EEN BEELD VAN EEN KUNSTENAAR Belgische Kunstenaarsportretten 1830 – 1900
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Universiteit Gent Academiejaar 2010 – 2011 EEN BEELD VAN EEN KUNSTENAAR Belgische kunstenaarsportretten 1830 – 1900 Masterproef voorgelegd aan de Faculteit Letteren en Wijsbegeerte, Vakgroep Kunst-, Muziek-, en Theaterwetenschappen, voor het verkrijgen van de graad van Master, door Margit Didelez. Promotor: prof. dr. Marjan Sterckx I. Abstract Deze masterproef, „Een beeld van een kunstenaar. Belgische kunstenaarsportretten 1830 – 1900‟, handelt over kunstenaarsportretten vervaardigd door Belgische kunstenaars in de 19de eeuw. Specifiek zal de wijze waarop de Belgische kunstenaar zich in zijn schilderkunst presenteert, onderzocht worden. Aan de hand van schilderijen die onder vooraf bepaalde criteria gevonden werden, is een onderverdeling in vijf hoofdstukken gemaakt: het historiserende kunstenaarsportret, de kunstenaar aan het werk - waar zowel ateliervoorstellingen als portretten met schilderspalet onder vallen - Belgische kunstenaressen, het groepsportret en de veruitwendiging van een innerlijke gevoelswereld. In elk hoofdstuk wordt gekeken naar hoe de kunstenaar zichzelf weergeeft in zijn schilderkunst en wat dit zegt over hem als kunstenaar: hoe ziet hij zichzelf en hoe wil hij gezien worden? Welke zaken over zijn kunstenaarschap vertelt hij ons via zijn portret? De bevindingen die op basis van een visuele analyse gemaakt worden, worden in relatie geplaatst tot de hierover reeds verschenen wetenschappelijke literatuur. Er wordt specifiek aandacht geschonken aan de status van de kunstenaar in de 19de eeuw en aan de middelen die hij of zij aanwendt om deze te communiceren. De grote diversiteit die de hoofdstukken kenmerkt – de kunstenares en het historiserende kunstenaarsportret staan niet bepaald dicht bij elkaar – geeft een goed overzicht van de grote variëteit die het kunstenaarsportret in deze periode kent. In het besluit wordt uiteindelijk tot een synthese gekomen waarbij we de algemene lijnen die doorheen de productie van Belgische 19de-eeuwse kunstenaarsportretten lopen, kunnen duiden. Ondanks de grote verschillen wat betreft verschijningsvorm, zijn er namelijk toch constanten op te merken. Zo zullen de preferenties van de 19de-eeuwer aangeduid worden evenals de redenen waarom er voor deze of gene voorstellingswijze geopteerd werd. Het doel van deze masterproef is aldus het in kaart brengen van het kunstenaarsportret in België in de 19de eeuw en de presentatiewijzen die de kunstenaar hierbij hanteert. This thesis handles the subject of artists‟ portraits in Belgium‟s 19th century. With „artists‟ portraits‟ is meant all types of portraits on which the artist – a sculptor or painter – is represented. This may be self-portraits but also paintings on which befriended artists, colleagues, predecessors or groups of painters are depicted. The focus will be put on the way the artist sees himself and how this is reflected in his portrait. Not only the way he sees himself, or would like to see himself, but also the effect he hopes to evoke by the spectator will be examined. How does the Belgian 19th century artist wants to be seen? Which things will he employ to create a certain image of himself? The starting point for the inquiry done in this thesis, were the portraits found within the boundaries of criteria mentioned before. This visual material was brought into dialogue with the already existing literature on self-portraits and the status of the artist in the 19th century, for this was an important part of the investigation. Since the status of the artist grew more and more important during this century, it is interesting to examine how this is communicated by artist‟s portraits. To obtain a clear structure, the works of art are divided into five chapters, which all concern another „kind‟ of portrait. First historical artists‟ portraits will be examined, by which the 2 focus will be put on the portrayal of predecessors. Secondly the artist who portrays himself as an artist will form the subject, this with the distinction made between scenes in the studio and those just with a pallet. The third chapter will focus on the female artist in 19th century Belgium whereas the fourth will have the artist in a group as a subject. The final chapter is about feelings and ways of thinking expressed by the painter in his work. The goal of this thesis is to offer a clear overview of the ways the artist depicts himself in his paintings in 19th century Belgium and the aims he has towards us, the beholders, specifically the way he wants to be seen. 3 II. Het woord vooraf Eerst en vooral wens ik mijn promotor, prof. dr. Marjan Sterckx, ten zeerste te danken voor de hulp, feedback en begeleiding bij deze masterproef. Het is immers op haar instigatie dat ik tot het onderwerp