Adriaan De Lelie (1755-1820) Strateeg, Netwerker En Vernieuwer

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

Adriaan De Lelie (1755-1820) Strateeg, Netwerker En Vernieuwer Adriaan de Lelie (1755-1820) strateeg, netwerker en vernieuwer Josephina de Fouw Universiteit van Amsterdam E-mailadres: [email protected] Master Museumconservator Studentnummer: 5612195 Begeleider: dr. Rachel Esner Tweede lezer: dr. Jenny Reynaerts 31 januari 2014 Afbeeldingen omslag linksboven: De Lelie. De druivenverkoopster. 1795-96. olieverf op doek. 103,3 x 83,2 cm. detail met zelfportret. rechtsboven: detail van cat.nr. 46 met zelfportret. linksonder: detail van cat.nr. 54 met zelfportret. rechtsonder: detail van cat.nr. 37 met zelfportret. Inhoudsopgave Inleiding 3 1. Strategische keuzes en gelukkige omstandigheden: de loopbaan van De Lelie 9 1.1 Een kaardenmakerszoon wil kunstenaar worden 9 1.2 Oefening baart kunst: leertijd in Antwerpen en Düsseldorf 11 1.3 Een nieuwe start, een eigen gezin 18 1.4 Felix Meritis: groeien in genootschapssfeer 19 1.5 De top bereikt: lid van het Koninklijk Instituut 24 Conclusie 29 Casus 1: Familieportret Bonebakker met Bennewitz 31 2. Het belang van netwerken: De Lelies opdrachtgevers 35 2.1 Netwerken 35 2.1.1 Dichtbij huis: de familie en de kerk 36 2.1.2 Felix Meritis en de gemeenschap van genootschappen 40 2.1.3 Patronage in de provincie 48 2.1.4 Opdrachtgevers overzee 53 2.2 Een analyse van de opdrachtgevers 55 2.2.1 Spreiding 55 2.2.2 Woonplaatsen 57 2.2.3 Beroepsklassen 58 2.2.4 Religieuze achtergrond 60 2.2.5 Politieke achtergrond 61 Conclusie 64 Casus 2: Huichelbos van Liender in een Engelse ijzersmelterij 67 3. Wedijver om de gunst van de opdrachtgever: De Lelies concurrenten 73 3.1 Naar Amsterdam! Portrettisten op zoek naar werk 73 3.2 Traditie en vernieuwing 85 3.3 Een eigen stijl 99 3.4 Ieder z’n niche 107 3.5 ‘Die vereenigden fchier alles, wat men van den Kunftenaar kan verlangen’: 113 De Lelies portretten door de ogen van critici Conclusie 116 Conclusie 117 Catalogus 127 Bibliografie 179 1 Bijlagen 187 I. Fragment-genealogie De Lelie 189 II. Opdrachtgevers 191 III. Data grafieken 215 IV. Izaäk Schmidt over De Lelie, 1813 (transcriptie) 219 2 Inleiding Op 30 november 1820 overleed de schilder Adriaan de Lelie (1755-1820) in de leeftijd van 65 jaar. Dezelfde dag nog verscheen in de Amsterdamsche Courant een overlijdensbericht, dat werd overgenomen door de Nederlandse Staatscourant. ‘Zijne kunstverdiensten en beminnelijke hoedanigheden, maken dit verlies zeer treffend voor deze stad en de zijnen’, verkondigde de krant.1 De kunstliefhebber Jacob de Vos Willemsz. (1774-1844) schreef een necrologie over De Lelie, waarin hij de ‘fixe manier en treffende gelijkenis’ van diens portretten prees en de ‘gemakkelijke behandeling en natuurlijke voorstelling’ van de genrestukken, die bezoekers van tentoonstellingen zoveel genoegen hadden verschaft. Vele jonge kunstenaars dankten hun vorming aan De Lelie. ‘Verschoond van verftand en van opregten inborst’ was de schilder bovendien prettig in omgang. Het was ‘met regt’ dat zijn dood werd betreurd.2 Uit deze berichten blijkt dat De Lelies ster bij zijn overlijden hoog stond. Bestemd om kunstenaar te worden was hij geenszins. Geboren en getogen in Tilburg was voor hem uitgestippeld dat hij als kaardenmaker in de voetsporen van zijn vader zou treden. Het liep anders. Na een opleiding aan de kunstacademie van Antwerpen en een studietijd in Düsseldorf vestigde De