Lied

Ingeborg Danz . Koor Collegium Vocale Gent Leo van Doeselaar . Philippe Herreweghe Schubert, Brahms, Jenner vrijdag 18 november 2005 Lied . Seizoen 2005-2006

Olga Pasichnyk . Natalya Pasichnyk Mozart, Schubert, Chopin, Szymanovski, Oekraïense volksliederen woensdag 16 november 2005

Ingeborg Danz . Koor Collegium Vocale Gent Leo van Doeselaar . Philippe Herreweghe Schubert, Brahms, Jenner vrijdag 18 november 2005

Irwin Gage presenteert jonge liedduo’s 1 Caroline Melzer . Anette Fischer-Lichdi Schubert, Brahms, Schönberg vrijdag 10 februari 2006

Geraldine McGreevy . Graham Johnson Schubert, Brahms, Wolf woensdag 19 april 2006

Irwin Gage presenteert jonge liedduo’s 2 Michael Nagy . Juliane Ruf Beethoven, Brahms, Schönberg, Vaughan Williams dinsdag 9 mei 2006 begin concert 20.00 uur pauze omstreeks 20.45 uur einde omstreeks 21.50 uur inleiding door Diederik Verstraete . 19.15 uur . Foyer teksten programmaboekje Diederik Verstraete vertaling liedteksten Daniëlle de Regt en deSingel coördinatie programmaboekje deSingel

Gelieve uw GSM uit te schakelen!

Cd’s Bij elk concert worden cd’s te koop aangeboden door ’t KLAverVIER, Kasteeldreef 6, Schilde, 03 384 29 70 www.tklavervier.be

Foyer deSingel enkel open bij avondvoorstellingen in Rode en/of Blauwe Zaal open vanaf 18.40 uur kleine koude of warme gerechten te bestellen vóór 19.20 uur broodjes tot net vóór aanvang van de voorstellingen en tijdens pauzes

Hotel Corinthia (Desguinlei 94, achterzijde torengebouw ING) • Restaurant HUGO’s at Corinthia open van 18.30 tot 22.30 uur • Gozo-bar open van 10 uur tot 1 uur, uitgebreide snacks tot 23 uur deSingelaanbod: tweede drankje gratis bij afgifte van uw

toegangsticket van deSingel voor diezelfde dag Wenen. de Gesellschaft der Musikfreunde in Schubert op 26 maart 1828 in de zaal van van ‘Privat-Concert’ Uitnodiging voor een Koor Collegium Vocale Gent Philippe Herreweghe muzikale leiding Ingeborg Danz alt . Leo van Doeselaar pianoforte

Ich gehe des Nachts Von Liebe, Sehnsucht, Nacht und Tod

Johannes Brahms (1833-1897) Franz Schubert Liederen voor gemengd koor a capella: Der Abend schleiert (Friedrich von Matthison) • Abendständchen (Clemens von Brentano) voor mannenkoor en pianoforte • Im Herbst (Klaus Groth) • Waldesnacht () Ständchen (Franz Grillparzer) voor alt solo, mannenkoor en pianoforte

Franz Schubert (1797-1828) Der 23.Psalm, D706 (Moses Mendelssohn) voor vrouwenkoor en pianoforte Liederen voor alt solo en pianoforte: • Sapphische Ode (Hans Schmidt) • Alte Liebe (Karl August Candidus) Gustav Jenner (1865-1920) Liederen voor gemengd koor en pianoforte: Intermezzo, opus 118 nr 2 • Richten will ich Tisch und Gastmahl (Ferdinand Gregorovius) voor pianoforte solo • Ist der Winter angekommen (Ferdinand Gregorovius) • Ich gehe des Nachts (Ferdinand Gregorovius) • An eine Äolsharfe (Eduard Mörike) • Geheimnis (Karl August Candidus) • Von Ewiger Liebe (Josef Wenzig) Clara Schumann (1819-1896) Liederen voor gemengd koor en pianoforte: Romance, opus 11 nr 2 • Wechsellied zum Tanze (Johann Wolfgang von Goethe) voor pianoforte solo • Neckereien (Josef Wenzig) • Der Gang zum Liebchen (Josef Wenzig) Johannes Brahms Liederen voor gemengd koor en pianoforte: • Sehnsucht (Franz Theodor Kugler) • Nächtens (Franz Theodor Kugler) pauze

Leo van Doeselaar bespeelt een pianoforte van J .B. Streicher, Wenen 1847, uit de collectie van Edwin Beunk Ich gehe des Nachts

Ons beeld van de negentiende-eeuwse Duitstalige vocale muziek is tegenwoordig hoogst eenzijdig. Het klavierlied gaat met het gros van de aandacht lopen, terwijl het in werkelijkheid slechts een van de vele genres was die binnen de romantische muzikale esthetica hoog aangeschreven stonden. In de negentiende eeuw was het wereldlijke koorlied, a capella of met pianofortebegeleiding, net zo belangrijk als het sololied, en het is op dit volkomen ten onrechte veronachtzaamde repertoire dat tijdens dit concert ingezoomd wordt.

Franz Schubert Vooral in het geval van Franz Schubert (1797-1828) is de hedendaagse fixatie op het klavierlied frappant. In feite bestond Schuberts vocale oeuvre uit een onwaarschijnlijk rijke mix aan genres: naast de ruim zeshonderd sololiederen slaagde hij erin ook nog eens een ruime hoeveelheid kerkmuziek te schrijven en meer dan tien volwaardige opera’s. Maar het meest frapperende onderdeel van zijn vocale oeuvre bestaat misschien wel uit de meer dan 130 koorliederen - of beter meerstemmige liederen, want deze stukken werden in de vroege negentiende eeuw zowel in solistische bezetting als door een klein koor uitgevoerd. Schuberts tijdgenoten waren wellicht beter bekend met dit deel van zijn creatief werk dan met de sololiederen - Schuberts meerstemmige liederen genoten heel wat populariteit op de programma’s van de talloze amateur-zangverenigingen die kort na 1800 doorheen Duitstalig Europa als paddestoelen uit de grond schoten. Zelfs tijdens de prestigieuze ‘Abendunterhaltungen’ op donderdag van het Gesellschaft für Musikfreunde stond er regelmatig muziek van Schubert op het menu, maar ook op andere plaatsen in Wenen kon men in de jaren 1820 met de regelmaat van een klok Schuberts koorliederen