ben gekomen en me gedurende enkele maanden heb kunnen verdiepen in het 19de-eeuwse Belgische kunstenaarsportret. Het was een eeuw van grote veranderingen in Europa maar ook en vooral in België: de industriële revolutie, nieuwe uitvindingen, beginnende emancipatie van de werkende klasse en van de vrouw. Onvermijdelijk heeft dit impact gehad op de kunstproductie en ook op de wijze waarop de kunstenaar keek naar zichzelf, zijn collega‟s, zijn voorgangers, naar de opkomende vrouwelijke kunstenaar. Ik ben blij deze boeiende ontdekkingsreis door deze eeuw en zijn bijhorende kunstproductie te hebben mogen maken en het heeft me nieuwe inzichten bijgebracht: nooit zal ik op dezelfde wijze naar een kunstenaarsportret kijken. Steeds zal daar het besef zijn hoezeer elke kunstenaar een uitgerekende, gecomponeerde visie van zichzelf wil geven aan de kijker. Tevens is ook het besef gerijpt dat de waarlijk “groten” in staat zijn de beperkingen van het tijdsgewricht te overstijgen. Hierbij denk ik in de eerste plaats aan het genie James Ensor. Net zoals een kunstenaar nooit alleen is, staat de auteur van een masterproef niet geheel op zichzelf. Vandaar dat ik hier uiting wil geven aan mijn bijzondere dank die ik verschuldigd ben aan mijn vader, mijn moeder, Jakob en Sammy die me op verschillende wijzen altijd gesteund en geholpen hebben. Verder dank ik elkeen, en de Vrienden van de Kunst in het bijzonder, die altijd geloofd hebben in de goede afloop van deze masterproef en me op de juiste momenten de juiste woorden wisten te zeggen. 4 5 Inhoudstafel P I. Abstract……………………………………………………………………………….. p. 2 II. Het woord vooraf……………………………………………………………………. p. 4 III. Inleiding…………………………………………………………………………….. p. 9 III.1. Voorstelling van het onderwerp………………………………………………… p. 9 III.2. Vraagstelling……………………………………………………………………. p. 11 III.3. Motivatie………………………………………………………………………... p. 11 III.4. Status Quaestionis.……………………………………………………………… p. 12 III.5. Onderzoeksmethodologie………………………………………………………. p. 14 III.5.1. Stopgezet onderzoek……………………………………………………… p. 14 III.5.2. Onderzoeksstrategie………………………………………………………. p. 15 III.5.3. Bibliografie……………………………………………………………….. p. 17 III.5.4. Bronnen…………………………………………………………………… p. 19 III.6. Structuur en inhoud masterproef………………………………………………... p. 19 IV. Het historiserende kunstenaarsportret: identificatie als legitimatie………………… p. 22 IV. 1. Op zoek naar legitimatie: historieschilderkunst aan de wieg van België……… p. 22 IV.1.1 Actief kunstenbeleid door de overheid, het creëren van een eenheidsgevoel p. 23 IV.1.2. Schilderijencyclus in het Antwerps Museum…..………………………….. p. 24 IV.2. Een trotse uitvoerder: de rol van de 19de-eeuwse kunstenaar…………………... p. 26 IV.3. Het belang van de keuze: het historiserende kunstenaarsportret……………….. p. 28 IV.3.1. Pieter Paul Rubens; de eerste autonome kunstenaar……………………….. p. 29 IV.3.2. Quinten Metsys; een internationaal netwerk………………………………. p. 32 V. De kunstenaar aan het werk: ambacht of intellectuele activiteit?.............................. p. 37 V.1. De kunstenaar in zijn atelier…………………………………………………….. p. 37 V.1.1. De atelierruimte als verlengstuk van de kunstenaar………………………… p. 38 V.1.1.1. Model in het lege atelier………………………………………………. p. 40 V.1.2. Een gecomponeerde visie…………………………………………………… p. 41 V.1.2.1. Ensor en zijn atelier…………………………………………………….. p. 44 V.1.3. In goed gezelschap………………………………………………………….. p. 45 V.1.3.1. De kunstenaar met zijn model………………………………………….. p. 45 V.1.3.2. Het overvolle atelier……………………………………………………. p. 47 V.1.3.3. De kunst van het verkopen: de mecenas op bezoek……………………. p. 49 V.1.3.4. De academie, een gezamenlijk atelier………………………………….. p. 50 V.2. Kunstenaar als kunstenaar……………………………………………………….. p. 53 V.2.1. Het palet ter legitimatie……………………………………………………... p. 53 V.2.2. Inschrijven in de traditie……………………………………………………. p. 54 V.2.3. Subtiele verwijzing naar het kunstenaarschap……………………………… p. 56 6 VI. Kunstenaressen verbeeld…………………………………………………………… p. 59 VI.1. Geen gelijke kansen…………………………………………………………….. p. 59 VI.1.1. Familiegeluk……………………………………………………………….. p. 59 VI.1.2. De academiekwestie……………………………………………………….. p. 61 VI.1.3. Onder de hoede van een kunstenaar……………………………………….. p. 62 VI.1.4. Kunstproductie: een voor haar gekozen onderwerp……………………….. p. 64 VI.2. Nieuwe collega of nieuwe concurrent? Mannelijke visies op de kunstenares…. p. 67 VI.2.1. Het huishouden als artistieke ruimte……………………………………….. p. 68 VI.2.2. De vrouw in de academie, bronhaard van verderf?..................................... p. 70 VI.2.3. Emancipatorisch bevrijdingsproces: de vrouw als volwaardig kunstenares p. 73 VI.3. Een beeld van zichzelf………………………………………………………….. p. 77 VII. Het groepsportret. De dynamiek van het ensemble………………………………... p. 79 VII.1. Het „traditionele‟ kunstenaarsportret…………………………………………... p. 79 VII.1.1. „Traditioneel‟ Antwerpen versus „progressief‟