Ruimte Voor Klimaatdebat Zicht Op Interactie Tussen Klimaatpolitiek, Wetenschap En Media
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Ruimte voor klimaatdebat Zicht op interactie tussen klimaatpolitiek, wetenschap en media April 2010 Jeroen P. van der Sluijs, Rinie van Est en Monique Riphagen (redactie) Ruimte voor klimaatdebat Zicht op interactie tussen klimaatpolitiek, wetenschap en media Jeroen P. van der Sluijs, Rinie van Est en Monique Riphagen (redactie) Bestuur van het Rathenau Instituut drs. W.G. van Velzen (voorzitter) mw. prof.dr. C.D. Dijkstra mw. dr. A. Esmeijer prof. dr. H.W. Lintsen mw. prof. dr. H. Maassen van den Brink mw. prof. mr. J.E.J. Prins prof. dr. H.A.A. Verbon prof. dr. A. Zuurmond mr. drs. J. Staman (secretaris) Ruimte voor klimaatdebat: zicht op interactie tussen klimaatpolitiek, wetenschap en media Jeroen P. van der Sluijs, Rinie van Est en Monique Riphagen (redactie) Rathenau Instituut – Technology Assessment 5 Rathenau Instituut Anna van Saksenlaan 51 Postadres: Postbus 95366 2509 CJ Den Haag Telefoon: 070-342 15 42 Telefax: 070-363 34 88 E-mail: [email protected] Website: www.rathenau.nl Uitgever: Rathenau Instituut Bij voorkeur citeren als: Jeroen P. van der Sluijs, Rinie van Est en Monique Riphagen (red.) (2010), Ruimte voor klimaatdebat: zicht op interactie tussen klimaatpolitiek, wetenschap en media. Den Haag, Rathenau Instituut. Redactie Jeroen P. van der Sluijs, Rinie van Est en Monique Riphagen Eindredactie Gaston Dorren en Hans van Scharen Opmaak Rathenau Instituut © Jeroen P. van der Sluijs, Rinie van Est en Monique Riphagen 2010 Verveelvoudigen en/of openbaarmaking van (delen van) dit werk voor creatieve, persoonlijke of educatieve doeleinden is toegestaan, mits kopieën niet gemaakt of gebruikt worden voor commerciële doeleinden en onder voorwaarde dat de kopieën de volledige bovenstaande referentie bevatten. In alle andere gevallen mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie of op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming. 6 Ruimte voor klimaatdebat: zicht op interactie tussen klimaatpolitiek, wetenschap en media Voorwoord Binnen de klimaatdiscussie waren in 2009 alle ogen gericht op de VN-Klimaattop die vorig jaar december in Kopenhagen is gehouden. Op die top moest een nieuw klimaatverdrag gesloten worden, omdat het Kyotoprotocol in 2012 afloopt. In de klimaatdiscussie speelt wetenschappelijke kennis en onzekerheden een belangrijke rol. Beleidvorming rondom klimaat heeft een complex nationaal, Europees en mondiaal karakter. Het Rathenau Instituut heeft in 2009 meegewerkt aan het project World Wide Views on Global Warming (WWViews). Het centrale doel van dit project was burgers van over de gehele wereld een stem te geven in de klimaatdiscussie. Om dat te bereiken is een wereldwijd burgerforum georganiseerd op 26 september 2009. In 38 landen en 44 fora discussieerden honderd geïnformeerde burgers per land over klimaatverandering. Tevens beantwoordden ze vragen over de ervaren noodzaak en urgentie van een klimaatakkoord. De stem van deze ruim 4000 burgers wereldwijd werd gepresenteerd op de klimaatconferentie COP15 te Kopenhagen in december 2009. World Wide Views on Global Warming was het eerste burgerparticipatieproject op wereldschaal. De noodzaak daarvan lag in het feit dat het bij klimaatverandering om een probleem op wereldschaal gaat, maar ook dat beleidsvorming op dit terrein op wereldschaal plaatsvindt. Het Rathenau Instituut heeft ervaring met burgerpanels op nationale schaal en weet hoe de hazen lopen op het Nederlandse Binnenhof. Maar hoe zet je een wereldwijd burgerpanel op, op welke wijze bied je gebalanceerde informatie aan aan burgers en hoe zorg je ervoor dat het resultaat van het wereldwijde burgerforum ook aandacht krijgt op een VN Klimaattop? Om zicht te krijgen op het antwoord op dat soort vragen moesten we ons verdiepen in de wijze waarop de complexe internationale onderhandelingen rondom klimaatsverandering in zijn werk gaan en welke rol de Nederlandse politiek speelt in dit proces. Is het standpunt van de Europese Unie voorafgaand aan de onderhandelingen nu volledig leidend of heeft Nederland hier nog een zelfstandige positie in? Om de burgers goed te informeren, wilden we beter zicht krijgen op het wetenschappelijke klimaatdebat. Want wat is de consensus over de opwarming van de aarde onder klimaatwetenschappers? En wat is de status van dissente en sceptische geluiden en hoe kunnen deze op een goede wijze verwerkt worden in informatiemateriaal voor de burger? Daarnaast vroegen we ons wat burgers al weten over het klimaatprobleem en hoe ze geïnformeerd worden via de media. Berichten verschillende kranten en opiniebladen ook op verschillende wijze over het klimaatprobleem en gaan op een verschillende manier om met dissente en sceptische geluiden? Om zicht te