Franz Schubert. Gravure van Johann Passini naar Wilhelm August Rieder, 1825 August Rieder, Wilhelm naar Johann Passini Gravure van Schubert. Franz beluisteren. Schuberts naam verscheen voor het eerst op een programma van het Gesellschaft op 25 januari 1821, weliswaar met een klavierlied: ‘Erlkönig’. Psalm 23 - tijdens Schuberts leven wellicht het meest populaire van de meerstemmige liederen - was voor het eerst te horen tijdens een door het Gesellschaft georganiseerd concert in het Gundelhof, waar de secretaris Joseph von Sonnleithner zijn appartement had. Deze zetting van de 23e psalm gaat terug op de vertaling die Moses Mendelssohn aan het einde van de achttiende eeuw van de oud-testamentische psalmen maakte, en kan model staan voor het brede spectrum aan thema’s en teksten dat Schubert in dit repertoire aanboorde. Naast het uiteraard in deze psalm aanwezige religieuze aspect, vinden we ook hier al het allesoverheersende thema van de natuur-beleving terug - het religieuze krijgt pantheïstische trekjes. Eenwording met een volkomen geïdealiseerde, door de moderne beschaving onbezoedelde en onaangetaste natuur was natuurlijk een van dé romantische topoi bij uitstek, en op weinig plaatsen komt deze topos zo fantasierijk aan bod als in Schuberts meerstemmige liederen. ‘Der Abend schleiert’ vormt hiervan een fraai voorbeeld. Slechts van enkele van deze composities kennen we puur per toeval de ontstaansgeschiedenis een beetje beter. ‘Ständchen’, tegenwoordig Schuberts bekendste meerstemmige lied, was een bestelling door Anna Fröhlich voor de verjaardag van haar leerlinge Louise Geismar op 28 augustus 1827. Schubert bracht enkele dagen na het ontvangen van de bestelling het manuscript zelf naar Fräulein Fröhlich, om dan te vernemen dat hij de opdracht verkeerd begrepen had: in plaats van een werk voor alt-solo en mannenkwartet diende hij er een te componeren voor alt-solo en vrouwenstemmen. Schubert herschreef het lied in no-time, net op tijd voor een uivoering onder Louises raam - een pianoforte was in alle geheim de tuin binnen gesmokkeld. Deze kleine anekdote leert veel over de algehele sfeer waarin vele van deze meerstemmige liederen baden: vaak gaat het om gelegenheidswerken, wat echter niets zegt over het uiteindelijke artistieke resultaat. Ook voor de meest banale gelegenheid kon Schubert wanneer hij wou aanstekelijke of zelfs hoogst

Johannes Brahms in 1894 © Johannes Forner Johannes Brahms in 1894 © Johannes Forner diepgaande muziek schrijven. Johannes Brahms In het geval van Johannes Brahms (1833-1897) liggen de kaarten iets anders dan bij Schubert. Ook Brahms heeft een uitgebreide verzameling sololiederen achter zijn naam staan, maar het gros daarvan heeft nooit de populariteit van Schuberts liederen kunnen benaderen. Daardoor lijkt het wel alsof Brahms’ koorliederen betere kansen hebben gekregen op bekendheid, en zijn we ons tegenwoordig iets beter bewust van Brahms’ uitzonderlijke verdiensten op dit domein. Brahms’ koorwerken - in het midden van de negentiende eeuw waren uitvoeringen door een kamerkoor van dit repertoire min of meer de norm geworden - tonen mooi aan hoeveel verschillende invloeden er wel niet samengewerkt hebben bij het tot stand komen van Brahms’ typische muziektaal. Tijdens zijn periode in Detmold, waar hij vooral als koordirigent actief was, leerde hij het grootste deel van het toen regelmatig uitgevoerde koorrepertoire uit eerste hand kennen: wereldlijke en religieuze meerstemmige liederen, met Schubert als een van de grote leveranciers van repertoire, bewerkingen van volksliederen, drinkliederen. Maar al snel kwamen Brahms’ eigen voorkeuren boven drijven, bovenal zijn interesse in de oude muziek uit barok en renaissance. Als koordirigent voerde Brahms talloze werken van - onder anderen - Praetorius en Händel uit, en het kon dan ook niet anders dat deze oudere schrijfstijl een grote rol ging spelen van zodra hij zelf koorwerken begon te componeren. Bovendien maakte Brahms eigenhandig talloze kopieën van oude meesters zoals Durante, Schütz, Gabrieli en Palestrina; hij was een abonnee op de integrale uitgave van Händels muziek en in 1855 kreeg hij op Kerstdag van Clara Schumann het eerste volume van Bachs ‘opera omnia’. Heel opmerkelijk is dat al deze bekendheid met een vroeger denken over koormuziek bij Brahms niet resulteerde in een noodzakelijkerwijze complexe, zwaar op de hand liggende koorstijl. Integendeel zelfs: Brahms’ vroegste koorwerken, grotendeels bewerkingen van volksliederen, vertonen

Brahms tijdens een liedrecital in de vroegere Bösendorfer Saal in Wenen © Historisches Museum der Stadt Wien © Historisches Museum der Stadt Wenen Brahms tijdens een liedrecital in de vroegere Bösendorfer Saal in doorgaans een blokkerige schriftuur, maar van zodra hij het contrapunt introduceert, weet hij het noten- en klankbeeld de universiteit van Marburg, waar hij tot aan zijn dood in 1920 open te werken, lichter te maken. De meesterlijke zesstemmige werkzaam zou zijn. schrijfwijze in de ‘Gesänge opus 42’ suggereert een diepgaand Jenners muziek ademt in alle opzichten de invloed en de inzicht in het muzikaal denken van componisten zoals Schütz en leefwereld van Brahms, al legt hij ook wel eigen accenten. Gabrieli, om maar een voorbeeld te geven. Tegelijkertijd vormt Zo durft hij harmonisch verrassend uit de hoek komen, met ‘Abendständchen’ uit deze bundel een mooi voorbeeld van de verregaande chromatische wendingen, maar grosso modo zal balans die Brahms weet te bereiken tussen een rijke textuur (de hij zich heel zijn leven lang aan zijn grote voorbeeld Brahms stemmen zijn verdeeld als sopraan, twee alten, tenor en twee houden. Naast koormuziek schreef Jenner ook een flinke portie bassen) en een toch opvallend heldere schriftuur. Brahms laat kamermuziek, die eveneens dringend aan herwaardering toe zelfs in dit zesstemmige werk niet toe dat de schriftuur dik, zwaar is. Bovenal was Jenner immers een vakman, die perfect wist op de hand wordt, maar weet wel een uiterst rijke sonoriteit aan wat er muzikaal werkte en wat niet, zonder zich aan al te grote het koor te ontlokken. experimentele excessen te buiten te gaan. Brahms’ wereldlijke koorwerken vertonen tevens een opvallende evolutie: de drie vocale kwartetten opus 31 uit 1859 ademen nog de huiselijke sfeer van de gelegenheidsconcerten, de toon is charmant, de sfeer gemoedelijk, het volkslied lijkt nooit echt ver weg. De twee meesterlijke kwartetten opus 112 uit 1891 zijn niet alleen qua schriftuur veel volwassener, de expressiviteit is tegelijk meer ambigu geworden, emoties worden omfloerst aangereikt in plaats van expliciet geuit. Aan het einde van zijn leven tilt Brahms hier het wereldlijke koorlied finaal uit de gezellige, huiselijke sfeer waarin het bijna honderd jaar tevoren was ontstaan.

