'Wij Varen in De Mist.' De Formatie Van Het Kabinet-Drees III
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Hoofdstuk I Verkiezingen, formatie en samenstelling Drie factoren waren van doorslaggevend belang in de winst voor de PvdA. In de eerste plaats was dat de richtingenstrijd binnen de KVP, die katholieke arbeiders richting sociaal-democratie dreef. In de tweede plaats was dat de om standigheid dat juist de PvdA zich profileerde op de problemen die aan de vooravond van de verkiezingen een centrale rol speelden in de publieke opinie. In de derde plaats, en waarschijnlijk het belangrijkste, was het de lijsttrekker van de PvdA, Drees. De minister-president van de laatste twee kabinetten had onder het electoraat een zodanig aanzien verworven, dat hij met kop en schou ders boven zijn politieke rivalen uitstak. 'Wij varen in de mist.' De formatie van het kabinet-Drees III Programmatische overeenstemming, maar geen kabmet De winst van de PvdA bij de verkiezingen leverde een logische formateurs- kandidaat op: Drees. De PvdA-leider ontving van koningin Juliana de opdracht een regering te vormen welke 'geacht mag worden het vertrouwen van het parlement te genieten', een parlementair kabinet dus, en ving zijn arbeid aan met het schrijven van ontwerp-richtlijnen voor het toekomstig regeerprogram. Het was zijn uitdrukkelijke bedoeling dat de fractievoorzitters slechts over die richtlijnen hun mening zouden kunnen uitspreken; het daadwerkelijke pro gram zou worden opgesteld door de aan te zoeken ministers. In deze richtlij nen nam Drees onder andere de bereidheid op tot besprekingen met Indonesië over de status van Nieuw-Guinea, het woningbouw- en huurbeleid, de ouder domsvoorziening, de kinderbijslag voor grote gezinnen, de handhaving van de dividendbeperking en de afschaffing van het schoolgeld.35 Drees voerde besprekingen met de voorzitters van de PvdA-, KVP-, ARP- en CHU-fractie; de VVD wilde hij, gezien haar opstelling tegenover de voor gaande kabinetten buiten beschouwing laten.36 De richtlijnen leverden weinig problemen op. Op een beperkt aantal punten leverden de fractievoorzitters kritiek. Zo had zowel de KVP, de ARP als de CHU bezwaar tegen het voorge stelde Nieuw-Guineabeleid. Ook de plannen voor een egalisatiefonds voor de huurverhoging en voor de afschaffing van school- en collegegeld wezen zij af. De PvdA had geen bezwaren. Een bespreking met de fractievoorzitters leidde op alle punten tot een compromis, behalve bij het Nieuw-Guineabeleid, waar het PvdA-standpunt, zoals geformuleerd in Drees' richtlijnen, diametraal tegen over dat van de coalitiepartners stond. Aangezien overeenstemming uitbleef, werd besloten dat de regering op dit terrein beleidsvrijheid zou behouden, maar dat daarnaast de Kamer ook de volledige vrijheid zou behouden dit be leid te beoordelen. De vier fracties gingen met deze richtlijnen akkoord, de ARP nogal halfhartig.37 De portefeuilleverdeling bleek een groter struikelblok te zijn dan het pro gramma. Gesteund door haar verkiezingswinst was de PvdA niet van zins ook 12 De formatie van het kabinet-Drees III maar iets van haar invloed prijs te geven. De sociaal-democraten reserveerden dezelfde ministersposten als die welke ze in Drees II hadden bezet (Algemene Zaken, Sociale Zaken, Financiën, Wederopbouw en Volkshuisvesting en Land bouw, Visserij en Voedselvoorziening). Drees stelde een verdeling voor van vijf ministerszetels (inclusief het premierschap) voor de PvdA, vijf voor de KVP, twee voor de ARP en voor de CHU en één zetel voor een partijloze. De KVP zou de vice-premier, tevens minister van Binnenlandse Zaken, en de mi nisters van Economische Zaken en Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen mogen leveren. Voor de ARP was Justitie gereserveerd, de CHU zou wederom Oorlog en Marine krijgen. Buitenlandse Zaken was voor de partijloze J.W. Bey- en bestemd. Een aantal departementen was in dit voorstel nog niet vergeven.38 Zowel de ARP als de KVP had bezwaren tegen dit voorstel. De antirevolu tionairen vonden hun invloed op het sociaal-economische beleid te gering, ter wijl de katholieken niet van plan waren net als bij de vorige formatie een aantal van hun departementen af te staan. In 1948 hadden zij, als grootste partij, moe ten bloeden voor de uitbreiding (in feite: de door hen zelf gewenste verbre ding) van de tot dan bestaande KVP-PvdA-coalitie. Romme meende dat het nu de beurt aan de PvdA was om een offer te brengen en hij stelde Drees voor om Sociale Zaken af te staan aan de ARP. De KVP zou dan, als er garanties waren voor de vestiging van een Technische Hogeschool in Eindhoven, OKW willen afstaan. Naast de zetelverdeling bleek ook de personele bezetting forse problemen op te leveren. De door de PvdA aangedragen kandidaat voor Financiën, H.J. Hofstra, was voor de KVP volstrekt onaanvaardbaar. Een tweede probleem lag bij Buitenlandse Zaken; Drees wilde daar per se geen katholiek, aangezien een zeer groot deel van de Europese ministers van Buitenlandse Zaken al ka tholiek was.39 In overleg met fractieleider J. Schouten bood