Archeologische en cultuurhistorische inventarisatie Bouwblok Westerstraat-Molenweg-Noorder Boerenvaart-Oude Gracht

D.M. Duijn & M.H. Bartels

Archeologische en cultuurhistorische inventarisatie Bouwblok Westerstraat-Molenweg-Noorder Boerenvaart-Oude Gracht, Enkhuizen

D.M. Duijn & M.H. Bartels

HOORN 2011 Colofon

Titel: Archeologische en cultuurhistorische inventarisatie Bouwblok Westerstraat-Molenweg-Noorder Boerenvaart-Oude Gracht, Enkhuizen

Gemeente: Enkhuizen

Opdrachtgever: Gemeente Enkhuizen

Uitvoerder: Archeologie West-Friesland

Auteurs: D.M. Duijn & M.H. Bartels

Redactie: M.H. Bartels, C.P. Schrickx

Illustraties: D.M. Duijn

Disclaimer Deze Archeologische en Cultuurhistorische inventarisatie is uitsluitend bestemd voor de opdrachtgever Gemeente Enkhuizen en Archeologie West-Friesland. Pas na toestemming van de opdrachtgever is het aan derden toegestaan dit document te gebruiken.

Archeologie West-Friesland heeft geprobeerd alle beschikbare relevante bronnen in dit onderzoek te betrekken. Het is echter niet uitgesloten dat bij sluiting van het document op 28-06-2011 wel bestaande gegevens niet zijn gebruikt, omdat deze niet op reguliere wijze zijn ontsloten.

Archeologie West-Friesland is een onderdeel van Bureau Erfgoed, VVH, Gemeente . Bureau Erfgoed, VVH, Gemeente Hoorn aanvaardt geen aansprakelijkheid voor eventuele schade voortvloeiend uit de toepassing van dit advies of het gebruik van de resultaten van dit onderzoek.

Gemeente Enkhuizen heeft toestemming om (stukken uit) deze inventarisatie te gebruiken en vermenigvuldigen ten behoeve van de verdere uitwerking van het project. Overige personen of instanties mogen niets van deze uitgave vermenigvuldigd en/of openbaar maken door middel van druk, fotokopie en op welke wijze dan ook zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Copyrights zijn voorbehouden aan Bureau Erfgoed, VVH, Gemeente Hoorn, met uitzondering van de individuele copyrighthouders. Inhoud

1. Inleiding 6

2. Administratieve gegevens 7

3. Huidige situatie 8

4. Achtergronden 9 4.1 Fysisch-geografische achtergronden 9 4.2 Algemene historische ontwikkeling Enkhuizen 10

5. Historisch ontwikkeling onderzoeksgebied 13

6. Archeologisch onderzoek in de omgeving 19

7. Archeologische verwachting 23

8. Milieuproblematiek en asbest 25

9. Besluit 26

10. Literatuur 27

Bijlage: schema fasering advies en uitvoering archeologie 28

5 1. Inleiding

Naar aanleiding van de mogelijk herontwikkeling van het bouwblok tussen de Westerstraat, Molenweg, Noorder Boerenvaart en Oude Gracht in Enkhuizen is in opdracht van de Gemeente Enkhuizen door Archeologie West-Friesland een archeologisch en cultuurhistorische inventarisatie voor dit gebied gemaakt. In deze inventarisatie zal de historische ontwikkeling van het onderzoeksgebied worden gereconstueerd aan de hand van geschreven en cartografische bronnen. Hiernaast zullen de resultaten van archeologische onderzoeken in de omgeving worden uiteengezet. Op basis hiervan zal worden beargumenteerd welke archeologische waarden binnen het onderzoeksgebied kunnen worden verwacht. Voor een gedetailleerde reconstructie is een archeologisch bureauonderzoek vereist.

Het onderzoeksgebied is gelegen binnen de stadsuitbreiding van de stad Enkhuizen die aan het einde van de 16de eeuw tot stand is gekomen. De hele binnenstad van Enkhuizen wordt op zowel de Provinciale als Gemeentelijke Cultuurhistorische Waardenkaart aangeduid als gebied met hoge archeologische waarde.

Afb. 1 Het onderzoeksgebied (blauwe cirkel) op de huidige kadastrale kaart van de binnenstad van Enkhuizen. Schaal 1:10.000.

6 2. Administratieve gegevens

Onderzoeksgegevens Soort onderzoek Archeologische en cultuurhistorische inventarisatie Plaats Enkhuizen, gemeente Enkhuizen Locatie Bouwblok Westerstraat-Molenweg-Noorder Boerenvaart-Oude Gracht Datum rapportage 28-06-2011

Opdrachtgever Opdrachtgever Gemeente Enkhuizen Contactpersoon Dhr. J. Eenkoren Adres Hoogstraat 11 Postcode en plaats 1601 KT Enkhuizen Telefoonnummer 0228-360100

Opdrachtnemer Opdrachtnemer Archeologie West-Friesland Contactpersoon Dhr. M.H. Bartels Adres Nieuwe Steen 1 Postcode en plaats 1625 HV Hoorn Telefoonnummer 0229-252587

Afb. 2 Een deel van het onderzoeksgebied gezien richting het zuidoosten. Op de voorgrond de parkeerplaats van de Albert Heijn, rechts de supermarkt en links basisschool de Tweemaster. Foto juni 2011.

7 3. Huidige situatie

Het onderzoekgebied is het bouwblok dat wordt omsloten door de Westerstraat, Molenweg, Noorder Boerenvaart en Oude Gracht. Binnen dit bouwblok liggen de Raamstraat en Korte Westerstraat. Het gebied heeft een oppervlakte van ca. 25.500 m2. Binnen het onderzoeksgebied zijn langs de Westerstraat, Oude Gracht en Noorder Boerenvaart huizen met tuinen aanwezig. Aan de westzijde bevindt zich de Albert Heijn supermarkt met, ten noorden hiervan, een parkeerplaats tot de Noorder Boerenvaart en aan de oost- en zuidzijde een oprit vanaf de Westerstraat met hierlangs eveneens parkeerplaatsen. Op de hoek van de Korte Westerstraat en Raamstraat ligt basisschool de Tweemaster. Ten noorden hiervan, aan de andere zijde van de Raamstraat, staat peuterspeelzaal Pierewiet en sporthal De Sprong (afb. 3).

