ARCHEOLOGISCHE EVALUATIE VAN HET BODEMARCHIEF AAN DE BEGIJNHOFSTRAAT 2 TE (PROV. WEST-VLAANDEREN)

VERSLAG VAN RESULTATEN

ABO Archeologische Rapporten 605

Rapport opgemaakt door: Maarten Praet

juli 2018

Derbystraat 55 Dossiernr. 23201.R.01

9051 Gent Projectcode OE: 2018A2

COLOFON

Titel

Archeologische evaluatie van het bodemarchief aan de Begijnhofstraat 2 te Diksmuide (prov. West-Vlaanderen)

Auteurs

Maarten Praet

Projectnummer

- 23201 (intern)

- 2018A2 (Agentschap Onroerend Erfgoed)

Plaats en Datum

Gent, juli 2018

Reeks en nummer

ABO archeologische rapporten 605

ISSN 2406-3940

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 2

RAPPORTFICHE

Template

Versies

Versie Datum Status

v0 01/03/2018 Interne draft

v1 12/07/2018 Externe draft / definitieve versie

Projectteam

Functie Naam

Projectleider Jan Coenaerts

Business Unit Manager Toon Moeskops

Kwaliteitscontrole Anouk Van der Kelen

Director Patrick Hambach

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 3

INHOUD

Deel 1: verslag van resultaten 1.1 Thesaurus ...... 8 1.2 Administratieve gegevens ...... 8 1.3 Doel van het onderzoek ...... 9 1.4 Aanleiding van het onderzoek ...... 9 1.5 Afbakening onderzoeksgebied ...... 10 1.6 Onderzoeksstrategie ...... 11

2 Aard van de bedreiging ...... 12 2.1 Huidige situatie ...... 12 2.2 Toekomstige situatie ...... 15

3 Assessmentrapport: Landschappelijke analyse ...... 20 3.1 Topografische situering ...... 20 3.2 Bodemkundige situering ...... 25

4 Assessmentrapport: archeologische voorkennis ...... 31 4.1 Historisch kader (gebaseerd op Pype 2017) ...... 32 4.2 Inventarissen onroerend erfgoed ...... 35 4.3 Cartografische Bronnen ...... 48 4.4 Het begijnhof vóór de Eerste Wereldoorlog ...... 59 4.5 Diksmuide tijdens de Eerste Wereldoorlog...... 60 4.6 Recente landschapsveranderingen ...... 74

5 Controleboringen ...... 76 5.1 Inleiding ...... 76 5.2 Vondstmateriaal ...... 77 5.3 Boringen ...... 78 5.4 Conclusie controleboringen ...... 85

6 Besluit ...... 86 6.1 Interpretatie en datering...... 86 6.2 Inschatting potentieel tot kennisvermeerdering ...... 86

7 Kwaliteitscontrole en ondertekening ...... 88

8 Bibliografie ...... 88

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 4

LIJST VAN FIGUREN Figuur 1: Archeologische zones en UNESCO Werelderfgoed met aanduiding van het studiegebied weergegeven op een orthofoto (2013-2015) (Geopunt 2018) ...... 9 Figuur 2: Ligging studiegebied. Orthofotomozaïek (middenschalige winteropnamen, kleur, meest recent) met aanduiding studiegebied (Geopunt 2018) ...... 10 Figuur 3: Ligging studiegebied. GRB met aanduiding studiegebied (Geopunt 2018) ...... 11 Figuur 4: Opmetingsplan van de huidige situatie (Initiatiefnemer 2018) ...... 13 Figuur 5: Overzichtsfoto van de achterliggende tuin ten westen van de Poldervleugel (ABO nv 2018) ...... 13 Figuur 6: Foto van de steenput in de achterliggende tuin ten westen van de Poldervleugel (ABO nv 2018) ...... 14 Figuur 7: Schematische weergave van de huidige nutsleidingen binnen het studiegebied (Initiatiefnemer 2018) ...... 14 Figuur 8: Bouwplannen van de toekomstige situatie (Initiatiefnemer 2018) ...... 16 Figuur 9: Overzicht toekomstige situatie (Initiatiefnemer 2018) ...... 16 Figuur 10: Toekomstige situatie (kelderverdieping) (Initiatiefnemer 2018)...... 17 Figuur 11: Toekomstige situatie (gelijkvloers) (Initiatiefnemer 2018) ...... 17 Figuur 12: Toekomstige situatie (verdieping +1) (Initiatiefnemer 2018) ...... 18 Figuur 13: Toekomstige situatie (dakenplan en verdieping +2) (Initiatiefnemer 2018) ...... 18 Figuur 14: Toekomstige situatie (nutsleidingen) (Initiatiefnemer 2018) ...... 19 Figuur 15: Overzichtstabel van de toekomstige situatie (Initiatiefnemer 2018) ...... 19 Figuur 16: Topografische kaart met aanduiding van het studiegebied (NGI) (Geopunt 2018) .. 20 Figuur 17: Luchtfoto (middenschalige winteropnamen, kleur, meest recent) met hoogteprofiel van het studiegebied volgens een noord-zuid-as (groen) (Geopunt 2018) ...... 21 Figuur 18: Hoogteprofiel volgens een noord-zuid-as (Geopunt 2018) ...... 22 Figuur 19: Hoogteprofiel volgens een west-oost-as (Geopunt 2018) ...... 22 Figuur 20: DTM met aanduiding van het studiegebied (Geopunt 2018) ...... 23 Figuur 21: Hillshade (afgeleid van DTM 1m) met aanduiding van het onderzoeksgebied (Geopunt 2018) ...... 24 Figuur 22: Gedigitaliseerde bodemkaart (1:20.000) met aanduiding van het studiegebied (Geopunt 2018) ...... 25 Figuur 23: Quartairgeologische sequentie (type 1c) ter hoogte van het studiegebied (Geopunt 2018) ...... 26 Figuur 24: Gedigitaliseerde quartairgeologische kaart (1:200000) met aanduiding van het onderzoeksgebied (Geopunt 2018) ...... 27 Figuur 25: Gedigitaliseerde tertairgeologische kaart (1:50000) met aanduiding van het onderzoeksgebied (Geopunt 2018) ...... 28 Figuur 26: Bodemerosiekaart op perceelsniveau met aanduiding van het onderzoeksgebied (Geopunt 2018) ...... 29 Figuur 27: Bodemgebruikskaart met aanduiding van het onderzoeksgebied (Geopunt 2018) . 30 Figuur 28: Tabel met geraadpleegde bronnen ...... 31 Figuur 29: Afbakening historisch stadskern van Diksmuide (archeologische zone) met aanduiding van het studiegebied weergegeven op het GRB (Geopunt 2018) ...... 32 Figuur 30: Historische stadsontwikkeling van Diksmuide (Dewilde 1986) ...... 34 Figuur 31: Bouwkundig erfgoed (Inventaris Bouwkundig Erfgoed 2018) weergegeven op een orthofoto (2013-2015) (Geopunt 2018) ...... 35

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 5

Figuur 32: Tabel met de locatie van het bouwkundig erfgoed in de nabije omgeving (Inventaris Bouwkundig Erfgoed 2018) ...... 36 Figuur 33: Beschermde monumenten (Inventaris Onroerend Erfgoed 2018) weergegeven op een orthofoto (2013-2015) (Geopunt 2018) ...... 37 Figuur 34: Overzicht van de beschermde monumenten in de nabije omgeving ...... 38 Figuur 35: Beschermde stads- of dorpsgezichten in de nabije omgeving (Inventaris Onroerend Erfgoed 2018) weergegeven op een orthofoto (2013-2015) (Geopunt 2018) ...... 39 Figuur 36: Overzichtstabel van de beschermde stads- of dorpsgezichten in de nabije omgeving (Inventaris Onroerend Erfgoed 2018) ...... 39 Figuur 37: Alle CAI-meldingen in de nabije omgeving (Centraal Archeologische Inventaris 2017) weergegeven op een orthofoto (2013-2015) (Geopunt 2018) ...... 40 Figuur 38: Overzichtstabel van de CAI-meldingen in de nabije omgeving ...... 41 Figuur 39: WO I relicten (Inventaris Onroerend Erfgoed 2017) weergegeven op een orthofoto (2013-2015) (Geopunt 2018) ...... 44 Figuur 40: Overzichtstabel van WO I relicten in de nabije omgeving (Inventaris Onroerend Erfgoed 2017) ...... 45 Figuur 41: Bekrachtigde archeologienota's in de nabije omgeving weergegeven op een orthofoto (2013-2015) (Geopunt 2018) ...... 45 Figuur 42: Overzichtstabel van bekrachtigde archeologienota's in de nabije omgeving (Inventaris Onroerend Erfgoed 2017) ...... 46 Figuur 43: Deventerkaart (1550-1565) met aanduiding van het studiegebied (Koninklijke Bibliotheek van België 2017) ...... 48 Figuur 44: Overzicht van Diksmuide op de Sanderuskaart (ca. 1641) met aanduiding van het studiegebied (Universiteit Gent) ...... 49 Figuur 45: Detail op de Sanderuskaart (ca. 1641) met aanduiding van het studiegebied (Universiteit Gent)...... 49 Figuur 46: Simancas fortificatieplan (1672) met aanduiding van het studiegebied ...... 50 Figuur 47: Fricxkaart met aanduiding van het onderzoeksgebied (Geopunt 2018) ...... 51 Figuur 48: Martinus Hacke kaart (ca. 1716) met aanduiding van het studiegebied (Stadsarchief Diksmuide 2017) ...... 52 Figuur 49: Massekaart (ca. 1729-1730) met aanduiding van het studiegebied (Geopunt 2018) 53 Figuur 50: Ferrariskaart met aanduiding van het onderzoeksgebied (Geopunt 2018) ...... 54 Figuur 51: Atlas der Buurtwegen met aanduiding van het onderzoeksgebied (Geopunt 2018) 55 Figuur 52: Vandermaelenkaart met aanduiding van het onderzoeksgebied (Geopunt 2018) ... 56 Figuur 53: Popp-kaart met aanduiding van het onderzoeksgebied (Geopunt 2018) ...... 57 Figuur 54: Detail van de Popp-kaart (1842-1879) met aanduiding van het studiegebied (Cartesius 2017) ...... 58 Figuur 55: Prentbriefkaart (13 april 1903) van de noordwestelijke zijde van het begijnhof van Diksmuide (Westhoek verbeeldt 2017) ...... 59 Figuur 56: Prentbriefkaart (1900-1914) van het pleinbegijnhof te Diksmuide (Westhoek verbeeldt 2017) ...... 60 Figuur 57: Belgische militaire luchtfoto (23/12/1915) met aanduiding van het studiegebied en de bedreigde zone (IFFM 2018) ...... 65 Figuur 58: Belgische militaire luchtfoto (31/08/1916) met aanduiding van het studiegebied en de bedreigde zone (IFFM 2018) ...... 66 Figuur 59: Belgische loopgravenkaart (januari 1917) (In Flanders Fields Museum) ...... 67 Figuur 60: Belgische militaire luchtfoto (28/01/1917) met aanduiding van het studiegebied en de bedreigde zone (IFFM 2018) ...... 67

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 6

Figuur 61: Belgische militaire luchtfoto (09/09/1917) met aanduiding van het studiegebied en de bedreigde zone (IFFM 2018) ...... 68 Figuur 62: Schuine luchtfoto van Diksmuide (1917) (Chielens & Stichelbaut 2013) ...... 68 Figuur 63: Britse loopgravenkaart (januari 1918) (In Flanders Field Museum 2017) ...... 69 Figuur 64: Belgische militaire luchtfoto (10/01/1918) met aanduiding van het studiegebied en de bedreigde zone (IFFM 2018) ...... 70 Figuur 65: Belgische militaire luchtfoto (12/04/1918) met aanduiding van het studiegebied en de bedreigde zone (IFFM 2018) ...... 71 Figuur 66: Britse loopgravenkaart (september 1918) (In Flanders Fields Museum 2018) ...... 72 Figuur 67: Schuine luchtfoto van Diksmuide (1919) met aanduiding van het studiegebied (Chielens & Stichelbaut 2013) ...... 73 Figuur 68: Schuine luchtfoto van Diksmuide (1923) met aanduiding van het studiegebied (Chielens & Stichelbaut 2013) ...... 73 Figuur 69: Orthofoto (1971-panchromatish) met aanduiding van het studiegebied (rood) (Geopunt 2018) ...... 74 Figuur 70: Orthofoto (1979-1990) met aanduiding van het studiegebied (rood) (Geopunt 2018) ...... 75 Figuur 71: Orthofotomozaïek (grootschalige winteropnamen, kleur 2013-2015) met aanduiding studiegebied (rood) (Geopunt 2018) ...... 75 Figuur 72: Locatie van de controleboringen op de orhtofotomozaiek middenschalig winter 2017 (Geopunt 2018) ...... 76 Figuur 73: Coördinaten van de uitgevoerde boringen (ABO nv 2018)...... 76 Figuur 74: Zicht op de huidige kelderruimtes onder het begijnhof (ABO nv 2018) ...... 77 Figuur 75: Vondstenlijst boringen Diksmuide Begijnhof (ABO nv 2018) ...... 77 Figuur 76: Foto van boring 1 (ABO nv 2018) ...... 78 Figuur 77: ingezameld vondstmateriaal uit boring 1 laag 4 (ABO nv 2018) ...... 79 Figuur 78: ingezameld vondstmateriaal uit boring 1 laag 5 (ABO nv 2018) ...... 79 Figuur 79: Foto van boring 2 (ABO nv 2018) ...... 80 Figuur 80: aardewerk uit boring 2 laag 2 (ABO nv 2018) ...... 81 Figuur 81: Foto van boring 3 (ABO nv 2018) ...... 81 Figuur 82: Laatmiddeleeuws aardewerk uit boring 3 laag 2 (ABO nv 2018) ...... 83 Figuur 83: botmateriaal uit boring 3 laag 3 (ABO nv 2018) ...... 83 Figuur 84: Laatmiddeleeuws aardewerk uit boring 3 laag 3 (ABO nv 2018) ...... 83 Figuur 85: Foto van boring 4 (ABO nv 2018) ...... 84

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 7

DEEL 1 VERSLAG VAN RESULTATEN

1 INLEIDING (BESCHRIJVEND GEDEELTE)

1.1 THESAURUS Bureauonderzoek, Diksmuide, stadscontext, begijnhof, middeleeuwen, WO I

1.2 ADMINISTRATIEVE GEGEVENS

Projectcode Onroerend Erfgoed: 2018A2

ISSN-nummer 2406-3940

Erkend Archeoloog ABO nv

Erkenningsnummer OE/ERK/Archeoloog/2017/00167

Naam + adres onderzoeksgebied

- Straat + nr.: Begijnhofstraat 2

- Postcode : 8600

- Fusiegemeente : Diksmuide

- Land : België

Lambert72 coördinaten (EPSG:31370) N: 44378,922 / 192860,633 O: 44415,963 / 192824,306 Z: 44349,236 / 192769,409 W: 44328,011 / 192790,322 Kadaster

- Gemeente : Diksmuide

- Afdeling : 1

- Sectie : A

- Percelen : 336H, 351P2

Onderzoekstermijn Juli 2018

Thesaurus Bureauonderzoek, Diksmuide, stadscontext, begijnhof, middeleeuwen, WO I

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 8

1.3 DOEL VAN HET ONDERZOEK

Het doel van de archeologienota is nagaan in welke mate relevante archeologische lagen bedreigd worden door een nakende ingreep in de bodem. Het onderzoek heeft drie objectieven. Ten eerste wordt een inschatting gemaakt van het archeologisch potentieel van de site. Daarnaast wordt nagegaan welke bewaring we kunnen verwachten van deze archeologische resten. Ten derde wordt nagegaan wat de impact van de geplande ingreep in de bodem zal zijn op deze resten.

De gegevens voor deze analyse worden gehaald uit bestaande en ontsloten landschappelijke, bouwkundige en archeologische inventarissen en kaarten in combinatie met de plannen geleverd door de opdrachtgever. Op basis van de resultaten van dit onderzoek zal een advies worden geformuleerd voor eventueel archeologisch vervolgonderzoek; in situ bewaring of vrijgave van het terrein.