Gustav Jenner De drie vocale kwartetten van Gustav Jenner (1865-1920) vormen ongetwijfeld het minst bekende luik van dit programma. Jenner is een van die laat negentiende-eeuwse componisten die zich bijna letterlijk in de schaduw van Johannes Brahms ophielden. Jenner leerde dankzij de dichter Klaus Groth Brahms kennen in 1887 - als gevolg van deze ontmoeting besloot Jenner zelfs Noord-Duitsland in te ruilen voor Wenen. Hij werd een leerling van Brahms, van wie hij de enige leerling in de enge betekenis van het woord was. Tijdens zijn studies bij Brahms was hij ook actief als koordirigent in Wenen en bekleedde hij een administratieve functie bij de Tonkünstler-Verein in Wenen. In 1895 werd hij op aanbevelen van Brahms muziekdirecteur van Johannes Brahms

Abendständchen Avondserenade nr 1 uit ‘Drei Gesänge’ opus 42 (1859) tekst Clemens von Brentano (1778-1842)

Hör, es klagt die Flöte wieder, Hoor, de fluit klaagt weer Und die kühlen Brunnen rauschen, en de koele bronnen ruisen, Golden wehn die Töne nieder; de heerlijke tonen dalen neder; Stille, stille, laß uns lauschen! stilte, stilte, laat ons toehoren!

Holdes Bitten, mild Verlangen, Lieflijk verzoek, zacht verlangen, Wie es süß zum Herzen spricht! hoe zoet spreekt het tot mijn hart! Durch die Nacht, die mich umfangen, Door de nacht stralen mij Blickt zu mir der Töne licht. de tonen overal tegemoet.

Im Herbst In de herfst nr 5 uit ‘Fünf Gesänge’ opus 104 (1886) tekst Klaus Groth (1819-1899)

Ernst ist der Herbst, Ernstig is de herfst, Und wenn die Blätter fallen, en wanneer de bladeren vallen, Sinkt auch das Herz zu trübem Weh herab. verzinkt ook het hart tot sombere smart. Still ist die Flur, Stil is de grond, Und nach dem Süden wallen en naar het zuiden deinen Die Sänger stumm, wie nach dem Grab. de zangers stom, als naar het graf.

Bleich ist der Tag, Bleek is de dag, Und blasse Nebel schleiern en de vage nevel versluiert Die Sonne wie die Herzen ein. zowel de zon als het hart. Früh kommt die Nacht: Vroeg komt de nacht: Denn alle Kräfte feiern, Zij laat de teugels vieren, Und tief verschlossen ruht das Sein. en diep verscholen rust het Zijn.

Sanft wird der Mensch. Wee wordt de mens, Er sieht die Sonne sinken, Nu hij de zon ziet wegzakken. Er ahnt des Lebens wie des Jahres Schluß. Hij vermoedt het einde van leven en jaar. Feucht wird des Aug’, Tranen wellen op, Doch in der Träne Blinken Echter in de tranenglinstering Erströmt des Herzens seligster Erguß. stroomt het diepste verlangen.

Waldesnacht Woudnacht nr 3 uit ‘Sieben Lieder’ opus 62 (1874) tekst Paul Heyse (1830-1914)

Waldesnacht, du wunderkühle, Woudnacht, jij wonderkoele, Die ich tausend Male grüß, die ik duizend maal groet, Nach dem lauten Weltgewühle, na het luide wereldgewoel, O, wie ist dein Rauschen süß! o, hoe zoet is jouw geruis! Träumerisch die müden Glieder Dromerig leg ik de vermoeide leden Berg’ich weich ins Moos, in het weke mos. Und mir ist, als würd ich wieder En het lijkt alsof ik weer alle All der irren Qualen los. grote smarten van me afschud.

Fernes Flötenlied, vertöne, Een fluitlied in de verte verklankt Das ein weites Sehnen rührt, dat een groter verlangen zich roert, Die Gedanken in die schöne, die gedachten naar de schone, Ach, missgönnte Ferne führt. ach, benijde verte leidt. Laß die Waldesnacht mich wiegen, Laat de woudnacht mij wiegen, Stillen jede Pein, ieder leed verzachten, Und ein seliges Genügen en een gelukzalig genoegen, Saug’ ich mit den Düften ein. adem ik met de lucht in.

In den heimlich engen Kreisen In de heimelijk kleine kring Wird dir wohl, du wildes Herz, gaat het je goed, jij ongetemd hart, Und ein Friede schwebt mit leisen en een rust daalt met zachte Flügelschlägen niederwärts. vleugelslagen neder. Singet, holde Vögellieder, Vogelliedjes, zing mij zacht Mich in Schlummer sacht! de sluimering in. Irre Qualen, löst euch wieder, Immens verdriet, verdwijn, Wildes Herz, nun gute Nacht! onstuimig hart, nu goede nacht!

Franz Schubert

Der 23. Psalm: Gott ist mein Hirt Psalm 23: God is mijn herder D706, opus 132 (1820) Duitse vertaling psalm door Moses Mendelssohn (1729-1786)

Gott ist mein Hirt, mir wird nichts mangeln. God is mijn herder, mij zal niets ontbreken. Er lagert mich auf grüne Weide, Hij plaatst me op groene weiden, Er leitet mich an stillen Bächen, Hij leidt me naar stille beken, Er labt mein schmachtendes Gemüt, Hij laaft mijn smachtend gemoed, Er führt mich auf gerechtem Stege Hij voert mij over de juiste brug Zu seines Namens Ruhm. naar de glorie van Zijn naam. Und wall’ ich auch im Todesschattens Tale, En ook al dool ik in duistere dalen, So wall’ ich ohne Furcht, zo dool ik zonder angst, Denn Du beschützest mich, want U beschermt mij, Dein Stab und Deine Stütze Uw staf en uw steun Sind mir immerdar mein Trost. zijn mij immer tot troost. Du richtest mir ein Freudenmahl U richt voor mij een feestmaal in Im Angesicht der Feinde zu, in het aangezicht van de vijand, Du salbst mein Haupt mit Öle U zalft mijn hoofd met olie Und schenkst mir volle Becher ein; en schenkt me een volle beker in; Mir folget Heil und Seligkeit Heil en zaligheid volgen In diesem Leben nach, mij in dit leven, Einst ruh’ ich ew’ge Zeit ooit rust ik een eeuwigheid Dort in des Ew’gen Haus. daar in het eeuwige huis.

