deze klei werd vroe- enige tientallen meters in doorsnede en zijn den in ons land waar de regering grote ger veel gebruikt voor de aardewerkfabrika- ontstaan door de wind (uitblazingskommen) prioriteit toekent aan de bescherming ge en staat nog steeds bekend als potklei. of doordat een ijskern in de bevroren onder- van natuur en landschap. Eigenlijk zou, De klei, die bij meer dan 100 meter grond aanwezig was. Door aangroei van de gezien de grote historische, landschap- dik is, komt op veel plaatsen in het ZWK aan ijskern werd de bovengrond opgeperst en pelijke en biologische samenhang, het of dicht onder het oppervlak voor. gleed naar beneden. Na het afsmelten van gehele ZWK tot deze grote landschaps- de ijskern bleef een komvormige depressie eenheid moeten worden gerekend. De met een ringwal eromheen achter: een zo- Natuurwetenschappelijke Commissie genaamde pingoruïne. van de Natuurheschermingsraad in Na afloop van de ijstijd, zo'n 10.000 jaar ge- Utrecht heeft een advies voor het ZWK leden, werd het klimaat warmer en voch- opgesteld waarin ze haar visie op de ont- tiger. De zeespiegel begon te stijgen als ge- wikkeling van natuur en landschap weer- volg van het afsmelten van de enorme ijs- geeft. Deze visie, die in samenspraak met kappen. Door de stijgende zeespiegel en de Staatsbosbeheer en Landinrichtings- hogere neerslag steeg ook de grondwater- dienst Groningen tot stand is gekomen, spiegel en ontstonden er gunstige omstan- is aan het slot van dit artikel samen- digheden voor veenvorming. Aanvankelijk gevat. De auteurs zijn als wetenschappe- vond deze veenvorming op bescheiden lijke medewerker verbonden aan het se- schaal plaats, later werd echter vrijwel het kretariaat van de Natuurwetenschappe- gehele gebied bedekt dooreen uitgestrekt lijke Commissie van de Natuurbescher- veenmoeras en staken alleen de hoogste mingsraad. delen van de "gasten" nog boven het veen Goed ontwikkelde ekensingel bij Midwolde uit. Pas in de Late Middeleeuwen kwam Het Zuidelijk Westerkwartier beslaat een Tijdens de volgende ijstijd, het Saalien, door ontwatering en afgraving een eind aan oppervlakte van ongeveer 20.000 ha en ligt werd Noord-Nederland opnieuw met land- de veenvorming in het ZWK. Het natuur- op de overgang van het Drents Plateau en ijs bedekt. Er werd een laag keileem afgezet reservaat Jilt Dijksheide bevat het laatste het zeekleilandschap van de Lauwers en het die, voorzover niet door erosie verdwenen restant van dit vroeger zeer uitgestrekte Reitdiep. Het Drents Plateau bestaat uit pot- of door jongere afzettingen bedekt, nog aan veenkomplex. klei, keileem en dekzand die in het pleis- de oppervlakte ligt. In deze periode zijn Door de stijging van de zeespiegel kwamen toceen —het geologische tijdperk waarin de waarschijnlijk ook de smeltwaterlaagten de laatste delen van het Zuidelijk Wester- ijstijden voorkwamen —zijn afgezet. De ran- ontstaan, zodat de grondslag voor de geo- kwartier onder invloed van de zee. Vanuit de

Noorderbreedte 85-129 Lauwerszee en het Reitdiepdal drong de zee gevonden bij De Haar. Uit de midden-steen- tijdens hoogwater het land binnen. Vanuit tijd zijn in het gehele gebied vondsten be- kreken werd zand, zavel en klei afgezet. Eén kend. van die kreken was de Oude Ried, die waar- In de jonge steentijd vestigden de eerste schijnlijk in de Middeleeuwen al is verland. boeren zich in ons land. Uit deze periode da- Door omkering van het reliëf (de omgeving teren vondsten van de Trechterbekerkul- van de kreek, bestaande uit klei op veen- tuur (4700-4300 jaar geleden) bij Boerak- gronden, is ingeklonken; de bedding van de ker. In de buurt van De Haar lagen drie graf- kreek, bestaande uit zand en zavel, niet) ligt heuvels, die in 1932 zijn onderzocht. Ze be- de vroegere bedding van de kreek nu als vatten gebruiksvoorwerpen