Afb. 3 De huidige situatie binnen het onderzoeksgebied (aangegeven met de zwarte lijn). In rood woonhuizen en schuren op de achtererven, in geel de supermarkt, basisschool, peuterspeelzaal en sporthal. Schaal 1:1500, noorden boven.

8 4. Achtergronden

4.1 Fysisch-geografische achtergronden

De bodem van Enkhuizen behoort geografisch gezien tot de kustvlakte van Nederland en is gevormd tijdens het Holoceen (circa 9550 v. Chr. tot heden). Kenmerkend voor de kustvlakte zijn de afwisselende zeewater- en zoetwaterafzettingen. Deze afzettingen zijn ontstaan in een waddenmilieu, waarin zeewater via getijdengeulen het gebied in en uit stroomde. Zand werd hierbij in en rond de getijdengeulen afgezet, terwijl fijnere kleideeltjes verder weg van de geulen bezonken. Wanneer een getijdengeul verlandde en de invloed van de zee tijdelijk verdween, ontstond een zoetwatermilieu waarin veen werd gevormd. Door deze veranderende invloed van de zee bestaat de bodem in West-Friesland afwisselend uit lagen veen en klei (Wormer Laagpakket van de formatie van Naaldwijk). Tijdens het Subboreaal (3550 tot 1100 v. Chr.) had de zee door het breder worden van de strandwallengordel nauwelijks nog toegang tot de kustvlakte. Het milieu in dit gebied verzoette, waardoor een dik pakket veen kon worden gevormd (het Hollandveen Laagpakket). Door inklinking van de kleigronden tekenden de zandige getijdengeulen zich af als langgerekte ruggen in het landschap. De bewoning in West- Friesland in de Midden- en Late-Bronstijd (1500 tot 800 v. Chr.) concentreerde zich op de flanken van deze geulruggen.1 Door toenemende vernatting werd West-Friesland rond 800 v. Chr. verlaten. Tot het ontstaan van de handelsplaats omstreeks 700 n. Chr. was het gebied vermoedelijk onbewoond.2

In de Middeleeuwen was West-Friesland bedekt met een dik veenpakket. Door het ontstaan van de Zuiderzee in de 11de en 12de eeuw werd de invloed van de zee aan de oostzijde van Noord-Holland aanzienlijk groter; de zee sloeg grote stukken land langs de kust weg en de Hollandse binnenmeren ontstonden. Het ontstaan van de Zuiderzee, gecombineerd met een gemiddelde stijging van de temperatuur, zorgde voor een natuurlijke ontwatering van het West-Friese veenpakket en gunstige condities voor ontginning. De eerste ontginningen in West- Friesland dateren uit de 8ste eeuw en vonden plaats rond Medemblik. Van de 10de tot en met de 12de eeuw werd het overige deel van West-Friesland ontgonnen. Het gebied werd geschikt gemaakt voor bewoning en landbouw door op systematische wijze sloten door het veen heen te graven, waardoor het veen ontwaterde. Door de ontwatering oxideerde het veen en klonk het veenpakket in, met een geleidelijke daling van het maaiveld als gevolg. Het land werd hierdoor kwetsbaar voor inbreuken van de zee en overstromingen.3 De bewoners van West- Friesland probeerden dit gevaar te verkleinen door dijken aan te leggen. Deze verschillende losse dijken werden met elkaar verbonden, waardoor West-Friesland vanaf circa 1250 werd beschermd door één lange dijk: de Westfriese Omringdijk. Deze dijk is in de eeuwen hierna nog diverse malen doorgebroken, waardoor land afsloeg en klei en zand werd afgezet. De loop van de Omringdijk is in de loop der eeuwen sterk gewijzigd. Door het verdwijnen van het voorland (het land dat voor de dijk lag) verzwakte de dijk, waardoor deze op een groot aantal plaatsen moest worden teruggelegd door middel van inlaagdijken. De huidige Omringdijk bevat hierdoor slechts in een aantal dijkvakken nog de originele 13de eeuwse kern.4 Het tracé van de Omringdijk loopt in Enkhuizen onder de Vissersdijk en Breedstraat. Om het gebied binnen de Omringdijk droog te houden moest dagelijks water worden geloosd in zee. In eerste instantie gebeurde dit tijdens eb via spuisluizen in de dijk. Door de aanhoudende daling van het maaiveld was dit na verloop van tijd niet meer mogelijk. De introductie van de

1 Berendsen 2004, 260-263. 2 Besteman 1990, 107. 3 Besteman 1990, 93-96. 4 Boon 1991, 78-114.

9 poldermolen in Holland in het begin van de 15de eeuw was een antwoord op dit probleem. De eerste poldermolens bij Enkhuizen stonden ten noorden van de stad, aan het einde van de Oude Gouw, en dateren uit omstreeks 1452.5

4.2 Algemene historische ontwikkeling Enkhuizen

Enkhuizen is gelegen in het oosten van West-Friesland, aan het oostelijke einde van de oost- west georiënteerde bewoningsas die door het midden van Drechterland loopt: de Streekweg. De aan deze weg gelegen dorpen bevonden zich oorspronkelijk noordelijker langs een oudere bewoningsas (de Kadijk). Deze as met de aanliggende dorpen is onder invloed van de vorderende veenontginningen verplaatst naar de locatie van de huidige Streekweg.6 In eerste instantie werd gedacht dat deze verplaatsing in de 13de eeuw had plaatsgevonden, maar archeologische vondsten uit Enkhuizen wijzen uit dat al in de 12de eeuw bewoning langs de Streekweg aanwezig was.

