Het eeuwige fascisme?

De doorwerking van het fascisme in de naoorlogse ver-rechtse politiek in Nederland

Naam: Frank de Bruin

Inleveringsdatum: 1 juli 2020

Vak: scriptie master geschiedenis

Begeleider: Daniël Knegt

Abstract

Nadat het Forum voor Democratie in 2019 de winnaar was geworden van de Provinciale Statenverkiezingen barstte er een publiek debat los over de vraag of er sprake was van een herlevend fascisme. De vraag stond niet op zichzelf. Al sinds het einde van de Tweede Wereldoorlog menen journalisten, wetenschappers en politici getuige te zijn van een heropleving van dit ultieme kwaad. In de debatten hierover klonken veel stemmen en argumenten, maar werd nauwelijks gebruik gemaakt van bevindingen uit het internationale fascisme-onderzoek. Die lacune tracht dit onderzoek te vullen. Daarbij staat de vraag centraal in hoeverre er in het naoorlogse Nederland in de ver-rechtse politiek sprake is geweest van een doorwerking van de fascistische ideologie. Om die vraag te beantwoorden wordt gebruik gemaakt van een aangepaste versie van het ideaaltype van het fascisme van historicus Roger Griffin. Daarbij staan twee deelvragen centraal: in hoeverre keerden de elementen van het fascisme na de oorlog terug, en in hoeverre was er sprake van een doorwerking op vernieuwing van het fascisme. Op basis van de bevindingen zal de these worden verdedigd dat er nauwelijks sprake is geweest van een doorwerking, omdat veruit de meeste ver-rechtse organisaties een ideologie aanhingen die lang niet zo revolutionair en radicaal was als het klassieke fascisme.

‘Of all the unanswered questions of our time, perhaps the most important is: ‘What is ?’… All one can do for the moment is to use the word with a certain amount of circumspection and not, as is usually done, degrade it to the level of a swearword.’1 - George Orwell

1 George Orwell, ‘What is fascism?’, website Orwell.ru. https://bit.ly/30AySi2 (geraadpleegd 12 juni 2020)

Inhoudsopgave

Inleiding 1

Historiografie 2

Onderzoeksmethoden 7

Golf 1 16

Voormalige politieke delinquenten 12

Conservatief milieu 23

Conclusie golf 1 30

Golf 2 32

Neoliberalen 34

Neofascisten 41

Conclusie golf 2 48

Golf 3 50

Volksnationalisten 53

Centrumdemocraten 61

Conclusie golf 3 68

Golf 4 70

Cultuurnationalisten 71

Volksnationalisten 78

Conclusie golf 4 85

Conclusie 87

Epiloog: De boreale koers 94

Bijlagen 97

Begrippenlijst 99

Literatuurlijst 101

Gebruikte afkortingen

AIVD – Algemene Inlichtingen- en NESB - Nationaal Europese Sociale Beweging Veiligheidsdienst NMP – Nederlandse Middenstandspartij BP - Boerenpartij NNP – Nieuwe Nationale Partij CP – Centrumpartij NOU – Nationale Oppositie Unie CD - Centrumdemocraten NR – Nieuw Rechts CP’86 – Centrumpartij ‘86 NSA - Nationaal Socialistische Aktie DMP – Democratische Middenpartij NSB – Nationaal-Socialistische Beweging EEG – Europese Economische Gemeenschap NVU – Nederlandse Volksunie EGKS – Europese Gemeenschap voor Kolen en NVU2 – Nederlandse Volks Unie Staal ONG – Onafhankelijke Nationale Groep ENR – Europese Nieuw Rechts PBO – Publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie ESB – Europese Sociale Beweging PEA – Partij Economisch Appel EU – Europese Unie PEGIDA - Patriotische Europäer gegen die FvD – Forum voor Democratie Islamisierung des Abendlandes HRS – Hoge Raad (Strafkamer) PRV – Partij voor Recht, Vrijheid en Welvaart IISG - Internationaal Instituut voor Sociale PVV – Partij voor de Vrijheid Geschiedenis SOPD - Stichting Oud Politieke Delinquenten JFvD – Jongeren Forum voor Democratie VLL – Verbond der Lage Landen LPF – Lijst VLN - Veteranen Legioen Nederland LSP – Liberale Staatspartij VNH – Verbond Nationaal Herstel NA – Nationale Alliantie VNN – Volksnationalisten Nederland NDP – Nieuw-Democratische Partij VVD – Volkspartij voor Vrijheid en Democratie

Inleiding

Op 20 maart 2019 werd de jonge partij Forum voor Democratie (FvD) bij de Provinciale Statenverkiezingen met 14,53 procent van de stemmen de grootste partij van Nederland. Diezelfde avond hield partijleider Thierry Baudet een controversiële toespraak. Hierin stelde hij dat de Nederlandse cultuur, als onderdeel van de ‘boreale wereld’ en ‘grootste beschaving die ooit heeft bestaan’, werd verkwanseld door het desastreuse migratie- en klimaatbeleid van de gevestigde orde. Hij voorspelde echter dat er na deze ‘eerste grote veldslag’ een ‘wederopstanding’ plaats zou vinden.2 De toespraak ontketende een publieke discussie over de vraag of hier sprake was van een ‘fascistische’ speech.3 Deze gebeurtenis staat niet op zichzelf, maar is onderdeel van een langere traditie waarin rechtse politici van Hendrik Koekoek tot Pim Fortuyn in verband worden gebracht met het fascisme. Zeker vandaag de dag, met de groei van het rechts-populisme, blijft de vraag relevant of het fascisme nog een politieke kracht van betekenis is. Willem Huberts, die in 2017 promoveerde op een onderzoek naar het Nederlandse fascisme4, verklaarde in een interview dat hij zich niet met iets als naoorlogs fascisme wilde bezighouden ‘omdat daarvoor de definitie van fascisme te veel zou moeten worden opgerekt’.’5 Dit weerhield hem er niet van de toespraak van Baudet op LinkedIn te typeren als ‘fascistisch’, een stelling die fascisme-kenner Robin te Slaa weer onder vuur nam (zie bijlage 1). Huberts baseerde zich in zijn dissertatie en opmerkingen over Baudet op het werk van de Engelse historicus en politicoloog Roger Griffin. Dit onderzoek wil deze hedendaagse discussies verhelderen met een historische dimensie. Daarom wordt op basis van Griffins definitie de vraag gesteld in hoeverre er na de oorlog in Nederland binnen het politieke ver-rechtse spectrum sprake is geweest van een doorwerking van de fascistische ideologie. Daarbij zal de these worden verdedigd dat er nauwelijks sprake is geweest van een doorwerking omdat veruit de meeste ver-rechtse organisaties een ideologie aanhingen die lang niet zo revolutionair en radicaal was als het klassieke fascisme. Om het nut van deze invalshoek te onderbouwen volgt hierop een historiografische analyse van het gebruik van het begrip ‘fascisme’ in onderzoek naar rechtse Nederlandse organisaties die in verband zijn gebracht met het fascisme. Daarna zullen de precieze onderzoeksmethoden uiteen worden gezet.

2 Zonder auteur, ‘Spreektekst Thierry Baudet, verkiezingsavond 20 maart 2019’, 21 maart 2019, website Trouw. https://bit.ly/2Nfz12p (geraadpleegd 19 oktober 2019). 3 Sjoerd De Jong, ‘Nog meer Baudologie in de krant: tussen analyse en etiketten plakken’, NRC Handelsblad, 22 maart 2019, 1. 4 Willem Huberts, In de ban van een beter verleden. Het Nederlandse fascisme 1923 – 1945 (Nijmegen 2017). 5 Sander van Valsum, ‘Nederland had geen aanleg voor klassiek fascisme’, De Volkskrant, 7 maart 2017, 25.

1

Historiografie

De recente discussies over het vermeende fascisme van eigentijdse rechtse politici staan niet op zichzelf. Vrijwel vanaf de val van de Asmogendheden zijn er mensen geweest die waarschuwden voor een heropleving van het fascisme. Regelmatig klonken er waarschuwingen voor eigentijdse nationalisten, wier racisme, politieke stijl en kritiek op links sterke overeenkomsten zouden vertonen met het klassieke fascisme.6 Toch werd het fascisme in Nederland in de eerste jaren na de oorlog nog vooral gezien als een afwijking in de geschiedenis, een achterwaartse gedachte die alleen aanhang onder rancuneuze en onderontwikkelde mensen had gevonden en definitief tot het verleden behoorde.7 Nederland was nog in de ban van wat de ‘verzetsmythe’ is genoemd, de overtuiging dat het onbuigzame en heldhaftige Nederlandse volk als één blok tegen de Duitsers had gestreden. ‘Het kwaad’ dat men zo verachtte werd zo buiten de eigen identiteit geplaatst, als iets waar normale Nederlanders niet vatbaar voor zouden zijn. Hier kwam in de jaren zestig echter verandering in. Een nieuwe generatie begon kritische vragen te stellen over de ontwikkeling van de Jodenvervolging en de rol van het Nederlandse volk hierin. Het leidde tot een generatieconflict, waarbij de jongeren hun ouders verweten ook ‘fout’ te zijn geweest. Dit droeg op zijn beurt bij aan de vorming van een nieuw moreel kader, een nieuwe mythe, waarin de jongere generatie in de ban raakte van ‘goed en fout’ en meende de oude verzetsstrijd te moeten voortzetten tegen eigentijdse manifestaties van het oude ‘kwaad’. Dat kwaad zagen ze vooral aan de rechterzijde van het politieke spectrum.8 Een van de eerste waarschuwingen voor een herleving van het fascisme dateert dan ook uit deze periode, toen de Boerenpartij (BP) haar opmars maakte (zie golf 2). Zo eindigde historicus Anthonius de Jonge zijn onderzoek naar de Nationaal-Socialistische Beweging (NSB) met een waarschuwing:

Want er zijn tekenen, die men als een sein-op-onveilig voor de democratie moet zien. Enerzijds de onverwachte electorale successen van de Boerenpartij, een in haar negativisme onmiskenbaar ondemocratische beweging, die in haar demagogie vaak herinnert aan stromingen van vóór de oorlog.9

6 Diethelm Prowe, ‘’Classic’’ Fascism and the New Radical Right in Western Europe: Comparisons and Contrasts’ in Contemporary European History 3 (1994) afl. 3, 289 – 313, aldaar 295. 7 Nigel Copsey, ‘’Fascism… but with an open mind’ Reflections on the Contemporary Far Right in (Western) Europa’, Fascism 2 (2013) afl. 1, 1 – 17, 4 en Anthonius de Jonge, ‘Fascisme; een omstreden en beladen begrip’, Spiegel Historiael 22 (1987) 484 – 487. 8 Chris van der Heijden, Grijs Verleden. Nederland en de Tweede Wereldoorlog ( 2001), 284, 285, 338, 356 – 358, 376 – 281, 386 - 388, 399, 410 en 411 en Hans Blom, ‘De oorlog na de oorlog’ in: Hans Blom ed., In de ban van goed en fout. Geschiedschrijving over de bezettingstijd in Nederland (Amsterdam 2007), 121 – 131. 9 Anthonius de Jonge, Nationaalsocialisme in Nederland. Voorgeschiedenis, ontstaan en ontwikkeling (Alphen aan de Rijn 1968), 190.

2

Hetzelfde jaar verscheen van de hand van socioloog Ad Nooij een studie naar de aanhang van de Boerenpartij. Hierin omschreef hij de Boerenpartij als een product van desoriëntatie en radicalisme onder boeren en plaatste hij de aanhang van de partij geheel volgens de mode van de dag op de ‘F(ascisme)-schaal’, een schaal die aangaf in hoeverre iemand autoritaire trekken en neigingen naar het fascisme vertoonde.10 Toch twijfelde hij of de partij wel fascistisch genoemd kon worden en wees hij een te ruim gebruik van het begrip af.11 Vanaf de jaren zeventig kwam het fascisme weer centraal te staan in het publieke debat. Na jaren van economische malaise werd Europa geconfronteerd met partijen als het Front National, die grote electorale overwinningen behaalden met hun kritiek op de multiculturele samenleving.12 In Nederland waren het met name de opkomst van de Nederlandse Volksunie (NVU) en het toetreden tot de Tweede Kamer van de Centrumpartij (CP) in 1982 die veel onrust teweegbrachten.13 Organisaties als de Anne Frank Stichting en het Kollektief Anti Fascistisch/Kapitalistisch Archief vreesden dat radicale nationalisten opnieuw een economische crisis zouden gebruiken om angst aan te wakkeren en de schuld van alle problemen af te schuiven op zondebokken en waarschuwden openlijk voor een mogelijke heropleving van het fascisme.14 De volgende jaren verschenen er dan ook verschillende publicaties, zoals Fascisme, neofascisme en rechts-extremisme in West-Europa (1977) en Oud en nieuw fascisme (1981). Hierin werden organisaties als de NVU, de Centrumpartij en het Veteranen Legioen Nederland (VLN) niet meteen fascistisch genoemd, maar wel continu in verband gebracht met het klassieke fascisme, rechts extremisme racisme.15 Verder waren het met name communisten, die deze organisaties fascistisch noemden.16 Ook in zijn studie naar de Nederlandse paramilitaire weerbaarheidsorganisaties bracht politicoloog Paul Krijnen verschillende organisaties als het VLN en het Oud-Strijders Legioen in verband met ‘ekstreem rechts’ en het fascisme.17 In hun studie naar de NVU stelden de sociale wetenschappers Carolien Bouw, Jaap van Donselaar en Carien Nelissen zich expliciet het doel het fascisme te bestrijden.18 Daarbij associeerden ze het fascisme met diverse kenmerken, waaronder machtswellust, een focus op het verleden, het

10 Ad Nooij, De Boerenpartij. Desoriëntatie en radikalisme onder de boeren (Meppel 1969), 64, 105 en 127. 11 Ibidem, 62, 63, 66 en 217. 12 Copsey, ‘’Fascism… but with an open mind’’, 6 en 7. 13 Jaap van Donselaar, Fout na de oorlog. Fascistische en racistische organisaties in Nederland, 1950 – 1990 (Amsterdam 1991), 157 en 184. 14 Copsey, ‘’Fascism… but with an open mind’’, 6 en 7. 15 Piet van Andel, Joke Kniesmeyer en Bauco van der Wal, Fascisme, neofascisme en rechts-extremisme in West-Europa (Amsterdam 1977); Aik Meeuse, ‘Fascsisme en anti-fascisme, een verkenning’ in Cauco van der Wal ed., Oud en nieuw fascisme (Amsterdam 1981), 9- 61, aldaar 12 – 14 en 38 – 40; Joke Kniesmeyer, ‘Georganiseerd neo-fascisme en rechts-extremisme in Nederland: de Nederlandse Volksunie, de Centrumpartij en het Oud-Strijders Legioen’ in Cauco van der Wal ed., Oud en nieuw fascisme (Amsterdam 1981), 137 – 149, aldaar 145 en Joke Kniesmeyer, De crisis en de nieuwe zondebok, De racistische politiek van de Centrumpartij (Voorburg 1982). 16 Jan de Vetten, In de ban van goed en fout. De bestrijding van de Centrumpartij en de Centrumdemocraten (1980 – 1998) (Amsterdam 2016), 264 – 266. 17 Paul Krijnen, ‘Zonodig met behulp van wapens’: Geschiedenis van rechtse paramilitaire organisaties in Nederland (Amsterdam 1983), 114 en 115. 18 Carolien Bouw, Jaap van Donselaar en Carien Nelissen, De Nederlandse Volksunie. Portret van een racistische splinterpartij (Bussum 1981), 14.

3

aanwijzen van zondebokken en een streven naar corporatisme. De NVU was in hun ogen zonder meer fascistisch en behoorde tot een bredere stroming met een ‘fascistische oriëntatie’.19 In zijn boek Fout na de oorlog ging Van Donselaar dieper in op die bredere stroming. Hierin bracht hij verschillende rechtse organisaties, waaronder de Boerenpartij, NVU en Centrumpartij, in verband met het klassieke fascisme en verdedigde hij de these dat deze partijen uit angst voor een verbod zich aan de ‘frontstage’ gematigder voordeden dan ze in werkelijkheid in de ‘backstage’ waren.20 Wat bij deze onderzoekers, die ikzelf ‘links-kritisch’ noem, opvalt, is niet alleen dat ze expliciet streefden naar de bestrijding van eigentijds fascisme, maar ook dat ze nauwelijks duidelijke definities hanteerden. Begrippen als fascisme en extreem-rechts werden door elkaar gebruikt, vaak aan de hand van een hele reeks eigenschappen gedefinieerd en niet structureel toegepast. Zo associeerde Van Donselaar fascisme met nationalisme, een afkeer van de gevestigde politiek en geweld, maar onderwierp hij alleen de Centrumpartij aan een analyse op basis van deze eigenschappen.21 In een artikel gebaseerd op het boek verklaarde Van Donselaar dat fascistische organisaties na de oorlog bleven opduiken in Nederland, maar gaf hij helemaal geen definitie van het fascisme meer.22 De waarschuwing van historicus Hermann von der Dunk dat een te ruim gebruik van dergelijke definities het begrip van het klassieke fascisme in de weg stond, vond dus weinig gehoor.23 Daarbovenop werd opmerkelijk weinig teruggegrepen op het internationale fascisme-onderzoek. In een recensie van Fout na de Oorlog wees historicus Hans Blom er dan ook op dat een heldere analyse van het ‘fascistische gehalte’ van veel partijen jammer genoeg uit was gebleven.24 En dat terwijl vanaf de jaren negentig in het internationale fascisme-onderzoek een nieuwe consensus was ontstaan over de aard van het fascisme. Historici als Griffin, Roger Eatwell en Stanley Payne zagen het fascisme niet meer als een reactionaire stroming van rancune, maar beschouwden het als een volwaardige ideologie, die niet alleen een eigen positief wereldbeeld nastreefde, maar ook wortelde in de Westerse cultuur. Daarbij probeerden ze het fascisme vooral ‘van binnenuit’ te bestuderen, vanuit zijn eigen primaire bronnen en idealen.25 Met name het ideaaltype van Griffin wordt beschouwd als een van de belangrijkste definities. Hij omschreef het fascisme in 1993 als een utopische, populistische en revolutionaire ideologie, die streefde naar een nationale wedergeboorte.26 Hiermee legde hij de gemene deler, de ultieme kern van alle verschillende fascisme’s bloot en onderscheidde hij het effectief van andere ideologieën als het conservatisme.

19 Ibidem, 32 – 34, 37 – 43, 48. 20 Van Donselaar, Fout na de oorlog, 16, 17 en 222. 21 Ibidem, 200. 22 Jaap van Donselaar, ‘Post-war fascism in the ’, Crime, Law and Social Change 19 (1993) afl. 1, 77 – 91, 88. 23 Hermann von der Dunk, ‘Het fascisme – een tussenbalans’, Internationale Spectator, 29 (1975), 32 – 50, aldaar 36. 24 Hans Blom, ‘J. van Donselaar, Fout na de oorlog. Fascistische en racistische organisaties in Nederland 1950 – 1990’, Low Countries Historical Review 108 (1993) afl. 1, 125 – 126, 126. 25 Peter Davies en Dereck Lynch, The Routledge companion to Fascism and the Far Right (Londen 2002), 43. 26 Roger Griffin, The nature of fascism (2e druk: Londen 1993), 57.

4

Terwijl het internationale fascisme-onderzoek vorderingen maakte, bleef het Nederlandse onderzoek steken in achterhaalde en sterk politiek gekleurde duidingen van het fascisme. Een definitie als die van Griffin had veel helderheid kunnen verschaffen, maar werd niet benut. In plaats daarvan kwam kritiek vooral voort uit de sociale wetenschappen. Verschillende politicologen wezen de methodes van de links-kritische geschiedschrijving af, omdat ze te snel ‘vage’ verbanden met het oude fascisme veronderstelde. In plaats daarvan pleitten ze ervoor een geheel nieuw conceptueel kader te ontwikkelen voor de eigentijdse rechtse politiek.27 In Nederland zette de politicoloog Cas Mudde zich expliciet af tegen het werk van Van Donselaar. Hij vond diens methodes analytisch zwak en vond dat ze eigenlijk niet thuishoorden in de wetenschap.28 Politicoloog Meindert Fennema omschreef Van Donselaars these als een ‘selffulfilling prophecy’. Elke partij kon ervan worden beschuldigd in de ‘back stage’ radicaler te zijn dan ze zich voordeed, zonder dat dit kon worden ontkracht.29 In zijn verschillende studies naar de rechtse politiek maakte Mudde een onderscheid tussen twee concepten, extreemrechts en radicaal-rechts, die samen de ‘ver-rechtse’ politiek vormden. Partijen binnen deze familie deelden in zijn ogen een xenofobisch nationalisme, autoritair wereldbeeld en kritiek op de democratie. Het verschil tussen radicaal-rechts en extreemrechts zat hem in de waardering van de democratie: waar extreemrechts de democratie principieel afwijst, koestert radicaal-rechts hooguit ideeën die op gespannen voet staan met de liberale democratie. Binnen dit kader zouden partijen als de Centrumpartij en de Partij voor de Vrijheid (PVV) gerekend worden tot het rechts-radicalisme. In zijn studies vermeed Mudde bewust het begrip fascisme. Als hij het al aanhaalde, dan stelde hij dat het fascisme ‘verwant’ was aan de ver-rechtse politiek, een ‘vorm’ van extreemrechts was of veel radicaler was in zijn afwijzing van de democratie dan de naoorlogse partijen, om vervolgens over te gaan op de eigen concepten en naoorlogse politiek.30 In navolging van de politicologie pasten onderzoekers als Paul Lucardie en Gerrit Voerman het begrip ‘extreem-rechts’ toe om partijen als de Boerenpartij en de Centrumpartij te duiden.31 Mudde greep nauwelijks terug op het werk van Griffin. Hoewel beiden het nationalisme als fundament voor hun definities beschouwden, ontbraken bij Mudde’s analyses de belangrijkste elementen van het fascisme. Zo stond hij meestal niet stil bij de functie van het individu binnen het nationalisme, werd geen aandacht besteed aan retoriek over degeneratie en wedergeboorte en werd ook niet

27 Copsey, ‘’Fascism… but with an open mind’’, 4, 7 en 8. 28 Cas Mudde, ‘The war of words. Defining the extreme right party family’, Western European Politics 19 (1996) afl. 2, 225 – 248, aldaar 226. 29 Meindert Fennema, ‘Extreem-rechts en de democratie’ in Socialisme en Democratie 54 (1997) afl. 2, 51 – 62, aldaar 61 – 62. 30 Cas Mudde, The ideology of the extreme right (Manchester 2000), vii, 12, 169 – 176 en 181, Cas Mudde, ‘Het programma van de Centrumstroming’ in: Van Holsteyn, Jaap en Cas Mudde ed., Extreem-rechts in Nederland (Den Haag 1998), 31 – 46, aldaar 32 en Cas Mudde, The Far Right Today (Medford 2019), 7 en 24 – 26. 31 Paul Lucardie en Gerrit Voerman, ‘Extreem-rechts in Nederland. De centrum-democraten en hun radicale rivalen I, Namens 5 (1990) afl. 5, 22 – 27; Paul Lucardie en Gerrit Voerman, ‘Extreem-rechts in Nederland. De centrum-democraten en hun radicale rivalen II’, Namens 5 (1990) afl. 7, 4 – 8 en Paul Lucardie en Gerrit Voerman, Nederland stromenland. Een geschiedenis van de politieke stromingen (Assen 1992), 82 – 84.

5

stilgestaan bij het elitaire populisme. Mudde was vooral gericht op de recente geschiedenis en beschouwde het fascisme als een irrelevante ideologie, die tot het verleden behoorde of tot de uiterste marges van de politiek. Hierdoor ontstond er binnen het Nederlandse onderzoek naar ver- rechts mogelijk een blinde vlek voor de doorwerking van fascistische elementen na de Tweede Wereldoorlog. Tegelijkertijd is de oude links-kritische geschiedschrijving nog springlevend. Nog in 2010, nadat de PVV 15,45 procent van de stemmen haalde bij de Tweede Kamerverkiezingen, publiceerde de filosoof Rob Riemen het pamflet De eeuwige terugkeer van het fascisme. Hierin omschreef hij het fascisme als de ideologie van de rancuneuze massamens, en Wilders omschreef als het ‘prototype van het hedendaagse fascisme’.32 Een jaar later haalde de student Henk Bovekerk een tien voor een scriptie waarin ook hij betoogde dat de PVV ‘het prototype van eigentijds fascisme’ was.33 Pas recent zijn bevindingen uit het internationale fascisme-onderzoek ingezet om dergelijke claims te weerleggen. Zo benadrukten onderzoekers als Koen Vossen, Robin te Slaa en Dick Pels er in hun studies naar de PVV en de Lijst Pim Fortuyn (LPF) dat deze partijen een liberalisme uitdroegen, dat onverenigbaar was met het fascisme. Daarbij wezen ze onder andere op het feit dat ze individuele burgerrechten beschermden, pleitten voor een vrije markt en een biologisch racisme afwezen ten gunste van een cultureel nationalisme.34 Samenvattend kan worden gesteld dat er in het Nederlandse onderzoek naar de rechtse politiek mogelijk een blinde vlek is ontwikkeld voor de doorwerking van de fascistische ideologie en dat effectieve criteria nog niet zijn toegepast. Zowel ‘links-kritische’ schrijvers als politicologen vergaarden boeken vol informatie, maar gebruikten niet efficiënte criteria waarmee het eventuele voortbestaan van het fascisme kon worden vastgesteld. Pas recentelijk zijn een aantal argumenten aangehaald om recente partijen als de PVV vrij te pleiten van fascisme. Het is tijd voor een breed onderzoek waarin dergelijke argumenten structureler en op basis van een heldere definitie worden toegepast op het hele naoorlogse ver-rechtse spectrum. Dan pas kan de vraag worden beantwoord in hoeverre er na de oorlog werkelijk sprake is geweest van een herlevend fascisme.

32 Rob Riemen, De eeuwige terugkeer van het fascisme (Amsterdam 2010), 59 en 60. 33 Henk Bovekerk, Prototypical Fascism in Contemporary Dutch Politics (bachelor-scriptie Liberal Arts, Universiteit van Tilburg, Tilburg 2011), 59. 34 Dick Pels, De geest van Pim. Het gedachtegoed van een politieke dandy (Amsterdam 2003), 215, 228 – 236, 293 – 296 en 241 – 243; Dick Pels, Het volk bestaat niet (Amsterdam 2011), 10, 11, 16, 32 – 45 en 66; Koen Vossen, Rondom Wilders. Portret van de PVV (Amsterdam 2013), 98 – 101; Koen Vossen, The Power of Populism. Geert Wilders and the Party for Freedom in the Netherlands (New York 2017), xi, 51 en 52 en Robin te Slaa, Is Wilders een fascist? (Amsterdam 2012), 37, 68, 85, 94, 104, 107, 114, 135, 139 en 141.

6

Onderzoeksmethoden

In dit onderzoek staat de volgende hoofdvraag centraal: ‘In hoeverre is in het naoorlogse Nederland sprake geweest van een doorwerking van de fascistische ideologie?’ Er wordt dus specifiek gekeken naar de ideologieën van organisaties, niet zozeer naar de personen die actief waren in wat Van Donselaar de ‘backstage’ noemde. De hoofdvraag wordt opgesplitst in twee deelvragen. Ten eerste wordt de vraag gesteld in hoeverre de elementen van het fascisme na de oorlog terugkeerden in de ver-rechtse politiek. Daarna wordt de vraag gesteld in hoeverre er vervolgens sprake was van een doorzetting of vernieuwing van het fascisme. Hiermee wordt de these verdedigd dat er in het naoorlogse Nederland nauwelijks sprake is geweest van een doorwerking, omdat veruit de meeste ver-rechtse organisaties een ideologie aanhingen die lang niet zo revolutionair en radicaal was als het klassieke fascisme. Om de onderzoeksvragen te beantwoorden wordt gebruik gemaakt van het ideaaltype van Griffin. In zijn boek The nature of fascism definieerde Griffin het fascisme als ‘politieke ideologie wiens mythische kern in zijn verschillende vormen een palingenetische vorm van populistisch ultranationalisme is’.35 Hij benadrukte dat zijn ideaaltype een ‘generiek fascisme’ was, dat fascisten genoeg ruimte bood de kernelementen aan praktische omstandigheden aan te passen. Zo beschouwde hij het nationaal-socialisme als een specifieke vorm van fascisme, die de kernmythe koppelde aan een eigen specifieke volkerenleer en aan antisemitisme.36 De keuze voor dit ideaaltype van het fascisme is geen toeval. Als onderzoeker zie ik het fascisme namelijk als een uniek historisch fenomeen, dat niet zomaar met verschijnselen uit onze eigen tijd gelijk te stellen is. In mijn ervaring onderschatten veel mensen hoe radicaal het fascisme was op werkelijk alle fronten. Dit onderzoek zet zich dan ook af tegen historici die het fascisme vager en breder definiëren en daarmee zichzelf of anderen de ruimte geven het begrip op allerlei eigentijdse fenomenen toe te passen. Een voorbeeld is de historicus Robert Paxton, die het fascisme in zijn boek The anatomy of fascism niet omschrijft als een ideologie, maar als een ‘proces’, waarin emoties en daadkracht ten dienste van het succes van het eigen volk veel belangrijker worden geacht dan verdere ideologische onderbouwingen.37

Fascisme kan gedefinieerd worden als een soort politiek gedrag dat gekenmerkt wordt door een obsessieve zorg voor het verval van de gemeenschap, vernedering of slachtofferschap, en door een compenserende cultus van eenheid, vitaliteit en zuiverheid, waarin een op de

35 Griffin, The nature of fascism, 57. Eigen vertaling vanuit het Engels. 36 Ibidem, 22. 37 Robert Paxton, De anatonomie van het fascisme (Amsterdam 2005), 23 – 29.

7

massa steunende partij met toegewijde nationalistische militanten, in een ongemakkelijke maar efficiënte samenleving met traditionele elites, afstand doet van democratische vrijheden, en met bevrijdend geweld en zonder ethische of wettelijke beperkingen interne zuivering en externe expansie nastreeft.38

Kortom, fascisme als een beweging die streeft naar het herstel van de eenheid van een gemeenschap en daarbij ondemocratische middelen wil gebruiken. Met name de invulling van begrippen als ‘gemeenschap’ en ‘democratische vrijheden’ is mij hier veel te vrijblijvend en vaag. Het was deze definitie die Bovekerk aangreep om Wilders de vertegenwoordiger van een nieuw fascisme te noemen.39 Zelfs Griffins al vrij scherpe ideaaltype mist in mijn ogen nog een aantal elementen. Daarom wordt het ideaaltype in dit onderzoek aangepast en wordt naast palingenisme, ultranationalisme en elitair populisme ook gekeken naar drie andere elementen: racisme, antidemocratisme en corporatisme. Zes elementen, die elk ook bij andere ideologieën voorkomen maar alleen samen het fascisme vormen. Met palingenisme verwees Griffin naar het geloof in een ‘regeneratie’ dat in veel ideologieën voorkomt. Het is samengesteld uit de Griekse woorden palin (weder) en genesis (geboorte) en draait om het idee dat na een periode van crisis en decadentie een wedergeboorte plaatsvindt. Daarbij zou een gemeenschap niet alleen opnieuw worden geboren, maar ook worden gegenereerd tot een hoger niveau, naar een totaal nieuwe wereld met een nieuwe mens. Het palingenisme wijst op het streven van fascisten naar een nieuwe, moderne en utopische toekomst en onderscheidt het van het conservatisme, dat alleen een vroegere toestand wil herstellen.40 Het is een geloof dat de fascisten heel expliciet uitten. Zo verklaarde de NSB in 1943 dat een ‘wedergeboorte’ slechts op eigen kracht kon worden gerealiseerd.41 Organisaties die in tijden van vermeende crisis alleen pleiten voor ‘herstel’ of ‘behoud’ voldoen dus niet aan dit criterium. Op het palingenisme volgen twee elementen, die beide betrekking hebben op het nationalisme. Met ultranationalisme verwees Griffin naar een vorm van nationalisme, waarbij het individu volledig aan de gemeenschap wordt onderworpen en interne verdeeldheid wordt afgewezen. Het veel voorkomende geloof in regeneratie kreeg in het fascisme dus een specifiek nationalistische invulling, waarbij het nationalisme tot een absoluut raamwerk wordt verheven.42 Dit betekent dat er binnen het fascisme geen enkele ruimte was voor het individu, dat het fundament

38 Ibidem, 251. 39 Bovekerk, Prototypical Fascism in Contemporary Dutch Politics, 51 – 60. 40 Griffin, The nature of fascism, 65 – 69, 84, 264 – 266. 41 Tjar Bontkes, ‘De ontplooiing van de Nederlandsche volkskracht’, Volk en Vaderland, 30 juli 1943, 5. 42 Griffin, The nature of fascism, 69, 70, 79, 83 – 86 en 264.

8

vormt van het liberalisme. Representatief voor dit element was Hitlers overtuiging dat hij tegenover het christelijke geloof in de onsterfelijke, individuele ziel de totale ‘onbeduidendheid’ van het individu plaatste.43 Nu verschenen er na de oorlog een aantal ver-rechtse partijen die hun nationalisme combineerden met een pleidooi voor individuele vrijheden. In een analyse van het gedachtegoed van Fortuyn duidde socioloog Dick Pels dit paradoxale fenomeen als ‘nationaal- individualisme’.44 In het onderzoek zal de vraag worden gesteld of dit fenomeen na de oorlog vaker voorkwam, maar wordt er wel van uit gegaan dat het op geen enkele manier te verenigen is met het ultranationalisme. Het element racisme vormde van oorsprong geen onderdeel van Griffins ideaaltype, maar wordt wel in het onderzoek betrokken. Griffin benadrukte zelf dat het fascisme in essentie racistisch was, maar dat het ‘niet per se de mythe van een puur ras oproept of verder gaat dan vage culturele en historische noties van de natie om het in biologische en genetisch termen te vatten’.45 Kortom, fascisten zijn racistisch maar zeggen dit niet altijd. Nu is het inderdaad zo dat fascisten na de oorlog opereerden in een wereld waarin het openlijk belijden van racisme breed werd veroordeeld. Veel fascisten kozen er dan ook voor hun racisme te verhullen en namen hun toevlucht tot ‘culturele’ argumenten. Het grote verschil tussen etniciteit of ras en cultuur is natuurlijk dat waar iemand zijn afkomst niet kan kiezen, een cultuur wel omarmd en verworpen kan worden. Om dit ‘verborgen racisme’ te duiden wordt wel eens gesproken over ‘cultureel racisme’.46 Dit begrip is echter problematisch. Enerzijds is het in het verleden vaak gebruikt om het Italiaanse fascisme, dat niet vrij was van racisme, vrij te pleiten van racisme.47 Anderzijds is het na de oorlog veel gebruikt om mensen te bestempelen als racistisch, zelfs als ze nooit etnische argumenten gebruikten. Net als de hele frontstage/backstage theorie leidt dit tot een ‘selffulfilling prophecy’, waarbij in principe iedereen die onderscheid maakte op basis van cultuur racisme kan worden verweten. Hier moet de onderzoeker dus een bewuste keuze maken. In dit onderzoek wordt racisme gezien als het proces waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen mensen op basis van hun etnische afkomst. Wanneer mensen elkaar uitsluiten op basis van andere factoren zoals cultuur of ‘werkgelegenheid’, dan is er strikt gezien geen sprake van racisme. In het verlengde van het element racisme wordt ook gekeken naar hoe ver-rechtse organisaties spraken over de positie van de Nederlandse natie in de wereldpolitiek. Al voor de

43 Citaat Hitler, via Hermann Rauschning, Gespräche mit Hitler (Zürich 1940), Hoewel de legitimiteit van Rauschnings getuigenissen wordt betwijfeld, is de quote representatief voor de rol van het individu binnen het fascisme. Zie Robin te Slaa, Wat is fascisme? Oorsprong en ideologie (Amsterdam 2017), 25. 44 Pels, Het volk bestaat niet, 16, 32, 38, 42 – 45 en 66. 45 Griffin, The nature of fascism, 83. Eigen vertaling vanuit het Engels. 46 Hans Siebers en Marjolein Dennissen, ‘Is it cultural ? Discursive exclusion and oppression of migrants in the Netherlands’, Current Sociology 63 (2013) afl. 3, 470 – 489, aldaar 471 – 474 en 482 – 484. 47 Patrick Bernhard, ‘The great divise? Notions of racism in Fascist and Nazi : new answers to an old problem’, Journal of modern Italian Studies 24 (2019) afl. 1, 97 – 114, aldaar 98 en 108 – 110.

9

Tweede Wereldoorlog liepen de meningen hierover uiteen. Hoewel vrijwel alle fascisten vochten voor een eendrachtig Europa, waren ze het vaak oneens over hoe dat Europa er precies uit zou zien. Waar Hitler in wezen streed voor een Duits imperium, waarin andere volkeren onderworpen zouden worden aan Duitsland, waren er ook fascisten die streefden naar een ‘Europa der Vaderlanden’, waarin de Europese volkeren als gelijkwaardige broeders samen zouden werken.48 Onder hen bevond zich NSB-leider , die openlijk pleitte voor een ‘volks Europa’, waarin alle volkeren in solidariteit hun eigenheid zouden behouden.49 Naast de ‘imperialisten’ en ‘vaderlanders’ waren er ook nog intellectuelen, zelfs binnen het bestuur van Nazi-Duitsland, die het hele concept van nationalisme achterhaald vonden en streefden naar een Europese natiestaat.50 Na de oorlog bleven deze stromingen voortbestaan, maar ontstond er ook een vierde visie: het etnopluralisme. Etnopluralisten bouwden in wezen voort op het beeld van de ‘vaderlanders’, maar verruilden het klassiek-fascistische idee van een etnische hiërarchie voor het idee dat volkeren ‘gelijk maar anders’ waren. Om aan die natuurlijke verschillen tegemoet te komen, pleitten ze voor een wereldorde, waarin volkeren met een beroep op het ‘recht om te verschillen’ naast elkaar konden bestaan zonder gemengd te worden. In die lijn voorzagen ze ook een ‘Europa der Vaderlanden’.51 De volgende twee nauw verwante elementen hebben beide betrekking op de visie van fascisten op de democratie: het antidemocratisme en elitair populisme. Fascisten wezen openlijk de democratie af. Ze verafschuwden ‘de massa’ omdat deze helemaal niet capabel zou zijn om de samenleving vorm te geven. Een maand voor de Mars op Rome verklaarde bijvoorbeeld dat het noodzakelijk was ‘neer te werken, vanaf de altaren opgericht door ‘’Demos’’, zijne Heiligheid de Massa!’.52 Fascisten verwierpen de beginselen van de moderne democratie; het geloof in de menselijke gelijkheid en redelijkheid en de daaruit vloeiende overtuiging dat in een moderne democratie elke individuele burger recht heeft op evenveel inspraak. Om die reden keerden ze zich tegen de parlementaire democratie, waar het algemeen belang zou worden verwaarloosd door de ‘massa van het getal’. Daarmee omarmden ze wat Anthonius de Jonge omschreef als de ‘grote crisis van de democratie’, en onderscheidden ze zich van anderen die alleen het functioneren van de democratie bekritiseerden: de ‘kleine crisis’.53 Betekent dit dat fascisten elke vorm van democratie afwezen? Het paradoxale is dat fascisten

48 Johannes Dafinger, ‘Speaking Nazi-European: the semantic and conceptual formation of the National Socialist ‘’New Europe’’’ in: Johannes Dafinger en Pieter Pohl ed., A new nationalist Europe under Hitler. Concepts of Europe and transnational networks in the national socialist sphere of influence, 1944 – 1945 (New York 2019),43 – 56, aldaar 45 en 46 49 Zie onder andere Anton Mussert, ‘De NSB in oorlogstijd’ in: Gerard Groeneveld, Anton Mussert, Nagelaten bekentenissen. Verantwoording en celbrieven van de NSB-leider (Nijmegen 2005), 68, 69, 79, 103 en 118. 50 Josh Klein, ‘Nazi Europeanism as Transnational Collaboration and Transnational Memory’ in: Thomas Adam ed., Yearbook of Transnational History. Volume Two (Lanham 2019), 149 – 173, aldaar 152 – 154. 51 Tamir Bar-On, Where Have All The Fascists Gone? (Aldershot 2007), 3 - 8, 12, 15, 17 en 18, en Griffin, The nature of fascism, 225 en 226. 52 Benito Mussolini, My Autobiography (New York 1928), 171. 53 Anthonius de Jonge, Crisis en critiek der democratie: anti-democratische stromingen en de daarin levende denkbeelden over de staat in Nederland tussen de wereldoorlogen (Assen 1968), 6.

10

de democratie verachtten, maar tegelijkertijd zichzelf voorstelden als de enige echte democraten. Zo omschreven zowel Hitler als Mussolini hun regimes als ‘ware democratieën’, die een hoger stadium hadden bereikt.54 Anderen, zoals de fascist Wouter Lutkie, omschreven het fascisme als ‘een democratie bestuurd door een dictatuur’.55 Het systeem dat de fascisten voor ogen hadden was een regime, waarin het volk geen serieuze inspraak zou hebben. In plaats daarvan dienden op elk niveau ‘de besten’ naar voren te treden, mensen die de volkswil echt zouden begrijpen. Dit werd op uiteenlopende wijze omschreven als een ‘autoritaire’, ‘biologische’, ‘kwalitatieve’ of ‘aristocratische’ invulling van de democratie, een democratie die niet leunde op de mythe van de gelijkheid maar op de realiteit van natuurlijke ongelijkheid. De nazi’s grepen daarbij niet terug op het klassieke Athene, maar op de oude Germaanse Ting-Raden, waarin ‘de besten’ het bestuur in handen hadden.56 Dit brengt ons bij het elitaire populisme. Met elitair populisme verwees Griffin naar het feit dat fascisten zichzelf voorstelden als de ware vertegenwoordigers van het volk, dat ze ook wensen te mobiliseren in hun strijd voor een nationale wedergeboorte tegen corrupte elites. In dat opzicht stemde Griffin in met Mudde, die populisme omschreef als:

[…] een ideologie die de samenleving beschouwt als verdeeld in twee homogene en antagonistische groepen, ‘het pure volk’ versus ‘de corrupte elite’, en welke beargumenteert dat politiek een uitdrukking zou moeten zijn van de volonté générale (algemene wil) van het volk.57

Mudde geloofde echter dat het fascisme onverenigbaar was met het populisme, omdat het ‘de massa’ verachtte en wilde laten leiden door een elitaire voorhoede.58 Griffin daarentegen zag de twee fenomenen niet als onverenigbaar, maar sprak over een ‘paradox’, waarin het fascisme enerzijds de volkswil als een gegeven zag dat de fascisten dienden te implementeren, maar anderzijds ook stelde dat het volk vervreemd was van haar ware aard en daarom geleid moest worden door een voorhoede.59 Een definitie van het populisme die verenigbaar is met deze paradox is ontwikkeld door politicoloog Jan Werner Müller. Hij omschreef het als een vorm van identiteitspolitiek waarin politici zichzelf voorstellen als de exclusieve ‘morele’ vertegenwoordigers

54 Frederico Finchelstein, From fascism to populism in history (Oakland 2017), 96. 55 Citaat Wouter Lutkie, via Wim Zaal, De Nederlandse fascisten (Amsterdam 1973), 76. 56 Johann Chapoutot, Greeks, Romans, Germans: How the Nazis usurped Europe’s classical past (Oakland 2016), 341. 57 Cas Mudde, ‘The Populist Zeitgeist’, Government and Opposition 39 (2004) afl. 4, 541 – 563, aldaar 543. 58 Cas Mudde en Cristóbal Roviro Kaltwasser, Populism. A Very Short Introduction (Oxford 2017), 33 en 116. Zie ook Roger Eatwel, ‘Populism and fascism’ in: Cristóbal Rovira Kaltwasser e.a. ed., The Oxford Handbook of Populism (Oxford 2017) 437 – 461. 59 Griffin, The nature of fascism, 74.

