Wonderlijke verhalen en belevenissen

van Anthony Westen

Index

Pagina 3 Mijn geboortedag Pagina 59 Spider 4 Muzikaal nest 61 Spider 2 5 Zusje 62 Tjaarda 6 Peerd’n 64 Zijn verhaal 7 Hanau am Main 68 Zijn oeuvre 8 Lapland 69 Roadster 9 Vuurproef 70 MX-5 10 Mijn engelbewaarder 71 Wonderlijke samenloop 12 Mijn engelbewaarder 2 72 Muziek 14 Citroen Amsterdam 73 Muziek 2 17 Durban 74 Zesde zintuig? 17 Rembrandtplein 76 Stroomopwaarts 18 AmstoneDiamondCenter 77 Italië trip 20 AmstoneDiamondCenter 2 78 Italiaans restaurant 21 AmstoneDiamondCenter 3 79 Suikerklont 22 Boeddhabeeld 79 Merels 23 Rodrigues & Cohen 80 Kouwerik 24 Eervolle opdracht 81 Trouwdag 25 Onvoorstelbaar voorstel 83 Curry 26 De les 83 Een monument 27 Koeweit 85 Kippenboer 30 Een ‘vreemde’ man 87 Midd-eeuwse boerderij 30 De diamant 89 Roofbouw 33 Nooit begrepen 90 Zoef 34 Van Milaan 91 Stank 35 Een eigen wereldje 92 Stank 2 36 Roger Baron 93 Mazz’l 39 Watch-OUT 94 Intouchables 41 Voor de bakker 95 Zorg 42 Piercings 96 Frustr8tor 44 Clair-Obscur 97 Sotheby’s 45 Bijorhca – Parijs 98 Maïté 46 Mijn schatjes 103 Maïté 2 48 Ochtendjas 105 Poeh poeh 49 Pour les enfants 106 Tijdreis 52 Constance 107 Happiness 54 Sleepsong 108 Both sides now 55 Mijn liefste bemoeial 109 Mitchell, Gorman, 56 Mijn liefste broer mijn kleinkinderen 59 Rondrit Californië

* Nieuw toegevoegd * of aangevuld

Tik het nummer van de pagina in het witte vakje in de zwarte onderbalk, druk op Enter en je gaat naar de gewenste pagina.

Mijn geboortedag

Enkele jaren geleden probeerde ik het verhaal bevestigd (of weerlegd) te krijgen van - naar mijn idee- mijn moeders overdrijving over de honderden vliegtuigen op het moment van mijn geboorte op maandagmorgen 11:45 uur op 20 december 1943. Het dagboek van mijn vader verhaalt op die dag van "vele vliegtuigen" en uit mijn eigen onderzoek blijkt dat er (zo vond ik in de historische annalen van de Royal Air Force) 650 vliegtuigen en bommenwerpers exact op het moment van mijn geboorte overvlogen. Op 20 december 1943 waren er inderdaad honderden vliegtuigen op weg naar Duitsland. De Lancasters maakten deel uit van een luchtvloot van in totaal 650 vliegtuigen van de Royal Air Force. Volgeladen met brandstof, explosieven en vele honderden brandbommen waren ze op weg voor een aanval op de Duitse stad Frankfurt. 20 december 1943: RAF made the heaviest raid of the war on Frankfurt, Germany, with 650 aircraft (390 Lancaster, 257 Halifax, and 3 Mosquito) dropping over 2,000 tons of ex- plosives; less than an hour later, RAF Mosquito aircraft followed up in order to hamper fire- fighting efforts. 14 Lancaster and 27 Halifax bombers were lost. Zie HIER veel info over die dag bij elkaar: 650 vliegtuigen naar Frankfurt, 472 bommen- werpers naar Bremen, 54 bommenwerpers naar Mannheim. Verder in de kranten een dag erna in de Nieuwe Apeldoornsche Courant: Wederom geallieerde luchtaanval op N.W. Duitsche Steden Nieuwsblad van het Noorden: Terreuraanval op N.W. Duitsche Steden . En nog HIER .

Ook vond ik in de zeer uitgebreide documentatie van het NIOD (het Nederlands Instituut voor Oorlogsdocumentatie) kopieën terug van de drie oorlogsdagboeken van mijn vader Jan Westen die op 20 december 1943 in een van zijn dagboeken schreef: ‘20 december - Heden kwart voor 12 werd mijn vijfde zoon geboren. Amerikanen in de lucht op hetzelfde moment.' En een dag later: '21 december - Mijn zoon Antoon gisteren gedoopt. Churchill heeft een longontsteking gehad. Luchtaanvallen op vele plaatsen in Duitsland.’ Daaruit blijkt dat mijn naam 'Antoon' was toen ik ter wereld kwam. Sinds het moment dat ik dat een paar jaar geleden voor het eerst ontdekte en geschreven zag door mijn vader in zijn oorlogsdagboek, heb ik de naam Ton niet meer gebruikt maar heb daarvan gemaakt Anthony – al sinds de 15e eeuw een goed Nederlandse naam, zo geschreven. Ik vond dat die naam dichter lag bij mijn oorspronkelijke naam. Verder kwam ik een heel bijzonder verhaal tegen met de volgende tekst: "But as he tried to return from the raid on Bremen to the safety of Allied territory after the mission on De- cember 20, 1943, the danger was not over", dat een regel is uit een echt uitzonderlijk en heel bijzonder verhaal. Dit verhaal (met het filmpje van de bijzondere ontmoeting van de twee oorlogspiloten) ver- telde ik een paar jaar geleden aan enkele gasten van de MS–patiënt D. (de apotheker die ik gedurende 12 jaren als PA verzorgde) tijdens het natafelen ‘s avonds bij hem thuis. En precies op het moment (op de seconde af) dat ik daarover het laatste woord had ge- zegd, mijn notebook waarop we het filmpje hadden bekeken dichtklapte, begon op de ach- tergrond uit Dick's (op “random"-keuze ingestelde) jukebox waarin 600 CD's stonden (en dus telkens een totaal willekeurig nummer van een van de ongeveer 12.000 muzieknum- mers werd afgespeeld) op dat moment dit lied. We keken in verbijstering elkaar met grote ogen en open monden aan en waren echt sprakeloos. Muzikaal nest

Als jochie groeide ik op met klassieke muziek in een muzikaal nest. De piano in onze voor- kamer was geen dood meubelstuk maar een instrument dat veel werd bespeeld. Mijn vader, onderwijzer en hoofd van een lagere school, speelde er vaak op. Ook bege- leidde hij op de piano mijn moeder, die een prachtige zangstem had en veel zong in huis. Ik kan mij mijn kinderjaren niet anders herinneren, dan dat er altijd muziek in huis was.

Eerst door mijn ouders met hun kunst-liefhebbende vrienden en later door mijn opeenvol- gende 5 broers en zus (op deze foto was mijn jongste broer nog niet geboren en waarbij ik dat mannetje ben met dat brilletje) die allemaal rond hun achtste verjaardag een eigen muziekinstrument mochten kiezen. In die jaren klonken er altijd wel toonladders, studie- 'loopjes', of flarden van muziekstukken uit een van de kamers in huis waar een of meer- dere broers op hun instrument aan het spelen of studeren waren.

Dat kwam niet uit de lucht vallen: mijn ouders waren niet alleen muziekliefhebbers, maar beide ook begenadigde tekenaars en schilders. In de oorlogsjaren waren er in ons grote huis in Bedum (een dorp net ten noorden van de stad Groningen) ook voortdurend kunst- vrienden, schilders, tekenaars (o.a. de later grote etser Riekele Prins) en musici die regel- matig vanuit de stad Groningen naar ons huis in Bedum kwamen om daar te praten over en te genieten van kunst en het maken van en luisteren naar muziek. Dat werd in die tijd dan ook een wekelijkse kunst- en muziekmiddag bij ons thuis. Enige muzikaliteit hadden we niet van vreemden, zogezegd.

Ik had vijf broers en één zus, hier op een tekening van mijn vader van zijn kroost in 1950, waarbij ik rechts onderin sta afgebeeld en was dus toen 7.

Mijn oudste broer speelde (net als mijn vader) piano. Dat was gemakkelijk want dat instru- ment stond al in huis en lag enigszins voor de hand. Mijn tweede broer koos voor de viool, had les van een goed bekendstaande viool-lerares en nam zijn muziekstudie zeer serieus. Ik kan mij herinneren, dat hij met grote ijver bijna elk moment van de dag aan het spelen en studeren was. Hij bracht het dan ook ver en bereikte in korte tijd als violist een vaste plek in het Nederlands Studenten Orkest.

Mijn derde broer, waarmee ik wat betreft karakter en uiterlijk de meeste overeenkomsten had en met wie ik mijn leven lang een hechte vriendschap onderhield, - zie mijn latere ver- haal ‘Mijn liefste broer’ - koos (in tegenstelling tot de viool) voor de warmere klankkleur van de cello. Behalve dat hij minder gedisciplineerd was, had hij een rustiger 'laissez-faire' ka- rakter waardoor dat 'rustige' instrument dan ook perfect bij hem paste.

Met mijn vierde broer (in leeftijd net boven mij) had ik geen enkele relatie, dat was voor mij een ‘vreemde’ knul maar hij koos ook voor de viool, in dit geval de altviool die toch al bij ons thuis aan de muur hing. Mijn jongere zus, koos voor de dwarsfluit (die echter hier nog niet op de foto is te zien) en mijn jongste broer had geen enkele uitgesproken ambitie een muziekinstrument te bespelen en hield het simpel bij het spelen op een viool en een blok- fluit, dat hij ook na een half jaar voor gezien hield.

Op deze foto rond 1950 was ik 7 en had toen nog niet mijn hobo en op deze (kranten)foto uit de Apeldoornsche Courant van maart 1958 van mijn musicerende familie sta ik (links- achter) naast mijn moeder en was toen 15 jaar oud.

Toen het mijn beurt was om een muziekinstrument te mogen kiezen, was dat - anders dan de keuze voor een snaarinstrument van mijn oudere broers - een blaasinstrument en wel voor de zeer karaktervolle hobo. Een moeilijk bespeelbaar instrument waarvoor je vooral een stel heel goede longen moest hebben en die had ik. Ik kreeg les van de eerste hoboïst van het Residentie Orkest uit Den Haag die speciaal voor een paar leerlingen naar de verschillende muziekscholen in 't land toe reisde. Ik was echt verliefd op het bijzondere instrument met z’n enigszins nasale, sterk overheersende klankkleur. En ik maakte ook in de muzieklessen snel sprongen voorwaarts.

Totdat mijn hobo-leraar na twee jaar vond dat het tijd werd dat het studie-instrument dat ik in bruikleen had van de muziekschool, moest worden vervangen door een eigen hobo. En dat werd financieel een onoverkomelijke hobbel voor mijn ouders omdat in die tijd al mijn oudere broers al dure externe beroepsopleidingen volgden en er geen geld was voor een toen ook al kostbare hobo, die tegenwoordig al gauw € 10.000, - kost.

Dat werd toen voor mijn ouders een klarinet die een fractie kostte van een hobo. Met een totaal andere klankkleur dat ik zelfs nu - na ruim 65 jaar - nog steeds niet kan waarderen. Voor mijn ouders was dat ongeveer hetzelfde, maar voor mij echter een aan diggelen ge- slagen droom, wat ik ze trouwens nimmer heb verweten. Zij konden niet anders.

Wel heeft mijn hobo-leraar nog mijn ouders bezocht om op hen in te praten zodat ik met een hobo verder kon, waarvan hij vond dat ik daarvoor een uitgesproken talent had. Ik heb de klarinet desondanks geprobeerd te bespelen, maar deze sprak mij echter nimmer aan en het instrument kwam na een paar jaar niet meer uit z’n etui. En dat is zo gebleven. De grote liefde voor de hobo is mijn leven lang onverminderd gebleven, luister maar eens naar dit prachtige deel uit een hoboconcert van Bach of van Tomaso Albinoni.

Zusje

Wij - mijn jongere zusje en ik - liepen vroeger altijd hand-in-hand of met mijn arm om haar heen over straat, zoals op deze foto. Zij was een mooi en vrolijk meiske met blonde krul- len en vaak een grote strik in 't haar en ik een serieus manneke met brilletje vanwege een zogenaamd 'lui oog' zoals ze dat vroeger noemden.

Mijn moeder vertelde me vele jaren later dat om de tijd dat wij beiden dagelijks van school naar huis liepen er steevast mensen achter de ramen klaar zaten om ons met z'n tweetjes weer te zien langslopen op weg naar huis. Altijd hand-in-hand of innig omarmd.

Dat hoef ik nu niet meer te proberen want ze is een kop groter dan ik ben.

Peerd’n

Toen ik een jaar of 17-18 was, wilde ik graag leren paardrijden. De dichtstbijzijnde manege waar ik die lessen kon volgen was in het buitengebied ten noorden van Apeldoorn in ma- nege 'De Sprengenhorst' in Wenum-Wiesel. De bossen van de Kroondomeinen van paleis Het Loo en de Wenum-Wieselse bossen lopen in elkaar over en is een prachtig aaneenge- sloten bosgebied met veel ruiterpaden en een ideale plek om te paardrijden of om dat te leren. En daar was ik in die tijd vaak in de weekenden te vinden. Was het niet uitsluitend voor de lessen en het paardrijden, dan wel voor het tamelijk vrijgevochten, open en doe-maar-ge- woon-dan-doe-je-al-gek-genoeg-publiek dat daar dan ook graag in het weekend bivak- keerde, die niet alleen op de manege afkwamen, maar vooral ook elkaar als soortgenoten paardengekken troffen in en om het naastgelegen restaurant en het drukbezocht terras.

Zo leerde ik daar de bevlogen paardenliefhebber, paardenbezitter en bekende kunstschil- der Henri Kley kennen. Hadden elkaar daar al vaker ontmoet waarbij een rit samen door de bossen meerdere keren heel aangenaam eindigde op het terras van het restaurant met de nodige glazen spiritualiën en lange gesprekken over zijn paarden, zijn werk en mijn - toen ook al creatieve- ambities als jonge knaap op de Vakschool voor Goud- en Zilversme- den in Schoonhoven. Ik moest maar eens bij hem langskomen in Loenen o/d Veluwe. Hij was net verhuisd en woonde samen met zijn vriendin Waltraut in een klein boerderijtje aan de rand van de Loenermark en we zouden daar ook kunnen paardrijden in het uitgestrek- te Veluwse bosgebied dat doorliep tot aan de Posbank bij Arnhem aan toe.

Een paar maanden later op een prachtige zomerse zondagmorgen had ik plotseling zin om op zijn eerder gedane uitnodiging in te gaan en reed op mijn fiets naar Loenen. Ik kende weliswaar zijn adres niet maar zijn boerderij moest aan de rand van de Loener- mark liggen, zo wist ik nog uit zijn verhalen mij te herinneren. Dat leek mij niet al te moeilijk maar dat viel in de praktijk erg tegen, omdat de Loenermark een heel groot en uitgestrekt bosgebied is. Ben met een kaart langs de bosranden gere- den en op veel plekken waar een boerderij stond mensen aangesproken en gevraagd of men wist waar Henri Kley woonde. Uiteindelijk trof ik een kennis van hem die wist dat hij in de Dalenk in Loenen woonde en ben daar toen heengereden. Daar trof ik Henri inderdaad aan, nat bezweet en met een rood aangelopen hoofd. Hij zag mij al van verre aankomen en riep: 'Ton, je komt als geroepen en je kunt je gelijk verdienstelijk maken en me helpen met palen slaan'. En ik was nog niet bij hem of hij duwde me een grote palenslager in m'n handen en zei: 'Ga je gang, die stapel palen moet vanmiddag nog allemaal de grond in'. Ik liet me natuurlijk niet kennen, trok mijn jasje uit, stroopte m'n mouwen op, spuugde in m'n handen en begon driftig palen de grond in te rammen. God, ik was 18 en had energie te veel, wat wil je ! Het weiland dat met palen en met prikkeldraad moest worden omheind, diende als nieuw weiland voor de paarden van Henri die op stal stonden en die ik later nog zou zien. Dat weiland was groot en liep door tot aan de bosrand van de Loenermark waar verderop nog twee huizen stonden aan de rand van zijn weiland.

In een van die huizen woonde een moeder met haar 16-jarige dochter die op het terras voor hun huis zaten thee te drinken. Die moeder zei op een gegeven moment tegen haar dochter: ‘Hé, heb je gezien dat Henri bezoek heeft? Zullen we straks even bij hem langs- gaan om te zien wie die onbekende jongeman is?’ Die onbekende jongeman was ik . . . En zo zag en ontmoette ik voor het eerst de jonge Constance op wie ik hopeloos en hulpe- loos verliefd werd en bijna 50 jaar verliefd bleef tot haar noodlottig heengaan in 2010.

Jaren later na deze eerste ontmoeting met Constance -op onze trouwdag- schonk Henri Kley mij een van zijn schilderijen waarop ik verliefd was geworden dat hij schilderde bij het allereerste begin van de bouw van het 9 kilometer lange, grootste Deltawerk in 1976 de Oosterscheldekering met het brakke water op de voorgrond en de silhouetten van de vele kranen op de achtergrond. Een metersgroot schilderij dat in al onze latere huizen altijd op de mooiste plek in ons huis hing. P.S.: Constance kreeg voor haar 18e verjaardag van Henri (zij kenden elkaar al vele jaren) een prachtige vlotte aquarel van haar paard Meggy en als trouwcadeau mocht zij ook een groot schilderij uitzoeken, dat werd het schilderij Bloembollenvelden.met duinen op de achtergrond.

Hanau am Main

Na mijn middelbare school, mijn vakopleiding als goudsmid en sieradenontwerper in Schoonhoven, wilde ik mijn verplichte stageperiode van twee jaar niet in Nederland door- brengen als goedkope klusjesman bij een Nederlandse juwelier, waarbij je vrijwel alleen maar reparatieklusjes kon opknappen zonder daarbij echt iets nieuws te leren. Ik had allang begrepen dat in Duitsland met name op het gebied van hogere juwelentech- niek en het zetten van edelstenen de lat heel veel hoger lag dan in ons eigen land.

En solliciteerde naar het in Duitsland goed bekendstaande juwelenatelier van Otto Klein & Co. in Hanau am Main bij Frankfurt, waarvan ik had begrepen dat zij geregeld in opdracht werkten voor enkele grote Parijse juwelenhuizen zoals Van Cleef & Arpels, Chaumet, Bou- cheron, Cartier en Bulgari. Daar kon ik nog wel veel leren, dus dat werd voor mij mijn nieuwe verplichte stageplek voor twee jaar.

De juwelen die er werden gemaakt hadden – anders dan de vaak weinig speelse Duitse sieraden -een onmiskenbaar frivole, Franse allure met vaak gewaagde steencombinaties en emaille in zachte pasteltinten zoals de juwelen uit de Art Nouveau periode en dat trok mij enorm aan in het werk van dit atelier. De man die de opdrachten uit Parijs voor dat atelier binnenhaalde, was de jonge en ener- gieke, plaatsvervangende directeur van het bedrijf Jens Uwe Zimmermann die kind aan huis was bij de grote Parijse juweliers en die, door daar voortdurend te pendelen op en tussen de bekende adressen op Place Vendôme, allerlei unieke opdrachten van velerlei aard continue wist binnen te slepen voor zijn atelier in Hanau am Main.

Toen mijn ouders mij voor het eerst naar Hanau brachten, heb ik ook kennis gemaakt met de oude en gepensioneerde eigenaar van het bedrijf, de heer Otto Klein in eigen persoon. Een inmiddels hoogbejaarde, knorrige man van 87 die af en toe zich nog in zijn bedrijf liet zien om iedereen nog maar eens te laten weten, dat hij nog steeds 'der Herr Chef' van de hele club was en voor de vorm inzage kreeg hoe zijn atelier nog reilde en zeilde. Dat werd dan een ritueel rondje volgens een vast patroon waarbij hij een kort onderonsje had met de chef atelier, nog een keer door de werkplaats liep, iedereen groette en weer verdween 'ins Büro'.

De juwelenmonteurs en goudsmeden die er werkten (5-6 dames en ongeveer 15 mannen) waren allen redelijk jonge mensen. De oudste zal eind vijftig zijn geweest en de rest was jonger. En ondanks dat, viel mij tot mijn grote schrik op, dat het Duitse verleden op bepaal- de momenten nog héél dichtbij was ook al hadden zij in dat verleden geen enkele rol ge- speeld. Dat werd mij akelig duidelijk op sommige momenten waarbij wat extra informatie van be- lang is om het te begrijpen. En wel het feit, dat in de meeste, grotere goud- en juwelen- ateliers op de vloeren van de werkplaats een soort van lattenbodems van smalle op- staande lange latten lagen waarbij het idee is, dat geen goudvijlsel of stof aan de zolen van de schoenen blijft plakken en op straat belandt. Maar alles tussen deze latten valt en één keer in het jaar de lattenbodems worden weggehaald en al het ertussen gevallen goudstof en vijlsel bijeen wordt geveegd, wordt gesmolten en vaak een opbrengst van vele duizenden D-Marken, guldens of euro’s opleverde. Welnu, nu de clou waarom ik dat uitleg: deze lattenbodems maakten een dof kloppend ge- luid als je er overheen liep. Menigmaal was ik getuige van het tafereel, dat één van de goudsmeden terwijl hij achter zijn werkbank aan het werk was, ritmisch met zijn voet op de lattenbodem begon te stampen, dat er in no time door meerderen werd mee gestampt en dat ik om mij heen zachtjes hoorde zingen: 'Die Fahne hoch! Die Reihen fest geschlossen. SA marschiert mit ruhig festem Schritt’ ! Onbegrijpelijk dat nog steeds een ritmisch gebonk zelfs bij jonge Duitsers dat geluid werd geassocieerd met stampende ‘Stiefel’. Ondanks het feit, dat ik er als ‘Holländer in Deut- schland’ een paar hele goede vrienden had, kon ik die militaristische neiging bij veel jonge mensen niet plaatsen. Maar dat het kennelijk nog steeds onvermoede reacties losmaakte waarvan ik getuige was, daarvan schrok ik telkens weer.

Vele jaren later, toen ik er allang niet meer werkte, ontdekte ik via het eindeloos vindbare internet, dat het atelier van de ouwe baas Otto Klein in de oorlogsjaren de grootste produ- cent (Otto Klein & Co.) was van het Goldenes Kreuz van de Duitse Wehrmacht. Zoals is te zien op foto 1, foto 2 en foto 3. Het 'Ritterkreuz des Eisernen Kreuzes mit dem Goldenen Eichenlaub mit Schwertern und Brillanten' werd als hoogste dapperheidsonderscheiding ingesteld en werd slechts enkele malen door ‘der Führer’ hoogstpersoonlijk uitgereikt en opgespeld.

In de twee jaar dat ik er werkte, heb ik over deze werkzaamheden nimmer iets vernomen.

Lapland

Na mijn twee jaar met goed gevolg afgesloten stage in Duitsland wilde ik in meer facetten van het edelmetaalvak ervaring opdoen, maar heb daarover lang getwijfeld.

Of ik naar de Caribbean wilde voor de meer commerciële kant van mijn vak of naar een zilveratelier in Katokeino boven de poolcirkel in Lapland voor meer creatief handwerk en me zou melden bij het atelier van de Deen Frank Juhl waarover ik het een en ander had gelezen, daarover was ik nog onzeker. Juhl streek in 1958 neer in Kautokeino en begon op die afgelegen plek op de toendra zijn zilversmederij. ‘Juhls Gallery’ is vele jaren later uitgegroeid tot een van de belangrijkste bezienswaardig- heden van Finnmark en trekt bezoekers uit de hele wereld. Frank en Regine Juhl kwamen eind jaren 50 naar Kautokeino, uit bewondering voor de Sami (naam van de inheemse be- volking van Lapland) en vestigden de eerste zilversmederij in Lapland.

De Sami hadden een lange traditie in het dragen van zilveren sieraden, die ze echter niet zelf vervaardigden maar verkregen door ruilhandel. De Juhls repareerden die Sami-siera- den en voorzagen in een grote behoefte. Ze vervulden een belangrijke rol binnen de Sami gemeenschap en worden sindsdien door de inwoners van Kautokeino op handen gedra- gen. Tegenwoordig werken er diverse kunstenaars en studenten in de smederij en verko- pen ze een enorm aanbod aan zilver en andere kunstvoorwerpen. In enkele decennia bouwden de Juhls hun galerie uit tot een fantastisch complex van zalen, die eigenhandig werden ontworpen en gebouwd in de vorm van sastrugi’s of sneeuwduinen. Een hoogte- punt vormen, naast traditionele zilveren sieraden, de moderne sieraden uit de zoge- naamde toendracollectie, sieraden die zijn geïnspireerd op de mossen en korstmossen van de toendra. Het leek mij geweldig om daar een jaar te kunnen werken, wonen en leven.

Maar, na twee jaar ambachtelijk werk aan de werkbank in Duitsland, koos ik uiteindelijk toch voor een andere koers. Heb toen ook nog overwogen naar Nassau op de Bahama's te gaan waar een bedrijfsleider voor een juwelierszaak aldaar werd gevraagd, waar ik zo kon beginnen maar vond mijzelf nog te jong voor de job en koos uiteindelijk voor het veel- zijdige bedrijf met 23 filialen van Spritzer & Fuhrmann op de Antillen waar ik in die periode het meest zou kunnen leren.

Vuurproef

In de tijd dat ik in Hanau werkte, kwam ik eens in de maand een weekend naar huis in Apeldoorn en naar mijn nieuwe, prille liefde Constance in Loenen. Zodat we elkaar toch vrij regelmatig zagen. Ook is zij enkele malen in Hanau geweest, waar we dan een paar dagen in een hotelletje in de buurt logeerden.

Dat lag voor de ruim twee jaar dat ik op de Antillen werkte totaal anders. Ik solliciteerde naar de baan bij Spritzer & Fuhrmann in de gedachte en de vaste overtuiging dat wij sa- men daar zouden kunnen werken. Ik in mijn juwelen- en sieradenvak en Constance als tandartsassistente, die zij toen ook was in Loenen.

De voor ons zeer teleurstellende werkelijkheid was, dat werkvergunningen voor de Neder- landse Antillen in die tijd uitsluitend werden afgegeven voor banen waarin de eigen Anti- lliaanse bevolking zelf niet kon voorzien. Dat was wat betreft mijn baan het geval, maar er waren genoeg tandartsassistentes uit de eigen bevolking op de eilanden, dus dat werd een zeer zware pil in onze nog prille relatie die door deze onvoorziene tegenvaller verdu- veld zwaar op de proef werd gesteld.

We beloofden elkaar trouw te zullen blijven gedurende die twee jaar en zo scheidden zich onze nog jonge levens. Ondanks de vrijere omgangsvormen in de Antillen tussen jongens en meisjes, de vele verleidingen in meer losse en luchtigere kleding, de vele schoonheden van de Caribbean, het uitbundige carnaval en het feit dat veel lokale meisjes graag zwan- ger wilden worden van een niet onknappe, viriele Europese jongen waardoor ze aan je bleven plakken en een vrijkaartje kregen naar Europa, ben ik mijn grote liefde voor Con- stance trouw gebleven. We zijn na die vuurproef van twee jaar dan ook direct getrouwd.

Mijn engelbewaarder

Dus solliciteerde ik als verkoopmanager van juwelen naar een aantrekkelijk vacante job bij Spritzer & Fuhrmann in Willemstad, Curaçao en werd daar per kerende post verrast met een vliegticket Amsterdam-Willemstad en een open werkvergunning voor de Nederlandse Antillen. Heb mijn vader die mij naar Schiphol bracht mijn dikke winterjas meegeven, die ik op daar niet meer nodig zou hebben. Bij vertrek uit Amsterdam vroor het 17 graden onder nul en bij aankomst in Willemstad was het 43 graden boven nul. Dat temperatuurverschil in 17 uur vliegen (via de zuid route) was waanzinnig.

In de periode dat ik op de Antillen woonde, heb ik de eerste paar maanden in de mainstore van Spritzer & Fuhrmann aan het Da Costa Gomezplein in Willemstad op Curaçao ge- werkt en later zowel in de downtown zaak in Oranjestad op Aruba alsook in de chique boutique in het Caribbean Hotel op Aruba. Op Aruba was niet alleen de bevolking totaal anders - niet van Afrikaanse, maar voorna- melijk van Aziatische herkomst- maar ook de Amerikaanse bezoekers waren in de meeste gevallen niet de op taxfree-koopjes-jagende toeristen zoals op Curaçao, maar vermogen- de Amerikanen die voor grote financiële transacties en het vanuit Las Vegas bekende ca- sino in het Caribbean Hotel kwamen.

Daar waren bekende figuren bij met wie ik persoonlijk heb kennis gemaakt zoals met film- acteur Roger Moore en calypso-zanger-filmacteur Harry Belafonte die mij diverse malen nariep:’Hey redhead !’ vanwege mijn rood-bruine haar en hem dan maar lachend terug- zwaaide), Tony Benett en Bobby Kennedy, (broer van Amerikaanse president en minister van Justitie) die een paar maanden later in L.A. werd vermoord.

En heel veel andere illustere en puissant rijke Amerikanen waarvan me alleen nog de naam ‘Drago’ is bijgebleven die de grootste shoe-repairshop keten in Amerika bezat en een verjaarsfeestje gaf met alle fauteuils uit de lobby van het hotel in de zee en met gas- ten die in de zee met alcoholische drankjes vanuit het hotel werden bediend. Deze celebri- ties kwamen naar de ‘Dutch West-Indies’ -zoals de Amerikanen de eilanden noemden- om via allerlei daar welbekende sluipwegen hun vermogen buiten de Amerikaanse fiscus te brengen of te houden.

Veel van de gasten van het Caribbean Hotel waren gokverslaafde casinospelers die, wan- neer ze genoeg hadden van de casino’s van Caesars Palace en Tropicana in Las Vegas een privévliegtuig charterden en afreisden naar het toen welbekende maar veel kleinscha- liger casino van dit hotel op Aruba. Ik maakte persoonlijk kennis met deze bekende figuren omdat ze speelden en gokten in het casino van het Caribbean Hotel en er ook overnacht- ten, terwijl ik werkte in de boutique in de lobby van hetzelfde hotel.

Vaak liepen ze overdag wat rond om een praatje te maken en -in enkele gevallen- een fraai sieraad te kopen voor hun tijdelijk vergezellende liefjes. Voor (de latere Britse Sir) Roger Moore heb ik nog een hele act op moeten voeren om een paar bij mij gekochte smaragd oorhangers in de diningroom om 10 uur ‘s avonds aan de eettafel aan zijn liefje af te leveren. Hij vroeg mij ‘s middags in de boutique om advies voor een sieraad voor zijn liefje dat beslist géén ring mocht zijn, anders zou ze maar denken dat hij iets ‘steady’ met haar wilde. Dus oorhangers waren veilig vrijblijvend.

Een in Amerika bekende hartchirurg ‘John’ uit Chicago kwam er meerdere keren per jaar en verbleef dan in het Caribbean Hotel. Omdat hij regelmatig op het eiland was, had hij zich een cabrio aangeschaft omdat hij daarmee mobiel wilde zijn. Ik leerde hem ook ken- nen via de boutique en heb een keer wat met hem ‘s avonds in de bar gedronken. De vol- gende dag moest ik -omdat ik iets was vergeten- onverwacht van het hotel terug naar mijn tijdelijk woonadres in Oranjestad en probeerde een taxi te bellen. Dat lukte niet direct en nadat ik de boutique had afgesloten en door de lobby naar buiten liep, kwam John mij na en riep: ‘Wait Tony, take my blue convertible at the entrance’, terwijl hij met een zwieper de sleuteltjes over de gladde lobby-vloer naar mij toe schoot. Ik sputterde nog wat tegen dat het niet nodig was, maar hij drong aan met: “Just go ahead, Tony’.

Dus stapte in zijn prachtige, perfect uitziende blauwe Triumph Spitfire cabrio dat voor het hotel geparkeerd stond en reed de zwoele nacht in richting Oranjestad. Ik had nog nooit zelf in een open cabrio gereden en net voorbij het Manchebo Beach Hotel (opgericht en gemanaged door twee KLM-stewards) op het lange rechte stuk van de boulevard trapte ik het gaspedaal flink naar beneden en knalde met 160 op de teller langs het donkere, verla- ten Eagle Beach strand…..tot plots in het felle licht van de koplampen een groot glinster- end stuk doorzichtig plastic over de weg vloog. En knalde er tot mijn alles-verstijvende schrik in volle vaart middenin. Het stuk plastic vloog in een milliseconde over de voorruit en sloeg zich vanwege de enorme windstroom bij die snelheid vast om mijn hoofd, mond en ogen. En had van dat plastic ook zand in mijn ogen gekregen, kon ze nauwelijks openhouden terwijl ik er in pa- niek aan rukte om me ervan te bevrijden, maar tevergeefs.

Toen door al dat heftig ongecontroleerde gedoe de cabrio licht begon te slingeren, zag ik twee koplampen in de verte op mij afkomen en bad hardop: ‘O God, laat mij die auto ont- wijken’. En op het moment dat mijn tegenligger dichterbij was en ik de cabrio hevig slinge- rend van links naar rechts over de weg niet meer onder controle had, trok ik met een laatste krachtinspanning het stuur met een ruk naar rechts waarbij de cabrio van de weg vloog en met volle snelheid zijdelings knalde op een langs de weg staande forse palm- boom. Door de enorme snelheid vloog ik van de stoel, over de voorruit heen, net langs de palmboom en plofte in het zand langs de boulevard en toen ik mij verdwaasd oprichtte om te zien wat er was gebeurd, ontplofte met een enorme dreun de benzinetank en brandde de cabrio volledig uit.

Ik had godzijdank dus mijn tegenligger kunnen ontwijken, was mijn allereerste gedachte. Toen zag ik dat ik alleen een schram had op mijn knie dat ik had opgelopen tijdens mijn ‘vlucht’ over de voorruit en verder mankeerde mij helemaal niets. Ik was mijn engelbe- waarder heel erg dankbaar. John vond het verlies van zijn cabrio niet belangrijk, hij was goed verzekerd en was blij dat mij niets was overkomen. Een half uur na het ongeluk belde ik een vriend in Willemstad, Curaçao die al wist dat de roodharige ‘makamba’ (blanke Nederlander) op Aruba een auto-ongeluk had gehad. De tamtam op de eilanden werkte perfect. Voor de ernstig beschadigde palmboom kreeg ik later een rekening van 220,- Antilliaanse guldens, wat toen neerkwam op het dubbele in Nederlandse guldens: de palmboom moest speciaal worden ingevlogen vanuit Miami, Florida. Mijn engelbewaarder vond dat het mijn tijd nog niet was.

P.S.1: Op Aruba waait altijd een zacht-warme wind uit één richting, waardoor alle bomen op het eiland ‘scheef’ groeien door de zogenaamde passaatwind. Op het stuk waar ik op dat moment reed was een stortplaats van een vuilnisbelt waardoor het grote stuk plastic van zeker 10 vierkante meter door die passaatwind over de weg was geblazen.

P.S.2: Toen pas in de loop van 2019 de eilanden van de Nederlandse Antillen door Google Maps in kaart waren gebracht, ben ik direct gaan kijken of ik het stuk weg langs Eagle Beach op Aruba nog zou herkennen. Het was in mijn scherpe herinnering een enorm stuk volledig verlaten en leeg strand. Had er vaak gelopen en was diverse malen met een klein sunfish zeilbootje (hoewel ik niet kon zwemmen) de zee opgegaan. Had er ook ooit al snorkelend in het helder turquoise water in een zee-egel getrapt waarbij een van diens stekels afbrak en zich in mijn voet had geboord. Was verdomd pijnlijk, kon daar- door nauwelijks lopen en zag tot mijn grote opluchting een visser van een bootje verderop mijn kant uitlopen. Die man hielp mij, door met het hete vuur van de punt van een sigaret (die ik toen altijd bij me had) de stekel in mijn voetzool weg te branden. En dat werkte di- rect en perfect. Dus ik kende dat strand omdat ik er vele malen was geweest.

Vanaf Eagle Beach richting de vuurtoren op Malmok schat ik de afstand op ongeveer 8 ki- lometer waar alleen het Manchebo Beach Hotel en Caribbean Hotel stonden en de rest was leeg, leeg, leeg met alleen wit strand en turquoise-blauw water. Nothing else, alleen maagdelijk strand en de turquoise-blauwe zee !

Toen ik op Google Maps uiteindelijk het stuk Eagle Beach strand had gevonden zat het verstopt tussen 3 tot 4 rijen hotels, bars, US vreet-tenten en toeristische rubbish. God, wat een afknapper, het stuk weg was onherkenbaar veranderd en ik vond de voor mij fatale plek niet meer terug. Het paradijselijke strand en de maagdelijke kustlijn zijn sinds mijn verblijf op Aruba totaal verdwenen.

Mijn engelbewaarder 2

Toen ik in 1982 van het secretariaat Sport- en Zakenvliegen van de Koninklijke Neder- landse Vereniging voor Luchtvaart (KNVVL) de goedkeuring had gekregen om te oefenen in het vliegen met ultralichte vliegtuigjes, nam ik enthousiast lessen bij vliegschool Sandee Aviation op vliegveld Lelystad, want voordat je met zo’n vliegende grasmaaier de lucht in mocht, moest je eerst een flink aantal theoretische en praktische lesuren in het opstijgen en landen met een gewone Cessna hebben ervaren. (In deze Cessna PH-VSO heb ik ook de meeste lessen gehad).

Als je dat kunstje eenmaal door had, kon de vlieginstructeur je toestemming geven om les- sen in het vliegen met ultralights te volgen. Dat gebeurde ook vanaf Lelystad, maar ver buiten de gangbare vliegroutes op een speciaal daarvoor bestemd terrein. Hoewel op de afgesproken dag de weersomstandigheden slecht waren (er was op de oefenstrip - gezien de ligging van het veld - op dat moment alleen wind mee en totaal geen tegenwind), liet de instructeur tegen alle regels en wetmatigheden van de luchtvaart in, ons toch oefenen in het starten en landen op die strip. De simpele instructie was: na de start in een rechthoe- kig circuit om het veld vliegen en weer landen op de strip. Dat was makkelijker gezegd dan gedaan en daar was ik mij gezien die ongunstige wind zeer van bewust.

De start met wind mee was - zoals verwacht - lang en moeizaam, maar ik kwam uiteinde- lijk bij voldoende snelheid toch los. Ik vloog zoals aangegeven het circuit rond waarbij ik op de lange arm naar een flinke hoogte opklom. Toen ik echter een hoek had gemaakt en te- rug wilde voor de afdaling, voelde ik al direct dat ik door de geringe snelheid (door het wind-mee effect) vrijwel geen draagvlak meer had en toen ik wat gas terugnam om goed op de strip te kunnen landen, kwam ik in een directe stall (overtrek) terecht bij gebrek aan snelheid en draagvlak en dook ik vanaf een hoogte van ongeveer 60 meter met de punt van het toestel loodrecht in een duizelingwekkende vaart naar beneden, eindigend met een enorme klap in een omgeploegd aardappelveld.

Dankzij mijn goede engelbewaarder had ikzelf totaal geen verwondingen of schade en toen ik van de eerste schrik was bekomen, had ik in de gaten dat de grote propeller net boven mijn hoofd nog op volle snelheid rond loeide. Had ik in die situatie verdwaasd over het gebeurde mijn hoofd opgeheven, dan was die los van de rest van m’n lijf afgehakt ge- weest. Godzijdank was ik me op dat paniekmoment van dat enorme gevaar bewust.

Het fatale ongeluk waarbij de ultralight volledig total-loss werd verklaard, had nog een voor de instructeur zeer vervelend staartje. De verplichte melding van het ongeval bij de Rijks- luchtvaartdienst en het daaropvolgende onderzoek bracht de vliegschool in ernstige pro- blemen door de onverantwoorde beslissing in de gegeven onmogelijke weersomstandig- heden toch leerling-vliegers de lucht in te sturen. Voor zover mij bekend, werd door de RLD zijn instructievergunning voor de tijd van een jaar ontzegd.

En omdat ik moest en zou vliegen, (de mogelijkheden werden in Nederland steeds verder teruggedraaid vanwege geluidsoverlast) huurde ik met 2 (vlieg)vrienden een tweemotori- ge Piper Seminole op Eelde (jazeker, tanken met kerosine moest ik daar zelf doen) om een weekend naar Farnborough in Engeland te vliegen om daar deel te nemen aan de grootste vliegshow van Engeland.

Toen we op Farnborough landden werden we na de landingsbaan met applaus ontvangen omdat we 'from Holland' waren en elke vliegfanaat daar wist waar een PH-registratie dat goed zichtbaar was op het toestel, vandaan kwam. De meest mogelijke en onmogelijke vliegtuigen kwamen daarbinnen en we hebben er uren met open monden van verbazing rondgelopen. Het meest opmerkelijke vond ik, was een meisje van 'n jaar of twintig, die ge- zeten op het gras een broodje zat te eten met haar rug tegen een van de vleugels van haar eigen toestel. Later zagen we haar vertrekken met haar twin-engine mini-vliegtuigje waar ze zelf net in paste. Ze vloog van de startbaan weg met 'n rotvaart om even later steil omhoog de luchtshow te verlaten. Naar onze begrippen onvoorstelbaar wat in Engeland kan en mag vliegen.

Op de terugvlucht zijn we gevlogen naar de gespecialiseerde ultralight vliegschool van Breen Aviation op vliegveld Enstone in Oxfordshire (op een oud RAF-vliegveld uit WW2 waarvan er nog tientallen in Engeland liggen) om bij hen langs te gaan om te informeren naar hun vlieglesprogramma. Zij hadden veel ervaring met ultralights en ik nam een paar maanden later daar lessen met verschillende types ultralight zoals je hier en hier kunt zien.

Op de terugvlucht van Enstone naar Eelde kwamen we boven de Noordzee in zeer hevig onweer terecht. Alles was stikdonker, geen enkel zicht met om de paar seconden felle blik- semflitsen. Dat werd zo erg dat we de aanwezige zwemvesten hebben omgegord en de instructies hebben doorgenomen voor het geval we in de Noordzee zouden belanden. Contact met de thuishaven leverde een nogal laconiek commentaar op: ‘Maak jullie geen zorgen, we vinden jullie wel als jullie beneden zijn. Trek aan het koord van jullie vesten zo- dat de lamp aan je vest gaat branden en we jullie kunnen vinden. Het is zo druk boven de Noordzee als op zaterdagmiddag in de Kalverstraat’. Dus we moesten ons maar niet al te zenuwachtig maken. Einde mededeling. We waren godsblij en opgelucht toen vliegveld Eelde in zicht kwam.

Waarom ik zo nodig wilde vliegen was, omdat mijn dagelijkse reistijd van huis naar werk vice versa inmiddels was opgelopen naar meestal 3 uur per dag en ik wilde dat graag be- korten. Met twee vrienden hadden we het plan om samen een ultralight te kopen waarmee ik dan doordeweeks zou vliegen voor mijn woon-werkverkeer en mijn vrienden ermee in ’t weekend konden dollen. Hoewel ze er primitief uitzien, zijn deze ultralights echt geweldig om mee te vliegen, bijna als een vogel. Je kunt er héél steil mee starten en landen.

Via de Rijksluchtvaartdienst en de gemeente Brummen waar ik toen woonde, was al goed- keuring gegeven voor een klein vliegveld op een weiland bij mijn boerderij waarop ik kon starten en landen. En ook een boer vlakbij het Bijlmermeer-metrostation vond het goed dat ik op zijn weiland mocht landen en de ultralight in een van zijn grote schuren overdag mocht stallen.

Dat dat in een groot land als b.v. Frankrijk wel mogelijk was, maar in het dichtbevolkte Ne- derland niet, lag vooral in ’t feit dat de fantastische vliegtoestelletjes te veel decibellen pro- duceerden waarbij in de loop der tijd uiteindelijk via allerlei verordonneerde geluids- en motorvermogen-beperkingen die droom om over alle files naar mijn werk te vliegen, he- laas strandde en daarmee de aanschaf van een Amerikaanse ultralight werd afgezegd. Ik wist dat dit kon gebeuren, maar mijn engelbewaarder was het daarmee niet eens.

Citroen Amsterdam

Ik kwam er vandaag op 18 januari 2020 achter, dat een van mijn voormalige werkgevers - Karel A. Citroen - precies een maand geleden, op 18 december 2019 was overleden in Oslo op de leeftijd van 99 jaar. Op 3 maanden na zou hij 100 zijn geworden. Behalve dat hij in de 2e wereldoorlog een onderscheiden ‘Engelandvaarder’ was, was hij internatio- naal een zeer groot juwelen– en zilverexpert en eigenaar van het gerenommeerde juwe- liershuis v/h Roelof Citroen, Kalverstraat 1 (met een prachtige gevel van geglazuurde olijf- groene stenen en tegels) in Amsterdam waar ik eerst als verkoper en later als bedrijfslei- der werkzaam was.

Hij was een kleine man met bruine hoornen bril, immer perfect en onberispelijk gekleed in een donker pak, uiterst hoffelijk en beleefd, maar altijd druk, rusteloos en bewegelijk. Behalve eigenaar en directeur van deze juwelierszaak die zijn overgrootvader in Amster- dam was begonnen, ging zijn grootste belangstelling uit naar bijzondere werken van zilver en schreef er verschillende toonaangevende boeken over, met name op het gebied van zilverkeurtekens en vervalsingen. Toen er nog niemand naar taalde, kocht en verzamelde hij originele Art-Deco en Jugendstil sieraden en objecten, waarvan hij enkele grote en we- reldbekende stukken in de zaak had van o.a. de beroemde Franse actrice Sarah Bernard, glas en sieraden van René Lalique, Georges Fouquet en Philippe Wolfers, bronzen beel- den van Hildo Krop en Mendes da Costa en vele bijzondere lampen van Tiffany tot zelfs een vrachtwagen vol met rollen behangpapier uit een failliete fabrieksboedel. Prachtig behang waarmee de wanden van theater Tuschinski nog zijn bekleed. Alleen dat behang zou hem later een vermogen opleveren omdat het uiterst zeldzaam was en ner- gens meer verkrijgbaar. Citroen had een heel bijzonder oog en talent voor dingen waar mensen hun neus voor ophaalden, niemand wilde en het hem daarom weinig tot niets kostte, maar later zeldzaam werden omdat hij er over schreef in internationale vaktijd- schriften.

Zijn zeldzame collectie Art Nouveau en Jugendstil werd in 1963 in zijn geheel aangekocht door het Hessisches Landesmuseum in Darmstadt, Duitsland. Toen in de wereld niemand was geïnteresseerd in 19e-eeuws zilver, kocht Citroen dus 19e-eeuws zilver op de veilin- gen van Mak van Waaij in Amsterdam en Sotheby en Christies in Londen. Zo kwam hij een keer met de groene catalogus van Sotheby aan, wees op een foto van een groot mo- numentaal stuk zilver en vroeg of ik dat voor hem wilde kopen op de bewuste veilingdag in Londen omdat hijzelf daar niet herkend wilde worden. Paar dagen later naar Londen, stuk gekocht, uit elkaar geschroefd en gedemonteerd in een bruine weekendtas terug naar Amsterdam genomen. Bij die gelegenheid bombardeer- de hij mij tot zijn bedrijfsleider en verdween daarna dagenlang in de Universiteitsbiblio- theek aan de Singel in Amsterdam. Na een week kwam hij jodelend de zaak weer in met een grote smile van oor tot oor en de mededeling: ik heb het !

