(OSU-Ugent): Studies in Ancient Ethnography. Barbarians in Strabo's

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

(OSU-Ugent): Studies in Ancient Ethnography. Barbarians in Strabo's Ghent University Faculty of Arts and Philosophy The Herodotos Project (OSU-UGent): Studies in Ancient Ethnography. Barbarians in Strabo’s ‘Geography’ (Isseans - Zygi). With a case-study: the Britons. Promotor: Paper submitted in partial Prof. M. Janse fulfilment of the requirements Co-promotors: for the degree of Prof. Brian D. Joseph (Ohio State University) “Master in de taal- en letterkunde: Dr. Christopher Brown (Ohio State University) Grieks- Latijn” by Anke De Naegel 2014-2015 2 Nederlandse samenvatting In deze thesis wordt eerst een inleiding gegeven die meer informatie geeft over het Herodotos project. Deze inleiding is samen geschreven met Julie Boeten. In deze inleiding komt naar voren wat dit project juist is en wat ons aandeel daarin was, dat is: we hebben alle volkeren die in Strabo’s Geografie voorkomen in tweeën gedeeld en alle informatie die Strabo over ons deel van deze volkeren schrijft verzameld. Deze informatie is terug te vinden achteraan deze thesis in de appendix. Het eerste deel van deze masterproef bestaat uit een casestudy. Op dezelfde manier waarop we de volkeren van Strabo behandeld hebben, bekeken we ons studieobject. Bij mij is het onderwerp van deze casestudy ‘the Britons’, dit zijn de oorspronkelijke inwoners van Groot-Brittannië. Aangezien het om een casestudy gaat hebben we alle teksten van de schrijvers uit de antieke oudheid bekeken waarin ons gekozen volk aan bod kwam. De nomenclatuur van het eiland en de bewoners wordt onderzocht. Blijkbaar was de naam van het eiland afgeleid van de naam van het volk. Men denkt dat beide namen afkomstig zijn uit de taal die de inwoners van Groot-Brittannië toen spraken, namelijk het Brittonic. Daarna wordt de genealogie behandeld. Zowel de oorsprong van de Britons als hun onderverdeling in stammen komt aan bod. Blijkbaar dachten de Byzantijnse auteurs dat de Britons afstamden van een zekere Celto, de dochter van ene Brettanos. Dit lijkt erop te wijzen dat ze meenden dat de Kelten en de Britons verwant waren, hoewel de klassieke auteurs dit nooit zeggen. Hun onderverdeling in stammen wordt uitgelegd aan de hand van Ptolemaeus, die de meeste bekende stammen opnoemt. Een kaartje is toegevoegd om het duidelijker te maken, want zijn tekst is niet altijd even helder. Daarna volgen de geografische opmerkingen. Groot-Brittannië werd gezien als een eiland dat buiten de Pilaren van Heracles lag en dat dus ofwel de grens van Europa vormde in het westen, ofwel buiten Europa lag. Groot-Brittannië lag (en ligt nog steeds) tegenover Frankrijk, en de afstand tussen deze twee gebieden is op sommige plaatsen erg klein. De zee waarin Groot-Brittannië lag had verschillende namen naargelang de ligging ten opzicht van het eiland. De vorm van het eiland is driehoekig, maar over de afmetingen bestaan zeer verschillende opvattingen. Dan wordt het uiterlijk van de Briton behandeld, zowel in het dagelijkse leven, als in gevechtskledij en wapenrusting. Ze waren groot en hun haar was blijkbaar minder blond dan dat van de Kelten. Ze lijken niet veel kleding te hebben gedragen en tatoeëerden zichzelf. Ze stonden bekend als een wild en vrijheidslievend volk. Ook wanneer ze vochten waren ze naakt aangezien borstplaten en 3 dergelijke meer last zouden veroorzaken wanneer ze door de moerassen moesten dan dat ze nuttig zouden zijn. De mogelijke wapens die genoemd worden zijn zwaarden, messen en speren. Ze hadden ook een schild. Opvallend was dat ze strijdwagens gebruikten. Vervolgens worden hun levensomstandigheden bekeken. Ze woonden meestal in eenvoudige hutten die ze bouwden op een open plek in het bos. Aangezien hun vee tussen hun hutten graasde waren ze genoodzaakt verder te trekken wanneer het groen opraakte. Er zijn verschillende opvattingen over hun politieke organisatie; volgens sommigen zijn ze democratisch terwijl anderen zeggen dat elke stam een eigen koning of prins had. Vandaag de dag wordt meestal gedacht dat ze vooral hiërarchisch waren en dat ‘familie’ een erg belangrijke rol speelde. De goederen die ze uitvoerden waren voornamelijk metalen. Er werd goud en zilver gevonden, maar het was vooral het tin waarvoor Groot-Brittannië bekend was. Ook parels