Georg Friedrich Händel Concerti grossi op. 6 Combattimento Consort Amsterdam Jan Willem de Vriend

1 Georg Friedrich Händel Concerti grossi op. 6 HWV 319-330 Combattimento Consort Amsterdam Jan Willem de Vriend Georg Friedrich Händel (1685-1759)

CD 1

Concerto grosso op. 6 no. 1 in G major HWV 319 grosso op. 6 no. 4 in a minor HWV 322 [1] I. A tempo giusto 1:47 [15] I. Largo affettuoso 2:28 [2] II. Allegro 1:49 [16] II. Allegro 2:53 [3] III. Adagio 2:23 [17] III. Largo e piano 2:07 [4] IV. Allegro 2:23 [18] IV. Allegro 2:44 [5] V. Allegro 3:00 total time 43:21 op. 6 no. 2 in F major HWV 320 [6] I. Andante larghetto 3:24 [7] II. Allegro 2:25 [8] III. Largo 2:12 [9] IV. Allegro, ma non troppo 2:15

Concerto grosso op. 6 no. 3 in e minor HWV 321 [10] I. Larghetto 1:17 [11] II. Andante 1:37 [12] III. Allegro 2:29 [13] IV. Polonaise: Andante 4:13 [14] V. Allegro, ma non troppo 1:22

4 5 CD 2

Concerto grosso op. 6 no. 5 in D major HWV323 Concerto grosso op. 6 no. 8 in c minor HWV 326 [1] I. [Larghetto e staccato] 2:08 [17] I. Allemande 6:23 [2] II. Allegro 2:07 [18] II. Grave 1:33 [3] III. Presto 3:29 [19] III. Andante allegro 1:42 [4] IV. Largo 2:11 [20] IV. Adagio 1:02 [5] V. Allegro 2:31 [21] V. Siciliana: Andante 3:14 [6] VI. Menuet: Un poco larghetto 2:31 [22] VI. Allegro 1:19

Concerto grosso op. 6 no. 6 in g minor HWV 324 total time 58:25 [7] I. Larghetto affettuoso 3:00 [8] II. A tempo giusto 1:37 [9] III. Musette: Larghetto 4:42 [10] IV. Allegro 2:53 [11] V. Allegro 2:07

Concerto grosso op. 6 no. 7 in B-flat major HWV 325 [12] I. Largo 1:12 [13] II. Allegro 2:39 [14] III. Largo 2:44 [15] IV. Andante 3:52 [16] V. Hornpipe 3:10

6 7 CD 3

Concerto grosso op. 6 no. 9 in F major HWV 327 Concerto grosso op. 6 no. 12 in b minor HWV 330 [1] I. Largo 2:00 [17] I. Largo 1:55 [2] II. Allegro 3:29 [18] II. Allegro 2:51 [3] III. Larghetto 2:42 [19] III. Aria: Larghetto e piano 2:23 [4] IV. Allegro 2:01 [20] IV. Largo 0:38 [5] V. Menuet 1:07 [21] V. Allegro 1:57 [6] VI. Gigue: Allegro 1:55

Concerto grosso op. 6 no. 10 in d minor HWV 328 total time 52:42 [7] I. Ouverture – Allegro – Lentement 3:51 [8] II. Air: Lentement 3:08 [9] III. Allegro 2:06 [10] IV. Allegro 2:54 [11] V. Allegro moderato 1:41

Concerto grosso op. 6 no. 11 in A major HWV 329 [12] I. Andante larghetto e staccato 4:01 [13] II. Allegro 1:42 [14] III. Largo e staccato 0:33 [15] IV. Andante 3:56 [16] V. Allegro 6:02