11

van het volk.60 Deze toelichting op het elitaire populisme brengt ons terug bij de ‘autoritaire democratie’ die de fascisten voor ogen hadden. Hoewel Hitler als Mussolini spraken over ‘naar het volk gaan’, bleef de precieze wijze waarop het volk ‘de besten’ zou aanstellen in nevelen gehuld. In Mein Kampf stelde Hitler voor alle burgers in te delen op basis van hun beroep en per economische sector een deskundige aan te stellen, die dan het algemene belang zou behartigen in een ‘economisch parlement’.61 Hoe die deskundigen aangesteld zouden worden bleef echter onduidelijk. Fascisten omschreven een leider als iemand die ‘naar voren trad’ om het volk te leiden en die op mystieke wijze wist wat het volk wilde, zelfs als het volk zijn vooruitziende blik niet altijd kon volgen.62 Hitler omschreef het als volgt:

De staat moet in zijn gehele organisatie, van het kleinste celletje van een gemeente tot en met de opperste leiding van het gehele Rijk het persoonlijkheidsbeginsel hebben doorgevoerd. Er is geen sprake van beslissingen bij meerderheid van stemmen; er zijn alleen verantwoordelijke personen en het woord ‘’raad” herkrijgt zijn oude betekenis.63

Zelfs de dictatoriale fascisten deden dus een beroep op de volkssoevereiniteit. Het fascistische blad De Vaderlander verwoorde het in 1924 als volgt: ‘Zeker, het volk is souverein, maar het is een eeuwige onmondige souverein, die bijgevolg onder blijvende voogdijschap moet staan en nooit zelf zijn rechten zal kunnen vaststellen’.64 Om het antidemocratische gehalte van een naoorlogse organisatie vast te stellen moet dus gekeken worden of ze voorstellen deed die het volk in de praktijk buiten spel zetten. Deze formulering van antidemocratisme sluit een aantal andere definities uit. Zo zijn er historici, waaronder Huberts, die antidemocratisme of ‘revolutionarisme’ specifiek associeerden met de oproep de democratie omver te werpen met een gewelddadige revolutie. Hoewel zo’n oproep binnen het in dit onderzoek gedefinieerde ‘antidemocratisme’ zou vallen, is ze toch te beperkt. Zo stelde Huberts op basis van deze definitie dat de NSB niet ‘revolutionair’ was, omdat ze formeel de parlementaire orde erkende. Hiermee onderschatte Huberts hoe antidemocratisch de partij was.65 Zo pleitte ze al in 1931 voor de ‘uitschakeling’ van de ‘steeds onnutiger wordende kiesstrijd’ en de

60 Jan-Werner Müller, What is populism? (Pennsylvania 2016), 2 en 59. 61 , Mein Kampf (München 1925), 678. 62 Finchelstein, From fascism to populism in history, 89. 63 Hitler, Mein Kampf, 506, zie ook 157 en 246. 64 Citaat uit De Vaderlander, via De Jonge, Crisis en critiek der democratie, 82. 65 Huberts, In de ban van een beter verleden, 221 en 222.

12

vervanging van de parlementaire democratie en het individualistische kiesrecht door een corporatistisch systeem, waarin alleen arbeiders een vorm van inspraak zouden krijgen.66 Ook moet het antidemocratisme niet verward worden met het concept van de ‘illiberale democratie’. Dat verwijst naar een vorm van democratie, waarin de fundamenten van de liberale democratie; de grondwet, internationale verdragen en bescherming van minderheden, met voeten worden getreden.67 Verschillende voorstellen van naoorlogse ver-rechtse politici staan op gespannen voet met de liberale democratie en zijn daardoor ‘illiberaal’, maar dat maakt ze nog niet antidemocratisch. Alleen organisaties die de fundamentele beginselen van de parlementaire democratie afwezen en het volk in de praktijk buiten spel wilden zetten, voldoen aan dit criterium. Tot slot is er het corporatisme. Fascisten zagen het corporatisme als een ‘derde weg’ tussen het kapitalisme en communisme. Het corporatisme, afgeleid van het Latijnse ‘corporare’ (combineren in één lichaam), is een maatschappijsysteem waarin niet de vereniging van individuen centraal staat, maar die van corporaties, oftewel groepen. Corporatisten geloven dat een samenleving pas harmonie kan bereiken, als alle ‘onderdelen’ goed functioneren. Hoewel veel ideologieën dit wat abstracte concept overnamen, gaven ze er ieder op eigen wijze invulling aan. Zo gebruikten confessionelen het om bestuurlijke decentralisatie te legitimeren: ‘soevereiniteit in eigen kring’. De fascisten pleitten voor een ‘organische staat’, waarin burgers verenigd zouden worden op basis van hun maatschappelijke functie of beroep. Hoewel ze dit vaak voorstelden als een systeem dat van ‘onder op’ moest worden opgebouwd, kwam het in de praktijk neer op een gecentraliseerd corporatisme, waarin ‘corporaties’ als werkgevers- en nemersorganisaties en eigenlijk alle economische krachten volledig werden onderworpen aan de centrale planning van de nationale overheid. Het corporatisme is een van de elementen waar het fascisme een ‘linkse’ politiek voorstond.68 Nu beschouwde Griffin het corporatisme niet als een kernelement van het fascisme, maar als een ‘product’ ervan.69 Toch wordt het in dit onderzoek meegenomen, omdat veel organisaties zich na de oorlog juist afzetten tegen vergaande staatsinterventie.70 Kortom, het fascisme is een radicale ideologie, die streeft naar een wedergeboorte, welke op zijn beurt zal moeten lijden tot de vorming van een natiestaat, waarin het individu in de gemeenschap zal opgaan, etnische minderheden het land zullen verlaten, een elitaire voorhoede aan het roer zal komen, de inspraak van het volk teniet zal worden gedaan en economische krachten via een corporatistisch systeem volledig in dienst zullen worden gesteld aan de nationale gemeenschap.

66 NSB, Beginselprogramma 1931, 2. https://bit.ly/2YI8KPz en NSB, Toelichting op het programma 1932, 15 – 17. https://bit.ly/3e8p2rv (geraadpleegd 17 juni 2020). 67 Jeffrey Isaac, ‘Is there illiberal democracy? A problem with no semantic solution’, 12 juli 2017, website Public Seminar. https://bit.ly/3d7sQbn (geraadpleegd 12 mei 2020). 68 Te Slaa, Wat is fascisme?, 195 – 211. 69 Griffin, The nature of fascism, 41. 70 Prowe, ‘’Classic’’ Fascism and the New Radical Right in Western Europe’, 294.

13

Het vaststellen van deze elementen brengt ons bij de vraag of er ook sprake is geweest van ‘neofascisme’. In zijn boek stelde Griffin dat hij geloofde dat het fascisme ook na de oorlog als een ‘virus’ was blijven voortbestaan en zich aan nieuwe omstandigheden bleef aanpassen. Daarbij voegden fascisten soms nieuwe elementen toe aan de ‘mystieke kern’ en vormden ze iets dat je ‘neofascisme’ zou kunnen noemen.71 Griffin ondergroef zijn heldere criteria echter door vervolgens te spreken over ‘cryptofascisten’: partijen als de Oostenrijkse Freiheitliche Partei Osterreichs (FPÖ), die formeel de parlementaire democratie steunden maar er in werkelijkheid een fascistische agenda op nahielden. Daarbij verwees hij op wat schimmige wijze onder andere naar de Centrumdemocraten (CD), die met hun anti-migratieretoriek ook neofascisten aan zouden trekken.72 Het probleem bij deze uitspraken is dat Griffin niet erg duidelijk maakte hoever fascisten konden gaan in het ‘vernieuwen’ van het fascisme, voordat ze de grenzen van het ideaaltype overschreden. Daarom gaat dit onderzoek er vanuit dat een partij die er ideeën op nahoudt die haaks staan op de elementen van het hier gevormde ideaaltype, niet fascistisch kunnen worden genoemd. Aanpassingen zullen dus binnen de grenzen van het ideaaltype moeten plaatsvinden, wil er sprake zijn van een ‘neofascisme’. Om orde te scheppen in de vele ver-rechtse organisaties die Nederland na de oorlog telde, wordt in navolging van Mudde een onderscheid gemaakt in vier ‘ver-rechtse golven.’ Per golf wordt er vervolgens een onderscheid gemaakt tussen twee ‘vleugels’, een radicale en een meer gematigde vleugel. De eerste golf bestond uit nationalistische organisaties die direct na de oorlog een communistische staatsgreep vreesden. In Nederland werd de radicale vleugel vertegenwoordigd door de ‘voormalige politieke delinquenten’ van de Nationaal Europese Sociale Beweging (NESB), terwijl de ‘gematigde’ vleugel bestond uit een heel mozaïek van conservatieve groeperingen. De tweede golf kwam op in de jaren zestig, toen ver-rechtse politici nieuwe thema’s aanhaalden en daarmee de eerste electorale successen haalden. In Nederland werd de radicale vleugel vertegenwoordigd door de Jonge Europeanen en de Northern League, en de gematigde vleugel door de Boerenpartijen. De derde golf kwam op vanaf de jaren tachtig, in tijden van economische malaise, en werd gekenmerkt door de opkomst van vele anti-migratiepartijen. In Nederland bestond de radicale vleugel uit drie ‘volk nationalistische’ partijen: de NVU, de Centrumpartij ‘86 (CP’86) en de Volksnationalisten Nederland (VNN). Uit deze radicale stroming kwam al snel een meer gematigde vleugel voort, vertegenwoordigd door de Centrumpartijen van Hans Janmaat. Tot slot kwam er aan het begin van de 21e eeuw een vierde golf op, die werd gekenmerkt door de normalisering van ver- rechtse retoriek en een ideologische verschuiving richting het liberalisme. In Nederland bleven er in de marges van de politiek radicale volksnationalisten actief, met partijen als de Nieuwe Nationale

71 Ibidem, 191 – 197, 203, 208, 210 en 212. 72 Ibidem, 198 en 199.

14

Partij (NNP), Nationale Alliantie (NA) en Nieuw Rechts (NR). Tegelijkertijd behaalden meer gematigde ‘cultuurnationalisten’ grote electorale successen in de landelijke politiek, met partijen als de LPF, de PVV en het FvD.73 Nu kennen deze onderzoeksmethoden ook nadelen. Door alleen naar de ideologie van organisaties te kijken, dreigen we het zicht te verliezen op vaak onzichtbare bewegingen en ideeën in de ‘back stage’. Hoewel deze moeilijk in kaart te brengen zijn, kunnen ze ook niet helemaal achterwege worden gelaten. Daarom worden belangrijke ontwikkelingen in de ‘backstage’ wel meegenomen in het onderzoek als ondersteunend materiaal bij het interpreteren van het ideologische materiaal. Concreter betekent dit dat in de omschrijvingen van organisaties kort wordt aangehaald of een organisatie voortkwam uit andere extremistische organisaties en of ze extremisten aantrok of rekruteerde.74 Bij het vergaren van informatie zijn verschillende bronnen bestudeerd, waaronder partijprogramma’s, interviews met partijleiders, publicaties van partijideologen en verslagen van partijbijeenkomsten. Bij sommige groeperingen zoals de Jonge Europeanen en Nationale Alliantie moeten indirecte bronnen worden geraadpleegd, zoals de archieven van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD), waar materiaal van deze organisaties werd opgeslagen, en offline websites die hersteld konden worden via het digitale archief van de ‘Wayback Machine’.75

73 Mudde, The Far Right Today, 10 – 23. 74 Zie onder andere Jaap van Donselaar en Peter Rodrigues, Monitor racisme & extreem-rechts. Vijfde rapportage, 71 – 73. 75 Website Wayback Machine, https://archive.org/web/

15

Golf 1: 1945 - 1956

Met de val van de Asmogendheden aan het einde van de Tweede Wereldoorlog leek het fascisme definitief verslagen. In Nederland brak een periode van vrede aan, waarin het land zich geleidelijk herstelde en de oude verzuilde politiek voortzette. Het was in deze context dat volgens Mudde de ‘eerste golf’ plaatsvond, gekenmerkt door voormalige collaborateurs die het fascisme nieuw leven in wilden blazen.76 In de literatuur wordt vaak gewezen op de NESB, een in 1953 door voormalig politieke delinquenten opgerichte partij die het fascisme voort wilde zetten.77 In België traden voormalige collaborateurs vrij snel toe tot de landelijke politiek, omdat het Vlaamse nationalisme dat ze uitdroegen op bredere steun kon rekenen. In Nederland daarentegen slaagde de NESB er niet in grote delen van de bevolking te mobiliseren. De partij bleef marginaal en werd in 1956 verboden. Dit bevestigde het beeld dat het fascisme als ideologie definitief tot het verleden behoorde.78 Hoewel de NESB vaker wordt genoemd in studies naar de ver-rechtse politiek, is nog nauwelijks aandacht besteed aan het aangrenzend ‘conservatief’ milieu. In dit milieu bekritiseerden conservatieven de overheid, die in hun ogen langzaam het communisme omarmde, door de verzorgingsstaat uit te breiden en de groei van het wereldwijde communisme niet in te dammen. Nadere studie wijst er op dat veel van deze organisaties op zijn minst elementen van het fascisme bevatten. Zo riep Nationaal Reveil net als de NESB op tot een nationale wederopstanding tegen de gevestigde orde en pleitten sommige groeperingen zelfs voor een staatsgreep. Om de doorwerking van de fascistische ideologie in de eerste naoorlogse ‘ver-rechtse’ golf in kaart te brengen worden beide vleugels van de ver-rechtse politiek onder de loep genomen.

76 Cas Mudde, The Far Right Today, 12 en 13. 77 Van Donselaar, Fout na de oorlog, 51 – 79. 78 Ismee Tames, Doorn in het vlees. Foute Nederlanders in de jaren vijftig en zestig (Amsterdam 2013), 351 en 352.

16

Het materiaal dat zij uitgeven, hun program, de richtlijnen aan de leden, alles ademt de geest van fascisme.79

De Waarheid over de NESB - De Waarheid over de NESB (1953)

Voormalige politieke delinquenten

Na de oorlog had het fascisme al zijn krediet verloren. Tienduizenden mensen die de bezetter trouw waren geweest, verloren hun vooraanstaande posities en werden geconfronteerd met de totale omvang van de Shoah. Veel van hen kwamen tot inkeer, wezen het fascisme af, erkenden fout te zijn geweest en gingen geruisloos op in de verzuilde samenleving.80 Er bleef echter een minderheid van voormalige politieke collaborateurs actief, die niet toegaven aan de heersende moraal, hun idealen trouw bleven en zich verenigden. Zo verscheen in 1951 Stichting Oud Politieke Delinquenten (SOPD), een zelfhulporganisatie. Binnen het SOPD nam de roep om politieke actie echter toe. Hierop richtte voormalig Oostfrontstrijder Paul van Tienen in 1953 de Werkgemeenschap Europa in de Lage Landen (WELL) op. Kort daarop fuseerden beide organisaties tot de NESB, onder leiding van Van Tienen en voormalig NSB’er Jan Wolthuis.81 De NESB wortelde dus in het klassieke fascisme. Hoewel de NESB in de literatuur regelmatig fascistisch is genoemd, is haar ideologie nooit onderworpen aan een definitie als die van Griffin. Daarnaast zijn er nog diverse bronnen bewaard gebleven: een ‘preadvies’ en ‘Oproep aan de nationale krachten in Nederland’, bedoeld voor interne communicatie, een openlijk gepubliceerde brochure over de ‘Beginselen en Doelstellingen’ van de NESB en een manifest, dat bewaard is gebleven in de archieven van de AIVD. Een probleem bij het analyseren van deze bronnen is dat de NESB-leiding zich bewust was van de vijandige omgeving waarin ze werkte. Om niet bestempeld te worden als een voortzetting van de NESB vermeed ze in haar publicaties typisch fascistisch taalgebruik, een tactiek die we vaker tegen zullen komen. Zo werd niet gesproken over ‘nationaal-socialisme’ maar over ‘nationale krachten’ en wees men de verering van Hitler af.82 Toch opende de NESB haar ‘Oproep’ met de verklaring:

[…] dat ondanks de enorme fouten die door personen en partijen in het jongste verleden zijn gemaakt, de nationaal socialistische zowel als de fascistische idee nog steeds de drijvende krachten zijn voor miljoenen Europeanen. Deze beide wereldbeschouwingen blijken –

79 Zonder auteur, ‘Geen NSB in Nederland! (I), De Waarheid, 1 september 1953, 3. 80 Tames, Doorn in het vlees, 358. 81 Ibidem, 102 – 110. 82 Van Donselaar, Fout na de oorlog, 60 en 61.

17

ondanks de zo tragische fouten die tot één zo grote catastrophe hebben geleid – niet alleen, in staat zich te herstellen, maar ook zich innerlijk te vernieuwen. [sic]83

De NESB geloofde dat het fascisme een onvermijdelijk product was ‘in de lijn der historie’. Zoals de democratie ondanks de verschrikkingen van de Franse Revolutie langzaam aan terrein had gewonnen, zo zou ook de ondergang van de Asmogendheden de opkomst van het fascisme niet kunnen tegenhouden. De NESB beschouwde het fascisme namelijk als een natuurlijke reactie op de ‘vastlopende democratie’, die te veel leunde op de ‘leer van de gemiddelde mens’: een duidelijke afwijzing van de beginselen van de democratie. De NESB zag de democratie als een last waar het Nederlandse volk zich van zou moeten bevrijden om zich staande te houden in een harde wereld ‘waarin de Europese volkeren een zware economische strijd moeten voeren met hun gele en bruine broeders om de wereldmarkten’.

Democratie voert op de duur tot chaos en ondergang, zoals we in West-Europa in de laatste jaren in toenemende mate kunnen constateren. Het communisme met de kleurloze massamens is in zekere zin slechts de uiterste consequentie dezer democratie.84

Tegelijkertijd beschouwde de NESB zichzelf als ‘een democratische beweging in zoverre, dat zij een regering wenst voor en door het volk’. Ze kwam naar eigen zeggen in opstand tegen partijelites, die de volkswil al decennia negeerden, het parlementaire systeem volledig hadden uitgehold en de samenleving hadden overgelaten aan de terreur van het fascisme en communisme. Ook zouden ze tienduizenden voormalige politieke delinquenten ten onrechte hebben vernederd. Om aan dit onrecht een einde te maken pleitte de NESB voor een totale ‘vernieuwing’ van de democratie. In plaats van de bestaande parlementaire democratie pleitte de NESB voor een systeem, waarin een sterke uitvoerende macht, eens in de vier jaar gekozen door het volk, naar eigen inzicht kon handelen, zonder belemmerd te worden door het parlement. Kortom, een autoritaire ‘democratie’, waarin het volk grotendeels buiten spel zou worden gezet.85 Verder nam de partij afstand van ‘concentratiekampen, onder welke naam en in welke vorm dan ook’, en wilde ze de vrijheden van vereniging, vergadering, meningsuiting en onderwijs waarborgen, ook voor haar eigen aanhangers.

83 Citaat uit ‘Oproep aan de nationale krachten in Nederland’, via Hoge Raad (Strafkamer) (HRS), Den Haag, Archief (V), inv.nr. NJ 1955-343, Uitspraak in rechtszaak over verbod NESB, 5 april 1955, aldaar 4. 84 Ibidem, 6. 85IISG, Amsterdam, Nederland; Sociale ideeën en theorieën; nationaal-socialistische en fascistische, inv.nr. 601/212, Beginselen en doelstellingen van de Sociale Beweging, 134.

18

Voor een werkelijk herstel van het recht zou ook de ‘ongrondwettige’ Bijzondere Rechtspleging, die zoveel voormalig politieke delinquenten had geschaad, moeten worden opgeschort.86 De NESB geloofde dat zowel het kapitalisme als het communisme de ware aard van de mens ontkende door zich exclusief te richten op het individu of op het collectief. In plaats daarvan pleitte ze voor een ‘al-omvattende volkscultuur’, die in staat zou zijn het gebroken evenwicht tussen individu en gemeenschap te herstellen.87 Daarbij stelde ze geheel in lijn met het ultranationalisme het individu ondergeschikt aan de nationale gemeenschap.

De politiek is de zaak van het volk in de staat; zij is het middel tot de vorming van een volksstaat: De mens is een natuurlijk wezen: aan zijn onderschikking tot de natuurlijke orde ontleent de mens waarden […]88

Binnen de volksstaat pleitte de NESB voor een homogenisering en zuivering van het volk. Zo streefde ze naar een ‘positieve bevolkingspolitiek’, bestaande uit verplichte medische onderzoeken, huwelijksbeperkingen en verplichte sterilisaties, om de groei van ‘zwakzinnige’ en ‘misdadige’ elementen in de samenleving af te remmen.89 De partij deed sporadisch ook voorstellen die wezen op het streven naar een homogene etnostaat. Zo benadrukte ze dat voor Ambonezen in Nederland, voor wie geen toekomst meer was weggelegd in Indonesië, emigratie naar Suriname een uitweg kon bieden. Tegelijkertijd wilde ze het Nederlandse volk en grondgebied uitbreiden. Daarbij dacht ze niet zozeer aan Indonesië – het koloniale tijdperk zou onherroepelijk voorbij zijn – maar aan de stichting van ‘volksplantingen’ in onder andere Oost-Europa en Zuid-Afrika, waarbij gemengde huwelijken met inheemse volkeren voorkomen moesten worden.90 In haar streven naar de vestiging van een ‘volksstaat’ zocht de NESB aansluiting bij de Europese Sociale Beweging (ESB), een van de internationale organisaties die probeerde na de oorlog het oude fascisme nieuw leven in te blazen. Onder invloed van fascistische denkers als Pierre Drieu la Rochelle, Oswald Mosley, Maurice Bardèche en Julius Evola pleitte de ESB voor een vernieuwing van het fascisme, waarbij het oude nationalisme plaats zou maken voor een nieuwe Europese eenheid. Alleen door hun oude nationalisme op te geven, zouden de Europese volkeren zich staande kunnen houden tussen het Westen en het Oosten, de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie. De ESB keerde zich ook tegen de Europese Gemeenschap van Kolen en Staal (EGKS), omdat deze aangestuurd zou

86 IISG, Beginselen en doelstellingen van de Sociale Beweging, 135 en 136. 87 Ibidem, 123 en 130. 88 Ibidem, 127 89 Ibidem, 127 en 128. 90 Ibidem, 129 – 132.

19

worden door Amerikaans geld en de Europese diversiteit miskende.91 De NESB ging hier grotendeels in mee:

De beweging staat open voor ieder, ongeacht zijn of haar politieke of religieuze overtuiging in verleden of heden, die in het bewustzijn van grote gevaren die ons volk en onze Europese samenleving bedreigen en in de overtuiging dat Europa slechts van binnenuit genezen kan, bereid is te strijden voor een sterk en onafhankelijk nationaal en sociaal Europa.92

Opmerkelijk is echter dat de NESB niet meeging in het loslaten van het nationalisme. Hoewel ze positief was over plannen voor een Europese grondwet, een Europees leger en een Europese arbeidsdienst voor jongeren, pleitte ze niet voor een nieuwe Pan-Europese orde. In plaats daarvan stond ze geheel in lijn met het etnopluralisme en in navolging van Mussert voor een divers Europa, waarin alle volkeren hun eigenheid konden behouden.93 De NESB verweet de EGKS dan ook niet alleen onder invloed te staan van de Amerikanen, maar ook de natuurlijke, Europese diversiteit te miskennen. ‘Europa mag geen smeltkroes worden. Europa moet een eenheid in verscheidenheid zijn’, aldus de NESB.94 Met die diversiteit doelde ze niet op pluralisme binnen een samenleving, een waarde die haaks zou staan op het ultranationalisme, maar op diversiteit tussen verschillende natiestaten.95

Evenmin als wij er naar streven Europa tot een eenheidsstand en de Europese volkeren tot eenheidsmensen te degraderen, mogen wij de verschillende vormen waarin de volkse gedachte zich openbaart ontkennen en onderdrukken.96

Wij zien de hoogste waarde van het leven juist in haar veelzijdigheid en bonte vormen- rijkdom; wij wensen deze verscheidenheid in geen enkel opzicht te beknotten, maar willen deze integendeel bewust in stand houden en bevorderen. Als hoogste taak echter zien wij de

91 Mammone, Andrea, ‘Revitalizing and de-territorializing fascism in the 1950s: the extreme right in France and Italy, and the pan-national (‘European’) imagery’, Patterns of Prejudice 45 (2011) 295 – 318, aldaar 313 – 318. 92 AIVD, Den Haag, Afdeling Centrale Documentatie, inv. nr. 189120, Exemplaren pamfletten NESB, 29 juni 1953, 2 en 3. 93 IISG, Beginselen en doelstellingen van de Sociale Beweging, 127 en 133 – 135. 94 Ibidem, 133. 95 Ibidem, 137 en 138. 96 Citaat uit ‘Oproep aan de nationale krachten in Nederland’, via HRS, Uitspraak in rechtszaak over verbod NESB, 4.

20

noodzaak, zowel nationaal als sociaal, deze natuurlijke verscheidenheid samen te bundelen tot een natuurlijke eenheid, tot een voor alle delen vruchtbare totaliteit.97

Hoewel dit etnopluralisme meestal werd toegelicht met woorden als ‘volk’, die niet vanzelfsprekend racistisch van aard zijn, sprak Van Tienen in het partijblad De Dialoog expliciet over ‘rassen’. Zo verklaarde hij dat het ‘besef van ras-verbondenheid’ van fundamenteel belang was voor de vorming van een Europa dat één was in zijn verscheidenheid. Ook pleitte hij voor de rehabilitatie van de ‘rassenkunde’. Hoewel het in zijn ogen misbruikt was door de nazi’s om hun eigen superioriteit te claimen, kon het nog nuttig zijn om de kwaliteiten en bijzonderheden van elk volk bloot te leggen.98 Ondanks alle problemen koesterde de NESB nog hoop voor de toekomst. Ze benadrukte echter dat zonder geloof in de eigen kracht een ‘Europese vernieuwing’ onmogelijk was.99

Alleen een volksgemeenschap, die uit een diep nationaal bewustzijn leeft, kan komen tot een nationaal herstel en daarmee tot nationale welvaart; eerste voorwaarde hiertoe is het overwinnen van groepstegenstellingen en met name de overwinning (niet de onderdrukking) van de partijen- en klassenstrijd.100

In de strijd voor de nationale vernieuwing deed de NESB ondanks haar afkeer van de democratie regelmatig een beroep op het volk. Daarbij dacht ze vooral aan de boeren en de middenstand, die het fundament van de welvaart van Nederland zouden vormen.101 Enerzijds beweerde de partij tegemoet te komen aan ‘verlangens van grote delen van het Volk’.102 Ze zag zichzelf niet als een partij maar als een ‘beweging, die zich in tegenstelling tot een partij tot het gehele volk richt’. Geheel in lijn met het elitaire populisme verkondigde de partij echter ook dat bij dat volk nog wel een ‘diep nationaal bewustzijn’ moest worden gekweekt, onder andere via een nationale omroep en arbeidsdienst. Dan pas zou de NESB het ‘gehele volk’ kunnen aanspreken: ‘De ziel van het volk, hier en nu, gestalte geven in de staat, is het doel van de Sociale Beweging’.103 Op economisch gebied hield de NESB er uiteenlopende standpunten op na. Net als de klassieke fascisten streefde ze naar een nationale economie, een ‘vrije organische productie-

97 IISG, Beginselen en doelstellingen van de Sociale Beweging, 123. 98 IISG, Amsterdam, Beeld en Geluid collectie inv.nr. PM 12041, De Dialoog. Maandelijks orgaan van de werkgemeenschap Europa in de Lage landen, januari 1953, aldaar Paul van Tienen, ‘De waarde van het ras voor Europa’ 10 – 13. 99 IISG, Beginselen en doelstellingen van de Sociale Beweging, 124 – 127. 100 Ibidem, 133. 101 Ibidem, 125 en 132. 102 Citaat uit ‘Oproep aan de nationale krachten in Nederland’, via HRS, Uitspraak in rechtszaak over verbod NESB, 4. 103 IISG, Beginselen en doelstellingen van de Sociale Beweging, 123.

21

gemeenschap’, waarin de overheid eigen initiatief zou toestaan zolang het het algemene belang zou dienen.104 Daarbij zou er een corporatistisch systeem moeten verrijzen, waarin werkgevers- en nemers verenigd zouden worden in beroepsgemeenschappen, die op hun beurt bijeen dienden te komen in een ‘nationale ondernemersraad’.105 Alleen zo zou het socialisme zich los kunnen wrikken van de klassenstrijd en zich kunnen ontwikkelen tot een waar ‘volkssocialisme’.

De socialistische staat dient een volksstaat te zijn, die zonder bevoordeling van welke groep dan ook het vrije initiatief van alle klassen, van alle stands- en beroepsorganisaties bundelt tot een belangengemeenschap van het gehele volk.106

Hoewel de overheid in staat zou moeten zijn om de grootste nadelen van de vrije markt op te vangen en als ‘bemiddelaar’ op te treden, wilde de NESB de vrije markt niet te veel beperken. Om ondernemerschap aan te moedigen, wilde ze een einde maken aan overbodige regels en belastingen en de almachtige vakbonden aan banden leggen. Ook in de internationale handel streefde de NESB naar een open markt en de invoering van een Europees muntstelsel. Daarbij beschouwde ze de EGKS als het afschrikwekkende voorbeeld van de ‘geleide economie’.107

104 Ibidem, 126 en 135. 105 Ibidem, 134. 106 Ibidem, 137. 107 Ibidem, 125, 126 en 132.

22

Sprekende over het streven naar vrijwillige ‘’ordehandhaving’’ wees spreker [premier Wim Schermerhorn, FdB] op het gevaar, dat deze mensen in de strijd tegen een autoritair systeem vaak zelf niet in de gaten hebben, hoeveel schreden zij reeds op de weg naar het fascisme hebben afgelegd.108

De Waarheid over weerbaarheidsorganisaties (1946)

Conservatief milieu

De relatie tussen het fascisme en conservatisme is complex. Gedurende het Interbellum hadden de twee stromingen elkaar regelmatig gevonden in hun streven naar orde en gezag, wezen ze het gelijkheidsideaal en het algemene kiesrecht af en zagen ze het communisme als de grootste bedreiging voor de samenleving. Conservatieven speelden dan ook een cruciale rol in de machtsovername van de fascisten in Italië en Duitsland en hadden vaak sympathie voor het fascisme. Tegelijkertijd waren er ook verschillen. Zo verlangden conservatieven slechts naar het herstel van een geïdealiseerd verleden, terwijl fascisten die nostalgie combineerden met het streven naar een nieuwe, moderne wereld. Daarbij deden fascisten in tegenstelling tot de conservatieven ook een beroep op het volk en probeerden ze de volksmassa te mobiliseren.109 Ook in Nederland vonden er voor de oorlog kruisbestuivingen plaats tussen het conservatisme en fascisme. Met name de angst voor een communistische staatsgreep en het verlies van de koloniën droegen eraan bij dat een minderheid van conservatieve liberalen ‘afgleed’ naar het fascisme. Er verschenen dan ook verschillende ‘hybride’ organisaties, zoals het Vaderlandsch Verbond, de Nationale Unie en het Verbond Nationaal Herstel (VNH).110 Na de oorlog bleef dit conservatieve milieu voortbestaan en werden de oude angsten om het lot van Indië en een communistische revolutie nieuw leven ingeblazen. Mensen als Willem Feuilletau de Bruyn, die actief waren geweest in het VNH, stonden aan de basis van diverse nieuwe partijen, waaronder de Nationale Partij, de Nederlandse Volks Unie (NVU2), de Onafhankelijke Nationale Groep (ONG), het Jong Conservatief Verbond en de Partij voor Recht, Vrijheid en Welvaart (PRV).111 Ze vonden aansluiting bij een breder milieu, waarin mensen met de meest uiteenlopende achtergronden bijeen kwamen, van voormalige gezagsdragers uit Indië, middenstanders, boeren en

108 Zonder auteur, Schermerhorn laakt organisatie-Koppers. Debat met prof. De Vries’ in De Waarheid , 25 april 1946, 3. 109 Griffin, The nature of fascism, 84 en 85 en Paxton, De anatomie van het fascisme, 103 – 138. 110 De Jonge, Crisis en critiek der democratie, 115; Hermann von der Dunk, ‘Conservatisme in vooroorlogs Nederland’, Bijdragen en Mededelingen Betreffende de Geschiedenis der Nederlanden 90 (1975) afl. 1, 15 -37, aldaar 34; Hermann von der Dunk, Conservatisme (Haarlem 1976), 134; Koen Vossen, ‘Tussen fascisme en conservatisme. Het Verbond voor Nationaal Herstel (1932 – 1941)’, Spiegel Historiael 40 (2005) afl. 6, 266 – 271 en Huberts, In de ban van een beter verleden, 177 – 180. 111 Peter Drooglever, ‘Feuilletau de Bruyn, Willem Karel Hendrik (1886 – 1972)’, website Huygens ING. https://bit.ly/2AiCBWY (geraadpleegd 23 januari 2020).

23

dissidente katholieken tot voormalige verzetsmensen en politieke delinquenten. De partijen hadden vaak ook banden met de paramilitaire weerkorpsen die na de oorlog opdoken, waaronder het Nationaal Reveil en het VLN, en belangengroepen en actiecomités, die zich inzetten voor het behoud van de koloniën.112 Hoewel de conservatieven een einde wilden maken aan het in hun ogen desastreuze beleid van de regering, slaagden ze er nooit in de verzuilde politiek te doorbreken. Bij landelijke verkiezingen haalde geen van de partijen meer dan 0,5 procent van de stemmen (zie figuur 1).

0,45 0,36 0,34

0,19 Percentage Percentage stemmen

1948 1949 1950 1951 1952 1953 1954 1955 1956

Onafhankelijke Nationale Groep Partij voor Recht, Vrijheid en Welvaart Jong Conservatief Verbond Nederlandse Oppositie Unie

Figuur 1: Verkiezingsresultaten conservatieve partijen bij Tweede Kamerverkiezingen (1945 - 1956).

Bron: Database verkiezingsuitslagen op website Kiesraad. https://bit.ly/2YwW0MU (geraadpleegd 20 januari 2020)

Een probleem bij het bestuderen van deze vleugel is dat van veel organisaties weinig tot niets is overgebleven en er geen grotere organisatie opkwam die als representatief voor de gehele vleugel kan worden beschouwd. Ook de Nationale Oppositie Unie (NOU), een samenwerkingsverband tussen het fascistische en conservatieve milieu die in 1956 na het verbod van de NESB werd opgericht, liep uit op een mislukking. Ondanks de organisatorisch versplintering hielden de conservatieven er echter vergelijkbare ideeën op na. Daarom worden de organisaties binnen dit milieu hier als een geheel onderzocht. Veruit de belangrijkste thema’s in dit milieu waren de angst voor het verlies van de koloniën en het felle anticommunisme. Nederland werd omschreven als een prachtig land met een rijke geschiedenis, dat nu ten onder dreigde te gaan aan het wereldcommunisme. Dat communisme associeerde men niet alleen met Moskou, maar ook met de Nederlandse politieke elite. De ‘partijpolitiek’ zou de volkswil bewust negeren en al goed op weg zijn het communisme in Nederland in te voeren door haar macht uit te breiden via de uitdijende verzorgingsstaat en door te veel concessies te doen aan de Republik Indonesia.113 Met het verlies van Indië zou het fundament van de

112 Dirk Engelen, Geschiedenis van de Binnenlandse Veiligheidsdienst (Amsterdam 1995), 122 – 128 en Krijnen, ‘Zonodig met behulp van wapens’, 53 en 54. 113 Koen Vossen, ‘De andere jaren zestig. De opkomst van de Boerenpartij (1963 – 1967)’ in: Gerrit Voerman ed., Jaarboek Documentatiecentrum Nederlandse Politieke partijen 2004 (Groningen 2005) 245 – 266; Engelen, Geschiedenis van de Binnenlandse Veiligheidsdienst, 122 – 141; Krijnen, ‘Zonodig met behulp van wapens’,49 – 72 en Zonder auteur, ‘Extreemrechts sinds 1945’ in:

24

welvaart wegvallen, zou het koninkrijk worden opgebroken en zouden de overgebleven Indische Nederlanders worden overgeleverd aan een schrikbewind.114 Nederland was in de woorden van het VLN veranderd in een ‘gemutileerd, verscheurd, vertrapt Koninkrijk, teruggebracht tot een armlastig uitgemergeld landje’.115 Dit waren zorgen die breder leefden in de samenleving. Zo leverde de actie van het Nationaal Comité Handhaving Rijkseenheid in 1947 tegen het Akkoord van Linggadjati ruim 236.000 handtekeningen op.116 De zorgen om de koloniën gingen steevast gepaard met de angst voor het communisme. Zo zag het Nationaal Reveil in het koloniale beleid de ‘Hand van Moskou’ en geloofde het dat het behoud van de koloniën een dam zou vormen tegen de communistische wereldstaat.117 Ook de ONG pleitte voor een ‘actieve bestrijding van het voor de Christelijke grondslagen onzer samenleving verderfelijke Communisme, niet alleen in Nederland, maar in de eerste plaats in Indië’.118 Na de soevereiniteitsoverdracht in 1949 gaven de conservatieven Indonesië op en zetten ze zich meer in voor het behoud van Nieuw-Guinea en het herstel van de soevereiniteit van de Republiek der Zuid-Molukken.119 Was er nog hoop op verbetering? Het VLN stelde hardop de vraag of het Nederlandse volk zijn beste tijd had gehad en of het zich kon handhaven in deze ‘hoogst gevaarlijke tijden’. De oplossing lag in haar ogen bij het herstellen van de ‘oude geest’.120 Ook de andere groeperingen riepen op tot een bundeling, vereniging of heropleving van de ‘nationale krachten’ om het naderend onheil te trotseren. Zo streefde de PRV naar het herstel van ‘de eenheid’ die de Nederlanders verenigd had gedurende de bezetting, streed het Nationaal Reveil voor ‘het stimuleren van het nationale, politieke en sociale bewustzijn bij al de volkeren van het koninkrijk’ en riep het Verbond der Lage Landen (VLL) op tot een ‘herleving van het nationaal bewustzijn’.121

Wat zal ons van den ondergang redden, onze toekomst verzekeren, ons welvaart brengen? Slechts dit kan ons redden: Vereeniging, concentratie en doelbewust handelen. Vereeniging van alle goede Nederlanders. Concentratie van alle belangen en inzichten. […] Nòg kunnen

Antifascistisch kollectief ed,, De rechterkant van Nederland. Een overzicht van extreemrechtse en fascistische verschijnselen in Nederland (Amsterdam 1983), 13 – 26, aldaar 20 – 22. 114 Zie onder andere ONG, Verkiezingsprogramma 1948 versie 1, 1. https://bit.ly/2zmYHXA (geraadpleegd 20 januari 2020) en PRV, Urgentie-programma 1952, 4. https://bit.ly/2YtOSQl (geraadpleegd 20 januari 2020). 115 AIVD, Den Haag, Afdeling Centrale Documentatie, inv.nr. 167563, Exemplaar krantje ‘Veteranen Legioen Nederland’, 4 december 1952, aldaar C. E. O. Helfrich, ‘Eendracht en discipline’, 2. 116 R. Stevens, ‘Een (buiten)parlementaire lobby: het Nationaal Comité Handhaving Rijkseenheid 1946 – 1950’ in: P. Maas ed., Politiek(e) opstellen: jaarlijkse uitgave van het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis van de Juridische Faculteit (1995 – 1996) (Nijmegen 1996), 113 – 135. 117AIVD, Den Haag, Afdeling Centrale Documentatie, inv.nr. 26171, Verslag van een openbare vergadering van het Nationaal Reveil, 12 februari 1948, 2. 118 ONG, Verkiezingsprogramma 1948 versie 1, 1. 119 Nederlandse Oppositie Unie Verkiezings-manifest 1956, 2. https://bit.ly/3dPRCxM (geraadpleegd 20 januari 2020). 120 AIVD, Helfrich, ‘Eendracht en discipline’ in Wapenbroeders, 3. 121 PRV, Urgentie-programma 1952, 1; Verslag van een openbare vergadering van Nationaal Reveil, 12 februari 1948, 5 en AIVD, Den Haag, Afdeling Centrale Documentatie, inv.nr.112853, Diverse stukken over het VLL, waaronder een Program, 2 juli 1951, 10.