Gustav Jenner

Richten will ich Tisch und Gastmahl Tafel en gastmaal wil ik bieden nr 2 uit ‘Zwölf Quartette’ (1893) tekst Ferdinand Gregorovius (1821-1891)

Richten will ich Tisch und Gastmahl, Tafel en gastmaal wil ik bieden, Laden, die unselig lieben. de onzalige liefdes uitnodigen. Und mein Herz geb’ich zu essen En mijn hart geef ik te eten, Und zu trinken ihnen Tränen. mijn tranen te drinken. Seufzer, Klagen sind die Diener, Gezucht en geklaag zijn de dienaars Die Verliebten zu bedienen. van de verliefden. Und der Schenk soll schwarzer Tod sein. En de schenker zal de zwarte dood zijn. Weint, ihr Steinen, seufzt, ihr Mauern! Ween, jullie stenen, ween, jullie muren! Heil’ger Tod, das soll der Schenk sein. Heilige dood, dat moet het geschenk zijn. Steine seufzt und rufet: “Ach!” nur. Steen zucht en roept slechts “Ach!”.

Ist der Winter angekommen De winter is aangekomen nr 3 uit ‘Zwölf Quartette’ (1893) tekst Ferdinand Gregorovius (1821-1891)

Ist der Winter angekommen, De winter is aangekomen, Tau des Himmels ist gefallen. dauw is uit de hemel gevallen. Doch uns Armen kann nicht frommen Toch kan geen enkel seizoen Keine Jahreszeit von allen. ons armen helpen.

Erde hat ihn aufgesogen, De aarde heeft hem verzwolgen, Fiel herab der liebe Segen, de zalige overvloed viel naar beneden, Nur für mich kommt nichts geflogen, alleen voor mij komt niets aangevlogen. Weder Tau noch Blumenregen. noch dauw, noch bloemenregen.

Ich gehe des Nachts Ik ga ’s nachts nr 4 uit ‘Zwölf Quartette’ (1893) tekst Ferdinand Gregorovius (1821-1891)

Ich gehe des Nachts, Ik ga ’s nachts, Wie der Mond tut gehen, zoals de maan gaat, Ich suche wo den Geliebten sie haben. ik zoek waar zij mijn geliefde hebben gebracht. Da hab’ ich den Tod, den finstern, gesehn. Daar heb ik de Dood, de duisternis, gezien. Er sprach: “Such nicht, ich hab ihn begraben.” Hij sprak: “Zoek niet, ik heb hem begraven.”

Johannes Brahms

Sehnsucht Verlangen nr 1 uit ‘Sechs Quartette’ opus 112 (1888) tekst Franz Theodor Kugler (1808-1858) Het water stroomt dag en nacht, jouw verlangen waakt. Es rinnen die Wasser Tag und Nacht, Jij denkt aan de vergane tijd, Deine Sehnsucht wacht. die zo ver weg ligt. Du gedenkest der vergangenen Zeit, Jij kijkt naar de morgenstond, Die liegt so weit. en je bent alleen. Du siehst hinaus in den Morgenschein Und du bist allein.

Nächtens ‘s Nachts nr 2 uit ‘Sechs Quartette’ opus 112 (1888) tekst Franz Theodor Kugler (1808-1858)

Nächtens wachen auf die irren, ‘s Nachts ontwaken de grote, Lügenmächt’gen Spukgestalten, leugenachtige spookgestalten, Welche deinen Sinn verwirren. die jouw geest verwarren.

Nächtens ist im Blumengarten ‘s Nachts is in de bloementuin Reif gefallen, dass vergebens de bloei ingetreden, die tevergeefs Du der Blumen würdest warten. wacht tot jij een van de bloemen wordt.

Nächtens haben Gram und Sorgen ‘s Nachts hebben smart en zorgen In dein Herz sich eingenistet, zich in jouw hart genesteld. Und auf Tränen blickt der Morgen. en de ochtend brengt tranen. ‘Zwei Männer in Betrachtung des Mondes’ van Caspar David Friedrich, 1819 © Dresden, Gemäldegalerie Neue Meister Franz Schubert

Der Abend schleiert De avond hult D747, opus 11 nr 3 (1822) tekst Friedrich von Matthisson (1761-1831)

Der Abend schleiert Flur und Hain De avond hult veld en bos In traulich holde Dämmrung ein, in een treurig lieflijke schemering, Hell flimmt, wo goldne Wölkchen ziehn, helder fonkelt, waar de gouden wolkjes voorbij trekken, Der Stern der Liebeskönigin. de ster van de liefdeskoningin.

Die Wogenflut hallt Schlummerklang, De deinende vloed weergalmt de sluimerende klank, Die Bäume lispeln Abendsang, de bomen lispelen avondgezang, Der Wiese Gras umgaukelt lind de lentewind omfladdert zacht Mit Sylphenkuss der Frühlingswind. de grasweide met een sylfidenkus.

Der Geist der Liebe wirkt und strebt, De geest van de liefde werkt en streeft, Wo nur ein Puls der Schöpfung bebt, waar slechts een polsslag der schepping beeft, Im Strom, wo Wog in Woge fließt, in de stroom, waar golf in golf vloeit, Im Hain, wo Blatt an Blatt sich schließt! in het bos, waar blad op blad zich sluit!

O Geist der Liebe, führe du O geest der liefde, voer jij de Dem Jüngling die Erkor’ne zu, jongeling naar de uitverkorene, Ein Minneblick der Trauten hellt een minneblik van de geliefden Mit Himmelglanz die Erdenwelt. verlicht de aardse wereld met hemelglans.

Ständchen Serenade D920, opus 135 (juli 1827) tekst Franz Grillparzer (1791-1872)

Zögernd leise Weifelend zacht In des Dunkels nächt’ger Stille In het duister de nachtelijke stilte Sind wir hier; zijn wij hier; Und den Finger sanft gekrümmt, En de vinger licht gekromd, Leise, leise, stil, stil, Pochen wir kloppen wij An des Liebchens Kammertür. op de kamerdeur van het liefje.

Doch nun steigend, Toch nu luider, Schwellend, schwellend, aanzwellend, aanzwellend, Mit vereinter Stimme, Laut met verenigde stem, luid Rufen aus wir hochvertraut; roepen wij vol vertrouwen uit; Schlaf du nicht, Slaap niet Wenn der Neigung Stimme spricht! wanneer de stem der genegenheid spreekt!

