Plan van aanpak

Bestemmingsplan Hoofddorpplein- 2021

Dagelijks Bestuur Stadsdeel Zuid 17 juli 2018

1

Aanleiding Het bestemmingsplan Hoofddorpplein-Schinkelbuurt is bijna 10 jaar oud. In de Wet ruimtelij- ke ordening is bepaald dat bestemmingsplannen elke 10 jaar moeten worden geactualiseerd. Daarom wordt er een nieuw bestemmingsplan Hoofddorpplein- Schinkelbuurt opgesteld.

De actualisatie maakt onderdeel uit van de Actualisatieopgave Bestemmingsplan (hierna ABA) van het college. De ambitie van de gemeente Amsterdam is dat alle bestem- mingsplan voor de inwerkingtreding van de omgevingswet (2021) actueel en digitaal be- schikbaar zijn. Het doel van de ABA is om de actualisatie van (bijna) verouderde bestem- mingsplannen te versnellen zodat deze ambitie wordt gehaald.

In het plangebied spelen een aantal ontwikkelingen. Deze worden toegelicht in de paragraaf ‘ontwikkelingen’. Met de actualisatie van dit bestemmingsplan wordt geanticipeerd op deze ontwikkelingen.

Plangebied Het plangebied Hoofddorpplein-Schinkelbuurt heeft de volgende plangrenzen: • aan de noordzijde: het Surinameplein (tevens stadsdeelgrens met West) • aan de oostzijde: de Amstelveenseweg, waarbij de panden aan de oostzijde van de Amstelveenseweg tussen de Oranje Nassaulaan en de Sophialaan ook onderdeel uitma- ken van het plangebied • aan de zuidzijde: de Vaartstraat en de Rijnsburgstraat • aan de westzijde: de Westlandgracht (tevens stadsdeelgrens Nieuw West)

De plangrenzen zijn aangeduid op kaart op pagina 3.

Leeswijzer Dit plan van aanpak start met een beschrijving van het gebied. Daarna worden het doel en de uitgangspunten voor dit bestemmingsplan beschreven. Vervolgens wordt ingegaan op een aantal ontwikkelingen in het gebied en er wordt beschreven welke projecten er in voorberei- ding zijn. Vervolgens wordt ingegaan op de planning. Tenslotte wordt het participatietraject toegelicht.

2

Plangrens bestemmingsplan Hoofddorpplein/Schinkelbuurt 2021

3

Beschrijving van het plangebied Het plangebied bestaat uit de en de Schinkelbuurt. De Schinkel vormt de grens tussen beide buurten. Beide buurten zijn in stedenbouwkundig en architectonisch opzicht duidelijk van elkaar te onderscheiden. De Schinkelbuurt maakt onderdeel uit van de 19e eeuwse ring. De Hoofddorppleinbuurt maakt onderdeel uit van de gordel 20-40.

Functioneel gezien lijken de buurten veel op elkaar. Het zijn allebei woonwijken met een zeke- re mate van functiemenging. Langs een aantal gebiedsontsluitingswegen zijn voorzieningen aanwezig, zoals winkels en (met name langs de Amstelveenseweg) horeca.

Beide buurten zitten al een jaar of 10 in de lift. Dit uit zich onder meer in stijgende woningprij- zen en een vernieuwing van het voorzieningenaanbod. Ontwikkelende partijen investeren graag in beide buurten. Dit is een kans, maar ook een bedreiging. Enerzijds betekent dit dat verouderde woningen worden gerenoveerd en gebouwen die hun oorspronkelijke functie verliezen worden getransformeerd. Dit maakt de buurt aantrekkelijker.

Anderzijds leidt het ook tot ‘bouwwoede’: particuliere woninguitbreiding (onderkeldering, aanbouwen en dakopbouwen) leidt tot intensivering van de bebouwing. En de hoge verhuur- en koopprijzen creëren een markt voor kleine woningen, waar ontwikkelende partijen graag op inspelen. Hogere huren kunnen ook het voorzieningenaanbod beïnvloeden. Het risico be- staat dat bestaande ondernemers de hogere huren niet kunnen betalen, waardoor bepaalde buurtvoorzieningen verdwijnen.

Doelstelling Het doel van dit project is het voorbereiden en laten vaststellen van een nieuw bestemmings- plan voor de Hoofddorpplein & Schinkelbuurt.

Uitgangspunten Het uitgangspunt is dat het nieuwe bestemmingsplan in de basis beleidsneutraal is. Dit bete- kent dat in beginsel de bestaande/ vergunde situatie positief wordt bestemd. Daarnaast wor- den vastgestelde beleidskaders vertaald in het bestemmingsplan. Dit kan betekenen dat be- staande bouw- en gebruiksrechten worden ingeperkt of dat er juist nieuwe bouw- en ge- bruiksmogelijkheden worden toegevoegd.

Er kunnen ook regels worden opgenomen om te anticiperen op algemene ontwikkelingen (geen individuele initiatieven) in het plangebied die nog niet in beleidskaders zijn vertaald. Beide buurten zijn dynamisch en zitten in de lift. Dit biedt kansen, maar er zijn ook negatieve effecten (hoge huur- en koopprijzen; bouwwoede). Het vinden van een goede balans tussen het benutten van kansen en het beschermen van het woon- en leefklimaat is dan ook een be- langrijk thema in de actualisatie van dit bestemmingsplan.

Ontwikkelingen In deze paragraaf worden enkele ontwikkelingen in het plan beschreven. Hierbij wordt tevens beschreven welke regels hierover in het huidige bestemmingsplan zijn opgenomen.

Splitsen bestaande gebouwen in kleine appartementen De hoge verhuur- en koopprijzen creëren een markt voor kleine en gedeelde woningen. Er komen steeds meer aanvragen binnen om gebouwen te splitsen tot miniappartementen. Ka- mergewijze verhuur neemt toe en zolders worden omgebouwd tot appartementen.

4

In het huidige bestemmingsplan wordt het aantal woningen per pand niet gelimiteerd. Er is weliswaar bepaald dat een woning is bedoeld voor de huisvesting van één huishouden. Maar het gemeentelijk beleid staat woningdelen in de meeste gevallen gewoon toe. Woningdelen is tegenwoordig ook heel gebruikelijk onder jongvolwassen.

Particuliere woninguitbreiding (aan- en uitbouwen en dakopbouwen) Veel eigenaar-bewoners willen hun woonoppervlak graag vergroten met een kelder, aanbouw of een dakopbouw. Het groene karakter van de binnentuinen komt door de bouw van kelders en aanbouwen onder druk te staan. De binnentuinen zijn echter waardevol omdat ze rust en ruimte bieden tegenover de stedelijke drukte aan de straatzijde. Het bebouwen van de bin- nentuinen gaat ten koste van deze kwaliteit. Ook heeft het bebouwen van binnentuinen een negatief effect op de waterbergende capaciteit. Tenslotte kan het onderkelderen van be- staande panden voor bouwtechnische problemen bij buurpanden zorgen.

Het is toegestaan om in de binnentuinen vergunningsvrij te bouwen. Daarnaast mag er op grond van het huidige bestemmingsplan ook nog een berging van 9 m2 in de tuin worden gebouwd. Op grond van dit bestemmingsplan is het ook op veel plekken mogelijk om een daklaag uit te bouwen. Over het bouwen van kelders is niets bepaald in het bestemmingsplan.

Herbestemmen van utilitaire gebouwen op binnenterreinen Op diverse plekken is bebouwing op een binnenterrein aanwezig. Het gaat zowel om uitbou- wen van winkels en bedrijfspanden aan de straat als om voorzieningen die zich geheel op het binnenterrein bevinden. Als zo’n functie verdwijnt, is herbestemming een precaire opgave. Voorkomen moet worden dat een nieuwe functie het groene en stille karakter van de binnen- tuin aantast.

Veel bebouwing op de binnenterrein heeft de bestemming Gemengd. Hierdoor is een breed scala aan functies toegelaten. Een deel van de uitbouwen met de bestemming Gemengd is als tuin bestemd. Hier zijn alleen kinderdagverblijven toegestaan.

Het in stand houden van de diversiteit van voorzieningenaanbod Het plangebied heeft een uitgebreid en gevarieerd voorzieningen aanbod. Dit is één van de kernkwaliteit van het gebied. Wel is er een trend zichtbaar dat winkelpanden worden gebruikt als kinderdagverblijf. Dit kan tot geluidsoverlast in de binnentuinen leiden. Ook krijgen we signalen dat méér horeca in het gebied niet gewenst is.

Het bestemmingsplan laat een breed scala aan functies toe in de straten waar de voorzienin- gen zijn geconcentreerd. Er wordt onderscheid gemaakt tussen de winkelstraten en de overi- ge locaties. De winkelstraten zijn bestemd als Gemengd-2. Hier zijn publieke voorzieningen (detailhandel, commerciële dienstverlening en maatschappelijke dienstverlening) op de be- gane grond toegestaan. De voorzieningen buiten de winkelstraten zijn bestemd als Gemengd- 1. Hier zijn naast publieke voorzieningen ook kantoren en bedrijven toegestaan op de begane grond. In beide bestemmingen is het BVO per vestiging gemaximeerd op 300 m2.

Projecten Dit bestemmingsplan is bedoeld om de bestaande situatie te bestemmen. In beginsel worden er geen nieuwe ontwikkelingen mogelijk gemaakt. Uitzondering hierop zijn reeds vergunde ontwikkelingen en ontwikkelingen waarvan de planologische haalbaarheid al is aangetoond.

5

Volgens Vaste Jurisprudentie van de Raad van State moeten ontwikkelingen die concreet genoeg zijn om te kunnen toetsen én waarvan de planologische haalbaarheid is aangetoond, namelijk worden opgenomen in een nieuw bestemmingsplan.

In het plangebied spelen enkele initiatieven die mogelijk in de komende jaren tot ontwikkeling worden gebracht. In deze paragraaf worden deze initiatieven beschreven.

Vooralsnog worden deze ontwikkelingen niet in dit plan opgenomen. Een ontwikkeling kan pas in het bestemmingsplan worden opgenomen als planologische haalbaarheid is aange- toond. Er moet dan ieder geval aan de volgende voorwaarden zijn voldaan: 1. er is een ruimtelijk kader vastgesteld; 2. er zijn afspraken gemaakt over het programma; 3. er heeft participatie plaatsgevonden; 4. er is aangetoond dat er wordt voldaan aan alle relevante sectorale wet- en regelgeving.

Surinameplein Het bouwblok tussen het Surinameplein, de Haarlemmermeerstraat, de Andreas Schelfhout- straat en de Jacob Marisstraat is in Koers 2025 aangewezen als ‘strategische ruimte voor de stad’. De gebouwen op de locatie zijn eigendom van verzekeraar Delta Lloyd. De eigenaar wil dit blok herontwikkelen. Er is een stedenbouwkundige verkenning uitgevoerd, maar er is nog geen ruimtelijk kader vastgesteld.

Kantoor Rijnsburgstraat 11-13 Dit is een zeer premature ontwikkeling. De eigenaar oriënteert zich op mogelijkheden tot herontwikkeling van deze locatie, maar heeft nog geen plan.

Ombouwen lijn 15 tot een tram De gemeente Amsterdam onderzoekt de mogelijkheden om buslijn 15 om te bouwen tot een tramlijn. Buslijn 15 rijdt over de Haarlemmermeerstraat. Hier liggen nog geen tramsporen. Over dit project is nog geen besluit genomen.

Planning Het totale planproces voor de actualisatie van het bestemmingsplan neemt circa 3 jaar in be- slag. De planning op hoofdlijnen is als volgt: • Q3 2018 opstellen plan van aanpak • Q4 2018 participatie over uitgangspunten • Q1 2019 vaststellen nota van uitgangspunten • Q2-Q4 2019 opstellen voorontwerp bestemmingsplan (incl. besluitvorming) • Q1 2020 ter visie legging voorontwerp bestemmingsplan • Q2-Q3 2020 opstellen ontwerp bestemmingsplan (incl. besluitvorming) • Q4 2020 ter visie legging ontwerp bestemmingsplan • Q1-Q2 2021 opstellen definitief bestemmingsplan (incl. besluitvorming) • Q3 2021 beroepstermijn bestemmingsplan

Projectorganisatie De bevoegdheid om een bestemmingsplan vast te stellen ligt bij de gemeenteraad. De voor- bereiding wordt echter door stadsdeel Zuid gedaan. Het dagelijks bestuur van Zuid is verant- woordelijk voor het opstellen van het ontwerp bestemmingsplan, incl. het planproces dat hieraan vooraf gaat.

6

Het bestemmingsplan wordt opgesteld door team Zuid van R & D. Team Zuid werkt in de voorbereidingsfase (t/m het vaststellen van het ontwerp bestemmingsplan) in opdracht van het stadsdeel. In de vaststellingsfase werkt team Zuid voor R & D.

Het overgrote deel van de werkzaamheden vindt plaats in de voorbereidingsfase. In deze fase worden alle inhoudelijke keuzes gemaakt en vindt participatie plaats. De projectorganisatie is daar op ingericht. De projectorganisatie ziet er als volgt uit:

Bestuurlijk opdrachtgever Sebastiaan Capel (Dagelijks bestuur Zuid)

Ambtelijk opdrachtgever Planning/ budget: Jascha Jochem (gebiedspool Zuid) Inhoudelijk: Justine Ros (gebiedsteam Oud-Zuid)

Projectleider Jeroen Rozema (Ruimte & Duurzaamheid, team Zuid)

Participatie Met het oog op de nieuwe omgevingswet en het coalitie akkoord houdt het bestemmingsplan waar mogelijk rekening met lokale wensen vanuit het gebied. Daarom vindt er in een zo vroeg mogelijk stadium participatie plaats. Het doel van de participatie is: 1. de mening van bewoners en ondernemers te peilen over de onderwerpen die een plek krijgen in het bestemmingsplan; 2. een goed afgewogen bestemmingsplan te maken waarin rekening wordt gehouden met de belangen van bewoners en ondernemers; 3. Het draagvlak voor de gemaakte keuzes te vergroten.

De uitgangspunten voor het participatieproces zijn: 1. bewoners en ondernemers zijn goed geïnformeerd over het plan en het planproces; 2. bewoners en ondernemers kunnen meepraten over de uitgangspunten van het plan; 3. bewoners en ondernemers kunnen zelf ideeën aandragen voor het plan.

Bewoners en ondernemers worden op vier momenten betrokken bij de planvorming. Hieron- der wordt toegelicht hoe de participatie op deze vier momenten wordt vormgegeven.

Voorbereidingsfase Het participatieplan wordt na akkoord van het Dagelijks Bestuur (hierna: DB) naar de Stads- deelcommissie (hierna: SDC) verstuurd. De SDC wordt in de gelegenheid gesteld om het par- ticipatieplan te bespreken en hierover te adviseren aan het DB. Indien de SDC geen advies uitbrengt, wordt het participatietraject conform het participatieplan uitgevoerd.

De eerstvolgende stap is het bouwen van een projectwebsite. Hier worden t.z.t de verschil- lende stukken (zoals de Nota van Uitgangspunten en besluiten) gepubliceerd. Bewoners en

7 ondernemers kunnen via de website ook het nieuwe (voorontwerp en ontwerp) bestem- mingsplan raadplegen en een inspraakreactie of zienswijze indienen.

Vervolgens wordt een mini-enquête opgesteld om de mening van bewoners en ondernemers te peilen over een aantal ontwikkelingen die in het plangebied spelen. Deze wordt op de pro- jectwebsite gezet. Ook wordt in deze fase een stakeholdersanalyse gemaakt en wordt er een Q & A opgesteld.

Daarna wordt er een huis-aan-huisbrief verspreid om bewoners en ondernemers te informe- ren over de actualisatie van het bestemmingsplan en het participatietraject. In deze brief staat een link naar de mini-enquête. Tevens worden de bewoners en ondernemers geïnformeerd over de buurtschouwen die in het kader van de inventarisatie worden uitgevoerd. Tenslotte worden ze erop gewezen dat bouw- en gebruiksrechten in het nieuwe bestemmingsplan kun- nen wijzigen. Dit is nodig om voorzienbaarheid te creëren, zodat eventuele planschadeclaims na de vaststelling van het bestemmingsplan kunnen worden afgewezen.

Uitgangspuntenfase Het zwaartepunt van het participatietraject ligt in de uitgangspuntenfase. In deze fase krijgen bewoners en ondernemers de mogelijkheid om mee te praten over de uitgangspunten voor het nieuwe bestemmingsplan en hiervoor input te leveren.

Bewoners en ondernemers worden via een huis-aan-huisbrief uitgenodigd voor een participa- tiebijeenkomst. Tijdens deze bijeenkomst worden de resultaten van de mini-enquête bespro- ken en gaat het DB in gesprek over de wensen die in het gebied leven. De resultaten van de mini-enquête en het verslag van de participatiebijeenkomst worden op de projectwebsite gepubliceerd.

De input van deze avond verwerkt het DB in een concept Nota van Uitgangspunten (hierna: NvU). Eventueel worden er één of meerdere verdiepingssessies met belangengroepen en pro- fessionals gehouden om bepaalde uitgangspunten verder uit te werken. Na een interne con- sultatieronde over de concept NvU wordt er een tweede bijeenkomst gehouden. Hierin wordt de concept NvU gepresenteerd en licht het DB de voorgestelde keuzes toe. De reactie van de aanwezigen kan aanleiding zijn om de uitgangspunten op bepaalde onderdelen bij te stellen. Nadat het DB de NvU heeft vastgesteld, wordt deze op de projectwebsite gepubliceerd.

