STACHYURUS- Staartaar Dendraflora Nr 33 - 1996
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
STACHYURUS- Staartaar Dendraflora Nr 33 - 1996 R.T. H_OUTMAN Een van de geslachten waar niet direct aan wordt gedacht, als het gaat om winterbloeiende gewassen, is Stachyurus. Deze tamelijk onbekende plant kan in de toekomst tot het standaardsortiment boomkwekerijgewassen behoren. Er is een toenemende vraag naar een breder sortiment met andere sierwaarden dan bloei in het voorjaar of de zomer; Stachyurus past hier zeer goed in. SYSTEMATIEK Stachyurus is een klein geslacht, dat in de familie van de Stachyuraceae is geplaatst. Over de classificatie van deze familie zijn de systematici het niet geheel eens, maar nadat de Stachyuraceae voorheen bij de Theaceae waren ondergebracht, wordt de familie nu als op zichzelf staand beschouwd binnen de orde van de Violales. Ook worden argumenten voor verwantschap met de Flacourtiaceae aangevoerd. Stachyurus bevat acht tot tien soorten, afhankelijk van de interpretatie, die de verschillende systematici hanteren. In Nederland zijn drie soorten in cultuur. Naast S. chinensis en S. praecox, wordt ook S. himalaicus op zeer beperkte schaal gekweekt. Over de kenmerken van de laatstgenoem de soort bestaat enige verwarring, hierover meer bij de soortsbeschrijving. MORFOLOGIE De tot Stachyurus behorende soorten zijn eenhuizige bladverliezende of groenblijvende struiken tot kleine bomen met verspreide bladstand. De enkelvoudige bladeren hebben gewoonlijk een gezaagde bladrand. De bloeiwijze is een okselstandige, hangende tros, die bestaat uit een aantal bloemen. Ze worden in het najaar gevormd. De afzonderlijke bloemen en vooral de vruchten zijn zeer kort gesteeld. Hieruit blijkt, dat - morfologisch gezien - de bloemen in een tros en dus niet in een aar bijeen staan. (De Nederlandse naam staartaar is daarom feitelijk onjuist). De planten bloeien gewoonlijk vóór of soms ook tijdens het uitlopen van het blad. De bloemkleur is in de regel groengeel tot geel, zelden wit of purperrood. De bloemen zijn gewoonlijk tweeslachtig en hebben vier kelkbladen en vier of vijf kroonbladen, vier in de lengte gedeelde meeldraden en een boven standig vruchtbeginsel, bestaande uit vier vruchtbladen. De vrucht is een vierhokkige droge, leerachtige bes. Het verspreidingsgebied van Stachyurus beperkt zich tot Centraal- en Oost-Azië (Nepal, China, Taiwan en Japan). CULTUUR EN GEBRUIKSWAARDE Met Stachyurus zijn in cultuur weinig problemen. De plant groeit het beste op zure gronden en zal op kalkrijke bodem minder goed gedijen. Zoals andere gewassen, die vrij vroeg uitlopen is ook Stachyurus enigszins gevoelig voor nachtvorst. Het jonge blad bevriest bij een gemiddelde nacht vorst, maar de plant zal zich vrijwel zeker herstellen. Tijdens de opkweek van Stachyurus zijn er weinig of geen problemen. De planten zijn eenvoudig door middel van stekken te vermeerderen. Dit kan zowel in februari (zg. winterstek) als in juli. De soorten kunnen ook door middel van zaaien worden vermeerderd, maar dit is niet aan te bevelen gezien de variatie in bloemkleur, die voor kan komen. Jonge planten kunnen gedurende de winter behoorlijk invriezen. Het is dus zaak om deze in een tunnel of koude kas te overwinteren. Wanneer twee- of driejarige planten eenmaal zijn uitgeplant, is dit gevaar minder groot. De bekendste twee soorten, S. chinensis en S. praecox en hun cultivars (uitgezonderd