8 9 Ensemble Soloists violin violoncello oboe Concerto 1 Concerto 7 Jan Willem de Vriend Wouter Mijnders (concerti 1, 2, 5, 6) 1st violin Peter Bogaert 1st violin Jan Willem de Vriend Ronald Hoogeveen René Geesing Bram Kreeftmeijer 2nd violin Birthe Blom 2nd violin Reinier Reijngoud Reinier Reijngoud Hans Wolters Chris Duindam double bass Ron Tijhuis Concerto 2 Concerto 8 Peter Bogaert Peter Jansen (period 1) Karel Schoofs 1st violin Jan Willem de Vriend 1st violin Peter Bogaert Janne Sörensen Tis Marang (period 2) 2nd violin Reinier Reijngoud 2nd violin Reinier Reijngoud Tijmen Huisingh bassoon Gordan Nicoli´c (period 1) harpsichord (concerti 1, 2, 5, 6) Concerto 3 Concerto 9 Melanie Jansen (period 1) Pieter Dirksen Jos Lammerse 1st violin Reinier Reijngoud 1st violin Reinier Reijngoud Tony Rous (period 1) Ursula Dütschler Frans Berkhout 2nd violin Chris Duindam 2nd violin Peter Bogaert Heleen Hulst (period 2) Birthe Blom (period 2) organ Concerto 4 Concerto 10 Pieter Dirksen 1st violin Ronald Hoogeveen 1st violin Jan Willem de Vriend viola 2nd violin Reinier Reijngoud 2nd violin Ronald Hoogeveen Annette Bergman chitarrone Marjolein Dispa Sören Leupold Concerto 5 Concerto 11 Eva Suslikova 1st violin Peter Bogaert 1st violin Gordan Nicoli´c 2nd violin Jan Willem de Vriend 2nd violin Jan Willem de Vriend

Concerto 6 Concerto 12 Recorded in period 1: Concerti 4, 7, 8, 9 (part 1-3), 10, 11, 12 (part 1-2) 1st violin Jan Willem de Vriend 1st violin Gordan Nicoli´c Recorded in period 2: Concerti 1, 2, 3, 5, 6, 9 (part 4-6), 12 (part 3-5) 2nd violin Ronald Hoogeveen 2nd violin Jan Willem de Vriend

10 11 12 concerti grossi, Opus 6 van Händels werken: Händel-Werke- Dat heeft te maken met de ontlenin- tot de Ode for St. Cecilia’s Day, HWV Dankzij het feit dat Georg Friedrich Verzeichnis; ‘Walsh’ heeft betrekking gen aan eigen, eerder geschreven 76) t/m nogal radicale veranderingen Händel de manuscripten van zijn op de eerste druk, 1740): composities (en die van anderen!) die (b.v. Concerto nr. 5, deel 6: Menuet concerti grossi precies gedateerd door Händel zijn gebruikt. Men zou in en deel 3 van de net genoemde heeft, weten we dat hij deze werken De vaak zeer dicht op elkaar volgende dat verband met een moderne term ouverture). Soms is er niet veel meer in de maanden september en oktober data doen verbaasd staan over de van ‘recyclen’ kunnen spreken (ook verwantschap dan aan het begin van 1739 heeft voltooid. Het onderstaan- snelheid waarmee Händel de respec- J.S. Bach heeft zich zijn leven lang een bepaald thema; beide composi- de lijstje geeft daar uitsluitsel over tieve concerti heeft gecomponeerd. met deze praktijk beziggehouden). ties gaan daarna ‘gewoon’ hun eigen (de letters HWV verwijzen naar de Hier en daar kan die verbazing echter weg: Concerto nr. 6, deel 2 (A tempo thematisch-systematische catalogus wat gerelativeerd worden. De betreffende procedure speelt zich giusto) = koor “They are brought overigens in verschillende graden van down” uit het Chandos Anthem, nr. verwantschap af. Volstrekte identiteit 10, HWV 255. Maar, bij hetzelfde Walsh HWV Voltooiing opmerking vinden we bijvoorbeeld tussen Con- thematisch materiaal blijvend, vinden Nr. 1 319 29.9.1739 certo nr. 1, deel 1 (A tempo giusto) we het karakteristieke, chromatisch Nr. 2 320 4.10.1739 en deel 3 van de Sinfonia van het dalende begin (uitnemend geschikt Nr. 3 321 6.10.1739 Occasional Oratorio, HWV 62; de overigens als opzet voor een fuga) al Nr. 4 322 8.10.1739 delen 4 (Allegro) en 5 (Menuet) van veel eerder in het arioso “Alla Salma Nr. 5 323 10.10.1739 Concerto nr. 9 komen overeen met in fedel” uit de solocantate La Lucrezia: Nr. 6 324 15.10.1739 oorspr. Nr. 7 de delen 2 en 3 van de ouverture tot Oh Numi eterni, HWV 145. Nr. 7 325 12.10.1739 oorspr. Nr. 6 de – een jaar eerder gecomponeerde Nr. 8 326 18.10.1739 – opera Imeneo, HWV 41. Het scala De geciteerde voorbeelden laten Nr. 9 327 9.9.-26.10.1739 geen precieze datering aan ontleningen kan verder variëren overigens onverlet dat er ook concerti Nr. 10 328 22.10.1739 van een gelijkenis met slechts kleine zijn, althans voor zover nu bekend, die Nr. 11 329 30.10.1739 wijzigingen (b.v. Concerto nr. 5, deel 2 geen ontleningen bevatten, wat onze Nr. 12 330 20.10.1739 oorspr. Nr. 9 en het tweede deel van de ouverture bewondering voor Händels enorme