Voorontwerpfase Het voorontwerp bestemmingsplan wordt vastgesteld door het DB. Na akkoord van het DB wordt het voorontwerp bestemmingsplan zes weken ter visie gelegd. Iedereen kan een in- spraakreactie indienen op het voorontwerp bestemmingsplan. Dit kan per brief, per mail of via de projectwebsite. Tijdens de ter visie legging wordt er een informatieavond gehouden. Bewoners en ondernemers worden via een huis-aan-huisbrief geïnformeerd en uitgenodigd.

Ontwerpfase Het ontwerp bestemmingsplan wordt vastgesteld door de wethouder. Na besluitvorming wordt het ontwerp bestemmingsplan zes weken ter visie gelegd. Degenen die een inspraak- reactie hebben ingediend, worden schriftelijk geïnformeerd over de beantwoording. De nota van inspraak wordt (geanonimiseerd) gepubliceerd op de projectwebsite. Iedereen kan een zienswijze indienen op het ontwerp bestemmingsplan. Dit kan per brief, per mail of via de projectwebsite. In deze fase wordt geen informatieavond gehouden.

8

Degenen die een zienswijze indienen worden na de vaststelling van het bestemmingsplan schriftelijk geïnformeerd over de beantwoording en de mogelijkheid om beroep aan te teke- nen tegen het bestemmingsplan. De nota van zienswijzen wordt (geanonimiseerd) gepubli- ceerd op de projectwebsite.

9

Bijlage 2 – afwegingen uitgangspunten

In deze bijlage zijn de afwegingen die ten grondslag liggen aan de uitgangspunten opgenomen. Deze afwegingen zijn in de bijlage opgenomen om de nota van uitgangspunten zelf compact en leesbaar te houden.

Voor het maken van deze afwegingen is gekeken naar de rechten uit het huidige bestemmings- plan, de ambities en doelstellingen uit het coalitieakkoord en het gemeentelijk beleid, ontwik- kelingen die in het plangebied spelen en de wensen van bewoners en ondernemers die uit de mini-enquête en de buurtbijeenkomsten naar voren zijn gekomen. Ook zijn andere aspecten zoals bijvoorbeeld de ruimtelijke kwaliteit en het risico op planschadeclaims indien nodig meegewogen. 1 Afwegingen goot- en bouwhoogtes

Huidig bestemmingsplan De bestaande bouw- en goothoogtes zijn conserverend bestemd. In de Hoofddorppleinbuurt is in veel bouwblokken wel ruimte gecreëerd om de zolderetage in de schijnkap uit te bouwen. De bouw van dakterrassen is niet gereguleerd. Bijkomend gevolg is dat in een groot deel van de Hoofddorppleinbuurt ook een dakterras kan worden gebouwd. De ruimte die het bestemmings- plan biedt voor een uitbouw achter de schijnkap kan namelijk ook gebruikt worden voor de bouw van een dakterras.

Beleid In de structuurvisie is de ambitie geformuleerd om de woningbouwopgave op te vangen binnen het bestaand stedelijk gebied (verdichten). De ambitie om de bestaande stad te verdichten wordt in het coalitieakkoord herbevestigd. De coalitie heeft de ambitie om 7.500 woningen per jaar te bouwen. Deze zullen grotendeels binnen de bestaande stad worden gebouwd.

Het beleid spreekt zich niet uit over de vraag op welke wijze deze bouwopgave gerealiseerd moet worden. Binnen bestaande stadswijken kan verdichting o.a. plaatsvinden door sloop/nieuwbouw of door een verdieping bovenop een bestaand pand te bouwen. Hiervoor is een afweging op maat nodig, waarbij per pand of bouweenheid moet worden beoordeeld of een grotere bouwmassa op een stedenbouwkundig verantwoorde manier is in te passen. Daarbij dient tevens rekening te wor- den gehouden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.

Enquête Aan de deelnemers van de enquête is gevraagd wat zij in het algemeen vinden van de mogelijk- heid om woningen toe te voegen door een extra verdieping op een bestaand pand te bouwen: 32% vindt dit een goed idee, terwijl 52% dit geen goed idee vindt. 16 % staat hier neutraal tegenover.

Het optoppen van panden is maatwerk. Uit de enquête kan niet worden afgeleid hoe groot het draagvlak voor optoppen op pandniveau is. Hierdoor kan weinig betekenis worden toegekend aan de uitkomst van dit onderdeel. Tijdens de buurtgesprekken heeft de gemeente daarom verdie- pingsgesprekken gehouden over dit onderwerp.

Buurtgesprekken Tijdens beide avonden gaven bewoners aan dat het optoppen van panden denkbaar is als dit stedenbouwkundig goed is in te passen. Een pand zou bijvoorbeeld kunnen worden opgetopt

1 als de buurpanden hoger zijn. De deelnemers vinden het wel belangrijk dat een extra verdieping qua beeldkwaliteit moet aansluiten bij de naastgelegen panden. Bij cultuurhistorisch waardevolle bouwblokken of panden kunnen bewoners zich voorstellen dat er een andere afweging wordt ge- maakt. Het ophogen kan weliswaar stedenbouwkundig goed in te passen zijn, maar toch de monu- mentale waarden aantasten.

Bewoners vinden dat het mogelijk moet blijven om in de Hoofddorppleinbuurt de zolderetage in de schijnkap uit te bouwen. Dit is een effectieve manier om het woonoppervlak te vergroten, zon- der het woongenot van omwonenden aan te tasten. Let er wel op dat de lichtinval in de binnentui- nen niet wordt aangetast. Dit kan worden voorkomen door een bepaalde afstand tot de oorspron- kelijke achtergevel te handhaven.

Stedenbouwkundige analyse Het al dan niet optoppen van panden is maatwerk. Daarom is onderzocht op welke plekken het toestaan van een hogere bouwhoogte stedenbouwkundig verantwoord is.

Binnen de Hoofddorpplein- en Schinkelbuurt zijn gebieden met verschillende stedenbouwkundige kenmerken te onderscheiden. Sommige delen kenmerken zich door homogene bebouwing. In an- dere delen is de bebouwing samengesteld uit individuele gebouwen met verschillende kenmerken, bouwhoogten en soms rooilijnen.

In het onderzoek voor de potentiele ruimtelijke ontwikkelingsmogelijkheden is gekeken naar de kenmerken van de bestaande bebouwing in hoogte, kapvorm en daklaag (wel of niet terugsprin- gend). In deze mogelijkheden waren de waarderingskaarten voor de architectonische en steden- bouwkundige kwaliteit van de welstandsnota De schoonheid van Amsterdam leidend.

Over het algemeen worden de volgende uitgangspunten voor het bepalen van de bouwhoogte en de situering van rooilijnen aangehouden: 1. Binnen een bouwblok sluiten gebouwen in hoogte en rooilijn bij elkaar aan. 2. De bouwhoogte is mede afhankelijk van de stedenbouwkundige situatie / ligging, zoals hoofd- en zijstraten en pleinen. 3. De kapvormen sluiten aan bij de kenmerken van het ruimtelijk systeem.

In het bestemmingsplangebied kunnen drie ruimtelijke systemen worden onderscheiden. 1. Bebouwing onderdeel van het ruimtelijk systeem van de 19e eeuwse ring. 2. Bebouwing onderdeel van het ruimtelijk systeem van de Gordel 1920 – 1940. 3. Bebouwing onderdeel van de naoorlogse bebouwing tot heden (de gemengde zone). Met name in deze zone kan straat- en bebouwingsbeeld worden versterkt door een hogere bouw- massa toe te staan. Dit wordt hieronder toegelicht.

De afstand tussen de gevels langs de Schinkel varieert tussen de ca. 47 en 58m waarbij de gemid- delde breedte ca. 55-56m is. Deze breedte nodigt uit tot een grotere bouwhoogte. Aan de oostzij- de (Schinkelbuurt) komt geen bebouwing hoger dan vier lagen plus een kap (hierna: 4K) voor. Het advies is lagere bebouwing aan de oostzijde waar mogelijk op te hogen naar 4K.

Aan de westzijde over het water (Hoofddorppleinbuurt) werd oorspronkelijk lager dan 4K ge- bouwd. Veel van deze laagbouw is in de loop der tijd vervangen door middelhoogbouw (6 tot 8 bouwlagen). Hierbij is de voorgevelrooilijn teruggelegd. Het bebouwingsbeeld is hierdoor erg ge- varieerd geworden. Langs de Schinkel zijn verspreid te behouden woningen terug te vinden. Indien deze niet zijn gewaardeerd als orde 1 of 2 pand, kunnen deze woningen worden vervangen door

2 bouwmassa’s tot 21m waarbij twee aspecten zwaarwegend zijn: • Aantasting van de verblijfkwaliteit van binnenterreinen en woningen inventariseren en meewegen • T eruglegging van de voorgevelrooilijn in lijn met de reeds gerealiseerde hogere bebouwing.

Cultuurhistorie Om te borgen dat zorgvuldig wordt omgegaan met waardevolle panden en gebieden die niet wet- telijk beschermd zijn, heeft Amsterdam voor veel gebieden architectonische en stedenbouwkun- dige waarderingskaarten opgesteld. In de 19e -eeuwse ring en de gordel ‘20-‘40 is de architectoni- sche kwaliteit van de bebouwing op pandniveau gewaardeerd in vier opklimmende ordes:

• Basisorde: Dit zijn voor de periode kenmerkende bouwwerken met basiskwaliteit, of bouwwer- ken die door ingrijpende wijzigingen hun architectonische meerwaarde hebben verloren. • Orde 3: Dit zijn karakteristieke bouwwerken met architectonische en/of stedenbouwkundige meerwaarde. • Orde 2: Dit zijn monumentwaardige bouwwerken met nadrukkelijke architectonische verbij- zondering en bouwwerken met een bijzondere cultuurhistorische betekenis. • Orde 1: Dit zijn rijksmonumenten, gemeentelijke monumenten en panden met een vergelijk- bare cultuurhistorische waarde.

In de waarderingskaarten is ook aandacht voor architectuureenheden, accenten en symmetrische bebouwing. Ook deze aspecten worden bij de beoordeling van plannen betrokken.

Het gaat bij de waardering niet alleen om het individuele gebouw, maar ook om stedenbouwkun- dige samenhang. Daarom is ook aan de stedenbouw een waardering gegeven oplopend van basis- zone naar zone C, zone B en zone A. Door de combinatie van deze twee waarderingssystemen kan genuanceerd naar een bepaalde bebouwing worden gekeken. Lager gewaardeerde architectoni- sche eenheden gelegen in een hoog gewaardeerde stedenbouwkundige zone, moeten vanwege hun belangrijke bijdrage aan het stadsbeeld zodanig worden behandeld, dat de kwaliteit van de stedenbouwkundige zone intact blijft. Dat wil zeggen dat bijvoorbeeld een orde 3 pand (architec- tuur) in een zone A (stedenbouw) als een orde 2 pand beschouwd kan worden door de meerwaarde die de Zone A-waardering geeft. De aanpak van hoog gewaardeerd architectonische eenheden wordt altijd gebaseerd op de eigen intrinsieke architectonische kwaliteiten, ook al is er sprake van een relatief lage waardering van de stedenbouwkundige zones.

Het toevoegen van bouwlagen is een afwijking van de oorspronkelijke bouwmassa en pakt anders uit voor de verschillende ordes. Voor gebouwen van 0rde 1 en orde 2 is een restauratieve aanpak wenselijk. Het vergroten van de bouwmassa doet in principe af aan de orde-waardering. Het toe- voegen van bouwlagen op basisorde panden is denkbaar, mits dit niet leidt tot een visuele versto- ring van de architectuureenheid als geheel en het straatbeeld. Het toevoegen van bouwlagen op orde 3 panden is denkbaar mits de oorspronkelijke architectonische en stedenbouwkundige karak- teristiek gehandhaafd blijft.

Voor stedenbouwkundige zone A geldt een restauratieve aanpak van de ruimtelijke structuur. Voor gebouwen van orde 3 en basisorde in combinatie met een zone A is vasthouden aan de ruimtelijke werking van de straat uitgangspunt. Het vergroten van de bouwmassa zal aan de zonewaardering afdoen. In de gemengde zone en het Noordelijk deel van de Schinkelbuurt bevinden zich echter geen straten en pleinen die zijn aangemerkt als stedenbouwkundige zone A.

Ruimtelijke aanvaardbaarheid Indien een hogere bouwmassa stedenbouwkundig verantwoord is en de cultuurhistorische waar-

3 den niet worden aangetast, betekent dit niet automatisch dat er in het bestemmingsplan een hogere bouwmassa wordt vastgelegd. Er moet namelijk ook worden beoordeeld of een hogere bouwmassa ruimtelijk aanvaardbaar is. De geluidsbelasting op de gevel van een nieuwe woning moet bijvoorbeeld voldoen aan de normen uit de wet geluidhinder. Er moet worden aangetoond dat er voldoende parkeerruimte beschikbaar is om de parkeerbehoefte van de nieuwe ontwikke- ling op te vangen. En het eventuele indirecte planschaderisico moet worden afgedekt.

In het algemeen geldt dat hoe meer bouwmogelijkheden er worden gecreëerd, hoe zwaarder de ruimtelijke motivering zal zijn. In veel gevallen is de ruimtelijke motivering om één extra bouwlaag op één individueel pand of bouweenheid toe te staan dermate beperkt, dat deze in het kader van dit bestemmingsplan kan worden gedaan. De impact van één extra bouwlaag op een heel bouw- blok vereist een veel zwaardere ruimtelijke motivering. Deze motivering is dermate zwaar dat deze waarschijnlijk niet in het kader van dit bestemmingsplan kan worden gedaan1

1 De mogelijkheid om de zolderetages in de Hoofddorppleinbuurt aan de achterzijde uit te bouwen wordt in beginsel wel gehandhaafd. Hier wordt namelijk niet een volledige extra bouwlaag toegestaan, maar wordt alleen de mogelijkheid gecre- ëerd om een bestaande bouwlaag (in de kap) uit te bouwen. De ruimtelijke impact van deze ingreep is beperkt. De ruimtelijke motivering van deze bouwmogelijkheid kan daarom wel in het kader van dit bestemmingsplan worden gedaan.

4 2 Afwegingen kelders

Huidig bestemmingsplan In het huidige bestemmingsplan zijn geen bepalingen opgenomen over de bouw van kelders. De bouw van kelders onder bestaande panden is bij rechte toegestaan.

Beleid De strategische beleidskaders (structuurvisie, coalitieakkoord, gebiedsagenda) spreken zich niet uit over de bouw van kelders. In alle recente bestemmingsplannen van stadsdeel Zuid is een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid opgenomen om de bouw van een kelder onder bestaande hoofdgebouwen toe te staan. In het nieuwe afwijkingsbeleid wordt aanvullend hierop een toet- singskader opgenomen voor de bouw van kelders in de zone van 2,5 meter achter de achtergevel van het hoofdgebouw. Een van de voorwaarden om mee te werken is dat de bouw van een kelder de grondwaterstand en grondwaterstromen niet onevenredig mag verstoren.

Enquête Aan de deelnemers van de enquête is gevraagd of de bouw van een kelder onder een bestaand ge- bouw moet worden toegestaan. 18 % van de respondenten vindt dat dit niet moet worden toege- staan. 69% vindt dat dit alleen onder (al dan niet strenge) voorwaarden moet worden toegestaan. 8 % van de respondenten vindt dat de bouw van een kelder onder een bestaand gebouw zonder nadere voorwaarden moet worden toegestaan.

Buurtgesprekken Uit de buurtgesprekken komt een gevarieerd beeld naar voren. Drie groepen hebben over de bouw van kelders gesproken. Eén groep vindt dat de bouw van kelders toegestaan moet zijn als dit bouwtechnisch mogelijk is en als er geen verstoring in het grondwatersysteem plaatsvindt. Deze groep vindt het belangrijk dat gezinnen door de bouw van een kelder hun woonoppervlak kunnen vergroten, waardoor ze in de buurt kunnen blijven wonen.

De twee andere groepen maken zich juist ernstige zorgen over de constructieve schade die kan ontstaan door de bouw van kelders. De meerderheid van deze deelnemers vindt dat de bouw van kelders onder bestaande gebouwen niet moet worden toegestaan of alleen onder strenge voor- waarden. Vanuit beide groepen werd de suggestie geopperd (en breed gedragen) dat de bouw van een kelder alleen mag worden toegestaan in combinatie met funderingsherstel. Eén groep gaf ook unaniem aan dat het beperken van de bouw van kelders prioriteit moet hebben bij de maatregelen in het kader van de bouwdynamiek. Kelders kunnen grote schade aan de woningen veroorzaken. Uitbouwen, extra daklagen, balkons of dakterrassen kunnen het woongenot aantasten, maar lei- den niet tot constructieve schade aan de woningen.

Werkgroep aanpak bouwdynamiek Het Ingenieursbureau van de gemeente Amsterdam en Waternet hebben in opdracht van Ruimte en Duurzaamheid een onderzoek uitgevoerd naar de gevolgen van de bouw van kelders voor het grondwater. Uit dit onderzoek blijkt dat de cumulatieve effecten van kelderbouw op middellange tot lange termijn tot ernstige (grond)wateroverlast kunnen leiden. Door de barrièrewerking van kelders kan de grondwaterstand bij bouwblokken stijgen en/of dalen. Overlast door te hoge- of onderlast door te lage grondwaterstanden is dan een gevolg. Door de grondwaterstijging kan de bodem minder hemelwater bufferen, waardoor de klimaatbestendigheid afneemt. Daarnaast kan hemelwater dat in gesloten woonblokken met kelders valt, onvoldoende afstromen naar de om-

5 geving. Binnen de stad zijn de effecten per wijk nader te specificeren waarbij de meest negatieve effecten optreden in gesloten bouwblokken in de bestaande wijken binnen de ring.