Wat hij had gevonden in de bibliotheek en dat Sotheby nooit had geweten was, dat het ob- ject van ruim een meter hoog, was gemaakt door Christofle & Cie in Parijs, ontworpen door de neef van Christofle, Henri Bouilhet en gemaakt als pronkstuk (pièce de milieu) in het paleis van koning Napoleon III (Lodewijk Napoleon), voorstellende een mythologische afbeelding en verbeelding van de opvoeding van Achilles. Als zilverexpert schreef Citroen vervolgens een gedetailleerd verhaal in het vermaarde internationale kunst- en antiquitei- ten-magazine “Connoisseur” dat de waarde van het stuk in een veelvoud van de aanschaf- prijs deed exploderen. Behalve veel oude Nederlandse adel dat vaste klant was bij Citroen, heb ik o.a. kennis ge- maakt met de kleinzoon van Heinrich Schliemann, de grote archeoloog die de stad Troje ontdekte, die zilveren stadssleutels verzamelde waarvan Citroen er enkele had.

Vele jaren later, al lang niet meer werkzaam voor Citroen in Amsterdam, kwam ik tot mijn grote verrassing en verbazing weer oog-in-oog te staan met het bijzondere stuk tijdens een bezoek aan een van de Napoleontische zalen van Musée d’Orsay, waarbij van totale ontsteltenis en herkenning mij de tranen in mijn ogen sprongen. Ik kende het stuk milli- meter voor millimeter en wist niet dat het na jaren was aangekocht door dit beroemde mu- seum in Parijs.

Juwelier Citroen in Amsterdam, juwelier Schaap in Utrecht en juwelier Van Gelder in Venlo verhuurden hun bedrijven begin zeventiger jaren aan een cluster die de drie juweliers samensmeedde tot het nieuwe bedrijf Schaap, Citroen van Gelder, dat na ernstige malver- saties van de tak van Van Gelder werd teruggebracht tot de nu bekende juweliersketen Schaap & Citroen in: Amsterdam, Den Haag, Rotterdam, Utrecht, Haarlem, Den Bosch, Eindhoven en Groningen

Nog even terug naar ons eerste woonadres op het Valeriusterras (gelegen waar de De Lairessestraat overgaat in de Cornelis Krusemanstraat) in Amsterdam-Oud-Zuid. Con had een vaste baan als secretaresse van professor Brasz, hoogleraar politicologie aan de Vrije Universiteit van Amsterdam en ik een vaste baan als verkoper, later bedrijfs- leider van Juwelier Citroen, Kalverstraat 1. Vanwege bereikbaarheid stelde de politie van Amsterdam de eis, dat bij een alarm van een juwelierszaak, de eerstverantwoordelijke man die dan gewaarschuwd moest worden, woonachtig moest zijn binnen de gemeente Amsterdam. Daar eigenaar Karel Citroen zelf in Blaricum woonde, werd ik daardoor die eerst te waarschuwen persoon bij alarm.

Het was 1969, het zeer rumoerige jaar van de studentenopstanden, de Maagdenhuisbe- zetting en de vele rellen in het centrum die dikwijls met ME-troepen, politie charges te paard en met waterkanonnen werden uiteengedreven. Vanwege het enorme rumoer in het centrum hadden wij 's avonds de radio vaak afgesteld staan op de lokale politiezender en wisten steeds uit eerste hand wat er in het centrum zich afspeelde. De enkele keer dat we uit nieuwsgierigheid de tram naar het centrum hadden genomen, moesten we hard hollen om op het Rokin de waterkanonnen voor te blijven en doken met een groepje jongelui een voor ons opengehouden deur van een pand naar binnen om door de brievenbus het schouwspel van heel dichtbij verder te volgen.

Tot we een keer 's avonds via de politiezender een agent vanuit een auto hoorden mel- den: 'Die persoon woont op Valeriusterras 245 op tweehoog.' Ik schrok want dat was ons adres en even later: 'Breng jij hem even met spoed naar de Kalverstraat want het alarm loeit nog steeds'. Toen had ik natuurlijk door wat er aan de hand was, pakte snel de sleu- telbos van de zaak en haastte me naar beneden, waar de politieauto met zwaailicht al klaar stond. Ben nog nooit zo snel - alle verkeerslichten negerend- door Amsterdam gereden. Toen we in de buurt kwamen vroeg de agent:’ Waar wilt u dat ik u afzet, aan de voorkant in de Kal- verstraat of aan de achterzijde (via een steeg) vanaf het Rokin’. ‘Nee nee,’ zei ik, ‘via de achterkant.’ Stapte daar uit de auto waarbij de agent me succes wenste en reed weg, want hij was van een andere dienst.

De sirene van het pand maakte een hels lawaai en er stonden al een hoop mensen van een afstand toe te kijken. Ik rende de steeg weer uit naar het naastgelegen grote Dam- plein op zoek naar een agent die mij kon helpen het pand binnen te gaan omdat ik er niks voor voelde bij binnenkomst meteen een blaffer tegen mij hoofd gedrukt te krijgen. Een goede les van mijn EHBO-cursus was, zorg altijd eerst dat je zelf veilig bent voordat je ie- mand anders gaat helpen anders liggen er straks twee.

Eindelijk zag ik twee agenten aan de andere kant van het plein bij de Bijenkorf lopen, op een holletje erheen om de mannen te vragen om hulp. Ik begon met: ‘Hoort u die sirene van het alarm? Dat is bij juwelier Citroen, ik ben de bedrijfsleider en kan een van u met mij meelopen voordat ik het pand binnenga?’ Antwoord: ‘Nee meneer, da gaan nie, is ons dis- trik nie. Wa zaan van bureau Warmoestraat en die juwelier hoort bij bero Rokin, meneer.’ ‘Dus, kenne u nie helpe meneer, sorry hoor.’ ‘Kunt u dan niet iemand van bureau Rokin oproepen,’ vroeg ik. ‘Ja, dat zouwe we wel kenne doen’.

Ging uiteindelijk een kwartier later met een agent van bureau Rokin het pand binnen, ter- wijl een krijsende kat langs me heen schoot naar buiten. Die had voor de consternatie en de gigantische herrie gezorgd door langs de nog ouderwetse mechanische bedrading van de beveiliging te lopen.

Vele jaren later en dan als eigen ondernemer onder de naam Ton Westen Creations in de inmiddels verhuisde Diamantbeurs van het Weesperplein naar de Hogehilweg in Amster- dam-Zuidoost, sloeg op 1e Kerstdag van dat jaar het alarm af van mijn atelier en kantoor daar, dat ik gedurende alle kerstdagen heb laten loeien. Ik negeerde de eis van de politie om het alarm af te zetten omdat ik niet in m'n eentje naar het volledig verlaten bedrijven- terrein in Amsterdam-Zuid-Oost wenste te rijden om dat alarm af te zetten. Het kon ook opzettelijk veroorzaakt zijn waarbij je daar werd opgewacht en met een blaffer tegen je kop gedwongen werd je kluis te openen. Dan maar alarm vond ik, dat ik pas ging afzetten toen er weer volop leven op het bedrijventerrein was na de Kerstdagen.

Durban

Wat ik in vele jaren sterk had was, dat ik al na twee of drie jaar de nieuwe kunstjes in be- drijf X, Y of Z kende of had gezien. Werd dan onrustig en zat dan alweer te denken aan een volgende nieuwe uitdaging.

Zo kwam ik een keer thuis in Landsmeer met de mededeling aan mijn echtgenote dat ik een nieuwe baan had. 'Oh', zei ze 'en wáár dan wel?' 'In Durban' antwoordde ik. 'Durban waar?' 'In Durban aan de zuidkust van Zuid-Afrika', verduidelijkte ik.

Waarop zij mij laconiek antwoordde: 'Als je het leuk vindt om alléén te gaan, moet je het vooral doen, maar ik ga niet met je mee. Voor jou verandert er niet veel want je blijft ge- woon je eigen werk doen in een andere taal, maar ik zie mezelf niet de godganse dag op een hotelkamer of in een pension zitten met een kind op komst, no way' En dat wilde ik na- tuurlijk ook niet.

Rembrandtplein

Toen we net getrouwd waren, woonden we in Amsterdam op een etage aan het Valerius- terras in een tamelijk chique buurt achter het Concertgebouw in Oud-Zuid. Daar was 's avonds geen pest te beleven, dus namen we vaak de tram naar het centrum, Rembrandt- plein of Utrechtsestraat, settelden ons op een van de vele terrassen daar en amuseerden ons tot in de kleine uurtjes achter diverse glazen sherry en pils met mensen bekijken en vooral van commentaar te voorzien.

Con gaf dan haar mening over mannen die voorbijkwamen en ik over langs flanerende vrouwen en soms wisselden we dat af. En konden ons zo uren amuseren waar zo onge- veer de hele wereld voorbijkwam. Con was een attractieve vrouw en had, ook al zat ik naast haar, aandacht van veel mannen. Dat had ik uiteraard ook wel in de smiezen en dan zei ik haar: Kijk, je hebt sjans met die meneer met die zwarte trui daar rechts op het terras.

Dan keek ze me lachend aan en zei: Dan heb je die andere twee daar en daar zeker nog niet gezien. We waren net getrouwd en gek met elkaar, dus dat zag ik beslist niet als een bedreiging maar eerder als een compliment aan de bijzonder aantrekkelijke vrouw die ze was.

Toen we jaren later via ons flatje in Haren (waar 's avonds trouwens ook helemaal niets te beleven was, noch in uitgestorven hartje stad Groningen) weer in de buurt van Amsterdam kwamen te wonen, hadden we het er 'n keer over, dat het altijd zo leuk en bijzonder was in centrum Amsterdam en dat we daar zo van genoten. En vóórdat we er verder over door- gingen, stapten we in de auto en reden naar het Rembrandtplein. Het was 'n hele toer om de auto nog daar in de buurt geparkeerd te krijgen dat uiteindelijk lukte aan de Amstelkade net achter het plein, liepen een vol terras op en bestelden een sherry en een pils en zaten weer als vanouds op 'ons pleintje' dat we jaren hadden gemist. We moeten daar zeker 'n uur hebben gezeten tot ik plotseling hevig schrok en met moeite kon uitbrengen: ‘O god, we zijn Max helemaal vergeten !’

Zo sterk voelden we ons door de hele situatie weer het net getrouwde stel, dat we beiden onze inmiddels 2 jaar oude zoon die alleen thuis was in z’n bedje, totaal waren vergeten.

Lieten onze volle glazen staan, renden terug naar de auto en knalden met een enorme gang naar ons 10 kilometer verderop gelegen huis en onze daar zonder oppas achtergela- ten zoon in Landsmeer. We renden beiden vol schuldgevoel de trap op, knipten het licht in zijn kamer aan en zagen tot onze verbijstering dat hij in zijn bedje rechtop stond, zich vast- hield aan de spijlen van zijn ledikantje danste met z’n luier-kontje op en neer breed la- chend van oor tot oor alsof hij wilde zeggen: ‘Ah leuk, gezellig dat jullie er ook zijn.’ We voelden ons beide als ontaarde ouders toen verschrikkelijk schuldig. Zo zorgeloos waren we echt maar die éne enkele keer, we waren verder voorbeeldige ouders.

Amstone Diamond Center

In de zaak aan de Herestraat in Groningen was ik twee jaar bedrijfsleider, toen bekend on- der de naam Juwelier Bouman: een zeer drukbezochte juwelier met een clientèle tot aan Den Haag en Maastricht toe, waar bijna 50 (!) mensen werkzaam waren. Afgezien van het enorme personeelsbestand en de grote bekendheid van deze zaak, was het bijzondere dat élk verkocht juweel of sieraad werd verpakt in een bloemstuk en zo aan de klant werd overhandigd. Voor een paar trouwringen was dat een eenvoudig bloemstuk, maar voor een groter juweel vaak fantastisch bloemstukken met zelfs werkende fonteintjes. Die stuk- ken werden ‘s morgens rond 6 uur door een vaste bloemist gebracht en als je dan ’s mor- gens via de achteringang de zaak binnenstapte dacht je dat je in een goed florerende bloemenzaak was beland. Absoluut uniek !

Ruim twee jaar werkte ik als bedrijfsleider bij juwelier Bouman in Groningen, toen ik tijdens mijn werk overdag een telefoontje kreeg van een zekere Charles L. uit Amsterdam, die zich voorstelde als eigenaar en directeur van een nieuw diamantbedrijf en diamantslijperij in Amsterdam en Antwerpen. Hij had van mij gehoord in 't juwelenvak en wilde graag een gesprek met mij over een mo- gelijk goede toekomst voor mij in zijn bedrijf. En of ik de volgende middag om 16:00 uur in Amsterdam kon zijn op zijn woonadres in Amsterdam. Dat zegde ik toe en stond de vol- gende dag op de afgesproken tijd voor zijn deur.

Hij liet mij gehaast en druk binnen, gaf me 'n hand, excuseerde zich dat hij op dat moment een belangrijk telefoontje had dat hij hoe dan ook eerst moest afwerken en liet mij zolang wachten op een bankje in de gang van zijn riante huis. Na een half uur en met duizend excuses kwam hij ter zake: hij zocht een verkoopmanager en juwelenvakman voor de showroom van zijn nieuwe diamantslijperij die een groep van plusminus 15 gastvrouwen zou moeten leiden en begeleiden bij buitenlandse diamant- en juwelenverkopen in zijn be- drijf. En viavia had hij begrepen dat ik daarvoor de meest geschikte man was. Of ik voor hem wilde komen werken. Ik vroeg bedenktijd aan van een paar dagen voordat ik daarover een beslissing kon nemen en zou hem een week later op een afgesproken dag en tijd uitsluit- sel geven op die vraag.

Omdat via zijn aanbod een door mij geambieerde baan in de diamantwereld mij heel aan- trekkelijk leek, had ik voor mijzelf al heel snel een positief antwoord op die vraag en was ik al om. Er waren echter nog wel een aantal ernstige obstakels die nader moesten worden gewogen, besproken en geregeld die niet van mij alleen afhankelijk waren. Daar was Con's secretaresse-baan bij de GasUnie in Groningen, onze nog niet zo lang geleden in- gerichte flat in Haren en uiteraard de te respecteren opzegtermijnen van onze beider werk- gevers. I nmiddels speelden voor ons de volgende afwegingen een rol: de eerdere verhuizing van één kamer op driehoog-achter in Amsterdam naar een royale eigen flat en woning in Ha- ren bij Groningen was voor ons een groot goed waarin we niet terug wilden, de met name door mij ten onrechte in sociaal opzicht opgehemelde en geïdealiseerde verhuizing van Amsterdam naar Haren bleek in werkelijkheid sociaal heel veel moeizamer dan gedacht en eigenlijk een grote teleurstelling. Als je 'van buiten' komt, maak je in Groningen beslist geen nieuwe vrienden of contacten. Dat was een grote teleurstelling voor ons beiden ! Dat feit speelde een belangrijke rol in ons besluit om -indien de mogelijkheden voor een eigen flat of woning in Amsterdam aanwezig waren- weer terug te gaan naar Amsterdam. En dat besluit deelde ik een week later de heer L. mee, die dat feit geen enkel probleem vond, hij zou dat regelen. En tot die tijd zouden we gewoon in Haren kunnen blijven wo- nen. L. vond dat ik in eerste instantie maar dagelijks heen en weer moest vliegen met de NLM tussen Schiphol en vliegveld Eelde, dat 8 kilometer van mijn flat in Haren lag. Zodat ik voorlopig gewoon in Haren kon blijven wonen. Geen probleem: hij zou de reiskosten beta- len. Dat kwam er in de praktijk op neer, dat ik 's ochtends om 7 uur op mijn vouwfietsje naar vliegveld Eelde reed, mijn fietsje daar stalde in het fietsenrek en vervolgens in de eer- ste Fokker Friendship-vlucht van Eelde naar Schiphol vloog. Aangekomen op Schiphol stond er dan een bedrijfsauto met chauffeur klaar die mij naar mijn werklocatie in Amsterdam bracht.

Dat was lollig en spannend voor de eerste paar weken, maar na bijna 4 maanden van da- gelijks heen-en-weer vliegen, wilde ik een ernstig gesprek hoe het nu met mijn huivesting in Amsterdam zat. L. had nog niks en bood mij zijn grote Mercedes aan om zowat gemak- kelijker op-en-neer te reizen, waarbij ik ook wat minder afhankelijk was van de laatste vroege vlucht rond 16:00 uur van Schiphol naar Eelde.

Het was najaar geworden en dat dagelijks zelf rijden via de Afsluitdijk van Amsterdam naar Haren werd al snel een marteling in de vaak optredende dichte mist in Friesland waarbij ik regelmatig de portier van de auto moest opendoen om de witte strepen op het wegdek nog te kunnen zien. En rond tien uur/half elf uiteindelijk vaak totaal uitgeput thuis aankwam. Dat heb ik een aantal weken volgehouden en toen was het op.

Wachten op L. was geen optie meer en zijn toen uiteindelijk zelf op zoek gegaan naar een koopwoning rond Amsterdam, dat we als snel vonden in een prachtig vooruitstrevend nieuwbouwproject in Landsmeer. We kochten een prachtig hoekhuis aan het water en wa- ren dolgelukkig met onze eerste eigen woning. Na onze beider opzegtermijnen verhuis- den we van Haren naar Landsmeer. Mijn vader begreep er niks van toen ik hem vertelde van de aankoop van ons eerste eigen huis voor honderdduizend gulden (!). Maar wij waren de koning te rijk ! Amstone Diamond Center 2

Omdat Charles L. een bekende diamantvakman was van ruwe diamant en het hem aan kennis van de meer elegante, representatieve juwelenwereld ontbrak, stuurde hij mij na een paar maanden op reis naar Frankrijk en Zwitserland om namen en gegevens van fa- brikanten en handelshuizen te achterhalen die op het gebied van vitrine bouw, gespeciali- seerde verlichting, etalagematerialen, juwelenpromotie en reclamebureaus hun sporen hadden verdiend. Die in ons land nog onbekend waren en met welke producten en dien- sten hij zijn juwelenbedrijf zou kunnen verrijken. Hij wilde van mij gedetailleerde verslagen van bedrijven, prijzen, productie- en leveringsmogelijkheden, diensten en termijnen. Alles waarmee hij zijn nieuwe juwelenbedrijf boven de degelijke, gangbare Hollandse meute uit kon tillen en verschil kon maken.

Ik zou reizen per vliegtuig en verblijven in de beste 5-sterren hotels (o.a. Intercontinental Hotels) van Europa. Te beginnen in Parijs, daarna naar Genève, Lausanne en Zürich. En hem elke dag telefonisch om 4 uur 's middags verslag doen van de vorderingen van die dag. Dat gebeurde precies zoals we hadden afgesproken. Ik wist heel veel nieuwe ont- wikkelingen, veranderingen en unieke trends in de zeer luxe Europese juwelenwereld waar te nemen en te registreren in mijn dagelijkse mondelinge en schriftelijke verslagleg- ging waarmee wij ons Nederlandse juwelenbedrijf konden vernieuwen en laten uitsteken boven de bekende, gangbare dertien-in-een-dozijn presentaties.

Toen ik aan het eind van mijn rondreis al een paar dagen in Zürich was, vertelde hij mij te- lefonisch dat hij zelf een van de komende dagen naar Nice zou vliegen naar zijn buiten- huis aan de 'Croisette' in Cannes. En dat wij elkaar daar een van de komende dagen zou- den kunnen ontmoeten.

Leuk, bedacht ik, want ik was eigenlijk al wel klaar in Zürich, boekte telefonisch een kamer in het luxe (en retedure) 5-sterren Carlton Hotel in Cannes en vloog de volgende dag al di- rect met SwissAir naar Nice (Cannes heeft geen eigen vliegveld) met het idee, dan ben ik er alvast als hij daar aankomt. Maar dat heeft Charles L mij absoluut niet in dank afgeno- men.... Toen ik op vliegveld Nice mijn koffer van de lopende band had geplukt en in de grote hal naar de uitgang liep, kwam ik - alsof het zo had moeten zijn - Charles L. tegen, met aan zijn arm een bloedmooie blonde Française die ook richting uitgang liepen. Een understatement als ik zeg dat hij 'not amused' was en zei me met rood aangelopen hoofd mij de volgende dag te willen ontmoeten op zijn adres aan de Boulevard de la Croisette om dan samen een hapje te zullen gaan eten. Te slim zijn kan soms ook voor onwelkome verrassingen zorgen....

Diamantair Charles L. had een feilloos oog. Als hij door zijn slijperij en diamantsorteerderij in Antwerpen liep waar zeer getrainde vak- mensen o.a. ruwe diamanten sorteerden op kleur, kwaliteit, zuiverheid en slijp- mogelijkhe- den, kon het gebeuren dat hij al langslopend één enkel steentje uit een berg met 20.000 diamantkristallen er uit pikte en dan zei: ‘Die hoort hier niet ’ en legde dan het steentje op een van de andere bergjes kristallen, waar die wel thuishoorde. Bij nadere bestudering bleek dat ook écht absoluut het enige steentje te zijn die kwalitatief eigenlijk in een ander bergje thuishoorde. De Antwerpse slijpers en sorteerders vertelden mij dat hij 'het boze oog' had.

Dat moest ik zelf ook aan den lijve ondervinden. Ik maakte vaker mee, dat hij onaangekon- digd met of zonder gasten, maar meermaals met zijn vriend Martin Schröder - de oprichter en directeur van MartinAir - zomaar kwam binnenstappen in zijn (mijn) showroom in Am- sterdam waar in een van de grote verkoopzalen met zwart glanzende leisteen vloeren en stemmige spotlichtjes, ik er continue voor zorgde dat alles er tot in de puntjes verzorgd uit- zag met o.a. altijd verse bloemen (vaak tulpen) op de verkooptafels en vitrines.

En dat hij al binnenlopend mij riep en wees op een gebarsten stopcontact onder een van de tafels en 'waarom dat nog niet gerepareerd was, want twee maanden geleden was dat ook al zo'. Dus ook voor mij had hij 'het boze oog'. Hij zag en registreerde werkelijk alles. Tot in het absurde.

Amstone Diamond Center 3

In de periode dat ik als bedrijfsleider werkzaam was in het diamantbedrijf aan de James Wattstraat in Amsterdam, gaf ik leiding aan een internationaal gezelschap van zo'n twintig native-speaking gastvrouwen. Dat waren veelal ex-stewardessen van Martinair en KLM die door omstandigheden niet meer wilden of konden vliegen. De dames, werden elk jaar opnieuw voor het toeristenseizoen in maart/april geselecteerd en aangenomen en in de maand oktober weer ontslagen. Dat leidinggeven van mij hield o.a. ook in: het geven van stoomcursussen diamant- en juwelenkennis en het leiden en begeleiden van jaarlijks vele honderden diamant- en juwelen-verkooptransacties in allerlei vreemde valuta in de luxu- euze showrooms tijdens de toeristische hoogseizoensmaanden.

In de uren waarin er geen toeristen onze showrooms bezochten en in het off-season met een kleine vaste staf, had ik veel persoonlijk contact met deze attractieve vrouwen (honi soit qui mal y pense). Zo vertelden een paar van deze dames die door het werk met elkaar bevriend waren geraakt, op een ochtend het enthousiaste verhaal over hun erva- ringen met een Ouija-bord waarmee ze de daaraan voorafgaande avond lacherig waren bezig geweest. Ze vertelden me dat ze contact hadden met een overleden jongeman die door een auto-ongeluk om het leven was gekomen. Ook ik zat als toehoorder met een net ingeschonken kopje koffie naar hun onwaarschijnlijke verhaal te luisteren waarbij ze aller- lei details van dat ongeluk wisten te vertellen. Ik vroeg of ze ook al naar de naam van deze jongeman hadden gevraagd, maar dat hadden ze nog niet.

De volgende dag opnieuw een verhitte discussie aan de koffietafel maar nu wel met zijn naam Robert en zijn leeftijd ten tijde van het fatale ongeluk, namelijk 24 jaar, dat ze op- nieuw de vorige avond aan het Ouija-bord hadden uitgevonden. Ook nu weer opnieuw werd mijn waarschuwing genegeerd dat ze daarmee moesten ophouden omdat ze niet wisten waarmee ze bezig waren en dat dat Ouija-bordspel een gevaarlijk spel was waar- van ze niet wisten wat de gevolgen zouden kunnen zijn.

Ik adviseerde hen om toch contact op te nemen met de Vereniging van Spiritualisten ‘Har- monia’, van welke vereniging mensen lid waren die ze over de eventuele gevaren van dit soort ‘spelletjes’ meer konden vertellen. Dat advies werd lacherig terzijde geschoven. In- middels had zich bij het groepje ‘Amstone-meiden’ waar de séances werden gehouden, ook een vriendin uit de buurt aangesloten en werden elke morgen in de koffiepauze de de- tails van de vorige avond in geuren en kleuren nog eens uit de doeken gedaan. Daarbij kwam ook aan het licht, dat Robert verliefd was geworden op die bewuste vriendin. Er werd inmiddels elke avond contact gelegd met de verliefde Robert die aangaf dat hij haar graag bij zich zou willen hebben.

Bij een van de volgende séances wilde hij iets weten over een feest dat zou worden gege- ven door de vriendin van die vriendin en waar hij wel graag bij wilde zijn. Zij kon de datum van dat feestje niet precies noemen en zei dat ze even haar agenda thuis zou gaan halen om hem dat te vertellen. De vriendin woonde een paar huizen verderop en zou snel weer terug zijn. Vriendin holde weg naar haar huis, rende de trap op naar haar kamer, deed geen licht aan want ze kende de weg in het donker, struikelde in haar kamer, brak haar nek en was op slag dood. Robert kreeg zijn vriendin. Iedereen was er totaal van overstuur en het Ouija-bord was plots geen ‘spelletje’ meer.

Boeddhabeeld

In de paar jaar dat ik voor Karel Citroen heb gewerkt, heb ik veel van hem geleerd. Een van de belangrijkste lessen die ik van hem heb opgestoken was: kijk bij taxaties en het in- schatten van waarde van welk object dan ook altijd naar de praktische gebruikswijze er- van. Vraag je allereerst af hoe het is gebruikt en daarna door wie, waar, wanneer en hoe lang. Van de juistheid van die methode werd ik meer dan eens overtuigd in o.a. het vol- gende voorval.

Toen ik met Con en Max in Landsmeer woonde en inmiddels werkte voor Amstone Dia- mond Center ging ik na mijn werk elke vrijdagavond naar de plaatselijk antiquair De Kruijff, die voorin het dorp een prachtig typisch groen geschilderd Zaans houten pand bewoonde. Ik verzamelde in die tijd antieke (drink) glaasjes en liep vaak bij hem naar binnen om te vragen of hij nog wat nieuws voor mij had. Dat waren reuze gezellige bezoekjes waarbij hij mij aangaf dat ik vooral ook welkom was wanneer hij niets had en met hem een sigaar wilde opsteken en een glas sherry met hem drinken. Dat werd langzamerhand een vrijdag- avond traditie waarin veel wereldnieuws, kunst en cultuur voorbijkwam, ondanks het feit dat ik geen sigaren rookte en ook geen sherry dronk. Het was een aangenaam ritueel waarbij ik o.a. ook veel lokale plaatsgenoten leerde kennen.

Op een van die avonden vroeg hij mij of ik de volgende middag bij hem langs wilde ko- men, want hij kreeg dan bezoek van een fanatieke verzamelaar van Boeddhabeelden, die dan net terug zou zijn van een veiling van Sotheby in Londen waar hij een heel bijzonder en kostbaar Boeddha-beeld uit 1600 zou hebben gekocht. En of ik daarbij wilde zijn wan- neer hij het beeld voor het eerst vanuit Londen in zijn zaak zou uitpakken.

Hoewel ik aangaf werkelijk niets van oude Aziatische kunstvoorwerpen te weten, was ik er de volgende middag en na alle ooh’s en aah’s van alle toen aanwezigen, zei me het beeld niets, echt helemaal niets omdat ik simpelweg geen kenner ben. Maar concludeerde, dat de door hem betaalde prijs aan een gerenommeerd Londens veilinghuis, het wel een Azia- tisch topstuk móest zijn.

Toen De Kruijff me het zware bronzen beeld in mijn handen drukte en vroeg wat ik ervan vond, zei ik: ‘Ik weet het niet, ik ben geen kenner en kan er niets zinnigs over zeggen’. En terwijl mijn handen langs de onderrand van het beeld geleden, hoorde ik de stem van Ci- troen zeggen: let op het praktische gebruik ! En nogmaals gingen mijn handen langs de onderrand van het beeld en ik werd akelig van de scherpe rand die ik voelde. En dacht, als dat beeld 400 jaar oud is en 400 jaar op een altaartje had gestaan en daarop 400 jaar was heen en weer geschoven, dan kon ik de scherpe rand niet voelen die ik voelde. En flapte eruit, dat ik het gevoel had dat het hier om een fake beeld ging. Hevige schrik en conster- natie alom, zei dat ik niets wist van Boeddha-beelden of Aziatische kunst, maar wel van metaal. Na verder minutieuze inspectie ontdekte ik dat er aan de onderkant een zeer goed weggemoffelde deksel zat, die ik voorzichtig heb kunnen loswrikken. Waarbij tot ieders verbazing proppen oude Engelse kranten uit de 60-er jaren en zware ijzeren gewichten te- voorschijn kwamen die de indruk hadden moeten wekken, dat het object was gemaakt van massief messing. Fake dus . . .

De ‘regel van Citroen’ heb ik het toen genoemd: vóór alles, check het praktische gebruik. Sotheby heeft het vals aangeprezen veilingstuk voor het aankoopbedrag teruggenomen.

Rodrigues & Cohen

In de Nederlandse juwelen- en sieradenwereld was de naam Rodrigues & Cohen, juwelen- fabrikanten in Amsterdam een begrip, een bedrijf met een bijna iconisch hoog juwelenni- veau en internationale reputatie. Het bedrijf werd na de 2e-wereldoorlog in 1947 opgericht door Jack (Jakob) Rodrigues en Simon Cohen. Naam van het bedrijf de beide achterna- men: Rodrigues & Cohen, bekend als R & C.

Jack Rodrigues (van Portugees-Joodse afkomst) was een groot vakman in het juwelen- vak en Cohen een begenadigde handelsman die je nog ijskasten aan de Noordpool kon verkopen. Zij hadden elkaar tijdens de oorlog in Zwitserland ontmoet en hadden toen al plannen gemaakt wat ze samen wilden gaan doen na de oorlog: een top-class juwelen- bedrijf opzetten in Amsterdam. En zo geschiedde. Het bedrijf met circa 25 zeer goede mannelijke en vrouwelijke goudsmeden, gevestigd in de Amsterdamse Diamantbeurs aan het Weesperplein was meer dan 40 jaar toonaangevend in het Nederlandse juwelen- en sieradenlandschap.

Toen in de 70-er jaren Jack Rodrigues vanwege zijn al hoge leeftijd met pensioen wilde, zocht men voor hem een gespecialiseerde juwelenvakman die zowel technisch als creatief leiding kon geven aan het bedrijf. Viavia kreeg ik (ik was toen bedrijfsleider van Amstone Diamond Center) een uitnodiging voor een gesprek in het befaamde restaurant ‘De Dey- selhof’ met Simon Cohen en zijn schoonzoon dat, na een serie gesprekken resulteerde in het aanbod de nieuwe ontwerper en bedrijfsleider van R&C te worden.

Over een periode van meer dan 1 jaar heb ik ‘nee’ gezegd, omdat ik de collectie juwelen die er werd geproduceerd weliswaar van grote technische klasse en hoog niveau achtte, maar qua ontwerp hopeloos achterhaald en démodé. Mijn enige voorwaarde voor accep- tatie van die positie was: alle vrijheid te hebben een volledig nieuwe juwelencollectie te ontwerpen en te maken. Die vrijheid kreeg ik en ontwierp en produceerde met mijn ploeg specialisten de collectie juwelen die tot op de dag van vandaag (na meer dan 40 jaar!) nog steeds zéér succesvol wordt verkocht. De collectie "by R&C" en Les Pavés 1, Les Pavés 2 en Les Pavés 3 die je tegenwoordig nog kunt vinden op de websites van alle grotere juweliershuizen en zijn in elk detail de ringen en juwelen die ik persoonlijk in eind 70-er / begin 80-er jaren heb ont- worpen en geproduceerd met mijn toenmalige club goudsmeden.

Toen 6 jaar later ook Simon Cohen met pensioen wilde gaan en er geen capabele opvol- ger was die het bedrijf R&C wilde voortzetten, had ik geen zin om de inmiddels ook tot 35 man uitgegroeide team goudsmeden en diamantzetters in m'n eentje voort te zetten omdat ik geen kantoormanager wilde zijn, maar graag weer voor mijzelf op kleine schaal eigen sieraden wilde ontwerpen en produceren. Het bedrijf R&C werd toen verkocht aan de Firma B. in Haarlem die deze juwelen nog immer produceert en succesvol verkoopt.

Dat ontdekte ik nog maar enkele maanden geleden (ik was er nadien nooit meer mee be- zig geweest) toen ik een en ander vond op het internet omdat ik voor beide dochters van mijn Russische huishoudelijke hulp een paar ringen zocht en tot mijn stomme verbazing al ‘mijn’ juwelen en sieraden weer tegenkwam. Het leven zit vol verrassingen als je er oog voor wil hebben !

Eervolle opdracht

In 1979 kreeg ik van het Bestuur van de Vereniging Beurs voor den Diamanthandel Am- sterdam de opdracht ter gelegenheid van het 90-jarig bestaan van de Diamantbeurs - de oudste Diamantbeurs ter wereld - een passende sluitzegel en een affiche te ontwerpen.

De laatste keer dat de Vereniging zo'n opdracht gaf voor een sluitzegel en affiche was in 1949 ter gelegenheid van de expositie Amsterdam-Diamantstad aan de bekende tekenaar, illustrator en bankbiljetten-ontwerper Eppo Doeve.

Ik was bijzonder vereerd met de opdracht en bedacht voor mijzelf dat dat beslist niet een Mercurius-achtige voorstelling van sluitzegel en affiche moest worden zoals Doeve had gecreëerd, maar voor mij moest het ontwerp heel basic en abstract zijn met de vier voor- naamste kenmerken van diamant: de octaëder kristalvorm, de geslepen edelsteen, de loep om de waarde vast te stellen, het jubileum-jaartal 90 en de naam van de Vereniging.

No more, no less en dat werd mijn sluitzegel en mijn grote zwarte poster van ruim een me- ter hoog met dezelfde elementen. Van de Vereniging mocht ik 100 posters ervan laten drukken op fraai dik papier en die waren echt allemaal binnen twee dagen weg, zodat ik er zelf geen meer kon bemachtigen. Alle diamantairs in Nederland hadden de poster op hun kantoren en slijperijen hangen, maar ik greep er helaas naast.

Niettemin een prachtige opdracht waarvan het resultaat in de diamantwereld bijzonder positief en hoog werd gewaardeerd.

Onvoorstelbaar voorstel

Toen begin jaren 80 van de vorige eeuw ik te kennen had gegeven aan Simon Cohen, eigenaar en directeur van Rodrigues & Cohen, dat ik als bedrijfsleider zijn juwelenbedrijf met gespecialiseerde goudsmeden, juwelenmakers en diamantzetters niet wilde voortzet- ten, ben ik als zelfstandig ondernemer verder gegaan met de schoonzoon van Simon Cohen, van Gxxxx en werkten we onder de firmanaam 'Van Gxxx & Westen'.

Daarbij was de idee: van Gxxx de handelsman en Westen de creatieve vakman. Dat werkte in het verleden perfect met Cohen als handelsman en Rodrigues als vakman, dus dat moest ons ook lukken. We kregen veel krediet van de vaste particuliere klanten- kring van R&C die onder een andere naam verder ging en hebben vrijwel zonder onder- breking de klantenkring van circa 600 klanten vrij rimpelloos overgenomen en voortgezet. Die clientèle was snobistisch genoeg om niet zomaar van hun bijzondere adresje in de Amsterdamse Diamantbeurs weg te lopen. Die overgang van R&C naar vG&W liep boven verwachting goed, omdat we beiden toch al de laatste jaren van R&C het gezicht van het juwelenhuis waren. Bovendien hadden we snel ook een fraai kantoor en werkplaats in de Beurs, dus veel bleef voor ons en onze klantenkring bekend en vertrouwd.

We hadden bovendien ook veel vertrouwen van de gesettelde diamantairs in de Beurs en kregen ook via hen opdrachten, omdat nu eenmaal een door hen verkochte losse diamant vrijwel altijd toch weer in een sieraad of juweel moest worden gezet. Ook van die kant kre- gen we werk en opdrachten. Dat wij geen Joodse roots hadden, speelde voor hen geen rol. We werden beschouwd als de christelijke sjabbes-gojs die op sjabbes de lichten in de synagoge moesten aansteken omdat ze dat zelf niet mochten doen. We werden volledig geaccepteerd in deze voornamelijk Joodse veelkleurige gemeenschap van handelaren, vaklui, klovers, slijpers, bruneerders en sorteerders. We werden gezien als een actief vak- kundig stel dat flink aan de weg timmerde.

Via die zich snel rondsprekende reputatie en het vertrouwen dat we in de diamant- en juwelenwereld hadden, stonden op enig moment twee onberispelijk geklede mannen - een uit India en een uit Pakistan - voor onze deur, stelden zich netjes voor en vroegen beleefd of wij voor hen een paar uur tijd hadden. Dat hadden we wel. Zij waren op zoek naar een betrouwbaar, jong bedrijf in de edelmetaalbranche en hadden viavia ons adres aanbevolen gekregen. En of wij ook zakendeden met edelmetaalbedrij- ven Schöne, Drijfhout en Degussa. Inderdaad, dat konden we bevestigen.

Prima, dan was het heel goed dat we elkaar hadden gevonden. Zij hadden goud dat moest worden omgesmolten. Geen probleem was onze reactie. En hoe ziet dat goud eruit, was onze volgende vraag. Dat zijn gouden sieraden, zoals armbanden, hangers, spelden, haarspelden, kettingen en halssieraden. Alles van een zeer hoog gehalte: minimaal 18 karaat en het meeste 20 en 22 karaat goud. En waar komt dat goud vandaan, wilden we vervolgens weten. Uit Indochina was het ant- woord: uit Thailand, Laos, Cambodja, Maleisië en Vietnam. Aha, en om hoeveel goud zou het dan gaan? Om zeer veel goud was het antwoord en het zou bij ons maandelijks wor- den aangeboden in 55 gallon stalen oliedrums (220 liter olievaten). Dat dan via ons adres zou moeten worden omgesmolten. En als wij tot een akkoord zouden komen, haastten ze erbij te zeggen, dan hoefden we voor de rest van ons leven ons niet meer druk te maken om geld. Om hoeveel Rolls Roy- ces of Ferraris het ook voor ons beiden zou gaan, het zou allemaal geen probleem zijn. En we konden ons villa's en buitenhuizen in en buiten Nederland permitteren; geld was hoegenaamd geen issue.

En toen dat werd gezegd, begon het plots voor mij te stinken. Op dat moment was het voor mij helder, dat ik met deze heren helemaal niks te maken moest hebben, was mijn intuïtieve impuls, maar sprak dat niet uit omdat ik eerst met mijn compagnon er verder over wilde overleggen. Ze gaven ons de gelegenheid erover na te denken en zouden de volgende dag terugkomen om te horen wat wij van hun voorstel vonden.

's Avonds thuis ben ik in literatuur over het Vietnamese bootvluchtelingendrama gedoken en kwam erachter dat met name in Vietnam goud een allesoverheersende maatschappe- lijke rol speelde (en speelt). De rijke families in de 60-er, 70-er en 80-er jaren die het land wilden ontvluchten betaalden uitsluitend in goud voor hun vlucht per boot uit het land, vaak met vrouw en kinderen. Ze betaalden, vooraf voor die vlucht een woekerbedrag in goud.

Eenmaal op die boot werden de gammele vaartuigen op een paar kilometer uit de kust lek geschoten door jachten met geschut die buitengaats heen en weer voeren. Ik kwam erachter dat volgens officiële cijfers van de Verenigde Naties op die gruwelijke manier rond de 300.000 tot 400.000 mensen (mannen, vrouwen en kinderen) naar de zee- bodem zijn geschoten en verdronken. Dat goud zou dan door ons bedrijfje 'van Gxxx & Westen' in Nederland moeten worden omgesmolten in brutaal glanzende goudstaven en baren. Wij bedankten voor de smerige klus, ook al hoefden we de rest van ons leven niets meer te doen. Ik zou er geen nacht meer van hebben kunnen slapen.

Na bijna een jaar zijn ‘Van GXXX en Westen’ als zakelijke partners uit elkaar gegaan. Onze karakters en opvattingen verschilden te veel voor een goede samenwerking.

De les

Kort nadat de samenwerking tussen ‘Van Gxxx en Westen’ was gestopt en ik in dubio stond wat ik zou gaan doen, kreeg ik een telefoontje van een oude bekende van Rodri- gues & Cohen, de heer Joost B. die een jaar daarvoor met zijn gezin naar Florida was ge- emigreerd (zie ook mijn latere verhaal Roger Baron), vertelde dat hij nu een paar dagen in Nederland was, logeerde in het chique, voor zakenmensen tactisch midden in het land gelegen hotel De Klepperman bij Amersfoort en of ik zin had in een lunch met hem op het terras van zijn hotel. Je kon aan hem merken, dat hij intussen Amerikaanse afstanden gewend was, want vanuit Amsterdam lunchen in Amersfoort vond hij een afstand van niks, bijna naast de deur volgens hem. Hij haalde mij op met zijn huurauto van de Diamantbeurs en we praatten onderweg bij over ons beider leven. Hij kende Jack Rodrigues en Simon Cohen ook heel goed en spra- ken veel over het bedrijf waar ik voorheen als bedrijfsleider werkte. De lunch was perfect verzorgd en tegen half vier stapten we weer in zijn auto terug naar Amsterdam.

Ik had hem uiteraard verteld over de redenen waarom de samenwerking met mijn com- merciële ex-compagnon Van GXXX, die hij ook had gekend, op een mislukking was uitge- lopen en hij zei toen: ‘Ton, ik ken je nu toch al heel wat jaren, waarom begin je nog steeds niet helemaal alleen voor jezelf in je mooie vak. Kun je helemaal doen wat je zelf vindt en heb je van niemand last. Waarom in hemelsnaam niet en wat houd je tegen !’

En toen ik begon over weer een nieuwe inschrijving bij de Kamer van Koophandel, aan- gifte doen bij de Belastingdienst, papierwerk en moeilijk, moeilijk allemaal, zwaaide hij in volle vaart de snelweg af, reed een grote parkeerplaats op in de buurt van Hilversum, stopte op de parkeerplaats, stapte uit, liep om de auto heen, trok mijn portier open en zei op scherpe toon: ‘Ton, hou op met dat slappe gelul, het enige wat belangrijk is zijn klan- ten!’ ‘Nu uitstappen alsjeblieft en die klanten vinden, te beginnen hier op deze parkeer- plaats, dáár gaat het om.’ En toen ik verbijsterd door zijn scherpe toon uitstapte, gooide hij mijn portier dicht, stapte zelf weer in en reed volgas weg, mij verward achterlatend. Ik schrok me dood en was aar- dig in de war van het gebeurde. Daar stond ik in m'n uppie moederziel alleen op een bijna verlaten parkeerplaats bij Hilversum. Op zoek naar klanten voor mijn mogelijk eigen juwe- lentoko. Net vóór de oprit naar de snelweg, stopte de auto en bleef daar stil staan. Kennelijk wach- tend op mij. Toen ik weer instapte, zei hij: ‘Heb je nu begrepen waarom het draait? Géén Kamer van Koophandel, géén Belastingdienst, géén vergunningen en géén papieren. Forget it all, Ton !. Zorg dat je klanten vindt en als je die hebt, komt al die andere flauwekul vanzelf. Begin gewoon the American way, all the rest is bullsh.t !’ Een heel duidelijke les die ik daarna nimmer meer ben vergeten en altijd voor ogen heb gehouden.

Koeweit

Toen ik mijn werk voortzette onder mijn nieuwe bedrijfsnaam Ton Westen Creations of TWC, was een van mijn relaties een aantrekkelijke dame die een bedrijfje runde met luxe zakelijke promotionele goederen en cadeau-artikelen. Als zij in de buurt was, klopte ze altijd wel even bij mij aan in de Beurs voor een praatje en een glaasje. Tot ze op een keer enthousiast bij mij binnenviel met een verhaal, dat ze uit betrouwbare bron had vernomen dat ze in Koeweit een ontwerper zochten die een horloge kon ont- werpen voor dames en voor heren en dat dat horloge (dat was de clue en de uitdaging) over 50 jaar nog steeds actueel en ‘en vogue’ zou moeten zijn. Dat zowel Rolex als Cartier ook al met die opdracht aan de slag waren geweest, maar inmiddels waren afgeserveerd. En dat leek haar nou echt een klusje voor mij.

Of ik wel eens horloges had ontworpen en toen ik daar negatief op reageerde, zei ze dat ik er toch maar eens serieus over na moest denken. En ik kon altijd nog contact opnemen met de woordvoerders van de Koeweitse opdrachtgever in Rotterdam voor meer info.

Dat verhaal van haar liet mij niet meer los ook al had ik geen enkele sjoege van horloges en had mij daarmee ook nog nooit beziggehouden. Totdat ik 3 weken later met een map met tekeningen een afspraak maakte met dat contactadres in Rotterdam en waarbij zo de bal met mijn ontwerp-concept en tekeningen ging rollen. Van Rotterdam naar Kopenhagen en vandaar rechtstreeks naar Koeweit. En of ik een voordracht wilde houden waarom het mijn idee van dat horloge moest worden en niet iets anders. Die voordracht heb ik gehouden met als onderwerp ‘Harmony and Balance in De- sign’. Men was daar erg enthousiast over en vroegen of ze mijn verhaal mochten kopiëren en publiceren. Toen uiteindelijk na een periode van meer dan een jaar van intensief overleg, uitleg, toe- lichtingen, schriftelijke bevestigingen en presentaties van ontwerpen en prototypes over de door mij ontworpen horloges met de Koeweitse opdrachtgevers overeenstemming was bereikt en er een ‘Letter of Intent’ was opgemaakt, werd daarna twee dagen vóór de uitein- delijke schriftelijke bevestiging van de opdracht, de hele zaak aan Koeweitse zijde eenzij- dig afgeblazen. (Zie voetnoot.) Behalve veel tijd, had ik in het hele traject ook héél veel geld geïnvesteerd. Wat te doen.

Een bevriende jurist adviseerde mij op grond van het bestaan van een feitelijke monde- linge koopovereenkomst een zeer goede advocaat in de arm te nemen en wel van het beste advocatenkantoor in Nederland: het kantoor van Stibbe, Blaise & De Jong aan het Rokin in Amsterdam. Een beter advocatenadres (met schrikbarende uurtarieven) bestond er toen eenvoudigweg niet in Nederland.