12 13 scheppingskracht met betrekking der’s Feast. Het derde grote werk was violen en een cello) samengaat, periode van 14 jaar), dat met name tot het gehele opus 6 alleen maar het oratorium (een Italiaanse titel, soms ‘duelleert’, met het voltallige bescherming moest bieden tegen doet toenemen. maar met Engelse tekst!) L’Allegro, ensemble (ripieno). En Händel roofdrukken, bekend maakte als ge- il Penseroso ed il Moderato, HWV 55. heeft alles op alles gezet (zie het ïnteresseerden opriep in te tekenen – In het voorjaar van 1739 bevond lijstje met de compositiedata) om “With His Majesty’s Royal Licence and Händel zich in een netelige positie. Maar daarmee was het met de een groots corpus van niet minder Protection” – op Twelve Grand Con- De gedurende twintig jaar geboekte vulling van het concertprogramma dan 12 concerti grossi (in zijn tijd certos, in Seven Parts, for four Violins, successen met zijn Italiaanse opera’s nog niet gedaan. Händel greep overigens een niet ongebruikelijk a Tenor [altviool], a Violoncello, with voor de Royal Academy of Music daartoe weer naar de mogelijkheid aantal) te voltooien. a Thorough-Bass for the Harpsichord bleven uit, de onderneming ging fail- improvisaties, orgelconcerten, [continuopartij]. In totaal heeft Walsh liet en Händel zag zich gedwongen en instrumentale muziek in het Wat daarbij tevens een rol gespeeld tot vijf keer toe de mogelijkheid tot naar andere activiteiten om te zien. algemeen, als intermezzo in te lassen. heeft, was Händels exclusieve verbin- subscriptie geannonceerd. Zo huurde hij voor de jaren 1739- En om die laatste categorie gaat ding met zijn Londense muziekuitge- 1741 het kleinere “Theatre Royal at het in dit geval, want tegenover de ver junior (1709-1766), die Op 21 april 1740 verscheen, onder Lincoln’s Inn Fields”, waar traditie- dichterlijke verrichtingen van de – niet onbaatzuchtig – vond dat Hän- toezicht van de componist, de getrouw Engels muzikaal toneelwerk grote zeventiende-eeuwse schrijvers del wel weer eens wat nieuws mocht gedrukte uitgave onder de titel Grand (beroemdste voorbeeld The Beggar’s John Milton en John Dryden, die componeren. Gezamenlijk hebben (de Engelse vertaling van Opera, 1728) werd opgevoerd. In Händel muzikaal had ‘vertaald’ (zie zij een strategie ontwikkeld die het Italiaanse ‘Concerti grossi’). Walsh die ‘Engelse’ geest handelde Händel boven), moest Händel niet zozeer uiteindelijk ten voordele van beide en Händel hadden het aanzienlijke door vanaf november 1739 twee van het virtuoze soloconcert als wel het partijen strekte. Op 27 oktober 1739, aantal van 100 intekenaren kunnen zijn ‘Engelse’ composities te pro- volgens de latere muziekhistoricus drie dagen voor de voltooiing van boekstaven die goed waren voor 122 grammeren: de – reeds genoemde – Charles Burney “sublimity and dignity” het laatste concert, plaatste Walsh exemplaren, waaronder alleen al zes Ode for St. Cecilia’s Day (voltooid een representerende concerti grossi al een advertentie, waarin hij zowel stuks voor de koninklijke familie en paar dagen voordat Händel aan opus stellen, waarin het concertino (de het door koning George II verleende voorts voor talrijke adellijke lieden 6 begon), samen met de ode Alexan- solistische strijkerspartijen: twee exclusieve drukprivilege (voor een en (andere) vertegenwoordigers van