De stad Enkhuizen is ontstaan uit een samensmelting van twee dorpen: Enkhuizen en Gommerskarspel. De kern van Gommerskarspel lag waarschijnlijk bij de huidige Westerkerk, de locatie van het oude Enkhuizen moet gezocht worden in het huidige IJsselmeer. Het verdronken vissersdorp is in het verleden vaak gesitueerd ten zuidoosten van de huidige stad.7 Meer waarschijnlijk is echter dat het dorp ook langs de Streekweg lag, die oorspronkelijk verder naar het oosten door zal hebben gelopen. Door de aanleg van de Westfriese Omringdijk in de 13de eeuw kwam het oude Enkhuizen buitendijks te liggen. Ten gevolge van de stijgende zeespiegel en het afslaan van dit buitendijkse land is het dorp door zijn inwoners geleidelijk verplaatst naar het gebied binnen de Omringdijk. Als gevolg van deze verplaatsing kwam Enkhuizen tegen Gommerskarspel aan te liggen. In 1356 kregen de dorpen stadsrechten en werden zij door graaf Willem V onder de naam Enkhuizen officieel samengevoegd tot een juridische eenheid. In de tweede helft van de 14de eeuw kreeg Enkhuizen steeds meer een stedelijk karakter door de aanleg van havens en het oprichten van poorten en verdedigingswerken. Tevens vond de bouw van de eerste publieke gebouwen plaats, waaronder een stadhuis, gasthuis en waag.8

Pas na de St. Elizabethvloed van 1421 werd het buitendijks gelegen Enkhuizen definitief opgegeven. Op dat moment was alleen de kerk hier waarschijnlijk nog aanwezig. Deze kerk werd afgebroken en vanaf 1423 begonnen de Enkhuizenaren met de bouw van de huidige Zuiderkerk, gewijd aan St. Pancratius.9 Iets later werd de Westerkerk, gewijd aan St. Gummarus, door de parochianen van Gommerskarspel vergroot. Tussen 1420 en 1457 werden vijf kloosters in Enkhuizen opgericht, namelijk vier vrouwenkloosters bij de Westerkerk en een mannenklooster bij de Zuiderkerk.10 Onder druk van de gespannen politieke situatie door de Hoekse en Kabeljauwse twisten begon men in 1489 de hele stad met wallen te omgeven. De Westerkerk en omliggende kloosters kwamen hierbij binnen de stadsomwalling te liggen.11

Onder invloed van de groeiende haringvisserij en handel steeg het bevolkingsaantal van Enkhuizen en verdichtte de bewoning in de 16de eeuw. De dichte bebouwing van houten huizen met rieten daken bracht echter het risico van grote stadsbranden met zich mee. Diverse

5 Boon 1991, 100. 6 Besteman 1990, 111-112. 7 Bijvoorbeeld Willemsen 1988, 25; Jelgersma 1979; Bruin 1997. 8 Willemsen 1988, 25-26. 9 Jelgersma 1979, 20-22. 10 Boer 1988, 12-15. 11 De Vries 1987, 10

10 voorschriften (keuren) van het stadsbestuur dwongen de inwoners van Enkhuizen om hun huizen in baksteen te bouwen. Hierdoor veranderde de middeleeuwse houten stad in de 16de eeuw in een stad van steen.12 Tevens werd de Oude Haven aan de zuidzijde van de stad uitgegraven. Deze haven werd beschermd door de in 1540 gebouwde Drommedaris. In 1560 werd het havenareaal van de stad opnieuw vergroot door de aanleg van de Vissers- en Oosterhaven.13 De kaart van Waeghenaer uit 1577 geeft een goed beeld van Enkhuizen in die tijd (afb. 4).

Afb.4 Enkhuizen op de kaart van Wagenaar uit 1577. Het noorden is rechts.

Tussen 1590 en 1607 vond een grootschalige stadsuitbreiding plaats aan de west- en noordzijde van Enkhuizen (afb. 5). De stadsmuren en torens werden vervangen door moderne verdedigingswerken in de vorm van aarden wallen en bastions. Tevens werden tussen 1590 en 1618 nieuwe havens binnen de stad gegraven, namelijk de Nieuwe Haven, Oude Buyshaven, Mastenhaven en Nieuwe Buyshaven.14

Rond 1620 bereikte de economische bloei van Enkhuizen zijn piek. Op dat moment woonden ongeveer 21.000 mensen binnen de vest. De bloei was in de eerste plaats te danken aan de haringvisserij. Hiernaast speelden de handel en scheepvaart een grote rol, met name de Sontvaart (handel op het Oostzeegebied), kust- en Straatvaart (handel op Frankrijk en landen langs de Middellandse Zee) en handel met Azië door de VOC. Rond het midden van de 17de eeuw was de bloeiperiode voorbij en vond op zowel economisch als demografisch gebied verval plaats. De belangrijkste oorzaak hiervan waren de problemen binnen de haringindustrie. Veel andere industrieën in de stad, bijvoorbeeld de kuiperijen, touwslagerijen en zoutziederijen,

12 Willemsen 1988, 27. 13 De Vries 1987, 12. 14 De Vries 1987, 13.

11 waren in meer of mindere mate afhankelijk van de haringvisserij en zij werden meegezogen in de neerwaartse spiraal waarin de visserij zich bevond. Hiernaast verslechterde de positie van Enkhuizen als handelsstad, onder andere door stijgende concurrentie van Amsterdam en het buitenland. Het dieptepunt van de crisis werd bereikt rond 1850, toen Enkhuizen nog slechts ca. 5000 inwoners telde. De leegloop had als gevolg dat veel huizen werden gesloopt en de stad een bijna landelijk karakter kreeg.15

Afb. 5 Enkhuizen op de kaart van Blaeu, uitgegeven in 1649. Het noorden is boven.