Lelie zich in Amsterdam, waar hij al snel zijn eerste successen boekte. Hij maakte naam als portret- en genreschilder, kreeg opdrachten voor enkele historiestukken en werkte mee aan decoratieprogramma’s van interieurs. Bij het departement tekenkunde van het genootschap Felix Meritis werd hij verscheidene malen gekozen tot commissielid en in 1808 viel hem de eervolle benoeming tot lid van de Vierde Klasse van het door Lodewijk Napoleon (1778-1846) opgerichte Koninklijk Instituut van Wetenschappen, Letterkunde en Schoone Kunsten ten deel. Kortom, De Lelie was een gezochte en gerespecteerde schilder. Deze scriptie richt zich op de vraag hoe De Lelie zo succesvol is geworden. Mijn interesse in De Lelie is ontstaan tijdens het jaar dat ik in het kader van de master Museumconservator als conservator-in-opleiding in het Rijksmuseum werkte voor dr. Jenny Reynaerts, conservator schilderijen 18de en 19de eeuw. In dat jaar heb ik onderzoek gedaan naar twee schilderijen van De Lelie, die ter verkoop werden aangeboden aan het Rijksmuseum. Een 1 Nederlandsche Staatscourant 4-12-1820, p. 3. 2 De Vos 1822, pp. 39-40. 3 van deze werken, De Lelies portret van de familie van Adrianus Bonebakker (1767-1842) met Dirk Lodewijk Bennewitz (1764-1826), is uiteindelijk verworven. Tijdens het onderzoek raakte ik onder de indruk van de omvang en diversiteit van De Lelies oeuvre. Op de vraag hoe de schilder erin was geslaagd zo veel opdrachten te krijgen, bood de literatuur geen antwoord. Daarom besloot ik mijn afstuderen aan te wenden om deze vraag zelf te beantwoorden. De literatuur over De Lelie is beperkt. Aan verschillende tijdgenoten, onder wie Wybrand Hendriks (1744-1821) en Egbert van Drielst (1745-1818), zijn tentoonstellingen gewijd, waarvan de catalogi belangrijke naslagwerken vormen. Charles Howard Hodges (1764-1837) kan zelfs bogen op een oeuvrecatalogus, samengesteld door A.C.A.W. van der Feltz in 1982. Hierbij vergeleken ligt het onderzoek naar De Lelie ver achter. De belangrijkste publicatie over De Lelie is nog altijd het artikel van Jan Knoef (1896- 1948), dat in 1940 verscheen in Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift en acht jaar later als hoofdstuk werd opgenomen in Tusschen Rococo & Romantiek. Eerder al had hij in het Jaarboek Amstelodamum een artikel gepubliceerd over De Lelies genootschapsportretten van Felix Meritis.3 Het onderzoek dat Knoef verrichte naar de Nederlandse teken- en schilderkunst van de achttiende en de eerste helft van de negentiende eeuw was baanbrekend. Over De Lelie verzamelde hij niet alleen tal van biografische gegevens, hij bestudeerde tevens zijn ontwikkeling als kunstenaar en inventariseerde alle op dat moment bekende werken. Knoef werkte intensief samen met Adolph Staring (1890-1980), die in 1956 een studie uitbracht over Nederlandse groepsportretten uit de zeventiende tot en met de negentiende eeuw onder de titel De Hollanders thuis. Gezelschapsstukken uit drie eeuwen. Vier van de 65 hierin beschreven gezelschapstukken zijn van de hand van De Lelie.4 In de jaren 1960 verwierf het Rijksmuseum De Lelies portretten van Jan Gildemeester Jansz. (1744-1799) en Josephus Augustinus Brentano (1753-1821). De Lelie portretteerde beide verzamelaars in de schilderijenzaal van hun woning, te midden van hun collectie en omringd door bezoekers. De schilderijen zijn het onderwerp van twee uitgebreide studies door C.J. de Bruyn Kops en R.W.A. Bionda, uitgebracht in het Bulletin van het Rijksmuseum in respectievelijk 1965 3 Knoef 1938, 1940 en 1948. 