14 15 de ‘upper class’. De lijst vermeldt op elkaar volgen (Allegro – Allegro in (colla parte). Een bijzondere kleur een steeds weer verrassend palet daarentegen slechts 3 musici; onder de nummers 1 en 6, en zelfs Allegro – verleent Händel aan de strijkers van aan muzikale expressie, zijn uniek en hen de Nederlander Willem de Fesch Allegro – Allegro moderato in nr. 10). het ripieno doordat hij in de nummers hebben ervoor gezorgd dat zijn opus (1687-1761), die begin jaren dertig Ook als zodanig aangeduide dans- 1, 2, 5 en 6 zelf nog twee hobopartijen 6, naast Bachs Brandenburgse Con- naar Londen was geëmigreerd. delen (b.v. bij Corelli een Gigue als – ter versterking – heeft genoteerd. certen, algemeen als een imposant slotdeel) heeft Händel op creatieve monument in de geschiedenis van In de Händelliteratuur wordt geregeld wijze her en der in zijn opus 6 ge- Het begrip ‘fuga’ wordt doorgaans – de instrumentale barokmuziek gerefereerd aan de in 1714 gedrukte placeerd: aan het begin van nr. 8 een volledig terecht – met Bach geasso- wordt beschouwd. 12 Concerti grossi opus 6 [!] van Allemande, in het midden van nr. 6 cieerd, maar ook Händel heeft in zijn Arcangelo Corelli (1653-1713), bij een Musette, als voorlaatste deel van opus 6 het ‘geleerde’ componeer- *********** het Engelse publiek nog steeds zeer nr. 8 een Siciliana en aan het einde procédé van de meerstemmigheid – geliefd, die Händel voor zijn opus 6 van nr. 5 een Menuet, van nr. 7 een naar eigen goeddunken overigens – Zijn tot zover de ontstaansgeschiede- als voorbeeld zou hebben genomen. Hornpipe en van nr. 9 een…Gigue. veelvuldig toegepast (op één uitzon- nis van Händels opus 6 en de bijbeho- Dat is maar tot op zekere hoogte waar. dering na: nr. 8 in c, HWV 326). De rende vorm- en structuurbepalende Zo komt het bij Corelli vertrouwde Ook ten aanzien van de in het genre concerten nr. 1 en nr. 12 worden zelfs muzikale factoren geschetst, nu willen vierdelige vormschema langzaam- zelf welhaast ‘voorgefabriceerde’ bekroond met een fuga. Ook het pro- wij nog per concert op een enkele snel-langzaam-snel bij Händel maar in verdeling tussen solo (concertino) cédé van de dubbelfuga, een fuga met compositorische bijzonderheid wijzen. twee concerten voor (nr. 2 in F, HWV en tutti (ripieno) heeft Händel zijn twee thema’s, heeft Händel met suc- 320 en nr. 4 in a, HWV 322). Het bij- eigen creatieve weg gevolgd, waarbij ces toegepast: HWV 319/4, 320/4 en Nr. 1 in G, HWV 319: zondere aan Händels Concerti grossi nog moet worden opgemerkt dat 321/2 (drie opeenvolgende concerten). Paul Henry Lang (George Frideric is juist dat daar de vijfdeligheid het voor beide secties een continuo- De creatieve rijkdom in vormgeving Handel, Londen 1966, p. 649) meest voorkomt en de delen in een akkoordinstrument is voorgeschreven. en de ruime verscheidenheid aan kwalificeert het 3e deel (Adagio) als ‘flexibele’ volgorde zijn geplaatst. Dat Er is één concert (nr. 7 in Bes, HWV 325), stijlen die Händel in de in totaal 61 (!) een “love duet of pure Mediterranean kan eventueel inhouden dat twee de- waarin beide componenten structureel delen van zijn 12 Grand Concertos ten suavity.” De beide solovioolpartijen len uit eenzelfde tempoklasse direct tezamen met elkaar (blijven) optrekken toon heeft gespreid, gekleurd door kennen een grote intimiteit.

