Onder Druk, Terrorismebestrijding NL
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Z843revisie2 12-12-2005 12:12 Pagina 1 Onder druk Z843revisie2 12-12-2005 12:12 Pagina 2 Jansen & Janssendossiers 2 Z843revisie2 12-12-2005 12:12 Pagina 3 Buro Jansen & Janssen Onder druk Terrorismebestrijding in Nederland PAPIEREN TIJGER Z843revisie2 12-12-2005 12:12 Pagina 4 Jansen & Janssen dossiers 2 De schrijvers van dit dossier waren: Rick van Amersfoort Jelle van Buuren Kees Kalkman Wil van der Schans Eerder verscheen: Misleidende methode, Jansen en Janssen dossier 1, ISBN 90 6728 162 X. Over de inlichtingendiensten en vluchtelingen Buro Jansen en Janssen is een onafhankelijke organisatie die kritisch onderzoek doet naar politie- en inlichtingendiensten en actiegroepen ondersteunt die te maken hebben met de bemoeienis van politie- en of inlichtingendiensten. Buro Jansen & Janssen, Postbus 10591, 1001 EN Amsterdam [email protected]; www.burojansen.nl Dit boek kwam mede tot stand dankzij een subsidie van: Stichting het Volle Leven XminY Solidariteitsfonds Stichting Overal Emmaus Haarzuilen Ruimschoots © 2006 Stichting Uitgeverij Papieren Tijger Postbus 2599 4800 CN Breda [email protected] www.papierentijger.org Alle rechten voorbehouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opge- slagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op andere wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of op enige andere manier, zonder voorafgaande toestemming van de uitgever. ISBN 90 6728 188 3; NUR 740 Z843revisie2 12-12-2005 12:12 Pagina 5 INHOUD 1 Intentiestrafrecht 7 2 De AIVD, hofleverancier van informatie 45 3 Stammentwisten 87 4 Het is een vreemdeling zeker 95 5 Afknijpen 119 6 Noodtoestand 135 7 Politiek en terrorismebestrijding 141 8 Gewapende strijd in de 21ste eeuw 167 9 Scenario van machteloosheid 211 10 Kritiek 225 Z843revisie2 12-12-2005 12:12 Pagina 6 Z843revisie2 12-12-2005 12:12 Pagina 7 1 INTENTIESTRAFRECHT Het was een voor Nederlandse begrippen vrij zeldzame vertoning: een aantal rechters verliet de ivoren toren van de rechtspraak en uitte hun zorgen over de daadkracht die het kabinet-Balkenende tentoonspreidt bij aanpassingen in het strafrecht om terrorisme te bestrijden. Geert Corstens, raadsheer bij de Hoge Raad – het hoogste rechtscollege van Nederland – noemde de voorgestelde maatrege- len ‘een heel gevaarlijk pakket’ omdat er ‘ingrijpend aan de structuur van het strafproces wordt gemorreld, waarbij het hele bouwwerk gaat wankelen’. Volgens hem zullen de maatregelen slechts marginaal bijdragen aan de oplossing van het probleem, terwijl ondertussen ‘de vrijheid van het individu behoorlijk wordt op- geofferd’. Maar kritiek en nuances zijn nauwelijks te uiten, stelt Corstens. ‘Er lijkt over dit onderwerp een soort geest te zijn neergedaald die de politiek enorm doet doordraven. Het opgeroepen beeld van een oorlog vind ik echt heel verkeerd. Ziet u een wezenlijk maatschappelijk debat over deze kwestie? In de politiek, journalistiek, of zelfs de wetenschap? Het lijkt wel of alle neuzen dezelfde kant op móéten wijzen.’ Corstens vreest dat door deze sfeer ook de politieke druk op de rechterlijke macht toeneemt. Want wat gebeurt er als er een terrorismezaak is waar veel over te doen is in de maatschappij, en een rechter laat de verdachten vrij omdat hij het aange- dragen bewijs te mager vindt? ‘Dan gaan er waarschijnlijk een paar journalisten gillen. En vallen sommige politici over die rechter heen. Er zal worden geroepen dat hij niet met beide benen in de maatschappij staat en dat hij terroristen laat lopen. Nu al zie je de tendens van politici die weinig respect opbrengen voor rechterlijke beslissingen zoals ik die net schetste. Als die de politieke meerderheid krijgen, dan dreigt de rechter te worden gemarginaliseerd.’ Dezelfde zorg wordt gedeeld door Frans Bauduin, vice-president van de Amster- damse rechtbank. Hij vreest dat de politiek rechters zal verwijten dat ze de ernst van de situatie niet inzien. ‘Ik moet wel mijn werk kunnen blijven doen. Dat komt er toch op neer dat ik in mijn afweging argumenten moet kunnen controleren van alle partijen: de verdachte, het Openbaar Ministerie en eventueel de Algeme- ne Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD). In de huidige voorstellen raakt die balans verstoord.’ De reactie van de politiek op deze kritiek was kort: er is niets mis met de voorge- stelde wetgeving – en waar bemoeien die rechters zich eigenlijk mee? Daarmee lij- 7 Z843revisie2 12-12-2005 12:12 Pagina 8 ken de rechters eigenlijk al direct gelijk te krijgen in hun stelling: het is nauwelijks mogelijk kritiek te leveren op de antiterreurwetgeving van het kabinet-Balkenen- de. Buitengewone tijden vragen immers om buitengewone maatregelen. Dat lijkt de geest te zijn die door het Binnenhof waart. Helemaal onbegrijpelijk is dat niet. Met de aanslag in Madrid kwam de terreur- dreiging fysiek al dicht bij huis; de moord op Theo van Gogh bracht terreur uit radicaal-islamitische hoek letterlijk op de Nederlandse stoep. Nederland moet zijn naïviteit afleggen, heet het in opiniekringen. Nederland, met zijn slappe wet- geving, invoelende rechters en bureaucratische politie- en justitieapparaat, dreigt het afvoerputje van Europa te worden. Dat valt inmiddels niet alleen aan de bor- reltafel te horen, maar blijkt ook als overtuiging te hebben postgevat in politiek Den Haag. Het is dan ook niet verbazingwekkend dat het kabinet inmiddels een indrukwekkende serie wetten heeft geproduceerd. Aanscherping van wetgeving geeft nu eenmaal snel de indruk van doortastend optredende bestuurders, en dat is waar het volk om vraagt. Toch is het in stelling brengen van het strafrecht tegen terrorisme een hachelijke zaak. Strafrecht is in eerste instantie bedoeld om in te zetten nádat er een straf- baar feit is gepleegd. Aan dat uitgangspunt is de afgelopen tien jaren al veelvuldig gemorreld. Politie en justitie mogen bijvoorbeeld verkennende onderzoeken doen naar dadergroeperingen nog voordat strafbare feiten zijn gepleegd, de zo- genaamde proactieve opsporing. Het strafrecht wordt nu echter als het ware nóg meer naar voren geschoven. Strafrechtelijk optreden moet ook al kunnen plaatsvinden voordat een terroristi- sche daad plaatsvindt. Ook dat is begrijpelijk: liever de verdachten aanhouden vóórdat een trein wordt opgeblazen, dan na de aanslag de jacht op de daders te openen. Maar daar doemen tegelijkertijd de problemen op: hoe weet justitie wat potentiële verdachten van plan zijn en hoe kunnen ze daarvoor het wettig en overtuigend bewijs aandragen dat nodig is voor een veroordeling? Hoe weet jus- titie überhaupt wie ‘potentiële verdachten’ zijn? Justitie probeert dat probleem op te lossen door het mogelijk te maken sneller opsporingsbevoegdheden in te zetten, en door delictsomschrijvingen te creëren die nogal vaag en ruim geformuleerd zijn, zoals we verderop nog zullen zien. En dat is precies waar bovenaangehaalde rechters en anderen zich grote zorgen over maken. De cultuur van het inlichtingenwerk begint door te sijpelen naar het straf- recht. 8 Z843revisie2 12-12-2005 12:12 Pagina 9 WET TERRORISTISCHE MISDRIJVEN Een eerste, belangrijk voorstel is de inmiddels in werking getreden Wet Terroris- tische Misdrijven. Deze wet is de Nederlandse vertaling van een Europees kader- besluit, waarin terrorisme wordt gedefinieerd en strafbaar gesteld. Op die manier moeten in alle Europese lidstaten dezelfde definities en strafmaten voor terroris- me gaan gelden. Op dit kaderbesluit kwam van diverse zijden al veel kritiek. Het kaderbesluit is in feite overbodig, omdat in alle Europese lidstaten terrorisme al strafbaar is, organisaties met criminele doelen reeds aangepakt kunnen worden en voorbereidingshandelingen al strafbaar zijn. Kortom: ook met het ‘gewone’ straf- recht valt terrorisme aan te pakken, en het is niet nodig om daar aparte wetgeving voor in het leven te roepen. ‘Weinig zaken die je onder “terrorisme” kunt scharen zijn in de lidstaten niet strafbaar’, constateerde bijvoorbeeld Gert Vermeulen, verbonden aan de Univer- siteit van Gent, in de Staatscourant. Harmen van der Wilt van de Universiteit van Amsterdam wees in hetzelfde artikel op het grote aantal verdragen dat in Euro- pa en wereldwijd al bestaat om terrorisme te bestrijden. ‘Er dreigt een wildgroei aan maatregelen. Steeds weer nieuwe initiatieven leiden alleen maar tot verbrok- keling en onduidelijkheid.’ Bovendien wezen critici erop dat de door de Europese Commissie voorgestelde definitie aan de ruime kant is. Terrorisme is volgens de Europese Commissie: ‘daden met het oogmerk landen, hun instellingen of bevolking te intimideren en de politieke, economische en sociale structuren van een land op ernstige wijze te veranderen of te vernietigen’. Deze definitie laat ruimte om ook vakbondsmani- festaties of demonstraties waarbij stenen door de lucht vliegen onder de noemer van ‘terrorisme’ te brengen. Een vrees die niet geheel ongegrond bleek toen niet veel later Spanje een voorstel deed om de informatie-uitwisseling over terrorisme te verbeteren, en daarbij ook de antiglobaliseringsbeweging in het vizier had. Spanje beriep zich daarbij nadrukkelijk op de definitie uit het kaderbesluit. Tijdens een hoorzitting in de Tweede Kamer wees strafrechtadvocate Britta Böh- ler ook op dit gevaar. ‘Van terrorisme bestaat geen eenduidige, gangbare defini- tie. Dat komt omdat “terrorisme” van origine een politiek begrip is. Het is een politieke keuze welke acties wij als terrorisme kwalificeren en welke acties wij kwalificeren als acties, vrijheidsstrijd of andere vormen van politieke uiting. De definitie is zo ruim