De Surinaamse Literatuur 1970-1985

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

De Surinaamse Literatuur 1970-1985 De Surinaamse literatuur 1970-1985 Michiel van Kempen bron Michiel van Kempen, De Surinaamse literatuur 1970-1985. De Volksboekwinkel, Paramaribo 1987 (bijgew. druk) Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/kemp009suri07_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. 7 Inleiding Dit boek is geen geschiedenis van de Surinaamse literatuur 1970-1985. Een dergelijke geschiedenis zou aan andere eisen beantwoorden dan dit boek doet, afgezien nog van de vraag of één persoon ooit in staat zou zijn een Surinaamse literatuurhistorie te schrijven. Deze studie bevat geen analyses van individuele werken of oeuvres en geeft ook geen biografische informatie over individuele auteurs. Wat dit boek wil zijn, is een materiaalverzameling waarmee zij die de weg zoeken in de Surinaamse letteren hun voordeel kunnen doen. Het boek is geen literatuurgeschiedenis, maar een documentatie die wèl dienstbaar wil zijn aan hen die zich ooit aan de taak zullen zetten zo'n letterkundige geschiedenis te schrijven. Deze documentatie valt uiteen in twee delen: het eerste deel behandelt een aantal voor de literatuurgeschiedenis preliminaire zaken (het begrip Surinaamse literatuur, het literatuurbedrijf) en beschrijft tendensen in de Surinaamse literatuur 1970-1985; het tweede deel geeft twee bibliografieën: één van secundaire literatuur over de Surinaamse letteren, gerangschikt per auteur en één van alle als afzonderlijke uitgave verschenen publikaties aangaande de Surinaamse literatuur 1970-1985. Aan een bibliografie van alle publikaties (dus ook: alle verspreide publikaties zoals tijdschrift- en kranteartikelen, bijdragen in bloemlezingen) hebben we ons niet gewaagd; zij zou een onderzoek van ettelijke jaren vergen, verricht door een full-time team.1.) Het beschrijven van tendensen in de Surinaamse literatuur stelde ons voor een aantal methodologische problemen. Allereerst: als we uitgaan van wat Surinaamse auteurs gemeenschappelijk hebben, doen we dan recht aan het (groeps)karakter van alle literaire uitingen? Is er m.a.w. sprake van een Surinaamse literatuur of een verzameling Surinaamse literaturen? Vervolgens is er het probleem van het corpus van materiaal waarop wij ons dienen te baseren. Dat impliceert dus de vraag: wat is Surinaamse literatuur? Niet moeilijk was de vraag hoe verantwoording af te leggen over onze periodisering (1970-1985); wel: hoe te laten uitkomen dat er ook altijd continuïteit bestaan heeft? Tenslotte ligt er de vraag of onze wijze van benaderen, onze analysemodellen recht doen aan de eigen aard van het Surinaamse literaire werk; in het verlengde daarvan ligt de kwestie van de herijking van het literaire waarde-oordeel. In kringen van historici en sociologen gold jarenlang het beeld dat Rudolf van Lier in 1949 van Suriname schetste als een plurale samenleving2.) voor 1.) In een enkel geval, voorzover ons bekend, is een bibliografie van de verspreide publikaties van een auteur in voorbereiding: mevr. Wonny Raveles-Resida bereidt er een voor van wijlen haar man, R. Dobru. 2.) Van Lier omschrijft de plurale samenleving als volgt: ‘In de plurale maatschappij ontbreekt de eenheid van ras en taal en bestaat typologisch verschil tussen godsdiensten; de groepen leven ook in verschillende economische sferen. De verschillen ontstaan niet door variaties binnen één cultuur, maar door de herkomst van de groepen uit volkeren met verschillende culturen. De sociale lagen vallen vaak voor het grootste gedeelte samen met de groepen, die door raciale, culturele en economische factoren verschillen.’ Rudolf van Lier, Samenleving in een grensgebied (S. Emmering, Amsterdam 19773, p. 8). Michiel van Kempen, De Surinaamse literatuur 1970-1985 8 toonaangevend. Op dat beeld is een correctie aangebracht door m.n. Sandew Hira die in Van Lier c.s. kritiseerde een inconsistente theorie te bieden die niet in staat bleek de Surinaamse maatschappij adequaat te analyseren; in plaats van de sociaal-psychologische aard van de rassen en de verhouding tussen de etnische blokken, gaat Hira uit van de klassenverhoudingen van waaruit de segmentering en ontwikkeling van de Surinaamse maatschappij begrepen moet worden.3.) Het is niet aan ons om in deze discussie een uitspraak te doen, maar we kunnen ons wel