Het Nationaal-Socialistische Beeld Van De Geschiedenis Der Nederlanden
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Het nationaal-socialistische beeld van de geschiedenis der Nederlanden Ivo Schöffer bron Ivo Schöffer, Het nationaal-socialistische beeld van de geschiedenis der Nederlanden. HES, Utrecht 1978 (tweede, ongewijzigde herdruk) Zie voor verantwoording: http://www.dbnl.org/tekst/scho122nati01_01/colofon.htm © 2008 dbnl / Ivo Schöffer 7 Woord vooraf bij deze herdruk (1978) Deze herdruk is een ongewijzigde herdruk van het proefschrift dat in 1956 verscheen en, met weglating van het promotie-titelblad en een persoonlijk promotie-bedankwoord, in de handel kwam (bij Van Loghum Slaterus/Meulenhoff, Arnhem/Amsterdam). Sedert dat jaar 1965 is er zeer veel over de geschiedenis van het nationaal-socialisme, ook in Nederland en België, gepubliceerd. Hier zij alleen verwezen naar het standaardwerk van A.W. Willemsen over het Vlaams-Nationalisme tussen 1914 en 1940 of naar L. de Jongs grote werk over Het Koninkrijk der Nederlanden in de Tweede Wereldoorlog. Een bewerking van de eerste druk van dit proefschrift zou volledige herschrijving, in ieder geval van de drie eerste hoofdstukken, hebben gevergd. Daarvan is afgezien, mede omdat de algemene strekking van het betoog en vooral het hoofdonderdeel aangaande de geschiedschrijving gehandhaafd kan worden. Hier kan daarom worden volstaan met de waarschuwing dat alle gegevens, ook de literatuuropgaven, slechts gebaseerd kon zijn op hetgeen vóor 1956 bekend was of gepubliceerd werd. Het is wel nodig enkele feitelijke onjuistheden of onzuiverheden in de tekst recht te zetten of te verduidelijken: op blz. 63 noot 3 wordt Dr. H.G. van Senden ten onrechte genoemd onder de predikanten die nationaal-socialist zouden zijn geworden. Dr. van Senden is echter bij geen enkele nationaal-socialistische organisatie aangesloten geweest. op blz. 68 en 78 wordt wellicht de indruk gewekt dat Grammens nationaal-socialistisch-gezind zou zijn geweest. Dit is niet juist. op blz. 68 onderaan naar 69 bovenaan is bij de zgn. kwestie-Martens sprake van een omstreden ‘hoogleraarsbenoeming’, in werkelijkheid ging het om een benoeming tot Lid van de Vlaamsche Akademie van Wetenschappen. op blz. 69 wordt, even verder, de spreuk ‘Sic vos non vobis’ onjuist vertaald. Letterlijk beduidt dit: ‘Gij hebt aldus verricht, maar niet voor Uzelf’ en bedoelt te zeggen: een ander gaat ermee strijken. Ivo Schöffer, Het nationaal-socialistische beeld van de geschiedenis der Nederlanden 8 op blz. 92 bovenaan (einde eerste alinea) wordt Cyriel Verschaeve ten onrechte ‘oud-activist’ genoemd (zo kan de daar eveneens genoemde Borms wel worden aangeduid). Verschaeve bevond zich tijdens de eerste wereldoorlog aan de Frans-Belgische kant van het front en steunde de frontbeweging (vlg. blz. 53). op blz. 103 wekt noot 1 ten onrechte de indruk dat Petri na 1940 anti-semiet zou zijn geworden en de Jodenvervolgingen zou hebben toegejuicht. Niets wijst daarop. op blz. 322 (einde eerste alinea) wordt ten onrechte gemeld dat Goedewagen zijn privaat-docentschap te Utrecht in 1932 opgaf. Hij bleef privaat-docent tot zijn benoeming tot hoogleraar in 1943. I. Schöffer Ivo Schöffer, Het nationaal-socialistische beeld van de geschiedenis der Nederlanden 12 Ter verantwoording De harde feiten van de eerste oorlogsjaren hebben in het algemeen het geloof van veruit de meeste Nederlanders in de overwinning op het nationaal-socialisme niet of weinig geschokt. Menigeen zal zich nog wel bij anderen en bij ... zichzelf, staaltjes van bewustzijnsvernauwing herinneren. De vraag: ‘Stel je voor, dat de Duitsers wonnen, wat zou dan ...’ werd zeer spoedig weggedrongen. Zo speelde ik wel eens met de gedachte: ‘Stel je voor dat de Duitsers wonnen, wat zou er dan van het beeld van de Nederlandse geschiedenis overblijven?’ Nu, na jaren, heb ik gepoogd op deze vraag een antwoord te geven in de onderhavige studie. Daartoe nam ik boeken en periodieken door. Ongepubliceerde bronnen werden slechts sporadisch door mij bestudeerd. Gesprekken met nog levende oud-nationaal-socialisten heb ik wel gevoerd, maar meestal ter verifiëring en steeds incidenteel. Mijn eigenlijke onderzoek richtte zich op het reeds gepubliceerde. Ik meende mij daartoe te kunnen beperken, omdat pas in de openbaarheid, door het bekendmaken van een visie en de rangschikking der feiten, beeldvorming mogelijk is. Het materiaal op deze wijze verzameld, bleek overigens kwantitatief indrukwekkend genoeg. Ik heb alle belangrijke nationaal-socialistische en nationaal-socialistisch-georiënteerde periodieken er op doorgenomen en de daarin voorkomende artikelen geschift en bestudeerd. Via deze periodieken, bibliografieën en enkele andere, soms toevallige, hulpmiddelen, zoals de systematische registers van bibliotheken, catalogi etc., heb ik de losse