25

wij het verzet tegen de revolutionaire stroomingen organiseeren. Nòg kunnen wij getuigen van onzen wil en onze eischen. [sic]122

Wat opvalt bij al deze organisaties is dat het nationalisme voornamelijk werd geformuleerd als reactie op het decadente communisme. Hoewel continu werd gesproken over ‘heropleving’, was er nauwelijks sprake van palingenisme, omdat men zich vooral richtte op het herstel van het verleden. Ook werd het nationalisme nauwelijks uitgewerkt en bleef het veel gematigder dan het ultranationalisme van de NESB. Zo heerste er onenigheid over de precieze positie van het individu binnen de gemeenschap. Enerzijds maakten de politieke partijen zoals het PRV zich expliciet hard voor de ‘bescherming van de persoonlijke vrijheid van het individu’. In dat opzicht wortelden ze duidelijk in het liberalisme.123 Anderzijds stond het streven naar nationale vereniging soms op gespannen voet met het individualisme. Zo verklaarde het Nationaal Reveil dat de moderne mens ontworteld was geraakt en geen grip meer had op een wereld die steeds complexer werd:

De economische en sociale verhoudingen zijn te gecompliceerd om het individu alleen door eigen kracht en inzicht, in de gelegenheid te stellen zijn belangen afdoende te behartigen. Hij moet zich organiseeren, omdat alleen door vereeniging de kracht geboren wordt, die noodzakelijk is om ons staande te houden. [sic]124

Van ultranationalisme kan hier echter niet worden gesproken. Opmerkelijk is dat de conservatieven zich verder ook weinig uitlieten over de positie van Nederland in Europa en de wereld. Alleen de PRV gaf expliciet haar steun aan de verdere Europese integratie, zij het ‘met inachtneming van gerechtvaardigde Nederlandse belangen’.125 Daarbij identificeerden ze zich net als de NESB ondanks hun felle anticommunisme ook nauwelijks met het ‘Westen’. Een van de weinige uitzonderingen was het Nationaal Reveil, dat waarschuwde voor de ondergang van de christelijke ‘Westerse beschaving’ en benadrukte dat de Europese volkeren zich achter de Amerikanen moesten scharen in de strijd tegen de Sovjet-Unie.126 Het VLL identificeerde zich soms met het Westen, maar keerde zich zowel

122 AIVD, Den Haag, Afdeling Centrale Documentatie, inv.nr. 12943, Diverse stukken over Nationaal Reveil waaronder een Oproep ‘Waarom Nationaal Reveil?’, 31 maart 1947, 8. 123 PRV, Urgentie-programma 1952, 2. 124 AIVD, Waarom Nationaal Reveil?, 8. 125 PRV, Urgentie-programma 1952, 4. 126 AIVD, Den Haag, Afdeling Centrale Documentatie, inv.nr. 25196, Tekst van een rede van ene W. le Comte, voor de bestuursvergadering van Nationaal Reveil, 24 november 1947, 5 en 8.

26

tegen de Verenigde Staten als een Europese gemeenschap, waarin de grotere staten de kleinere zouden overheersen:

Derhalve geen krampachtige oriëntering op vreemde volkeren, op Engelsen, Fransen, Duitsers of Amerikanen; Vlamingen en Afrikaners zijn in de allereerste plaats onze aangewezen bondgenoten. Voorop sta de solidariteit van de Nederlandse stam, ons naïef vertrouwen op vreemde naties hebben wij de laatste jaren al duur genoeg meten betalen!127

Van racisme viel in het conservatieve milieu weinig te bespeuren. Wel doken er soms artikelen op in partijbladen met racistische uitspraken. Te denken valt aan een artikel in het blad van het VLN, waarin de auteur stelde dat ‘de neger’ geestelijk niet was ‘ingesteld op het Westerse productieproces’, en daarom ‘recht’ zou hebben om te leven in .128 Bij dit soort stukken is het echter maar de vraag hoe representatief ze waren voor het conservatieve gedachtegoed en hoe vaak ze werden gepubliceerd, vragen die in het kader van dit onderzoek niet kunnen worden beantwoord. Net als de NESB’ers uitten de conservatieven stevige kritiek op de democratie. Ze omschreven zichzelf structureel als verzetslieden, die tijdens de bezetting de strijd hadden aangebonden met het totalitaire fascisme en deze nu voortzetten tegen het oprukkende communisme.129 In die strijd namen ze het nu op tegen een partijelite, die elke binding met het volk zou zijn verloren en tegen de wil van het volk in Indië zou hebben verkwanseld.130

Het Verbond der Lage Landen richt zich tegen de ontaarding van het Nederlandse partijwezen, hetwelk de volkswil miskent en het nationaal belang met voeten treedt. In het bijzonder leidt het huidige stelsel van partij-benoemingen tot de ondergang van het land.131

Hoewel de conservatieven het meestal wel eens waren over het doel, namelijk een herstel van de nationale eenheid, stelden ze uiteenlopende oplossingen voor. Veruit de meeste organisaties pleitten voor een vernieuwing van de bestaande democratie, waarin partijbelangen het algemene

127 Zie onder andere AIVD, Afdeling Centrale Documentatie, inv.nr. 111049, Diverse stukken over het VLL waaronder een uitgebreid Program met toelichting , 9 juni 1951, 8 en 9. 128 Citaat uit Wapenbroeders, via Zonder auteur, ‘Extreemrechts sinds 1945’, 21. 129 AIVD, Waarom Nationaal Reveil?, 10. 130 Zie onder andere ONG, Verkiezingsprogramma 1948 versie 1, 1. 131 AIVD, Den Haag, Afdeling Centrale Documentatie, inv.nr. 118820, Verslag programma VLL, 8 februari 1952, 4.

27

belang niet meer in de weg zouden staan en een krachtig bestuur het communisme de kop in zou drukken.132 Daarbij bekritiseerden ze het functioneren van de democratie, niet de ultieme grondslagen ervan. De strijdmiddelen die men voorstelde waren ook vrij gematigd. Zo riep de kleine NVU2 op tot een massale buitenparlementaire actie, om de regering te laten buigen voor de volkswil:

De democratie wordt door het gebruik van andere methoden en een krachtig optreden der bevolking, hersteld en tot grote bloei gebracht. Alleen hierdoor kan een krachtig , democratisch verantwoord beleid worden gevoerd en doorgezet.133

Bij acties dacht het VLN vooral aan het aanstellen van een betere elite:

Wij zijn een democratisch VOLK, dat zijn eigen Leiders kan kiezen. Laten wij dan ook de BESTEN onder het Volk uitkiezen en aanwijzen voor de leiding. De besten, die slechts het belang van Koninkrijk en Volk in hun geheel voor ogen hebben.134

Opmerkelijk is ook dat sommige conservatieven zich expliciet hard maakten voor het ‘herstel van de rechtsstaat’. Met name de NOU nam het op voor voormalige politieke delinquenten, die onder het huidige bewind hun rechten waren verloren. Met een beroep op de Europese Conventie voor de Rechten van de Mens riep ze op een einde te maken aan deze discriminatie op basis van politieke overtuiging.135 Ze volgde daarbij het voorbeeld van veel andere conservatieven en voormalige collaborateurs in Europa, die het verdrag hadden aangegrepen om hun eigen ambities te verwezenlijken en hun achterban vrij te pleiten.136 Sommige organisaties hielden het niet bij een vernieuwing van de democratie en zochten de randen van de rechtsstaat op. Zo verklaarde de splinterorganisatie Nationaal Verbond na het Akkoord van Linggadjati dat de strijd moest worden opgevoerd, ‘als het moet, ook ondergrondsch’.137 De Binnenlandse Veiligheidsdienst nam dergelijke dreigingen erg serieus en hield verschillende organisaties en personen in de gaten, waaronder de voormalige commandant van de Speciale

132 PRV, Urgentie-programma 1952, 4 en AIVD, Waarom Nationaal Reveil?, 10. 133 AIVD, Den Haag, Afdeling Centrale Documentatie, inv.nr. 34527, Verslag van vergadering van de NVU2, 30 april 1948, 5. 134 AIVD, Helfrich, ‘Eendracht en discipline’ in Wapenbroeders, 3. 135 NOU, Verkiezings-manifest 1956, 2. 136 Marco Duranti, ‘Conservatives and the European Convention on Human Rights’ in: Norbert Frei en Annette Weinke, Towards a new moral world order?: Menschenrechtspolitik und Völkerrecht seit 1945 (Göttingen 2013), 82 – 93, aldaar 90 en 91. 137 Citaat Nationaal Verbond, via Krijnen, ‘Zonodig met behulp van wapens’, 60.

28

Troepen in Indonesië Raymond Westerling (1919 – 1987), die ervan verdacht werd samen met de NVU2 en het VLN een staatsgreep voor te bereiden.138 Op basis van dit onderzoek kan echter worden geconcludeerd dat dergelijke fanatieke splinterorganisaties uitzonderingen waren in het conservatieve milieu. Op economisch gebied hielden de conservatieven er duidelijke standpunten op na. Geheel in lijn met het economisch liberalisme stonden ze voor minder ‘staatsdirigisme’, dat ze wederom associeerden met het totalitaire communisme. De uitbreiding van de verzorgingsstaat zou de ondernemende middenstand en boeren slechts in de weg staan met een overmaat aan belastingen en regeltjes. Daarom pleitten de conservatieven ook voor het verlagen van de belastingen, het terugdringen van de overheidsuitgaven en het afschaffen van publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties (PBO’s); officiële verenigingen van producenten en ondernemers die door de Duitse bezetters waren ingevoerd om een rol te spelen in de regulering van de economie en die na de oorlog bleven voortbestaan.139 In de woorden van het Nationaal Reveil:

Het socialisme heeft zijn onmacht bewezen. De progressieve politiek beteekent ontbinding van het Koninkrijk, de vernietiging van de nationale bestaansmogelijkheden. […] Zij is in haar tegenwoordige gedaante, niet in staat, de wederopbouw te bespoedigen, leiding te geven aan handel en industrie en de welvaart te verzekeren. [sic]140

138 Engelen, Geschiedenis van de Binnenlandse Veiligheidsdienst, 132, 133 en 139. 139 Zie onder andere PRV, Urgentie-programma 1952, 3 en NOU, Verkiezings-manifest 1956. 140 AIVD, Waarom Nationaal Reveil?, 8.

29

Conclusie golf 1

Uit de bestudering van het materiaal van de NESB komt naar voren dat de partij ondanks het verhullende taalgebruik aan bijna alle kenmerken van het fascisme voldeed. Zo pleitte ze voor de vorming van een gemeenschap, waarin het individu alleen in zijn ‘onderschikking tot de natuurlijke orde’ waarde zou vinden. Ook blijkt uit haar oproepen tot remigratie en waarschuwingen voor gemengde huwelijken dat ze stond voor de vorming van een homogene etnostaat. Het feit dat in het partijblad expliciet werd gesproken over ‘ras’ ondersteunt deze conclusie. Opmerkelijk is dat de NESB in tegenstelling tot de ESB waar ze toe behoorde niet pleitte voor het opheffen van de oude Europese naties, maar stond voor een Europese orde, waarin de volkeren hun eigenheid zouden kunnen behouden. Wat ook opvalt is dat hoewel de partij doembeelden schetste van een tijd van degeneratie en crisis, en geloofde dat het fascisme in staat was de toekomst veilig te stellen, expliciete verwijzingen naar een ‘wedergeboorte’ van het volk ontbraken. In dat opzicht week de NESB dus af van Griffins ideaaltype. Verder bediende de partij zich van elitair-populistische retoriek, waarin ze zich geheel in lijn met het klassieke fascisme voorstelde als vertegenwoordiger van de volkswil, maar tegelijkertijd beweerde dat die volkswil nog gevormd moest worden door een voorhoede. Hoewel de NESB expliciet de grondbeginselen van de democratie afwees en deze omschreef als de ‘leer van de gemiddelde mens’, omschreef ze zichzelf ook als een ware democratische beweging, die de volkswil uitdroeg tegenover een gecorrumpeerde elite. Tot slot pleitte de NESB voor een vorm van corporatisme, waarin de economische krachten in het land verenigd zouden worden om de nationale belangen te behartigen. Een inventarisatie van het gedachtegoed van het conservatieve milieu laat zien dat er zeker enige overlap was met het fascisme. De waarschuwingen voor ‘decadentie’ en oproepen tot ‘nationale eenwording’ die deze organisaties uitten als reactie op het communisme vertoonden veel overeenkomsten met het nationalisme van het fascisme. Toch was het over het algemeen veel gematigder. Zo riep men niet op tot een ‘wedergeboorte’ van de natie maar streefde het naar herstel van het verleden, stelde men het individu niet geheel ondergeschikt aan de gemeenschap en was er geen sprake van structureel racisme. Wel kan de vraag worden gesteld hoe representatief sommige racistische opmerkingen waren. Op democratisch gebied weken de conservatieven sterk af van de NESB. Hoewel beide vleugels in de ver-rechtse elkaar vonden in hun kritiek op de parlementaire democratie, morrelden ze niet aan de grondbeginselen ervan: de gelijke inspraak van alle burgers. In plaats daarvan pleitten de conservatieven voor een wat abstracte ‘vernieuwing’ van de democratie, waarin de partijpolitiek vervangen zou worden door een daadkrachtig en nationalistisch bestuur. De splinterorganisaties die werkelijk een staatsgreep overwogen vormen uitzonderingen. Deze oproepen tot vernieuwing gingen ook niet gepaard met een elitair populisme, hooguit met

30

populistische retoriek waarin men sprak namens ‘het volk’. Op economisch gebied pleitten de conservatieven op geen enkele manier voor corporatisme, maar streefden ze in lijn met het economisch liberalisme naar zo min mogelijk overheidsingrijpen. Kortom, ondanks enige overlap werkte de fascistische ideologie nauwelijks door in het conservatieve milieu. Wel heerste er een duidelijk crisis- en degeneratiedenken, dat misschien niet zo op de toekomst gericht was als het fascisme, maar wel wortelde in de hybride-organisaties van voor de oorlog.

Vleugel Specifieke Palingenis Nationalisme Houding democratie Corporatis organisati me Ultranationali Racis Antidemoc Elitair me e sme me ratisme populisme Voormalige NESB Nee Ja Ja Ja Ja Ja politieke delinquenten Conservatief milieu Nee Nee ? Nee Nee Nee Tabel 1: Elementen van het fascisme gedurende de eerste golf

31

Golf 2: 1956 – 1975

De jaren zestig worden meestal omschreven als een tijd van vooruitgang, waarin progressieve jongeren het gezag uitdaagden en een nieuwe tijdsgeest introduceerden. Partijen die niet in dat beeld pasten, bleven daardoor lang onderbelicht in de geschiedschrijving of werden zelfs weggezet als extreemrechtse restanten van een fout verleden.141 Toch zat de ver-rechtse politiek niet stil. Eind jaren vijftig hield de regering Drees er nog rekening mee dat economische problemen ‘rechts’ in de kaart zouden spelen.142 Mudde associeert dit tijdperk met de ‘tweede golf’ van de ver-rechtse politiek. Het was een tijd waarin ver-rechtse politici zich minder richtten op het verleden en nieuwe thema’s aanhaalden om de gevestigde orde uit te dagen, waaronder de uitdijende verzorgingsstaat, de komst van niet-Europese migranten en de marginalisering van het platteland tegenover de steden.143 Daarbij putten ze ook inspiratie uit het gedachtegoed van Europees Nieuw Rechts (ENR). ENR is de naam die wordt gegeven aan een brede geestelijke stroming die eind jaren zestig opkwam als reactie op de ‘progressieve’ studentenprotesten.144 De basis lag bij de Franse intellectuele stroming Nouvelle Droite (Frans: Nieuw Rechts) waarin nationalistische intellectuelen, net als hun progressieve tijdgenoten, de gevestigde liberaal-kapitalistische orde uitdaagden. Als alternatief pleitten ze voor een nieuwe wereldorde, gebaseerd op een vorm van etnopluralisme. Daarmee distantieerde ze zich zowel van het klassieke fascisme als van het ‘Euronationalisme’ van de ESB.145 De intellectuelen van de ENR grepen dus terug op bestaande ideeën, maar werkten ze verder uit door het etnische nationalisme te onderbouwen met zowel culturele als etnische argumenten. Dat maakt het een stuk moeilijker om vast te stellen in hoeverre er hier sprake was van fascisme.146 Binnen de tweede golf is een onderscheid te maken tussen twee vleugels. Enerzijds waren er ‘neoliberalen’ die in navolging van de conservatieven vooral pleitten voor minder staatsinterventie. Het startpunt van deze strominging was de Franse protestbeweging Union de Defence Commercants et Artisans, die vanaf 1953 onder leiding van de Fransman Pierre Poujade actie voerde tegen de hoge belastingen. Ook in Nederland verschenen er verschillenden neoliberale partijen. De bekendste daarvan was de Boerenpartij, niet alleen omdat ze veruit de meeste stemmen haalde, maar ook omdat ze regelmatig in verband is gebracht met fascisme. Naast de neoliberalen waren er ook radicalere nationalisten die pogingen deden het klassieke fascisme aan te passen aan de nieuwe omstandigheden. Daarbij zochten met name de jongere aanhangers opnieuw de samenwerking op met geestverwanten in het buitenland.147 Representatief voor deze stroming waren de Duitse

141 Vossen, ‘De andere jaren zestig’, 263 en Van Donselaar, Fout na de oorlog, 125. 142 Engelen, Geschiedenis van de Binnenlandse Veiligheidsdienst, 145 en 146. 143 Mudde, The Far Right Today, 14 – 16. 144 Bar-On, Where Have All The Fascists Gone?, 1 – 18, aldaar 3 – 7. 145 Ibidem, 3, 5, 6, 8, 12, 15 - 18 en Griffin, The nature of fascism, 225 – 228. 146 Bar-On, Where Have All The Fascists Gone?, 8. 147 Prowe, ‘’Classic’’ Fascism and the New Radical Right in Western Europe’, 299.

32

Nationaldemokratische Partei Deutschlands (NPD) uit 1964 en het Britse National Front uit 1967.148 In Nederland springen in de literatuur en AIVD-archieven twee groeperingen in het oog: de Noordbond uit 1957 en Jong Europa uit 1962. Hoewel deze organisaties nooit meededen aan verkiezingen, functioneerden ze wel als ontmoetingsplek voor Nederlandse fascisten.

148 Mudde, The Far Right Today, 14 – 16.

33

De heer Bakker is erover begonnen. Laat hij nu maar eens aantonen — hij heeft daartoe alle gelegenheid —, dat wij iets met de N.S.B, hebben te maken en dat wij iets met het fascisme hebben te maken. Ik kan dat rustig afwachten, want ik kan bij voorbaat verklaren, dat daarvan geen sprake is.149

Hendrik ‘Boer’ Koekoek over de Boerenpartij (1965)

Neoliberalen

De verkiezingsnederlaag van de NOU in 1956 maakte duidelijk dat ook een conservatieve partij waarin vroegere fascisten actief waren, geen grote electorale steun kon verwachten. Toch was er hoop voor de ver-rechtse politiek. De helft van de stemmen was namelijk niet afkomstig van voormalige politieke delinquenten maar van ontevreden boeren. Hier zou de ver-rechtse politiek een nieuw electoraat vinden.150 In 1958 verscheen onder leiding van Hendrik ‘Boer’ Koekoek de Boerenpartij. Hoewel Koekoek actief was geweest in de NOU had hij verder geen verbindingen met het klassieke fascisme. Na een moeizame start haalde de Boerenpartij bij de verkiezingen van 1963 met 2,1 procent van de stemmen drie Kamerzetels. In 1966 volgde een nog grotere overwinning, toen ze bij de Provinciale Statenverkiezingen 6,73 procent van de stemmen haalde (zie figuur 2). Hierbij had de partij niet alleen succes op het platteland, maar ook in veel steden. Deze snelle opmars, Koekoeks opmerkelijke retoriek en de kritiek van de partij op de gevestigde orde, deed veel commentatoren herinneren aan de stijl van de NSB.151 De partij werd nog meer met het klassieke fascisme geassocieerd toen in 1966 bekend werd dat verschillende vertegenwoordigers, onder wie Eerste Kamerlid Hendrik Adams, actief waren geweest in de NSB.152 Zoals vermeld in de inleiding toonde socioloog Nooij al in 1969 twijfels bij deze duidingen.153 Later verklaarde Van Donselaar dat hij er nog niet helemaal uit was of de partij als fascistisch kon worden bestempeld. Belangrijke elementen als het nationalisme en de verheerlijking van het platteland kwamen immers ook bij andere ideologieën voor.154 Nog later koos Mudde ervoor de partij ‘conservatief’ te noemen en kozen historici Koen Vossen en Maarten van den Bos voor ‘rechts- populistisch’.155 Een analyse vanuit de belangrijkste elementen van het klassieke fascisme bleven

149 Handelingen vergadering Tweede Kamer, 7e vergadering, Woensdag 13 oktober 1965, pagina 220, website Overheid.nl https://bit.ly/2UD1YcG (geraadpleegd 4 februari 2020). 150 Tames, Doorn in het vlees, 127. 151 Van Donselaar, Fout na de oorlog, 124. 152 Hinke Piersma, Ismee Tames, Lars Buitinck e.a., ‘War in Parliament: What a Digital Approach to the Study of Parliamentary History’, 2017, website Digital Humanities Quaterly. https://bit.ly/3hC2SAj (geraadpleegd 12 maart 2020) en Tames, Doorn in het vlees, 135. 153 Nooij, De Boerenpartij, 62, 63, 66 en 217. 154 Van Donselaar, Fout na de oorlog, 126 en 127. 155 Mudde, The ideology of the extreme right, 118; Vossen, ‘De andere jaren zestig’, 255 – 257 en Maarten van den Bos, Tegen! Een geschiedenis van de Boerenpartij (masterscriptie Geschiedenis, Universiteit van Amsterdam, Amsterdam 2007), 43 en 44.

34

echter uit. Hoewel partijleider Koekoek zelf weinig belang hechtte aan het ontwikkelen van een partijideologie, zijn er verschillende documenten overgebleven, waarin de ideologie van de Boerenpartij uiteen werd gezet. Daaronder vallen niet alleen partijprogramma’s en het partijblad De Vrije Boer, maar ook een boek van partijideoloog Willem Stam dat Koekoek als representatief voor zijn ideologie beschouwde.156 In dit onderzoek wordt de Boerenpartij gerekend tot een bredere stroming van liberale partijen die in navolging van de conservatieve vleugel en economen als Friedrich Hayek de toenemende staatsinterventie afwezen. Tot deze stroming behoorden naast twee afsplitsingen: de Noodraad en Binding Rechts, ook splintergroeperingen als de Partij Economisch Appel (PEA), de Nieuw-Democratische Partij (NDP), de Liberale Staatspartij (LSP), de Democratische Middenpartij (DMP) en diens afsplitsing de Nederlandse Middenstandspartij (NMP). Van veel andere groeperingen, waaronder de Vrije Burgers, is niets meer overgebleven. Door deze splinterpartijen die electoraal weinig voorstelden bij het onderzoek te betrekken, wordt duidelijk hoe dicht de Boerenpartij op deze liberale partijen stond.

8 7 6 5 4 3 2 1 Percentage Percentage stemmen 0 1958 1962 1966 1970 1974 1978 1982 1959 1963 1967 1971 1972 1977 1981 1982 (Provinci (Provinci (Provinci (Provinci (Provinci (Provinci (Provinci (Tweede (Tweede (Tweede (Tweede (Tweede (Tweede (Tweede (Tweede ale ale ale ale ale ale ale Kamer) Kamer) Kamer) Kamer) Kamer) Kamer) Kamer) Kamer) Staten) Staten) Staten) Staten) Staten) Staten) Staten) Boerenpartij 0,05 0,63 0,17 2,1 6,73 4,7 1,86 1,1 1,95 3,09 0,84 0,46 0,2 0,05 0,27 Noodraad 0,66 Binding Rechts 0,66 0,24 PEA 0,6 Vrije Burgers 0,52 PRV 0,22 NDP 0,21 NMP 1,51 0,45 DMP 0,56 Totaal 0,05 0,63 0,9 2,7 6,95 5,36 2,52 2,85 2,96 3,09 0,84 0,46 0,2 0,05 0,27

Figuur 2: Verkiezingsresultaten ‘tweede golf’ bij landelijke verkiezingen (1958 – 1982). Bron: Database verkiezingsuitslagen op website Kiesraad. https://bit.ly/2YwW0MU (geraadpleegd 5 april 2020) en niet geïnventariseerd document over de NDP, verkregen via de website van Stichting Argus. https://bit.ly/2YB3MFM (geraadpleegd 6 april 2020)

156 Willem Stam, De Boerenpartij. Een politieke verkenning (Amsterdam 1966).

35

Al in haar eerste programma uit 1959 maakte de Boerenpartij met haar pleidooi voor de individuele ‘geestelijke, politieke en economische vrijheid’ duidelijk dat ze wortelde in het liberalisme.157 De andere neoliberale partijen die hier worden behandeld, volgden dit voorbeeld. Zo spraken de NDP en LSP zich uit tegen de onderdrukking van de individuele keuzevrijheid en de ‘massificatie’ van de mens.158 Deze partijen stonden dan ook vijandig tegenover ‘collectivistische’ regeringen en ideologieën die het individu zijn vrijheden wilden ontnemen. Daarbij dachten ze niet alleen aan het fascisme en communisme, maar ook aan de huidige Nederlandse regeringen en de Volkspartij voor Vrijheid en Democratie (VVD), die het ‘staatsdirigisme’ vergrootten en de liberale beginselen verkwanselden. De economische ordening van de samenleving speelde een opmerkelijk grote rol binnen deze partijen. Allen herhaalden eindeloos dat ze de staatsinterventie wilden beperken, de belastingen wilden verlagen en de omvang van de bureaucratie en de verzorgingsstaat wilden inkrimpen. Natuurlijk had staatsinterventie ook een nut gehad. Zo erkende Stam dat zonder interventie de arbeider nooit was geëmancipeerd en Nederland er slechter aan toe zou zijn geweest.159 Tijdens de bezetting zou Nederland echter aan den lijve ondervonden hebben dat interventie ook kon leiden tot totalitarisme en onderdrukking. Na de bevrijding zou de gevestigde orde dit systeem intact hebben gelaten, waardoor de individuele vrijheid en het eigen initiatief nu werden onderdrukt door massa’s aan belastingen en ambtenaren. De democratie dreigde hierdoor ten onder te gaan aan eindeloze staatsinterventie en verspilling.160 De Boerenpartij richtte zich in zijn kritiek op de ‘staatsalmacht’ net als de conservatieven vooral op de PBO’s. Volgens de neoliberalen gebruikte de regering deze ‘namaak-fascistische’ corporaties om het Nederlandse volk te knevelen en ondernemerschap de kop in te drukken. Daarbij richtte de Boerenpartij zich vooral op het ‘Landbouwschap’, dat de boeren met onnodig veel lasten en regels op zou zadelen.161 Het is dan ook geen toeval dat de Boerenpartij zich distantieerde van het nazisme en het vereenzelvigde met het dirigisme waar ze nu tegen streed.

157 BP, Beginselprogramma 1959 versie 1. https://bit.ly/3dPQMBb (geraadpleegd 3 april 2020), 1. 158 NDP, Programma met toelichting 1962 https://bit.ly/2YtIicq (geraadpleegd 3 april 2020), 2 – 4 en LSP, Manifest, urgentieprogramma en toelichting op het urgentieprogramma 1963 uit het blad Liberaal Appèl https://bit.ly/3hk6d6Y (geraadpleegd 3 april 2020), 2. 159 Stam, De Boerenpartij, 49. 160 LSP, manifest 1963, 2 en DMP, BP, Beginselprogramma 1959, 2 en Nooij, De Boerenpartij, 44 – 46. 161 BP, Beginselprogramma 1959, 1 en 2; BP, Verkiezingsprogramma 1963, 1; NDP, Programma met toelichting 1962, 3 en LSP, manifest 1963, 3.

36

Het nationaal-socialisme is niets anders dan een nationale vorm van socialisme […] Nationaal of internationaal, het zijn en blijven loten van één marxistische stam en het doel blijft gelijk: het overheersen van de wereld door middel van geweld en slavernij van alle volken.162

De neoliberalen stelden zichzelf dan ook voor als de enige partijen die de beginselen van het liberalisme nog waarborgden.163 Ze streefden in de woorden van de NDP naar een gezonde nationale economie en ‘klassensolidariteit’, maar geloofden niet dat staatsinterventie de oplossing was.164 Die staat zou haar tentakels juist moeten terugtrekken om de samenleving adem te geven.165 Hoewel de kritiek op het staatsdirigisme de boventoon voerde, probeerde de Boerenpartij ook steun te werven buiten de boerengemeenschap. In de partijprogramma’s en -bladen doken daardoor ook andere thema’s op, zoals nationalisme, representatie, de Europese eenwording en de erkenning van de onafhankelijkheid van de Zuid-Molukken en Nieuw-Guinea.166 De Boerenpartij kan nationalistisch worden genoemd. Al vanaf 1959 zocht ze aansluiting bij het streven naar een Groot- Nederland, dat de etnische Nederlanders en Vlamingen zou verenigen.167 Daarbij werd het Nederlandse volk in De Vrije Boer omschreven als een hardwerkend en vredig volk, dat ondermijnd werd door vaderlandloze internationalisten.168 Wie dit dan precies waren werd niet duidelijk. De PEA en LSP steunden de Europese Economische Gemeenschap (EEG)169, maar de Boerenpartij had zijn twijfels bij dit instituut. Samenwerking was geen probleem, maar dat mocht niet leiden tot een situatie waarin Nederland zijn onafhankelijkheid of ‘eigen karakter geheel of gedeeltelijk zou verliezen’.170 Dat dreigde te gebeuren, wanneer de Nederlandse landbouwsector werd blootgesteld aan oneerlijke concurrentie vanuit het buitenland.171 In plaats van een Europees blok, waarin Nederland zijn eigenheid zou verliezen, waren er in de Boerenpartij dus mensen actief die net als de NESB en in navolging van de ENR pleitten voor een ‘Europa der Vaderlanden’, waarin elk volk zijn eigenheid zou behouden. De NPD wees de EEG af als een kartelgemeenschap vol ambtenaren. In plaats daarvan stond ze voor een Europese federatie, waarin de Europeanen samenwerkten ‘zonder

162 Citaat De Vrije Boer (18 maart 1967) via Zonder auteur, ‘Extreemrechts sinds 1945’, 25. 163 Stam, De Boerenpartij, 20, 21, 27 – 33 en 49 en LSP, manifest 1963, 2. 164 NDP, Programma met toelichting 1962, 9. 165 BP, Beginselprogramma 1959, 1 en 2 en BP, verkiezingsprogramma ‘Wat de ‘’Boerenpartij’’ wil’ https://bit.ly/2Yv6iMx (geraadpleegd 3 april 2020), 1. 166 BP, ‘Urgentieprogram’ 1971, https://bit.ly/2UD2iIq (geraadpleegd 3 april 2020), 1 en PEA, Urgentieprogramma 1963, 2. 167 Vossen, ‘De andere jaren zestig’, 255. In de partijprogramma’s heb ik hier geen voorbeelden van kunnen vinden. Mogelijk staan dergelijke uitspraken in het partijblad De Vrije Boer, maar dit kan op dit moment niet geverifieerd worden. 168 Citaat De Vrije Boer (09 –12 – 1967) via Zonder auteur, ‘Extreemrechts sinds 1945’, 20. 169 PEA, Urgentieprogramma 1963, https://bit.ly/30I4eU6 (geraadpleegd 3 april 2020), 2 en LSP, manifest 1963, pagina 3 170 BP, Beginselprogramma 1959, 1. 171 Stam, De Boerenpartij, 43 en 46; BP, Urgentieprogramma ‘Wat de Boeren-partij wil’ 1972, https://bit.ly/37ugOHW (geraadpleegd 3 april 2020), 2 en DMP, Verkiezingsprogramma 1972, https://bit.ly/3fgYfJT (geraadpleegd 3 april 2020), 3.

37

opheffing van de nationale eigenschappen en verworvenheden’.172 De Boerenpartij sprak op zijn beurt over de vorming van een:

[…] gezond Nederland in een gezond Europa, waar oude tegenstellingen verdwijnen en plaats maken voor een waardige Europese solidariteit, die alleen kan ontstaan als elk volk in de Europese volkerengemeenschap zich nationaal van deze taak bewust is. Er is voor een volk geen grotere opgave denkbaar. Daarin kan ook het kleinste volk groot zijn.173

Toch lijken deze ideeën een kleine rol te hebben gespeeld in de Boerenpartij. Ze kwamen alleen voor in het partijblad De Vrije Boer en werden niet geuit in de partijprogramma’s. Van een ultranationalisme, waarin het individu volledig werd onderworpen aan de gemeenschap, was al helemaal geen sprake. Wel hing de partij een exclusief nationalisme aan, waarin mensen op basis van hun etniciteit werden uitgesloten. De Boerenpartij was namelijk de eerste Nederlandse partij die haar nationalisme combineerde met kritiek op niet-Europese gastarbeiders.174 Zo verklaarde Stam dat gastarbeiders meer kosten met zich meebrachten dan Nederlandse arbeiders en werden de gastarbeiders in partijprogramma’s en het partijblad gekoppeld aan binnenlandse problemen.175

Geen aantrekking van buitenlandse werknemers zolang bij ons grote werkeloosheid heerst, er een groot woningtekort is, de ruimte in Nederland hoog nodig is voor eigen Volk, en het economische belang niet opweegt tegen de veelvuldige problemen van allerlei aard, die buitenlandse werknemers met zich meebrengen.176

Deze kritiek op buitenlanders lijkt echter niet gepaard te zijn gegaan met expliciet racisme, aangezien verwezen werd naar andere factoren, zoals ‘werkloosheid’ en andere ‘problemen’. Hoewel een ex-BP lid later verklaarde dat Koekoek zich soms antisemitisch uitliet, bijvoorbeeld door de Joden ‘volksvreemd’ en achterbaks te noemen, zijn hier in de formele uitingen geen sporen van te vinden.177

172 NDP, Programma met toelichting 1962, 3, 4, 7, 18 en 19. 173 Citaat De Vrije Boer (09 –12 – 1967) via Zonder auteur, ‘Extreemrechts sinds 1945’, 20. 174 Van Donselaar, Fout na de oorlog, 126. 175 Stam, De Boerenpartij, 32 en 50 en Citaat De Vrije Boer (18 maart 1967) via Zonder auteur, ‘Extreemrechts sinds 1945’, 22. 176 BP, ‘Urgentieprogram’ 1971, 1 en 2. Zie ook Noodraad, ‘Politiek programma van de Noodraad-Partij’ 1967, https://bit.ly/3ho6BkW (geraadpleegd 3 april 2020), 1. 177 Bouw, Van Donselaar en Nelissen, De Nederlandse Volksunie, 71.

38

Hoe zat het dan met het streven naar palingenisme? De Boerenpartij schetste in haar kritiek op de gevestigde orde continu doemscenario’s. Zo verklaarde het programma van 1972 dat de partij een einde wilde maken ‘aan de grenzeloze geldverspilling van de grote politieke partijen, waardoor ons volk ten gronde wordt gericht’.178 Ook waarschuwde men voor rellende communisten, die op ‘fascistische’ wijze terreur zouden zaaien in hun strijd voor een totalitaire staat.179

Ook in Nederland tracht links via TV, radio en pers op alle mogelijke manieren ontevredenheid op te wekken en onrust te veroorzaken. Laten wij ons aaneensluiten om een dam op te werpen tegen het in Europa steeds brutaler optredende linkse terrorisme. Ook uw eigendommen lopen gevaar aan straatterreur ten offer te vallen.180

Hoewel de Boerenpartij hiermee net als de klassieke fascisten waarschuwde voor een links gevaar en een crisissfeer opriep, ontbraken expliciete verwijzingen naar wedergeboorte en heropleving. Tot slot de houding van de partijen jegens de democratie. De partijen voerden felle oppositie tegen een politiek die in hun ogen werd gedomineerd door visieloze politici die slaafs de partijlijn volgden, de bevolking het zwijgen oplegden en zonder terughoudendheid nationale belangen verkwanselden, of het nu ging om het opgeven van Nieuw-Guinea of het verwaarlozen van de Nederlandse landbouwsector in EEG-verband.181 Hierdoor zou de bevolking volledig vervreemd zijn geraakt van de politiek en zou het parlement geen echte afspiegeling meer zijn van het volk. Net als hun conservatieve voorgangers twijfelden de neoliberalen echter niet aan de beginselen van de democratie, maar wilden ze deze alleen ‘vernieuwen’. Zo pleitte de Boerenpartij al in 1959 voor de waarborging van een ‘behoorlijke volksinvloed’, het beschermen van alle burgerrechten en de handhaving van een onafhankelijke rechterlijke macht.182 Later werd explicieter gesproken over de versterking van de uitvoerende macht of de invoering van referenda en een districtenstelsel.183 Gelijktijdig met deze pleidooien voor democratische vernieuwing stelde de Boerenpartij zichzelf voor als de enige echte vertegenwoordiger van het gewone, ongehoorde en achtergestelde volk.184 Volgens Stam was de Boerenpartij de ‘eerste echte democratische oppositiepartij in Nederland’ en vertegenwoordigde ze de behoeften van ‘een groot deel van ons volk, naar onze

178 BP, Urgentieprogramma ‘Wat de Boeren-partij wil’ 1972, 1. 179 Citaat De Vrije Boer (11 mei 1968) via Zonder auteur, ‘Extreemrechts sinds 1945’, 25. 180 Citaat De Vrije Boer (08 juni 1968) via Zonder auteur, ‘Extreemrechts sinds 1945’, 25 181 Stam, De Boerenpartij, 16 – 18 en 36 en Nooij, De Boerenpartij, 44 – 46. 182 BP, Beginselprogramma 1959, 1. Zie ook NDP, Programma met toelichting 1962, 2 – 4 en 8. 183 BP, ‘Urgentieprogram’ 1971, 1. Zie ook Stam, De Boerenpartij, 11; PEA, Verkiezingsprogramma 1963, https://bit.ly/2UxKC0L (geraadpleegd 3 april 2020), 2; LSP, manifest 1963, pagina 2; NDP, Programma met toelichting 1962, 9 en DMP, Verkiezingsprogramma 1972, 1. 184 BP, ‘Urgentieprogram’ 1967, https://bit.ly/2YoNVZC (geraadpleegd 3 april 2020), 1.

39

mening zelfs van een meerderheid’. Daarbij zou ze staan voor een nieuwe tijdgeest, een wereld waarin klassenverschillen zouden afnemen en de belangen van arbeiders, middenstanders en ondernemers steeds meer ‘parallel’ zouden lopen. In deze nieuwe context zou de ‘gewone man’ een vertegenwoordiger vinden in Koekoek, aldus Stam. Op die manier zou de Boerenpartij als ‘avant- garde’ niet per se de alleenmacht verkrijgen, maar wel de vernieuwing brengen, waardoor de politiek weer zou worden afgestemd op de ware volkswil.185

185 Stam, De Boerenpartij, 7 - 10, 24 en 54 – 56.

40

Het fascisme leeft. Dat het fascisme nog niet dood is bleek mij één dezer dagen, toen ik in handen kreeg het blaadje ‘’Jong Europa’’.186

J. de Vries over Jong Europa (1963)

Neofascisten

Begin jaren zestig leek het fascisme in Nederland een stille dood gestorven. Na het verbod van de NESB viel ook de internationale ESB uiteen door interne twisten over het belang van biologisch racisme.187 Toch bleven er ook in Nederland mensen actief die de droom van een vernieuwd Europees fascisme niet los konden laten. De eerste organisatie die hier wordt onderzocht is de Noordbond. Dit was een ‘cultureel-wetenschappelijk’ instituut, dat voortkwam uit het Engelse blad Northern World. De Noordbonders publiceerden twee bladen, waarin ze reflecteerden op de Tweede Wereldoorlog, eigentijdse kwesties en de cultuur van hun ‘heidense voorouders’.188 Als logo hanteerden ze een ‘driepoot’, een zonnesymbool uit het verleden dat opvallend veel op een hakenkruis leek (zie bijlage 2). De bond werd al snel een ontmoetingsplaats voor voormalige fascisten uit uiteenlopende landen. Hoewel de bond zich richtte op een Engelse doelgroep, kwam het secretariaat in 1961 in Nederland in handen van de ex-NSB’er Jan Kruls. In Nederland wierf de bond zo’n 150 aanhangers, die contacten onderhielden met fascisten in het buitenland en ook een voet tussen de deur probeerden te krijgen bij de Boerenpartij.189 De tweede groepering, Jong Europa, was de Nederlandse tak van de in 1960 in België opgerichte internationale organisatie Jeune Europe. In 1963 ging de Nederlandse afdeling na een conflict met bondleider Jean Thririart zelfstandig verder als Europafront. Aangezien de ideeën die Europafront verspreidde identiek waren aan die van Jong Europa worden de twee groepen als één geheel bestudeerd. De Jonge Europeanen telden hooguit enkele tientallen sympathisanten en verdwenen na enkele jaren uit zicht.190 Als logo gebruikten ze een ‘Keltenkruis’, dat net als de ‘driepoot’ al eeuwen in Europa zou voorkomen (zie bijlage 3).191 Formeel distantieerden beide organisaties zich van het klassieke fascisme. Zo geloofden de Jonge Europeanen dat het een achterhaalde ideologie was, die door haar focus op de eigen natie niets bereikt had.192 Tegelijkertijd steunden ze openlijk fascisten als de Engelse Oswald Mosley, die in tegenstelling tot veel tijdgenoten al vroeg zou hebben begrepen dat de toekomst van het fascisme

186 J. de Vries, ‘Hieruit blijkt: het fascisme leeft’, Nieuwsblad van het Noorden, 31 mei 1963, 9. 187 Mammone, ‘Revitalizing and de-territorializing fascism in the 1950s’, 316. 188 AIVD, Den Haag, Afdeling Centrale Documentatie, inv. nr. 870398, ‘Exemplaar van The Northlander en diverse andere stukken’, 2 april 1967, 4 – 8. 189 Van Donselaar, Fout na de oorlog, 118 en 119. 190 Ibidem, 135 – 137. 191 Zonder auteur, ‘Jong Europa-beweging: ‘Het verleden is afgesloten’’, Nieuwsblad van het noorden, 6 juni 1963, 13. 192 Algemene Inlichten-en Veiligheidsdienst (AIVD), Den Haag, Afdeling B. Operaties, inv. nr. A4 203 294/755913, Afdruk ‘Manifest aan de Europese natie’, onbekende datum, 5.

