EEN DOMME GODLOOCHENAAR? Vrijmetselarij en radicale verlichting M.J.M. de Haan

Being an atheist is nothing to be apologetic about. On the contrary, it is something to be proud of, standing tall to face the far horizon, for nearly always indicates a healthy independence of mind and, indeed, a healthy mind. Richard Dawkins, .

Als uitgangspunt van deze beschouwing is gekozen voor het nieuwe beeld van de verlichting, van een radicale verlichting, zoals dat door de Britse geleerde Jonathan Israel is geschetst. In het tweede deel van dit betoog meldt Anderson zich met zijn ‘Oude Plichten’. Een tekst die hard nodig eens opnieuw grondig moet worden aangepakt. Een van de bestanddelen van deze tekst is dat er grenzen aan de toelaatbaarheid voor het lidmaatschap van de vrijmetselarij worden gesteld, die juist in onze tijd heel actueel zijn: is vrijmetselarij toegankelijk voor atheïsten en vrijdenkers (in Nederlandse en Belgische zin)?1 In het derde gedeelte kunnen we ons een beeld vormen van de Franse medicus/filosoof La Mettrie aan wie Israel een uitvoerig hoofdstuk wijdt onder de titel ‘The “Unvirtuous Atheist”’. Ongetwijfeld zal Rousset de Missy (1686-1762), o.a. voorzittend meester van de Amsterdamse Loge ‘(De) La Paix’geen moeite gehad hebben hem als een ‘stupid atheist’ in Andersons zin te kwalificeren, maar La Mettrie was misschien soms radicaler dan radicaal (volgens Israel niet altijd), maar verre van dom. In het vierde hoofdstuk volgen Dawkins’ gedachten voornamelijk uit zijn boek The God Delusion. Dawkins kan wel allerminst als een stupid atheist worden beschouwd, wie zijn werk ook maar enigszins kent zal dat niet verbazen. Maar er is meer, soms verrassend. De vraag in het laatste gedeelte van dit betoog is die naar de for atheists van De Botton. Of is daar eerder sprake van een modieus flirten met God?

I Een nieuw beeld van een (radicale) verlichting

Wat blijft er daarin over van de vrijmetselarij? Met een aantal forse boeken heeft Jonathan Israel een nieuw beeld van de verlichting getekend. Daarin heeft hij ook nog eens de betekenis van Nederland in deze voor onze huidige tijd zo belangrijke geestesstroming herzien.2 In dat nieuwe beeld van de verlichting is, volgens Israel, geen plaats voor de vrijmetselarij. Hij windt daar geen doekjes om in een passage in Enlightenment contested3: ‘Indeed, from a strictly ‘enlightened’ viewpoint turns out, after further research, to be a rather peripheral phenomenon and not the significant key some have represented it as being. Although it did sometimes employ a rhetoric of equality, eighteenth-century French and German Freemasonry in reality hardly ever tried to erase distinctions between aristocracy and commoners, or between high bourgeoisie and the common man; rather such modes of sociability mostly sought to preserve and emphasize hierarchy in the context of their own rules

1 Het wordt zo langzamerhand ook al meer dan tijd om te beseffen, dat het tekstgedeelte aan het eind van Anderson’s ‘Derde Plicht’ (‘The Persons admitted Members of a Lodge must be good and true Men, freeborn and of mature and discreet Age, no Bondmen, no Women, no immoral or scandalous Men, but of good Report.’) niet volledig meer past bij deze tijd, wanneer daar slaven, horigen en vrouwen van het lidmaatschap worden uitgesloten, kan dat immers alleen maar zijn omdat zij toentertijd niet handelingsbekwaam waren. 2 J. Israel, Enlightenement contested. Oxford 2006, blz. 863. 3 Ibid., blz. 865.

1 and activities more than they endeavoured to break down existing lines of social hierarchy. By and large, Masonic lodges were social mechanisms for muting rather than stimulating discussion of the difficult issues posed by the Enlightenment. If our aim is to get to the heart of the Enlightenment as a decisively important world historical phenomenon, arguably the less said about Freemasonry the better.’ 4 Een forse uitspraak, die lijkt te passen bij de dikke boeken die hij inmiddels over de verlichting heeft geschreven heeft. Daarmee heeft hij een opvatting neergezet die zeker recht doet aan zijn belangrijke opvatting om vooral in Spinoza’s denken de grondslag van de verlichting te zien. In het verlengde daarvan schetst hij een beeld van een radicale, filosofische op Spinoza steunende, verlichting. Hij onderschrijft niet de gebruikelijke verdeling in nationale ‘verlichtingen’ of een indeling in met godsdienstige stromingen de denominaties verbonden richtingen binnen de ‘verlichting. Hij wil ook geen ‘hogere’ en ‘lagere’ stroming onderscheiden. In zijn perspectiefrijke recente boek Einführung in die Westlichen Esoterik für Freimaurer5 wijst Snoek nog eens op de opvatting dat vrijmetselarij en verlichting voor vele onderzoekers verwant zijn.

Geboden van de verlichting In het hierboven enige malen geciteerde ‘Postscript’ van zijn boek geeft Israel ook een achttal kenmerken van de verlichting.6 Het zijn: ‘Radical Enlightenment conceived as a package of basic concepts and values may be summarized in eight cardinal points: (1) adoption of philosophical (mathematical-historical) as the only and exclusive criterion of what is true; (2) rejection of all supernatural agency, magic, disembodied spirits, and divine providence; (3) equality of all mankind (racial and sexual); (4) secular ‘universalism’ in anchored in equality and chiefly stressing equity, justice, and charity; (5) comprehensive and freedom of thought based on independent ; (6) personal liberty of lifestyle and sexual conduct between consenting adults, safe- guarding the and freedom of the unmarried and homosexuals; (7) freedom of expression, political criticism, and the press, in the public sphere; (8) democratic republicanism as the most legitimate form of politics. This then is the essence of “philosophical modernity” and this crucial core cannot usefully be linked to any one “national,’ linguistic, religious, or subcultural context.’ Al met al een opsomming van radicale en seculiere gedachten, die zeker uitgangspunten zijn voor het denken in onze tijd. Terecht merkt Israel op dat auteurs radicaal kunnen zijn op één of meer van deze punten, maar andere van deze denkbeelden niet aanvaarden. In elk geval noemt hij Rousset de Missy7 als voorbeeld. Of Israel deze belangrijke radicale auteur ook kent als vrijmetselaar, betwijfel ik. Laten we -Israel heeft zijn argumenten voor de onbelangrijkheid van de vrijmetselarij door zijn hele boek gesprenkeld- eens een tegenstem laten horen. Stephen Brown behoort tot de auteurs die boekgeschiedenis met al haar aanlokkelijkheden tot onderwerp koos8. In Nederland