werden gevonden in de zee rond het eiland, en deze waren zelfs van behoorlijke kwaliteit. De Britons waren oorspronkelijk niet monogaam, want het was meerdere mannen toegestaan om met dezelfde vrouw te slapen. Het lijkt erop dat ook de vrouwen redelijk vrij waren in het kiezen van hun bedgenoot. Slechts weinige goden of godinnen worden expliciet genoemd in Griekse bronnen, maar Andata en Andrasta worden vernoemd. Aan deze (en andere) goden werden regelmatig mensenoffers gebracht. De druiden waren degenen die een oog hielden op de religieuze zaken. Eenmaal de Romeinen in Groot-Brittannië aanwezig zijn, verschijnen er voorwerpen die aan de Romeinse goden zijn opgedragen. Deze goden worden dus deels overgenomen. Wanneer het christendom zich begint te verspreiden raakt ook Groot-Brittannië daarvan onder de invloed. Verbonden met het geloof is ook hun manier om met de doden om te gaan. Gezien de weinige bronnen die daarover spreken en het weinige archeologische bewijs is het moeilijk om te zeggen wat de normatieve vorm van begraven was. Er zijn verschillende mogelijkheden tot de Romeinen arriveren, dan begint het cremeren aan popularteit te winnen. Het christendom zorgt er dan weer voor dat er meer mensen begraven worden in plaats van gecremeerd. De gemeenschappelijke oertaal van de Britons wordt ook wel het Brittonic genoemd. Deze taal ontwikkelde zich later tot o.a. het Welsh, het Iers, het Schots-Gaelisch, het Manx, het Bretoens, en het Cornisch. Deze talen behoren tot de Indo-Europeses talen en kunnen onderverdeeld worden in ofwel de Eiland/Vastelandhypothese, met de eilandtalen als de talen die in Groot-Brittannië worden gesproken, ofwel in de P-/Q- hypothese, waar het om bepaalde klankwetten gaat. De geschiedenis van de Britons is behoorlijk bewogen. Caesar was de eerte die een veldtocht ondernam om Groot-Brittannië te veroveren. Na twee pogingen, die niet veel opleverden, hield hij er mee op. Ondanks het gebrek aan overtuigend succes verkreeg hij toch veel prestige door zijn poging. 4 De volgende keizer die zich met Groot-Brittannië bezig hield was Claudius. Hij probeerde om Groot- Brittannië deze keer echt te onderwerpen, maar kreeg af te rekenen met de opstand van Caratacus. Ook zijn opvolger Nero moest een opstand neerslaand, deze keer die van Boudica. In de jaren na Nero zijn er verschillende keizers geweest die zich soms eens met Groot-Brittannië bemoeiden, maar niet heel veel. Hadrianus en Antoninus Pius zijn de opvallendste, omdat zij beiden een muur bouwden om de Britons te verdelen. Septimius Severus is de volgende keizer die zich echt nog eens met Groot-Brittannië ging bezighouden. Hij wilde het eiland voor eens en voor altijd onder keizerlijk gezag brengen, maar dat lukte maar matig. Tijdens de late oudheid stond Groot-Brittannië vooral bekend om de vele usurpators die het voortbracht. Dit bleef duren tot Honorius de Britten een brief schreef om te melden dat ze onafhankelijk waren (oftewel dat ze zelf voor hun verdediging moesten zorgen). Na de onafhankelijkheid zijn er nog maar weinig meldingen van Groot-Brittannië in Griekse bronnen. Nadat al deze eigenschappen van de Britons bekeken zijn kan er besloten worden dat ze door de schrijvers van de Griekse werken initieel als barbaren werden gezien, maar later hun label van ‘barbaar’ verloren. Gebruik makend van een hypothese van James Redfield1, die stelt dat er ‘harde’ en ‘zachte’ barbaren zijn, wordt duidelijk dat de Britons een ‘hard’ volk waren. 1 Redfield, J., ‘Herodotus the Tourist’, in: Harrison, T., Greeks and Barbarians. Edinburgh 2002, 24-49 5 6 Table of Contents Word of thanks………………………………………………………………………………………………………………………………… 9 General introduction………………………………………………………………………………………………………………………. 10 The Britons……………………………………………………………………………………………………………………………………… 13 Introduction ....................................................................................................................................... 13 Nomenclature .................................................................................................................................... 14 Genealogy .......................................................................................................................................... 16 Ancestors ...................................................................................................................................... 