16 17 Nr. 2 in F, HWV 320: krachtige solistische vioolmotief, Dat geeft een effect als van een Allegro met in het thema drie sequen- het Allegro ma non troppo is een gevolgd door een sterk gepuncteerd kakelende kip, in de muziekgeschie- sen (herhalingen van een motief een dubbelfuga, waarin de twee thema’s ritme, heeft gelijkenis met de stijl denis wel meer als een vermakelijk, toon lager); de afsluiting vindt plaats in apart worden geëxposeerd. van de Franse ouverture. – Rijkelijk ‘realistisch’ fenomeen gebracht. een behoorlijk dissonerend Lentement veel trillers komen terug in het (in het slot-akkoord ontbreekt de terts Nr. 3 in d, HWV 321: laatste Allegro, dat met zijn snelle Nr. 8 in c, HWV 326: die per definitie het toongeslacht – het Allegro ontvouwt de welhaast repeterende noten weer meer naar in een ‘vrolijk’ Andante (Andante majeur of mineur – bepaalt). symfonische kracht van Händels Italië verwijst (Domenico Scarlatti!). allegro) vindt tussen concertino en strijkorkest. Het markante openings- ripieno een fijn vertakt motivisch spel Nr. 11 in A, HWV 329: thema met zijn octaafsprongen Nr. 6 in g, HWV 324: plaats, al of niet in combinatie met het openingsdeel (Andante larghetto (in unisono) wekt associaties met de als een rondovorm, in een donkere een egaal ritme in achtste noten. e staccato) met zijn overweldigende stormachtige maten bij Vivaldi. klank opgezette Musette is het octaafsprongen, zijn chromatiek beroemdste stuk van dit Concerto Nr. 9 in F, HWV 327: en solistische interrupties heeft iets Nr. 4 in a, HWV 322: geworden. Daar waar een nieuw het eerste deel (Largo) is in zijn weg van een ‘Gesangsszene’; bij het Largo e piano vertoont door zijn thema verschijnt is het ‘Lombardische’ sobere textuur tonaal bijzonder: in “Solo ad libitum” is gelegenheid melodisch-harmonische ‘gedrag’ ritme (kort-lang: de ‘Scotch Snap’) minder dan 30 maten worden vijf voor korte improvisaties. (een keten van bitter-zoete voor- een karakteristiek element in het toonsoorten aangeraakt. – Het vierde houdingen in de bovenstemmen muzikale betoog. deel (Allegro) is een montere fuga Nr. 12 in b, HWV 330: boven een gestaag bewegende bas) met een ‘druk’ thema. deel 2 (Allegro) werkt bijzonder verwantschap met de toonspraak Nr. 7 in Bes, HWV 325: enerverend met zijn snelle, al of niet van een Corelli. na het inleidende Largo komt een Nr. 10 in d, HWV 328: in sequensgedaante gestoken speel- fuga (Allegro) met een wel heel het eerste deel heet ‘Ouverture’ en figuren in zestiende noten, waaraan Nr. 5 in D, HWV 323: bijzonder thema: herhalingen van is geheel op Franse leest geschoeid: ook de sterk contrasterende dynami- het begin van dit concerto een en dezelfde toon die steeds een ritmisch pregnante, pompeuze sche aanwijzingen (tot pianissimo aan (Larghetto e staccato) met zijn sneller gaan (kleinere notenwaarden). opening, gevolgd door een fugatisch toe!) het hunne bijdragen.

18 19 – In het slechts 6 maten tellende, mys- terieuze Largo (4e deel) tovert Händel een heel aparte klankkleur te voor- schijn. Het alternerende motivische spel in het concertino, zonder uit- zondering in de sterktegraad ‘zacht’, vertoont hier een welhaast ‘impres- sionistisch’ voorkomen.

Paul van Reijen

20 21 Combattimento, Het ensemble maakte de afgelopen Biber. In de loop der jaren is een eigen, wereldtop uit Amsterdam jaren diverse tournees naar Duitsland, herkenbare speelstijl ontwikkeld die Spanje, Midden-Europa, Zuid-Amerika, zelfs wel als de ’Combattimentoschool’ In de afgelopen 30 jaar heeft Japan, Rusland en de Verenigde Staten. wordt aangeduid. Herkenbaar en Combattimento Consort Amsterdam Tevens werden meer dan 35 cd en dvd energiek, vindingrijk, stijlbewust en een uitstekende nationale en inter- producties gerealiseerd. Dit jaar nog inspirerend. Het ensemble presenteert nationale reputatie opgebouwd. komt de nieuwe cd Concerti Grossi zich als ‘consort’, maar met zichtbaar- Het ensemble wordt geroemd om op. 6 uit. Het ensemble werkte samen heid van het ‘individu’. Jan Willem de hoge kwaliteit en de energie die met topsolisten als Barbara Bonney, de Vriend leidt het Combattimento van het podium spat. Samen met Andreas Scholl en Sol Gabeta, Thomas vanaf de ‘eerste stoel’ en treedt alleen het gevarieerde vaak verrassende Zehetmair en Sabine Meyer, maar bij grotere producties (oratoria en en onbekende repertoire, dat zich ook met het Nederlands Kamerkoor, opera’s) op als dirigent. Instrumentale uitstrekt van kamermuziek tot kamer- De Nationale Reisopera en Cappella solisten komen doorgaans uit het orkestbezetting en van oratoria tot Amsterdam. ensemble zelf. opera’s, maakt dit het ensemble tot een van de meest succesvolle barok- Speerpunt van het artistieke beleid is Voor meer informatie over het consort ensembles ter wereld. De circa 60 de uitvoering van onbekend en nog bezoek www.combattimento.nl optredens per jaar kenmerken zich niet uitgegeven repertoire. De talrijke door de originele presentatie van speurtochten in bibliotheken, kerken en het ensemble, onder leiding van abdijen hebben de afgelopen 30 jaar een van de toonaangevende diri- geleid tot een bijzondere collectie en genten van het Nederlandse muziek- opmerkelijke uitvoeringen. Zo bracht leven: Jan Willem de Vriend, die in Combattimento Consort Amsterdam november 2012 de Radio4 prijs over- in 2007 de enig overgeleverde opera handigd krijgt. Arminio van Heinrich Ignaz Franz von

