EEN DOMME GODLOOCHENAAR? Vrijmetselarij En Radicale Verlichting M.J.M
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
EEN DOMME GODLOOCHENAAR? Vrijmetselarij en radicale verlichting M.J.M. de Haan Being an atheist is nothing to be apologetic about. On the contrary, it is something to be proud of, standing tall to face the far horizon, for atheism nearly always indicates a healthy independence of mind and, indeed, a healthy mind. Richard Dawkins, The God delusion. Als uitgangspunt van deze beschouwing is gekozen voor het nieuwe beeld van de verlichting, van een radicale verlichting, zoals dat door de Britse geleerde Jonathan Israel is geschetst. In het tweede deel van dit betoog meldt Anderson zich met zijn ‘Oude Plichten’. Een tekst die hard nodig eens opnieuw grondig moet worden aangepakt. Een van de bestanddelen van deze tekst is dat er grenzen aan de toelaatbaarheid voor het lidmaatschap van de vrijmetselarij worden gesteld, die juist in onze tijd heel actueel zijn: is vrijmetselarij toegankelijk voor atheïsten en vrijdenkers (in Nederlandse en Belgische zin)?1 In het derde gedeelte kunnen we ons een beeld vormen van de Franse medicus/filosoof La Mettrie aan wie Israel een uitvoerig hoofdstuk wijdt onder de titel ‘The “Unvirtuous Atheist”’. Ongetwijfeld zal Rousset de Missy (1686-1762), o.a. voorzittend meester van de Amsterdamse Loge ‘(De) La Paix’geen moeite gehad hebben hem als een ‘stupid atheist’ in Andersons zin te kwalificeren, maar La Mettrie was misschien soms radicaler dan radicaal (volgens Israel niet altijd), maar verre van dom. In het vierde hoofdstuk volgen Dawkins’ gedachten voornamelijk uit zijn boek The God Delusion. Dawkins kan wel allerminst als een stupid atheist worden beschouwd, wie zijn werk ook maar enigszins kent zal dat niet verbazen. Maar er is meer, soms verrassend. De vraag in het laatste gedeelte van dit betoog is die naar de Religion for atheists van De Botton. Of is daar eerder sprake van een modieus flirten met God? I Een nieuw beeld van een (radicale) verlichting Wat blijft er daarin over van de vrijmetselarij? Met een aantal forse boeken heeft Jonathan Israel een nieuw beeld van de verlichting getekend. Daarin heeft hij ook nog eens de betekenis van Nederland in deze voor onze huidige tijd zo belangrijke geestesstroming herzien.2 In dat nieuwe beeld van de verlichting is, volgens Israel, geen plaats voor de vrijmetselarij. Hij windt daar geen doekjes om in een passage in Enlightenment contested3: ‘Indeed, from a strictly ‘enlightened’ viewpoint Freemasonry turns out, after further research, to be a rather peripheral phenomenon and not the significant key some have represented it as being. Although it did sometimes employ a rhetoric of equality, eighteenth-century French and German Freemasonry in reality hardly ever tried to erase distinctions between aristocracy and commoners, or between high bourgeoisie and the common man; rather such modes of sociability mostly sought to preserve and emphasize hierarchy in the context of their own rules 1 Het wordt zo langzamerhand ook al meer dan tijd om te beseffen, dat het tekstgedeelte aan het eind van Anderson’s ‘Derde Plicht’ (‘The Persons admitted Members of a Lodge must be good and true Men, freeborn and of mature and discreet Age, no Bondmen, no Women, no immoral or scandalous Men, but of good Report.’) niet volledig meer past bij deze tijd, wanneer daar slaven, horigen en vrouwen van het lidmaatschap worden uitgesloten, kan dat immers alleen maar zijn omdat zij toentertijd niet handelingsbekwaam waren. 2 J. Israel, Enlightenement contested. Oxford 2006, blz. 863. 3 Ibid., blz. 865. 1 and activities more than they endeavoured to break down existing lines of social hierarchy. By and large, Masonic lodges were social mechanisms for muting rather than stimulating discussion of the difficult issues posed by the Enlightenment. If our aim is to get to the heart of the Enlightenment as a decisively important world historical phenomenon, arguably the less said about Freemasonry the better.’ 4 Een forse uitspraak, die lijkt te passen bij de dikke boeken die hij inmiddels over de verlichting heeft geschreven heeft. Daarmee heeft hij een opvatting neergezet die zeker recht doet aan zijn belangrijke opvatting om vooral in Spinoza’s denken de grondslag van de verlichting te zien. In het verlengde daarvan schetst hij een beeld van een radicale, filosofische op Spinoza steunende, verlichting. Hij onderschrijft niet de gebruikelijke verdeling in nationale ‘verlichtingen’ of een indeling in met godsdienstige stromingen de denominaties verbonden richtingen binnen de ‘verlichting. Hij wil ook geen ‘hogere’ en ‘lagere’ stroming onderscheiden. In zijn perspectiefrijke recente boek Einführung in die Westlichen Esoterik für Freimaurer5 wijst Snoek nog eens op de opvatting dat vrijmetselarij en verlichting voor vele onderzoekers verwant zijn. Geboden van de verlichting In het hierboven enige malen geciteerde ‘Postscript’ van zijn boek geeft Israel ook een achttal kenmerken van de verlichting.6 Het zijn: ‘Radical Enlightenment conceived as a package of basic concepts and values may be summarized in eight cardinal points: (1) adoption of philosophical (mathematical-historical) reason as the only and exclusive criterion of what is true; (2) rejection of all supernatural agency, magic, disembodied spirits, and divine providence; (3) equality of all mankind (racial and sexual); (4) secular ‘universalism’ in ethics anchored in equality and chiefly stressing equity, justice, and charity; (5) comprehensive toleration and freedom of thought based on independent critical thinking; (6) personal liberty of lifestyle and sexual conduct between consenting adults, safe- guarding the dignity and freedom of the unmarried and homosexuals; (7) freedom of expression, political criticism, and the press, in the public sphere; (8) democratic republicanism as the most legitimate form of politics. This then is the essence of “philosophical modernity” and this crucial core cannot usefully be linked to any one “national,’ linguistic, religious, or subcultural context.’ Al met al een opsomming van radicale en seculiere gedachten, die zeker uitgangspunten zijn voor het denken in onze tijd. Terecht merkt Israel op dat auteurs radicaal kunnen zijn op één of meer van deze punten, maar andere van deze denkbeelden niet aanvaarden. In elk geval noemt hij Rousset de Missy7 als voorbeeld. Of Israel deze belangrijke radicale auteur ook kent als vrijmetselaar, betwijfel ik. Laten we -Israel heeft zijn argumenten voor de onbelangrijkheid van de vrijmetselarij door zijn hele boek gesprenkeld- eens een tegenstem laten horen. Stephen Brown behoort tot de auteurs die boekgeschiedenis met al haar aanlokkelijkheden tot onderwerp koos8. In Nederland 4 Ibid. 864-65: ‘Meanwhile, some scholars encourage a particular preoccupation with Freemasonry as a way not just to focus more attention on subcultures per se but as part of a wider plea to get scholars and students to accord primacy to the “social” over the “Intellectual”, thereby creating a wholly false [865]antithesis between the “Enlightenment of the philosophe” and a so-called “popular Enlightenment.”’ 5 J.A.M. Snoek, Einführung in die Westlichen Esoterik für Freimaurer. Zürich 2011, daar is die spanning tussen vrijmetselarij en verlichting te voelen in een verwijzing naar een daar aangekomdigde studie van M. Neugebaurer- Wölk,’Die Freimaurerei passt sich mocht der Aufklärung an – sie gehört zu den Ursprüngen der Aufklärung.’‘Esoterische Religiosität und ihre Bedeutung für die Freimaurerei’ Quatuor Coronati Jahrbuch für Freimaurerforschung 47. iet te vergeten natuurlijk T. De Kok, ‘De vrijmetselarij in het licht van Spinoza’, Thoth 60 2009), blz. 47-68. 6 J. Israel, Enlightenement contested. Oxford 2006, blz. 866. 7 K. van Gemert, Broederschap of jongensclub. Amsterdam 2005, blz. 25 en passim. Vgl. P.J. van Loo, Geschiedenis van de Orde van Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden, z.P. 1967, blz. 6-8. 8 Stephen Brown, ‘Scottish Freemasonry and Learned Printing in the Later Eighteenth Century’. In: John Hinks, Catherine Armstrong, Worlds of print, diversity in the book trade. New Castle, London 2006, blz. 71-89. Vgl hier 2 overigens recent op de meest voorbeeldige wijze door dr. R. van Vliet beoefend in bredere zin in haar boek over de Leidse uitgever, drukker, geleerde Elie Luzac. Een studie die als van terzijde een boeiend beeld geeft van wat in Leiden in de 18de eeuw aan boeken verscheen en misschien gelezen werd, ook door vrijmetselaars.9 Stephen Brown behandelt in zijn boeiende opstel vooral de tweede helft van de eeuw en komt als boekwetenschapper tot andere conclusies dan de filosoof Jonathan Israel: ‘Scottish masonry in particular had always presented a set of social values that coincided perfectly with the ideals of the Enlightenment: a belief in the human capacity for improvement, the promotion of the liberal arts and sciences, social liberty, charity and fraternity, and the commitment to a moral imperative for the universal dissemination of all useful learning. In key published documents, Scottish freemasons carefully distinguished between their attitude toward human nature and that of the Church of Scotland. This distinction is nowhere more eloquently set out than in The learned Principles of Free Masonry Explained in a Discourse Delivered before the very Antient Lodge of Kilwinning in the Church of that Place and in the Year MDCCLXVI (probably printed by Joseph Galbraith, Glasgow, 1768) […]’.10 Hij vervolgt met een belangrijk citaat uit dit exposé van Lord Buchan11: ‘From the short account given, my Brethren, which you have heard of Christianity; and from that now given you of the principles of Free Masonry, you may see how differently these two institutions aim at removing the cause of these evils which spring from society[…] Christianity, in short, would render mankind pious and virtuous, by reforming human nature; and Free Masonry would lay a check upon the malicious and unsocial passions of mankind, and encourage their kind affections without changing their nature. This appears to me, as far as I am able to judge, to be the vast difference between Christianity and Free Masonry. The first of these institutions is, beyond all dispute, worthy of the wisdom and goodness of God […]the second does honour to the wisdom and goodness of man […]’ (blz.