Download Scans
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
GALERIJ VAN BE-ROE-MOE TOONEELSPELERS ANECOOTISCH BESCHReVEN R9MAN5-NoVElbEN-1cDNEEL GE5CHIEDENI5-~VEN5BES(HRJJVING IoIIIIUIIIIInumullula111iII111111nlnulllalllllf111111111111IIi11111111111111111111111111111111111111W11111111111111111111111111111111111111111111111ullllllllllllllllullllllllllllllilllllllllir.nllminlnlminti. ^ _ ^ = = _= - _ E. - EN =- Jv,.....•• ^• ^_ ^=' • • _3 i 11 i ^ _ -4,—:._ ^ ^ _— ^ ^ v' 0_ • _•/ 3 - ^ — ^ — 11111111N1111111f11111111111111111111f1111111111111u1111111u1111111111111111111111111u111111111111111111111111H1111111111111111111111111111111111111111111111111N1111111tf1111111111111111111111111111111111111111111111111111111Ill =_mm^I11111nnIn1lnIII11m11111n111ulu^uunmuunuluniluuuululllnllluilululiuullmnunuul}unlunu}ululWnnini(luluuln.lununmllllluulunu9lululuuuul^uunu}uuluuuuu —► = DE MEULENHOFF -EDITIE EEN ALGEMEENE BIBLIOTHEEK =2 =- =- .^^ =_ ^- = = = = =_ = = = UITGEGEVEN DOOR MEULENHOFF & Co. = ❑ ❑ = DAMRAK 88 TE AMSTERDAM = EUHIUIIIIII►IIIIIn11111111UINII1111u1111111111n1U1U1111111111111111111n1111u1u1dinNltnUlltlluHUWIIlu1tsHU1IHIUUiuUNnlnlulnWluNllnln11qu1plu lu IIIIIIn11DIlUNII11111111111NIINllifi ADRI NE E COL \IR U R ^ 6 92 t739 , ADRIENNE LECOUVREUR. Ets van Ad. Lalauze. 11111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111! 1111111111111111111111111111111111111111 f 1111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111111 GALERIJ = VAN BEROEMDE FRANSCHE 3 = TOONEELSPELERS = ANECDOTISCH BESCHREVEN DOOR = J. H. VA N D E R HO E V E N = = ^ E. UITGEGEVEN DOOR MEULENHOFF & Co. IN HET JAAR MCMXIII TE AMSTERDAM huunu11ulu1uu11uu111n11unu11111istin1u11u111uuu1nlnullnlu mill 111ruulunlnuulluuluuluu1111ivilic ulumluluinlrauc111W11u111n11u1u11uimpu ticlulnÍÍ ntimuurunirimirmiu^nwniitiintivatimmirimniinuiitiirininiuininiiriiuinniirun^niuinirinuruuuiininmitutiitiiriiriuiuiuininHruuniitiuiitiunriiriniuiitimininfmuuurut E 3 3 ± E 3 = Je prends mon bien ou je le trouve . Molière = = ne trouve-t-on pas sans chercher.) (Encore =- = = nnuuaiuunuiNmuauiannnuutmiitutuumuunmitmunmiummmmHmuuiunuanumm^unnutiinnatonuunnmunmuimnmiminmmuuiuumnunuutuaiunnnuutm V OORWOORD. Wij leven tegenwoordig snel ! ... Het talent, de charme, de lach, de snik, kortom het geheele plankenbestaan van artiesten uit vroeger dagen is voor den huidigen tijd maar van luttel belang. Des ondanks zijn er genoeg tooneelvrienden, die er zich voor blijven interesseeren, zooals men be- lang stelt in hetgeen in een museum bewaard wordt. Elk nieuw geslacht brengt zijn eigen acteurs, auteurs, schilders en dichters voort, waaraan het de voorkeur geeft. Alleen de grooten, de genialen zijn van alle geslachten, hun of haar namen blijven bestaan. Welnu, deze grooten op tooneelgebied heb ik in volgorde hier trachten bijeen te brengen naar gegevens van tijdgenooten en van latere be- wonderaars. Men beschouwe dit bundeltje echter niet als handleiding van het tooneel in Frankrijk, doch veeleer, als luchtig geschreven kantteekeningen der tooneelgeschiedenis, als een anecdotisch overzicht VIII VOORWOORD van tooneelspelersportretten, dat meermalen van de beschreven artiesten een juister beeld