4 Ibid. 864-65: ‘Meanwhile, some scholars encourage a particular preoccupation with Freemasonry as a way not just to focus more attention on subcultures per se but as part of a wider plea to get scholars and students to accord primacy to the “social” over the “Intellectual”, thereby creating a wholly false [865]antithesis between the “Enlightenment of the philosophe” and a so-called “popular Enlightenment.”’ 5 J.A.M. Snoek, Einführung in die Westlichen Esoterik für Freimaurer. Zürich 2011, daar is die spanning tussen vrijmetselarij en verlichting te voelen in een verwijzing naar een daar aangekomdigde studie van M. Neugebaurer- Wölk,’Die Freimaurerei passt sich mocht der Aufklärung an – sie gehört zu den Ursprüngen der Aufklärung.’‘Esoterische Religiosität und ihre Bedeutung für die Freimaurerei’ Quatuor Coronati Jahrbuch für Freimaurerforschung 47. iet te vergeten natuurlijk T. De Kok, ‘De vrijmetselarij in het licht van Spinoza’, Thoth 60 2009), blz. 47-68. 6 J. Israel, Enlightenement contested. Oxford 2006, blz. 866. 7 K. van Gemert, Broederschap of jongensclub. 2005, blz. 25 en passim. Vgl. P.J. van Loo, Geschiedenis van de Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden, z.P. 1967, blz. 6-8. 8 Stephen Brown, ‘Scottish Freemasonry and Learned Printing in the Later Eighteenth Century’. In: John Hinks, Catherine Armstrong, Worlds of print, diversity in the book trade. New Castle, London 2006, blz. 71-89. Vgl hier

2 overigens recent op de meest voorbeeldige wijze door dr. R. van Vliet beoefend in bredere zin in haar boek over de Leidse uitgever, drukker, geleerde Elie Luzac. Een studie die als van terzijde een boeiend beeld geeft van wat in Leiden in de 18de eeuw aan boeken verscheen en misschien gelezen werd, ook door vrijmetselaars.9 Stephen Brown behandelt in zijn boeiende opstel vooral de tweede helft van de eeuw en komt als boekwetenschapper tot andere conclusies dan de filosoof Jonathan Israel: ‘Scottish masonry in particular had always presented a set of social values that coincided perfectly with the ideals of the Enlightenment: a belief in the human capacity for improvement, the promotion of the liberal arts and sciences, social liberty, charity and fraternity, and the commitment to a moral imperative for the universal dissemination of all useful learning. In key published documents, Scottish freemasons carefully distinguished between their attitude toward human nature and that of the Church of Scotland. This distinction is nowhere more eloquently set out than in The learned Principles of Free Masonry Explained in a Discourse Delivered before the very Antient Lodge of Kilwinning in the Church of that Place and in the Year MDCCLXVI (probably printed by Joseph Galbraith, Glasgow, 1768) […]’.10 Hij vervolgt met een belangrijk citaat uit dit exposé van Lord Buchan11: ‘From the short account given, my Brethren, which you have heard of ; and from that now given you of the principles of Free Masonry, you may see how differently these two institutions aim at removing the cause of these evils which spring from society[…] Christianity, in short, would render mankind pious and virtuous, by reforming human nature; and Free Masonry would lay a check upon the malicious and unsocial passions of mankind, and encourage their kind affections without changing their nature. This appears to me, as far as I am able to judge, to be the vast difference between Christianity and Free Masonry. The first of these institutions is, beyond all dispute, worthy of the wisdom and goodness of God […]the second does honour to the wisdom and goodness of man […]’ (blz. 27-28).

Sub specie Spinozae Jonathan Israel heeft er voor gekozen om naar de meest zuivere oorsprong en vorm van de verlichting te zoeken. Zo komt in zijn werk een andere verlichting in beeld. Niet die van de publicaties en studieboeken van twee of drie generaties geleden. Hij zoekt in het voetspoor van Spinoza ─kan men een onderzoek naar radicaal denken een betere gids kiezen?─ naar de wortels van het nieuwe denken dat ook onze tijd heeft gevormd. Hij schuift die denkers terzijde, die niet aan zijn hier genoemde acht criteria voldoen. Zo komt hij tot een oordeel over die auteurs die slechts ten dele denkbeelden van de verlichting omhelsden en zo wordt, naar mijn gevoel zonder enige nuancering, de vrijmetselarij als onbelangrijk afgedaan. En dat terwijl velen, niet alleen vrijmetselaars, stukje bij beetje in een leerproces hun weg vonden naar nieuwe denkbeelden en een nieuwe tijd. Dan blijft er nog iets over. Radicalisme is misschien moeilijk te verenigen met een van de belangrijke doelstellingen van vrijmetselarij om te zoeken wat mensen verbindt en weg te nemen wat mensen scheidt. Hij ziet geen verlichting bij filosofen ook de uitvoerige studie van Richard Sher, The Enlightenment and the Book: Scottish Authors and Their Publishers in 18th-Century Britain, Ireland and America by Chicago, 2007. 9 R. van Vliet, Elie Luzac (1721-1796), boekverkoper van de verlichting. Z.p. 2005, zie ook M.J.M. de Haan, ‘Elie Luzac, bijna vrijmetselaar?, Thoth 57,2006, blz. 188-198. 10 Stephen Brown, ‘Scottish Freemasonry and Learned Printing in the Later Eighteenth Century’, zie noot 5, blz. 82. 11 David Erskine, elfde graaf van Buchan, was van 1782 tot 1784 Grootmeester in Schotland. Hij werd gesteund door vele vrijmetselaars als stichter van de Society of Antiquarians of Scotland. Hij was een excentriek man die zijn denkbeelden met kracht uitdroeg en was ook een mecenas. Hij studeerde aan de universiteiten van St. Andrews en Edinburgh, diende korte tijd in het leger en was actief als diplomaat. Hij schreef een groot aantal artikelen over geschiedenis, literatuur en Schotse oudheden. Burns schreef hem een brief (3 februari 1787) en op Buchan’s verzoek een gedicht ter ere van een monument voor de dichter Thomson dat Lord Buchan liet bouwen (Adress to the crowning of the shade of Thomson, 1791).