afvragen wat voor consequenties een standpuntbepaling in dezen heeft voor onze wijze van beschrijven van tendensen in de Surinaamse literatuur. Het zal duidelijk zijn, dat we, wanneer we het plurale model het meest geëigende vinden om de Surinaamse maatschappij te beschrijven, de beschrijving moeten afstemmen op de etnische groepen. Consequent moeten we dan ook spreken van een creoolse literatuur, een hindustaanse literatuur enz. Wij geloven niet dat dat de juiste benadering is voor de beschrijving van tendensen die ons voor ogen staat. De produktie- en consumptieverhoudingen waaronder de Surinaamse schrijver zijn werk uitbrengt, zoals door ons te beschrijven in hoofdstuk: 3 Het literatuurbedrijf, zijn voor alle schrijvers gelijk. Ook de neerslag in literair werk van de voornaamste gebeurtenissen in de vijftien jaren 1970-1985, die aan de orde komen in het vierde hoofdstuk Literatuur en maatschappij, doet zich niet aan ons voor als primair etnisch bepaald (al is het etnische element er niet geheel uit weg te denken). Daaruit volgt dat veel auteurs,ongeacht hun origine, zich bezig hebben gehouden met dezelfde themata, waarvan een inventarisatie wordt gemaakt in het vijfde hoofdstuk. Het afwijzen van het plurale concept betekent intussen nog niet dat Sandew Hira's benadering ons een analysemodel aan de hand doet dat zonder problemen kan worden toegepast. Wij gaan uit van het bestaan van gemeenschappelijke elementen binnen de Surinaamse literaire uitingen en spreken daarom van de Surinaamse literatuur en niet: literaturen. De Surinaamse auteur staat binnen de Surinaamse traditie (hoe oud of jong deze ook mag zijn), werkt mee aan de bepaling van de Surinaamse identiteit (strijdt mee, om met Fanon te spreken) en heeft zijn plaats in het historisch proces, ongeacht of dat proces zich expliciet aan zijn werk laat aflezen of niet. Zijn literaire werk (en dus ook de kwaliteit van dat werk) is niet los te zien van alle omstandigheden die wij tezamen het literatuurbedrijf noemen (hoofdstuk 3). In hoeverre zijn klasse-bepaaldheid meespeelt, wordt aangeroerd in § 3.1 De schrijver. Hier kan reeds opgemerkt worden dat de sociale gelaagdheid van de Surinaamse maatschappij zich niet direct in de literatuur weerspiegelt: literatuur is daarvoor teveel, hoewel niet uitsluitend, een bezigheid van midden- en hogere klassen. Doet dit alles recht aan de etnische invloeden die onmiskenbaar in de Surinaamse literatuur aanwezig zijn (iets wat Hira niet zal ontkennen4.))? Niettegenstaande het feit dat een breed scala van problematieken en themata 3.) Verg. Sandew Hira, Van Priary tot en met De Kom. De geschiedenis van het verzet in Suriname 1630-1940 (Futile, Rotterdam 19822). M.n. ‘1.1. Een marxistische kritiek op R.A.J. van Lier’, pp. 1-5. 4.) Hij beseft dat het raciaal karakter van het klassebewustzijn historisch gegroeid is en zal blijven bestaan zolang niet in het leerproces van een strijdsituatie de oude vooroordelen overwonnen worden. Hira a.w. pp. 17-18. Michiel van Kempen, De Surinaamse literatuur 1970-1985 9 door auteurs van uiteenlopende origine aan de orde werd gesteld, is er een tendens geweest van een zich heroriënteren op de identiteit van de etnische groep. Deze heroriëntatie bleek het meest manifest bij het hindustaanse bevolkingsdeel. In 1963 moest J.H. Adhin vaststellen dat de Surinaamse literatuur zich voornamelijk in haar creoolse aspect aandiende. ‘Het is om deze reden, dat eerder werd geconstateerd, dat vooralsnog de Surinaamse letterkunde niet een spiegel van de multiculturele Surinaamse samenleving is.’5.) Hoewel er nog geen sprake is van een ‘evenredige vertegenwoordiging’ van de verschillende segmenten van de Surinaamse samenleving in de literatuur, kan wel vastgesteld worden dat in het anderhalf decennium 1970-1985 de letterkunde duidelijk beter die spiegel is gaan vormen, zij het een spiegel met wat vertekeningen. Wie kennis wil nemen van de Surinaamse literatuur, zal kennis moeten nemen van de literaire uitingen van al die groepen die zich zijn gaan manifesteren: óf met vastleggingen van wat als orale literatuur reeds bestond, óf met een schriftelijke letterkunde. Hierop willen we ingaan in § 5.1.5 waar de trots op de groepsidentiteit aan de orde wordt gesteld. Dit thema onderscheidt zich van de andere themata doordat het zich niet enkel openbaart in het expliciet aan de orde stellen ervan in literaire