1.4 AANLEIDING VAN HET ONDERZOEK Deze archeologienota kwam tot stand in opdracht van de initiatiefnemer naar aanleiding van een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor stedenbouwkundige handelingen voor de geplande uitbouw van de westelijke vleugel van het Begijnhof in Diksmuide (Begijnhofstraat 2).

Doordat de oppervlakte van de percelen waarop deze ingreep betrekking heeft (ca. 3.520m²) de grens van 300m² overschrijdt en de ingreep in de bodem (735m²) de grens van 100m² overschrijdt binnen een archeologische zone, moet er in het kader van het nieuwe Onroerend Erfgoeddecreet voorafgaand aan een bouwvergunning, een archeologienota worden opgemaakt om het archeologisch potentieel te evalueren (art. 5.4.1. Onroerend Erfgoeddecreet) (Figuur 1). Hierbij wordt bijgevolg een archeologienota opgemaakt op basis van bureauonderzoek.

Figuur 1: Archeologische zones en UNESCO Werelderfgoed met aanduiding van het studiegebied weergegeven op een orthofoto (2013-2015) (Geopunt 2018)

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 9

1.5 AFBAKENING ONDERZOEKSGEBIED Het studiegebied is gelegen in het noorden van Diksmuide aan de Begijnhofstraat. Verder situeert het projectgebied zich ten noorden van de Handzamevaart, een aftakking van de rivier de IJzer. De grenzen van het studiegebied stemmen overeen met de perceelgrenzen (336H, 351P2) (Figuur 2 en Figuur 3).

Figuur 2: Ligging studiegebied. Orthofotomozaïek (middenschalige winteropnamen, kleur, meest recent) met aanduiding studiegebied (Geopunt 2018)

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 10

Figuur 3: Ligging studiegebied. GRB met aanduiding studiegebied (Geopunt 2018)

1.6 ONDERZOEKSSTRATEGIE Volgende twee stappen worden ondernomen om een archeologisch verwachtingsprofiel op te stellen: 1) Een analyse van de bestaande en ontsloten landschappelijke gegevens plaatst het studiegebied in een breder landschappelijk kader (hfst.3). Hiervoor werden zowel kaartmateriaal als literaire bronnen geconsulteerd. 2) Een analyse van de bestaande en ontsloten historische en archeologische gegevens geven inzicht in het archeologisch potentieel van het studiegebied (hfst.4). Hierbij werden voornamelijk inventarissen onroerend erfgoed en historische kaarten geraadpleegd.

Het archeologisch verwachtingsprofiel wordt vervolgens geconfronteerd met de aard van de geplande werken teneinde de impact van deze werken te bepalen en een advies te formuleren.

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 11

2 AARD VAN DE BEDREIGING

2.1 HUIDIGE SITUATIE Het begijnhof bestaat uit twee huizenrijen, waarvan de meest westelijke vleugel zal worden uitgebreid (Figuur 4 en Figuur 5). De westelijke vleugel is gefundeerd op paalfunderingen. Centraal is een driehoekig plein gelegen met een waterput. De uitbreiding zal deels ter hoogte van de aangebouwde vleugel van het begijnhof plaatsvinden. Deze vleugel werd in de jaren ’50 aangebouwd. In deze vleugel is een half ondergronds bedrijfskeukentje gelegen dat aansluit op de kelder. Het vloerniveau van de kelder is op 2.25m-mv gelegen. Het gelijkvloers wordt gebruikt voor gemeenschappelijk sanitair en als tuinberging. Op de eerste verdieping bevindt zich een kantoor voor personeel. De uitbreiding die zal worden afgebroken maakt geen deel uit van de bescherming van het begijnhof. Het grootste deel van de geplande werken zal echter in het tuingebied plaatsvinden. Het betreft een aangelegde tuin met een verhard wandelpad.

Het centrale deel van de tuin is iets lager gelegen dan de omgeving. Dit wordt op de plannen beschreven als een bestaand verzonken grasveld of wadi (Figuur 9). Op deze locatie zullen geen bodemingrepen plaatsvinden.

De vloer van de kelder onder de huidige Poldervleugel is op 2m-mv gelegen. De wasruimte bevindt zich op 1,51m-mv. Er is momenteel geen verbinding tussen de wasruimte en de kelder. De geplande werkzaamheden voorzien echter het uitgraven van een nieuwe kelder (171x172cm) tussen de wasruimte en de huidige kelder, zodat beide onderdelen verbonden kunnen worden. Er is momenteel geen kelder aanwezig ter hoogte van de uit te graven zone. Momenteel is dit een halletje op het gelijkvloers.

Er zijn reeds nutsleidingen voorzien in het huidige studiegebied. Ter hoogte van de nieuw aan te leggen uitbreiding is een gemetste steenput aanwezig (Figuur 6). De steenput is tot op 5,3m-mv gelegen. In het achterliggende tuingebied (in het westen buiten het begijnhof) is een RWA-, DWA- en FWA-leiding aanwezig die naar een gracht buiten het studiegebied toe leidt. De breedte van de aanlegsleuf evenals de diepte van deze leidingen is echter beperkt (beiden maximaal 50cm) (Figuur 7).

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 12

Figuur 4: Opmetingsplan van de huidige situatie (Initiatiefnemer 2018)

Figuur 5: Overzichtsfoto van de achterliggende tuin ten westen van de Poldervleugel (ABO nv 2018)

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 13

Figuur 6: Foto van de steenput in de achterliggende tuin ten westen van de Poldervleugel (ABO nv 2018)

Figuur 7: Schematische weergave van de huidige nutsleidingen binnen het studiegebied (Initiatiefnemer 2018)

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 14

2.2 TOEKOMSTIGE SITUATIE1 o Uitbouw westelijke vleugel

De geplande werken voorzien in de uitbouw van de westelijke vleugel van het begijnhof (Figuur 8 - Figuur 13). De meest noordelijke uitbreiding zal bestaan uit twee bouwlagen met een totale oppervlakte van ca. 221m². De bestaande kelder zal deels worden gebruikt voor de bouw van de nieuwe kelder. Het vloerniveau van de nieuwe kelder zal op 2.68m-mv gelegen zijn. Dit zal gefundeerd worden op schroefpalen van 50 ton. De meest zuidelijke zone zal uit één bouwlaag bestaan met een oppervlakte van ca. 114m². De totale oppervlakte van de nieuwe uitbreiding is dus ca. 335m².

o Nutsleidingen

De nieuwe uitbreiding wordt voorzien van een RWA-, DWA- en FWA-leiding (Figuur 14). De diameter van de leidingen varieert tussen 110, 125, 200mm. Op het centrale begijnhofplein – tussen de twee bestaande vleugels – zullen eveneens nieuwe nutsleidingen worden aangelegd onder het pad. De maximale breedte en diepte van de werksleuf voor deze leidingen is echter zeer beperkt (beiden maximaal 50cm) waardoor de impact op mogelijke archeologische resten quasi nihil is (Initiatiefnemer 2018). Het potentieel tot kennisvermeerdering is dan ook zeer beperkt.

o Brandweerweg

Daarnaast zal er ook een brandweerweg worden aangelegd in het noorden en westen van het studiegebied. Deze brandweerweg zal 4m breed zijn in het westen en 8m breed in het noorden (Figuur 8 en Figuur 9). Op deze locatie zullen de huidige tuipaden verwijderd worden, wat een maximale bodemingreep van 15cm diepte met zich meebrengt. Voor de aanleg van de brandweerweg wordt het terrein ca. 60cm opgehoogd. Een terreinophoging wordt echter ook als een bodemingreep beschouwd. Door werfverkeer en bodemcompactie kunnen mogelijke onderliggende relevante archeologische lagen immers verstoord worden. Op basis van de controleboringen blijkt dat deze relevante archeologische lagen aanwezig zijn op een diepte van ca. 0,50m-mv ter hoogte van de op te hogen zone (zie hfst. 5). Hieruit kan afgeleid worden dat de ophoging voor de brandweerweg geen impact zal hebben op relevante archeologische lagen. Bijgevolg worden de mogelijke archeologische resten in situ bewaard.

o Nieuwe kelder

Tussen de huidige wasruimte en de kelders in de Poldervleugel zal een nieuwe kelder (171x172cm) worden uitgegraven tot op een diepte van ca. 2m-mv (Figuur 10). Hoewel de omvang (2,89m²) hiervan beperkt is, kan deze uitgraving oude funderingsresten of muurwerk raken van het oorspronkelijke begijnhof. Aangezien het een beschermd monument betreft, is de archeologische waarde hiervan hoog. Bijgevolg kan er een matig tot hoog potentieel tot kennisvermeerdering worden verkregen voor deze zone, ondanks de beperkte omvang.

o Restauratie

De huidige Poldervleugel zal gerestaureerd worden, maar hierbij zullen geen bodemingrepen plaatsvinden (Initiatiefnemer 2018). Mogelijke archeologische resten worden dan ook niet bedreigd door de restauratiewerken.

1 De oorspronkelijke bouwplannen zullen in een aparte bijlage worden toegevoegd voor een optimale leesbaarheid.

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 15

Figuur 8: Bouwplannen van de toekomstige situatie (Initiatiefnemer 2018)

Figuur 9: Overzicht toekomstige situatie (Initiatiefnemer 2018)

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 16

Figuur 10: Toekomstige situatie (kelderverdieping) (Initiatiefnemer 2018)

Figuur 11: Toekomstige situatie (gelijkvloers) (Initiatiefnemer 2018)

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 17

Figuur 12: Toekomstige situatie (verdieping +1) (Initiatiefnemer 2018)

Figuur 13: Toekomstige situatie (dakenplan en verdieping +2) (Initiatiefnemer 2018)

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 18

Figuur 14: Toekomstige situatie (nutsleidingen) (Initiatiefnemer 2018)

Bodemingreep Oppervlakte (m²) Maximale ontgravingsdiepte (m-mv)

Uitbouw 335 2,68 (excl. fundering)

Nutsleidingen n.v.t. 0,50

Brandweerweg 397 0,60 (ophoging, geen afgraving)

Nieuwe kelder 2,89 2

Restauratie n.v.t. n.v.t.

Totaal 735 n.v.t.

Figuur 15: Overzichtstabel van de toekomstige situatie (Initiatiefnemer 2018)

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 19

3 ASSESSMENTRAPPORT: LANDSCHAPPELIJKE ANALYSE

3.1 TOPOGRAFISCHE SITUERING

3.1.1 TOPOGRAFIE Het studiegebied is gelegen aan de noordelijke stadsrand van Diksmuide, net ten noorden van de Handzame (ca. 50m) (Figuur 16). Op zo’n 500m ten westen van het studiegebied vloeien de Handzame en de IJzer samen. Verder naar het noorden toe zijn voornamelijk natte weilanden gelegen. Binnen het studiegebied is een begijnhof met tuinen gelegen.

Figuur 16: Topografische kaart met aanduiding van het studiegebied (NGI) (Geopunt 2018)

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 20

3.1.2 HOOGTEVERLOOP Op basis van het hoogteprofiel is het studiegebied gelegen in de Handzamevallei op een hoogte van ca. 5 à 6mTAW (Figuur 17 - Figuur 19). Het terrein helt af naar het noordwesten toe, in de richting van de laaggelegen gras- en weilanden nabij de IJzer. Het zuidoosten van Diksmuide maakt deel uit van een uitloper van een hoger gelegen droge zandrug (Figuur 20 en Figuur 21). Op het DTM en de hillshade is eveneens duidelijk zichtbaar dat het terrein ten noordwesten van het studiegebied lager gelegen en vlakker is. Op de hillshade zijn anomalieën aanwezig in deze zone die wellicht als bomkraters geïnterpreteerd kunnen worden (Figuur 21).

Figuur 17: Luchtfoto (middenschalige winteropnamen, kleur, meest recent) met hoogteprofiel van het studiegebied volgens een noord-zuid-as (groen) (Geopunt 2018)

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 21

Figuur 18: Hoogteprofiel volgens een noord-zuid-as (Geopunt 2018)

Figuur 19: Hoogteprofiel volgens een west-oost-as (Geopunt 2018)

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 22

Figuur 20: DTM met aanduiding van het studiegebied (Geopunt 2018)

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 23

Figuur 21: Hillshade (afgeleid van DTM 1m) met aanduiding van het onderzoeksgebied (Geopunt 2018)

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 24

3.2 BODEMKUNDIGE SITUERING

3.2.1 BODEMKAARTEN Diksmuide is gelegen op de overgang van de zand- en zandleemstreek met de , op de rand van de kustvlakte. Op een uitloper van de heuvelrug, die zich rond Ieper krult en dan via Passendale, Westrozebeke, Terrest (Houthulst) en Klerken in Diksmuide volledig vervlakt. Daarnaast is ook de samenvloeiing van de IJzer en de Handzamevaart belangrijk. De nederzetting komt tot stand ter hoogte van de laatste twee bochten van de Handzamevaart, net voor die opgaat in de IJzer(vallei). Oorspronkelijk zullen zowel de IJzer als de Handzamevaart zich als een ‘wilde stroom’, onder de vorm van verschillende natuurlijke getijdengeulen hebben voorgedaan. Het Sparkenvaardeke zou daar nog een relict van kunnen zijn.

Het studiegebied is gelegen in een zone gekarteerd als bebouwde zone (OB) waarbij de bodemopbouw door menselijke ingrepen reeds verstoord kan zijn (Figuur 22). Ten (noord)westen van het studiegebied zijn opgehoogde gronden gelegen (ON). In de huidige situatie betreft het een lager gelegen zone ten opzichte van het studiegebied.

Ten noorden van het onderzoeksgebied is er de aanwezigheid van Uitgebrikte gronden - bodemserie OG’ met 2 types, n.l. OG1 ‘Uitgebrikte gronden met licht profiel’ of type OG2 ‘Uitgebrikte gronden met zwaar profiel’. Dit zijn gronden waarvan het kleidek geheel of gedeeltelijk werd afgegraven voor het maken van bakstenen. Het bovenste deel van de profielen is sterk vergraven en bevat soms vreemde materialen (steengruis, as, enz.). De profielen zijn roestig gevlekt en zijn kalkhoudend.

Figuur 22: Gedigitaliseerde bodemkaart (1:20.000) met aanduiding van het studiegebied (Geopunt 2018)

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 25

3.2.2 QUARTAIRGEOLOGISCHE KAART Het studiegebied is gelegen in een regio gedomineerd door getijdenwerking (Figuur 23 en Figuur 24). Het onderzoeksgebied is gelegen binnen type 1c (geel gearceerd), waarbij getijdenafzettingen uit het Holoceen zich bovenop hellingsafzettingen uit het Quartair en/of eolische afzettingen uit het laat- Pleistoceen bevinden. In het westen situeert zich type 3c (groen gearceerd), waarbij we een gelijkaardige sequentie aantreffen met dat verschil dat aan de basis fluviatiele afzettingen uit het laat- Pleistoceen voorkomen. Ten oosten en zuidoosten van het onderzoeksgebied vervolgens treffen we type 1 (geel) aan, waarbij uitsluitend hellingsafzettingen uit het Quartair en/of eolische afzettingen uit het laat-Pleistoceen het Tertiair bedekken.

Figuur 23: Quartairgeologische sequentie (type 1c) ter hoogte van het studiegebied (Geopunt 2018)

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 26

Figuur 24: Gedigitaliseerde quartairgeologische kaart (1:200000) met aanduiding van het onderzoeksgebied (Geopunt 2018)

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 27

3.2.3 TERTIAIRGEOLOGISCHE KAART Het Lid van Egem (licht paars) bestaat uit grijsgroen zeer fijn zand, rijk aan fossielen (Figuur 25). Het bevat veel glauconiet en is glimmerhoudend. Verder bevat het een hoog kleigehalte. Zandsteenbanken kunnen voorkomen. Het aangrenzende lid van Kortemark (donkerpaars) bevat grijze tot groengrijze klei tot silt en verder ook dunne banken van zand en silt.