15 Willemsen 1988, 157-161.

12 5. Historische ontwikkeling onderzoeksgebied

De Westerstraat is de oudste straat van Enkhuizen en maakt onderdeel uit van de Streekweg. Langs deze straat moet de oudste bewoning van Enkhuizen worden gezocht, vermoedelijk daterend vanaf de tweede helft van de 12de eeuw (zie boven). Het is waarschijnlijk dat deze bewoning zich in de buurt van de huidige Westerkerk bevond, waar op dat moment nog een voorganger van tufsteen stond. Mogelijk bevonden zich ook huizen langs de Westerstraat binnen het onderzoekgebied in deze vroegste periode.

Vanaf de tweede helft van de 16de eeuw is de ontwikkeling binnen het onderzoeksgebied te volgen aan de hand van historische kaarten. De oudste kaart van Enkhuizen is gemaakt door Jacob van Deventer en dateert uit omstreeks 1560. De bebouwing is op de kaart aangegeven in rood, de straten als witte lijnen. Rond de landzijde van de stad waren een brede gracht en stadsmuur aanwezig, waarlangs bovendien diverse verdedigingstorens stonden. Het onderzoeksgebied lag in 1560 nog buiten de stad (afb. 6). Ter plaatse is grasland aanwezig, wat werd gebruikt voor het weiden van vee en als hooiland. Bebouwing dicht bij de stadsmuur van Enkhuizen was verboden, omdat dit bij een belegering in het voordeel van de aanvallende partij werkte. Vermoedelijk gold deze maatregel vanaf het einde van de 15de eeuw, toen de stad voor het eerst volledig werd omringd door een wallichaam. Vlakbij de locatie van het onderzoeksgebied lag rond 1560 wel een klein industriegebied met twee molens en een paar lijnbanen. Omdat de kaart niet goed onder de huidige kadasterkaart kan worden gelegd, is het moeilijk om aan te geven waar dit industriegebied precies heeft gelegen. Vermoed wordt dat deze ten westen van het onderzoeksgebied lag. Op de kaart is ten noorden van de Streekweg een waterloop zichtbaar: de Enkhuizer Vaart. Een deel van deze vaart is bij de stadsuitbreiding aan het einde van de 16de eeuw gekanaliseerd en staat nu bekend als de Noorder Boerenvaart.

Afb. 6 De vermoedelijke locatie van het onderzoeksgebied (binnen de rode cirkel) op de kaart van Van Deventer uit omstreeks 1560.

13 Aan het einde van 1590 werd begonnen met de grote stadsuitbreiding van Enkhuizen, waarbij de omvang van de stad bijna verdrievoudigde tot 153 hectare. In de eerste fase van de uitbreiding werd het gebied binnen de huidige vest tot het Handvastwater, waartoe ook het onderzoeksgebied behoort, bouwrijp gemaakt. Hierbij werden de bestaande sloten gedempt, nieuwe brede grachten gegraven en het maaiveld aanzienlijk opgehoogd. Uit historische en archeologische bronnen is bekend dat hiervoor klei, havenslib en stadsafval is gebruikt. Al in december 1591 konden de erven ten zuiden van het Handvastwater worden verkocht en verhuurd. Twee jaar later werden straten en bruggen aangelegd in opdracht van het stadsbestuur. In de jaren hierna werd het overige deel van de stadsuitbreiding ingericht en in 1607 was het project afgerond.16 Hoe de inrichting van het nieuwe stadsdeel aan het einde van de 16de en het begin van de 17de eeuw is verlopen, is onduidelijk. Stadskaarten uit deze periode bestaan namelijk niet. De Westerstraat was een populaire woonplek en het is daarom waarschijnlijk dat al snel na 1591 de eerste huizen aan weerszijden van deze straat zijn gebouwd. Ook voor zijstraten als de Molenweg, Oude Gracht en Raamstraat is het waarschijnlijk dat hier al vrij kort na de stadsuitbreiding huizen langs zijn gezet.

De eerste kaart uit de 17de eeuw dateert uit 1634 en is afkomstig uit het historische en aardrijkskundige werk van de Italiaanse koopman Guicciardini (afb. 7 en 8). Op de kaart is zichtbaar dat de Korte Westerstraat destijds van de Oude Gracht doorliep tot de Molenweg. Het deel van deze straat tussen de Molenweg en de Raamstraat is in de 19de eeuw opgeheven. De kaart van Guicciardini heeft een klein formaat, waardoor bijvoorbeeld niet het correct aantal huizen langs de straten is weergegeven (dit zijn er te weinig). Op de kaart wordt langs de Molenweg, Westerstraat, Oude Gracht en Raamstraat aaneengesloten bebouwing weergegeven. Langs de Korte Westerstraat en Noorder Boerenvaart zijn slechts hier en daar huizen ingetekend. Achter de percelen aan de Oude Gracht lag een sloot die van water werd voorzien door de Noorder Boerenvaart. Het is waarschijnlijk dat, gezien de weinig gedetailleerde manier waarop de kaart is getekend, de situatie op de kaart niet helemaal klopt met de werkelijke situatie in 1634.

Afb. 7 Het onderzoeks- gebied (binnen de rode cirkel) op de kaart van Guicciardini uit 1634. Het noorden is boven.