Sucht’ ein Weiser nah und ferne Ooit zocht een wijze nabij en ver Menschen einst mit der Laterne; met een lantaarn naar echte mensen, Wieviel seltner dann als Gold hoeveel zeldzamer dan goud zijn de mensen Menschen, uns geneigt und hold? die ons genegen zijn en waar we van houden. Drum, wenn Freundschaft, Liebe spricht Daarom, wanneer vriendschap, liefde spreekt, Freundin, Liebchen, schlaf du nicht! vriendin, liefje, slaap dan niet!

Aber was in allen Reichen Maar welke van alle rijkdommen Wär’ dem Schlummer zu vergleichen? is even waardevol als slaap? Drum statt Worten und statt Gaben Daarom, in plaats van woorden en gaven, Sollst du nun auch Ruhe haben. moet je nu ook rust hebben. Noch ein Grüßchen, noch ein Wort, Nog een groet, nog een woord, Es verstummt dir frohe Weise, Dan verstomt dit vrolijke wijsje, Leise, leise, stil, stil, Schleichen wir uns, ja, schleichen wir uns wieder fort! sluipen wij, ja, sluipen wij weer weg.

Johannes Brahms

Sapphische Ode Saffische ode nr 4 uit ‘Fünf Gesänge’ opus 94 (1884) tekst Hans Schmidt (1856-1923)

Rosen brach ich nachts mir am dunklen Hage; Rozen plukte ik ’s nachts aan de donkere haag; Süßer hauchten Duft sie als je am Tage, zij verspreidden een zoetere geur dan overdag, Doch verstreuten reich die bewegten Äste, maar toch verspreidden de bewogen takken Tau, der mich näßte. rijkelijk dauw, die mij natmaakte.

Auch der Küsse Hauch mich wie nie berückte, Ook de geur van de kussen verrukte mij als nooit tevoren, Den ich nachts vom Strauch deiner Lippen pflückte: die ik ’s nachts van de bloem van jouw lippen plukte: Doch auch dir, bewegt im Gemüt, gleich jenen, Maar ook bij jou, met ontroerd gemoed, Tauten die Tränen. wellen tranen op als dauw.

Alte Liebe Oude liefde nr 1 uit ‘Fünf Gesänge’ opus 72 (1876) tekst Karl August Candidus (1817-1872)

Es kehrt die dunkle Schwalbe De donkere zwaluw keert Aus fernem Land zurück, uit het verre land terug. Die frommen Störche kehren De gezegende ooievaars keren om Und bringen neues Glück. en brengen nieuw geluk.

An diesem Frühlingsmorgen, Op deze lentemorgen, So trüb’ verhängt und warm, zo somber en warm, Ist mir, als fänd’ ich wieder lijkt het alsof ik oud liefdesverdriet Den alten Liebesharm. heb teruggevonden.

Es ist als ob mich leise Het is alsof iemand mij Wer auf die Schulter schlug, zacht op de schouder klopte, Als ob ich säuseln hörte, alsof ik een geritsel hoorde, Wie einer Taube Flug. zoals de vlucht van een duif.

Es klopft an meine Türe, Er wordt op mijn deur geklopt, Und ist doch niemand draus; toch is er niemand daar; Ich atme Jasmindüfte, ik adem jasmijngeuren in, Und habe keinen Strauß. en heb toch geen boeket.

Es ruft mir aus der Ferne, Iemand roept me vanuit de verte, Ein Auge sieht mich an, een oog kijkt me aan, Ein alter Traum erfaßt mich een oude droom grijpt me Und führt mich seine Bahn. en voert me mee op zijn baan.

An eine Äolsharfe Aan een windharp Nr 5 uit ‘Fünf Gedichte’ opus 19 (1858) tekst Eduard Mörike (1804-1875)

Angelehnt an die Efeuwand Geleund tegen de klimop Dieser alten Terrasse, van dit oude terras, Du, einer luftgebor’nen Muse jij, een muze geboren uit lucht, Geheimnissvolles Saitenspiel, geheimzinnig snarenspel, Fang’ an, begin, Fange wieder an begin opnieuw Deine melodische Klage! met jouw melodieuze klaagzang! Ihr kommet, Winde, fern herüber, Winden, jullie komen van verre, Ach! Von des Knaben, ach, van de jongen, Der mir so lieb war, die mij zo lief was, Frischgrünenden Hügel. van zijn fris groenende heuvels. Und Frühlingsblüten unterweges streifend, En lentebloei onderweg aanrakend, Übersättigt mit Wohlgerüchen, bezaaid met aangename geuren, Wie süß, wie süß bedrängt ihr dies Herz! hoe zoet, hoe zoet kwel jij mijn hart! Und säuselt her in die Saiten, En ritselt door de snaren, Angezogen von wohllautender Wehmut, aangetrokken door welluidende weemoed, Wachsend im Zug meiner Sehnsucht, toenemend in het kielzog van mijn verlangen, Und hinsterbend wieder. en opnieuw wegstervend. Aber auf einmal, Maar opeens Wieder Wind heftiger herstößt, blaast de wind weer krachtig, Ein holder Schrei der Harfe en een lieflijke kreet van de harp Wiederholt mir zu süßem Erschrecken echoot tot mijn zoete schrik, Meiner Seele plötzliche Regung, mijn plotse zielsberoering, Und hier, die volle Rose streut geschüttelt en hier strooit de weelderige roos huiverend All’ ihre Blätter vor meine Füße! al haar blaadjes voor mijn voeten!

Geheimnis Geheim nr 3 uit ‘Fünf Gesänge’ opus 71 (1877) tekst Karl August Candidus (1817-1872)

O Frühlingsabenddämmerung! O lenteavond-schemering! O laues, lindes Weh’n, O zachte en aangename bries, Ihr Blütenbäume, sprech, was tut Bloeiende bomen, zeg me, waarom ihr so zusammensteh’n? Staan jullie zo dicht bij elkaar? Vertraut ihr das Geheimnis euch Vertrouwen jullie elkaar het geheim Von uns’rer Liebe süß? van onze zoete liefde toe? Was flüstert ihr ein ander zu Wat fluisteren jullie elkaar Von uns’rer Liebe süß? over onze zoete liefde toe?

Von ewiger Liebe Over eeuwige liefde nr 1 uit ‘Vier Lieder’ opus 43 (1864) tekst Josef Wenzig (1807-1876)

Dunkel, wie dunkel in Wald und Feld! Duister, hoe duister is het in bos en veld! Abend schon ist es, nun schweiget die Welt. Het is al avond, nu zwijgt de wereld. Nirgend noch Licht und nirgend noch Rauch, Nergens nog licht en nergens nog rook, Ja, und die Lerche sie schweiget nun auch. ja, en de leeuwerik zwijgt nu ook.