16 Tribes ........................................................................................................................................... 17 Geographical notes............................................................................................................................ 25 Britain as part of the world .......................................................................................................... 25 Britain as part of the British Isles ................................................................................................. 26 Britain itself .................................................................................................................................. 28 Physical information .......................................................................................................................... 30 In everyday life ............................................................................................................................. 30 In
Recommended publications
  • Ouranós-Gaia
    Ouranós-Gaia L’espai a Grècia III: anomenar l’espai Ouranós-Gaia L’espai a Grècia III: anomenar l’espai Montserrat Jufresa, Montserrat Reig, Jesús Carruesco, Gemma Fortea, Roger Miralles i Isabel Rodà (editors) Abstracts in English Institut d’Estudis Catalans Institut Català d’Arqueologia Clàssica Tarragona, 2013 Biblioteca de CataIunya – Dades CIP Col·loqui Internacional sobre la Concepció de l’Espai a Grècia (3r : 2010 : Tarragona, Catalunya i Barcelona, Catalunya) Ouranós-Gaia : l’espai a Grècia III : anomenar l’espai. – (Documenta ; 27) Aquesta obra recull les aportacions al III Col·loqui Internacional sobre la Concepció de l’Espai a Grècia, celebrat els dies 29 i 30 de novembre de 2010, a Tarragona i Barcelona. – Bibliografia. – Textos en francès, castellà, italià i anglès, portada, presentació i introducció en català, resums en anglès ISBN 9788499651736 (Institut d’Estudis Catalans). – ISBN 9788494056536 (Institut Català d’Arqueologia Clàssica) I. Jufresa, Montserrat, ed. II. Institut d’Estudis Catalans III. Institut Català d’Arqueologia Clàssica IV. Títol V. Títol: Espai a Grècia III VI. Col·lecció: Documenta (Institut Català d’Arqueologia Clàssica) ; 27 1. Espai – Filosofia – Grècia – Congressos 114(38)(061.3) Aquesta obra recull les aportacions del III Col·loqui Internacional sobre la Concepció de l’Espai a Grècia, celebrat els dies 29 i 30 de no- vembre de 2010 i coorganitzat per la Societat Catalana d’Estudis Clàssics (filial de l’Institut d’Estudis Catalans) i l’ICAC, en el marc del programa de recerca PT2008-S0404 de l’IEC, amb el suport del programa d’ajuts ARCS 2010 de la Generalitat de Catalunya.
    [Show full text]
  • 1 Gallo-Roman Relations Under the Early Empire by Ryan Walsh A
    Gallo-Roman Relations under the Early Empire By Ryan Walsh A thesis presented to the University of Waterloo in fulfillment of the thesis requirement for the degree of Master of Arts in Ancient Mediterranean Cultures Waterloo, Ontario, Canada, 2013 © Ryan Walsh 2013 1 Author's Declaration I hereby declare that I am the sole author of this thesis. This is a true copy of the thesis, including any required final revisions, as accepted by my examiners. I understand that my thesis may be made electronically available to the public. ii Abstract This paper examines the changing attitudes of Gallo-Romans from the time of Caesar's conquest in the 50s BCE to the start of Vespasian's reign in 70-71 CE and how Roman prejudice shaped those attitudes. I first examine the conflicted opinions of the Gauls in Caesar's time and how they eventually banded together against him but were defeated. Next, the activities of each Julio-Claudian emperor are examined to see how they impacted Gaul and what the Gallo-Roman response was. Throughout this period there is clear evidence of increased Romanisation amongst the Gauls and the prominence of the region is obvious in imperial policy. This changes with Nero's reign where Vindex's rebellion against the emperor highlights the prejudices still effecting Roman attitudes. This only becomes worse in the rebellion of Civilis the next year. After these revolts, the Gallo-Romans appear to retreat from imperial offices and stick to local affairs, likely as a direct response to Rome's rejection of them.