4 Staring 1956, pp. 176-184. 4 en 1986.5 Meer dan naar De Lelie verrichtten de auteurs onderzoek naar de personen Gildemeester en Brentano en hun verzamelingen. De Bruyn Kops identificeerde een groot deel van de personen en schilderijen afgebeeld in Gildemeesters schilderijenzaal en Bionda bereikte hetzelfde ten aanzien van De Lelies portret van Brentano. Bionda maakte daarnaast een reconstructie van het decoratieprogramma van Brentano’s schilderijenzaal. Hoewel De Lelie in de studies van ondergeschikt belang is, verrijken de artikelen het inzicht op de relatie tussen de schilder en twee vooraanstaande Amsterdamse verzamelaars. De eerdergenoemde Van der Feltz publiceerde in 1987 een artikel over De Lelie in Antiek. Hij baseerde zich grotendeels op Knoef, maar voegde enkele nieuwe biografische gegevens toe. In hetzelfde tijdschrift publiceerde hij twee jaar later een kort artikel over De Lelies pendantportretten van Wouter Hendrik van Nellesteijn en Charlotte Freiin von König. 6 In dat jaar verscheen ook een artikel in Kunstschrift van Gerd-Helge Vogel over De Lelies genrestukken.7 Vogel plaatst de genrestukken in de context van de sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen in de Republiek in de tweede helft van de achttiende eeuw. In deze turbulente tijd boden De Lelies taferelen van huiselijk geluk de burgerij een middel om te ontsnappen aan de realiteit van de dag. De sociale idylle, zoals uitgedrukt in de genrestukken, dienden volgens Vogel bovendien de verworven machtspositie van de burgerij te helpen behouden. In 2005 schreef VU-student Karel Ackema zijn doctoraalscriptie over De Lelie. De scriptie is vooral inventariserend en biedt mede door het ontbreken van een duidelijke vraagstelling weinig nieuwe inzichten. Als naslagwerk heeft de scriptie wel grote waarde, want Ackema heeft alle gegevens over De Lelies leven en werk overzichtelijk bijeengebracht. In het Jaarboek Amstelodamum verscheen in 2009 een artikel van Tom van der Molen over De Lelies Felix Meritis-groepsportretten.8 Door de ontstaansgeschiedenis van de schilderijen te reconstrueren, toonde Van der Molen aan dat de groepsportretten in het verleden onterecht als een samenhangende serie zijn beschouwd. Hij concludeert dat de verschillen tussen de portretten voortkomen uit de uiteenlopende ideeën en functies die De Lelie en de opdrachtgevers bij ieder schilderij voor ogen hadden. 5 De Bruyn Kops 1965 en Biona 1986. 6 Van der Feltz 1987en 1989. 7 Vogel 1989 en Ackema 2005, p. 29. 8 Van der Molen 2009. 5 Tot nu toe zijn alleen afzonderlijke publicaties over De Lelie genoemd. Daarnaast zijn collectie- en tentoonstellingscatalogi een belangrijke bron van informatie. De meeste schilderijen in museaal bezit bevinden zich in het Amsterdam Museum en het Rijksmuseum. Tentoonstellingen waarop schilderijen van De Lelie waren te zien, zijn: Op zoek naar de Gouden Eeuw, Nederlandse schilderkunst 1800-1850 (Frans Hals Museum, 1986), Edele eenvoud, neoclassicisme in Nederland 1765-1800 (Frans Hals Museum/ Teylers Museum, 1989) Kopstukken, Amsterdammers geportretteerd 1600-1800 (Amsterdams Historisch Museum, 2002) en Portret in portret in de Nederlandse kunst 1550-2012 (Dordrechts Museum, 2012). Uit dit overzicht blijkt dat na Knoef, die het oeuvre van De Lelie in zijn geheel bestudeerde, vooral onderzoek is verricht op objectniveau, waarbij één of enkele schilderijen steeds het uitgangspunt vormden van een casestudie.
