OSO. Tijdschrift Voor Surinaamse Taalkunde, Letterkunde En Geschiedenis
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 24 bron OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 24. Stichting Instituut ter Bevordering van de Surinamistiek, [Nijmegen] 2005 Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_oso001200501_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. [Nummer 1] Afbeeldingen omslag De afbeelding op de voorzijde van de omslag Aandachtig publiek in de Rechtszaal is van Arnold Borret (KITLV, 37 A 208). Deze afbeelding is opgenomen in het boek van Rosemarijn Hoefte & Clazien Medendorp, Arnold Borret, Suriname: gezichten, typen en costumen (KITLV Uitgeverij, Leiden, 2003, p. 170) De afbeelding op de achterzijde is een maluana. Dit is een ronde houten schijf van bijna een meter middellijn, die door de Wayana-Indianen wordt gebruikt om in ronde huizen de nok van binnen af te sluiten. Op deze maluana, waarvan het origineel in het Academiegebouw te Leiden te zien is, zijn aan weerszijden van het middelpunt figuren afgebeeld die een zogenaamde kuluwayak voorstellen, een dier (geest) met twee koppen en kuifveren. OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 24 7 Voorwoord In 2003 benaderde Wiete Westerhof, voorzitter van de Stichting COLOR het IBS met het voorstel samen met IBS een colloquium te organiseren over het thema ‘kleurrijk Suriname’, vanuit de gedachte dat de Surinaamse samenleving zich kenmerkt door een, in vergelijking met elders, ontspannen omgang met huidskleurverschillen. Als dermatoloog werd Westerhof in Nederland regelmatig geconfronteerd met de nefaste gevolgen van het gebruik van diverse middelen om een donkere huid op te bleken. De stichting COLOR (acroniem voor Cultural Organization Linking Orientation of Race) wil niet alleen op medisch terrein, maar ook door middel van maatschappelijke activiteiten en onderzoek bijdragen aan een oplossing van deze problematiek en andere problemen samenhangend met huidskleur. IBS voelde voor deze samenwerking en besloten werd het onderwerp zowel vanuit een medisch-biologische, historische, als sociologische optiek in een gezamenlijk colloquium onder de aandacht te brengen. Bromki Dyari; Over Kleur, Schoonheid en Beeldvorming bevat in artikelvorm de bijdragen van het colloquium van november 2004, aangevuld met een flink aantal extra bijdragen. De titel van het colloquium was Opo yu kloru, een bekende Surinaamse uitdrukking die ontstond in een maatschappij waarin een lichtere huidskleur een hogere sociale status gaf. In die situatie betekende het een ‘verheffen’ van je kleur door de keuze voor een lichtergekleurde partner. Op deze wijze kon een lichtergekleurd nageslacht ontstaan, maar trouwen met een ‘lichtere’ partner was ook een middel om geassocieerd te worden met de hogere status van de huidskleur van de partner. De vraag is wel of de uitdrukking in de moderne Surinaamse samenleving nog wel refereert aan een maatschappelijke realiteit. In dit themanummer is de invalshoek in ieder geval ruimer gekozen. Het thema dat de bijdragen bindt, is de gevarieerde betekenis die huidskleur en andere aanvankelijk als ‘raciaal’ opgevatte lichamelijke kenmerken op verschillende maatschappelijke niveaus in de Surinaamse samenleving hebben gehad, maar vooral ook heden ten dage hebben. Bij de organisatie van het colloquium kozen wij voor het volgende uitgangspunt. Huidskleur is meer dan een biologisch gegeven. Het is onderdeel van een somatisch normbeeld dat op verschillende momenten in de geschiedenis is gebruikt als criterium om onderscheid te maken tussen mensen binnen een samenleving. In de koloniale tijd kwamen rassentheorieën in omloop, die negatieve connotaties koppelden aan bepaalde huidskleurvarianten en OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 24 8 waarvan mensen tot op de dag van vandaag, wereldwijd, de nadelige gevolgen ondervinden. Suriname verkeert in de bijzondere omstandigheid dat de relatief kleine bevolking bestaat uit een groot aantal verschillende rassen en mengvormen daarvan (de moksiwatra) in verschillende kleurschakeringen. De centrale vraag in dit themanummer is: hoe ging en gaat de Surinaamse samenleving om met dit gegeven? Is Suriname werkelijk de rainbow nation waarvoor velen haar houden, een samenleving waar verschillen in uiterlijk veel minder dan elders een bron zijn van verdeeldheid? Is de negatieve erfenis uit het verleden definitief onschadelijk gemaakt? Wij spreken de hoop uit dat met dit themanummer een bijdrage geleverd wordt aan het bespreekbaar maken van een vaak als ongemakkelijk ervaren onderwerp. Het laatste woord is hierover ongetwijfeld nog niet gesproken. OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 24 9 Wiete