geeft dan hun biografie alleen. Schiller schreef in zijn Proloog van „Wallensteins Lager" bij de heropening van den schouwburg te Weimar in 1798 terecht : „Dem Mimen flicht die Nachwelt keine Kranze" . Dit neemt echter niet weg dat men gaarne iets van hen verneemt en leest. Indien ik er in geslaagd ben de belangstelling gaande te houden is mijn moeite ruimschoots be- loond. N.B. De meeste hoofdstukken dezer serie zijn reeds als feuilleton in beknopten en gewijzigden vorm in het dagblad „De Telegraaf", verschenen. MOLIÈRE. Naar een schilderij van Mignard (Musée Condé Chantilly). MOLIÈRE. 1622-1673. Evenals Francois Villon en Nicolas Boileau is Jean Baptiste Poquelin in het hartje van Parijs ge- boren en opgevoed. In den winkel van zijn vader leerde hij het gegoede burgerpubliek kennen, dat hun meubelen daar kwam uitzoeken. Op het atelier verkeerde hij onder de werklieden, waarvan de ongehuwden bij zijn ouders in den kost waren. Zijn omgang met deze eenvoudige menschen heeft hem het volk lief doen krijgen en het oordeel van de „parterre", de plaats waar de minder met for- tuin bedeelden „staande" de voorstelling bijwoonden was Molière later meer waard dan het applaus van de hem op het tooneel omringende markiezen en „grands seigneurs". Eerst in 1759 schafte men deze zitplaatsen op het tooneel, die de illusie zoo vaak verstoorden, voorgoed af. Reeds op zijn tiende jaar verloor de jeugdige Jean Baptiste -- dezen tweeden naam had hij ter Galerij. 1 GALERIJ VAN BEROEMDE onderscheiding van zijn jongeren broer Jean er bij gekregen zijn moeder Marie Cressé, eveneens een dochter van een meubelmaker. In tegenstelling met haar echtgenoot, die zeer op de penning was, hield Marie Cressé veel van mooie kleeren en sieraden en deze smaak voor luxe heeft Molière van zijn moeder geërfd. Kort na het overlijden van zijn vrouw, hertrouwde Poquelin met Catharine Fleurette. Of deze stief- moeder invloed op het karakter van Molière heeft gehad, uit zijn werk valt dit niet op te maken, want daar komen slechts in het geheel twee stief- moeders in voor, Elmire de tweede vrouw van Argon, op wie Tartuffe zijn begeerige oogen slaat en Béline, die den ingebeelden zieke Argan om den tuin leidt. Daarentegen heeft zijn vader, die hardvochtig, zuinig, bij 't gierige af was, Molière vaak stof gegeven, dergelijke vaderrollen in zijn blijspelen te schetsen en één van hen werd de algemeen bekende „Avare". Bij den dood van zijn tweede vrouw vestigde Poquelin de meubel- en behangerszaak op den hoek van de Rue St. Honoré en de Rue des Vieilles- Etuves, het huis met de apen, omdat . op den gevel deze woudbewoners uitgebeeld waren. Daar Jean Poquelin van zijn broeder Nicolas de hofleverantie had overgenomen en door koninklijk besluit deze gunst aan de familie verzekerd bleef, FRANSCHE TOONEELSPELERS. 