In één zin samengevat pleit het rapport voor het eisen van een grondwaterneutrale (dat wil zeggen zonder gevolgen voor stand en stroom van het grondwater) aanleg van een kelder. Alleen kelders die door de manier van aanleggen of andere flankerende maatregelen grondwaterneutraal zijn, zouden vergund moeten worden. Andere kelders zouden zo snel mogelijk van een vergunning uit- gesloten moeten worden.

In april 2019 heeft de gemeente met externe deskundigen (architecten, constructeurs en aanne- mers) gesproken over de mogelijkheden om grondwaterneutrale kelders aan te leggen. Doel was te bepalen aan welke voorwaarden een kelder moet voldoen om grondwaterneutraal te zijn, hoe dit in regelgeving is vast te leggen, inclusief maatwerk voor aandacht locaties en hoe dit gehand- haafd kan worden. Indien hiervoor planologische maatregelen nodig zijn, dan zullen deze worden verwerkt in het bestemmingsplan. Vooralsnog wordt volstaan door een binnenplanse afwijkings- bevoegdheid op te nemen, waarbij de voorwaarde geldt dat de bouw van een kelder de grondwa- terstand en grondwaterstromen niet onevenredig mag verstoren.

Planschade risico Vanuit verschillende kanten wordt gewezen op de risico’s van de bouw van kelders onder bestaan- de panden. De gemeente heeft daarom onderzocht of de bouw van kelders helemaal kan worden verboden in het nieuwe bestemmingsplan. Het nadeel is echter dat kelders nu nog bij rechte zijn toegestaan. Indien dit bouwrecht komt te vervallen, ontstaat er planschade. Het risico bestaat dat de gemeente deze planschade aan eigenaren moet vergoeden.

Dit is één van de redenen waarom de gemeente ervoor heeft gekozen om de bouw van kelders via een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid mogelijk te maken. Het omzetten van een direct bouw- recht naar een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid leidt namelijk niet tot het recht op een plan- schadevergoeding. Indien de gemeente een aanvraag omgevingsvergunning om af te wijken van het bestemmingsplan weigert, kan er wel recht op een planschadeverg0eding ontstaan.

Andere redenen om een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid op te nemen zijn: • De gemeente kan nadere voorwaarden stellen aan de bouw van kelders • K elders kunnen bijdragen aan het vergroten van het woonoppervlak van woningen. Hierdoor kunnen gezinnen in de wijk blijven wonen of wooncarrière maken binnen de wijk.

6 3 Afwegingen aan- en uitbouwen

Huidige bestemmingsplan In het huidige bestemmingsplan Hoofddorpplein- en Schinkelbuurt zijn alle bestaande legaal aan- wezige bijgebouwen positief bestemd. Indien er nog geen bijgebouwen aanwezig zijn dan mag er een berging van maximaal 9 m2 in de tuin worden gebouwd. Er zijn geen beperkingen opgenomen voor het vergunningsvrij bouwen. Er mag daarom een vergunningsvrije aan- of uitbouw van maxi- maal 4 meter diep worden gebouwd, mits het maximale bebouwingspercentage van 50 % hierdoor niet wordt overschreden.

In de winkelstraten (Zeilstraat, Hoofddorpweg, Hoofddorpplein en Amstelveenseweg) hebben veel panden al een aan- of uitbouw van (meer dan) 4 meter diep of is de gehele tuin al bebouwd. Ook in de Schinkelbuurt en langs de Schinkel zijn veel tuinen al helemaal volgebouwd.

Beleid Strategische beleidskaders zoals de structuurvisie spreken zich niet uit over de bouw van bijgebou- wen. In het afwijkingenbeleid zijn wel regels opgenomen over de bouw van bijgebouwen.

In 2010 zijn de landelijke regels voor het vergunningsvrij bouwen in werking getreden. Vanaf dat moment was het toegestaan om aan de achterzijde van een woning een vergunningsvrije aan- of uitbouw van 2,5 meter diep te bouwen. Dit werd door stadsdeel Zuid als een aanvaardbare bouwdiepte aangemerkt. De aantasting van het groen bleef beperkt en het bood gezinnen de mogelijkheid om hun woonoppervlak te vergroten, zodat ze in de wijk konden blijven wonen. In het afwijkingsbeleid en de bestemmingsplannen werd daarom de bepaling opgenomen dat een aan- en uitbouw bij een monument ook 2,5 meter diep mocht zijn. In veel bestemmingsplannen (bijvoorbeeld Stadion- en Beethovenbuurt 2012, Rivierenbuurt 2013) is daarnaast bepaald dat in de tuin een berging is toegestaan van maximaal 9 m2.

Sinds 2014 mogen vergunningsvrije aan- en uitbouwen maximaal 4 meter diep zijn gemeten van- af de oorspronkelijke achtergevel. Het groene karakter van de veelal ondiepe binnentuinen kan in combinatie met het additionele bouwrecht van 9 m2 voor een berging onevenredig worden aangetast. Een dergelijke hoeveelheid bebouwing heeft bovendien een negatief effect op de waterbergende capaciteit van de buurt. Des te meer bebouwing wordt gerealiseerd, des te meer regenwater opgenomen moet worden door de nog onbebouwde delen van de binnentuin. Dit kan leiden tot wateroverlast in de binnentuin, verslechtering van de staat van de fundering en het ver- hinderen van een gezonde groei van beplanting en bomen.

De gemeente Amsterdam heeft daarom de maximale bouwdiepte in het meest recente bestem- mingsplan 2018 gehandhaafd op 2,5 meter. Daarbij geldt de aanvullende eis dat de aan- of uitbouw moet worden voorzien van een groen dak. In dit bestemmingsplan is geen additioneel bouwrecht voor een berging van 9 m2 opgenomen. In het nieuwe afwijkingenbeleid is de huidige beleidslijn (aanbouw van 2,5 meter plus een vrijstaande berging van 9 m2) gehandhaafd.

Enquête De gemeente heeft in de mini-enquête gepeild in hoeverre er draagvlak is voor het terugbrengen van de maximale bouwdiepte. De helft van de respondenten kan instemmen met het beperken van de maximale bouwdiepte tot 2,5 meter. Een kwart van de respondenten is het hier niet mee eens. De rest van de respondenten heeft geen voorkeur of mening.

7 Buurtgesprekken Het merendeel van de deelnemers aan het groepsgesprek in de Schinkelbuurt is voorstander van het stellen van eisen aan de bouw van bijgebouwen. Bijvoorbeeld door groene daken of sedum- daken verplicht te stellen, eisen aan de infiltratie van regenwater stellen en/of vergunningsvrije bouwmogelijkheden in te perken. Tijdens dit gesprek werd gewezen op het cumulatieve effect van vergunningsvrije aan- en uitbouwen en de bouwrechten voor schuurtjes in het bestemmingsplan. Dit kan ertoe leiden dat meer dan 50 % van de tuin kan worden bebouwd.

In één groepsgesprek in de Hoofddorppleinbuurt was de meerderheid voorstander van een maxi- male bouwdiepte van 2,5 meter, aangezien er bij 4 meter erg weinig binnentuin overblijft. In het andere groepsgesprek erkenden deelnemers het belang van een groene binnentuin en de afvoer van regenwater. Men vond het echter ook van belang dat gezinnen voldoende mogelijkheden moeten hebben om hun woning uit te breiden zodat ze in de buurt kunnen blijven wonen. Men pleitte hier voor een maatwerkoplossing: voor diepe binnentuinen of tuinen waar beide buren al 4 meter hebben uitgebouwd, zou een uitzondering mogelijk moeten zijn. Aan deze wens wordt in de nota van uitgangspunten echter niet tegemoet gekomen. Voor dit soort uitzonderingssituaties is een afweging op maat nodig. Indien de uitkomst van deze afweging is dat een uitzondering ruim- telijk aanvaardbaar is, kan er beter een afwijking van het bestemmingsplan worden verleend.

Overwegingen bouwdiepte aan- en uitbouwen in winkelstraten In de winkelstraten (de Zeilstraat, de Hoofddorpweg, het Hoofddorpplein en de Amstelveenseweg) wordt de maximale bouwdiepte van vergunningsvrije aan- en uitbouwen niet ingeperkt. Naast economische motieven (vergroten overlevingskansen van kleine speciaalzaken en buurtwinkels), ligt hier ook een ruimtelijke motivatie aan ten grondslag.

De bouwdiepte van de meeste bouwblokken in de winkelstraten is namelijk ook dieper dan in de woonstraten. De meeste binnentuinen zijn ca 20 meter diep, gemeten vanaf de oorspronkelijke achtergevels. De binnentuinen van de bouwblokken aan de Zeilstraat zijn 27 meter (noordelijk blok) resp. 33 meter (zuidelijk blok) diep, gemeten vanaf de vlakke achtergevel van beide bouw- blokken. De binnentuin van het bouwblok aan de noordzijde van de Hoofddorpweg is 30 meter diep2. Wanneer aan- en uitbouwen van 4 meter diep bij de winkelpanden worden toegestaan, blijft het onbebouwde deel van de binnentuinen 20,5, resp. 26,5 resp. 23,5 meter diep. Dit is net zo diep resp. dieper dan de oorspronkelijke bouwdiepte (zonder aan- en uitbouwen) van veel andere bin- nentuinen in het plangebied. In beide winkelstraten blijft er voldoende onbebouwde ruimte in de binnentuinen over.

Voor de oostzijde van de Amstelveenseweg geldt dit echter niet. De bouwdiepte van de oorspron- kelijke binnentuin aan de oostzijde van de Amstelveenseweg varieert tussen de 16 en 20 meter3. Het toestaan van aan- en uitbouwen van 4 meter diep bij winkels aan de oostzijde van Amstelveen- seweg leidt ertoe dat er een onbebouwde binnentuin van 9,5 tot 13,5 meter overblijft. Het groene karakter van de binnentuin wordt hierdoor teveel aangetast. Daarom wordt de bouwdiepte van de aan- en uitbouwen van deze winkels wel teruggebracht naar 2,5 meter.

2 Het zuidelijke bouwblok van de Hoofddorpweg is oost-west georiënteerd, waardoor de bouwdiepte van de winkelpanden aan de noordzijde nauwelijks invloed heeft op het totale onbebouwde oppervlak van de binnentuin. Voor het Hoofddorpplein geldt dat een bouwdiepte van 4 meter diep in alle vier de bouwblokken nauwelijks invloed heeft op het totale onbebouwde oppervlak van de binnentuin. 3 De bouwblokken aan de westzijde van de Amstelveenseweg zijn noord-zuid georiënteerd, waardoor de bouwdiepte van de winkelpan- den aan de westzijde nauwelijks invloed heeft op het totale oppervlak van deze binnentuinen.

8 4 Afwegingen voorzieningenaanbod

Huidig bestemmingsplan Het winkel- en voorzieningengebied van de Hoofddorpplein- en Schinkelbuurt bestaat uit de Am- stelveenseweg (tussen de Schinkelhavenstraat en de Vaartstraat), de Zeilstraat, de Hoofddorpweg en het Hoofddorpplein. Alle panden in deze straten hebben de bestemming Gemengd-2. Op de begane grond zijn alleen detailhandel, dienstverlening en maatschappelijke dienstverlening toe- gestaan (bestaande legale woningen worden positief bestemd). Op de verdiepingen zijn woningen toegestaan. Het eerste deel van de Heemstedestraat (tussen het Hoofddorpplein en de Woest- duinstraat) heeft ook de bestemming Gemengd-2. Dit stuk fungeert in de praktijk als een aanloop- straat. Hier ligt het accent op andere voorzieningen, zoals dienstverlening en horeca.

Buiten de winkelstraten bevinden zich diverse niet-woonfuncties. Alle niet-woonfuncties buiten de winkelstraten hebben de bestemming Gemengd-1. Op de begane grond zijn zowel woningen als niet woonfuncties (detailhandel, dienstverlening, maatschappelijke dienstverlening, kantoren en kleinschalige bedrijvigheid) toegestaan. Op de verdiepingen zijn woningen toegestaan.

Structuurvisie De uitrol van het centrumgebied wordt in de structuurvisie aangemerkt als één van de vier grote bewegingen. Het beleid is erop gericht om de uitrol van het centrumgebied via de stadsstraten te kanaliseren. Stedelijke centra worden via stadsstraten aan elkaar worden verbonden, bv het cen- trum met de . Daarnaast zorgen stadsstraten ervoor dat rustige woonstraten worden voor- zien van stedelijkheid om de hoek.

In de structuurvisie wordt onderscheid gemaakt tussen voldragen stadstraten en stadsstraten in ontwikkeling. De Zeilstraat, de Hoofddorpweg, het Hoofddorpplein en de Amstelveenseweg wor- den aangemerkt als voldragen stadsstraten. Het Surinameplein is een voorbeeld van een stads- straat in ontwikkeling. De ontwikkeling van stadsstraten kan worden bevorderd door woningen in de plint een gemengde bestemming te geven of actief om te zetten naar een niet-woonfunctie. Ook kan door middel van (sloop) nieuwbouw een straatwand worden gecreëerd of afgemaakt.

Een andere grote beweging is de internationalisering van de Zuidflank. In het gebied tussen Schip- hol en de Zuidas zijn grote ruimtelijke ontwikkelingen voorzien. Eén daarvan is de ontwikkeling van het Schinkelkwartier tot een gemengde hoogstedelijke stadswijk. Hier is ruimte voor de bouw van meer dan 10.000 nieuwe woningen. Voor het Schinkelkwartier is begin 2019 een principebe- sluit genomen.

De ambities die gekoppeld zijn aan de uitrol van het centrumgebied en de internationalisering van de Zuidflank komen samen in het Schinkelkwartier. De Hoofddorppleinbuurt vormt nu nog de rand van het centrumstedelijke milieu en ligt redelijk in de luwte van de stad. Als het Schinkelkwartier wordt ontwikkeld tot een hoogstedelijk woonwerkgebied, dan krijgt de Hoofddorppleinbuurt een andere positie in de stad. Het wordt de verbindende schakel tussen het Schinkelkwartier en de stadsdelen Zuid, West en Centrum.

De Aalsmeerstraat maakt het meeste kans maakt om te ‘profiteren’ van deze nieuwe positie. Voor fietsers vanuit het Schinkelkwartier wordt dit één van de verbindingsroutes naar Zuid, West en Centrum. De Heemstedestraat profiteert daarnaast van de verdichting in de Delflandpleinbuurt en op het Koningin Wilhelminaplein. De fietsers uit deze buurten fietsen namelijk via de Heemstede-

9 straat naar Zuid, West en Centrum. De verkeerstoename zal meer bescheiden zijn dan in de Aals- meerstraat. De toename van het aantal woningen in deze buurten is namelijk beperkt vergeleken met het Schinkelkwartier.

ZWASH De ontwikkeling in de zuidwestelijke hoek van Amsterdam blijft niet beperkt tot het Schinkelk- wartier. Amsterdam en Haarlemmermeer studeren samen met een aantal partners onder de werk- naam ZWASH op de ontwikkeling van de corridor Zuidas – Schiphol – Hoofddorp. Er is in Amster- dam een grote vraag naar woningen en kantoren in centrumstedelijke milieus. Deze vraag kan niet meer worden opgevangen binnen de ring A10 en op de Zuidas.

Amsterdam wil daarom rondom deze corridor een internationaal topmilieu ontwikkelen, vergelijk- baar met de Zuidas, waar in hoge dichtheden wordt gewoond en gewerkt. Deze corridor ligt zeer gunstig tov Schiphol en is zowel via de weg als via het spoor uitstekend bereikbaar. Hoogwaar- dig openbaar vervoer is een voorwaarde voor de ontwikkeling van dit internationale topmilieu. Daarom wordt er een studie uitgevoerd naar het versneld doortrekken van de Noord-Zuidlijn naar Hoofddorp.

Het project bevindt zich nog in de planningsfase. Er zijn nog geen plangrenzen vastgesteld en het is niet bekend wanneer de eerste woningen en kantoren worden gebouwd. Als ZWASH echter tot ontwikkeling komt, kan dat voor een extra impuls voor de Hoofddorpplein- en Schinkelbuurt zor- gen. Het plangebied komt hierdoor nog centraler in de stad te liggen en profiteert nog meer van de toename van verkeersbewegingen vanuit de zuidwestkant van de stad richting Zuid, West en het Centrum.

In tegenstelling tot het Schinkelkwartier is deze ontwikkeling nog te prematuur om hier in dit be- stemmingsplan al op te anticiperen. Op langere termijn kan deze ontwikkeling echter zorgen voor een verdere upgrading van de Aalsmeerweg en de Heemstedestraat tot voldragen stadsstraten.

Detailhandelsbeleid 2018 – 2022 De Aalsmeerweg heeft de potentie om uit te groeien tot een stadsstraat als het Schinkelkwartier wordt ontwikkeld. Maar het duurt nog een aantal jaar voordat met de bouw van woningen wordt gestart. Als zich voor die tijd al nieuwe winkels in de Aalsmeerweg vestigen, dan kan dit een nega- tieve invloed hebben op het functioneren van de winkels in de winkelstraten. Dit is in strijd met het detailhandelsbeleid. Hierin staat namelijk dat het ‘versterken van bestaande winkelgebieden pri- oriteit heeft boven het realiseren van nieuwe winkelgebieden in de stadsstraten’ (pagina 66). Er is niet genoeg economisch draagvlak om bestaande winkelgebieden economisch gezond te houden én ruimte te bieden voor ontwikkeling van nieuwe detailhandel in zo’n potentiële of bestaande stadsstraat. Om deze reden is vanuit het detailhandelsperspectief het uitgangspunt dat bestaande kansrijke winkelgebieden eerst worden versterkt.