van de een rug in het terrein. Enige kilometers is Standvoetbekerkultuur (4450-4000 jaar ge- deze rug van Enumatil naar het westen te leden) en de vroege Bronstijd (3700-2700 vervolgen: een geomorfologisch monument jaar geleden). Op grond van enkele losse van hoge waarde! vondsten, zoals een bronzen hielbijl bij Tol- Ten noorden van de rug waarop Lutjegast bert, een bronzen speerpunt bij Boerakker ligt ontstond een kwelderlandschap. De en een stenen strijdhamer te Lukaswolde, grens tussen de hoge kwelders en de vroe- kan worden aangenomen dat het gebied gere zeeboezem werd gevormd door een plaatselijk tot in de Late Bronstijd bewoond hoge kwelderwal, de Roder genaamd (2) werd. Vondsten uit de Ijzertijd en de Ro- die plaatselijk nog door zijn relatief hoge lig- meinse Tijd ontbreken, op een tweetal vuur- ging in het terrein te herkennen is. De klei, stenen sikkels na die bij Marum gevonden die door de zee is afgezet, is plaatselijk vrij zijn. Aangenomen mag worden dat het ge- licht en kalkrijk; elders komt zware klei met hele ZWK in de periode van 1000 voor Chr. "knippige" eigenschappen voor. tot 500 na Chr. vrijwel onbewoond was (3). Fig 1 Percelering bij Marum Middeleeuwen breidde de bewoning zich verder over de In de vroege Middeleeuwen vestigden zich gasten uit. In het noorden van het ZWK ves- opnieuw mensen in het Zuidelijk Wester- tigde de mens zich in het kweldergebied. De kwartier. Al eerder (1) hebben we een drie- hoge kustwal — De Roder—vormde een tal mogelijke redenen gegeven waarom de aantrekkelijke woonplaats. Ook werden mens tot ontginning van de veengebieden enige terpen opgeworpen, waaronder die overging: door de technische en organisato- van Dorp. rische vooruitgang was de mens tot grotere Bij de ontginning van het kweldergebied prestaties op het gebied van de waterhuis- mag de rol van de kloosters niet onbespro- houding en bodembewerking in staat; door ken blijven. Van de vier kloosters die in het inbraken van de zee verbeterde de wateraf- gebied werden opgericht (het Cisterciënzer- voer in het veengebied en tenslotte werden klooster Sint Bernhard te , gesticht 'Holle'singelI door diezelfde inbraken van de zee tal van in 1192; het Premonstratenzer vrouwen- mensen elders uit hun woongebieden ver- klooster Maria's Poort te Kuzemer, gesticht Bewonings- en ontginningsgeschiedenis dreven. Een muntschat uit Nietap (om- in 1204; het Benediktijner vrouwenklooster Net als in het noordelijk deel van de Friese streeks 635), een urn uit de 8e eeuw die bij Sint Annen in Trimunt en het Cisterciënzer- Wouden is de bewoning in het ZWK lange Marum gevonden is en een muntvondst bij klooster Jeruzalem in Gerkesklooster) heb- tijd onderbroken geweest doordat het zich Nuis uit omstreeks 880 maken aannemelijk ben vooral de beide Cisterciënzerkloosters uitbreidende veenmoeras wonen en werken dat er in de Merovingisch/Karolingische tijd een belangrijke bijdrage geleverd aan de onmogelijk maakte. In de Middeleeuwen bewoning is geweest. Deze aanname wordt waterbeheersing en de bedijking van het nam de mens het gebied echter definitief in nog versterkt door bestudering van de per- noordelijke deel van het ZWK. gebruik. ceelsvormen in het gebied. De percelering op de gasten bestaat over het algemeen uit Nieuwe Tijd Prehistorie langgerekte stroken, loodrecht op de be- Aan het eind van de Middeleeuwen begon De eerste aanwijzingen voor menselijke woningsas. Deze "opstrekkende" percele- de macht van de invloedrijke kloosters te ta- aanwezigheid in het ZWK dateren uit de ou- ring dateert uit de 10e eeuw en later. Bij Ma- nen. Het wereldlijk bestuur kwam geleidelijk de steentijd. Het betreft gebruiksvoorwer- rum, Noordwijk, Niekerk, Lutjegast en Zuid- in handen van hoofdelingen. Deze hoofde- pen van mensen van de Hamburg-kultuur, horn treffen we echter enigszins onregel- lingen waren leden van adellijke families, die hier zo'n 14.000 jaar geleden, in een re- matige, blokvormige percelen aan (fig 1), die zich vanuit Noord-Groningen, Oost- latief warme fase van de laatste ijstijd, heb- kenmerkend voor ontginningen uit de Me- Friesland of de stad Groningen in het ZWK ben rondgezworven. Deze artefakten zijn rovingisch/Karolingische tijd (3). Later vestigden. De familie Auwema bijvoorbeeld