16 Westfries Archief, Oud Archief Enkhuizen, toegangsnummer 0120, inventarisnummer 250.

14 Afb. 8 Uitsnede uit de kaart van Guicciardini uit 1634 met het onderzoeksgebied.

De volgende relevante kaart dateert uit 1666 en is afkomstig uit de stadskroniek van Gerard Brandt (afb. 9). Deze kaart wordt beschouwd als de meest betrouwbare kaart van Enkhuizen voor de 17de eeuw. De bebouwing is zeer nauwkeurig opgetekend door Otto Suermondt, een welgestelde inwoner van Enkhuizen. Langs de Westerstraat, Oude Gracht, Raamstraat en zuidzijde van de Molenweg zijn aaneengesloten huizenrijen aanwezig, terwijl langs de Korte Westerstraat, Noorder Boerenvaart en noordzijde van de Molenweg een aantal lege percelen is weergegeven. Tussen de huizen lagen tuinen, binnenplaatsen en bijgebouwen. De sloot parallel aan de Oude Gracht is nog aanwezig. Afb. 9 Uitsnede uit de kaart uit de kroniek van Brandt uit 1666 met het onderzoeksgebied.

15 Afb. 10 Uitsnede uit de eerste kadasterkaart uit 1823 met het onderzoeksgebied.

Pas in het begin van de 19de eeuw is weer een kaart van Enkhuizen gemaakt, namelijk de eerste kadasterkaart uit 1823 (afb. 10). Het economisch verval van de stad en het grootschalig wegtrekken van haar bevolking is duidelijk zichtbaar op de kaart: veel panden zijn afgebroken. Langs de Westerstraat is nog aaneengesloten bebouwing aanwezig. Ook langs de Oude Gracht en Noorder Boerenvaart staan nog diverse huizen, maar het overig deel van het onderzoeksgebied is vrijwel onbebouwd. Hier en daar staan kleine woningen en schuren, de rest van het gebied is in gebruik als moestuin en boomgaard. De sloot achter de percelen aan de Oude Gracht is inmiddels gedempt en in gebruik als straatje. Afb. 11 Uitsnede uit de kaart van Egmond-Morrien uit 1885 met het onderzoeksgebied.

16 Op de kaart van Egmond-Morrien uit 1885 is te zien dat een deel van de Korte Westerstraat inmiddels is verdwenen (afb. 11). De bebouwing is ten opzichte van de kaart van 1823 weinig veranderd. De meest opvallende wijziging is de bouw van een lang gebouw langs de Westerstraat, tussen de Molenweg en Raamstraat. Het pand is duidelijker aangegeven op een kaart uit 1902 (afb. 12, nr 87). Dit is hotel en concertzaal Het Park, in die tijd een van de bekendste uitspanningen van de stad. In de zaal vonden geregeld muziekopvoeringen, toneelstukken, revues, voordrachten (waaronder van de grote socialistische voorman Pieter Jelles Troelstra) en operettes plaats. Tevens fungeerde het hotel jarenlang Afb. 12 Uitsnede uit de kaart van Egmond-Meijer uit 1902 met als begin- en eindstation van het onderzoeksgebied. de paardentram door de Streek (afb. 13 en 14). Achter het pand bevond zich een grote tuin, blijkens de kaart uit 1902 het Heipark genoemd. In de nacht van 23 op 24 februari 1922 ontstond brand in Het Park. Door de toenmalige uitbater Koot werd besloten om het pand niet te herstellen: het hotel en de concertzaal werden gesloopt en de grond kwam in handen van de zaadfirma van Abraham Sluis. Deze liet hier een bedrijfsgebouw verrijzen op de locatie van de huidige supermarkt.17 De oude locatie van het hotel bleef onbebouwd en fungeert tegenwoordig als oprit naar de Albert Heijn vanaf de Westerstraat. Op de kaart uit 1885 is een gebouw langs de Westerstraat aangegeven met de letters MM. Het gebouw is eveneens gemarkeerd op de kaart uit 1902 (nr 64a). Dit is de Apostolische Zendingskerk, door de Apostolische gemeenschap van Enkhuizen in 1860 aangekocht. In de jaren 90 van de 19de eeuw is het pand verbouwd tot zijn huidige vorm.18 Nog een ander complex is op de kaart uit 1902 duidelijk aangegeven, namelijk de gebouwen van de ‘Vrije Protestante School en Bewaarschool’ (nr 62b), later vervangen door de huidige school de Tweemaster.

17 Koeman 2009. 18 De Vries 2003.

17 Afb. 13 Hotel/concertzaal Het Park op een foto uit omstreeks 1905. In en voor het pand onder meer de paardentram met conducteurs en alle zeven dochters van de uitbater. Collectie Oud Enkhuizen.

Afb. 14 De uitbater van Het Park rond 1910: Frans van der Deure. Website Kroniek van Enkhuizen.

18 6. Archeologisch onderzoek in de omgeving

In de omgeving van het onderzoeksgebied, binnen het gebied van de stadsuitbreiding van Enkhuizen, zijn in de afgelopen jaren diverse opgravingen uitgevoerd. Ter plaatse van de woonwijk De Nieuwe Baan, langs de vest, zijn in 2004 en 2005 resten van lijnbanen gevonden die hier vanaf de 17de eeuw aanwezig waren.19 Op de locatie van het nieuwbouwproject Fruittuinen langs de Kuipersdijk zijn eind 2006/begin 2007 de resten van een haven opgegraven. Deze haven, de Nieuwe Haven, is aan het einde van de 16de eeuw gegraven en in de 19de eeuw gedempt. Langs de noordzijde van het terrein werd een houten kadebeschoeiing aangetroffen en uit de vullagen van de haven kwamen zeer veel vondsten uit de 17de en 18de eeuw tevoorschijn.20 In 2007 vond tevens een grootschalige opgraving plaats langs de Paktuinen, waarbij een groot aantal huizen uit de 17de eeuw is blootgelegd, evenals bijgebouwen, waterputten en beerputten.21 In 2010 is één perceel langs de Noorder Boerenvaart onderzocht, waarbij eveneens de funderingen van een huis uit de 17de eeuw werden aangetroffen.22

Afb. 15 De opgraving langs de Molenweg in 2010 in volle gang.

