PDF Van Tekst
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Awater. Jaargang 5 bron Awater. Jaargang 5. Stichting Poëzieclub, Amsterdam 2006 Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_awa001200601_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. i.s.m. 2 [Awater 2006/1] [Gummbah] Awater. Jaargang 5 4 Foto's: Bram Budel Interview ‘De grap hoeft niet meer zo’ Nieuwe bundel Ruben van Gogh is ‘zware kost’ Net op het moment dat het predikaat ‘jong en veelbelovend’ pijnlijk begint te worden, komt Ruben van Gogh (1967) met zijn nieuwe bundel Klein Oera Linda. Een weerbarstig werk met soms wel vijf tekstlagen over elkaar heen, verschillende inktkleuren en heel veel voetnoten uit een buitenissige Friese geschiedvervalsing. ‘Echt een experiment.’ door Thomas Blondeau Eind jaren negentig loopt Ruben van Gogh door de catacomben van poptempel Paradiso en wordt door een enorme, zwarte rapper met openstaande gympen begroet met een hartstochtelijk: ‘Yo Van Gogh, brother!’ De dichter noemt de ontmoeting later een moment of glory. Die avond had hij het Double Talk Festival gepresenteerd, een evenement voor hiphop en poëzie. Het zijn de jaren waarin de poëzie Awater. Jaargang 5 5 het gevecht tegen de hipheid heeft verloren. Glossy's interviewen dichters, teksten worden over beats gedeclameerd, de slamcultuur doet zijn intrede, hiphop en videoclips worden inspiratiebronnen. Het opinieweekblad HP/De Tijd portretteert over meerdere pagina's een dichtersbent waarvan sommigen met moeite een debuut op hun naam hebben staan. De laatste generatie dichters van de twintigste eeuw worden ze genoemd. Met dank aan Van Gogh, die deze kwalificatie hanteerde als ondertitel bij zijn bloemlezing Sprong naar de sterren (1999). Door het opnemen van ondertussen gearriveerde namen als Ingmar Heytze, Hagar Peeters, Ilja Leonard Pfeijffer en Mustafa Stitou bewijst Van Gogh met terugwerkende kracht zijn voeling met het fm de siècle. Het is ook de tijd waarin Van Gogh aan zijn eigen marktwaarde werkt. Zijn alias is De Man van Taal, tevens de titel van zijn debuut (1996, twee bundels in eigen beheer en een samenwerkingsproject daargelaten). Hij pocht dat hij alleen gefotografeerd wil worden als popartiest, dus met een aantrekkelijke dame erbij. Zegt beïnvloed te zijn door sciencefiction, rap en videoclips. Is een graag geziene gast op festivalpodia, waar hij de lach aan zijn kont heeft hangen. Op zijn tweede bundel De hemel in, de hemel uit (1999) prijkt een meisje met een laserwapen. Interviewers vragen vooral hoe dat nou voelt: je geld verdienen met de dichtkunst. Van Gogh heeft dan al een nummer aangevraagd bij de Kamer van Koophandel onder de naam De zoete inval, tekst en uitvoering. Het eerste weerhaakje verschijnt in 2001 met zijn bundel Zoekmachines. De bladzijden zijn in negatief afgedrukt. Het gros van de recensenten foetert de vormgeving uit en blijft hangen in vaststellingen over het zwaar inzetten op klank, taalspel en beelden ontleend aan de informatietechnologie. Voor het merendeel kenmerken die op al Van Goghs bundels slaan. Ook het verwijt dat hij clichés gebruikt, valt meer dan eens. En dan ligt nu Klein Oera Linda in de winkel. Om en onder de gedichten in verschillende kleuren en lettergroottes, zweven voetnoten uit het Oera Linda Boek, een geschiedvervalsing uit de negentiende eeuw die Friesland als bakermat van de menselijke beschaving beschrijft. Andere begeleidende teksten zijn van eigen makelij of vrije vertalingen van passages uit Tom Phillips' A Humument, een bijzonder postmodern project waarbij de Britse kunstenaar Phillips de pagina's van een Victoriaanse roman zo bewerkt en beschildert dat soms alleen een paar woorden of tekstflarden te lezen zijn. De lezer die Van Gogh wel eens meepikte op een festival en hem herinnert als de light verse-dichter van een paar jaar geleden, zal bedrogen uitkomen. Nietwaar, meneer Van Gogh? ‘Ja, inderdaad, die moet opeens gaan lezen! (lacht). Het is inderdaad wat zwaardere kost geworden. Ik heb het al gemerkt tijdens optredens. Mijn oude werk gaat vaak voor de grappige, directe emotie. Dat is heel aangenaam om voor te dragen want het is meteen toetsbaar. Dan is het “hahaha” of “aaah!”. Als ik nu mijn nieuwe werk lees, voelt het alsof je een komiek bent die zijn nieuwe grappen aan het uitproberen is. En verrek, niemand lacht! Daar moet ik even aan wennen.’ Je maakt het leesproces steeds moeilijker. In de vorige bundel waren het witte letters op een zwarte achtergrond. Nu moet de lezer voortdurend keuzes maken in hoe de teksten te lezen. ‘Dat klopt. Het lezen wordt een haast lichamelijke beleving. Door Popsy Poems van John O'Mill kreeg ik voor deze bundel het idee van een hoofdgedicht met allerlei subteksten. Ik wilde voetnoten gebruiken maar dan in de tekst zelf. Ik had daarbij Awater. Jaargang 5 al snel het beeld voor ogen van die nieuwszenders waar ook van alles gebeurt op het scherm. Daar heb je het centrale beeld, onderin de beurskoersen, daarboven weer andere nieuwsberichten en noem maar op. Al die verschillende informatie interfereert met elkaar. Dat gebeurt nu ook in deze bundel, waarbij de verschillende teksten op elkaar gaan reageren. Soms pakt dat samenspel sterk uit, soms wat minder. In die zin is het echt een experiment. Dat die uitvoering zo is geworden, wist ik natuurlijk ook niet.’ Hoe bedoel je? ‘Ik heb vormgever Melle Hammer uitgelegd wat ik wou. Melle doet alle bundels van uitgeverij Contact en heeft daar, ook in recensies, al de nodige veren in zijn kont van zitten. Ik wou de gedichten op de voorgrond met daarbij voetnoten, uitgelichte woorden in de hoofdtekst en op de achtergrond uitvergrote teksten. Het had allemaal ook een andere kant op kunnen gaan, naargelang de ingrepen van de vormgever. Ik ben de laatste maanden met de redactie bezig geweest en moet die bundel nog echt als lezer ontdekken. Ik sta nog te veel aan de technische, producerende kant. Aan het consumeren ben ik nog niet toegekomen.’ Awater. Jaargang 5 6 Hoe heb je de voetnoten uit het Oera Linda Boek gekozen? ‘Dankzij internet is alles digitaal beschikbaar. Als ik op een punt in de tekst kwam waar ik een voetnoot wel mooi vond, ging ik in het Oera Linda Boek zoeken naar woorden die ermee te maken zouden kunnen hebben. Soms letterlijk, dan staat er iets over wind en gaat de voetnoot ook over wind. Maar als de wind symbool stond voor gevaar dan ging ik de hele tekst scannen op het woord ‘gevaar’. Het was echt uren, uren werk, verschrikkelijk. Toen wou ik echt rijk en beroemd zijn, alleen al om een assistent aan te kunnen stellen om die uren te draaien.’ Waarom net dat bizarre boek dat de Friese cultuur als oorsprong van de democratie, Griekse mythologie, boeddhisme en diens meer ziet? Het is bovendien een vervalsing waarvan het gissen is naar de auteur. ‘Bij toeval leerde ik het bestaan kennen van het Oera Linda Boek. Ik heb toen het gedicht Klein Oera Linda geschreven. Toen ik die titel had, wist ik ook dat het de titel van mijn nieuwe bundel moest zijn. En dat ik de voetnoten daaruit zou putten. Kijk, dat boek is een vervalste beschrijving van de werkelijkheid. Poëzie is dat ook. Maar in het Oera Linda Boek staan veel rechtsbepalingen en wetten. Op die manier is het ook een soort handboek voor de samenleving. Zo is deze dichtbundel een fakebeschrijving van de samenleving anno nu. Het Oera Linda Boek stond, in de tijd dat het geschreven was, midden in de maatschappij en was geschreven vanuit wat toen gaande was. Een geschiedvervalsing reageert op de actualiteit. Zo ook Klein Oera Linda nu.’ Klinkt geëngageerd. ‘Deze gedichten vertonen op een bepaalde wijze maatschappelijke relevantie, ja. Het is een bundel die over de samenleving gaat in plaats van het zielenleed van een verliefd iemand, zoals vroeger bij mij wel eens het geval was. De manier waarop deze bundel samengesteld is, benadert hoe wij de wereld waarnemen met al de zijdelingse informatie die ons per tv en internet bereikt. Maar inhoudelijk vertoont het ook maatschappelijke echo's. Soms zijn het zelfs gedichten met een pamflet-achtige inslag. Maar het is geen geëngageerde poëzie. Ik neem stelling in voor zover een gedicht dat toelaat. Het is niet mijn mening of een aanbeveling hoe het anders moet. Ik gebruik maatschappelijke aangelegenheden als materie, niet als strijdpunt.’ Die aanpak is het meest pregnant in het deel ‘De achterkant van Nederland’. Haaks op de gedichten staat een opsomming van alle teksten op bordjes en stickers die je aantrof in een bepaalde straat in Den Haag. ‘Dat vloeit voort uit een opdracht voor de Haagse anti-architectuurprijs Prix de P. Die straat is een toevoerstraat van twee heel chique straten. Het ligt er heel verloren bij, heel unheimlich. Dat gevoel wou ik zo objectief mogelijk weergeven. Ik heb toen simpelweg alle teksten die ik daar kon vinden, bijvoorbeeld stickers voor beveiligingsfirma's en “Gevaar! Hoogspanning!”, opgeschreven. Daar zie je weer die toevalscoëfficiënt opduiken. Voor gedichten zoek ik heel vaak dingen op, doe ik een soort mini-research.’ Toevalscoëffciënt, maatschappelijke relevantie, intertekstualiteit. Waar is die aardige light verse-jongen gebleven met zijn lollige gedichten over vikingen die Friese leraressen verkrachten? Awater. Jaargang 5 ‘Het is niet alsof ik die begraven heb. Hij heeft zich verder ontwikkeld. Ik zie een organisch groeiproces tussen mijn bundels, geen breuklijnen. Mocht ik nu alleen maar grappige gedichten willen schrijven, dan zou ik dat onder een pseudoniem doen. Maar het lijkt me heel onwaarschijnlijk dat ik nu nog alleen maar voor de grol zou gaan. Eén aspect van het light verse-genre blijft er wel inzitten. Dat is het spelen met taal, de vrolijkheid om ook in gedichten met taalvondsten te spelen. Alleen de grap hoeft niet meer zo van mij.’ Je hebt een duidelijke keuze gemaakt over het werken met voetnoten en tekstflarden.