3 naast minder zuiver doordenken en navolgen van de ideeën van Spinoza en zijn directe vrienden en navolgers. Volgens hem zijn er geen nationale scholen in de radicale verlichting, niet een Franse, Duitse en Engelse en Schotse verlichting. Hij zal dan ook niet overtuigd zijn van Brown’s mening, dat de Schotse vrijmetselarij in het bijzonder aansloot bij de verlichting.12 We zouden kunnen bedenken, dat in de verlichting geen radicalisme ligt besloten juist dat dit vrijmetselarij vreemd zou kunnen zijn. En dan meldt een Schotse dominee zich in de nog jonge grootloge van Westminster en Londen, die eerst in 1738 de Grootloge van Engeland zou worden. In zijn ‘Oude Plichten’ zet hij in 1723 een en ander op papier, dat niet zo makkelijk te verstaan is.

II Concerning God and Religion

Oude Plichten De ons schijnbaar zo bekende13 tekst van de ’Eerste Plicht’, ‘Concerning God and Religion’ uit de druk van de ‘Oude Plichten’ van 1723 luidt als volgt: ‘A Mason is oblig’d by his Tenure, to obey the moral law14; and if he rightly understands the Art, he will never be a stupid Atheist nor an irreligious Libertine. But though in ancient Times Masons were charg’d in every Country to be of the Religion of that Country or Nation, whatever it was, yet ’tis now thought more expedient only to oblige them to that Religion in which all Men agree, leaving their particular Opinions to themselves; that is, to be good Men and true, or Men of Honour and Honesty, by whatever Denominations or Persuasions they may be distinguish’d; whereby Masonry becomes the Center of Union, and the Means of conciliating true Friendship among Persons that must have remain’d at a perpetual Distance.’ Het is een tekst die, voor wie hem nauwkeurig leest (en dan voelt dat hij niet verder komt zonder zelf eerst nog eens een uiterst nauwkeurige vertaling te wagen), vol voetangels en klemmen zit. Anderson brengt inderdaad nog al wat bij elkaar in deze regels. In elk geval staat godsdienst tegenover een aantal andere begrippen, zoals ‘moral law’(overigens inderdaad zonder hoofdletters). Daarnaast is er sprake van de in een land gangbare ‘Religion’ die daar beleden wordt, die in later tijden is vervangen door ‘that Religion in which all Men agree’ en wel zonder dat iemand zijn eigen persoonlijke overtuiging zou moeten opgeven. Een enkele vroegere lezer beschouwde als die godsdienst waar in alle mensen overstemmen de christelijke, zelfs de katholieke, religie. De stekeligste plaats in deze ‘Eerste Plicht’ is zeker het tekstgedeelte dat verklaart dat een vrijmetselaar geen ‘stupid Atheist’15 mag zijn, een zinswending die ook in de herdruk van 1738 voorkomt. De meeste commentatoren zien wel in dat niet bedoeld kan zijn dat een intelligente atheïst wél aanvaardbaar is als vrijmetselaar. Een ding is duidelijk: de tekst geeft een zekere speelruimte voor de religieuze gezindte van een vrijmetselaar, zoals Liagre het uitdrukt een zeker ‘latitudinarisme’, een ‘rekkelijkheid om het Hollands te houden.’

12 Zie over Schotland en Engeland Jonathan Israel, The radical Enlightenment, blz. 58-59. 13 De tekst van de ‘Eerste Plicht’zou ons inderdaad terdege bekend moeten zijn door het indrukwekkende artikel van Guy Liagre, ‘He will never be a stupid atheist’, Thoth 58 (2007), blz. 214-229, waarbij men zeker niet de lectuur mag nalaten van zijn bijdrage ‘Maçonnieke levensoriëntatie, een contextuele en hermeneutische beschouwing van de Eerste der Oude Plichten betreffende God en Religie in: ‘De Oude Plichten’aan de Schelde. Ed. K. Thys. Antwerpen 2005, blz. 155-184. Van belang is de studie van P.J. van Loo, ‘De Oude Plichten’, Studiebladen (uitgegeven door de Stichting Ritus en Tempelbouw) Z.p. 1950. 14 De voortreffelijke boekverzamelaar J. Theunissen wees mij op een plaats uit de tweede druk van Anderson’s Genealogical Tables. Londen 1736, blz. 19, in een beschrijving van de Ark des verbonds: ‘The Ark contained nothing but the Two STONE TABLES that Moses put in it’. Een opmerking die belangwekkend is in het licht van de Noachidische wet die in de druk van de Oude Plichten van 1738 wordt geïntroduceerd. 15 Ik noem hier de formulering die Dermott in 1756 gebruikt in deze plicht, namelijk dat een vrijmetselaar nooit de paden zal bewandelen van ‘the unhappy Libertine, or be induced to follow the arrogant Professors of Atheism or ’.