Kommt aus dem Dorfe der Bursche heraus, Uit het dorp komt de jongen, Gibt das Geleit der Geliebten nach Haus, leidt zijn geliefde naar huis, Führt sie am Weidengebüsche vorbei, leidt haar langs het struikgewas, Redet so viel und so mancherlei: praat veel en over vele dingen:

“Leidest du Schmach und betrübest du dich, “Val je in schande en ben je bedroefd, leidest du Schmach von andern um mich, val je in schande bij anderen omwille van mij, werde die Liebe getrennt so geschwind, dan zal onze liefde snel ophouden, schnell wie wir früher vereiniget sind. zo snel als we vroeger tot elkaar zijn gekomen. Scheide mit Regen und scheide mit Wind, We verlaten elkaar in regen en wind, Schnell wie wir früher vereiniget sind.” zo snel als we vroeger tot elkaar zijn gekomen.”

Spricht das Mägdelein, Mägdelein spricht: Spreekt het meisje, het meisje spreekt: “Unsere Liebe sie trennet sich nicht! “Onze liefde zal nooit ophouden! Fest ist der Stahl und das Eisen gar sehr, Vast is het staal en het ijzer evenzeer, Unsere Liebe ist fester noch mehr. maar onze liefde is dat nog meer.

Eisen und Stahl, man schmiedet sie um, Ijzer en staal, men smelt ze om, Unsere Liebe, wer wandelt sie um? maar onze liefde, wie keert haar om? Eisen und Stahl, sie können zergehen, Ijzer en staal, zij kunnen smelten, Unsere Liebe muß ewig bestehn!’” maar onze liefde moet eeuwig bestaan!”

Wechsellied zum Tanze Wissellied om te dansen nr 1 uit ‘Drei Quartette’ opus 31 (1863) tekst Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832)

Die Gleichgültigen De Onverschilligen Komm mit, o Schöne(r), komm mit mir zum Tanze! Kom mee, o schoonheid, kom met me dansen! Tanzen gehöret zum festlichen Tag. Dansen hoort bij een feestelijke dag. Bist du mein Schatz nicht, so kannst du es werden, Ben jij mijn liefje niet, dan kun je het worden, Wirst du es nimmer, so tanzen wir doch. word je het nooit, dan dansen we toch. Komm mit, o Schöne(r), komm mit mir zum Tanze! Kom mee, o schoonheid, kom met me dansen! Tanzen gehöret zum festlichen Tag. Dansen hoort bij een feestelijke dag.

Die Zärtlichen De Tederen Ohne dich, Liebste(r), was wären die Feste? Zonder jou, liefste, wat zouden de feesten dan zijn? Ohne dich Süße(r), was wäre der Tanz? Zonder jou, schatje, wat zou de dans dan zijn? Wärst du mein Schatz nicht, so möcht’ ich nicht tanzen, Zou je mijn lief niet zijn, dan zou ik niet willen dansen, Bleibst du es immer, ist Leben ein Fest. blijf je het voor eeuwig, dan is het leven een feest. Ohne dich, Liebste(r), was wären die Feste? Zonder jou, liefste, wat zouden de feesten dan zijn? Ohne dich Süße(r), was wäre der Tanz? Zonder jou, schatje, wat zou de dans dan zijn?

Die Gleichgültigen De Onverschilligen Laß sie nur lieben, und laß du uns tanzen! Laat hen maar liefhebben, en laat jij ons dansen! Schmachtende Liebe vermeidet den Tanz. Smachtende liefde ontvlucht de dans. Schlingen wir fröhlich den drehenden Reihen, Laten wij vrolijk in draaiende rijen ronddansen, Schleichen die andern zum dämmernden Wald. laat de anderen naar het schemerende woud sluipen. Laß sie nur lieben, und laß du uns tanzen! Laat hen maar liefhebben, maar laat jij ons dansen! Schmachtende Liebe vermeidet den Tanz. Smachtende liefde ontvlucht de dans.

Die Zärtlichen De Tederen Laß sie sich drehen, und laß du uns wandeln! Laat hen maar draaien, en laat jij ons wandelen! Wandeln der Liebe ist himmlischer Tanz. Het wandelen der liefde is een hemelse dans. Amor, der nahe, der höret sie spotten, Amor, die nadert, hoort hen spotten, Rächet sich einmal, und rächet sich bald. eens zal hij zich wreken, en spoedig. Laß sie sich drehen, und laß du uns wandeln! Laat hen maar draaien, en laat jij ons wandelen! Wandeln der Liebe ist himmlischer Tanz. Het wandelen der liefde is een hemelse dans. Neckereien Plagerijen nr 2 uit ‘Drei Quartette’ opus 31 (1863) tekst nach dem Mährischen von Josef Wenzig

Fürwahr, mein Liebchen, ich will nun frein, Voorwaar, mijn liefje, ik maak je het hof, Ich führ’ als Weibchen dich bei mir ein, ik introduceer je als mijn vrouwtje, Mein wirst du, o Liebchen, fürwahr du wirst mein, de mijne word je, o liefje, voorwaar je wordt van mij, Und wolltest du’s auch nicht sein. ook al zou je het niet willen.

“So werd’ ich ein Täubchen von weißer Gestalt, “Dan word ik een duifje wit van gestalte, Ich will schon entfliehen, ich flieg’ in den Wald, ik zal van jou wegvliegen, ik vlieg het bos in, Mag dennoch nicht deine, mag dennoch nicht dein, ik wil toch niet de jouwe, wil toch niet, Nicht eine Stunde sein.” voor nog geen uur, de jouwe zijn.”

Ich hab’ wohl ein Flintchen, das trifft gar bald, Ik heb een jachtgeweer, dat snel zal treffen, Ich schieß’ mir das Täubchen herunter im Wald; ik schiet het duifje in het bos naar beneden; Mein wirst du, o Liebchen, fürwahr du wirst mein, De mijne word je, o liefje, voorwaar je wordt van mij, Und wolltest du’s auch nicht sein. ook al zou je het niet willen.

“So werd’ ich ein Fischchen, ein goldener Fisch, “Dan word ik een visje, een gouden vis, Ich will schon entspringen ins Wasser frisch; ik zal in het water springen zo fris, Mag dennoch nicht deine, mag dennoch nicht dein, ik wil toch niet de jouwe, wil toch niet, Nicht eine Stunde sein.” voor nog geen uur, de jouwe zijn.”

Ich hab’ wohl ein Netzchen, das fischt gar gut, Ik heb een net, dat vist heel goed, Ich fang’ mir den goldenen Fisch in der Flut; ik vang de gouden vis in het water; Mein wirst du, o Liebchen, fürwahr du wirst mein, De mijne word je, o liefje, voorwaar je wordt van mij, Und wolltest du’s auch nicht sein. ook al zou je het niet willen.