Noorderbreedte 85-130 bewoonde de Auwemaborg te Tolbert, de ook vrijwel geheel als grasland in gebruik Groninger bestuurder Coenders vestigde zijn, was de situatie anders. Bij de boerderij- zich in Nuis (2). en lag een strook bouwland, die ieder jaar Wigbold van Eusutn uit Middelstum liet om- door plaggenbemesting vruchtbaar gehou- streeks 1520 in Midwolde een borg bouwen: den moest worden. De lager gelegen ge- Nienoord. Het huis Nienoord is van groot deelten werden individueel of gemeen- belang geweest voor de geschiedenis van schappelijk als weide gebruikt. De veen- het zuidelijk deel van het ZWK. De zoon van gronden werden gebruikt om schapen te Wigbold nam bijvoorbeeld de grootschalige weiden, maar ook om boekweit te ver- veenwinning ter hand. De vervening werd bouwen. Grote landbouwkundige veran- echter onderbroken door de gevechtshan- deringen deden zich voor aan het eind van delingen in de Tachtigjarige Oorlog. Vooral de vorige eeuw. Nieuwe landbouwmachines tussen 1580-1594 lag het ZWK in de vuur- deden hun intrede en veroorzaakten grote linie, toen Friesland "staats" en de stad werkloosheid onder de landarbeiders. De Groningen Spaans was (2). kunstmest raakte in zwang en zorgde ervoor dat het evenwicht tussen het areaal bouwl- and-grasland-woeste grond werd doorbro- ken. Woeste gronden werden verdeeld en ontgonnen en de ontmenging van het ge- mengde bedrijf kon beginnen. Dit heeft er- Fig uur 2: Overgangssituaties in het Zuidelijk Wester kwartier toe geleid dat bijna het hele ZWK nu inten- |::::[ zand (Drentsdistrikt) sief als grasland wordt gebruikt. O veenï :;: > (Hafdistrlkt} Natuur en landschap De oorspronkelijke terreingesteldheid en (Bron: Bodemkaart van Nederland, de hiermee nauw samenhangende inrich- omdat het kwelwater op zijn weg door de ting door de mens hebben ertoe geleid dat bodem verschillende ionen opneemt, waar- Voormalige singel het landschap in het Zuidelijk Westerkwar- door het een andere chemische samenstel- tier gevarieerd van opbouw is. In het zuiden ling krijgt dan regenwater of boezemwater. Toen de rust in het ZWK was weergekeerd. treffen we een vrij open veenontginnings- In kwelzones waar de invloed van waterin- werd de turfwinning weer ter hand geno- landschap aan met een kanaaldorp (Jon- laat uit de boezem of van bemesting niet men. Nadat in 1560 al het Leekster Hoofd- kersvaart) en het wat rommelig opgezette overheerst ontstaat een geheel eigen milieu diep was gegraven en de eerste huizen van veendorp Zevenhuizen. Meer naar het noor- waarin zich verschillende soorten planten Leek waren gebouwd, groeide het dorp in den valt het grote verschil op tussen de gas- thuisvoelen. Doordat aldus van plaats tot 1650 uit tot een nederzetting met bijna 100 ten en de aangrenzende laagten. Op de gas- plaats verschillende milieu-omstandigheden huizen. De turfwinning was ook in de 2e ten is de bebouwing gekoncentreerd in de voorkomen kon zich een afwisselende flora helft van de vorige eeuw nog volop aan de vorm van wegdorpen en bestaan de per- en fauna ontwikkelen. Fig 3 geeft een ge- gang: in 1860 werd in de gemeente Marum ceelsscheidingen uit elzensingels. Het land- schematiseerd beeld van de grondwater- nog 1,2 miljoen ton turf geproduceerd. De schap is hier besloten van karakter. De laag- bewegingen (8). De belangrijkste grond- vervening was al die tijd in handen