    [Show full text]
  • Celts and the Castro Culture in the Iberian Peninsula – Issues of National Identity and Proto-Celtic Substratum
    Brathair 18 (1), 2018 ISSN 1519-9053 Celts and the Castro Culture in the Iberian Peninsula – issues of national identity and Proto-Celtic substratum Silvana Trombetta1 Laboratory of Provincial Roman Archeology (MAE/USP) [email protected] Received: 03/29/2018 Approved: 04/30/2018 Abstract : The object of this article is to discuss the presence of the Castro Culture and of Celtic people on the Iberian Peninsula. Currently there are two sides to this debate. On one hand, some consider the “Castro” people as one of the Celtic groups that inhabited this part of Europe, and see their peculiarity as a historically designed trait due to issues of national identity. On the other hand, there are archeologists who – despite not ignoring entirely the usage of the Castro culture for the affirmation of national identity during the nineteenth century (particularly in Portugal) – saw distinctive characteristics in the Northwest of Portugal and Spain which go beyond the use of the past for political reasons. We will examine these questions aiming to decide if there is a common Proto-Celtic substrate, and possible singularities in the Castro Culture. Keywords : Celts, Castro Culture, national identity, Proto-Celtic substrate http://ppg.revistas.uema.br/index.php/brathair 39 Brathair 18 (1), 2018 ISSN 1519-9053 There is marked controversy in the use of the term Celt and the matter of the presence of these people in Europe, especially in Spain. This controversy involves nationalism, debates on the possible existence of invading hordes (populations that would bring with them elements of the Urnfield, Hallstatt, and La Tène cultures), and the possible presence of a Proto-Celtic cultural substrate common to several areas of the Old Continent.
    [Show full text]
  • Autor: Maria Joana Gomes [email protected] Title: to Be Or
    Guarecer. Revista Electrónica de Estudos Medievais Autor: Maria Joana Gomes [email protected] Title: To be or not be (a Goth): Gothic origins and the construction of identity of Iberian kingdoms (10th-12th centuries) Abstract: The genealogical connection of medieval kings of Spain to a specific people – the Visigoths – became among of the most important tools of legitimation used in the historiography written in the North-western Iberian Christian kingdoms. Chronicles and documents written under the direct command of king Alfonso III of Asturias affirmed the Gothic origins of the Asturian dynasty, an ideological current known as Neogothicism. In the same manner, and throughout the 11th-12th centuries, chronicles and documents issued by kings of León, successors of the Asturian kings, also used continuity with the Gothic past to consolidate the power of that dynasty. However, texts coming from other geographies, namely the territories of the recently formed kingdom of Portugal, opted for an alternative view of the past and of the origins of the realm, establishing other kinds of connections to validate the emergence of this new political entity. The aim of this paper is to show how continuity and discontinuity were used as an identity mark and a legitimation strategy in a set of texts written between the 10th and 12th centuries in Asturias, León and Portugal. Keywords: Visigoths; Neogothicism; Asturias; León; Portugal; Continuity; Discontinuity; Historiography. 23 Maria Joana Gomes Resumo: As relações genealógicas dos reis ibéricos com os visigóticos foi uma das ferramentas de legitimação usada pelos historiógrafos dos reinos cristãos do noroeste da Península Ibérica. As crónicas escritas na corte de Afonso III das Astúrias afirmaram a origem gótica da dinastia régias asturiana, uma corrente ideológica que se tornou conhecida como Neogoticismo.
    [Show full text]
  • The Herodotos Project (OSU-Ugent): Studies in Ancient Ethnography
    Faculty of Literature and Philosophy Julie Boeten The Herodotos Project (OSU-UGent): Studies in Ancient Ethnography Barbarians in Strabo’s ‘Geography’ (Abii-Ionians) With a case-study: the Cappadocians Master thesis submitted in fulfilment of the requirements for the degree of Master in Linguistics and Literature, Greek and Latin. 2015 Promotor: Prof. Dr. Mark Janse UGent Department of Greek Linguistics Co-Promotores: Prof. Brian Joseph Ohio State University Dr. Christopher Brown Ohio State University ACKNOWLEDGMENT In this acknowledgment I would like to thank everybody who has in some way been a part of this master thesis. First and foremost I want to thank my promotor Prof. Janse for giving me the opportunity to write my thesis in the context of the Herodotos Project, and for giving me suggestions and answering my questions. I am also grateful to Prof. Joseph and Dr. Brown, who have given Anke and me the chance to be a part of the Herodotos Project and who have consented into being our co- promotores. On a whole other level I wish to express my thanks to my parents, without whom I would not have been able to study at all. They have also supported me throughout the writing process and have read parts of the draft. Finally, I would also like to thank Kenneth, for being there for me and for correcting some passages of the thesis. Julie Boeten NEDERLANDSE SAMENVATTING Deze scriptie is geschreven in het kader van het Herodotos Project, een onderneming van de Ohio State University in samenwerking met UGent. De doelstelling van het project is het aanleggen van een databank met alle volkeren die gekend waren in de oudheid.