var. matsuzakii) zijn in Nederland voldoende winterhard. Met de andere soorten is in West-Europa nog onvoldoende ervaring opgedaan. Gezien de natuurlijke verspreiding - deze soorten komen alle voor in de provincies Guizhou (Kweichow), Sichuan (Szechuan) en Yunnan in Zuidwest-China- is de winterhardheid waarschijnlijk net niet voldoende voor Nederland, zeker niet in strenge winters. De winterhardheid hangt overigens af van de hoogte waarop ze in het natuurlijke verspreidingsgebied groeien. In Engeland heeft men de ervaring metS. himalaicus, dat deze slechts 12(;) in de mildere regio's van het land een winter kan overleven. duidelijker toeg~spitste bladtop, terwijl var. latus een bladtop . heef~, die . uitge:an~~toegespitst is. De groeikracht en het regeneratievermogen van Stachyurus zijn enorm. Hoewel oude struiken Waarom deze variëteiten deze status hebben is de auteur van dit artikelmet dmdehjk. Voor zover dikwijls zeer rijk bloeien, kunnen deze rigoureus worden gesnoeid. Na het snoeien zal de plant bekend is Li de enige auteur, die deze variëteiten onderscheidt. stevige nieuwe scheuten produceren, die in één seizoen meer dan 1.5 m hoog kunnen worden! Er zijn weinig ziekten of plagen waarvoor Stachyurus gevoelig is. Voor veel voorkomende ziekten Staehyurus ebioensis var. braebystaebyus C.Y. Wu & S.K. CHEN en plagen, zoals bladvlekkenziekte, meeldauw, roest en Verticillium hoeft niet te worden gevreesd. Ook bladluizen worden op Stachyurus niet of weinig waargenomen. syn. Stachyurus brachystachyus (C.Y. Wu & S.K. CHEN) Y.C. TANG & Y.L. CAo Deze variëteit wordt door Wu & Chen in een studie over Stachyurus ( 1981) onderscheiden. De plant De gebruikswaarde van Stachyurus ligt vooral in het gebruik in tuin en park, maar ook in het wijkt af door de kortere trossen. Evenals d~. o~?er .s. chinensis. g~noemde variëte.i.ten lijkt d~ze openbaar groen kan deze struik worden geplant. Aangezien Stachyurus relatief eenvoudig door onderscheiding overbodig. Ze vallen waarschiJnliJk bmnen de variatie van de natuurliJke populaties middel van winter- of zomerstek kan worden vermeerderd, zijn deze niet extreem duur in aanschaf. binnen de soort. Ondanks het grote regeneratievermogen is deze struik niet bestand tegen het herhaaldelijk afbreken van takken, zoals dit op sommige plaatsen in het openbaar groen gebeurt. Wanneer Stachyurus in het openbaar groen wordt geplant, verdient het de voorkeur deze op enige afstand van wegen en paden te Staebyurus ebioensis 'Celina' (L.A. Terlouw, Leusden, Neder!., 1990)- zie kleurenfoto blz. 125 plaatsen. De moederplant van 'Celina' is een uit zaad gekweekte kloon van Stachyurus chinensi~ .. Deze staat Door de zeer vroege bloei, die tussen de bloei van Harnamelis en de meeste voorjaarsbloeiers-zoals in Arboretum "Hemelrijk" te Essen, België. Kweker Terlouw merkte de plant op toen hiJ op bezoek Forsythia - valt, vult Stachyurus een periode op waarin geen struiken bloeien met gele bloemen. was bij familie De Belder en deze daar zag bloeien. Hij kreeg toestemming de plant te vermeerderen, Wanneer Stachyurus achter lagere struiken in de tuin wordt geplant, kan deze in de zomer als groene te benamen en in de handel te brengen. achtergrond dienen. 