Patriots Republikanisme
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Patriots Republikanisme Politieke cultuur in Nederland (1766-1787) S.R.E. Klein bron S.R.E. Klein, Patriots Repulikanisme. Politieke cultuur in Nederland (1766-1787). Amsterdam University Press, Amsterdam 1995 Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/klei027patr01_01/colofon.htm © 2008 dbnl / S.R.E. Klein V Perhaps I had learned something, after all, from Bazlo Criminale - that thoughts and deeds never come to us plain, pure and timeless, but are born in conflict and deception, shaped by history, grow from obscurity, misfortune and evasion. They are slippery and inexact, contradictory and subject to sudden change; they are just like life itself. Malcolm Bradbury, Doctor Criminale (1992). S.R.E. Klein, Patriots Republikanisme VI Aan mijn ouders S.R.E. Klein, Patriots Republikanisme VII Woord vooraf Het boek dat voor u ligt is het resultaat van een onderzoek dat bijna tien jaar geleden begon met een doctoraalscriptie en in 1995 resulteerde in een proefschrift. In die periode zijn velen mij met inhoudelijke adviezen en goede raad van dienst geweest. Anderen hebben bijgedragen aan wat men ‘een vruchtbaar onderzoeksklimaat’ zou kunnen noemen. Een aantal van deze personen wil ik graag in het bijzonder bedanken. De samenwerking met mijn beide promotoren, prof. dr. J.A. Righart en prof. dr. N.C.F. van Sas, is probleemloos verlopen. Hans ben ik veel dank verschuldigd voor het vertrouwen dat hij vanaf het begin in dit onderzoek heeft gesteld. Ons overleg heeft zich steeds in vriendschappelijke sfeer afgespeeld en ik hoop dat het eindresultaat hem niet teleurstelt. Niek was degene die mij als student inleidde in de problemen van het patriottisme. Dat ik zowel een doctoraalscriptie als een proefschrift onder zijn begeleiding zou schrijven vermoedde ik toen nog niet. Zijn expertise en doordachte begeleiding hebben mij enorm geholpen bij het nemen van de obstakels die elke promovendus tegenkomt. Ik geloof dan ook dat onze ‘acte van consulentschap’ aanzienlijk beter heeft gefunctioneerd dan die van ruim twee eeuwen geleden. Velen hebben mij geholpen met adviezen, inhoudelijke discussies of anderszins. Mijn dank gaat hier in de eerste plaats uit naar de leden van de beoordelingscommissie: prof. dr. W.W. Mijnhardt, prof. dr. E.O.G. Haitsma Mulier, prof. dr. M.R. Prak en dr. W.R.E. Velema. Wijnand en Wyger wil ik in het bijzonder danken voor hun behulpzaamheid. Zeer erkentelijk ben ik ook de personen die tijd voor mij hebben vrijgemaakt tijdens mijn verblijf in Cambridge en mij daar behulpzaam zijn geweest, namelijk dr. Istvan Hont, prof. dr. Quentin Skinner, dr. John Robertson en Geertrui van den Bossche. Bertine Bouwman dank ik voor de vele waardevolle literatuurtips die ik van haar mocht ontvangen. Jos Meeuwissen, Grace Swart en Ellen Kempers waren zeer behulpzame medewerkers op mijn ‘thuisbasis’: de afdeling oude drukken in de UB-Utrecht. Lidy van Roosmalen was altijd bereid technische problemen te helpen oplossen. Ook de leden van de Club '95 - dat ondefinieerbare gezelschap - hebben met geanimeerde gesprekken over belangwekkende en minder relevante onderwerpen veel bijgedragen aan dit boek. Ik dank H.M. de Koningin voor de toegang die zij mij verleende tot het Koninklijk Huisarchief. Ook mr. L.H. graaf Schimmelpenninck zeg ik dank voor de inzage in zijn huisarchief. Speciaal wil ik hier ook degenen bedanken die mij de afgelopen jaren niet alleen wisten te stimuleren, maar mij ook prikkelden tot relativering, namelijk: André van der Velden, Wim van Meurs, Willeke Los, Paul Wammes, Marja van der Nat, Ab Sol, Carla Schoof en Hans Wormer. Er is ook een buitencategorie voor dankzegging. Benedikte Sam heeft de ongemakken die de afgelopen jaren door mijn selectieve geheugen zijn veroorzaakt, niet al te zwaar opgenomen. Zij heeft meer bijgedragen aan de voltooiing van dit onderzoek dan ze zelf vermoedt. Ik ben haar zeer dankbaar. Ten slotte dank ik mijn ouders, eenvoudigweg voor alles. Aan hen draag ik dit boek op. S.R.E. Klein, Patriots Republikanisme 1 Inleiding Wanneer men historici zou vragen wat zij het standaardwerk vinden over de politieke omwentelingen in de late achttiende eeuw, zal het merendeel waarschijnlijk The age of the democratic revolution van R.R. Palmer noemen.1 Palmers tweedelige studie over de revoluties in de westerse wereld tussen 1760 en 1800 is voor generaties historici een bron van inspiratie geweest. Sinds de publikatie ervan heeft er in de Angelsaksische geschiedschrijving echter een aardverschuiving plaatsgevonden in het onderzoek naar het achttiende-eeuwse politieke denken. Drie decennia lang is er gedebatteerd over de ontwikkeling van ‘republikanisme’ naar ‘liberalisme’. De Amerikaanse historicus Gordon Wood concludeerde in 1991 dan ook dat Palmers tot