41

lag in een verenigd Europa.193 Ook kwam Jong Europa, net als de NESB en NOU, op voor voormalige politieke delinquenten, die ondanks het feit dat ze zich eerder als Oostfrontstrijders hadden ingezet voor de verdediging van Europa, nu werden verwaarloosd.194 Beide organisaties wezen het huidige liberale Europa af. De Noordbonders geloofden dat de wereld werd gecontroleerd door de Verenigde Staten en de Sovjet-Unie, die erop uit zouden zijn de Europese beschaving te vernietigen.195 De Jonge Europeanen beaamden dit. Zij geloofden dat de superieure Europese cultuur ten onder dreigde te gaan door de ‘bezetting’ door deze twee wereldmachten, die Europa bewust schaadden, door het economisch leeg te zuigen, te verdelen, zijn koloniën af te nemen en misschien zelfs te gebruiken als slagveld bij een Derde Wereldoorlog.196 Als alternatief voor deze wantoestanden pleitten beide organisaties voor een nieuwe Europese orde, waarin de nationale gemeenschap centraal zou staan. De Noordbond streefde daarbij naar:

[…] het bevorderen van vriendschap en samenwerking tussen alle volkeren van Noord- Europese afkomst over de hele wereld, en het verdiepen van hun liefde voor, en begrip van, het rijke erfgoed dat hun voorouders aan hen hebben overgedragen. Een erfgoed dat deels bestaat uit cultuurgoederen, uit gezonde en hardwerkende mensen en vruchtbaar en mooi land.197

De bond streefde naar een ‘pan-nordische gemeenschap’, bestaande uit de Europese ‘Teutonen’, ‘Kelten’, ‘Scandinaviërs’ en enkele ‘Slavische’ volkeren. Ze beschouwde het Noorsde volk als een superieur ras, dat nu ten onder dreigde te gaan door vermenging met nieuwkomers. De bond wees dan ook op de dreigende ‘absorptie’ uit het ‘oosten en zuiden’.198 In haar streven naar een Noordse orde wees ze ook de EEG af, omdat deze erop uit zou zijn eeuwenoude bloedbanden te vernietigen en de Europese volkeren om te vormen tot een ontwortelde massa.199 In Nederland verklaarde secretaris Kruls dat de Nederlandse gemeenschap werd bedreigd door criminele gastarbeiders, die

193 Algemene Inlichten-en Veiligheidsdienst (AIVD), Den Haag, Afdeling Centrum Documentatie, inv. nr. 786139, Diverse secties uit het blad van Jong Europa no 9, februari 1965, 4 en AIVD, Den Haag, Afdeling B. Operaties, inv. nr. 713630, Interne correspondentie van AIVD over Jong Europa, waarin een onvindbaar ‘Manifest aan de Europese Natie’ uit het partijblad van december 1961 wordt geciteerd, zonder datum. 194 AIVD, Den Haag, Afdeling Centrale Documentatie, inv. nr. 714564, Kopie van een interview in de Haagse Post met Jong Europa ‘partijideoloog’ J. la Roi, december 1963, 3 en AIVD, Den Haag, Afdeling Centrale Documentatie, inv. nr. 716509, Kopie van een exemplaar van het partijblad van de Belgische afdeling van Europafront, waarin enkele pagina’s werden vrijgemaakt voor de Nederlandse tak, november/december 1963, 6. 195 AIVD, ‘Exemplaar van The Northlander en diverse andere stukken’, 2 april 1967, 15. 196 Zie onder andere AIVD, ‘Manifest aan de Europese natie’, onbekende datum, 3 en AIVD, Den Haag, Afdeling B. Operaties, inv. nr. 20329 755913, Kopie van het manifest ‘Themas voor een Europese bewustwording’ opgenomen in het blad Jong Europa, oktober 1962, 1 en 2. 197 AIVD, ‘Exemplaar van The Northlander en diverse andere stukken’, 2 april 1967, 15. Eigen vertaling vanuit het Engels. 198 AIVD, Den Haag, Afdeling Centrale Documentatie, inv. nr. 656979, Diverse secties uit de bladen Northern world and The Northlander, 1962, 4. 199 Ibidem, 9: ‘Five Nordic Nations strenghten ties’.

42

de Nederlandse cultuur aantastten en in wezen niets bijdroegen aan het Nederlandse volk.200 Hoewel de bond zich regelmatig racistisch uitliet en expliciet het apartheidsregime in Zuid-Afrika steunde, nam ze formeel afstand van discriminatie. Ze benadrukte dat ‘persoonlijkheden van groot belang’ als Arthur de Gobineau en Houston Chamberlain al ver voor Hitler over rassen spraken.201 Daarbij dient vermeld te worden dat De Gobineau en Chamberlain gezien worden als de grondleggers van het moderne antisemitisme, waarin de superioriteit van het ‘Arische’ ras werd gecombineerd met sociaaldarwinisme en een fel antisemitisme.202 De Noordbond liet dit oude superioriteitsdenken soms los en pleitte in navolging van de Nouvelle Droite voor een vorm van etnopluralisme. Zo legitimeerde ze haar standpunten door te verwijzen naar de ‘sociaal-etnologische realistische verschillen tussen mensen’ en stelde ze dat alle volkeren eigen unieke en aantrekkelijke kenmerken hadden.203 De Noordbond keerde zich dan ook tegen de heersende ‘smeltkroes’ mentaliteit.204

We zijn er sterk van overtuigd dat elke raciale of etnische groep in de wereld er het meeste baat bij zal hebben als het zich op zijn gepaste grondgebied ontwikkelt! We verwachten niets van de zogeheten ‘smeltkroes theorie’ bepleit door veel kosmopolitisch denkende mensen vandaag de dag.205

Jong Europa voorzag na de ‘bevrijding’ een ander Europa:

‘’Jong Europa’’ streeft naar de vorming van een Europese natie op basis van de volksgemeenschappen en van een Europese staat, zich uitstrekkende van Brest tot Boekarest. Europa zal moeten strijden zowel tegen ‘’het Sowjet- als tegen het Yankee- materialisme’’ en door een sociale- en politieke revolutie de versleten democratie moeten vervangen. [sic]206

200 Citaat Jan Kruls, via Bouw, Van Donselaar en Nelissen, De Nederlandse Volksunie, 55 en Hans Hoffmann, ‘Van het bruine front geen nieuws’, Het vrije volk, 13 september 1975, 17 en 21, aldaar 17. 201 AIVD, ‘Exemplaar van The Northlander en diverse andere stukken’, 2 april 1967, 9 en 13. 202 Robin te Slaa, Wat is fascisme?, 98 en 99. 203 AIVD, ‘Exemplaar van The Northlander en diverse andere stukken’, 2 april 1967, 9 en 13. 204 AIVD, Diverse stukken over Jong Europa, 8 en Europafront, Mededelingen aan leden, aldaar 9. 205 Citaat uit ‘Wervingscirculaire Northern League’ uit 1965, via P. van Iddekinge en Abraham Paape, Ze zijn er nog... Een documentatie over fascistische, nazistische en andere rechtsradicale denkbeelden en activiteiten na 1945 (Amsterdam 1970), 241. Eigen vertaling vanuit het Engels. 206 AIVD, Interne correspondentie van AIVD over Jong Europa, waarin een onvindbaar ‘Manifest aan de Europese Natie’ uit het partijblad van december 1961 wordt geciteerd.

43

De Jonge Europeanen gingen in hun streven naar Europese integratie veel verder dan de etnopluralisten en pleitten voor een Europees nationalisme.207 Zo geloofden ze dat de ‘etnische differentiatie’, die Europa ooit groots had gemaakt, was verworden tot een zwakte. Ook zij zagen echter geen oplossing in het ‘kapitalistische Europa van Straatsburg’ en het ‘imperialistische’ Europa van Hitler en Napoleon (zie ook bijlage 4).208 In plaats daarvan pleitten ze voor het afstoten van het oude, bekrompen nationalisme en de vorming van een nieuw Europees nationalisme, dat de basis zou moeten vormen voor een nieuwe Europese superstaat.209 Tot dit nieuwe Europa rekenden de Jonge Europeanen niet alleen de ‘Noren’, maar ook de Slavische volkeren. Zonder eenheid zou Europa verloren gaan, stelden ze.210

Wij veroordelen de enggeestige bekrompen nationalismes die de verdeeldheid aanwakkeren tussen de burgers van de Europese Natie. Deze nationalismes moeten zich verheffen, moeten dienen als springplank voor een grootser en edeler ideaal: de Europese Natie.211

In hun klonken regelmatig palingenistische geluiden door. Zo benadrukten de Jonge Europeanen dat ze het verleden als dood beschouwden en streefden naar de ‘schepping’ van een nieuw Europa.212 Daarom zouden ze ook het Keltenkruis als symbool hebben gekozen. Waar de ‘Rijksadelaar’ de ‘traditie’ symboliseerde, zou het kruis staan voor de ‘eeuwige vernieuwing’ van het Avondland.213

De Europeanen bezitten een belangrijk gemeenschappelijk verleden. Dit verleden betekent niets in vergelijking met de reusachtige gemeenschappelijke toekomst, die hen wacht. Een natie betekent voor ons een gemeenschappelijk lot.214

207 Griffin, The nature of fascism, 228 en 229. 208 AIVD, Den Haag, Afdeling Centrale Documentatie, inv. nr. 788313, ‘[onleesbaar, FdB] het Europees nationalisme’, juni 1965, 13 en AIVD, Den Haag, Afdeling Centrale Documentatie, inv. nr. 687618, ‘Verslag bijeenkomst Jong Europa in Den Haag’, 26 mei 1963, 7; AIVD, Den Haag, Afdeling B. operaties, inv. nr. 9479, augustus en september 1963, Diverse stukken over Jong Europa, 8 en AIVD en ‘[onleesbaar, FdB] het Europees nationalisme’, juni 1965, 21. 209 Zonder auteur, ‘Jong Europa-beweging’, 13 en Jong Europa, ‘Manifest aan de Europese natie’, onbekende datum, 4. 210 AIVD, Den Haag, Afdeling Centrale Documentatie, inv. nr. 657390, Diverse stukken, waaronder een oproep ‘JONG EUROPA, voor een Europe van Brest tot Boekarest’ en een ‘Manifest aan de Europese Natie’, oktober 1962, 4 en AIVD, Den Haag, Afdeling B. Operaties, inv. nr. 701030, Europafront mededelingen aan leden, 25 augustus 1963, aldaar 9. 211 AIVD, ‘Manifest aan de Europese natie’, onbekende datum, 4. 212 AIVD, Kopie van een exemplaar van het partijblad van de Belgische afdeling van Europafront, 7. Zie ook AIVD, Afschrift ‘Manifest aan de Europese Natie’, oktober 1962, 4. 213 Europafront, Diverse stukken over Jong Europa, 8. Zie ook Zonder auteur, ‘Jong Europa-beweging’, 13 214 AIVD, Den Haag, Afdeling Centrale Documentatie, inv. nr. 788313, ‘[onleesbaar, FdB] het Europees nationalisme’, juni 1965, 4.

44

De Jonge Europeanen lieten zich op verschillende wijzen uit over rassentheorieën. Enerzijds geloofden ze dat er rassen bestonden, waaronder ‘Germanen’, ‘Latijnen’ en ‘Slaven’, en dat die ongelijk waren.215 Ze wilden dit standpunt echter niet verheffen tot vertrekpunt van een ideologie:

Onze doctrine is gebaseerd op de fundamenteel verschillende kwaliteiten van een individu, en NIET die van het ras waartoe men behoort. Wij zijn dus fundamenteel antiracistisch! Daarom verheffen wij ons met klem tegen de ontplooiing van het blanke zowel als van het zwarte en gele racisme. Meer in het bijzonder zullen wij nooit een antiblank racisme dulden, dat op een schijnheilige wijze vermomd wordt in ‘antiracisme’. Het antiracisme is niets dan een werktuig om Europa te ontmantelen […].216

Men zag racisme dus als een realiteit, die opponenten misbruikten om de blanke bevolking te onderdrukken. Daarbij omarmden ze net als de Noordbonders een vorm van etnopluralisme, waarbij ‘Europa voor de Europeanen’ moest blijven. Zo verklaarde een van de partijleiders in een interview dat ‘een neger’ ook een mens was en dat die best in contact mocht komen met blanken, maar dat intieme contacten voorkomen moesten worden. Menging van volkeren zou alleen maar tot verzwakking leiden.217 Deze racistische argumenten probeerden de Jonge Europeanen nog te verzachten met andere redeneringen. Zo benadrukte de groep dat iedereen zich ‘ongeacht zijn huidskleur’ in Europa moest kunnen vestigen, mits er woonruimte en werkgelegenheid zou zijn en ze een ‘integrerend’ deel zouden uitmaken van de gemeenschap. Daarbij zouden ze wel uitgesloten moeten worden van politieke rechten.218

Het zijn de politieke noodzakelijkheden van de Europees verdediging die ons de weigering van elke extra-Europese immigratie afdwingt, of het zwarten, Arabieren of Amerikanen (blanken) betreft. De verschijning van het kleurenrassisme, waar duidelijk het verdringen van het blanke ras gewild wordt, zelfs door de Marxisten van Pekin [sic], brengt voor ons een houding van wettelijke verdediging met zich mee.219

215 AIVD, ‘[onleesbaar, FdB] het Europees nationalisme’, juni 1965, 13 en AIVD, Verslag bijeenkomst Jong Europa in Den Haag, 1963, 7. 216 AIVD, ‘Manifest aan de Europese natie’, onbekende datum, 5. 217 AIVD, Den Haag, Afdeling Centrale Documentatie, inv. nr. 693057, Knipsels uit het studentenblad ‘Pharetra’, waarin een interview is opgenomen met ‘Leider A. Lehman’ en ‘secondant Leider van Dijk’, 24 april 1963, 3. 218 AIVD, Den Haag, Afdeling Centrale Documentatie, inv. nr. 803426, Exemplaar tijdschrift Jong Europa, oktober 1965, 2: Specifiek Peter Boogards, ‘Jong Europa, niet rechts, niet links, maar voorwaarts’ en AIVD, Afschrift ‘Manifest aan de Europese Natie’, oktober 1962, 4. 219 AIVD, ‘[onleesbaar, FdB] het Europees nationalisme’, juni 1965, 13.

45

Hoewel exclusief etnisch nationalisme beide partijen niet vreemd was, spraken ze zich opmerkelijk genoeg ook uit voor de bescherming van de rechten van individuen. Zo verdedigde de Noordbond het ‘gevoel van individualiteit van de Noorderling’ en diens burgerrechten, en pleitte Jong Europa voor de volledige ontplooiing van het individu, de ‘enige bouwsteen van de gemeenschap’. Het is echter verkeerd hier een pleidooi voor het liberalisme en een serieuze vorm van ‘nationaal- individualisme’ in te herkennen. Beide groeperingen distantieerden zich van het communisme en kapitalisme, waarin individuen werden gedegradeerd tot ‘robots’. Ze geloofden dat het individu alleen binnen de ‘organische gemeenschappen’ als de natie en het gezin tot ontwikkeling kon komen.220 Verder had het individu geen betekenis. Hoe stonden deze groeperingen dan tegenover de democratie? De Noordbond hield zich op dit punt opmerkelijk stil. Ze verklaarde alleen dat ze het ‘eeuwenoude parlementaire systeem’ als een essentieel Noors element zag221 en noemde haar eigen netwerk ‘het meest vitale wapen in onze wereldstrijd voor de volbrenging van het ware democratische Noordse leven en samenleven’.222 De Jonge Europeanen waren meer open over hun houding jegens de democratie. Ze geloofde dat de gevestigde orde de ware volkswil bewust negeerde en dat de parlementaire democratie was gecorrumpeerd en haar beste tijd had gehad. 223

Zijn echtscheiding met het volk is volledig voltrokken. Het pratersparlementarisme heeft afgedaan. Zij wordt door iedereen miskend (natuurlijk de potjeslekkers uitgezonderd!) Zij MOET vervangen worden door een NATIONALE DEMOCRATIE.224

Jong Europa sloeg regelmatig stevige taal uit, waarbij ze de beginselen van de democratie ter discussie stelde. Zo riep ze op tot een ‘ongenadige strijd op leven en dood’ met alle nodige middelen, sprak ze over het ‘vervangen’ van de democratie via een sociale en politieke ‘revolutie’ en suggereerde ze dat de Jonge Europeanen naar de wapens moesten grijpen wanneer Europa verlost moest worden van ‘de revolutionaire legerstrijd’.225 Ook grondlegger Thiriart zou eens verklaard hebben dat de Jonge Europeanen hun vele vijanden alleen met geweld op de knieën konden

220 AIVD, Exemplaar van The Northlander en diverse andere stukken, 17. Eigen vertaling vanuit het Engels. En AIVD, ‘Manifest aan de Europese natie’, onbekende datum, 3. 221 AIVD, Exemplaar van The Northlander en diverse andere stukken, 17 en AIVD, Afschrift ‘Manifest aan de Europese Natie’, oktober 1962, 4. Eigen vertaling vanuit het Engels. 222 AIVD, Exemplaar van The Northlander en diverse andere stukken, 2 april 1967, 8. 223 AIVD, Afschrift ‘Manifest aan de Europese Natie’, oktober 1962, 4 en AIVD, ‘Manifest aan de Europese natie’, onbekende datum, 2 en AIVD, ‘Verslag bijeenkomst Jong Europa in Den Haag’, 8. 224 AIVD, ‘Manifest aan de Europese natie’, onbekende datum, 2. 225 AIVD, Den Haag, Afdeling Centrale Documentatie, inv. nr. 657390, Diverse stukken, waaronder een oproep ‘JONG EUROPA, voor een Europe van Brest tot Boekarest’ en een ‘Manifest aan de Europese Natie’, oktober 1962, 1 en AIVD, Interne correspondentie van AIVD over Jong Europa, waarin een onvindbaar ‘Manifest aan de Europese Natie’ uit het partijblad van december 1961 wordt geciteerd

46

krijgen.226 Elders benadrukten de Jonge Europeanen echter dat ze alleen ‘wettige middelen’ wilden gebruiken en de parlementaire democratie slechts wilden vernieuwen. Daarbij streefden ze vooral naar de versterking van de uitvoerende macht en de aanstelling van een president, naar Amerikaans voorbeeld.227 Geheel in lijn met het elitaire populisme wilden de Jonge Europeanen de gevestigde elites vervangen door een bekwame voorhoede, die het nieuwe Europese nationalisme al begreep en de massa kon opleiden tot Europese burgers. Het nieuwe Europa zou niet worden gerealiseerd door juristen, nee ‘ze zal het werk zijn van vechters met het geloof van revolutionairen’.228

Zolang echter het begrip ‘’Europese Natie’’ niet bij de arbeidersmassa is doorgedrongen en zolang het onze jeugd niet enthousiasmeert, bestaat er nog geen Europa. […] Europa rekent op de VOLKSMASSAS, met vastberaden Europeërs en leiders. [sic]229

Tot slot het corporatisme. De Noordbond liet zich ook nauwelijks uit over economische zaken. De Jonge Europeanen daarentegen pleitten voor een tussenweg tussen het kapitalisme en marxisme. Enerzijds vonden ze dat de staat eigen initiatief moest aanmoedigen en hooguit als scheidsrechter moest optreden om te voorkomen dat het kapitaal zich zou concentreren rond ‘kosmopolitische klieken’. Tegelijkertijd pleitte men voor de oprichting van een corporatistisch stelsel op Europees niveau.230

Het is de publiekrechterlijke bedrijfsorganisatie of het korporatisme, dat de middenweg vormt tussen individualisme en kollektivisme en dat alléén toelaat tegelijkertijd de klassenstrijd blijvend te overwinnen in nieuwe strukturen en daarbij de menselijke persoon in zijn ontplooiing alle garanties te bieden t.o. de moderne, almachtige staten. [sic]231

226 Citaat Thririart, via Bouw, Van Donselaar en Nelissen, De Nederlandse Volksunie, 64. 227 AIVD, Interview met partijleiders A. Legman en Van Dijk, 3 en Haagse Post, Interview met partijideoloog J. la Roi, 3. 228 AIVD, ‘[onleesbaar, FdB] het Europees nationalisme’, 16. 229 AIVD, ‘Manifest aan de Europese natie’, onbekende datum, 6. 230 Ibidem, 2. 231 AIVD, Kopie van een exemplaar van het partijblad van de Belgische afdeling van Europafront, 7.

47

Conclusie golf 2

De tweede golf was in Nederland een periode waarin ver-rechtse politici nieuwe thema’s aan haalden in hun strijd tegen de gevestigde orde. Daarbij was echter nauwelijks sprake van fascisme. Zeker de Boerenpartij, die toch vaak van fascisme is beschuldigd, voldeed aan vrijwel geen enkel kenmerk. Het was in wezen een liberale partij die de rechten van het individu verdedigde en zich keerde tegen de toenemende staatsinterventie. Hoewel er in het partijblad De Vrije Boer soms gepleit werd voor etnopluralisme, en er sporadisch kritiek klonk op migranten, ging dit niet gepaard met ultranationalisme of racisme. Ook sporadische verwijzingen naar doemscenario’s kwamen hooguit neer op een oproep tot orde en bevatten geen sporen van het palingenisme. Op het gebied van het antidemocratisme maakte de partij zich hard voor een totale vernieuwing van de parlementaire democratie, die de band tussen kiezer en partijen zou moeten herstellen. Van een fundamentele afwijzing van de beginselen van de democratie was dus geen sprake. De partij omarmde wel een vorm van elitair populisme, waarin ze zichzelf beschouwde als de enige echte vertegenwoordiger van een groot deel of zelfs de meerderheid van het volk en als de ‘voorhoede’ van een nieuwe tijdsgeest. Samengevat, de Boerenpartij deelde hooguit het exclusieve nationalisme en elitaire populisme met het fascisme. Ook op die punten was de partij echter gematigder dan het klassieke fascisme. Alle andere elementen liet ze links liggen of wees ze expliciet af, zoals in het geval van het corporatisme. De Boerenpartij en de vele liberale partijen om haar heen waren verre van fascistisch. Bij de Noordbond en de Jonge Europeanen ligt het ingewikkelder. Beide organisaties geloofden dat andere mogendheden uit waren op de vernietiging van Europa en pleitten voor een nieuw nationalisme. Zo streed de Noordbond voor een ‘Noordse’ orde. Ze beschouwde het Noordse ras als superieur en vond dat rassen niet met elkaar vermengd moesten worden. Regelmatig liet de Noordbond dit superioriteitsdenken echter los en pleitte ze in navolging van de ENR voor een vorm van etnopluralisme, waarin raciale of etnische gemeenschappen, ieder met eigen unieke eigenschappen, het beste op hun eigen grondgebied konden blijven. Verder liet de bond zich over weinig uit. Ze richtte zich vooral op mythes en rituelen uit het verleden, steunde formeel de democratie en liet zich niet uit over de economie. Dit hing samen met het feit dat de bond een cultureel instituut was, dat formeel geen politieke ambities had. In dat opzicht verschilde ze sterk van Jong Europa. De Jonge Europeanen waren hun vertrouwen in het nationalisme verloren en streefden naar de ‘schepping’ van een Europees nationalisme, binnen een Europese superstaat. Alleen zo zou Europa het verleden achter zich kunnen laten en een nieuwe toekomst tegemoet kunnen treden. In tegenstelling tot wat Van Donselaar en anderen beweerden, sprak Jong Europa niet alleen op wat

48

verhullende wijze over ‘volk’ en ‘nationalisme’.232 Ze erkende openlijk te geloven in het bestaan van rassen en vond net als de Noordbond dat verschillende etnische volkeren het best apart konden leven. De partij stelde ook de beginselen van de democratie ter discussie en riep openlijk op tot een politieke revolutie. De elite zou alleen vervangen moeten worden door een daadkrachtige voorhoede, die de massa zou moeten onderwijzen in het nieuwe Europese nationalisme. Geheel in lijn met het fascisme pleitte ze ook voor een vorm van corporatisme, zij het op Europees niveau. Hoewel de Noordbond zich duidelijk oriënteerde op het nationaal-socialisme, sprak ze zich te weinig over bepaalde zaken uit om als ‘fascistisch’ te kunnen worden bestempeld. De groep is misschien een voorbeeld van wat Griffin ‘mimetisch fascisme’ noemde: een verschijnsel waarin organisaties de uiterlijke vormen van het fascisme overnemen zonder het werkelijk actief te belijden. Jong Europa en Europafront daarentegen vormden werkelijk een ‘neofascisme’.233 Ze pasten de ‘kernmythe’ aan door het ultranationalisme een nieuwe ‘Europese’ invulling te geven, maar lieten de andere aspecten: het palingenisme, het racisme, het elitaire populisme, het anti-democratisme en het corporatisme, intact. Jong Europa en Europafront zijn dus de enige partijen uit de tweede golf waarin het fascisme na de oorlog bleef voortbestaan.

Vleugel Specifieke Palingenis Nationalisme Houding democratie Corporatis organisatie me Ultranationali Racis Antidemoc Elitair me sme me ratisme populisme Neoliberale Boerenpartij Nee Nee Nee Nee Ja Nee n Radicale Jonge Ja Ja Ja Ja Ja Ja nationaliste Europeanen n Northern League ? Ja Ja ? ? ? Tabel 2: Elementen van het fascisme gedurende de tweede golf

232 Bouw, Van Donselaar en Nelissen, De Nederlandse Volksunie, 63. 233 Griffin, The nature of fascism, 221 en 222.

49

Golf 3: 1970 –2000

Vanaf het begin van de jaren zeventig kreeg Nederland door de toenemende automatisering, het verdwijnen van banen naar het buitenland en de oliecrises met forse economische problemen te maken. Voor het eerst sinds decennia kampte Nederland met economische stagnatie en hoogoplopende werkloosheid. Met name veel laaggeschoolde banen gingen verloren. Dit trof niet alleen autochtonen, maar ook veel migranten die zich de afgelopen decennia in Nederland hadden gevestigd. De verzorgingsstaat die in de loop der jaren was opgebouwd, kwam steeds meer onder druk te staan.234 Om te deze problemen het hoofd te bieden omarmden de regeringen Lubbers een nieuwe neoliberale beleidsconsensus, die werd gekenmerkt door de privatisering van overheidsbedrijven- en diensten en het saneren van de verzorgingsstaat.235 In deze context kwam de tweede golf langzaam tot zijn einde. Hoewel de Boerenpartij tot 1982 vertegenwoordigd bleef in het parlement, was ze al begin jaren zeventig over haar hoogtepunt heen. Wel leek er als reactie op het toenemende linkse activisme sprake van een heropleving van de burgerweerbaarheidsbeweging.236 Organisaties als het Oud-Strijders Legioen verweten de gevestigde politiek belastinggeld te verspillen en de democratie bloot te stellen aan anarchisme en communisme.237 Dergelijke oproepen vonden echter minder gehoor nu de overheid zelf een neoliberale koers was gaan varen. Naast de economische malaise worstelde het land steeds meer met de vorming en gevolgen van de ‘multiculturele samenleving’. Veel migranten die zich voor de economische crises in Nederland hadden gevestigd verloren door de crises hun werk en bleven steken in de stedelijke onderklassen. Tegelijkertijd nam de migratie toe, met name via gezinshereniging. Hierdoor stapelden de problemen in de steden zich op en namen de spanningen tussen autochtonen en allochtonen toe. Enkele malen ontaardde dit zelfs in rellen, zoals in in 1972 en in Schiedam in 1976. Spoedig verschenen er ook politieke partijen die dit anti-buitenlanderssentiment probeerden te politiseren (zie figuren 4 en 5).238 Mudde associeerde de ‘derde golf’ van de ver-rechtse politiek dan ook met de opkomst van partijen als het Front National en het Vlaams Blok, die electoraal succes haalden door kritiek te uiten op het bestaande migratie- en immigratiebeleid. Deze partijen verweten de gevestigde ordes de grenzen wijd open te hebben gezet voor migranten, die nu problemen veroorzaakten op terreinen als de zorg, de arbeidsmarkt, de woningmarkt en de criminaliteit.239 In Nederland werd deze golf vertegenwoordigd door de partijen van de ‘Centrumstroming’. De eerst

234 Herman de Liagre Böhl, ‘Concensus en polarisatie. De kwaliteit van de democratie, 1945 – 2000’ in: Remieg Aerts e.a., Land van kleine gebaren. Een politieke geschiedenis van Nederland 1780 – 2012 (8e druk: Amsterdam 2013), 285 – 352, aldaar 328 – 332. 235 Maarten van Rossem, Waarom is de burger boos? Maarten van Rossem over hedendaags populisme (Amsterdam 2010), 12 – 15, 34 en 35. 236 Krijnen, ‘Zonodig met behulp van wapens’, 92 – 94 en 108. 237 IISG, Amsterdam, Afdeling Boeken en brochures, inv. nr. Bro N 423 K, Exemplaar brochure ‘Politieke betrokkenheid’ van diverse auteurs betrokken bij het Oud-strijders Legioen’, 1974, 1 – 11. 238 Leo Lucassen en Jan Lucassen, Winnaars en verliezers. Een nuchtere balans van vijfhonderd jaar immigratie (Amsterdam 2011), 66 – 84. 239 Mudde, The Far Right Today, 16 – 20.

50

partij binnen deze stroming was de in 1971 opgerichte NVU. De partij riep veel reacties op in de samenleving, vooral toen ze in 1974 deelnam aan de Haagse gemeenteraadsverkiezingen met de oproep Den Haag ‘blank en veilig’ te houden. Voormalige leden van de NVU richtten later de Centrumpartij op, die onder leiding van Hans Janmaat in 1982 de eerste Tweede Kamerzetel veroverde en een gematigdere koers voerde. De Centrumpartij splitste in 1984 weer op in twee partijen: de Centrumdemocraten onder Janmaat en de radicalere CP’86. De opkomst van deze partijen maakte veel los in de samenleving. Zoals beschreven in de inleiding vreesden veel mensen in de politiek, journalistiek en wetenschap dat het fascisme dertig jaar na de oorlog weer de kop opstak. Vergelijkingen met het fascisme werden dan ook niet geschuwd. Zo werden de Centrumpartijen in ruim veertig procent van de journalistieke artikelen waarin ze uitgebreid werd beschreven, getypeerd als ‘fascistisch’. Ook onderzoeksinstituten als de Anne Frank Stichting en de Antifascistische Onderzoeksgroep KAFKA besteedden veel aandacht aan de partijen, met het expliciete doel een eventuele heropleving van het fascisme de kop in te drukken.240 Deze tijdsgeest heeft een grote stempel gedrukt op het beeld van deze partijen. Hoewel onderzoekers als Jaap Van Donselaar en Joke Kniesmeyer, verbonden aan de Anne Frank Stichting, de partijen gedetailleerd in kaart brachten, brachten ze hen continu in verband met het vroegere fascisme, zonder daarbij heldere definities van dat fascisme te hanteren.241 Politicologen als Mudde kozen vervolgens voor een conceptueel kader, waarin belangrijke elementen van het fascisme buiten beschouwing werden gelaten. De partijen werden dan meestal aangeduid als ‘extreem-rechts’ en later als ‘radicaal-rechts’.242 Andere auteurs brachten de partijen toch in verband met het fascisme. Zo haalde Griffin de Centrumdemocraten kort aan in zijn beschrijving van het ‘cryptofascisme’, een vorm van fascisme waarin partijen hun echte fascistische agenda verbergen, en noemde de socioloog Christopher Husbands de Centrumdemocraten ‘post- fascistisch’, omdat ze haar oude fascisme zou hebben verruild voor het nieuwe thema van de migratieproblematiek.243 Om helderheid te scheppen in dit debat wordt op basis van een analyse van de partijprogramma’s, de beschikbare partijbladen en uitspraken van partijideologen het ‘fascistische gehalte’ van deze ‘Centrumstroming’ blootgelegd. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen twee vleugels, de vleugel van ‘volksnationalisten’, bestaande uit de NVU en de CP’86, en de vleugel van ‘centrumdemocraten’, bestaande uit de Centrumpartij en Centrumdemocraten, partijen die beide vertegenwoordigd waren in het parlement en onder leiding stonden van Janmaat.

240 De Vetten, In de ban van goed en fout, 182 – 186, 200 – 202, 224 en 225. 241 Zie onder andere Van Donselaar, Fout na de oorlog, 109 – 205; Bouw, Van Donselaar en Nelissen, De Nederlandse Volksunie, 11 – 13 en 32 – 43 en Kniesmeyer, ‘Georganiseerd neo-fascisme en rechts-extremisme in Nederland’, 139 – 142. 242 Zie onder andere Mudde, The ideology of the extreme right, 117 – 145, Mudde, ‘Het programma van de Centrumstroming’, 31 – 46, Paul Lucardie, Gerrit Voerman, Nederland stromenland, 82 – 84 en De Vetten, In de ban van goed en fout, 17 en 267. 243 Griffin, The nature of fascism, 224 en Christopher Husbands, ‘Combating the extreme right with the Instruments of the Constitutional States: Lessons from Experiences in Western Europe’, Journal für Konflict- und Gewaltforschung, 4 (2002) afl. 1, 52 – 73, aldaar 53.

51

3

2,5

2

1,5

1 Percentage Percentage stemmen 0,5

0 1979 1984 1989 1994 1977 1978 1981 1982 1986 1987 1989 1991 1994 1995 1998 1999 (Europ (Europ (Europ (Europ (Twee (Provin (Twee (Twee (Twee (Provin (Twee (Provin (Twee (Provin (Twee (Provin ees ees ee es de ciale de de de ciale de ciale de ciale de ciale Parlem Parlem Parlem Parlem Kamer) Staten) Kamer) Kamer) Kamer) Staten) Kamer) Staten) Kamer) Staten) Kamer) Staten) ent) ent) ent) ent) CP 0,14 0,83 2,55 CP '86 0,01 0,3 0,36 0,14 CD 0,13 0,26 0,78 0,92 1,05 2,46 1,05 0,99 0,61 0,37 Nederlands Blok (CD afsplitsing) 0,25 NVU 0,4 0,12 0,02 Totaal 0,4 0 0 0,26 0,85 2,55 0,13 0,27 0,78 0,92 1,35 2,82 1,05 1,38 0,61 0,37

Figuur 3: Verkiezingsresultaten ‘derde golf’ bij landelijke verkiezingen (1970 – 2000). Bron: Database verkiezingsuitslagen op website Kiesraad. https://bit.ly/2YwW0MU (geraadpleegd 5 april 2020)

14 12 10 8 6 4

2 Percentage stemmen 0 1972 1982 1983 1985 1986 1990 1994 1998 CP 1,75 9,12 4,87 2,025 CD 1,006666667 4,3725 7,244 1,692857143 NVU 1,8 1,1 0,24 CP'86 1,8 2,133333333 4,24 1,06 VNN 0,856666667 Totaal 1,8 2,85 9,12 4,87 5,071666667 6,505833333 11,484 3,60952381

Figuur 4: Gemiddelde verkiezingsresultaten ‘derde golf’ in gemeenteraadsverkiezingen (1972 - 1998). In de berekeningen zijn alleen gemeentes meegeteld waar de partijen deelnamen aan de verkiezingen. Bron: Database verkiezingsuitslagen op website Kiesraad. https://bit.ly/2YwW0MU (geraadpleegd 26 juni 2020) en overzicht gemeenteraadsverkiezingen 1982 – 2018, website nlverkiezingen https://bit.ly/2CIVfIf (geraadpleegd 11 mei 2020).

52

Ook in Friesland zijn de afgelopen weken verkiezingsaffiches geplakt door de Nederlandse Volksunie. Een partij die onomwonden racistische en fascistische propaganda rondkraamt.244

Anti-fascisme-comité Friesland over de NVU (1977)

Volksnationalisten

De NVU was een kleine splinterpartij, die nooit meer dan 200 leden zou tellen. Onder hen waren niet alleen oud NSB’ers, maar ook aanhangers van de Boerenpartij en Noordbond. Er was dus zeker sprake van een personele continuïteit met het fascistische milieu.245 Hoewel de partij zich formeel distantieerde van het fascisme, dat ze zag als een ‘historisch verschijnsel’, wordt ze vaak in verband gebracht met neofascisme.246 Dat geldt ook voor de CP’86, de radicale voortzetting van de CP. Hoewel Mudde de CP’86 in zijn studie The Ideology of the Extreme Right bestudeerde in samenhang met de CD, vertoonde de partij veel meer overeenkomsten met de NVU. Zo werd CP’86 begin jaren negentig overgenomen door extremistische jongeren van de organisatie Jongeren Front Nederland (JFN), verwant aan de NVU. Sindsdien radicaliseerde de partij en sierde ze haar publicaties met het Keltisch kruis, net als de Jonge Europeanen (zie bijlage 5). De partij werd in 1998 door de rechter ontbonden omdat ze werd beschouwd als een criminele organisatie en ze maakte een korte doorstart als de Volksnationalisten Nederland (VNN).247 Net als de NESB streefden de volksnationalisten naar de vorming van een etnisch homogene volksstaat. Ze omschreven het volk als een levend organisme, wiens ‘cultuur’ niet zomaar kon worden aangeleerd, maar voortkwam uit de volksziel.248 De CP’86 sprak daarbij over het ‘onvermengd Nederlands bloed’.249 In het streven naar de vorming van die etnostaat pleitten de volksnationalisten net als de NESB voor een Groot-Nederland, dat naast Vlaanderen ook de Franstalige gebieden van België zou omvatten en nauwe contacten zou onderhouden met ‘stamgenoten’ in Zuid-Afrika.250 In navolging van de NESB omarmden de meeste volksnationalisten een vorm van etnopluralisme, waarin volkeren ‘gelijk maar anders’ waren. Alleen door elkaars

244 Anti-fascisme-comité Friesland, ‘Nederlandse Volksunie’, Leeuwarder courant, 23 mei 1977, 5. 245 Van Donselaar, Fout na de oorlog, 143 – 148 en Bouw, Van Donselaar en Nelissen, De Nederlandse Volksunie, 10, 56, 60, 61 en 69 – 72. 246 Zonder auteur, ‘Wat verwyt men de NVU?’, Wij Nederland 4 (1974) afl. 6, 1- 7. 247 Paul Lucardie, ‘Right-Wing Extremism in the Netherlands: why it is still a marginal phenomenon’, Paper presented at the Symposium Right-Wing Extremist in Europa, 2000, website Rijsuniversiteit Groningen. https://bit.ly/3df5BMC (geraadpleegd 10 april 2020), 4 en 5. 248 NVU, ‘Program met toelichting door B.S. Postma’ 1972, 7, 10, 11 en 22. https://bit.ly/2Armzdf (geraadpleegd 10 april 2020). en VNN, Beginselprogramma 1997, 6 en 9. https://bit.ly/2UyUCHc (geraadpleegd 10 april 2020). 249 CP’86, Verkiezingsprogramma ‘Eigen volk eerst’, 1994, 32. https://bit.ly/30yAEA5 (geraadpleegd 10 april 2020). 250 Zie onder andere NVU, Beginselprogramma 1971, 3. https://bit.ly/3ff4PR1 (geraadpleegd 10 april 2020).; NVU, Program met toelichting 1972, 3; CP’86, Verkiezingsprogramma ‘Voor een veilig en leefbaar Nederland!’ 1989, 26 en 28. https://bit.ly/2UyUBD8 (geraadpleegd 10 april 2020).;CP’86, Beginselprogramma ‘Nationaaldemocratische gedachten voor een menswaardige toekomst’ 1990, 2. https://bit.ly/3dVXfuv (geraadpleegd 10 april 2020).; CP’86, Verkiezingsprogramma 1994, 28, 30 en 31 en VNN, Beginselprogramma 1997, 10.

53

verschillenen leefgebied te erkennen, zouden de Europese volkeren elkaar kunnen begrijpen en een vreedzame eenheid kunnen vormen in een ‘Europa der vaderlanden’.251 In de woorden van de NVU:

De natuurlijke normen, aard en wezen van Surinamers, Antilianen, Marokkanen, Turken, Chinezen enz. komen uitsluitend tot hun recht in hun eigen leefmilieu, in hun eigen nationale thuisland. Vermenging, biologisch zowel als cultureel, leidt uitsluitend tot ondergang van de eigen identiteit, zowel van de gastvolkeren, als van de gasten. […] Geen volk hoeft zich in absolute zin superieur te gevoelen boven een ander volk, maar het beleven van het gemeenschappelijk natuurlijke anderszijn en het zich verweren tegen aantasting daarvan is een onafwendbare natuurwet, even positief als de natuur selve. [sic]252

Het oude superioriteitsdenken klonk nog wel eens door in de NVU nadat Joop Glimmerveen daar de leiding op zich had genomen.253 Glimmerveen deed regelmatig racistische uitspraken. Zo noemde hij criminele Surinamers ‘ondermensen’ en vergeleek hij donkere mensen met chimpansees.254 Ook begon de partij openlijk Hitler te vereren en de Holocaust te bagatelliseren.255 Bij de Haagse gemeenteraadsverkiezingen van 1974 verspreidde de NVU een pamflet, versierd met een runenteken, waarin ze verklaarde Den Haag ‘blank en veilig’ te willen houden van de ‘plaag van Surinamers en Antilianen’ (zie ook bijlage 6).256 Hoewel Glimmerveen dus duidelijk radicaler was dan veel andere volksnationalisten, omarmde ook hij het ‘recht om te verschillen’.

Ik vind vooral gevoelsmatig, maar ook verstandelijk geredeneerd, dat je een ras biologisch zuiver moet houden. Het gaat mij niet om beter of slechter. Ik vind persoonlijk dus wel dat het noordras superieur is, maar al zou het inferieur zijn, dan zou ik het nog willen behouden. […] Mijn racisme is dus niet op persoonlijke haat gebaseerd, ik wil gewoon het Nederlandse volk zuiver houden.257

251 CP’86, Beginselprogramma 1990, 11, 12 en 14 en NVU, Program met toelichting 1972, 5. 252 NVU, Program met toelichting 1972, 19. Zie ook pagina’s 6 en 7. 253 Zie onder andere Van Donselaar, Fout na de oorlog, 142 – 147, 157 – 159, 169 en Bouw, Van Donselaar en Nelissen, De Nederlandse Volksunie, 30 – 32, 42, 81, 90 - 95. 254 Zie onder andere uitspraken Glimmerveen in Vrij Nederland 2 augustus 1975, via Kniesmeyer, ‘Georganiseerd neo-fascisme en rechts- extremisme in Nederland’, 139 en 140; Zonder auteur, ‘De ongelijkheid der rassen’, Wij Nederland, 6 (1976) afl. 1, 4 – 6 en Uitspraken Glimmerveen in, ‘Zonder auteur, ‘Glimmerveen: ‘Ik blijf discrimineren’’, Het vrije volk: democratisch-socialistisch dagblad, 4 maart 1983, 5. 255 Bouw, Van Donselaar en Nelissen, De Nederlandse Volksunie, 105. 256 IISG, Amsterdam, Afdeling Posters, Visueel Materiaal, inv. nr. BG D4/313, Exemplaar pamflet ‘Den Haag moet blank en veilig blijven!’, 1974. 257 Citaat Joop Glimmerveen, via Bouw, Van Donselaar en Nelissen, De Nederlandse Volksunie, 81.