Drees de ARP naast Justitie ook nog Verkeer en Waterstaat aan. Ook de andere departementen waren ondertussen ingevuld. De KVP zou in dit voorstel twee ministers zonder porte feuille erbij krijgen, één op Buitenlandse Zaken en één belast met de PBO. Drees had Overzeese Gebiedsdelen aan de CHU toegedacht. Dit aanbod werd door de ARP-fractie verworpen, omdat zij meer invloed in de sociaal-economi sche driehoek eiste. Een poging van Drees om dan maar een driepartijenkabi- net te formeren, dus zonder de ARP, werd door KVP-leider Romme afgewe zen. Nu de formatie was gestrand op de zetelverdeling, restte Drees niets anders dan zijn opdracht terug te geven aan het staatshoofd.40 Na de weige ring van Romme om een parlementair kabinet te formeren41 en van Drees om 'een kabinet' te vormen (vanwege de zijns inziens onduidelijke positie van de KVP)42, ontving oud-premier L.J.M. Beel (KVP) de opdracht tot vorming van 'een kabinet', dus de ruimst mogelijke opdracht. 13 Hoofdstuk I Verkiezingen, formatie en samenstelling Ook Beel mislukt Beel ging uit van het programmatisch akkoord dat de vier partijen reeds had den gesloten en concentreerde zich op de zetelverdeling. In Beels opzet zou de KVP de minister-president leveren. Hij wilde maatschappelijk werk en volks gezondheid afsplitsen van het departement van Sociale Zaken, om zo een extra ministerspost te creëren.43 De ARP en de CHU werden door Beel tevreden gesteld. De antirevolutionairen kregen Economische Zaken en Volksgezond heid en Maatschappelijk Werk toegewezen, de christelijk-historischen Oorlog en Marine en Overzeese Gebiedsdelen. Ook de KVP ging akkoord, zij het schoorvoetend, daar zij slechts drie volwaardige departementen toebedeeld had gekregen (plus de minister-president en een minister zonder portefeuille). De PvdA vond het verlies van het premierschap en de uitkleding van Sociale Zaken (een portefeuille waar Drees zelf in ieder geval weinig voor voelde, hij werd dan liever fractievoorzitter)44 in het licht van de verkiezingsuitslag een te zwaar offer. Zij wees de voorstellen af. Op Beels vraag of een dergelijk kabinet op extraparlementaire wijze tot stand zou kunnen komen, was het PvdA-ant- vvoord wederom negatief, waarop ook Beel zijn poging staakte 45 Donker aan zet Door de weigering van de PvdA lag de bal weer in het sociaal-democratische kamp. Fractieleider L.A. Donker ontving eenzelfde opdracht als Beel, en pro beerde te komen tot een extraparlementair vierpartijenkabinet van PvdA, KVP, CHU en ARP. Daartoe probeerde hij A.M. Donner (ARP) over te halen de portefeuille van Justitie te accepteren, die dat echter na consultatie van Schou ten weigerde. In Donkers ogen was de ARP daarmee uit het formatieveld ver dwenen, maar er restte de weigering van de KVP om zonder de ARP verder te gaan.46 Deze gecompliceerde situatie leverde een schimmige fase in de formatie op. In eerste instantie wilde Donker een kabinet formeren waarvan Drees de lei ding zou hebben, en waarin PvdA en KVP grosso modo zouden behouden wat zij hadden, met een kleine verzwaring van de CHU. Hiertoe voerde hij overleg met de KVP-fractie, echter niet via haar leider, maar via L.J.C. Beaufort, lid van de Eerste Kamer en vertrouweling van Romme. Beaufort voelde niets voor een kabinet zonder de ARP. De katholieken bleven op het standpunt staan dat de PvdA een offer moest brengen om de antirevolutionairen er bij te houden: het premierschap zou naar de KVP moeten gaan (Beel) en Waterstaat, af te splitsen van de portefeuille Verkeer en Waterstaat, naar de ARP. De KVP zou dan op haar beurt Economische Zaken prijsgeven, maar wel de tweede man voor Bui tenlandse Zaken willen leveren, evenals de minister van Verkeer. Donker legde dit nieuwe voorstel voor aan Beel, Romme en Drees. Beel voelde niets voor de vreemde figuur dat de sociaal-democraat Donker een kabinet zou formeren waarin hij, Beel, het premierschap van Drees zou weg kapen. Romme vond dat de prijs te eenzijdig bij de KVP kwam te liggen. Lie- 14 De formatie van het kabinet-Drees III ver dan een partijgenoot op Verkeer zag hij Buitenlandse Zaken door twee katholieken ingevuld. Voor Drees was het voorstel onaanvaardbaar. Hij wei gerde zitting te nemen in het voorgestelde kabinet-Beel, en had ook forse be zwaren tegen de beide katholieken op Buitenlandse Zaken. Voor de formateur was Drees' reactie voldoende om ijlings terug te keren naar een kabinet met Drees als premier. Enkel de ARP stemde van harte in met Donkers voorstel. Niet erg verwonderlijk, daar de formateur aan haar bezwa ren over de invloed op het sociaal-economisch beleid was tegemoetgekomen. Donker zocht J. Zijlstra aan voor Economische Zaken, die de post accepteerde nadat hij Schouten had geconsulteerd. De formateur ging ondertussen uit van een kabinet waarin de PvdA haar posten behield, de KVP Binnenlandse Zaken (inclusief het vice-premierschap), Buitenlandse Zaken, OKW, Justitie en een mi nister zonder portefeuille zou leveren, Economische Zaken en Verkeer en Wa terstaat naar de ARP gingen en voor de CHU Oorlog en Overzeese Gebieds delen overbleven.