Het meest relevant voor het onderzoeksgebied is de opgraving op de locatie van het voormalige postkantoor langs de Molenweg in 2010 door Archeologie West-Friesland, grenzend aan het onderzoeksgebied (afb. 15).23 De historische ontwikkeling van beide locaties is goed vergelijkbaar en de resultaten van de opgraving langs de Molenweg geven daarom een goede indicatie voor de archeologische verwachting van het onderzoeksgebied. De opgraving uit 2010 concentreerde zich op de onbebouwde strook tussen de Molenweg en het postkantoor. Hier bleek het maaiveld aan het einde van de 16de eeuw met ruim een meter te zijn opgehoogd met

19 Van den Berg 2006; De Boer 2006. 20 Jacobs 2011. 21 Rapport in voorbereiding. 22 Schrickx 2010. 23 Rapport in voorbereiding.

19 Afb. 16 Een houten messchede uit de late 16de eeuw. De punt was vermoedelijk oorspronkelijk voorzien van een metalen beslag, terwijl het verdiepte stuk hierboven was bekleed met (gedecoreerd) leer. Hier zijn ook drie messing knopjes aanwezig. Bijzonder is dat in het hout twee tekens zijn gekrast, een V en X, mogelijk een eigendomsmerk. Lengte 15,5 cm. klei en stadsafval. Om de grond te zetten waren lage houten schotten en vlechtwerkwanden geplaatst. Op basis van historische bronnen kan worden gezegd dat het stadsafval hier in 1591 is neergegooid, wat betekent dat alle vondsten uit het ophogingspakket uit dit jaar dateren of ouder zijn. Dit is een interessant gegeven, omdat het vondstmateriaal nu bijvoorbeeld kan worden gebruikt voor het aanscherpen van de algemene dateringen van keramiek. Zeer veel vondsten zijn uit het afval verzameld. Dankzij de goede conserverende eigenschappen van de bodem was niet alleen keramiek en metaal in de grond bewaard gebleven, maar ook veel organisch materiaal als hout, leer en bot. De meest spectaculaire vondsten uit het stadsafval zijn een houten messchede (afb. 16), rijk gedecoreerde schotels van aardewerk (afb. 17), een stuk van de schil van een kokosnoot en fragmenten van porselein uit China (afb. 18). Dit laatste is zeer bijzonder, omdat het porselein moet dateren uit de periode vóór de oprichting van de VOC. Waarschijnlijk is de keramiek via Portugal, een land dat al vanaf het begin van de 16de eeuw handel dreef met China, naar Enkhuizen gekomen. Het porselein van de Molenweg is een van de oudste vondsten van porselein uit Nederland. Rond 1600 zijn langs de Molenweg huizen gebouwd. Van deze huizen is relatief weinig teruggevonden tijdens de opgraving: alleen een stuk van een kelder en een aantal muurfunderingen was nog in de bodem aanwezig. De rest van het muurwerk is waarschijnlijk tijdens de sloop van de huizen in de 18de eeuw verwijderd. In de bodem waren wel uitbraaksleuven aanwezig die een indruk geven van de locatie en omvang van de huizen. Verder zijn tijdens het onderzoek diverse waterputten aangetroffen die bij de huizen hebben gehoord.

Dit waren meestal tonputten: Afb. 17 Een grote schotel, rijk versierd in slib met een hond en diverse een aantal tonnen, meestal decoratieve elementen. Diameter 30 cm.

20 Afb. 18 Een grof beschilderd bord van Chinees porselein. Het bord is in of vóór 1591 weggegooid en dateert dus zeker vóór de oprichting van de VOC. Meest waarschijnlijk is dat het bord via Portugal naar Enkhuizen is gekomen. Diameter circa 22 cm. twee, is op elkaar gestapeld in de grond gezet en fungeerde op deze manier als waterput. Vaak zijn de putten in een later stadium gebruikt als afvalput. Langs de Molenweg was dit bij een paar waterputten het geval en hieruit kon een redelijke hoeveelheid vondsten worden verzameld, met name uit de periode rond 1700. Bijzonder zijn een bord met zeldzaam decor (afb. 19) en een geboortelepel uit 1701 (afb. 20). Hiernaast is op het terrein een mestput uit de eerste decennia van de 17de eeuw en een volledig stenen waterput gevonden.

Afb. 19 Een bord van faience met een blauwe beschildering uit een van de tonputten. De man in de ton is Diogenes, een Griekse filosoof die probeerde vrij te zijn van menselijke behoeftes en conventies en daarom in een ton woonde. De voorstelling verhaalt zijn ontmoeting met Alexander de Grote. Toen deze aan Diogenes vroeg of hij iets wenste, antwoordde deze slechts: “Alleen dat u het zonlicht niet tegenhoudt”. Datering: tweede kwart 17de eeuw.

21 Afb. 20 Een tinnen lepel met ingekraste versiering, gemaakt ter gelegenheid van een geboorte. Op de voorzijde een huiselijke scene met een vrouw in een stoel bij de haard, op de achterzijde een duif, de initialen EH en het jaartal 1701.

22 7. Archeologische verwachting

Op basis van de informatie omtrent het historisch gebruik van het onderzoeksgebied en de resultaten van archeologisch onderzoek in de omgeving wordt hieronder een overzicht gegeven van de archeologische waarden die binnen het onderzoeksgebied kunnen worden verwacht.

1. Resten van bewoning uit de periode van ca. 1150 tot in de 15de eeuw Langs de Westerstraat moet de oudste bewoning van Enkhuizen worden gezocht. Mogelijk zijn binnen het onderzoeksgebied langs deze straat resten van bewoning vanaf de tweede helft van de 12de eeuw aanwezig. Waar langs de Westerstraat precies huizen hebben gestaan in deze vroegste periode is op basis van historische gegevens niet te zeggen. Doordat tot op heden geen opgravingen zijn uitgevoerd langs de Westerstraat geven archeologische bronnen hier ook geen informatie over. Vermoedelijk was het vanaf de 15de eeuw verboden om vlak buiten de stadsmuur van Enkhuizen gebouwen neer te zetten. Het onderzoeksgebied is vanaf dat moment waarschijnlijk gebruikt als weiland. Het is echter niet uitgesloten dat in een bepaalde periode industrie-gebouwen, bijvoorbeeld molens, binnen het onderzoeksgebied hebben gestaan.