54

De volksnationalisten beweerden regelmatig op te komen voor het recht van individuen om hun leven naar eigen inzicht in te richten. Daarop volgde echter altijd de nuance dat het individu alleen zingeving kon vinden binnen gemeenschappen als het gezin en het volk en ook moreel verplicht was de gemeenschap te dienen. Geheel in lijn met Griffins concept van het ultranationalisme geloofden ze dat te veel diversiteit en individualiteit de gemeenschap zou schaden.258 De NVU en de VNN verwoordden het respectievelijk als volgt:

Vrij zijn wil zeggen: tesamen vrij zijn. Iedereen richte zijn eigen leven in naar zijn voorkeur en zijn mogelijkheden, zonder daarbij anderen in de ontplooiing van hun leven te hinderen. […] Het is duidelijk, dat alleen een volksgemeenschap in de hiervoor uiteengezette zin als VOLK de persoonlijkheid kan vormen […]. [sic]259

Deze volksgemeenschap is een maatschappij waarin iedereen zijn plaats kent. Net zoals in een lichaam elk orgaan zijn opdracht vervult is de maatschappij zowel geestelijk als fysiek een geheel. Een maatschappij waarin uitsluitend persoonlijke waarde en prestatie voor de gemeenschap bepalend zijn voor ieders plaats in de hiërarchie.260

De grootste bedreiging voor de Nederlandse volksgemeenschap zag men in de ‘invasie van honderdduizenden criminele en parasiterende vreemdelingen’ die als ‘slaven van de nieuwe tijd’ door ‘het bedrijfsleven’ en de Europese elites naar Nederland werden gehaald.261

Zowel de Nederlander als de vreemdeling worden van hun vaderland vervreemd en raken van hun land ontworteld. Beide dreigen nu hun identiteit te verliezen, hetgeen leidt tot verstoring van het gezinsleven, terwijl in vele steden in ons land vreemdelingenghetto's ontstaan waar het Nederlandse volksdeel wordt gedegradeerd tot een minderheid in eigen stad. […] Door het misbruik van het begrip "pluralistische gemeenschap en de ondermijning

258 Zie uitspraken Joop Glimmerveen in Joop Glimmerveen, ‘Autobiografie’ in: Bouw, Carolien, Jaap van Donselaar en Carien Nelissen, De Nederlandse Volksunie. Portret van een racistische splinterpartij (Bussum 1981), 141 – 153, aldaar 148 en onder andere NVU, Beginselprogramma 1971, 2; NVU, Program met toelichting 1972, 2, 5 en 11 en CP’86, Beginselprogramma 1990, 12. 259 NVU, Program met toelichting 1972, 5. 260 VNN, Beginselprogramma 1997, 11. 261 CP’86, Beginselprogramma 1990, 11 en CP’86, Verkiezingsprogramma, 1994, 3.

55

van onze eigen Nederlandse samenleving door honderdduizenden vreemdelingen, zijn wij op het punt aanbeland waar de noodzakelijke gemeenschapsbinding verloren dreigt te gaan.262

Om te voorkomen dat vijandigheden zouden escaleren pleitten de volksnationalisten ervoor de grenzen te sluiten voor vrijwel alle migranten. ‘Nederland is geen emigratieland’, aldus de CP’86.263 In eigen land wilden ze echter verder gaan en de hele multiculturele samenleving ontbinden. Integratie was immers niet mogelijk. Daarbij streefden ze niet alleen naar het beëindigen van elke vorm van positieve discriminatie264, maar ook naar de remigratie van ‘vreemdelingen’. Zo stond de NVU voor de terugzending van gastarbeiders en ‘(ook voormalige) Surinamers en Antilianen’ naar hun land van herkomst.265 Elders pleitte ze voor de ‘geleidelijke afvloeiing en repatriëring van niet-Europese volksgroepen naar hun nationale landen van herkomst en oorsprong’.266 Ook de VNN pleitte voor de ‘remigratie van de in Nederland aanwezige vreemdelingen’.267 Mensen werden dus alleen op basis van hun afkomst uitgesloten:

En de gemeenschappelijke afstamming is een der wezenskenmerken van een volk. Daarom moeten personen, tot buiten-Europese rassen behorende, die geen enkele verwantschap met het Nederlandse volk hebben, uit ons midden worden geweerd.268

De CP’86 pleitte op haar beurt wat specifieker voor de remigratie van gastarbeiders en ‘vreemdelingen’ die werkloos raakten of misbruik maakten van sociale voorzieningen. Ook wilde ze ontwikkelingshulp inzetten om verdere remigratie aan te moedigen.269 In de context van de jaren tachtig zouden deze voorstellen geleid hebben tot de deportatie van tienduizenden allochtonen. Hoewel de volksnationalisten aanvankelijk enthousiast waren over de Europese eenwording, vreesden ze ook dat de EEG slechts een instrument was in handen van kwade krachten. De CP’86 omarmde openlijk samenzweringstheorieën. Zo zou de EEG een van de vele globale instituten zijn, die het imperialistische wereldkapitalisme- en communisme gebruikten om de Europese natiestaten

262 CP’86, Beginselprogramma 1990, 11 en 12. 263 CP’86, Verkiezingsprogramma 1989, 10. 264 Zie onder andere CP’86, Verkiezingsprogramma 1994, 12 en 27. 265 NVU, Program met toelichting 1972, 24 en NVU, Kort program 1977 (A5 versie), 2. https://bit.ly/37oeIJw (geraadpleegd 10 april 2020). 266 NVU, Beginselprogramma 1971, 3; NVU, Program met toelichting 1972, 3 en NVU Verkiezingsprogramma 1977, 1. https://bit.ly/2zmXKyu (geraadpleegd 10 april 2020). 267 VNN, Beginselprogramma 1997, 10. 268 Zonder auteur, ‘Wat verwyt men de NVU?’, aldaar 1. 269 CP’86, Verkiezingsprogramma 1989, 10, 12 en 14; CP’86, Beginselprogramma 1990, 11 en 12, CP’86 en Verkiezingsprogramma 1994, 10 en 15.

56

op te offeren aan de naderende wereldstaat.270 Hoewel de CP’86 niet altijd duidelijk maakte wie er achter deze plannen zat, combineerde ze de uitspraken wel vaak met kritiek op de macht van Israël.271

Europa is het doelwit van het internationaal grootkapitaal. Europa is te machtig en wordt daarom doelbewust en georganiseerd overspoeld door horden vreemdelingen, die binnen afzienbare tijd het welvarende Europa zullen hebben gedegradeerd tot een derde wereld continent.272

Net als de Jonge Europeanen omschreven de volksnationalisten zichzelf als de ware vertegenwoordigers van het Nederlandse volk tegenover een gecorrumpeerde, egoïstische elite.273 Die elite zou er alles aan doen om de volkswil de mond te snoeren:

De NVU is de enige politieke partij die bereid is de wil van ons volk uit te voeren. Zij is daarmee de enige werkelijk democratische partij in ons land. Aangezien haar doelstellingen met betrekking tot Surinamers en gastarbeiders in harmonie zijn met de wens van het grootste deel van de Nederlandse bevolking, draagt zij geen sterk sociaal afgekeurd karakter. Dat lijkt alleen maar zo, omdat de tegenstanders van de NVU, die haar met alle mogelijke minderwaardige en ondemocratische middelen bestrijden, nu eenmaal de media volledig beheersen. Dat in 1977 uiteindelijk slechts 0,4 procent van de kiezers op de NVU heeft gestemd, komt onder meer doordat de NVU geen positieve toegang tot de media heeft en bovendien door de ‘democratische’ linkse terreur zich niet via openbare vergaderingen tot het Nederlandse volk kan richten.274

Op het gebied van de democratie hielden de volksnationalisten er dubbelzinnige ideeën op na. Enerzijds benadrukten ze dat Nederland geen democratie meer was. Het land zou door de

270 CP’86. 1989 27. 271 Diverse uitspraken uit partijblad Centrumnieuws via Mudde, The Ideology of the extreme right, 161 en 162. 272 CP’86, Verkiezingsprogramma 1994, 30. 273 NVU, Beginselprogramma 1971, 1 en NVU, Program met toelichting 1972, 4. 274 Verklaring Bestuur NVU, via Bouw, Van Donselaar en Nelissen, De Nederlandse Volksunie 160. Voor een vergelijkbare uitspraak zie Bob Groen, Redmar Kooistra en Jan Blokker, 'Twijfel onnodig over wat Glimmerveen wil', De Volkskrant, 20 mei 1981, 7.

57

beperkingen van de vrijheid van meningsuiting en vergadering verworden zijn tot een dictatuur.275 Formeel wilden de volksnationalisten de democratie echter niet afschaffen. De CP’86 liet zich weinig over het onderwerp uit. Ze omschreef zichzelf als ‘nationaal-democratisch’, vond dat het parlement in dienst moest staan van de volksgemeenschap en vond dat de overheid moest optreden tegen organisaties die de staat ondermijnden.276 Ook pleitte ze voor enkele hervormingen, zoals het decentraliseren van het bestuur en het invoeren van adviserende en bindende referenda.277 Hoewel de CP’86 sprak over ‘revolutionaire’ acties, werd nooit echt duidelijk wat ze daarbij voor ogen had.278

Wij, nationaaldemocraten, zetten ons in voor een democratie waarin zich de wil van het volk vrij kan ontplooien. Een voorwaarde om dat doel te bereiken is de volle souvereiniteit van het gehele Nederlands-sprekende volksdeel als democratische staat, die alle deelverlangens als beschermer van het geheel, bundelt, het recht van de eigen Nederlandse minderheden beschermt, de grondwet respecteert en door het volk als souverein wordt gedragen. Het houden van een volksstemming met als doel de mening van het volk te horen en verlangens van het volk te verwezenlijken is dwingende voorwaarde. [sic]279

Ook de NVU pleitte er nooit openlijk voor de democratie af te schaffen, al klonken dergelijke geluiden wel eens door in de partijbladen: ‘Daar wij de parlementaire democratie zullen afschaffen, zal er in de volksnationale staat voor begrippen als links en rechts geen plaats meer zijn’.280 Enerzijds stelde de NVU net als de CP’86 voor de politiek dichter bij de burger te brengen met referenda en een gedecentraliseerd bestuur.281 Anderzijds stelde ze voor meer macht over te dragen aan de monarchie en de Staten-Generaal aan te vullen met vertegenwoordigers van verschillende werkgemeenschappen en andere ‘nationale geledingen’. Via dit corporatistische systeem zou de macht in handen moeten komen van een elitaire voorhoede, die de ’gemanipuleerde massa’ zou kunnen bevrijden.282

275 Martin Schot, ‘Wie zijn de ware fascisten in dit land?’, Wij Nederland 7 (1977) afl. 1, 3 en 4; Joop Hagenbeek, ‘Volksnationalisme is géén fascisme’, Wij Nederland 7 (1977) afl. 2, 10 en 11, aldaar 11; Uitspraken uit partijblad Centrumnieuws 1994, via Mudde, The Ideology of the extreme right, 160; CP’86, Verkiezingsprogramma 1989, 8 en CP’86, Verkiezingsprogramma 1994, 8. 276 CP’86, Verkiezingsprogramma 1989, 5 en 6; CP’86, Beginselprogramma 1990, 4, 5 en 13 en CP’86, Verkiezingsprogramma 1994, 4. 277 CP’86, Verkiezingsprogramma 1989, 6 en 19 en CP’86, Verkiezingsprogramma 1994, 5, 6 en 21. 278 CP’86, Beginselprogramma 1990, 3. 279 CP’86, Beginselprogramma 1990, 5. 280 Citaat uit Zonder auteur, ‘Wat verwyt men de NVU?’, 8. Zie ook Zonder auteur, ‘De Gemeenteraadsverkiezingen’, 8 (1978) afl. 2, 3 en 4. 281 NVU, Beginselprogramma 1971, 2; NVU, Program met toelichting 1972, 2, 3, 9 – 11, 14, 16, 24 en 25 en NVU, Kort program 1977, 3. 282 NVU, Program met toelichting 1972, 2, 6, 10 en 14 en VNN, Beginselprogramma 1997, 11.

58

Hier ligt een rol van de elite. Wij volksnationalisten, Nederlandse nationalisten in het Europa der Volkeren, wij willen de schepping van een strijdende revolutionaire elite, […] Een elite die zich uiteindelijk volkomen bewust wordt van wat ze moet zijn: de geestelijke zuurdesem die de Nederlanden helpt vormen, het korps voorvechters overal verspreid en toch in nauw contact, de heimatlozen die hun vaderland nog geboren moeten zien worden. [sic]283

Opmerkelijk is dat de VNN, de voortzetting van de CP’86, deze voorstellen overnam. Ook zij pleitte ervoor de democratie te vervangen door een corporatistisch systeem, waarin een elite aan de macht zou komen, aangevuld met referenda.284 De volksnationalisten wisselden beloftes van een mooie toekomst af met doemscenario’s. Zo verklaarde de NVU dat de wereld in crisis was en de ondergang van het blanke volk naderde door oprukkende Aziaten.285 Daarbij hamerde ze echter ook op de mogelijkheden van vernieuwing en het naderende ‘reveil’. Geheel in lijn met het palingenisme beloofden ze dat zodra de Europese volkeren zich weer bewust zouden worden van hun eenheid, het ‘herschapen Europa’ op zou leven.286 Hoewel de CP’86 en de VNN zich minder expliciet uitlieten in termen van ‘reveil’ en ‘herschepping’, spraken ze regelmatig over een ideale toekomst van solidariteit en vrede die bereikt kon worden als het volk maar weer bijeen zou komen (zie bijlage 7).287 Op economisch gebied vond er ook een verandering plaats in de ver-rechtse politiek. Waar de neoliberalen nog hadden gepleit voor een open markt en de sanering van de verzorgingsstaat, begonnen de volksnationalisten, als reactie op de veranderde beleidsconsensus op regeringsniveau, elementen van het socialisme over te nemen. Dat bracht hen tot een pleidooi voor een gemengde economie, waarbij bovenal nationale belangen moesten worden verdedigd. Mudde heeft dit geduid als ‘welvaartschauvinisme’.288 De CP’86 en de VNN spraken daarbij expliciet over een ‘Derde Weg’ van nationale solidariteit.289 Vrij ondernemen werd toegestaan, zolang het de volksgemeenschap niet schaadde en niet onderwierp aan grote multinationals. Tegenover het eigendomsrecht stond immers ook een plicht jegens de gemeenschap.290 De NVU en de VNN riepen expliciet op tot de oprichting van een corporatistische ordening van de economie.291 Noemenswaardig is ook dat zowel de NVU als

283 Jeff Vercauteren, ‘Ons Nederlands Volksnationalisme’, Wij Nederland 4 (1974) afl. 4, 8 en 9, aldaar 9. 284 VNN, Beginselprogramma 1997, 10 – 12. 285 Zonder auteur, ‘Joop Glimmerveen zit in de gevangenis maar wij gaan door!’, Wij Nederland, 8 (1978) afl. 35, 6; V.V.D.S., ‘De ondergang van het blanke ras’, Wij Nederland, 5 (1975) afl. 3/4, 12 en W. Visser, ‘Stervend volk’, Wij Nederland, 8 (1978) afl. 2, 5 – 7, aldaar 7. 286 NVU, Beginselprogramma 1971, 1. Zie ook NVU, Program met toelichting 1972, 5, 10, 19, 22 en 24. 287 CP’86, Beginselprogramma 1990, 6 en VNN, Beginselprogramma 1997, 2. 288 Mudde, ‘Het programma van de Centrumstroming’, 42 en 43, Mudde, The Ideology of the extreme right, 135 en 136 en Cas Mudde, Populist radical right parties in Europe (New York 2007), 131. 289 CP’86, Beginselprogramma 1990, 12 en 13 en VNN, Beginselprogramma 1997, 9 en 11. 290 Zie onder andere NVU, Beginselprogramma 1971, 3; NVU, Program met toelichting 1972, 13 - 17 en 25; NVU, Kort program 1977, 3; CP’86, Verkiezingsprogramma 1989, 11 en 17 en VNN, Beginselprogramma 1997, 12. 291 NVU, Program met toelichting 1972, 2, 22 en VNN, Beginselprogramma 1997, 11 en 12.

59

de CP’86 ervoor pleitten arbeiders mede-eigenaren te maken van grote bedrijven.292 Dit welvaartschauvinisme ging ook gepaard met oproepen om de verzorgingsstaat te beschermen. Zo maakte de NVU zich hard voor de ontwikkeling van een ‘volksverzekering voor bejaarden’.293 De CP’86 bond de strijd aan met de ‘afbraak van ons sociaal stelsel’ en benadrukte dat de kosten zo hoog opliepen door ‘ongecontroleerde, onbetaalbare, gratis medische verzorging voor tienduizenden asielzoekers’.294

292 NVU, Beginselprogramma 1971, 2; NVU, Program met toelichting 1972, 14, 24 en CP’86, Beginselprogramma 1990, 10. 293 NVU, Beginselprogramma 1971, 3; NVU, Program met toelichting, 1972, 3, 14 – 16 en 25; NVU Verkiezingsprogramma 1977, 1 en NVU, Kort program 1977, 3, 294 CP’86, Verkiezingsprogramma 1989, 24; CP’86, Beginselprogramma 1990, 15 en CP’86, Verkiezingsprogramma 1994, 14 en 26.

60

Het gaat wat de Centrumpartij en de Volksunie betreft om groeperingen die zowel door rechtbanken als door de Gedeputeerde Staten als racistisch en fascistisch zijn aangemerkt.

De Waarheid over de Centrumpartij295

Centrumdemocraten

In de tweede golf stonden de neoliberalen en de neofascisten vrijwel los van elkaar. Op enige Noordbonders en een enkele opmerking in De Vrije Boer na was er nauwelijks sprake van personele of ideologische overlap tussen de twee vleugels. In de derde golf kwam hier verandering in. De Centrumpartijen van Janmaat kwamen indirect voort uit de NVU en nog jarenlang was er sprake van zowel een personele als een ideologische overlap tussen de twee vleugels. Nog in 1994 waren er bij de Centrumdemocraten radicale volksnationalisten actief, waaronder Yge Graman en Richard van der Plas.296 De volksnationalisten en Centrumdemocraten deelden zeker standpunten: de bescherming van het eigen volk, het sluiten van de grenzen, het afschaffen van de multiculturele samenleving en de strijd tegen de partijelites. Het zou echter te ver gaan te concluderen dat de Centrumdemocraten gewoonweg volksnationalisten waren, die hun weg hadden gevonden naar het parlement. Er vond namelijk ook een ideologische verschuiving plaats, waarbij de Centrumdemocraten hun nationalisme aanpasten. Die verschuiving wordt hier in kaart gebracht. De Centrumdemocraten omschreven zich net als de Boerenpartij als vernieuwingsbewegingen die stonden voor een nieuwe politiek voorbij ‘links en rechts’. Net als de volksnationalisten vreesden de Centrumdemocraten dat de aanwezigheid van grote aantallen allochtonen zou leiden tot het uiteenvallen van de nationale gemeenschap. Ze verweten de elites de Nederlandse belangen op te offeren aan buitenlanders, door de grenzen wijd open te zetten, vreemdelingen voor te trekken, elk debat hierover taboe te verklaren en ‘de gewone man’ met alle kosten en problemen op te zadelen. De partij vreesde toenemende rassenhaat en verwees daarbij regelmatig naar de rassenrellen in Los Angeles van 1992 en de burgeroorlog in Joegoslavië. Daarbij waren de Centrumdemocraten een stuk pessimistischer dan hun tegenhangers. Nederland zou werkelijk geteisterd worden door toenemende werkloosheid en criminaliteit. De Centrumdemocraten riepen niet op tot ‘vernieuwing’ maar voorspelden dat Nederland in de toekomst zou worden overgenomen door buitenlandse bendes.297 Om het tij te keren pleitten de Centrumdemocraten net als de volksnationalisten voor het

295 Zonder auteur, ‘Democratisch bewustzijn’, 20 mei 1981, De Waarheid, 3. 296 Joost Niemöller, De verschrikkelijke Janmaat. Nederland en de Centrumpartij (Amsterdam 2015), 329 – 332. 297 Uitspraken uit partijblad CD Info 1992 no. 7, via De Vetten, In de ban van goed en fout, 48.

61

sluiten van de grenzen voor vluchtelingen en gastarbeiders en het handhaven van de natiestaat.298 Ook volgden ze de volksnationalisten in de strijd tegen iedere vorm van voorkeursbeleid voor vreemdelingen, aangezien het strijdig zou zijn met de grondwet.299 Het verschil tussen de twee vleugels lag hem met name op de wijze waarop ze hun nationalisme duidden. In tegenstelling tot de NESB, Noordbond, Jonge Europeanen en volksnationalisten omschreven de Centrumdemocraten de natie namelijk niet zozeer in etnische, maar vooral in culturele termen. De Centrumdemocraten maakten zich hard voor het behoud van de Nederlandse cultuur, die zich zou hebben ontwikkeld vanuit het christendom en humanisme.300 Ze waren dan ook niet zozeer tegen een multi-etnische samenleving, maar wel tegen een multiculturele samenleving, waarin de Nederlandse waarden verloren dreigden te gaan. Vreemdelingen konden in principe toetreden tot deze natie, mits ze zich zouden aanpassen aan de dominante monocultuur.301 Natuurlijk kon men eigen ideeën uitdragen, maar te veel diversiteit zagen de Centrumdemocraten als een probleem. Janmaat verklaarde in 1986 zelfs dat hij dit als een gevaar zag voor de democratie:

Want het is mij nooit gebleken dat er redelijke oplossingen bereikt kunnen worden als er tegengestelde ideeën ten grondslag liggen aan de stof waaruit wordt gewerkt. Het aanscherpen van deze tegenstellingen ·door middel van de ideeën en waarden der multi- culturele samenleving verhoogt ten enen male niet de kracht van ons politieke stelsel, maar werkt als een sterk ondermijnende factor. [sic]302

Als ideaal voorbeeld van geassimileerde vreemdelingen wees de partij naar de Nederlandse Joden:

Welke problemen hebben wij met het Jodenras? Geen enkel! Waardoor komt dat? Alleen door het feit, dat deze mensen zich aan de Nederlandse samenleving hebben aangepast en daardoor ongemerkt zijn opgegaan in de massa. Het enige waarin zij zich onderscheiden zijn hun geloof en hun gebruiken, welke echter in besloten kring beleden worden. De

298 Zie onder andere CP, Verkiezingsprogramma 1981, 4 en 31. https://bit.ly/2UIxENW (geraadpleegd 10 april 2020).; CP, Verkiezingsprogramma 1982, 26. https://bit.ly/2YBstAB (geraadpleegd 10 april 2020).en CD, Verkiezingsprogramma ‘Oost West Thuis Best’ 1994, 4 en 29. https://bit.ly/3huqN4s (geraadpleegd 10 april 2020). 299 Zie onder andere CP, Verkiezingsprogramma 1981, 33 en CD, Verkiezingsprogramma 1994, 10, 15, 18 en 30. 300 Zie onder andere CP, Verkiezingsprogramma 1981, 24, 27 en 28 en CD, Verkiezingsprogramma 1994, 4 en 7. 301 Zie onder andere CD, Voorlopig politiek program, 1986, 3 en CD, Verkiezingsprogramma ‘Trouw aan rood wit blauw’ 1998, 13. https://bit.ly/3fhNg2U (geraadpleegd 10 april 2020). 302 Citaat Hans Janmaat uit Middentaal 1986 afl. 2, via Lucardie en Voerman, ‘Extreem-rechts in Nederland. De centrum-democraten en hun radicale rivalen I, 27.

62

buitenwacht heeft daarvan geen last. De omgeving wordt niet gestoord en ook niet verstoord. Dat is integratie. Dat is aanpassen. Het is er wel maar het is er niet.303

In hun streven naar een monocultuur zetten de Centrumdemocraten zich expliciet af van het ‘eng nationalistisch denken’ van hun radicale tegenhangers.304 Dit weerhield Van Donselaar er niet van te beweren dat de Centrumpartij net als de NVU streefde naar ‘de verwijdering van etnische minderheden uit de samenleving’.305 Hoewel de Centrumdemocraten duidelijk streden voor een homogene samenleving, gaat die conclusie te ver. Een voorstel van partijideoloog Wim Bruyn dat hierop neerkwam, werd zelfs intern afgewezen.306 In werkelijkheid wilden de Centrumdemocraten alleen specifieke groepen wegsturen (illegalen, bepaalde criminele allochtonen en werkloze gastarbeiders) en de eisen voor naturalisatie verhogen. Genaturaliseerde allochtonen werden dus gewoon opgenomen in de gemeenschap, mits ze zouden inburgeren en afstand zouden doen van hun andere nationaliteit.307 Ook wilden de Centrumdemocraten genaturaliseerde allochtonen aanmoedigen op vrijwillige basis terug te keren naar hun thuisland. Om dat aantrekkelijk te maken wilden ze zelfs grote investeringen doen in de werkgelegenheid in die landen.308 Zelf vatten de Centrumdemocraten de voorstellen als volgt samen: ‘Vreemdelingen en minderheden passen zich aan de Nederlandse gewoonten en gebruiken aan of verdwijnen over de landsgrenzen’.309 Hoewel ook deze voorstellen in tijden van hoge werkloosheid zouden hebben geleid tot de repatriëren van tienduizenden allochtonen, kunnen ze niet zomaar worden bestempeld als ‘racistisch’. De voorstellen zouden waarschijnlijk alleen mensen hebben getroffen die de Nederlandse nationaliteit niet bezaten en waren niet gericht op specifieke etnische minderheden. De toevoeging ‘waarschijnlijk’ is noodzakelijk, omdat de Centrumdemocraten begrippen als allochtonen, minderheden en vreemdelingen vrij slordig door elkaar gebruikten.310 Bij andere voorstellen was wel duidelijk sprake van racisme. Zo benadrukten de Centrumdemocraten dat genaturaliseerde allochtonen in hun ogen mochten blijven, maar niet als gelijkwaardige medeburgers behandeld zouden worden. Zo wilde men overheidsbetrekkingen alleen

303 Citaat uit part AIVD, Den Haag, Afdeling Centrale Documentatie, inv nr. 196720 1661409, ‘Pamflet ‘Bestaat discriminatie?’’, 3. 304 Zie onder andere CD, Voorlopig politiek program 1986, 3 en uitspraken uit Middenweg uit 1981 en 1983, via Mudde, ‘Het programma van de Centrumstroming’, 199. 305 Van Donselaar, Fout na de oorlog, 178 en 218 en Van Donselaar, ‘Postwar fascism’, 96. 306 Niemöller, De verschrikkelijke Janmaat, 129. 307 Zie onder andere CD, Concept partijprogramma 1989, 3; CD, Verkiezingsprogramma 1994, 10 en CD, Verkiezingsprogramma 1998, 11. 308 Zie onder andere CP, Verkiezingsprogramma 1981, 9 en 22 – 25; CP, Verkiezingsprogramma ‘Naar een veilig en leefbaar Nederland’ 1986, 11; Centrumdemocraten Concept partijprogramma 1989, 6 en 10 – 12. https://bit.ly/2YpXPtY (geraadpleegd 10 april 2020) en CD, Verkiezingsprogramma 1994, 29, 32 en 33. 309 Zie onder andere CD, Concept partijprogramma 1989, 3, CD, Verkiezingsprogramma 1994, 15 en CD, Verkiezingsprogramma 1998, 13. 310 CP, Verkiezingsprogramma 1986, 15; CD, Concept partijprogramma 1989, 6; CD, Verkiezingsprogramma 1994 23 en CD, Verkiezingsprogramma 1998, 19.

63

open stellen voor burgers die het Nederlanderschap in de derde generatie bezaten.311 Ook zouden ‘Nederlandse werkzoekenden’ eerder moeten worden aangenomen dan gastarbeiders en ‘minderheden’. Dit voorstel zou niet alleen de uitzetting van gastarbeiders hebben versneld, maar ook racistisch van aard zijn geweest als men met ‘minderheden’ verwees naar genaturaliseerde allochtonen.312 De Centrumdemocraten vonden dit zelf rechtvaardig, omdat de autochtone Nederlanders ‘vanuit historisch perspectief’ de ‘oudste rechten’ zouden hebben.313 De omslag naar het culturele nationalisme had ook invloed op de visie op het individu. In tegenstelling tot de volksnationalisten pleitten de Centrumdemocraten expliciet voor de bescherming van het recht van individuen om hun leven naar eigen inzicht vorm te geven, zonder dat daarop meteen de nuance volgde dat een individu alleen zingeving zou kunnen vinden in de volksgemeenschap.314 Hiermee droegen ze als eerste ver-rechtse politici uit wat Pels ‘nationaal- individualisme’ noemde.315 In lijn met dit nationaal-individualisme uitten de Centrumdemocraten ook felle kritiek op de islam. Ze beschouwden het als een agressieve en collectivistische religie, die niet te verenigen was met de Nederlandse cultuur en die uit zou zijn op de verovering van Europa.316 De omslag had ook consequenties voor de visie op de wereldpolitiek. Net als de Jonge Europeanen en de Noordbond omarmden de Centrumdemocraten een vorm van etnopluralisme. Nu waren er zeker wel mensen in de partij actief die daarbij streefden naar een etnische indeling van de wereld. Zo pleitte partijideoloog Bruyn al vanaf de jaren zestig voor het ‘recht op apartheid’.317 Het is dan ook geen toeval dat zijn boek over dit onderwerp eerder door de Noordbond was geprezen.318 De Centrumdemocraten legden in hun etnopluralisme echter meer de focus op cultuur dan op etniciteit. Het pleidooi voor een verenigd Groot-Nederland werd slechts eenmaal geuit, in het partijprogramma van de Centrumdemocraten in 1998.319 Voor de rest sprak men nauwelijks over ‘stamverwanten’ in Vlaanderen en Zuid-Afrika. De Centrumdemocraten betreurden het dat het machtige Europa na de oorlog was verdeeld en verzwakt. Daarom was de Centrumpartij net als de volksnationalisten in eerste instantie opmerkelijk positief over de EEG en haar streven naar monetaire eenwording. Ze wilde zelfs verder gaan, door zaken als migratie, het milieu en werkgelegenheid op Europees niveau te coördineren en in het onderwijs meer aandacht te besteden aan de vorming van een ‘Europese identiteit’ (zie bijlage

311 CD, Concept partijprogramma 1989, 3; CD, Verkiezingsprogramma 1994, 9 en CD, Verkiezingsprogramma 1998, 11. 312 CP, Verkiezingsprogramma 1986, 15; CD, Concept partijprogramma 1989, 6; CD, Verkiezingsprogramma 1994 23 en CD, Verkiezingsprogramma 1998, 19. 313 CD, Verkiezingsprogramma 1994, 4. 314 Zie onder andere CP, Verkiezingsprogramma 1982, 27 en CP, Verkiezingsprogramma 1986 ‘Naar een veilig en leefbaar Nederland’, 26. https://bit.ly/2YoNVZC (geraadpleegd 10 april 2020). 315 Dick Pels, Het volk bestaat niet, 16, 30, 32, 36 - 38, 42 – 45 en 59 – 61. 316 Zie onder andere CD, Voorlopig Centrumdemocratisch politiek program 1986, 3. https://bit.ly/3dSJPPW (geraadpleegd 10 april 2020) en J. Verhelst, ‘De dreiging van de islam’, CD-actueel 1 (1987) afl. 2, 26. 317 Wim Bruyn, Het recht op apartheid (Arnhem 1965). 318 AIVD, Den Haag, Afdeling Centrale Documentatie, ‘Exemplaar van The Northlander en diverse andere stukken’, 2 april 1967, 12. 319 CD, Verkiezingsprogramma 1998, 37.

64

8). De partijen betreurden het echter dat de EEG veranderde in een ‘Europa der Goederen’, dat alleen draaide om geld. Ook geloofde ze dat het werd gecontroleerd door een select gezelschap ‘Eurocraten’, dat zijn eigen belangen nastreefde en de grenzen wijd openzette. De oplossing zagen ze in een ‘Verenigd Europa der Volkeren’, waarin de ‘Europese verscheidenheid’ behouden zou blijven.320

Tenslotte zal op de langere termijn de politieke eenwording binnen een Europese Volkerenfederatie – hoe paradoxaal het ook moge klinken – de huidige internationalistische tendenzen ter ondergaving van onze Nationale identiteit effectief kunnen tegengaan. Want zowel onze nationale identiteit als onze demokratische staatsvorm zijn unieke verworvenheden van één gemeenschappelijk Europees erfgoed. [sic]321

Later werden de Centrumdemocraten steeds kritischer. Net als de volksnationalisten begon ze de EEG te zien als een van de vele internationale krachten die erop uit zouden zijn Nederland aan zich te onderwerpen.322 Als leider van de Centrumdemocraten werd Janmaat steeds achterdochtiger en raakte hij ervan overtuigd dat de Verenigde Staten de Europese elites dwongen de grenzen open te zetten om het continent te verzwakken.323 In hun kritiek op de gevestigde orde stelden de Centrumdemocraten zich net als de Boerenpartij en volksnationalisten op als de ware vertegenwoordigers van het ‘gewone volk’ tegenover een gecorrumpeerde elite. Ze geloofden dat Nederland was verworden tot een ‘partijenstaat’ of zelfs een dictatuur waarin het parlement, de gerechtelijke macht en de veiligheidsdiensten waren gereduceerd tot de machtsinstrumenten van een kleine minderheid. Echte oppositie zou daarom niet meer mogelijk zijn.324 Deze pessimistische visie op de Nederlandse democratie hing nauw samen met de vele strafrechtelijke vervolgingen en infiltraties vanuit de BVD waar de Centrumdemocraten mee te maken kregen.325 Janmaat vergeleek Nederland met Mussolini’s Italië en Nazi-Duitsland.326 Om hier verandering in te brengen en de ‘wil van het volk’ te herstellen pleitten de

320 CP, Verkiezingsprogramma 1981, 9, 18 en CP, Verkiezingsprogramma ‘Europees Programma’ 1984, 4, 8 - 12, 16 – 19, 24 – 30, 35 en 36. https://bit.ly/30xlTxt (geraadpleegd 10 april 2020). 321 CP, Verkiezingsprogramma 1984, 6 en 7. 322 Zie onder andere CD, Verkiezingsprogramma 1998, 27 en Niemöller, De verschrikkelijke Janmaat, 74 – 76. 323 Uitspraken Janmaat via Maurice Wilbrink en Paul Koopman, ‘Zwakke sterke man van extreem rechts’, Provinciale Zeeuwse Courant, 5 november 1994, 27. Zie ook citaten uit CD actueel 1988 afl. 1 en CD actueel 1990 afl. 3, via De Vetten, In de ban van goed en fout, 49. 324 Zie onder andere CP, Verkiezingsprogramma 1981, 4 - 6 en 16 en Gerrit Voerman en Paul Lucardie, Populisten in de polder (Amersfoort 2012), 31. 325 De Vetten, In de ban van goed en fout, 54 en 106 – 179. 326 Uitspraken Janamaat uit De Groene Amsterdammer, 7 oktober 1992, via De Vetten, In de ban van goed en fout, 54.

65

Centrumdemocraten er in tegenstelling tot de volksnationalisten echter niet voor de parlementaire democratie omver te werpen. In plaats daarvan wilden ze deze net als de vroegere conservatieven en neoliberalen vernieuwen door hervormingen door te voeren, waaronder bestuurlijke decentralisatie, directe verkiezingen van burgemeesters en adviserende en bindende referenda over belangrijke kwesties als de massa-immigratie en de overdracht van soevereiniteit.327 Voorstellen voor het invoeren van minimumstraffen, wat neer zou komen op een inperking van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, stonden hooguit op gespannen voet met de liberale democratie, niet met de beginselen.328 Ondanks deze voorstellen bleef Janmaat zelf pessimistisch. In zijn ongepubliceerde autobiografie leek hij elk vertrouwen in het Nederlandse volk te hebben verloren:

Of het een volkskaraktertrek is of niet, de Nederlandse samenleving reageert buitengewoon laks of zelfs helemaal niet op een beleid dat haar belangen in hoge mate verwaarloost en zelfs te grabbel gooit, haar verdiende rijkdom aan anderen wegschenkt en zelfs haar voortbestaan op het spel zet. Waarin een klein land laf kan zijn. Dat laatste is een conclusie na twintig jaar harde politieke strijd.329

Hoewel de Centrumdemocraten zelf aan veel geweld uit extreem-linkse hoek werden blootgesteld, hebben ze er nooit voor gepleit het staatsgezag te ondermijnen. Wel lekte er in 1984 een interne conceptnota uit, waarin partijideoloog Bruyn de ‘noodweertheorie’ uiteenzette. Hij omschreef de toenemende ‘massa-immigratie’ als een gevaar voor de natiestaat. Opstanden ertegen, zoals die hadden plaatsgevonden in Rotterdam en Schiedam, konden in zijn ogen gezien worden als legitiem verzet: ‘Daar waar de rechten der autochtone staatsburgers van een bepaald land niet of onvoldoende worden beschermd door de desbetreffende overheden zal een beroep op noodweer kunnen worden gedaan.’330 Het is echter van belang erop te wijzen dat de nota nooit officieel werd gepubliceerd en binnen de partij tot onenigheid leidde. Alleen Janmaat stemde er later nog mee in.331 Op economisch gebied begonnen de Centrumdemocraten als reactie op de veranderde beleidsconsensus net als de volksnationalisten te pleiten voor een vorm van welvaartschauvinisme,

327 Zie onder andere CP, Verkiezingsprogramma 1981, 6 - 8, 19 en 24; CP, Verkiezingsprogramma 1986, 6; CD, Voorlopig politiek program 1986, 1; CD, Concept partijprogramma 1989, 2; CD, Verkiezingsprogramma 1994, 9, 11 en 33 en CD Verkiezingsprogramma 1998, 10 en 12. 328 Zie onder andere CD, Verkiezingsprogramma 1994, 13. 329 IISG, Amsterdam, Archief Jans Janmaat, inv. nr. 263, ‘Typoscript van Janmaats ongepubliceerde autobiografie ‘De vrouw van de Secretaris’’, onbekende datum, 7 en 8. 330 IISG, Amsterdam, Archief Hans Janmaat, inv. nr. 289, Nota ‘Nederland voor de Nederlanders’, 23 en 24. 331 Niemöller, De verschrikkelijke Janmaat, 46 en 47.

66

waarin elementen van het socialisme en kapitalisme werden verenigd. Zo wilden ze een ‘harmoniemodel’ vormen dat de economie in dienst zou stellen van de gemeenschap. Pleidooien voor lagere belastingen en privatisering gingen dan ook gepaard met oproepen tot meer overheidssteun voor het midden- en kleinbedrijf en de landbouwsector. Ook wilde men het gebruik van Nederlandse producten en diensten vanuit de overheid bevorderen en een einde maken aan voorkeursregelingen voor ‘ethnische ondernemers’, omdat deze de Nederlanders ondernemers zouden benadelen.332 Net als de volksnationalisten pleitten de Centrumdemocraten ook voor het behoud van de verzorgingsstaat en benadrukten ze dat dat het stelsel alleen in stand kon worden gehouden als vreemdelingen ervan zouden worden uitgesloten. De Centrumdemocraten stelden dan ook voor te korten op uitkeringen die naar het buitenland werden gesluisd, en ze wilden gastarbeiders grotendeels uitsluiten van het sociale zekerheidstelsel.333

332 Zie onder andere CD, Verkiezingsprogramma 1989, 4; CD, Verkiezingsprogramma 1994, 18 en CD, Verkiezingsprogramma 1998, 15. 333 CP, Verkiezingsprogramma 1981, 8 – 17; CP, Verkiezingsprogramma 1982, 3, 4 en 15; CP, Verkiezingsprogramma 1986, 12, 13 en 17-19; CD, Voorlopig politiek program 1986, 2 en 3; CD, Concept partijprogramma 1989, 4, 9, 11 en 14; CD, Verkiezingsprogramma 1994, 18, 24 - 26 en 29 en CD, Verkiezingsprogramma 1998, 25 - 29 en 35.

67

Conclusie golf 3

Ook in Nederland grepen ver-rechtse organisaties als de NVU en de Centrumpartijen de massamigratie en toenemende werkloosheid aan om de gevestigde orde onder vuur te nemen. Beide vleugels maakten zich hard voor de bescherming van het Nederlandse volk en de Nederlandse natiestaat in een wereld die steeds meer globaliseerde. Om de oplopende spanningen in de samenleving het hoofd te bieden stelden beide vleugels voor de grenzen te sluiten voor asielzoekers en elke vorm van positieve discriminatie een halt toe te roepen. Beide vleugels geloofden ook dat ze de ware vertegenwoordigers waren van het gewone volk en dat ze in strijd waren met elites, die vervreemd waren van het volk en eropuit waren Nederland om te vormen tot een multiculturele samenleving. Tot zover de overeenkomsten. De twee vleugels verschilden in hun visie op de natie, en dat had vergaande consequenties voor hun visie op integratie, remigratie, individualisme en de wereldpolitiek. De volksnationalisten streefden openlijk naar de vorming van een Groot-Nederlandse etnostaat, waarbij niet-Europeanen het land moesten verlaten en individuen ondergeschikt zouden worden gemaakt aan de gemeenschap. Wel maakte het oude superioriteitsdenken regelmatig plaats voor een vorm van etnopluralisme. De volksnationalisten combineerden dit racistische ultranationalisme met beloftes van ‘vernieuwing’ en ‘heropleving’. Ze geloofden dat zodra de Europese volkeren hun nationale bewustzijn zouden herpakken, er een ‘Europees reveil’ zou plaatsvinden. Daarmee omarmden ze een vorm van palingenisme. De Centrumdemocraten maakten een omslag naar cultuurnationalisme, waarbij allochtonen konden blijven zolang ze maar integreerden. Verder wilden de Centrumdemocraten alleen heel specifieke groepen allochtonen repatriëren: allochtonen, bepaalde criminelen en werkloze gastarbeiders. Omdat dit beleid waarschijnlijk was gericht op mensen zonder Nederlandse nationaliteit en er verder geen onderscheid werd gemaakt op basis van afkomst, kan hier niet zomaar gesproken worden over racisme. Dat geldt wel voor de voorstellen om genaturaliseerde allochtonen achter te stellen, bijvoorbeeld bij sollicitaties. Het culturele nationalisme bracht de Centrumdemocraten er ook toe zich expliciet hard te maken voor individuele vrijheden. Daardoor omarmden ze wat Pels ‘nationaal-individualisme’ noemde. Kort samengevat stonden de volksnationalisten voor een racistische vorm van ultranationalisme, terwijl de Centrumdemocraten een nationalisme omarmden, dat enerzijds het individu beschermde en integratie mogelijk maakte, maar anderzijds nog elementen van het oude racisme bevatte. Opmerkelijk is hoe pessimistisch de Centrumdemocraten waren. Ze geloofden dat de wereld in crisis was en zagen eigenlijk geen uitweg meer. Binnen de Centrumpartijen zijn dan ook geen sporen te vinden van palingenisme. De twee vleugels verschilden ook in hun waardering van de democratie. De

68

volksnationalisten waren niet altijd duidelijk op dit gebied. Alleen de NVU en BNN pleitten er openlijk voor de ‘achterhaalde’ parlementaire democratie te vervangen door een corporatistisch systeem, waarin een elite de leiding op zich zou nemen. De CP’86 was een stuk voorzichtiger en sprak alleen over de invoering van een ‘nationale democratie’. De Centrumdemocraten wezen de parlementaire democratie niet af, maar wilden deze hooguit hervormen. Wel stonden veel van haar standpunten, waaronder de discriminatie van allochtonen, op gespannen voet met de liberale democratie. Tot slot hielden de vleugels er andere economische ideeën op na. Beiden probeerden ze als reactie op de veranderde beleidsconsensus elementen van het socialisme en kapitalisme te combineren tot een soort nationale economie, ook wel welvaartschauvinisme. In tegenstelling tot hun neoliberale voorgangers maakten ze zich hard voor het behoud of zelfs de uitbouw van de verzorgingsstaat, zij het dat ze vreemdelingen ervan wilden uitsluiten. De volksnationalisten gingen echter veel verder dan de Centrumdemocraten en pleitten voor verdergaande staatsinterventie en zelfs een totale corporatistische ordening van politiek en economie. Op basis hiervan kan worden geconcludeerd dat van de volksnationalisten de NVU en de VNN voldeden aan alle kenmerken van het fascisme. Daarbij vormen ze net als de Jonge Europeanen een ‘neofascisme’, door de mythe van de nationale wedergeboorte te koppelen aan nieuwe thema’s: de multiculturele samenleving en migratie. Bij de CP’86 ontbrak alleen het expliciete afwijzen van de beginselen van de democratie en het elitaire populisme. Hoewel niet uit te sluiten is dat de partij in de ‘backstage’ radicaler was dan de partijliteratuur doet vermoeden, kan haar ideologie op basis van dit onderzoek niet ‘fascistisch’ worden genoemd. De Centrumdemocraten vertoonden door hun omslag nauwelijks sporen van fascisme. Wel zouden hun voorstellen ertoe hebben geleid dat tienduizenden werkloze gastarbeiders het land waren uitgezet en dat de overgebleven genaturaliseerde allochtonen zouden zijn gedegradeerd tot tweederangsburgers. Met name dat tweede voorstel kan zonder veel twijfel racistisch worden genoemd.