uitingen, maar ook door een houding, een benaderingswijze, een speuren naar specifieke aandachtsvelden van de auteurs in kwestie, met als richtpunt de etnische groep. Uitgaande van het postulaat ‘de Surinaamse literatuur’ is het van direct belang voor het corpus literaire uitingen waarop wij ons dienen te baseren, om dat begrip nader te formuleren. De terminologische verwarring in dezen is groot. § 1.2 wil hierin enig licht brengen door verschillende criteria te toetsen, om uiteindelijk te komen tot een tentatieve definitie (§ 1.2.4). Zoveel aandacht voor de vraag naar wat Surinaamse literatuur is, is mogelijk typerend voor de fase van dekolonisatie en zoeken naar eigenheid waarin Suriname en de Surinaamse cultuur verkeren. Op de gevaren van verabsolutering van het element ‘Surinaams’ in de definitie wordt nog ingegaan in de paragraaf over kwaliteit en het literaire waarde-oordeel (§
Recommended publications
  • Se Recibió En 1950 De Profesor De Literatura Y Filosofía
    Presidentes | América del Sur Ronald Venetiaan (1991 - 1996) Jules Wijdenbosch (1996 - 2000) Ronald Venetiaan (2000 - 2010) Dési Bouterse (2010-) JOHAN FERRIER Período de mandato: 1975 - 1980 Partido político: Partido Nacional Nació el 12 de mayo de 1910 en Paramaribo, la capital del país. Se casó con Edme Vas con quien tuvo 8 hijos, 4 mujeres y 2 barones. Durante sus primeros años laborales se dedicó a la docencia y llegó a ser director del departamento de educación. Realizó sus estudios en los Países Bajos y se desempeñó como ministro en Surinam. Fue el fundador del Partido Nacional que nació en 1946. Junto con Henck Arron fueron los propulsores de la independencia del país. Johan Ferrier. Paramaribo, Surinam. A los 37 años de edad decidió viajar a Ámsterdam para comenzar sus estudios de grado Se recibió en 1950 en pedagogía social. Se recibió en 1950 de profesor de literatura y fi losofía. Su tesis abordó el tema de las características sociales del país y la situación socio - pedagó- de profesor de gica. Trabajó en el ámbito de la docencia en el colegio de Surinam y más tarde ocupó literatura y fi losofía. el cargo de ministro de educación. Surinam consiguió establecer un alto grado de independencia en 1954 cuando obtuvo autonomía de los países bajos si bien en materia de política exterior continuaron con algunas dependencias. En 1958, los países Bajos le concedieron el honor de ser el caballero de la orden del león neerlandés. 755 Presidentes | América del Sur En 25 de noviembre 1975, Ferrier llegó a ocupar el cargo de presidente, ese mismo día se fi rmó el acta de la independencia de Surinam.
    [Show full text]
  • Tjon Sie Fat:AUP/Buijn 14-08-2009 00:50 Pagina 1
    UvA-DARE (Digital Academic Repository) Chinese new migrants in Suriname : the inevitability of ethnic performing Tjon Sie Fat, P.B. Publication date 2009 Document Version Final published version Link to publication Citation for published version (APA): Tjon Sie Fat, P. B. (2009). Chinese new migrants in Suriname : the inevitability of ethnic performing. Vossiuspers - Amsterdam University Press. http://nl.aup.nl/books/9789056295981-chinese-new-migrants-in-suriname.html General rights It is not permitted to download or to forward/distribute the text or part of it without the consent of the author(s) and/or copyright holder(s), other than for strictly personal, individual use, unless the work is under an open content license (like Creative Commons). Disclaimer/Complaints regulations If you believe that digital publication of certain material infringes any of your rights or (privacy) interests, please let the Library know, stating your reasons. In case of a legitimate complaint, the Library will make the material inaccessible and/or remove it from the website. Please Ask the Library: https://uba.uva.nl/en/contact, or a letter to: Library of the University of Amsterdam, Secretariat, Singel 425, 1012 WP Amsterdam, The Netherlands. You will be contacted as soon as possible. UvA-DARE is a service provided by the library of the University of Amsterdam (https://dare.uva.nl) Download date:04 Oct 2021 Tjon Sie Fat:AUP/Buijn 14-08-2009 00:50 Pagina 1 UvA Dissertation SieFat Tjon B. Paul Chinese New Migrants in Suriname Faculty of Social and Behavioural The Inevitability of Ethnic Performing Sciences The Inevitability of Ethnic Performing ofEthnic The Inevitability Paul B.