2. Gedempte (ontginnings)sloten Het veengebied van oostelijk West-Friesland is in de 12de eeuw ontgonnen door op systematische wijze sloten door het veen te graven. Dit slotenpatroon is in latere tijd steeds veranderd door nieuwe sloten te graven, bijvoorbeeld bij het opsplitsen van een perceel, of oude sloten te dempen. De locatie van de sloten geeft inzicht in het oorspronkelijke ontginningspatroon en latere wijzigingen hierin, zoals de omvang van de oorspronkelijke ontginningspercelen en latere huispercelen. Op dit moment is voor Enkhuizen met betrekking tot dit onderwerp weinig bekend. Gedempte sloten bevatten soms een grote hoeveelheid vondstmateriaal, zeker wanneer zij zijn gedempt met huisafval. Dit afval is meestal in één keer gestort en biedt daarom zeer waardevolle informatie over de objecten en goederen die de inwoners van Enkhuizen in een bepaalde, vaak korte periode gebruikten. Binnen het onderzoeksgebied was na de stadsuitbreding nog één sloot aanwezig, gelegen achter de percelen aan de Oude Gracht. Deze sloot is, op basis van cartografische bronnen, tussen 1666 en 1823 gedempt.

3. Ophoging uit 1591 In 1590 begon de grote stadsuitbreiding van Enkhuizen en in de jaren hierna is het onderzoeksgebied binnen de grenzen van de stad getrokken en ingericht als woonwijk. Hiertoe is het terrein in 1591 sterk opgehoogd, waarbij de aanwezige sloten zijn gedempt. Voor de ophoging is klei, havenslib en stadsafval gebruikt. Bij de opgraving langs de westzijde van de Molenweg kon worden vastgesteld dat lage houten schotten en vlechtwerkwanden op regelmatige afstand waren geplaatst om de opgebrachte grond te zetten. Op de locatie van deze opgraving was bij de ophoging onder meer gebruik gemaakt van stadsafval en hieruit is veel vondstmateriaal verzameld. De vondsten geven een beeld van wat binnen het onderzoeksgebied kan worden verwacht. Omdat het afval historisch zeer strak kan worden gedateerd, namelijk gestort in 1591, is dit vondstmateriaal wetenschappelijk gezien zeer waardevol. Op landelijk niveau gaat het om een vondstcomplex van zeer hoge waarde.

4. Gedempte Enkhuizer Vaart De Enkhuizer Vaart is bij de stadsuitbreiding gekanaliseerd tot de huidige Noorder Boerenvaart. Hiertoe is de oorspronkelijke vaart mogelijk versmald en dus deels gedempt. In 2010 is

23 een opgraving uitgevoerd ten noorden van de Noorder Boerenvaart, maar hier zijn geen aanwijzingen voor een versmalde Enkhuizer Vaart aangetroffen. Mogelijk is dit aan de zuidzijde van de Noorder Boerenvaart wel het geval. Behalve dempingslagen kunnen hier ook houten oeverbeschoeiingen worden aangetroffen.

5. Resten van bewoning uit de 17de, 18de en 19de eeuw Waarschijnlijk zijn rond 1600 de eerste huizen binnen het onderzoeksgebied gebouwd. Door middel van archeologisch onderzoek, in combinatie met dendrochronologisch onderzoek, zou vastgesteld kunnen worden wanneer de huizen precies zijn gebouwd. Hier zijn op dit moment weinig gegevens over beschikbaar, omdat kaarten uit de bouwperiode van de huizen ontbreken (eerste kaart pas uit 1634). Ook de sloop van de huizen is interessant: op basis van historische bronnen alleen kan geen goed beeld worden verkregen van de periode waarin een kaalslag plaatsvond binnen het onderzoeksgebied. Dit wordt met name veroorzaakt door het ontbreken van kaartmateriaal uit de periode tussen 1666 en 1823, de periode waarin juist de meeste gebouwen zijn gesloopt. In de 18de en 19de zijn sporadisch nieuwe panden binnen het onderzoeksgebied gebouwd. Van de huizen kunnen resten worden teruggevonden in de vorm van funderingen (in baksteen en/of hout), kelders en uitbraaksporen. Op de achtererven van de huizen bevonden zich vaak bijgebouwen, waterputten en latrines en ook hiervan kunnen resten worden teruggevonden. De latrines en waterputten bevatten vaak afval van het huishouden dat op het perceel woonde. Dit afval kan inzicht verschaffen in het consumptiepatroon en de sociale welstand van dit huishouden en eventueel informatie geven over het beroep dat de bewoners uitoefenden.

6. Sporen van ambachtelijke en agrarische activiteiten In de 17de, 18de en 19de eeuw zijn mogelijk ambachtelijke activiteiten uitgeoefend binnen het onderzoeksgebied. Hierbij kan bijvoorbeeld worden gedacht aan lakennijverheid, pottenbakken, leerbewerking en metaalbewerking. Hiervan kunnen resten worden teruggevonden in de bodem. Na de sloop van het grootste deel van de huizen was een aanzienlijk deel van het onderzoeksgebied in gebruik als moestuin of boomgaard. Archeologische sporen die hiermee samenhangen zijn bijvoorbeeld een laag tuinaarde onder de bouwvoor, hekken als perceelsscheiding en waterputten.

24 8. Milieuproblematiek en asbest

De bodem is een bewaarplaats van resten uit het verleden. In het gebied is in het kader van bouwprojecten regelmatig naar asbest gezocht. Dit is nooit gevonden en valt op een diepte van meer dan 50 cm niet te verwachten. De ophogingslagen uit de Gouden Eeuw worden door milieukundige bureau’s vaak gezien als vervuiling. Chemisch en normatief is dat correct. Het gaat hier echter zeker om een stabiele, niet uitwasemende, historische afvallaag, zonder risico voor de volksgezondheid.