Langs de Sloterkade en aan de Rietwijkerstraat is een aantal publiekstrekkers gevestigd, die be- langrijk zijn voor het functioneren van het winkelgebied als geheel. Deze publiektrekkers trekken namelijk ook winkelend publiek van buiten de wijk. Deze klanten bezoeken vervolgens ook weer de winkels in de winkelstraten. De aanwezigheid van publiekstrekkers langs de Sloterkade en aan de Rietwijkerstraat past echter niet het detailhandelsbeleid. Het beleid is er namelijk op gericht dat publiektrekkers zich in de winkelstraten vestigen. Als de publiekstrekkers aan de Sloterkade en de Rietwijkerstraat zouden verdwijnen, dan heeft het de voorkeur dat zich op deze locaties andere functies vestigen. Daarom krijgen deze panden een brede bestemming, waarin zowel detailhandel als andere niet-woonfuncties zijn toegestaan.

10 Mini-enquête De uitkomsten van de enquête sluiten aan bij beleidsuitgangspunten uit het detailhandelsbeleid. Er is draagvlak voor het clusteren van winkels en horeca in de winkelstraten. De meerderheid van de respondenten (70 % resp. 56 %) vindt dat bedrijven en voorzieningen resp. winkels en horeca in woonstraten mogen worden omgebouwd tot woningen. Slechts 18 % resp. 29 % van de res- pondenten vindt dat bedrijven en voorzieningen resp. winkels en horeca in woonstraten niet mag worden omgebouwd tot woningen. Aan dit signaal wordt in de nota van uitgangspunten overigens niet tegemoet gekomen. In het nieuwe bestemmingsplan komt de mogelijkheid uit het huidige bestemmingsplan om niet-woonfuncties om te zetten naar woningen juist te vervallen.

De meerderheid van de respondenten (56 %) vindt dat winkels en horeca in de winkelstraten juist niet mogen worden omgebouwd tot woningen. Slechts 33 % van de respondenten vindt dat win- kels en horeca in de winkelstraten mogen worden omgebouwd tot woningen.

Buurtgesprekken Het beeld dat uit de mini-enquête naar voren komt werd bevestigd tijdens beide buurtgesprekken. De wens om winkels en voorzieningen te concentreren in de winkelstraten wordt breed gedeeld. De deelnemers waarderen het ruime en diverse voorzieningenaanbod in de wijk met kleine speci- aalzaken en buurtwinkels. Er is een breed gedeelde wens om deze diversiteit te behouden.

Bewoners waarderen ook de aanwezigheid van buurtwinkels en rustige horecavoorzieningen in de woonstraten. Een aantal bewoners zou graag zien dat ongewenste voorzieningen, zoals toeristen- winkels en coffeeshops, worden geweerd uit panden met een gemengde bestemming.

Planschade risico De gebruiksmogelijkheden van panden die in het huidige bestemmingsplan een Gemengd-1 be- stemming hebben, worden in het nieuwe bestemmingsplan ingeperkt. Op de begane grond van deze panden mag in de toekomst niet meer worden gewoond. Daarnaast wordt in de woonstraten ook de detailhandelsfuncties uitgesloten. Omdat een woning of winkel meestal meer huur ople- vert dan een andere niet-woonfunctie, heeft dit negatieve invloed op de vastgoedwaarde van deze panden. Er zal daarom een planschaderisico analyse moeten worden uitgevoerd.

Bij het wegbestemmen van gebruiksmogelijkheden geldt een veel langere termijn om voorzien- baarheid te creëren dan bij het wegbestemmen van bouwmogelijkheden. Het tijdig ter visie leg- gen van een voorontwerpbestemmingsplan kan dus niet voorkomen dat de gemeente planscha- declaims moet uitbetalen. Wel kan ervoor gekozen worden om de wegbestemde gebruiksfuncties alsnog mogelijk te maken via een binnenplanse afwijkingsbevoegdheid. Hierdoor ontstaat er pas een grondslag voor planschade op het moment dat een verzoek om gebruik te maken van de bin- nenplanse afwijkingsbevoegdheid wordt afgewezen.

11 5 Afwegingen detailhandel en dienstverlening

Huidig bestemmingsplan Het vloeroppervlak van winkels, dienstverlenende bedrijven en andere niet-woonfuncties met een Gemengde bestemming is gelimiteerd op 300 m2 (bestaande grotere vestigingen uitgezonderd). Mengformules zijn in niet-woonfuncties toegestaan. Maximaal 20 % van het netto vloeroppervlak mag voor ondersteunende horeca worden gebruikt met een maximum van 20 m2.

Het gebruik van panden als speelautomatenhal, seksinrichting, prostitutiebedrijf, belwinkel, inter- netcafé en geldwisselkantoor is verboden.

Beleid

Coalitie akkoord Speciaalzaken en buurtwinkels hebben in het centrum de afgelopen jaren plaats gemaakt voor winkels die zich op toeristen richten. In straten zoals de Damstraat is het winkelaanbod hierdoor eenzijdiger geworden. De gemeenteraad heeft daarom in 2018 het bestemmingsplan winkeldiver- siteit Centrum vastgesteld. Dit bestemmingsplan staat in het centrum geen nieuwe winkels meer toe waarvan het aanbod op toeristen is gericht.

De coalitie wil dit brancheringsinstrument nu uitbreiden naar de hele stad om monocultuur in het winkelaanbod tegen te gaan. In het bestemmingsplan kunnen ongewenste vormen van detailhan- del en andere voorzieningen onder bepaalde voorwaarden worden uitgesloten.

Gebiedsplan Oud-Zuid 2019 In het gebiedsplan Oud-Zuid 2019 wordt geconstateerd dat in Oud-Zuid steeds meer winkels verschijnen die gericht zijn op toeristen. In sommige winkelstraten dreigt een monocultuur te ontstaan. Stadsdeel Zuid streeft in het gebiedsplan daarom naar winkelgebieden met een divers aanbod en een hoge kwaliteit.

Detailhandelsbeleid 2018 – 2022 Het winkelgebied Amstelveenseweg - Zeilstraat – Hoofddorpplein wordt in het detailhandelsbeleid aangemerkt als een wijkwinkelcentrum (hierna: wijkwinkelgebied). Het eerste deel van de Heem- stedestraat heeft in het huidige bestemmingsplan dezelfde bestemming als het wijkwinkelgebied, maar functioneert in de praktijk meer als een aanloopstraat.

Met het detailhandelsbeleid worden twee beleidsdoelstellingen nagestreefd: 1 – Bewoners moeten op redelijke afstand van de woning (maximaal 750 meter loopafstand) dagelijkse boodschappen kunnen doen. Voor het gehele plangebied wordt aan deze doelstelling vol- daan. 2 – Amsterdam wil meerdere aantrekkelijke winkelgebieden, ook buiten de , waar je kunt winkelen voor producten die je niet elke dag koopt. In het wijkwinkelgebied is een breed assor- timent aan winkels en voorzieningen te vinden.

De volgende beleidsregels uit het detailhandelsbeleid zijn relevant voor het bestemmingsplan: • Geen losstaande winkels, maar clustering van het winkelaanbod in de winkelgebieden. In het plangebied bevinden zich buiten het wijkwinkelgebied nog diverse winkels. Voor deze panden blijven de ruime gebruiksmogelijkheden uit het huidige bestemmingsplan gehandhaafd. Hierdoor blijft het mogelijk om deze winkels om te zetten naar een andere niet-woonfunctie. Anderzijds

12 komt de bestemming detailhandel te vervallen bij andere niet-woonfuncties buiten de winkelstra- ten. Er kunnen zich (muv het eerste deel van de Heemstedestraat) buiten het wijkwinkelgebied dus geen nieuwe winkels meer vestigen. • V ersterken van kansrijke winkelgebieden. In deze winkelgebieden zijn er – onder voorwaarden – mogelijkheden voor uitbreiding van winkeloppervlakte, zodat in Amsterdam de winkelleeg- stand laag blijft. Het wijkwinkelgebied kan op basis van de checklist worden aangemerkt als een kansrijk winkelgebied. Het creëren van ruimte voor uitbreiding van het winkeloppervlak zou echter een breuk betekenen met de regeling uit het huidige bestemmingsplan die een maximum vloerop- pervlak van 300 m2 per vestiging toelaat. Overigens wordt in het detailhandelsbeleid geadviseerd om buiten de clusterpunten terughoudend te zijn met schaalvergroting van winkels. Hier wordt geadviseerd om een vestigingsgrootte van max 300 m2 te handhaven. • Behoud, vernieuwing of uitbreiding van supermarkten als belangrijke trekkers is mogelijk in kansrijke winkelgebieden. Van belang is echter dat deze ruimtelijk inpasbaar zijn en dus geen onnodige overlast of druk veroorzaken op het woon- en leefklimaat in de buurt. Twee super- markten liggen buiten het wijkwinkelgebied. Uitbreiding van deze supermarkten kan onnodige overlast of druk veroorzaken op het woon- en leefklimaat in de buurt. Bovendien is het beleid er juist op gericht om supermarkten te concentreren in de winkelgebieden. Daarom is uitbreiding van deze twee supermarkten niet aan de orde. Voor de uitbreiding van de supermarkten in het wijk- winkelgebied is een afweging op maat nodig. Het is niet wenselijk om extra vierkante meter bij rechte mogelijk te maken. • Wink els in dagelijkse artikelen worden in stadsstraten geclusterd rondom de supermarkten. Niet van toepassing. In het bestemmingsplan wordt geen onderscheid gemaakt tussen winkels in dagelijkse en niet-dagelijkse artikelen. • R uimte voor horeca en mengformules in winkelgebieden. Het horecadeel bevat maximaal 20% van het netto vloeroppervlak van de winkel met een maximum van 20 m². Dit is stedelijk beleid. In de nota van uitgangspunten hoeft hierover geen afweging te worden gemaakt. • Afhaalpunten voor online winkels zijn bij voorkeur in bestaande winkelgebieden waar al be- zoekersstromen zijn. Het is niet bekend of dit doel in een bestemmingsplan kan worden vertaald. In de Amsterdamse bestemmingsplannen worden voor zover bekend nog geen regels opgenomen over afhaalpunten.

Mini-enquête De vragen in de mini-enquête richten zich op het voorzieningenaanbod in het algemeen en niet specifiek op detailhandel.

Buurtgesprekken Tijdens de buurtgesprekken lag eveneens de nadruk op het voorzieningenaanbod in het algemeen. Wel hebben deelnemer een aantal wensen mbt de winkelvoorzieningen ingebracht: • De deelnemers waarderen het ruime en diverse winkelaanbod in de wijk met kleine speciaalza- ken en buurtwinkels. Er is een breed gedeelde wens om deze diversiteit te behouden. Dit pleit ervoor het maximale vloeroppervlak van winkel op 300 m2 te handhaven. • Bewoners waarderen ook de aanwezigheid van buurtwinkels in de woonstraten. Het toestaan van nieuwe buurtwinkels kan echter een negatieve invloed hebben op het functioneren van de winkels in de winkelstraten. Daarom worden alleen bestaande buurtwinkels positief bestemd. • Een aantal bewoners zou graag zien dat ongewenste voorzieningen, zoals toeristenwinkels en coffeeshops, worden geweerd uit panden met een gemengde bestemming. Dit sluit aan bij de ambitie van het gemeentebestuur om toeristenwinkels ook buiten het centrum te weren.

13 6 Afwegingen Maatschappelijk

Huidig bestemmingsplan Panden die geheel in gebruik zijn voor maatschappelijke voorzieningen hebben de bestemming Maatschappelijk. In deze panden zijn alleen maatschappelijke voorzieningen toegestaan. De maatschappelijke bestemming moet voorkomen dat deze voorzieningen door vrije marktwerking uit de wijk worden weggeconcurreerd als de vastgoedprijzen sterk stijgen. In deze panden mag maximaal 10 % van het netto vloeroppervlak mag ten behoeve van horeca 3 (café) en 4 (lunchroom en restaurant) worden gebruikt.

Panden waar een maatschappelijke voorziening op de begane grond is gevestigd en daarboven wordt gewoond, hebben een Gemengde bestemming gekregen. In deze panden mag maximaal 20 % van het netto vloeroppervlak voor ondersteunende horeca worden gebruikt met een maximum van 20 m2. In deze panden zijn op de begane grond ook andere niet woonfuncties, zoals winkels of dienstverlenende bedrijven toegestaan. Deze maatschappelijke voorzieningen worden dus niet beschermd tegen vrije marktwerking.

De volgende functies worden aangemerkt als maatschappelijke voorzieningen: overheidsvoorzie- ningen, sociaal-culturele en welzijnsvoorzieningen, medische voorzieningen, onderwijsvoorzienin- gen, religieuze voorzieningen, woonzorgcentra en kinderopvang.

Beleid De structuurvisie en het coalitieakkoord zetten in op het verdichten van de bestaande stad. Dit betekent meer druk op de maatschappelijke voorzieningen in bestaande wijken. De structuurvisie en het coalitieakkoord spreken zich niet uit over de vraag hoe maatschappelijke voorzieningen moeten worden bestemd. Het coalitieakkoord geeft wel aan dat verdichting in samenhang met het realiseren van de benodigde voorzieningen gebeurt.

In de gebiedsagenda Oud-Zuid wordt geconstateerd dat de maatschappelijke voorzieningen die de wijken bieden niet altijd aansluiten op de vraag. Er is bijvoorbeeld behoefte aan meer ontmoe- tingsplekken en gezondheidsvoorzieningen, waaronder huisartsenprakijken. Het is voor nieuwe maatschappelijke voorzieningen echter lastig om zich in Oud-Zuid te vestigen vanwege de stijgen- de huurprijzen. Het bestemmingsplan wordt als een belangrijk instrument gezien om maatschap- pelijke voorzieningen te beschermen.

Bij zowel herontwikkeling van bestaande buurten als de bouw van nieuwe buurten is het realiseren van een passend voorzieningenaanbod dan ook één van de speerpunten. In transformatieprojec- ten kunnen kansen worden benut voor het behouden of realiseren van maatschappelijke voorzie- ningen.

Mini-enquête In de mini-enquête is niet gevraagd wat mensen van het aantal zorg- en welzijnsvoorzieningen (zoals een huisarts of een buurthuis) vinden. Het is dus niet bekend de bewoners van de Hoofd- dorpplein- en Schinkelbuurt een tekort aan dit soort voorzieningen ervaren. Wel is gevraagd wat mensen vinden van het aanbod aan kinderdagverblijven. Veel bewoners (43 %) vinden dat er veel of teveel kinderdagverblijven in hun buurt zijn. Slechts 3 % van de bewoners vindt dat er weinig of te weinig kinderdagverblijven in hun buurt zijn.

14 Buurtgesprekken In beide buurtgesprekken vonden de deelnemers het van belang dat het huidige aanbod aan maat- schappelijke voorzieningen behouden blijft. Het bestemmingsplan moet ruimte bieden voor maat- schappelijke en culturele voorzieningen. Daarnaast is het belangrijk dat er voldoende zorg- en wel- zijnsvoorzieningen zijn. En dat er zijn voldoende plekken/ voorzieningen zijn waar mensen elkaar kunnen ontmoeten. In de buurtgesprekken werden verder de volgende suggesties gedaan: - Vul lege bedrijfsruimtes op met sociaal-maatschappelijke ondernemingen. - Zorg voor voldoende sport- en recreatievoorzieningen voor jongeren - Zorg voor een betere spreiding van kinderdagverblijven. Nu zit een aantal kinderdagverblijven dicht bij elkaar, waardoor de geluidsoverlast als hinderlijk wordt ervaren.

Leegstandrisico Het DB wil graag dat maatschappelijke voorzieningen en ambachtelijke bedrijven worden be- schermd en niet kunnen worden omgezet naar een andere functie. Doel is om te voorkomen dat dit soort functies worden weggeconcurreerd door meer winstgevende functies zoals wonen, de- tailhandel en horeca. Dit is onwenselijk.

Hoe beperkter echter de bestemming, hoe groter het risico op leegstand bij bedrijfsbeëindiging. Indien de maatschappelijke voorziening of het ambachtelijke bedrijf ophoudt te bestaan, dan heeft de eigenaar minder mogelijkheden om het pand opnieuw te verhuren. De verhuurder heeft immers minder potentiele huurders aan wie hij het pand kan verhuren. Leegstand kan de leef- baarheid aantasten en zorgt voor een minder goede uitstraling van een straat. Dit is vooral bij de winkelstraten en de doorgaande straten een bezwaar. Omdat deze straten veel verkeer en veel bezoekers aantrekken, hebben ze een meer representatieve functie. Als de leefbaarheid in een winkelstraat of doorgaande straat wordt aangetast, dan heeft dit een negatieve uitstraling op de wijk als geheel.

Het inperken van de gemengde bestemming van maatschappelijke voorzieningen wijkt af van het algemene uitgangspunt dat het bestemmingsplan in de basis flexibel van aard is voor wat betreft het gebruik. In de aanloopstraten ondermijnt leegstand daarnaast ook het streven om deze stra- ten te 0ntwikkelen tot stadsstraten.

De meeste maatschappelijke voorzieningen en ambachtelijke bedrijven zijn echter gevestigd in de woonstraten. De huren zijn hier lager dan in de doorgaande straten en de winkelstraten. Boven- dien weegt het belang van een representatieve uitstraling in de woonstraten minder zwaar. Daar- om is ervoor gekozen om alleen maatschappelijke voorzieningen en ambachtelijke bedrijven die in de woonstraten zijn gevestigd te beschermen.