Vleugel Specifieke Palingen Nationalisme Houding democratie Corporatis organisatie isme Ultranationalis Racism Antidemocratis Elitair me me e me populis me Centrumdemocra CP Nee Nee Ja Nee Nee Nee ten CD Nee Nee Ja Nee Nee Nee Volksnationalisten NVU Ja Ja Ja Ja Ja Ja CP’86 Ja Ja Ja Nee Nee Nee VNN Ja Ja Ja Ja Ja Ja Tabel 3: Elementen van het fascisme gedurende de derde golf

69

Golf 4: 2000 – heden

Aan het einde van de jaren negentig zakte de Centrumstroming langzaam ineen. Zo werd de CP’86 verboden, verloren de Centrumdemocraten hun Kamerzetels en werd Janmaat veroordeeld voor rassendiscriminatie, omdat hij op een demonstratie had verkondigd dat Nederland ‘vol’ was en dat de multiculturele samenleving zou moeten worden ‘afgeschaft’.334 Ondertussen heerste het idee dat - nu de Sovjet-Unie was gevallen - de overwinning van de Westerse liberale democratie onvermijdelijk was. De aanslagen in New York op 11 september 2001 schokten de wereld dan ook. De wereld leek weer verdeeld in twee kampen: het moderne Westen en de traditionele islam. Ook in Nederland maakten deze spanningen de weg vrij voor de ‘vierde golf’ in de ver-rechtse politiek. Mudde associeert deze golf vooral met het feit dat ver-rechtse standpunten, die eerder alleen te vinden waren in de marges van de politiek, nu brede steun vonden in de mainstream politiek.335 Ook in het ‘kalme Nederland’, waar nationalisme en anti-vreemdelingensentiment lange tijd erg lauw waren, brak de LPF door met haar kritiek op de multiculturele samenleving (zie figuur 5).336 Uitspraken waar Janmaat nog voor veroordeeld was, leverden Fortuyn juist stemmen op337 en stelden hem in staat een nieuwe tegenstelling aan te wakkeren in de Nederlandse politiek.338 Hoewel Mudde in zijn analyse van de vierde golf de nadruk legt op de veranderende reacties op de ver-rechtse politiek, vonden er ook ideologische verschuivingen plaats. De LPF en de PVV werden opgericht door politici die geen verleden hadden in de Centrumstroming en zich van de Centrumdemocraten distantieerden. Hierdoor verbrak men de overgebleven organisatorische connecties met het klassieke fascisme.339 Daarbij combineerden ze hun nationalisme expliciet met het idee dat Nederland onderdeel was van een modern Westen dat in een strijd verwikkeld was met een totalitaire islam. Het succes van deze partijen had ook zijn weerslag op radicalere groeperingen. Deze namen de anti-islamretoriek over en matigden hun uitspraken om aansluiting te vinden bij de bredere politiek. Zowel Fortuyn als Wilders zijn regelmatig in verband gebracht met het klassieke fascisme.340 Hoewel diverse auteurs dergelijke vergelijkingen al eens kritisch onder de loep hebben genomen, is dit nooit gebeurd op basis van het ideaaltype van Griffin. Ook zijn partijen als de LPF en PVV nog nauwelijks vergeleken met ‘radicalere’ groeperingen als de Nationale Alliantie en NVU.

334 De Vetten, In de ban van goed en fout, 122 – 145. 335 Mudde, The Far Right Today, 1 - 4, 20 – 23, 106 en 107 en 114 – 119, 336 Dick Pels, De geest van Pim, 17 en 18. 337 Zie onder andere Pim Fortuyn, Babyboomers. Autobiografie van een generatie (Utrecht 1998), 309, waarin Fortuyn stelde: ‘De polder is vol!’ en Pim Fortuyn, De islamisering van onze cultuur. Nederlandse identiteit als fundament (5e druk: Rotterdam 2002), waarin hij stelde ‘vol is vol’. 338 Merijn Oudenampsen, ‘De kruistocht van Geert Wilders. De PVV als vertolker van een nieuwe identiteitspolitiek’, in: Gerrit Voerman en Koen Vossen, Wilders gewogen. 15 jaar reuring in de Nederlandse politiek (Amsterdam 2019), 105 – 128, aldaar 106 – 116. 339 Van Donselaar en Rodrigues, Monitor racisme & extreem-rechts. Vijfde rapportage, 72, 77 en 78 en Marija Davidovic e.a., ‘Het extreemrechtse en discriminatoire gehalte van de PVV’ in: Jaap van Donselaar en Peter Rodrigues ed., Monitor Racisme & Extremisme. Achtste Rapportage (Amsterdam 2008) 167 – 198, aldaar 180 en 181. 340 Bob Moore, ‘The Netherlands’ in: R. Bobsworth ed., The Oxford Handbook of Fascism (Oxford 2009) 453 – 469.

70

Geert Wilders en zijn beweging zijn het prototype van het hedendaagse fascisme.341

Rob Riemen over Geert Wilders

Cultuurnationalisten

De ver-rechtse politiek is de afgelopen jaren gedomineerd door drie partijen: de LPF van (socioloog) Pim Fortuyn, de PVV van (VVD-dissident) Geert Wilders en het FvD van (rechtsfilosoof) Thierry Baudet. Daarnaast zijn er nog tientallen andere marginale partijen verschenen, die inhoudelijk nauwelijks afweken van deze drie.342 Daarom ligt de focus hier op de LPF en de PVV, partijen die vanaf nu gezamenlijk worden aangeduid als de ‘cultuurnationalisten’. Om inzicht te krijgen in de ideologie van deze bewegingen zijn de partijprogramma’s bestudeerd, als ook de boeken van Fortuyn, Wilders en PVV-partijideoloog Martin Bosma. Bij Fortuyn ligt daarbij de focus op zijn latere ideeën. Fortuyn was al jaren actief als publicist voor hij de politiek inging, veranderde nog wel eens van menging en combineerde elementen van het socialisme, liberalisme en conservatisme. Daardoor vertoonde zijn gedachtegoed een wat eclectisch karakter. Toch kende het met name aan het einde van zijn leven genoeg samenhang voor een serieuze vergelijking met het klassieke fascisme.343 Baudets FvD wordt behandeld in een aparte epiloog.

25 20 15 10 5 Percentage Percentage stemmen 0 2004 2009 2014 2019 2002 2003 2003 2006 2007 2010 2011 2012 2015 2017 2019 (Europe (Europe (Europe (Europe (Tweed (Tweed (Provinc (Tweed (Provinc (Tweed (Provinc (Tweed (Provinc (Tweed (Provinc es es es es e e iale e iale e iale e iale e iale Parleme Parleme Parleme Parleme Kamer) Kamer) Staten) Kamer) Staten) Kamer) Staten) Kamer) Staten) Kamer) Staten) nt) nt) nt) nt) Lijst Pim Fortuyn 17 5,6 2,89 2,55 0,2 0,18 Partij voor de Vrijheid 5,89 16,97 15,45 12,44 10,08 13,32 11,73 13,06 6,94 3,5 Forum voor Democratie 1,78 14,53 10,96 Totaal 17 5,6 2,89 2,55 6,09 0,18 16,97 15,45 12,44 10,08 13,32 11,73 14,84 21,47 14,46

Figuur 5: Verkiezingsresultaten 'vierde golf' bij landelijke verkiezingen (2000 - 2019). Bron: Database verkiezingsuitslagen op website Kiesraad. https://bit.ly/2YwW0MU (geraadpleegd 10 mei 2020)

341 Riemen, De eeuwige terugkeer van het fascisme, 59. 342 Chris Aalberts en Dirk-Jan Keijser, De puinhopen van rechts. De partijen van Pim, Geert, Rita en Hero (Delft 2015), 8 – 10 en 23. 343 Paul Lucardie en Gerrit Voerman, ‘Liberaal patriot of nationaal populist? Het gedachtegoed van Pim Fortuyn’, Socialisme en Democratie 59 (2002) afl. 4, 32 – 42; Pels, De geest van Pim, 20 en 21 en Lucardie en Voerman, Populisten in de polder, 100 – 116.

71

Net als de Centrumpartij en Centrumdemocraten maakten de cultuurnationalisten zich hard voor de eigen natie, welke ze in culturele termen duidden. Noemenswaardig is dat Fortuyn de natie in tegenstelling tot de volksnationalisten niet beschouwde als een natuurlijk organisme, dat vanzelfsprekend bescherming verdiende. Hij beschouwde het als een van de gemeenschapsvormen, die mensen houvast kon bieden in een wereld die hard op weg was een wereldcultuur te vormen. De natiestaat stond in zijn geschriften dan ook centraal in zijn pleidooi voor de ‘menselijke maat’, naast andere bestuursniveaus als de lokale gemeenten en regio’s.344 Een cultuur omschreef Fortuyn als dat ‘wat samenbindt, wat een volk tot een volk maakt, wat een land een natie doet zijn, en wat de individuele Nederlander zich tot Nederlander doet voelen’.345 Fortuyn werd dan ook steeds kritischer op de EU. Hij beschouwde de EU als een technocratisch monster, dat ten onrechte nationale soevereiniteit naar zich toetrok terwijl het nauwelijks ‘leefde’ onder de bevolking. Fortuyn beschouwde het nog steeds als een ‘fenomenaal experiment’, maar pleitte wel voor een ‘Europa der naties’, waarin de focus zou liggen op economische samenwerking en volkeren hun identiteit en soevereiniteit zouden behouden.346 De Nederlandse cultuur associeerde Fortuyn steeds meer met het ‘moderne Westen’. In navolging van filosofen als Bernard Lewis en Samuel Huntington verkondigde hij dat er een nieuw wereldconflict naderde tussen het moderne Westen en de traditionele islam. Die Westerse cultuur zou ontstaan zijn vanuit de ‘joods-christelijk-humanistische’ beschaving en belangrijke waarden hebben voortgebracht, waaronder de individuele verantwoordelijkheid, de scheiding tussen kerk en staat en de gelijkheid van man en vrouw. De islam daarentegen was in de ogen van Fortuyn een collectivistische en ‘achterlijke’ cultuur, wiens waarden ook in de ‘liberale variant’ haaks stonden op de moderniteit.347 Dit veroorzaakte in zijn ogen niet alleen veel conflicten elders in de wereld, maar belemmerde ook in Nederland de integratie van allochtonen. Vooral het feit dat deze mensen geconcentreerd waren in de stedelijke onderklasse zou hen vatbaar maken voor fundamentalisme.348 Fortuyn was soms erg pessimistisch. Hij sprak regelmatig de zorg uit dat als de politiek de immigratie- en integratieproblematiek niet zou aanpakken, deze thema’s zouden worden opgeëist door Janmaat en het ‘eng-nationalisme’.349 Ook vreesde hij dat de samenleving haar samenhang aan

344 Zie onder andere Pim Fortuyn, De verweesde samenleving. Een religieus-sociologisch traktaat (Utrecht 1995), 38 – 41, 63 – 71, 117, 175, 205 en 212 en Pim Fortuyn, De puinhopen van acht jaar paars. Een genadeloze analyse van de collectieve sector en aanbevelingen voor een krachtig herstelprogramma (Rotterdam 2002), 173. 345 Fortuyn, De verweesde samenleving, 40. 346 Pim Fortuyn, Aan het volk van Nederland; De contractmaatschappij. Een politiek-economische zedenschets (Amsterdam 1992), 18 – 45, 174 – 180, 200 – 203 en 207; Fortuyn, De verweesde samenleving, 132 – 134, 232 en 233; Fortuyn, De puinhopen, 10, 113 – 119, 145 – 148 en 177 – 181; LPF, Verkiezingsprogramma 2002 ‘Zakelijk met een hart’, 1 en 7. https://bit.ly/2XYatkZ (geraadpleegd 12 mei 2020) en LPF, Verkiezingsprogramma 2003 ‘Politiek is passie’, 1, 2, 17 en 18. https://bit.ly/2YoXkAl (geraadpleegd 12 mei 2020). 347 Zie onder andere Fortuyn, De islamisering, 9, 39, 71, 107 en 108; Fortuyn, De puinhopen, 89 en 153 – 160 en Frank Poorthuis en Hans Wansink, ‘’De islam is een achterlijke cultuur’; Herstel van de grenscontroles en apparatuur in de havens, de luchthavens en aan de grenzen van België en Duitsland’, De Volkskrant, 9 februari 2002, 13. 348 Fortuyn, De islamisering, 84 en 87 – 89. 349 Fortuyn, De verweesde samenleving, 176, 177, 207 en 213 en Fortuyn, De islamisering, 45 en 105.

72

het verliezen was en dat er ooit een burgeroorlog zou uitbreken. Daarbij verwees hij sporadisch naar de nadagen van het Romeinse rijk. Tegelijkertijd bleef hij geloven in een ‘revival’, waarbij het verleden ter inspiratie kon dienen voor een nieuwe toekomst.350 Om de natie veilig te stellen wilde Fortuyn in de eerste plaats de grenzen sluiten voor niet-Westerse migranten, specifiek moslims. In tegenstelling tot de Centrumdemocraten pleitte hij niet voor deportaties, al zou de LPF na zijn dood wel pleiten voor het aanmoedigen van remigratie. Bovenop dit striktere migratiebeleid wilde Fortuyn de overgebleven allochtonen goed integreren, enerzijds door hun concentratie in de steden tegen te gaan en anderzijds door hen de Westerse waarden bij te brengen. Daarbij zouden Westerse leiders niet moeten toegeven aan ‘cultuurrelativisme’, maar de eigen Westerse waarden krachtig moeten verdedigen.351 Bij het vormen van een echte multiculturele samenleving zou afkomst er niet toe doen.352

We hebben hier een volk en een natie te vormen om te kunnen overleven en dat betekent dat ze óf ten volle meedoen en zich Nederlander voelen, óf teruggaan van waar ze zijn gekomen.353

Geheel in lijn met het liberalisme maakte Fortuyn zich hard voor individuele burgerrechten en emancipatie. Hij benadrukte continu dat het Westen in debat moest gaan met de islam. In dat debat zouden echter een aantal kernwaarden boven alle twijfel verheven moeten zijn.354 Hij omarmde daarmee een vorm van liberalisme die filosoof Baukje Prins ‘Verlichtingsliberalisme’ noemt, een liberalisme waarin iemand alleen zijn eigen idee van vrijheid als legitiem ervaart en anderen niet de morele autonomie toekent te kiezen voor een andere vorm van vrijheid. Zo nam Fortuyn het niet alleen op voor vrouwenrechten, maar benadrukte hij ook dat een hoofddoek een teken van onderdrukking was. Het idee dat een vrouw het vrijwillig droeg om haar identiteit uit te drukken verwierp hij.355 Het is deze combinatie van individualisme en nationalisme met absolutistische trekjes die Pels duidde als ‘nationaal-individualisme’.356 Wilders nam veel elementen van Fortuyns nationalisme over, zij het dat hij het nationalisme

350 Fortuyn, Aan het volk van Nederland, 7, 29, 61 en 83; Fortuyn, De verweesde samenleving, 17, 122, 198, 209, 210 en 227 en Fortuyn, De puinhopen, 195. 351 Zie onder andere Fortuyn, De islamisering, 47, 90 – 101 en 108; Poorthuis en Wansink, ‘De islam is een achterlijke cultuur’, 13; Fortuyn, De puinhopen, 161 – 167 en LPF Verkiezingsprogramma 2002, 1, 5 en 6. 352 Pim Fortuyn, Beklemmend Nederland. De vlijmscherpe analyses en aansporing tot verandering van (Utrecht 1995), 205. 353 Citaat Fortuyn uit het Parool, 26 – 11 – 2001, via Pels, De geest van Pim, 244 en 245. 354 Zie onder andere Fortuyn, De islamisering, 10 – 13, 49, 107 en 108. 355 Baukje Prins, Voorbij de onschuld. Het debat over integratie in Nederland (2e druk: Amsterdam 2004), 153, 160, 163 – 166 en 177 - 179 en Fortuyn, De islamisering, 72 en 73. 356 Dick Pels, Het volk bestaat niet, 16, 30, 32, 36 - 38, 42 – 45 en 59 – 61.

73

niet zozeer als een instrument waardeerde, maar net als de volksnationalisten als een waarde op zichzelf. Ook legde de PVV veel meer de aandacht op de islam en stelde ze veel radicalere maatregelen voor.357 Wilders beschouwde de islam steeds meer als een inherent kwaadaardige ideologie, die niet alleen haaks stond op de moderniteit, maar ook uit was op de totale onderwerping van het vrije Westen. De komst van moslimmigranten zag hij dan ook als een nieuwe invasie in een strijd die al 1400 jaar gaande zou zijn.358 Alleen een ‘weerbare democratie’ zou de islam een halt toe kunnen roepen en de gematigde moslims kunnen redden van het fundamentalisme.359 Dit bracht de PVV er in 2006 toe niet alleen te pleiten voor het sluiten van de grenzen, maar ook in naam van de vrijheid de moslimgemeenschap minder ‘grondwettelijke rechten en vrijheden’ toe te kennen.360 In de volgende jaren stelde de PVV steeds verdergaande maatregelen voor, van een verbod op de Koran tot het sluiten van alle radicale moskeeën en islamitische scholen.361 Ook wilde de partij vrijwillige remigratie aanmoedigen.362 In interviews liet Wilders zich nog scherper uit en pleitte hij voor deportaties. Zo stelde hij in 2007 te streven naar ‘veel moslims Nederland uit’363 en verklaarde hij in 2009 dat alle Europese moslims die een misdaad hadden begaan of nadachten over sharia of jihad, het continent moesten worden uitgezet.364 In hun ‘strijd’ tegen de islam klinken Wilders en Bosma net als Janmaat erg pessimistisch. Zo benadrukte Bosma dat hij verwachtte dat Europa verloren was, maar dat er misschien nog hoop lag bij het volk. Ook Wilders wisselt doemscenario’s af met beloftes van hoop.365 Na jaren alleen een onderscheid tussen mensen te hebben gemaakt op basis van cultuur en religie, begon Wilders vanaf 2011 ook vaker onderscheid te maken op basis van etniciteit. Zo opende de PVV in 2011 een ‘Polenmeldpunt’, sprak Wilders vanaf 2012 regelmatig over een ‘Marokkanenprobleem’ en riep hij in 2014 op een partijbijeenkomst op tot ‘minder Marokkanen’.366 Noemenswaardig is ook dat de PVV zich tweemaal hard heeft gemaakt voor de eenwording van

357 Vossen, Rondom Wilders, 66 en 101 – 103; Léonie de Jonge, ‘De PVV in Europees perspectief. Een vergelijking’, in: Gerrit Voerman en Koen Vossen, Wilders gewogen. 15 jaar reuring in de Nederlandse politiek (Amsterdam 2019), 65 – 84, aldaar 78, 79 en 83 en Jan Jaap de Ruiter, De ideologie van de PVV (Amsterdam 2012), 91. 358 Geert Wilders, ‘Genoeg is genoeg: verbied de Koran’, De Volkskrant, 8 augustus 2007, 11; Martin Bosma, De schijn-élite van de valsemunters (Amsterdam 2010), 155, 169, 174, 178, 203 en 274; PVV, Verkiezingsprogramma 2010 ‘De agenda van hoop en optimisme, 6, 13, 15, 41 en 43. https://bit.ly/3cVZsEX (geraadpleegd 12 mei 2020) en PVV, Verkiezingsprogramma 2012 ‘Hún Brussel, óns Nederland’, 26, 35, 46 en 47. https://bit.ly/2XSI5jQ (geraadpleegd 12 mei 2020) 359 Geert Wilders, Kies voor Vrijheid. Een eerlijk antwoord (z.p. 2005), 70 – 74. 360 Geert Wilders, ‘Klare Wijn’, 21 maart 2006, website Partij voor de Vrjheid. https://bit.ly/30QlmXU (geraadpleegd 12 mei 2020). 361 Zie onder andere PVV, Verkiezingsprogramma 2010, 15, 29 en 31. 362 Geert Wilders, ‘Onafhankelijkheidsverklaring’, 13 maart 2005, website Partij voor de Vrijheid. https://bit.ly/3cP3oao (geraadpleegd 12 mei 2020); PVV, Verkiezingspamflet 2006, https://bit.ly/3fjUaVp (geraadpleegd 12 mei 2020) en PVV, Verkiezingsprogramma 2012, 35. 363 Zonder auteur, ‘Wat drijft Geert Wilders? – interview De Pels’, 13 februari 2007, website Partij voor de Vrijheid. https://bit.ly/3fC80Cs (geraadpleegd 12 mei 2020). 364 Interview Geert Wilders op de Deense televisie, 13 juni 2009, verkregen via https://youtu.be/7SzxXEEJyTM. Uitspraak op 5:58. (geraadpleegd 6 juni 2020). 365 Bosma, De schijn-élite van de valsemunters, 275 en 323 - 325. 366 Tsjitske Akkerman,’De programmatische en ideologische ontwikkeling van de PVV’, in: Gerrit Voerman en Koen Vossen, Wilders gewogen. 15 jaar reuring in de Nederlandse politiek (Amsterdam 2019), 85 – 104, aldaar 92 – 96 en Meindert Fennema, Geert Wilders. Tovenaarsleerling (4e druk: Amsterdam 2016), 288 – 289.

74

Nederland en Vlaanderen in een Groot-Nederland.367 Sinds 2013 is de partij ook meer contact gaan zoeken met partijen in het buitenland, die veel meer met etnisch nationalisme worden geassocieerd.368 Fortuyn en Wilders verschilden ook in hun populisme en visie op de democratie. Fortuyn zette zich regelmatig af tegen de ‘Haagse partijelites’ en ‘linkse kerk’ die in zijn ogen buitenstaanders buiten hielden, het volk negeerden en zelf al het beleid bepaalden in ‘achterkamertjes’.369 Hoewel hij zichzelf daarbij regelmatig omschreef als vertegenwoordiger van het ‘gewone volk’, die de mensen het land wilde ‘teruggeven’, beweerde hij nauwelijks diens enige legitieme vertegenwoordiger te zijn. Fortuyns populisme had ook wat elitairs. Zo stelde hij de Nederlanders niet alleen voor als kundige mensen, maar ook als kinderlijke en apathische burgers, die nog ‘gevormd’ moesten worden.370 Leiderschap omschreef hij als een mystiek proces waarbij een leider die zijn roeping volgt vanzelf wordt ‘gekozen’ door het volk en verandert in diens ‘incarnatie’.371 Als oplossing pleitten Fortuyn en de LPF voor meer dualisme in de politiek, voor de directe verkiezing van burgemeesters en andere gezagsdragers en voor referenda.372 Enkele van zijn voorstellen stonden op gespannen voet met de liberale democratie, waaronder zijn pleidooi voor het afschaffen van artikel 1 van de grondwet, het verbod op discriminatie. Hij vond dit artikel naar eigen zeggen prachtig, maar betreurde het dat het debatten over etniciteit in de weg stond.373 Wilders en Bosma hielden er andere ideeën op na. Ze verweten ‘de elites’ niet alleen cultuurrelativisme maar beschuldigden hen er ook van in hun streven naar ‘gelijkheid’ het communisme te hebben verruild voor ‘multiculturalisme’ en actief mee te werken aan de islamisering van Europa.374

Door heel Europa vechten de multiculturele elites een totale oorlog uit tegen hun bevolkingen, met als inzet de voortzetting van de massa-immigratie, uiteindelijk resulterend in een islamitisch Europa- een Europa zonder vrijheid: Eurabië.375

367 Geert Wilders en Martin Bosma, ‘Nederland en Vlaanderen horen bij elkaar; Groot-Nederland. De afscheiding van het gedrocht België was een historische blunder’, NRC Handelsblad, 7 juli 2008, 7 en PVV, Speech Wilders in Brussel: ‘De patriottische lente’ 2016. https://bit.ly/2MS88kU (geraadpleegd 19 mei 2020). 368 De Jonge, ‘De PVV in Europees perspectief’, 81 en 82. 369 Zie onder andere Fortuyn, Aan het volk van Nederland, 53 – 61; Fortuyn, De puinhopen, 9 – 12, 15 – 18, 73 – 75, 79, 134, 183 – 186 en LPF, Verkiezingsprogramma 2002, 1 en 2. 370 Fortuyn, Aan het volk van Nederland, 94, 95 en 136; Fortuyn, De verweesde samenleving, 203; Fortuyn, De puinhopen, 44, 104 en 151; Pim Fortuyn, ‘Cultuurrelativisme’, Elsevier, 22 oktober 1994, 18 – 21 en Pim Fortuyn, ‘Vulgaire gezagsdragers’, Elsevier, 24 augustus 1996, 21. 371 Fortuyn, De verweesde samenleving, 124 en 240 en Hugo Camps, ‘’’Ik ga vanuit het Catshuis regeren’’’, Elsevier, 1 september 2001, 12 – 15. 372 Fortuyn, De puinhopen, 139, 142 – 145 en 151 en LPF, Verkiezingsprogramma 2002, 7. 373 Poorthuis en Wansink, ‘De islam is een achterlijke cultuur’, 13 en Fortuyn, De islamisering, 87. 374 Bosma, De schijn-élite van de valsemunters, 301 en 318; Oudenampsen, ‘De kruistocht van Geert Wilders’, 118, 125 en 126; Akkerman, programmatische en ideologische ontwikkeling van de PVV’, 86 en Vossen, Rondom Wilders, 72. 375 Geert Wilders, ‘Het laatste woord van Geert Wilders bij het proces’, verkregen via https://bit.ly/2MPAdt9. (geraadpleegd 19 mei 2020).

75

Dit anti-elitisme keerde ook terug in de visie van de PVV op de EU. Na jaren gepleit te hebben voor minder machtsoverdracht staat de partij sinds 2017 voor een ‘nexit’, een uittreding.376 Tegenover deze elite stelde de PVV zichzelf voor als de vertegenwoordiger van het ‘gewone volk’, ook wel ‘Henk en Ingrid’, die het beter zouden weten dan de Haagse elites.377 Hoewel Wilders zich eenmaal afvroeg of het ‘naïeve Nederland’ de dreiging van de islam in zou zien, ging zijn populisme nauwelijks gepaard met elitisme.378 Net als Fortuyn pleitte de PVV voor directe vormen van democratie en deed ze voorstellen die de grondrechten van moslims zouden schaden. Noemenswaardig is ook dat Wilders en Bosma expliciet pleitten voor het beperken van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht, een instituut dat volledig gedomineerd zou worden door linkse elites. De PVV pleitte net als de Centrumdemocraten onder andere voor het instellen van minimumstraffen en de verkiezing van rechters.379 Ondanks ferme taal bleef de PVV de grondbeginselen van de democratie steunen. Wilders keurde openlijk geweld af en stelde dat mensen die moskeeën aanvallen net zo hard zouden moeten worden aangepakt als moslimextremisten.380 Op economisch gebied combineerden de cultuurnationalisten net als de Centrumdemocraten elementen van het kapitalisme en socialisme. Fortuyn voelde zich niet thuis in het klassieke debat over overheidsingrijpen. Samenvattend kwamen zijn standpunten erop neer dat een overheid altijd een sturende functie zou moeten hebben om het algemene belang te dienen, bijvoorbeeld bij de aanleg van infrastructuur of de ontwikkeling van ICT. Tegelijkertijd zou de marktwerking zoveel mogelijk moeten worden toegepast bij de uitvoering van beleid om bureaucratisering en verspilling tegen te gaan. Fortuyn keerde zich expliciet tegen het eigentijdse ‘corporatisme’, het hele stelsel van publiekrechtelijke instituten die invloed uitoefenden op zowel de vorming als uitvoering van beleid. Hij pleitte ervoor dit hele stelsel te ontbinden, de belastingen te verlagen en vooral te snoeien in de bureaucratie en ambtenarij.381 Wilders hield er in eerste instantie vergelijkbare ideeën op na. Hij zette zich expliciet af van het ‘gekonkel’ in de Nederlandse corporaties en pleitte voor forse bezuinigingen.382 Wat bij de PVV vooral opvalt, is dat ze dit neoliberalisme vanaf 2008 is gaan combineren met opvallend ‘linkse’ thema’s. Zo maakte ze zich hard voor het behoud van de verzorgingsstaat, het ontslagrecht en het minimumloon, wilde ze meer investeringen doen in de zorg

376 PVV, Verkiezingsprogramma 2017. https://bit.ly/30F6fjX (geraadpleegd 19 mei 2020). 377 Wilders, Kies voor vrijheid, 28, 35, 38 en 63; Bosma, De schijn-élite van de valsemunters, 222, 229, 284, 288, 300, 318, 319 en 322; Koen Vossen, ‘Hoe populistisch zijn Geert Wilders en Rita Verdonk? Verschillen en overeenkomsten in optreden en discours van twee politici’, Res Publica 51 (2009) afl. 4, 437 – 466, aldaar 450 en Vossen, Rondom Wilders, 58 – 61. 378 Wilders, Kies voor Vrijheid, 44. 379 Gerrit Voerman en Oscar Mazzoleni, ‘Het soevereine volk. De PVV en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht’ in: Gerrit Voerman en Koen Vossen ed., Wilders gewogen. 15 jaar reuring in the Nederlandse politiek (Amsterdam 2019), 129 – 152; Bosma, De schijn-élite van de valsemunters, 93, 94 en 186 en PVV, Verkiezingsprogramma 2010, 9. 380 Wilders, Kies voor vrijheid, 76. 381 Zie onder andere Fortuyn, Aan het volk van Nederland en Fortuyn, De puinhopen, 17 – 49, 124 – 126 en 184. 382 Wilders, Kies voor vrijheid, 16, 26, 95 en 99.

76

en de pensioengerechtigde leeftijd vaststellen op 65 jaar.383 Daarbij omarmde ze net als de Centrumdemocraten een vorm van verzorgingsstaatchauvinisme door erop te wijzen dat de verzorgingsstaat alleen overeind kon blijven als de grenzen werden gesloten en Nederland een monoculturele samenleving zou worden.384 De partij pleitte er dan ook voor de ‘export’ van uitkeringen naar het buitenland te stoppen en genaturaliseerde allochtonen pas na tien jaar verblijf in Nederland toegang te bieden tot het sociale zekerheidsstelsel. Tot slot pleit de PVV ervoor de positie van laaggeschoolde Nederlandse werknemers te beschermen tegen de toestroom van Oost- Europese gastarbeiders.385

383 De Jonge, ‘De PVV in Europees perspectief’, 77; Pels, Het volk bestaat niet, 38 en 39 en PVV Verkiezingsprogramma, 2010, 21 – 27 en 57. 384 Paul Lucardie, ‘Rechtsextremisme, populisme of democratisch patriotisme? Opmerkingen over de politieke plaatsbepaling van de Partij voor de Vrijheid en Trots op Nederland’ in: Gerrit Voerman ed., Jaarboek Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen 2007 (Groningen 2009) 176 – 190, aldaar 179; PVV, Verkiezingsprogramma 2010, 5, 21 en Bosma, De schijn-élite van de valsemunters, 189 – 191. 385 Zie onder andere PVV, Verkiezingspamflet 2006, 5 en PVV, Verkiezingsprogramma 2010, 13, 15, 21, 23 en 57.

77

Een moderne fascist herken je nauwelijks, maar Constant Kusters is een ouderwetse nazi.

Leon Verdonschot over Constant Kusters386

Volksnationalisten

Terwijl de cultuurnationalisten hun plek vonden in de landelijke politiek, vond er op kleinere schaal ook een voortzetting plaats van de Centrumstroming. Uit de VNN ontwikkelde zich bijvoorbeeld in 1998 de NNP.387 De partij verloor in 2003 echter een groot deel van haar aanhang aan twee andere partijen, het gematigdere Nieuw Rechts, opgericht door voormalig Leefbaar Rotterdam raadslid Michiel Smit, en de radicalere afsplitsing Nationale Alliantie.388 Tegelijkertijd bleef ook de NVU actief, nu onder leiding van Constant Kusters. Hoewel deze partijen regelmatig meededen aan gemeenteraadsverkiezingen, bleven electorale successen uit (zie figuur 6).

5 4,5 4 3,5 3 2,5 2 1,5 1 0,5

Percentage Percentage stemmen 0 1998 2002 2006 2010 2014 2018 VNN 0,856666667 NNP 0,8275 Nieuw Rechts 3,483333333 Nationale Alliantie 0,12 NVU 0,5775 0,716666667 0,633333333 0,92 0,6 Totaal 0,856666667 1,405 4,32 0,633333333 0,92 0,6

Figuur 6: Gemiddelde verkiezingsresultaten volksnationalisten in gemeenteraadsverkiezingen (1998 - 2018). In de berekeningen zijn alleen gemeentes meegeteld waar de partijen deelnamen aan de verkiezingen. Bron: Database verkiezingsuitslagen op website Kiesraad. https://bit.ly/2YwW0MU (geraadpleegd 10 mei 2020); overzicht gemeenteraadsverkiezingen 1982 – 2018, website nlverkiezingen https://bit.ly/2CIVfIf (geraadpleegd 11 mei 2020) en de rapportages ‘Racisme & Extreem rechts’ en ‘Racisme, antisemitisme, en extreemrechts geweld’, gepubliceerd met medewerking van onder andere de Anne Frank Stichting tussen 2000 – 2017

Net als hun voorgangers streefden de volksnationalisten naar de bescherming van het Nederlandse volk. Net als de cultuurnationalisten spraken ze daarbij echter niet over ‘ras’, maar over ‘cultuur’ of ‘volk’. Volgens Nieuw Rechts bestond die Nederlandse cultuur uit elementen als taal en geschiedenis die wortelden in het christendom en humanisme.389 De NNP en Nationale Alliantie

386 Leon Verdonschot, ‘Een moderne fascist herken je nauwelijks, maar Constant Kusters is een ouderwetse nazi’, 28 februari 2018, website Nieuwe Revu. https://bit.ly/2B3PVhW (geraadpleegd 10 mei 2020). 387 Jaap van Donselaar en Peter Rodrigues, Monitor racisme & extreem rechts. Vierde rapportage (Leiden 2001), 30. 388 Jaap van Donselaar en Peter Rodrigues, Monitor racisme & extreem-rechts. Zesde rapportage (Leiden 2004), 57 en 62. 389 NR, Verkiezingsprogramma 2004, 1. https://bit.ly/2zoJo0C (geraadpleegd 19 mei 2020).

78

spraken daarbij regelmatig over de Nederlandse ‘volksstam’, die zou worden gekenmerkt door ‘taal’.390 Ook de NVU sprak over een ‘cultuur’ die wortelde in de ‘Germaans-christelijke’ beschaving.391 Net als hun voorgangers en in tegenstelling tot de cultuurnationalisten pleitten de volksnationalisten voor een vorm van etnopluralisme. Ze wezen racisme formeel af maar streefden wel naar een wereldorde, waarin elk volk zijn eigen plaats zou krijgen. Zo verklaarde Kusters in een interview dat liefde in zijn ogen geen kleur kende, en dat hij alle volkeren lief had, maar dat ‘vermenging’ van volkeren toch niet wenselijk was.392

Het hedendaags nationalisme onderschrijft en respecteert het recht op behoud van identiteit en cultuur van alle volkeren, vrij van iedere vorm van imperialisme, kolonialisme en onderdrukking.393

Wij geloven dat elk volk uit zichzelf het beste is als het zich niet van zijn eigen specificiteit vervreemdt maar zingt zoals het gebekt is. Alle volkeren zijn immers uniek en doen er in onze nationalistische optiek geen goed aan zich te vermengen met andere volkeren.394

De volksnationalisten keerden zich dan ook tegen de EU en andere internationale instituten, die de Europese volkeren zouden willen ‘oplossen’ in een wereldwijde eenheidsworst. In plaats daarvan streefden ze net als hun voorgangers naar een nieuw en divers ‘Europa van volkeren’, onafhankelijk van de Verenigde Staten en Verenigde Naties, en naar de vorming van een ‘Groot-Nederland’ dat contacten zou onderhouden met de ‘stamverwante Afrikanen’.395 In eigen land zou de dreiging vooral uitgaan van allochtonen en moslims (zie bijlage 9). De partijen brachten hen consequent in verband met criminaliteit en radicalisme, of in de woorden van de NNP:

390 NA, Beginselprogramma 2003, 25. Verkregen via https://bit.ly/37kmkwN (geraadpleegd 19 mei 2020) en NNP, Beginselprogramma 2003. Verkregen via https://bit.ly/2MB4Ylo (geraadpleegd 19 mei 2020). 391 NVU, Beginselprogramma 2009, 2. https://bit.ly/2Yv7dwt (geraadpleegd 19 mei 2020). 392 Interview Theodor Holman met Constant Kusters, 15 september 2008 in het programma Commissaris Theodor. Verkregen via https://youtu.be/_Osunc3NV4o (geraadpleegd 19 mei 2020). 393 NNP, Beginselprogramma. 394 Nationale Alliantie, Programma, 1. 395 NR, Verkiezingsprogramma 2004, 1 – 6; NVU, Verkiezingsprogramma 2006, 3. https://bit.ly/2YpYuLY (geraadpleegd 19 mei 2020); NVU, Beginselprogramma 2009, 3; NNP, Beginselprogramma en NA, Beginselprogramma, 6, 18 en 29.

79

Moord, verkrachting, straatroof, kinderporno, mensensmokkel, diefstal en drugsdelicten vormen in ons land allang geen uitzondering meer. Het is zelfs nog erger dan dat de ‘linkse’ (PvdA/GroenLinks) politici u willen doen geloven. Nederland is helaas ons Nederland niet meer en zij durven nog te spreken over: de verrijking (?) van de Nederlandse samenleving en de Nederlandse cultuur. Nederlanders wakker worden het is vijf voor twaalf.396

Op veel punten weken de voorstellen van deze partijen nauwelijks af van die van de cultuurnationalisten, en dan met name die van de PVV. Zo pleitten ze voor het sluiten van de grenzen voor moslims en Oost-Europeanen, wilden ze allochtonen dwingen te integreren en radicale moskeeën en islamitische scholen sluiten. De Nationale Alliantie ging nog verder en wilde eigenlijk alle volksvreemde religies bestrijden door alle religieuze scholen te sluiten, stoppen met de bouw van ‘opzichtige’ moskeeën en synagogen, gezichtsbedekkende kleding verbieden en de Nederlandse taal verplicht stellen.397 Ook pleitten de volksnationalisten expliciet voor het remigreren van allochtonen ter bescherming van de eigen ‘volksgemeenschap’.398 De NVU wilde criminele, werkloze en illegale ‘vreemdelingen’ repatriëren als ze een dubbele nationaliteit bezaten.399 Over de positie van het individu in de gemeenschap waren de partijen minder duidelijk. Zo verklaarden de NNP en Nationale Alliantie dat het individu door toenemend materialisme vervreemd was geraakt van zijn gemeenschap en was gereduceerd tot een ‘producerend en consumerend’ wezen. Daardoor zou de ‘volkse gemeenschapszin bijna in zijn geheel verdwenen zijn’. Om dit tegen te gaan zou het individu moeten inzien dat ‘nationaal collectivisme’ belangrijker was dan ‘internationaal individualisme’ en zou moeten worden gewerkt aan een nieuwe nationale solidariteit.400 De NVU herhaalde dit, al was ze bij monde van Kusters een stuk concreter: ‘Jij bent niks, je volk is alles’.401 Net als hun voorgangers beschouwden de volksnationalisten de huidige parlementaire democratie als een farce. Ze omschreven het in navolging van Fortuyn als een ‘linkse kerk’ die de nationale belangen verkwanselde.

396 Citaat uit een het ‘Nederland multi-crimineel’ pamflet van de NNP, via Van Donselaar en Rodrigues, Monitor racisme & extreem rechts. Vierde rapportage, 29 en 30. 397 NA, Beginselprogramma, 22 – 29; NR, Verkiezingsprogramma 2004, 5 en 6; NVU, Verkiezingsprogramma 2006, 2 en NVU, Beginselprogramma 2009, 2 en 3. 398 NNP, Beginselprogramma; ‘NA, Beginselprogramma, 14, 24, 25 en 32 en NR, 12 punten voor een écht Leefbaar Rotterdam (2003). http://bit.do/fFS6g (geraadpleegd 29 mei 2020). 399 NVU, Verkiezingsprogramma 2006, 2 en NVU, Beginselprogramma 2009, 2. 400 NA, Beginselprogramma, 1 en NNP, Beginselprogramma. 401 Interview Holman met Kusters. Tijd: 44:32.