cliché geworden typering van de periode in feite was achterhaald; ‘It might better be called “the age of the republican revolution”.’2 Het verschil tussen Palmers studie en die van Wood is niet alleen gelegen in de reikwijdte, maar ook in de benadering. Palmer besteedde ruimschoots aandacht aan kleinere Europese staten, terwijl Wood alleen de maatschappelijke ‘republikanisering’ van de Amerikaanse koloniën analyseerde. Wood is een exponent van het zogenoemde republikeins revisionisme. Dit is de stroming in de Angelsaksische historiografie die de consensus over de achttiende eeuw, als de periode waarin het ‘liberalisme’ tot ontwikkeling kwam, scherp aanvocht en de aandacht vestigde op de doorwerking van een ideeëncomplex dat met ‘republikanisme’ is aangeduid. ‘Republikanisme’ verwijst hier naar meer dan alleen het denken over een niet-monarchale staatsvorm. De term duidt een maatschappijvisie aan waarin ‘burgers’ elkaars gelijke zijn en vrijheid genieten op grond van het feit dat zij actief participeren in het bestuur en de verdediging van hun politieke gemeenschap. Dit klassieke ideaal werkte door in de hele achttiende eeuw en moet volgens de revisionisten onderscheiden worden van het idee dat individuen vrij en gelijk zijn op grond van hun door de staat beschermde natuurlijke rechten. De laatste gedachte zou typerend zijn voor het negentiende-eeuwse liberalisme. Dat het onderscheid zinvol, maar de tegenstelling te schematisch is, wordt inmiddels door velen onderkend. Het debat over ‘republikanisme’ en ‘liberalisme’ is niet slechts een politiek-theoretische discussie. Robert Shalhopes The roots of democracy is een mooi voorbeeld van een bredere en minder polariserende benadering van deze problematiek.3 De politieke theorie heeft in deze studie een plaats gekregen in het ruimere perspectief van de politieke cultuur. Daarmee sluit het boek aan bij de grote wending die het histo- 1 R.R. Palmer, The age of the democratic revolution. A political history of Europe and America, 1760-1800 (2 dln.; Princeton 1959-1964). Een ander belangrijk overzichtswerk is Franco Venuri's Settecento Riformatore, vertaald als: Franco Venturi, The end of the old regime in Europe (3 dln.; Princeton, N.J. 1989-1991). Over de verschillende invalshoeken van beide werken: N.C.F. van Sas, ‘De Nederlandse revolutie van de achttiende eeuw’, BMGN 100 (1985) nr. 4, 636-646. 2 Gordon S. Wood, The radicalism of the American revolution (New York 1991) 95. 3 Robert E. Shalhope, The roots of democracy. American thought and culture, 1760 - 1800 (Boston 1990). S.R.E. Klein, Patriots Republikanisme 2 risch onderzoek naar de achttiende-eeuwse revoluties heeft genomen sinds de late jaren zeventig. De politiek-culturele benadering heeft vooral voor de Franse revolutie geleid tot vernieuwende inzichten. Een ruime behandeling van deze ontwikkeling is hier niet op zijn plaats.4 Wel moet gewezen worden op de vele onderzoeksthema's die inmiddels onder de vlag van de politieke cultuur zijn (her-)ontdekt. De betekenis van symbolen en rituele handelingen, de transformatie van politieke begrippen en politieke talen, de groei en het functioneren van genootschappen en de ontwikkeling van de politieke pers behoren alle tot het terrein van de politiek-culturele benadering. Een van de hoogtepunten in dit verband vormden de congresresultaten die aan het eind van de jaren tachtig werden gepubliceerd, in drie delen, onder de titel The French revolution and the creation of modern political culture.5 Dat ‘politieke cultuur’ een wat vaag begrip is zullen weinigen ontkennen. De onder historici meest courante, en voor deze studie meest bruikbare omschrijving is die van Keith Baker in het voorwoord bij de zojuist genoemde trilogie over de Franse politieke cultuur.6 Politieke cultuur staat volgens Baker voor de continue strijd in elke maatschappij tussen argumenten en tegenargumenten, tussen voorstellingen en alternatieve verbeeldingen en tussen (individuele of collectieve) acties en tegenacties. De politiek culturele benadering privilegieert niet het mentale ten koste van het sociale, maar tracht beide terreinen in onderlinge samenhang te bestuderen en de wisselwerking te begrijpen. Politieke cultuur is dynamisch, onderhevig aan veranderingen van binnenuit én aan invloeden van buitenaf. Soms voltrekken de ontwikkelingen in een politieke cultuur zich langzaam en zijn ze oppervlakkig, maar soms ook is er sprake van snelle en diepgaande veranderingen. Zulke transformaties kunnen inderdaad op vele terreinen worden bestudeerd. Uit de studies die tot dusverre zijn verschenen blijkt dat deze ruime opvatting van politieke cultuur bepaald geen belemmering is voor vernieuwend historisch onderzoek. In die kracht ligt echter ook een potentiële zwakte. Het gevaar is niet denkbeeldig dat bepaalde onderdelen van een politieke cultuur