Door dat zeer respectabele adres kreeg ik een jonge, net afgestudeerde jurist van het kan- toor toegewezen, die weliswaar nog over weinig ervaring beschikte maar desondanks een advocaat bleek te zijn gesneden uit het vasthoudende (en nooit meer loslatende) hout. Een ‘recht door zee’ man, met de tanden van een bullterriër. Van hem heb ik ook geleerd dat de door mij voorgestelde ‘slimmigheden’ niet op zijn medewerking konden rekenen. Hij zei dan: ‘Nee, meneer Westen, dat gaan wij zo niet doen. Er is maar één route en dat is de Koninklijke Route, rechtuit en niets anders !’

De juridische grond? Een mondelinge overeenkomst tussen twee partijen is zeer zeker óók een wettelijke over- eenkomst. Alleen de bewijslast wordt moeilijk, omdat er verder geen ‘derden’ als getuige bij betrokken waren die het gelijk van een van de partijen kon bevestigen. Maar wat wel feitelijk een rol speelde, was dat ik na alle afspraken en bezoeken met de vertegenwoordi- gers van de opdrachtgever in Rotterdam (totaal ongeveer 50 bezoeken) elke afspraak en elk door mij gevoerd gesprek ’s avonds per brief en kerende post (er was toen nog geen e-mail) aan hen bevestigde. Dat bleek mijn redding: omdat niet één van die door mij schrif- telijk bevestigde gemaakte afspraken immer door de opdrachtgever was tegengesproken, lag daarin het bewijs van de feitelijke overeenkomst. Een kort geding via de rechter beves- tigde die stelling. Na twee jaar juridische strijd, veel over-en-weer gedreig van een interna- tionaal korps aan advocaten van de tegenpartij en een opgelopen advocatenrekening van inmiddels 170.000 (toen) gulden, kreeg ik in 1998 uiteindelijk de opdracht tot levering van de door mij ontworpen platina, gouden en zilveren dames- en herenhorloges zoals was overeengekomen. Dat betekende voor mij opeens totaal ander werk aan de winkel.

Overleg en bevestigingen van te leveren aantallen aan Koeweit en overleg met de fabri- kant: een kleine, zeer gespecialiseerde en exclusieve horlogefabrikant in Genève. Hoezo gespecialiseerd? Omdat de fysieke verschillen in productie van één en hetzelfde model zilveren, gouden en platina horloges enorm zijn en te vergelijken is met horloges van hout, van lood en van staal. Zo groot zijn ook de fysieke verschillen in die drie edele metalen en dat kunnen en durven maar enkele fabrikanten te produceren en ook te garanderen.

Omdat alle details met Koeweit in de loop der tijd al gedetailleerd waren besproken en vastgelegd, kon dat redelijk snel schriftelijk worden bevestigd. Voor het contact met de producent in Zwitserland lag dat anders, daarvoor moest ik regelmatig naar Genève om alle details van het productieproces vast te leggen en te controleren. In de praktijk kwam dat erop neer, dat ik enige tijd wekelijks op maandagmorgen de eerste KLM-vlucht naar Genève nam, besprekingen voerde met de fabrikant Florian Favre SA en in de namiddag weer terugvloog naar Amsterdam. Omdat de wereld van edelmetaal-producenten een zeer klein wereldje is, werd al snel bekend dat mijn -toen nog voor iedereen onbekend- bedrijfje in Amsterdam deze grote opdracht met zes nullen uit Koeweit had binnengesleept.

Dat wekte ook de belangstelling van horlogeproducent Rolex in Genève, temeer daar zij ook al eerder hadden meegedaan aan de selectie voor deze opdracht uit Koeweit en samen met het juwelenhuis Cartier in Parijs, waren afgewezen met de door hen inge- diende ontwerpen. Hoe zij dat zo snel wisten, heb ik nimmer kunnen ontdekken.

Een uitnodiging van Rolex om kennis te maken met hun bedrijf lag dan ook korte tijd later op mijn deurmat met een businessclass SwissAir vliegticket v.v. met de vraag wanneer zij op mijn komst konden rekenen als hun gast voor een verblijf van enkele dagen in Zwitser- land. Of ik de aankomstdatum wilde aangeven en op welke manier zij mij zouden kunnen herkennen bij aankomst op vliegveld Cointrin in Genève. Een week later vloog ik op dat ticket naar Zwitserland, nadat ik hen had geschreven dat ze mij gemakkelijk zouden kun- nen herkennen omdat ik dan gekleed zou zijn in een donkergrijs pak met een zeer herken- bare Mickey-Mouse stropdas. Toen ik als businessclass passagier als eerste de trap van het vliegtuig afdaalde, stond direct onderaan de trap een witte Rolls-Royce Silver Shadow met daarnaast een charman- te dame gekleed in witte kokerrok en blouse met diep decolleté die, toen ik beneden was, mij aansprak met ‘Mister Westen, I presume?’ En terwijl ze dat zei, hield ze de portier van de Rolls open waarop ik instapte. En zo reden we met een flinke vaart over het beton van de landingsbaan richting uitgang van het vlieg- veld, door een slagboom die keurig werd opengedaan en zonder dat ik ook maar iets van douane had gezien, sloegen we de snelweg op richting Genève-stad. Dat kan dus kenne- lijk daar met ‘special guests’. Eenmaal op de snelweg vertelde de charmante chauffeuse, dat de bank waar ik op zat nog warm moest zijn van een speciale gast die ze net naar het vliegveld had gebracht: de minister van Buitenlandse Zaken van Rusland en later premier van Georgië: Mr. Sjevardnadze.

Mijn bezoek aan Rolex was er een van onvoorstelbare overdaad en luxe. Van het meest luxueuze 5-sterren hotel ‘Les Armures’ in centrum Genève waar ik overnachtte naar top- restaurants, chique clubs en golfbanen. Allemaal bedoeld om mij in de watten te leggen en mij op te warmen voor enkele uitgebreide bezoeken aan hun werkplaatsen en fabrieken waar mij na enkele dagen een topbaan werd aangeboden op hun ontwerpafdeling in Genève met een zeer comfortabele salariëring. Ondanks alle eer en genoten egards, bedankte ik mijn gastheren vriendelijk omdat ik wat betreft doelgroep en ontwerplijn mij op geen enkele wijze kon identificeren met het product en de clientèle van het horlogemerk Rolex.

Tot op de dag van vandaag ben ik blij, dat ik mijn eigen ‘eigenwijze’ keuzes heb gemaakt. Voetnoot: achteraf kwam aan het licht dat een van de Koeweitse prinselijke hotemetoten met mijn ontwerpen bezig was om in Hongkong een fabrikant te vinden die mijn horloges kon produceren, uiteraard voor een veel lager bedrag en het zo ontstane verschil in eigen zak kon steken. Daar kwam ik achter doordat een vakrelatie daar (kleine wereld) mij waar- schuwde dat ze met mijn ontwerpen aan het leuren waren. Daar wisten ze het al.

Een ‘vreemde’ man

Voor een van de terugvluchten in die periode van Genève naar Amsterdam zat ik in de passagiers-terminal van vliegveld Cointrin te wachten op de bus die mij en de andere pas- sagiers in de wachtruimte naar het vliegtuig zou brengen. Dat duurde geruime tijd omdat het bewuste toestel net was aangekomen en nog klaargemaakt moest worden voor de terugvlucht.

Om de tijd te doden had ik een krant gekocht in de nabijgelegen kiosk en begon de krant open te vouwen en te lezen. Ik was geconcentreerd aan het lezen toen ik na enige tijd langs de krant keek en zag dat een man aan de overzijde van de wachtruimte ook een krant las en net op het moment dat ik langs de krant keek in zijn richting, deed de bewuste man precies hetzelfde: langs de krant kijken in mijn richting. Dat kan natuurlijk en schonk er verder geen aandacht aan. Totdat ik merkte dat de man wel heel vaak mijn kant opkeek langs zijn opengeslagen krant. Toen ik daarop wat scherper naar de man keek, dacht ik: die man komt mij bekend voor; ik heb die man vaker gezien maar wist absoluut niet waarvan. Dat kan gebeuren als je vaker op hetzelfde traject reist en dacht er verder niet over na. Maar wat mij wel opviel was, dat de man mij net zo begluurde als ik hem, maar ik nog steeds niet wist waar en wanneer ik die man dan was tegengekomen. Ik besteedde er verder geen aandacht meer aan en we werden op een gegeven moment uitgenodigd voor de ticket controle en de gang naar de gereedstaande bus.

Eenmaal in het toestel en op mijn gereserveerde stoel schoot mij plots het beeld weer voor ogen van de naar mij glurende man en met een schok van verbijstering wist ik opeens wie die man was. Het toestel zette zich in beweging op de startbaan en eenmaal in de lucht - toen het lampje 'Fasten seat belts' was gedoofd- stond ik op, liep naar achteren in het toe- stel, stak mijn hand uit naar de glurende man en zei: 'Dag buurman!' Want het was echt mijn eigen naaste buurman uit Eerbeek (of all places) maar had hem in de 'vreemde' om- geving van het vliegveld Genève niet als mijn buurman herkend. Als ik hem op zaterdagmorgen bij de bakker in mijn dorp was tegengekomen, had ik ge- zegd: ‘Hallo buurman, hoe gaat 't ?’ Maar in de totaal andere omgeving maakte mijn brein die klik niet. En dat gold evenzeer voor de andere 'glurende man' in de wachtruimte van het vliegveld. Die kortsluiting had hij op precies dezelfde manier. Wonderlijk !

De diamant

Enkele jaren nadat ik mijn eigen bedrijfje was gestart als zelfstandig ondernemer in de Diamantbeurs aan het Weesperplein in Amsterdam (rond het jaar 1983-84) kwam ik via een zakelijke relatie in contact met de grote landelijke inkoop-combinatie ‘Samen Sterk’ uit Breda. De verkooporganisatie van dit bedrijf wilde weten of ik zelf sieraden en juwelen ont- wierp en dat ook deed op speciaal verzoek van klanten, waarop ik bevestigend reageer- de. En of ik dat ook voor hun organisatie zou kunnen doen, want zij wilden voor alle leden van hun inkoopcombinatie een grote verkoopwedstrijd organiseren met een dan door mij te ontwerpen en te maken uniek en exclusief juweel als hoofdprijs. Of ik dat kon en wilde doen en ook daarop was mijn reactie uiteraard positief. Na uitleg en toelichting op verdere details van die wedstrijd was de vraag of ik er mee kon instemmen, dat zij een fotograaf zouden sturen om van mij een aantal foto’s te maken als illustratie bij een artikel in hun magazine met een bijpassend verhaal. Ook daar had ik geen bezwaar tegen, zodat een afspraak werd gemaakt voor de fotosessie en met de schrijver van het artikel voor hun magazine.

Om op die foto’s wat extra ‘glitter en glamour’ aan te brengen had ik het idee om die te la- ten maken met wat hoopjes ruwe en geslepen diamanten (passend voor de Diamant- beurs, nietwaar?) terwijl ik voor de foto daarmee met een loep aan het werk zou zijn. Ik maakte daarop een inventarisatie van de diamanten uit mijn eigen kluis, wat (behalve een zeer grote diamant van ruim 5 karaat van een bekende Amsterdamse mevrouw M. die mij haar steen uit veiligheidsoverweging ter bewaring in mijn kluis had toevertrouwd) bij lange na niet genoeg was om op een foto enige indruk te maken en besloot dat visuele ‘tekort’ aan te vullen met diamanten van enkele van mijn collega’s in de Beurs.

Collega-diamantair X. vertrouwde mij enkele grote diamanten toe, aangevuld met indruk- wekkende hoopjes kleinere diamanten (uiteraard zoals immer in ons vak gebruikelijk) zon- der enige schriftelijke verantwoording of iets op papier, puur en alleen op vertrouwen.

De foto’s van de fotosessie waren zeer geslaagd en het verhaal erbij, met wat kleine aan- passingen van mijn kant, naar grote tevredenheid. Na de fotosessie heb ik de diamanten in dezelfde mij aangereikte, originele partijbriefjes (de gangbare papieren verpakking van diamant) de dag erna met dank, weer aan mijn collega-diamantairs teruggebracht. Zij wa- ren blij dat ze mij daarmee hadden kunnen helpen, uiteraard azend op een wederdienst van mijn kant. De verkoopwedstrijd werd uiteindelijk gewonnen door een aardige mevrouw uit Naarden waarmee ik later op de foto haar moest feliciteren met haar hoofdprijs: een speciale entourage-ring bezet met diamantjes en een zeer fraaie bolgeslepen robijn, welke ring ik speciaal voor haar had gemaakt.

Het was inmiddels al een paar maanden later dat ik voor een cliënt mijn kluis opende om speciaal die cliënt enkele optische karakteristieken van diamant te laten zien met behulp van de grote steen van de eerdergenoemde Amsterdamse mevrouw M. Ik pakte het vertrouwde partij-briefje uit de kluis en bemerkte zeer verward dat dit partij- briefje LEEG was. Er zat geen diamant in ! Mijn God, ik was totaal en compleet in de war. Hoe kon dit en wat was er gebeurd… Ik wist het niet. Het duizelde mij in mijn hoofd. Een schok van totale ontreddering maakte zich van mij meester en sloeg om in paniek.

Waarom? Ik was net geballoteerd als erkende diamantair (mijn pasfoto had daartoe 3 jaar in alle dia- mantbeurzen ter wereld ter identificatie bij de ingang van die beurzen gehangen - in o.a. Antwerpen, New York, Londen, Tel Aviv, Bangkok en nog een heel stel andere diamant- centra - waarbij één enkel bezwaar van een van de bestaande leden genoeg was om niet te worden toegelaten als nieuw lid) en bovendien was de diamant van een zeer bekende Joodse mevrouw aan de Apollolaan. En als ooit verlies van die importante diamant bekend zou worden, ik mijn verdere bestaan in dit vak wel op mijn buik kon schrijven. PANIEK ! Overstuur van wat er was gebeurd, begon ik minutieus mijn hele kantoor en werkplaats binnenstebuiten te keren. Tot zelfs de vaste vloerbedekking en de plinten aan toe. ALLES heb ik toen opengebroken en millimeter voor millimeter onderzocht. En na dagen spitten en denken was ik nog steeds geen streep verder: de diamant was weg en ik had na al het zoeken en denken nog steeds geen enkel idee hoe en wanneer die steen uit mijn kluis was verdwenen.

Mijn bezorgde moeder in Apeldoorn die ik een paar dagen later mijn paniekverhaal ver- telde, stelde voor: “Waarom ga je niet eens praten met overbuurvrouw S…”, die bij intimi bekend stond als een helderziend medium. Na mijn aanvankelijke, hevige verzet om de oplossing van mijn ‘aardse’ probleem in die richting op te lossen, begon ik - bij het bij voortduring onvindbaar blijken van de diamant - toch te denken: baat het niet, het schaadt waarschijnlijk ook niet.

Dus stapte ik op een gegeven moment naar haar toe. Na een lange intro over koetjes en kalfjes en wat ik precies deed in mijn vak, kwam ik met de voor mij op dat moment cruci- ale vraag: Kun je mij helpen, waarop zij zonder enige aarzeling zei: Ja, dat kan ik, maar alleen als je mij iets geeft wat in direct contact is geweest met die diamant. Als je nog de verpakking hebt waar de steen heeft ingezeten, kan ik je meer vertellen. Dus de volgende middag zat ik weer bij haar en gaf haar het papiertje waar de diamant in had gezeten. En terwijl ik haar het briefje overhandigde zei ze geschrokken en heel beslist: ‘O God, die steen is in het buitenland, die is in New York.’ Ze vertelde dat de diamant in- middels was gekocht door een diamanthandelaar in New York. En terwijl ze dat zei, viel bij mij de frank over wat er moest zijn gebeurd enkele maanden geleden na de fotosessie voor ‘Samen Sterk’.

Dat ik waarschijnlijk de bewuste steen volledig onnadenkend en per vergissing in een van de partijbriefjes had bijgesloten en aan collega X. had gegeven samen met zijn aan mij tijdelijk uitgeleende stenen. Een pikzwart doemscenario dook daarbij in alle hevigheid op omdat ik net als formeel geballoteerd lid van de Diamantbeurs was aangenomen. Boven- dien was mevrouw M., die mij haar diamant ter bewaring had gegeven, in de Amsterdams- Joodse scene een zeer bekende persoonlijkheid. Hetgeen simpelweg betekende, dat ik een eventuele carrière of een eigen commerciële plek in deze diamantwereld verder voor de rest van mijn leven wel kon vergeten……

Ondanks deze voor mij absoluut dramatische omstandigheden, bleef ‘mijn medium’ hoop- vol en vol van vertrouwen dat ze een mogelijke oplossing zou kunnen bedenken en vroeg mij een paar dagen tijd om over een oplossing na te denken. Al de volgende dag meldde ze zich telefonisch op mijn kantoor in Amsterdam met de door haar bedachte oplossing. Toen ze aankondigde dat ik niet om collega X. heen kon en hem direct zou moeten con- fronteren met zijn veronderstelde “diefstal” c.q. al of niet opzettelijke verwisseling, werd ik doodnerveus aan de telefoon met haar en vertelde haar dat ik dat gezien de hele situatie en de verhoudingen in de diamantwereld absoluut niet kon doen.

Ik zei haar, dat hij (collega X.) vanwege zijn positie mij kon vermorzelen en ik een toe- komst in dit diamantvak verder wel kon vergeten. Ze begreep mijn paniek en zei dat ze mij rustig zou maken. En terwijl ik haar aan de tele- foon had, was het alsof ze water over mij heen gooide en verdween mijn angst vanaf mijn hoofd naar beneden en spoelde weg alsof ze een stop uit een afvoer onder mijn voeten had weggetrokken en mijn angst totaal wegspoelde en deed verdwijnen. Toen ik daarbij riep wat ze in hemelsnaam aan het doen was, zei ze heel kalm: ik maak je alleen rustig en geef je vertrouwen dat je kunt doen wat ik nu je opdraag te gaan doen.

Ze vervolgde: Luister goed wat ik je ga zeggen en wat je precies zo moet gaan doen. Je gaat nu naar boven naar zijn kantoor (hoe wist ze dat zijn kantoor een verdieping hoger lag dan mijn kantoor, dat had ik haar niet verteld) belt of klopt aan op zijn deur, wacht tot hij de deur elektronisch opendoet (hoe wist zij dat?) loopt recht op zijn bureau af, wacht niet op enig commentaar van hem en zeg direct terwijl je hem recht aankijkt: ‘Ik denk dat ik het toch maar ga aangeven aan mijn verzekering’. ‘Wacht niet op enige reactie of commentaar, draai je dan resoluut om en vertrek weer even snel zijn kantoor zonder verder iets te zeggen. Daarna ga je terug naar jouw etage en je belt mij.’ En omdat ik inmiddels door haar heel rustig en relaxed was geworden, voerde ik precies uit wat zij me zonet had opgedragen te doen en belde haar -weer terug op mijn kantoor- direct op. ‘Ooo…’, zei ze, ‘je zult het niet geloven. Ik zie hem helemaal rood aangelopen en in paniek rondlopen op zijn kantoor. IJsberend loopt ie rond en ziet zijn hele carrière en toekomst in het diamantvak in elkaar storten. Hij is in een gigantische radeloze paniek.’ Toen ik haar vroeg wat ik met die hele situatie verder moest, zei ze: ‘Helemaal niets doen. Ontloop hem, ontwijk hem, ga niet meer met hem in gesprek en doe alsof hij niet meer voor jou be- staat. Absoluut niets meer met hem doen en verder vanaf nu afwachten. Niet meer en niet minder……. ‘

Ongeveer 2 maanden later werd er bij mijn kantoor aangebeld, ik deed vanaf mijn bureau elektronisch de deur open en daar stapte gehaast collega X. mijn kantoor binnen, liep recht op mijn bureau af, zei niets en legde een partijbriefje voor mijn neus neer, draaide zich om en verliet ook volledig zonder een enkel woord weer mijn kantoor. Toen ik van de schrik bekomen was, opende ik het partijbriefje en constateerde tot mijn gigantische op- luchting, dat het de steen was van mevrouw M. Waarnaar ik zo verschrikkelijk en hevig had gezocht. Bewuster dan ooit heb ik de diamant teruggelegd in mijn kluis waaruit deze welgeteld - via een omweg naar New York - 6 maanden eerder was verdwenen.

Nawoord: Ondanks de voor diamantairs heilige beroepscode, was collega-diamantair X een criminele vlerk. Maar door het zogenaamde geintje dat hij mij flikte heeft hij de dia- mant die hij daarvóór aan een handelaar in New York had verkocht, voor heel veel geld moeten terugkopen. Dat heeft hem echt een rib uit zijn lijf gekost. Ik heb nadien er met hem nimmer meer over gesproken omdat het mij toen in mijn werk in de juwelen -c.q. dia- mantbranche ernstig zou kunnen schaden.

De Joodse mevrouw M. van de Apollolaan heeft nimmer iets gemerkt van de wereldreis die haar diamant vanuit mijn kluis intussen had gemaakt. Blijft de intrigerende maar onbe- antwoorde vraag: Hoe wist (of kende) mijn toenmalig medium, mevrouw S. alle specifieke details over de kantoren in de Diamantbeurs die ik haar nimmer had verteld en hoe kreeg zij het voor elkaar om via de telefoon mijn wanhoop en angst te laten wegspoelen alsof ze en stop onder mij uit een afvoerputje trok…….

Nooit begrepen

De paar gesprekken die ik had met het helderziend medium mevrouw S. uit voorgaand verhaal ‘De diamant’, was voor mij weer het eerste contact sinds meer dan 10 jaar want in die tijd sprak ik nog wel eens met haar over de ambities van haar opgroeiende zoon. Zij was voor mij geen onbekende buurvrouw, haar zoon kwam in het verleden dikwijls bij mij thuis en had zich door mijn enthousiaste verhalen over mijn vak ook aangemeld voor de opleiding goudsmeden in Schoonhoven. En ik had in die tijd contact met haar over de opleiding en de perspectieven in dit vak voor haar zoon. We waren dus geen onbekenden voor elkaar, maar had haar sindsdien nooit meer gesproken o.a. ook door mijn jarenlang verblijf in het buitenland.

Toen ik haar na zovele jaren weer opzocht met mijn groot diamant-vermissingsprobleem, hebben we eerst gesproken over wat ik de afgelopen 10 jaar had gedaan en dat haar zoon inmiddels de opleiding in Schoonhoven had afgerond en een eigen goed lopend goud- smidsatelier had, waar hij heel happy mee was, etc. Tot zij mij plotseling in mijn verhaal onderbrak, zei dat ze enorm schrok en verbijsterd was over de enorme hoeveelheid jaloezie en afgunst om mij heen en vroeg: 'Wat is er in godsnaam met jouw omgeving aan de hand, ik zie en voel zóveel jaloezie'. Ze zei me dat zij er onpasselijk van werd en vroeg zich af waar dat vandaan kwam en of ik wist waarom zij dat zo sterk voelde. Ik antwoordde haar daarvan beslist geen énkel idee te hebben en me er ook totaal niet van bewust te zijn. Ik had voor haar heftige emoties dan ook geen enkele zinnige verklaring.

En omdat ik overtuigd was van haar aangetoonde helderziendheid – zie voorgaand ver- haal -, heb ik nadien nog vaak over haar onbegrijpelijke uitspraken en emoties nagedacht. Heb mijn leven lang al een paar hele goede vrienden, geen vijanden (wel eens wat on- enigheid met enkele familieleden, maar dat schijnt in de beste families voor te komen) maar heb haar opmerkingen dan ook nimmer begrepen en nimmer kunnen plaatsen.

En hoewel zij mij met nadruk óók vertelde dat zij voelde dat ik dezelfde helderziende gave bezat als die zij had, heb ik nooit enige behoefte gevoeld daarmee bezig te willen zijn. Misschien dat mij dat nog eens duidelijk wordt in een volgende, andere dimensie.

Van Milaan

Voor mijn TWC-toko had ik een vitrine nodig. In glas zou het veel te zwaar worden, dus zou het helder plexiglas moeten zijn. Een firma die dat op maat kon leveren had ik snel ge- vonden: 'Specialist in al uw wensen in plexiglas op maat: Ed van Milaan & Zn’ in Amsterdam-Oost. Ah, dacht ik: een van 't oude volk dus (namen van Milaan, van Frankfurt, van Praag, Dres- den, Hamburger en Berlijn, etc zijn in de meeste gevallen joodse familienamen) Niet dat dat voor mij enig verschil maakte, maar zelf al jaren werkzaam in de Diamantbeurs kende ik min of meer het type mensen waarmee ik dan te doen had.

Ik belde hem op en vroeg of ik langs kon komen met een werktekening van wat ik graag gemaakt had willen hebben. Hij gaf aan eigenlijk helemaal geen tijd te hebben want hij zou met de familie volgende week voor 3 weken naar Israël. Stuur me de tekening maar en dan begin ik eraan als ik weer terug ben. Ik vertelde hem dat ik dat liever mondeling wilde toelichten en op papier ging dat moeilijk en of ik toch nog even bij hem langs kon komen. Nou, zei hij, omdat u zo aandringt, kunt u morgenochtend om 8:00 uur hier zijn? Dan kijken we er even naar.

Het was voor mij zoeken want ik kwam in dat gedeelte van Amsterdam nooit, maar de vol- gende morgen klokslag 8:00 uur stond ik voor zijn pand in Oost en parkeerde mijn auto op het grote open parkeerterrein voor zijn deur. Hij deed gehaast open, gaf me een hand en ging me voor naar zijn werkplaats. En zei: ‘Sorry, 't is nog vroeg, hè, ik kan u helaas nog geen koffie aanbieden, maar vertel het maar. Wat moet er gebeuren.’

Na uitleg en toelichting van mijn tekening waar een paar haken en ogen aan zaten die ik nu duidelijk kon uitleggen, zei hij me nogmaals dat het hem speet dat hij me geen kop koffie kon aanbieden. Ik wenste hem een hele fijne tijd met zijn familie in Israël toe en hij zou mij bellen na zijn vakantie wanneer de vitrine klaar zou zijn met een week of vier.

Bedankte hem voor zijn tijd, gaf hem een hand en liep naar mijn auto op de parkeerplaats, startte de auto en reed het grote nog lege parkeerterrein over toen ik nog even in mijn spiegel keek en zag dat van Milaan heftig zwaaiend achter mijn auto aanholde. Had ik iets vergeten misschien en in een reflex zag ik dat ik alles weer bij me had, tekening, mijn handtasje. Wat kon er zijn? Ik stopte de auto, draaide het raampje van het portier naar be- neden en vroeg terwijl hij hijgend kwam aangerend: ‘Wat is er, ben ik wat vergeten?’

‘Dat niet’, zei hij, ‘maar de koffie is klaar !’ Amsterdams-Jiddische humor, ik had het kunnen verwachten. We hebben samen nog een kop koffie gedronken en een paar Jiddische verhalen uitgewisseld.

Een eigen wereldje

Door mijn werk in de Amsterdamse Diamantbeurs kwam ik dagelijks in contact met nog een aantal Amsterdams-Joodse diamantairs en handelaren. Dat waren vaak de nazaten van oude Joodse diamantfamilies die zich op een klein specialistisch segment van het dia- mantvak hadden toegelegd en daarvan nog een bescheiden voorraad voerden. Zelfs als vermogende diamantair kon je simpelweg niet het hele diamant-spectrum in huis en op voorraad hebben. Er zijn in het hele diamantvak ongeveer 3000 verschillende soor- ten diamant (van ruw, industrieel tot en met de edelsteen) dus dat is schier onmogelijk.

Natuurlijk kun je dat niet allemaal in huis en op voorraad hebben. Dus als klant X, Y of Z belde voor een bepaald soort of type steen en of ik dat in huis had, was het antwoord al- tijd: Ja, dat heb ik, ook al was dat niet in MIJN huis. Vroeg de klant dan: 'Kan ik morgen even langskomen om die steen te bekijken', dan was ook het antwoord steevast: 'Geen probleem' en spraken we een tijd af waarop de klant kon langskomen. Als de afspraak was gemaakt, ging ik vervolgens naar diamantspecialist A, B of C om alvast enkele stenen voor de volgende dag in huis te hebben als de klant dan op de stoep zou staan. Dat was dus puur een wereld van leentjebuur spelen omdat je simpelweg niet alles in huis en op voorraad kon hebben. Zo ging dat in dit wereldje altijd !

Als uitzondering was er maar één die het anders deed. Dat was Jantje H. die altijd een ton in bankpapier (honderd briefjes van duizend) op zak had en bij aankopen altijd 'Arie Mok' bood ofwel de helft van de vraagprijs. Hij zei dan: ‘Ik bied je Arie Mok' en vaak stemde de verkoper ermee in vanwege de kracht van het cash geld dat hij bij alles meteen op tafel kon leggen. Arie Mok was een diamantslijper en -versteller, die steevast op alles de helft bood zodat zijn naam in de Amsterdamse diamantwereld behouden bleef als bieding bod.

Karakteristiek en héél eigen in dit wereldje was, dat als je iets vroeg je vaak dezelfde vraag als antwoord terugkreeg. Voorbeeld: zo was er een tamelijk hoogopgelopen affaire binnen de diamantwereld dat uit- eindelijk aan de eigen officiële Geschillencommissie door de koper van een zeer kostbare smaragd werd voorgelegd. Die steen bleek na aankoop een knap nagemaakte syntheti- sche smaragd te zijn (komt veelvuldig voor en als je geen kenner bent, zie je dat absoluut niet). De koper eiste een veroordeling van de verkoper en teruggave van het hoge be- taalde bedrag die de steen als echte smaragd aan hem zou hebben verkocht. Dat werd door de verkoper hevig en ten stelligste ontkend dat hij dat óóit had gezegd. Nee, het was totaal anders zei de verkoper: ‘Toen meneer X (de koper) mij vroeg: 'Is dit smaragg' heb ik hem alleen geantwoord: 'Is dit smaragg?' De Geschillencommissie kwam uiteindelijk niet tot een veroordeling van de verkoper want de verkoper had zijn vraag niet bevestigd en de koper kon fluiten naar z'n centen.

Op de lewaaje (begrafenis) van de grote Samu (Samuel) Gassan (eigenaar van de groot- ste diamantslijperij in Amsterdam) op de Joodse begraafplaats Zeeburg, stond diamantair K. (die ik nog kende van de tijd van Citroen) naast mij ritmisch voorover knikkend (zoals de Joden aan de Klaagmuur dat doen) en prevelde zachtjes voor zich heen: Gassan, Gass- uit, Gassan, Gassuit, Gassan, Gassuit.

In dat Amsterdams-Joodse wereldje werd ik als Christen-man volledig geaccepteerd en opgenomen en werd dan ook de ‘sjabbes-goj’ genoemd. Er moest in die gemeenschap toch altijd iemand zijn die de lichten en kandelaars aanstak op Sjabbes (Sabbat) want zij mochten dat zelf niet doen op die voor hen geheiligde dag.

Een van de allermooiste Amerikaans-Joodse verhalen is de volgende met de titel: A Call from Long Island. Vooral prachtig door de Amerikaans-Jiddische stemmen en nog een ander schitterend verhaal is Goldstein.

Roger Baron

Een van mijn klanten 'in goeden doen' in de Amsterdamse Diamantbeurs was een zekere heer Joost (Joseph) B. die een tiental zeer exclusieve damesmodewinkeltjes door heel Nederland bezat, maar de Hollandse kruideniersmentaliteit beviel hem hier niet. Dus verkocht hij voor een vette prijs zijn winkeltjes, streek de centen op in zijn koffer en verhuisde met vrouw en twee kinderen naar Boca Raton in Florida, USA.

Toen aldaar het 25-jarig huwelijksfeest in aantocht was (waarvan ik later nog online terug- vond in: The Jewish Floridian of South County (February 24, 1989: The Oneg Shabbat fol- lowing services will be sponsored by Joost B., president of XXX Congregation and his wife Els, in honor of their 25th wedding anniversary), bestelde hij voor haar een heel groot familieportret van zijn gezin bij een in Amerika zeer bekende portretschilder met de naam Roger Baron. Een schilder die zo ongeveer alle grote staatshoofden, pausen en celebrities van deze aardbol al op het linnen doek had vereeuwigd, inclusief keizer Haile Selassie van Ethiopië, koningin Beatrix en prins Bernard om er een paar te noemen. En terwijl de vrouw van B. thuis in Florida voor hem poseerde voor het manshoge schilderij en hij bezig was een groot diamantcollier dat zij daarbij droeg op het doek vast te leggen, begon hij enthou- siast te roepen wie toch dat schitterende collier had gemaakt. Nou, dat was geen geheim en ze noemde mijn naam.

Korte tijd later kreeg ik op mijn kantoor in de Beurs een telefoontje dat begon met: "Is this Tony?" Toen ik dat bevestigde, stelde hij zich alsnog voor en vertelde dat hij voor een poseersessie van prins Bernard binnenkort weer in Nederland moest zijn en of hij mij kon treffen op Schiphol want hij had een verzoek voor een heel speciaal juweel dat tot nu toe niemand hem kon leveren. En hij was al bij zowat alle topjuweliers in New York en London geweest. En of ik daar eens naar wilde kijken.

Een paar dagen later trof ik hem op Schiphol en stelde hem voor samen een hapje te gaan eten bij een daar bekend Maleisisch restaurant, wat heel goed viel want hij was dol op de Indische keuken. Daarbij vertelde hij zijn hele levensverhaal: dat zijn eigenlijke naam was baron Rüdiger Freiherr von Wackerbarth met de kunstenaarsnaam Roger Baron. Dat zijn moeder had behoord tot de directe staf van de familie van Nicolaas II Aleksandrovitsj, de laatste tsaar van Rusland. Daardoor had de familie juwelenbezit van het zeer beroemde juwelenhuis Carl Fabergé (de beroemde maker van de grote Russische gouden eieren van wie ik nog een origineel persoonlijk visitekaartje heb dat het museum de Hermitage in Sint-Petersburg niet bezit). In die dagen strooide tsaar Nicolaas de Fabergé-juwelen rond als ware het snoepgoed voor zijn staf en zijn vertrouwelingen.

En of ik die juwelen voor hem wilde taxeren, want hij wilde kostte wat het kost voorkomen dat men in Duitsland ook maar iets zou weten van deze bezittingen. Hij vertrouwde niet één juwelier in Duitsland. En toen ik de respectabele naam van Friedrich in Frankfurt noemde als een top juwelier met een iconische naam, antwoordde hij: 'O Gott nein, ich traue es keiner Deutsche Juwelier zu.' De Fabergé juwelen werden per Brinks Security gepantserde geldwagen vanuit Frankfurt rechtstreeks naar de Diamantbeurs aan het Weesperplein vervoerd. Daar aan mij over- gedragen waarna ik het 3 maanden in huis had met uiteraard extra verzekeringszeker- heden via Lloyd's in London, waar het uiteindelijke ook door de Freiherr in London werd verzekerd.

De taxatie was slopend...... Hoe bepaal je waarde van goederen waarvoor vraag noch aanbod bestaat. De curiositeitswaarde was een waar moeras, maar omdat ik ook nog edelsteenkundige ben, kon ik vanuit die kant wel veel benoemen en waarderen. Het waren uiteindelijk twee cijfers met zes nullen dat via mij aan Lloyd's werd doorgegeven.

Voor deel twee van het verhaal pak ik de draad weer even op in het Maleisische restau- rant op Schiphol met Roger Baron. Toen wij daar uitgebreid aan 't tafelen waren, haalde hij uit zijn tas het tijdschrift Vogue met een grote coverfoto van prinses Gracia van Monaco, een prachtige kleurenfoto 'en face' genomen van haar gezicht waarop zij twee uitbundige druppelvormige robijn oor- hangers droeg. En terwijl hij de foto voor mij neerlegde zei hij: 'Ik zou graag willen dat u deze oorhangers ( dit model en in deze kleur saffier ) voor mij gaat maken, niet met robij- nen maar met druppelvormige saffieren die passen bij de saffier juwelen die mijn vrouw al bezit, maar verder exact volgens het model van deze foto. Wij zijn volgend jaar 25 jaar ge- trouwd en ik wil dat haar als speciaal cadeau op die feestelijke dag geven.' En terwijl hij dat zei, haalde hij een langwerpig pakketje uit zijn tas dat hij openvouwde en mij een armband uit haar juwelen set liet zien dat hij stiekem had meegesmokkeld uit haar bijouteriedoos. "Kijk', zei hij, 'en het moeten exact dezelfde saffieren zijn als in deze arm- band'. Ja en toen viel als een dreun het mes van de guillotine...... 'Maar', stamelde ik, 'dat is Pailin-saffier' (spreek uit: pai-liéén). 'Ja precies', zei hij, 'dat is ook de reden waarom ik hier zit. Want u kunt waarschijnlijk mijn droom wél waarmaken'.

Achtergrond info: Pailin saffieren waren toen zeer, zeer zeldzaam. Dat kon geen enkele juwelier of stenenhandelaar in de wereld meer leveren. Echt niemand meer. Reden: Pailin is de naam van een plaats en provincie in Cambodja in de buurt van de grens met Thailand met een beroemde mijn waaruit de karakteristieke allerblauwste saffie- ren van de wereld kwamen en verder nergens werden gevonden, zelfs niet in de búúrt van die bijzonder karakteristieke kleur. In die periode toen de toegang tot die mijn onmogelijk was, waren deze saffieren vele malen kostbaarder dan diamant.

Oorzaak: in de jaren tachtig van de vorige eeuw werd de mijn bezet door de 'Kmer Rouge' en kwam er geen saffier meer uit. De leider Pol Pot van dat regime met zijn leger zaten bovenop die mijn. Daarom kon geen juwelier of stenenboer die saffieren leveren en ving hij dus overal bot. En vestigde nu zijn hoop op mij. 'Price is no issue', voegde hij er nog aan toe. Ja, daar zit je dan als vakman met je mond vol tanden. In de weken en maanden daarna heb ik zowat elke stenenhandelaar en slijperij in de we- reld gebeld. Lieve help, élke edelsteen-handelaar in Bangkok, Tel-Aviv, Los Angeles, Lon- den, Frankfurt, Parijs en Idar-Oberstein heb ik aan de lijn gehad. Resultaat: men ver- klaarde mij voor gek en vroeg of ik al lang in het vak zat, niks dus. De tijd verstreek en mijn echtgenote vroeg mij na een paar maanden of ik al wat verder was gekomen met die saffieren, dat de enorme bottleneck was van dat te maken juweel. 'Onmogelijk die saffier is gewoon nergens te vinden en al helemaal niet in die steengroot- te', antwoordde ik. Toen sprak ze hardop denkend verder: 'Was Cambodja niet eeuwenlang een Frans pro- tectoraat vóórdat de Rode Kmer er zat? En als dat zo is, dan is er maar één plaats in de wereld waar die saffieren mogelijk nog te vinden zijn en dat is dus in Parijs', concludeerde ze laconiek.

Een paar dagen later met mijn oranje Citroën-eend naar Parijs met op zak een schriftje met adressen van stenenleveranciers. En kwam na vele omzwervingen viavia in de oude wijk Le Marais terecht en opnieuw overal mijn verhaal vertellende, kwam ik op een adres van een man ver in de tachtig, die eerst wilde weten hoe ik aan zijn adres was gekomen en liet mij pas daarna binnen. Nadat ik mij uitgebreid had voorgesteld, zei hij: 'Loop maar met mij mee, maar vertel niemand van uw bezoek aan mij'. Ik volgde hem via een trapje naar beneden in een souterrain, waar hij een gordijn opzijschoof en zei: "Hier vind je zeker je passende saffieren. Ik gun u die stenen, maar beloof me, praat er alsjeblieft nimmer met iemand over'.

Dat werden vervolgens een paar uren kritisch kijken met een loep naar de saffierkristallen waaruit mogelijk de grote druppelvormige saffieren geslepen konden worden. Dat luistert zeer nauw omdat met name saffieren gemakkelijk splijten via de langs-as van het kristal.

Na bijna 3 uur waren we eruit, waarbij hij mij veel vertelde over zijn leven en geschiedenis in 'Indo-Chine'. En na mijn uitdrukkelijke belofte zijn adres nimmer meer te noemen, startte ik mijn eend en tufte richting Idar-Oberstein waar ik een specialist in het slijpen van met name saffieren (vanwege het grote gevaar van splijten) al telefonisch had ingetuned over mijn komst. En daarna, na aflevering en goedkeuring van deze specialist, huiswaarts.

Twee dagen later telefoon uit Idar: een van de kristallen was inderdaad gespleten en of ik een ander kristal kon leveren. 'Nee hè, dat kan niet waar zijn', was mijn verbijsterde reac- tie. Dus opnieuw de riedel naar Parijs en weer terug via Idar-Oberstein.

De saffieren waren uiteindelijk schitterend en de oorhangers heb ik in een speciaal voor dit paar oorhangers handgemaakt chique etui op het zonovergoten terras 'Am Bahnhofplatz' in Frankfurt aan Roger Baron afgeleverd. Hij was er zielsgelukkig mee omdat ik wél had waargemaakt wat voor niemand in de wereld mogelijk was. Mede dankzij de heldere geest van mijn echtgenote !

Toen in oktober 1990 de Duitse 'Wiedervereinigung' een feit was, eiste Roger Baron zijn ouderlijk familiebezit in voormalig Oost-Duitsland (Mecklenburg-Vorpommern) op en kreeg dat weer in zijn bezit. Hij stuurde mij toen een krantenknipsel van het landgoed en schreef erbij dat hij voorlopig geen geld meer had voor fraaie juwelen, maar dat hij het toen zeer verwaarloosde landgoed moest restaureren. (De foto is van het gerestaureerde pand.)

Watch-OUT

Zoon Max was niet op een sportclub te krijgen totdat ik hem op een zomerse dag in de auto meenam voor een door mij verzonnen boodschap in Arnhem om op de terugweg 'toe- vallig' langs zweefvliegcentrum Terlet te rijden en hem dan zou voorstellen – vanwege het prachtige weer - om samen een biertje te gaan drinken op het terras van het vliegveld. Mijn vooropgezette plan lukte geweldig want binnen een half uur zat hij - op uitnodiging van een van de sportvliegers daar – al in de lucht. En was op slag verkocht want dàt wilde hij zeker wel: zweefvliegen !

Zweefvlieglessen volgden al snel waarbij hij op alle zaterdagen vóór 9:00 uur op vliegveld Terlet moest zijn voor de verplichte meteo-briefing van die dag. En omdat er geen recht- streekse busverbinding met het vliegveld was, werd hij door mij daar op die dagen op tijd gebracht. De eerstvolgende grote vakantie werd dan ook voor hem een vakantie in Duits- land, waar speciale vakanties voor zweefvliegende jongeren werden georganiseerd. Voor zover ik mij kan herinneren was dat zweefvliegcentrum in de buurt van de plaats Dil- lenburg in de deelstaat Hessen.

Toen de koffer voor Max’ vakantie gepakt was, vroeg ik hem: ‘En, heb je condooms bij je?’ Toch niet zo'n gekke vraag aan een knul van 16 die voor 't eerst alleen op vakantie gaat, toch? En terwijl hij met een rood hoofd verward mij aankeek, gaf ik hem een bankbiljet van 5 (toen) gulden met de opmerking: ‘Niet dus, maar ga die dingen dan nu maar halen.’

Dat wilde hij beslist niet, want het was zaterdagmorgen en het bankbiljet in een volle win- kel omwisselen voor munten voor de automaat buiten aan de gevel van de drogisterij, zag hij ook niet zo zitten. Toen ik vroeg welke munten er dan in moesten, wist hij dat opeens wel, trok het bankbiljet uit z'n hand en zei: ‘Dan haal ik ze wel voor jou’. Na het biljet in de winkel gewisseld te hebben, drukte ik de munt in de automaat, trok aan de hendel maar er gebeurde niets. De automaat weigerde. Terug naar huis met de teleurstellende medede- ling, waarop zoonlief zei: ‘Dan moet je aan de linkerkant van de automaat er een flinke klap tegenaan geven’. En inderdaad, dat werkte. Heb hem een paar pakjes meegegeven en met de auto naar Dillenburg gebracht.

Het simpele feit dat hij als een jongen van 16 op vakantie die dingen niet vanzelfsprekend bij zich had verontrustte mij. En probeerde in mijn gedachten te achterhalen wat daarvan de reden kon zijn.

En na enig denkwerk was ik eruit: het zou in de meeste gevallen waarschijnlijk geen onwil zijn, maar simpelweg de al dan niet beschikbaarheid van het hulpmiddel op het beslissen- de moment zonder al te veel 'gedoe'. Als je gehaast uit de kleren was en zo'n 'noodzake- lijk ding' niet direct bij de hand, kon je de veiligheid van je avances wel vergeten. Na het vertrek van Max naar zijn vakantieadres hield me die gedachte dagenlang bezig.

Die niet beschikbaarheid in welke mogelijke of onmogelijke situatie dan ook -zonder moei- lijke, verstorende elementen of handelingen- dát was voor mij de vraag voor het op te los- sen, praktische probleem. Dus, dat werd voor mij een horloge voor de man waarin dat ‘ding’ opgeborgen zou zitten en daarin elk moment beschikbaar kon zijn.

Zonder steun van statistische gegevens of onderzoek veronderstelde ik, dat bij praktisch elke vrijage de man nog altijd zijn horloge zou dragen als zijn kledingstukken en bril allang waren gesneuveld. Visueel viel - zelfs in dergelijke bijzondere situaties - een horloge in 't geheel niet op en werd door geen van de vrijende partners als storend beschouwt of erva- ren. Het zich elders bevindende condoom, meestal verscholen in een van de verste zakken of vakken van kleding, portemonnee of portefeuille, die gezien het eigen karakter van de acti- viteit lastig bereikbaar was of niet direct bij de hand, zou daardoor een noodgedwongen, zelfs hoogst ongewenste onderbreking zijn.

Na wat rondstruinen op het internet ontdekte ik dat: elk onderzoek en enquête t.a.v. con- doomgebruik bevestigde, dat met name zo'n onderbreking door beide partners als sto- rend, remmend en buitengewoon frustrerend werd ervaren. In menig geval zelfs dermate remmend door het noodzakelijke 'gedoe', dat van condoomgebruik werd afgezien.

Een horloge, dat in de meeste gevallen letterlijk en figuurlijk bij de hand is en dat snel, ge- ruisloos en onmerkbaar kan worden geopend waarin een condoom 'gebruiksklaar' en ont- daan van verpakking aanwezig is, is een perfect attribuut dat een man c.q. beide partners zich in een dergelijke situatie zou/zouden wensen. Het condoom is in één enkel gebaar beschikbaar. Zonder gezoek, zonder losscheuren van verpakking, zonder één enkele onderbreking als de man wat 'handig' is.

Dit betoog hield ik voor een viertal heren van het Innovatie- en Uitvinderscentrum Amster- dam-Haarlem van de Kamers van Koophandel in 1990 die ik over mijn idee had geschre- ven en mij voor een voordracht ervan uitnodigden. Ze waren er enthousiast over en waren welwillend daarvoor een bedrag ter beschikking te stellen.