Recommended publications
  • Over Multatuli. Jaargang 35. Delen 70-71
    Over Multatuli. Jaargang 35. Delen 70-71 bron Over Multatuli. Jaargang 35. Delen 70-71. Bas Lubberhuizen, Amsterdam 2013 Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_ove006201301_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. i.s.m. 2 [Nummer 70] ‘Want Wouter was koning in al dat veroverde land. Koning, en... Femke koningin!’ Multatuli onttroond? In dit nummer moet Multatuli nogal wat persoonlijkheden naast zich dulden die de aandacht opeisen. Het gaat niet zozeer om de Hallemannetjes: ‘De Hallemannetjes... nu ja, die kinderen ontvingen hoger toelaag, maar ze dachten gelukkig niet aan Afrika. Voorlopig vreesde hy hun concurrentie niet, doch wel dat misschien hier of daar 'n ander kind, iets nader aan 't groot-zyn dan hy, hem den pas zou afsnyden.’ Maar Multatuli moet het allereerst behoorlijk afleggen bij Willem Bilderdijk. De eerste twee bijdragen zijn een weerslag van de najaarsbijeenkomst van het Multatuli Genootschap, waarvoor de leden van de Vereniging Het Bilderdijk-Museum uitgenodigd waren en uitgedaagd om Multatuli's kritiek op Bilderdijk te pareren. Honings betwijfelt of Multatuli Bilderdijk wel goed gelezen heeft en sluit zich aan bij de critici van Multatuli, die Bilderdijk onterecht zou neerhalen. Multatuli's Bilderdijk bashing - Honings woorden - ziet hij als het terugkerende element in de literatuurgeschiedenis dat auteurs van de nieuwe generatie zich afzetten tegen hun voorgangers. In het betoog van Gert-Jan Johannes wordt het beeld van Multatuli als groot Denker und Dichter eveneens danig gerelativeerd. Multatuli was volgens hem geen origineel denker, maar een begaafd volger en propagandist van reeds bestaande ideeën.
    [Show full text]
  • HNA April 11 Cover-Final.Indd
    historians of netherlandish art NEWSLETTER AND REVIEW OF BOOKS Dedicated to the Study of Netherlandish, German and Franco-Flemish Art and Architecture, 1350-1750 Vol. 28, No. 1 April 2011 Jacob Cats (1741-1799), Summer Landscape, pen and brown ink and wash, 270-359 mm. Hamburger Kunsthalle. Photo: Christoph Irrgang Exhibited in “Bruegel, Rembrandt & Co. Niederländische Zeichnungen 1450-1850”, June 17 – September 11, 2011, on the occasion of the publication of Annemarie Stefes, Niederländische Zeichnungen 1450-1850, Kupferstichkabinett der Hamburger Kunsthalle (see under New Titles) HNA Newsletter, Vol. 23, No. 2, November 2006 1 historians of netherlandish art 23 S. Adelaide Avenue, Highland Park, NJ 08904 Telephone/Fax: (732) 937-8394 E-Mail: [email protected] www.hnanews.org Historians of Netherlandish Art Offi cers President - Stephanie Dickey (2009–2013) Bader Chair in Northern Baroque Art Queen’s University Kingston ON K7L 3N6 Canada Vice-President - Amy Golahny (2009–2013) Lycoming College Williamsport, PA 17701 Treasurer - Rebecca Brienen University of Miami Art & Art History Department PO Box 248106 Coral Gables FL 33124-2618 European Treasurer and Liaison - Fiona Healy Seminarstrasse 7 D-55127 Mainz Germany Board Members Contents Dagmar Eichberger (2008–2012) HNA News ............................................................................1 Wayne Franits (2009–2013) Matt Kavaler (2008–2012) Personalia ............................................................................... 2 Henry Luttikhuizen (2009 and 2010–2014) Exhibitions
    [Show full text]
  • The Drawings of Cornelis Visscher (1628/9-1658) John Charleton
    The Drawings of Cornelis Visscher (1628/9-1658) John Charleton Hawley III Jamaica Plain, MA M.A., History of Art, Institute of Fine Arts – New York University, 2010 B.A., Art History and History, College of William and Mary, 2008 A Dissertation presented to the Graduate Faculty of the University of Virginia in Candidacy for the Degree of Doctor of Philosophy Department of Art and Architectural History University of Virginia May, 2015 _______________________________________ _______________________________________ _______________________________________ _______________________________________ Table of Contents Abstract ............................................................................................................................................. i Acknowledgements.......................................................................................................................... ii Introduction ..................................................................................................................................... 1 Chapter 1: The Life of Cornelis Visscher .......................................................................................... 3 Early Life and Family .................................................................................................................... 4 Artistic Training and Guild Membership ...................................................................................... 9 Move to Amsterdam .................................................................................................................
