Raster. Nieuwe Reeks. Jaargang 1988 (Nrs. 41-44)
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1988 (nrs. 41-44) bron Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1988 (nrs. 41-44). De Bezige Bij, Amsterdam 1988 Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_ras001198801_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. 1 [Nummer 41] Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1988 (nrs. 41-44) 7 Bij Raster 41 Dit nummer van Raster, het eerste van een nieuwe jaargang, is gewijd aan ‘denkbeeldige reizen’: aan verplaatsingen, over langere afstand, in de geest. De verslagen, of misschien beter vertellingen, van dergelijke imaginaire reizen kan men ruwweg in tweeën verdelen: die van de pseudo-realistische en die van de fantastische reis. Een saillant voorbeeld van de eerste categorie is Kafka's Amerika, een roman over een land waar de schrijver nooit een voet heeft gezet; een voorbeeld van de tweede Gulliver's Travels van Swift. De aantrekkelijkheid van de reis als literaire vorm ligt voor de hand: ze brengt een veelheid van anekdotes en beschrijvingen in een schijnbaar logisch verband. Satirici en utopisten biedt ze de mogelijkheid op ongedwongen wijze zoveel mogelijk raakpunten en tegenstellingen te laten zien tussen een imaginaire wereld en de bestaande. De bloei van de imaginaire reis aan het eind van de zeventiende en het begin van de achttiende eeuw en aan het eind van de vorige en het begin van deze eeuw valt samen met een hausse in de reële ontdekkingsreizen. Het lijkt alsof de exploraties in de Poolgebieden en de binnenlanden van Afrika en Azië worden begeleid door schaduwexpedities vanachter de schrijftafel; een soort van kritisch contrapunt. Met het verdwijnen van de witte plekken op de wereldkaart en de gedaanteverandering van reiziger in toerist bleven er steeds minder gebieden over waar de moralist of utopist de vlag der verbeelding kon planten, en hij week uit naar de toekomst. De nieuwe Gulliver reist in de tijd en interstellair: men zie het opstel van Dautzenberg. De meeste bijdragen in dit nummer cirkelen rond gedroomde of gedachte reizen. Ze tonen hopelijk aan dat, hoe wáár de wijsheid ‘Wie verre reizen doet, kan veel verhalen’ ook is, de thuisblijvers minstens zoveel te vertellen hebben. De redactie Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1988 (nrs. 41-44) 8 Gert Mattenklott Denkbeeldige reizen - reisverbeelding Vertaling: J.F. Vogelaar ‘Luister eens goed. Niet naar mijn woorden, maar naar het tumult dat in je lichaam opstijgt wanneer je naar jezelf luistert. René Daumal: Poésie noire, poésie blanche Op weg naar katechisatie en naar de kerk moest ik als kind twee keer in de week een tamelijk steile heuvel over, en meestal was ik buiten adem als ik boven kwam; tot ik leerde de werkelijkheid met mijn fantasiebeelden te slim af te zijn. Voor mijn geestesoog laste ik namelijk een film in waarin ik lichtvoetig door een brede vlakte moest lopen. Om dit verzinsel houvast te geven, hoefde ik alleen maar mijn blik - in plaats van over de steil oplopende weg - zijwaarts langs de horizontaal lopende betonnen sokkels van een draadafrastering te laten glijden. Elke twintig meter hoefden mijn ogen alleen maar de sprong omhoog te volgen in hetzelfde ritme als de sokkel van de afrastering, om nadat de stijging ongedaan was gemaakt weer ongestoord horizontaal door te kunnen lopen. In mijn innerlijke film was dit sprongetje niet meer dan een kleine vertraging van het beeld en een minimale verstoring van mijn illusie, te gering om die serieus te bedreigen, net voldoende om nog van het onschuldige zelfbedrog te kunnen genieten. - Hoe vaak zien we ons niet genoodzaakt in ons binnenste op reis te gaan, om het werkelijke bestaan aan te kunnen, zoals mijn zware lichaam een nieuwe impuls kreeg door de beelden die ik in mijn binnenste toeliet. Daarom had later Huysmans' Des Esseintes voor mij ook niet veel woorden nodig om uit te leggen waarom hij op weg naar de trein naar Londen op het idee kon komen dat hij het beste van Engeland eigenlijk al achter de rug had. De tocht per koets door mist en regen, het bezoek aan een Engels restaurant in de buurt van het station en het bladeren in de Baedeker had hij tot een complete reisfantasie samengevoegd, Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1988 (nrs. 41-44) 9 zo rijkelijk aangekleed dat daarmee vergeleken elke werkelijkheid wel moest verbleken. Nam zijn koffers, maakte rechtsomkeert en reed rustig naar huis. - Of Pierre in Tolstoi's Oorlog en vrede, wiens reisfantasie na zijn toelating tot de Petersburgse vrijmetselaarsloge - in plaats van esthetische werelden zoals bij Des Esseintes - nieuwe morele werelden in het verschiet ziet: ‘De zitting was afgelopen, en toen Pierre weer thuis was, kwam het hem voor alsof hij zojuist van een reis was teruggekeerd die hem zowat tien jaar had gekost, in welke tijd hij volledig veranderd was en zijn vroegere leefwijze en vroegere gewoonten ontwend was.’1 Niet altijd zal men zoals Des Esseintes met de denkbeeldige reis in plaats van een echte reis genoegen willen nemen, en ook Pierre moet weldra pijnlijk ervaren