3 wilde papa natuurlijk, dat zijn beide zoons hem zouden opvolgen, doch Jean Baptiste scheen daar weinig lust toe te gevoelen. Hij hield meer van studeeren en zijn grootvader van moederszijde, die veel met hem op had en hem ook vaak naar den schouwburg van het „Hotel de Bourgogne" mee nam, wist na lang aanhouden van zijn vader gedaan te krijgen, dat Jean bij de paters jezuiten van het College Clermont geplaatst zou worden. Hier kreeg hij tot medeleerlingen den prins de Conti, broeder van den grooten Condé, Chapelle, Cyrano de Bergerac, Hesnault e. a. en in de vijf jaar, die hij hier bleef, deed hij veel kennis op. Zijn vriend Chapelle bracht hem in kennis met den philosoof Gassendi, die hem aanried Lucretius te vertalen. Inderdaad heeft Molière in het tweede bedrijf (Ve tooneel) van zijn meesterwerk de „Misanthroop" een fragment uit Lucretius ingelascht. Te Orléans ging Jean-Baptiste in de rechten studeeren en waarschijnlijk heeft hij daar ook een aanstelling gekregen, doch zijn verlangen naar Parijs en zijn kennismaking met de familie Béjart dreef hem weldra op andere paden dan die van Justitia. Thalia, om in den stijl dier dagen te spreken had zijn oogen verblind en Venus hield hem in haar netten verstrikt. Uit liefde voor Madeleine Béjart, die twee jaar ouder dan Molière was en reeds vanaf haar zeventiende jaar met haar broeder 4 GALERIJ VAN BEROEMDE Joseph in de provincie had gespeeld, besloot hij ook aan het tooneel te gaan. Deze drie richtten toen het „Illustre Théátre" op, dat in de kaats- baan „du Métayer" zijn eerste voorstellingen geeft. Een jongere broer Louis Béjart treedt weldra ook tot het kleine troepje toe, waar hij de vaderrollen en tweede knechtenrollen te spelen krijgt. Verder behoorde tot het gezelschap René Berthelot, bijge- naamd Duparc, die na zijn créatie in „Le Dépit Amoureux" kortweg „Gros-Réné" werd genoemd. Te Lyon leerde hij Thérèse de Gorla kennen, die zijn vrouw werd en als Mademoiselle Duparc tot Molières troepje heeft behoord. Eerst bij den dood van haar echtgenoot in 1665 verliet zij dit gezel- schap voor dat van het „Hotel de Bourgogne". Vanaf de oprichting behoorden verder tot de artiesten, Catharine Leclerc gehuwd met Edmé Wilquin, bijgenaamd de Brie, die beiden onder dezen naam zijn opgetreden. Lagrange en Du Croisy speelden onder eigen naam voor de afge- wezen minnaars in „Les Précieuses Ridicules" en hebben ook al spoedig tot Molière's troepje behoord. Philibert Gassaud, heer van Croisy (in La Beauce), stond zelf aan het hoofd van een gezelschap, toen hij Molière ontmoette. Hij sloot zich toen bij hem aan en ging met hem naar Parijs, waar hij o.a. den „Tartuffe" gecreëerd heeft. Lagrange was eveneens van adel en heette Charles Varlet, heer FRANSCHE TOONEELSPELERS. 5 van Lagrange. Hij toonde zich steeds een trouw vriend van Molière en heeft voor het eerst zijn gezamenlijke blijspelen met Vinot uitgegeven (1682). Ook werd hij na Molière's dood diens opvolger en is er van hem een register der voorstellingen van het gezelschap bewaard gebleven. Het debuut van Molière te Parijs in 1645 zou maar van korten duur zijn. Reeds spoedig werden de geldzorgen hem te machtig en moest hij zelf voor schuld een tijdlang in de gevangenis „Le Chátelet" zitten. Zijn vader had namelijk de handen van hem afgetrokken, omdat hij zijn carrière er aan gegeven had om tooneelspeler te worden. Om zijn vader niet langer te ergeren, nam Jean-Baptiste den schuilnaam van Molière aan en kort daarop verliet hij met zijn troepje Parijs om de provincie te bespelen. Over de eerste jaren van zijn optreden in de provincie is maar