    [Show full text]
  • Luxury Low Countries
    LUXURY LUXURY in the LOW LUXURY COUNTRIES the in in the e superflu, chose très nécessaire”, wrote Voltaire 1736 in COUNTRIES LOW LOW his poem Le mondain. Needless to say that luxury is much Lmore than merely materialised/solidified redundancy. Offering a first panoramic view on various manifestations of conspicuous material culture in a Netherlandish context from 1500 until the present, this study – rather than investigating self- COUNTRIES evident cases of luxury – aims to explore its boundaries and the different stages in which luxury is fabricated or sometimes only simulated. Thematically, the volume focuses on two major issues, i.e. collections and foodways as means of expression of prosperity and splendour, which will be discussed by an international group of scholars, emanating from disciplines such as archaeology, history, book and media studies, art history, linguistics, and historical (ed.) Rittersma Rengenier ethnology. With an afterword by Maxine Berg. MIScellaneous RefleCtions on NETHERlandish MaTERial CULTURE, 1500 to the PRESENT Rengenier Rittersma (ed.) www.vubpress.be 9 789054 875406 Miscellaneous Reflections on Netherlandish Material Culture, 1500 to the Present Rengenier C. Rittersma (ed.) © 2010 FARO. Flemish interface for cultural heritage Cover image: Adriaan de Lelie, De kunstgalerij van Jan Priemstraat 51, B-1000 Brussels Gildemeester Jansz in zijn huis aan de Herengracht te www.faronet.be Amsterdam, 1794-1795 www.pharopublishing.be © Rijksmuseum Amsterdam Editorial board: Marc Jacobs, Rengenier C. Rittersma, All rights reserved. No part of this book may be Peter Scholliers, Ans Van de Cotte reproduced or transmitted in any form or by any means, electronic or mechanical, including photocopying, Final editors: Frederik Hautain & Ans Van de Cotte recording, or on any information, storage or retrieval system without permission of the publisher.
    [Show full text]
  • Prolegomena to Pastels & Pastellists
    Prolegomena to Pastels & pastellists NEIL JEFFARES Prolegomena to Pastels & pastellists Published online from 2016 Citation: http://www.pastellists.com/misc/prolegomena.pdf, updated 10 August 2021 www.pastellists.com – © Neil Jeffares – all rights reserved 1 updated 10 August 2021 Prolegomena to Pastels & pastellists www.pastellists.com – © Neil Jeffares – all rights reserved 2 updated 10 August 2021 Prolegomena to Pastels & pastellists CONTENTS I. FOREWORD 5 II. THE WORD 7 III. TREATISES 11 IV. THE OBJECT 14 V. CONSERVATION AND TRANSPORT TODAY 51 VI. PASTELLISTS AT WORK 71 VII. THE INSTITUTIONS 80 VIII. EARLY EXHIBITIONS, PATRONAGE AND COLLECTIONS 94 IX. THE SOCIAL FUNCTION OF PASTEL PORTRAITS 101 X. NON-PORTRAIT SUBJECTS 109 XI. PRICES AND PAYMENT 110 XII. COLLECTING AND CRITICAL FORTUNE POST 1800 114 XIII. PRICES POST 1800 125 XIV. HISTORICO-GEOGRAPHICAL SURVEY 128 www.pastellists.com – © Neil Jeffares – all rights reserved 3 updated 10 August 2021 Prolegomena to Pastels & pastellists I. FOREWORD ASTEL IS IN ESSENCE powdered colour rubbed into paper without a liquid vehicle – a process succinctly described in 1760 by the French amateur engraver Claude-Henri Watelet (himself the subject of a portrait by La Tour): P Les crayons mis en poudre imitent les couleurs, Que dans un teint parfait offre l’éclat des fleurs. Sans pinceau le doigt seul place et fond chaque teinte; Le duvet du papier en conserve l’empreinte; Un crystal la défend; ainsi, de la beauté Le Pastel a l’éclat et la fragilité.1 It is at once line and colour – a sort of synthesis of the traditional opposition that had been debated vigorously by theoreticians such as Roger de Piles in the previous century.
