SIBBEKUNDE \Wr___ Ti T▼ J 1 *^( \\\^^___W K^I
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
jl "-OSSE NUMMERS 50 CENT MAANDBLAD VAN HET NEDERLANDSCH VERBOND VOOR SIBBEKUNDE \wr___ Ti t▼ j 1 *^( \\\^^___W K^i il JAARGANG ■ NUMMER 7 " JULI 1944 ■ UITGEVERIJ „LIEBAERT" ■ AMSTER"OAM-Z Sibbe Maandblad van het Nederlandsen Verbond voor Sibbekunde Hoofdredacteur: Jurriaan van Tuil. WiHemstraat 47. '.s;Gravenhagc, Telefoon 117H69. Secretaris der Redactie: C F. A. van Hooff, (:<)pcrnicuslaan 225. 'ssGravenhagc. aan wicn alle stukken betreffende de redactie moeten worden toegezence-p-. Administratie: Uitgeverij „Liehaert", Stadhouderskade 40, AmstcrdamsZ. Giro No. 41(12.11. Abonnementsprijs: 5.— per jaar. — Losse nummers 50 cent. Overname van stukken zonder toestemming verboden. Verschijnt den 15cn’ van iedere maand. Het is tot onze spijt niet altijd mogelijk den verschijndatum per den 15dcn van elke maand voor ons blad in de huidige omstandigheden aan te houden. Wij doen ons best „Sibbe op tijd te doen uitkomen, doch moeten een beroep op de abonne's doen. cenig geduld te oefenen, wanneer het blad later verschijnt. 4e Jaargang No. 7 Juli 1944 INHOUD: TITELPLAAT (ïeekening van A. Cornelis.se) 233 WAT IS ONS VOLK. door J. C. Naehenius 234 LEERREDE VAN THEOGENES UIT MEGARA 'LOT ZIJN VRIEND KURNOS : 2(1 236 WAAROM ERFGEZONDHEIDSZORG? door Dr. J. E. van Renesse 237 GEZONDE HUWELIJKEN, door J. Holm—Speelman 240 BETEEKENIS DER GENEALOGIE, door E. Bjascamp 24* DE BIOLOGISCHE WAARDE VAN HET BOERENDOM, door K. \V. Boekholt 244 GEERT REINDERS 1737—1815. door A. R. Kleyn 249 DE BOER, ZIJN GROND EN HET KADASTER, door Mr. .1. Best 25s EEN OLDERLINCK EN ZIJN MERK, door I. .1. Kitscma 2(,() WAAR WERD OPRECHTER TROUW 263 BÜELO LUIT.IEN TIJDENS, door F. K. Hierna Gzn 264 lETS UIT HET GRIJS VERLEDEN VAN APWNGÈDAM, door J. 11. Sentene' 277 ROTTUMEROOG EN ZIJN BEWONERS, door G. W. Nanninga 2x2 SIBBE, ERF, BEKLEMMINGEN EN STADSMÈIJERRe'cHTEN, door .1. D. Bruining 255 EENIGE UITERLIJKE KENMERKEN VAN HET NEDERLANDSCHE VOLK, door A. R. Kleyn 302 CURSUS SIBBEKUNDE, door C. E. A. van Hooff 303 VRAGEN : 303 REEDS VROEG BEDORVEN? door G. W. Nanninga 304 EEN NIEUW TIJDSCHRIFT, door C. F. A. van Hooff 304 81-A'OLKINGSREGISTERS VAN GEËVACUEERDE GEMEENTEN, door C. F. A. v. Hooff .... 3(14 De afbeelding op den omslag: Geert Reinders. Het artikel „Gezonde huwelijken" werd ontleend aan Volk en Bodem, Februari 1942, No. 12. Het artikel De biologische waarde van het boerendom werd overgenomen uit Volksche Wacht. 6c Jaargang, 1941, No. 1. Het Nedertandsche Verbond voor Sibbekunde (secretariaat: Willcmstr. 47, Den Haag, telefoon 117569, postrekening 406902) is de organisatie van allen, die belangstelling hebben op sibhekundig gebied. Boven; dien overkoepelt het alle in Nederland op dit gebied werkzame verecnigingen. Bij het Verbond zijn aangesloten: Nederlandsen Genootschap voor Geslacht; en Wapenkunde, Blcycnburg 5, Den Haag, en de verschil; lende familievcrccnigingen. UITGEVERIJ LIEBAERT — STADHOUDERSKADE 40 — AMSTERDAMS. Van Lauwerszee tot Dollard tou Van Drenthe tot oan 't wad öoar gruit, doar bluit am wonderlaand Rondom am wondre stad, Am Pronkjewail in golden raand Is Grönnen, Stad en Ommelaand Geert Teis jf^": ~~A^" Groningen Wat is ons volk? leder, die wel eens gepoogd heeft een beschrijving te geven van het Nederlandsche volk, zal weten hoe