'Celina' is een forse struik tot 4 m hoog. De twijgen en bladeren zijn als die van de soort, waarbiJ moet worden opgemerkt, dat oudere twijgen iets meer roodbruin van kleur zijn. SORTIMENT Het opvallendste kenmerk zijn de zeer lange, (10-)12-18(-2~) cm lange trossen. Deze bevatte.n (20-)30-45( -60) afzonderlijke bloemen, 8 mm lang en 4-6 mmm doorsnede. Evenals van de soort IS de kleur zacht groengeel (RHS CC 1C/154D). De langste trossen bevinden zich in de regel ~an het Stachyurus brachystachyus - zie Staebyurus ebioensis var. braebystaebyus begin van de twijg, meer naar het eind van de twijg worden deze korter (3-10 cm, be;;taande mt 5-10 Staebyurus ebioensis FRANCH. - China bloemen). Een goede eigenschap is dat ook oudere planten lange tross~n producere~. Een ~ndere goede eigenschap van 'Celina' is dat er bloemen worden gevormd op eenJang hout. Dit houdt m, ~~t syn. Stachyurus duclouxii PITARD EX CHUNG er ook in het voorjaar na rigoureuze snoei bloemen kunnen worden verwacht. De trossen. ZIJn Stachyurus praecox DIELS weliswaar niet zo lang als die op de tweejarige twijgen, maar de meeste andere Stachyurus-cult1vars Stachyurus sinensis HoRT. bloeien niet op eenjarige hout. 'Celina' is een goede aanwinst in het relatief kleine Stachyurus-sort1ment. Dit is een van de twee soorten, die in de cultuur van betekenis zijn. De naam wordt soms foutief gespeld als S. sinensis. Deze uit China afkomstige struik wordt vaak verward met de (in naam) bekendere S. praecox. Wanneer de twee soorten met elkaar worden vergeleken, vallen er enkele Staebyurus ebioensis 'Joy Forever' (L.A. Terlouw, Leusden, Nederland, 1995) verschillen op. Tijdens de bloei is te zien dat de stijl van de bloemen vanS. chinensis even lang of iets langer is dan de kroonbladen. Bij S. praecox is deze korter. Ook de plotseling toegespitste bladeren Deze nieuwe cultivar valt op door het bonte blad. De basiskleur is donkergroen met soms enkele vormen een duidelijk kenmerk ten opzichte van de lang toegespitste bladeren van S. praecox. geelgroene vlekken en een helder groengele rand. Bovendien bloeit S. chinensis in de regel een tot twee weken later danS. praecox. De bloemen vanS. Deze bontbladige plant ontstond toen een zomerstek m plaats van n~:ma~l groene, ge~lgerande chinensis zijn vrijwel altijd groengeel, dit in tegenstelling tot S. praecox, waarvan de bloemen bladeren produceerde. De plant groeit minder krachtig dan de soort en hjkt met ~f nauweh~ks last te minder groen zijn. Hierbij moet worden opgemerkt, dat de bloemkleur van laatstgenoemde soort hebben van terugslag. De originele plant van 'Joy Forever' heeft tot nu toe met gebloeid. variabel is. Deze soort groeit van nature in een landklimaat, wat zijn weerslag vindt in de winterhardheid. Uit Staebyurus ebioensis 'Magpie' (Hillier Nurseries Ltd., Winchester, Engeland, 1948) ervaring in de kwekerijen is bekend, dat S. chinensis beter afhardt dan S. praecox, die van nature voorkomt in Japan. De jonge twijgen van S. chinensis sterven veel minder snel in na een koude 'Magpie' werd omstreeks 1945 in de kwekerij van Hiliier ontdekt ~n nadat men deze kloon .enige winter. jaren had waargenomen, werd deze in 1948 op ~e.markt gebra~ht. B1~nen he~ S~achyurus-sortime.nt Stachyurus chinensis wordt op den duur een iets afgeplatte struik van ongeveer 3.5-4 m hoog; in het is het een opvallende plant; het is een van de we1mge bontbladige cultivars, d1e mEuropa be.~end IS. natuurlijk verspreidingsgebied wordt de plant meestal iets groter. De jonge twijgen zijn purperkleu 'Magpie' is een opgaande struik, die veel minder fors groeit dan de so?rt. J?e bl~emen, tWIJgen en rig, zelden bruin of groen.