4 Broeder Van Koert wijst in een kleine, maar belangrijke bijdrage16 op een voorloper van Anderson`s domme godloochenaar. De geleerde dominee John Weemes schreef in 1636 een tractaa Foure Degenerate Sonnes, Viz. The Atheist, the Magician, the Idolater, and the Jew, waarin hij vier soorten atheïsten onderscheidt, d atheist die het bestaan van ]god voor onmogelijk houd, de atheïst die twijfelt, de scepticus, de atheïst die net als de deïst een god aanvaardt maar stelt dat deze zich niet met zijn eenmaal voltooide schepping inlaat;de laatste is de stupid atheïst die het hem ingeboren licht niet kan zien door zijn domheid. Het gehoorzamen aan een algemeen aanvaarde godsdienst lijkt te bestaan uit ‘to be good Men and true, or Men of Honour and Honesty’, wat toch wel ‘libertijns’ zo niet vrijblijvend aandoet. Zijn immers daarmee nu juist die persoonlijke opvattingen bedoeld? Aan de andere kant mag de vrijmetselaar geen ‘irreligious Libertine’17 zijn. Uit deze eerste plicht is in elk geval duidelijk dat er een onderscheid is tussen ‘Religion’ en ‘Art’. Dat laatste begrip mag toch gelezen worden als een equivalent van vrijmetselarij, een al dan niet Koninklijke kunst? In 1738 zal Anderson het woord ‘Art’ vervangen door ‘Craft’, een verandering overigens die 18 jaar later niet door Dermott wordt overgenomen in zíjn versie van deze ‘Eerste Plicht’. Met dat alles maakt Anderson het ons niet gemakkelijk. Maar of godsdienst en vrijmetselarij nu identiek zijn, of beter gezegd of vrijmetselarij een godsdienst is, lijkt ook in Andersons opvatting niet waarschijnlijk. De vrijmetselarij, zoals ze zich presenteert in de ‘Oude Plichten’ van 1717, lijkt een beweging die een vrijzinnig, libertijns, tolerant ideaal wil uitdragen. Een genootschap dat godsdienst en politiek (en daar raken we aan de ‘Tweede Plicht’) aan de persoonlijke opvattingen van haar leden overlaat. Een middelpunt wil zijn van mensen die de wetten van de zedenleer eerbiedigen en ruimte durven te bieden aan nieuwe ideeën zoals die van Newton. Een ruimdenkend protestantisme, rekkelijk, arminiaans zo men wil, ligt ten grondslag aan deze nieuwe geestesbeweging18. Een vrijmetselarij die, zoals Baubérot schrijft, ruimte schept voor het gesprek en zoekt naar verzoening van de denkbeelden van verlichting en de beleving van het christendom.19 Als gezegd, oudere onderzoekers zijn echter van mening dat met de godsdienst waarin alle mensen overeenstemmen de christelijke godsdienst is bedoeld, zelfs dat daarmee in oorsprong de katholieke godsdienst bedoeld moet zijn. Daartegen lijkt, nogmaals gezegd, de versie van 1738 zich toch te verzetten (als ik dat goed lees ‘But Masonry being found in All Nations, even of divers ’).

De Herdruk van 1738 Bij de herdruk van de ‘Constitutions’ in 1738, een jaar voor zijn dood, herziet Anderson de tekst van de ‘Eerste Plicht’ op belangrijke punten: ‘I. Charge. Concerning God and Religion. A Mason is oblig’d by his Tenure to Observe the Moral Law, as a true Noachida; and if he rightly understands the Craft, he will never be a stupid Atheist, nor an Irreligious Libertine, nor act against . In Antient Times the Christian Masons were charged to comply with the Christian Usages of each Country where they travell’d or work’d: But Masonry being found in All Nations, even of divers Religions, they are now only charged to adhere to that Religion in which all Men agree (leaving each Brother to his own particular Opinions) that is to be Good Men and True, Men of

16 L. van Koert, ‘The stupid Atheist’, in Vrijmetselarij 67, (April 2013) blz.39. 17 Robert Smets, ‘If he rightly understands the art …’, Trigonum Coronatum, Jaarboek 18 (2010), blz. 59-110. 18 Maar wel een beweging die het moeilijk lijkt te hebben met de drie-eenheidleer en daarom ook stevig aangevallen wordt, zie Liagre. 19 J. Bauberot, Histoire du protestantisme .blz. 84 (in Nederlandse vertaling (Geschiedenis van het protestantisme. Doetinchem 1990), geciteerd en toegelicht door G. Liagre .

5 Honour and Honesty, by whatever Names, Religions or Persuasions they may be distinguish’d For they all agree in 3 great Articles of Noah, to preserve the cement of the Lodge. Thus Masonry is the centre of their Union and the Happy Means of conciliating persons that otherwise must have remained at a perpetual Distance.’ In elk geval hebben we zekerheid dat met ‘Art’ inderdaad vrijmetselarij bedoeld is, nu aangeduid als ‘Craft’. Er is echter veel meer op te merken.

A true Noachida Al direct in de tweede regel komt de toevoeging dat de zedenwet in acht moet worden genomen door de (vrij)metselaar als ware hij een echte of oprechte ‘Noachied’; aan het eind van de tekst worden de ‘drie grote voorschriften’ van Noach genoemd, die het bindmiddel van de loge moeten bewaren, een bindmiddel dat de loge een eenheid laat zijn. Liagre komt ons hier als theoloog te hulp en wijst op de betekenis van Noach in de vrijmetselarij.20 De figuur van Noach die verbonden wordt met de mythe dat hij kennis en wetenschap op twee zuilen liet aanbrengen, werd al van oudsher als een evenknie van koning Salomo gezien. Ook in de vrijmetselarij heeft hij zijn eigen plaats onder andere in de orde van ‘Royal Ark Mariners’. Het verbond dat God sluit met Noach na de zondvloed, dus lang voor de uitverkiezing van het Joodse volk ten tijde van Mozes, wordt verstaan als een verbond met álle rechtvaardigen die zich aan de in Genesis en Deuteronomium genoemde voorschriften willen houden.21 Voorschriften die ook ‘opdrachten’ (klinkt hier een begrip als ‘charges’) worden genoemd. Ze kunnen ook worden aanvaard door niet-joden, ‘ger-tosjav’ (inwonende vreemdelingen, horen we hier het begrip ‘bijwoner’?). Het wordt beschouwd als een verbond dat van een ruimere strekking is dan de latere mozaische wetten, dat daarmee die ruimte geeft die past bij het gedachtegoed van de vrijmetselarij.

Staat er wel wat er staat Het zinnetje hierboven is sinds mijn jaren als student onbewust een levensmotto geworden.22 En daardoor gesteund durf ik, al ben ik niet de eerste die het schrijft23 of voorzichtig hardop denkt, dat ik het moeilijk vind om de regel ‘[…] yet ’tis now thought more expedient only to oblige them to that Religion in which all Men agree, leaving their particular Opinions to