gebleven ten zijn vrij van bebouwing en opgaande be- waterstroming is die van zuid naar noord. In van het huis Nienoord, in 1862 echter wer- planting en maken een zeer open indruk. de hogere delen van het gebied dringt neer- den de veenbezittingen verkocht en werd de Ten noorden van de rug Lutjegast-Niekerk slagwater de bodem in en bereikt voor een gemeente Leek de belangrijkste eigenaar. strekt het zeekleigebied zich uit, gekenmerkt deel het diepe grondwater. Dit grondwater Het veengebied ten zuiden van Grootegast door een grote mate van openheid, ver- stroomt naar het noorden en komt plaatse- is vanaf 1750 grootscheeps afgegraven, on- spreide bewoning en een vrij onregelmatige lijk als kwelwater weer aan de oppervlakte. der leiding van Daniël Onno de Hertoghe, blokvormige percelering. Vanuit het noorden stroomt zout grond- heer Rikkerda en Feringa. Hij verbeterde de Ook de bodemkundige en hydrologische si- water naar het zuiden. In het gebied van Grootegastertocht ten behoeve van de af- tuatie in het ZWK is afwisselend. Door de Enumatil en Grootegast ontmoeten beide voer van de turf. In het begin van de 20e grillige opbouwvan het gebied in de vorm diepe grondwaterstromen elkaar. eeuw kwam een eind aan de systematische van zandruggen, van elkaar gescheiden Op plaatsen waar slecht doorlatende lagen vervening. door laagten en insnijdingen komen er in potklei of keileem in de bodem aanwezig het gebied veel lokale overgangen voor tus- zijn kan veel minder water het diepe grond- Landbouw sen zand en veen, veen en klei en zand en water bereiken. Er ontstaan ondiepe grond- In het noorden van het gebied — op de klei klei (fig 2). Op de overgang van zand naar waterstromen die elders, in de lagere delen — is veeteelt altijd de belangrijkste vorm van veen en klei treedt op veel plaatsen kwel op. van het gebied, weer aan de oppervlakte ko- landbouw geweest. Op de gasten, die thans Dit verschijnsel is ekologisch van belang men in de vorm van kwel.

Noorderbreedte 85-131 woorden: voor een goed ontwikkelde broedvogelbevolking moet het singelland- schap niet zijn opgebouwd uit evenwijdige lijnen, maar moet het een netvormige struk- tuur bezitten (4). Ook voor andere diersoor- ten is de struktuur van het landschap een be- langrijk gegeven. Uit een onderzoek naar loopkevers in het ZWK (5) bleek dat elzen- singels als verbindingsroutes tussen bosjes enheideterreintjes een bijdrage leveren aan de verspreiding van deze insekten. Daar- naast kwam naar voren dat verschillende loopkevers uit het kulruurland de elzensin- gels in de winter als woon- en schuilplaats Ficjuur3 Schematisch overzicht van de grondwdterstromen in de Noord-Nederlandse gebruiken. situatie in een doorsnede van Drents plateau naar Waddenzee Andere natuurlijke elementen in het elzen- (gewijzigd naar R.I.D.,1978). Bron: Altenburg & Wildschut, 1983. singellandschap zijn de bossen, heideter- g^g potklei of keileem reintjes en dobben. Het bos in het ZWK be- vindt zich vooral ten zuiden van de lijn Mar- ^B zeeklei um-Tolbert. Het bos van de landgoederen ® regenwater Coedersborch en Nienoord en de Nieberter © oppervlakkig afstromend water bosjes, gelegen op vochtige, voedselrijke ® infiltratie in de ondergrond bodem, verdienen apart vermelding vanwe- ® stroom over keileem of potklei ge de gevarieerde opbouwvan de vegetatie en de rijkebroedvogelbevolking , waar- © langzaam stromende diepe grondwaterstroom onder verschillende roofvogels. Van de hei- ® kwelstroom van zout water de, die vroeger uitgestrekte oppervlakten in {§) mengzone van 4 en 5 beslag nam, zijn slechts enkele snippers © zeer diepe grondwaterstroom in slecht doorlatende afzettingen overgebleven. De belangrijkste daarvan is de Jilt Dijksheide, het laatste — nu groten- Elzensingelgebied tiger plaatsen kunnen soorten als