Want er moest veel gebeuren: 1. een condoom niet meer samengeknepen door de verpakking, dijt uit tot een ronde ring, die in verhouding tot een doorsnee horlogekast van circa 32 millimeter, een forse proportie heeft. Dat vereist een grotere kast, dus meestal is de man daarvan de drager. 2. een daarvoor aangepaste ruimte onder het relatief kleine (kwarts)uurwerk biedt die mo- gelijkheid tot berging. 3. ruimte moet bekleed zijn met een dun laagje helderwitte kunststof op dermatologische gronden en om kritisch schoonhouden te vergemakkelijken. 4. de welving in die ruimte moet het condoom perfect organisch omsluiten voor een opti- male bescherming 5. dat compartiment moet volledig waterdicht zijn tot 1 ATO waterdruk (ofwel tot 10 meter diepte) 6. afdichting, vergrendeling en sluitsysteem zullen in verkleinde weergave overeenkomen met de afsluiting van het venster van een wasmachine, type voorlader 7. een extra afdichtingsring om de waterdichtheid op termijn te kunnen waarborgen 8. een sprekende naam voor dit horloge had ik ook al: Watch-OUT.

Na een maand kwam van het Innovatie- en Uitvinderscentrum een zo mager bedrag dat men ter beschikking wilde stellen, dat ik het hele idee uit pure ergernis heb laten varen. Ik moest de kost verdienen met concreet werk en praktische projecten in plaats van bakken met geld inzetten en uitgeven voor nog zwevende ideeën.

Dat was 30 jaar geleden, toen er nog geen organisatie als Pledgebox of Kickstarter be- stond die het mogelijk maakt om eerst wereldwijd mensen te laten intekenen en geld te storten in een project om met die middelen een productie op gang te brengen.

Voor de bakker

Ik stuurde tweemaal per jaar mijn vaste klantenkring een kaart, soms met een foto van een stuk dat ik had gemaakt, soms met een tekst als deze:

Ton Westen ontwerpt en maakt sieraden. Sieraden voor mensen, voor gewone mensen, voor bijzondere mensen, voor bijzondere momenten, voor die bijzondere dag waarvan zij dacht dat jij die was vergeten. Voor de bakker uit het naburige dorp, voor de televisieregisseur, voor de toneelschrijver, voor de timmerman die mijn boekenkast vakkundig aanpaste, voor de alom gelauwerde zangeres, voor de vader die voor dochter’s 18e verjaardag haar wilde verrassen met iets bijzonders dat de tijd kan doorstaan, voor de tegelzetter, voor de rondvaartboot-kapitein, voor de tekstschrijver, voor de optiebeurshandelaar, voor de taxateur, voor de diamant- handelaar, voor de bankbiljetontwerper, voor de 'verse bloemen'-chauffeur op Duitsland, voor de kinderen van de notaris voor het huwelijksfeest van hun ouders, voor de reclame- ontwerper, voor de Australische toerist die voor zijn vrouw nog een ring uit Amsterdam had beloofd maar zijn geld was bijna op, die mij jaren later opnieuw bezocht met een doos heel bijzondere wijnen van downunder als dank voor toen, voor de schaapherder, voor de ca- cao-importeur, voor de treinmachinist, voor de Russische mevrouw die oud-goud inruilde voor twee ringen voor haar beide dochters van 18 en 16, voor de meubelmaker, voor de man die geen idee had maar haar toch wilde verrassen, voor de bruidegom voor haar, voor Valentijnsdag, voor de bijzondere jubilaris, voor de meeste mensen die absoluut geen idee hebben, voor gewone mensen. Zij en anderen wisten Ton Westen te vinden. Tel. 020-XX XXXX

Bij een andere gelegenheid met een foto van een gevouwen pauw en de tekst: Eén van de overeenkomsten tussen een briefje van tien in uw portemonnee en het object dat op deze foto is afgebeeld is, dat ze beide reëel eenzelfde valutawaarde hebben. De parmantige pauw, met de hand geconstrueerd van een heus biljetje van de Nederland- se Bank, is op geen enkele wijze verknipt, ingesneden of beschadigd. In één enkele beweging is het biljet weer glad te strijken en kan er een fles wijn, een doos bonbons of een paar fraaie Baccaratrozen voor worden gekocht.

Als de waarde precies dezelfde is, wat maakt dit gevouwen bankbiljet dan wel zo bijzon- der, dat aan elk ander biljet volledig ontbreekt? Het antwoord is: fantasie, een vakkundig en kritisch oog voor compositie en detail en een grote persoonlijke inzet.

Ton Westen maakt grote en kleine juwelen. Hij verwerkt waardevolle materialen: briljant, fantasiegeslepen diamant, edele kleurstenen en edele metalen. Voor uiteenlopende heel persoonlijke gelegenheden: van een simpel aardigheidje voor een bescheiden prijs tot excellent vuurwerk van formaat. Wélk valutabedrag er ook op het prijskaartje staat, steeds is zijn werkwijze onveranderlijk dezelfde. Het recept van het bankbiljet en het vogeltje: fantasie, vakmanschap, een kritisch oog voor compositie en detail en een grote persoonlijke inzet. Voor speciale gelegenheden, het hele jaar door.

Piercings

Als ruimdenkende, creatieve goudsmid en ontwerper weet ik het een en ander van eroti- sche sieraden en piercings. Niet omdat ik er zelf ooit maar voor één seconde mee bezig was of ben geweest maar heb in de loop der tijd in mijn vak wel vaak verzoeken en vurige wensverhalen gekregen voor het maken van erotische speeltjes in hooggehaltig edelme- taal voor hem of voor haar. Op welke plek van het menselijk lichaam of door welk orgaan of lichaamsdeel dan ook, het moest uiteraard van hoog gehalte edelmetaal of titanium zijn, waarin ik een specialist was en de weg kende. Dus dergelijke verhalen en vragen kwamen vaak voorbij.

Ik heb echt alles op dit terrein gezien en heb vele, vele malen zeer royaal beloonde indivi- duele verzoeken om iets creatiefs te maken voor penis, balzak, borsten, tepels of vagina altijd resoluut afgewezen. Met het argument dat ik het menselijk lichaam zonder al die doorboorde lichaamsdelen al mooi en prachtig genoeg vind en vond. Mijn geachte clien- tèle bood voor mijn mogelijk creatieve ideeën op dat terrein mij meermaals zeer forse be- dragen waarvoor ik echter nooit ben gezwicht. Ik vind het menselijk lichaam prachtig en wilde aan onderdelen ervan door piercings zelf niet knutselen, bijdragen of meewerken.

Piercings gaan daarbij in tegen mijn hele natuur en ik walg bij het zien van doorboorde de- len van het menselijk lichaam die ik aan een vrouw of man het mooist of opwindendst vind. Met uitzondering van een oor- of bescheiden neusvleugel-piercing.

Toch kwam ik op 'n dag in de verleiding om eens serieus over een erotisch lijfsieraad na te denken. Het zit in de menselijke natuur om het lijf te versieren, al vanuit de oudheid is dat in vele rituelen en lijfversieringen van natuurvolkeren terug te vinden. Een menselijke oer- kracht om je voor een partner mooier en aantrekkelijker te maken. De hele natuur draait daar om. Ik wilde dan iets maken dat uniek moest zijn, dat niet bestaat of bestond. En dat heb ik ge- maakt in wit- geel en roodgoud (afhankelijk van de tint van de huidskleur van de drager of draagster.) Een juweel dat nog nooit eerder was gemaakt en niet bestond. Prachtig en zonder piercings of kettinkjes.

Het was een doorslaand succes in Duitsland en Zwitserland waar ik het voor het eerst en alleen dáár op de markt had gebracht en waarbij ik een half jaar weer een bankrekening met 4 nullen had. En omdat het niet om enkele unica ging maar kleinere aantallen, liet ik het door een bevriende specialist in Amsterdam maken, die aanvankelijk goed werk afle- verde. Dat werd echter na maanden steeds onzorgvuldiger en rommeliger aan mij overge- dragen. Na veel protest van mijn kant, kwam daar geen verandering in en was ik vaak 's nachts nog tot 3 - 4 uur bezig omdat ik mijn werk niet zo wilde afleveren aan mijn cliënten. En om- dat het om een echt unieke idee ging, wilde ik er beslist niet mee gaan leuren naar een an- dere producent of fabrikant, zeer zeker wetende dat ik het hele idee dan kwijt zou zijn.

In mijn vak is het zo, dat als je 's morgens aankomt op het vliegveld van Hong Kong met een uniek idee, dat je het - intussen al gemaakte product - 's avonds als je vertrekt in een van de etalages van datzelfde vliegveld kunt ziet liggen. En daar heb ik geen zin meer in.

Twee reacties uit de tientallen reacties van mijn klanten uit die tijd: FULL OF LOVE AND IN GOOD TASTE ! Colombier, Switzerland. The confidence we had in you was worthwhile. On top of the Dutch correctness with respect to the business-settlement itself, everything was so full of love and in good taste, that I am very enthusiastic about it all. It is all well matching your beautiful brochure. Stefan L. En: ANNO DOMINI 1933 Zurich, Switzerland. Concerning your letter of August, I send you enclosed SFr. 200, - and I am looking forward to your shipment. Carl S. Year of birth 1933. (So, this gentleman is 87 years old !)

Tot mijn echtgenote vele nachten achtereen mij niet naast haar in bed vond, uiteindelijk mij zei dat ik met het hele project moest stoppen omdat dat zeker ten koste zou gaan van mijn gezondheid. Ik ben toen ook gestopt, heb alle nog lopende bestellingen netjes afgewerkt en die hele erotische sieradenlijn afgesloten.

Het zou (zeker nu in deze coronatijd !) een absolute goudmijn zijn waarvan de website voor 98% klaar is met prachtige, suggestieve productfoto’s (zonder afgebeelde lichaams- delen om het chique te houden), de door mij bedachte en gemaakte sieraden nog steeds uniek zijn, tot op de dag van vandaag nog nimmer zijn nagemaakt, waarvan alle modellen en foto’s officieel zijn geregistreerd en beschermd maar ik zit niet meer om een paar cen- ten verlegen en heb op mijn leeftijd geen zin meer in stress van deadlines en andersoor- tige verplichtingen. Als het al zo’n succesnummer was, waarom is het al die jaren nadien dan door niemand ooit nagemaakt, vraag je? Omdat ik bij deze sieraden een uniek, perfect en foolproof doe- het-zelf meetsysteem had ontwikkeld die iedereen voor onmogelijk hield (en nog steeds houdt) en ik nooit openbaar heb gemaakt. Meer zeg ik er niet over.

Ik weet heel zeker dat de eerder door mij in de praktijk aan een zéér kritisch en verwend publiek getoetste, commercieel op de markt gebrachte unieke, erotische sieraden binnen één jaar resulteren in een paar ton op mijn bankrekening. Maar wat moet ik daar mee. Ik kan geen twee biefstukken tegelijk eten, wil geen villa met zwembad in Gstaad en weet nog uit de periode dat ik een bedrag met 6 nullen op mijn ING-bankrekening had staan, dat dat de meest ellendige en kloterige tijd in mijn leven was. Want ik was de hele dag al- leen maar met geld bezig en dat wil ik nooit meer.

Clair-Obscur

Dagelijks op en neer vanuit Eerbeek (gelegen tussen Apeldoorn en Dieren) naar Amster- dam was vele jaren elke dag een noodzakelijke routine waar ik maar niet al te veel over nadacht of zeurde. Voor mij en mijn vrouw was er in de gegeven omstandigheden geen andere keus: zakelijk plukte ik de vruchten van 'dicht bij het vuur' te zitten in de Diamant- beurs en privé in de buurt van mijn dementerende schoonmamma te wonen waarvoor wij ons bijzonder verantwoordelijk voelden. Dat autorijden was meestal met de blik op onein- dig en het verstand op nul, een noodzakelijk kwaad. Dat was niet altijd kommer en kwel, bij de zomerdag met de ramen open en met een rotvaart naar huis rijden om de barbecue aan te steken en tot in de kleine uurtjes te genieten van ons 'dolce vita' buiten. Dat was de geweldig fijne kant van buiten leven en wonen.

Op een van die warme, zomerse dagen nam ik vanaf de snelweg de afslag Naarden om even langs te gaan bij mijn broer die daar binnen de oude vesting in het stadscentrum woont. Die bleek niet thuis te zijn en terwijl ik richting de Grote Kerk liep, zag ik tot mijn verrassing in de schaduw van de kerktoren een uitnodigend terras met bezoekers waarbij ik dacht: precies goed voor 'n koud biertje.

Toen ik het eerste glas naar binnen had gehesen, kwam er een lange, magere man het terras oplopen in een oversized blauwe overall die onder de metaalsplinters zat, naast mij neerplofte en zei: 'Hè hè, even tijd voor 'n slokje'. En toen ik hem vroeg wat hij aan 't doen was dat hij zo onder die splinters zat, zei hij: 'Ik ben beeldhouwer en ben een bronzen beeld aan het slijpen. Ik woon hier om de hoek en ik had een slokje nodig omdat je van dat metaalvijlsel en stof een hele droge strot krijgt'. Ik bood hem ook een biertje aan en kwam met hem in gesprek over zijn werk en wat voor bronzen beelden hij maakte. Waarop hij enthousiast zei: 'Kom anders straks maar even mee naar mijn huis en dan kun je zien waar ik mee bezig ben. 'Wauw', zei ik, 'dat lijkt me geweldig'

Na nog een paar glazen liep ik met hem mee naar zijn grote herenhuis, door de tuin met wijd openstaande terrasdeuren zijn huis in en toen stokte de adem in mijn keel, want wat ik zag waren grote bronzen, sterk gestileerde paarden waarvan ik diep, diep onder de in- druk raakte. Als ontwerper en metaal-vakman. Ik kon nauwelijks onder woorden brengen hoe al die beelden me naar de keel grepen. Zo imposant met zoveel kracht en zo sugges- tief van lijn en vorm met de 'verzamelde' gedrongen houding van de paarden die me sterk deed denken aan de Renaissance-paarden van het San-Marco plein in Venetië. Ik was lange tijd sprakeloos.

En toen ik van de eerste schok was bekomen kon ik alleen maar uitbrengen: 'Jezus wat is dit indrukwekkend en mooi!' Waarop de beeldhouwer antwoordde: 'Kan zijn, ik verdien er alleen geen reet mee. Allemaal leuk en aardig, maar het brengt geen poen in 't laatje'.

En terwijl ik de tijd nam om al zijn prachtige stukken rustig te bekijken, vroeg ik waarom hij zo negatief was daarover en zei: 'Omdat het veel geld moet opbrengen, het zijn grote stuk- ken die maar een enkeling kan betalen. Brons is kostbaar en de bronsgieter doet het ook niet gratis. Dus uiteindelijk verdien ik nog niet het minimumloon als ik alle uren tel die er in elk beeld gaan zitten'. 'En ja, ik heb af en toe wel een tentoonstelling, belangstelling zat, maar geen kopers'. Hij had nu een tentoonstelling in Noordwijk bij het ruimtevaartcentrum ESTEC (European Space Research and Technology Centre) maar ook daar bracht het behalve veel aandacht verder helaas niets op. Ik vond het enorm teleurstellend dat zo'n grote kunstenaar met zulk bijzonder werk daar nauwelijks de kost mee kon verdienen. Het was laat toen ik die avond naar huis reed na lange gesprekken over ons beider werk in het metaalvak en toch met zulke enorme verschillen.

Omdat ik zijn kaartje had gekregen, belde ik hem de volgende dag op met de vraag: 'Kun je jouw paarden ook wat kleiner maken?' Uitgaande van de gedachte: minder materiaal, minder werkloon dus minder hoge bedragen. Waarop heel snel zijn vernietigende ant- woord kwam dat dat beslist niet kon, want juist het monumentale karakter van zijn beelden zou in een kleiner formaat heel veel verliezen van z'n zeggingskracht en vitaliteit. Nee, dat moest ik maar vergeten. Op de terugweg naar huis die dag, toch nog even bij hem langs- gegaan om op hem in te praten en te verleiden tot dat kleinere formaat. Nou, zei hij na een half uur: 'En hoe groot moet dat dan volgens jou worden?'

'Ongeveer vijftien tot twintig centimeter,' gaf ik aan. Na wat gesputter en gemor dat dat ab- soluut niet kon, gingen we uit elkaar met zijn toezegging, dat hij het echt zou proberen. Maar zonder één enkele garantie op succes.

De volgende dag belde hij mij, dat het tot zijn stomme verbazing was gelukt in een was- model en dat hij toch wel onder de indruk was. 'Mooi', zei ik, 'zou je nu willen proberen dat- zelfde wasmodel verder te verkleinen tot ongeveer 5 a 6 centimeter? En als dat lukt gaan we dat wasmodel afgieten in zilver. En maken we er hangers van aan een leren koordje of zetten we ze op een zwart granieten of marmeren blokje als een sieraad in huis'. En toen viel ook de frank bij hem en grijnsde breeduit. Een kleine serie van 10 miniatuur paarden in gedeeltelijk zwart geoxideerd en hoogglans gepolijst zilver was het resultaat. De zilverserie noemden we CLAIR-OBSCUR (vanwege het licht-donker effect) en de verschillende zilveren paardjes gaven we de namen van 10 beroemde Arabische paarden. Huurden standruimte op het grote hippische evenement ‘Jumping Amsterdam’, richtten die in met zwart doek aan de wanden, etaleerden de zilver- en paardjes in kleine glazen vitrines op ooghoogte, fel verlicht door gerichte priemspotjes en als enige decoratie een paar felrode biljartballen, alleen bedoeld als kleurcontrast en aandachttrekker. De beeldhouwer verkocht zijn paarden. Het was een groot succes.

Bijorhca - Parijs

Omdat ik in die tijd -zoals ik verwachtte- niet continue opdrachten zou hebben om fulltime aan mijn goudsmidswerkbank ambachtelijk bezig te zijn en ik me in de Franse taal redelijk verstaanbaar kon maken, ging ik in die tijd elk voor- en najaar naar de grote sieraden-, ontwerp- en juwelenbeurs de 'Bijorhca' (Bijouterie, Orfèvrerie, Horlogerie et Cadeaux) in Parijs. Om ideeën op te doen, trends waar te nemen en bij te blijven in de ontwikkelingen van de branche en van mijn vak.

Tijdens een van die bezoeken kwam ik in gesprek met een Franse ontwerper en maker van opmerkelijke sieraden en horloges: Bernard Sylvain. Een op-en-top charmante, ras- echte Parijzenaar (hier in zijn eigen Lagonda uit 1929 waarin hij in Parijs rondrijdt) die een fraaie collectie 'beweeglijke' gouden hangertjes en armbandjes maakte en heel bijzondere gouden horloges.

Vanaf het allereerste moment was ik gecharmeerd van zijn collectie door het speelse ka- rakter ervan maar ook van het enorme vakmanschap dat uit zijn werk sprak. Zelf was ik in mijn werk ook altijd met 'beweging' en 'verandering' in sieraad-elementen bezig die je voor verschillende gelegenheden (bijna zo simpel als Lego-bouwstenen) kon veranderen van een 'heel eenvoudig' hangertje op de tennisbaan tot 'grand-gala' voor op een bijzondere, feestelijke gelegenheid met nog steeds dat eenvoudige hangertje als onderdeel van het geheel. Heb zelfs daarvoor de naam 'Changers' als nieuwe sieradenlijn vastgelegd. Die dynamische 'bewegelijkheid' in het werk van Sylvain sprak mij daarom ook bijzonder aan.

Op mijn vraag of hij al een vertegenwoordiging 'en Hollande' had, antwoorde hij: ’Pas encore' waarbij hij 10 minuten later aanbood, mij zijn exclusieve importeurschap in de Be- nelux te gunnen bij een x-investering in zijn collectie. Dat was voor mij financieel geen on- overkomelijke hindernis en liet hem weten een week later hem daarover uitsluitsel te zullen geven. Dat gebeurde opnieuw in Parijs tijdens een bezoek aan zijn atelier, kocht een deel van zijn collectie en werd zijn exclusieve en enige importeur in de Benelux.

Op dezelfde wijze, maar steeds via de grote Beurs in Parijs, verwierf ik in het navolgende jaar het importeurschap van de bijzondere ringencollectie van de Frans-Algerijnse ont- werper André Bénitah en van de exclusieve horloges van de door Bauhaus geïnspireerde Franse architect-meester-horloger uit Besançon: Alain Silberstein.

Zowel het werk van Bénitah als van Silberstein zijn en waren zeer uitgesproken qua idee en ontwerp, waarbij ik wilde proberen het toen naar spruitjeslucht walmende, kleurloze Hollandse sieradenlanschap wat nieuw leven in te blazen in meer uitgesproken, Méditer- rane sieraden en de kleurrijke Silberstein-horloges. Die opzet lukte maar ten dele: de bo- vengemiddelde juwelier wilde wel een 'op zicht-collectie’ proberen zonder er een cent in te hoeven investeren, maar dat ging natuurlijk niet gebeuren. De directies van de Bijenkorf en van hun separate sieradenleverancier Diamond Point waren wel erg enthousiast en kon ik van alle Franse kunstenaars werk aan de vestigingen in Amsterdam, Utrecht en Den Haag verkopen. Echt dus voor een geselecteerder, kritischer publiek dat net als ik totaal was uitgekeken op 't Eerste Communie-medaillonnetje en het o-zo-fantasieloze zilveren dierenriemhangertje dat bij de meeste juweliers in NL nog steeds het meest verkochte artikel was.

Ook al verdiende ik commercieel gezien aan deze collecties niet bijzonder veel en haalde ik er mijn kosten uit, ze zorgden in ieder geval zeker voor veel naamsbekendheid van mijn nieuwe bedrijfje in de branche. Ook enkele top-juweliers in Amsterdam, Rotterdam, Den Haag, Antwerpen, Brussel en Luxembourg investeerden in een of meerdere van mijn Franse collecties.

Mijn schatjes

Het was in mijn leven niet altijd rozengeur en maneschijn mocht je dat concluderen uit veel van het voorgaande. Er waren momenten van wanhoop, van totale uitputting, van niet meer verder kunnen, van ook niet meer weten hoe de eindjes aan elkaar te knopen, van niet meer weten hoe het verder moest, et cetera. Maar mijn sterke en optimistische karak- ter vond en zag toch altijd wel weer lichtpuntjes waarop ik en wij weer met frisse moed alles bij elkaar raapten en verder konden. De kreet: niet lullen, maar poetsen, kon door mij zijn bedacht. Ik was in elke situatie altijd Mr. Optimist himself. Dat sloeg rond mijn vijftig- ste opeens totaal om toen ik ernstige hartproblemen kreeg en in no time op de hartbewa- king van het Antonius Ziekhuis in Nieuwegein belandde voor een complete bypass en nog 5 volgoperaties in de loop van de 3 daaropvolgende jaren.

In de eindfase van mijn grote restauratieproject van bijna 20 jaar was het fysiek met mij volledig gebeurd en kon en mocht ik ook niets meer en viel in een enorm donker gat waar- van ik altijd dacht dat dat mij nooit zou overkomen, maar het viel als een donkere allesver- stikkende deken over mij heen. Werd somber en zwaar op de hand, vond niets meer de moeite waard en kwam terecht in een diepe depressie met ernstig suïcidale gedachten en had voor mijzelf uitgevonden hoe dat dan moest gebeuren.

Echtgenote en zoon wisten absoluut niet wat hen overkwam want zo kenden ze mij niet, wisten ook niet wat ze met de hele situatie aan moesten en vermeden zoveel mogelijk moeilijke vragen en contact. Ik voelde hoe ik in mijzelf verschrompelde en begreep niets van mijzelf.

Ook mijn vrouw herkende 'haar Ton' in niets meer in mij. En omdat zij in die tijd secreta- resse van het medisch secretariaat in een psychiatrische kliniek bij Apeldoorn was, advi- seerde ze mij vele malen te gaan praten met een psychiater daar die ze goed kende. Bo- vendien vertelde ze mij dat er goede medicatie op dat gebied bestond dat mijn gemoed zeker zou kunnen verlichten en mij helpen. Ik weigerde alle aangeboden hulp omdat ik niet kon uitleggen wat mij overkwam, begreep mijzelf niet eens laat staan dat ik een ander zou kunnen uitleggen waarom ik zo somber was. De enige die mij kon helpen was alleen ik- zelf. Ik zat alleen maar somber thuis te wezen en deed niets.

Totdat mij na een paar maand een kleine advertentie in de Apeldoornsche Courant opviel van een taxibedrijf in Epe, die een chauffeur zochten om kinderen van Apeldoorn naar een Islamitische lagere school in Ede te brengen en te halen. In ieder geval was ik dan met iets bezig, was mijn idee.

Werd meteen aangenomen, moest wel mijn verlopen EHBO-diploma weer halen en reed een week later met 10 kinderen naar Ede en haalde ze tegen half vier 's middags weer van school en leverde elk kind ’s middags aan de deur van hun huis weer af. En na weken werd ik dol op deze kinderen met hun prachtige grote, onschuldige ogen en hun nog grote verwachtingen aan het begin van hun leven. En het werden langzamerhand 'mijn' eigen kinderen. De Somalische kinderen waren net als hun ouders, heel rustig en gesloten maar de Turkse kinderen waren allemaal vrolijke lachebekjes en hun ouders erg vriendelijk en heel open. Schatjes waren het allemaal, jongens en meisjes van 4 tot 10-11 jaar. En ik kende ze allemaal en de gezinnen waar ik ze 's morgensvroeg ophaalde en weer thuis- bracht. En er kwam daardoor ook weer ritme in mijn eigen dag.

Ik liet de kinderen Arabische muziekbandjes die ze thuis vaak afspeelden, meenemen en speelde die dan met de ramen van ons busje open, knalhard af waarbij iedereen lachte en vrolijk was en ik op elke rotonde onderweg twee rondjes draaide. En ik werd blij van al mijn kinderen. Het vaste succesnummer in onze bus was het nummer ‘We will Rock You’ van Queen, waarbij iedereen uit volle borst kon meebrullen en vooral hard meestampen.

God, wat hadden we een veel plezier. Na een jaar ben ik met dit werk gestopt en was al mijn schatjes vreselijk dankbaar. Zo heb ik mijzelf aan mijn eigen haren weer uit die onbekende, duistere put getrokken en was na een half jaar van alle somberheid genezen en weer de oude Mr. Optimist.

P.S.: Het regionale taxibedrijf Eper Taxi Centrale waarvoor ik reed, had een paar honderd taxi’s en busjes waarvoor ik ook nog een logo en huisstijl heb ontworpen en kom die nog altijd in heel Nederland tegen en doen me weer denken aan die moeilijke periode in mijn leven en de schatjes die mij daaruit redden.

Ochtendjas

Voor mijzelf had ik mijn werk in de Diamantbeurs al enige tijd vaarwel gezegd. Ik wilde niet meer terug naar dat oude wereldje waar ik als creatieve handyman werd ge(mis)bruikt om iets creatiefs te produceren voor € 200,- en mijn werk even later in de etalage terugzie voor € 1.250,- Ik was mijn oude clientèle van de maatschappelijk verwende, met een gouden lepel in hun mond (om het maar netjes te houden) geboren, dames en heren juweliers en het sociale wereldje er omheen eerlijkgezegd inmiddels ook flink ontgroeid.

Had voor mijzelf ontdekt, dat ik echt overal de kost kon verdienen als je wilde en het dan ook gewoon ging doen. Dus waarom zou ik nog elke dag gestresst op en neer naar mijn oude werkstek in Amsterdam rijden in een wereld die eigenlijk niet meer de mijne was ?

En, omdat ik mij tussen de verschillende hartoperaties door niet kon koest houden en af- wachten wat de dag van morgen mij misschien wel of niet zou brengen, wilde ik zelf het stuur in handen blijven houden. Wachtte situaties nooit af door zelf het initiatief te nemen en na mijn chauffeurservaring met mijn lieve schoolgaande kindjes, reageerde ik op een advertentie van het bedrijf Taxon WOZ Consultants in Zwolle die taxateurs nodig had voor het bepalen van de WOZ-waarde (afkorting Wet Onroerende Zaakbelasting) waarvoor dat bedrijf de opdracht kreeg voor de taxatie van alle huizen, bedrijven en fabrieken in Noord en Midden-Nederland. Na een korte maar pittige opleiding in de specifieke materie als taxateur van onroerend goed, kon ik met adreslijsten aan de gang om in elke straat, elk huis te bezoeken. Mij voor te stellen, mijn pas van de bewuste gemeente met pasfoto te laten zien, mijn visitekaartje af te geven en alle relevante gegevens van het onroerend goed in te voeren in een toen geavanceerde handcomputer waarin alle data van elke woning en bedrijf waren opgesla- gen. Daar waren voor mij soms bizarre en echt moeilijke situaties bij waarbij ik het hele huis doorliep (moést doorlopen, inclusief door slaapkamers) waarbij ik meermaals werd verleid door door lust bevlogen dames en mevrouwen die mij wel al te graag op een andere wijze wilden plezieren. Ik weet nog de naam van de straat waar ik het echt, écht heel moeilijk had omdat mevrouw (met haar openvallende ochtendjas) zo ontzettend aantrekkelijk was, maar toch met heel veel moeite haar lust en verleiding heb kunnen weerstaan.

Eén huis zal ik in dit traject nooit vergeten en dat was in de beginperiode in Apeldoorn waar ik onnozel aanbelde in een heel gewone straat met rijen dezelfde rijtjeshuizen. Met het idee, als je één hebt gezien, dan heb je ze allemaal gezien, nietwaar? Helemaal fout ! Toen mevrouw haar deur opendeed, hield ik mijn riedeltje en werd naar binnen genodigd, maar sloeg direct stijl achterover van wat ik zag. Zij had het ernaast gelegen huis ook gekocht en alles in beide groots doorgetrokken huizen was van rosé marmer, vloeren mu- ren, plafonds, traptreden, echt alles was van dezelfde marmergroeven uit Carrara in Italië. Zelfs de hele keuken was van rosé marmer. En de mevrouw vertelde mij tot haar eigen grote plezier, dat ze zelf absoluut niet kon ko- ken en daarom altijd buiten de deur at. Hoe maf kun je zijn. Na twee weken had ik dat kunstje van taxaties ook al door en kreeg ongevraagd promotie als controleur van veel al eerder door mijn collega's vastgelegde data. Want er was geble- ken bij een regionaal onderzoek van het bedrijf dat er met name in delen van Friesland door bepaalde taxateurs echt grote fouten waren gemaakt en of ik dat wilde controleren en waar nodig aanpassen of corrigeren. Dat was echt een 'lousy'-baan voor mij.

Stapte rond 9:00 uur in mijn leaseauto van de zaak en reed via Harderwijk en Lelystad richting Friesland om daar rond 10:30 uur oude- en nieuwbouwwijken steekproefsgewijs in te lopen met van elke deelgemeente weer een pas met pasfoto op zak (die ik dan eerst bij de gemeenten had moeten regelen) en zo wijk na wijk de woningen op de juistheid van eerder ingevoerde gegevens te controleren. En ik vond dat hartstikke leuk werk. Ik kwam overal, sprak echt met iedereen op elk denkbaar sociaal niveau en kon met mijn passen overal om toegang tot zijn of haar pand verzoeken. In de voormalige Friese gemeenten Littenseradiel, Wûnseradiel, Wymbritseradiel en Nije- furd heb ik veel Friezen leren kennen. En overal warme, hartelijke en vriendelijke mensen ontmoet en gesproken. Waarvan het vooroordeel wat mij betreft direct de 'poubelle' of vuil- nisbak in kan, dat Noorderlingen stugge mensen zijn. Echt, forget it. Heb overal alleen maar hartelijke mensen ontmoet. En weet dan van mij dat dat verschrikkelijke vooroordeel niet klopt, van geen meter ! En heb ook ontdekt hoe verschrikkelijk mooi het eigen, karakteristieke Friese landschap is dat ik er later een fraaie rondrit voor heb geschreven.

Pour les enfants

Op die flinke ritten van anderhalf uur naar Friesland uit het vorige 'Ochtendjas'-verhaal had ik altijd de radio aan. Dat waren over het algemeen informatieve nieuwsprogramma’s of radioprogramma's met een wat diepergravend onderwerp waar ik graag naar luisterde. Elke dag dezelfde rit van en naar je werk, vind ik anders maar 'verloren' tijd.

Ik luisterde op een gegeven moment naar een uitzending over kinderarbeid en uitbuiting. Aan het woord was een pater of geestelijke van welke geloofsovertuiging dan ook, maar in dit kader in 't geheel niet van belang, die vertelde over hoeveel schrijnend leed, verdriet en ellende zoveel onschuldige kinderen dagelijks wordt aangedaan. Kinderarbeid is in veel landen verboden, maar er werken toch ruim 200 miljoen kinderen wereldwijd in de speel- goed-, kleding-, en elektronica-industrie.

En hoewel geen enkel bedrijf geassocieerd wil worden met kinderarbeid, zijn er maar wei- nigen die het probleem echt aanpakken. Vaak worden er wel afspraken over gemaakt met de directe leveranciers, maar wordt er niets gecontroleerd. Naar schatting vindt 70 procent van alle kinderarbeid op het platteland plaats. En er is maar één plek waar deze kinderen moeten werken en dat is op school. Ik werd treurig en diep verdrietig bij het aanhoren van dit radioverhaal van al dit vreselijk schrijnende leed aangedaan aan onschuldige, onbevangen en totaal van ons afhankelijke kinderen.

En toen het programma afgelopen was (ik weet nog precies waar ik toen reed op de A6 tussen Lelystad en Emmeloord) klonk als afsluiter dit ontroerende lied van de Franse zan- ger Yves Duteil dat toen dwars door mijn hart sneed. Ik moest gehaast de auto aan de kant van de weg zetten want ik brak volledig in tranen uit van alle heftige emoties.

Even terzijde: had op het mondeling eindexamen van mijn middelbare school een 9 voor Frans en had dus geen extra vertaling nodig, ik verstond het direct.

Pour les enfants du monde entier Voor de kinderen van de hele wereld Paroles et musique: Yves Duteil Tekst en muziek : Yves Duteil

Pour les enfants du monde entier Voor de kinderen van de hele wereld Qui n'ont plus rien à espérer die niets meer te hopen hebben, Je voudrais faire une prière wil ik een gebed richten À tous les Maîtres de la Terre tot alle heersers van de aarde.

À chaque enfant qui disparaît Voor elk kind dat verdwijnt C'est l'Univers qui tire un trait zet het universum een streep Sur un espoir pour l'avenir door de hoop voor ons, om De pouvoir nous appartenir eens de toekomst te kunnen bezitten.

J'ai vu des enfants s'en aller Ik heb kinderen zien gaan, Sourire aux lèvres et cœur léger glimlach om de lippen en licht van hart Vers la mort et le paradis richting dood en het paradijs Que des adultes avaient promis dat de volwassenen hadden beloofd.

Mais quand ils sautaient sur les mines Maar als ze op de mijnen sprongen C'était Mozart qu'on assassine was het Mozart die men vermoordt. Si le bonheur est à ce prix Als het geluk deze prijs vraagt, De quel enfer s'est-il nourri? aan welke hel heeft hij zich gevoed ?

Et combien faudra-t-il payer En hoeveel zal moeten worden betaald De silence et d'obscurité aan zwijgen en aan duisternis, Pour effacer dans les mémoires om uit de geheugens te wissen Le souvenir de leur histoire? de herinnering van hun geschiedenis ?

Quel testament, quel évangile Welk testament, welk evangelie, Quelle main aveugle ou imbécile welke blinde of onnozele hand Peut condamner tant d'innocence kan zoveel onschuld veroordelen À tant de larmes et de souffrances? tot zoveel tranen en pijn ?

La peur, la haine et la violence De angst, de haat en het geweld Ont mis le feu à leur enfance hebben hun jeugd in brand gezet, Leurs chemins se sont hérissés hun wegen zijn bedekt De misère et de barbelés met ellende en prikkeldraad.

Peut-on convaincre un dictateur Kan een dictator overtuigd worden D'écouter battre un peu son cœur? een beetje te luisteren naar het kloppen van Peut-on souhaiter d'un président zijn hart ? Kunnen we wensen dat een president Qu'il pleure aussi de temps en temps? ook af en toe eens huilt ?

Pour les enfants du monde entier Voor de kinderen van de hele wereld, Qui n'ont de voix que pour pleurer die enkel een stem hebben om te huilen, Je voudrais faire une prière wil ik een gebed richten À tous les Maîtres de la Terre tot alle heersers van de aarde.

Dans vos sommeils de somnifères Laat door jullie slaappillenslaap Où vous dormez les yeux ouverts waarin jullie slapen met geopende ogen, Laissez souffler pour un instant voor een klein moment La magie de vos cœurs d'enfants de magie van jullie kinderharten waaien.

Puisque l'on sait de par le monde Want we weten over de hele wereld Faire la paix pour quelques secondes voor enkele seconden vrede te maken. Au nom du Père et pour Noël In de naam van de Vader en voor Kerst, Que la trêve soit éternelle laat deze vrede eeuwig zijn.

Qu'elle taise à jamais les rancœurs Laat zij voor altijd de wrok doen zwijgen Et qu'elle apaise au fond des cœurs en laat zij de wraak en wreedheid verzachten, La vengeance et la cruauté in de dieptes van de harten Jusqu'au bout de l'éternité tot het eind van de eeuwigheid.

Je n'ai pas l'ombre d'un pouvoir Zelf heb ik geen greintje macht, Mais j'ai le cœur rempli d'espoir maar een hart gevuld met hoop. Et de chansons pour aujourd'hui En liedjes die vandaag Que sont des hymnes pour la vie lofzangen op het leven zijn.

Et des ghettos, des bidonvilles En uit de getto’s, de barakken, Du cœur du siècle de l'exil uit het hart van de eeuw van ballingschap Des voix s'élèvent un peu partout komen van overal stemmen Qui font chanter les gens debout die de mensen rechtop laten zingen.

Vous pouvez fermer vos frontières U kunt uw grenzen sluiten, Bloquer vos ports et vos rivières havens en rivieren blokkeren. Mais les chansons voyagent à pied Maar liedjes reizen te voet En secret dans des cœurs fermés heimelijk in gesloten harten.

Ce sont les mères qui les apprennent Het zijn de moeders die ze leren à leurs enfants qui les reprennent aan de kinderen die ze zingen. Elles finiront par éclater Ze zullen uiteindelijk openspringen Sous le ciel de la liberté onder de hemel van de vrijheid

Pour les enfants du monde entier. Voor de kinderen van de hele wereld.

En na al deze treurnis ook een ander kinderbeeld dat mij elke keer weer blij maakt.

Constance

Constance was de grote liefde in mijn leven en bijna 50 jaar mijn levenspartner.

Ik kan haar het beste beschrijven zoals ik in mijn laatste woorden van afscheid in de aula van Moscowa aan de in besloten kring daar aanwezigen over haar heb verteld en heb voorgelezen:

‘Omdat Con - na bijna 50 jaar na het overlijden van haar vader - straks met hem zal wor- den herenigd en in zijn graf zal worden bijgezet, zal ik proberen u iets meer te vertellen over Con's leven. Weinigen van u zullen weten, dat zij al op heel jonge leeftijd - en nog lang daarna - ruw werd geconfronteerd met de harde en rauwe kanten van het menselijk bestaan.

Con sprak altijd liefdevol over haar vader. In de context van dit verhaal, haar aardse vader wel te verstaan. Zij hield zielsveel van hem, haar leven lang. En wat ik van Con begreep, was die grote liefde wederzijds. Want Con was als jong meisje al innemend en echt een schoonheid om te zien, waar paps maar wat graag trots mee fleurde. En als daar in het weekend of in de vakanties ook maar even gelegenheid voor was, nam hij haar mee naar de grote paardenmarkten in Groningen, Meppel en Zuidlaren en naar speciale klassieke automarkten door het hele land, waar ze samen met haar vader in zijn grote Amerikaanse Ford Thunderbird naar toe reden. Paarden en bijzondere klassieke auto's waren niet al- leen Paps passies maar later ook die van dochter Con zoals u wellicht weet, waar ze dan ook al op heel jonge leeftijd door werd aangestoken.

Con's vader, Max Maxmilian Michaëlson Krings, zoon van een notabele tandarts in Mep- pel, afgestudeerd in Engeland als econoom, was een buitenmens in hart en nieren en van het type: ruwe bolster, blanke pit. Zijn topfunctie bij Shell vervulde hij welgeteld 4 maanden waarin hij ontdekte dat een kantoorbaan helemaal niets voor hem was, zegde zijn baan op, kocht paarden, koeien, schapen en een paar biggetjes voor Con en begon een boe- renbedrijf in Rouveen vlakbij Staphorst en Meppel.

Con's oma vond het maar niks, dat Conneke - zoals ze haar kleindochtertje noemde - zou opgroeien en naar school gaan in een boerendorp en kwam met Con's ouders overeen, dat ze naar een (tussen aanhalingstekens) "fatsoenlijke" stadsschool in Meppel zou gaan, doordeweeks bij haar grootouders zou wonen en alleen in het weekend thuis zou zijn op de boerderij.

En omdat oma een aristocratische dubbele achternaam had, de familie voorheen planta- ges bezat in voormalig Indië en welgesteld was, werd Con in haar kinderjaren voor een groot deel heel behoudend opgevoed door haar grootouders, die vele vrienden en kennis- sen hadden met eveneens dubbele achternamen en zoals in die periode toen nog heel ge- woon was, gingen ook Con's grootouders als notabelen van Meppel uitsluitend om met mensen van de eigen maatschappelijke en sociale status. Of zoals ze in Engeland zo toe- passelijk zeggen: Birds of a feather, flock together.

Bij haar grootouders kreeg ze een beschermde, maar zeer gedisciplineerde opvoeding waarin met name beleefdheid, goede omgangsvormen, respect en etiquette de boventoon voerden en leerde ze wat gerespecteerde kleindochters met haar afkomst en milieu, ge- acht werden wel of niet te doen. Zo hoorde dat en zo was dat in die tijd. Con had heel goede herinneringen uit die jaren met haar grootouders en kon er uren over vertellen.

Maar in het weekend was het voor Con altijd dolle pret, zonder dwang of keurslijf, lekker ravotten in de modder met haar eigen zwart lievelingsvarkentje, rennen met de honden in en om de boerderij en door de weilanden galopperen met haar vaders paard Trigger en later samen met Paps op haar eigen rasecht volbloed Arabisch schimmeltje Meggy.

Toen Con 12 was, hield haar vader ook de boerderij met veestapel voor gezien (Con mocht gelukkig wel haar eigen paard houden), verkocht het bedrijf en begon een wegres- taurant gelegen aan de oude rijksweg van Nijmegen naar Oss, waar ook Con na schooltijd en huiswerk, hard aan het werk werd gezet met het bedienen van de clientèle.

Toen het restaurant na een paar jaar een zeer drukbezochte pleisterplaats was, overleed haar vader - midden-veertig - zeer plotseling aan een fatale nierziekte en werd het restau- rant vanwege deze rampspoed twee weken gesloten.

Maar, - geluk bij een dubbel daaropvolgend ongeluk - kort voor zijn dood had Con's vader een aardig huis gekocht aan de rand van de Loenermark in Loenen, bedoeld als weekend- en vakantiehuis. Toen Con en haar moeder een paar dagen na het overlijden van haar va- der voor het eerst het huis in Loenen gingen bekijken, werd in één nacht het tijdelijk geslo- ten wegrestaurant bij Oss leeggeroofd, vernield en in brand gestoken.

Bij Con's moeder - zo kort na het verlies van haar man - sloegen alle stoppen door, zij raakte verward en in een diepe depressie van alle rampspoed, waarbij Con als oudste 16- jarige dochter er volledig alleen voor stond om het gezin overeind te houden. Waarbij zij niet alleen jarenlang haar beide kleine broertjes verzorgde (een van hen was toen een na- komertje van 3 jaar) maar ook haar zwaar depressieve moeder op sleeptouw nam, totdat ik Con leerde kennen en we samen onze schouders er flink onder konden zetten. En heel veel problemen in haar nog zo jonge leven uiteindelijk konden worden opgelost.

Het was een verdrietige, moeilijke en zware periode van haar leven waarover Con met an- deren nimmer sprak, maar die eenmaal luid en duidelijk nog eens moest worden verteld. Ik was als jongeman niet alleen tot over mijn oren verliefd op haar, ik trof ook in haar een bijzonder sterke en zorgzame jonge vrouw. Ik had heel diep respect voor alles wat zij op zo jonge leeftijd onvoorwaardelijk aanpakte en verzette. In de ruim 48 daaropvolgende ja- ren, waarbij wij als echte soulmates lief en leed met elkaar hebben gedeeld, is dat respect alleen maar toegenomen en gegroeid.

Lieve Con, dank je wel dat je je leven met mij hebt willen delen. Ik bewonder je uit het diepst van mijn hart. Ik geef je met bloedend hart, maar vol liefde terug aan je aardse- en aan je hemelse vader. Dank mijn liefste, rust zacht.

De muziek die aanstonds klinkt, zit héél dicht bij Con en bij haar vader Maxmilian. Op alle gelukkige momenten van haar leven zong en danste ze op déze muziek met haar vader, danste ze erop met haar moeder en haar broertjes en danste ze erop met mij toen we trouwden.

Dit is en was Con's dierbaarste muziek, haar leven lang. Star Dust gezongen door Willy Nelson.’

Sleep song

In de eerste overgelukkige jaren van ons beiden als pasgetrouwden op onze piepkleine etage in Amsterdam Oud-Zuid moesten we allebei erg ons best doen om uit ons bed te ko- men.

In die voor ons heerlijke tijd leerde ik via Constance ook dat er nog heel veel andere mu- ziek was dan de klassieke componisten en de muziek waarmee ik was opgegroeid en kreeg van haar als aanmoediging op mijn eerste ontdekkings-stappen in die voor mij an- dere muziekwereld op mijn verjaardag de LP met de wel zeer toepasselijke titel 'Songs For Beginners' van Graham Nash.

En bij al onze pasgetrouwde ontdekkingen om elke dag 24/24 uur bij elkaar te zijn en op- eens alles samen te doen en te delen de hele dag door, was de muziek van Graham Nash altijd aanwezig. Die LP was niet grijs gedraaid, maar blauw gespeeld. En deze muziek markeert daarmee ook de meest onbezorgde, prille, vrije en meest gelukkige tijd van ons leven.

Het zal je dan ook niet verbazen, dat op mijn uitdrukkelijke wens ik met name ook deze muziek als mijn eeuwige liefdesverklaring aan haar opnieuw wilde laten horen bij haar af- scheid.

Sleepsong

When you were asleep And when I awoke I was kissing your forehead I found out I'd be dreaming You gave a frown Some of my bed clothes were still So I kissed you again on the floor You started waking I looked around And put your arms around my waist Realized you were leaving me Just making sure I was there I saw the back of your dress Then you drifted away As you slipped through the door Then you drifted away As you slipped through the door

And when I return I will kiss your eyes open Take off my clothes And I'll lie by your side Then I will wait Till the sandman has done with you And as you sleepily rise You'll find I'll be there You'll find I'll be there There, there.

by Graham Nash (Crosby, Stills, Nash & Young) Songs For Beginners Mijn liefste bemoeial

Echtgenote Constance weigerde altijd met mij mee te gaan om het graf van haar vader op begraafplaats Moscowa bij Arnhem te bezoeken. Ik heb het vele jaren achtereen aan haar gevraagd maar zij weigerde altijd pertinent en zei dan: ‘Ga jij maar, ik ga niet mee.’ Ze heeft mij nimmer verteld waarom ze dat niet wilde en ben er zelf ook nooit achter geko- men. Constance was echt dol op haar vader.