hoe slecht zijn verbeelding met de werkelijkheid te verenigen is. Maar is dit vermogen om zich het Elders en Eéns voor te stellen niet een voorwaarde voor iedere reis - in letterlijke en figuurlijke zin? Het is het vermogen om het gewone leven te onderbreken. De imaginaire reis is niet alleen maar een surrogaat voor de echte reis of het enige dat overblijft wanneer iemand uit noodzaak of overtuiging daarvan afziet. Ze is eerder een belangrijke - zoal niet noodzakelijke - aanvulling. Het echte reizen is een slijtageslag: we verslijten de plaatsen doordat we hun onbekende verlokking tenietdoen (met elke stad waar we aankomen zijn we een doel armer), en een slijtage van onze afgematte krachten. Al reizend verslijten we de objekten van onze wensen, verbruiken we onze levenskrachten. En inderdaad, er is alleen maar dit ene reservoir waaruit de reisenergie nieuwe kracht kan putten; het is precies deze innerlijke ruimte van onze verbeeldingskracht, waarin we stil naar binnengaan wanneer we hijgend de bergen overgaan of ons in de giftige lucht van de grote steden uitputten. In een bespiegeling over ‘de innerlijke onmetelijkheid’ geeft Bachelard in zijn ‘Poetica van de ruimte’ een verslag weer van de enthousiaste duiker Philippe Diolé over zijn reiservaringen in een woestijn (‘le plus beau désert du monde’): ‘In mijn verbeelding liet ik de ruimte om mij heen waar ik midden doorheen liep overstromen. Ik leefde in een verzonnen overstroming. Ik bewoog mij midden in een vloeibare, glinsterende, draagkrachtige, dichte massa, die gevormd werd door zeewater, de herinnering aan het zeewater. Deze kunstgreep was voldoen- Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1988 (nrs. 41-44) 10 de om een afstotelijke droge wereld voor mij een menselijk aanzien te geven, ze verzoende mij met het rotsgesteente, de stilte, de eenzaamheid, het gesmolten zonnegoud dat uit de hemel neerdaalde. Zelfs mijn vermoeidheid werd er voor mijn gevoel minder door. Mijn lichaamsgewicht liet zich dromend door dit imaginaire water dragen.2 Bachelard interpreteert deze fantasiebeelden als een ‘psychologische techniek’ - tegelijk is het een esthetische -, waarmee we de gevangenis van het hic et nunc openbreken, en hij staat erop deze beelden niet als louter illusies af te doen. En inderdaad: zouden het Elders en het Eéns alleen al omdat ze nu eenmaal niet hier en niet nu zijn, illusies genoemd moeten worden? Op allerlei manieren worden voor ons de ruimten van het innerlijk ook door andere mensen ontsloten en ingericht, en ook dan bestaan ze echt voor ons, ofschoon ze in zekere zin fictief zijn. Dank zij psychoanalytische onderzoekingen weten we hoezeer onze ruimtelijke waarneming zelfs in kleine alledaagse aangelegenheden door de wensen en angsten van het onbewuste bepaald is. Wanneer men afwezig zijn gedachten laat afdwalen is dat een slechts af en toe opvallend voorbeeld van de algemene relativiteit van zowel ruimte- als tijdwaarneming, een psychosociale relativiteit in tegenstelling tot de esthetisch-fenomenologische, zoals ze bijvoorbeeld in de onderzoekingen van Erwin Strauss behandeld wordt. - Zo heeft men in gevallen van hysterie drastische veranderingen in de ruimtelijke afmetingen in de belevingswereld van de patiënten kunnen vaststellen. Van bijzonder belang zijn dergelijke modificaties ook bij angstneurosen: ‘Bij typisch angstneurotische patiënten is de ruimte tussen het liefdesobjekt en de persoon zelf de enige reële ruimte. Wanneer het liefdesobjekt ver weg of uit beeld is, wordt de ruimte onmetelijk groot.’3 Tussen de ruimten die in het innerlijk van de mens zichtbaar worden en die welke men om zich heen waarneemt, bestaat een rechtstreeks verband. De primaire ruimtebeleving heeft betrekking op de lichaamsopeningen, passages waardoor inwendige en uitwendige ruimten met elkaar in verbinding treden: ‘Bij fobieën die met het lopen samenhangen’, schrijft Schilder, ‘dromen de patiënten soms dat hun voeten de grond niet raken. Dat symboliseert de verwijdering tussen hun genitaliën en de moeder.’4 De fantasieën van innerlijke reizen, waarvan de analytici melding maken, Raster. Nieuwe reeks. Jaargang 1988 (nrs. 41-44) 11 treden steeds onwillekeurig op. Het zijn reflexen van het beruchte Es die zich niet zomaar laten sturen. Ze komen hier alleen maar bij wijze van toelichting en gelijkenis ter sprake, want de reisverbeeldingen waar het in dit opstel om gaat, zou men met het oog op de escapades van het Es het beste als simulatie van psychische reflexen kunnen bestempelen. Ze ontstaan in die ruimten van de voorstelling die wanordelijk zijn gestoffeerd met flarden herinnering uit vroegere religiositeit, recent verworven privé-mythologie en kunst. Er zijn experts voor nodig om hier een nauwkeurige scheiding aan te brengen, misschien ook alleen maar schoolmeesters. Waarom mensen reizen en waarheen, wordt hier beslist, niet achter het bureau van planning en rechtvaardiging. Want hier is het geheime strategische centrum waar de verbeeldingskracht van de reiziger wordt opgetuigd die in feite heel wat meer over welslagen of mislukken beslist dan alle uiterlijke omstandigheden tezamen.