15 7 Afwegingen horeca

Huidig bestemmingsplan Alle horeca-inrichtingen hebben een Gemengde bestemming gekregen met een functieaandui- ding die correspondeert met de horeca-categorie. Het vloeroppervlak van horeca-inrichtingen is gelimiteerd op 300 m2 (bestaande grotere vestigingen uitgezonderd). In de regels is bepaald dat zwaardere horeca categorieën mogen worden omgezet naar lichtere. Lichtere horeca-categorieën mogen niet worden omgezet naar zwaardere.

Het is mogelijk om in de Zeilstraat, de Hoofddorpweg, het Hoofddorpplein, de Heemstedestraat, de Aalsmeerweg en de Haarlemmermeerstraat nieuwe horeca 4 vestigingen toe te voegen in pan- den met een Gemengde bestemming. De horecafunctie mag echter niet gaan overheersen. Daar- om mag maximaal 15 % van de betreffende straatwand wordt gebuikt als horeca-inrichting. In de Amstelveenseweg is al sprake van een clustering van horeca-inrichtingen. Het bestemmingsplan laat in deze straat daarom geen nieuwe horeca 4 vestigingen toe. Er is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen om horeca 4 vestigingen binnen een straatwand te verplaatsen. Deze wijzigingsbe- voegdheid is van toepassing in alle bovengenoemde straten (dus ook de Amstelveenseweg).

Bestaande hotels hebben een Gemengde bestemming gekregen met de functieaanduiding ‘hotel toegestaan’. De vestigingsgrootte van bestaande hotels is niet gelimiteerd. Het bestemmingsplan laat geen nieuwe hotels toe.

Coffeeshops zijn in het huidige bestemmingsplan bestemd als horeca 4 (restaurant, lunchroom, koffie- of theehuis). De verkoop van hasj wordt niet in bestemmingsplan geregeld. Hiervoor geldt stedelijk beleid. Indien een coffeeshops zijn deuren sluit, is in dat pand horeca-exploitatie mogelijk binnen de geldende horecacategorie.

Horecabeleid stadsdeel Zuid 2011 In het horecabeleid wordt geconstateerd dat de Hoofddorpplein- en Schinkelbuurt steeds meer onderdeel van het centrummilieu binnen de ring worden. Versterking van de functierijkdom is daarom wenselijk op aantrekkelijke locaties. De Hoofddorpplein- en Schinkelbuurt is een woonge- bied met weinig overlast van horeca, met uitzondering van de Amstelveenseweg. Langs de Schin- kel, de Theophile de Bockstraat en de Weissenbruchstraat bevinden zich potentiële aantrekkelijke locaties. Vanwege het karakter van beide buurten wordt uitbreiding van horeca alleen mogelijk gemaakt voor de horecacategorie die het woon- en leefklimaat het minste belast.

In het horecabeleid worden de mogelijkheden van horeca-uitbreiding per wijk beschreven. In de Hoofddorpplein- en Schinkelbuurt is uitbreiding op de volgende locaties mogelijk: • Schinkelhavenkade: maximaal één vestiging Horeca IV • Schink elkade tussen Schinkelhavenstraat en Zeilstraat: maximaal één vestiging Horeca IV • Schink elkade tussen Zeilstraat en Vaartstraat: maximaal één vestiging Horeca IV • Sloterkade maximaal twee vestigingen Horeca IV, waarvan maximaal één Horeca III • Th. de Bockstraat: maximaal twee vestigingen Horeca IV, waarvan maximaal één Horeca III • W eissenbruchstraat: maximaal twee vestigingen Horeca IV

In het horecabeleid zijn daarnaast algemene beleidsregels opgenomen voor de horeca in stadsdeel Zuid. Deze algemene beleidsregels wijken, voor zover ruimtelijk relevant, af van het huidige be- stemmingsplan:

16 • V oor mengformules geldt dat maximaal 30 % van het netto vloeroppervlak mag voor onder- steunende horeca worden gebruikt met een maximum van 30 m2. • V oor additionele horeca geldt dat maximaal 20 % van het netto vloeroppervlak mag ten be- hoeve van horeca 3 (café) en 4 (lunchroom en restaurant) worden gebruikt. • In de staat van horeca-inrichtingen is een onderscheid gemaakt tussen horeca 4A en 4B

Overnachtingenbeleid Het nieuwe overnachtingsbeleid is op 1 januari 2017 in werking getreden. Het beleid is een herzie- ning van de Regionale Hotelstrategie 2016 – 2022 voor het grondgebied van de gemeente Amster- dam. Het uitgangspunt is dat de gemeente Amsterdam vanaf 2017 in een groot deel van de stad geen medewerking meer verleent aan nieuwe hotelinitiatieven. In een beperkt deel van de stad is het uitgangspunt ‘nee, tenzij…’. In een ‘nee, tenzij…’ gebied beoordeelt de gemeente aan de hand van een stappenplan of een nieuw initiatief op medewerking kan rekenen. De Hoofddorpplein- en Schinkelbuurt liggen in het deel van de stad waar helemaal geen nieuwe hotelontwikkelingen zijn toegestaan.

Mini-enquête Aan de respondenten is gevraagd wat ze vinden van het aantal horecavestigingen in hun buurt. Een groot deel van de respondenten vindt het huidige aanbod aan daghoreca (41%), restaurants (38 %) en cafés (46%) prima. Maar er is ook een redelijk grote groep die vindt dat er veel of teveel daghoreca (39%), restaurants (34%) en cafés (26 %) zijn. Deelnemers uit de Schinkelbuurt vinden vaker dat er veel of teveel horeca is dan deelnemers uit de Hoofddorppleinbuurt. Dit geldt vooral voor restaurants, maar ook voor andere categorieën. Een verklaring hiervoor kan zijn dat de hore- cadichtheid, vooral voor restaurants, in de Schinkelbuurt hoger is dan in de Hoofddorppleinbuurt. Ook valt op dat oudere deelnemers vaker vinden dat er teveel horeca is dan jongere deelnemers.

Buurtgesprekken In het buurtgesprek in de Schinkelbuurt werd verzocht om in het bestemmingsplan geen nieu- we horecavestigingen mogelijk te maken. In het buurtgesprek in de Hoofddorppleinbuurt gaven deelnemers aan dat horeca weliswaar voor levendigheid in de buurt zorgt, maar ook voor overlast zorgt. Bewoners ervaren overlast van terrassen die tot middernacht open zijn en van ‘lawaai-hore- ca’ in woonstraten. Er werd verzocht om in het bestemmingsplan geen nieuwe coffeeshops moge- lijk te maken.

17 8 Afwegingen wonen

Huidig bestemmingsplan Wonen is de meest voorkomende functie in het plangebied. Woningen zijn bestemd als Wonen (indien het gehele pand uit woningen bestaat) of als Gemengd (indien een niet-woonfunctie op de begane grond is gevestigd). Woningen zijn zonder nadere aanduidingen of gebruiksbepalingen be- stemd. Hierdoor is een woning voor iedere gewenste woonvorm en doelgroep te gebruiken. Even- min is het aantal woningen bestemd. Hierdoor is het mogelijk om woningen te splitsen, samen te voegen of een zolderetage om te zetten naar een woning zonder dat hiervoor een planologisch besluit nodig is.

Binnen de woonbestemming is beroep en bedrijf aan huis toegestaan tot maximaal 40 % van het vloeroppervlak met een absoluut maximum van 60 m2. Eventuele inpandige parkeervoorzieningen zijn met een aanduiding aangegeven.

In de begripsbepaling is bepaald dat een woning is bestemd voor de huisvesting van één huishou- den. Deze bepaling is strijdig met het woonbeleid, waarin is bepaald dat woningdelen onder be- paalde voorwaarden is toegestaan.

Beleid

Structuurvisie De Structuurvisie 2040 zet in op het verdichten van de bestaande stad. Er is een grote vraag naar woningen binnen de ring A10. De mogelijkheden om te verdichten zijn in het plangebied echter beperkt. In Koers 2025 is het Surinameplein e.o. de enige woningbouwlocatie. Deze ontwikkeling is echter nog prematuur en wordt niet opgenomen in het bestemmingsplan.

Er kunnen wel nieuwe woningen worden toegevoegd in bestaande bouwblokken. Nieuwe wonin- gen kunnen bijvoorbeeld worden gecreëerd door zolderetages uit te bouwen en om te zetten naar woningen. In de schinkelbuurt en langs de Sloterkade is het op enkele plekken nog mogelijk om panden op te toppen.

Coalitieakkoord De Amsterdamse woningmarkt kookt over. Als gevolg daarvan stijgen de prijzen en staan steeds meer mensen in de rij voor een woning. Steeds meer groepen komen in de verdrukking. Vooral mensen met een laag inkomen en een middeninkomen komen er op de woningmarkt nauwelijks tussen. Het verdelen van een toenemende schaarste vraagt om regulering; om meer grip van de gemeente op de woningmarkt. De coalitie heeft in het coalitieakkoord diverse maatregelen opge- nomen om de schaarste op de woningmarkt te verminderen. Voor de onderstaande maatregelen kan het bestemmingsplan Hoofddorpplein- en Schinkelbuurt als instrument worden ingezet: • De bouw van 7.500 woningen per jaar. Deze worden grotendeels gebouwd in nieuwbouw en transformatieprojecten. Maar ook in de Hoofddorpplein- en Schinkelbuurt kunnen woningen wor- den toegevoegd. Bijvoorbeeld door niet-woonfuncties om te zetten naar woningen, zolders om te bouwen naar woningen of een verdieping bovenop een bestaand pand te bouwen. • W oningdelen blijft mogelijk. In het bestemmingsplan Hoofddorpplein- en Schinkelbuurt moeten geen regels worden opgenomen die het woningdelen belemmeren. De bepaling dat een woning is bestemd voor de huisvesting van één huishouden dient te vervallen.

18 • Shortstay verdwijnt. Dit college werkt een voorstel uit om een vorm van serviced appartments mogelijk te maken. Short-stay verhuur zal in het nieuwe bestemmingsplan niet worden toege- staan. Eventueel beleid voor serviced appartments kan t.z.t. indien nodig worden verwerkt in het bestemmingsplan. • W e willen gezinnen die bewust kiezen voor de stad een plek blijven bieden. Het bestemmings- plan kan deze ambitie faciliteren door uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande woningen op te nemen. • W e gaan de stad uitbreiden en verdichten. Het bestemmingsplan kan deze ambitie faciliteren door uitbreidingsmogelijkheden voor bestaande gebouwen op te nemen. • Hoogbouw is wenselijk mits het luchthavenindelingsbesluit en de UNESCO bufferzone wordt gerespecteerd. Niet van toepassing. Hoogbouw is niet goed in te passen binnen het bestaande stedelijk weefsel van de 19e eeuwse ring en de gordel ’20-’40. • Sloop/nieuwbouw is onder duidelijke voorwaarden toegestaan. Het moet bijdragen aan ver- dichten, menging of verduurzaming. Het is mogelijk om een sloopvergunningsplicht op te nemen in het bestemmingsplan. Hierdoor kan de bijdrage aan verdichten, menging of verduurzaming als voorwaarde worden afgedwongen.

Gebiedsagenda In de gebiedsagenda is een gevarieerd woningaanbod als één van de prioriteiten benoemd. De volgende activiteiten kunnen hier aan bijdragen: • Uitbreiding van het woningaanbod voor ouderen en huishoudens met een middeninkomen • Bewak en gevarieerd woningaanbod door inperking woningdelen Steeds vaker worden vergunningen aangevraagd voor het opdelen van appartementen, bij- voorbeeld om er studentenwoningen van te maken. Binnen een buurt willen we zorgen voor een evenwichtig woningaanbod. We onderzoeken de mogelijkheden om het woningdelen te beperken, bijvoorbeeld door quota in te stellen. • W oningen creëren door bestaande panden te transformeren.

Mini-enquête Aan de respondenten is gevraagd wat ze vinden van een aantal manieren om woningen toe te voegen in bestaande panden. Een meerderheid vindt het een goed idee om zolders om te bouwen tot woningen. Er zijn ongeveer evenveel voorstanders als tegenstanders voor het opsplitsen van woningen. Er is minder draagvlak voor het optoppen van woningen. Uit de buurtgesprekken blijkt echter dat bewoners het optoppen van woningen een prima oplossing vinden als dat stedenbouw- kundig goed is in te passen. Dit wordt nader toegelicht bij de afweging over de goot- en bouw- hoogtes.

Ook is gevraagd wat de deelnemers vinden van het ombouwen van verschillende soorten voorzie- ningen naar woningen. Een meerderheid vindt dat niet-woonfuncties in de woonstraten mogen worden omgebouwd tot woningen. Aan dit signaal wordt in de nota van uitgangspunten overigens niet tegemoet gekomen. In het nieuwe bestemmingsplan komt de mogelijkheid uit het huidige bestemmingsplan om niet-woonfuncties om te zetten naar woningen juist te vervallen.

Er is minder draagvlak voor ombouwen voorzieningen in binnentuinen en winkelstraten. In de nota van uitgangspunten worden geen uitgangspunten geformuleerd voor bedrijfsbebouwing op binnenterreinen. Dit type bebouwing komt weinig voor. Het bestemmen van dit type bebouwing is maatwerk. Hiervoor hoeven niet vooraf uitgangspunten te worden vastgesteld.

19 Buurtgesprekken De deelnemers in de Schinkelbuurt vinden het ombouwen van zolders tot woningen een goed idee, terwijl de deelnemers in de Hoofddorppleinbuurt dit geen goed idee vinden. In beide buurt- gesprekken waren bewoners geen voorstander van het opsplitsen van woningen. In beide buurt- gesprekken vonden bewoners een divers en gevarieerd woningbestand belangrijk, zodat de buurt toegankelijk blijft voor alle leeftijds- en inkomensgroepen en mensen binnen de buurt woon carriè- re kunnen maken.

De deelnemers uit de Hoofddorppleinbuurt waren tegen het omzetten van winkels en voorzienin- gen naar woningen. Ze bepalen de levendigheid en sfeer in de wijk. Een goed voorzieningenniveau is belangrijk voor de leefbaarheid in de buurt. Ook vonden deze deelnemers dat gebouwen op binnenterreinen niet moeten worden omzet naar woningen. Dit geeft veel overlast. Het omsloten binnenterrein werkt als een klangkast.

20 WAT WILLEN BEWONERS IN DE BUURT?

Peiling over het nieuwe bestemmingsplan Hoofddorpplein- en Schinkelbuurt December 2018

www.ioresearch.nl COLOFON

Uitgave I&O Research Zuiderval 70 7543 EZ Enschede

Piet Heinkade 55 1019 GM Amsterdam

Rapportnummer 2018/198 (v3)

Datum December 2018

Opdrachtgever Gemeente Amsterdam

Auteurs: Melle Conradie Kimberly Farzan

Het overnemen uit deze publicatie is toegestaan, mits de bron duidelijk wordt vermeld.

1 Wat willen bewoners in de buurt? ● Peiling over het nieuwe bestemmingsplan Hoofddorpplein- en Schinkelbuurt INHOUDSOPGAVE

Pagina

Colofon 1 Aanleiding 3 Resultaten – Buurtvoorzieningen 4 Resultaten – Verbouwingen 5 Resultaten – Uitbreiden woningen 6 Belangrijkste bevindingen 8 Bijlage: Representativiteit 9

2 Wat willen bewoners in de buurt? ● Peiling over het nieuwe bestemmingsplan Hoofddorpplein- en Schinkelbuurt AANLEIDING Aanleiding Weging en representativiteit De gemeente Amsterdam gaat een nieuw bestemmingsplan opstellen voor de De uitkomsten van het onderzoek zijn gewogen naar eigendomssituatie, leeftijd Hoofddorpplein- en Schinkelbuurt in Amsterdam. Het nu geldende en buurt en daarmee representatief voor deze kenmerken van de populatie bestemmingsplan is namelijk 10 jaar oud en niet meer actueel. Ter voorbereiding waarbij de oververtegenwoordiging van ouderen niet helemaal opgelost kon hebben de bewoners en ondernemers van de buurt een brief gehad met een worden met de weging. Meer over de weging is te vinden in de bijlage. Een uitnodiging voor een korte enquête. eerdere versie van deze rapportage is opgeleverd zonder gewogen data. Hoewel de invloed van de oververtegenwoordiging van kopers wel beschreven werd, was De resultaten van de enquête staan in deze rapportage. dit niet voor iedereen duidelijk. De in deze rapportage toegevoegde weging heeft ervoor gezorgd dat de percentages op onderdelen licht gewijzigd zijn. Het Respons totaalbeeld is echter niet veranderd. Op 15 en 16 november 2018 heeft de gemeente Amsterdam in de Tabel 2 Hoofddorpplein- en Schinkelbuurt 9.039 (anonieme) brieven aan huis bezorgd. In Respons* verdeeld naar verschillende achtergrondkenmerken elke brief stond een uitnodiging naar de korte (online) enquête. De online enquête is gehost door I&O Research. Indien men niet in staat was de enquête Aantal Percentage online in te vullen, kon men een schriftelijke vragenlijst aanvragen. Op Hoofddorppleinbuurt 960 80% 22 november is door de gemeente Amsterdam in de wekelijkse nieuwsbrief van Schinkelbuurt 247 20% het stadsdeel Zuid verwezen naar de enquête. De uiterste invuldatum was 1 december 2018. Uiteindelijk hebben 1.219 mensen de vragenlijst ingevuld, waarvan 12 schriftelijk. Dit is een totale respons van 13,5%. In de respons is een Bewoner 1079 89% oververtegenwoordiging van kopers en mensen die ouder zijn dan 50 jaar. Ondernemer 13 1% Huurders en mensen tot 50 jaar hebben minder vaak meegedaan aan het Zowel bewoner als ondernemer 122 10% onderzoek. Anders 5 0%

Tabel 1 Ik woon alleen 512 43% Respons* per buurt Bruto Netto Responspercentage Ik woon alleen (zonder partner) met kinderen 54 5% Hoofddorppleinbuurt 6.766 960 14,2% Ik ben gehuwd/woon samen Schinkelbuurt 2.273 247 10,9% zonder thuiswonende kinderen 346 29% Ik ben gehuwd/woon samen met thuiswonende kinderen 218 18% Analyse Ik woon bij mijn Indien de percentages niet optellen tot 100%, is dit (tenzij anders aangegeven) ouder(s)/verzorger(s) 3 0% het gevolg van afrondingsverschillen. De figuren in het rapport laten overal de Anders 52 4% uitkomsten op totaalniveau zien. Daarnaast worden de belangrijkste significante Weet niet/wil niet zeggen 15 1% verschillen tussen verschillende groepen (buurt, leefsituatie, woonsituatie, huursituatie, en leeftijd) in de grafieken weergegeven en in de tekst beschreven. De verhoudingen van deze groepen in de respons staan in tabel 2. Ik ben huurder 487 41% Ik ben (mede)eigenaar 706 59% Anders 7 1%

*Omdat een aantal van de achtergrondkenmerken niet door iedereen correct is ingevuld, is het totaal van de aantallen soms lager dan 1.219. 18 t/m 34 jaar 307 26% 35 t/m 49 jaar 399 33% 50 t/m 64 jaar 347 29% 3 65+ 145 12% Wat willen bewoners in de buurt? ● Peiling over het nieuwe bestemmingsplan Hoofddorpplein- en Schinkelbuurt BUURTVOORZIENINGEN

In het bestemmingsplan staat onder andere of er nieuwe kinderdagverblijven en horeca in de buurt geopend mogen worden. Aan de bewoners van de Hoofddorppleinbuurt en de Schinkelbuurt is gevraagd om de huidige hoeveelheid voorzieningen op dit gebied te beoordelen (figuur 1).