hop, ro- deels verdroogde — restant van het vroe- De relatief hooggelegen dekzandgebieden, bertskruid en gelderse roos worden gevon- gere hoogveenpakket, waar niettemin nog waar vrijwel overal een laag keileem in de den. Doordat elzensingels smal zijn en enkele voor vochtige heide kenmerkende ondergrond voorkomt, worden in de eerste doorgaans lager liggen dan het aangrenzen- soorten groeien. De dobben waarvan er plaats gekenmerkt door een netwerk van el- de grasland zijn zij erg voedselrijk ten gevol- vooral in het vroegere hoogveengebied vele zensingels. De dichtheid van dit netwerk ver- ge van de hoge bemesting; daarom hebben te vinden zijn, hebben —vooral indien een schilt sterk van plaats tot plaats. In het zuide- "onkruiden" zoals grote brandnetel en goed ontwikkelde oevervegetatie aanwezig lijk deel, het vroegere hoogveengebied, is kweek vaak een groot aandeel in de vegeta- is — een funktie als broedplaats voor water- het patroon van singels tamelijk open. Daar- tie. De samenstelling van de broedvogel- en moerasvogels. entegen zijn er ten noorden van de lijn Mar- bevolking van elzensingels is allereerst af- um-Tolbert grote delen met een uitgespro- hankelijk van de opbouw van de vegetatie. ken kleinschalig elzensingelpatroon, zoals "Uitgeholde" singels met alleen een rij bo- ten zuiden van en rondom Groo- men zijn het armst aan zangvogels, singels tegast. met veel ondergroei het rijkst.Indie n daar- Elzensingels zijn weliswaar niet uitgespro- naast ook nog oud, hoog opgaand geboom- ken rijk aan plantesoorten maar bezitten te aanwezig is (bijvoorbeeld in laanbeplan- toch een afwisselende begroeiing. Als op- tingen) komen ook soorten zoals wielewaal, gaand geboomte overweegt — uiteraard — holenduif en boomvalk tot broeden. Behal- zwarte els, maar ook zomereik, berk en es ve met de opbouwvan de vegetatie blijkt de komen regelmatig voor. Een struiklaag kan omvang en de samenstelling van de broed- aanwezig zijn in de vorm van laagblijvende vogelbevolking ook samen te hangen met begroeiing met braam, of als hoger uitgroei- de struktuur van het landschap. Hoe meer Dobbe in het natuurreseruaatJilt Dijks- end struweel met meidoorn, sleedoorn, lijs- elzensingels, des te meer soorten en broed- heide terbes of vlier. Kenmerkende soorten van paren vogels er aanwezig zijn. Bovendien elzensingels zijn verder brede stekelvaren, blijkt er een verband te bestaan met het aan- Veengebied en kleigebied tal kruispunten van singels. Met andere zachte witbol en kamperfoelie. Op wat voch- Waar het elzengebied naar de laagten afhelt Noorderbreedte 85-132 verandert het landschap van karakter. Het nen dit patroon vertonen de afzonderlijke patroon van singels vervaagt om tenslotte onderdelen verschillende onderlinge re- geheel te verdwijnen; in plaats daarvan laties. Kwelwater in het klei- en veengebied strekt zich een landschap uit met een fijnver- bijvoorbeeld is afkomstig van het aangren- takt slotenpatroon, waarvan de openheid zende dekzahdgebied of van verder weg ge- slechts plaatselijk wordt doorbroken door legen delen van het Drents Plateau (fig 3). het elzenbroekbos, dat als resultaat van snel Behalve deze hydrologische relatie bestaan verlopende verlandingsprocessen in oude er ook diverse andere ekologische relaties, uitgeveende petgaten is ontstaan. Overi- zoals de relatie tussen elzensingels en het gens zijn lang niet alle petgaten geheel aangrenzende kultuurland (voor dieren zo- dichtgegroeid: alle verlandingsstadia tussen als loopkevers), de relatie tussen bossen en open water en opgaand bos worden hier het kultuurland in de omgeving (voor roof- aangetroffen. Om deze reden zijn de mees- vogels) en de relatie tussen de graslanden te petgaten rijk aan broedvogels. De zwarte Elzensingellandschap met opstrekkende aan weerszijden van het Leekstermeer