Figuur 25: Gedigitaliseerde tertairgeologische kaart (1:50000) met aanduiding van het onderzoeksgebied (Geopunt 2018)

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 28

3.2.4 BODEMEROSIEKAART Er is geen informatie beschikbaar voor het studiegebied omtrent potentiële bodemerosie, omdat het in stedelijk gebied is gelegen (Figuur 26). Op basis van het omliggende gebied is de potentiële bodemerosie laag tot verwaarloosbaar.

Figuur 26: Bodemerosiekaart op perceelsniveau met aanduiding van het onderzoeksgebied (Geopunt 2018)

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 29

3.2.5 BODEMGEBRUIKSKAART Het studiegebied is gelegen aan de rand van de kernstadbewoning (Figuur 27). Het centrum van Diksmuide bevindt zich verder naar het zuidoosten toe. De zone te noordwesten van de Handzame wordt voornamelijk gebruikt als weiland en akkerland. Deze kaart is inmiddels verouderd (2001) aangezien het studiegebied zich binnen een bebouwde zone en tuingebied bevindt (zie hfst. 4.6).

Figuur 27: Bodemgebruikskaart met aanduiding van het onderzoeksgebied (Geopunt 2018)

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 30

4 ASSESSMENTRAPPORT: ARCHEOLOGISCHE VOORKENNIS Geraadpleegde bronnen hoofdstuk 4 met Toelichting betrekking tot archeologische voorkennis

Inventarissen

Inventaris Archeologische zone Binnen archeologische zone

Landschapsatlas Niet relevant

Inventaris Bouwkundig erfgoed Relevant, cf. 4.2.1

Beschermde Monumenten Relevant, cf. 4.2.2

Beschermde stads- en dorpsgezichten Relevant, cf. 4.2.3

Centraal Archeologische Inventaris Relevant, cf. 4.2.4

Inventaris Historische stadskern Binnen historische stadskern

Inventaris gebieden waar geen archeologie te Niet binnen GGA gelegen verwachten valt (GGA)

Wereldoorlog relicten Relevant, cf. 4.2.5

Andere historisch/ archeologische relicten Geen relicten in de buurt (< 1km)

Cartografische bronnen

Jacob van Deventer kaart (ca. 1550-1565) Relevant, cf. 4.3.1

Sanderuskaart (ca. 1641) Relevant, cf. 4.3.2

Simancas fortificatieplan (ca. 1672) Relevant, cf. 4.3.3

Fricxkaart (ca. 1712) Niet relevant, niet gedetailleerd genoeg maar wel vermeld, cf. 4.3.4

Martinus Hacke kaart (ca. 1716) Relevant, cf. 4.3.5

Massekaart (ca. 1729-1730) Relevant, cf. 4.3.6

Ferrariskaart (ca. 1771-1778) Relevant, cf. 4.3.7

Atlas der Buurtwegen (ca. 1841) Relevant, cf. 4.3.8

Vandermaelenkaart (1846- 1854) Relevant, cf. 4.3.9

Popp kaarten (1842-1879) Relevant, cf. 4.3.10

Militaire luchtfoto’s (1914-1918) Relevant, cf. 4.5

Orthofoto’s (1971-2017) Relevant, cf. 1.6

Figuur 28: Tabel met geraadpleegde bronnen

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 31

4.1 HISTORISCH KADER (GEBASEERD OP PYPE 2017) Sedert 19-02-2016 is de historische binnenstad van Diksmuide vastgesteld als archeologische zone (ID: 140003) (Figuur 29).

Figuur 29: Afbakening historisch stadskern van Diksmuide (archeologische zone) met aanduiding van het studiegebied weergegeven op het GRB (Geopunt 2018)

De aanzet tot de ontwikkeling van Diksmuide ligt in de (middeleeuwse) ontginning van de kustvlakte. Een kleine, vanuit Esen gestichte nederzetting groeit omwille van z’n ligging aan een actieve kreek uit tot een stad, vanaf de 13de eeuw die naam waardig. Esen is een 3 km meer naar het oosten, in zandig Vlaanderen gelegen dorp.2 Oorspronkelijk ligt deze nederzetting aan een actieve inbraakgeul van de zee. Uiteindelijk zal de opslibbing (van de IJzervallei) erin resulteren dat Diksmuide eerder als een binnenhaven moet beschouwd worden. De IJzer werd vanaf 1251 definitief rechtgetrokken vanuit Knokke, zo’n 8 km stroomopwaarts, waar de Ieperlee de IJzer vervoegt. Zo werd de verbinding van Ieper en Diksmuide met Nieuwpoort en Brugge verzekerd.3 De eerste vermelding dateert uit 1089. Dicasmutha betekent monding van de Dijk, vermoedelijk de vroegere benaming van de Handzamevaart.

Een tot op heden niet bevestigde hypothese situeert op basis van bepaalde perceelvormen op de van Deventerkaart (Wilgendijk, Schoolplein) een Karolingische vluchtburcht in het centrum van Diksmuide. Een aantal ronde stadskernen waaronder die van Diksmuide zouden immers gelinkt worden aan de castella recens facta uit de kroniek van Sint-Bertijns. Ze bestaan uit een gracht waarbinnen een aarden omwalling met palissade ligt.

2 Pieters 1885 3 Termote 2011

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 32

Een verdere aanname bevraagt het gegeven of de verschillende versterkingen (met name die van , Diksmuide en Gistel) met identieke oppervlaktes op vraag van dezelfde initiatiefnemer werden gebouwd ten behoeve van de bescherming en verdediging van het brede inbraakgebied van de IJzermonding, dat hier nog in de Karolingische periode bestond.4

Andere sporen wijzen op een D-vormig, omwald terrein, aansluitend op de Handzamevaart en vermoedelijk in de volle middeleeuwen te dateren.5

De heren van Esen werden burggraaf van Diksmuide en richtten er een motte op, die na de moord op Karel De Goede overging naar de heren van Beveren. Naast de motte lag de Sint-Niklaaskerk, waarvan de eerste vermelding in 1144 valt. In een volgende fase werd de stad naar het zuiden toe uitgebreid. Deze uitbreiding was duidelijk planmatig (dambordpatroon), vanaf de Grote Markt met in het verlengde de huidige Generaal-Baron Jacquesstraat en geënt op de straat naar Ieper. Het feit dat de Grote Markt in het 3de kwart van de 13de eeuw werd ingericht, dateert deze uitbreidingsfase. Ook aan de andere zijde van de Handzamevaart kwam toen bewoning tot stand. Hier is het begijnhof gevestigd en wordt artisanale activiteit gesignaleerd (Huidevettersdijk). Vermoedelijk werd het stadsareaal in de loop van de 13de eeuw omwald. Dit kan in het begin van de 13de eeuw gebeurd zijn, in een periode van oplopende spanning tussen Vlaanderen (Ferdinand van Portugal) en Frankrijk (Filips II August). Daarbij werden de steden van het Westkwartier in 1213-1214 in staat van verdediging gebracht.6 Een andere mogelijkheid situeert zich naar het einde van de 13de eeuw toe, als Gwijde van Dampierre met Filips II de Schone op de vuist gaat. De omwalling heeft een min of meer eivormige plattegrond, met enkele onregelmatigheden aan de westzijde, veroorzaakt door natuurlijke elementen (geulrestanten?). Of de poorten daarbij in steen waren uitgebouwd is tot dusver niet bewezen maar wel aannemelijk.7 In het begin van de 15de eeuw diende de omwalling heraangelegd te worden, waarbij de poorten ongetwijfeld in steen gebouwd zijn. Een volgende uitbreiding - verder in zuidelijke richting - kwam tot stand rond 1430 bij een poging om de tanende lakennijverheid nieuw leven in te blazen en nieuwe arbeiders aan te trekken binnen een nieuwe, omwalde verkaveling. Ditmaal is de uitbreiding rechthoekig. Het initiatief bleef echter in de conceptfase steken. Afgaande op de iconografie wordt de omgrachting alleszins gerealiseerd.8

In 1404 laat de heer van Diksmuide een kasteel bouwen op de eigenlijke samenvloeiing van de IJzer en Handzamevaart. Hiervan kan tot dusver niet veel meer gezegd worden dan dat het om een omgracht, vermoedelijk vierkant complex gaat. In 2003 kon het oostelijke gedeelte ervan archeologisch onderzocht worden.9 De Diksmuidse omwalling wordt in het begin van de 17de eeuw voorzien van bastions ter hoogte van de stadspoorten. Naar het einde van de 17de eeuw wordt de aanzet gegeven om de stad nog intensiever te versterken. Het blijft bij het uitpalen van de ravelijnen en het uitgraven van enkele grachten.10

Binnen de stad zijn een aantal bijzondere locaties aanwijsbaar, zoals religieuze instellingen, molens, gildehuizen en ook bestuurlijke en economische infrastructuur. Begijnen worden in Diksmuide al vóór 1273 gesignaleerd. Ook het Sint-Janshospitaal gaat tot de 13de eeuw terug. Vooral de 15de eeuw is echter vertegenwoordigd.

4 De Meulemeester 1988 5 De Meulemeester 1984, Pype 2011 6 Termote 2000 7 Dewilde 1986, Verhaeghe 2008 8 Dewilde 1986 9 Dewilde 2004 10 Dewilde 1986

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 33

Noordoostelijk, net buiten de stad, komt in 1473 het Minderbroederklooster tot stand. Na de verwoesting in 1578 betrekt de orde het voormalig Recollettenklooster, dat uit 1440-1442 dateert. Er vestigden zich ook Alexianen. Daarnaast zijn er de Grijze Zusters (1431-1433) en de Zwarte Zusters (1479). Ook de abdij van Hemelsdale komt zich in Diksmuide vestigen (1607-1671). Zij moet later plaats ruimen voor de uitbreiding van de vestingwerken. Er zijn drie schuttersgilden waarvan de ligging van de gilde- en doelhuizen gekend is.11

Figuur 30: Historische stadsontwikkeling van Diksmuide (Dewilde 1986)

11 Pieters 1885

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 34

4.2 INVENTARISSEN ONROEREND ERFGOED

4.2.1 INVENTARIS BOUWKUNDIG ERFGOED Een groot deel van het bouwkundig erfgoed is te dateren in het Interbellum (Figuur 31 en Figuur 32). Dit duidt op de grote destructie die plaatsvond tijdens de Eerste Wereldoorlog. Verder zijn er ook enkele structuren (deels) vernietigd in de Tweede Wereldoorlog, met recente herstellingsfases tot gevolg (ID 77927; 77999; 78121). Het oudste bouwkundige erfgoed in de nabije omgeving is het begijnhof dat binnen het studiegebied gelegen is. De oudste fase is te dateren in de 13de eeuw. Dit zal verder besproken worden in hoofdstuk 4.4.

Figuur 31: Bouwkundig erfgoed (Inventaris Bouwkundig Erfgoed 2018) weergegeven op een orthofoto (2013-2015) (Geopunt 2018)

ID Omschrijving Datering

77927 Begijnhof 13de / 16de / 17de eeuw en na WO II

77935 Klooster en klasgebouwen van de zusters van Sint- Eind 19de eeuw / Niklaas Interbellum

77998 Twee heropgebouwde stadswoningen Interbellum

77999 Veevoederfabriek De Polders Interbellum / WO II en later

78000 Samenstel van twee burgerhuizen Interbellum

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 35

78001 Vrijstaand burgerhuis Interbellum

78002 Vrijstaand burgerhuis Interbellum

78003 Burgerhuis Interbellum

78074 Heropgebouwd hoekhuis Interbellum

78075 Appelmarktbrug Interbellum

78077 Heropgebouwde hoekhuizen Steun aan België 18de eeuw / Interbellum

78078 Klein begijnhof Interbellum

78079 Arbeiderswoning Interbellum

78121 Dagschool van de Zusters van Sint-Niklaas 19de – 20ste eeuw

78140 Vishal van 1924-1925 Interbellum

78141 Twee burgerhuizen Interbellum

78142 Klooster en kapel van de zwarte zusters Interbellum

78148 Feestzaal Onze Kring Eind 19de eeuw / Interbellum

Figuur 32: Tabel met de locatie van het bouwkundig erfgoed in de nabije omgeving (Inventaris Bouwkundig Erfgoed 2018)

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 36

4.2.2 BESCHERMDE MONUMENTEN Aanpalend aan het studiegebied zijn enkele beschermde monumenten opgenomen die hieronder in detail zullen besproken worden (Figuur 33 en Figuur 34). Het gaat zowel om burgerlijke als om kerkelijke architectuur. In het centrum zijn er architecturale resten bewaard tot de 13de eeuw en later. Ten gevolge van de vernieling in de Eerste Wereldoorlog werden alle monumenten verwoest, maar heropgebouwd tijdens het Interbellum.

Figuur 33: Beschermde monumenten (Inventaris Onroerend Erfgoed 2018) weergegeven op een orthofoto (2013-2015) (Geopunt 2018)

ID Omschrijving Datering

11382 Decanale kerk Sint-Niklaas 14de eeuw / Interbellum / na WO II

11845 Stadhuis, belfort en politiecommissariaat van Diksmuide 15de-16de eeuw / eind 19de eeuw / Interbellum

11847 Begijnhof 13de / 16de / 17de eeuw en na WO II

11850 Herenhuis 't Oud Duinkerke Interbellum

11852 Postgebouw 16de eeuw / Interbellum

11853 Burgerhuis 17de eeuw / Interbellum

11854 Klein begijnhof Interbellum

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 37

11855 Vishal van 1924-1925 Interbellum

11859 Klooster en kapel van de zwarte zusters: kloosterkapel Interbellum

11862 Appelmarktbrug en Vaartbrug over de Handzamevaart Interbellum

11936 Heropgebouwde dekenij van Diksmuide 19de eeuw / Interbellum

Figuur 34: Overzicht van de beschermde monumenten in de nabije omgeving

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 38

4.2.3 BESCHERMDE STADS- OF DORPSGEZICHTEN De omgeving van de Handzamevaart en de Grote Markt werden beschermd als stadsgezicht vanwege de belangrijke historische waarden (Figuur 35 en Figuur 36). Het getuigt immers van de zware gevechten die hier plaatsvonden tijdens de Eerste Wereldoorlog. Anderzijds geeft het ook de heropbouw tijdens het Interbellum weer.

Figuur 35: Beschermde stads- of dorpsgezichten in de nabije omgeving (Inventaris Onroerend Erfgoed 2018) weergegeven op een orthofoto (2013-2015) (Geopunt 2018)

ID Omschrijving Datering

11944 Grote Markt met omgeving Vanaf 13de eeuw

11954 Handzamevaart met omgeving Vanaf 13de eeuw

Figuur 36: Overzichtstabel van de beschermde stads- of dorpsgezichten in de nabije omgeving (Inventaris Onroerend Erfgoed 2018)

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 39

4.2.4 CENTRALE ARCHEOLOGISCHE INVENTARIS (CAI) De CAI-meldingen zijn hoofdzakelijk ten zuiden van het studiegebied te situeren, in de historische stadskern van Diksmuide. De aangetroffen sporen en vondsten dateren voornamelijk uit de volle en late middeleeuwen. Daarnaast is de vernieling van de Eerste Wereldoorlog ook hier vast te stellen. Er vond immers een heropbouw plaats in het Interbellum. Het studiegebied werd eveneens opgenomen binnen een CAI-zone (ID 72328). Dit begijnhof zal uitgebreid besproken worden in het hoofdstuk 4.2.7.

Op basis van recent uitgevoerd archeologisch onderzoek in de binnenstad van Diksmuide kan aangetoond worden dat het middeleeuws maaiveld zich situeert op 5mTAW (Gouden Leeuwsite; ID 156975) (Pype et. al. 2011; Inventaris Onroerend Erfgoed 2018) à 5,5mTAW (Grote Markt; (Inventaris Onroerend Erfgoed 2018) en op heden respectievelijk meer dan 7 en meer dan 8 m TAW (Inventaris Onroerend Erfgoed 2018). Dit betekent een grondaccumulatie van ca. 2 tot maximum 3,5m vanaf de late middeleeuwen tot op heden.