Een paar dagen nadat Constance was overleden, realiseerde ik mij dat ons huis opeens MIJN huis was geworden en ben toen begonnen om er ook werkelijk mijn huis van te ma- ken. Zij had, wat smaak van huisrichting en meubilair betreft, een totaal andere voorkeur dan ik en heb daar in mijn hele leven met haar nimmer een probleem van gemaakt. Als zij iets mooi vond, vond ik het prima. Maar nu zij er niet meer was, wilde ik mijn per- soonlijke voorkeuren ook terugzien in mijn huis.

Heb nog goed en fraai meubilair en huisraad op Marktplaats gezet en was in no-time alles kwijt. Antiek Chinees porselein en zilverbestek (dat we nooit gebruikten) via het geweldige veilinghuis De Zwaan in Amsterdam en aan mijn geliefde buren waarvan ik wist dat zij ge- brand waren op een paar antieke tafeltjes.

Met een vriendin van Con al haar kleding uitgezocht wat zij in haar leven ooit had gekocht (vier kledingkasten echt propvol) en waarvan zij nóóit iets had weggedaan. Constance had wat kleding betreft een hele goede (en soms hele dure) smaak, waarmee ik mij ook nooit had bemoeid, zij had haar eigen inkomen. Maar dat ze zoveel kleding nog bezat, dat bleek mij toen ze er niet meer was. Dat was vaak hele mooie kleding dat ik niet zo in vuilnis- zakken heb geduwd, maar alles op een strijkplank (omdat dat makkelijk vouwt) netjes en zorgvuldig opgevouwen.

Heb twee dagen huilend gevouwen van alle herinneringen die toen via haar kleding en geuren weer langskwamen. Tot zelfs het rode behaatje aan toe, dat ik ooit eens bij haar had uitgetrokken in een hooiberg in Loenen toen ze zeventien was. Ook die had ze nog bewaard. We hebben toen de grote Volvo stationcar van de vriendin volgeladen, verkoch- ten alles aan enkele goede kledingboutiques en van de opbrengst hebben we net zo lang lekker buiten de deur gegeten samen totdat de centen van de opbrengst op waren.

Ook haar computer waar ze nog geregeld op bezig was, heb ik uiteraard grondig onder handen genomen omdat zij nog tot vlak voor de uitzaaiingen van haar longkanker naar haar hersenen, nog redelijk actief daarop was en ik veel nog lopende verplichtingen, af- spraken en adressen van haar daarop terugvond.

Mijn verdriet spoelde echter totaal over en ik brak volledig in tranen uit toen ik het volgen- de gedicht las, dat ze een paar dagen voor haar dood nog op haar computer had gezet met de tekst: Look not where I was In the air that you breathe I'll watch for you For I am not there In the sounds that you hear From the other side My spirit is free Don't cry for me my love I'll be the one running I am everywhere My spirit is near New friends by my side

Smile at my memory Remember me in your heart This isn't the end It's a brand-new start

In oktober 2016 mailde ik Max: ‘Heb net mijn eiken salontafel en het Spaanse eiken be- taaltafeltje verkocht aan mijn buren. Is nooit mijn stijl geweest, dus toedele-dokie !’ En omdat het ooit Con’s aankopen waren, zei ik erbij: ‘Ik heb 't Con gevraagd en zij vond 't goed.’ Waarop Max terugschreef: ‘Hehehehe, ze klepperde zeker even met een kast- deurtje?’ Waarop ik zei: ‘Nee Max, zo werkt het niet. Ik vraag 't haar en ze geeft me gewoon ant- woord. Dat hoor ik niet, maar voel ik. Daar kan ik je nog staaltjes van vertellen. Ze bemoeit zich nog overal mee !’ Zij vindt iets goed omdat ze mij mijn gang er mee laat gaan. Als ze het niet met mij eens is, zorgt ze voor obstakels (van welke aard dan ook) dat het niet doorgaat of misgaat. Een ‘kar achter de wagen’- benadering dus...…

Net als afgelopen 29 september (2016) toen ik op haar verjaardag even bij haar langs wilde gaan op natuurbegraafplaats Moscowa. Ze heeft me meer dan driekwartier in rond- jes laten rondrijden met verkeerde afslagen, wegomleggingen, tot 2 keer toe de snelweg op en de volgende afslag snelweg weer terug (20 km omrijden) totdat ik het door had en ik mij realiseerde dat ze weer bezig was met haar trukendoos en begreep dat zij echt niet wilde dat ik naar haar toe zou gaan. Gewoon niet om haar moest zitten zeiken en verder gaan met mijn eigen doen en laten en niet met haar.

Deze gewaarwordingen zijn bijzonder krachtig en ik voel echt dat zij daar de hand in heeft. Terwijl ik vanuit Apeldoorn de weg naar Moscowa (net ten noorden van Arnhem) gewoonlijk blind kan rijden. En het mij - hoe dan ook - toen niet lukte, simpel omdat zij dat niet wilde en vrij vertaalt me liet weten: ‘Zeur niet, ga door met je eigen leven.’ Nu zij op dezelfde plek als haar vader begraven lag waar zij nooit heen wilde, wilde zij nu niet dat ik haar daar moest bezoeken.

Mijn liefste broer

De eerste 20 jaar van mijn leven deelde ik vaak met mijn allerliefste, drie jaar oudere broer Theo. We waren in heel veel zaken elkaars evenbeeld - hadden beiden dezelfde kop roodbruin haar - en is altijd een van mijn meest dierbare personen in mijn leven gebleven.

Hij had ook de vakopleiding goudsmeden in Schoonhoven gedaan maar dat was niet het beroep dat hij in zijn leven wilde uitoefenen. Werd verliefd op een Amerikaans meisje Colette en volgde haar naar California. Had daar verschillende baantjes, van begrafenisbegeleider tot aan het smerige en zware werk van 'driller' bij olieboringen, maar wist zich hoe dan ook staande te houden. De liefde voor het meisje was inmiddels op de klippen gelopen, maar hij wilde beslist niet terug naar Holland.

Via het gerucht dat luchtvaartmaatschappij Trans World Airlines mensen zocht die meer- talig waren, meldde hij zich aan voor een selectie van dat bedrijf en kwam zo in aanmer- king voor de opleiding als steward of 'Service Manager'. En werd in no-time leidingevende "Flight Service Manager' ofwel purser die de verantwoordelijke man was aan boord achter de cockpit en dat waren op volle intercontinentale vluchten vaak 10 tot 15 stewards/ ste- wardessen. Hij hoefde zelf niet te slepen met drank of voedsel (dat mocht hij trouwens ook niet) maar moest alleen er maar op toe zien dat elke passagier op de vlucht tevreden en happy was. Maakte met hen praatjes en vroeg of er voor hen nog wensen waren.

Hij leerde een mooie, al in de Verenigde Staten genaturaliseerde Chinese stewardess kennen, trouwde en kregen samen twee kinderen, Derek en Maaika (gaf haar aanvankelijk de naam ‘Maaike’ maar Amerikanen spreken die naam uit als ‘Maaikie’ wat Theo beslist niet wilde vandaar dat het toen ‘Maaika’ werd dat Amerikanen wel uitspreken als Maaike).

Broer Theo was een hele charmante man, populair, een charmeur en een zeer graag ge- ziene crew-member. Met name wilden de Las Vegas entertainers van 'The Ratpack', Frank Sinatra, Dean Martin, Sammy Davis jr., Peter Lawford altijd Theo als servicemana- ger aan boord hebben wanneer ze met TWA vlogen. Hij leek veel in zijn optreden en ver- schijning op de Amerikaanse filmacteur Robert Redford.

Toen hun zoon en dochter een jaar of 5-6 waren, zijn ze met het hele gezin enkele keren in Holland geweest om zijn vrouw en kinderen voor te stellen aan de familie hier, maar het liefst wilde hij al na één dag weer terug. Hij was Holland totaal, maar dan ook totaal ont- groeid.

Als begin dertiger kreeg hij zaadbalkanker en er waren toen 2 plaatsen in de wereld waar hij kon worden bestraald: in Deventer en in Moskou. Hij kwam daarvoor terug uit Californië kreeg zijn bestralingen in Deventer en ging daarna zo snel mogelijk weer terug. Zijn job bij TWA was zijn lust en zijn leven en nadat zijn kinderen een jaar of 10-12 waren, is hij ook nooit meer in Holland terug geweest. Hij vloog vaak op de grote intercontinentale routes, scharrelde veel op Aziatische markten in Thailand en Singapore, had een fijne neus voor bijzondere zaken die hij op die reizen tegenkwam met een voorliefde voor koperen en messing voorwerpen, oude klokken en oude Hollandse tabaksdozen. Hij werd in dat wereldje een specialist in Amerika waar hij zijn huis mee vol had staan en hangen. Hoezo in Amerika? In de 17e en 18e eeuw zijn veel Hollanders met hun gezin naar Amerika vertrokken, waar- van de mannen hun tabaksdozen voor hun dagelijkse rookgewoonten meenamen. Ameri- kanen op veilingen konden en kunnen daar helemaal niks mee want het was 'Dutch' en konden het niet lezen. Broer Theo was vaste bezoeker op dat soort veilingen en heeft daar veel van deze bijzondere dozen gekocht. Vaak voor 'een scheet en drie knikkers' omdat Amerikanen er niks mee konden.

Op de meeste tabaksdozen waren voorstellingen gegraveerd met Bijbelse of historische figuren, met rijmpjes, rebussen of raadsels maar ook soms met minder oorbare voorstellin- gen. Die aan de boven en onderkant van de deksels gravures hadden van tamelijk ‘on- kuise’ taferelen. Die tabaksdozen gingen dan meestal tijdens de kerkdienst van hand tot hand en waren dan voor menigeen een tamelijk onkerkelijke afleiding. Netjes gezegd. Eén gegraveerde tekst op een van die fraaie tabaksdozen heb ik nog onthouden en wel deze: ‘Mijn doos staat seer wel oopen. Maar niet voor alle man die maar op schaaf gaan lopen.’ (op andermans kosten leven). Voor de goede verstaander duidelijke taal. En ook: ‘Soete lieve Neeltje, Geeft mijn u roosje, ik Geef u 2 peertjes Met een steeltje’.

Heb mijn broer mijn hele leven gemist en toen Con was overleden stuurde hij mij een tic- ket zodat wij elkaar na 40 jaar weer zouden zien. Van die reis in 2011 die ik samen met mijn zus Suzan maakte, heb ik een serie foto's en een video gemaakt. Had aan mijn zus een prima chauffeur, ze was al een keer of 20 in Amerika geweest en kende de weg en vooral ook de véél scherpere verkeerscontroles dan hier in Nederland. Behalve naar mijn broer hadden we een rondrit door California uitgezet. Eerst naar het zuiden en oosten en daarna naar het westen en langs de kust terug naar de woonplaats van mijn broer.

Op de grote doorgaande snelwegen staan om de paar kilometer politiewagens startklaar die door helikopters in de lucht in no-time naar snelheidsovertreders worden gedirigeerd. Harder rijden dan de toegestane 60 mijl (96 km) laat je wel uit je hoofd omdat ze je meteen te pakken hebben en de boetes zijn astronomisch hoog.

Dat hebben we aan den lijve ervaren, toen mijn zus een verkeerde afslag had genomen, dat na 10 kilometer in de gaten had, de auto draaide en geërgerd met een flinke vaart te- rugreed. En op een hele steile weg naar beneden zei ze plots: ‘O,o’ want in de verte had ze al een auto op de weg zien draaien en zei toen direct: ‘We zijn de klos’. Die auto was een politiewagen die ons dichterbij liet komen, waarvan een van de ramen naar beneden werd gedraaid en een ongelofelijk hard brullende stem van een politieman ons toe- schreeuwde: ‘Window down !’ En toen we van schrik onze raampjes naar beneden hadden gedraaid, schreeuwde hij verder: You were driving 72 and the speed limit is 65 !’ (sixtyfááááf op volle sterkte). En toen we uitlegden dat we onbekend waren met de snel- heidsregels op deze weg en de man in de gaten had dat we echt onnozele buitenlanders waren, schreeuwde hij ons nog toe: ’GO ! We waren beide hevig onder de indruk van de ongelofelijke grote bek van deze agent, die- zo vertelde mijn broer later - de meeste agen- ten in de VS hebben. We hadden mazzel en kwamen ermee weg zonder forse boete.

Theo bleef wel op de hoogte van het wel-en-wee in Nederland via een paar Hollandse kranten die hij regelmatig las, zoals o.a. het Algemeen Dagblad. Daarin stond op een ge- geven moment een grote publieksvraag aan de lezers wie zij de mooiste glimlach vonden hebben. Iedereen kon meedoen en je mocht ook een foto van jouw favoriete mooiste glim- lach meesturen. Theo stuurde vanuit Californië deze foto van zijn dochter. Koningin Maxima eindigde op plaats 1 en Theo's dochter Maaika op plaats 2.

De kankerbestralingen in Deventer bijna 50 jaar na dato werden mijn broer na zovele jaren uiteindelijk fataal. Er was langzamerhand steeds meer sprake van zenuwuitval en verlam- mingsverschijnselen die eerst zijn motoriek aantastten waardoor hij in een rolstoel terecht kwam en die een paar jaar later tot zijn overlijden leidden. Hij stierf in 2014 in een zieken- huis in Modesto, California omringd door vrouw en beide kinderen. Ik ben heel gelukkig dat ik hem in die relatief 'goede' tijd, nog heb mogen spreken en ont- moeten. Deel 1 van het fotoverslag van onze reis naar mijn broer in Californië vind je op YouTube. Klik HIER voor de link en zet je scherm op maximale weergave-grootte. Deel 2 van mijn fotoverslag vind je HIER. Aantal foto’s voor beide video’s: ruim 1800.

Rondrit Californië

Anders dan in Europa als je een rondrit via een aantal plaatsen of bezienswaardigheden organiseert, zijn de verkeersborden in de US onderweg niet aangeduid met de dichtstbij - zijnde of langsrijdende plaatsen of bestemmingen, maar in de States verwijzen de borden uitsluitend en alleen naar wegnummers of nabijgelegen wegnummers. Dus je moet donders goed van tevoren weten, welke wegnummers je moet rijden om in plaats X, Y of Z uiteindelijk terecht te komen. Dus nergens aanduidingen met plaatsna- men.

En dan is er nog 'Double Yellow' daarmee worden de twee doorlopende gele strepen op veel wegen bedoeld. Heb niet het hart in je donder om óóit die dubbele gele strepen met één band van je auto over te rijden. Hoe het kan, weet ik nog steeds niet maar de politie- auto met gillende sirene komt direct 'uit de lucht vallen' en zit onmiddellijk achter je met fel oplichtende STOP-tekens die je absoluut niet kunt negeren.

Ook op de vijf- of zesbaanswegen die er genoeg rond de grotere steden liggen is het motto: 'Keep Your Lane'. Als je op baan 4 rijdt, blijf je hoe dan ook op baan 4 rijden ook al halen 20 vrachtwagens je in of is baan 3 helemaal leeg. Je rijdt op baan 4, dus je blijft op baan 4. Wel zo duidelijk en gemakkelijk, je voorkomt er een hoop rommelig voordringen en sluipverkeer mee.

Heb 'n half uur op een drukke kruising zónder verkeerslichten in Santa Barbara gestaan om te zien hoe dat verkeer in de States zich regelt en dat is ongelofelijk: volgens het een- voudige principe, wie het eerst komt, wie het eerst maalt. Ofwel: wie het eerst op een kruising aankomt, heeft voorrang op iedereen die ná hem of haar bij de kruising komt. Dat betekent dat je verdomd goed moet opletten op een kruising van gelijkwaardige wegen die je nadert. Ik heb echt met open mond gezien hoe dat in de praktijk op een drukke kruising werkt. Echt soepel, vlot en vrijwel zonder oponthoud !

Al met al was ik blij met mijn zus als chauffeur die al deze afwijkende regels in de praktijk al kende en waarbij ik de handen vrij had om veel foto's te maken.

Spider

Echtgenote Con was altijd al verrukt van bijzondere klassieke auto’s en cabrio’s. Ze ging als jong meisje met haar vader al naar alle auto- en paardenmarkten in Noord-Nederland en het bezit van een cabrio was voor haar een lang gekoesterde droom.

De cabrio die een vriend van ons (volgens afspraak) voor haar had gekocht in San Diego was dan ook een schot in de roos en ze heeft ‘haar’ 124 Spider rechtstreeks vanaf de boot in Rotterdam in Nederland zelf ingevoerd. Zij was er enorm trots op en verguld mee. Als je dan al zo’n bijzondere auto hebt gekocht, is behalve erin rondrijden, ook bekijken wat er aan informatie op het internet over te vinden is. En dat was in de Nederlandse taal alleen een overjarige, slecht onderhouden, treurigmakende site.

En omdat ik dat eigenlijk een schande vond van zo’n unieke, elegante cabrio, heb ik zelf er een nieuwe tweetalige (Engels-Nederlandse) website voor gebouwd. Toen ik begin 2004 de ontwerper van deze cabrio, de Italiaanse auto-ontwerper Tom Tjaarda uit Turijn een brief had geschreven dat ik een website had gemaakt over zijn wereldwijd meest ge- produceerde cabrio: de Fiat 124 Spider, schreef hij daarop enthousiast op 4 maart 2004 het volgende terug.

Auto-ontwerper Tom Tjaarda (met een Friese vader die in de twintiger jaren naar Detroit emigreerde) was ook een Honourable Member of the Jury bij Concours d’Elegance’s op Het Loo in Apeldoorn waar ik hem enkele malen ontmoette en beter leerde kennen.

Mijn website was in eerste instantie opgezet voor 10 leden van een klein clubje Fiat 124 Spider-enthousiastelingen die elkaar vonden in het ‘Eerste-Weekend-van-Oktober-Fiat- Spider-Clubje’, die elk jaar elkaar in oktober troffen op een mooie plek in Europa. De praktische aanzet tot dit web-initiatief in november 2003 was, een gemakkelijk toe- gankelijk digitaal platform te hebben voor de leden van dit groepje enthousiastelingen, waardoor meer directe communicatiemogelijkheden zouden ontstaan en bovendien kon dienen als een uitgebreide onderlinge informatiebron. Toen ik in januari 2004 echter mijn webstatistiekje bekeek, viel ik van verbazing achterover!

Ondanks het feit dat ik nog steeds aan de website aan 't sleutelen was en ook nog niet in de gelegenheid was geweest om mijn nieuwe site bij welke zoekmachine dan ook aan te melden, kreeg ik te zien, dat de site in de maand januari 2004 was bezocht door RUIM 1000 BEZOEKERS PER DAG en waarvan 80% niet uit Nederland kwam. Voor een web- site die nauwelijks twee maanden bestond, was dat toen een extreem hoge score!

De hoge bezoekersaantallen toonden aan dat er onder Fiat 124 Spider bezitters niet al- leen grote behoefte aan bijzondere en up-to-date informatie bestond, maar dat ook een smaakvolle en grafisch goed verzorgde site door en voor Fiat Spider liefhebbers wereld- wijd bijzonder op prijs werd gesteld. Een website die paste bij een bijzondere auto, een elegante klassieker waardig.

Die liefhebberij liep wat uit de hand, werd een grote website en toen die in 2012 een paar maal werd gehackt, koos ik voor een meer zekere vorm van informatieoverdracht en wel in blogvorm in het Engels (als wereldtaal) met inmiddels meer dan 100 onderwerpen. Dat ging niet alleen over die ene auto uit de zestiger jaren van de vorige eeuw, maar ook over vele andere onderwerpen uit die tijd, o.a. over: een rondreis door Friesland - het Weserbergland – langs de Moezel 1 – de Moezel 2 – mijn Italië-reis deel 1 – deel 2 – deel 3 – en deel 4 – Franse cartoons – digitale puzzels – onze Spider hond – Hotel California deel 1 – deel 2 – deel 3 – Woodstock deel 1 - deel 2

– deel 3 – Pet Sounds deel 1 – deel 2 – en deel 3 en een stukje geschiedenis van onze eigen Amerikaanse Spider uit California.

Spider 2

De allereerste eigenaar van onze elegante, witte Fiat 124 Spider cabrio waren Gertrude en Manford Wetzel die op het moment van aankoop in 1979 woonden op het adres 1760 Avenida del Mundo nr. 803 in Coronado, een luxe buitenwijk aan de kust van San Diego, Californië. Vanuit hun direct aan het strand gelegen luxueuze appartement, hadden zij een spectaculair uitzicht over de Pacific.

Volgens het ‘Fiat Owners Service Book 1979’, een aanvullende all-inclusive notitie en het radio garantiebewijs was de auto door het echtpaar Wetzel gekocht op 19 februari 1979 bij Harrison Motor Inc. locatie 141 Broadway in Chula Vista (San Diego).

Manford - afgestudeerd aan de U.S. Militaire Academy in West Point - had als Amerikaans luchtmacht kolonel een indrukwekkende luchtmacht carrière op zijn naam. Als piloot van een bommenwerper in de Tweede Wereldoorlog raakte hij ernstig gewond en werd op la- tere leeftijd een gehandicapte Amerikaanse oorlogsveteraan, getuige een sticker, die nog steeds zichtbaar is op een van de zijramen van de Spider. Als gevolg van een ernstig hartprobleem overleed hij op 29 oktober 1980, dus hij reed in zijn geliefde Spider maar anderhalf jaar. Na zijn dood, werd Manford herbegraven in de gewijde grond van de militaire begraafplaats van West Point als teken van erkenning voor zijn grote Luchtmacht carrière.

Om puur sentimentele redenen, behield Gertrude ‘zijn auto’ in de klimatologisch verwarm- de garage van haar luxueuze appartement gedurende ongeveer 16 jaar. En ... zij reed er niet één kilometer mee in al die jaren. Toen Gertrude overleed in 1992, verkocht hun dochter Patricia (hoogstwaarschijnlijk in 1995) de Spider van de Wetzel familie aan Jonathan Young Lee, die toen woonde op 11355 Affinity Court nr.184 in Noord-San Diego. En hij verkocht de op 9 februari 1996 (via autodealer Mossy Nissan Inc. uit Escondido, Californië) en Neil Motors (nu Automax) op 905 Hoover Avenue in de wijk National City van San Diego de auto aan Joseph Motor Im- ports (dat hier was gevestigd maar nu niet meer bestaat) met het adres 1531 National City Boulevard, ook in National City, San Diego.

Kort nadien werd de Fiat Spider door puur toeval ontdekt door een Hollandse vriend van ons, die daar rondreed en een groot aantal autodealers in en om San Diego bezocht op zoek naar Ford Mustangs die hij wilde exporteren naar Europa.

Zijn aandacht werd opeens getrokken door een scherpe flits zonlicht van een witte cabrio terwijl hij rondreed langs de ontelbare terreinen vol met auto's in en om San Diego. Na een nieuwsgierig blik van dichterbij en een nadere inspectie, kon hij de perfecte staat waarin deze cabrio verkeerde niet weerstaan en besloot de auto te kopen (betaalde cash op de achterbank van zijn huurauto) en liet het verschepen naar Rotterdam omdat mijn vriend wist dat deze auto precies de cabrio zou zijn die wij zochten. Echter, vóór verlading en verscheping door het bedrijf AFL moesten aan een aantal regi- stratie documenten en formaliteiten worden voldaan. AFL maakte voor de verzekering een rapport op voordat de auto in een grote houten krat het schip in ging. De Spider, hier geparkeerd voor het verschepingsbedrijf, wachtend voor de inscheping naar Rotterdam op de havenwerf van Chula Vista. Als de laatste persoon in deze reeks, kocht ik de auto van mijn vriend nadat het in de Rotterdamse haven was aangekomen.

Omdat de naam van de eerste eigenaar Manford (een veramerikanisering van de naam Manfred) Wetzel was, ging ik op het internet op zoek naar de familienaam Wetzel in en om San Diego. Tot mijn stomme verbazing vond ik honderden dezelfde familienamen in Ame- rika ! Op basis van de postcodes van de kleinere steden rondom San Diego en de vele wijken van deze grote stad (zoals de buitenwijken Coronado, Chula Vista en National City) filter- de ik adressen op postcode en hield uiteindelijk 24 adressen over waarop nog mensen woonden die mogelijk mij meer zouden kunnen vertellen over de overleden Manford en Gertrude Wetzel.

In een brief per post aan deze 24 Wetzels in en om San Diego, waarin ik schreef wie ik was en wat de reden was van mijn brief en naar wie ik op zoek was, kreeg ik uiteindelijk drie antwoorden per post terug ( alle anderen waren kennelijk niet geïnteresseerd en rea- geerden niet) waarvan twee het bestaan van Manford Wetzel niet kenden en één was po- sitief. De positieve reactie was van een man met de naam Tony Wetzel, die schreef dat Manford en Gertrude waren zijn oom en tante, maar helaas waren die enkele jaren geleden over- leden. Via een centraal overlijdens-registratiekantoor voor Californië vond ik inderdaad on- line de overlijdensberichten met enkele aanvullende persoonlijke data van de overleden Manford en Gertrude. Tony Wetzel informeerde mij ook, dat Manford een zoon had met de naam Robert die overleden was na een vliegtuigongeluk in 1959 en dat dochter Pat (Patricia) woonde in San Antonio, Texas, waar haar echtgenoot - Majoor David G. Wood - ook gestationeerd was bij de Amerikaanse luchtmacht.

Samen met de brief van Tony Wetzel kreeg ik ook een afdruk van Manford Wetzel's over- lijdensbericht geschreven door Manford's broer, luitenant-generaal van de Amerikaanse luchtmacht Emery S. Wetzel, waarin ik nog meer details over de allereerste eigenaar van mijn 124 Spider terugvond.

Tjaarda

In november 2003 schreef ik de ontwerper van onze Fiat 124 Spider Tom Tjaarda in Turijn een brief waarin ik hem vertelde wie ik was, dat ik sinds 1999 bezitter was van een door hem ontworpen Fiat 124 Spider, dat ik zelf ook ontwerper was, maar niet van automobie- len en dat ik van plan was een website te maken over zijn Fiat 124 Spider creatie en of hij het leuk zou vinden als ik hem zou laten weten wanneer mijn website min of meer toon- baar zou zijn (klaar is zo'n website feitelijk nooit).

Ik schreef hem in die brief ook, dat ik in mijn intensieve, dagenlange en wereldwijde zoek- tocht op het internet via alle Fiat 124 Spider websites en forums (ik weet zeker dat ik er niet één heb gemist), echt verbijsterd was door het feit dat ik zijn naam wél vond op een groot aantal Ferrari- en De Tomaso (club) websites, maar dat zijn naam als de ontwerper van de Fiat 124 Spider op GEEN ENKELE van de tientallen wereldwijde Fiat 124 Spider websites of forums was te vinden (niet op één, zelfs niet op de Italiaanse 124 Spider site) !

Waarbij ik hem letterlijk schreef, dat ik op mijn nieuwe tweetalige website erg veel aan- dacht voor hem en zijn werk zou willen genereren om de geschiedschrijving op dit punt te corrigeren, te herschrijven of tenminste de ogen van elke 124 Spider liefhebber ter wereld te openen om de details van zijn zeer creatieve bijdragen aan de auto-ontwerpgeschiede- nis gedurende meer dan 4 decennia onder ieders aandacht te brengen. Daarop kwam een enthousiaste reactie terug waarin hij vertelde heel belangstellend te zijn naar mijn website-in-wording en of ik hem daarvan alsjeblieft op de hoogte wilde houden.

Hij liet mij weten dat hij onder de indruk was (flabbergasted, zo schreef hij) van mijn brief en dat ik de aller-allereerste bezitter en liefhebber van "zijn" Fiat Spider was, die hem ooit rechtstreeks en persoonlijk had benaderd. Waarop ik terugschreef dat ik dat nauwelijks kon geloven en dat hij waarschijnlijk een grapje maakte met zóveel 124 Spider clubs en vele duizenden enthousiaste Spider-bezitters wereldwijd. "Nee, nee, nee" antwoordde hij heel beslist, "u bent echt de allereerste 124 Spiderbezitter en liefhebber die persoonlijk met mij contact heeft opgenomen, los van afspraken en ont- moetingen die ik wel eens met professionele journalisten van autobladen heb die dan nooit verder kwamen dan Pininfarina". En vervolgde: "Dat is de reden waarom ik exclusief voor uw komende website u mijn per- soonlijke 124 Spider ontwerpverhaal zal schrijven dat ik nog nooit eerder heb verteld of geschreven. Een van de komende weken wanneer ik in de stemming ben, zal ik voor u dat verhaal schrijven, dat beloof ik". En Tom Tjaarda kwam die belofte na. Zo is het letterlijk gegaan en dat hele ontwerpverhaal schreef hij mij korte tijd later. Het kostte hem moeite om alles weer chronologisch naar boven te halen, zo merkte ik. Hij moest het verhaal een aantal malen herschrijven, omdat elke keer er weer een stukje uit zijn herinnering boven kwam drijven en hij het verhaal ermee aanvulde.

Wat mij opviel doordat hij meer dan 60 jaar van zijn leven in Italië had doorgebracht was, dat hij nauwelijks nog correct Engels kon schrijven: het miegelde van de spel- en taalfou- ten, Italiaanstalig geschreven woorden en verschrijvingen en vroeg mij daarom of ik het alsjeblieft wilde verbeteren en hem die verbeterde versie weer wilde toesturen. Zo is het een aantal malen heen en weer gegaan tot het moment dat hij mij zei, dat het okay was.

Toen een paar maanden later mijn website Spiderweb.nl voor iedereen zichtbaar was, stuurde ik Tom Tjaarda een berichtje waarop hij mij op 4 maart 2004 enthousiast terug- schreef: „Wij in ons bureau hebben vandaag uw website bekeken en waren onder de in- druk van uw deskundigheid om zo'n interessante en professionele webpresentatie te ma- ken. Graag wil ik u bedanken voor uw levendige belangstelling niet alleen voor de Fiat 124 Spider, maar ook met betrekking tot het ontwerpproces en aanverwante culturele onder- werpen. ‘Het was mij een genoegen om mee te mogen werken aan uw prachtige website’.

En enkele weken later schreef Tom: ‘Ik ben echt verrast dat het Italiaanse postsysteem nu goed werkt en u het materiaal hebt ontvangen dat ik u gestuurd heb. Feitelijk heb ik u dit gestuurd met de gedachte dat het voor uw archief nuttig zou kunnen zijn en u het naar uw goeddunken kunt gebruiken wanneer u het nodig heeft, aangezien u geïnteresseerd bent in vele kunstvormen, ontwerpen en in architectuur. Het is interessant te lezen dat uzelf juwelenontwerper bent. Waar ik woon in de heuvels van Turijn, is mijn buurvrouw getrouwd met een neef van , de beroemde auto- ontwerper uit Turijn. Ook hij is zelf een zeer bekende juwelenontwerper en eigenaar van het complete Frua archief dat is ondergebracht in een van de gebouwen bij mij in de buurt. Ik ben ervan overtuigd, dat u veel geduld zult hebben ontwikkeld in uw beroep. Laat me weten of u nog meer nodig hebt betreffende mijn werk en of ik verder nog iets voor u kan betekenen. Ik moet spoedig zelf een nieuwe website laten maken, completer en meer up-to-date dan de huidige archief-site en zou dan graag een beroep doen op uw expertise voor dit project als u daar tijd voor heeft en natuurlijk wilt accepteren dat ik u voor deze diensten wil betalen. De overduidelijke wederzijdse "klik" die Tom Tjaarda en ik direct vanaf het begin van onze kennismaking hadden, was dat wij beide ontwerpers zijn en naar veel zaken om ons heen "anders kijken" en niet allesoverheersend geïnteresseerd zijn in technische ‘automotive’ of motorische details, die later door anderen moeten worden ingevuld. Zeg maar, ontwerp- vakgenoten onder elkaar maar met een blik vanuit totaal verschillende disciplines.

Dat was vanaf het allereerste begin van onze relatie sterk voelbaar, zeer zeker ook van Tom Tjaarda uit. Bovendien was ik Hollander, dus dat beetje krediet en sentiment voor zijn oorspronkelijk Hollandse voorvaderen - zijn "Dutch roots" - had ik ook nog mee. Kortom, de juiste man op de juiste plaats op het juiste moment. Die mazzel had ik.

Opmerkelijk en opvallend was, dat vóór mijn publicatie van het ontstaansverhaal van de Fiat 124 Spider in álle boeken, tijdschriften en artikelen die ik daarover (óók online) vond, steevast als de ontwerper van de Fiat 124 Spider de naam 'Pininfarina' (de naam van het Italiaanse ontwerpbedrijf/studio) werd genoemd of stond vermeld.

Echter ná publicatie op mijn website Spidersweb.nl van het ontstaansverhaal dat Tom Tjaarda voor mij had geschreven, was het opeens 'Tom Tjaarda' wat de klok sloeg. Omdat ik niet geïnteresseerd was (ben) in het bedrijf, maar uitsluitend benieuwd was naar de persóón achter deze toen meest geproduceerde en verkochte cabrio ooit. Ook in de tientallen Spiderclubs over de hele wereld werd Tom Tjaarda opeens de ontwerper van hun geliefde auto. De publicatie van mijn verhaal alleen zorgde wereldwijd voor die totale omslag. Waarom hij in zijn leven zo super bescheiden was over zijn succesvolle ontwerpcarrière, vertelt hij zelf aan het eind van zijn eigen volgende verhaal. Zelfs zijn Italiaanse vrienden had hij nooit verteld wat hij precies bij Ghia en Pininfarina deed; er werkten immers zove- len in de auto-industrie in Turijn.

Zelfs toen ik hem bij verschillende ontmoetingen in Nederland en in Italië sprak, was dat nog steeds een traumatische ervaring voor hem en hij had zich toen ook heilig voorgeno- men, daar nóóit meer uit zichzelf met anderen over te spreken. Totdat ik persoonlijk kennis met hem maakte.

Zijn verhaal

Dit is Tom Tjaarda’s verhaal alleen voor zijn vriend Anthony en zijn website geschreven over het ontstaan van de Fiat 124 Spider, toen verreweg de populairste cabrio ter wereld.

De Fiat 124 Spider was het laatste ontwerp dat ik voor Pininfarina maakte, voordat ik ver- trok om een industrieel ontwerpbureau voor mijzelf te beginnen en een ontwerpstudio op te zetten voor Alejandro De Tomaso die de nieuwe eigenaar was geworden van Carrozze- ria Ghia. Het was in de zomer van 1965 dat ik de volledige schaaltekening voltooide die voor de constructie van het 124 stijlmodel zou worden gebruikt en zag hoe het houten model zijn vorm kreeg in de werkplaats. Maar voordat toen het rijdende prototype klaar was, had ik al besloten ander ontwerp-aanbod aan te nemen en heb dan ook niet meer het uiteindelijke, volledig afgewerkte prototype gezien. Een ander automobiel dat ik had ontworpen en waarvan ik de volledige schaaltekeningen had voorbereid, maar waarbij ik ook al was vertrokken voordat ik het uiteindelijke prototype had gezien, was de Ferrari 365 California Spider die was klaargemaakt voor de Parijse Autoshow dat jaar. Dus, na zeven opwindende jaren werkend aan veel interessante pro- jecten, begon ik toen aan mijn eigen bedrijf met nieuwe verantwoordelijkheden.

Teruggaand in de tijd, lijkt het mij gewenst eerst uit te leggen hoe een Amerikaan uit het Middenwesten terecht kwam in Italië en Ferrari's, Alfa Romeo's en onze Fiat 124 Spider ontwierp. Ik studeerde architectuur aan de Universiteit van Michigan en had in mijn laatste studiejaar genoeg krediet opgebouwd om een college naar eigen keuze te volgen en dacht dat het leuk zou zijn om een sportwagen te ontwerpen bij professor Lahti, hoofd van de afdeling Industrieel Ontwerp. Dikke pech, want hij liet mij meteen duidelijk weten dat zijn studieklas vooral niet moest worden verward met een plezierklasje en maar aan een ander, nuttiger familieproject moest denken, dus stelde ik een ‘familie-sportwagen’ voor, dat hij goed- keurde maar voegde daaraan toe dat dat dan wel vernieuwend moest zijn.

Het verkleinde schaalmodel, dat nog steeds in mijn bureau in Turijn staat, bleek mijn toe- gangskaart naar Italië te zijn. Ik bewonderde altijd al Italiaanse ontwerpen en de prachtige tijdschriften die er elke maand vandaan kwamen. DOMUS en STILE INDUSTRIA waren altijd vol met de laatste ontwerptrends van Olivetti, Farina, Ghia, Bertone en Touring in Mi- laan. Professor Lahti had het daaraan voorafgaande jaar een sabbatical en had in die tijd alle belangrijke ontwerpstudio's van Europa bezocht, inclusief Ghia. Luigi Segre, de eigenaar van Carrozzeria Ghia had toen aangegeven dat hij een student kon sturen die geïnteresseerd zou zijn en misschien een jaar in Italië zou willen verblijven. Mijn vader John Tjaarda had al jaren in de auto- en vliegtuigindustrie gewerkt toen hij naar de States kwam. Hij was eerst bezig met het ontwerpen van speciale automobielen voor filmacteurs in Californië en New York en daarna verhuisden wij naar Detroit waar hij de be- roemde Lincoln Zephyr ontwierp. Ik had dus auto’s in mijn bloed en kon dan ook geen weerstand bieden aan het aanbod om een jaar naar Italië te gaan en te werken in Turijn, hét internationale centrum van auto-ontwerpers.

Het was in de zomer van 1958, dus direct na mijn promoveren, dat ik mijn 4e-hands Ply- mouth en mijn hi-fi installatie verkocht en een kaartje kocht op de boot naar Rotterdam in Holland om daar eerst mijn familie te bezoeken. Mijn oom Hans vond het niet goed dat ik per motor naar Italië zou rijden zoals ik graag had gewild en in plaats daarvan zette hij mij op de trein, wat achteraf een goed idee was omdat het tijdens de hele reis verschrikkelijk slecht weer was. Totdat we door Como reden en de avond veranderde in het heerlijk zachte weer dat iedereen in Italië verwacht. Ik herinner mij nog de meisjes die in de trein "Volare" zongen, het populaire lied dat dat jaar het Songfestival van San Remo had gewonnen. Uiteindelijk kwam ik aan in Turijn om een volledig nieuw leven te beginnen. Ik was jong en keek uit naar deze nieuwe uitdaging, ook al viel die voorziene eenjarige klus wat langer uit dan was voorzien.

De eerste auto die ik in Italië ontwierp was de kleine Innocenti 950 Spider waarvoor als on- derstel de Austin Sprite werd gebruikt. Ik was 24 jaar oud en had toen feitelijk al een hele auto ontworpen. Ik voelde me bevoorrecht na verhalen van collega's te hebben gehoord die alleen deurkrukken of auto-grilles hadden ontworpen in de verschillende stylingcentra van Detroit. Na twee-en-een-half jaar kreeg ik een aanbod om te werken voor Carrozzeria Farina, zo- als het bedrijf toen heette. Het duurde meer dan een jaar voordat ik een volledige auto kon ontwerpen in de Farina ontwerpstudio's en hield mij vele maanden dagelijks bezig met op- knapklussen en details voordat uiteindelijk die kans zich voordeed. Het hoofd van de Farina ontwerpstudio was Franco Martinengo, die niet alleen een fantas- tisch oog had voor vorm en proporties maar ook een echte gentleman was. Een geweldige man om mee samen te werken en zich met professionele energie ontfermde over zijn ont- werpteam. Na het vele maanden ontwerpen van details, werd een van mijn ontwerpvoorstellen gese- lecteerd als het stylingthema voor de nieuwe Ferrari 330-2+2 (dezelfde Ferrari die uw prins Bernard ook rechtstreeks kocht van Enzo Ferrari) en ging ik aan de slag om de finale ontwerpen te maken voor het op schaalgrootte 1 op 4 studiemodel dat gebruikt zou gaan worden voor de houten mal. Toen, eind 1962 - begin 1963 was ik daar wel ongeveer twee weken mee bezig, dagelijks 8 uur per dag staande achter mijn grote tekentafel maar in die tijd nooit een moment bezig geweest met de zware fysieke kant ervan. Tegenwoordig hebben we computers en ik geef toe dat dat een goede zaak is. Het stijl-ontwerp van de Fiat 124 Spider heeft in zekere mate een interessante achtergrond vanwege het feit dat het thema voor deze auto is afgeleid van een Chevrolet Corvette con- cept-ontwerpvoorstel van Pininfarina. Het was midden in de winter van 1963 toen ik een tekening toegeschoven kreeg van het chassis van de Corvette Sting Ray en ben toen be- gonnen met idee-schetsen inclusief een 1 op 4 schaalmodel van een conceptmodel dat getoond zou gaan worden op de Parijse Auto Salon in oktober dat jaar. Mijn ontwerp werd daarvoor uitgekozen en werd er een op ware grootte gemaakt rijdend prototype voor de show gerealiseerd. Nu en dan kwam Battista Pininfarina (de naam was inmiddels ook officieel veranderd van Farina naar Pininfarina) naar de werkplaats om nog allerlei zaken na te lopen. Hij was ei- genlijk gepensioneerd maar volgde nog elk aspect van zijn bedrijf, ook omdat hij nog steeds dat ‘bijzondere oog’ had voor proporties, vormen en al het andere dat zijn naam zo groot en belangrijk over de hele wereld had gemaakt.

Zo kwam het, dat hij de modelmakers had gevraagd om de zijkanten van een houten mo- del iets af te slanken, dat echter zo'n uiterst minieme verandering zou zijn dat ook zonder uitvoering ervan dit beslist niet door de ‘maestro’ zou worden opgemerkt. Het prototype werd toen gebouwd en voordat de finale laklaag zou worden aangebracht zei Pininfarina dat hij een fout had gemaakt en dat het prototype op die plaats helaas nog heel iets meer moest worden afgeslankt - en deze keer voerden de modelmakers die mi- nieme verandering wel uit ! Hij had een fantastisch scherp oog evenals Martinengo en het aanwezig zijn in dit unieke gezelschap was voor mij een zeer snel leerproces. Martinengo nam mij dan apart in de werkplaats en wees mij op kleine dingen zoals de deurbelijning die vanuit elke hoek moest worden bekeken en moest kloppen, de soms vreemde wendingen in raamkozijnen, de ron- dingen in oppervlakken die precies net goed waren, net niet te vlak en niet te bol. Alles moest in harmonie zijn, zelfs tot aan de meethoek van de uitlaatpijp toe.

Aan de Corvette werd de naam "Rondine" of Zwaluw gegeven vanwege de zwaluwstaart- vormige belijning van de achterzijde van het model. Deze auto was aanwezig op vele Auto Salons in dat jaar na de Parijse show en leek voorbestemd om zijn laatste dagen te slijten in de etalage van de prototypes van Pininfarina. Feitelijk leek het helemaal niet op een "Corvette" en dus gaf General Motors aan niet meer geïnteresseerd te zijn in de verdere ontwikkeling van deze auto. Aan de andere kant vonden de directeuren van Fiat dat het juist wel een unieke "look" had en verzocht Pininfarina het ontwerpidee te gebruiken voor hun toekomstige Spider. Daar- mee was het basisidee voor de 124 Spider geboren vanuit deze Corvette. Mijn volgende opdracht was het om met dit thema aan de gang te gaan en tekeningen te maken op werkelijke schaalgrootte om het houten model te kunnen construeren.

Dat was geen eenvoudige klus om de eenvoudige reden dat het Fiat chassis veel korter was dan de Sting Ray, smaller waren ook de overhangende delen aan voor en achterzijde. Dus om de lijnen van de Rondine aan te passen die tamelijk lang en vloeiend waren naar deze kortere verhoudingen, was een echte uitdaging. Het heeft mij dagen gekost om al- leen het allereerste profiel van de auto te schetsen, het werkte niet en het vergde mij ein- deloos veel tijd om toch met iets bevredigends te komen. Signore Martinengo zag dat ik problemen had met een voor mij tevreden oplossing en dat het boven alles, in niets meer leek op de Rondine. Op dat moment redde hij niet alleen mijn dag, maar ook mijn hele maand ploeteren. Hij zei namelijk heel simpel: waarom moet het voor jou precies op de Corvette lijken; dat was een heel andere auto. Daarna ben ik opnieuw aan de slag gegaan, maakte mijn tekeningen af en kwam met een totaal nieuw front. De grote houten mal op ware grootte werd in de werkplaats voorbereid en zover klaar- ge- maakt om het metalen prototype te kunnen produceren. Het zag er goed uit, maar nog niet helemaal klaar, omdat vóórdat er een metalen prototype werd gemaakt het altijd standaard gebruik bij Pininfarina was om daarna aluminium panelen te hameren en zó te vormen dat die sluitend pasten en op het houten model werden bevestigd. Het met gewelfde aluminium platen bedekte model werd dan naar de binnenplaats gere- den en werd er olie over de aluminium oppervlakken gegoten zodat de zonlichtreflecties van de oppervlakken duidelijk zichtbaar werden en op die manier eventuele onvolkomen- heden makkelijk konden worden ontdekt. Dat proces werd zo vaak herhaald totdat ieder- een tevreden was en Battista tot slot aanwezig was voor de uiteindelijke finale goed- keu- ring. Zowel de Fiat 124 Spider als de Ferrari 365 California gingen door dit hiervoor genoemde ontwerpproces toen ik de studio's van Pininfarina verliet in de zomer van 1966 om voor mij andere kansen en mogelijkheden te volgen. Na mijn afscheid van de Pininfarina studio's en werkplaatsen heb ik geen laatste blik meer kunnen werpen op de uiteindelijke finale prototypes maar heb een tamelijk scherpe herinnering aan de allereerste keer dat ik wer- kelijk beide auto's tegelijkertijd zag.

Het was in de zomer, ik denk in 1967 aan de Italiaanse Riviera zittend op een terrasje van een café in het centrum van Santa Margherita met een aantal vrienden, toen we plotseling het heel herkenbare geluid van een Ferrari automotor hoorden. Een paar secondes later kwam een Ferrari 365 California voorbij en trok de aandacht van iedereen op het dorps- plein. Door puur toeval was er ook een Fiat 124 vlakbij geparkeerd en vertelde ik tussen neus en lippen door aan mijn vrienden dat ik deze twee auto's had ontworpen.