    [Show full text]
  • Annals of the Caledonians, Picts and Scots
    Columbia (HnitJer^ftp intlifCttpufUmigdrk LIBRARY COL.COLL. LIBRARY. N.YORK. Annals of t{ie CaleDoiuans. : ; I^col.coll; ^UMl^v iV.YORK OF THE CALEDONIANS, PICTS, AND SCOTS AND OF STRATHCLYDE, CUMBERLAND, GALLOWAY, AND MURRAY. BY JOSEPH RITSON, ESQ. VOLUME THE FIRST. Antiquam exquirite matrem. EDINBURGH PRINTED FOR W. AND D. LAING ; AND PAYNE AND FOSS, PALL-MALL, LONDON. 1828. : r.DiKBURnii FIlINTEn I5Y BAI.LANTTNK ASn COMPAKV, Piiiri.'S WOKK, CANONGATK. CONTENTS. VOL. I. PAGE. Advertisement, 1 Annals of the Caledonians. Introduction, 7 Annals, -. 25 Annals of the Picts. Introduction, 71 Annals, 135 Appendix. No. I. Names and succession of the Pictish kings, .... 254 No. II. Annals of the Cruthens or Irish Picts, 258 /» ('^ v^: n ,^ '"1 v> Another posthumous work of the late Mr Rlt- son is now presented to the world, which the edi- tor trusts will not be found less valuable than the publications preceding it. Lord Hailes professes to commence his interest- ing Annals with the accession of Malcolm III., '* be- cause the History of Scotland, previous to that pe- riod, is involved in obscurity and fable :" the praise of indefatigable industry and research cannot there- fore be justly denied to the compiler of the present volumes, who has extended the supposed limit of authentic history for many centuries, and whose labours, in fact, end where those of his predecessor hegi7i. The editor deems it a conscientious duty to give the authors materials in their original shape, " un- mixed with baser matter ;" which will account for, and, it is hoped, excuse, the trifling repetition and omissions that sometimes occur.
    [Show full text]
  • MONS GRAUPIUS Alternative Names: None Late 83 Or 84 CE Date Published: July 2016 Date of Last Update to Report: N/A
    Inventory of Historic Battlefields Research report This battle was researched and assessed against the criteria for inclusion on the Inventory of Historic Battlefields set out in Historic Environment Scotland Policy Statement June 2016 https://www.historicenvironment.scot/advice-and- support/planning-and-guidance/legislation-and-guidance/historic-environment- scotland-policy-statement/. The results of this research are presented in this report. The site does not meet the criteria at the current time as outlined below (see reason for exclusion). MONS GRAUPIUS Alternative Names: None Late 83 or 84 CE Date published: July 2016 Date of last update to report: N/a Overview The Battle of Mons Graupius is the best documented engagement between the Roman forces, stationed in southern Britannia, and the Caledonian tribes of the northern part of the island. It marked the culmination of multiple years of campaigning by the Roman governor of the province, Gnaeus Julius Agricola, against the “barbarian” tribes and he inflicted a resounding defeat on the confederacy of Caledonians arrayed against him. Much of what is known about the battle is contained within the Agricola, written in 97-98 CE by Agricola’s son in law, the Roman historian Tacitus. This is a heavily biased and only partially surviving account which amounts to a veneration of Agricola. There are no indigenous accounts of the battle and no archaeological evidence has been confirmed as connected to the conflict. Although the site has drawn attention from academics since antiquarian times, the precise date, location and the vast majority of details of the engagement remain unconfirmed. Reason for exclusion There is no certainty about the location of the battle, and there are also significant questions about the accuracy of the accounts describing it.