Figuur 37: Alle CAI-meldingen in de nabije omgeving (Centraal Archeologische Inventaris 2017) weergegeven op een orthofoto (2013-2015) (Geopunt 2018)

ID Omschrijving Datering 72328 Begijnhof 13de / 16de / 17de eeuw en na WO II 72329 Stadsmestvaalt 12de - 16de eeuw 73065 Kattemolen 18de eeuw 76524 Stadsmestvaalt Late middeleeuwen

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 40

76865 Lakenhalle Late middeleeuwen 76866 Stadshuis 15de / 16de / 19de eeuw / Interbellum 76868 Motte Volle middeleeuwen 76869 Sint-Niklaaskerk Vanaf de 12de eeuw / Interbellum 77311 Klein Begijnhof Interbellum 150164 Vismarkt Late middeleeuwen 151468 Bakstenen en houten Volle en late structuren middeleeuwen 153146 Losse vondsten Nieuwe tijd 155185 Kwadepoort en gracht Volle middeleeuwen (?) 156807 Stadsversterking Volle en late middeleeuwen 156975 Opgraving De Gouden Volle en late Leeuw middeleeuwen 157483 Bunker WO II

Figuur 38: Overzichtstabel van de CAI-meldingen in de nabije omgeving ○ ID 72328

Het Begijnhof gelegen aan de Begijnhofstraat betreft een typisch pleinbegijnhof, dat teruggaat tot de late middeleeuwen (1273). Twee huizenrijen liggen langs de lange zijden van een grosso modo driehoekig pleintje met centraal gelegen ronde waterput. Eind de 18e eeuw wordt het oostelijk deel verbeurd verklaard en omgevormd naar een gendarmebrigade, die op haar beurt verwoest wordt tijdens de Eerste Wereldoorlog. De wederopbouw geschiedt in de jaren ’20 (Missiaen & Vanneste 2005).

○ ID 72329

Deze melding betreft nog een gedeelte van de stadsmestvaalt. In de vulling werden hier organische resten, afval van leerbewerking en aardewerk uit de 12de-13de eeuw aangetroffen. Er werd ook een post-middeleeuwse kuil aangetroffen met hoofdzakelijk menselijke bot (knekelput) (Dewilde et. al. 1992a) De vulling bevatte ook een weinig afval uit de 14de- 15de eeuw aangetroffen. Een waterput met 18de-eeuwse vulling werd hier eveneens aangetroffen. De vulling bestaat uit benen en houten voorwerpen en enkele metalen vondsten (gespen, tinnen schoten, spelden, muntjes,…) (Dewilde et. al. 1992b) Tot slot werden er muurfragmenten uit de 17de eeuw aangetroffen.

○ ID 73065

De Kattemolen is een houten staakmolen (voor olie en koren) uit de 18e eeuw waarvan de molenbelt bewaard is in het huidige parklandschap (Missiaen & Vanneste 2005).

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 41

○ ID 76524

Hier werden bewoningssporen waaronder een waterput, muurresten en een kuil aangetroffen uit de late middeleeuwen. Uit deze periode dateert ook de stadsmestvaalt. Hiervan werden 3 palen van de afboording aangetroffen. In de vulling werd reducerend gebakken aardewerk (12de – 13de eeuw), dierlijk bot, leder en textiel aangetroffen (Dewilde et. al. 1992a).

○ ID 76865

Hier gaat het om de plaats waar zich de oostelijke zijde van de Lakenhalle bevond (Missiaen & Vanneste 2005).

○ ID 76866

Deze melding betreft het huidige stadhuis van Diksmuide. Op deze plaats bevond zich eerst de Lakenhalle, in de 15de eeuw moest deze plaatsmaken voor het stadhuis. In de 16de eeuw werd een nieuw stadhuis gebouwd op dezelfde plaats. Eind 19de eeuw deed men dit nog eens, nu werd een neogotisch gebouw opgetrokken. Dit gebouw werd vernietigd tijdens de Eerste Wereldoorlog en heropgebouwd tijdens het Interbellum. Tijdens de werken werden veel menselijke resten aangetroffen die deel uitmaakten van het vroegere kerkhof bij de Sint-Niklaaskerk (Dewilde 2011).

○ ID 76868

Langs de Kwadestraat, net ten oosten van het onderzoeksgebied, kon op basis van indicaties afgeleid van de Popp-kaart de aanwezigheid van een motte uit de volle middeleeuwen aangenomen worden (Missiaen & Vanneste 2005). Archeologisch onderzoek ontbreekt tot nu toe. De assumptie is gestoeld op volgende bevindingen:

- Ten noorden van de Sint-Niklaaskerk vormen de percelen en halve cirkel - Het neerhof wordt tussen de motte en de Handzamevest gesitueerd - Het geknikte tracé van de huidige Kwadestraat kan wijzen op de aanleg van de straat om de motte heen op de gedempte gracht.

○ ID 76869

Deze melding betreft de Sint-Niklaaskerk. Er wordt voor het eerst melding gemaakt van deze kerk als zelfstandige parochiekerk in de 12de eeuw. Tijden de Eerste Wereldoorlog werd deze kerk volledig verwoest. Ze werd heropgebouwd tijdens het Interbellum. Eind 18de eeuw werd het kerkhof rond de kerk verplaatst naar elders (Missiaen & Vanneste 2005).

○ ID 77311

Net ten zuiden van voorgaande bevinden zich enkele huisjes van het Klein Begijnhof waarvan bij uitbreidingswerken enkele constructieresten (o.a. kelder met tongewelf) werden aangetroffen. De huisjes kunnen in de nieuwe tijd geplaatst worden (17e eeuw). Daarnaast werden eveneens grondsporen met laatmiddeleeuws materiaal aan het licht gebracht. Deze wijzen duidelijk op bewoning (Dewilde 1987).

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 42

○ ID 150164

Op de Vismarkt werd een segment van de gracht uit de late middeleeuwen aangetroffen. Voorts werden ook recente structuren en puinlagen aan het licht gebracht (Trommelmans et. al. 2009). o ID 151468

Bij een vooronderzoek door middel van proefputten door Monument Vandekerckhove (2010) werden verschillende bakstenen en houten structuren uit de 15de eeuw aangetroffen. Verder werd een organisch zwart pakket geregistreerd dat en grote hoeveelheid aardewerk, dierlijk bot, hout en leer bevatte uit de volle middeleeuwen. Onder deze laag bevond zich een derde archeologisch niveau dat teruggaat tot de 12de eeuw (Heyvaert B. et al. 2010). o ID 153146

Deze melding betreft de losse vondst van aardewerkfragmenten uit de nieuwe tijd (de Loë 1903).

○ ID 155185

Op deze locatie werd zowel een stadspoort (Kwadepoort) als mogelijke sporen van de gracht rond de verdwenen motte van Diksmuide aangetroffen. De poort bestond uit twee in een rechte hoek uitgeklapte stukken van de omheiningsmuur (Dewilde 1993).

○ ID 156807

Deze melding behandelt een waar te nemen circulaire vorm in het stratenplan die mogelijk te maken heeft met een middeleeuwse versterking. (De reeds vermelde ‘castella recens facta’.) De wilgendijk vormt een van de grenzen van deze circulaire vorm (De Meulemeester 1981).

○ ID 156975

Hier vond in 2011 een archeologische opgraving plaats naar aanleiding van de bouw van een appartementencomplex ‘De gouden leeuw’. Er werden sporen gevonden uit de volle en late middeleeuwen. Uit de volle middeleeuwen werd er een gracht gevonden die mogelijk teruggaat op de 9de-eeuwse burchtgracht en later de omgrachting rond de pre-stedelijke kern uit de 11de eeuw. Waarschijnlijk werd de gracht opgegeven na de voltooiing van de nieuwe stadsgracht eind 13de begin 14de eeuw. Uit deze periode werden ook kleiwinningskuilen aangetroffen en een ‘zwart pakket’. Bij dit laatste gaat het om verspitte moederbodem en organische (mest)pakketten. Deze zijn tijdens de volle middeleeuwen in meerdere fasen tot stand gekomen. Er zijn ook greppelstructuren gevonden die duiden op verkaveling in percelen (Pype et. al. 2011).

Uit de late middeleeuwen stammen een aantal bewoningssporen waaronder een riool, (ton)waterputten, een beerput, een poer, muren, vloerrestanten uit baksteen en een bakstenen steunbeer (Pype et. al. 2011)

o ID 157483

Aan het stadhuis is een bunker uit de Tweede Wereldoorlog gelegen (Wyffels 2010).

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 43

4.2.5 WERELDOORLOG RELICTEN Er zijn zowel relicten uit de Eerste als Tweede Wereldoorlog bewaard (Figuur 39 - Figuur 40). De meerderheid is echter te dateren in de Eerste Wereldoorlog. Het gaat voornamelijk om eremonumenten en steunbetuigingen. Er zijn echter ook nog architecturale restanten bewaard, zoals een Duitse schietpost en schuilkelders.

Figuur 39: WO I relicten (Inventaris Onroerend Erfgoed 2017) weergegeven op een orthofoto (2013-2015) (Geopunt 2018)

ID Omschrijving Datering

94378 Gedenkplaat voor militaire en burgerlijke slachtoffers WO I (Diksmuide - WOI-WOII)

94379 Standbeeld Luitenant-Generaal Jacques (Diksmuide - WO I WOI)

94380 Stadhuis (Diksmuide - WOI) WO I

94381 Schuilkelders Grote Markt (Diksmuide - WOII) WO II

94382 Kopie schilderij Joe English (Diksmuide - WOI) WO I

94391 Tegels Steun aan België Klein Begijnhof (Diksmuide - WOI) WO I

94392 Spaans huis (Diksmuide - WOI) WO I

94427 Betonrestanten Beerstblotestraat (Beerst - WOI) WO I

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 44

94473 Bakstenen constructie Galileistraat 1 (Beerst - WOII) WO II

94477 Duitse schietpost Galileistraat 1 (Beerst - WOI) WO I

96029 Beerstbrug (Diksmuide - WOI - II) WO II

96030 Italiëplein (Diksmuide - WOI) WO I

Figuur 40: Overzichtstabel van WO I relicten in de nabije omgeving (Inventaris Onroerend Erfgoed 2017)

4.2.6 BEKRACHTIGDE ARCHEOLOGIENOTA’S IN DE NABIJE OMGEVING De bekrachtigde archeologienota’s in de omgeving verwachten steeds sporen uit de volle middeleeuwen en later. Dit stemt overeen met de historische bronnen, inventarissen onroerend erfgoed en de cartografische bronnen (hfst. 4). Ter hoogte van de Kasteelstraat en Kwadestraat werd reeds een prospectie met ingreep in de bodem uitgevoerd waarbij archeologische resten uit de 12de eeuw en later werden aangetroffen (Pype et. al. 2011; Missiaen & Vanneste 2005). Het vooronderzoek aan de Wilgendijk betreft een bureaustudie waarbij archeologische resten vanaf de 12de eeuw verwacht worden (Van denhaute 2018). Hierbij werden proefsleuven geadviseerd.

Figuur 41: Bekrachtigde archeologienota's in de nabije omgeving weergegeven op een orthofoto (2013- 2015) (Geopunt 2018)

ID Omschrijving Archeologische verwachting

3344 Vooronderzoek Diksmuide - Volle middeleeuwen en later Kasteelstraat

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 45

4718 Vooronderzoek Diksmuide - 12de eeuw Kwadestraat

6818 Vooronderzoek Diksmuide - Volle middeleeuwen en later Wilgendijk

Figuur 42: Overzichtstabel van bekrachtigde archeologienota's in de nabije omgeving (Inventaris Onroerend Erfgoed 2017)

4.2.7 BEGIJNHOF VAN DIKSMUIDE Het begijnhof van Diksmuide kende meerdere bouwfases. Hieronder volgt een historisch overzicht van het begijnhof zoals opgenomen in de Inventaris Bouwkundig Erfgoed (2017).

o 13de eeuw: de stichting van het begijnhof klimt naar alle waarschijnlijkheid terug tot de eerste helft van de 13de eeuw. Niettemin verhaalt een overlevering dat Thomas Becket, aartsbisschop van Canterbury, ca. 1164 in dit begijnhof verbleef na zijn verbanning uit Engeland (cf. Kleine Dijk nr.17).

o 1273: vroegste vermelding van het Diksmuidse begijnhof in een schenkingsakte aan haar infirmerie door een zekere Marguerite Godscalc. Tweede kwart 15de eeuw: door een uitbreiding van de stadsversterkingen op initiatief van Thierri van Beveren, heer van Diksmuide, komt het begijnhof binnen de Diksmuidse omwalling te liggen.

o 1434: de oorspronkelijke kapel wordt aanzienlijk vergroot, wat mogelijk een verklaring biedt voor het hoogteverschil tussen koor (oudste gedeelte) en schip.

o 1503: een brand teistert het begijnhof. De heropbouw gaat wellicht gepaard met een uitbreiding van het begijnhofareaal.

o 1643: bouw van het "Groot Convent" of het huis van de grootjuffrouw.

o 1657: stichting van het genootschap 'H. Godelieve' door grootjuffrouw Martine Ghys.

o 17de eeuw: de begijnenbeweging kent in de Zuidelijke Nederlanden o.m. ten gevolge van de Contrareformatie een grote opgang. Ook het gebouwenbestand van het Diksmuidse begijnhof wordt grotendeels vernieuwd.

o 1716: op het figuratieve stadsplan van Martinus Haecke (Ieper) is het begijnhof reeds in zijn huidige configuratie afgebeeld.

o November 1796: het begijnhof wordt door de Franse overheid verbeurd verklaard. Ongeveer één derde van het begijnhof wordt aan de oostzijde d.m.v. een muur afgescheiden om er een 'gendarmerie-brigade' in onder te brengen. Het resterende begijnhofareaal wordt geschonken aan het bestuur van de burgerlijke godshuizen, maar blijft tot aan de Eerste Wereldoorlog bewoond door begijnen.

o 1914-1918: het begijnhof wordt tijdens de Eerste Wereldoorlog volledig verwoest.

o 1923-1933: in de gemeenteraadszitting van 5 oktober 1923 wordt de wederopbouw van het begijnhof naar voorloorlogs model goedgekeurd. De huizenrijen worden heropgebouwd n.o.v. architecten Jozef en Luc Viérin (Brugge) en Richard Acke (Kortrijk), terwijl architecten Luc Viérin (Brugge) en Lucien Coppé (Brugge) instaan voor het ontwerp van de kapel. Door de precaire

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 46

financiële toestand van het land en problemen bij de aanbesteding laat de voltooiing van het begijnhof tien jaar op zich wachten.

o In 1946 wordt het begijnhof aangekocht door de "VZW Huis Godelieve", die het inricht als rust- en bezinningshuis voor dames. In 1990 verkoop aan "De Lovie" uit Proven (Poperinge), die het inricht als een verblijfscentrum voor volwassen met een verstandelijke beperking.

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 47

4.3 CARTOGRAFISCHE BRONNEN

4.3.1 JACOB VAN DEVENTER KAART (CA. 1550-1565) De Deventerkaart van Diksmuide geeft de situatie aan tussen 1550 en 1565 (Figuur 43). Diksmuide is volledig omgracht en is voorzien van een stadsomwalling. De Handzame stroomt doorheen het noordelijke deel van de stad en vloeit samen met de IJzer verder naar het westen toe. De wijk ten noorden van de Handzame is opgenomen in de stadsomwalling. Het tracé van de Begijnhofstraat is erg gelijkend op de huidige situatie. De begijnhofkerk is eveneens weergegeven, omgeven door bebouwing.

Figuur 43: Deventerkaart (1550-1565) met aanduiding van het studiegebied (Koninklijke Bibliotheek van België 2017)

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 48

4.3.2 SANDERUSKAART (CA. 1641) Hoewel het stratenpatroon quasi ongewijzigd is gebleven ten opzichte van de Deventerkaart, is de stadsverdediging verder uitgebreid met de oprichting van bastions langsheen de stadsomwalling op de Sanderuskaart (Figuur 44 en Figuur 45). Nabij de begijnhofkerk is de term begijnhof expliciet vermeld. Op basis van de kaart is er één huizenrij langsheen de straatzijde, met een tweede huis in het achterliggende gebied. Vermoedelijk is dit laatste de westelijke vleugel van het begijnhof. Er is echter geen afgesloten complex zichtbaar zoals dit normaal het geval is bij een pleinbegijnhof. Het gebied tussen het begijnhof en de stadsomwalling is volledig onbebouwd.