80

De Kamer zit vol met zelfzuchtige en dictatoriaal opgestelde parlementariërs die zichzelf heer en meester beschouwen van het land en volk dat hen verkozen heeft en het belastinggeld van de burger als persoonlijk eigendom beschouwen. Of het land nou door Stalin, Hitler of de huidige parlementariërs wordt bestuurd, de uitkomst is en blijft hetzelfde zoals gebruikelijk in de dictatuur; slechts de heersende klasse bepaalt het lot van het volk.402

Volgens de NNP was de Nederlandse democratie vervallen tot een ‘totalitair’ systeem, waarin echte oppositie werd onderdrukt.403 Opvallend is dat de volksnationalisten deze kritiek nauwelijks combineerden met populistische retoriek, waarin ze zichzelf voorstelden als de vertegenwoordigers van het gewone volk. Ondanks oproepen tot ‘nationale bewustwording’ was er ook geen sprake van enig elitisme.404 Ook opmerkelijk is dat de partijen zich verder expliciet voorstelden als voorstanders van de liberale democratie. Zo stelde de NNP:

Vrijheid van vereniging, meningsuiting en het vrije woord is zonder uitzondering de basis van onze democratie. De algemene wil voorop, rechtstreekst uitgedrukt door de meerderheid van het volk, de bescherming van het individu en bewerkstelliging van de scheiding der machten ter voorkoming van staatswillekeur.405

De NNP erkende ook dat ‘pluriformiteit van gedachte en ideologieën zonder uitsluiting’ de ‘democratische beraadslaging en besluitvorming’ verrijkten. De partij streefde naar eigen zeggen naar een ‘weerbare democratie’, waarin de vrije meningsuiting niet zou worden beperkt.406 Zelfs de NVU distantieerde zich van antidemocratische geluiden. Onder leiding van Kusters begon ze een ‘consensuspolitiek’, waarbij ze er expliciet naar streefde te werken binnen de kaders van de democratie.407 Om de democratie te verbeteren pleitten de NNP, Nieuw Rechts en de Nationale Alliantie voor de invoering van referenda en de invoering van minimumstraffen.408 Sporadisch werden ook voorstellen gedaan om allochtonen uit te sluiten van de democratie. Zo stelden de Nationale Alliantie en Nieuw Rechts voor stemrecht exclusief toe te kennen aan allochtonen die

402 NA, Beginselprogramma, 3. 403 NNP, Beginselprogramma. 404 Zie onder andere NNP, Beginselprogramma en NA, Beginselprogramma, 27, 36 en 37. 405 NNP, Beginselprogramma. 406 Ibidem. 407 Willem Wagenaar en Jaap van Donselaar, ‘Extreemrechtse formaties in Nederland’ in: Jaap van Donselaar en Peter Rodrigues ed., Monitor racisme en extremisme. Zevende rapportage (Den Haag 2006), 111 – 137, aldaar 112. 408 NNP, Beginselprogramma; NA, Beginselprogramma, 1- 5, 19 en 21; NR, Verkiezingsprogramma 2004, 4 en 6 en NVU, Beginselprogramma 2009, 3 en 4.

81

alleen de Nederlandse nationaliteit bezaten, de Nederlandse taal beheersten, een arbeidsverleden hadden en nooit een misdaad hadden gepleegd en wilde de NVU allochtonen uitsluiten van het beroep van volksvertegenwoordiger.409 Bij al deze voostellen moet echter rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat de partijen zich alleen zo relatief ‘gematigd’ uitlieten uit angst voor een justitiële vervolging.410 Op basis van de uitlatingen van verschillende partij-activisten blijkt wel hoe radicaal de partijen in de ‘backstage’ werkelijk waren. Zo stelde Michiel Smit van Nieuw Rechts voor om Spaanse kustwachters ‘uit zelfverdediging’ te laten schieten op bootjes met migranten411 en lichtte Kusters in een interview zijn ‘consensuspolitiek’ als volgt toe:

Nationalisme wordt in dit land gecriminaliseerd. Ik praat nu met een pleister op mijn mond. Kijk, het raamwerk, dat heet democratie. Maar mijn opvattingen passen niet binnen dat raamwerk. Als ik ze uitspreek, val ik in het strafrecht.412

Over de economie lieten de NNP en de Nationale Alliantie zich nauwelijks uit. Ze benadrukten dat, hoewel de Sovjet-Unie was gevallen, het kapitalisme niet moreel beter was dan het communisme. Beide systemen ontkenden immers de diversiteit van volkeren en streefden naar een wereldstaat. Zelf stond men voor een tussenweg die de gemeenschap en kleine ondernemingen zou beschermen van almachtige multinationals.413 De Nationale Alliantie was de eerste van deze partijen die dit combineerde met een oproep tegen de afbraak van de sociale voorzieningen.414 De NVU omschreef zichzelf als een ‘sociale volkspartij’ (zie bijlage 10). Ze streefde naar een uitgebreide verzorgingsstaat, die haar burgers zou verzorgen van wieg tot graf en zou beschermen van het ‘piratenkapitalisme’. Concreter pleitte ze voor gratis zorg, geen marktwerking in de zorg, het behoud van de pensioengerechtigde leeftijd op 65 jaar en een progressief belastingstelsel, waarin de rijkeren de zwaarste lasten zouden dragen. De NVU wilde dit realiseren door te bezuinigen op de EU, migranten en de bureaucratie. Ook uitte ze een vorm van verzorgingsstaatchauvinisme toen ze net als de PVV voorstelde om de ‘export’ van uitkeringen naar het buitenland te stoppen en genaturaliseerde allochtonen pas na tien jaar verblijf in Nederland toegang te bieden tot het sociale zekerheidsstelsel.415 Kusters sprak ook publiekelijk zijn steun uit voor de Socialistische Partij, ook al

409 NA, Beginselprogramma; NR, 12 punten en NVU, Beginselprogramma 2009, 2. 410 AIVD, Afkalvend font, blijvend beladen. Extreemrecht en rechts-extremisme in Nederland, (z.p. 2010), 5. 411 Uitspraken Smit via Van Donselaar en Rodrigues ed., Monitor racisme en extremisme. Zevende rapportage, 120. 412 Citaat Kusters in De Gelderlander van 19 januari 2002, via Van Donselaar en Rodrigues, Monitor racisme & extreem-rechts. Vijfde rapportage, 49 en 50. 413 NNP, Beginselprogramma en NA, Beginselprogramma, 10 en 15. 414 NA, Beginselprogramma, 39 en 40. 415 NVU, Verkiezingsprogramma 2006, 3 en 4 en NVU, Beginselprogramma 2009, 3 en 4.

82

begreep de partij het ware nationalisme niet en zou ze door de jaren heen verwaterd zijn.416 Toen de NNP in 2006 haar laatste zetel in Feijenoord verloor, kwam de Centrumstroming definitief tot zijn einde. De volgende jaren was er volgens de AIVD sprake van een ‘afkalvend front’. De aanhang van extreemrechtse organisaties nam af, groeperingen raakten onderling verdeeld en electorale successen bleven uit. Ook nam hun wervingskracht af nu partijen als de PVV kritiek uitten op de multiculturele samenleving. Toch bleven er tientallen radicale organisaties actief. Deze organisaties zochten echter geen heil meer in de partijpolitiek, maar richtten zich meer op buitenparlementaire acties. Daardoor werden de organisaties veel diffuser van structuur en verloren ze veel formele aanhangers. Meestal waren er kernen van actievoerders actief die als het hen uitkwam een organisatie op touw zetten zonder een uitgewerkt ideologisch programma. Om die reden kunnen veel van die organisaties niet betrokken worden in dit onderzoek, van de ‘rechtse antikapitalisten’ van de Nationaal Socialistische Aktie (NSA) tot de Groot-Nederlanders van . Na 2006 vonden er vanuit deze hoek dan ook meer demonstraties plaats en werd men actiever op het internet (zie figuur 7).417

1200 45 40 1000 35 800 30 25 600 20

Aantal aanhangers 400 15

10 Aantal demonstraties 200 5 0 0 2001 2002 2003 2004 2005 2006 2007 2008 2009 2010 2011 2012 2013 2014 2015 2016 2017 Aantal extreem-rechtse demonstraties 2 3 8 12 7 8 12 29 31 19 12 5 14 13 15 42 29 Omvang actieve aanhangers extreem-rechts 675 650 855 1060 1018 975 400 318 237 155 90 100 120 100 245 420 255

Figuur 7: Omvang extreemrechtse milieu, gemeten in geschatte aantal aanhangers en demonstraties (2001 - 2017). Bron: De rapportages ‘Racisme & Extreem rechts’ en ‘Racisme, antisemitisme, en extreemrechts geweld’, gepubliceerd met medewerking van onder andere de Anne Frank Stichting tussen 2000 – 2017

Tussen 2015 en 2016 vond er door de vluchtelingencrisis, de opkomst van Islamitische Staat en een reeks van aanslagen in het Westen een heropleving plaats van het extreemrechtse milieu. Daarbij doken er ook nieuwe organisaties op, waaronder een Nederlandse afdeling van de Patriotische Europäer gegen die Islamisierung des Abendlandes (PEGIDA) en de Identitaire Beweging, die betrokken waren bij verschillende grote demonstraties tegen asielzoekerscentra en moskeeën. PEGIDA Nederland pleitte in navolging van haar Duitse moederorganisatie voor het sluiten van de

416 Interview Holman met Kusters. 417 AIVD, Afkalvend front, 9 – 14.

83

grenzen en voor vergaande maatregelen om de ‘islamisering’ tegen te gaan, waaronder de stop van verdere bouw van moskeeën, het sluiten van islamitische scholen en het verbieden van hoofddoekjes in publieke gebouwen. Daarbij maakte ze zich hard voor de democratie, de vrijheid van meningsuiting, referenda en het behoud van Nederlandse tradities als Zwarte Piet. PEGIDA week dus nauwelijks af van de voorgaande volksnationalisten.418 Een tweede noemenswaardige groepering is het Studiegenootschap Erkenbrand dat in 2016 werd opgericht. Erkenbrand is een los genootschap van jonge intellectuelen, verwant aan de Amerikaanse ‘alt-right’ beweging.419 Op hun website en bij lezingen stellen leden van Erkenbrand expliciet dat de wereld bestaat uit verschillende concurrerende ‘rassen’, die verwikkeld zijn in een strijd om leven en dood.420 Daarbij verspreiden ze de theorie dat ‘cultuurmarxisten’ het ‘blanke ras’ continu verzwakken door het te mengen met ‘Derdewereldvolkeren’ tot een ‘eenheidsworst’.421 Deze ‘rasvermenging’ zou leidden tot een ‘genocide van blanken’ en ‘etnische chaos’.

Wanneer de genetische en biologische compositie van een volk verandert stopt dit volk met bestaan. Als de demografische transformatie van Europa zich ongehinderd voortzet, zal aan het eind van deze eeuw Europa grotendeels worden bewoond door mensen van niet- Europese komaf, waardoor de Europese beschaving eveneens aan haar einde komt.422

Erkenbranders pleiten dan ook voor de oprichting van een etnostaat, waarin blanke mannen voor zichzelf opkomen, onder andere door zich weer hun vrouwen toe te eigenen. Blanke mannen zouden het moreel verplicht zijn zich bewust te worden van hun etnische identiteit.423 Hoewel leden van Erkenbrand achter de schermen veel radicalere voorstellen doen, kent het nog nauwelijks een samenhangende ideologie die onderzocht kan worden.424

418 AIVD, Rechts-extremisme in Nederland. Een fenomeen in beweging (z.p. 2018), 5 – 8, 11 en 12, Hans Wansink, De populistische revolutie (Amsterdam 2017), 91 – 100 en PEGIDA Nederland, Standpunten, website PEGIDA Nederland. https://bit.ly/2YECTAF (geraadpleegd 29 mei 2020). 419 AIVD, Rechts-extremisme in Nederland. Een fenomeen in beweging, 9, 19 en 21. 420 Bart de Boer, ‘‘Rassenvermenging als wapen’, 30 september 2016, website Erkenbrand.nl, gearchiveerd op en verkregen via de Wayback Machine. http://bit.do/fFS7t (geraadpleegd 24 mei 2020). 421 Postbode, ‘De Diversiteitsagenda’, 30 januari 2018, website Erkenbrand.eu. https://bit.ly/3fBhzl5 (geraadpleegd 24 mei 2020). 422 De Boer, ‘Rassenvermenging als wapen’. 423 AIVD, Jaarverslag 2019 (z.p. 2019), 17. 424 Hassan Bahara en Annieke Kranenberg, ‘Hoe Erkenbrand zich voorbereidt op de opstand van de blanke man’, De Volkskrant, 18 november 2017, 2 – 6.

84

Conclusie golf 4

In 2012 betoogde historicus Robin te Slaa in Is Wilders een fascist? dat Wilders geen fascist was. Daarbij wees hij er onder andere op dat de PVV geen biologisch racisme omarmde, pleitte voor individuele vrijheden, niet streefde naar een ‘nieuwe mens’, corporatisme afwees, stond voor meer directe democratie en er ondanks verschillende beperkingen voor moslims niet voor pleitte hen alle mensenrechten af te nemen.425 Dit onderzoek bevestigt deze bevindingen, maar wijst ook op verschillen tussen Fortuyn en Wilders en veranderingen in het gedachtegoed van de PVV. Beide partijen distantieerden zich van de oude Centrumstroming, maar pleitten net als Janmaat voor een vorm van cultureel nationalisme. Dat nationalisme associeerden ze in tegenstelling tot Janmaat veel explicieter met het idee van het ‘moderne Westen’, dat in een strijd verwikkeld zou zijn met de islam. In die strijd combineerden ze hun nationalisme met een pleidooi voor individuele burgerrechten: ‘nationaal-individualisme’. Waar Fortuyn er voornamelijk voor pleitte de grenzen te sluiten en de verdere integratie te stimuleren, bleek de PVV steeds meer bereid in naam van de vrijheid de burgerrechten van Nederlandse moslims aan banden te leggen. Ook pleitte de partij sporadisch voor de remigratie van moslims, al maakte ze nooit echt duidelijk wat ze daarbij voor ogen had. Hoewel dit ‘Verlichtingsliberalisme’ zeker een interne tegenstrijdigheid kent, is er geen sprake van ultranationalisme. Ondanks het feit dat de PVV net als Fortuyn voornamelijk culturele argumenten gebruikte bij het legitimeren van haar voorstellen, begon de PVV vanaf 2011 ook vaker onderscheid te maken op afkomst. Zo startte de partij een ‘Polenmeldpunt’, richtte Wilders zich vaker op ‘Marokkanen’ en pleitte de partij sporadisch voor een ‘Groot-Nederland’. Of hier sprake is van racisme is op zijn minst een punt van discussie. Verder keerden beide partijen zich in naam van het ‘gewone volk’ af van de ‘Haagse elites’. Waar Fortuyn dit populisme echter combineerde met enig elitisme, was daarvan bij de PVV weinig te bespeuren. Wilders ging ook veel verder in zijn kritiek op de elites door hen ervan te beschuldigen actief mee te werken aan de islamitische verovering van Europa. Verder pleitten beide partijen niet voor het afschaffen van de democratie, maar voor vernieuwingen als referenda, directe verkiezingen van publieke gezagsdragers en meer politiek dualisme. Hoewel zowel Fortuyn als de PVV voorstellen hebben gedaan die op gespannen voet staan met de liberale democratie, gaat Wilders het verst met zijn expliciete streven de onafhankelijkheid van rechters aan banden te leggen en moslims hun rechten te ontnemen. Tot slot probeerden beide partijen op economisch gebied elementen van het socialisme en liberalisme te combineren maar keerden ze zich expliciet tegen elke vorm van corporatisme. Wilders week ook op dit punt af van Fortuyn door te pleiten voor een vorm van verzorgingsstaatchauvinisme.

425 Zie onder andere Te Slaa, Is Wilders een fascist?, 68, 85, 94, 95, 104, 107, 114 - 117, 135 – 144,

85

Naast deze grote partijen in het parlement bleven er ook radicalere partijen actief. De NNP, Nieuw Rechts, de Nationale Alliantie en de NVU kunnen daarbij gezien worden als een doorstart van de oude Centrumstroming. Wat bij hen opvalt, is dat ze zich gematigder uitlieten, bijvoorbeeld door net als de cultuurnationalisten te spreken over cultuur en niet over ras. Toch blijkt uit hun standpunten dat ze streefden naar een etnostaat, waarbij zoveel mogelijk allochtonen het land moesten verlaten en het individu ondergeschikt zou worden gemaakt aan de gemeenschap. Net als Janmaat pleitten ze expliciet voor gedwongen remigratie en wilden ze de mogelijkheden tot naturalisatie sterk beperken. Er was dus zeker sprake van een racistisch ultranationalisme. Wat verder opvalt, is dat de partijen wel kritiek uitten op de Haagse elites, maar dit nauwelijks combineerden met een vorm van populisme. Ook pleitten ze niet voor het afschaffen van de democratie maar wilden ze deze net als hun gematigde tegenhangers verbeteren door meer volksinspraak te realiseren. Op economisch gebied benadrukten de volksnationalisten vooral dat de natie beschermd moest worden tegen internationale krachten. Daarbij was echter geen sprake van een pleidooi voor corporatisme. Opvallend is dat de NVU net als de PVV meer ‘linkse’ standpunten uitdroeg en zich identificeerde met de SP. Tot slot is het noemenswaardig dat Nederland sinds enkele jaren een groepering kent, namelijk Studiegenootschap Erkenbrand, dat openlijk en expliciet spreekt over rassentheorieën. Voor zowel de cultuur- als volksnationalisten geldt dat er nauwelijks sprake was van palingenisme. Wel werden er regelmatig doemscenario’s geschetst van een Nederland dat ten onder dreigde te gaan aan massa’s migranten en islamisering. Daarop volgden echter vrijwel altijd beloftes van optimisme en vernieuwing. Nergens werd echter gesproken over een wedergeboorte of bijna mystieke vernieuwing van de nationale gemeenschap. Daarvoor waren de partijen teveel gericht op het herstellen of behoud van de gemeenschap die al bestond. Over het algemeen kan worden geconstateerd dat er een toegroei plaatsvond tussen de twee vleugels. Waar de volksnationalisten zich gematigder uitlieten, door te spreken over cultuur en de democratie te omarmden, is de PVV op die gebieden juist gaan radicaliseren. Toch overheersen vooralsnog de verschillen, vooral als men rekening houdt met de radicale uitspraken van volksnationalisten als Kusters.

Vleugel Specifieke Palingenis Nationalisme Houding democratie Corporatis organisatie me Ultranationali Racis Antidemocr Elitair me sme me atisme populisme Cultuur- Fortuyn/LPF Nee Nee Nee Nee Ja Nee nationalisten PVV Nee Nee ? Nee Nee Nee Volks- NNP Nee Ja Ja Nee Nee Nee nationalisten Nationale Alliantie Nee Ja Ja Nee Nee Nee Nieuw Rechts Nee Ja Ja Nee Nee Nee NVU Nee Ja Ja ? Nee Nee PEGIDA Nee Nee Nee Nee Nee Nee Studiegenootscha Nee ? Ja ? Nee Nee p Erkenbrand Tabel 4: Elementen van het fascisme gedurende de vierde golf 86

Conclusie

In dit onderzoek is de vraag gesteld in hoeverre er in het naoorlogse Nederland sprake is geweest van een doorwerking van de fascistische ideologie. Bij het bestuderen van tientallen organisaties stonden twee deelvragen centraal:

1. In hoeverre keerden de elementen van het fascisme na de oorlog terug? 2. In hoeverre was er sprake van een voortzetting of vernieuwing van het fascisme?

Daarbij werd de these verdedigd dat er nauwelijks sprake is geweest van een doorwerking, omdat veruit de meeste ver-rechtse organisaties een ideologie aanhingen die lang niet zo revolutionair en radicaal was als het klassieke fascisme. De resultaten van de eerste deelvraag zijn weergeven in tabel 5. Wat direct opvalt is dat veel organisaties de belangrijkste elementen van het fascisme niet ondersteunden. Maar vier organisaties uitten een vorm van palingenisme: de Jonge Europeanen, de NVU, de CP’86 en de VNN. Alle vier benadrukten ze dat het Nederlandse volk, na een periode van decadentie, aan de vooravond stond van een vernieuwing of wedergeboorte. Daarbij maakten ze expliciet duidelijk dat ze niet slechts streefden naar herstel, maar naar een geheel nieuwe wereld van nationale solidariteit. De Jonge Europeanen koppelden dit expliciet met de oproep tot een ‘nieuw Europa’, waarin het verleden plaats zou maken voor een nieuwe toekomst.426 Nu waren er natuurlijk meer organisaties en politici die spraken over decadentie, verandering en hoop. Voorbeelden zijn de VLL, die opriep tot een ‘herleving van het nationaal bewustzijn’427 en de Boerenpartij, die waarschuwde voor communistische terreur.428 Ook de PVV combineerde regelmatig doemscenario’s met beloftes van ‘Hoop en optimisme’, zoals het partijprogramma van 2010 heette.429 Toch was bij deze organisaties en politici nauwelijks sprake van palingenisme, omdat ze hooguit streefden naar het herstel of behoud van de bestaande samenleving, niet naar de schepping van een totaal nieuwe wereld en mens. Kortom, ze waren niet revolutionair genoeg. Het ultranationalisme kwam vaker voor, bij tien van de achttien onderscheiden groepen. Vrijwel alle radicale organisaties, met uitzondering van PEGIDA en mogelijk het Studiegenootschap Erkenbrand, omarmden een vorm van ultranationalisme waarbij het individu volledig ondergeschikt werd gemaakt aan de nationale gemeenschap. Wat opvalt is dat al deze organisaties niet expliciet stelden dat het individu totaal ‘onbeduidend’ was. In plaats daarvan maakten ze zich hard voor de vrijheid van het individu, al volgde altijd de nuance dat het individu op zichzelf verloren was en alleen

426 AIVD, ‘[onleesbaar, FdB] het Europees nationalisme’, 4. 427 AIVD, Diverse stukken over het VLL, waaronder een Program, 10. 428 Citaat De Vrije Boer (11 mei 1968) via Zonder auteur, ‘Extreemrechts sinds 1945’, 25. 429 PVV, Verkiezingsprogramma 2010.

87

in de nationale gemeenschap zingeving en vrijheid zou kunnen vinden. Zo maakten ze het individu alsnog ondergeschikt aan de gemeenschap. De NVU verwoordde het in 1972 als volgt:

Vrij zijn wil zeggen: tesamen vrij zijn. Iedereen richte zijn eigen leven in naar zijn voorkeur en zijn mogelijkheden, zonder daarbij anderen in de ontplooiing van hun leven te hinderen. […] Het is duidelijk, dat alleen een volksgemeenschap in de hiervoor uiteengezette zin als VOLK de persoonlijkheid kan vormen […]. [sic]430

De andere organisaties hadden andere ideeën over de verhoudingen tussen groep en individu. Natuurlijk waren er organisaties die een nationalisme uitdroegen dat op gespannen voet stond met het individualisme. Te denken valt aan het Nationaal Reveil dat verkondigde dat de moderne mens ‘ontworteld’ was geraakt en alleen via de nationale gemeenschap geborgenheid zou kunnen vinden.431 Dergelijke uitspraken uit conservatieve hoek waren echter te gematigd om ‘ultranationalistisch’ te kunnen worden genoemd. Anderen, van de neoliberalen tot de cultuurnationalisten, maakten zich expliciet hard voor de bescherming van individuele burgerrechten, een streven dat haaks stond op het ultranationalisme. Te denken valt aan de PRV die pleitte voor de ‘bescherming van de persoonlijke vrijheid van het individu,432 of de Boerenpartij, die stond voor de individuele ‘geestelijke, politieke en economische vrijheid’.433 Waar het individualisme bij de conservatieven en neoliberalen nog nauwelijks op gespannen voet stond met het nationalisme, ging het vanaf de Centrumdemocraten gepaard met wat Pels omschreef als ‘nationaal- individualisme’; de ongemakkelijke combinatie van nationalisme en individualisme. Bij de cultuurnationalisten werd dit nationaal-individualisme nog scherper geformuleerd en ontstond er een vorm van ‘verlichtingsliberalisme’, waarbij alleen de eigen interpretaties van individuele vrijheid werden getolereerd. Hoewel dit liberalisme zeker absolutistische trekjes vertoonde, waardoor vrijheden dreigden om te slaan in hun tegendeel, was hier absoluut geen sprake van ultranationalisme. Het racisme kwam nog vaker voor dan het ultranationalisme, namelijk in dertien gevallen. Het kwam niet alleen voor bij vrijwel alle radicale organisaties, met uitzondering van PEGIDA, maar ook bij de twee Centrumpartijen. Veruit de meest openlijke racist was Glimmerveen. Hij noemde

430 NVU, Program met toelichting 1972, 5. 431 AIVD, Waarom Nationaal Reveil?, 8. 432 PRV, Urgentie-programma 1952, 2. 433 BP, Beginselprogramma 1959, 1.

88

Surinamers ‘ondermensen’ en vergeleek donkere mensen met chimpansees.434 De Centrumpartij hield er ook racistische ideeën op na, bijvoorbeeld door ervoor te pleiten genaturaliseerde allochtonen te degraderen tot tweederangsburgers.435 Daarbij kwam er soms ook racisme voor bij de conservatieve vleugel en is het tot op de dag van vandaag nog een punt van discussie in hoeverre er sprake is van racisme bij de PVV. Het feit dat Wilders heeft opgeroepen tot ‘minder Marokkanen’ geeft stof tot nadenken.436 Hoewel de meeste organisaties zich niet openlijk racistisch uitlieten over andere volkeren of etnische minderheden, omarmden ze wel een vorm van etnisch nationalisme dat in wezen racistisch was. Daarbij maakte het oude superioriteitsdenken bij velen plaats voor etnopluralisme: het geloof dat volkeren niet per se beter of slechter maar vooral anders zijn en daarom gescheiden dienen te leven. De Jonge Europeanen vonden bijvoorbeeld dat alle volkeren recht hadden op een bestaan maar wilden vermenging voorkomen.437 Vijftig jaar later herhaalde de Nationale Alliantie deze gedachte:

Wij geloven dat elk volk uit zichzelf het beste is als het zich niet van zijn eigen specificiteit vervreemdt maar zingt zoals het gebekt is. Alle volkeren zijn immers uniek en doen er in onze nationalistische optiek geen goed aan zich te vermengen met andere volkeren.438

In lijn met dit etnopluralisme pleitten de NESB, de Northern League, de NVU, de CP’86, de VNN, de NNP, de Nationale Alliantie en Nieuw Rechts voor een ‘Europa der vaderlanden’, waarin de Europese volkeren niet op zouden gaan in een ‘eenheidsworst’ maar zichzelf zouden blijven. In dat Europa streefden de NESB, de PVV en de volksnationalisten voor een Groot-Nederland, bestaande uit het huidige Nederland en Vlaanderen. Elementen van het etnopluralisme kwamen ook voor bij de Boerenstroming, al werden ze daar vooral geuit in het partijblad, en bij de Centrumdemocraten, waar het vooral werd onderbouwd met culturele argumenten. Het antidemocratisme kwam net als het palingenisme maar vier keer voor, namelijk bij de NESB, de Jonge Europeanen, de NVU en de VNN. Zij wezen openlijk de beginselen van de moderne

434 Zie onder andere uitspraken Glimmerveen in Vrij Nederland 2 augustus 1975, via Kniesmeyer, ‘Georganiseerd neo-fascisme en rechts- extremisme in Nederland’, 139 en 140; Zonder auteur, ‘De ongelijkheid der rassen’, 4 – 6 en Uitspraken Glimmerveen in, ‘Zonder auteur, ‘Glimmerveen: ‘Ik blijf discrimineren’’, 5. 435 CP, Verkiezingsprogramma 1986, 15; CD, Concept partijprogramma 1989, 3 en 6; CD, Verkiezingsprogramma 1994, 9 en 23 en CD, Verkiezingsprogramma 1998, 11 en 19. 436 Fennema, Geert Wilders. Tovenaarsleerling, 288 – 289. 437 AIVD, Knipsels uit het studentenblad ‘Pharetra’, waarin een interview is opgenomen met ‘Leider A. Lehman’ en ‘secondant Leider van Dijk’, 3. 438 Nationale Alliantie, Programma, 1.

89

democratie af: het idee dat alle burgers gelijk en redelijk zijn en daarom evenveel inspraak verdienen. De NESB was hier het duidelijkst in:

Democratie voert op de duur tot chaos en ondergang, zoals we in West-Europa in de laatste jaren in toenemende mate kunnen constateren. Het communisme met de kleurloze massamens is in zekere zin slechts de uiterste consequentie dezer democratie.439

Hoewel de NESB, de Jonge Europeanen, de NVU en de VNN niet openlijk pleitten voor een dictatuur, kwamen hun alternatieven wel neer op een systeem waarin het volk grotendeels buiten spel zou worden gezet. De NESB wilde bijvoorbeeld de uitvoerende macht versterken en de inspraak van volk en parlement beperken.440 Enkele jaren later riepen de Jonge Europeanen op tot een ‘ongenadige strijd op leven en dood’ waarbij een ‘sociale- en politieke revolutie de versleten democratie’ moest vervangen.441 De NVU en de VNN waren voorzichtiger en pleitten voor een systeem waarin vertegenwoordigers niet alleen werden gekozen maar ook via ‘nationale geledingen’, oftewel corporaties, zouden worden aangesteld.442 Alle andere organisaties hadden kritiek op het functioneren van de democratie, maar onderschreven de beginselen. Zo riep de kleine NVU2 in 1948 alleen op tot een ‘massale buitenparlementaire actie’ om de regering tot de orde te roepen443 en stelden verschillende groeperingen voor de democratie te vernieuwen met referenda en de verkiezing van burgemeesters. Met name de Centrumpartijen en de PVV gingen verder en deden voorstellen die op gespannen voet stonden met de liberale democratie. Zo pleitte de PVV vanaf 2006 voor het aan banden leggen van de bewegingsvrijheid van rechters.444 Ook hier was echter geen sprake van antidemocratisme. Het verwante elitaire populisme kwam zes keer voor. Vrijwel alle organisaties stelden zich op populistische wijze voor als de ware vertegenwoordigers van ‘het volk’ tegen een gecorrumpeerde elite. Zo bond het VLL al in 1952 de strijd aan met het ‘Nederlandse partijwezen’ dat de ‘volkswil’ zou miskennen en het nationale belang zou verloochenen.445 Dergelijke geluiden klonken later door bij de Centrumdemocraten, cultuurnationalisten en volksnationalisten. Alleen bij de NESB, Jonge Europeanen, NVU, de VNN, Boerenpartij en Fortuyn ging dit populisme echter gepaard met elitisme.

439 Citaat uit ‘Oproep aan de nationale krachten in Nederland’, via HRS, Uitspraak in rechtszaak over verbod NESB, 6. 440 IISG, Beginselen en doelstellingen van de Sociale Beweging, 134. 441 AIVD, Interne correspondentie van AIVD over Jong Europa, waarin een onvindbaar ‘Manifest aan de Europese Natie’ uit het partijblad van december 1961 wordt geciteerd. 442 NVU, Program met toelichting 1972, 2 en 10 en VNN, Beginselprogramma 1997, 10 – 12. 443 AIVD, Verslag van vergadering van de NVU2, 5. 444 Voerman en Mazzoleni, ‘Het soevereine volk. De PVV en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht’, 129 – 152. 445 AIVD, Verslag programma VLL, 8 februari 1952, 4.

90

Zo benadrukten de Jonge Europeanen dat alleen een vastberaden voorhoede de Europese arbeiders zou kunnen omvormen tot een Europese natie.446 Enkele jaren later verklaarde de NVU dat alleen een ‘strijdende revolutionaire elite’ de ‘gemanipuleerde massa’ zou kunnen bevrijden.447 Elitair populisme klonk ook door bij de Boerenpartij, welke zich bij monde van Stam omschreef als de ‘avant-garde’ van meerderheid van het volk.448 Tot slot geloofde ook Fortuyn dat hij niet alleen het ‘goede volk’ vertegenwoordigde maar dat dit volk ook nog gevormd diende te worden. Het feit dat de Boerenpartij en Fortuyn hun populisme ook combineerden met elitisme, zonder de beginselen van de democratie af te wijzen, bewijst dat de twee elementen niet vanzelfsprekend samengingen. Tot slot het corporatisme. Net als het palingenisme en antidemocratisme kwam dit slechts vier keer voor, alleen bij radicale organisaties: de NESB, de Jonge Europeanen, de CP’86 en de VNN. Al in de jaren vijftig prees de NESB het corporatisme als een tussenweg tussen het kapitalisme en communisme, die de Nederlandse natie naar het ware ‘volkssocialisme’ zou voeren.449 Later spraken de CP’86 en de VNN over een ‘Derde Weg’ van nationale solidariteit, waarin vrij ondernemen werd toegestaan, zolang het de volksgemeenschap niet schaadde.450 Kortom, men was voor een gecentraliseerd corporatisme, dat alle economische krachten onder het volk in dienst zou stellen van de gemeenschap. Hier weken deze vier organisaties fundamenteel af van alle andere ver-rechtse groeperingen. Deze pleitten namelijk voor een economisch systeem, waarin de overheidsinterventie beperkt bleef. De conservatieven en neoliberalen zagen ‘staatsdirigisme’ juist als het grootste gevaar van de vrijheid en welvaart. In hun ogen had het socialisme zijn onmacht al bewezen en zou verdergaande staatsinterventie economische groei allen maar in de weg staan. De strijd tegen het ‘corporatisme’ vormde zelfs het fundament van de Boerenstroming.451 Toen er in de jaren tachtig een verandering plaatsvond in de beleidsconsensus richting het neoliberalisme, begonnen ver- rechtse politici te pleitten voor een ‘gemengde economie’, waarbij de overheid alleen op cruciale punten kon ingrijpen. Daarbij maakten de Centrumdemocraten, PVV en NVU zich ook hard voor het behoud van de verzorgingsstaat. Deze zou alleen toebehoren aan de nationale gemeenschap. Ze beschouwden sociale rechten dus als een nationaal goed. Hoewel ze daarmee duidelijk voorstellen deden die leidden tot meer staatsinterventie, kwam dit niet neer op corporatisme. Het antwoord op de eerste deelvraag luidt dat de meeste elementen van het fascisme na de oorlog nauwelijks terugkeerden, met uitzondering van ultranationalisme en racisme. Dit brengt ons bij de tweede deelvraag: ‘In hoeverre was er sprake van een doorzetting of vernieuwing van het fascisme?’ Veel van de organisaties waren via de ‘backstage’ direct of indirect verbonden met het

446 AIVD, ‘Manifest aan de Europese natie’, onbekende datum, 6. 447 NVU, Program met toelichting 1972, 6 en 14 en Vercauteren, ‘Ons Nederlands Volksnationalisme’, 9. 448 Stam, De Boerenpartij, 7 - 10, 24 en 54 – 56. 449 Beginselen en doelstellingen van de Sociale Beweging, 137. 450 NVU, Beginselprogramma 1971, 3; CP’86, Verkiezingsprogramma 1989 en VNN, Beginselprogramma 1997, 9, 11 en 12. 451 BP, Beginselprogramma 1959, 1 en 2 en LSP, manifest 1963, 3.

91

klassieke fascisme. Zo waren er oud NSB’ers en neonazi’s actief bij de Boerenpartij, Noordbond, centrumdemocraten en NVU en vonden er tussen deze organisaties veel contacten plaats. De LPF en PVV doorbraken dit patroon door extremisten te weren en zich van de centrumdemocraten en volksnationalisten te distantiëren. Hoewel er dus lange tijd sprake was van een organisatorische en personele continuïteit kwam dezen nauwelijks tot uiting in de ideeën die de organisaties uitdroegen. Zelfs de Centrumpartijen die direct voortkwamen uit de NVU pasten hun ideologie zodanig aan dat ze bijna elk element van het fascisme loslieten. Kortom, bij veel organisaties was na de oorlog geen sprake van een doorzetting van de fascistische ideologie. Dat gold niet voor de drie organisaties die voldeden aan alle kenmerken: de Jonge Europeanen, de NVU en de VNN. Bij hen vond er ook een proces van ‘vernieuwing’ plaats, dat het nieuwe fascisme tot ‘neofascisme’ maakte. Zo combineerden de Jonge Europeanen de strijd voor de nationale wedergeboorte expliciet met een pleidooi voor Europees nationalisme. Hier zou dus gesproken kunnen worden over ‘Eurofascisme’. De NVU en de VNN combineerden hun strijd voor nationale wedergeboorte met kritiek op de aanwezigheid van migranten en etnische minderheden. Daarbij zou gesproken kunnen worden over ‘anti-migratie fascisme’, al blijft daarbij de vraag in hoeverre deze afkeer van minderheden nu echt iets nieuws toevoegde aan het klassieke fascisme. Verder voldeed de NESB niet aan het palingenisme, kan de Noordbond door een gebrek aan uitlatingen nauwelijks worden gekwalificeerd en uitten de CP’86 en veel andere volksnationalisten zich formeel te gematigd om fascistisch te kunnen worden genoemd. Op basis van deze bevindingen kan worden geconcludeerd dat er zeker sprake was van een doorwerking en vernieuwing van de fascistische ideologie, zij het dat deze beperkt bleef tot kleine splinterorganisaties en nauwelijks invloed had op de bredere ver-rechtse politiek. Toch moet wel rekening worden gehouden met de mogelijkheid dat hoewel er aan de ‘frontstage’ een matiging plaatsvond, radicalere ideeën in de backstage nog weerklank vonden. De onderzoeker moet echter zeer terughoudend zijn met zulke suggesties en zich alleen baseren op te controleren gegevens. Het fascisme kan nog bestaan, maar het dient niet te worden behandeld als een erfzonde waar elke rechtse politicus bij voorbaat mee belast is.

92

Golf Vleugel Specifieke Palingen Nationalisme Houding democratie Corporatis organisatie isme Ultranation Racisme Antidemocrati Elitair me alisme sme populis me Golf 1 Voormalige NESB Nee Ja Ja Ja Ja Ja politieke delinquenten Conservatief milieu Nee Nee Discutabel Nee Nee Nee Golf 2 Neoliberalen Boerenpartij Nee Nee Nee Nee Ja Nee Radicale Jonge Ja Ja Ja Ja Ja Ja nationalisten Europeanen Northern Geen Ja Ja Geen informatie League informa tie Golf 3 Centrumdem CP Nee Nee Ja Nee Nee Nee ocraten CD Nee Nee Ja Nee Nee Nee Volksnational NVU Ja Ja Ja Ja Ja Ja isten CP’86 Ja Ja Ja Nee Nee Nee VNN Ja Ja Ja Ja Ja Ja Golf 4 Cultuur- Fortuyn Nee Nee Nee Nee Ja Nee nationalisten /LPF PVV Nee Nee Discutabel Nee Nee Nee Volks- NNP Nee Ja Ja Nee Nee Nee nationalisten Nationale Nee Ja Ja Nee Nee Nee Alliantie Nieuw Rechts Nee Ja Ja Nee Nee Nee NVU Nee Ja Ja Discutabel Nee Nee PEGIDA Nee Nee Nee Nee Nee Nee Studiegenoot Nee Discutabel Ja Discutabel Nee Nee schap Erkenbrand Tabel 5: De elementen van het fascisme in de naoorlogse ver-rechtse politiek

93

Epiloog: De boreale koers

Dit onderzoek heeft betoogd dat er in het naoorlogse Nederland nauwelijks sprake geweest van een doorwerking van de fascistische ideologie. Het merendeel van de ver-rechtse organisaties zijn op meerdere terreinen gewoonweg niet radicaal genoeg. Door zich hard te maken voor individuele burgerrechten, de beginselen van de democratie, vrij ondernemerschap en het beschermen van de wereld zoals die is, weken ze fundamenteel af van het fascisme: een totalitaire en utopische ideologie die individuele burgerrechten en gelijke volksinspraak verwerpt en streeft naar de geboorte van een nieuwe wereld. Geldt dit ook voor het FvD, de nieuwste ver-rechtse partij die de Nederlandse politiek op zijn kop zet en regelmatig in verband is gebracht met fascisme? Baudets overwinningstoespraak bevatte zeker elementen die ook voorkwamen bij het klassieke fascisme. Met name de expliciete verwijzingen naar ‘wedergeboorte’ doen sterk denken aan het palingenisme en kwamen nauwelijks voor bij Baudets directe voorgangers.452 Ook valt het gebruik van het woord ‘boreaal’ op, een begrip dat in het verleden door rechts-extremisten en fascisten gebruikt is om te verwijzen naar en ‘blank Europa’.453 Dit maakt Baudet echter nog geen fascist. Elementen als nationalisme, palingenisme en populisme komen immers ook bij andere ideologieën voor en vormen alleen tezamen, in hun meest radicale vorm, het fascisme. Nu maakt Baudet zich al jaren hard voor het behoud van de natiestaat. In zijn proefschrift De aanval op de natiestaat betoogde hij dat Europese elites al decennia bezig waren soevereine natiestaten te ontmantelen, door macht over te dragen aan supranationale instanties en door de dominante nationale cultuur te verzwakken met multiculturalisme. Het is echter belangrijk erop te wijzen dat hij zich afzette tegen zowel ‘verlicht-universalistisch’ als tegen etnisch ‘romantisch- particularistisch’ nationalisme. In plaats daarvan streefde hij net als Janmaat, Fortuyn en Wilders naar ‘multicultureel nationalisme’: een cultuur, waar individuele burgerrechten worden gewaarborgd, een enkele cultuur dominant is en assimilatie voor nieuwkomers mogelijk blijft.454 Hier lijkt zich echter ook een radicaliseringsproces te hebben plaatsgevonden. In 2015 verklaarde Baudet in een debat dat hij Europa ‘dominant blank’ wilde houden en wilde beschermen tegen ‘Afrikanisering’. Het is een uitspraak die eerder doet denken aan de oude NVU dan aan Baudets directe voorgangers. Of dit een racistische uitspraak was is moeilijk vast te stellen, omdat Baudet culturele argumenten gebruikte om die uitspraak te onderbouwen.455 De afgelopen jaren is Baudet ook complottheorieën gaan uiten, volgens welke de ‘Europese elites’ bewust migranten naar

452 Daniel Knegt, ‘Baudets Franse fascistische connectie’, 22 maart 2019, website Overdemuur. https://bit.ly/2YeM8Y2 (geraadpleegd 18 juni 2020). 453 Maurits Martijn, ‘Hoe Thierry Baudet aan de lippen hing van Jean-Marie Le Pen’, 19 februari 2018, website De Correspondent. https://bit.ly/2BltLrN (geraadpleegd 15 juni 2020). 454 Thierry Baudet, De aanval op de natiestaat (Amsterdam 2012), 9 – 19, 92 – 115, 223, 224, 259, 299, 300, 312 – 320, 326 en 331 – 340. 455 Citaten Baudet, via Stéphane Alonso, ‘Gaat het over ras? Volgens Baudet niet; Haagse woordenstrijd’, NRC Handelsblad, 25 februari 2020, 6.

