Archief Nationale Maatschappij Van Buurtspoorwegen (NMVB) Algemene Beschrijving Van Het Archief
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
ArchiefInventaris Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen MobiliteitsErfgoed Tram en Autobus vzw Lieze Neyts Archief Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen (NMVB) Algemene beschrijving van het archief Archief Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen INHOUDSOPGAVE ALGEMENE BESCHRIJVING VAN HET ARCHIEF ................................. 3 I. IDENTIFICATIE .............................................................................................................. 3 II. GESCHIEDENIS VAN ARCHIEFVORMER EN ARCHIEF ........................................ 3 A. Archiefvormer .............................................................................................................. 3 1. Naam ....................................................................................................................... 3 2. Geschiedenis ............................................................................................................ 3 3. Bevoegdheden en activiteiten .................................................................................. 7 4. Organisatie .............................................................................................................. 7 B. Archief ......................................................................................................................... 9 1. Geschiedenis ............................................................................................................ 9 2. Verwerving ............................................................................................................ 11 III. INHOUD EN STRUCTUUR .......................................................................................... 12 A. Inhoud ........................................................................................................................ 12 B. Selecties en vernietigingen ......................................................................................... 13 C. Toekomstige aangroei/aanvullingen .......................................................................... 14 D. Ordening ..................................................................................................................... 14 IV. RAADPLEGING EN GEBRUIK ................................................................................... 17 A. Voorwaarden voor de raadpleging ............................................................................. 17 B. Voorwaarden voor de reproductie .............................................................................. 18 C. Taal en schrift van de documenten ............................................................................ 18 D. Fysieke kenmerken .................................................................................................... 18 E. Toegangen .................................................................................................................. 18 F. Aanwijzingen voor het gebruik .................................................................................. 18 V. VERWANT MATERIAAL ............................................................................................ 20 A. Bestaan en bewaarplaats van kopieën ........................................................................ 20 B. Documenten met een verwante inhoud ...................................................................... 20 C. Bibliografie ................................................................................................................ 22 VI. BESCHRIJVINGSBEHEER .......................................................................................... 23 VII. BIJLAGEN ..................................................................................................................... 25 A. Directeurs-generaal NMVB ....................................................................................... 25 B. Voorzitters raad van beheer NMVB .......................................................................... 25 C. Evolutie groepen ........................................................................................................ 25 D. Lijst van toegekende Concessienummers van tramlijnen – situatie maart 1942 ....... 26 E. Classificatie buurtlijnen en autobusdiensten – versie 1951 ....................................... 30 1. Antwerpen .............................................................................................................. 30 2. Oost-Vlaanderen ................................................................................................... 31 3. West-Vlaanderen ................................................................................................... 