stern, een soort die overal in ons land sterk percelen bij Grootegast (voor kol- en rietgans). in aantal afneemt, broedt op twee plaatsen in het gebied. Andere weinig algemene ten een begroeiing met kikkerbeet en krab- Knelpunten broedvogels van petgaten zijn waterral, bescheer. In sloten in het kleigebied komen Tijdens de laatste decennia zijn, zoals overi- roerdomp en bruine kiekendief. Bovendien vegetaties met zwanebloem, pijlkruid en gens overal in Nederland, de kwaliteiten van broeden er vele soorten zangvogels van riet- kleine egelskop algemeen voor. natuur en landschap in het ZWK afge- moerassen en van opgaand bos. Doordat de open graslanden in het veen- en nomen. Zoals hierboven blijkt zijn er on- De graslanden zijn door het intensiever ge- kleigebied behalve een hoge grondwater- danks deze afname zoveel waarden behou- worden agrarische gebruik minder soorten- stand ook een grote mate van rust kennen den gebleven dat het nog steeds een bijzon- rijk dan vroeger, ofschoon ze veelal nog vormen zij een aantrekkelijk broedgebied der gebied is. Dit houdt echter niet in dat de steeds een vochtig karakter bezitten. Uitge- voor weidevogels. In bijna alle graslanden toekomst van het Zuidelijk Westerkwartier sproken soortenrijke graslanden worden ei- broeden kievit, grutto, scholekster en — in zonder zorg tegemoet kan worden gezien. genlijk alleen nog maar in de onmiddellijke het veengebied in wat kleinere dichtheden In de landbouw hebben zich sinds de Twee- nabijheid van enkele petgatgebieden (onder —tureluur. Watersnip, kemphaan, zomer- de Wereldoorlog grote veranderingen voor- andere bij Bakkerom, bij de Lietseweg en taling en slobeend zijn in hun voorkomen gedaan. Het aantal bedrijven nam sterk af bij het Leekstermeer) aangetroffen. Van de beperkt tot de meest vochtige en afgelegen en de gemiddelde bedrijfsgrootte nam sterk overige graslanden in het laaggelegen veen- graslanden. Opmerkelijk is dat ook de zeld- toe, evenals het aantal koeien per bedrijf. en kleigebied is er nog slechts een gering zame kwartelkoning nog in het gebied tot Desondanks is in agrarisch opzicht beslist aantal waarvan de vegetatie herinnert aan broeden komt. Ongeveer 4200 ha open geen sprake van een ideale situatie: volgens het vroegere gebruik als hooiland. Daarbij grasland moet tot de "landelijk goede wei- het Struktuurschema voor de Landinrich- gaat het om soorten zoals veldzuring en devogelgebieden" worden gerekend, terwijl ting is het gemiddeld arbeidsinkomen naar reukgras in het veengebied en veldlathyrus daarvan ongeveer 1200 ha als "landelijk landelijke maatstaven slecht tot zeer slecht. en veldgerst in het kleigebied. De vroegere zeer goed weidevogelgebied" kan worden Dit geldt evenzeer voor de verkaveling en de graslandvegetaties zijn nu teruggedrongen bestempeld. Behalve als broedgebied zijn waterhuishouding. Dit alles heeft ertoe ge- tot de perceelsranden en slootkanten, die de open graslanden van grote betekenis leid dat er nu gedachten worden ontwikkeld niet of slechts weinig worden bemest. Deze voor pleisterende vogels. In het oog sprin- over toepassing van verschillende vormen lijnvormige elementen zijn soortenrijker gend is vooral de funktie van de graslanden van landinrichting in grote delen van het dan de graslanden, met soorten die ken- ten noorden van het Leekstermeer als voed- ZWK, op basis van de wensen die bij de be- merkend zijn voor dotterbloemgraslanden selgebied voor 10.000-15.000 riet- en kol- trokken landbouwers leven. Zo zijn er ruil- en schrale hooilanden. ganzen, die ten zuiden van dit meer over- verkavelingen in voorbereiding genomen in Behalve de slootkanten herbergen ook de nachten. Aangezien regelmatig meer dan de deelgebieden Westerhom en Lutjegast- sloten op vele plaatsen een afwisselende be- 1 % van de populatie van