Figuur 1 Wat vindt u op dit moment van het aantal voorzieningen in uw buurt?

Kinderdagverblijven

Totaal 16% 27% 38% 2% 16%

Schinkelbuurt 13% 30% 42% 14%

Hoofddorppleinbuurt 16% 25% 37% 3% 17%

Daghoreca Jongere bewoners zien weinig horeca in de buurt Totaal 11% 28% 41% 11% 8% Tussen huurders en eigenaars is een duidelijke scheiding te zien in het oordeel over het aantal voorzieningen in de buurt. Huurders Schinkelbuurt 16% 32% 38% 9% 4% vinden vaker dan eigenaren dat er te veel voorzieningen zijn. Dit Hoofddorppleinbuurt 10% 26% 42% 12% 9% geldt voor alle type voorzieningen. Eigenaren zien juist relatief weinig restaurants en daghoreca. Restaurants Totaal 9% 25% 38% 17% 10% Buurtbewoners van 50 jaar en ouder vinden vaker dat er te veel kinderdagverblijven zijn. Waarschijnlijk speelt het hierbij mee dat Schinkelbuurt 16% 36% 36% 7% 5% deze groep over het algemeen minder jonge kinderen heeft. Hoofddorppleinbuurt 7% 21% 38% 21% 12% Verder is er een verband tussen leeftijd en hoe men de hoeveelheid cafés, restaurants en daghoreca beoordeelt. In de Cafés leeftijd van 18 t/m 34 jaar vindt men vaker dat deze Totaal 7% 19% 46% 16% 10% voorzieningen er (te) weinig zijn dan dat oudere mensen dat vinden. Schinkelbuurt 9% 24% 45% 11% 11%

Hoofddorppleinbuurt 7% 18% 47% 18% 10% Ook tussen de twee buurten zijn verschillen zichtbaar. Zo geeft men in de Schinkelbuurt vaker aan dat (te) veel horeca is. In de 0% 25% 50% 75% 100% Hoofddorppleinbuurt vinden meer mensen dat er (te) weinig Te veel Veel Neutraal Weinig Te weinig Geen mening restaurants zijn dan in de Schinkelbuurt.

Weinig behoefte extra kinderdagverblijven Men vindt vooral dat er (te) veel kinderdagverblijven zijn (43 procent), van cafés vindt men dit minder vaak (26 procent). Wat ook opvalt is dat er te weinig horeca is volgens 19 tot 27 procent, terwijl 3 procent vindt dat er (te) weinig kinderdagverblijven zijn. Een op de zes geeft aan zich geen mening te kunnen vormen over het aantal kinderdagverblijven. Dit zijn grotendeels huishoudens zonder kinderen.

4 Wat willen bewoners in de buurt? ● Peiling over het nieuwe bestemmingsplan Hoofddorpplein- en Schinkelbuurt VERBOUWINGEN

Kelder bouwen moet kunnen, maar onder voorwaarden Kwart bewoners ziet geen heil in terugbrengen bouwdiepte De bewoners van de Schinkel- en Hoofddorppleinbuurt is ook gevraagd of ze Ook over aan- en uitbouwen zijn regels vastgelegd. Normaal vinden dat het toegestaan zou moeten zijn om een kelder onder een bestaand gesproken mogen bewoners maximaal 4 meter aan de achterzijde gebouw te bouwen. Normaal gesproken is dit namelijk toegestaan, maar de van het pand bouwen. De gemeente kan dit echter beperken tot gemeente kan hier beperkingen voor opleggen in het bestemmingsplan. In bijvoorbeeld 2,5 meter via het bestemmingsplan. Men is gevraagd figuur 2 is te zien dat de meerderheid (69 procent) hier geen bezwaar tegen ziet, in hoeverre men het ermee eens is indien dit tot 2,5 meter wordt maar dan moeten er wel voorwaarden gesteld worden. Ongeveer een op de vijf teruggebracht voor de eigen buurt (figuur 3). de helft van de vindt dat dit helemaal niet zou moeten worden toegestaan. Een kleine groep mensen is het hier (geheel) eens mee. Ongeveer een kwart is het vindt dat dit altijd zou moeten mogen. er niet mee eens.

Figuur 2 Figuur 3 Vindt u dat het toegestaan moet zijn om in uw buurt een kelder te bouwen In hoeverre bent u het er mee eens om in uw buurt de maximale onder een bestaand gebouw? bouwdiepte van aan- en uitbouwen terug te brengen naar 2,5 meter diep?

Totaal 28% 22% 19% 12% 12% 8% 18% 34% 35% 8% 4%

Eigenaars 26% 21% 16% 14% 18% 4%

Huurders 29% 22% 21% 11% 7% 10% 0% 25% 50% 75% 100% 0% 25% 50% 75% 100% Niet toestaan Toestaan onder strenge voorwaarden Toestaan onder voorwaarden Toestaan zonder nadere voorwaarden Geheel eens Eens Neutraal Oneens Geheel oneens Geen mening Geen mening Huurder vaker neutraal over regels bouwdiepte De mening van huurders verschilt van die van eigenaars. Bewoners en ondernemers van 50 jaar en ouder vinden relatief vaker dan 18 tot Eigenaars zijn het vaker dan huurders (geheel) oneens met een 50-jarigen dat het bouwen van een kelder onder een bestaand gebouw niet maximale bouwdiepte van 2,5 meter. Huurders staan er vaker toegestaan moet worden. Zolang er wel voorwaarden aan verbonden zijn, vinden neutraal in of hebben er geen mening over. Een mogelijke de meeste 18 tot 50-jarigen dat dit moet kunnen. verklaring is dat huurders geen uitbouw kunnen realiseren, omdat ze geen eigenaar van de woning zijn.

Verder zien we een leeftijdspatroon: hoe ouder de bewoner/ondernemer is, hoe meer hij/zij het ermee eens is om de maximale uitbouwruimte te beperken. Waar onder de groep 18- tot 35-jarigen circa een op drie het (geheel) eens is met deze beperking, is onder 65+’ers bijna derde het ermee eens.

5 Wat willen bewoners in de buurt? ● Peiling over het nieuwe bestemmingsplan Hoofddorpplein- en Schinkelbuurt UITBREIDEN WONINGEN (1)

In Amsterdam is een grote vraag naar woningen. Er zijn verschillende manieren Woningeigenaar ziet minder graag woningen in plaats van horeca om het woningaanbod te laten stijgen, waaronder het geven van een nieuwe Zowel eigenaars als huurders willen liever niet dat winkels en horeca in bestemming aan bepaalde voorzieningen. In het bestemmingsplan wordt winkelstraten getransformeerd mogen worden tot woningen. Eigenaars vastgelegd wat er op dit gebied wel en niet mag. De bewoners van de buurt is zijn hier stelliger in dan huurders. Een van de mogelijke redenen hiervoor gevraagd in hoeverre zij vinden dat bepaalde voorzieningen mogen worden is dat het voorzieningenniveau van de buurt medebepalend is voor de omgebouwd tot woningen (figuur 4). waarde van de woning.

Figuur 4 Vooral bewoners en ondernemers jonger dan 50 jaar zien ook minder In hoeverre bent u het ermee eens dat onderstaande voorzieningen in uw buurt kunnen graag dat winkels en horeca plaatsmaken voor woningen. Circa zes op de worden verbouwd tot woningen? tien willen dit liever niet in winkelstraten, onder 50+’ers is dit minder dan de helft. Winkels en horeca in woonstraten verbouwen ziet ongeveer een derde van de bewoners en ondernemers jonger dan 50 jaar niet zitten, onder 50+’ers is dit aandeel lager. Dit verschil tussen leeftijdsgroepen hangt samen met dat jongeren vaker vinden dat er weinig of te weinig Bedrijven/voorzieningen in woonstraten 28% 42% 12% 10% 8% horecavoorzieningen in de buurt zijn (zie hoofdstuk buurtvoorzieningen).

Winkels/horeca in woonstraten 21% 35% 13% 18% 11%

Bedrijven/voorzieningen binnentuinen 14% 22% 14% 22% 24% 3%

Winkels/horeca in winkelstraten 14% 19% 11% 30% 26%

0% 25% 50% 75% 100%

Geheel eens Eens Neutraal Oneens Geheel oneens Geen mening

Ruimte om voorzieningen in woonstraten om te vormen tot woningen Een meerderheid is het er (geheel) mee eens dat objecten in woonstraten omgevormd kunnen worden tot woningen. Voor bedrijven/voorzieningen in binnentuinen en winkels/horeca in winkelstraten is deze meerderheid er niet. Meer dan de helft is het er (geheel) mee oneens dat winkels en horeca in winkelstraten omgebouwd mogen worden tot woningen.

6 Wat willen bewoners in de buurt? ● Peiling over het nieuwe bestemmingsplan Hoofddorpplein- en Schinkelbuurt UITBREIDEN WONINGEN (2)

Minderheid vindt bouw extra verdieping een goed idee Met name eigenaars positief gestemd over verbouwingen Regelmatig krijgt de gemeente aanvragen om woningen toe te voegen in We zien vooral verschillen in de houding ten opzichte van de verschillende bestaande woningblokken. De mogelijkheden hiervoor worden ook in het manieren om woningaanbod te creëren tussen de huurders en de bestemmingsplan vastgelegd. Het ombouwen van een zolder tot een woning woningeigenaars. Bijna de helft van de huurders vindt het opsplitsen van vindt een meerderheid een (heel) goed idee, de bewoners in de Schinkelbuurt een woning een (heel) slecht idee. Onder woningeigenaren is dit ruim een nog meer dan in de Hoofddorppleinbuurt (figuur 5). Over het opsplitsen van een op de drie. Ook het ombouwen van een zolder kan op meer goedkeuring woning zijn de meningen verdeeld. Bijna vier op de tien staan hier positief rekenen onder woningeigenaren dan onder huurders. Een deel van de tegenover, maar ook vier op de tien vinden dit een slecht idee. Een extra verklaring zal liggen in het feit dat de woningeigenaar profiteert van een verdieping toevoegen aan een bestaande woning wordt duidelijk als minder toename in rendement bij verbouwing. Dit zal voor de huurder over het wenselijk gezien: ruim de helft vindt dit een (heel) slecht idee. algemeen niet het geval zijn.

Figuur 5 Verder is men in de Schinkelbuurt positiever over het verbouwen van een Wat vindt u van de volgende manieren om nieuwe woningen toe te voegen in uw buurt? zolder tot een woning. Bijna 60 procent van de Schinkelbuurtbewoners vindt dit een goed idee. In de Hoofddorppleinbuurt is dit net iets meer dan de helft. Zolder ombouwen Totaal 16% 38% 18% 15% 13%

Schinkelbuurt 20% 39% 19% 13% 8%

Hoofddorpleinbuurt 14% 38% 17% 16% 14%

Woning opsplitsen

Totaal 9% 29% 20% 24% 18%

Schinkelbuurt 11% 32% 19% 22% 15%

Hoofddorpleinbuurt 8% 28% 20% 24% 19%

Extra verdieping Totaal 10% 22% 16% 25% 27%

Schinkelbuurt 9% 22% 17% 26% 26%

Hoofddorpleinbuurt 10% 21% 16% 25% 27%

0% 25% 50% 75% 100%

Heel goed idee Goed idee Neutraal Slecht idee Heel slecht idee Geen mening

7 Wat willen bewoners in de buurt? ● Peiling over het nieuwe bestemmingsplan Hoofddorpplein- en Schinkelbuurt BELANGRIJKSTE BEVINDINGEN

De gemeente Amsterdam gaat een nieuw bestemmingsplan opstellen voor de Zolder ombouwen beste verbouwingsoptie uitbreiden woningaanbod Hoofddorpplein- en Schinkelbuurt in Amsterdam. In november 2018 is door I&O Een meerderheid van bewoners en ondernemers in Hoofddorpplein- en Research namens de gemeente Amsterdam een peiling gehouden onder Schinkelbuurt vindt het uitbreiden van het woningaanbod door het ombouwen bewoners en ondernemers van deze buurten. In totaal hebben 1.219 van de van een zolder een goed idee. Dit geldt niet voor het creëren van woningen door 9.039 uitgenodigde mensen meegedaan aan de korte enquête (13,5%). woningsplitsing. Over het creëren van woningen door het toevoegen van een Hieronder bespreken we de belangrijkste uitkomsten. verdieping is de meerderheid negatief. Eigenaren staan over het algemeen positiever ten opzichte van deze verbouwingen dan huurders. Meer behoefte aan horecavoorzieningen dan aan kinderdagverblijven Weinig mensen in de Hoofddorpplein- en Schinkelbuurt ervaren een tekort aan Verschillen vooral tussen huurders en eigenaars en ouderen en jongeren kinderdagverblijven. Van horecavoorzieningen als restaurants en cafés zijn er wel In de rapport zijn de verschillen tussen de verschillende groepen bewoners groepen mensen die dit vinden. Woningeigenaren vinden vaker dat dit er te uitgelicht. Wat hierbij opvalt is dat er op het gebied van huishoudenssituatie weinig is dan huurders. Ook is er een verband met leeftijd: onder mensen jonger (alleenwonend, gezin, etc.), leefsituatie (ondernemer of bewoner) en buurt dan 50 is er meer animo voor horeca dan onder ouderen. In de Hoofddorpplein- weinig verschillen zijn. De verschillen in houding zijn vooral te zien tussen buurt zien de bewoners meer ruimte voor horeca. In de Schinkelbuurt vindt men huurders en woningeigenaars. Daarnaast verschillen ook de jongere en oudere het vaker (te) veel. leeftijdsgroepen vaker in hun houding. Hierbij lijkt het dat dit een glijdende schaal is: hoe meer de leeftijd uit elkaar ligt, hoe meer de antwoorden ook Wel ruimte voor kelders, uitbouwen beperken verschillen. Een meerderheid van 70 procent vindt dat kelders onder bestaande gebouwen gebouwd zouden mogen worden zolang er voorwaarden aan gesteld worden. Een groep van 18 procent vindt dat dit nooit zou mogen. Jongere mensen staan hier vaker positief tegenover dan mensen van 50 jaar of ouder. Voor het uitbouwen van een woning vindt ongeveer de helft dat de maximale diepte hiervoor teruggebracht zou mogen worden naar 2,5 meter. Dit is tweemaal zoveel als de groep die het hier niet mee eens is. Eigenaren vinden echter duidelijk vaker dat de afstand niet teruggebracht zou moeten worden dan huurders. Ook hier speelt leeftijd een rol: onder de groep 18- tot 35-jarigen is een derde het hier (geheel) mee eens, onder de 65+’ers bijna twee op de drie.

Transformatie met name in bestaande woonstraten Wanneer bestaande voorzieningen omgebouwd worden tot woningen, ziet men dit het liefst in bestaande woonstraten. Van het ombouwen van winkels en horeca in winkelstraten is een meerderheid tegenstander, vooral woning- eigenaars en buurtbewoners onder de 50 jaar.

8 Wat willen bewoners in de buurt? ● Peiling over het nieuwe bestemmingsplan Hoofddorpplein- en Schinkelbuurt BIJLAGE: REPRESENTATIVITEIT Hoe verhouden kenmerken van de responsgroep zich tot de buurtkenmerken van bewoners? De meerderheid van de bewoners in de Hoofddorppleinbuurt en Schinkelbuurt (circa twee derde) is huurder. Aan het onderzoek deden echter relatief veel (mede)eigenaren van woningen mee, in de Hoofddorppleinbuurt zelfs meer dan huurders (twee maal zoveel). Een mogelijke verklaring hiervoor is de hogere betrokkenheid bij het onderwerp van dit onderzoek onder woningeigenaren. Voor huurders is het toekomstige bestemmingsplan waarschijnlijk minder relevant.