Ik kreeg zéér ongelovige blikken terug en werd uitgelachen dat mij duidelijk maakte dat men eenvoudigweg niet geloofde wat ik had gezegd. De reactie van mijn vrienden maakte dat ik erover nadacht en heb daarom het onderwerp nadien nimmer meer ter sprake ge- bracht. Feitelijk was ik nog maar een paar jaar daarvoor een student van een Amerikaanse Mid- West universiteit die Italiaanse sportwagens in tijdschriften bewonderde en in de verste verte niet kon bedenken dat hij ooit deel zou uitmaken van een ontwerpteam van deze fan- tastische machines en zelfs voor het beroemde en prestigieuze huis Ferrari zou werken en een auto zoals de Fiat 124 Spider zou ontwerpen die gedurende meer dan 20 jaar met veel succes geproduceerd zou worden. Tom Tjaarda Turijn, maart 2004 Copyright Anthony Westen Op grond van een persoonlijke relatie door Tom Tjaarda exclusief geschreven voor An- thony Westen en zijn website. Alle rechten voorbehouden

NAWOORD: Na publicatie op mijn toenmalige website Spidersweb.nl begin 2004 brak er een tsunami los van artikelen, boeken en publicaties waarin als de ontwerper van een van de meest verkochte cabrio’s ter wereld niet Pininfarina, maar Tom Tjaarda werd genoemd en ver- meld. Want het was een bijzondere man van vlees en bloed die het oorspronkelijke ontwerp had getekend (dat na meer dan 50 jaar nog zovelen bewonderen) en niet een bedrijf dat er zijn naam op plakte. Het was een voorrecht die bijzondere man en die bevlogen ontwerper persoonlijk te hebben gekend.

Zijn oeuvre

Op 1 juni 2017 overleed op 82-jarige leeftijd in Turijn de legendarische auto-ontwerper Tom Tjaarda, die ik persoonlijk heb gekend. Zijn volledige naam was Steven Thompson Tjaarda van Starkenburg en hoewel hij was geboren in de automobiel-stad Detroit, was hij de zoon van de Nederlander Jan Tjaarda van Starkenburg die ingenieur was bij luchtvaartpionier en vliegtuigbouwer Fokker en in de twintiger jaren van de vorige eeuw emigreerde naar de Verenigde Staten als John Tjaarda en die ook daar een bekende auto-ontwerper werd van o.a. de bijzondere Lincoln Zephyr. Over zijn ontwerpstudies, bekend als de 'Sterkenberg Series', werd gezegd dat deze stu- dies Ferdinand Porsche's ontwerp van de Hitler-auto sterk hebben beïnvloed en ook het ontwerp van de toenmalige -kever.

Zijn zoon Tom was een architectuurstudent aan de Universiteit van Michigan, werd naar Italië gehaald door Carrozzeria Ghia waar hij vanaf 1958 werd getraind in het ontwerpvak en na twee jaar verhuisde naar de studio's van concurrent Pininfarina. In zijn carrière schakelde hij enkele malen tussen deze twee ontwerphuizen, via Fiat en Ford naar uitein- delijk zijn eigen ontwerpstudio. Zijn opmerkelijk consistente carrière bracht hem de titel 'de laatste van de gentlemen auto-ontwerpers’, niet alleen omdat hij uitzonderlijk vriendelijk en bescheiden was - dat al zijn ontwerpstudenten zouden bevestigen - maar al zijn ontwerpen waren uitzonderlijk vanwege de perfecte harmonie van proporties, vormen en lijnen.

In zijn 82-jarige leven, creëerde hij enkele van de meest gedenkwaardige ontwerpen uit de auto-industrie, van simpele transportvoertuigen tot echte droommachines. Hij begon met het onderstel van een Chevrolet C2 Corvette, paste het aan naar zijn idee en ontwerp, gaf het genoeg Italiaanse flair om op te vallen en noemde het nieuwe model de Corvette Rondine. Hij ontwierp de originele Ford Fiesta en in dezelfde periode maakte hij ook het ontwerp van de DeTomaso Panthera en de mysterieuze Sinthesis drie auto's die verre uitersten waren van het auto-ontwerp spectrum.

Hij ontwierp de originele Fiat 124 Spider en de Shelby 1 Serie, twee sportwagens met twee totaal verschillende karakters en persoonlijkheden. En de DeTomaso Longchamp, een drie-box coupé dat er zowel krachtig gespierd als traditioneel uitzag, verleidelijk in 1972 maar nog steeds overtuigend zo'n 10 tot 15 jaar later. Hij werkte met Ferrari en ontwierp 2 Ferrari's van het minder lawaaïge type, de schitte- rende 365 California (1966) en de super-chique 330 GT 2+2 (1964), Innocenti, Chrysler, Ford, Ghia, Aston Martin, Spyker, LaForza en anderen zoals – hier - weergegeven.

En hij verwierf wereldnaam met zijn twee super-elegante sportwagens: de al bijna ver- geten Innocenti 950 Spider (1960) en de Fiat 124 Spider (1966) - de laatste was zo'n his- torisch succesvol ontwerp dat daarvan een retro-versie werd gelanceerd. Veel stijlken- merken van deze retro sportwagen doen denken aan de kenmerken van de originele 124 Spider. Karakteristieke ontwerp-details nadrukkelijk afgeleid van het originele ontwerp van Tom Tjaarda.

Roadster

Con wilde een paar jaar later als geldbelegging een echte klassieker omdat

1. een overleden tante haar een bedrag naliet dat ze niet op een bank wenste te zetten met nul rendement, 2. bij toeval op Ebay een te koop staande prachtige oude cabrio uit 1947 tegenkwam dat (met haar grote passie voor Engelse detectives) precies dezelfde auto was als de bordeauxrode cabrio uit haar geliefde detective-serie ‘Inspector Bergerac’,

Omdat de Ebay-auto te koop werd aangeboden in het district Norwich in Engeland, stuurde Con mij erop uit om de auto ter plaatse te bekijken. Al de volgende dag reisde ik via de boot Hoek van Holland - Harwich met mijn Citroën XM naar Martham in het dis- trict Norwich, iets ten noorden van Great Yarmouth in East-Anglia. Heb daar de auto be- keken (een absolute ‘head-turner’ in alle details) en bracht verslag uit aan Con. Na een paar telefoontjes over en weer besloten we de auto aan te schaffen en reisden we 14 dagen later samen met een lege trailer achter de auto opnieuw naar Martham om de Triumph 1800 Roadster uit 1947 op te halen.

Echter, de Roadster bracht haar persoonlijk niet het rijplezier dat ze hoopte ervan te zul- len hebben. De bestuurdersbank kon niet verder naar voren geschoven worden waardoor zij met haar tamelijk korte benen de pedalen niet goed kon bedienen. De vreselijk moeizame schakeling van de versnellingen aan het stuur kostte heel veel fy- sieke kracht en het rechtse Engelse stuur aan de trottoirkant vond ze doodeng.

Na enkele wanhopige pogingen op een nabijgelegen parkeerterrein om haar ‘Bergerac- car’ toch zelf te kunnen besturen, gaf ze er de brui aan met de woorden: ‘Dit lukt mij nooit’. Sinds dat moment was ik de enige die de Roadster regelmatig uit de garage haalde om een paar ‘rondjes rond de kerk’ en er een stukje op de snelweg mee te rijden om in ieder geval de accu opgeladen en de motor soepel draaiende te houden. Omdat het grootste Classic Car evenement in Nederland het Concours d’Elegance elk jaar op een paar kilometer van ons huis in de koninklijke tuinen van Paleis Het Loo plaatsvond, besloten we in 2008 om de Roadster onaangemeld en onofficieel op het zij-terrein neer te zetten en eens te horen van de vele bezoekers wat men zoal van onze Roadster vond.

Dus stonden we in juli 2008 als trotse bezitters naast de Roadster die we grondig hadden gepoetst en glom als een vertinde hanekeutel in de maneschijn Men vond de open cabrio prachtig en Con genoot van alle belangstelling voor haar Roadster. Maar omdat ze er niet mee kon rijden en er dus weinig plezier aan beleefde, vroeg ze mij in die tijd of ik moeite zou willen doen om de Roadster te verkopen, want dat leek haar een klus voor mij.

Dat beloofde ik, maar voegde eraan toe dat ik er dan graag nog éénmaal officieel mee op het Concours d’Elegance zou willen staan. Omdat dat haar ook leuk leek en mogelijk de verkoopkansen zou vergroten, stemde ze daarmee in en spraken we er niet meer over want de aanmelding voor het evenement was pas twee jaar later. Wat ik niet wist en ze mij niet had verteld was, dat ze intussen heimelijk de officiële aan- melding zelf had geregeld. Toen maanden erna de tumor van haar longkanker zich had verplaatst naar haar hoofd en de hersentumor in zeer korte tijd dramatisch toesloeg waar- door zij in een periode van veertien dagen thuis overleed, lag op de dag van haar overlij- den de uitnodiging voor deelname aan de Concours d’Elegance 2010 op de deurmat.

Hoewel Con het grote internationale Classic Car-evenement een paar maanden later zelf niet meer heeft mogen meemaken, had ik haar tijdens dit evenement toch bij mij in de vorm van een mooie foto op de achterbank van haar bijzondere auto. Dat had ook TV-Gelderland viavia vernomen die op dat Concours vanzelfsprekend aan- wezig was en mij daarover interviewde. Twee gedeeltes van het toen uitgezonden TV-in- terview kun je hier en hier nog terugzien.

Toen uiteindelijk de Roadster -na ruim twee jaar ter verkoop te hebben gestaan bij een Britse auto-specialist in Ede – werd verkocht aan een liefhebber in Duitsland en was dat hoe kan het ook anders – exact op 29 september 2018. Op haar verjaardag !

MX-5

Bij het zien van de enorme rijkdom aan auto-design uit de 60-70 en 80-er jaren van de vo- rige eeuw zoals in het voorgaande ‘Tjaarda'-verhaal, vind ik dat we qua vormgeving er tegenwoordig wel héél bekaaid en armzalig van af komen. Het is allemaal één pot nat.

Om eerlijk te zijn is er maar één auto in het voor ‘gewone’ mensen betaalbare aanbod dat mijn hart nog wel sneller doet kloppen. En dat is naar mijn smaak de Mazda MX-5 cabrio die ik tegenwoordig ook bezit. Alwéér een cabrio? Yes, want toen ik de Triumph Roadster (uit het voorgaande verhaal) had verkocht, be- dacht ik wat ik met de opbrengst in geld zou moeten doen. In ieder geval niet op een bank zetten en oppotten.

Eén ding wist ik zeker: als ik het niet vastleg in een groter object, dan weet ik dat ik over 3 à 4 jaar denk, waar is dat hele bedrag gebleven? Uitgegeven aan allerlei flutzaken die ik me later nauwelijks meer kan herinneren. Daar is een mooie Hollandse uitdrukking voor: met de knollen de pot in gegaan. Bovendien zou ik dolgraag nog eens in Italië willen rondrijden en dan nu de zuidelijker Itali- aanse dorpjes willen bezoeken zoals ik dat al eerder heb gedaan in Noord- en Midden- Italië in 2014. En dan niet meer in mijn 124 Spider die inmiddels ook bejaard is (42 jaar en nog altijd in de originele eerste lak en dat in technische zin nog zeker zou kunnen), maar eigenlijk durf ik dat zelf niet meer zo goed met mijn 77 jaar. En als er daar wat gebeurt, zijn eventuele onderdelen ook in Italië moeilijk te vinden. Dus wilde ik een betrouwbare jong- ere auto of cabrio waarvan de onderdelen nog gemakkelijk te leveren zijn.

Dus schafte ik mij die cabrio aan die mij elke keer op de weg nog wél kon bekoren en waarvoor ik me nog wél omdraaide. Dat werd dan ook deze Mazda MX-5 (type NC)

Wonderlijke samenloop

Zoekend naar de muzikale oorsprong van Sting’s prachtige winterballade You Only Cross My Mind In Winter - zijnde de Cello-suite nr.6 'Sarabande' van Johann Sebastian Bach - vond ik een YouTube filmpje waarin de legendarische Russische cellist Mstislav Rostropovitsj o.a. deze suite speelt op het grote plein voor een van de meest in- drukwekkende Romaanse kerken van Europa: de schitterende 8-eeuwen oude basiliek Sainte Marie-Madeleine in Vézelay, in de buurt van Avallon in Frankrijk.

De basiliek die ook bekend staat als een belangrijke vertrek-, pleister- en halteplaats in de grote bedevaart route naar Santiago de Compostella. Wat een wonderlijke samenloop: Rostropovitsj speelde deze muziek op hetzelfde plein en exact op dezelfde plek waar ik een paar maanden voordien stond op zondagmorgen 7 juli 2013, omringd door meer dan 1000 mannen! Mannen, die op hetzelfde moment dat ik daar was op het plein voor de basiliek, de pel- grimstocht van Franse familievaders, de ‘Pèlerinage des Pères de Famille’ beëindigden. Tijdens die pelgrimstocht van verschillende dagen (meestal 3 dagen) bidden zij tot de pa- troonheilige van alle vaders: Sint Jozef en roepen zij zijn genade en zegen af om - net als hij- ook een goed familievader te mogen zijn of te worden. De feestdag van Sint Jozef is - anders dan bij ons- nog steeds een gevierde feestdag in Frankrijk.

De unieke, onvergetelijke viering in en buiten de basiliek is dan ook een spirituele climax en een feestelijke afsluiting van de pelgrimstocht voor al deze mannen. Tijdens die dienst maakten de ruwe, ongepolijste stemmen van deze meer dan duizend luid zingende en toegewijde mannen op mij een diepe indruk en ik zong luid mee en huilde ontroerd tegelijkertijd. Terwijl ik tijdens de viering in de basiliek naast een pelgrim-vader stond, hield hij het Franse tekstboek met de gezangen tussen ons in omhoog zodat ik ook kon meezingen en deelnemen aan deze overweldigende dienst. Na enige tijd vroeg hij mij uit welke streek ik kwam en hij was echt verbaasd toen ik hem antwoordde: "De Pays Bas". Na mijn toelichting waarom ik na 40 jaar weer in Vézelay was, riep hij enthousiast uit: ‘Ahh, dus dan ben jij óók ‘n pelgrim, zoals wij !’

Om de unieke pelgrimage feestelijk af te sluiten, werden we na de dienst op het zon- overgoten plein voor de basiliek, in kraampjes die tijdens de dienst buiten waren opgezet, onthaald op koele witte en rosé wijn met hapjes en versnaperingen van de lokale Franse bisschop. Mijn kennis van de Franse taal hielp mij me verstaanbaar te maken en kon ik met vele pelgrimvaders -met een glas wijn in de hand- een praatje maken en ontdekken waarom zij hierbij wilden zijn.

Tegelijkertijd herinnerde ik mij de vele dierbare momenten die ik hier met mijn (destijds jonge) gezin op deze bijzondere plek had doorgebracht bij onze verschillende bezoeken zo’n veertig jaar geleden. Gedurende meerdere jaren was de Franse Morvan-streek een van onze favoriete vakantie-bestemmingen en vanaf ons vakantieadres was Vézelay dichtbij. Dus bezocht ik de beroemde basiliek verschillende keren samen met zoon en echtgenote. Toen, rond mijn dertigste, maakte de architectuur en het vakmanschap van het majestu- euze bouwwerk een enorme indruk op mij en herinnerde ik mij vele waargenomen details uit die tijd. Nu overspoelden alle indrukken en emoties mij des te meer: mijn leven was in- grijpend veranderd omdat ik daar nu alleen was als weduwnaar zonder levenspartner, ter- wijl de basiliek onveranderd was in al zijn tijdloze glorie, monumentale schoonheid en grandeur. Ondanks het feit dat ik niet met fysieke ontberingen langs stoffige wegen, met een zon- gebleekte rugzak en op hoge wandelschoenen de pelgrimage had gelopen, voelde ik mij met al deze Pères de Famille bijzonder verbonden als een eveneens devote pelgrim én familievader uit ‘Hollande’ op doorreis, die hier vele dierbare en gekoesterde herinnerin- gen terugvond. En vanzelfsprekend heb ik enorm genoten van meerdere (!) glazen rosé bisschopwijn en wel met een zeer valide excuus: de temperatuur op het plein was rond dat vroege middaguur inmiddels opgelopen tot 30 graden C. De koele, verfrissende wijn was zogezegd 'hemels'. Indrukken en herinneringen die ik nooit meer vergeet.

Sting's prachtige winter-ballade ‘You Only Cross My Mind In Winter’, Johann Sebastian Bach, de gezegende bisschoppelijke zomerwijn (avec plusieurs de verres de l'amitié à Vézelay) met de virtuoze Russische cellist Mstislav Rostropovitsj als verbindende scha- kel. Ik had zelf nóóit zo’n wonderlijke en spirituele samenloop kunnen verzinnen of beden- ken: het gebeurde terwijl ik erbij was, right before my very eyes. P.S.: Aan het uitzonderlijke optreden van Rostropovitsj wijdde de New York Times een paginagroot verhaal: ‘Bach, a Cello, a Church in Burgundy, Rostropovich’

Muziek

Als jongetje van een jaar of 13 heb ik een aan twee kanten volgekalkt schoolschriftblaadje met de namen van klassieke muziekstukken die ik toen zó mooi vond en mij zo ontroer- den, dat ik ze moest opschrijven om nooit meer te vergeten.....Dat opgevouwen velletje papier heb ik al die jaren bewaard en in diverse portefeuilles overal mee heen gesleept.

Alle 30 door mij toen opgeschreven muziekstukken heb ik onlangs nog eens opgezocht en vond er 29 terug via YouTube, waarvan ik de muziek heb gedownload en heb vast- gelegd op compact disc. Het nog ontbrekende muziekstuk vond ik niet terug omdat ik kennelijk de naam van de componist niet goed had opgeschreven of verkeerd gespeld, zodat dat nummer tot nu toe voor mij onbekend is gebleven. Wonderlijk: als ik nu - na meer dan 60 jaar - opnieuw een lijstje met favoriete muziek- stukken zou schrijven, zouden de meeste van deze nummers er opnieuw op staan. Vanzelfsprekend is het voor mij niet alleen bij klassieke muziek gebleven. Vele andere muziekstijlen hebben in de loop der tijd die favorietenlijst enorm aangevuld en uitgebreid.

Music was my first love (ik weet nog wat mijn muzikale moeder zong toen ik nog in haar baarmoeder verbleef en dat was deze muziek uit de opera Orfeo ed Euridice van Gluck) and music will be my last. Toen ik Con leerde kennen, kwam ik via haar in contact met een heel andere muziek- wereld. Door de muziekvoorkeuren van vooral Con’s vader werd zij grootgebracht met muziek van de grote namen uit de jazz-periode van de 40-er jaren zoals Glenn Miller, Benny Goodman en Ella Fitzgerald. Daardoor leerde ik ook te luisteren naar andere mu- ziek. Con vond het leuk dat ik daar moeite voor deed en moedigde mij aan op mijn muzi- kale ontdekkingstocht. De allereerste LP die ik zelf kocht was ‘Tea for the Tillerman’ van Cat Stevens. Van deze laatste LP werd ik erg gegrepen door de eenvoud van het prachtige nummer ‘Sad Lisa’. Die naam is nadien altijd in mijn hoofd blijven hangen en ik nam mij toen voor, dat als ik ooit een dochter zou krijgen, ze heel beslist Lisa zou heten. Dat werd geen dochter maar een zoon in 1973 met de naam Maxmilian (roepnaam Max) zijnde ook de naam van Con’s vader en grootvader. Over mijn uitgesproken naams- voorkeur indien wij een dochter zouden hebben gekregen, heb ik met Max nimmer ge- sproken. Mijn bek viel open toen ik ruim 35 jaar later van Max de naam hoorde van zijn tweede dochter: Lisa…. Wonderlijk.

Van de Nederlandse muziek vonden wij destijds de nummers uit het begin-repertoire van Herman van Veen qua poëtische tekst en muziek het sterkst. Maar vooral ook door de begeleiding van pianist, arrangeur en componist Erik van der Wurff. Ik kocht dan ook die ene inmiddels beroemde LP Herman van Veen in Carré. Daarop waren een paar hele goede nummers die destijds (1971) grote indruk op ons maakten, zoals Suzanne, De Vluchteling, Liefde van Later en Helden . Nummers die wij in die tijd stukdraaiden. En als ik ze nu beluister vind ik ze nog steeds heel bijzonder. Bijna niet meer te vereen- zelvigen met de arrogante, zelfingenomen kwal die Herman van Veen later is geworden.

Ik was in die tijd ook een groot liefhebber van de muziek van Emerson, Lake & Palmer in hun bijzondere interpretatie van Modest Moesorgski's 'Schilderijententoonstelling' en met name van Greg Lake's brilliant gespeelde en gezongen 'The Sage' van hun LP 'Pictures At An Exhibition'. Precies 50 jaar na dato (maart 1971) nog steeds virtuoos. En de prachtige ballade 'Still, you turn me on' die hij als 15-jarige schreef, hier heel re- laxed gespeeld op zijn gitaar, nonchalant kauwgom kauwend maar met een perfecte stem. Een ware muzieklegende uit de 70-er jaren.

Muziek 2

In juni 2020 na een gezellige kaasfondue waarvoor ik mijn vriend Peter had uitgenodigd, schreef ik na afloop 's avonds: ‘Hallo Peter, doe de complimenten van mij aan je zoon: dat was de perfecte Bourgogne bij mijn kaasfondue.’ (Peter’s zoon had als wijnkenner de per- fecte fles Bourgogne uitgezocht die Peter had meegenomen voor ons etentje). En ik schreef verder: ‘Altijd al een groot liefhebber geweest van met name wijnen uit de Bourgogne, zoals o.a. de prachtige Passetoutgrains. Ging vele jaren op vakantie in het na- bijgelegen natuurgebied de Morvan en bezocht van daaruit de vermaarde wijnhuizen aan de Côte d'Or en verschillende malen de mooiste basiliek van Frankrijk, de Basilique Marie- Madeleine in Vézelay, vlakbij Avallon. Over het bezoek aan die prachtige basiliek schreef ik het Catharijne Convent in Utrecht het volgende verhaal. Peter, dank voor je aangename gezelschap. Groet, Ton’

Vanmiddag 17 juni (een dag later dus) schreef ik Peter opnieuw: ‘Hallo Peter, een dag na onze kaasfondue las ik zoëven nog de mail na die ik je gisteravond stuurde. Op de achtergrond had ik zachtjes muziek aan staan van mijn favoriete Canadese klassieke muziekzender waarop ik geabonneerd ben en terwijl ik de link in mijn mail aanklikte om mijn verhaal aan het Catharijne Convent nog eens over te lezen klonk uit de Canadese muziekzender ...... ja exact, de Sarabande uit de 6de Cello-suite van Johann Sebas- tian Bach, precies die suite die ik in dat verhaal beschreef.’

Als je er een kansberekening op loslaat is die kans 1 op de tig-miljoen/ miljard dat dat precies op hetzelfde moment gebeurt. Ik stond erbij en keek ernaar en het gebeurde ‘right before my very eyes’. Hoe is het in godsnaam mogelijk ! Dit is wat de radiozender precies op dat moment uitzond toen ik de link naar het verhaal van het Catharijne Convent aanklikte. Ik was verbijsterd……. Ook en vooral weer door de grote overeenkomst tussen Bach en Sting’s song: ‘You only cross my mind in Winter’.

Met muziek heb ik meer opmerkelijke toevalligheden: ongeveer een jaar geleden loop ik luid zingend door mijn huis. Ik zet - terwijl ik doorzing - de radio aan en val exact in het- zelfde muziekstuk, op dezelfde toonhoogte, in precies dezelfde maat in een muziekstuk dat ik (echter nu opeens met instrumentale radiobegeleiding) absoluut zonder énige on- derbreking kon verder zingen. Even verbijsterend.

Zesde zintuig?

Tijdens het aankleden en scheren op 5 augustus 2016 kwam er plotseling een los woord zómaar in mijn hoofd (dat heb ik zelden met woorden, maar wel vaak met muziek) en ik kan het nergens aan vastknopen of ergens mee associëren. Niet met dingen die ik heb gedaan of die mij hebben beziggehouden of heb gedroomd. Nee, helemaal niks. Dat woord? Poubelle !

Ik kende het Franse woord, maar wist niet precies de betekenis er meer van. Hoe kwam ik nou in hemelsnaam aan dat vreemde woord in m'n hoofd. Ik nam mij voor om het later op te zoeken. Het woord bleef in m'n hoofd rondspoken en mijn vraagtekens erover wer- den alleen maar groter. Na mijn ochtendrituelen ging ik naar beneden, zette koffie en knipte mijn notebook aan. Omdat het woord nog steeds rondmaalde, zocht ik even online wat het Franse woord "poubelle" ook alweer betekende. Oh ja, vuilnisbak, ik wist het weer. Nog steeds geen enkele associatie, it didn't ring a bell at all. Met een kop koffie naast me, keek ik even vluchtig door mijn mail en klikte de online Volkskrant open voor het laatste nieuws. Alleen maar Olympisch nieuws uit Rio dat me geen barst interesseerde tot mijn oog bleef hangen op een column van Peter Buwalda met de titel: "Altijd oppassen met oudere dames die je gouden bergen beloven'. En om- dat die titel me intrigeerde (als inmiddels ook een oudere man) begon ik het stuk te lezen.

En citeer Buwalda's woorden: "Pieter Waterdrinker - een begeerlijker schrijversnaam ken ik niet, zeker als je graag zuipt, al staat er wel een 'i' te veel in, Peter' is pittiger, en nu we toch aan het finetunen zijn: een abstracte achternaam klinkt zeker internationaal veel be- ter, denk bijvoorbeeld aan 'Buwalda'. Doet niks af aan POUBELLE, Waterdrinkers recente baksteen. Ik lees dat boek. Over de alinea's hangt een Russische grandeur, een on-Nederlandse gekte die voor een rotvaart zorgt, en die verweven is met Waterdrinkers toon. Net als zijn humor, trouwens, wat leu- ker is dan wanneer de grappen er bovenop liggen als plakken banaan op een ijsje bij de Turk.’ En dit alles vond plaats binnen een half uur nadat ik het idiote woord na het wakker wor- den onbegrijpelijk in mijn hoofd ontdekte en het zwart op wit gedrukt zag.

Hetzelfde gebeurde me onlangs opnieuw. Al twee dagen achterelkaar (donderdagmorgen en vrijdagmorgen) werd ik 's morgens vroeg wakker met een vreemde naam in m'n hoofd. Dat is héél erg ongebruikelijk omdat dat eigenlijk vrijwel altijd een flard van een muziekstuk is dat in mijn hoofd rondzingt. Een naam of een bepaald begrip is een zeldzaamheid. En terwijl ik me opfriste en aan- kleedde bleef die naam maar rondgaan in m'n hoofd. Hoe kwam ik dáár nou weer in godsnaam aan, vroeg ik mezelf af. Er was niets gebeurd of had geen enkele associatie whatsoever met die naam. Die naam? Rapinoe! En terwijl ik me op die naam concen- treerde, kwam daar ook een andere naam uit mijn geheugen bij: Megan. Dus Megan Rapinoe..... Ik wist wie zij was maar had niets met haar. Ook geen artikel gelezen over haar de laatste tijd of iets dat in relatie zou kunnen staan met haar of over haar zou hebben gedroomd. Ik wist nog exact wat ik wél had gedroomd de afgelopen nacht: een krankzinnige trein/tram- rit van buiten Amsterdam naar het centrum van de stad (overigens een droom die ik heel vaak heb omdat ik bijna 17 jaar met de trein op Amsterdam heb gereisd) maar daar speelde deze dame hoegenaamd geen enkele rol in. Bovendien haat ik de absurde sport- verdwazing van voetbal waar ik totaal niets mee heb.

Het enige en laatste wat ik van haar uit mijn geheugen naar boven kon halen, was dat ik wist dat zij jaren geleden de aanvoerster was van het Amerikaanse vrouwenvoetbal-team en dat zij de iconische vrouw was met paars geverfd haar en openlijk lesbisch. En ik haar een geweldig sterke vrouw vond (vind) die ik buitengewoon bewonder. That's all. Dus na twee dagen wakker worden met haar naam in mijn hoofd, sla ik op de derde dag met een kop koffie naast me de Volkskrant open (het vaste Zaterdagmorgen-ritueel met de extra bijlages) en lees een 4 (!) paginagroot interview met foto's over: Megan Rapinoe. Met als titel: wat te doen met dat ene, kostbare leven? Wat is toeval? Natuurlijk zal dat wel toeval zijn. Wikipedia zegt daarover: Toeval is als een gebeurtenis plaatsvindt zonder oorzakelijk- heid. Toeval is een vorm van het ruimere begrip onbepaalde oorzaak, waaronder wordt verstaan iedere gebeurtenis die onbedoeld, ongericht of ongestructureerd het plaatsvin- den van een andere gebeurtenis bepaalt.

Gevoegd bij meerdere door mij beschreven toevalligheden in mijn verhalen, weet ik het niet meer zo goed en ben niet meer zo overtuigd van het onbedoelde karakter van die ge- beurtenissen. Heb intussen enige reden tot twijfel gekregen. Zou het dan toch een zekere mediamieke aanleg zijn waarover helderziend medium aan het eind van mijn verhaal ‘Nooit begrepen’ sprak? Het zou voor mij een aantal wonderlijke verhalen kunnen verklaren. En hoewel mij dat wel intrigeert, kan ik mijn nieuwsgierigheid daarnaar onderdrukken, omdat ik mijzelf inmiddels ken: ik doe nooit dingen half. Ik doe iets niet of ga er voluit voor. Ben bang dat ik dan mijn ‘gevoel met de grond’ kwijtraak. En dat wil ik ondanks mijn nieuwsgierigheid voorkomen.

Stroomopwaarts

Rijden in een open cabrio geeft een kick, maar goed weer, een mooie route en de juiste weg kunnen dat gevoel enorm versterken. Of je nu in een blits-auto rijdt, in een ‘sleutelaar’ of in een restauratieproject, dat doet er niet zoveel toe wanneer ik je ‘meeneem’ op een prachtige route in jouw eigen droomauto.

Waar? In Duitsland. Streek? In een gebied dat zeer de moeite waard is om in je open cabrio op je eigen wijze te ontdekken: gelegen in het prachtige, met de auto zeer bereikbare landschap langs de oevers van de rivier de Moezel, gelegen in de driehoek Cochem, Trier en Sankt Goar (bij de Lorelei aan de Rijn). Ver? Nee, niet zo ver: 370 kilometer van Utrecht, vanaf het centrum van ons land.

Een bijzonder aanbevelenswaardige cabrio-route dat je door het oostelijk deel van België via de E42 en in Duitsland de 60 voert, langs de stad Wittlich en eindigt in het romantische dorp Enkirch, waar de tijd heeft stilgestaan. Een dorp zoals bezongen door Wim Sonne- veld. Enkirch is een schilderachtig wijndorp met historisch centrum, romantische vakwerkhuizen en eeuwenoude wijn-landgoederen bekend als "Schatzkammer rheinischer Baukunst". De hellingen rond dit plaatsje werden al door de Kelten en Romeinen bewoond. De oude Romeinen noemden het "Anchiriacum" welke naam voor 't eerst in oude oorkondes van 733 A.D. werd vermeld. Tegenwoordig telt 't stadje 1850 inwoners en leeft nog steeds vol- ledig van de wijnbouw.

Klik hier voor een prachtige toer die ik in 2005 organiseerde voor een kleine gezelschap cabrio-liefhebbers in dit landschap van wijngaarden en grootse vergezichten. Deze video- presentatie is niet publiekelijk toegankelijk of zichtbaar op YouTube, uitsluitend via mijn Spidersweb-kanaal en nu via mijn verhalenboekje.

Een aantal jaren later na het overlijden van Con, ben ik opnieuw naar dit prachtige gebied met mijn Spider gereden, als een ‘sweet memory tour’ omdat wij er samen meermaals wa- ren geweest. En tijdens die trip maakte ik veel foto's. Gewoon simpele plaatjes....

Eenmaal thuis en spelend met wat software maakte ik van 5 hele gewone stilstaande foto's van drie bij elkaar in de buurt liggende burchten uit mijn fotoserie ( Burg Cochem, Burg Thurant en Burg Eltz ) een kort beeldverhaalt dat de indruk geeft van een "bewegen- de" animatie of een videofilmpje. En bekijk hoe 5 simpele foto's tot leven komen.

Italië trip

In juni 2014 maakte ik een rondreis door Noord- en een deel van Midden-Italië van 4 weken waarbij ik in elk district 3 dagen verbleef op een prachtige locatie en in een fantas- tische accommodatie om het landelijke Italiaanse platteland en kleine pittoreske dorpjes te bezoeken met mijn open cabrio. Op die manier bezocht en reisde ik door Friuli-Venezia, Trentino-Alto Adige, Lombardije, , Ligurië, Toscane, Umbrië, Marches, Emilia- Romana en Veneto.

Mijn persoonlijke interesse lag niet in het bezoeken van de alom bekende toeristische attracties in de grotere Italiaanse steden zoals Milaan, Turijn, Genua, Florence, Pisa, Bo- logna en Venetië (die ik dus ook helemaal NIET heb bezocht) noch de bekende Noord- Italiaanse meren die ik al zo vaak had gezien op prentbriefkaarten en in toeristische brochures, maar wilde de tamelijk onbekende maar fascinerende 'verborgen' en schilder- achtige dorpjes en stadjes van Italië ontdekken, of zoals de Italianen ze zelf noemen: ‘Il fascino dell'Italia nacosta’.

Ik maakte een unieke rondreis langs een aantal zogenoemde Borghi Più Belli d'Italia (de mooiste dorpjes en stadjes van Italië in noordoost, noordwest en in midden Italië. Dorpjes met dat trotse en eervolle predicaat waren daarvoor genomineerd door een selec- te groep bekende Italiaanse experts op het gebied van architectuur, landschap, milieu, cul- tureel erfgoed, geschiedenis en kunst. Nationale experts die hun unieke initiatief voor het opstellen van die Italiaanse erfgoedlijst zijn begonnen in 2001.

Het doel van die selectie was (is) het steunen en bevorderen van het behoud, de instand- houding en revitalisering van deze kleine individuele dorpjes, die - ver buiten de toeristi- sche routes - het risico lopen, ondanks hun grote waarde te worden vergeten met leegloop degradatie, ontvolking en verval tot gevolg. Aanvankelijk bestond de groep uit honderd dorpen, dat later werd vergroot naar 250 (in 2018) genomineerd met het kenmerkende bord 'I Borghi Più Belli d'Italia' gekozen als de mooiste, meest unieke en pittoreske dorpjes van Italië met hun bijzondere en aantrekke- lijke straten, uitzonderlijke pleinen, musea, kerken, hun lange en indrukwekkende historie of hun fotogenieke doorkijkjes en perspectieven.

Ik bezocht ruim honderd dorpjes over soms hele smalle, hobbelige buitenweggetjes door de landerijen waarbij ik zelfs af-en-toe uit de auto moest om te kijken of mijn bandbreedte van mijn cabrio nog net paste, over zandweggetjes met tientallen haarspeldbochten, maar ook over de perfect gladde en geweldig aangelegde autostrada met honderden tunnels en reed ik meer dan 3000 mijl (ongeveer 5000 km) in 28 dagen. In de meeste provincies verbleef ik in de schitterende zogenoemde Agriturismo accommo- daties, vaak gelegen midden in eindeloze wijngaarden, olijf- en hazelnoot-landgoederen ver van de bewoonde wereld, waar het bezit van een auto een absolute 'must' is. Een paar Agriturismo accommodaties waar ik verbleef waren o.a.: - in Lombardije in Cascina Pezzolo - in Piemont in Cascina Giardini - in Toscane in Relais Palazzo di Luglio - in Veneto in Villa Serena

Toen ik in de namiddag aankwam in Palazzo di Luglio in Toscane, na ongeveer 400 km te hebben gereden vanaf mijn Bed & Breakfast locatie in Ligurië, was ik verbaasd over alle activiteiten in en rond de tuinen en het zwembad van deze prachtig gelegen 'residence' boven op een heuvel met een adembenemend panoramisch uitzicht.

Daarop vroeg ik de eigenaar van het Palazzo waar al die drukte voor bedoeld was en hij antwoordde dat dat was voor een groot "matrimonio"-bruiloftsfeest dat die middag, avond en nacht tot in de kleine uurtjes zou plaatshebben met veel gasten. En voegde er direct aan toe: ‘Als u geïnteresseerd bent in een uitnodiging als speciale gast voor vanavond, kan ik dat voor u regelen, geen probleem !’ ‘Maar eerst ga ik iets voor u regelen om te eten en te drinken na uw reis, zodat ik tegen u kan zeggen: ‘Benvenuto’ aan mijn gewaardeerde gast en ‘Salute’ !’ Even later werd er op het terras een volle schaal met fijne anti-pasti gerechtjes en een fles witte wijn in een koe- ler voor me neergezet als welkom.

Als gast bij het huwelijksfeest die avond en nacht dronk ik heel, héél veel champagne en moest uiterst voorzichtig recht blijven lopen over en langs de wankele schuine rand van het zwembad omdat ik niet kan zwemmen, om elke keer mijn volgende portie prosciutto, zalm, of delicatessen met truffel op te halen (er was een schaal met grote zwarte truffels, alsof het Friese eigenheimers waren !). Gast op een Italiaans huwelijksfeest in Toscane, daarvan had ik nooit kunnen dromen zo'n feest ooit zelf nog eens mee te zullen maken ! Steeds met een glas champagne in de ene hand en een camera in de andere, maakte ik een serie simpele plaatjes van dit feest en een animatie in Palazzo di Luglio in Toscane.

P.S.: Had vóór de reis naar Italië in een jachtwinkel in Aken (want het is in NL niet te koop) een spuitbusje pepperspray gekocht voor onderweg. Een al oudere man in een fraaie classic cabrio; je kunt maar beter voorbereid zijn. Het gaf me de hele reis een safe gevoel. Ook tegenwoordig te koop bij Amazon-Duitsland, maar pas op (!) met invoer, in NL valt dit verdedigingsmiddel onder de wapenwet en alleen het bezit ervan is hier al strafbaar.

Italiaans restaurant

Gedurende mijn rondreis in het stadje Alba in het zuiden van de regio Piemont werd mij door een inwoner aldaar aangeraden in het karakteristieke restaurant ‘Osteria dei Sogna- tori’ (Herberg van de Dromers) in het centrum van de plaats een hapje te gaan eten. Hij zei erbij dat het wel moeilijk bereikbaar zou zijn met mijn Spider door de smalle straatjes en de vele jonge mensen die het centrum van het stadje tegen etenstijd doorgaans bevol- ken. Nieuwsgierig gemaakt door zijn verhaal moest ik uiteraard naar dat favoriete restaurant. Het lukte ook nog om in hetzelfde straatje mijn Spider te parkeren en stapte het overvolle etablissement in waarbij ik direct werd verwezen naar een aangrenzende eetzaal die heel wat rustiger was met voldoende ruimte en kon daar zelf gaan zitten waar ik wilde. Ging zitten met mijn rug naar de muur zodat ik een goed overzicht had op alle mee-eters.

Niet zo gek op de zo geroemde Italiaanse pasta's had ik vooral meerdere kleine anti-pasti gerechtjes besteld. En speurde in afwachting van mijn bestelling het eetzaaltje af en kon mijn ogen nauwelijks afhouden van een jonge vrouw die ik op afstand recht in haar ge- zicht kon kijken en waarvan ik hevig schrok. Ze zat daar met haar vriend, dus wilde haar niet in verlegenheid brengen om haar voortdurend aan te staren. Maar kon met moeite mijn blik van haar afwenden. Mijn bestelde hapjes arriveerden en werden voor mij netjes neergezet door een jonge serveerster (ik vermoedde een studente die hier werkte als vakantiejob) en terwijl ze een glas wijn voor me inschonk, vroeg ik of dit werk haar vakantiewerk was. ‘Ja, inderdaad’ zei ze, ‘ik studeer en verdien er zo een paar centen bij’. Toen vroeg ik of ze ook al eens in Parijs was geweest. ‘Ja, ook’, antwoordde ze weer. ‘Ook in het Louvre in Parijs geweest?’ vroeg ik. ‘Ja’, daar was ze ook geweest. ‘En ook het schilderij van Mona Lisa daar bewonderd?’ En het antwoord was opnieuw bevestigend.

Toen zei ik tegen haar: ‘Nu moet u niet zo meteen gaan staren naar iemand hier in de zaal, maar als u zo weer kijkt, zit ze daar met die zwarte blouse: Mona Lisa !’ En waren beiden verbluft door haar ongelofelijke gelijkenis. Ze zat daar echt in levenden lijve !

Suikerklont

Max, dank voor het sturen van het krantenartikel over Edward A. (directeur van de Koninklijke Diamant Mij. A.) die ik persoonlijk heb gekend en voor wie ik destijds regelma- tig juwelen en sieraden heb gemaakt. Alleen als het iets bijzonders moest zijn wist hij mij te vinden in de Diamantbeurs. Ook heb ik vele jaren voor hem de Amsterdam-Diamantstad prijs voor het hippische spring- concours Jumping Amsterdam en het CHIO in Rotterdam ontworpen en gemaakt. Dat speelde altijd in het najaar en dan belde Edward mij op met meestal de mededeling: ‘Ton, die boerenkinkels zijn weer in het land. Zou jij nog eens wat moois voor ze kunnen bedenken?’

Omdat die bekende en wereldberoemde springruiters (o.a. Nelson Pessoa uit Brazilië en Alwin en Paul Schockemöhle uit Duitsland) overal al prijzen wonnen en thuis al een la vol met dasspelden hadden liggen, had ik de laatste keer een wat vergroot suikerklontje in platina gemaakt dat aan 5 zijden helemaal was volgezet met kleinbrilliant dat flonkerde als een gek en één vlakje hoogglans gepolijst met een gegraveerde tekst met jaartal. Gepresenteerd in een typisch paardenbuideltje van rete-kostbaar zwartblauw glanzend keverleer, dat ik speciaal had laten maken in een leeratelier in Parijs. Zomaar iets bijzon- ders om nonchalant aan de bar mee te speulen. Was een doorslaand succesnummer. Sweet memories.

Merels

Net als vorig jaar heb ik ook dit jaar weer twee merels in mijn achtertuin, die in de tuinaf- scheiding van mijn coniferenhaag een nest hebben. Vorig voorjaar had ik hen al druk in de weer gezien met het aanslepen van strootjes, sprietjes, takjes en veertjes dat toen ook al had gediend als de broed- en kinderkamer van het piepende kroost. Eenmaal na ongeveer vier weken door de ouwelui uit het nest geduwd, gaven ze op de grond heel aandoenlijk al fladderend aanwijzingen waar de onvermoeibare ouders met hun pieren en kevertjes heen moesten totdat ze zelf op eigen kracht konden vliegen.

Toen het jonge grut was uitgevlogen ontdekte ik, dat moeder merel korte tijd later op- nieuw broedend op een nieuw nestje met eitjes zat en pa weer heen en weer vloog met proviand voor moe-merel. Met verbazing vond ik op het internet, dat de meeste merels jaarlijks twee nestjes direct achter elkaar hebben. Dus dat klopte in de praktijk. Hoewel ik het niet kan bewijzen, ben ik ervan overtuigd dat dezelfde mannetjes-merel van vorig jaar (waarschijnlijk met hetzelfde vrouwtje) sinds een paar weken opnieuw het nest in mijn haag bewonen. En weer was het na het uitkomen van de eitjes één onafge- broken marathon van beide ouders om de opengesperde snaveltjes van het grut de hele godganse dag gevuld te houden. Ze lieten zich daarbij niet door mij of mijn aanwezigheid in de tuin van de wijs brengen en vlogen onafgebroken heen en weer, ook al was ik er af en toe bezig. Vanmiddag zag ik tot mijn verbazing dat het mannetje wild opvliegend en weer terug- vallend met iets groots in z'n snavel moeizaam aan het slepen was. Het leek mij al direct vreemd dat dat beestje met zo'n groot stuk bezig was en probeerde op te vliegen. Even later zag ik dat het grote ding - kennelijk in de lucht niet meer houdbaar voor de merel - was gevallen en terechtgekomen tussen de scharnieren van de poten van mijn tuinstoel.

De merel was er direct weer bij en probeerde het grote ding daar tussenuit te plukken en ik zag ik nu van dichterbij dat het waarschijnlijk een kikker was met wijd uitgestrekte poten, althans daar leek het naar mijn idee op. Na zeker vijf tot zes keer moeizaam op- fladderend en slepend met het veel te grote ding in z'n bek, eindigde de merel zijn tocht uiteindelijk via mijn stenen terras, op de mat van mijn keukendeur. En daar liet hij het liggen en vloog even later weg. Nieuwsgierig ging ik meteen kijken waarmee het mannetje zo wanhopig had lopen zeulen en sleuren: geen kikker met wijd uitgestrekte poten zoals ik in eerste instantie meende, maar een al opvallend groot dood merel-jong met uitgespreide vleugels uit zijn eigen nest. En of ik het maar wilde opruimen vanaf de deurmat van mijn keukendeur. Natuurlijk instinct? I don't know. Ongelofelijk toch ?

Kouwerik

Toen ik nog niet elke vrije minuut buiten mijn werk om noodzakelijkerwijs hoefde te beste- den aan verbouwen, klussen, puinruimen en bomen- tuin- en grasland-onderhoud was fo- tograferen een liefhebberij waar ik veel plezier aan beleefde. Zette bij die gelegenheden de wekker op 3 of 4 uur in de nacht en reed daarna met de auto richting Loenermark (in de tijd dat we in Apeldoorn woonden) of door het prachtige Waterland-gebied boven Amsterdam (toen we in Landsmeer woonden) langs de verstilde dorpjes Ransdorp, Durgerdam, Ilpendam en Broek in Waterland.

Behalve de rust en de heerlijke stilte in die vroege uren, trok mij het eerste daglicht en de opkomende zon het meest. Het landschap rond de Kouwerik in de Loenermark was mijn lievelingsplek omdat het er zo geweldig on-Nederlands uitzag waarbij ik vaak dacht dat het beeld dat ik zag net zo goed uit Japan kon komen. Die eerste felrode zonnestralen in de ochtendnevel duurden dan maar enkele minuten. Vaak moest ik het op een rennen zetten om net op die ene plek bij de Kouwerik te zijn omdat het licht elke minuut weer anders was en snel zijn rode gloed verloor. Voor een van die foto’s won ik nog een prijs in een foto- blad. In tegenstelling tot de schitterende, o-zo-Hollandse beelden in het vlakke waterrijke Water- land. Fotografisch gezien trok mij het allereerste daglicht het meest. Enfin, kijk zelf maar naar een paar van die beelden. P.S.: Maar kon ook zo maar een uur in ’t gras liggen om net die sprinkhaan goed in beeld te krijgen, die een paar parachuutjes uit de paardenbloem-bol de lucht in slingerde. De mooiste foto’s die ik ooit (met haar toestemming) maakte, was van een Berbervrouw dat in de buurt van El Djem in Tunesië in een verlaten woestijngebied liep met haar kind. Gemaakt eind jaren 70 toen wij daar op vakantie waren en er in Sousse nog maar één ho- tel was waarin wij toen verbleven. Ik denk dat er nu 80 hotels zijn in Sousse.

Trouwdag

In 2017 verhuisde ik van mijn inmiddels te grote huis in Apeldoorn naar een kleinere, maar comfortabele woning (zelfs met een complete inpandige sauna) in Oss. Deels omdat mijn woonlasten in Apeldoorn te hoog waren geworden en deels om dichter bij mijn zoon Max en zijn gezin te wonen. Ik heb niet het eeuwige leven en vind het nu op hogere leeftijd erg prettig om in de buurt van mijn familie te zijn. Waarbij ik andersom, ook voor zoon Max nu per fiets bereikbaar ben. Alleen maar win-win dus, zoals men dat tegenwoordig noemt.