25 9. Besluit

In deze archeologische inventarisatie is een eerste overzicht gegeven van de archeologische waarden die binnen het onderzoeksgebied tussen de Westerstraat, Molenweg, Noorder Boerenvaart en Oude Gracht worden verwacht. Sporen en structuren uit de vroegste periode van Enkhuizen zijn mogelijk aanwezig, maar het grootste deel van de archeologische resten zal dateren uit de periode ná 1590, toen het onderzoeksgebied onderdeel uitmaakte van de stad Enkhuizen. Het onderzoeksgebied heeft, gezien de ligging binnen de historische stadskern van Enkhuizen en de archeologische resten die op basis van deze inventarisatie kunnen worden verwacht, een hoge archeologisch waarde.

Een herontwikkeling van het onderzoeksgebied zal waarschijnlijk een verstoring van het bodemarchief tot gevolg hebben. Voorafgaand aan nieuwbouw dient daarom archeologisch onderzoek te worden verricht. De eerste stap in dit proces is een archeologisch bureauonderzoek volgens de landelijke Kwaliteitsnorm Nederlandse Archeologie en de kwaliteitsnormen van Archeologie West-Friesland. Hoe het onderzoek er verder uit zal zien en wat de omvang hiervan zal zijn, is afhankelijk van de bouwplannen.

26 10. Literatuur

Berendsen, H.J.A., 2004: De vorming van het land. Inleiding in de geologie en de geomorfologie, Assen.

Berg, G., van den, 2006: Archeologische opgraving Enkhuizen ‘De Baan’ 2004, Zaandijk (Hollandia reeks 61).

Besteman, J.C., 1990: North Holland AD 400-1200: turning tide or tide turning?, in J.C. Besteman/J.M. Bos/H.A. Heidinga (eds.), Medieval Archaeology in the Netherlands. Studies presented to H.H. van Regteren Altena, Assen/Maastricht.

Boer, W.H., de, 1988: Sint Gommer en Sint Pancras. Klooster, kerk en klerus in Enkhuizen, Enkhuizen.

Boer, P.C., de, 2006: Bodemvondsten uit de Boerenhoek Enkhuizen, opgraving “De Baan” (fase 2), Amersfoort (ADC ArcheoProjecten Rapport 452).

Boon, P., 1991: Voorland en inlagen. De Westfriese strijd tegen het buitenwater, in West- Frieslands Oud en Nieuw 58, 78-111.

Bruin, J. de, 1997: Over Gommerkarspel en een koekoeksjong genaamd Enkhuizen, in Steevast 1997, 4-19.

Jacobs, E., 2011: Locatie ‘Fruittuinen’, gemeente Enkhuizen. Een archeologisch onderzoek naar een postmiddeleeuwse haven, Amsterdam (STAR 291).

Jelgersma, B.W., 1979: Het verdronken oude Enkhuizen. De ligging en de weg ernaar toe, in West-Frieslands Oud en Nieuw 46, 7-23.

Koeman, K., 2009: Albert Heijn-plein was ooit romantische tuin, in Kroniek van Enkhuizen nr 1.

Molenaar, S, R. van Berkel, 2009: Archeologische beleidsnota Gemeente Enkhuizen (1e concept), RAAP-rapport 1591.

Schrickx, C.P., 2010: Noorderboerenvaart 26. Archeologie en historie van een perceel aan de Noorderboerenvaart in Enkhuizen, Hoorn (Westfriese Archeologische Rapporten 17).

Vries, R.J., de, 1987: Enkhuizen 1650-1850. Bloei en achteruitgang van een Zuiderzeestad, Amsterdam.

Vries, P.J., de, 2003: De Apostolischen in Enkhuizen, in Steevast 2003.

Vries, P.J., de, 2004: De plattegronden van Enkhuizen. Van ganzenveer tot cd-rom, Enkhuizen.

Willemsen, R., 1988: Enkhuizen tijdens de Republiek. Een economisch-historisch onderzoek naar stad en samenleving van de 16de tot de 19de eeuw, Hilversum.

27 SCHEMA FASERING ADVIES & UITVOERING ARCHEOLOGIE HOORN-

Fase Document Gevolg

Aanmelding → vrijgeven bodemverstorende Quickscan 1. → of verder onderzoek (fase 2) ingreep (eerste advies)

Concreet Archeologisch → waardestelling

2. bodemverstorend bureauonderzoek → inpassing in bouwplan (fase 8)

plan (‘archeologie-vriendelijk’ bouwen) → → advies vervolgonderzoek (fase 3) → of vrijgeven →→ Selectiebesluit

→ uitvoeren en rapporteren Boor- en/of proef- Programma van → vervolgonderzoek (fase 4)

3. onderzoek en/of Eisen 1 (PvE)

bouwbegeleiding → of vrijgeven (fase 7) → → of planaanpassing (fase 8) Selectiebesluit

Programma van → goedkeuring door veroorzaker en 4. Definitief Onderzoek (DO) Eisen 2 Bevoegd Gezag (BG)

Archeologisch Bestek → beoordeling door veroorzaker en 5. Uitvraag DO Plan van Aanpak (PvA) archeo-adviseur op tijd, geld en kwaliteit → toetsing aan PvE door BG

→ opgraven vindplaats Documenten → rapporteren veldwerk en onderzoek 6. Uitvoering DO monitoring → handhaving PvE/PvA door directie- voerder en BG

→ onbeperkt bouwen Opleveringsbrief 7. Vrijgeven vindplaats → of onder voorwaarde bouw uitvoeren

8. Planinpassing Toetsingsdocument → monitoren

28 © Archeologie Hoorn 2011