deze diersoorten Doezum. De verbetering van de agrarische groeiing. Grote boterbloem, waterviolier, in het gebied aanwezig is, zijn deze graslan- produktieomstandigheden kan nadelige ge- holpijp en lidsteng komen op veel plaatsen den volgens de normen van het Internatio- volgen voor natuur en landschap hebben. in sloten voor, waarbij de laatstgenoemde nal Waterfowl Research Bureau van inter- De hoger gelegen dekzandruggen ontlenen soort op de overgang van veen naar klei nationale betekenis als pleisterplaats voor hun grote betekenis vooral aan de aanwe- wordt gevonden. De aanwezigheid van deze deze vogels. zigheid van een uitgestrekt netwerk van vier soorten duidt op het optreden van kwel, houtsingels. Tot enkele tientallen jaren ge- maar geeft tevens aan dat de invloed van be- leden vormden de singels een onmisbare mesting en boezemwater ter plaatse gering Samenvattend kan worden gesteld, dat schakel in het boerenbedrijf. Door een per- is. Op enkele plaatsen in het veengebied, zo- door de komplexe opbouwvan het land- manente behoefte aan brand- en geriefhout als in Polder de Kale Weg, bevatten de slo- schap de ekologische kwaliteiten in een ge- varieerd patroon worden aangetroffen. Bin- was een regelmatig onderhoud van deze

Noorderbreedle 85-133 Fig.4 Oplossingen tenheid, de opstrekkende percelering en de De achteruitgang van de biologische en De landbouwkundige problemen en de wegdorpen. De natuurwaarden zijn vooral landschappelijke waarde van Elzensingels knelpunten voor natuur- en landschaps- gekoppeld aan de lijnvormige elementen, behoud kunnen voor een deel worden op- de elzensingels. Deze elementen zijn echter 100. gelost door een vorm van landinrichting te kwetsbaar en zijn sterk in waarde achteruit- km goed ontwikkelde kiezen, waarbij de agrarische produktieom- gegaan door bemesting en het ontbreken singel EUensingels standigheden worden verbeterd, en waarbij van onderhoud van de houtsingels. Ons tevens maatregelen worden genomen om voorstel is om de gebieden waar het hout- de betekenis van natuur en landschap singelpatroon nog het meest gaaf is als blijvend te handhaven. De aanpak die ons kerngebieden aan te wijzen. Het houtsingel- voor ogen staat (fig 5) is in het houtsingel- patroon zou hier behouden moeten blijven, gebied anders dan in het open weidegebied. het tussenliggende grasland zou wellicht In het elzensingelgebied zijn de landschap- plaatselijk minder intensief kunnen worden pelijke waarden vooral gelegen in de beslo- gebruikt (door beheersovereenkomsten af

afgetakelde Elzensingels

1981 elementen verzekerd. Toen de winning van het hout niet meer lonend was bleef het on- derhoud achterwege. De elzensingels wer- den daardoor verwaarloosd; bovendien droeg ook de intensiever geworden bedrijfs- voering (hogere mestgiften, toename aan- tallen koeien) op de voor een moderne landbouw te klein geworden percelen bij tot het degenereren van de singels. Uit fig 4 blijkt dat in de periode 1969-1981 de totale lengte aan singels is afgenomen. De totale lengte aan goed ontwikkelde singels {met boom- en struiklaag) nam sterk af, de lengte aan afgetakelde ("holle") singels nam toe. Grote delen van het open veen- en kleiland- schap liggen op grote afstand van de boer- derijen. Veel van deze gronden werden daarom vroeger extensief gebruikt, vooral als hooiland. Omdat in de tegenwoordige landbouw alle grond hard nodig is, wordt nu ook op deze gronden steeds intensiever ge- boerd. Hierboven is al naar voren gekomen dat deze ontwikkeling verarmend heeft ge- werkt op de aanwezige begroeiing. Enkele inventarisaties hebben daarnaast duidelijk gemaakt dat ook de weidevogelstand aan kwaliteit inboet. Vooral de soorten als wa- tersnip, kemphaan, slobeend, die veelei- Fig. 5 send zijn voor wat betreft de kwaliteit van i ~i Kerngebieden (kleinschalige hun broedgebied, zijn in vrijwel het hele ' > elzensingelgebieden, integraal te behouden) ZWK sterk achteruitgegaan. Deze achteruit- I 1 overige elzensingelgebieden, opnieuw in te richten gang vormt een belangrijk knelpunt voor na- tuur en landschap. |::::; :| waardevolle vochtige graslandgebieden