In veel opzichten ben ik er naar mijn gevoel ook op vooruit gegaan: over het algemeen staat men in deze contreien wat vriendelijker ten opzichte van elkaar, ook al kom je zelf niet uit de streek. Ook heb ik een meer persoonlijke, hulpvaardige benadering ervaren van o.a. gemeentelijke diensten en dienstencentra waarop ik tot nu toe een beroep mocht en kon doen. Heel plezierig als je van buiten komt en wildvreemd bent in het Brabantse land.

Dat was in mijn vorige woonplaats compleet het tegenovergestelde waarbij deze 'zuidelijke benadering' nog meer opvalt als je als een vreemde eend in de bijt hier komt wonen.

Ondanks al deze voordelen miste ik wel een paar vertrouwde adressen die ik in mijn nieuwe omgeving (na mijn 20-ste verhuizing) ook weer moest vinden, zoals een hele goede Indische toko, een super-stink-kaaswinkeltje, enkele vertrouwde eethuisjes en een goede goudsmid zoals ik die in Apeldoorn had en die mij altijd een goed stuk werk leverde. Omdat ik jaren geleden een leerling-goudsmid die geen geld had, voor een zeer schappe- lijk prijs al mijn goudsmidsgereedschap had verkocht, was ik vanaf dat moment aange- wezen op een paar goede vaklui om mij heen, want ideeën had ik nog wel maar kon ze bij gebrek aan eigen gereedschap zelf niet meer uitvoeren.

Die Indische toko was er gelukkig en zelfs dicht bij mij in de buurt in Oss. Dat superstink- kaaswinkeltje helaas niet (alleen met het meest gangbare spul dat je tegenwoordig bij de meeste supers vindt), de eethuisjes op enkele na en de goudsmid nog helemaal niet. Omdat ik af en toe nog steeds vraag krijg naar klusjes in mijn eigen sieradenvak moest ik dus op zoek naar een goede goudsmid om te voorkomen dat ik voor elk karweitje 200 km heen en weer naar Apeldoorn moest rijden. Ik zocht een goede vakman op een voor mij meer bereikbare plaats op minder afstand.

Diep gravend in mijn geheugen kon ik mij nog vaag herinneren, dat mijn vrienden Frank en Kirsten uit Duitsland, als ze een bezoek aan familie en vrienden brachten in Nederland, ook wel een bezoek brachten aan een oud schoolkameraadje van Frank (van zijn interna- tionale kostschool Beverweerd bij Werkhoven, Utrecht), die een goudsmidsatelier in Velp (bij Grave) had. Frank had mij destijds een foto laten zien van het huis waar zij woonden. En omdat Velp hemelsbreed maar enkele kilometers ligt vanaf mijn huis in Oss, dacht ik dat het goed was met haar en haar echtgenoot eens kennis te maken, hoewel ik niet meer wist hoe zij heette. Google bood uitkomst en via 'goudsmid Velp' en via Google Maps her- kende ik het huis van de foto die Frank mij ooit had laten zien. Bingo dus !

Om nu verder te kunnen met mijn verhaal, moet ik eerst wat meer achtergrond-info kwijt: Frank S. leerde ik kennen via het juwelenatelier Rodrigues & Cohen in Amsterdam waar ik destijds bedrijfsleider was en waar zijn moeder een van de weinige vaste particuliere klan- ten was met haar voorkeur voor fraaie juwelen. Wat ongebruikelijk was, want R&C werkte alleen voor de detailhandel, voor juweliers. Maar zij was bevriend met Jack Rodrigues en zoon Frank kwam wel eens mee met mama en zo leerden wij elkaar kennen, midden zeventiger/ begin tachtiger jaren van de vorige eeuw. Nu dus ongeveer 50 jaar geleden !

Na enige omzwervingen via Arnhem, Waalwijk en Kleve kwam Frank terecht in Bad- Godesberg bij Bonn en trouwde daar met een zekere Kirsten die hij had leren kennen. Frank nodigde mij bij die gelegenheid uit als 'his best man', zijn getuige op zijn trouwdag en zo leerde ik zijn charmante vrouw Kirsten kennen. In al die tijd hebben wij contact gehouden ook al woonden we niet bij elkaar in de buurt.

Waarbij ik moet vermelden, dat ik in de zeer depressieve periode van mijn leven, toen ik zóveel moest opgeven en loslaten waarvoor ik zo hard – vaak tegen de stroom in- had ge- vochten vanwege problemen met mijn gezondheid, ik Frank nog immer verschrikkelijk dankbaar ben. Dankbaar dat ondanks mijn negatieve, depressieve afwijzingen hij onverminderd met mij contact bleef houden door vrijwel om de week mij te blijven bellen om niet op te geven en mij moed in te spreken. Die vriendschap is voor altijd gebleken, storm- en wintervast !

Terug naar juni/juli 2020. In een van onze huidige contacten via WhatsApp of telefonisch liet Frank mij weten, graag de oude witgouden trouwring van zijn moeder te willen laten ombouwen naar een fraaie solitair met een mooie briljant voor zijn vrouw Kirsten die ook wat mocht kosten.

Of ik daarvoor een idee had. Natuurlijk had ik dat wel, maar wat moest dat dan worden. En, omdat ik Kirsten inmiddels ook heb leren kennen, vroeg ik wat zij daarvan vond en of zij daarvoor ook zelf al een idee had. Dat had ze natuurlijk ! En na een paar dagen, kwam er een suggestie. Zoiets moest het voor haar zijn, niet strikt maar in die richting. Heerlijk als iemand zelf al een idee of een bepaalde voorstelling heeft.

Hoe je het ook wendt of keert: ook hier is er sprake van meerdere wonderlijke toevallighe- den omdat: 1. Frank’s oude schoolkameraadje uit Beverweerd later goudsmid(se) werd, 2. en die óók nog trouwde met een goudsmid die, 3. samen met mij als Frank's oude vriend van Rodrigues & Cohen 4. van de trouwring van Frank’s moeder, ooit gemaakt bij Rodrigues & Cohen 5. een speciale nieuwe solitairring voor Frank’s vrouw Kirsten hebben gemaakt 6. voor hun 15-jarige trouwdag 7. waar ik persoonlijk -als Frank’s destijds getuige- ook weer bij was in Duitsland. Frank heeft er een hele goede fles wijn voor ontkurkt en we hebben getoast op hun geluk en onze vriendschap.

Curry

Ik was daarvóór begin augustus ook al een paar hele fijne dagen bij mijn vrienden Frank en Kirsten in Duitsland en in hun voor mij nieuwe huis met heerlijk bloemrijke tuin waar ik nog niet eerder was geweest. Had inmiddels uit de vele verhalen van Frank in de loop der tijd begrepen, dat met name Kirsten een enorme passie had en heeft voor koken en voor bijzondere recepten uit de Mediterrane en Oosterse keuken. Dat kon natuurlijk niet beter want het zijn beide grote liefhebbers van Frankrijk (met name Bretagne) en echte Bour- gondiërs met beide een uitgesproken voorkeur voor wijnen uit de Bourgogne. Net als ik overigens....

In de paar dagen dat ik bij hen te gast was, heb ik me aan den lijve kunnen overtuigen van de verfijnde smaak van beiden voor goed en lekker zelfbereid eten. In de logeerka- mer waar ik sliep stond een boekenkast vol met alleen kookboeken. Naar mijn ruwe schatting waren dat er minstens 250, als het er niet meer waren. Het plaatje mag duidelijk zijn: een stel fijne vrienden, dol op zelfbereide, goede en bijzondere gerechten. In menig opzicht is ook onze gedeelde voorkeur voor de origineel Indisch-Javaanse keuken en In- diase gerechten dezelfde. Dat dat werkelijk zo is, moge blijken uit het volgende voorval.

Een paar maanden geleden had ik een website ontdekt van een gedreven foodie die ja- renlang in het buitenland had gewoond; in Zuid-Amerika, Afrika en Zuidoost-Azië en overal de lokale producten had geproefd en de buitgemaakte recepten had geprobeerd. Welnu omdat ik elke dag iets gezonds, voedzaams of lekkers wil eten stuitte ik al blade- rend door haar blog op een bijzonder recept: Butter chicken: een romige Indiase kipcurry.

Dat leek me geweldig, dus een boodschappenlijstje gemaakt van de dingen die ik nog no- dig had en de volgende morgen bij Appie Heijn een en ander gehaald. En terwijl ik alle boodschappen uit mijn tas in de keuken uitstalde, kwam er een Whatsappje met foto bin- nen van Frank die wilde vertellen dat hij een slowcooker/sous-vide pan had aangeschaft waar wij het al een paar dagen over hadden gehad. Waarop ik vraag: Wat is het eerste dat je er mee gaat maken?

Antwoord: Butter chicken curry. Holy moly, van exact dezelfde site en exact hetzelfde re- cept ! Als dàt al bijzonder is dat wij beiden op hetzelfde recept van dezelfde foodie stuit- ten uit de miljoenen aanwezige internet recepten, is het dat helemáál dat wij notabene exact op dezelfde dag (!) met datzelfde recept bezig waren. Telepathie op 260 km afstand. Ongelofelijk !

Een monument

Omdat ik het na mijn bypass wat kalmer aan moest doen en niet meer dagelijks met erger- nis in de file van en naar Amsterdam wilde staan, zocht ik een zinvolle lokale bezigheid die mij geen stress zou opleveren. Die vond ik als website-webmaster voor de wijk waarin ik toen in Apeldoorn-Zuid woonde en waarvoor ik een oproep in een lokale krant had zien staan. Ik vond het een boeiende uitdaging om een website als een nieuw communicatie- medium tussen gemeente en wijkbewoners op te bouwen. Dat betekende: een totaal nieuwe website opzetten met behulp van door de gemeente Apeldoorn ter beschikking gestelde prefab-sjablonen, maar ik was toen ook al eigenwijs genoeg om te zeggen dat ik die niet wilde en de site zelf wel op mijn eigen manier zou op- zetten en maken. En dat heb ik toen gedaan, waarvan men vond dat dit verreweg de mooiste website was van de overige vier grote wijken in Apeldoorn. Ook met een door mij toen ontworpen eigen wijkraadlogo, waarvan ik tot mijn plezier zag, dat die nog steeds als logo van de wijkraad wordt gebruikt.

Ik had daardoor veel contact met het bestuur van die wijkraad en de gemeente die op een bepaald moment mij vroegen, of ik de bestaande vacature als secretaris wilde vervullen omdat men vond dat ik wel kon schrijven. Dus na 'n jaar was ik tevens bestuurssecretaris van de wijkraad Apeldoorn-Zuid, waar het alleen in deze wijk al over meer dan 30.000 in- woners ging die er woonden en leefden. Er speelde nogal wat in zo'n grote wijk op elk ter- rein en op elk niveau, waarbij veel schriftelijk moest worden gecommuniceerd naar allerlei instanties, zoals naar andere gemeentelijke en provinciale diensten, besturen en (bewo- ners)-verenigingen. Als nieuwe secretaris werd ik nu rechtstreeks door de gemeente op de hoogte gebracht van alle grote en kleine bestuurlijke en planologische ideeën en plannen die er op gemeentelijk niveau speelden. Andersom gaven wij ook de gemeente op bewo- nersniveau feedback over de meest uiteenlopende zaken uit de wijk.

Zo kwam ik op een gegeven moment 10 minuten te laat op een bestuursvergadering en hoorde ik dat er enthousiast en lyrisch werd gesproken over een heel nieuw wijkje dat in Zuid was gepland met fraaie oude bomen waar iedereen het over had en met veel com- mentaar zoals: ’Tjonge, wat zou ik graag op die unieke plek willen wonen, maar dat zal waarschijnlijk voor mij niet betaalbaar zijn.’

Wat was er aan de hand: in die 10 minuten van de vergadering die ik had gemist, had een wethouder van de gemeente een korte mondelinge toelichting en uiteenzetting gegeven op plannen voor een nieuw te bouwen wijkje met ongeveer 60 woningen in Zuid.

Wat van belang te weten is, dat in Apeldoorn-Zuid een groot elektriciteitsstation staat dat al meer dan 50 jaar niet meer in gebruik is. Het lag maar 2 kilometer van mijn ouderlijk huis en ik kon mij het gebouw als jochie van 'n jaar of tien nog goed herinneren want ik kwam er met mijn fiets vaak langs. Het was weliswaar oud en verwaarloosd, maar ik vond het erg mooi en het intrigeerde mij toen bijzonder. En omdat ‘men’ kennelijk vond dat het gebouw niet meer was om aan te zien, had de toenmalige elektriciteitsmaatschappij als ei- genaar -die geen cent meer aan renovatie wilde spenderen- alle muren en gevels volle- dig laten afdekken met grote grijze metalen platen die het gebouw zo'n 50 jaar aan ieders oog hadden onttrokken.

Welnu, dat gebouw zou dus eindelijk tot ieders opluchting worden gesloopt en zou plaats- maken voor dat nieuwe wijkje. De huidige eigenaar NUON had de sloopvergunning van de gemeente al in de zak en de sloop kon elk moment beginnen. Dat nieuws kwam die wet- houder de wijkraad dus bekendmaken. ‘Gelukkig’, zei iedereen, ‘dat foeilelijke gebouw maakt dan eindelijk plaats voor een mooi nieuw wijkje’. Dat was dus ook kassa voor de gemeente Apeldoorn en iedereen was blij.

Maar die lol verging eenieder zeer snel toen ik heel beslist zei, dat ik voor dat al genomen besluit van de gemeente persoonlijk dwars zou gaan liggen, want achter die gore platen ging iets heel moois schuil, zo kon ik mij dus nog herinneren. Als getergde inwoner zou ik dat plan van de gemeente met alle middelen trachten te blokkeren. Vooral ook omdat ik er inmiddels meer van wist, me in de bijzondere architectuur van het gebouw had verdiept en trok vervolgens hevig protesterend aan alle denkbare bellen (Oudheidkundige Vereniging, de lokale Monumentencommissie die hierin enorm had geblunderd, de Federatie Indus- trieel Erfgoed, de lokale Zuidkrant en, mijn inmiddels gemaakte protest-website etc.) om- dat kennelijk niemand wist dat dit een bijzonder monument was dat absoluut gespaard moest worden van de sloop omdat het gebouwd was, zoals ik had ontdekt, in de stijl van de Nieuwe Haagse School, vergelijkbaar met de architectonische werken van Dudok, Berlage en de Amerikaanse architect Frank Lloyd Wright, de architect van het beroemde House Fallingwater en het al even beroemde Guggenheim Museum in New York.

Door een toevallige omstandigheid (ik had een slijmbeursontsteking in mijn arm opgelo- pen bij een krachtklus) kwam ik bij mijn fysiotherapeut en terwijl ik door hem werd ge- masseerd, vertelde ik hem dat hij in zijn praktijk wel erg klein behuisd was en dat ik een mooi pand voor hem wist. Maar wat als grapje begon, is toen toch verder gaan rollen en na een jaar werd mijn fysiotherapeut uiteindelijk de koper van het pand dat hij grondig en met veel respect restaureerde en nu is gevestigd op die grote, prachtige locatie. En in het enige monument in Apeldoorn-Zuid. En dat zag en wist ik al als 10-jarig jochie.

Natuurlijk niet met de architectonische details die ik later ontdekte, maar had al wel het gevoel dat het een bijzonder waardevol object was. De protest-website die ik toen ge- maakt had, heb ik nog steeds bewaard en kun je hier nog eens terugzien. Trots ben ik er nadien ook met mijn bolide eens langsgereden voor een sfeervol plaatje.

Kippenboer

Wij woonden destijds heel happy en rimpelloos in Landsmeer bij Amsterdam toen mijn schoonmoeder in Loenen o/d Veluwe eerst lichte, maar later ernstige verschijnselen ver- toonde van dementie. Na vele malen paniek-ritten te hebben gereden vanuit Landsmeer (vaak ook ’s nachts) omdat we alarm-telefoontjes kregen dat schoonmamma ’s nachts in ondergoed en op blote voeten door het dorp liep, besloten we te gaan verhuizen en op zoek te gaan naar een woning bij haar in de buurt zodat we meer toezicht zouden kunnen houden op haar doen en laten, vooral ook omdat ze alleen woonde.

Bovendien was het in die tijd voor mij een droom om een grote werkplaats te bezitten waarin meerdere vakmensen in een open en voor publiek toegankelijke ruimte aan het werk zouden zijn, zoals een beeldhouwer, een bronsgieter, een pottenbakker, een glas- blazer en ik als goudsmid met daarbij een expositie- en galerie-ruimte. Daarvoor had ik een grote ruimte nodig en die vond ik viavia in een te koop staande boerderij in Eerbeek, een paar kilometer van schoonmamma in Loenen. Perfect dus, maar voordat het zover was, moesten eerst een paar obstakels worden geruimd.

Ik had mijn huis in Landsmeer zonder makelaar verkocht aan twee elkaar liefhebbende vriendinnen via een mooie foto die ik bij een paar AH-winkels had opgehangen op de daar aanwezige gratis advertentieborden. Heel simpel dus zonder makelaar. Wel in het bezit van een stapeltje documenten van de ‘Vereniging Eigen Huis’ om ook juridisch die ver- koop vlekkeloos te laten verlopen. En dat verliep vlekkeloos. En scheelde beide partijen veel geld. De verwaarloosde boerderij die we kochten in Eerbeek, kochten we niet van de boer die er tot 3 maanden daarvoor zelf nog woonde, maar inmiddels via ruilverkaveling een nieuwe boerderij bewoonde met veel bouwgrond in Voorst bij Zutphen. Die boer had zijn boerderij in Eerbeek met 8 hectare bijbehorend bouw- en weidegrond inmiddels verkocht aan een onroerend goed-speculant, kippenboer Z. in Barneveld. Ook al woonde de boer er dus zelf niet meer, hij kwam met zijn tractor nog wel elke week een paar dagen de daar aanwezige grond bewerken en verbouwde er op een paar hectare ook nog maïs. Dus toen ik de boer op zijn tractor op het land in Eerbeek aansprak, vertel- de hij mij dat hij met toestemming van de nieuwe eigenaar het land nog bewerkte, maar de grond en de boerderij waren niet meer zijn eigendom en verwees mij naar die boer Z. in Barneveld. En voegde eraan toe: ‘Als te zijner tijd u de boerderij nog van binnen wilt zien, dan kunt u de sleutels van het pand van mij krijgen en dan kunt u rustig alles van binnen bekijken. Voor verdere zakelijke afspraken moet u dus in Barneveld zijn’.

De kippenboer in Barneveld was een vermogende boer, die mij in zijn kantoor ontving waarin een grote eiken boekenkast stond gevuld met uitsluitend ordners die op alfabet wa- ren gerangschikt. 'Waar zei je ook alweer dat het was?', vroeg hij. 'O ja, in Eerbeek was het niet?' 'Dan moet ik kijken in ordner E', waarbij hij één velletje papier uit de dikgevulde ordner E haalde, mij voorlegde en vroeg: 'Is het dit?' En toen ik dat bevestigde, zei hij me dat ik het uitsluitend in zijn geheel kon kopen met 8 bunder (hectare) grond. Dat wilde ik beslist niet; ik was alleen geïnteresseerd in de boerderij met 1 hectare grond. 'Nou, dat is dan jammer, maar dan gaat het feest niet door.' Ik moest er nog maar eens over naden- ken, liet me daarna vriendelijk uit en dat was het dan in Barneveld.

Ik zal het verhaal niet onnodig lang maken, maar na nog 3 bezoeken daarna aan kippen- boer Z. ging hij toch door de bocht en zei bereid te zijn mij de boerderij te willen verkopen met de door mij voorgestelde 1 hectare grond. Het klinkt in dit kader misschien vreemd, maar de man gunde mij simpelweg die boerderij en de plannen die ik ermee had.

De voorlopige koopacte (ook nu weer tot stand gekomen zonder makelaar) moest op een vrijdagmiddag op het notariskantoor in Brummen worden getekend. Maar 's morgens een paar uur daarvóór was ik bij de boerderij met een fototoestel, trof de boer op het land, vroeg of ik de boerderij van binnen mocht bekijken, kreeg de sleutels Waarbij hij mij vertelde dat hij zo klaar was en terugging naar Voorst, maar als ik na afloop de zaak weer goed op slot zou doen en de sleutels onder de grote Keulse pot zou leggen dan mocht ik wat hem betrof mijn gang gaan.

Ik kon dus mijn gang gaan en heb op 50 foto's mét de belangrijke aanduiding van datum en uur alle objecten in het pand vastgelegd, zoals een compleet ingerichte en nog perfect werkend melkhuis met grote kostbare stalen melktank met een nog volledig functioneren- de pompinstallatie, een grote veevoeder opslagcontainer, krachtstroompompen voor o.a. het oppompen van grondwater en een besproeiingen-en sprinklerinstallatie, drinkbakken die allemaal nog werkten voor 50 koeien op de deel, etc. Van al die machines en installa- ties heb ik met name vastgelegd de wijze waarop ze waren verankerd met de boerderij.

Op de dag dat de definitieve koopoverkomst zou worden getekend zaten de kippenboer en ik om 14:00 uur weer op het notariskantoor in Brummen waar de acte zou passeren. Op het moment-supreme toen de pen voor de handtekening al was uitgereikt (die pen met de naam van het notariskantoor mochten we houden) legde ik zwijgend de 50 op vergroot formaat ontwikkelde foto's met datum en tijd die ik had gemaakt net vóór de voorlopige acte breeduit op het statige bureau en wilde vóór dat ik zou tekenen, eerst graag weten waar alle bij de eerdere acte door mij gefotografeerde installaties en machines waren ge- bleven omdat ik een uur geleden om 13:00 uur had bemerkt, dat die installaties er niet meer waren.

Iedereen schrok zich het apezuur, de notaris, de getuige kandidaat-notaris en de kippen- boer die absoluut van niets wist. De verdenking van ontvreemding lag uiteraard direct bij de boer uit Voorst die na vele uren dat we op het notariskantoor nog zaten uiteindelijk van zijn land aldaar was opgetrommeld en nu ook aanwezig was. 'Ja’, was zijn simpele antwoord, ‘dat had hij inderdaad allemaal meegenomen, want hij had van mij begrepen dat ik toch geen koeien zou houden en die machines en installaties toch niet nodig zou hebben’. Dat werd een ingewikkeld handjeklap want ik had inmiddels bij diverse boeren al taxaties gekregen wat die installaties nog waard waren en mijn aankoopprijs flink werd verlaagd, er moesten nieuwe aktes worden uitgeprint en uiteindelijk rond 21:00 uur werd de koopakte door mij getekend in een kantoor dat inmiddels na 7 uur ook blauw stond van de sigaren- rook. De kippenboer pakte na afloop mij bij de arm en zei: 'Als u ooit zonder werk komt of iets anders wilt gaan doen, dan kunt u bij mij terecht'. Er is een simpele regel die ik kende en die is: dat al wat aard- en nagelvast met een on- roerend goed is verbonden, behoort tot dat onroerend goed. Dus toen ik de voorlopige koopakte tekende behoorden deze zaken al tot het pand dat ik had gekocht.

Middeleeuwse boerderij

De grote ernstig verwaarloosde van oorsprong middeleeuwse boerenhoeve ( 27 mtr lang x 15 mtr. breed) op een prachtige locatie midden in het dorp Eerbeek en hier, hier, hier en hier heb ik zelf gerestaureerd waarbij ik al het metselwerk-, timmer- en restauratie- werk eigenhandig heb uitgevoerd. Het enorme verschil is goed zichtbaar in voor en na de restauratie met twee foto’s, gemaakt vanuit hetzelfde standpunt.

Heb metselen geleerd via een metsel-cursus bij de Vereniging ‘De Nederlands Bak- steenindustrie’ en timmeren door veel te kijken naar oude boerderijen en het raadplegen van oude houtbewerkings-handboeken. Zie foto 1, foto 2, foto 3, foto 4 en foto 5.

Het dakdekken met riet is een vak apart en dat heb ik vele jaren later laten doen door een goede rietdekker nadat bij een enorme januari-storm het oude rieten dak compleet was ingestort ! Ook heb ik door intensief archiefonderzoek in o.a. Zutphen en Arnhem (de ar- chieven van de streek werden circa 170 jaar geleden door een fatale brand in een kerk in het naburige dorpje Hall verwoest, zodat er geen plaatselijk archief meer bestond) de totale geschiedenis van de boerderij, de plaats en de streek terugvonden in het Haupt- StaatsArchiv in Düsseldorf, inclusief een zestal eeuwenoude, handgeschilderde en per- fect bewaard gebleven perkamenten kaarten uit 1600, waarvan niemand tot op het moment van mijn ontdekking het bestaan kende.

Mijn speurwerk in archieven - waarvoor ik eerst het oud-Nederlands schrift heb moeten leren lezen - had opgeleverd, dat de boerderij eeuwen lang in het bezit was geweest van het klooster Stift und Abtei in Werden in Duitsland als geldbelegging in boerderijen en landbouwgronden, waarbij de boer z.g. thijnsen (erfpacht) moest betalen aan het klooster in de vorm van landbouwgoederen, waarmee dan weer voedsel voor de allerarmsten kon worden verzorgd. Welk armenzorgsysteem werd overgenomen en voortgezet door het Sint Anthony Groote Broederschap in Zutphen door aankoop van meerdere boerderijen in de streek waaruit later de sociale armenzorg Providentia is voortgekomen, dat ook voor- loper was van ons huidige ziekenfonds. Destijds zat de adel en de geestelijkheid er zeer warmpjes bij en werd er door kloosters geld geïnvesteerd in landbouwgrond en boerderijen. Dat gebeurde in de abdij in Werden dat tot het bisdom Münster behoorde, tot aan de rivier de IJssel, want daarna westwaarts viel het onder de kerkelijke invloedsfeer van het bisdom Sticht (Utrecht).

De boerderijen Wensinck en Illinck (die westelijk van de IJssel lagen en dus eigenlijk niet tot hun invloedsfeer behoorden) waren destijds zo groot en belangrijk, dat er voor deze boerderijen een uitzondering werd gemaakt. Waardoor ook het bezit ervan volledig werd vastgelegd. De meer dan duizend jaar oude archieven en kunstschatten van het klooster in Werden ( een inmiddels in de stad Essen ingelijfd buurtschap) werden uit voorzorg tijdens WW2 in ondergrondse grotten en mijngangen in Zuid-Duitsland ondergebracht om- dat het hemelsbreed dicht bij het vermaarde ‘Villa Hügel’ lag dat het buitenhuis was van de Duitse staalbaronnen Krupp en men bang was dat zowel de gigantische villa (met 269 kamers) alsook het nabijgelegen klooster in de oorlog niet gespaard zouden worden.

Desondanks bleven deze historische gebouwen voor de stad Essen volledig intact. Na de oorlog zijn de eeuwenoude carthografische kaarten van het bezit van het klooster terechtgekomen In het HauptStaatsArchiv in Düsseldorf. Waar ik ze voor het eerst in honderden jaren ontdekte. Daarmee kreeg ook de door brand verloren gegane geschie- denis van de plaatsen Hall en Eerbeek een zeer onverwacht, nieuw historisch gezicht. Een grote fototentoonstelling van de bijzondere perkamenten kaarten (uiteraard niet de originele kaarten, maar grote foto’s ervan die we in Düsseldorf hadden gemaakt) kreeg veel lokale aandacht en was destijds het gesprek van de dag.

Op kaart 1 (rechts onder het midden) en kaart 2 (links onderin) staat onze boerderij in Eerbeek op de kaarten weergegeven als ‘Wensinck’ die in die tijd veel grondbezit had ge- tuige de andere kaarten 2a, kaart 3, kaart 4, kaart 5 en kaart 6 en deze compilatie .

Het waren heel bijzondere kaarten; met de hand geschilderd op kostbaar z.g. baginen- perkament, elke kaart ongeveer 1,50 meter breed. Het opmeten gebeurde in die tijd met landmeterskettingen waar ze vele weken mee bezig zijn geweest. De schaal waarin de kaarten werden gemaakt staat aangegeven op elke kaart, namelijk in Rijnlantse Roeden die ik heb omgerekend naar ons metrische stelsel.

En wat blijkt: de 6 kaarten sluiten precies op elkaar aan en geprojecteerd op een heden- daagse moderne kaart liggen alle wegen uit de plaats Eerbeek en omgeving tot op de meter nauwkeurig nog precies (!) zoals rond het jaar 1680. De perkamenten kaarten zijn een exacte projectie van bijna 350 jaar oud ! Na bijna 20 jaar restaureren en verbouwen moesten we de boerderij – in de eindfase van de restauratie- vanwege ernstige hart- en vaatproblemen van mijn kant, met ‘bloedend hart’ verkopen. De fysieke roofbouw die ik al die jaren op mijzelf had gepleegd, eiste zijn tol. Behalve alle opofferingen bij het gemis aan enig wooncomfort in de vele jaren van restauratie en verbouwingen, gaf onze nieuwe leefwijze buiten en op het land in alle sei- zoenen ons toch ook heel veel terug in al die bijzondere jaren. In het voorjaar en in de zomer altijd buiten met een enorme vrijheid, waarbij onze voor- deur immer open stond voor -om een praatje verlegen dorpsgenoten- met de fles jonge jenever op de keukentafel. Met in de weekenden familie en vrienden die langskwamen, want wij woonden jaloersmakend relaxed buiten met bijna een hectare weiland en grond om onze grote boerderij, onze paarden, Berner Sennenhonden, poezen en onze geit, die we hadden gekregen om aan een stokje het gras kort te houden.

Dat buitenleven veranderde ons zelf ook, leefden bij de dag en genoten van die natuur- lijke rijkdom met volle teugen. Voor Con waren die veranderingen het hevigst, ze huilde toen we de boerderij inkwamen bij gemis aan gas, warm water, douche en elk denkbaar comfort en ze huilde ook bij het afscheid toen we vertrokken vanwege het enorme gemis aan dat heerlijk, vrije buitenleven en ‘way of life’ waar ze in de loop der tijd enorm aan ge- hecht was geraakt.

Omdat ik de boerderij zonder makelaar zelf wilde verkopen plaatste ik een advertentie in de Telegraaf waarop veel reacties kwamen o.a. ook van de huidige minister van Justitie, de heer Ferdinand Grapperhaus die zijn grote bibliotheek royaal wilde huisvesten. Uiteindelijk verkocht ik de boerderij aan een beeldhouwer die veel expositieruimte nodig had en een beeldentuin wilde inrichten op de rondom de boerderij aanwezige grond. Wij verhuisden naar een net nieuw opgeleverd huis in Apeldoorn op een prachtige locatie, met uitzicht op een fraaie bosrand.

Roofbouw

Afgezien van een feestje, een verjaardag, familie- en vriendenbezoek en het buitenleven, was het doordeweekse dagelijkse leefpatroon van mij na aankoop van onze boerderij er een waarbij ik mij in de daaropvolgende twintig jaar heel veel heb moeten ontzeggen. Ik was in de dertig, enthousiast, energiek, sterk, optimist en vol vertrouwen dat ik de giga- klus zou klaren. Behalve een werkplaats voor verschillende creatieve beroepen, wilde ik eerst en vooral een warm en comfortabel huis voor mijn gezin creëren. Dat werd dus heel lang: niet lullen, maar poetsen.

Om een beeld te geven wat dat voor mij dagelijks inhield, afgezien van ook nog de kost verdienen in een nog jong bedrijf in Amsterdam, zag mijn dagindeling er als volgt uit: 's middags tussen vijf uur en half zes de auto instappen op weg naar huis met nog een paar honderd automobilisten die -met de blik op oneindig- allen dezelfde kant op gingen. Was dan thuis tussen half zeven en zeven uur. Dan ging het 3-delig pak uit, een trui met spijkerbroek aan en werd er samen gegeten.

Rond negen uur ging er cement, kalk en zand met een plens water in de kuip (later een betonmolen) – en bij de winterdag met de bouwlamp aan - en werd met onderbreking van een kop koffie en een paar biertjes doorgeknald tot half twee 's nachts. Dan was het ge- reedschap, kuip en molen schoonmaken. Om twee uur bed in tot zes uur (ik had aan 4 uur slaap genoeg), opfrissen, weer in 't driedelig blauw, grijs of beige pak, ontbijten en daarna (toen) in anderhalf uur weer naar Amsterdam. Dat heb ik bijna 20 jaar volgehouden met dat verschil dat de sloophamer, koevoet en kruiwagen voor het afvoeren van puin plaats maakte voor speciekuip en troffel, opnieuw ingewisseld voor verdeler, slangen, koppelin- gen, rand- en ondervloerisolatie voor vloerverwarming en daarop vloertegels leggen voor een woonkamer van bijna 100 vierkante meter, vervolgens zaag-, schaaf- en schuurma- chines bedienen voor houtbewerking en weer later afgewisseld door kwasten, thinner en potten verf.

En in de weekends altijd buiten in de tuin of op 't land bezig. Heb in de loop der tijd 120 ton puin eigenhandig opgepakt en met de kruiwagen afgevoerd. Als je in de ene hoek van het land klaar was, kon je weer in de andere hoek opnieuw beginnen. Gras, planten en bomen groeien nou eenmaal door en dat moet je wel bijhouden ook heb je er wel eens minder zin in. Desondanks en ondanks alles, was het een van de gelukkigste periodes uit mijn en ons leven waar ik nu met verbazing op terugkijk hoe ik dat heb volgehouden.

Anders gezegd, heb ik 20 jaar roofbouw op mijzelf gepleegd waarbij ik nooit rust nam (kon of wilde nemen). Precies op mijn vijftigste vertelde mijn hart dat het mooi was geweest en volgden vele operaties in de Sint-Antonius kliniek in Nieuwegein waar de verpleegkundi- gen zelfs mijn naam kenden. Dat ik nu nog rondloop heb ik opnieuw te danken aan die al eerder opgedoken fantastische engelbewaarder die ik schijn te hebben.

Zoef

Toen ik in mijn boerderij boven op een van de slaapkamers in het weekend een keer bezig was, hoorde ik plotseling buiten een enorm gekrijs van vogels en zag toen ik uit het raam keek, een hele groep met eksters die kennelijk om iets vochten, zo leek het. Ik rende naar beneden het weiland in waar de eksters als gekken tegen elkaar te keer gingen en toen ik al handenklappend en schreeuwend dichterbij kwam, stoven de eksters uiteen en zag ik een klein bruin hoopje in het gras. En dichterbij zag ik dat het een heel jong haasje was. Ik pakte het beestje voorzichtig op, stopte het onder mijn trui terwijl ik ermee naar binnen liep. Omdat ik dacht dat het goed was dat ik dat arme dier van de wraakzuchtige eksters had gered, was dat - zo bleek mij later - eigenlijk iets wat ik juist niet had moeten doen.

Wat ik niet wist was, dat ondanks dat 'schijnbaar voor mij verlaten' jonge haasje, moeder- haas altijd in de buurt was. Omdat een haas geen hol heeft laat moeder haar jongen ver- spreid in het veld liggen om geen aandacht te trekken van roofdieren. Ze zoekt ze regel- matig op gezette tijden op om ze te voeden. Maar doordat ik het jong had opgepakt en mijn geur nu aan het beestje zat, zou moeder haas dat jong nooit meer accepteren en voeden. Dat wist ik toen niet en kwam daar later pas achter.

Eenmaal binnen zette ik het voor mij zielige beestje op een badhanddoek in een grote kartonnen doos om het eerst rustig te laten bijkomen van de schrik en had ik even tijd om uit te zoeken wat ik ermee aan moest.

Toen mij via het internet bleek, dat de moeder van het haasje haar jong niet meer zou accepteren vanwege de 'vreemde' mensengeur, moesten we er rekening mee houden dat we het baby-haasje zelf met speen en fles moesten grootbrengen. Voor echtgenote en zoon Max was dat geen probleem en hebben dat heel plichtsgetrouw 3 weken volgehou- den.

Het beestje dronk gretig en groeide als kool en rende inmiddels al vrolijk rond in onze 100 vierkante meter grote woonkamer en wist ook al de weg naar de kattenbak die we voor hem (het was een jongetje) hadden neergezet waar driftig gebruik van werd gemaakt en als er al eens een ‘ongelukje’ was, was dat op de tegelvloer snel opgeruimd. Ja, wat dan na die melkperiode. Eerst maar eens de lokale konijnenfokvereniging gebeld, die zouden vast wel weten wat je zo'n beestje na die tijd moest geven. Wisten alles van konijnen, maar van hazen helemaal niets. De lokale dierenarts kon mij helaas ook niet verder helpen.

Toen kon ik mij herinneren dat tekenaar/illustrator Rien Poortvliet ooit in een van zijn boe- ken had geschreven, dat hij ook een jong haasje in huis had gehad. Die zou dus wel we- ten wat ik het beestje moest voeren. Ik belde Poortvliet en hij vertelde mij dat het voedsel van een haas heel divers is en bestaat uit een allegaartje van veel verschillende kruiden en plantenbladeren. Hij adviseerde mij in een weiland veel verschillende kruiden en plan- ten te plukken en te zien wat hij of zij het eerste weg vreet. Dat hebben we toen gedaan en dat was een succes. We wisten nu wat hij graag at en het beestje groeide als kool. Na een paar dagen, lieten we hem los in onze grote deel waar het ook naar hartelust kon rennen en springen.

We waren erop beducht dat het beestje niet te veel aan ons zou mogen wennen en dat we het weer een beetje moesten laten verwilderen, dus zetten we de deeldeur 's nachts open op een kier, zodat ie weg kon. De volgende morgen was ie inderdaad weg, maar enkele uren later zat hij weer rond te scharrelen in de deel. Dat viel tegen, maar de volgende nacht was ie toch definitief weg. Als we daarna onze Berner Sennenhond 's avonds uitlieten in het naastgelegen bos en we zagen daar een haas lopen, was het steevast: misschien is dat wel ‘onze Zoef’.

P.S.: Eksters in groepsverband zijn killers als ze een prooi kunnen pakken. Als de prooi ontkomt, zijn de beestjes zó opgehitst dat ze een zwakke vogel uit de eigen groep dood- pikken.

Stank

De boerderij die ik een groot deel van mijn leven heb gerestaureerd en herbouwd lag mid- denin de plaats Eerbeek, gemeente Brummen. Van oudsher werkten de meeste inwoners van deze plaats in een van de drie grote lokale papierfabrieken die het dorp rijk is. Vrijwel iedereen in het dorp verdiende direct of indirect zijn of haar boterham in deze overheer- sende industrie van de plaats.

Dat werd mij pas echt duidelijk, toen er op een nacht rond 3 uur hard en hevig op mijn voordeur werd gebonsd en een luide mannenstem riep om hulp. Verschrikt deed ik mijn slaapkamerraam open en zag beneden voor mijn deur een van mijn buren van een eind verderop staan die smeekte of ik hem alsjeblieft en in godsnaam kon helpen. De man was totaal overstuur, huilde en vertelde dat zijn zoon zelfmoordplannen had. Hij gokte erop dat ik als een van de weinigen in het dorp hem echt kon helpen, omdat ik niet van de plaatse- lijke industrie afhankelijk was. Wat was er aan de hand: de buurman zijn huis lag pal naast de waterzuiveringsinstallatie van die drie fabrieken met grote open bassins, die om de haverklap overstroomden en waarbij de stinkende smurrie zijn tuin in liep met een ondraaglijke stank waarin deze buren dag en nacht verkeerden. Dat was al zo vaak gebeurd, dat de twintigjarige zoon van de man na zovele malen doordraaide en tot wanhoop gedreven, een eind aan zijn eigen le- ven wilde maken. De bewuste buurman werkte als arbeider in een van de fabrieken, hij kon niks want 'de hoge heren' wilden niks voor hem doen en stuurden hem telkens met een kluitje het riet in. Ze zouden ernaar kijken, maar er gebeurde jaar na jaar niks. De overstromingen van de bassins bleven zich herhalen en de stank werd met de dag ondraaglijker. En dreef de man en zijn gezin tot totale wanhoop. Of ik hem alsjeblieft kon helpen. En mijn antwoord was onomwonden: Ja, ik zal je helpen.

Dat was en werd een zeer ongelijke strijd van David tegen Goliath zo werd mij al snel dui- delijk. De feodale fabrieksdirecteuren hadden het al generaties lang voor het zeggen en lieten zich niet ringeloren door een 'goldsmidje uut Amsedam' En als ik ja zeg, zeg ik ja all-the-way en dat hebben ze in Eerbeek geweten.

Alle landelijke ochtendbladen aangeschreven en ingetuned, naar Groningen gereden en hoogleraar Milieukunde van de Universiteit van Groningen, prof. Lucas Reijnders persoon- lijk uitgenodigd en erbij betrokken (in die tijd een autoriteit op dit gebied), studenten uit Utrecht die toen vochten voor het behoud van het bos Amelisweert uitgenodigd, met drie man een nachtelijke inbraak georganiseerd in de Universiteit in Wageningen waar wij waardevolle processtukken hebben gekopieerd van de hoogleraar die het opnam voor de fabrikanten in een proces, zodat we wisten welke strategie door hen werd gevoerd. Vier korte gedingen bij de rechtbank in Zutphen aangespannen en alle vier gewonnen.

En na 6 jaar strijd uiteindelijk gewonnen waarbij het huis van de bewuste buurman door de gemeente werd aangekocht (dat had ik de burgemeester ingefluisterd waarbij de fabrikan- ten zonder gezichtsverlies uit deze strijd kwamen) en de familie een huis in de omgeving konden kopen van hun keuze. Indirect gefinancierd door de drie 'hoge heren'. Voor mij was dat de belofte die ik was nagekomen om deze mensen te helpen. Naast de giga-restauratie van mijn boerderij had ik deze grote affaire toen ook op mijn bord.

Stank 2

Waarom ging het dan jarenlang mis in die gezamenlijke waterzuiveringsinstallatie van die drie Eerbeekse papierfabrikanten zul je je afvragen. Simpel: omdat de drie fabrikanten elkaars felle concurrenten waren waarbij alleen de zui- vering van hun afvalwater gezamenlijk werd georganiseerd in een grote biologische zuive- ringsinstallatie. De laborant van die installatie kreeg van die fabrikanten voortdurend lijsten met chemische waarden over de samenstelling van hun afgevoerde afvalwater.

Waarop de biologische waterzuivering precies kon worden afgesteld. Echter, die laborant kon aan de hand van genomen monsters uit de toeleverings-pijplijn van fabrikant X, Y of Z ook zien, waar iedere fabriek mee bezig was. En de laborant werd constant omgekocht om andere waarden te registreren. Zodat de fabrikanten van elkaar niets konden weten.

Dus gaven ze voortdurend valse en gemanipuleerde samenstellingen van hun afvalwater op waarbij de zuivering telkens volledig op hol sloeg, de bassins overstroomden of een niet te harden stank verspreidde. Conclusie: ordinaire broodnijd op grote schaal in dit Gelderse dorp. En daar werd dit gezin stomweg aan opgeofferd die ik gelukkig voor verdere ellende heb kunnen behoeden.

Maar moest er wel alles voor uit de kast trekken want de H.H.-fabrikanten waren sluw en nietsontziend. Toch is het ons toen gelukt ze figuurlijk de nek te breken. Dat was niet onze opzet, want we wilden alleen deze goudeerlijke simpele mensen weer enige rust in hun leven geven. En daar hebben we na 6 jaar strijd een paar goede flessen champagne voor ontkurkt. De bewuste familieleden werden onze vrienden voor het leven.

De man die midden in de nacht op mijn voordeur bonkte, vertelde dat anno 2000 het nog steeds zo was, dat als je met je gezin op zondagmiddag een van die directeuren in het dorp tegenkwam, je wel snel je zondagse sigaar diende uit te maken, want een arbeider met een sigaar, dat kon nog steeds niet. Oók niet anno nu. Feodale verhoudingen, maar in deze streek helaas nog steeds een realiteit.

Iets belangeloos en zonder voorwaarden te doen voor een ander, vroeg in dit geval behal- ve het hebben van zicht op perspectief en het uitzetten van een strategie ook veel moed.

Mazz’l

Ik was in de tijd dat ik gedwongen rust moest houden als gevolg van mijn infarcten en ik thuis niet kon stilzitten o.a. ook eindcorrector Frans, Duits en Engels voor het professio- nele vertaallbureau ‘Foreign Affairs’ in Amsterdam. Dat werk leek mij wel wat, ik hoefde er niet voor de deur uit en kon toch de kost verdienen. Uiteindelijk werd ik via meerdere zeer pittige digitale talen-toetsen als enige kandidaat geselecteerd uit 300 (!) sollicitanten voor deze job. Ik moest daarvoor het vertaalwerk van professionele vertalers nalopen en waar nodig corrigeren. Had menig maal met die verta- lers hooglopende verschillen van mening, maar drukte toch vaak mijn correcties door. Vanaf mijn bureau ging het door mij nagekeken werk rechtstreeks naar de drukker.

Het lastigste project was het controleren van bijna een boekwerk in het Frans van een omvangrijke studie uitgevoerd door de Universiteit van Utrecht over het Nederlandse koopgedrag voor het automerk , dat na mijn controle direct werd doorgezonden naar de fabrikant in Frankrijk. Maar in de meeste gevallen waren het kleinere projecten. Dat ik daarvoor met mijn neus in de boter viel, hou ik maar op mazz’l. En ‘Mazz’l muss man schon hab’n’, zo blijkt uit veel van mijn verhalen. En dat had ik op al mijn wisselende werk- en woonadressen mijn leven lang en daar ben ik me erg van bewust en ben daar bijzonder dankbaar voor. Vele malen klonk Margriet Eshuijs’ House For Sale’s tekst en muziek door in de stappen die we samen in ons leven hebben gezet. Echter, zonder mijn sterke, liefhebbende en door dik en dun immer loyaal steunende echtgenote – de grote liefde in mijn leven -, had ik al deze belevenissen nimmer, maar dan ook nimmer kunnen volbrengen.

Intouchables

Na enkele goede banen van mijn echtgenote als directiesecretaresse bij een psychiatri- sche kliniek, bij het Kadaster, de Verzekeringskamer dat later overging in de Nederlandse Bank, wilde zij op latere leeftijd de vrijheid om meer haar eigen werktijden te kunnen bepa- len. Die vond zij als organisator van een bescheiden uitzendbureau dat ze had opgezet met een aantal toegewijde dames en heren die tijdelijke hand- en spandiensten verrichtten in de zorg. Zo kwam zij in contact met een mevrouw die voor de langere termijn hulp zocht voor haar man, een ernstig verlamde MS-patiënt in de buurt van Utrecht. Of zij iemand be- schikbaar had voor de 24-uurs zorg voor haar man. Ja, dat had mijn echtgenote en belde op zaterdagavond de enig op dat moment nog beschikbare man op die zij voor deze klus ook geschikt achtte. Die was beschikbaar, dus mijn vrouw zegde die hulp toe. De dag erop, op zondagmiddag zegde echter deze zorgverlener af vanwege een plotse- ling opgekomen griep met flinke koorts. Wat te doen, ze kon die hulp voor de volgende dag onmogelijk zomaar afzeggen.