18 G. Liagre, ‘He will never be a Stupid Atheist’, blz. 177-181 (Noot 13). Zie ook: Neville Barker Cryer, The Arch and the Rainbow. The story of the Order of Mark Masons and the Degree of Royal Ark Mariner. Addlestone 1996. blz. 316 e.v. en i.h.b. blz. 353, e.v. De noachitische wetten hebben ook nu nog invloed; de toenmalige President Bush Sr. tekende in 1991 een verklaring naar aanleiding van de 90ste verjaardag van een Joodse organisatie, die deze wetten uitdraagt, een besluit van Senaat en Huis van Afgevaardigden en deze wetten aanduidt als ‘bedrock of society from the dawn of civilization’, Het besluit dringt aan op ‘returning the world to the ethical values contained in the Seven Noahide Laws’. This historically significant document is recorded as House Joint Resolution 104, Public Law 102-14. 21De voorschriften omvatten: De Zeven Wetten van Noach (het noachidisch verbond) Geloof in God, Eerbied voor en lofprijzing van God, Eerbied voor het menselijk leven, Eerbied voor het gezin, Verbod van overspel, Eerbied voor de rechten en het bezit van anderen, Betrachten van rechtvaardigheid, Eerbied voor al het geschapene. Hierin is ook begrepen dat men slechts vlees mag eten van een op de juiste wijze gedood dier. Barker Cryer noemt naast deze zeven voorschriften ook drie voorschriften te weten geen afgoden aanbidden, maar alleen de ene ware God; Gods heilige naam eren; geen moorden plegen. Ook meent men dat deze wetten eenvoudigweg het beoefenen van maçonnieke trias ‘Brotherly Love, Truth and Relief’ zijn. Een derde opvatting brengt ons dichterbij de ‘Eerste Plicht’want meent dat de drie voorschriften inhouden dat een Vrijmetselaar moet zijn ‘a good man and true and strictly to obey the moral law’. 22 Ik werd met deze regel uit Nijhoff’s Awater voor het eerst werkelijk geconfronteerd door het college dat een van mijn leermeesters prof. Dr. P. Minderaa eraan wijdde in 1963; (Opstellen en voordrachten uit mijn hoogleraarstijd (1948-1964) . Z.p. 1964. 23 Wikipedia zegt s.v. Masonic Manuscripts: ‘The first section of the Constitution, on religion, stating that Masons can be of any faith and that they need only adhere to, comes very close to the concept of a Natural Religion, a popular idea during the Enlightenment.’

6 themselves; that is, to be good Men and true, or Men of Honour and Honesty, by whatever Denominations or Persuasions they may be distinguish’d […] te begrijpen als een verwijzing naar het christendom, het protestantisme, of nog eens gezegd veel minder het katholicisme. Zoals al eerder is gezegd, prikkelt dat gedeelte van de tekst me alsof het een verwijzing naar een ‘natural religion’ is. Zo zou deze regel dan op een heel gematigde manier aansluiten bij radicalere gedachten, bij Descartes en Spinoza? Maar wat doe ik Anderson aan, een dominee, een Schotse, nog wel?24 De lezer van 300 jaar later kan bijna niet anders dan er een formulering van een uitgangspunt van de vrijmetselarij voor de komende eeuwen in zien, misschien minder eer aan god in den hoge, meer vrede op aarde en in alle mensen een welbehagen. Principes die overigens met alle eer aan die god in den hoge in de tweede helft van de 18de eeuw al in de vrijmetselarij gekoesterd werden. Ik proef in die zin dus ondanks alles een verwijzing naar een seculier beleven van een levensovertuiging. Lees ik nu wat ik er graag in wil lezen? Of mag ik het mezelf toestaan? Want is die wijze van lezen alleen die van onze nog steeds verse eeuw? Al slaan we het postmodernisme met Israel van ganser harte over, je moet elkaar toch ergens vinden.25 Maar we moeten nog terugkomen op de ‘stupid atheist’ en de ‘ireligious libertine’. Beiden zouden ze niet in de vrijmetselarij van de eerste helft van de achttiende eeuw thuis horen. Misschien is er een voorbeeld te vinden, van een filosoof die in deze categorieën past. We moeten daarbij niet vergeten dat na de eerste druk van Anderson de tijd, de vrijmetselarij en de verlichting niet stilstaan, ook niet in het ontstaan van gematigder opvattingen.

III An unvirtuous atheist

Les plus grandes âmes sont capables des plus grand vices auussi bien que des plus grands vertus, et ceux qui ne marchent que fort lentement peuvent avancer beaucoup davantage, s’ils suivent toujours le droit chemin, qui ne font ceux qui courent et qui s’en éloignent. Descartes, Discours de la méthode, Première Partie.

Julien Offray de la Mettrie (1709-1751) Er is één filosoof, La Mettrie, die wellicht verre van ‘stupid’ in algemene zin was, maar in de ogen van gelovigen, in het bijzonder van christenen, was hij meer dan dat, zo niet weerzinwekkend. In elk geval leidde hij een kleurrijk leven, dat misschien zelfs wel zijn ideeën overschaduwt.

24 Zie Van Loo’s commentaar: ‘Anderson bedoelde hier zonder enige twijfel de ‘natuurlijke godsdienst’, hoe fantasierijke Broeders ook mogen speculeren over universaliteit en wat dies meer zij. Deze natuurlijke godsdienstwas Christelijk, zoals vooral de Low-Church-men dit opvatten.’ 25J. Israel, Enlightenment contested. Oxford 2006, blz. 870-871: ‘The irony is that while Postmodernist and Postcolonialist philosophers insist on the moral failure of the Enlightenment project, it is actually their assortment of “post-Enlightenment” philosophies (frequently mere invitations to Counter-Enlightenment), their slogan that there can be no adjudication of the culture wars of our time since ‘all values are equally valid’, which, as one scholar aptly put it, actually have least of “ethical importance” to offer the worlds “excluded and exploited’. This is unquestionably true. But if Postmodernists and Postcolonialists make no claim to be seeking what is universal, what is conceivably worst of all’, as some alert observers have warned, is that “the fashionable despair about the prospects for[ 871] humankind fostered by could easily prove to be a self-fulfilling prophecy”. Yes, indeed. The democratic, egalitarian, and libertarian quest of the Radical Enlightenment might very well fail in the end—or rather be defeated and overwhelmed. But, if so, this will be at least partly due to the late twentieth- and early twenty-first-century failure not just of philosophy on all continents but more broadly of the humanities, and the world’s universities, both in general terms and, more specifically, their failure to teach humanity about the historical origins and true character of the “modern” ideas of democracy, equality, individual freedom, full toleration, liberty of expression, anti-colonialism, and our universalist secular based on equity.’