Noorderbreedle 85-134 elementen gekoppeld, maar aan vlakken. In dergelijke situaties moet aan scheiding van funkties worden gedacht: het verwerven van een zodanig grote oppervlakte weidevogel- reservaat (waarin natuurlijk ook andere waarden worden behouden en tot ontwikke- ling kunnen komen) dat de nu aanwezige populatie weidevogels in het ZWK geheel kan worden behouden. In de rest van het ge- bied moeten de boeren hun gang kunnen gaan. De reservaten moeten bij voorkeur zodanig worden gekozen dat de abiotische omstandigheden (hydrologie, bodem) zo optimaal en gevarieerd mogelijk zijn. Bij deze voorstellen moet wel worden opge- merkt dat landinrichting niet ten koste mag gaan van de herkenbaarheid van het ge- bied. Nieuwe boerderijen zouden bij voor- keur aan moeten sluiten bij bestaande be- bouwing terwijl nieuwbouw in open gebie- den vermeden moet worden. Ook de kul- tuurhistorische waarden van het landschap, zoals oude dijken, voormalige kloosterter- reinen en vroegere turfvaarten, moeten be- waard blijven, opdat de bewonings- en ont- ginningsgeschiedenis in het landschap vast- gelegd blijft. Kortom, we zien mogelijkheden voor zowel een verbetering van de landbouwkundige si- tuatie als voor een versterking van natuur en landschap in het Zuidelijk Westerkwartier. Laten we hopen dat het geen gemiste kan- sen zullen blijken. Literatuur 1 Bakker, J. J. en A. J. Haartsen, 1984. Tussen Bergum en de zee. Noorderbreedte, 8e jaargang, nummer 5. 2 Ligterink, G. H., 1968. Tussen Hunze en Lauwers. Kultuurhistorische schetsen uit het Groninger Wester- kwartier. 3 Waterbolk, H. T. en J. W. Boersma, 1976. Bewoning in vóór- en vroeghistorische tijd. In: Historie van Gronin- gen Stad en Land, onder redaktie van W. J. Fomnsma e.a. 4 Hoff, J. van 't, 1983. Botanie en omithologie in het Zuidelijk Westerkwartier. Provinciale Planologische Dienst, Groningen. 5 Nelemans, M, 1979. De biologische betekenis van Nieuw beplante singel staan met een grote mate van verweving tui- houtsingels in het Zuidelijk Westerkwartier, in het bij- sen landbouw enerzijds en natuur én land- zonder voor loopkevers (2 delen). Rijksuniversiteit Gro- te sluiten). In de meer afgetakelde delen van schap anderzijds. Door meer dan thans ge- ningen. het houtsingelgebied moet herstrukturering bruik te maken van houtkachels (bij Groo- 6 Natuurwetenschappelijke Commissie, 1984. Raam- advies betreffende het Zuidelijk Westerkwartier. Na- van het landschap plaatsvinden. Sommige tegast wordt hiermee al enige jaren tuurbeschermingsraad, Utrecht. singels zouden kunnen verdwijnen om ka- geëxperimenteerd) kunnen de houtsingels 7 Soortgelijke ideeën zijn verwoord in: Regt, A L. de, velvergroting of perceelsvergroting te be- weer een funktie krijgen in het landbouwbe- 1984. Lijnvormige landschapselementen — enkele toe- werkstelligen, andere worden verbreed tot drijf, hetgeen voor het behoud van het land- komstbeelden voor kleinschalige landschappen. Land- schap van grote betekenis is. schap, Ie jaargang nummer 3. ± 5 meter om enerzijds houtproduktie meer 8Altenburg, W. enP. Wildschut, 1983. Grondwaterkwa- rendabel te maken en anderzijds de natuur- In het open veen- en kleilandschap is een liteit en vegetatie in enkele Noordnederlandse beek- ontwikkeling betere kansen te geven (7). Op dergelijke verweving niet te realiseren. De dalen. Staatsbosbeheer/Rijksuniversiteit Groningen. deze wijze kan een efficiënt landschap ont- natuurwaarden zijn hier niet aan lijnvormige

Noorderbreedte 85-135