Toen keek ze mij lief aan met de vraag: ‘Wil jij me alsjeblieft helpen? Zou jij alsjeblieft mor- genochtend naar deze meneer willen toegaan zodat er tenminste iemand is die die me- neer kan helpen?’ Waarop ik dat idee van haar resoluut van tafel veegde met de opmer- king: ‘Nee, nee, dat ga ik echt niet doen, no way ! Bovendien zie ik 't helemaal niet zitten om iemands kont te wassen of zoiets. Nee, echt niet, vergeet het maar’. Maar mijn vrouw kende mij en zei toen: ‘En als je 't nu voor mij wilt doen, denk je er dan nog zo over? Bovendien hoef je niemands kont te wassen, want die fysieke zorg voor de man wordt door professionele verpleegkundigen gedaan en niet door jou’. Na nog 'n uur daarover verder gepraat te hebben, zegde ik uiteindelijk toe er in ieder geval morgen mij bij hem te melden.

De volgende morgen al vroeg op pad, maar had met mijn vrouw de afspraak gemaakt dat ze mij zou afzetten in de straat waar hij woonde en daar een kwartier in de straat wachten ingeval ik dat contact niks zou vinden, want dan zou ik binnen dat kwartier weer terug zijn bij haar in de auto. Mij was verteld dat ik via de garage naar binnen kon in zijn huis, omdat hij zelf geen deur kon openen. Die eerste kennismaking met deze MS-patiënt liep totaal anders dan ik had verwacht: het bleek een joviale, opgeruimde man met gevoel voor humor te zijn, van mijn eigen leeftijd die weliswaar fysiek totaal niets kon, maar zijn hersenen werkten nog perfect. En ik had vanaf het eerste moment een enorme klik met de man.

Ben twaalf jaar bij hem gebleven: elke week minimaal 3 etmalen achter elkaar (dus 52 we- ken per jaar) waarbij ik bij hem in zijn huis een eigen slaapkamer en eigen bedspullen had. Was elke avond tot 10:00 uur 's avonds bij hem en hij werd dan tegen die tijd door de dan bezoekende verpleegkundige met een til-lift uit z'n rolstoel getild, verzorgd en in zijn bed gelegd. De volgende morgen tegen acht uur was het de omgekeerde volgorde en aan de ontbijttafel was het mijn taak hem bezig te houden met de krant, ‘t laatste nieuws, plannen voor die dag, naar familie, vrienden, etentjes, uitnodigingen, lunchconcert-bezoek aan het Vredenburg in Utrecht, het Concertgebouw in Amsterdam, aan het bijzonder fraai gelegen Muziekgebouw aan het IJ, (hier op de foto in zijn rolstoel op de rug gezien) het North Sea Jazz Festival, naar familieverjaardagen en feestjes van oud-studiegenoten uit Groningen, van en naar een van de havens voor zijn jaarlijkse tiendaagse vaartochtjes in Duitsland op de Zonnebloem-boot, etc, etc. En overal reed ik hem met zijn aangepast busje in zijn rol- stoel naar toe. En overal liep ik naast hem om zijn elektrische rolstoel te bedienen, want dat kon hij zelf niet.

Hij kon zich in die rolstoel niet zelf bewegen waarbij elke move van zijn rolstoel, elke afge- legde meter, elk slokje water, elk glaasje wijn, elk hapje of welke zorgvuldig door mij berei- de hap van welke maaltijd dan ook via mijn hand ging, want hijzelf kon niets. En kookte voor de gasten die vaak meeaten, zoals hier bij het voorafje van het traditione- le midwinter-diner voor de familie of voor een kaasfondue. Die zorg van mij was geen lief- dewerk-oud-papier, ik werd daar ook heel fatsoenlijk voor betaald en kon dat op die ma- nier ook langer volhouden bij het wegvallen van mijn activiteiten in Amsterdam.

Vanzelfsprekend heb ik meerdere pittige theoretische en praktische cursussen moeten volgen en diploma’s moeten halen om mij ook in deze zorg te kwalificeren en daarin te mogen en te kunnen werken. En ik heb moeten leren koken want dat behoorde ook tot een van mijn voornaamste taken. Voordien kon ik alleen een blik appelmoes of doperwten openmaken en kook nu echt alles uit de Indische, Thaise of Noord-Afrikaanse keuken. ’n Mens kan alles leren, nietwaar? Samengevat was ik in alles precies dezelfde Personal Assistant als Omar Sy in de Franse film Intouchables en de MS-man die ik zo lang verzorgde, exact als de totaal verlamde hoofdpersoon in die film. Na twaalf jaar hield mijn zorgtaak op. Hij verkocht zijn villa en was er zorg voor hem in een gespecialiseerd zorgtehuis in Bilthoven. Na twaalf jaar heb ik hem voor de deur van dat te- huis afgezet. Hij was door zijn MS weliswaar een zeer egocentrische man geworden, maar ik was van hem gaan houden en wilde hem niet loslaten in zijn lot. Niemand in zijn omge- ving heeft ooit begrepen dat ik het zoveel jaren bij hem heb kunnen uithouden want hij was inmiddels voor velen onuitstaanbaar, maar mijn band met hem was te sterk.

Van mijn werk in de top van het Nederlandse diamant- en juwelenvak dat ik volledig beheerste naar uiteindelijk het werken in de zorg, heeft ook van mij een ander mens gemaakt.

Zorg

Als je al mocht denken, dat je in de zorg zonder diploma's van meerdere met goed gevolg doorlopen cursussen en training terecht kunt, dan vergis je je enorm. Dat dacht ik in het begin ook, maar ook daar kom je zonder papieren nergens. Er komt heel veel bij kijken voordat je bij het KIWA als geregistreerde zelfstandige zorgverlener ergens aan een bed kunt gaan helpen. Daarvoor deed ik verschillende theoretische en praktische dagcursussen in Den Haag, La- ren en Arnhem. Te beginnen met cursussen als 'helpende' en daarna als 'verzorgende'. Een kop thee naar iemand toebrengen daarvoor hoef je geen cursus te volgen, maar een 92-jarige mevrouw die niet kan bewegen ‘s nachts uit een poepluier helpen en verscho- nen, dat vergt wel enige handigheid en oefening. Dat voorbeeld is mij in de praktijk dan ook letterlijk niet bespaard gebleven.

Of wat denk je van de behandeling van decubitus- of doorligwonden, dat doe je ook niet zomaar, dat vraagt om een hoop kennis. Via een lokaal uitzendbureau kreeg ik ook het bij- zondere verzoek mee te helpen aan het opzetten van een zorgtehuis voor beginnend de- menterenden in Epe. Ook daaraan heb ik een half jaar meegewerkt, waarbij mijn eerste patiënt een lieve oud-marinepiloot was die elke nacht aan het ronddolen ging door het huis en ik hem weer in bed moest zien te krijgen. Hij was gek op lekker eten en ook mede door hem heb ik mij serieus beziggehouden met koken en het beleven van plezier eraan.

Na die periode was ik een paar maanden bij een lieve terminale mevrouw in Zutphen waarbij ik van 9 uur 's avonds tot 9 uur 's morgens moest waken en haar vriendin waar- schuwen als zij stervende was, opdat zij er niet zomaar tussenuit zou knijpen. Daar hoefde ik niets anders te doen als wakker en alert blijven in de naastgelegen keuken.

En dat waren voor mij vreselijk lange uren als je niets te doen hebt of niets kunt doen. Zij zat in de half-verduisterde grote kamer in een gemakkelijke fauteuil (ze wilde niet in een bed liggen) met een deken om haar heen. Af en toe riep ze of ik haar even wilde helpen met de deken opnieuw om haar heen in te stoppen of een glas water te brengen. De zeer erudiete mevrouw had in de kamer waar zij zowel overdag als ’s nachts dommelde en ha- zenslaapjes deed een enorme boekenkast.

Op een gegeven moment toen ik mij stierlijk verveelde, sloop ik héél stil haar kamer in, keek om de hoek om te zien of ze sliep en toen naar haar grote boekenkast om daar een boek uit te halen om iets te lezen te hebben. Ik had daar eerder al een fotoboekje ontdekt over Vézelay dat ik graag wilde inzien. En terwijl ik mijn hand uitstak om het boekje te pak- ken, bulderde zij luidkeels: 'Daar moet u van afblijven, die boeken zijn mij heilig.' Hevig geschrokken trok ik mijn hand terug en verdween mij excuserend weer naar mijn plekje in de keuken. Bij haar was ik ’s nachts totaal een paar maanden en ze overleed ook niet lang nadien.

Toen ik inmiddels alweer met een andere zorgklus bezig was, kreeg ik een pakje per post. Met het bewuste fotoboekje over Vézelay en een lief briefje van haar vriendin. Voordat zij overleed had ze haar vriendin uitdrukkelijk gevraagd mij dat bijzondere boekje te sturen.

Frustr8tor

In mijn vorige zorgverhaal kwam ik via een lokaal uitzendbureau in Epe terecht in een nog nieuw op te zetten zorgtehuis voor beginnend dementerenden waarin mij een hoofdrol werd toebedeeld om de eerste gasten/patiënten te ontvangen en te verzorgen.

In dat grote huis (eigenlijk twee doorgebroken jaren-dertig twee-onder-een-kappers) was de bovenverdieping aan enkele huurders verhuurd en de benedenetage verbouwd in een grote huiskamer, een goed uitgeruste keuken, vier slaapkamers met daarbij behorende se- parate douches en toiletten. En of ik wilde bijhouden en rapporteren wat daar in de prak- tijk nog aan ontbrak of mogelijk verbetering behoefde. Dit was een totaal nieuw project in een nog experimentele fase en mijn bevindingen waren daarbij van belang.

Nog niet erg ervaren in de kookkunst, pakte ik desondanks 's avonds met allerlei exotische gerechten voor mijn patiënt flink uit volgens het bekende motto: de liefde gaat nou een- maal door de maag. Op die exotische geuren kwam ‘s avonds ook een van de boven huurders af naar de keu- ken waar ik bezig was, nieuwsgierig naar wat ik aan het bereiden was. En na twee avon- den nodigde ik hem uit ook mee te eten omdat er altijd genoeg was en dat was zeer zeker niet aan dovemans oren gezegd. Dat werd voor mij een vaste gezellige mee-eter van het huis.

De man in kwestie was Albert E. een gescheiden politieagent uit Epe, maar die nog in de buurt van zijn kinderen in Epe wilde blijven wonen. Al na enkele avonden kwam hij met een heel verhaal over een uitdagend schaakprobleem (het 8 koninginnen-probleem) waar hij al jaren mee bezig was en die nu in een fase kwam dat er in werkelijkheid iets moest worden gemaakt of geproduceerd. De theorie had hij perfect uitgedacht, had inmiddels ook voetballer en plaatsgenoot Marc Overmars gestrikt als financier, maar in 'welke vorm dat moest worden gegoten' en hoe dat er dan moest komen uit te zien daarvan had hij nog geen flauw idee.

Vele uren en vele weekenddagen hebben we bij mij of bij hem thuis er over gesproken, plannen gemaakt, uitgewerkt, in 3D-getekend, logo ontworpen en op papier gezet. Uiter- aard heb ik ook met Marc Overmars het ontwerp en onze plannen besproken. En vonden de grote Nederlandse schaker Hans Böhm bereid – met foto - in het dan bij te sluiten boekje over het uitdagende spel een korte, maar zeer positieve uitleg te geven.

Na een half jaar werd ik weer op een ander zorgtraject gezet (ik was als zelfstandig zorg- verlener gewild in die tijd) waarbij ook het contact met Albert en het schaakpuzzel project verwaterde en voor mij – ongewild - naar de achtergrond verdween. Dat spel zag ik later voorbij komen maar helaas geproduceerd in een véél goedkopere uit- voering door ook een andere fabrikant in China gemaakt, dat jammer genoeg sterk afweek van mijn in eerste instantie veel chiquere ‘Apple-like’ insteek en uitvoering. Het spel Frustr8tor is nu alleen nog te koop als digitaal spel via Apple.

Zó zorgverlener en zó ontwerper van een boeiend en frustrerende schaakpuzzel waarvoor ik de allereerste opzet, de contouren en de schetsen had geleverd.

Sotheby's

De topbaan die ik heel graag op latere leeftijd had willen waarmaken maar na twee uitvoe- rige en indringende sollicitatiegesprekken in Amsterdam helaas niet heb kunnen binnen- slepen was de baan van internationaal juwelenexpert / taxateur voor het befaamde veiling- huis Sotheby's. Ik reageerde met mijn uitgebreide CV op een advertentie uit de NRC en kreeg daarop vlot een uitnodiging voor een nader gesprek op hun kantooradres aan de De Boelelaan, net achter het Holiday Inn Hotel in Amsterdam. Dat gesprek verliep daar naar mijn idee vlot en zonder problemen. Ik zou nog van ze horen, zoals dat meestal met sollicitaties gaat.

Enkele dagen later een uitnodiging voor een tweede gesprek, waarbij ik veronderstelde in ieder geval in de race te liggen met kennelijk een andere kandidaat. Dat was inderdaad het geval zo vertelden ze mij. In dat gesprek werden nog wat meer specifieke ervaringen uit mijn loopbaan naar voren gehaald en door mij nader toegelicht. Ook dat onderhoud was direct, openhartig en plezierig.

Een paar dagen later een uiterst correcte brief van Sotheby's dat hun keuze op de andere kandidaat-gegadigde was gevallen. Helaas !

Ik had toen graag nog willen reizen in de wereld als juwelenexpert en op bijzondere loca- ties en plaatsen bijzondere mensen willen ontmoeten voor beoordelingen, taxaties en mogelijke voorstellen voor veilingen van juwelen voor het gerenommeerde veilinghuis.

Toen ik later ontdekte wie mijn tegenkandidaat was in mijn 'Sotheby's-competitie', bleek de expert zijn naam mee te hebben: R. B. M. van N. tot P. (een bekende, oude Nederlandse adelijke familienaam) waarbij kan hebben meegespeeld, dat je met zo’n naam toch een wat gemakkelijker entree hebt in zekere kringen en contacten. En dat spreekt zo’n internationaal georiënteerd veilinghuis natuurlijk ook aan, afgezien van de kwalificaties van kennis, expertise en vakmanschap. Ik gunde de man zijn wereldbaan van harte. Desondanks was dat een topbaan voor mij op hogere leeftijd die helaas aan mijn neus voorbijging waarin ik veel van mijn juwelenkennis, ervaringen en vakmanschap had kun- nen aanwenden. Ben op mijn specialistische vakgebied altijd ambitieus gebleven omdat ik veel in de diamant- en juwelenwereld heb gedaan, veel heb gezien, geleerd en ervaren.

Maïté

Een jaar na Con's overlijden werd ik mij er langzaam van bewust, dat mijn kringetje sociale contacten wel heel erg klein was geworden. Ook doordat Con’s kennissen- en vriendenclub al snel vrijwel volledig wegviel. Aan die stilte en de ook door mijzelf gekozen periode van inkeer en heroriëntatie had ik zeker in het eerste jaar grote behoefte. Je moet opeens wennen aan die hele nieuwe positie in je bestaan dat je bijna vijftig jaar in alles hebt gedeeld met een ander die bijna je leven lang het begin en einde was van al je den- ken en handelen. Voor wie je alles deed en ook alles naliet.

Kortom, behalve het verlies van haar was dat ook een hernieuwde oriëntatie op en voor mijzelf: wat wil ik en kan ik nog....

Omdat we in die laatste maanden beiden enorm sukkelden met onze gezondheid, (Con met haar longkanker en ik met mijn hartproblemen) kwam regelmatig de vraag bij ons naar boven en die we elkaar toen stelden: Wat ga jij doen, als ik er niet meer ben. En dan kwam Con's vaste verhaal altijd: als ik er niet meer ben, dan moet jij niet alleen blijven, dat is niks voor jou. Zoek maar een leuke vriendin tegen die tijd. En met het verstrijken van de tijd na haar overlijden, werd ik me daar ook van bewust. Zo kwam ik op het idee, om minder in huis te blijven zitten en eens naar een theater, een concert, film of museum te gaan. Ik had in die tijd net een interessant verhaal gelezen over een bijzondere tentoonstelling dat, niet eens zo ver weg, ik graag wilde gaan bezoeken.

Dat was een beeldententoonstelling in 'Het Depot' in Wageningen. Dus op een zonnige za- terdagmorgen ben ik daarheen gereden. En viel bijna om van verbazing over zoveel in- drukwekkends en bijzonders dat ik daar aantrof: de unieke locatie, de gigantisch fraai ver- zorgde tuinen (een enorm arboretum) en de prachtige gebouwen waarin deze tentoon- stelling was gehuisvest. Het was een 'eyeopener' en een geweldige verrassing voor me en ik viel van de ene verbazing over de met zoveel zorg en fantasie samengestelde expositie, in de andere.

Ik voelde mij als in een totaal nieuw, voor mij nog onbekend walhalla van de top van de hedendaagse, figuratieve beeldhouwkunst in Nederland en heb urenlang met open mond al het moois in mij opgenomen. Ik was diep onder de indruk, temeer daar de man die dit allemaal in z'n eentje opgezet en gefinancierd had, een zekere Loek Dijkman , een ver- pakkingsfabrikant was die uit puur ideële motieven deze gebouwen en al het daarin ten- toongestelde beeldhouwwerk had aangekocht uit zijn bedrijfswinst om iets terug te doen aan zijn clientèle en aan de gemeenschap door het werk van de meest arme groep kunst- enaars, de beeldhouwers, op grote schaal aan te kopen en tentoon te stellen op deze on- Nederlandse, prachtige locatie. Je betaalde geen entree, werd aan de deur ontvangen door een charmante gastvrouw of gastheer die je even in kort bestek vertelde wat je waar kon zien. Kortom: onvoorstelbaar en overrompelend weldadig.

Toen ik al wat later in de middag in een van de kleinere expositieruimtes van de villa Hin- keloord gefascineerd naar dit beeld bleef kijken, vroeg een vrouwenstem achter mij met een zwaar Franse tongval: 'Wat vindt u daar zo mooi aan?' En toen ik mij omdraaide om te zien waar die stem vandaan kwam, keek ik recht in het vriendelijke gezicht van een on-Ne- derlandse vrouw en was aangenaam verrast door haar vraag en haar charmante en ver- zorgde verschijning. En terwijl ik haar aankeek, heb ik iets nogal voor de hand liggends gezegd over de kracht en de vitaliteit dat het beeld uitstraalde en dat ik daardoor erg ge- raakt was. Ook omdat een vrouwenbeeld meestal niet die enorme kracht uitstraalt en ik zei dat ik ervan onder de indruk was. Toen vertelde ze met een half Franse-half Nederlandse zangerige stem dat zij zelf beeldhouwer was en er in de toekomst waarschijnlijk ook een bronzen beeld van haar hier in Het Depot zou staan.

Ik was verbaasd, verrast en enorm gecharmeerd van haar verhaal en terwijl we in gesprek raakten over haar werk en waar ze woonde en werkte, kwam de museum-gastheer van de villa ons mededelen dat het bijna vijf uur was en of we zo vriendelijk wilden zijn ons lang- zamerhand naar de uitgang te begeven. 'Natuurlijk' zei ik en liep toen met de charmante mevrouw de trap af naar de uitgang en vroeg haar in de hal bij de buitendeur of ze al ge- geten had waarop ze zei van niet, maar dat ze met de bus naar huis wilde naar Zutphen.

Waarop ik spontaan haar een lift naar Zutphen aanbood om onderweg misschien ook een hapje te eten als ze dat leuk zou vinden. Van dat vriendelijke aanbod maakte ze heel graag gebruik, zei ze. Dus stapte ze druk pratend op de parkeerplaats in mijn auto en re- den richting Zutphen. Toen we in de buurt van restaurant 'De Peerdestal' in Ellecom kwamen en ik vroeg of ze dit kende, zei ze het restaurant niet te kennen en stemde ermee in om daar een hapje te gaan eten. We hebben er met een goede fles wijn zeer uitgebreid gegeten en vooral naar elkaars verhalen geamuseerd geluisterd. En ik was eerlijk gezegd, erg gesteld op en on- der de indruk geraakt van deze bijzondere vrouw. Rond half elf 's avonds heb ik haar met een keurig handje en met een 'Merci, voor alles' voor haar grote huis aan de Deventerweg in Zutphen afgezet. Op de terugweg van Zutphen naar huis heb ik de enige CD in de auto met het vioolcon- cert van Beethoven - gespeeld door Janine Jansen - met de ramen van de auto wijd open, knalhard afgespeeld. Onderweg moet menigeen hebben gedacht met een volledig ge- stoorde figuur te doen te hebben, maar ik was alleen maar heel, heel blij en gelukkig.

Ik denk, dat ik eigenlijk meer gesteld was geraakt op deze bijzondere vrouw, dan ik direct aan mezelf wilde toegeven. Maar, in de dagen na onze ontmoeting in Wageningen was ik eigenlijk de hele dag met haar bezig en dacht aan niets anders meer. Jezus, wat had zij een indruk op mij gemaakt, maar vooral ook omdat ik tijdens het etentje in Ellecom had gemerkt dat zij ook op mij sterk reageerde, haar lichaamstaal was voor mij overduidelijk.

Dat die signalen kennelijk wederkerig waren, maakten mij enorm in de war. Wat moest ik doen, mij tegen deze gevoelens verzetten of er simpelweg aan toegeven. Mijn stemming en onzekerheid hierover maakten enorme sprongen: von 'himmelhoch jauchzend' tot 'zum Tode betrübt'. Op een van die 'highlight' adrenaline momenten trok ik de stoute schoenen aan en belde haar om haar te vertellen dat ik nog alleen maar met haar in mijn hoofd zat. En tot mijn verbazing en verrassing, vertelde ze precies hetzelfde aan mij.

Ze nodigde mij uit om haar atelier, haar beelden en haar tekeningen aan mij te laten zien in Zutphen en hebben daarna vele uren met elkaar gepraat over ons beider leven. Ze had in de namiddag voor ons een uitgebreide Franse salade gemaakt zodat ik niet di- rect weg hoefde en tegen drieën ’s nachts bij het afscheid nemen was er de allereerste heftige zoenpartij.

Ik zweefde in de auto, weer op de klanken van het vioolconcert van Beethoven naar huis en voelde me hyper en super tegelijkertijd. Mijn God, ik was weer tot over mijn oren ver- liefd met alle toeters en bellen die dat aan gevoelens losmaakt. We lieten ons in de dagen daarna in alles, maar dan ook in alles vol-le-dig gaan. Zij was al bijna 20 jaar zonder man en ik 2 jaar zonder echtgenote. Eigenlijk voor mij al een paar jaar langer zonder vrouw vanwege het al jarenlange ziektebeeld van Con. Dus vul zelf maar in. Honi soit qui mal y pense.

Maïté (een Baskische meisjesnaam die veel voorkomt in de streek ten westen van de Py- reneeën en in Baskenland en een samentrekking is van de naam Marie-Thérèse) met haar bijzondere werk als beeldhouwer en maker van bronzen beelden waarvan er meerdere in Zutphen en omstreken staan, was een publieke figuur in Zutphen, ze was lid van enkele lees-, bridge- en poëzieclubs van hoog niveau ( ze kon zo tientallen lange gedichten van de Chileense dichter Pablo de Neruda uit haar hoofd in ’t Frans voordragen), was lid van film-, schouwburg- en cultuurclubs en was in Zutphen een bekende persoon die iedereen kende en iedereen kende haar. Ook haar door Korsakov overleden man behoorde in zijn tijd tot de culturele upperclass van de stad.

Maïté had een dure kledingsmaak, was kind aan huis in verschillende chique modezaak- jes en boutiques in Zutphen. En met name omdat zij zo'n bekende persoonlijkheid was, werd zij vaak voor allerlei bijzondere, publieke gelegenheden gevraagd. Zoals o.a. ook voor de jaarlijkse modeshows van enkele boutiques als (bekend) model op die shows. En daar had zij simpelweg plezier in om dat één keer per jaar, nog het meest voor haar eigen plezier, pro deo te doen. Bij een paar van die shows was ik bij en maakte enthousiast en verliefd fotootjes die ik la- ter aan elkaar breidde in enkele korte impressies. Een paar beelden van mijn foto- shoots van haar in 2011 en in 2012.

Als we samen een boodschapje deden in de binnenstad van Zutphen waren we vaak lang onderweg omdat we overal werden tegengehouden door vrienden en bekenden, die een praatje met haar wilden maken en aan wie ik dan werd voorgesteld als Maïtés ‘amant’. Een schouwburg-, concert- of restaurantbezoek in de stad draaide in de pauze en na de uitvoering meestal uit op hetzelfde ritueel, want iedereen wilde ook met mij kennismaken. Dat was in de loop der jaren het vaste patroon, waarvan Maïté mij zei dat dat nu eenmaal bij haar status als 'publiekslieveling’ van de stad hoorde. Daar moest ik maar niet al te moeilijk over doen. We bezochten veel musea en theaters, waren o.a. genodigde gasten bij de heropening van museum ‘De Fundatie’ in Zwolle, bezochten een grote Rodin-tentoonstelling in het Groninger Museum en een fascinerende uitvoering ‘In Memoriam’ van Introdans in een compositie van de Vlaams-Marokkaanse choreograaf Sidi Larbi Cherkaoui met de ster- danseres Bernice Coppieters van het Ballet van Monte Carlo in haar ongelofelijke en be- toverende uitvoering met de Corsicaanse-a-capella zangers 'A Filetta'.

Op rij 3 in het theater overviel mij direct vanaf het begin de zeer strak georkestreerde schoonheid van deze bijzondere dans en de fascinerende begeleidende zang van de op de bühne aanwezige Corsicaanse zangers dat mij sterk deed denken aan Georgische en Bulgaarse a-capella zang uit de Balkan, dat wij door onze tranen heen van ontroering hebben genoten van zoiets unieks, waar ik met Maïté live bij was. Het maakte grote in- druk op ons en die ‘gouden’ momenten samen vergeet ik mijn leven niet meer. We waren beiden hevig verliefd met alle bijbehorende toeters en bellen en genoten in alle opzichten van elkaar. Maïté’s lijfspreuk (dat ze met een dikke viltstift in hanenpoten op een van de muren van haar atelier had geschreven was: ‘Étonne moi’ (‘Verras me’) een door haar vaak gebezigde uitspraak van de beroemde choreograaf Sergej Diaghilev van ‘Les Ballet Russes’ en Maïté deed die uitspraak eer aan: ze verraste mij continue.

En toen na maanden de eerste wilde, ademloze ontdekkingsreizen achter de rug waren en alles in een wat rustiger en beheersbaarder vaarwater was gekomen, hielp ik Maïté vaak - omdat zij nog half-Frans-half-Nederlands sprak en de grootste moeite had met de vervoeging van werkwoorden in het Nederlands - met de correctie van brieven, van tek- sten in flyers voor komende tentoonstellingen van haar werk, voor het voeren van corres- pondentie met nieuwe kontakten in met name Duitsland en het intensief onderhouden en het plaatsen en vernieuwen van foto's en teksten op haar website. Maïté’s imposante, maar ook lieftallige naakten imponeerden en ontroerden velen.

Haar beeld ‘Else’ dat zij had gemaakt voor de Kamer van Koophandel in Zutphen en die na jaren naar Apeldoorn zou verhuizen, mocht Zutphen niet verlaten en met een groot op- gezette publieksactie werd het beeld behouden voor de stad Zutphen en heeft sindsdien een ereplaats gekregen in de stad. ’s Winters hebben mensen wel wollen dassen voor het beeld gebreid omdat ze het wel koud zou kunnen hebben in haar blote niksie Een ander prachtige verhaal dat haar beelden jong en oud imponeerden is het volgende dat Maïté mij vertelde: Op de zevende verjaardag van een van haar kinderen waren een dozijn even oude kinderen uitgenodigd voor een verjaarspartijtje bij haar thuis en terwijl Maïté druk in de keuken pannenkoeken aan ’t bakken was, viel haar plotseling op dat het wel heel erg stil was geworden in de kamer waar alle kinderen waren en keek ze voor- zichtig om de hoek van de kamer waarom het opeens zo stil was geworden en tot haar grote verbazing en plezier zag zij, dat zich in de kamer een rij kinderen had gevormd, die een voor een heel stil een kusje gaven op de borsten van een van haar op een lage sok- kel staande niet zo grote torso’s dat in de voorkamer stond.

Maïté wilde graag tentoonstellingen organiseren in Duitsland maar sprak de taal niet. Daarop besloten we een week naar Düsseldorf en Keulen te gaan om daar galeries te be- zoeken en haar werk daar bekend te maken bij de vele galeriehouders in die steden en er samen een paar fijne dagen met z'n tweeën aan vast te plakken. Met de Kerstdagen waren we om dezelfde reden met de trein een week in Berlijn waar- van we beiden enorm hebben genoten. Vooral ook van de prachtig versierde winkelstra- ten zoals het feeëriek verlichtte 'Unter den Linden' met als hoogtepunt van die dagen een bezoek aan de opera 'Les Pêcheurs de Perles' van Bizet in het Berliner Opernhaus.

Maïté was een grote operaliefhebber en we waren erg blij dat we nog de laatste twee, zeer prijzige kaarten voor die uitvoering konden bemachtigen. Ook daar maakten we een uniek voorval mee: de ster van die avond was Joseph Calleja, een opkomende tenor uit Malta en een grote rijzende ster aan het internationale opera-firmament. Toen hij de operazaal in kwam, brak er een enorm applaus uit voordat hij nog maar één noot had gezongen en zong daarna met een tweede tenor het beroemde "Parelvissers- duet". En toen die was uitgezongen, brak echt de pleuris uit en bleef men maar klappen, joelen en juichen om een 'bis". En wat toen gebeurde is en was echt uniek in operaland: de dirigent tikte het orkest af en had een klein onderonsje met de tenoren en het orkest en liet het duet helemaal van voren af aan opnieuw beginnen. Dat was nog nooit eerder vertoond in operaland en na afloop van dat duet brak echt de hel los. Zoiets had niemand in het Opernhaus ooit mee- gemaakt. Het applaus duurde meer dan tien minuten en was een unieke belevenis tijdens onze Kerstweek als verliefde tortelduiven in Berlijn.

Persoonlijk vind ik de mooiste aria niet het overbekende duet uit deze opera, maar de aria ‘Je crois entendre encore’ hier gezongen door een van de grootste tenoren van deze tijd, de Frans-Mexicaanse tenor Rolando Villazon. En een totaal andere, eigen interpretatie gespeeld en gezongen door de grote Engelse zanger/gitarist/songwriter van Pink Floyd David Gilmour, die niet kan goed zingen, maar desondanks toch het geweldige nummer neerzet op zijn eigen manier. Prachtig !

Een paar maanden na Berlijn moest Maïté naar Normandië om vier zware bronzen beel- den te brengen naar een bekende beelden-kasteeltuin aldaar voor de 7e Biennale de Sculpture in het plaatsje Bois Guilbert even ten noordoosten van Rouen, waarvoor ze zich had aangemeld. Voornamelijk omdat het dicht lag bij de woonplaats van haar broer Pierre waar ze dan tegelijkertijd ook een paar dagen kon zijn.

Of ik haar chauffeur kon en wilde zijn, want ze had wel een eigen vrachtwagen met laad- en losklep, maar zelf geen rijbewijs. Dat had ze nooit nodig gehad omdat destijds haar man Thierry altijd die wagen reed en er voor haar geen reden was ook zo'n papiertje in Nederland te halen. De tuinlieden van haar beeldentuin bij haar huis in Zutphen hadden in het verleden haar daarbij altijd geholpen als chauffeur en nu was er die vraag aan mij. Natuurlijk deed ik dat graag voor haar en zo reden we met haar zwaarbeladen vrachtwa- gen met een paar ton aan bronzen beelden voor tien dagen richting Frankrijk.

Heb tijdens dat uitstapje ook haar broer, haar zus en andere familieleden bezocht in Biè- reville, in Rouen en in St. Étiene-du-Rouvray. Hebben haar geboortedorp Renazé be- zocht en het dorp Nesle-Hodeng (spreek uit: Nell’Odan) waar zij opgroeide, haar eerste lagere schooltje in Neufchatel-en-Bray, haar middelbare meisjeskostschool in Hautot-sur- Seine (met ons daar op het balkon), haar universiteit in Rouen en haar eerste gekraakte woning met haar nieuwbakken echtgenoot en kunstschilder Thierry, etc.

Ik had een goed contact met haar oudste zoon Barend en haar beide dochters Bérendine en Mathilde en met Mathildes kinderen, Maïtés kleinkinderen. Kortom ik kende inmiddels iedereen van haar familie en haar dierbaren. En ik vond dat heel fijn, omdat ik voor mijn gevoel via Maïté er familie had bijgekregen, doordat zij op zo'n wonderbaarlijke manier in mijn leven was gekomen. Mijn leven vulde zich vanaf die tijd met veel restaurant-, theater- film en museumbezoek en was door haar in een enorme versnelling gekomen als in een rollercoaster met haar enorm omvangrijke contacten-, vrienden- en kennissenkring. En daar genoot ik ook geweldig van.

De honderden keren dat ik van mijn bezoek aan Maïté – zij had immers geen rijbewijs dus moest ik mij wel verplaatsen - meestal diep in de nacht terugreed van haar huis naar Apel- doorn (want ik bleef niet elke nacht bij haar slapen) was mijn vaste partner onderweg altijd op volle sterkte het vioolconcert van Beethoven. Als ik dit hoor, ben ik ook nu nog steeds bij haar, die ik intens liefhad.

Maïté 2

Toch kwam er aan onze onstuimige liefdesrelatie van bijna 5 jaar een einde. Dat had als voornaamste oorzaak mijn twijfel over onze relatie op termijn en Maïté’s herhaaldelijk ge- bleken en met veel excuses gepaard gaande onvermogen om oprechte belangstelling te hebben voor mijn leven. Het was daardoor nogal een eenrichtingsrelatie waarin ik immer genereus veel gaf (mijn bekende valkuil) en weinig oprechte interesse in mijn doen en laten ervoor mocht terugzien.

Daarover sprak ik haar vele malen aan en ze gaf mij dan met veel spijt en tranen gelijk, bood haar excuses daarvoor aan en een paar maanden later zaten we weer in dezelfde draaimolen en barstte opnieuw de bom van haar egocentrische navelstaarderij. Ook al weet en wist ik dat kunstenaars tamelijk egocentrisch kunnen zijn, toch kon ik de eenzijdige desinteresse in mijn - niet geheel kleurloze leven - op een gegeven moment niet meer verdragen waarop ik uiteindelijk onze relatie – óók tot mijn eigen grote verdriet – definitief beëindigde. In een liefdesrelatie hoeft niets op een weegschaal, maar een to- tale onbalans in interesse in elkaar houdt niemand op termijn vol.

Desondanks was er niet één persoon ooit in mijn leven met wie ik zóveel deelde in gelijk- gestemde interesses, smaak, ideeën, muziek, gedachten, opvattingen en voorkeuren als ik deelde met Maïté.

Maïté was vaak nieuwsgierig naar mijn oordeel over het klei-model waaraan ze op dat moment aan het werk was o.a. aan ‘Feu de Lune’. Pakte het dan voor mij uit de vochtige linnen lappen en vroeg dan eager wat ik ervan vond. En dat gebeurde bij elk model dat zij in die jaren maakte. Op mijn commentaar, op- of aanmerkingen zei ze dan: ‘Ongelofelijk, jij ziet en zegt precies dezelfde dingen die Thierry ook zag en zei’. En niet alleen bij die gelegenheden. Vaak zei ze ook: ‘Jij bent precies dezelfde genereuze man die Thierry ook was’.

Het afscheid van haar deed heel veel pijn en bracht mij veel verdriet. Van dochter Mathilde vernam ik later dat Maïté na onze breuk maanden heeft lopen hui- len over het einde van onze relatie. Maïté had heel graag gewild dat we - zo citeer ik haar - onze unieke relatie meer geduld en meer tijd zouden hebben gegund, zodat we meer naar elkaar waren toegegroeid. Maar voor mij was het na die vier jaar duidelijk dat ze tel- kens terugviel in haar eigen wereldje en niet in staat bleek voldoende belangstelling op te brengen voor een houdbare relatie met een partner. Ik weet hoe het kan zijn: ik had bijna 50 jaar een bij wijze van spreken ‘godgegeven’ rela- tie met een vrouw die ik intens liefhad.

Ik hield oprecht van Maïté. Na al mijn eerdere wanhopige en vruchteloze pogingen kon ik dat door haar gewenste geduld niet meer opbrengen. Wel kreeg ik van haar voor de kerstdagen van 2016 nog deze lieve kaart.

Ik schrok hevig en was ik erg verdrietig toen ik in november 2019 uit een landelijk dagbladbericht vernam dat Maïté - mijn grote tweede liefde in mijn leven - aan een plotse- linge hartstilstand was overleden. Dat ik geen overlijdensbericht van de kinderen van Maïté heb gekregen, heeft mij ten zeerste verbaasd en ken daarvan niet de reden.

Heb de laatste jaren ook een aantal animaties en video’s over Maïté gemaakt, waarvan enkele als pure liefdesverdriet-therapie voor mij waren. Voor mij was dat een vorm van connectie met haar dat mijn verdriet dempte en heb deze online gezet op YouTube.

Onderstaande YouTube adressen zijn alle zonder restricties openbaar toegankelijk behal- ve de laatste van haar tekeningen, die YouTube alleen toegankelijk achtte voor mensen boven de 18 jaar waarbij je alleen eerst je mailadres moet doorgeven voordat die video zichtbaar wordt.

Die webadressen zijn:

Défilé de mode avec Maïté Duval 2010

Défilé de mode avec Maïté Duval 2011

Défilé de mode avec Maïté Duval 2012

Les Sculptures de Maïté Duval

Les Sculptures de Maïté Duval

Les Dessins de Maïté Duval

Poeh poeh

Ik ben in mijn leven mensen tegengekomen die - als ze van mij vernamen wat ik zoal had en heb gedaan - reageerden met: ‘Poeh poeh, dat is nogal wat’. Alsof ik als een rusteloos, ongeleid projectiel op banenjacht was. Dat was niet het geval: ik werd vaak gevraagd.

Veel mensen zijn in mijn ogen bangeriken, hebben honderden excuses om iets niet te doen. Die excuses ken ik, maar hebben mij er nooit van kunnen weerhouden, desondanks gewoon aan iets te beginnen en na verloop van tijd te merken dat al mijn eerdere ideeën niet klopten en er opeens wél gaandeweg verrassende mogelijkheden zich voordeden, die je nooit had kunnen verzinnen of bedenken als je niet gewoon had aangepakt. Veel mensen beginnen nergens aan omdat ze denken te weten dat het toch niks oplevert of niks kan worden. Met alle bekende excuses die ik ook tot vervelens toe heb gehoord en die ik ook allemaal ken.Omarm de reis zonder geobsedeerd met het einddoel bezig te zijn.

Ik heb in mijn leven ontdekt dat de reis naar iets toe, in veel gevallen belangrijker was dan het aanvankelijk gestelde doel. Gewoon onderweg zijn leverde menig maal onverwachte mogelijkheden, ontmoetingen en perspectieven op. En op die route, kwam je soms in on- verwachte situaties die je op je pad bevestigden of waarvan je bedacht dat je mogelijk wat moest bijsturen op je aanvankelijke plan.

Er is een ouderwets Nederlands gezegde, waarmee mijn moeder mij vroeger - toen vaak tot mijn ergernis - mij om mijn oren sloeg: KAN NIET ligt op 't kerkhof en WIL NIET ligt er- naast. Hoe ongelofelijk waar !

Ik heb juwelen , sieraden 1 en sieraden 2 ontworpen en gemaakt die na veertig jaar nog steeds worden gemaakt en verkocht bij veel juweliers – heb platina en gouden horloges ontworpen en gemaakt voor Kuweit – hippische hoofdprijzen ontworpen en gemaakt voor Jumping Amsterdam em CHIO-Rotterdam - zilveren paarden gemaakt – bijzondere her- denkingsobjecten ontworpen en gemaakt voor Kreymborg en Renault NL – sluitzegels en een affiche ontworpen en gemaakt voor de Amsterdamse Diamantbeurs - kinderen met een busje naar school gebracht - logo en huisstijl ontworpen en gemaakt voor een groot vervoers- en taxibedrijf - een makelaarscursus gevolgd en huizen voor de WOZ getaxeerd - was eindcorrector Frans, Duits en Engels voor een internationaal vertaalbureau - een paar computertalen geleerd en een website gebouwd voor de Russische concertpianiste Tatiana Vassilievna N. die ik bij toeval ontmoette in het Concertgebouw Café en met wie ik zes maanden een liefdesrelatie had - een allesverslindende jarenlange liefdesrelatie ge- had met een temperamentvolle Franse beeldhouwer – zelf gevlogen met een Cessna 172, een Aerolights Eagle, een Pathfinder MK1 Ultralight, een Beechcraft Bonanza en een tweemotorige Piper Seminole – heb leren koken om de sterren van de hemel voor gasten te kunnen bereiden - het ontwerp voor een moeilijk schaakspel bedacht en getekend – heb leren metselen voor restauratiewerk - eigenhandig naast mijn werk in Amsterdam een zeer grote middeleeuwse boerderij gerestaureerd - veel archiefonderzoek gedaan in Zutphen, Arnhem en Düsseldorf - oud-Nederlands en middeleeuws schrift leren lezen - op latere leeftijd meerdere zorgdiploma’s behaald en mij gekwalificeerd in de zorg - meerdere termi- nale mensen tot hun einde verzorgd en gedurende 12 jaar verzorger, zorgorganisator en ‘personal assistant’ van een ernstig geïnvalideerde ex-apotheker en MS-patiënt. Dus kan nu het oude gezegde van mijn moeder beamen dat 'kan-niet' op het kerkhof ligt en 'wil-niet' ernaast ligt. Tijdreis

Ik had bij het begin van de corona-crisis in maart 2020 absoluut geen enkel idee of plan om een schrift vol te schrijven met 70 verhalen (met meer dan 400 foto’s, zelfgemaakte video’s, muziek en internet-links). Dat begon toen ik - met zeeën van tijd - bedacht of ik een leesbaar verhaaltje kon schrijven van flarden van herinneringen die nog altijd in mijn hersenpan ronddwalen.

Bovendien bedacht ik, dat als ik het niet opschrijf, heeft het dus ook nooit plaatsgevonden noch heeft het ooit bestaan. Pas als je het hebt opgeschreven, worden gedachten reële feiten en gebeurtenissen, die anderen dan ook kunnen waarnemen en ervaren. Maar dat was absoluut niet mijn eerste insteek. Die was: kan ik één herinnering vastleggen als een spannende reis in de tijd. En dat lukte wonderwel.

Bovendien moet je als je wilt schrijven allereerst je eigen gedachten op een logische en ordentelijke wijze rangschikken in ruimte, tijd en omstandigheden omdat je iets wil uitleg- gen en vertellen aan anderen. Dat dwingt je tot het elimineren van heel veel flarden en emoties die dan ook om voorrang vechten, maar die voor een lezer alleen maar verwar- rend zouden kunnen zijn.

Kern van een helder verhaal blijft simpel: wie, wat, waar en wanneer. Leuk is - en daarom heb ik het ook zo lang volgehouden - dat je via al die verhalen en her- inneringen héél realistisch elk detail weer opnieuw beleefd als een echte film die terugge- spoeld wordt waarbij opeens namen, omstandigheden en feiten juist dán weer naar boven komen waarvan je dacht dat je ze allang was vergeten. Heel wonderlijk.

Ik heb een auditief en fonetisch geheugen, niet gerangschikt op plaatjes, beelden of an- derszins, maar puur op klank en ritme. Als ik een naam of woord zoek, dan weet ik dat het klinkt als tata-tata-ta. Door me te con- centreren op dat ritme, trek ik al vrij snel het laatje met de naam uit mijn geheugen open. Hetzelfde geldt voor nummers, telefoon- en bankrekeningnummers etc. Zo vond ik de absoluut vergeten naam van het vriendinnetje van mijn broer Theo weer terug waarom hij zo nodig naar Californië moest emigreren. Die naam was Colette. Ik was zelf verrast dat die in 60 jaar vergeten naam, puur op klank weer naar boven kwam.

Natuurlijk vind ik het fijn en bijzonder te weten dat mijn verhalen en belevenissen ook nog door mijn dierbaren worden gelezen. En om heel eerlijk te zijn: daarom deed ik het niet. Het was voor mij een prachtige en spannende reis in de tijd waarvan ik elke minuut en seconde heb genoten.

En had een jaar lang geen televisie aan staan. Is echt geen moment in me opgekomen. Geen praatprogramma’s waarin alles wat al gezegd was nog eens wordt na-gepapegaaid, geen viruswaanzin en geen coronacijfers of statistieken. Ik heb me geweldig met mijn ver- halen vermaakt !

P.S.: Ging de afgelopen maanden vaak om 3 of 4 uur ’s nachts naar bed omdat je dan veel opnieuw beleefd en volledig de tijd vergeet. Maar hoef gelukkig de volgende morgen geen kinderen meer naar school te brengen. Dus kon ik me dat heerlijk permitteren.

There is no way to happiness, happiness is the way.

So, treasure every moment that you have.

And treasure it more because you shared it with someone special.

And remember that time waits for no one.

So stop waiting until you finish school, until you go back to school,

Until you lose ten pounds, until you gain ten pounds,

Until you have kids, until your kids leave the house,

Until you start work, until you retire,

Until you get married, until you get divorced, until Friday night,

Until Saturday morning, until you get a new car or home,

Until your car or home is paid off, until spring, until summer,

Until fall, until winter, until you are off welfare, until the first or fifteenth.

Until your song comes on, until you've had a drink,

Until you've sobered up, until you die, until you are born again.

To decide that there is no better time than right now to be happy. Happiness is a journey, not a destination.

Rows and floes of angel hair And ice cream castles in the air Both sides now And feather canyons everywhere I've looked at clouds that way Both Sides Now van Joni Mitchell.

But now they only block the sun They rain and snow on everyone So many things I would have done But clouds got in my way

I've looked at clouds from both sides now From up and down, and still somehow It's cloud illusions I recall I really don't know clouds at all

Moons and Junes and Ferris wheels The dizzy dancing way you feel As every fairy tale comes real I've looked at love that way

But now it's just another show You leave 'em laughing when you go And if you care, don't let them know Don't give yourself away

I've looked at love from both sides now From give and take, and still somehow It's love's illusions I recall I really don't know love at all

Tears and fears and feeling proud To say "I love you" right out loud Dreams and schemes and circus crowds I've looked at life that way

But now old friends are acting strange They shake their heads; they say I've changed Well something's lost, but something's gained In living every day

I've looked at life from both sides now From win and lose and still somehow It's life's illusions I recall I really don't know life at all

I've looked at life from both sides now From up and down and still somehow It's life's illusions I recall I really don't know life at all

It's life's illusions I recall I really don't know life at all.

From: Both Sides Now – Joni Mitchell

But there is always light, if only we are brave enough to see it, if only we are brave enough to be it.

From: The Hill We Climb – Amanda Gorman

Opdat mijn lieve kleinkinderen Deniz, Lisa en Robin nog kunnen nalezen wie opa (hun Opi) was.

© 2021 - Anthony Westen