moeilijk dat is. Ik bedoel nu niet een lang uitgesponnen beschrijving —■ ook dat is niet eenvoudig! — maar een kort samenvattende. Fr is immers toch wel eenig verschil tusschen een Groninger en een Fries, maar er is nog meer verschil tusschen hen en een Zuid-Limburger. En is een Geldersch- man niet anders dan een Hollander, ec,n Stichtenaar anders dan een Zeeuw? Wat is het gemeenschappelijke, het bindende, datgene waardoor allen tezamen zich onderscheiden van anderen? Op het eerste gezicht zult u wellicht denken, dat ik die vraag wel wat onnoodig ingewikkeld maak. Wat hen vereenigd zult u zeggen, is taal en Nederlanderschap, nationaliteit enz. Ja — maar dat „enz,", dat zou ik wel eens meer nauwkeurig aangegeven willen zien en daar beginnen dan de moeilijkheden. Eigenlijk beginnen ze daar niet eerst. Maar ook al bij die andere zaken, die zoo vanzelfsprekend lijken. Laten wij beginnen met de taal, onze moedertaal. Wat spreekt u? „Algemeen beschaafd", zooals men dat noemt en zooals u het op school hebt geleerd en zooals ik het tracht te schrijven? Of sprak uw moeder wellicht anders? Geldersch, Groningsch, Limburgsch of misschien zelfs Friesch? Dialecten, tongvallen, streektalen zult u zeggen, al naarmate u meer van vreemde woorden of Nederlandsche houdt. Zeker, maar nu daargelaten dat het Friesch een andere taal is, zijn die streektalen voor een overgroot deel der Nederlanders de moedertaal en niet het op school geleerde „algemeen beschaafd". Of denkt u soms, dat dit algemeen beschaafd een veredeling van die streektalen is? Ook dat is niet zoo, het is eigenlijk uit één bepaalde streektaal ontstaan, n.l. die van den Hollandsch-Frankischen stam en wanneer wij nu steeds weer de opmerking maken, dat duizenden Nederlanders hun moedertaal niet kennen, dan maken wij een verkeerde opmerking: hun moedertalen kennen zij wel, maar niet die aangeleerde taal, het algemeen beschaafd. Wat is dat wonderlijke instrument, waarmee de menschen hun gedachten en gevoelens kunnen kenbaar maken, de taal, anders dan het levende gesproken woord, de levende taal van het volk? Dat is het in de allereerste plaats en in de tweede plaats komt eerst de kunstmatige .schoolmeestertaai, waar wij wel erg prat op gaan, wanneer wij die „correct" spellen, spreken en schrijven, maar die toch alle leven uit dat andere put. Wij moéten de taal leeren zien als een levende, steeds groeiende en veranderende uiting van menschen, die samenleven en verwant zijn, die een „streek" bewonen, die eenzelfden aard hebben, die zoo spreken, omdat hun spraakorganen zoo en niet anders gebouwd zijn. Dat is allemaal iets anders dan gewoonte en aan- geleerd zijn: uitspraak en taal hangen ten nauwste samen met onzen aard, onzen erfelijken aard. Nu keeren wij weer terug tot de eerst vraag, n.l. wat is het gemeenschappelijke bij de Nederlanders, en wanneer wij dan antwoorden: de taal, dan zijn wij er toch een beetje naast. Zeker, zij leerden allen op school dat algemeen beschaafd, maar hun moedertalen loopen wel wat uiteen, al kunnen ze elkaar — zij het soms met moeite — toch wel verstaan. En die moedertaal in den rechten zin des woords, dat is toch het meest eigene voor ieder. Maar juist die levende taal 234 houdt niet bij onze grenspalen op, in Limburg niet en in Brabant niet en ook niet in den Achterhoek of in Groningen! Dan zeiden wij: wat hen vereenigt is Nederlanderschap, nationaliteit. Zeker