31 4. Limburg ................................................................................................................. 32 5. Brabant .................................................................................................................. 33 F. Lijst van afkortingen .................................................................................................. 35 Archief Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen ALGEMENE BESCHRIJVING VAN HET ARCHIEF I. IDENTIFICATIE Referentie: BE/ VlaTAM/NMVB Naam: Archief van de Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen. Datering: 1884-1999 Beschrijvingsniveau: Archiefbestanddeel Omvang: 4125 nrs. (ca. 150 m) II. GESCHIEDENIS VAN ARCHIEFVORMER EN ARCHIEF A. ARCHIEFVORMER 1. NAAM Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen Acroniem: NMVB Parallelle naam: Société Nationale des Chemins de fer Vicinaux Acroniem: SNCV 1 2. GESCHIEDENIS Om aan de behoeften van de groeiende industrie en handel te voldoen werd in België gedurende de 19de eeuw een spoorwegnet uitgebouwd. De eerste reizigerstrein op het Europese vasteland reed zo voor het eerst op 5 mei 1835 tussen Brussel en Mechelen. Tegen het einde van de 19de eeuw bezat België zo het dichtste spoornet ter wereld. Vele gebieden werden echter door de spoorwegen niet bediend, vooral op het platteland bleef er een nood aan goedkope vervoersmiddelen. Dit gebrek aan eenvoudig transport buiten het stedelijk gebied lag mee aan de basis van de economische depressie die België vanaf 1873 trof. Voor de ‘grote spoorwegen’ was het economisch gezien niet rendabel om ook op het platteland spoorwegen aan te leggen. De aanleg van een tweede, aanvullend, spoornet kon hier een oplossing bieden. De buurtspoorwegen gebruikten een lichtere infrastructuur en werden aangelegd op of naast de bestaande wegen, waardoor de aanleg goedkoper was. Dit spoornet zou steden en dorpen met elkaar verbinden en zou ervoor zorgen dat gebieden die te ver van het ‘grote spoornet’ lagen ook op de staatsspoorwegen aangesloten werden. De aanleg van 1 De geschiedenis werd grotendeels gebaseerd op: BOGAERTS, Robert, red., Instappen a.u.b. Honderd jaar buurtspoorwegen in België. Antwerpen-Amsterdam, 1985 en Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen. Vijftigste verjaring 1884-1934. Brussel, 1934. 3 Archief Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen een dergelijk aanvullend spoornet was ook wat men voor ogen had met de wet op de tramwegen van 9 juli 1875. Hierbij werd voor de aanleg van de buurtspoorwegen gerekend op private investeringen. In de steden, waar door de hoge bevolkingsdichtheid het uitbaten van buurtspoorwegen rendabel was, zorgde deze wet voor de oprichting van verschillende stadstramlijnen. Daarentegen had het privé-kapitaal slechts weinig interesse om, minder rendabele, buurtlijnen in de landelijke gebieden op te richten en werden ze afgeschrikt door de grote invloed die de overheid wilde blijven uitoefenen onder andere op gebied van tarieven. Van staatswege was er ook maar weinig haast om vergunningen voor wel rendabele buurtspoorlijnen te voorzien. Aan het einde van de 19de eeuw was de staat immers nog volop bezig met de, kostelijke, overname van de (sterk versnipperde) staatsspoorwegen in privaat bezit. Het duurde daarnaast tot 3 januari 18922 voor een nieuwe wet ervoor zorgde dat ook de al bestaande trambedrijven hun al verkregen vergunningen konden regulariseren. De overheid koos er uiteindelijk voor het heft in eigen handen te nemen met de oprichting van de Nationale Maatschappij van Buurtspoorwegen (NMVB) – Société Nationale des Chemins de fer Vicinaux (SNCV). Op 28 mei 18843 kondigde koning Leopold II de wet tot de stichting van de NMVB/SNCV af, op 12 juni van datzelfde jaar werd de maatschappij opgericht onder het toezicht van de minister van Financiën. De maatschappij had als taak buurtspoorwegen aan te leggen en te exploiteren in het hele land. Voor elke nieuw op te richten lijn werd een kapitaal samengesteld nodig voor de aanleg en het materiaal voor de exploitatie. Binnen dit kapitaal hadden de belanghebbende gemeentes, de provincie en de staat hun deel. Aanvankelijk stond de staat in voor een kwart van het benodigde kapitaal, later voorzagen ze tot de helft van het bedrag. Ook de provincies voorzagen een kwart tot een derde van het kapitaal. De rest werd verdeeld tussen de verschillende belanghebbende gemeentes, afhankelijk van hun bevolking en de lengte van het traject op hun grondgebied. Vanaf 1885 konden ook particulieren aandelen onderschrijven. Omdat de gemeentes en provincies vaak niet in staat waren het volledige bedrag in één keer te voorzien werd een ingenieus financieringssysteem uitgedacht. De door de provincies en gemeentes ingeschreven bedragen werden verdeeld over negentig annuïteiten, jaarlijkse afbetalingen gedurende 90 jaar. In praktijk werden deze afbetalingen meestal gedekt door de jaarlijkse winst, bij erg