    [Show full text]
  • Lorentz – Function Follows Form and Theory Leads to Experiment
    Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/22522 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Weiss, Martin Paul Michael Title: The masses and the muses : a history of Teylers Museum in the Nineteenth Century Issue Date: 2013-11-27 The Masses and the Muses A History of Teylers Museum in the Nineteenth Century Front cover: The Oval Room, drawing by Johan Conrad Greive, 1862 (Teylers Museum, Haarlem, DD042b) Back cover: The First Art Gallery, drawing by Johan Conrad Greive, 1862 (Teylers Museum, Haarlem, DD042d) The Masses and the Muses A History of Teylers Museum in the Nineteenth Century Proefschrift ter verkrijging van de graad van Doctor aan de Universiteit Leiden, op gezag van de Rector Magnificus prof. mr. C.J.J.M. Stolker, volgens besluit van het College voor Promoties te verdedigen op woensdag 27 november 2013 klokke 15.00 uur door Martin Paul Michael Weiss geboren te Hannover in 1985 Promotiecommissie Prof. Dr. F.H. van Lunteren (promotor, Universiteit Leiden) Prof. Dr. D. van Delft (Universiteit Leiden) Prof. Dr. P.J. ter Keurs (Universiteit Leiden) Dr. D.J. Meijers (Universiteit van Amsterdam) Prof. dr. W.W. Mijnhardt (Universiteit Utrecht) Prof. Dr. H.J.A. Röttgering (Universiteit Leiden) Prof. Dr. L.T.G. Theunissen (Universiteit Utrecht) Dr. H.J. Zuidervaart (Huygens Instituut voor Nederlandse Geschiedenis) Prof. Dr. R. Zwijnenberg (Universiteit Leiden) Acknowledgements This PhD was not written in isolation. Throughout the course of this project I received an unquantifiable amount of support – intellectual, financial and moral – from innumerable colleagues and friends. Some of them I hope to be able to acknowledge here.
    [Show full text]
  • The Gildemeesters a Family’S Strategies for Commercial Success and Upwards Social Mobility During the 18Th Century
    Picture on front page: Daniel Gildemeester’s Sintra Palacio de Seteais, 19th century, artist unknown, www.serradesintra.net, visited on 22-08-2018. 2 The Gildemeesters A family’s strategies for commercial success and upwards social mobility during the 18th century Leonoor Inger Wesseling 22 augustus 2018 3 Inhoudsopgave INTRODUCTION 5 Historiography 7 Commercial family networks and family firms 8 Foreign Merchant Communities in Lisbon 10 Consuls and Diplomacy 12 Theoretical Approaches 15 Entrepreneurship 15 New Diplomatic History 17 Portfolio Capitalists 19 The Biographical Turn 19 Sources 20 The structure of this thesis 21 Chapter 1 - The firm Gildemeester&Co., 1705-1745 24 The Gildemeesters in Utrecht 24 Social capital and marital relations 26 The beginning of Jan Gildemeester’s career, 1721-1735 29 The firm Gildemeester&Co, 1728-1745 32 Conclusion 33 Chapter 2 - The Consuls, 1740-1780 34 Dutch-Portuguese bilateral relations, 1640-1705 35 The Consul and the Resident 37 Jan Gildemeester and residents Jan Van Til and Charles Francois Bosch de la Calmette 39 Case study: The Problematic 1750s 42 Justification of the case study: the years 1752-1755 43 Four grievances of the Dutch Nation 44 Economic consular agency 50 The consulship and the family 54 Conclusion 57 Chapter 3 - the international diamond trade 59 The Pombaline Reforms and their implications for the diamond trade 59 Reforms in the mining and trading of diamonds 61 The diamond contractors 1753-1759 62 Daniel Gildemeester and the Diamond Contract 65 The conditions of the contract, 1761-1771 69 The proposal of diamonds in banking 70 Gildemeester’s bargaining position 72 Personal Connections 74 Jan Gildemeester and Jan Janszoon’s activities in Amsterdam 79 Epilogue 81 CONCLUSION 84 REFERENCES 87 Archives/Repositories 87 Printed historical sources 87 Scholarly Publications 88 4 INTRODUCTION In 1785, Lieutenant Cornelis de Jong van Rodenburgh visited Portugal’s capital.