“So werd’ ich ein Häschen voll Schnelligkeit, “Dan word ik een haasje, heel erg snel, Und lauf’ in die Felder, die Felder breit, en loop de velden in, de wijde velden, Mag dennoch nicht deine, mag dennoch nicht dein, ik wil toch niet de jouwe, wil toch niet, Nicht eine Stunde sein.” voor nog geen uur, de jouwe zijn.”

Ich hab’ wohl ein Hündchen, gar pfiffig und fein, Ik heb nog een hondje, slim en fijn, Das fängt mir das Häschen im Felde schon ein: dat vangt snel het haasje in het veld; Mein wirst du, o Liebchen, fürwahr du wirst mein, De mijne word je, o liefje, voorwaar je wordt van mij, Und wolltest du’s auch nicht sein. ook al zou je het niet willen.

Der Gang zum Liebchen De wandeling naar het liefje nr 3 uit ‘Drei Quartette’ opus 31 (1863) tekst Josef Wenzig (1807-1876)

Es glänzt der Mond nieder, De maan straalt naar beneden, Ich sollte doch wieder ik moet toch weer eens Zu meinem Liebchen, naar mijn liefje, Wie mag es ihr geh’n? hoe gaat het met haar?

Ach weh’, sie verzaget O wee, zij is wanhopig, Und klaget, und klaget, en klaagt, en klaagt, Daß sie mich nimmer dat ze me nooit meer Im Leben wird seh’n! in haar leven zal terugzien.

Es ging der Mond unter, De maan gaat onder, Ich eilte doch munter, ik haast me toch monter, Und eilte daß keiner en haast me opdat niemand Mein Liebchen entführt. mijn liefje wegneemt.

Ihr Täubchen, o girret, Jij duifje, o kir, Ihr Lüftchen, o schwirret, Jij briesje, o gons, Daß keiner mein Liebchen, opdat niemand mijn liefje, Mein Liebchen entführt! mijn liefje wegneemt!