    [Show full text]
  • The Status of Dutch in Post-Colonial Suriname
    Manuscript of: Diepeveen, Janneke & Matthias Hüning (2016): The status of Dutch in post-colonial Suriname. In: Daniel Schmidt-Brücken, Susanne Schuster & Marina Wienberg (Hrsg.), Aspects of (post)colonial linguistics. Current perspectives and new approaches, 131-155. (Koloniale und Postkoloniale Linguistik / Colonial and Postcolonial Linguistics - KPL/CPL 9). Berlin, Boston: De Gruyter. [DOI: 10.1515/9783110436907-007] Janneke Diepeveen & Matthias Hüning The status of Dutch in post-colonial Suriname Abstract: Dutch is an official language not only in the Netherlands and Bel- gium, but also in Suriname, a country in South-America. Before its independ- ence, Suriname was a colony of the Netherlands, starting as early as 1667. After its independence in 1975, the multilingual Republic of Suriname main- tained Dutch as its official language, the language of education and public life. In this paper, we shall address two seemingly conflicting developments which take place in this former Dutch colony: on the one hand, the growing use of the creole language Sranantongo as a lingua franca across Suriname and on the other hand, the persistence of Dutch. We shall argue that the linguistic developments in Suriname must be understood against the background of a young nation which is constructing its own post-colonial national identity. Keywords: Suriname, Dutch, Sranantongo, diglossia, standardization, post- colonialism Janneke Diepeveen & Matthias Hüning Institut für Deutsche und Niederländische Philologie Freie Universität Berlin Habelschwerdter Allee 45 14195 Berlin (Germany) [email protected] | [email protected] The status of Dutch in post-colonial Suriname 3 1 Introduction: Suriname and the Dutch 1 language area Dutch is a West-Germanic language and the mother tongue of about 23 mil- lion people.
    [Show full text]
  • OSO. Tijdschrift Voor Surinaamse Taalkunde, Letterkunde En Geschiedenis
    OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 34 bron OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 34. Stichting Instituut ter Bevordering van de Surinamistiek, [Nijmegen] 2015 Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_oso001201501_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. 7 [Deel I] Van de redactie Voorwoord Dit OSO-nummer bestaat uit twee delen: I Een themadeel getiteld: ‘Na de revolutie’ II Variadeel I. Themadeel In november 2015 herdenken/vieren de inwoners van Suriname de veertigjarige onafhankelijkheid van hun republiek. Voor een tijdschrift waarin voornamelijk artikelen worden opgenomen die betrekking hebben op Suriname, zou het gepast zijn geweest om ruim aandacht te besteden aan de onafhankelijkheid van 25 november 1975. Over de sociale, politieke en economische ontwikkelingen voor en na de onafhankelijkheid is betrekkelijk veel gepubliceerd. Het wachten is op nieuwe theoretische invalshoeken en op de openstelling van archieven in Suriname, Nederland en de Verenigde Staten, die nieuw licht kunnen werpen op de wijze waarop in deze landen is gesproken over en gehandeld met betrekking tot Suriname's onafhankelijkheid en de gebeurtenissen daarna. De redactie heeft ervoor gekozen om niet stil te staan bij de onafhankelijkheid, maar de aandacht te richten op de ontwikkelingen vanaf 1980. De militaire staatsgreep van 1980 is naast de onafhankelijkheid in 1975 de andere belangrijke gebeurtenis in de naoorlogse politieke geschiedenis van Suriname. De militairen spraken en spreken nu nog van een revolutie. Zo wordt de staatsgreep ieder jaar herdacht op 25 februari - de dag van de revolutie - op het plein van de revolutie, waarop een monument ter herdenking van de revolutie is geplaatst.1 Zowel de onafhankelijkheid als de militaire staatgreep vormt een cesuur in de moderne politieke geschiedenis van Suriname.
