Adriaan De Lelie (1755-1820) Strateeg, Netwerker En Vernieuwer
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Adriaan de Lelie (1755-1820) strateeg, netwerker en vernieuwer Josephina de Fouw Universiteit van Amsterdam E-mailadres: [email protected] Master Museumconservator Studentnummer: 5612195 Begeleider: dr. Rachel Esner Tweede lezer: dr. Jenny Reynaerts 31 januari 2014 Afbeeldingen omslag linksboven: De Lelie. De druivenverkoopster. 1795-96. olieverf op doek. 103,3 x 83,2 cm. detail met zelfportret. rechtsboven: detail van cat.nr. 46 met zelfportret. linksonder: detail van cat.nr. 54 met zelfportret. rechtsonder: detail van cat.nr. 37 met zelfportret. Inhoudsopgave Inleiding 3 1. Strategische keuzes en gelukkige omstandigheden: de loopbaan van De Lelie 9 1.1 Een kaardenmakerszoon wil kunstenaar worden 9 1.2 Oefening baart kunst: leertijd in Antwerpen en Düsseldorf 11 1.3 Een nieuwe start, een eigen gezin 18 1.4 Felix Meritis: groeien in genootschapssfeer 19 1.5 De top bereikt: lid van het Koninklijk Instituut 24 Conclusie 29 Casus 1: Familieportret Bonebakker met Bennewitz 31 2. Het belang van netwerken: De Lelies opdrachtgevers 35 2.1 Netwerken 35 2.1.1 Dichtbij huis: de familie en de kerk 36 2.1.2 Felix Meritis en de gemeenschap van genootschappen 40 2.1.3 Patronage in de provincie 48 2.1.4 Opdrachtgevers overzee 53 2.2 Een analyse van de opdrachtgevers 55 2.2.1 Spreiding 55 2.2.2 Woonplaatsen 57 2.2.3 Beroepsklassen 58 2.2.4 Religieuze achtergrond 60 2.2.5 Politieke achtergrond 61 Conclusie 64 Casus 2: Huichelbos van Liender in een Engelse ijzersmelterij 67 3. Wedijver om de gunst van de opdrachtgever: De Lelies concurrenten 73 3.1 Naar Amsterdam! Portrettisten op zoek naar werk 73 3.2 Traditie en vernieuwing 85 3.3 Een eigen stijl 99 3.4 Ieder z’n niche 107 3.5 ‘Die vereenigden fchier alles, wat men van den Kunftenaar kan verlangen’: 113 De Lelies portretten door de ogen van critici Conclusie 116 Conclusie 117 Catalogus 127 Bibliografie 179 1 Bijlagen 187 I. Fragment-genealogie De Lelie 189 II. Opdrachtgevers 191 III. Data grafieken 215 IV. Izaäk Schmidt over De Lelie, 1813 (transcriptie) 219 2 Inleiding Op 30 november 1820 overleed de schilder Adriaan de Lelie (1755-1820) in de leeftijd van 65 jaar. Dezelfde dag nog verscheen in de Amsterdamsche Courant een overlijdensbericht, dat werd overgenomen door de Nederlandse Staatscourant. ‘Zijne kunstverdiensten en beminnelijke hoedanigheden, maken dit verlies zeer treffend voor deze stad en de zijnen’, verkondigde de krant.1 De kunstliefhebber Jacob de Vos Willemsz. (1774-1844) schreef een necrologie over De Lelie, waarin hij de ‘fixe manier en treffende gelijkenis’ van diens portretten prees en de ‘gemakkelijke behandeling en natuurlijke voorstelling’ van de genrestukken, die bezoekers van tentoonstellingen zoveel genoegen hadden verschaft. Vele jonge kunstenaars dankten hun vorming aan De Lelie. ‘Verschoond van verftand en van opregten inborst’ was de schilder bovendien prettig in omgang. Het was ‘met regt’ dat zijn dood werd betreurd.2 Uit deze berichten blijkt dat De Lelies ster bij zijn overlijden hoog stond. Bestemd om kunstenaar te worden was hij geenszins. Geboren en getogen in Tilburg was voor hem uitgestippeld dat hij als kaardenmaker in de voetsporen van zijn vader zou treden. Het liep anders. Na een opleiding aan de kunstacademie van Antwerpen en een studietijd in Düsseldorf vestigde De Lelie zich in Amsterdam, waar hij