is dat juist, maar ook dat is iets, dat met den aard der menschen niet veel te maken heeft. Of denkt u soms. dat een Brabander van over de grens, die misschien geleerd heeft, dat het Fransch de eenigc beschaafde taal is, zoo heel anders is dan die Brabander, die op school het Nederlandsch algemeen beschaafd zich moest inprenten en aanleeren? ■ Welnu dan, die taal en die nationaliteit, zij behooren wel tot de dingen, die alle Nederlanders gemeen hebben, maar zij zeggen nog weinig omtrent hun aard en wezen. Wat wel iets over aard en wezen zegt, dat is die moedertaal, dat zijn ook dikwijls gebruiken, landelijke bouwwijze en zoo meer, allemaal dingen die ver over onze grenzen heen menschen verbinden, die door die grenzen schijnbaar gescheiden worden. Schijnbaar? Ook dat is niet juist, zij worden er zeer merkbaar door gescheiden. Stel u voor een jongenman, die in Hamburg opgroeide, een andere die in Rotterdam groot werd en nog een die in Antwerpen zijn jeugdindrukken kreeg. Hoe ver-/ schillend! De eerste leerde het Duitsch als algemeen beschaafd, de tweede het Nederlandsch. Hun moedertalen verschilden minder dan die beschaafde talen! De eerste werd opgevoed door Hitlerjeugd, Arbeidsdienst, Wehrmacht, de tweede door geheel anders gerichte organisaties. De eerste leerde een vaderlandsche geschiedenis met geheel andere namen en gebeurtenissen dan de tweede en de derde weer anders dan de tweede. Hun kranten en hun radio hebben hen zeer verschillend beïnvloed en bewerkt en zoo werd de een Duitscher en de ander een Nederlander, terwijl de derde misschien Flamingant werd. Ook hier zien wij uit, dat dat wat de Nederlanders gemeen hebben, in de eerste plaats tot de aangeleerde en bijgebrachte dingen behoort. Met andere woorden, het is meer een kwestie van gemeenschappelijke opvoeding en eender onderricht dan van aard. En nu beïnvloedt die opvoeding zeker zeer sterk, maar wij weten allen wel, dat de aangeboren aard er niet door verandert. Daarom wordt de beantwoording van de vraag zoo moeilijk, wanneer wij tot het wezen willen doordringen. Toen de boeren zich in Zuid-Afrika land veroverden en een volk werden, waren ze samengesteld uit Nederlanders met bijmenging van Duitschers en Franschen. Tegenover de Kaffervolken waren zij scherp afgebakend. Waardoor? Door taal en nationaliteit? Niemand die dat als eerste zou noemen, want zij waren gescheiden door iets dat veel dieper gaat, door hun „kleur", beter gezegd, heel hun aard en wezen, door hun ras. Zij,noemden die Kaffers, schepsels, maar geen menschen en die scheiding bleef, ook al leerden de Hottentotten op den duur een soort Nederlandsch spreken. Vragen wij echter, wat het verschil tusschen Nederlanders en Duitschers is, dan komen wij dadelijk met die taal en die nationaliteit aan, want hier is het ras- verschil afwezig. De lezers van Sibbe weten, hoeveel Duitsch bloed er in Nederland is en omgekeerd. Toch zijn er verschillen, maar het zijn geen verschillen, die precies bij de grens beginnen, behalve dan die dingen, die wij aangeleerd en bijgebracht noemden. De verschillen in aard en wezen zijn dezelfde, die zich ook in de streektalen uiten, het zijn die kleine verschillen, die door geringe wijzi- gingen in de rassamenstelling ontstaan, waardoor hier een zwaarder en breeder type de overhand heeft, elders een donkerder, en weer elders een slanker blonder 235 type.