In beide buurten heeft de meerderheid van de bewoners een leeftijd tussen 18 en 50 jaar. Dit zien we ook terug in de deelnemers van het onderzoek, meer dan de helft van de respondenten valt in de groep 18 t/m 49 jaar. Er zijn wel relatief meer 50 t/m 64-jarigen in de responsgroep dan in werkelijkheid in de buurten wonen.

Onder de deelnemers van het onderzoek zijn er meer woningeigenaren dan woninghuurders, behalve in de oudste leeftijdsgroep. Onder de groep 65+ zijn er relatief meer huurders dan (mede)eigenaren. Dit komt overeen met de verwachting van de gemeente dat de huurders gemiddeld ouder zijn dan de koper.

Weging Om de data representatief voor de buurt te maken, is op buurtniveau gewogen op (1) verhoudingen tussen eigenaars en huurders en (2) de leeftijdsverdeling per buurt. Op totaalniveau is ook de buurtomvang meegenomen in de weging. In tabellen 3, 4 en 5 is de samenstelling van de buurtpopulatie en de ongewogen en gewogen onderzoekspopulatie te zien. De gebruikte grenzen voor weegfactoren zijn 0,5 en 2,0. In sommige gevallen moesten groepen samengevoegd worden, omdat anders de weegfactor te groot werd. Mede hierdoor wijkt de gewogen leeftijdsverhouding af van de populatie. De verhouding tussen huurders en eigenaars in de respondentgroep is gewogen naar de verhouding huur- en koopwoningen in de populatie.

Tabel 3 Verhoudingen populatie en gewogen en ongewogen onderzoekspopulatie

Respondenten Respondenten % Populatie Populatie % Gewogen % Hoofddorppleinbuurt 907 75% 10.223 75% 75% Schinkelbuurt 302 25% 3.387 25% 25% Totaal 1.209 100% 13.610 100% 100%

Huurders 487 41% 64% huurwoningen 64% 64% Eigenaar 706 59% 36% koopwoningen 36% 36% Totaal 1.193 100% woningvoorraad 100% 100%

18 t/m 49 706 59% 9.817 72% 58% 50 t/m 64 347 29% 2.337 17% 32% 65+ 145 12% 1.456 11% 11% Totaal 1.198 100% 13.610 100% 100%

9 Wat wil men in de buurt? ● Peiling over het nieuwe bestemmingsplan Hoofddorpplein- en Schinkelbuurt BIJLAGE: REPRESENTATIVITEIT (2)

Tabel 4 Buurtkenmerken: populatiegroep versus respondentgroep en effect weging Hoofddorpplein-buurt Hoofddorpplein-buurt respondenten bewoners Schinkelbuurt respondenten Schinkelbuurt bewoners Aantal % Aantal % Gewogen % Aantal % Aantal % Gewogen % Huurder 351 37% 62% 62% 129 53% 71% 71% Eigenaar 588 63% 38% 38% 114 47% 29% 29% Totaal 939 100% 100% 100% 243 100% 100% 100%

18 t/m 49 jaar 567 60% 7.408 72% 58% 135 56% 2409 71% 56% 50 t/m 64 jaar 270 28% 1.701 17% 31% 72 30% 636 19% 34% 65+ 113 12% 1.114 11% 11% 32 13% 342 10% 33% Totaal 950 100% 10.223 100% 100% 239 100% 3387 100%

* De verhouding tussen huurders en eigenaars in de respondentgroep is gewogen naar de verhouding huur- en koopwoningen in de populatie.

Tabel 5 Verhouding huur/koop per leeftijdsgroep en effect weging

Huurder (Mede)Eigenaar Anders Aantal % Gewogen % Aantal % Gewogen % Aantal % Gewogen % 18 t/m 34 jaar 134 28% 30% 169 24% 24% 3 50% 50% 35 t/m 49 jaar 109 23% 24% 286 41% 41% 2 33% 33% 50 t/m 64 jaar 156 33% 35% 179 26% 24% 0 0% 0% 65+ 76 16% 11% 64 9% 11% 1 17% 17% Totaal 475 100% 100% 698 100% 100% 6 100% 100%

10 Wat wil men in de buurt? ● Peiling over het nieuwe bestemmingsplan Hoofddorpplein- en Schinkelbuurt

Verslag buurtgesprek Schinkelbuurt Inbreng van bewoners en ondernemers uit de Schinkelbuurt voor de Nota van Uit- gangspunten voor het bestemmingsplan Hoofddorpplein- en Schinkelbuurt • Datum: 4 maart 2019 • Locatie: De Derde Schinkel, Derde Schinkelstraat 9

Korte toelichting op de avond Tijdens het buurtgesprek heeft gemeente een presentatie gegeven over de uitkomsten van de mini-enquête en een toelichting gegeven over het planproces.

Na de presentatie gingen de deelnemers in groepen uiteen om verder te praten over de resultaten van de mini-enquête. Er vonden drie groepsgesprekken plaats over drie verschillende thema’s (bouwen en verbouwen, voorzieningen en toevoegen woningen). In de groepsgesprekken gaven de deelnemers aan welke wensen en welke zorgen ze hebben met betrekking tot deze thema’s. De gespreksleiders hebben de inbreng uit de groep samengevat en aan het eind van de avond terug- gekoppeld naar de andere groepen.

De inbreng uit de groepsgesprekken is in dit verslag per thema samengevat. Dit verslag is dus geen woordelijk verslag van wat er tijdens de groepsgesprekken is ingebracht.

De deelnemers hebben in de groepsgesprekken ook wensen en zorgen naar voren gebracht die buiten de scope van deze drie thema’s vallen. Deze wensen en zorgen zijn samengevat onder het kopje ‘overige onderwerpen’.

Groepsgesprek thema ‘bouwen en verbouwen’

Bijgebouwen: Het merendeel van deelnemers is voorstander van het stellen van eisen aan de bouw van bijge- bouwen. Bijvoorbeeld door groene daken verplicht te stellen, eisen aan de infiltratie van regenwa- ter stellen en/of vergunningsvrije bouwmogelijkheden in te perken.

Kelders: Alle deelnemers geven aan dat zij zich zorgen maken over verzakkingen en funderingsproblemen als gevolg van de kelderbouw. Enkele suggesties voor de gemeente: • Funderingsherstel verplicht stellen als er een kelder wordt gebouwd. • Bij kelderbouw niet alleen de eigen fundering, maar ook die van de buren verstevigen. • Akkoordverklaring van de buren verplicht stellen bij de bouw van kelders. • Voorwaarden herzien: nu is alleen een constructief onderzoek verplicht. Een funderingsonder- zoek zou ook verplicht moeten zijn.

Alle deelnemers geven aan dat het inperken van de mogelijkheden om kelders te bouwen, dan wel het stellen van voorwaarden hieraan prioriteit moet hebben bij de maatregelen in het kader van de bouwdynamiek. Zij maken zich meer zorgen over de bouw van kelders dan over de bouw van uit- bouwen, extra daklagen, balkons of dakterrassen. Kelders kunnen grote schade aan de woningen veroorzaken. Uitbouwen, extra daklagen, balkons of dakterrassen kunnen het woongenot aantas- ten, maar leiden niet tot constructieve schade aan de woningen.

Overige suggesties mbt bouwen en verbouwen: De volgende suggesties voor het onderwerp bouwen en verbouwen worden aangedragen: • Betere bescherming van architectuurorde 2 panden in het bestemmingsplan. • Kijk nog eens kritisch naar de regels in het bestemmingsplan voor schuurtjes in de tuin. In combinatie met vergunningsvrij bouwen leidt dit ertoe dat meer dan 50 % van de tuin kan worden bebouwd. • Het aspect bezonning moet mede bepalend zijn voor de maximaal toegestane bouwdiepte van zolderetages. • Maak groene daken of sedumdaken verplicht op bijgebouwen. • Kan de gemeente een regeling opnemen om te stimuleren dat bijgebouwen in de tuin die groter zijn dan het bestemmingsplan toestaat worden afgebroken.

Groepsgesprek thema ‘voorzieningen’

Algemeen: De volgende suggesties voor het bestemmingsplan worden aangedragen: • Ruimte bieden voor buurtwinkels en kleine speciaalzaken. • Ruimte bieden voor maatschappelijke en culturele voorzieningen. • Ruimte bieden voor voorzieningen waar mensen elkaar kunnen ontmoeten (eenzaamheid tegengaan). • Inpandige fietsenstallingen realiseren/ verplicht stellen. • Ruimte bieden voor kleinschalige startups. • Geen nieuwe horecavestigingen mogelijk maken. • Lege bedrijfsruimtes opvullen met sociaal-maatschappelijke ondernemingen. • Behoud het huidige aanbod aan winkelruimtes en maatschappelijke voorzieningen.

Woonstraten en winkelstraten: De volgende suggesties voor het bestemmingsplan worden aangedragen: • Geen nieuwe horecavoorzieningen in de woonstraten. • Maak een duidelijk onderscheid tussen woonstraten en straten met winkels en voorzieningen. • Geen uitrol van het centrummilieu faciliteren. Het moet een woonbuurt blijven. • Meer gespecificeerde bestemmingen voor de winkelstraten (net als in het centrum). Nu heb- ben alle panden in de winkelstraten dezelfde bestemming. • Toeristenwinkels weren.

Groepsgesprek thema ‘toevoegen woningen’

Algemeen: De volgende suggesties worden aangedragen vanuit de groep: • Zolders ombouwen tot woonruimte is een goed idee. • Het optoppen van woningen moet alleen onder bepaalde voorwaarden mogelijk zijn (ja, mits). • Geen woningen opsplitsen. • Diversiteit behouden/ versterken (verschillende inkomensgroepen, leeftijden en woningty- pen). • Bevorderen dat mensen wooncarrière kunnen maken. • Eenzijdige gentrificatie tegengaan. • Oudere bewoners moeten in de buurt kunnen blijven wonen. • Alternatieve woonvoorzieningen voor vroegere bejaardentehuizen.

Overige onderwerpen

Algemeen: De volgende suggesties worden aangedragen vanuit de groep: • Zorg dat het beleid op een samenhangende manier wordt vertaald in het bestemmingsplan. • Zorg dat nieuwe gebiedsontwikkelingen goed worden aangesloten op de bestaande wijk. • Zorg dat de stad niet op slot komt te zitten. • Zorg voor balans. • Er is behoefte aan meer fietsparkeerplaatsen, zowel in de woonstraten als in de winkelstraten. • Groen behouden. • Betrek bewoners op dezelfde manier bij een plan voor de inrichting van de openbare ruimte.

Verslag buurtgesprek Hoofddorppleinbuurt Inbreng van bewoners en ondernemers uit de Hoofddorppleinbuurt voor de Nota van Uitgangspunten voor het bestemmingsplan Hoofddorpplein- en Schinkelbuurt • Datum: 17 april 2019 • Locatie: Fashion Lounge, West Cord Fashion Hotel, Titus van Rijnstraat 269

Korte toelichting op de avond

Tijdens het buurtgesprek heeft de gemeente een presentatie gegeven over de uitkomsten van de mini-enquête en een toelichting gegeven over het planproces.

Na de presentatie gingen de deelnemers in groepen uiteen om verder te praten over de resultaten van de mini-enquête. Er vonden vier groepsgesprekken plaats over drie verschillende thema’s. Twee groepsgesprekken gingen over het thema bouwen en verbouwen, één ging over de voorzie- ningen en één ging over het toevoegen woningen. In de groepsgesprekken gaven de deelnemers aan welke wensen en welke zorgen ze hebben met betrekking tot deze thema’s. De gesprekslei- ders hebben de inbreng uit de groep samengevat en aan het eind van de avond teruggekoppeld naar de andere groepen.

De inbreng uit de groepsgesprekken is in dit verslag per thema samengevat. Dit verslag is dus geen woordelijk verslag van wat er tijdens de groepsgesprekken is ingebracht.

Groepsgesprek thema ‘bouwen en verbouwen’ groep 1 Gespreksleiding: Jeroen Rozema en Andor Kwee

Bouwdiepte aan- en uitbouwen Vanuit de groep worden argumenten voor en tegen het inperken van de bouwdiepte genoemd: - Argumenten voor: het groene karakter van de binnenterreinen verdwijnt; er kunnen proble- men ontstaan met de afvoer van regenwater. - Argumenten tegen: de woningen zijn klein; door vier meter uit te bouwen, wordt het aantrek- kelijker voor gezinnen om in de buurt te blijven wonen. - Andere overwegingen: houdt rekening met samenhang in het bebouwingsbeeld. Als de regel wordt dat een uitbouw maar 2,5 meter diep mag zijn, maar beide buren hebben al een uit- bouw van vier meter diep, dan zou er een uitzondering moeten worden gemaakt.

Bouwen van kelders - De meerderheid van de groep vindt dat de bouw van kelders onder bestaande gebouwen niet moet worden toegestaan, of alleen onder strenge voorwaarden. De bouw van kelders bete- kent altijd een bepaald risico op constructieve schade voor buurpanden. Je kan dit risico nooit helemaal uitsluiten. Ook niet met een gedegen onderzoek en strenge voorwaarden. Enkele deelnemers hebben twijfels of de informatie uit een funderingsonderzoek altijd klopt. En als de aannemer onzorgvuldig is, ontstaat er alsnog schade. De gemeente is daarvoor niet aan- sprakelijk. De schade moet op de aannemer of opdrachtgever worden verhaald en dit is in de praktijk vaak ingewikkeld. - Een aantal deelnemers vindt dat een kelder alleen mag worden toegestaan in combinatie met funderingsherstel. Als de fundering moet worden hersteld, dan ontstaat er toch al overlast en moet er sowieso onder het pand worden gewerkt (met de bijbehorende risico’s).

Toevoegen van een extra verdieping - Dit kan op twee manieren: door de zolderetage (die vaak in de kapverdieping zit) naar achte- ren uit te bouwen; of door een extra verdieping bovenop het pand te bouwen. - Het moet mogelijk zijn om de zolderetage naar achteren uit te bouwen. Dit is een effectieve manier om het woonoppervlak te vergroten, waarbij het woongenot van omwonenden nau- welijks wordt aangetast. Let er wel op dat de lichtinval in de binnentuinen niet wordt aange- tast. Dit kan worden voorkomen door een bepaalde afstand tot de oorspronkelijke achterge- vel te handhaven. - De meeste deelnemers vinden dat een extra verdieping alleen moet worden toegestaan als dit stedenbouwkundig verantwoord is in te passen. Wanneer bijvoorbeeld beide buurtpanden al hoger zijn, dan zou het geen probleem moeten zijn om een extra verdieping te bouwen. - De deelnemers vinden het wel belangrijk dat een extra verdieping architectonisch aansluit bij de naastgelegen panden.

Parkeren Een aantal deelnemers merkt op dat de gemeente geen parkeren in de binnentuinen moet toe- staan. De gesloten bouwblokken werken als een klankkast, waardoor het geluid van auto’s, scoo- ters en motoren heel hard klinkt in de anders juist zo rustige binnentuinen.

Groepsgesprek thema ‘bouwen en verbouwen’ groep 2 Gespreksleiding: Ruben Dijkhof en Elisabeth Koop

Bouwdiepte aan- en uitbouwen - De meerderheid geeft de voorkeur aan 2,5 meter bouwdiepte, aangezien er bij 4 meter erg weinig binnentuin overblijft. - Om een groen dak als voorwaarde te stellen bij een bouwdiepte van 2,5 meter is binnen de groep geen consensus. De meerderheid ziet meerwaarde in een buitenruimte op de eerste verdieping. Daarbij wordt er meer waarde gehecht aan een groene tuin dan een groen dak. Vanuit de groep wordt de vraag gesteld of de verhardingsregeling (aanlegvergunningstelsel) uit de Pijp ook hier toe te passen is. - Maar belangrijker dan de bouwdiepte is op dit moment dat men de buren verplicht zou moe- ten informeren over het bouwen van een uitbouw. Wanneer de Omgevingswet van kracht wordt, krijgt de gemeente overigens een mandaat om dit verplicht te stellen.

Bouwen van kelders - Zolang het technisch mogelijk is en er geen verstoring plaats vindt in het grondwatersysteem zou het gewoon moeten mogen (aanvulling: Waternet moet daarbij niet per aanvraag kijken, maar moet een kelder zien als trendsetter, waarbij ook wordt gekeken naar de gevolgen op grote- re schaal). Dit geeft gezinnen ook de kans om in dezelfde woning te kunnen blijven wonen en voorkomt dat ze hun heil buiten de stad moeten zoeken.

Toevoegen van een daklaag - Er is consensus dat dit wel zou moeten kunnen in blokken waar het nu al gebeurt in het kader van rechtsgelijkheid. Bij cultuurhistorisch waardevolle blokken (of wanden), waar nu nog geen daklagen zijn, kan de groep zich voorstellen dat het in de toekomst niet meer kan.