Westerhof Evolutionaire, biologische en maatschappelijke aspecten van de huidskleur Evolutie van de hominiden en de mens De aarde telt zo'n bonte verzameling van mensen met een uiteenlopende huidskleur dat men zich zou kunnen afvragen waardoor het verschil in huidskleur wordt bepaald. Om deze vraag te kunnen beantwoorden moeten wij teruggaan in de tijd. De aarde is ongeveer 4,6 miljard jaar oud. De eerste 600 miljoen jaren had de aarde nodig om af te koelen. Het leven begon vier miljard jaren geleden met ééncelligen.1 De primaten of aapachtigen ontstonden pas recent in het evolutionaire proces aan het begin van het cenozoïcum, ongeveer 65 miljoen jaar geleden. De mensachtigen of hominiden zagen het levenslicht aan het eind van het tertiair in het plioceen ongeveer 5,3 miljoen jaar geleden. De homo sapiens of de moderne mens kwam voort uit een van de hominiden stammen die van 100.000 tot 80.000 jaren geleden leefden ten tijde van het pleistoceen dat duurde van 1.8 miljoen tot 10.000 jaren geleden.2 Algemeen wordt aanvaard dat Afrika de bakermat is van de meeste mensachtigen. Er zijn enkele lijnen van hominiden die uitgestorven zijn, onder andere de Homo Erectus en de in Europa ontstane Homo Neanderthalenses (de Neanderthalers), die leefden van ongeveer 400.000 tot 10.000 jaar geleden. De overige mensachtigen migreerden 1,8 miljoen tot 100.000 jaar geleden vanuit Afrika naar Azie en Australië. De moderne mens, de Homo Sapiens, die oorspronkelijk ook uit Afrika komt, heeft alle hominiden en archaïsche vertegenwoordigers van de Homo Sapiens verdreven. Dit weten wij vooral uit opgravingen op diverse plaatsen van de wereld, waarbij de schedelresten en andere botten van het skelet gebruikt werden om tot bovengenoemde indeling te komen. Ongeveer 5.7 miljoen jaren geleden splitsten de hominiden zich af van de apen. Van alle apen staan de chimpansees genetisch het dichtst bij de mens. Ze zijn sterk behaard, echter de (onderliggende) huid is wit. Aanvankelijk zijn bij jonge chimpansees de huid van de handen en het gezicht ook wit. Op latere leeftijd wordt deze huid gepigmenteerd. Er wordt daarom verondersteld dat de eerste hominiden een witte huid hadden (Jablonski & Chaplin 2000: 57). Echter vanwege barre klimatologische en milieu omstandigheden was een aanpassing nodig. 1 www.ucmp.berkeley.edu/help/timeformold.html. 2 http://hannover.park.org/Canada/Museum/man/begin.html; www.onelife.com/evolve/manev.html; www.cbv.ns.ca/marigold/history/evolution/evolution.html; www.howcomyoucom.com/Descent.htm. OSO. Tijdschrift voor Surinaamse taalkunde, letterkunde en geschiedenis. Jaargang 24 10 De mensachtigen gingen rechtop lopen en werden actiever (Jablonski 2004a). Botvondsten van ongeveer 2,5 miljoen jaren terug duiden op het gebruik van stenen voorwerpen bij de Homo Australopithecus Garhi. De hominiden verlieten het oerwoud en gingen op de open savanne jagen. Hiervoor was een aanpassing nodig om de hitte, die door de toegenomen lichaamsinspanning ontstond en door de warmte van de zon als gevolg van de directe blootstelling, te kunnen afvoeren. Dit vond plaats door middel van haarverlies en toename van zweetklieren. Immers verdamping van water (zweet) geeft afkoeling. Door de naakte huid in het openveld stonden de mensachtigen echter bloot aan grote hoeveelheid ultraviolette (UV) straling van de zon. Daar deze tot ernstige zonnebrand en uiteindelijk huidkanker kan leiden was er daarom behoefte aan een beschermingsfactor in de huid tegen de UV straling van de zon. Daar de huid mogelijk bij de mensachtigen aanvankelijk wit was (zie boven) heeft evolutionaire aanpassing tot stimulering van pigmentcellen in de huid geleid om meer pigment te vormen, omdat pigment bescherming biedt tegen UV stralen. Daarom is het waarschijnlijk dat de moderne mens, die uiteindelijk van hominiden uit zuidelijk Afrika afstamt, van oorsprong een licht bruine huid had. Men neemt aan dat de pigmentatie van de moderne mens uit zuidelijk Afrika in twee richtingen verder is ontwikkeld. De vroege moderne mensen die naar equatoriaal Afrika migreerden, waar de UV straling het meest intens is, ontwikkelden een diep zwarte huid. De mensen die Afrika uittrokken richting Azië en Europa (in de gematigde luchtstreken) ontwikkelden een lichte huidskleur (Jablonski 2004b: 585). Heden ten dage blijkt deze verspreiding in grote lijnen nog steeds te kloppen. Bij recente migraties van bijvoorbeeld de Eskimo's (Inuït) was de tijd te kort om tot een aanpassing te leiden of bestond de noodzaak om een lichtere huidskleur te ontwikkelen niet doordat er andere beschermende aanpassingen voor in de plaats kwamen (zie verderop). Mechanismen van pigmentvorming in de huid De pigmentcellen in de huid vormen pigmentkorrels