    [Show full text]
  • REPUBLIC of GUYANA V. REPUBLIC of SURINAME
    ARBITRATION UNDER ANNEX VII OF THE UNITED NATIONS CONVENTION ON THE LAW OF THE SEA REPUBLIC OF GUYANA v. REPUBLIC OF SURINAME MEMORIAL OF THE REPUBLIC OF GUYANA VOLUME I 22 FEBRUARY 2005 Memorial of Guyana MEMORIAL OF GUYANA PART I 2 Memorial of Guyana TABLE OF CONTENTS VOLUME I Page CHAPTER 1 - INTRODUCTION..........................................................................................1 I. Reasons for the Institution of Proceedings Against Suriname..............................1 II. Guyana’s Approach to the Presentation of the Case.............................................3 III. Structure of the Memorial.....................................................................................3 CHAPTER 2 - GEOGRAPHY AND EARLY HISTORY ...................................................7 I. Geography.............................................................................................................7 II. Early History.......................................................................................................10 CHAPTER 3 - EFFORTS OF THE COLONIAL POWERS TO SETTLE THE BOUNDARY BETWEEN BRITISH GUIANA AND SURINAME: 1929 TO 1966........13 I. The Fixing of the Northern Land Boundary Terminus between British Guiana and Suriname: 1936................................................................................14 II. The First Attempt To Fix a Maritime Boundary in the Territorial Sea: 1936 ....18 III. The Draft Treaty To Settle the Entire Boundary: 1939 ......................................20 IV. Unsuccessful Post-World
    [Show full text]
  • Report of the Oas Electoral Observation Mission for the General Elections in the Republic of Suriname on May 25, 2010
    PERMANENT COUNCIL OEA/Ser.G CP/doc.4532/11 4 February 2011 VERBATIM FINAL REPORT OF THE OAS ELECTORAL OBSERVATION MISSION FOR THE GENERAL ELECTIONS IN THE REPUBLIC OF SURINAME ON MAY 25, 2010 http://scm.oas.org/pdfs/2011/CP25611.pdf ORGANIZATION OF AMERICAN STATES FINAL REPORT OF THE OAS ELECTORAL OBSERVATION MISSION FOR THE GENERAL ELECTIONS IN THE REPUBLIC OF SURINAME ON MAY 25, 2010 Secretariat for Political Affairs CONTENTS EXECUTIVE SUMMARY.............................................................................................................. ....1 CHAPTER I. BACKGROUND AND NATURE OF THE MISSION............................................3 CHAPTER II. POLITICAL SYSTEM AND ELECTORAL ORGANIZATION ..........................4 A. HISTORICAL OVERVIEW........................................................................... 4 B. POLITICAL SYSTEM AND ACTORS......................................................... 5 C. THE ELECTORAL SYSTEM........................................................................ 8 D. VOTING PROCEDURE................................................................................. 8 E. POLITICAL FINANCING........................................................................... 10 CHAPTER III. MISSION ACTIVITIES AND OBSERVATIONS.....................................11 A. PRE-ELECTION.............................................................................................11 B. ELECTION DAY............................................................................................11 C. POST-ELECTION
    [Show full text]
  • 176 Nina Jurna Pepijn Reeser in 1980 Desiré Delano Bouterse Led
    176 book reviews Nina Jurna Desi Bouterse: Een Surinaamse realiteit. Schoorl, the Netherlands: Conserve, 2015. 223 pp. (Paper €22.50) Pepijn Reeser Desi Bouterse: Een Surinaamse tragedie. Amsterdam: Prometheus/Bert Bakker, 2015. 360 pp. (Paper €24.95) In 1980 Desiré Delano Bouterse led the military coup of 25 February in Suri- name. Under his military regime, 1980–87, the country developed into a repres- sive state, with at its nadir the summary execution of 15 opponents (journal- ists, trade union leaders, lawyers, and scientists) on December 8, 1982. During the 1980s and 1990s, Bouterse (“Desi” or “Bouta” in popular speech) became the most despised person in Suriname—the personification of repression, dictatorship, and executions. In 1992, five years after Suriname’s “re-democ- ratization,” he had to resign as military leader, forced out by the government of Ronald Venetiaan. In 1995, the Dutch government claimed to have “hard” evidence that Bouterse had been involved in drug trafficking and that he main- tained contacts with the Colombian drug cartel. In July 1997, a Dutch court sentenced him in absentia to 16 years in prison, and in June 2000 this sentence was reduced to 11 years. Then, in 2010, he was elected president of Suriname … and re-elected in 2015. His Nationale Democratische Partij (ndp) gained a majority in the 2015 elections and even an absolute majority in parliament, a novum in the political history of Suriname. Three decades after the military coup Bouterse had become one of the most popular politicians in Suriname. Meanwhile, countless biographies have been published about him, most recently by Nina Jurna and Pepijn Reeser.