    [Show full text]
  • 11.Hendrikse Printklaar
    ‘Een Bataafsch Character, eene Nationale houding’. Een Nederlandse identiteit in het eerste nationale museum: de Nationale Konst-Gallerij in Huis ten Bosch (1800-1805) Jacomine Hendrikse ‘Het museum was een symbool van wie we waren’; het verlies is een lobotomie van het collectieve geheugen, van geschiedenis en cultuur van onschatbare waarde. Deze reacties werden in Brazilië gegeven op het afbranden van het Nationaal Museum in Rio de Janeiro op 2 september 2018. 1 In één dag werd negentig procent van de twintig miljoen artefacten in de collectie verwoest. Het nieuws deed de discussie over een nationale identiteit oplaaien in het land waarvan de geschiedenis letterlijk in vlammen is opgegaan. De bekende schrijver Paulo Coelho stelde dat de toekomst van de Braziliaanse ziel onzeker is, nu het volk geen tastbare historie meer heeft om op voort te bouwen. 2 Nationale musea spelen een belangrijke rol in de constructie van een nationale identiteit. Hoewel ze tot stand komen door een wisselwerking tussen top down- en bottom up-initiatieven, worden musea nog te vaak gezien als van de maatschappij afgesloten instituten voor academici en onderzoekers. Zo ook door de Braziliaanse regering, die het Nationaal Museum liet vervallen vanwege een tekort aan overheidsgeld. Na de ramp begin september werd deze laksheid vergeleken met het in ellende laten wegzinken van het British Museum of het Louvre – kortom, iets 1 D. Philips, ‘Brazil museum fire: ‘incalculable’ loss as 200-year-old Rio institution gutted’ https://www.theguardian.com/world/2018/sep/03/fire-engulfs-brazil- national-museum-rio/, geraadpleegd 25 september 2018; K. Lyons, ‘Brazilians mourn museum's priceless collection amid anger at funding cuts’ https://www.theguardian.com/world/2018/sep/03/brazilians-mourn-museums- priceless-collection-amid-anger-at-funding-cuts/, geraadpleegd 25 september 2018; D.
    [Show full text]
  • Cover Page the Handle
    Cover Page The handle http://hdl.handle.net/1887/22522 holds various files of this Leiden University dissertation. Author: Weiss, Martin Paul Michael Title: The masses and the muses : a history of Teylers Museum in the Nineteenth Century Issue Date: 2013-11-27 Chapter II: The Birth of a Musaeum I The Museum’s Pre-History 1. Martinus van Marum & the Beginning of the Age of Museums In a letter to the Dutch minister of the interior Anton Reinhard Falck posted in July 1819, the ornithologist and collector Coenraad Jacob Temminck left no doubt as to what he thought two of his colleagues really wanted to do to him, if the opportunity ever presented itself: “Both”, he wrote, “would stop at nothing to clear me out of the way”.1 He was referring to Sebald Justinus Brugmans, professor of botany and director of the botanical gardens in Leiden, and Martinus van Marum, the director of Teylers Museum and secretary of the Holland Society of Sciences in Haarlem. This was more than just a letter of complaint. Temminck himself was no angel, and at the time was in fact pursuing his own political agenda. He had dined with Falck just a few days earlier, and the two men had discussed the establishment of a national museum of natural history in the Netherlands – of which Temminck was to be handed the directorship. Just 13 months later, Temminck’s highly valuable and widely recognised personal ornithological collection, consisting of more than 4000 stuffed birds, had indeed been merged with both the University of Leiden’s natural history collections and the former Royal Cabinet of Natural History in Amsterdam, to form the new National Museum of Natural History (Rijksmuseum van Natuurlijke Historie) based in Leiden.
    [Show full text]
  • A Poor, Inspired and Melancholy Poet
    A Poor, Inspired and Melancholy Poet Willem Bilderdijk, a Calvinist Celebrity 252 On December 18, 1831, the Dutch poet Willem Bilderdijk (1756-1831) drew his ] last breath. This brought to an end the life of one of the most colourful, influ- ential and versatile figures of the early nineteenth century in the Netherlands. Bilderdijk didn’t just write poetry, he was also a jurist, linguist and all-round man of letters, a historian, philosopher, theologian, botanist, mathematician, architect and portrait artist. Nowadays he is mainly seen as a romantic and forever complaining poet, who expressed his Weltschmerz in overblown poetry, with high-minded lines like ‘For me, for me, is nought to crave / In this pun- ishing life, except the grave.’ Bilderdijk wrote constantly and about everything rick honings under the sun: life and death, love and hate, religion, politics, a child’s death, [ the King’s birthday, the cooking of eggs. He was even inspired by the flies in au- tumn. His distaste for tobacco and German stoves was also expressed in verse. His contemporaries regarded Bilderdijk as the greatest living poet, on a par with Homer, Dante, Shakespeare and Goethe. There wasn’t a genre he didn’t practise; in total he wrote more than three hundred thousand lines of verse. His collected poems fill fifteen hefty tomes, full of mythological, political and religious verse, and a lot of occasional poetry. Most of it is no longer very acces- sible to contemporary readers. His lyrical and autobiographical poems and his poems about death are the most appealing to us.