Figuur 44: Overzicht van Diksmuide op de Sanderuskaart (ca. 1641) met aanduiding van het studiegebied (Universiteit Gent)

Figuur 45: Detail op de Sanderuskaart (ca. 1641) met aanduiding van het studiegebied (Universiteit Gent)

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 49

4.3.3 SIMANCAS FORTIFICATIEPLAN (CA. 1672) Het fortificatieplan van Simancas geeft de verdere uitbouw van de stadsverdediging weer. Hierbij werd het Oud-Hollands stelsel gehanteerd met ravelijnen, halve manen en een glacis (Figuur 46). Hierbij is ook een stadsmuur met omwalling zichtbaar binnen de stadsgracht. Mogelijk bevindt een deel hiervan zich binnen het studiegebied. Het stratenpatroon is ongewijzigd ten opzichte van voorgaande historische kaarten. De bebouwing binnen de stadsmuren is niet gedetailleerd weergegeven, waardoor er geen verdere conclusies kunnen worden getrokken met betrekking tot het studiegebied.

Figuur 46: Simancas fortificatieplan (1672) met aanduiding van het studiegebied

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 50

4.3.4 FRICXKAART (CA. 1712) De Fricxkaart geeft de stad Diksmuide weer met voornamelijk aan de zuidzijde een stadsverdediging. Ten (noord)westen van de stadskern vloeien de IJzer en de Handzame samen. Vanwege de beperkte graad van detail, is het niet mogelijk om verdere conclusies te bereiken op basis van de Fricxkaart (Figuur 47).

Figuur 47: Fricxkaart met aanduiding van het onderzoeksgebied (Geopunt 2018)

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 51

4.3.5 MARTINUS HACKE KAART (CA. 1716) De kaart van Martinus Hacke geeft een gedetailleerd beeld van Diksmuide in het begin van de 18de eeuw (Figuur 48). Het pleinbegijnhof is voor het eerst in detail weergegeven. Het gesloten complex bestaat uit een begijnhofkerk in het noordoosten, met twee parallelle huizenrijen ten zuidwesten ervan. Er zijn twee paden vanaf de Begijnhofstraat die toegang verlenen tot het begijnhof. Net ten noorden en ten westen van het begijnhof is de stadsomwalling zichtbaar. Hoewel de stadsverdediging minder uitgesproken is dan voorheen (cf. Sanderus en Simancas), zijn er nog steeds bastions aanwezig. Verder duidt de weergave van schepen op de Handzame erop dat deze zijtak van de IJzer bevaarbaar was in het begin van de 18de eeuw. Het stratenpatroon blijft ongewijzigd.

Figuur 48: Martinus Hacke kaart (ca. 1716) met aanduiding van het studiegebied (Stadsarchief Diksmuide 2017)

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 52

4.3.6 MASSEKAART (CA. 1729-1730) De Massekaart benadrukt opnieuw de uitgebreide stadsverdediging zoals opgetekend op de Simancas kaart met bastions, ravelijnen, halve manen en glacis. De graad van detail van de binnenstad is echter zeer beperkt (Figuur 49). Zo is de Handzame niet weergegeven in de binnenstad, maar wel daarbuiten. Er kunnen dan ook geen verdere conclusies getrokken worden wat betreft het studiegebied of het begijnhof.

Figuur 49: Massekaart (ca. 1729-1730) met aanduiding van het studiegebied (Geopunt 2018)

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 53

4.3.7 FERRARISKAART (CA. 1770- 1778) Het begijnhof is op de Ferrariskaart opnieuw weergegeven als twee huizenrijen met een kerk, gelegen tussen de Begijnhofstraat en de stadsomwalling (Figuur 50). De stadsverdediging is ten tijde van de Ferrariskaart in ongebruik geraakt, waarbij de bastions zijn weergegeven als relicten in het landschap. Met name aan de noordelijke stadsrand – nabij het studiegebied – zijn de bastions volledig verdwenen. Mogelijk kan een deel van de stadsomwalling worden aangesneden binnen het studiegebied. Verder naar het noorden en westen toe is een gracht weergegeven. Deze waterloop is nog steeds zichtbaar in het huidige landschap als watermark.

Figuur 50: Ferrariskaart met aanduiding van het onderzoeksgebied (Geopunt 2018)

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 54

4.3.8 ATLAS DER BUURTWEGEN (CA. 1840) De Atlas der Buurtwegen geeft nagenoeg dezelfde situatie weer als de Ferrariskaart (Figuur 51). De stadsomwalling en gracht ten noorden van het studiegebied zijn niet duidelijk weergegeven. Het vormt echter wel een perceelgrens. Het pleinbegijnhof is ongewijzigd gebleven.

Figuur 51: Atlas der Buurtwegen met aanduiding van het onderzoeksgebied (Geopunt 2018)

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 55

4.3.9 VANDERMAELENKAART (CA. 1846-1854) Op de Vandermaelenkaart is de situatie quasi dezelfde als op de voorgaande kaarten, maar minder gedetailleerd (Figuur 52). Het tracé van de gracht (weergegeven op de Ferrariskaart) is aangeduid met een rode lijn. Tussen deze verdwenen gracht en het begijnhof is een onbebouwde zone gelegen.

Figuur 52: Vandermaelenkaart met aanduiding van het onderzoeksgebied (Geopunt 2018)

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 56

4.3.10 POPP-KAART (CA. 1842-1879) De kaart van Popp geeft exact dezelfde situatie weer als voorgaande kaarten (Figuur 53 en Figuur 54). Het begijnhof is een driehoekig pleinbegijnhof met twee huizenrijen en een kerk in het noordoosten.

Figuur 53: Popp-kaart met aanduiding van het onderzoeksgebied (Geopunt 2018)

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 57

Figuur 54: Detail van de Popp-kaart (1842-1879) met aanduiding van het studiegebied (Cartesius 2017)

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 58

4.4 HET BEGIJNHOF VÓÓR DE EERSTE WERELDOORLOG Prentbriefkaarten uit het begin van de 20ste eeuw geven een beeld van het begijnhof voor de destructie van de Eerste Wereldoorlog. Dit bevestigt het beeld van een pleinbegijnhof met twee huizenrijen en een kerk. De noordwestelijke zijde was ommuurd. Ten noorden en ten westen van de westelijke vleugel – ter hoogte van het studiegebied – was een braakliggend terrein gelegen. Aan de achterzijde van de westelijke vleugel is echter een uitbouw zichtbaar die binnen het studiegebied is gelegen.

Figuur 55: Prentbriefkaart (13 april 1903) van de noordwestelijke zijde van het begijnhof van Diksmuide (Westhoek verbeeldt 2017)

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 59

Figuur 56: Prentbriefkaart (1900-1914) van het pleinbegijnhof te Diksmuide (Westhoek verbeeldt 2017)

4.5 DIKSMUIDE TIJDENS DE EERSTE WERELDOORLOG Diksmuide speelde een belangrijke rol tijdens de Eerste Wereldoorlog. De landschappelijke ligging aan de samenvloeiing van de IJzer en de Handzame maakte van deze stad een belangrijk strategisch punt aan de frontlinie. Hieronder volgt overzicht van de gebeurtenissen te Diksmuide tijdens de Eerste Wereldoorlog op basis van de Inventaris Onroerend Erfgoed:

“3 augustus 1914: België weigert het Duitse leger vrije doorgang naar Frankrijk, op 4 augustus valt Duitsland België binnen. Na de gevechten aan de Gete (slag bij Halen, 12 augustus) en de val van Luik (17 augustus), trekt het Belgische veldleger zich vanaf 18 augustus terug naar de fortengordel van Antwerpen.

8-9 oktober 1914: het Duitse leger bombardeert onophoudelijk Antwerpen. Ten gevolge van verwarde bevelen beginnen eenheden zich op eigen houtje in westelijkE richting terug te trekken.

10 oktober 1914: Duitsers veroveren Antwerpen nadat ze de Schelde ter hoogte van Schoonaarde hebben overgestoken. Terugtrekking van de Belgische, Franse en Britse troepen. De nieuwe Duitse bevelhebber wil een offensief ontketenen in de richting van de Noord-Franse kanaalhavens Dunkerque, Calais en Boulogne over een front van ca. 100 km (van de Noordzee tot aan La Bassée in Noord- Frankrijk), met als doel de communicatielijnen met Groot-Brittannië te verstoren.

14 oktober 1914: na de val van Brugge beslist Koning Albert I de linker oever van de IJzer te versterken en bruggenhoofden op de rechter oever uit te bouwen. De verdeling van het Belgische leger op 15 oktober ziet er als volgt uit: de Eerste, Tweede en Vierde Divisie achter de IJzer, delen van de Derde Divisie gestationeerd te Lampernisse als reserve, de Vijfde en de Zesde Divisie respectievelijk ten noorden en ten zuiden van het bos van Houthulst (Houthulst). Op 16 oktober trekken de Vijfde en Zesde Divisie zich echter al terug achter het kanaal IJzer-Ieper of de Ieperlee.

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 60

De opstelling aan het begin van de IJzerslag (18-31 oktober) ziet er als volgt uit: - een voorlinie strekt zich uit over Westende, Nieuwendamme (Mannekensvere, Middelkerke), Sint- Pieterskapelle (Middelkerke), Leke en Vladslo (Diksmuide). - voorposten in Lombardsijde, Mannekensvere, Schore (Middelkerke), Keiem en Beerst (Diksmuide). - en drie bruggenhoofden: Nieuwpoort, Schoorbakke ( (Diksmuide) op de grens met Schore (Middelkerke) en Diksmuide.

Het Belgische front langs de IJzer en het kanaal Ieper-IJzer, 39 km tussen Nieuwpoort en Boezinge (Ieper) was in zes sectoren ingedeeld, waarvan vier belangrijk voor Groot-Diksmuide: - Eerste Divisie o.l.v. generaal Baix, opgesteld vanaf Sint-Joris (Nieuwpoort) tot midden van de bocht van Tervate (Stuivekenskerke, Diksmuide), staat tevens in voor het bruggenhoofd Schoorbakke (Pervijze op de grens met Schore (Middelkerke)) en de voorpost te Schore (Middelkerke). - Vierde Divisie o.l.v. generaal Michel, opgesteld vanaf Tervate (Stuivekenskerke, Diksmuide) tot de hoeve "Torenhof" ("de Torre") ter hoogte van Oud-Stuivekens (Stuivekenskerke, Diksmuide), staat tevens in voor de voorposten in Keiem en Beerst (Diksmuide). - De Brigade Franse 'fuseliers marins' van Ronarc'h: verdedigt het bruggenhoofd Diksmuide, en wordt hierin bijgestaan door delen van de Belgische Derde Divisie. - Vijfde Divisie o.l.v. Guiette, vanaf Sint-Jacobskapelle (Diksmuide) tot de Drie Grachten (kanaal Ieper- IJzer). Staat korte tijd in voor het bruggenhoofd Luigem (Houthulst).

15 oktober 1914: graven van gevechtsstellingen en loopgraven op de linker oever van de IJzer (eerste linie). De IJzer vormt een goede natuurlijke verdedigingslinie, bovendien ligt de linker oever bijna twee meter hoger dan de rechter oever. Deze relatieve veiligheid van de verdedigers wordt echter verzwakt door de grote "bocht van Tervate" (Stuivekenskerke, Diksmuide), waar de Belgen van opzij kunnen worden beschoten. Geografische aspecten ten westen van de IJzer kunnen echter een ruggesteun vormen bij een eventuele terugtrekking: 1. geheel van waterlopen, o.m. Reigersvliet en Beverdijkvaart. Deze laatste, verlengd door de Noordvaart, loopt evenwijdig met de IJzer, 2. de spoorlijn Diksmuide-Nieuwpoort met een spoorwegberm van 1 à 2 m hoogte, 3. 10 km ten westen vormt de Lovaart een waardevolle tweede waterlinie.

Voor de Duitsers zijn er twee mogelijkheden om door te steken: - ofwel Nieuwpoort of Diksmuide innemen en de Belgische en Franse troepen in de rug aanvallen, - ofwel doorbraak bij één van de drie IJzerbruggen (de Uniebrug, de Schoorbakkebrug of de Tervatebrug).

16 oktober 1914: het Belgisch leger neemt zijn stellingen achter de IJzer en de Ieperlee in. De Frans- Britse troepen, teruggedreven uit Roeselare, stellen zich op op een lijn lopende van Houthulst naar Armentières (Noord-Frankrijk). Hierdoor mag de Belgische Zesde Divisie het gebied Noordschote (Lo- Reninge)-Boezinge (Ieper) verlaten, waardoor het Belgisch front (21 oktober) van 39 km tot 28 km wordt ingekort (Nieuwpoort tot Fort de Cnocke op de grens van Lo-Reninge en Houthulst).

Hierdoor kon het Belgische leger m.b.v. de Derde Divisie (Wulpen, Koksijde), de Vijfde Divisie (Oostkerke, Diksmuide) en de Zesde Divisie (Lampernisse, Diksmuide) een tweede linie opwerpen: er worden loopgraven gedolven en opgeworpen ter hoogte van de Grote Beverdijkvaart en de spoorweg Diksmuide-Nieuwpoort.

Begin van de Slag om Diksmuide (16 oktober-10 november 1914): de stad ligt onder zwaar Duits artillerievuur en wordt gedurende drie weken verdedigd door een Franse brigade marinefuseliers o.l.v. admiraal Ronarc'h en Belgische eenheden. Op 10 november nemen de Duitse troepen Diksmuide in.

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 61

17 oktober 1914: Foch laat weten dat een Franse brigade van de 89ste territoriale Divisie naar Zuidschote (Ieper) zal worden gebracht waardoor de Belgische Vijfde Divisie zich mag terugtrekken om zich als reserve in Lampernisse op te stellen.

Om te vermijden dat de vijand kerktorens en molens als mikpunt of als observatiepost zou gebruiken, worden talrijke van die bakens opgeblazen door het Belgische leger. Op 17 oktobber worden o.m. de kerken van Leke en Keiem (Diksmuide) in brand gestoken. Andere bakens volgen.

18 oktober 1914: de Slag aan de IJzer barst los. De Duitsers forceren een massale aanval over een front van 100 km, vanaf Nieuwpoort tot La Bassée (Noord-Frankrijk). Ze vallen de haastig geïnstalleerde Belgische voorlinie en voorposten op de rechter oever van de IJzer (met name: Westende, Lombardsijde, Mannekensvere, Sint-Pieterskapelle, Schore, Leke, Keiem, Beerst en Vladslo) aan. De dorpen Lombardsijde, Mannekensvere, Schore (Middelkerke), Keiem, Beerst en Vladslo (Diksmuide) worden gebombardeerd en aangevallen. Schore (Middelkerke), Keiem (Diksmuide) en Mannekensvere (Middelkerke) worden tegen de middag onder de voet gelopen. De kerk van Beerst (Diksmuide) wordt door de Fransen in brand gestoken.

19 oktober 1914: ondanks heroveringspogingen wordt Keiem definitief prijsgegeven aan de Duitsers. Beerst wordt 's morgens veroverd, maar tegen de avond kunnen de Franse fuseliers en delen van de Belgische Derde Divisie het brandende dorp opnieuw innemen. De Tervatebrug (Stuivekenskerke, Diksmuide) wordt opgeblazen uit angst dat de aanval van de Duitsers tussen de Uniebrug en de Tervatebrug zou plaats vinden, om dezelfde reden wordt de Zesde Divisie te Pervijze (Diksmuide) opgesteld.

20 oktober 1914: Lombardsijde (Middelkerke) wordt definitief prijsgegeven waardoor het Belgische Leger op de oostelijke oever van de IJzer enkel nog te Diksmuide stand houdt. Diksmuide wordt zwaar beschoten vanuit het "Praatbos" (Vladslo, Diksmuide). Duitse troepen trekken richting Diksmuide vanuit Esen en Beerst (Diksmuide). Een eerste bestorming van Diksmuide wordt echter afgeslagen.