krijgen op al deze vragen, zijn we een onderzoek gestart in samenwerking met het Copernicus Instituut van de Universiteit Utrecht. Voorafgaand aan de klimaatconferentie in Kopenhagen ontstond een politieke discussie over objectiviteit van de klimaatwetenschap. Gehackte e-mails van klimaatwetenschappers verschenen op internet waarin gesuggereerd werd dat deze klimaatwetenschappers onwelgevallige informatie uit de officiële IPCC- publicaties wilden weren. Na berichtgeving over fouten in het IPCC-rapport zelf, werd de politieke discussie steeds heviger. De politiek vroeg om foutloze klimaatwetenschap om haar politieke oordeel op te kunnen baseren. Tegelijkertijd gaf de klimaatwetenschap aan dat de politieke verwachtingen niet realistisch waren, aangezien foutloze wetenschap niet bestaat. Daarnaast bleven de conclusies van het laatste IPCC-rapport over het bestaan en de ernst van het klimaatprobleem volgens de wetenschappers volledig overeind. Het Rathenau Instituut signaleerde dat de klimaatwetenschap zelf onderdeel van het politieke debat was geworden. We besloten dat we op basis van de informatie die we reeds hadden verzameld in het kader van World Wide Views tevens in staat waren een goede bijdrage te leveren aan het debat dat was Rathenau Instituut – Technology Assessment 7 ontstaan. Daarvoor was het wel nodig om de focus van ons onderzoek te verschuiven naar de interactie tussen klimaatwetenschap, politiek en de media. Het resultaat hiervan ligt voor u. We hopen u met “Ruimte voor klimaatdebat” meer inzicht te bieden in de verhouding tussen politiek en klimaatwetenschap en de representatie hiervan in de media. Onze dank gaat uit naar Gerbrand Komen en Wim Turkenburg voor waardevolle opmerkingen en suggesties bij eerdere versies van de tekst van dit rapport. Frans W.A. Brom Afdelingshoofd Technology Assessment van het Rathenau Instituut 8 Ruimte voor klimaatdebat: zicht op interactie tussen klimaatpolitiek, wetenschap en media Samenvatting Ruimte voor klimaatdebat: zicht op interactie tussen klimaatpolitiek, wetenschap en media Deze studie brengt de complexe interactie tussen klimaatpolitiek, wetenschap en media in beeld. Gedurende de jaren zeventig en tachtig kreeg politiek en wetenschap steeds meer aandacht voor het klimaatprobleem, destijds broeikaseffect geheten. Bij gebrek aan voldoende wetenschappelijk bewijs en internationaal beleid voerde Nederland een no-regret klimaatbeleid. Men zette extra in op maatregelen, zoals energiebesparing, die vanuit andere beleidsterreinen al gerechtvaardigd zijn. Dit veranderde in de periode tussen 1987 en 1994. Sindsdien wordt de politieke omgang met wetenschappelijke onzekerheden op het gebied van klimaatsverandering bepaald door het voorzorgsprincipe en de wetenschappelijke consensusbenadering van het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC). Het voorzorgsprincipe houdt in dat er voor ingrijpen ter beperking van een milieurisico geen volledige wetenschappelijke kennis van dat risico nodig is; gerede wetenschappelijke aanwijzingen zijn voldoende. Om een eenduidige wetenschappelijke kennisbasis ter ontwikkeling en legitimatie van internationaal klimaatbeleid te creëren richtten de VN in 1988 het IPCC op. Internationaal politiek handelen werd op deze wijze afhankelijk gemaakt van de wetenschappelijke consensus binnen het IPCC. Het eerste IPCC- rapport uit 1990 gaf aan dat dat voortgezette broeikasgasemissie door menselijk handelen waarschijnlijk tot opwarming zou leiden.. Op basis van die kennis werd in 1992 in Rio de Janiero het VN Klimaatverdrag afgesloten. Het tweede (1995), derde (2001) en vierde (2007) IPCC-rapport lieten een groeiend wetenschappelijk bewijs zien: in plaats van “waarschijnlijk” acht het IPCC het nu “zeer waarschijnlijk” dat niet ingrijpen “threats of serious or irreversable damage” met zich meebrengt. Het interactiemodel tussen politiek en wetenschap dat door de (inter)nationale politiek werd opgezet om met wetenschappelijke onzekerheden om te gaan wordt ook wel het lineaire of technocratische model genoemd. De aanname daarachter is dat meer wetenschappelijk onderzoek zal leiden tot meer betrouwbare kennis en minder onzekerheid en dat die kennis vervolgens een basis vormt voor politieke overeenstemming en besluitvorming. Men zou kunnen stellen dat voor Nederland het lineaire model lange tijd ‘gewerkt’ heeft, in de zin dat het heeft gezorgd voor een langdurige en brede politieke consensus over het klimaatbeleid. Als gevolg van deze aanpak is echter wel het politieke klimaatdebat niet ten volle gevoerd en is de klimaatwetenschap gepolitiseerd. Analyse van de parlementaire debatten over de laatste twintig jaar laten zien dat de IPCC-rapporten continu worden ingezet om het politieke debat in te perken. Herhaaldelijk worden vanuit de Tweede Kamer vragen gesteld over wetenschappelijke informatie