al snel zijn eerste successen boekte. Hij maakte naam als portret- en genreschilder, kreeg opdrachten voor enkele historiestukken en werkte mee aan decoratieprogramma’s van interieurs. Bij het departement tekenkunde van het genootschap Felix Meritis werd hij verscheidene malen gekozen tot commissielid en in 1808 viel hem de eervolle benoeming tot lid van de Vierde Klasse van het door Lodewijk Napoleon (1778-1846) opgerichte Koninklijk Instituut van Wetenschappen, Letterkunde en Schoone Kunsten ten deel. Kortom, De Lelie was een gezochte en gerespecteerde schilder. Deze scriptie richt zich op de vraag hoe De Lelie zo succesvol is geworden. Mijn interesse in De Lelie is ontstaan tijdens het jaar dat ik in het kader van de master Museumconservator als conservator-in-opleiding in het Rijksmuseum werkte voor dr. Jenny Reynaerts, conservator schilderijen 18de en 19de eeuw. In dat jaar heb ik onderzoek gedaan naar twee schilderijen van De Lelie, die ter verkoop werden aangeboden aan het Rijksmuseum. Een 1 Nederlandsche Staatscourant 4-12-1820, p. 3. 2 De Vos 1822, pp. 39-40. 3 van deze werken, De Lelies portret van de familie van Adrianus Bonebakker (1767-1842) met Dirk Lodewijk Bennewitz (1764-1826), is uiteindelijk verworven. Tijdens het onderzoek raakte ik onder de indruk van de omvang en diversiteit van De Lelies oeuvre. Op de vraag hoe de schilder erin was geslaagd zo veel opdrachten te krijgen, bood de literatuur geen antwoord. Daarom besloot ik mijn afstuderen aan te wenden om deze vraag zelf te beantwoorden. De literatuur over De Lelie is beperkt. Aan verschillende tijdgenoten, onder wie Wybrand Hendriks (1744-1821) en Egbert van Drielst (1745-1818), zijn tentoonstellingen gewijd, waarvan de catalogi belangrijke naslagwerken vormen. Charles Howard Hodges (1764-1837) kan zelfs bogen op een oeuvrecatalogus, samengesteld door A.C.A.W. van der Feltz in 1982. Hierbij vergeleken ligt het onderzoek naar De Lelie ver achter. De belangrijkste publicatie over De Lelie is nog altijd het artikel van Jan Knoef (1896- 1948), dat in 1940 verscheen in Elsevier’s Geïllustreerd Maandschrift en acht jaar later als hoofdstuk werd opgenomen in Tusschen Rococo & Romantiek. Eerder al had hij in het Jaarboek Amstelodamum een artikel gepubliceerd over De Lelies genootschapsportretten van Felix Meritis.3 Het onderzoek dat Knoef verrichte naar de Nederlandse teken- en schilderkunst van de achttiende en de eerste helft van de negentiende eeuw was baanbrekend. Over De Lelie verzamelde hij niet alleen tal van biografische gegevens, hij bestudeerde tevens zijn ontwikkeling als kunstenaar en inventariseerde alle op dat moment bekende werken. Knoef werkte intensief samen met Adolph Staring (1890-1980), die in 1956 een studie uitbracht over Nederlandse groepsportretten uit de zeventiende tot en met de negentiende eeuw onder de titel De Hollanders thuis. Gezelschapsstukken uit drie eeuwen. Vier van de 65 hierin beschreven gezelschapstukken zijn van de hand van De Lelie.4 In de jaren 1960 verwierf het Rijksmuseum De Lelies portretten van Jan Gildemeester Jansz. (1744-1799) en Josephus Augustinus Brentano (1753-1821). De Lelie portretteerde beide verzamelaars in de schilderijenzaal van hun woning, te midden van hun collectie en omringd door bezoekers. De schilderijen zijn het onderwerp van twee uitgebreide studies door C.J. de Bruyn Kops en R.W.A. Bionda, uitgebracht in het Bulletin van het Rijksmuseum in respectievelijk 1965 3 Knoef 1938, 1940 en 1948. 