21 oktober 1914: Diksmuide wordt opnieuw heel heftig gebombardeerd en verschillende malen bestormd door de Duitsers, doch houdt stand. Ook de bocht van Tervate (Stuivekenskerke, Diksmuide) krijgt het hard te verduren door beschietingen (vanuit Schore, Leke en Keiem) en diverse bestormingen.

Op 21 oktober ziet het vijandelijke front er als volgt uit: Vierde Ersatzdivisie ter hoogte van Nieuwpoort, het Derde Reservekorps op de lijn Nieuwpoort-Keiem, het 22ste Reservekorps ten noorden van Diksmuide, het 23ste Reservekorps te Diksmuide en ten zuiden daarvan.

22 oktober 1914: ter hoogte van de bocht van Tervate (kilometerpaal 10, op de overgang van Eerste naar Vierde Divisie) in Stuivekenskerke (Diksmuide) slagen de Duitsers erin om ongemerkt de IJzer over te steken. Ongeveer 800 m ten zuiden van de Schoorbakkebrug (grens Pervijze (Diksmuide) en Schore (Middelkerke)) richten de Duitsers de eerste noodbrug op. Ze slagen erin de volledige bocht van Tervate in te nemen.

Een (vergeefs) Belgisch tegenoffensief van het Eerste Regiment Karabiniers o.l.v. kolonel Biebuyck (ca. 1200 doden) en een tweede poging vanuit de hoeve Vicogne (Stuivekenskerke, Diksmuide) door het Tweede Bataljon Eerste Grenadiers o.l.v. majoor d'Oultremont, blijft echter steken op 300 m van de IJzeroever.

Nacht van 22 op 23 (?) oktober 1914: Belgische officieren steken de kerk van Stuivekenskerke in brand, om te beletten dat de Duitsers de toren als uitkijkpost zouden gebruiken.

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 62

23 oktober 1914: Duitsers bereiken Schoorbakke (Pervijze (Diksmuide)) op grens met Schore (Middelkerke)), en veroveren de plaats Tervate (Stuivenkenskerke, Diksmuide). Het Belgische leger moet zich terugtrekken tot achter de tweede linie gevormd door de Noordvaart, Beverdijk, Reigersvliet en het gehucht Oud-Stuivekenskerke (Stuivekenskerke, Diksmuide).

Nacht van 23 op 24 oktober 1914: de Duitse troepen steken massaal de IJzer over. Ca. 800 m ten noorden van de vernietigde Tervatebrug bouwen ze een betonbrug. Tussen Tervate en de steenweg Beerst-Diksmuide worden loopbruggetjes over de IJzer gelegd. Troepen die deze bruggen oversteken trekken zuidwaarts en veroveren de hoeve "De Toren" (ter hoogte van Oud-Stuivekens, Stuivekenskerke, Diksmuide), en de woning en de installaties van de zogenaamde "Petroleumtanks" (Kaaskerke, Diksmuide). Op slechts 2 km afstand kunnen zij Diksmuide nu in de rug aanvallen.

24 oktober 1914: de Duitse troepen palmen Sint-Joris (Nieuwpoort), Stuivekenskerke en Oud- Stuivekenskerke (Diksmuide) in. Franse marinefusilliers daarentegen voeren een tegenaanval uit op hoeve "De Toren" en de "Petroleumtanks". Daarop smoren de Duitsers de tegenaanval op een gruwelijke manier in de kiem door de "Petroleumtanks" in brand te steken. Toch is de Duitse opmars langs de westelijke IJzeroever - richting Diksmuide - tot staan gebracht. Met de tanks brandt ook de hoeve "De Toren" en de "hoeve Vandewoude" af.

25 oktober 1914: de Slag aan de IJzer neemt catastrofale vormen aan voor het Belgische leger. Kolonel Wielemans, de nieuwe stafchef, overweegt een terugtocht naar de Lovaart (Veurne-Fortem-Lo). Diverse verschansingen ter hoogte van de Lovaart worden gegraven. Wanneer de Duitse aanval echter enigszins stilvalt bij gebrek aan reserves, kan het Belgische leger de terugtrekking tot aan de spoorweg Diksmuide-Nieuwpoort voorbereiden. De hoge berm biedt bescherming en zou boven water blijven bij een onderwaterzetting. De vijand moet zonder dekking aanvallen vanuit de vlakte. Door de rechte spoorlijn zijn zijdelingse beschietingen uitgesloten.

De opzichter van de Noordwatering, Karel Cogge, werkt een plan uit voor de onderwaterzetting van het gebied tussen de IJzerdijk en de spoorwegberm. In de nacht van 25 op 26 en de 26ste oktober 1914 worden o.m. 24 'duikers' in de spoorwegberm gedicht. 's Nachts is er even paniek: een Duits bataljon is via Esen over de IJzer geraakt en kan doorsteken tot Kaaskerke (hoofdkwartier van Ronarc'h), waar het tot staan wordt gebracht. De 26ste oktober nemen de Duitsers Oud- Stuivekenskerke en Stuivekenskerke (Diksmuide) in en stellen hun artillerie hier op. De Belgische Eerste en Tweede Divisie verlaten (onder druk van de Duitsers, maar ook met het oog op de inundatie) hun stellingen aan de Beverdijk en de Reigersvliet, en hergroeperen zich ter hoogte van de spoorwegberm.

Nacht van 26 op 27 oktober 1914: twee aanvallen op de spoorlijn, nl. één in de richting van Booitshoeke (Veurne) en één op het station van Pervijze (Diksmuide). De Belgen kunnen op het nippertje een Duitse doorbraak verijdelen.

27 oktober 1914: ondertussen worden de sas- en steekdeuren aan het Oud-Veurnesas te Nieuwpoort geopend, het zeewater stroomt het oude kanaal van Veurne binnen. Op 29 oktober is slechts het gedeelte ten oosten van Nieuwpoort tot de steenweg Ramskapelle-Schoorbakke onder water gelopen. Om het gebied ten noorden van Diksmuide te beschermen tegen overstroming, richten de Belgen een muur van zandzakjes ('vaderlanderkes') op tussen kilometerpaal 16 aan de IJzer en kilometerpaal 5 langs de spoorlijn Diksmuide-Nieuwpoort. Pervijze (Diksmuide) net ten westen van de spoorlijn krijgt het ondertussen heel hard te verduren door bombardementen.

29 oktober 1914: na zware beschietingen trekt de Duitse infanterie tussen Booitshoeke (Veurne) en Pervijze (Diksmuide) ten aanval. Deze aanval wordt echter afgeslagen. Daar het effect van de inundatie uitblijft, wordt beslist om het verlaat ("Overlaat van Veurne-Ambacht") van de Noordvaart te openen

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 63 waardoor de IJzervlakte onder water komt te staan (ten onrechte bekend als de overstroming van de IJzer). De Duitsers blazen hierop de terugtocht ten oosten van de IJzer van Nieuwpoort tot Stuivekenskerke (Diksmuide). Deze situatie herhaalt zich nog verschillende malen. Op 2 november bereikt het water zijn hoogste peil met 3,25 m.

30 oktober 1914: Duitse troepen overschrijden de spoorwegberm, dringen Pervijze binnen en veroveren Ramskapelle (Nieuwpoort) huis na huis.

Nacht 30 op 31 oktober 1914: door de geslaagde onderwaterzetting moeten de Duitsers hun loopgrachten tussen de IJzer en de spoorweg verlaten. De "Slag aan de IJzer" en daarmee de korte bewegingsoorlog is voorbij. Enkel de westelijke oever van de IJzer ten zuiden van de brug van Tervate (Stuivekenskerke) tot de "Petroleumtanks" (Kaaskerke) blijft in Duitse handen, samen met enkele hoger gelegen 'eilandjes' die als voorposten dienen, met name een twintigtal hoeves en het dorpje Stuivekenskerke (Diksmuide) dat gedurende vier jaar door de Duitse voorposten gecontroleerd wordt. De Belgische voorposten zijn: het gehucht Oud-Stuivekenskerke (Stuivekenskerke, Diksmuide), zogenaamd de "Grand Garde Sud" of 1, de "hoeve Reigersvliet" tussen Oud-Stuivekens en Stuivekenskerke, zogenaamd de "Grand Garde Nord" of 2 (Stuivekenskerke), de "Grand Garde 3" aan de Schildersbrug (Pervijze) en de "Grand Garde 4" aan de hoeve "Berkelhof" (Pervijze).

Hierop volgt een vier jaar lange stellingenoorlog. De Belgische verdedigingslinie volgt vanaf Nieuwpoort de spoorweg Diksmuide-Nieuwpoort tot ongeveer ter hoogte van het gehucht Oud- Stuivekenskerke (Stuivekenskerke, Diksmuide), loopt daarna zuidoostwaarts over de hoeve "de Rode Poort" (Kaaskerke, Diksmuide) om bij kilometerpaal 16 op de IJzer aan te sluiten. Ten zuidwesten daarvan volgt het front de IJzer over Sint-Jacobskapelle, Oudekapelle en Nieuwkapelle, om aan het Fort de Cnocke (Lo-Reninge/ Houthulst) het kanaal IJzer-Ieper te volgen.

3 november 1914: de Belgen heroveren de Palingbrug te Nieuwpoort. Met dit bruggenhoofd kunnen ze het vitale sluizencomplex beschermen.

10 november 1914: het Belgisch bruggenhoofd Diksmuide o.l.v. admiraal Ronarc'h komt ten val. De “slag om Diksmuide” is in het Duitse voordeel beslecht. De meeste van de ca. 3800 inwoners zijn de stad reeds ontvlucht. Gedurende de daaropvolgende oorlogsjaren blijft Diksmuide in Duitse handen, en wordt door aanhoudende beschietingen en bombardementen van de Belgische artillerie herleid tot een puin- en kraterlandschap.

Na de “slag om Diksmuide” richten ook de Duitsers hun stellingen in. Ze leggen op het grondgebied van Esen (Diksmuide) op de rug van Westrozebeke een tweede verdedigingslinie aan, de zogenaamde “Eessener-stellung”. Op grondgebied van Vladslo wordt een derde verdedigingslinie aangelegd. Nog te Esen wordt aan de Handzamevaart het Duitse Pionierspark Einsdijk opgericht: verdedigingselementen voor de oostelijke IJzeroever worden vandaar aangevoerd via het water, Duitse soldaten worden er getraind.

De Belgische linies zijn opgebouwd uit loopgraven ('tranchées') die met elkaar verbonden werden door verbindingsgangen ('boyaux'). De afstand tussen de eerste linie (de spoorwegberm) en de tweede linie is ongeveer 500 m. In 1915 komt bijna overal een derde linie tot stand (Inventaris Onroerend Erfgoed 2018).”

Een Belgische militaire luchtfoto geeft de situatie weer ter hoogte van het begijnhof op 23 december 1915. Hierop zijn meerdere loopgraven zichtbaar in de omgeving van het studiegebied. Binnen het studiegebied zelf zijn twee loopgraven zichtbaar in de noordelijke zone. De meest noordelijke loopgraaf volgt de westelijke rand van het studiegebied. De witte reflecties duiden erop dat deze zone

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 64 vergraven was op het moment van de opname. Mogelijk houdt dit in dat de loopgraaf nog in opbouw was. Het begijnhof zelf is onaangetast en staat nog volledig recht (fig. 45).

Figuur 57: Belgische militaire luchtfoto (23/12/1915) met aanduiding van het studiegebied en de bedreigde zone (IFFM 2018)

Vanaf 1916 richt de medische dienst van het leger chirurgische voorposten dichter bij het front (op twee tot vijf km) in met de bedoeling om de gewonden onmiddellijk te kunnen opereren. Veel soldaten met buikwonden overlijden immers tijdens het transport naar de te ver gelegen fronthospitalen. Gewonden met buikwonden of erge bloedingen worden onmiddellijk naar een chirurgische voorpost afgevoerd: voor de noordelijke sectie is dat de Sint-Jansmolen te Lampernise, de overige secties naar de Grognie te Oudekapelle. De voorposten blijven slechts een jaar operationeel: met de geplande offensieven in het vooruitzicht worden ze in de zomer van 1917 afgeschaft.

Op een Belgische militaire luchtfoto (31/08/1916) is het volledige tracé van de loopgraaf zichtbaar. Achter deze loopgraaf zijn twee verbindingen in de richting van het begijnhof aangelegd – met name in het centrale en zuidelijke deel van het studiegebied. Binnen de bedreigde zone kruist de meest zuidelijke verbinding een tweede NW-ZO georiënteerde gevechtsloopgraaf. Mogelijk kunnen beide loopgraven en hun onderlinge verbinding dus onderzocht worden binnen het studiegebied. In het meest zuidelijke deel van de bedreigde zone is een ongedefinieerde structuur zichtbaar.

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 65

Figuur 58: Belgische militaire luchtfoto (31/08/1916) met aanduiding van het studiegebied en de bedreigde zone (IFFM 2018)

Een Belgische loopgravenkaart en luchtfoto geven een goed beeld van de Eerste Wereldoorlog in januari 1917 ter hoogte van het begijnhof in Diksmuide. De NW-ZO georiënteerde loopgraaf wordt voor het eerst benoemd: “Tranchée de Sofia”. De loopgraven die ook op de luchtfoto’s van 1916 zichtbaar waren zijn nu duidelijker weergegeven. Zo is de verbinding tussen de twee NW-ZO georiënteerde loopgraven gedetailleerd gefotografeerd. Uit de luchtfoto’s blijkt ook dat de verbindingen tussen de loopgraaf Sofia en het begijnhof verder zijn uitgebreid. Verder zijn ook inslagen zichtbaar van artilleriegeschut. Het meest zuidelijke deel van de westelijke vleugel van het begijnhof is grotendeels vernield. De destructie neemt enkel toe in 1917, waarbij de het meest zuidelijke deel van de westelijke vleugel van het begijnhof volledig is ingestort. De impactsporen/inslagen zijn over het gehele terrein aanwezig.

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 66

Figuur 59: Belgische loopgravenkaart (januari 1917) (In Flanders Fields Museum)

Figuur 60: Belgische militaire luchtfoto (28/01/1917) met aanduiding van het studiegebied en de bedreigde zone (IFFM 2018)

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 67

Figuur 61: Belgische militaire luchtfoto (09/09/1917) met aanduiding van het studiegebied en de bedreigde zone (IFFM 2018)

Figuur 62: Schuine luchtfoto van Diksmuide (1917) (Chielens & Stichelbaut 2013)

“Vanaf 1918 vinden diverse doorbraakpogingen van de Duitsers plaats. Zij hadden vastgesteld dat het zinloos was de vijand op zijn sterkste punt aan te vallen en hem daar dan in één slag te verslaan. De nieuwe 'mobiele strategie' is om hevig toe te slaan op de zwakke punten van het vijandelijk front (Inventaris Onroerend Erfgoed 2018).” Deze doorbraakpogingen hebben zware gevolgen voor het studiegebied.

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 68

Er ontstaat een kraterlandschap waarbij het begijnhof volledig gereduceerd wordt tot puin. Op een Belgische militaire luchtfoto van 10 januari 1918 wordt vermeld dat er geen werken meer hebben plaatsgevonden aan de loopgraaf Sofia (Figuur 64). Verder wordt ook meegegeven dat het zuidelijke deel volledig verlaten is. De loopgraaf Sofia is enkel in het meest noordelijke deel van het studiegebied (buiten de bedreigde zone) nog bewaard gebleven. Op de luchtfoto van 12 april 1918 zijn er nog restanten van de loopgraaf Sofia zichtbaar, maar deze werden niet gerepareerd (Figuur 65).