94

Europa halen om de autochtone volkeren te ‘verdunnen’.456 Zo verklaarde hij op de eerste algemene vergadering van het FvD:

Het Westen lijdt aan een auto-immuunziekte. Een deel van ons organisme – een belangrijk deel: ons afweersysteem, datgene wat ons zou moeten beschermen – heeft zich tegen ons gekeerd. Op elk vlak worden we verzwakt, ondermijnd, overgeleverd. Kwaadwillende, agressieve elementen worden ons maatschappelijk lichaam in ongehoorde aantallen binnengeloodst, en de werkelijke toedracht en gevolgen worden verdoezeld.457

Later reageerde hij in de Tweede Kamer als volgt op de bestedingen van de Europese Unie (EU):

Al dat geld gaat naar de wording van die staat. Dus naar het regelen van buitenlandse politiek. Naar het opzetten van veerdiensten om immigranten vanuit Afrika over te zetten naar Europa om de nationale identiteit te verzwakken zodat er geen nationale staten meer zullen zijn.458

Hoewel Baudet zich dus meer in etnische termen is gaan uitlaten, is er nog nauwelijks sprake van expliciet racisme, laat staan ultranationalisme. Baudet beweert regelmatig te spreken namens ‘het volk’ en verklaarde in een interview dat als de media het FvD niet zo zouden tegenwerken en alle Nederlanders hun hart zouden laten spreken, de partij ‘tachtig à negentig zetels’ zou hebben gehaald. Kortom, een grote meerderheid van de bevolking.459 Dit populisme gaat vaak gepaard met elitisme. Zo verspreidde hij begin 2020 een bericht op Twitter waarin hij zich afvroeg wanneer de ‘kinderlijk naïeve Nederlanders’ toch eens voor echte verandering zouden kiezen.460 Baudet bindt naar eigen zeggen de strijd aan met het ‘partijkartel’, een kartel dat alle domeinen van de samenleving controleert, van de politiek tot de journalistiek en architectuur, en de volkswil bewust negeert. De Tweede Kamer zou dan ook zijn verworden tot een ‘schijnparlement’, waar formeel wordt gedebatteerd, terwijl de echte beslissingen

456 Archief Beeld en Geluid, Studio PowNed, 17 – 12 – 2015, 5:40 – 6:33. Verkregen via: https://bit.ly/2UWBkLY (geraadpleegd 18 juni 2020). 457 Toespraak Thierry Baudet op de Algemene Vergadering 2017 van Forum voor Democratie, 2017, website Forum voor Democratie, https://bit.ly/3hN5Odx (geraadpleegd 19 juni 2020). 458 Handelingen vergadering Tweede Kamer, 55e vergadering, Dinsdag 18 februari, pagina 20, website Overheid.nl https://bit.ly/37H0q6N (geraadpleegd 18 juni 2020). 459 Willem Heck, ’Thierry Baudet: ‘Nederland bestaat over vijftig jaar niet meer’’, NRC Next, 07 juni 2018, 6. 460 Citaat Baudet, via Website Twitter. https://bit.ly/2NvxPIg (geraadpleegd 18 juni 2020).

95

elders worden genomen.461 Hoewel Baudet net als Wilders stevige taal gebruikt, heeft zijn partij er nooit voor gepleit de democratie omver te werpen. Net als haar voorgangers wil ze deze alleen vernieuwen, bijvoorbeeld met referenda, meer dualisme in de politiek en de directe verkiezing van burgemeesters.462 Ook beweert Baudet net als Wilders dat rechters teveel macht naar zich toetrekken.463 Opmerkelijk is vooral dat Baudet in 2015 als reactie op gewelddadige protesten tegen de komst van een Asielzoekerscentrum in Geldermalsen suggereerde dat de demonstraten een beroep konden doen op ‘noodweer’ aangezien de regering een beleid van ‘schrijftafelmoord’ voerde. Waar een vergelijkbaar voorstel in 1984 nog tot hevige conflicten leidde binnen de CP, vond dit anno 2015 nauwelijks weerstand.464 Ook stelde Baudet op een bijeenkomst in Oost-Europa dat een revolutionaire omwenteling nodig zou zijn en verklaarde hij op en bijeenkomst van het Jongeren Forum voor Democratie dat ‘het allerbeste zou zijn als wij absolute heersers zijn. In het parlementarisme kun je geen grote beleidswijzigingen doorvoeren’.465 Vergelijkbare uitspraken werden eerder geuit door de Jonge Europeanen. Wat de discussie zo complex maakt, is dat veel van deze uitspraken op verschillende manieren kunnen worden uitgelegd. Dat verklaart ook waarom veel radicale organisaties, van de NVU tot Studiegenootschap, zich tot Baudet voelen aangetrokken, ondanks het feit dat zijn standpunten nog vrij gematigd zijn.466 Het heeft echter weinig zin Baudets gedachtegoed te omschrijven als fascistisch. Net als Janmaat, Fortuyn en Wilders draagt Baudet lang niet alle elementen van het fascisme uit en is hij gewoonweg niet radicaal genoeg. Toch blijft de vraag in hoeverre er sprake is van fascisme in de Forum-beweging relevant, niet alleen omdat Baudet zelf lijkt te radicaliseren, maar ook omdat er in de ‘backstage’ veel radicalere ideeën lijken te leven.467

461 Thierry Baudet, Breek het partijkartel! De noodzaak van referenda (Amsterdam 2017), 138. 462 Ibidem, 28 – 31, 135 en 136 en FvD, Verkiezingsprogramma 2017, 5. https://bit.ly/3fwlM9I (geraadpleegd 19 juni 2020). 463 Handelingen vergadering Tweede Kamer, 23e vergadering, Woensdag 13 november, pagina 2, website Overheid.nl https://bit.ly/385lUun (geraadpleegd 18 juni 2020). 464 Archief Beeld en Geluid, Studio PowNed, 17 – 12 – 2015, 5:40 – 6:33. Verkregen via: https://bit.ly/2UWBkLY (geraadpleegd 12 januari 2020). 465 Diverse uitspraken van Baudet, via Bas Tierolf, Maake van Kapel en Lisanne Drost, Zesde rapportage racisme, antisemitisme, en extreemrechts geweld in Nederland. Incidenten, aangiftes, verdachten en afhandeling in 2016 (z.p. 2017), 45. 466 Ibidem, 45 en 46. 467 Ton van Dijk, ‘FVD-jongeren ‘fascistisch’ en ‘antisemitisch’ in appgroepen’, 29 april 2020, website HP De Tijd. https://bit.ly/3fFYLBt (geraadpleegd 19 juni 2020).

96

Bijlagen

Bijlage 1: Discussie op LinkIn tussen historici Robin te Slaa en Willem Huberts over het mogelijke ‘fascisme’ van Baudet, Website LinkedIn. https://bit.ly/3hC2SAj (geraadpleegd 20 oktober 2019)

. Bijlage 3: Logo Jong Europa met Keltenkruis, AIVD, Afdeling Centrale Documentatie, ivn. nr. 803426, oktober 1965, Bijlage 2: Logo Northern League met ‘driepoot’, AIVD, Afdeling Exemplaar blad Jong Centrale Documentatie, inv. nr. 656979, 1962, Diverse kopieën van Europa, 2. secties uit de bladen Northern World en The Northlander, 7.

.

Bijlage 5: De CP’86 pleit voor ‘eigen volk eerst’ en gebruikt in het programma het Keltenkruis, CP’86 verkiezingsprogramma 1994, 34.

Bijlage 4: Europafront over de verschillende symbolen voor Bron 'Europa’, AIVD, Afdeling B. operaties, inv. nr. 9479, augustus en september 1963, Diverse stukken over Jong Europa, 8.

97

Bijlage 6: Verkiezingsposter NVU met runenteken, 1977, Bijlage 7: Palingenisme in oproepen van de website Documentatiecentrum Nederlandse Politieke CP’86, CP’86 beginselprogramma 1990, 16. Partijen, Digital Collections. https://bit.ly/2XQPMHs

Bron Bron Bijlage 8: Centrumpartij kiest voor Europa, Centrumpartij verkiezingsprogramma 1984, 14.

Bijlage 9: Poster Nationale Alliantie 2006, website Bijlage 10: Verkiezingsaffiche NVU 2010, website Nationale Alliantie (gearchiveerd via de Wayback Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen, Machine) http://bit.do/fFS77 (geraadpleegd 4 mei 2020) Digital Collections. https://bit.ly/2MS8nMQ (geraadpleegd 4 mei 2020)

http://bit.do/fFS77 98

http://bit.do/fFS77

Begrippenlijst - Antidemocratisme: Het afwijzen van de beginselen van de democratie, namelijk het geloof in de menselijke gelijkheid en redelijkheid en de daaruit vloeiende overtuiging dat elke individuele burger recht heeft op evenveel inspraak. - Antisemitisme: Een vorm van discriminatie waarbij de Joodse etnische gemeenschap wordt gediscrimineerd op basis van etniciteit of cultuur. - Communisme: Een ideologie die streeft naar de vorming van een samenleving waarin alle sociaaleconomische verschillen verdwenen zijn en de productiemiddelen publiek bezit zijn. - Conservatisme: Een ideologie die streeft naar het behoud van de bestaande orde of het herstel van een vroegere toestand. - Corporatisme: Een maatschappijsysteem waarin de vereniging van corporaties centraal staat in plaats van de vereniging van individuen. - Cultureel racisme: Een vorm van racisme die gebaseerd zou zijn op cultuur. - Cultuurnationalisme: Een vorm van nationalisme gebaseerd op cultuur. - Dualisme: Het idee dat er een strikte scheiding moet bestaan tussen wetgevende volksvertegenwoordigers en uitvoerende besturen. - Elitair populisme: Een variant van het populisme waarin men zich op paradoxale wijze voorstelt als de vertegenwoordiger van een volkswil die nog gevormd moet worden. - Etnisch nationalisme: Een vorm van nationalisme gebaseerd op etniciteit. - Etnopluralisme: De overtuiging dat volkeren ‘gelijk maar anders’ zijn en daarom het beste gescheiden van elkaar kunnen leven. - Etnostaat: Een staat waarin slechts één etnische gemeenschap leeft. - Eurofascisme: Een variant van het fascisme die de kernmythe koppelt aan een Europees nationalisme. - Fascisme: Een ideologie die streeft naar de regeneratie van de nationale gemeenschap. - Grote crisis der democratie: Kritiek op de beginselen van de democratie. - Illiberale democratie: Een democratie waarin wel meerderheidsbesluitvorming geldt, maar verdere uitwerkingen van de democratie, zoals een onafhankelijke rechterlijke macht, onder druk staan. - Individualisme: Een filosofische stroming waarbij de rechten van het individu boven die van de gemeenschap worden gesteld. - Klassiek fascisme: De benaming voor het fascisme dat aan het begin van de twintigste eeuw in Europa tot stand kwam. - Kleine crisis der democratie: Kritiek op het functioneren van de democratie.

99

- Liberale democratie: Een democratie waarin de meerderheidsbesluitvorming wordt aangevuld met verdere uitwerkingen van de democratie, zoals een onafhankelijke rechterlijke macht, vrije media en een grondwet. - Liberalisme: Een ideologie die streeft naar individuele vrijheid. - Links: Het streven kunstmatige ongelijkheden in de wereld gelijk te trekken. - Monoculturalisme: Het idee dat binnen een gemeenschap één cultuur hoort te bestaan. - Multiculturalisme: Het idee dat binnen een gemeenschap meerdere culturen naast elkaar kunnen bestaan. - Nationaal-individualisme: Het fenomeen waarbij partijen een gesloten nationalisme proberen te combineren met individuele vrijheden. - Nationaal-socialisme: De Duitse variant van het fascisme, die de kernmythe koppelde aan specifieke rassentheorieën en antisemitisme. - Neofascisme: Een variant van het fascisme die de kernmythe na de oorlog koppelt aan nieuwe thema’s. - Neoliberalisme: Een variant van het economisch liberalisme die de controle van de overheid op de vrije markt wil beperken. - Palingenisme: Het geloof in een wedergeboorte, of specifieker een regeneratie, die een nieuwe ‘hogere’ toestand zal brengen. - Populisme: Een stijl van politiek waarin men zich opstelt als de enige legitieme morele vertegenwoordiger van het volk (of een groot deel ervan). - Racisme: Een vorm van discriminatie waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen mensen op basis van hun etnische afkomst. - Rechts: Het streven natuurlijke ongelijkheden in de wereld niet kunstmatig gelijk te trekken. - Rechts-extremisme: Xenofobisch nationalisme en een autoritair wereldbeeld, gecombineerd met kritiek op de beginselen van de democratie. - Rechts-radicalisme: Xenofobisch nationalisme en een autoritair wereldbeeld, gecombineerd met kritiek op het functioneren van de democratie. - Socialisme: Een ideologie die streeft naar sociaal-economische gelijkheid. - Ultranationalisme: Een vorm van nationalisme waarin het individu geheel ondergeschikt wordt gesteld aan de gemeenschap. - Verlichtingsliberalisme: Een vorm van liberalisme waarin men alleen de eigen ideeën over vrijheid als legitiem ervaart en anderen niet de morele autonomie toekent een alternatieve interpretatie van vrijheid uit te dragen. - Ver-rechts: De uiterste rechterzijde van het politieke spectrum, gekenmerkt door xenofobisch nationalisme, een autoritair wereldbeeld en kritiek op de democratie.

100

Literatuurlijst

Boeken en rapportages - Aalberts, Chris en Dirk-Jan Keijser, De puinhopen van rechts. De partijen van Pim, Geert, Rita en Hero (Delft 2015). - Adam, Thoms ed., Yearbook of Transnational History. Volume Two (Lanham 2019). - Aerts, Remieg e.a., Land van kleine gebaren. Een politieke geschiedenis van Nederland 1780 – 2012 (8e druk: Amsterdam 2013). - AIVD, Afkalvend font, blijvend beladen. Extreemrecht en rechts-extremisme in Nederland, (z.p. 2010). - AIVD, Jaarverslag 2019 (z.p. 2019). - AIVD, Rechts-extremisme in Nederland. Een fenomeen in beweging (z.p. 2018). - Antifascistisch kollectief, De rechterkant van Nederland. Een overzicht van extreemrechtse en verschijnselen in Nederland (Amsterdam 1983). - Bar-On, Tamir, Where Have All The Fascists Gone? (Aldershot 2007). - Baudet, Thierry, Breek het partijkartel! De noodzaak van referenda (Amsterdam 2017). - Baudet, Thierry, De aanval op de natiestaat (Amsterdam 2012). - Blom, Hans ed., In de ban van goed en fout. Geschiedschrijving over de bezettingstijd in Nederland (Amsterdam 2007). - Bobsworth, R. ed., The Oxford Handbook of Fascism (Oxford 2009). - Bosma, Martin, De schijn-élite van de valsemunters (Amsterdam 2010). - Bouw, Carolien, Jaap van Donselaar en Carien Nelissen, De Nederlandse Volksunie. Portret van een racistische splinterpartij (Bussum 1981). - Bruyn, Wim, Het recht op apartheid. Inleiding tot de Nederlandse problematiek (z.p. 1965). - Chapoutot, Johann, Greeks, Romans, Germans: How the Nazis usurped Europe’s classical past (Oakland 2016). - Dafinger, Johannes en Pieter Pohl ed., A new nationalist Europe under Hitler. Concepts of Europe and transnational networks in the national socialist sphere of influence, 1944 – 1945 (New York 2019). - Davies, Peter en Dereck Lynch, The Routledge companion to Fascism and the Far Right (Londen 2002). - De Jonge, Anthonius, Crisis en critiek der democratie: anti-democratische stromingen en de daarin levende denkbeelden over de staat in Nederland tussen de wereldoorlogen (Assen 1968).

101

- De Jonge, Anthonius, Nationaalsocialisme in Nederland. Voorgeschiedenis, ontstaan en ontwikkeling (Alphen aan de Rijn 1968). - De Ruiter, Jan Jaap, De ideologie van de PVV (Amsterdam 2012). - De Vetten, Jan, In de ban van goed en fout. De bestrijding van de Centrumpartij en de Centrumdemocraten (1980 – 1998) (Amsterdam 2016). - Engelen, Dirk, Geschiedenis van de Binnenlandse Veiligheidsdienst (Amsterdam 1995). - Fennema, Meindert, Geert Wilders. Tovenaarsleerling (4e druk: Amsterdam 2016). - Finchelstein, Frederico, From fascism to populism in history (Oakland 2017). - Fortuyn, Pim, Aan het volk van Nederland. De contractmaatschappij. Een politiek- economische zedenschets (Amsterdam 1992). - Fortuyn, Pim, Babyboomers. Autobiografie van een generatie (Utrecht 1998). - Fortuyn, Pim, Beklemmend Nederland. De vlijmscherpe analyses en aansporing tot verandering van. (Utrecht 1995). - Fortuyn, Pim, De islamisering van onze cultuur. Nederlandse identiteit als fundament (5e druk: Rotterdam 2002). - Fortuyn, Pim, De puinhopen van acht jaar paars. Een genadeloze analyse van de collectieve sector en aanbevelingen voor een krachtig herstelprogramma (Rotterdam 2002). - Fortuyn, Pim, De verweesde samenleving. Een religieus-sociologisch traktaat (Utrecht 1995) - Frei, Norbert en Annette Weinke, Towards a new moral world order?: Menschenrechtspolitik und Völkerrecht seit 1945 (Göttingen 2013). - Gerard Groeneveld, Gerard ed., Anton Mussert, Nagelaten bekentenissen. Verantwoording en celbrieven van de NSB-leider (Nijmegen 2005). - Griffin, Roger, The nature of fascism (2e druk: Londen 1993). - Hitler, Adolf, Mein Kampf (München 1925). - Huberts, Willem, In de ban van een beter verleden. Het Nederlandse fascisme 1923 – 1945 (Nijmegen 2017). - Iddekinge, P. en Abraham Paape, Ze zijn er nog... Een documentatie over fascistische, nazistische en andere rechtsradicale denkbeelden en activiteiten na 1945 (Amsterdam 1970 - Kaltwasser, Cristóbal Rovira e.a. ed., The Oxford Handbook of Populism (Oxford 2017). - Kniesmeyer, Joke, De crisis en de nieuwe zondebok, De racistische politiek van de Centrumpartij (Voorburg 1982). - Krijnen, Paul, ‘Zonodig met behulp van wapens’: Geschiedenis van rechtse paramilitaire organisaties in Nederland (Amsterdam 1983). - Lucardie, Paul en Gerrit Voerman, Nederland stromenland. Een geschiedenis van de politieke stromingen (Assen 1992).

102

- Lucardie, Paul en Gerrit Voerman, Populisten in de polder (Meppel 2012). - Lucassen, Leo en Jan Lucassen, Winnaars en verliezers. Een nuchtere balans van vijfhonderd jaar immigratie (Amsterdam 2011). - Maas, P. ed., Politiek(e) opstellen: jaarlijkse uitgave van het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis van de Juridische Faculteit (1995 – 1996) (Nijmegen 1996). - Mudde, Cas en Cristóbal Roviro Kaltwasser, Populism. A Very Short Introduction (New York 2017). - Mudde, Cas, Populist radical right parties in Europe (New York 2007). - Mudde, Cas, The Far Right Today (Medford 2019). - Mudde, Cas, The ideology of the extreme right (Manchester 2000). - Müller, Jan-Werner, What is populism? (Philadelphia 2016). - Mussolini, Benito, My Autobiography (New York 1928). - Niemöller, Joost, De verschrikkelijke Janmaat. Nederland en de Centrumpartij (Amsterdam 2015). - Nooij, Ad, De Boerenpartij. Desoriëntatie en radikalisme onder de boeren (Meppel 1969). - Paxton, Robert, De anatomie van het fascisme (Amsterdam 2005). - Pels, Dick, De geest van Pim. Het gedachtegoed van een politieke dandy (Amsterdam 2003). - Pels, Dick, Het volk bestaat niet (Amsterdam 2011). - Prins, Baukje, Voorbij de onschuld. Het debat over integratie in Nederland (2e druk: Amsterdam 2004). - Rauschning, Hermann, Gespräche mit Hitler (Zürich 1940). - Riemen, Rob, De eeuwige terugkeer van het fascisme (Amsterdam 2010). - Stam, Willem, De Boerenpartij. Een politieke verkenning (Amsterdam 1966). - Tames, Ismee, Doorn in het vlees. Foute Nederlanders in de jaren vijftig en zestig (Amsterdam 2013). - Te Slaa, Robin, Is Wilders een fascist? (Amsterdam 2012). - Te Slaa, Robin, Wat is fascisme? Oorsprong en ideologie (Amsterdam 2017). - Tierolf, Bas e.a., Racisme, antisemitisme, extreemrechts geweld en discriminatie in Nederland. Rapportage incidenten, aangiftes, verdachten en afhandeling 2010 en 2011 (z.p. 2013). - Tierolf, Bas e.a., Vierde rapportage racisme, antisemitisme, en extreemrechts geweld in Nederland. Incidenten, aangiftes, verdachten en afhandeling in 2014 (Utrecht 2015). - Tierolf, Bas en Niels Hermens, Tweede rapportage racisme, antisemitisme, en extreemrechts geweld in Nederland. Incidenten, aangiftes, verdachten en afhandeling in 2012 (z.p. 2013).

103

- Tierolf, Bas, Lisanne Drost en Maaike van Kapel, Zevende rapportage racisme, antisemitisme, en extreemrechts geweld in Nederland. Incidenten, aangiftes, verdachten en afhandeling in 2017 (z.p. 2018). - Tierolf, Bas, Maaike van Kapel en Niels Hermens, Vijfde rapportage racisme, antisemitisme, en extreemrechts geweld in Nederland. Incidenten, aangiftes, verdachten en afhandeling in 2015 (z.p. 2016). - Tierolf, Bas, Maake van Kapel en Lisanne Drost, Zesde rapportage racisme, antisemitisme, en extreemrechts geweld in Nederland. Incidenten, aangiftes, verdachten en afhandeling in 2016 (z.p. 2017). - Tierolf, Bas, Niels Hermens en Lisanne Drost, Derde rapportage racisme, antisemitisme, en extreemrechts geweld in Nederland. Incidenten, aangiftes, verdachten en afhandeling in 2013 (z.p. 2014). - Van Andel, Piet, Joke Kniesmeyer en Bauco van der Wal, Fascisme, neofascisme en rechts- extremisme in West-Europa (Amsterdam 1977). - Van der Heijden, Chris, Grijs verleden. Nederland en de Tweede Wereldoorlog (Amsterdam 2001). - Van der Wal, Cauco ed., Oud en nieuw fascisme (1981). - Van Donselaar, Jaap en Peter Rodriguez, Monitor racisme & Extreem rechts. Eerste rapportage (Leiden 1997). - Van Donselaar, Jaap en Peter Rodrigues ed., Monitor racisme & extremisme. Zevende rapportage (Leiden 2006). - Van Donselaar, Jaap en Peter Rodrigues ed., Monitor racisme & extremisme. Achtste rapportage (Amsterdam 2010). - Van Donselaar, Jaap en Peter Rodrigues, Monitor racisme & extreem-rechts. Vijfde rapportage (Leiden 2002). - Van Donselaar, Jaap en Peter Rodrigues, Monitor racisme & extreem-rechts. Zesde rapportage (Leiden 2004). - Van Donselaar, Jaap, en Peter Rodrigues, Monitor racisme & extreem rechts. Vierde rapportage (Leiden 2001). - Van Donselaar, Jaap, Fanda Claus en Carien Nelissen, Monitor racisme & Extreem rechts. Tweede rapportage (Leiden 1998). - Van Donselaar, Jaap, Fout na de oorlog. Fascistische en racistische organisaties in Nederland, 1950 – 1990 (Amsterdam 1991). - Van Donselaar, Jaap, Monitor racisme & Extreem rechts. Derde rapportage (Leiden 2000). - Van Holsteyn, Jaap en Cas Mudde ed., Extreem-rechts in Nederland (Den Haag 1998).

104

- Van Rossem, Maarten, Waarom is de burger boos? Maarten van Rossem over hedendaags populisme (Amsterdam 2010). - Voerman, Gerrit ed., Jaarboek Documentatiecentrum Nederlandse Politieke partijen 2004 (Groningen 2005). - Voerman, Gerrit ed., Jaarboek Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen 2007 (Groningen 2009). - Voerman, Gerrit en Koen Vossen ed., Wilders gewogen. 15 jaar reuring in the Nederlandse politiek (Amsterdam 2019). - Von der Dunk, Hermann, Conservatisme (Haarlem 1976). - Vossen, Koen, Rondom Wilders. Portret van de PVV (Amsterdam 2013). - Vossen, Koen, The Power of Populism. Geert Wilders and the Party for Freedom in the Netherlands (New York 2017). - Wilders, Geert, Kies voor Vrijheid. Een eerlijk antwoord (z.p. 2005). - Zaal, Wim, De Nederlandse fascisten (Amsterdam 1973).

Artikelen in wetenschappelijke tijdschriften - Bernhard, Patrick, ‘The great divise? Notions of racism in Fascist Italy and Nazi Germany: new answers to an old problem’, Journal of modern Italian Studies 24 (2019) afl. 1, 97 – 114. - Blom, Hans, ‘J. van Donselaar, Fout na de oorlog. Fascistische en racistische organisaties in Nederland 1950 – 1990’, Low Countries Historical Review 108 (1993) afl. 1, 125 – 126. - Copsey, N., ‘’Fascism… but with an open mind’ Reflections on the Contemporary Far Right in (Western) Europa’, Fascism 2 (2013) afl. 1, 1 – 17. - Husbands, Christopher, ‘Combating the extreme right with the Instruments of the Constitutional States: Lessons from Experiences in Western Europe’, Journal für Konflict- und Gewaltforschung, 4:1 (2002), 52 – 73. - Mammone, Andrea, ‘Revitalizing and de-territorializing fascism in the 1950s: the extreme right in France and Italy, and the pan-national (‘European’) imagery’, Patterns of Prejudice 45 (2011) 295 – 318. - Mudde, Cas, ‘The Populist Zeitgeist’, Government and Opposition 39 (2004) 541 – 563. - Mudde, Cas, ‘The war of words. Defining the extreme right party family’, Western European Politics 19 (1996) afl. 2, 225 – 248. - Prowe, Diethelm, ‘’Classic’’ Fascism and the New Radical Right in Western Europe: Comparisons and Contrasts’ in Contemporary European History 3 (1994) afl. 3, 289 – 313. - Siebers, Hans en Marjolein Dennissen, ‘Is it cultural racism? Discursive exclusion and oppression of migrants in the Netherlands’, Current Sociology 63 (2013) afl. 3, 470 – 489.

105

- Van Donselaar, Jaap, ‘Post-war fascism in the Netherlands’, Crime, Law and Social Change 19 (1993) afl. 1, 77 – 91. - Von der Dunk, Hermann, ‘Conservatisme in vooroorlogs Nederland’, Bijdragen en Mededelingen Betreffende de Geschiedenis der Nederlanden 90 (1975) afl. 1, 15 -37. - Vossen, Koen, ‘Hoe populistisch zijn Geert Wilders en Rita Verdonk? Verschillen en overeenkomsten in optreden en discours van twee politici’, Res Publica 51 (2009) afl. 4, 437 – 466.

Artikelen in bundels - Akkerman, Tsjitske,’De programmatische en ideologische ontwikkeling van de PVV’, in: Gerrit Voerman en Koen Vossen, Wilders gewogen. 15 jaar reuring in de Nederlandse politiek (Amsterdam 2019), 85 – 104. - Blom, Hans, ‘De oorlog na de oorlog’ in: Hans Blom ed., In de ban van goed en fout. Geschiedschrijving over de bezettingstijd in Nederland (Amsterdam 2007), 121 – 131. - Dafinger, Johannes, ‘Speaking Nazi-European: the semantic and conceptual formation of the National Socialist ‘’New Europe’’’ in: Johannes Dafinger en Pieter Pohl ed., A new nationalist Europe under Hitler. Concepts of Europe and transnational networks in the national socialist sphere of influence, 1944 – 1945 (New York 2019), 43 – 56. - Davidovic, Marija e.a., ‘Het extreemrechtse en discriminatoire gehalte van de PVV’ in: Jaap van Donselaar en P.R. Rodrigues ed., Monitor Racisme & Extremisme. Achtste Rapportage (Amsterdam 2008) 167 – 198. - De Jonge, Léonie, ‘De PVV in Europees perspectief. Een vergelijking’, in: Gerrit Voerman en Koen Vossen, Wilders gewogen. 15 jaar reuring in de Nederlandse politiek (Amsterdam 2019), 65 – 84. - De Liagre Böhl, Herman, ‘Concensus en polarisatie. De kwaliteit van de democratie, 1945 – 2000’ in: Remieg Aerts e.a., Land van kleine gebaren. Een politieke geschiedenis van Nederland 1780 – 2012 (8e druk: Amsterdam 2013), 285 – 352. - Duranti, Marco, ‘Conservatives and the European Convention on Human Rights’ in: Norbert Frei en Annette Weinke, Towards a new moral world order?: Menschenrechtspolitik und Völkerrecht seit 1945 (Göttingen 2013), 82 – 93. - Eatwel, Roger, ‘Populism and fascism’ in: Cristóbal Rovira Kaltwasser e.a. ed., The Oxford Handbook of Populism (Oxford 2017) 437 – 461. - Glimmerveen, Joop, ‘Autobiografie’ in: Bouw, Carolien, Jaap van Donselaar en Carien Nelissen, De Nederlandse Volksunie. Portret van een racistische splinterpartij (Bussum 1981), 141 – 153.

106

- Klein, Josh, ‘Nazi Europeanism as Transnational Collaboration and Transnational Memory’ in: Thomas Adam ed., Yearbook of Transnational History. Volume Two (Lanham 2019), 149 – 173. - Kniesmeyer, Joke, ‘Georganiseerd neo-fascisme en rechts-extremisme in Nederland: de Nederlandse Volksunie, de Centrumpartij en het Oud-Strijders Legioen’ in Cauco van der Wal ed., Oud en nieuw fascisme (Amsterdam 1981) 137 – 149. - Lucardie, Paul, ‘Rechtsextremisme, populisme of democratisch patriotisme? Opmerkingen over de politieke plaatsbepaling van de Partij voor de Vrijheid en Trots op Nederland’ in: Gerrit Voerman ed., Jaarboek Documentatiecentrum Nederlandse Politieke Partijen 2007 (Groningen 2009) 176 – 190. - Meeuse, Aik, ‘Fascsisme en anti-fascisme, een verkenning’ in Cauco van der Wal ed., Oud en nieuw fascisme (Amsterdam 1981) 9 – 61. - Moore, Bob, ‘The Netherlands’ in: R. Bobsworth ed., The Oxford Handbook of Fascism (Oxford 2009) 453 – 469. - Mudde, Cas ‘Het programma van de Centrumstroming’ in: Van Holsteyn, Jaap en Cas Mudde ed., Extreem-rechts in Nederland (Den Haag 1998) 31 – 46. - Mussert, Anton, ‘De NSB in oorlogstijd’ in: Gerard Groeneveld, Anton Mussert, Nagelaten bekentenissen. Verantwoording en celbrieven van de NSB-leider (Nijmegen 2005), 57 – 155. - Oudenampsen, Merijn, ‘De kruistocht van Geert Wilders. De PVV als vertolker van een nieuwe identiteitspolitiek’, in: Gerrit Voerman en Koen Vossen, Wilders gewogen. 15 jaar reuring in de Nederlandse politiek (Amsterdam 2019), 105 - 128. - Stevens, R., ‘Een (buiten)parlementaire lobby: het Nationaal Comité Handhaving Rijkseenheid 1946 – 1950’ in: P. Maas ed., Politiek(e) opstellen: jaarlijkse uitgave van het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis van de Juridische Faculteit (1995 – 1996) (Nijmegen 1996), 113 – 135. - Voerman, Gerrit en Oscar Mazzoleni, ‘Het soevereine volk. De PVV en de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht’ in: Gerrit Voerman en Koen Vossen ed., Wilders gewogen. 15 jaar reuring in the Nederlandse politiek (Amsterdam 2019), 129 – 152. - Vossen, Koen, ‘De andere jaren zestig. De opkomst van de Boerenpartij (1963 – 1967)’ in: Gerrit Voerman ed., Jaarboek Documentatiecentrum Nederlandse Politieke partijen 2004 (Groningen 2005) 245 – 266. - Wagenaar, Willem en Jaap van Donselaar, ‘Extreemrechtse formaties in Nederland’ in: Jaap van Donselaar en Peter Rodrigues ed., Monitor racisme en extremisme. Zevende rapportage (Den Haag 2006), 111 – 137.

107

- Zonder auteur, ‘Extreemrechts sinds 1945’ in: Antifascistisch kollectief ed., De rechterkant van Nederland. Een overzicht van extreemrechtse en fascistische verschijnselen in Nederland (Amsterdam 1983), 13 – 26.

Artikelen in kranten en tijdschriften - Alonso, Stéphane, ‘Gaat het over ras? Volgens Baudet niet; Haagse woordenstrijd’, NRC Handelsblad, 25 februari 2020, 6. - Anti-fascisme-comité Friesland, ‘Nederlandse Volksunie’, Leeuwarder courant, 23 mei 1977, 5. - Bhara, Hassan en Annieke Kranenberg, ‘Hoe Erkenbrand zich voorbereidt op de opstand van de blanke man’, De Volkskrant, 18 november 2017, 2 – 6. - Bontkes, Tjar, ‘De ontplooiing van de Nederlandsche volkskracht’, Volk en Vaderland, 30 juli 1943, 5. - Camps, Hugo, ‘’’Ik ga vanuit het Catshuis regeren’’’, Elsevier, 1 september 2001, 12 – 15. - De Jong, Sjoerd, ‘Nog meer Baudologie in de krant: tussen analyse en etiketten plakken’, NRC Handelsblad, 30 maart 2019, 1. - De Vries, J, ‘Hieruit blijkt: het fascisme leeft’, Nieuwsblad van het Noorden, 31 mei 1963, 9. - Fennema, Meindert, ‘Extreem-rechts en de democratie’ in Socialisme en Democratie 54 (1997) afl. 2, 51 – 62. - Fortuyn, Pim, ‘Cultuurrelativisme’, Elsevier, 22 oktober 1994, 18 – 21. - Fortuyn, Pim, ‘Vulgaire gezagsdragers’, Elsevier, 24 augustus 1996, 21. - Groen, Bob, Redmar Kooistra en Jan Blokker, 'Twijfel onnodig over wat Glimmerveen wil', De Volkskrant, 20 mei 1981, 7. - Hagenbeek, Joop, ‘Volksnationalisme is géén fascisme’, Wij Nederland 7 (1977) afl. 2, 10 en 11. - Heck, Willem, ‘Thierry Baudet: ‘Nederland bestaat over vijftig jaar niet meer’’, NRC Next, 7 juni 2018, 6. - Hoffmann, Hans, ‘Van het bruine front geen nieuws’, Het vrije volk, 13 september 1975, 17 en 21. - Lucardie, Paul en Gerrit Voerman, ‘Extreem-rechts in Nederland. De centrum-democraten en hun radicale rivalen I, Namens 5 (1990) afl. 5, 22 – 27. - Lucardie, Paul en Gerrit Voerman, ‘Extreem-rechts in Nederland. De centrum-democraten en hun radicale rivalen II’, Namens 5 (1990) afl. 7, 4 - 8. - Lucardie, Paul en Gerrit Voerman, ‘Liberaal patriot of nationaal populist? Het gedachtegoed van Pim Fortuyn’, Socialisme en Democratie 59 (2002) afl. 4, 32 – 42.

108

- Poorthuis, Frank en Hans Wansink, ‘’De islam is een achterlijke cultuur’; Herstel van de grenscontroles en apparatuur in de havens, de luchthavens en aan de grenzen van België en Duitsland’, De Volkskrant, 9 februari 2002, 13. - Schot, Martin, ‘Wie zijn de ware fascisten in dit land?’, Wij Nederland 7 (1977) afl. 1, 3 en 4. - V.D.S., ‘De ondergang van het blanke ras’, Wij Nederland, 5 (1975) afl. 3/4, 12. - Van Valsum, Sander, ‘Nederland had geen aanleg voor klassiek fascisme’, De Volkskrant, 7 maart 2017, 25. - Vercauteren, Jeff, ‘Ons Nederlands Volksnationalisme’, Wij Nederland 4 (1974) afl. 4, 8 en 9. - Verhelst, J., ‘De dreiging van de islam’, CD-actueel 1 (1987) afl. 2, 26. - Visser, W., ‘Stervend volk’, Wij Nederland, 8 (1978) afl. 2, 5 – 7. - Von der Dunk, Hermann, ‘Het fascisme – een tussenbalans’, Internationale Spectator, 29 (1975), 32 – 50. - Vossen, Koen, ‘Tussen fascisme en conservatisme. Het Verbond voor Nationaal Herstel (1932 – 1941)’, Spiegel Historiael 40 (2005) afl. 6, 266 – 271. - Wilbrink, Maurice en Paul Koopman, ‘Zwakke sterke man van extreem rechts’, Provinciale Zeeuwse Courant, 5 november 1994, 27. - Wilders, Geert en Martin Bosma, ‘Nederland en Vlaanderen horen bij elkaar; Groot- Nederland. De afscheiding van het gedrocht België was een historische blunder’, NRC Handelsblad, 7 juli 2008, 7. - Wilders, Geert, ‘Genoeg is genoeg: verbied de Koran’, De Volkskrant, 8 augustus 2007, 11. - Zonder auteur, ‘De Gemeenteraadsverkiezingen’, 8 (1978) afl. 2, 3 en 4. - Zonder auteur, ‘De ongelijkheid der rassen’, Wij Nederland, 6 (1976) afl. 1, 4 – 6. - Zonder auteur, ‘Democratisch bewustzijn’, 20 mei 1981, De Waarheid, 3. - Zonder auteur, ‘Geen NSB in Nederland! (I), De Waarheid, 1 september 1953, 3. - Zonder auteur, ‘Glimmerveen: ‘Ik blijf discrimineren’’, Het vrije volk: democratisch- socialistisch dagblad, 4 maart 1983, 5. - Zonder auteur, ‘Jong Europa-beweging: ‘Het verleden is afgesloten’’, Nieuwsblad van het noorden, 6 juni 1963, 13. - Zonder auteur, ‘Joop Glimmerveen zit in de gevangenis maar wij gaan door!’, Wij Nederland, 8 (1978) afl. 35, 6. - Zonder auteur, ‘Wat verwyt men de NVU?’, Wij Nederland 4 (1974) afl. 6, 1- 7. - Zonder auteur, Schermerhorn laakt organisatie-Koppers. Debat met prof. De Vries’ in De Waarheid , 25 april 1946, 3.

109

Artikelen op het internet - De Boer, Bart, ‘‘Rassenvermenging als wapen’, 30 september 2016, website Erkenbrand.nl, gearchiveerd op en verkregen via de Wayback Machine. http://bit.do/fFS7t (geraadpleegd 24 mei 2020). - Drooglever, Pieter, ‘Feuilletau de Bruyn, Willem Karel Hendrik (1886 – 1972)’, website Huygens ING. https://bit.ly/2AiCBWY (geraadpleegd 23 januari 2020). - Isaac, Jeffrey, ‘Is there illiberal democracy? A problem with no semantic solution’, 12 juli 2017, website Public Seminar. https://bit.ly/3d7sQbnn (geraadpleegd 12 mei 2020). - Knegt, Daniel, ‘Baudets Franse fascistische connectie’, 22 maart 2019, website Overdemuur. https://bit.ly/2YeM8Y2 (geraadpleegd 18 juni 2020). - Lucardie, Paul, ‘Right-Wing Extremism in the Netherlands: why it is still a marginal phenomenon’, Paper presented at the Symposium Right-Wing Extremist in Europa, 2000, website Rijsuniversiteit Groningen. https://bit.ly/3df5BMC (geraadpleegd 2 april 2020). - Martijn, Maurits, ‘Hoe Thierry Baudet aan de lippen hing van Jean-Marie Le Pen’, 19 februari 2018, website De Correspondent. https://bit.ly/2BltLrN (geraadpleegd 15 juni 2020). - Orwell, George, ‘What is fascism?’, website Orwell.ru. https://bit.ly/30AySi2 (geraadpleegd 12 juni 2020). - Piersma, Hinke, Ismee Tames, Lars Buitinck e.a., ‘War in Parliament: What a Digital Approach to the Study of Parliamentary History’, 2017, website Digital Humanities Quaterly. https://bit.ly/3hC2SAj (geraadpleegd 12 maart 2020). - Postbode, ‘De Diversiteitsagenda’, 30 januari 2018, website Erkenbrand.eu. https://bit.ly/3fBhzl5 (geraadpleegd 24 mei 2020). - Van Dijk, Ton, ‘FVD-jongeren ‘fascistisch’ en ‘antisemitisch’ in appgroepen’, 29 april 2020, website HP De Tijd. https://bit.ly/3fFYLBt (geraadpleegd 19 juni 2020) - Verdonschot, Leon, ‘Een moderne fascist herken je nauwelijks, maar Constant Kusters is een ouderwetse nazi’, 28 februari 2018, website Nieuwe Revu. https://bit.ly/2B3PVhW (geraadpleegd 10 mei 2020). - Wilders, Geert, ‘Klare Wijn’, 21 maart 2006, website Partij voor de Vrjheid. https://bit.ly/30QlmXUU (geraadpleegd 12 mei 2020). - Wilders, Geert, ‘Onafhankelijkheidsverklaring’, 13 maart 2005, website Partij voor de Vrijheid. https://bit.ly/3cP3oao (geraadpleegd 12 mei 2020). - Zonder auteur, ‘Spreektekst Thierry Baudet, verkiezingsavond 20 maart 2019’, 21 maart 2019, website Trouw. https://bit.ly/2Nfz12p (geraadpleegd 19 oktober 2019). - Zonder auteur, ‘Wat drijft Geert Wilders? – interview De Pels’, 13 februari 2007, website Partij voor de Vrijheid. https://bit.ly/3fC80Cs (geraadpleegd 12 mei 2020).

110

Scripties - Bovekerk, Henk, Prototypical Fascism in Contemporary Dutch Politics (bachelor-scriptie Liberal Arts, Universiteit van Tilburg, Tilburg 2011). - Van den Bos, Maarten, Tegen! Een geschiedenis van de Boerenpartij (mastersriptie Geschiedenis, Universiteit van Amsterdam, Amsterdam 2007).

Over de bronvermelding

- Bij verwijzingen naar partijprogramma’s en AIVD-documenten is geen rekening gehouden met de paginanummering van de documenten zelf, maar is altijd geteld vanaf de eerste pagina van het document. - De documenten van de AIVD zijn geraadpleegd via de website van Stichting Argus https://bit.ly/340AiEn. - Bij citaten zijn onderstrepingen, schuine woorden en blokletters alleen overgenomen als ze een duidelijk doel dienden. In veel documenten werden dergelijke ‘afwijkingen’ zo vaak gebruikt dat het een op een overnemen ervan de leesbaarheid van de tekst zou beperken. - Om ruimte te besparen zijn internetlinks verkort via de website https://bitly.com/.

111