Overige suggesties mbt bouwen en verbouwen - Met veel verschillend soort beleid is het niet altijd duidelijk welke hiërarchie bepaalde beleids- stukken tot elkaar hebben. Graag zou men het belang van een diverse stad (dus ook gezinnen) terug zien om zo een monocultuur tegen te gaan. - De mogelijkheid van ‘of-of’-beleid onderzoeken. Dat wil zeggen dat er gekozen zou moeten worden voor óf een kelder óf een uitbouw en niet allebei. Een deel van de groep vond dat het ‘en-en’-beleid zou moeten zijn, maar dan zou er wel voor bepaalde zaken gecompenseerd moeten worden (bijvoorbeeld door middel van het vasthouden van overtollig regenwater). - Het terugdringen van verbouwingen ten behoeve van niet-gebruikers (projectontwikkelaars en speculanten). Bijvoorbeeld door het toevoegen van een anti-speculatiebeding. Waarbij ge- keken moet worden hoe, aangezien een boete niet altijd het gewenste effect heeft. - Een groepslid suggereerde dat het in het kader van de energietransitie zo makkelijk mogelijk gemaakt moet worden om zonnepanelen en windmolens te plaatsen. De groep was het m.b.t. de zonnepanelen unaniem eens, voor de windmolens vond het groepslid geen medestanders.

Groepsgesprek thema ‘voorzieningen’ Gespreksleiding: Guus Knibbeler en Philia Scheuerman

Doelgroepen Voor de ouderen: voldoende zorg- en welzijnsvoorzieningen, opvang, gezondheidszorg. - Mensen worden steeds ouder. - Ouderen willen in deze buurt kunnen blijven wonen.

Voor de jongeren: voldoende sport- en recreatievoorzieningen, sportterreinen. - Er komen steeds meer jongeren in de buurt wonen. - Sportvoorzieningen dreigen naar de buitenkant van de stad te worden verplaatst.

Voorzieningen Meer ruimte voor gezondheidszorg. - Het Slotervaartziekenhuis is gesloten, andere gezondheidsinstellingen in de buurt ook. - Huisartsen vinden geen betaalbare praktijkruime.

Betere spreiding van kinderdagverblijven. - Nu zit een aantal kinderdagverblijven dicht bij elkaar, waardoor de geluidsoverlast als hinder- lijk wordt ervaren.

Niet nog meer overlast gevende horeca. - Horeca zorgt voor te veel overlast. - Geen terrassen meer die tot na middernacht lawaai veroorzaken. - Horeca zorgt ook voor een levendige buurt, maar geen lawaai-horeca in woonstraten. - Kan in het bestemmingsplan worden geregeld dat in een pand of in een buurt geen coffeeshop wordt gevestigd?

Winkelvoorzieningen Er is een breed gedeelde wens om de diversiteit van het winkelaanbod te behouden. Kleine speci- aalzaken en buurtwinkels worden gewaardeerd. De Javastraat wordt als goed voorbeeld ge- noemd. Een aantal deelnemers vindt dat er te veel grote supermarkten zijn, maar veel deelnemers zijn juist blij met dit aanbod.

Woon/werk combinatie mogelijk maken. - Inspelen op toenemende wens om wonen en werken te combineren. - Toename thuiswerken van mensen in loondienst. - Groeiend aantal zzp’ers.

Discussie over ‘woonbuurt’ Alle deelnemers vinden dat de Hoofddorppleinbuurt een aantrekkelijke woonbuurt moet blijven. Maar geen Almere. De deelnemers wonen graag in de Hoofddorppleinbuurt. Ze zijn blij met hun buurt en gehecht aan hun buurt. Het gemengde karakter met alle mogelijke voorzieningen in de buurt wordt hoog gewaardeerd. Ook voorzieningen zoals kleine winkels, supermarkten en rustige horecavoorzieningen op loopafstand worden gewaardeerd. De wens om woonstraten ook echte woonstraten te laten en de bestemmingen voor voorzieningen te concentreren in de hoofdstraten, wordt breed gedeeld. Maar ook het licht gemengde karakter (voorzieningen op hoeken van stra- ten) kan op steun rekenen. Men wil graag het huidige voorzieningenniveau in de buurt handhaven.

Overige punten Zorgen vanuit de groep die niet in het bestemmingsplan kunnen worden opgelost/geregeld: - Geen hogere parkeertarieven; ouderen moeten bezoek kunnen blijven krijgen van familie. - Het huidige aantal autoparkeerplaatsen behouden; dus geen autoparkeerplaatsen opheffen. - Te weinig fietsparkeerplekken in de openbare ruimte en hinder van te veel / verkeerd gepar- keerde fietsen. Deelnemers willen graag meer inpandige / ondergrondse fietsenstallingen. - Geen coffeeshops meer in de buurt, vanwege de overlast. - Er wordt geblowd op speelpleinen. Kan dit verboden worden? - Te hoge winkelhuur; dit gaat ten koste van de diversiteit van het winkelaanbod. Er is een wens om een bovengrens voor de huurprijs van winkels in te stellen wordt genoemd (de gemeente heeft overigens geen bevoegdheid om de huurprijs van winkelpanden te reguleren). - Kan er een bovengrens worden ingesteld voor de huurprijs van woningen? - Er zijn onvoldoende plekken / containers waar afval kan worden aangeboden.

Groepsgesprek thema ‘toevoegen woningen’ Gespreksleiding: Netty Verwaal en Ingeborg Wannags

Algemeen De volgende suggesties worden aangedragen vanuit de groep: - Zolders ombouwen tot woonruimte is geen goed idee. Hierdoor wordt benodigde bergruimte van woningen onttrokken waardoor spullen in het trappenhuis komen te staan, vluchtroutes dichtgezet worden en de veiligheid in het geding komt. Het leidt tot verrommeling. - Geen woningen opsplitsen: grotere woningen verdwijnen, te veel bewoners per pand. - Algemeen: meer bewoners betekent meer fietsen, auto’s, afval, de openbare ruimte komt vol te staan, files in de straten en op de fietspaden, geluidsoverlast – dus er zit een maximum aan de verdichting. - Het optoppen van woningen is over het algemeen niet wenselijk. De sfeer, de verhouding open/ bebouwde ruimte en de architectuur leiden hieronder. Ook is de constructie van de ge- bouwen niet geschikt hiervoor. - Winkels en horeca niet omzetten naar woningen. Ze bepalen de levendigheid en sfeer in de wijk. Goed voorzieningenniveau is belangrijk voor de leefbaarheid in de buurt. In de woon- buurten zijn al veel winkels verdwenen die niet meer levensvatbaar waren. Dat is jammer. Mis- schien een bepaalde verhouding winkels-horeca-woningen vastleggen per straat. - Gebouwen in binnenterreinen niet omzetten tot woningen. Dit geeft veel overlast. Het omslo- ten binnenterrein werkt als een klangkast. - Diversiteit woningtypen en -groottes is belangrijk. Dus ook grotere woningen voor gezinnen. - Bevorderen dat mensen wooncarrière kunnen maken.

Overige suggesties

Het groepsgesprek leverde een groot aantal zorgen en wensen op over het voorzieningenniveau en de leefbaarheid in de buurt. Een deel van deze punten kan niet in een bestemmingsplan worden geregeld. Deelnemers spraken de wens uit om met de gemeente een vergelijkbaar gesprek te kunnen voeren over de leefbaarheid en veiligheid van de buurt, de inrichting van de openbare ruimte en het verkeer. In het plenaire deel werd dit nog eens herhaald en werd het voorstel gedaan om hiervoor (vaker) schouwen te organiseren.

Overzicht wijzigingen nota van uitgangspunten Hoofddorpplein- en Schinkelbuurt

De volgende wijzigingen zijn doorgevoerd in de definitieve versie van de nota van uitgangspunten Hoofddorpplein- en Schinkelbuurt:

Uitgangspunt Conceptversie NvU Definitieve versie NvU Motivering III-a In de Hoofddorppleinbuurt wordt voor alle bebouwing die In de Hoofddorppleinbuurt wordt voor alle bebouwing die De voorwaarden voor de bouw van dakterrassen staan al onderdeel uitmaakt van de gordel 20-40 de bestaande onderdeel uitmaakt van de gordel 20-40 de bestaande in het afwijkingenbeleid. Deze hoeven niet in het bestem- bouwhoogte vastgelegd. De mogelijkheid om de zolde- bouwhoogte vastgelegd. De mogelijkheid om de zolde- mingsplan te worden opgenomen. retages aan de achterzijde uit te bouwen wordt in beginsel retages aan de achterzijde uit te bouwen wordt in beginsel gehandhaafd, waarbij nader wordt onderzocht onder welke gehandhaafd, waarbij nader wordt onderzocht onder welke voorwaarden dit kan worden toegestaan. Ook wordt onder- voorwaarden dit kan worden toegestaan. zocht onder welke voorwaarden de bouw van dakterrassen kan worden toegestaan. IV-b De voorwaarden uit het nog op te stellen stedelijk afwe- Nieuwe kelders moeten grondwaterneutraal worden ge- Het is niet nodig om dit afwegingskader in de planregels gingskader voor de bouw van kelders worden indien moge- realiseerd en dienen te voldoen aan het nog op te stellen zelf op te nemen. Een dynamische verwijzing naar dit af- lijk verwerkt in het voorontwerpbestemmingsplan. stedelijk afwegingskader kelderbouw. wegingskader volstaat. Bijkomend voordeel is dat het be- stemmingsplan niet hoeft te worden aangepast indien het stedelijk afwegingskader wordt herzien. V-b In de winkelstraten mogen aan- en uitbouwen maximaal 4 In de winkelstraten mogen aan- en uitbouwen maximaal De binnentuin aan de oostzijde van de Amstelveenseweg meter diep zijn, gemeten vanaf de oorspronkelijke achter- 4 meter diep zijn, gemeten vanaf de oorspronkelijke ach- is veel minder diep dan de binnentuinen aan de andere gevel. Nieuwe aan- en uitbouwen moeten worden voorzien tergevel. Deze uitzondering geldt niet voor de aan- en winkelstraten. Het toestaan van aan- en uitbouwen van 4 van een groen dak. uitbouwen aan de oostzijde van de Amstelveenseweg. meter diep tast het groene karakter van deze binnentuin Deze mogen maximaal 2,5 meter diep zijn, gemeten vanaf teveel aan. Daarom wordt de bouwdiepte van de vergun- de oorspronkelijke achtergevel. Nieuwe aan- en uitbouwen ningsvrije aan- en uitbouwen van deze winkels wel terugge- moeten worden voorzien van een groen dak. bracht naar 2,5 meter. VIII-b Net buiten de winkelstraten bevinden zich langs de Sloter- In de clusterpunten buiten de winkelstraten (Sloterkade De aanwezigheid van publiekstrekkers langs de Sloterkade kade en aan de Rietwijkerstraat een aantal winkels die veel 110 – 140 en Rietwijkerstraat 22-24) worden op de begane en aan de Rietwijkerstraat past niet het detailhandelsbe- publiek trekken (publiekstrekkers). In deze panden wordt grond detailhandel, dienstverlening, maatschappelijke leid. Het beleid is er op gericht dat publiektrekkers zich op de begane grond detailhandel en dienstverlening toe- voorzieningen, galerieën, kantoren en (ambachtelijke) in de winkelstraten vestigen. Als de publiekstrekkers aan gestaan. Er wordt onderzocht of het mogelijk is om op de bedrijven toegestaan. Wonen wordt toegestaan op de de Sloterkade en de Rietwijkerstraat zouden verdwijnen, begane grond ook zorg en welzijn, kantoren en kleinschali- verdiepingen. Omzetting van de begane grond naar wonen dan heeft het de voorkeur dat zich op deze locaties an- ge bedrijvigheid toe te staan. Omzetting naar wonen is niet is niet toegestaan. dere functies vestigen. Daarom krijgen deze panden een toegestaan. brede bestemming, waarin zowel detailhandel als andere niet-woonfuncties zijn toegestaan.

1 Uitgangspunt Conceptversie NvU Definitieve versie NvU Motivering VIII-c De Aalsmeerweg en Heemstedestraat vormen de aanloop- • Niet-woonfuncties in de overige doorgaande straten In de concept NvU staat dat detailhandel niet bij rechte straten. Deze straten worden als volgt bestemd: (Surinamestraat, Amstelveenseweg ten noorden van mogelijk wordt gemaakt in de niet-woonfuncties in door- • In de Aalsmeerweg ten noorden van de Rietwijker- de Schinkelhavenstraat, Haarlemmermeerstraat, gaande straten. Het voorstel is om detailhandel toch bij straat wordt in alle panden op de begane grond Heemstedestraat en Aalsmeerweg) worden als volgt rechte mogelijk te maken. In andere bestemmingsplannen dienstverlening, zorg en welzijn, kantoren en klein- bestemd: Op de begane grond zijn toegestaan: detail- in Zuid (en ook in West) wordt detailhandel ook bij rechte schalige bedrijvigheid toegestaan. Omzetten naar handel, dienstverlening, maatschappelijke voorzienin- mogelijk gemaakt doorgaande straten. Bovendien worden wonen is niet toegestaan. Bestaande winkels, horeca gen, galerieën, kantoren en (ambachtelijke) bedrijven. de doorgaande straten in dit plangebied (muv Haarlem- en woningen worden positief bestemd. Er wordt on- Wonen wordt toegestaan op de verdiepingen. Omzet- mermeerstraat) aangemerkt als potentiele of voldragen derzocht of het mogelijk is om in alle panden op de ting van de begane grond naar wonen is niet toege- stadsstraten. De aanwezigheid van winkels past bij een begane grond ook detailhandel toe te staan. staan. Bestaande horeca wordt positief bestemd. stadsstraat. • In de Aalsmeerweg ten zuiden van de Rietwijkerstraat • In de Aalsmeerweg ten noorden van de Rietwijker- wordt in panden met een niet-woonfunctie op de be- straat en in de Heemstedestraat ten oosten van de In de concept NvU staat dat alleen de Aalsmeerweg en de gane grond dienstverlening, zorg en welzijn, kantoren Woestduinstraat wordt in alle panden op de begane Heemstedestraat als doorgaande straten worden bestemd. en kleinschalige bedrijvigheid toegestaan. Omzetting grond detailhandel, dienstverlening, maatschappelijke De niet-woonfuncties in de andere doorgaande starten naar wonen is niet toegestaan. Bestaande winkels en voorzieningen, galerieën, kantoren en (ambachtelijke) krijgen dezelfde bestemming als de niet-woonfuncties in horeca worden positief bestemd. bedrijven toegestaan. Wonen wordt toegestaan op de woonstraten. In andere bestemmingsplannen in Zuid (en • In de Heemstedestraat ten oosten van de Woest- de verdiepingen. Omzetting van de begane grond ook in West) krijgen alle niet-woonfuncties in doorgaande duinstraat wordt in alle panden op de begane grond naar wonen is niet toegestaan. Bestaande horeca en straten dezelfde bestemming. Er wordt in al deze bestem- detailhandel, dienstverlening, zorg en welzijn, kanto- bestaande woningen op de begane grond worden mingsplan onderscheid gemaakt tussen drie gemengde ren en kleinschalige bedrijvigheid toegestaan. Omzet- positief bestemd. bestemmingsplan: ting naar wonen is niet toegestaan. Bestaande horeca 1. Gemengd-1 voor de winkelstraten (winkels en dienst- en woningen worden positief bestemd. verlening op begane grond, wonen op de etages) • In de Heemstedestraat ten westen van de Woest- 2. Gemengd-2 voor de overige doorgaande straten (win- duinstraat wordt in panden met een niet-woonfunctie kels, dienstverlening, maatschappelijke voorzienin- op de begane grond dienstverlening, zorg en welzijn, gen, galerieën, kantoren en (ambachtelijke) bedrijven kantoren en kleinschalige bedrijvigheid toegestaan. op de begane grond, wonen op de etages) Bestaande winkels en horeca worden positief be- 3. Gemengd-3 voor de woonstraten (dienstverlening, stemd. maatschappelijke voorzieningen, galerieën, kantoren en (ambachtelijke) bedrijven op de begane grond, wonen op de etages)

Het voorstel is om in dit bestemmingsplan aan te sluiten bij deze systematiek.

Andere overwegingen om de overige doorgaande straten een Gemengd -2 bestemming te geven zijn: ○ De Noordzijde van de Surinamestraat heeft in be- stemmingsplan ook de bestemming Gemengd-2. Het is logisch om de zuidzijde van de Surinamestraat dezelfde bestemming te geven. ○ In de Haarlemmermeerstraat zitten al meerdere win- kels en dienstverleners. ○ Het noordelijk deel van de Amstelveenseweg wordt aangemerkt als een stadsstraat. De aanwezigheid van winkels past bij een stadsstraat.

2 Uitgangspunt Conceptversie NvU Definitieve versie NvU Motivering VIII-f Er wordt onderzocht of ambachtelijke bedrijven als een Er wordt onderzocht hoe ambachtelijke bedrijven als een Inmiddels is de keuze gemaakt dat ambachtelijke bedrijven, aparte functiecategorie kunnen worden bestemd aparte functiecategorie kunnen worden bestemd net als in de Pijp, als een aparte functiecategorie worden bestemd. Er moet nog wel worden onderzocht hoe dit het beste in het bestemmingsplan kan worden vertaald. X-b Maatschappelijke voorzieningen die zijn gevestigd op de Maatschappelijke voorzieningen die zijn gevestigd op de Zie motivering uitgangspunt VIII-c. Nu detailhandel in door- begane grond van een winkelstraat krijgen een gemengde begane grond van een winkelstraat of een doorgaande gaande straten bij rechte mogelijk wordt gemaakt, kunnen bestemming. Op deze locaties is uitwisseling tussen maat- straat krijgen een gemengde bestemming. Op deze locaties maatschappelijke voorzieningen in deze straten ook wor- schappelijke voorzieningen en detailhandel of dienstverle- is uitwisseling tussen maatschappelijke voorzieningen en den omgezet naar detailhandel. ning mogelijk. andere niet-woonfuncties mogelijk.

3 4