7 Er is niet veel over zijn leven bekend en zelfs zijn dood is raadselachtig. Een van zijn recentere biografen begint haar uitgave van zijn belangrijkste werk met de zin: ‘Julien Offray de La Mettrie gilt als eine der meist gescholtenen und geschmähten Denker der franszöschischen en Aufklärung.’26 De biografie van La Mettrie kennen we maar oppervlakkig. Geboren uit een welvarend gezin, zijn vader was koopman in Saint Malo, studeerde hij in Leiden, werd arts en later regimentsarts in de Successieoorlogen. Belangrijk is dat hij zowel medicus als filosoof was. Als medicus genoot hij zijn opleiding van niemand minder dan Boerhaave, grondlegger van vernieuwing in de geneeskundige studie en praktijk. Hij was zeker verdienstelijk door zijn vertaling van Boerhaave’s Latijnse werken in het Frans. Men heeft grote bezwaren tegen zijn materialisme en zijn opvattingen over de moraal, waarin hij geen onderscheid maakt tussen goed en kwaad. Hij trekt de opvatting van Descartes, dat dieren machines zijn, door naar mensen: lichaam en ziel zijn aan de zelfde ‘mechanica’ onderworpen. Goed en kwaad, genot en pijn worden afgemeten aan een epicuristisch oordeel, waarbij wat aangenaam is de waarde van wat men ondergaat, bepaalt. Als we iets willen begrijpen van een atheïst die in Frankrijk, Duitsland en Nederland alle aandacht trok, is het vooral belangrijk te begrijpen dat zijn meest opzienbarende werk dat in 1747 werd geschrevenen in Leiden door Elie Luzac gedrukt, uitgaat van een materialistische opvatting en dus ook atheïstisch is. Het werd zelfs in Nederland verboden, zoals ook ander werk van La Mettrie door de beul verbrand. La Mettrie bekommert zich niet meer als Descartes over lichaam als materieel en de menselijke geest al immaterieel. Voor Descartes hadden dieren geen ziel. Een dier knijpen was hetzelfde als een toets van een orgel indrukken, het dier had geen ziel bestond alleen als materie. Zo niet, volgens Descartes, de mens. In de ogen van La Mettrie was in de mens lichaam en ziel samen alleen maar materie. Een van de redenen waarom hij dat dacht was dat hij bij een ernstige koortsaanval ook geestelijk volkomen in de war raakte: lichaam en ziel moesten dus beide stoffelijk zijn.27 Toen men ondanks de weigering van Luzac om de auteur bekend te maken diens naam achterhaalde, moest Luzac hem hals over kop uit Holland laten vertrekken. Aan het hof van Frederik de Grote vond hij onderdak, maar moest er soms de rol spelen van een doordravende hofnar-filosoof. Hij overlijdt, naar men aanneemt, door een bedorven truffel- en wild-paté, waarbij zijn epicurisme hem niet kan helpen. Had Anderson La Mettrie gekend, hij zou hem als theoloog ongetwijfeld ‘a stupid atheist’ genoemd hebben. Israel prefereert als filosoof een veelzeggender kwalificatie ‘an unvirtuous atheist’28, die overigens niet zonder invloed bleef.

IV A stupid Atheist?

Vrijmetselarij, gidsen en genieën Met het inmiddels ook in omvang, maar zeker in de breedte en diepte van zijn denken indrukwekkende werk van de Engelse bioloog Richard Dawkins komen we bij een helder en strijdbaar geformuleerd onderzoek naar de betekenis van religie in onze tijd. Ik heb niet de pretentie dat ik dat werk in zijn scherpzinnigheid kan weergeven en beperk me tot enkele gedachten die zowel voor de dwingende actualiteit ervan als met Andersons bijna driehonderd

26 Claudia Becker (Hrsg), Julien Offray de La Mettrie, Die maschine Mensch. Französch-Deutsch. Hamburg 2009, blz. vii. Dit handzame tweetalige boekje (Frans/Duits) bevat een korte biografische inleiding en een kort overzicht van La Mettrie’s werk en de invloed daarvan. 27 Merkwaardig: Descartes had dezelfde schokkende ervaring toen hij voor laaiend haardvuur zat (Discours de la méthode, Deuxième partie: ‘je demeurais tout le jour enfermés dans une poêle […]’) Yourcenar roept misschien een vergelijkbaar beeld op in L’oeuvre au noir in het gesprek in Innsbruck. 28 J. Israel, Enlightenment contested, Oxford 2006, blz. 794-813.

8 jaar oude tekst van belang lijken. Daarbij mogen we niet vergeten dat de vrijmetselarij al in de 19de eeuw de ‘vrije gedachte’29 niet in Nederland en zeker niet in België gemeden heeft. Dawkins beschrijft een discussie met een filosoof, die atheïst is30, waarin het onderwerp ter sprake komt waarom bij het eerste vermoeden bij Hume van een ordening in het heelal niet de gedachte aan een ontwerp, een ‘design’ op kwam. Dawkins maakt duidelijk dat die gedachte voor Hume niet per se logisch was, dat hij veronderstelde dat er wel een betere of andere verklaring voor die ordening zou zijn. Het was voor hem niet logisch de orde in het heelal te verklaren door een plan ervan en daarmee een plannenmaker aan te nemen. Niet echt bevredigend, maar logisch was het ook verdedigbaar dat er wel een andere verklaring kon zijn Dan komt een zin die me in deze beschouwing blijft boeien: het is Dawkins gedachte ‘Darwin made it possible to be an intellectually fulfilled atheist.’

Bouwmeester en bouwplan Het is een wezenlijke vraag of vrijmetselaars zijn veroordeeld tot voorstanders van een ‘design’, een bouwplan. Laat de gedachte aan een opperbouwmeester en zijn bouwplan ‘geordend naar maat, getal en gewicht’ (Jezus Sirach 11:21) ruimte om een intelligente godloochenaar, en een deugdzaam ongelovige binnen de grenzen van de mens en zijn kennis te zijn? Moeten we kiezen tussen intelligent ongeloof en domme godloochening? Belangrijker is, dat er geen tevoren gemaakt plan is dat willens en wetens door een godheid is voorgeschreven, de natuur bevat zelf eigen wetten en niet een bovennatuurlijk plan. Dawkins laat ons uiteindelijk een uitweg in zijn The God Delusion. Hij vraagt ons wereld en leven te zien zonder de begrenzingen als van een boerka, zonder bedenkelijk tradities. Dawkins rest een uitzicht: ‘We may discover that there are no limits.’31 Het geloof dat wat vandaag onachterhaalbaar is, dat niet voor eeuwig zo hoeft te blijven, misschien een achterhaalbare docta ignorantia.