Figuur 63: Britse loopgravenkaart (januari 1918) (In Flanders Field Museum 2017)

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 69

Figuur 64: Belgische militaire luchtfoto (10/01/1918) met aanduiding van het studiegebied en de bedreigde zone (IFFM 2018)

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 70

Figuur 65: Belgische militaire luchtfoto (12/04/1918) met aanduiding van het studiegebied en de bedreigde zone (IFFM 2018)

6 maart 1918: de Duitsers voeren bij de "Slag om Reigersvliet" een verassingsaanval uit op de voorposten of "grote Wachten" van de "hoeve Reigersvliet" tussen Oud-Stuivekens en Stuivekenskerke en van Oud-Stuivekens (Stuivekenskerke). Ze worden veroverd, maar tegen de avond heeft het Belgische leger deze posten opnieuw in handen. 7 maart 1918: een verassingsaanval door de Duitsters ter hoogte van het kasteeldomein "de Blankaart" (Woumen, Diksmuide) wordt opnieuw succesvol afgeslagen.

18 maart 1918: een nieuwe aanval op "hoeve Reigersvliet", Oud-Stuivekenskerke en Kaaskerke, wordt eveneens afgeslagen.

Vanaf 28 september 1918 zet het Belgisch Leger het bevrijdingsoffensief in. Bij Diksmuide wordt een omsingelingsbeweging uitgevoerd en de stad komt de 29ste in handen van het 18de Linieregiment

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 71

Figuur 66: Britse loopgravenkaart (september 1918) (In Flanders Fields Museum 2018)

14 en 15 oktober 1918: aanval op en verovering van de beruchte "Flanderen I Stellung" (Zarren- Handzame-Hooglede-Roeselare). Daar de Belgische troepen tussen Nieuwpoort en Diksmuide door de onderwaterzetting de IJzer niet kunnen oversteken, worden alle krachten gebundeld op een strook van 11 km tussen het kasteeldomein "de Blankaart" (Woumen, Diksmuide) en het noorden van Ieper.

Op 16 oktober 1918 komt het front ten noorden van Diksmuide definitief in beweging. Vanaf de lijn Zarren-Handzame (Kortemark) wordt een noordwaartse aanval gelanceerd, zo bereikt men Vladslo en het "Praatbos" (Vladslo, Diksmuide), Beerst, Keiem en Leke (Diksmuide). De Duitsers trekken zich in allerijl terug, uit angst voor omsingeling. Direct na de inname van Keiem overschrijden kleine troepen de IJzer over kleine loopbruggen, tegen de avond is de operatie over de volledige lengte tussen Nieuwpoort en Diksmuide volbracht.

11 november 1918: wapenstilstand (Inventaris Onroerend Erfgoed 2017)”

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 72

Figuur 67: Schuine luchtfoto van Diksmuide (1919) met aanduiding van het studiegebied (Chielens & Stichelbaut 2013)

Figuur 68: Schuine luchtfoto van Diksmuide (1923) met aanduiding van het studiegebied (Chielens & Stichelbaut 2013)

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 73

4.6 RECENTE LANDSCHAPSVERANDERINGEN Na de Eerste Wereldoorlog werd Diksmuide heropgebouwd. Hierbij werd het begijnhof herbouwd naar het beeld van voor de oorlog. Hierbij werden tuinen aangelegd ten westen van de westelijke vleugel. De gracht ten noorden van het studiegebied is nog zichtbaar binnen de percelering. Mogelijk zijn ook nog relicten zichtbaar van de uitgebreide stadsverdediging, met name ten westen van het studiegebied.

Figuur 69: Orthofoto (1971-panchromatish) met aanduiding van het studiegebied (rood) (Geopunt 2018)

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 74

Figuur 70: Orthofoto (1979-1990) met aanduiding van het studiegebied (rood) (Geopunt 2018)

Figuur 71: Orthofotomozaïek (grootschalige winteropnamen, kleur 2013-2015) met aanduiding studiegebied (rood) (Geopunt 2018)

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 75

5 CONTROLEBORINGEN

5.1 INLEIDING In totaal zijn 4 controleboringen gezet om de eventuele verstoring van het studiegebied te duiden. Een 5e boring in de aanwezige kelder was gepland, maar bleek niet mogelijk doordat de keldervloer volledig gebetonneerd bleek te zijn. De boringen zijn uitgevoerd met een Edelmanboor met een doorsnede van 7cm op 6 juli 2018 door ABO nv, archeoloog Irene Jansen en jobstudent Bram van Arnhem.

Figuur 72: Locatie van de controleboringen op de orhtofotomozaiek middenschalig winter 2017 (Geopunt 2018)

Boornummer Y-coördinaat X-coördinaat Maaiveld (mTAW) HB1 192.822,217 44.379,189 5,570 HB2 192.828,654 44.364,343 5,455 HB3 192.809,770 44.345,682 5,078 HB4 192.791,950 44.349,569 5,103 Figuur 73: Coördinaten van de uitgevoerde boringen (ABO nv 2018)

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 76

Figuur 74: Zicht op de huidige kelderruimtes onder het begijnhof (ABO nv 2018)

5.2 VONDSTMATERIAAL Uit de controleboringen is een opvallende hoeveelheid vondstmateriaal gekomen. In totaal zijn er 1 fragment glas, 3 fragmenten dierlijk botmateriaal 1 fragment kalkmortel en 10 fragmenten keramiek ingezameld (Figuur 75). De datering van het aardewerk is late- en postmiddeleeuwen.

Verzamelwijze Opmerking ( vormspecificaties, bewaringsqualiteit, Inventaris (AAVL, Cp, Afw, WP Spoor Vlak Profiel Laag Datum Materiaalsoort Aantal Datering stalen, tekeningnummer, natuurlijk/antropogeen, nr. Pnt, Bemo, primair/ secundair, …) Resiudu) late- 3 wandfragm. Roodgebakken één 1 - - - B. 1 4 06/07/2018 keramiek Boring 5 ME/Post- zijde geglazuurd, 2 wandfragm ME grijsbakkend voorraadpot 2 - - - B. 1 5 06/07/2019 keramiek Boring 2 - roodbakkend wandfragmenten 3 - - - B. 1 5 06/07/2020 glas Boring 1 recent glasfragment 4 - - - B. 1 5 06/07/2021 kalkmortel Boring 1 - brok kalkmortel roodbakkend, roodglazuur aan 5 - - - B. 2 2 06/07/2022 keramiek Boring 1 post-ME beide zijden wandfragment 6 - - - B. 3 2 06/07/2023 keramiek Boring 1 late-ME grijsbakkend wandfragment 3 fragmenten metatarsus 7 - - - B. 3 3 06/07/2024 bot Boring 3 - vermoedelijk schaap/geit wandfragment grijsbakkend 8 - - - B. 3 3 06/07/2025 keramiek Boring 1 Late-ME aardewerk Figuur 75: Vondstenlijst boringen Diksmuide Begijnhof (ABO nv 2018)

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 77

5.3 BORINGEN

5.3.1 BORING 1 (5.570 MTAW)

Figuur 76: Foto van boring 1 (ABO nv 2018)

Boring 1 0 Laag 1: Rood grind, Tuinpad 1 10 2 Laag 2: Oranjebruin, Zand (2) Klei (1),

20 Ophoging

30 3 Laag 3: Zand (2), Klei (1), Donkerbruin, 40 Baksteen matig, Los, Duidelijk, Droog, Zandsteen matig, Mortel matig. 50

60 MV

- Laag 4: Bruin, Kalkmortel veel, Baksteen 70 cm weinig, Brokkelig, Duidelijk, Leisteen, Zand 4 (2) Klei (1), Droog, Keramiek weinig. 80

90 Laag 5: Donkerbruin, Zwart, Klei (2) Zand 100 (1), Vochtig, Plastisch, Duidelijk, Leisteen 5 matig, gls weinig, Keramiek matig, 110 Baksteen matig, Mortel weinig. 120

130

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 78

Boring 1 is geplaatst op het tuinpad in het noordoosten van de tuin. De bovenste 5cm van deze boring betreft het grind van het tuinpad. Hieronder bevindt zich een zeer zandige egaliseringslaag met een kleine vermengde kleifractie van ongeveer 15cm dik. De 3 lagen onder deze egaliseringslaag betreffen 3 puinophogingslagen met veel baksteen en kalkmortel in. Laag 3 en 4 bestaan uit zandige klei, laag 5 is van een veel plastischere klei. Alle drie de lagen bevatten vrij veel baksteen en kalkmortel. In laag 4 en 5 is keramiek aangetroffen (Figuur 77; Figuur 78). Wellicht kan laag 5 als verstoorde dekklei geïnterpreteerd worden. Het aardewerk in laag 4 dateert in de late middeleeuwen en in de post- middeleeuwen. Het aardewerk uit laag 5 is niet diagnostisch. Het betreft 2 roodgebakken wandfragmenten. In laag 4 is daarnaast leisteen aangetroffen en in laag 5 recent glas. De boring is uitgevoerd tot op een diepte van 1,20m-mv. Er is niet dieper geboord, omdat er hier duidelijk puinlagen tot op grote diepte bevinden bevinden. Daarenboven zullen de geplande werkzaamheden niet tot deze diepte reiken.

Figuur 77: ingezameld vondstmateriaal uit boring 1 laag 4 (ABO nv 2018)

Figuur 78: ingezameld vondstmateriaal uit boring 1 laag 5 (ABO nv 2018)

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 79

5.3.2 BORING 2 (5.455MTAW)

Figuur 79: Foto van boring 2 (ABO nv 2018)

Boring 2 0

10 Laag 1: Beigebruin, Bouwvoor, Baksteen 20 weinig, Kalk weinig, Zeer los, Droog, Klei (2) 30 1 Zand (1).

40

50

60 Laag 2: LichtBruin-Donkerbruin, Klei (2) MV

- Zand (1), Houtskool matig, Keramiek 70 2 cm weinig, Fe weinig, Baksteen weinig.

80

90 Laag 3: Lichtgrijs-Blauwgrijs, 100 3 Moederbodem?, Klei (2) Zand (1), Plastisch, Houtskool weinig, Vaag, Fe matig - 110 Oerbrokjes, Schelp weinig. 120

130

Boring 2 is geplaatst in een grasbed in het noordwesten van de tuin. De bovenste laag die tot 0,55m- mv gaat bestaat uit zeer losse zandige klei. Hier zat weinig kalk en weinig baksteen in. Dit betreft de teelaarde, A-horizont. Hieronder bevindt zich een zandige kleilaag met roestverschijnselen. Hierin is een geringe hoeveelheid baksteenpuin aangetroffen, een matige hoeveelheid baksteen en eveneens wat postmiddeleeuws aardewerk (Figuur 80). Het betreft wellicht een ophogingslaag. Vanaf 0,80m-mv bevindt zich een plastische klei met weinig houtskool en schelp. Ook deze laag bevat

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 80

roestverschijnselen. Puin komt in deze laag niet voor, mogelijk is dit de natuurlijke bodem. De boring is gestopt op 1,25m-mv. Dit is 45cm in de natuurlijke bodem. Mogelijk gaat het hier om dekklei.

Figuur 80: aardewerk uit boring 2 laag 2 (ABO nv 2018)

5.3.3 BORING 3 (5.078MTAW)

Figuur 81: Foto van boring 3 (ABO nv 2018)

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 81

Boring 3 0

10 Laag 1: Beige-Bruin, Bouwvoor, Droog, 20 Kalk weinig, Fe weinig, Zeer los, Baksteen 1 30 weinig, Klei (2) Zand (1).

40

50 Laag 2: bruin, mosselschelp weinig, 60 Baksteen weinig, Klei (2) Zand (1), Los, 70 2 Droog, Leisteen weinig, Natuursteen weinig, onderin keramiek weinig.

80

MV -

90 cm 100 Laag 3: Donkerbruin-Grijs, Klei (2) Zand (1), Baksteen matig, Mortel matig, Hk weinig, 110 3 Mosselschelp weinig, onderin Bot matig, 120 Keramiek weinig. 130

140 Laag 4: Lichtgrijs, Klei (1) Zand (2), 150 4 Roestverschijnselen weinig, Los, Droog, C- 160 horizont. 170

Boring 3 is eveneens geplaatst in een grasbed in het zuidwesten van het onderzoeksgebied. De eerste laag is de A-horizont. Deze is gelijk aan laag 1 in boring 2 en gaat tot 0,50m-mv. Hieronder bevinden zich 2 puinlagen van zandige klei. De eerste puinlaag (laag 2) bevat mosselschelp, baksteen, leisteen, natuursteen en onderin is hier laatmiddeleeuwse keramiek uitgekomen (Figuur 82). De tweede puinlaag (laag 3) bevat eveneens mosselschelp, baksteen en laatmiddeleeuwse keramiek (Figuur 84). Daarnaast zit er weinig houtskool in deze laag, redelijk wat kalkmortel en is onderuit deze laag dierlijk bot vermoedelijk van schaap/geit opgeboord (Figuur 83). Vanaf 1,40m-mv bevindt zich de natuurlijke bodem, een plastische klei met roestverschijnselen. De boring is geplaatst tot een diepte van 1,60m- mv. Dit is 20 cm in de moederbodem.

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 82

Figuur 82: Laatmiddeleeuws aardewerk uit boring 3 laag 2 (ABO nv 2018)

Figuur 83: botmateriaal uit boring 3 laag 3 (ABO nv 2018)

Figuur 84: Laatmiddeleeuws aardewerk uit boring 3 laag 3 (ABO nv 2018)

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 83

5.3.4 BORING 4 (5.103MTAW)

Figuur 85: Foto van boring 4 (ABO nv 2018)

Boring 4 0 Laag 1: Egaliseerzand en grindpad 10 1 20 Laag 2: Grijs-Lichtgrijs, Baksteen veel, Zand (2) Klei (1), Mortel matig, Natuursteen 30 2 weinig, Baksteenlaag. 40

50 60 Laag 3: Donkerbruin, Zand (1) Klei (2), 70 3 Leisteen matig, Baksteen matig, Mortel matig.

80

MV -

90 cm 100 Laag 4: Mortel veel, Zand (1) Klei (2), Geelgrijs. 110 4

120

130

140 Laag 5: Klei (3), Plastisch, Grijs, Fe- 5 Verschijnselen. 150

160

170

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 84

Boring 4 is opnieuw op het tuinpad geplaatst eveneens boring 1. De bovenste 15cm bevat opnieuw het grindpad en het egaliseerzand. Hieronder bevindt zich een zandige kleilaag met veel baksteen, weinig natuursteen en matig mortel. Deze laag stopt op een soort fundering van 1 laag baksteen en daktegels. Vanaf 0,50 tot 0,90m-mv bevindt zich opnieuw een zandige kleilaag met baksteen leisteen en kalkmortel. Hieronder is een laag van 30cm dikte aangetroffen met een zeer grote hoeveelheid kalkmortel. Deze laag rust direct op de moederbodem die zich hier op 1,25m-mv manifesteert. De boring is gestopt op 35cm in deze laag op 1,60m-mv.

5.4 CONCLUSIE CONTROLEBORINGEN Boring 1, 2 en 3 werden ter hoogte van de nieuw aan te leggen brandweg uitgevoerd. In elk van deze boringen werd laat- en/of postmiddeleeuws materiaal aangetroffen op een diepte van ca. 0,50m-mv. Aangezien het terrein zal worden afgegraven tot 0,15m-mv en vervolgens 60cm zal worden opgehoogd, zullen de geplande werkzaamheden geen impact hebben op mogelijke archeologische resten. Aangezien een prospectie met ingreep in de bodem destructief is, wordt er in dit geval beter geopteerd voor een bewaring in situ. Boring 4 werd ter hoogte van de geplande westelijke uitbreiding van de Poldervleugel uitgevoerd. In deze boring werd geen laat- of postmiddeleeuws materiaal aangetroffen. Er werd enkel baksteen en kalkmortel aangetroffen tussen 0,50 en 0,90m-mv. Aangezien de geplande werkzaamheden diep in de bodem zullen ingrijpen (2,68m-mv exclusief fundering) zullen mogelijke archeologische resten bedreigd worden door de werkzaamheden. Bijgevolg dient deze zone archeologisch onderzocht te worden. Uit alle boringen blijkt immers dat de bodemopbouw goed bewaard is en dat mogelijke archeologische resten goed bewaard zijn gebleven.