    [Show full text]
  • Bartholomeus Van Der Helst (Circa 1613-1670): Een Studie Naar Zijn Leven En Zijn Werk
    Bartholomeus van der Helst (circa 1613-1670): een studie naar zijn leven en zijn werk Bartholomeus van der Helst (c. 1613-1670): a Study of his Life and his Work (with a summary in English) Proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor aan de Universiteit Utrecht op gezag van de rector magnificus, prof.dr. J.C. Stoof, ingevolge het besluit van het college voor promoties in het openbaar te verdedigen op vrijdag 11 februari 2011 des middags te 2.30 uur door Judith Frans Joseph Maria van Gent geboren op 1 december 1960 te Zevenaar Promotor: Prof.dr. R.E.O. Ekkart Promotor: Prof.dr. V. Manuth Dit proefschrift is (mede) mogelijk gemaakt dankzij financiële steun van NWO en het Amsterdam Museum Inhoud Voorwoord 3 Inleiding 7 Waardering in de zeventiende en achttiende eeuw 7 Waardering in de negentiende eeuw 11 Waardering in de twintigste eeuw 16 Onderzoeksgeschiedenis 19 Het leven van Bartholomeus van der Helst 27 Voorouders 27 Jeugd en opleiding 31 Huwelijk en familieleven 34 Collegiale contacten 39 Financiële positie 42 Laatste jaren en nalatenschap 43 De opdrachtgevers van Bartholomeus van der Helst 47 1637-1642 47 Debuut: opdrachten uit de Waalse gemeenschap 48 Doorbraak: opdrachten van de familie Bicker 49 1642/43-1650 51 Portretten van Zuid-Nederlanders 53 Intermezzo: Rotterdamse opdrachtgevers 54 Op weg naar het hoogtepunt: Cornelis Jansz. Witsen 56 1650-1660 60 Regentenstukken 61 Opdrachten van rijke middenstanders 64 Opdrachten van de families Trip en De Geer 66 Opdrachten van niet-Amsterdammers 68 1660-1670 70 Opdrachten van
    [Show full text]
  • Tischbein Und Die Kunst Des "Goldenen Zeitalters"
    Anhang Transkriptionen zur Niederlande-Reise Tischbeins Autobiographie. Originalmanuskript (1811) Landesmuseum für Kunst und Kulturgeschichte Oldenburg, PT 26, S. 22–31 [Seitenwechsel: 22] Nun war aber die trenung von meinem liebend Freund W. ein harter Kampf. Ich lid unaus­ sprechlig, und er auch. Aber es muste sein. Schmerzhaft war der Abschied von ihm und so so vieler guter Freunde. Sinnlos stieg ich in den Wagen und ich kam nach langer zeit erst wieder zu mir selbst. Die Gegenstände der Nathur ermunterten mich nach und nach. Beson­ der die großen bäume in Ostfriesland, Eichen und Linden, auf einigen hatt man drey Etagen über ein ander de Äste mit thielen belegt, wo geselschaft darauf gegeben wurde. Einen baum zeigte nun der Postlilion und sagte mir es sey der wunder baum genand. [X] Es war eine buche, wo Kazenkraut an dem Stam fest ein genomen hatte gewachsen, und war bis auf den Gipfel hinauf gestiege und hatte sich auch in den meisten Ästen verbreidet, sodas er den ganzen baum fast eingenomen hatte, nur einige Äste aus genomen, wo man nur eben anse­ hen konde das es eine buche sey [Einschub: X und ieder Postilgon führe seine Pasaschiers zu ihm. Und hild dar stille das sie ihn sehen könden und noch nie sey ein reisender gewesen der welcher dergleichen baum mer gesehen, auch kene ihn keiner, was es für ein baum sey] in ostfriesland ist viele heide öde gegent aber doch komt man zu stellen, wo die Vegitaron ser igig ist, und man trift bäum von schönem Wuchs und Grösse an, so auch die Menschen Männer wie Riessen, auch das fieh ist gros, besonders die Schweine mit grossen hänge ohren.
    [Show full text]