An intellectually fulfilled atheist Zouden de tegenstanders van de creationisten gelijk hebben, dat de metaforiek van de godheid als bouwheer, hovenier, klokkenmaker of weefster haar houdbaarheidsdatum dreigt te overschrijden, maar dat ze in het bewustzijn van haar tekortkomingen ons toch tot vrije werkers maakt aan een grenzenloze kennis? Dat we de ordening van de natuur als goddelijk zien, Deus sive Natura? Wordt dan het woorddeel ‘vrij’ in het woord vrijmetselaar het belangrijkste deel ervan. Misschien mogen dan na driehonderd jaar Andersons ‘Plichten’ gaan lezen als een seculiere inspiratie voor ‘mensen die goed en eerlijk zijn’, die niemand meer uitsluiten van het grote werk aan wereld en leven, ook vrouwen niet en die aan die arbeid toelaten wie vrij is en van goede naam, zonder begrenzingen. Maar in den beginne was er al hoop. Want voor hij begint aan het

29 J.G.A. ten Bokkel, Gidsen en Genieën. Z.p. 2003.i.h.b. blz. 69 e.v. .30 Richard Dawkins, The blind watchmaker. London 2006, blz. 5-6, geeft een gesprek met een filosoof weer: ‘I said that I could not imagine being an atheist at any time before 1859, when Darwin’s Origin of species was published. “What about Hume?”, replied the philosopher. “How did Hume explain the organized complexity of the living world”, I asked. “He didn’t”, said the philosopher. “Why does it need any special explanation?’’ […] As for David Hume himself, it is sometimes said that that great Scottish philosopher disposed of the Argument from Design a century before Darwin. But what Hume did was criticize the logic of using apparent design in nature as positive evidence of the existence of a God. He did not offer any alternative explanation for apparent design, but left the question open. An atheist before Darwin could have said following Hume: “I have no explanation for complex biological design so we must wait and hope that somebody comes up with a better one”. I can’t help feeling that such a position, though logically sound, would have left one feeling pretty unsatisfied and that although atheism might have been logically tenable before Darwin, Darwin made it possible to be an intellectually fulfilled atheist. I like to think that Hume would agree, but some of his writings suggest that he underestimated the complexity and beauty of biological design. The boy naturalist could have shown him a thing or two about that, but Hume had been dead 40 years when Darwin enrolled in Hume’s university of Edinburgh.’ 31 De laatste zin van R. Dawkins, The Delusion, Boston/New York 2006, blz. 374.

9 hele betoog van zijn boek, wil Dawkins ons de weg wijzen tussen dikwijls dubieus geciteerde en geïnterpreteerde uitspraken van geleerden als Einstein en Hawking en van hemzelf. Hij doet dat met uiteenzetting van de verschillen tussen theïsme en deïsme32; theïsme is een theorie die ervan uitgaat dat er een schepper is, die zijn schepping nog steeds onderhoudt en bestuurt. Het deïsme gaat er eveneens vanuit dat er een schepper is, maar deze heeft volstaan met het vaststellen van de wetten die deze schepping besturen en bemoeit zich niet meer met zijn schepping. Op de volgende bladzijde behandelt hij met een verrassende gevolgtrekking het pantheïsme: ‘Let me sum up Einsteinian religion in one more quotation from Einstein himself: ‘To sense that behind anything that can be experienced there is a something that our mind cannot grasp and whose beauty and sublimity reaches us only indirectly and as a feeble reflection, this is religiousness. In this sense I am religious.’ In this sense I too am religious, with the reservation that ‘cannot grasp’ does not have to mean ‘forever ungraspable.’ Hij voegt er nadrukkelijk een zin aan toe: ‘But I prefer not to call myself religious because it is misleading. It is destructively misleading because for the vast majority of people, ‘religion ‘implies ‘supernatural.’’33

V Flirten met religie?

Wijsheid zonder Het is merkwaardig, dat driehonderd jaar geleden de meeste weldenkende mensen iemand die atheïst was voor dom hielden, terwijl nu veeleer het omgekeerde geldt. Misschien houden nu vele mensen gelovigen voor bedenkelijke domoren; Dawkins probeert in het laatste deel van The God Delusion die omslag te verklaren. De Zwitserse, in Engeland levende, Alain de Botton (1969) behoort evenals Jonathan Israel en Richard Dawkins tot de auteurs die heel duidelijk zijn als het om atheïsme gaat, en daarom is het niet meer dan billijk de openingsparagraaf van zijn boek Religion for atheists34 voluit te citeren: ‘The most boring and unproductive question one can ask of any religion is whether or nor it is true-in terms of being handed down from heaven to the sound of trumpets and supernaturally governed by prophets and celestial beings. To save time, and at the risk of losing readers painful early on in this project, let us bluntly state that of course no religions are true in any God-given sense. This is a book for people who are unable to believe in miracles, spirits or tales of burning shrubbery, and have no deep interest in the exploits of unusual men and women like the thirteenth-century saint Agnes of Montepulciano, who was said to be able to levitate two feet off the ground while praying and to bring children back from the dead - and who, at the end of her life (supposedly), ascended to heaven from southern Tuscany on the back of an angel’35

32 Ibid., blz. 18: Let’s remind ourselves of the terminology. A theist believes in a supernatural intelligence who, in addition to his main work of creating the universe in the first place, is still around to oversee and influence the subsequent fate of his initial creation. In many theistic belief systems, the deity is intimately involved in human affairs. He answers prayers; forgives or punishes sins; intervenes in the world by performing miracles; frets about good and bad deeds, and knows when we do them (or even think of doing them). A deist, too, believes in a supernatural intelligence, but one whose activities were confined to setting up the laws that govern the universe in the first place. The deist God never intervenes thereafter, and certainly has no specific interest in human affairs. Pantheists don't believe in a supernatural God at all, but use the word God as a non-supernatural synonym for Nature, or for the Universe, or for the lawfulness that governs its workings. Deists differ from theists in that their God does not answer prayers, is not interested in sins or confessions, does not read our thoughts and does not intervene with capricious miracles. Deists differ from pantheists in that the deist God is some kind of cosmic intelligence, rather than the pantheist’s metaphoric or poetic synonym for the laws of the universe. is sexed-up atheism. Deism is watered-down theism. 33 Ibid., blz. 19. 34 Alain de Botton, Religion for Atheists, London 2012. 35 Ibid., blz. 11.