Collegium Vocale Gent belangrijke podia en muziekfestivals van Europa. Het ensemble was In de wereld van de vocale klassieke muziek heeft Collegium Vocale reeds te gast in de Verenigde Staten, Zuid-Amerika, Israël, HongKong, Gent zich in de loop van meer dan dertig jaar zonder twijfel een echte Japan, Australië en Rusland. Collegium Vocale Gent geniet de steun wereldfaam verworven. Dat dit geen toeval is, maar het resultaat van de Vlaamse Gemeenschap, de Provincie Oost-Vlaanderen en de van een jarenlange consequente werkwijze en artistieke visie, hoeft Stad Gent. geen betoog. Opgericht in 1970 op initiatief van Philippe Herreweghe was deze groep zangers de eerste om in de jaren zeventig de nieuwe Philippe Herreweghe stijlprincipes met betrekking tot de interpretatie van barokmuziek toe Philippe Herreweghe werd geboren in Gent en combineerde er te passen op de vocale muziek. Instrumentisten waren toen al enkele zijn universitaire studies (geneeskunde en psychiatrie) met een jaren begonnen aan hun zoektocht naar een uitvoeringspraktijk die muzikale opleiding aan het conservatorium, waar hij piano volgde nauwer aansloot bij de historische context. Ze grepen hiervoor terug bij Marcel Gazelle. In dezelfde periode begon hij ook te dirigeren naar origineel bronnenmateriaal, dat ze aan een grondige studie en in 1971 richtte hij het Collegium Vocale Gent op. Nikolaus onderwierpen, en naar een authentiek instrumentarium. Het is dan Harnoncourt en Gustav Leonhardt merkten al gauw zijn uitzonderlijke ook niet verwonderlijk dat musici als Gustav Leonhardt, Ton Koopman benaderingswijze van de muziek op en nodigden Philippe Herreweghe en Nikolaus Harnoncourt al zeer snel belangstelling toonden voor de en het Collegium Vocale Gent uit om mee te werken aan hun opnames gelijklopende aanpak van dit Vlaams ensemble op het gebied van de van de verzamelde Bach-cantates. Langzamerhand werd Herreweghes vocale muziek. Dit resulteerde in een intensieve samenwerking, zowel frisse, authentieke en retorische aanpak van de barokmuziek alom op het concertpodium als op cd. Philippe Herreweghe is zich steeds geprezen en in 1977 richtte hij in Parijs het ensemble La Chapelle bewust geweest van de waarde van een dergelijke samenwerking en Royale op, waarmee hij de muziek van de Franse Gouden Eeuw daarom werkte het ensemble ook later af en toe samen met andere uitvoerde. Sindsdien creëerde hij nog verschillende andere ensembles, dirigenten (René Jacobs, Sigiswald Kuijken, Paul Van Nevel, Bernard waarmee hij afzonderlijk, of in combinatie met elkaar, een adequate Haitink, Daniel Reuss, Peter Phillips, Paul Hillier...), verschillende en gedegen lezing wist te brengen van een repertoire lopende van orkesten zoals het Freiburger Barockorchester, de Akademie für Alte de renaissance tot de hedendaagse muziek. Zo is er het Ensemble Musik , deFilharmonie, het Concertgebouworkest of de Wiener Vocale Européen, gespecialiseerd in renaissancepolyfonie, en het Philharmoniker en kamermuziekgroepen zoals het Prometheus Orchestre des Champs Elysées, opgericht in 1991 met de bedoeling Ensemble of Ensemble Modern. Het repertoire van Collegium Vocale het romantische en preromantische repertoire opnieuw te laten Gent is niet te vangen binnen een welbepaalde stijlperiode. Het schitteren op originele instrumenten. Met al deze ensembles bouwde ensemble leverde een belangrijke bijdrage tot de herontdekking van Philippe Herreweghe in de loop der jaren een uitgebreide en enorm heel wat polyfone werken uit de Renaissance. Regelmatig staat het gevarieerde discografie op. Hoogtepunten hieruit zijn onder andere klassieke en romantische repertoire op het programma en ook creaties de opnames van Bachs vocale meesterwerken (zoals de ‘Matthäus- en en uitvoeringen van hedendaagse muziek komen nu en dan aan bod. Johannes-Passion, de ‘H-moll Messe’ en het ‘Weihnachtsoratorium’), Het waarmerk van Collegium Vocale Gent is en blijft echter de Duitse de grote Franse motetten van Rameau, Lully en Charpentier, barokmuziek, en meer specifiek het oeuvre van Johann Sebastian de requiemmissen van Mozart, Fauré en Brahms, Mendelssohns Bach. Voor dit repertoire werd einde van de jaren tachtig het Orkest oratoria ‘Elias’ en ‘Paulus’, Schönbergs ‘Pierrot Lunaire’. Sinds 1982 van Collegium Vocale Gent opgericht, dat door zijn hechte band met is Philippe Herreweghe artistiek directeur van het zomerfestival ‘Les het koor een onmisbaar instrument is geworden bij de uitvoering Académies Musicales de Saintes’. Bovendien is hij een veelvuldig van deze muziek. Een doorgedreven bekommernis om de kwaliteit gevraagd gastdirigent van ensembles zoals The Orchestra of the Age van de uitvoeringen heeft ervoor gezorgd dat Collegium Vocale Gent of Enlightenment, Concerto Köln, het Ensemble Musique Oblique, een omvangrijke discografie wist op te bouwen. A capella of samen het Concertgebouworkest, de Wiener Philharmoniker en de Berliner met het orkest van Collegium Vocale Gent, het Orchestre des Champs Philharmoniker. In 1997 startte de samenwerking met het Koninklijk Elysées, het koor van La Chapelle Royale uit Parijs en diverse andere Filharmonisch Orkest van Vlaanderen. Het kan dan ook geen toeval instrumentale en vocale ensembles, werden in de loop der jaren meer zijn dat Philippe Herreweghe omwille van zijn consequente artistieke dan zestig opnames gerealiseerd, onder meer voor de labels Harmonia visie en volgehouden engagement ten opzichte van de muziek reeds Mundi France, Virgin Classics, Accent en Channel Classics. Daarnaast op verschillende plaatsen een meer dan verdiende erkenning kreeg. In brengen talrijke concertreizen Collegium Vocale Gent op alle 1990 werd hij door de Europese muziekpers uitgeroepen tot Muzikale Persoonlijkheid van het Jaar. In 1993 werd Philippe Herreweghe samen orgelspel, studeerde bij André Isoir Frans orgelrepertoire en volgde met het Collegium Vocale Gent benoemd tot Cultureel Ambassadeur fortepianolessen bij Malcolm Bilson en Jos van Immerseel. Als organist van Vlaanderen. Een jaar later werd hem de orde van Officier des van het Barokorkest van de Nederlandse Bachvereniging werkte van Arts et Lettres toegekend, en in 1997 kreeg Philippe Herreweghe een Doeselaar samen met vele vooraanstaande oude muziekspecialisten. eredoctoraat van de Katholieke Universiteit Leuven. In 2003 werd hij in Hij verleende zijn medewerking aan een groot aantal festivals oude Frankrijk ‘Chevalier de la Légion d’Honneur’. muziek in Europa en de Verenigde Staten. Van Doeselaar heeft voor diverse platenmaatschappijen opgenomen. Naast talrijke Ingeborg Danz orgelopnamen omvat zijn discografie een negental cd’s samen met De Duitse alt Ingeborg Danz studeerde bij Heiner Eckels in Detmold. Wyneke Jordans met repertoire voor piano vierhandig. De opname Als student behaalde ze verschillende prijzen en verwierf ze beurzen van ‘Kammermusik Nr 7’ voor orgel en orkest van Paul Hindemith van de Deutscher Musikrat en de Richard Wagner-Federatie. Vanaf met het Koninklijk Concertgebouworkest olv. Riccardo Chailly ontving 1987 was Ingeborg Danz te horen in verschillende operahuizen, samen met de andere zes ‘Kammermusiken’ een Grammy Award. onder meer in Detmold en Hamburg. Nochtans is zij vooral actief in Als huisorganist van het Concertgebouw in Amsterdam treedt Van oratorium, concert en lied. Zo werkt zij zeer nauw samen met Helmuth Doeselaar veelvuldig op met gerenommeerde orkesten, ensembles Rilling en de Internationale Bachakadmie , het Windsbacher en solisten. Hij verzorgde wereldpremières van werken voor orgel Knabenchor en het Collegium Vocale Gent. Hoogtepunten uit de en orkest van Tristan Keuris, Sofia Gubaidulina en Wolfgang Rihm. voorbije jaren zijn onder andere concerten met Philippe Herreweghe Daarnaast is Leo van Doeselaar organist van het Van Hagerbeer-orgel en het Concertgebouworkest, de Bamberger Symphoniker onder (1643) in de Pieterskerk te Leiden. leiding van Roger Norrington en Händels ‘Jephta’ op de Salzburger Festspiele. Andere belangrijke engagementen brachten Ingeborg Danz bij de Wiener Philharmoniker, het NHK Symphony Orchestra in Tokyo en het San Francisco Philharmonic Orchestra, beide onder leiding van Herbert Blomstedt. Ingeborg Danz is tevens een toegewijde liedzangeres. De voorbije jaren gaf ze liedrecitals samen met Juliane Banse, Christoph Prégardien en Olaf Bär en met liedpianist Michael Koor Collegium Vocale Gent Gees. Naast de vele optredens demonstreert Ingeborg Danz ook haar enorme repertoire in talrijke cd- en tv-opnamen. Zo is ze te horen sopraan tenor in opnamen van Mozart-missen met Nikolaus Harnoncourt (Teldec), Ulrike Barth Friedemann Büttner verschillende cd’s met Philippe Herreweghe en Collegium Vocale Gent Edwige Cardoen Amine Hadef (Harmonia Mundi) en Bachs Johannes- en Matthäus-Passion onder Inge Clerix Dan Martin leiding van Helmuth Rilling (Hänssler). Elisabeth Hermans José Pizarro Elisabeth Rapp Florian Schmitt Leo van Doeselaar Ria Struyven Markus Schuck Leo van Doeselaar is een veelzijdig musicus, die als organist, pianist Lut Van de Velde Joao Sebastiao en fortepianist een repertoire van enkele eeuwen bestrijkt. Naast zijn Kristien Vercammen Koen van Stade ‘Professur’ aan de Universität der Künste in Berlijn heeft hij als organist een grote concertpraktijk opgebouwd in binnen-en buitenland. alt bas Ook is Leo van Doeselaar een veelgevraagd pianist. Al meer dan Ursula Ebner Pieter Coene vijfentwintig jaar vormt hij een pianoduo met Wyneke Jordans, speelt Gudrun Köllner Stefan Drexlmeier veel kamermuziek en treedt op als liedbegeleider. Leo van Doeselaar Franziska Markovitch Joachim Höchbauer begon zijn orgel- en pianostudie bij Gerard Akkerhuis in Den Haag en Dorothee Merkel Sebastian Myrus studeerde vervolgens aan het Amsterdamse Sweelinck Conservatorium Cécile Pilorger Peter Pöppel orgel bij Albert de Klerk en piano bij Jan Wijn. Naast beide Bettina Ranch Kai Rouven Seeger solistendiploma’s behaalde hij in 1979 de Prix d’Excellence voor orgel. Tiina Zahn Robert van der Vinne Na zijn studie verdiepte hij zich middels enkele cursussen in historisch Anne-Kristin Zschunke Frits Vanhulle