Het tuinpad is opgebouwd uit circa 10cm egaliseerzand met hierop circa 5cm rood grind. Hieronder bevindt zich een puinlaag met vooral veel baksteen en kalkmortel en weinig zandsteen. Deze laag gaat tot ongeveer 0,50m-mv. Tot ongeveer 0,90m-mv bevindt zich een andere puinlaag met eveneens baksteen en kalkmortel en daarnaast is hier leisteen in aangetroffen en in boring 1 laatmiddeleeuws en post-middeleeuws aardewerk. In boring 1 bevindt zich onder deze puinlaag een plastische kleilaag met opnieuw baksteen, kalkmortel, leisteen, weinig aardewerk (roodbakkend) en weinig glas. Boring 4 geeft een ander beeld. In boring 4 bevind zich onder deze puinlaag een kalkmortellaag die rust op de moederbodem op 1,50m-mv.

Boring 2 en boring 3 zijn in de grasperken geplaatst. De A-horizont blijkt hier ongeveer 0,50m-mv diep te gaan. Van 0,50 tot 0,80 à 0,90m-mv bevindt zich in deze boringen dezelfde puinlaag als op deze diepte onder het tuinpad. Opvallend is wel dat hier de leisteen ontbreekt en dat in deze laag in beide westelijke boringen mosselschelp aanwezig is. In boring 2 is in deze laag postmiddeleeuws aardewerk aangetroffen. In boring 3 is in deze laag laatmiddeleeuws aardewerk aangetroffen. In boring 2 bevindt zich direct hieronder de moederbodem op een diepte van 0,80m-mv. In boring 3 bevindt de moederbodem zich pas op een diepte van 1,40m-mv en is hiertussen nog een puinlaag aanwezig die mogelijk overeen komt met de onderste laag van boring 1. In boring 3 is hier echter mosselschelp en dierlijk bot in aangetroffen. Het aardewerk uit deze laag dateert uit de late middeleeuwen.

De eerste archeologisch relevante laag bevindt zich op ongeveer 0,50m-mv. In deze puinlaag (ophoging of grachtdemping?) is laat- en post-middeleeuws aardewerk aangetroffen. Het gebrek aan cement en ander recenter puin en de juist consequente aanwezigheid van post-middeleeuws materiaal doet vermoeden dat het een post-middeleeuwse puinlaag is en niet een laag die pas na WOI is opgebracht. Deze laag is over het gehele terrein op ongeveer gelijke diepte aangetroffen. De resultaten tonen aan dat er archeologische relevante lagen aanwezig zijn en dat deze zich op geringe diepte (ca. 0,50m-mv) bevinden. De maximale diepte van de relevante archeologische lagen is 1,50m-mv (boring 3). Bijgevolg worden archeologisch relevante lagen bedreigd door de geplande werkzaamheden.

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 85

De aanwezigheid van aardewerk en botmateriaal duidt eveneens op een hoog potentieel tot kennisvermeerdering voor deze zone.

In boring 1 is er recent glas aangetroffen in de laag onder deze post-middeleeuwse puinlaag. Mogelijk is dit in de boring gevallen uit een hogere laag. Het materiaal uit dezelfde laag in boring 3 bevat aardewerk uit de late middeleeuwen. Deze laag bevat wel ook nog baksteenfragmenten, kalkmortel en leisteen. Deze laag is in boring 2 en boring 4 niet aangetroffen. Boring 1 is niet tot in de moederbodem gezet. In boring 2 is de moederbodem al op 0,80m-mv aangetroffen terwijl dit in boring 3 en boring 4 pas op veel grotere diepte is, respectievelijk 1,40m-mv en 1,25m-mv.

6 BESLUIT

6.1 INTERPRETATIE EN DATERING Op basis van landschappelijke en archeologisch/historische gegevens (hfst. 3 en 4) kan een inschatting gemaakt worden van de aard en ouderdom van eventuele archeologische vindplaatsen ter hoogte van het studiegebied.

Het studiegebied is gelegen in de Handzamevallei, ca. 50m ten noorden van de Handzame en 500m ten oosten van de IJzer. Diksmuide is gesticht aan de samenvloeiing van deze rivieren, nabij de uitloper van een droge zandrug.

Op basis van de landschappelijke en archeologische voorkennis worden er geen sporen en/of vondsten verwacht uit de steentijden of metaaltijden. Diksmuide wordt voor het eerst vermeld in de 9de eeuw, hetgeen overeenstemt met de oudste fase van de historische stadskern, gesitueerd binnen de ronde vluchtburcht.

De zone ten noorden van de Handzame werd in de loop van de 13de eeuw bewoond en opgenomen binnen de stadsomwalling. Het is op dit moment dat het begijnhof ter hoogte van het studiegebied wordt gesticht. Bij de controleboringen werd laatmiddeleeuws en postmiddeleeuws materiaal aangetroffen, wat aansluit bij deze hypothese. Vergelijkbaar met deze casestudie werden bij uitbreidingswerken aan het klein begijnhof een 17de-eeuwse kelder en tongewelf evenals laatmiddeleeuwse sporen en vondsten aangetroffen. Dit sluit aan bij de huidige verwachting. Verder is het ook niet onbelangrijk om op te merken dat er ook artisanale activiteiten plaatsvonden op de noordelijke oever van de Handzame (cf. Huidevettersdijk). Op basis van cartografische bronnen blijft het studiegebied continu in gebruik tot de Eerste Wereldoorlog. Tijdens de Eerste Wereldoorlog wordt Diksmuide grotendeels vernietigd, waaronder ook het begijnhof. Daarnaast doorkruist de Sofia- loopgraaf het studiegebied – zoals aangeduid op de loopgravenplannen. Het beschermde stadsgezicht van de omgeving van de Handzamevaart benadrukt de intensieve militaire activiteiten die plaatsvonden in deze zone. De kans op het aantreffen van munitie is bijgevolg zeer reëel.

6.2 INSCHATTING POTENTIEEL TOT KENNISVERMEERDERING Deze archeologienota werd opgesteld door ABO nv naar aanleiding van uitbouw van de westelijke vleugel van het Begijnhof te Diksmuide. Het doel van dit onderzoek was drieledig. Ten eerste werd op basis van de beschikbare informatie nagegaan of er archeologische resten te verwachten zijn op het terrein. Ten tweede werd nagegaan hoe goed deze archeologische resten zijn bewaard en in hoeverre ze zijn bedreigd door de geplande bouwwerken. Ten derde werd nagegaan wat het potentieel tot kennisvermeerdering is.

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 86

1) Op basis van het archeologisch, historisch, cartografisch en landschappelijk onderzoek (hfst. 3 en 4) evenals op basis van de controleboringen worden er archeologische sporen en/of vondsten verwacht vanaf de 13de eeuw, wanneer het begijnhof gesticht wordt. Bij de controleboringen werd laat- en post-middeleeuws materiaal aangetroffen, waardoor er een hoge verwachting is naar deze periodes. Het begijnhof werd steeds verder uitgebouwd in de daaropvolgende eeuwen, totdat het vernietigd werd in de Eerste Wereldoorlog. De zware gevechten die plaatsvonden langsheen de Handzame aan de noordelijke zijde van Diksmuide kunnen mogelijks in beeld gebracht worden aangezien de loopgraaf Sofia het studiegebied doorkruist. Naast de (post-)middeleeuwse sporen en/of vondsten worden er dus ook resten uit de Eerste Wereldoorlog verwacht.

2) Het terrein werd vanaf de 13de eeuw steeds in gebruik genomen als begijnhof, waardoor de bewaringstoestand mogelijk gunstig is. De controleboringen duiden dan ook op de aanwezigheid van meerdere relevante archeologische lagen. Dit dient echter genuanceerd te worden wanneer de grote vernieling die plaatsvond tijdens de Eerste Wereldoorlog in rekening wordt gebracht. Hierbij werd een deel van de archeologische resten vernietigd. Desalniettemin kunnen er nog steeds archeologische vondsten en/of sporen worden aangetroffen uit de middeleeuwen en later. Deze mogelijke archeologische resten worden bedreigd door de geplande werken die voorzien in de aanleg van een kelder tot op 2,68m-mv met daaronder een fundering op schroefpalen van 50 ton ter hoogte van de westelijke uitbreiding van de Poldervleugel. De bewaringstoestand ter hoogte van een nieuw uit te graven kelder kon niet worden vastgesteld. Echter, aangezien het een diepe bodemingreep (2m-mv) betreft waarbij mogelijke funderingsresten of muurresten van het oorspronkelijke begijnhof kunnen worden aangetroffen, is het potentieel tot kennisvermeerdering voor deze zone – ondanks de beperkte omvang – groot en relevant. Ter hoogte van de op te hogen brandweg (+0,60m-mv) werden archeologisch relevante lagen aangetroffen vanaf ca. 0,50m-mv. Dit toont aan dat mogelijke archeologische resten niet bedreigd worden door de ophoging in functie van de brandweerweg. Ter hoogte van de nieuw aan te leggen nutsleidingen is het kijkvenster te beperkt om een relevant archeologisch inzicht te verkrijgen (breedte en diepte: max. 50cm). Het potentieel tot kennisvermeerdering van deze zone is dan ook quasi nihil. De restauratiewerken grijpen niet in de bodem in, waardoor er geen archeologische resten bedreigd worden door de restauratiewerken.

3) Er zijn slechts 26 begijnhoven gekend in Vlaanderen, waaronder ook het begijnhof van Diksmuide. Het is echter één van de weinige begijnhoven waarvan de exacte stichtingsdatum niet gekend is. Verder zijn begijnhoven nog niet vaak archeologisch onderzocht. De unieke context van een beschermd monument, de grote trefkans op vondsten en/of sporen vanaf de 13de eeuw en de mogelijk aanwezige loopgraaf Sofia alsook de goede bewaringstoestand zorgen voor een hoog potentieel tot kennisvermeerdering voor de zones waar de geplande werkzaamheden de mogelijke archeologische resten bedreigen.

Op basis van bovenstaande argumenten wordt verder archeologisch onderzoek geadviseerd ter hoogte van de uitbreiding van de poldervleugel en de nieuw uit te graven kelder. De zone ter hoogte van brandweerweg en nutsleidingen kunnen vrijgesteld worden van verder archeologisch (voor- )onderzoek.

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 87

7 KWALITEITSCONTROLE EN ONDERTEKENING

Naam Functie Handtekening Datum

Patrick Hambach Director 12 juli 2018

Toon Moeskops Business Unit Manager 12 juli 2018

Archeoloog/Projectleider Jan Coenaerts 12 juli 2018

Anouk Van der Archeoloog/ 12 juli 2018 Kelen Kwaliteitsverantwoordelijke

8 BIBLIOGRAFIE

Bogemans F., Baeteman C., 2006: Kaartblad 20: Veurne-Roeselare. Toelichtingen bij de quartairgeologische kaart van België – Vlaams gewest. Ministerie van de Vlaamse gemeenschap, afdeling Natuurlijke Rijkdommen en Energie, Brussel.

Centrale Archeologische Inventaris: CAI 2017

Chielens P., Stichelbaut B., 2013. De oorlog vanuit de lucht: 1914-1918. Het front in Belgie, Mercatorfonds.

De Loë A., 1903. Annales de Société d’Archéologie de Bruxelles. 17, 48.

De Meulemeester J., 1981: Circulaire vormen in het Vlaamse kustgebied, Archaeologia Belgica 234, Brussel.

De Meulemeester J., 1984: De Vroegste Geschiedenis Van Diksmuide: Met Archeologische Bril Bekeken, Den Dyzere 3, 4-9.

De Meulemeester J., 1988. Karolingische castra en stadsontwikkeling: enkele archeo-topografische suggesties. Ontstaan en vroegste geschiedenis van de middeleeuwse steden in de Zuidelijke Nederlanden. Een archeologisch en historisch probleem. Handelingen, 1990.

Dewilde M,. 1986. De Topografische Groei Van Diksmuide - Deel 1, Den Dyzere 5, 134-147.

Dewilde M., 1987. Archeologische waarnemingen in Diksmuide, Archaeologia Mediaevalis 13, 66.

Dewilde M., 1993: Stadsarcheologie In Diksmuide (W.-Vl.), Archaeologia Mediaevalis 16, 61-62.

Dewilde M., 2011. Rapportage vondstmelding. Stadhuis Diksmuide (West-Vlaanderen), onuitgegeven rapport, 30/07/2011.

Dewilde M., Pype P. & Wyffels F. 2004: Het Kasteel Van Diksmuide (W.-Vl.), Archaeologia Mediaevalis 27, 84.

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 88

De Wilde M., Ervynck, A., Van Neer, W., Lentacker, A. & Van Wanzele, P. 1992a: Worstelen met de geschiedenis van Diksmuide. De inbreng van de archeologie, Biekorf 92 (1), 32-44.

Dewilde M., Ervynck, A., Van Neer, W., Lentacker, A. & Van Wanxele, P. 1992b: Stadsarcheologisch onderzoek in Diksmuide (W.-Vl.), Archaeologia Mediaevalis 15, 49-51.

Geopunt Vlaanderen 2017: Basiskaarten (Luchtfoto 2015, Stratenplan) [Online], http://www.geopunt.be/kaart

Geopunt Vlaanderen 2017: Historische kaarten (Ferraris, Atlas van Buurtwegen, Vandermaelen, Popp) [Online], http://www.geopunt.be/kaart

Geopunt Vlaanderen 2017: Bodem kaarten (Bodemtypes, Bodemgebruik, Bodemerosie, WRB Soil Units, Tertiaire formaties, Quartaire formaties) [Online], http://www.geopunt.be/kaart

Heyvaert B., Van Hove S., Acke B., 2010. Archeologische prospectie Reuzenmolenstraat Diksmuide (West- Vlaanderen). Basisrapport – oktober 2010, onuitgegeven rapport.

Inventaris bouwkundige Erfgoed: IBE 2017

Missiaen H., Vanneste P., 2005. Inventaris van het bouwkundig erfgoed, Provincie West-Vlaanderen, Gemeente Diksmuide, Deel I: Deelgemeenten Diksmuide, Beerst, Esen, Kaaskerke, Keiem en Lampernisse.

Nationaal Geografisch Instituut (NGI): Topografische kaart (1:10.000), [Online],. www.ngi.be (geraadpleegd op 11 mei 2017).

Pieters R. 1885: Geschiedenis van Dixmude (naar de beste oorkonden), Dixmude.

Pype P., Bonquet T. & De Gryse J. 2011: Archeologisch Onderzoek Op De Gouden Leeuw-Site (Diksmuide, Prov. West-Vlaanderen), Sijsele.

Pype P., 2017. Archeologische evaluatie van het bodemarchief ter hoogte van de Kasteelstraat te Diksmuide (W.- Vl.). Abo rapport 399.

Stichelbaut, B. 2003-2004: Belgische militaire luchtfotografie tijdens WOI. Een bijdrage tot de Vlaamse “battlefield archaeology”. Licentiaatsverhandeling Archeologie. Faculteit Letteren en Wijsbegeerte. Universiteit Gent.

Termote J. 2011: De Bedijkingshistoriek Van De IJzer- En De Handzamevallei. In: Zwaenepoel A. & Verhaeghe F. (Red.), De Broeken Van De IJzer- En Handzamevallei, 17-31.

Trommelmans R., Mestdagh B., Heyvaert B., Acke B., 2009. Archeologische prospectie Vismarkt Diksmuide (prov. West-Vlaanderen), onuitgegeven rapport.

Van denhaute, T., 2018. Archeologische evaluatie van het bodemarchief ter hoogte van de Wilgendijk 5-7 te Diksmuide (West-Vlaanderen), ABO Archeologische Rapporten 493, Gent.

Van Ranst E & Sys C., 2000, Eenduidige legende voor de digitale bodemkaarten van Vlaanderen (Schaal 1:20 000), Laboratorium voor bodemkunde, Universiteit Gent, Gent.

Verhaeghe J. 2008: Diksmuide ommuurd. De geschiedenis van een middeleeuwse stad vanuit militair- architecturaal standpunt (9de eeuw-15de eeuw), onuitgegeven licentiaatsthesis Katholieke Universiteit Leuven.

Wyffels F., 2010. Ongedefinieerd.

2018A2 (AOE)/ 23201.R.01 (intern) 89