publicaties opgespoord1. Op grond hiervan kon ik een Bronnenlijst samenstellen, die aan het slot van deze studie is afgedrukt. Uiteraard moest ik mij hierbij beperkingen opleggen. Zo liet ik bepaalde onderdelen van de geschiedenis, verwante en hulp-wetenschappen buiten beschouwing, omdat zij mij voor het algemene beeld van minder belang leken, en/of al te zeer buiten mijn competentie vielen. Hiertoe behoorden: de genealogie (de z.g. ‘sibbekunde’), de folklore en volkskunde, de archeologie (de Germanistiek in het bijzonder), de rechtsgeschiedenis en kunstgeschiedenis, althans 1 B.v. de bibliografieën in Historische Zeitschrift (1933-43), en de Revue Belge de philologie et d'histoire (1940-44), voorts PRINZHORN en HOLTZMANN & RITTER. Ivo Schöffer, Het nationaal-socialistische beeld van de geschiedenis der Nederlanden 13 voorzover zij een beperkt specialistisch karakter droegen. Ongetwijfeld bevinden zich in dit materiaal nog gegevens, maar het zou te ver van het eigenlijke onderwerp hebben afgeleid. Mij interesseerde meer algemeen-georiënteerde publicaties van cultuur-historische, politiek-staatkundige en economisch-sociale aard. In de tweede plaats liet ik de publicaties buiten beschouwing, die zich bezighielden hetzij met politiek-actuele omstandigheden van de dag hetzij met problemen van de algemene geschiedenis, die niet direct de Nederlandse betroffen. Ook hier zouden misschien nog enkele gegevens te vinden zijn geweest, omdat vele politieke beschouwingen met historische noties en rechtvaardigingen plegen te worden opgesierd, of omdat in beschrijvingen van b.v. de Pruisische of Engelse geschiedenis wel eens verwijzingen naar de Nederlandse te vinden zijn. (het contact Oranje-Brandenburg, de Engelse oorlogen etc.). Hier leidde mij echter de gedachte, dat de te geringe oogst tegen de moeite en de tijd van het zorgvuldig doorlezen en schiften niet zou opwegen. In de derde plaats liet ik die Duitse publicaties buiten beschouwing, welke niet typisch nationaal-socialistisch waren. Zo bleven b.v. ook na 1933 degelijke strikt-wetenschappelijke proefschriften verschijnen1, en was er soms in een Duits historisch vaktijdschrift wel eens een dergelijk artikel te vinden2. Ik meende hierbij Duitse publicaties iets nauwkeuriger te moeten schiften dan Nederlandse. In de Duitse periodieken liepen, wanneer deze tenminste niet een kennelijk partijkarakter droegen, nationaal-socialistisch-getinte en ‘ouderwets’-wetenschappelijke beschouwingen sterk door elkaar. Het klassieke voorbeeld hiervan is wel de ‘Historische Zeitschrift’, dat ondanks de nazificatie van de redactie in 1936 (Jaargang 153) nog iets van zijn standing ophield door naast nationaal-socialistische artikelen ook andere door te laten. Zo kon het zelfs gebeuren, dat de afgezette hoofdredacteur F. Meinecke bij zijn zeventigste verjaardag toch weer een breed-opgezet vererend feestnummer werd aangeboden (Hist. Zeitschrift Bd. 167 [1943] S. 1-136). Alles ligt hier bovendien nog gecompliceerder, omdat bepaalde Duits-nationalistische en zelfs Duits-imperialistische gedachtegangen wel nationaal-socialistisch aandoen, maar dat nog niet zijn. Een voorzichtig toepassen van inwendige critiek heeft mij tot een schifting gebracht, die, ondanks een grote ruimheid, toch bepaalde publicaties uitsloot (zo 1 Enkele niet onbelangrijke publicaties zijn: WERNER HAHLWEG, Die Heeresreform der Oranier und die Antike. Studien zur Geschichte des Kriegwesens der Niederlande, Deutschlands, Frankreichs, Englands, Italiens, Spaniens und der Schweiz vom Jahre 1589 bis zum dreissig-jährigen Kriege. Habilitationsschrift Berlin, 1941; RENATE WIEBE, Untersuchungen über die Hilfeleistung der deutschen Staaten für Wilhelm III von Oranien im Jahre 1688. Diss. Göttingen, 1939; Barbara ROHWER, Die friesische Handel im frühen Mittelalter. Diss. Kiel, 1937; ERICH TRUNZ, Dichtung und Volkstum in den Niederlanden im 17. Jahrhundert. Ein Vergleich mit Deutschland und ein Überblick über die niederländisch-deutschen Beziehungen im diesem Jahrhundert. München, 1937. 2 -B.v. de artikelen van M. BRAUBACH over de Spaanse successieoorlog, van H. SPROEMBERG over Vlaanderen in de 13e en 14e eeuw en de politiek van Otto I in de Nederlanden (ten onrechte wekt NIERMEYER in zijn rede blz. 17/18 de indruk dat Sproemberg in de ‘leer’ nationaal-socialist was) en ook het voortreffelijke artikel van L. BEUTIN. Ivo Schöffer, Het nationaal-socialistische beeld van de geschiedenis der Nederlanden 14 b.v. alle publicaties van H. Sproemberg, enkele van H. Planitz of F. Petri). Aan de andere kant heb ik wel in mijn studie en bibliografie betrokken alle Duitse publicaties betreffende de Oostkolonisatie van Nederlanders als ook de meeste aangaande de contacten tussen de Nederlanden en het Rijk, ook wanneer zij geen nationaal-socialistische conclusies bevatten. Want deze onderwerpen behoorden wezenlijk