10 In elk geval lijkt ook hier wel of het woord religie niet zo ongepast is, het woord ‘bovennatuurlijk’ is dat eerder. Misschien vangt hij, meer nog dan in de gekozen titel, de inhoud van zijn boek samen als ‘wisdom without doctrine’.

Gemeenschap, a hungry man is an angry man Er is in het boek een nogal breed uitgewerkt voorbeeld dat ik hier wil noemen. In het tweede hoofdstuk spreekt hij over ‘Community’ en in het bijzonder over de ontmoeting met vreemden. Hij zet uiteen dat in het bijzonder de mis in de katholieke kerk de gemeenschap van de gelovigen tot uitdrukking brengt. Hij komt tot de conclusie, dat de mis van de oudste tijden af allereerst een maaltijd van gelovigen was, voordat ze –zoals hij het ironisch zegt- godsdienstoefening werd met ‘an altar behind which a priest held up a wafer and a cup of wine’.36 Hij voegt er aan toe, dat de mis in oorsprong een maaltijd was voor de gelovigen om het Laatste Avondmaal van Christus en de apostelen te herdenken, met lamsvlees, wijn en ongedesemd brood. Veel Franstalige vrijmetselaars zullen zich een ogenblik verbazen over De Bottons woordkeus, want hij gaat verder over hoe zulke maaltijden in onze tijd zouden kunnen worden gehouden om mensen elkaar te laten ontmoeten en concludeert: ‘With the benefits of the Mass and the drawbacks of contemporary dining in mind, we can imagine an ideal restaurant of the future, an Agape Restaurant, true to the most profound insights of the Eucharist.’37 Vele vrijmetselaren zullen het woord agape herkennen. De aanduiding in sommige landen en obediënties gebruikt als aanduiding voor het ‘broedermaal’38 Er zijn twee elementen in deze ‘maaltijd’ die ons opvallen. In de eerste plaats, dat er sprake is van een goed of zelfs ‘streng’ gereguleerde traditionele maaltijd. Ook de traditionele vrijmetselarij kent deze in haar broedermalen.39 (Die overigens gelukkig soms óók zustermalen zijn). Het andere element is al eerder terloops genoemd, dat is dat Anderson in zijn ‘Eerste Plicht’ de vrijmetselarij aanduidt als ‘Center of Union, and the Means of conciliating true Friendship among Persons that must have remain’d at a perpetual Distance’.

De Botton probeert ons te overtuigen dat ook in een seculiere wereld traditionele gebruiken, je zou ze bijna ‘oude plichten’noemen, aan de kwaliteit van de samenleving kunnen bijdragen, dat ze eenzaamheid en vervreemding bestrijden, zonder dat we daarvoor religie nodig hebben.40 Het lijkt alleszins mogelijk, maar Dawkins conclusie blijft wel dat hij geen bovennatuurlijke wetten of goden kan accepteren. Zo zou de vrijmetselarij een bijzondere plaats kunnen innemen, ze kan met haar symbolen en ritualen mensen en denkbeelden verenigen en aan velen die in respect een weg als die van Spinoza willen volgen ook die ruimte bieden, samen met anderen die zoeken op hun manier: ‘no private Piques or Quarrels must be brought within the Door of the Lodge, far less any Quarrels about Religion, or Nations, or State Policy, […].’

36 Ibid., blz. 39. 37 Ibid., blz. 39: ‘Like the Jews with their Sabbath meal, Christians understood that it is when we satiate our bodily hunger that we are often readiest to direct our minds to the needs of others. In honour of the most important Christian virtue, these gatherings hence became known as agape (meaning ‘love’ in Greek) feasts and were regularly held by Christian communities in the period between Jesus’s death and the Council of Laodicea in AD 364.’ 38 Ibid., blz. 43 39 Zie daarover de tamelijk summiere aanwijzingen in de tweede Paragraaf van de zesde ‘Plicht’ van Anderson: ‘You may enjoy yourselves with innocent Mirth, treating one another according to Ability, but avoiding all Excess, or forcing any Brother to eat or drink beyond his Inclination, or hindering him from going when his Occasions call him, or doing or saying any thing offensive, or that may forbid an easy and free Conversation: for that would blast our Harmony, and defeat our laudable Purposes. Traditionele en meer uitgebreide tafelwetten worden in vele Nederlandse loges voor het broedermaal voorgelezen. 40 Zie ook het proefschrift van K. van der Velde, Flirten met God. Amsterdam 2011.

11 In januari van 2012 kwam de Botton met het voorstel in London een toren van 64 meter hoog te bouwen, zoals hij die ook in een van de laatste hoofdstukken van zijn boek schetst.41 Zo komen nog aan nieuwe kerkgebouwen toe … Net zo goed als er religiositeit in soorten is, geldt dat ook voor secularisme. Dawkins en De Bottons opvattingen daarover illustreren dat, het doet er weinig toe dat ik in het secularisme van Dawkins een ondubbelzinnig en helder perspectief vind. De slotsom van deze verkenning is misschien niet meer dan dat deze laat zien, dat een historicus van de wijsbegeerte anders denkt en observeert dan een filoloog of een onderzoeker van de geschiedenis van het boek, een bioloog, of een socioloog, als De Botton dat is Ik aarzel soms over De Bottons boek, wat wil hij behouden het kind of het badwater? De laatste zin van zijn boek blijft prikkelen: ‘Religions are intermittently too useful, effective, and intelligent to be abandoned to the religious alone.’42

Ieder lijkt heel postmodern zijn gelijk te hebben, al lijkt het wel of de vrijmetselarij altijd het kind van een lange verdraagzame traditie is, soms verweesd, misschien houden we dat eigenzinnige kind toch over?

41 Ibid., blz. 259-263; kennelijk ben ik niet de enige die na al die grauwe slecht gedrukte, som niet ter zake doende illustraties begon te twijfelen aan de teneur van dit boek, die twijfel proef ik ook in een recensie van ds. B. Altena op internet. www.bertaltena.com/recensies.../alain-de-botton-religie-voor-atheiste... Het concept van grote delen van dit boek dat, gebruiken, tradities van religieuze herkomst nog altijd bruikbaar zijn om in seculiere zetting van maatschappelijk belang te zijn. 42 Alain de Botton, Religion for Atheists, London 2012, blz. 312.

12