    [Show full text]
  • “Celtic” Oppida
    “Celtic” Oppida John Collis (Respondent: Greg Woolf) I will start by stating that I do not believe the sites our discussion. So, what sorts of archaeological feat­ which I am defiling with qualify as “city-states”; ures might we expect for our “city” and “tribal” indeed, in the past I have drawn a contrast between the states? city-states of the Mediterranean littoral and the inland The area with which I am dealing lies mainly “tribal states” of central and northern Gaul. However, within central and northern France, Switzerland, and their inclusion within the ambit of this symposium is Germany west of the Rhine (Collis [1984a-b], [1995a- useful for two reasons. Firstly, if a class of “city-state” bl). This is the area conquered by Julius Caesar in is to be defined, it is necessary to define the character­ 58-51 B.C.. In his Commentaries he refers on istics with reference to what is, or is not, shared with numerous occasions to “oppida”, sites often of urban similar types of simple state or quasi-state formations. character, and apparently all with some form of Secondly, the written documentary sources are some­ defences. Some of the sites he mentions are readily what thin, or even non-existent, for these sites; there­ recognisable as predecessors to Roman and modern fore archaeology must produce much of the data for towns (Fig. 1) - Vesontio (Besançon), Lutetia (Paris), Fig. 1. Sites mentioned by Caesar in the De Bello Galileo. 230 John Collis Durocortorum (Reims), and Avaricum (Bourges) - large size with the Gallic and central European sites while others have been deserted, or failed to develop - (Ulaca is about 80ha).
    [Show full text]
  • Atticism in Achilles Tatius: an Examination of Linguistic Purism in Achilles Tatius’ Leucippe and Clitophon
    ATTICISM IN ACHILLES TATIUS: AN EXAMINATION OF LINGUISTIC PURISM IN ACHILLES TATIUS’ LEUCIPPE AND CLITOPHON By Sonja Mary Gammage Submitted in partial fulfilment of the requirements for the degree of Doctor of Philosophy in the Classics Programme at the University of KwaZulu-Natal, Durban (Howard College) Supervisor: Prof. John Hilton 2018 COLLEGE OF HUMANITIES DECLARATION - PLAGIARISM I, Sonja Mary Gammage, declare that 1. The research reported in this thesis, except where otherwise indicated, is my original research. 2. This thesis has not been submitted for any degree or examination at any other university. 3. This thesis does not contain other persons’ data, pictures, graphs or other information, unless specifically acknowledged as being sourced from other persons. 4. This thesis does not contain other persons’ writing, unless specifically acknowledged as being sourced from other researchers. Where other written sources have been quoted, then: a. Their words have been re-written but the general information attributed to them has been referenced b. Where their exact words have been used, then their writing has been placed in italics and inside quotation marks, and referenced. 5. This thesis does not contain text, graphics or tables copied and pasted from the Internet, unless specifically acknowledged, and the source being detailed in the thesis and in the References sections. Signed ………………………………… Date ………………… i ACKNOWLEDGEMENTS I am enormously grateful to those that provided monetary support for this PhD. The financial assistance of the National Research Foundation (NRF) towards this research is hereby acknowledged. (Opinions expressed and conclusions arrived at, are those of the author and are not necessarily to be attributed to the NRF).
    [Show full text]
  • Aeschylus' Supplices Introduction and Commentary on Vv. 1–523
    Aeschylus’ Supplices Introduction and Commentary on vv. 1–523 Aeschylus’ Supplices Introduction and Commentary on vv. 1–523 B by Pär Sandin Corrected edition SYMMACHUS C LUND 2005 Aeschylus’ Supplices: Introduction and Commentary on vv. 1–523 / Pär Sandin. Corrected edition: Lund, Symmachus publishing 2005 First edition: Gothenburg, Göteborg University 2003 (doctoral dissertation) © Pär Sandin 2003, 2005 Printed in Sweden by CO-print Professional, Nässjö 2005 ISBN 91-628-6401-7 Symmachus publishing Karl XII-gatan 14c SE-22220 Lund Sweden Aeschylus’ (525–456 B.C.) drama the Suppliant women (Greek Hikétides, Lat. Supplices) is certain to be the first in a trilogy of tragedies with an appurtenant comic epilogue, ‘satyr-play’. The other two tragedies and the satyr-play have been lost except for a few lines preserved in quotations and, possibly, papyri. The dissertation contains an introduction to the entire drama, a translation and commentary on the first half of the text (verses 1–523), and an excursus. The Introduction deals with the date of the theatrical production, the literary theme, the mythological background, the hypothetical reconstruction of the trilogy, and the contemporary Athenian theatre. The Commentary constitutes the major part of the work, being primarily philological, but also literary and historical, dealing with matters of scenic production and the nature of the chorus, where some new hypotheses are proposed, and with Greek mythology, religion, politics, and history in general as these become issues of particular passages of the text. The constitution of the text is a major concern. The Supplices is based on virtually only one manuscript: the Florentine Laurentianus graecus 32.9 (‘Codex Mediceus’) from the 10th century.