4 Staring 1956, pp. 176-184. 4 en 1986.5 Meer dan naar De Lelie verrichtten de auteurs onderzoek naar de personen Gildemeester en Brentano en hun verzamelingen. De Bruyn Kops identificeerde een groot deel van de personen en schilderijen afgebeeld in Gildemeesters schilderijenzaal en Bionda bereikte hetzelfde ten aanzien van De Lelies portret van Brentano. Bionda maakte daarnaast een reconstructie van het decoratieprogramma van Brentano’s schilderijenzaal. Hoewel De Lelie in de studies van ondergeschikt belang is, verrijken de artikelen het inzicht op de relatie tussen de schilder en twee vooraanstaande Amsterdamse verzamelaars. De eerdergenoemde Van der Feltz publiceerde in 1987 een artikel over De Lelie in Antiek. Hij baseerde zich grotendeels op Knoef, maar voegde enkele nieuwe biografische gegevens toe. In hetzelfde tijdschrift publiceerde hij twee jaar later een kort artikel over De Lelies pendantportretten van Wouter Hendrik van Nellesteijn en Charlotte Freiin von König. 6 In dat jaar verscheen ook een artikel in Kunstschrift van Gerd-Helge Vogel over De Lelies genrestukken.7 Vogel plaatst de genrestukken in de context van de sociaal-maatschappelijke ontwikkelingen in de Republiek in de tweede helft van de achttiende eeuw. In deze turbulente tijd boden De Lelies taferelen van huiselijk geluk de burgerij een middel om te ontsnappen aan de realiteit van de dag. De sociale idylle, zoals uitgedrukt in de genrestukken, dienden volgens Vogel bovendien de verworven machtspositie van de burgerij te helpen behouden. In 2005 schreef VU-student Karel Ackema zijn doctoraalscriptie over De Lelie. De scriptie is vooral inventariserend en biedt mede door het ontbreken van een duidelijke vraagstelling weinig nieuwe inzichten. Als naslagwerk heeft de scriptie wel grote waarde, want Ackema heeft alle gegevens over De Lelies leven en werk overzichtelijk bijeengebracht. In het Jaarboek Amstelodamum verscheen in 2009 een artikel van Tom van der Molen over De Lelies Felix Meritis-groepsportretten.8 Door de ontstaansgeschiedenis van de schilderijen te reconstrueren, toonde Van der Molen aan dat de groepsportretten in het verleden onterecht als een samenhangende serie zijn beschouwd. Hij concludeert dat de verschillen tussen de portretten voortkomen uit de uiteenlopende ideeën en functies die De Lelie en de opdrachtgevers bij ieder schilderij voor ogen hadden. 5 De Bruyn Kops 1965 en Biona 1986. 6 Van der Feltz 1987en 1989. 7 Vogel 1989 en Ackema 2005, p. 29. 8 Van der Molen 2009. 5 Tot nu toe zijn alleen afzonderlijke publicaties over De Lelie genoemd. Daarnaast zijn collectie- en tentoonstellingscatalogi een belangrijke bron van informatie. De meeste schilderijen in museaal bezit bevinden zich in het Amsterdam Museum en het Rijksmuseum. Tentoonstellingen waarop schilderijen van De Lelie waren te zien, zijn: Op zoek naar de Gouden Eeuw, Nederlandse schilderkunst 1800-1850 (Frans Hals Museum, 1986), Edele eenvoud, neoclassicisme in Nederland 1765-1800 (Frans Hals Museum/ Teylers Museum, 1989) Kopstukken, Amsterdammers geportretteerd 1600-1800 (Amsterdams Historisch Museum, 2002) en Portret in portret in de Nederlandse kunst 1550-2012 (Dordrechts Museum, 2012). Uit dit overzicht blijkt dat na Knoef, die het oeuvre van De Lelie in zijn geheel bestudeerde, vooral onderzoek is verricht op objectniveau, waarbij één of enkele schilderijen steeds het uitgangspunt vormden van een casestudie.