    [Show full text]
  • Roger Janssen
    ROGER JANSSEN In search of a path In search ROGER JANSSEN ROGER JANSSEN 1975 to 1991 policy of Suriname from An analysis of the foreign In search of a path An analysis of the foreign policy of Suriname from 1975 to 1991 In search The foreign policy of small states is an often neglected topic, which is particularly the case when it comes to Suriname. How did the young Republic deal with its dependency on the Netherlands for development aid after 1975? Was Paramaribo following a certain foreign policy strategy of a path or did it merely react towards internal and external events? What were the decision making processes in defi ning the foreign policy course and who was involved in these processes? And why was a proposal An analysis of the foreign policy discussed to hand back the right of an independent foreign and defence policy to a Dutch Commonwealth government in the early 1990s? of Suriname from 1975 to 1991 These questions are examined here in depth, in the fi rst comprehensive analysis wof Suriname’s foreign policy from 1975 to 1991. The book provides readers interested in Caribbean and Latin American affairs with a detailed account of Suriname’s external relations. Moreover, the young Republic may stand as a case study, as it confronted the diffi culties and challenges that small developing states often face. Roger Janssen (1967), born in the Dutch-German border region of Cleve, migrated to Australia in 1989. He received his education as a historian at the University of Western Australia where he obtained a Ph.D.
    [Show full text]
  • Presidents of Latin American States Since 1900
    Presidents of Latin American States since 1900 ARGENTINA IX9X-1904 Gen Julio Argentino Roca Elite co-option (PN) IlJ04-06 Manuel A. Quintana (PN) do. IlJ06-1O Jose Figueroa Alcorta (PN) Vice-President 1910-14 Roque Saenz Pena (PN) Elite co-option 1914--16 Victorino de la Plaza (PN) Vice-President 1916-22 Hipolito Yrigoyen (UCR) Election 1922-28 Marcelo Torcuato de Alv~ar Radical co-option: election (UCR) 1928--30 Hipolito Yrigoyen (UCR) Election 1930-32 Jose Felix Uriburu Military coup 1932-38 Agustin P. Justo (Can) Elite co-option 1938-40 Roberto M. Ortiz (Con) Elite co-option 1940-43 Ramon F. Castillo (Con) Vice-President: acting 1940- 42; then succeeded on resignation of President lune5-71943 Gen. Arturo P. Rawson Military coup 1943-44 Gen. Pedro P. Ramirez Military co-option 1944-46 Gen. Edelmiro J. Farrell Military co-option 1946-55 Col. Juan D. Peron Election 1955 Gen. Eduardo Lonardi Military coup 1955-58 Gen. Pedro Eugenio Military co-option Aramburu 1958--62 Arturo Frondizi (UCR-I) Election 1962--63 Jose Marfa Guido Military coup: President of Senate 1963--66 Dr Arturo IIIia (UCRP) Election 1966-70 Gen. Juan Carlos Onganfa Military coup June 8--14 1970 Adm. Pedro Gnavi Military coup 1970--71 Brig-Gen. Roberto M. Military co-option Levingston Mar22-241971 Junta Military co-option 1971-73 Gen. Alejandro Lanusse Military co-option 1973 Hector Campora (PJ) Election 1973-74 Lt-Gen. Juan D. Peron (PJ) Peronist co-option and election 1974--76 Marfa Estela (Isabel) Martinez Vice-President; death of de Peron (PJ) President Mar24--291976 Junta Military coup 1976-81 Gen.