    [Show full text]
  • The Image of a 'Drunken Scythian' in Greek Tradition
    1st Annual International Interdisciplinary Conference, AIIC 2013, 24-26 April, Azores, Portugal - Proceedings- THE IMAGE OF A ‘DRUNKEN SCYTHIAN’ IN GREEK TRADITION Joanna Porucznik, MA University of Liverpool/Uniwersytet Wrocławski, UK/Poland Abstract: Since the Greeks first came into contact with Scythian populations (who should be understood as a great conglomerate of various groups of peoples inhabiting the north Pontic steppes), many negative clichés concerning the Scythians occurred in Greek tradition. One of them is the stereotype of drunkenness among the Scythians and their lack of urbane manners that were commonly accepted by Greek society. This image of a drunken Scythian may have been created in Greek tradition due to the fact that the Scythians (Scythian aristocracy in particular) adopted the Greek tradition of the drinking of wine. This is visible in archaeological material from the northern Black Sea areas, where many amphorae and wine jars have been found in Scythian tombs. However, written sources indicate that the Scythians did not mix wine with water and this did not correspond with Greek customs, according to which drinking unadulterated wine was extremely ‘barbarian’ and inappropriate. This in turn may have become a catalyst behind the concept of drunkenness amongst the Scythians. Key Words: Scythians, Greeks, symposion, wine, the Black Sea Introduction: When studying the issue of the image of the Scythians in antiquity, the first thing that should be mentioned is the fact that the ancient Greeks used the name ‘Scythians’ to describe all nomadic populations inhabited vast territories of the steppes north of the Black Sea. In turn, in the territories of Asia, the Scythians were known as Saka.
    [Show full text]
  • Die Griechische Polis Als Historisch-Geographisches Problem Des Mittelmeerraumes
    Colloquium Geographicum ISSN 0588-3253 Band 5 Die griechische Polis als historisch-geographisches Problem des Mittelmeerraumes Vorangestellt: Alfred Philippsons Lebenswerk von Herbert Lehmann und Bibliographie A. Philippson von Ernst Kirsten 1956 Bonn E. Kirsten I Die griechische Polis als historisch-geogr~phisches Problem des Mittelmeerraumes Colloquium Geographicum Vorträge des Bonner Geographischen Kolloquiums zum Gedächtnis an Ferdinand von Riohthofen herausgegeben vom Geographischen Institut der Universität Bonn durch C a r I T r o 11 Schriftleitung: H e l m u t H ahn Band 5 Ernst Kirsten Die griechische Polis als historisch-geographisches Problem des Mittelmeerraumes mit A Philippson-Bibliographie und Gedächtnisrede von H. L eh m an n 1956 In Kommission bei Ferd. Dümmlers Verlag• Bonn Die griechische Polis als historisch-geographisches Problem des Mittelmeerraumes Mit 15 Abbildungen im Text und 10 Bildern auf Kunstdrucktafeln von Ernst Kirsten vorangestellt: Alfred Philippsons Lebenswerk von H e r b e r t L e h m an n und Bibliographie A. Phi 1i pp so n In Kommission bei Ferd. Dümmlers Verlag• Bonn Alle Rechte. vorbehalten. Satz und Druck: Richard ·Mayr, Würzburg Vorwort Als einer der letzten Schüler Ferdinand von Rich thofens verstarb am 28. März 1953 in seiner Geburtsstadt Bonn im 90. Lebensjahre Geheimrat Professor Alfred Phfäppson, nachdem bereits eineinhalb Jahre vorher, am 4. September 1951 sein Nachfolger auf dem Bonner Lehrstuhl der Geogra- phie, Professor Leo Waibel, plötzlich vom Tode dahingerafft worden war. Die beiden bedeutenden Forscher haben der deutschen Geographie seit der Jahrhundertwende entscheidende Stempel aufgedrückt, Philippson ganz besonders für die Geomorphologie und die Länderkunde, Waibel für die Landschaftskunde und Wirtschaftsgeographie.
    [Show full text]