    [Show full text]
  • Amnesty International Report 2001
    Covering events from January - December 2000 SURINAME Republic of Suriname Head of state: Ronald Venetiaan (replaced Jules Wijdenbosch in August) Head of government: Jules Ajodhia Capital: Paramaribo Population: 0.4 million Official Language: Dutch Death penalty: abolitionist in practice Impunity for human rights abuses committed under previous regimes was a major issue for the newly elected government. Conditions in prisons and police detention centres remained poor. Reports of ill-treatment and torture of prisoners continued. Background President Ronald Venetiaan took power on 18 August, having won general elections in May at the head of a four-party New Front coalition composed of political groups that were deposed by coups in 1980 and 1990. President Venetiaan had previously held power in 1995 and 1996. He took over from Jules Wijdenbosch of the National Democratic Party. Impunity There was little or no action until the change of government to bring to justice those responsible for human rights abuses committed under previous governments. These include a 1986 massacre of civilians at the village of Moiwana, the beating of a prisoner to death by prison guards in 1993, and the so- called ''December murders'' of 1982. ● In 1982,15 journalists, academics and labour leaders were extrajudicially executed at Fort Zeelandia, an army centre near the Surinamese Cabinet Office, in Paramaribo. On 31 October 2000, after the change of government, the Court of Justice ordered the prosecution of former military leader Desi Bouterse and others in connection with these killings. Dozens of witnesses, including politicians, were questioned by the Public Prosecutor's Office. However, under the country's 18-year statute of limitations, legal proceedings should have been concluded by 8 December 2000.
    [Show full text]
  • Download PDF Van Tekst
    OSO. Tijdschrift voor Surinaamse Taalkunde, Letterkunde en Geschiedenis. Jaargang 3 bron OSO. Tijdschrift voor Surinaamse Taalkunde, Letterkunde en Geschiedenis. Jaargang 3. Stichting Instituut ter Bevordering van de Surinamistiek, Nijmegen 1984 Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_oso001198401_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. 5 [Nummer 1] Preface The sudden and unexpected demise of Professor Jan Voorhoeve in Paris in January 1983 came as a shock to friends and colleagues alike. Voorhoeve was the head of the Department of African languages at Leiden University at the time of his death, and also responsible for Creole Studies. A lanky, likable and amiable Dutchman, he had friends all over the world. An academic of no mean ability, his range varied from the oral tradition to poetry, literature and linguistics. Voorhoeve was born in Djombang, Indonesia, on the 19th June 1923. Unlike many of his countrymen born in the colony, this sensitive, energetic young man did not become an indologist. Luckily for Creole Studies, he discovered Surinam instead, and became a pioneer in this field. Voorhoeve was a man of many parts. He studied the Dutch language and literature at the University of Amsterdam and completed his graduate studies with a thesis on the noble savage. Already in this graduate thesis the emphasis was on Surinam. In 1953 Jan Voorhoeve defended his Ph.D. thesis on Sranan at the University of Amsterdam. This significant event in his life was to mark the beginning of an academic career which was to last until his sudden death in Paris in 1983.
    [Show full text]
  • 1 Is Your Trade Strategy Mainstreamed?
    - We advise you to read the Explanatory Notes starting on page 10 before answering the questionnaire. - When completed, this form should be returned by 20 February 2009 via e-mail to [email protected] and [email protected]. - The questionnaire can be downloaded from the OECD website at http://www.oecd.org/dac/trade/aft or from the WTO Members' website at http://members.wto.org/members/. - All the boxes in this form are expandable. 1 IS YOUR TRADE STRATEGY MAINSTREAMED? Q1.1 Does your country have a national development plan or strategy? Yes No If YES, does this development plan include trade as a lever for growth and poverty reduction? (please tick the most accurate description below) Trade is a key priority and the plan includes well developed trade-related priorities and implementation actions (please attach). Trade is mentioned but the plan does not include operational objectives and action plans. No. Other, please describe: If your Government does NOT have an articulated national development plan or strategy, or if trade is not strongly present in it, are there other separate strategies/plans addressing trade-related objectives? (feel free to tick more than one box) Government priority areas are not systematically subject to a documented strategy. In the annual government budget. In various sectoral strategies (e.g. one per relevant ministry, or per sector). Please describe and attach: Currently there are 3 main policy documents concerned with Trade and a number of ongoing projects: The Multi-Annual Development Program 2006-2011, which mentions Trade as a development engine; The National Trade Strategy, which clearly outlines what needs to be done to effectively participate in the trade liberalization process, specifically regarding information and organisation; The Agricultural Sector Plan, which focuses on development and self regulation in the face of ongoing process of standardisation.
    [Show full text]