22 23 12 Grand Concertos Opus 6 The often very close dates of com- This borrowing was applied with (a tempo giusto) of Concerto No. 6 Because pletion give rise to astonishment at varying degrees of exactitude. In equals the chorus “They Are Brought meticulously dated the manuscripts how quickly Handel composed the some cases, the music is identical: Down” from the Chandos Anthem, of his concertos, we know that they respective concertos. In some cases, the first movement a( tempo giusto) of no. 10, HWV 255. But the typical, were completed in September and however, the proximity of the dates is Concerto No. 1 to the third movement chromatically descending beginning October of 1739, as shown in the list misleading because Handel borrowed of the Sinfonia from the Occasional (incidentally, marvellously suited for below. HWV refers to the thematic- from his own (and others’) work. Oratorio, HWV 62; the fourth (Allegro) fugal treatment), remaining with this systematic catalogue of Handel’s In today’s terminology, we might and fifth Menuet( ) movements of thematic material, could already be work, the Händel-Werke-Verzeichnis, speak of “recycling” – a practice Concerto No. 9 to the second and heard in the much earlier arioso “Alla and Walsh to the first edition, of 1740. Johann Sebastian Bach also employed third parts of the Overture for the Salma in fedel” from the solo cantata throughout his life. opera Imeneo, HWV 41, composed La Lucrezia: Oh Numi eterni, HWV 145. a year earlier. Elsewhere, it varies Walsh HWV Completed comments from showing only slight changes These examples, however, do not No. 1 319 9.29.1739 (such as the second movement of change the fact that there are also No. 2 320 10.4.1739 Concerto No. 5 and the second concertos which as far as is known No. 3 321 10.6.1739 part of the overture of the Ode for contain no material borrowed from No. 4 322 10.8.1739 St. Cecilia’s Day, HWV 76) to being other works, something that can only No. 5 323 10.10.1739 radically altered, such as the sixth add to our amazement at the crea- No. 6 324 10.15.1739 originally No. 7 movement (Menuet) of Concerto No. tive force Handel shows throughout No. 7 325 10.12.1739 originally No. 6 5 and the third part of the previously opus 6. No. 8 326 10.18.1739 named overture. Other times there No. 9 327 9.9.-10.26.1739 no precise dating is not much similarity except for the In the spring of 1739, Handel found No. 10 328 10.22.1739 beginning of a given theme, after himself in a difficult situation. His 20 No. 11 329 10.30.1739 which the pieces simply go their own years of successes with Italian operas No. 12 330 10.20.1739 originally No. 9 way: the second movement for the Royal Academy of Music had

24 25 come to an end – the company had he chose for the latter, because as a it was time that he wrote something Handel had collected the considerable gone bankrupt – and he was forced pendant to the poetry of the great new. Together they developed a number of 100 subscribers who to turn to other activities. From 17th-century writers John Milton and strategy that ultimately benefited bought altogether 122 copies, six of 1739 to 1741, he leased the smaller John Dryden, whom he had musically both. On October 27, 1739, three which were for the royal family and Theatre Royal at Lincoln’s Inn Fields, ”translated” (see above), the virtuoso days before the last concerto was many others for the nobility and upper where traditional English musical solo concerto was far less suitable finished, Walsh placed already an class. Only three musicians were on theatre productions (the best-known than the musical representative of advertisement in which he made the list, among whom the Dutchman being The Beggar’s Opera, 1728) “sublimity and dignity”, in the words known the exclusive printing patent Willem de Fesch (1687-1761), who in were performed. Appealing to the of the later music historian Charles granted by King George II (for a period the early 1730s emigrated to . “English” spirit, Handel programmed Burney, of the concerto grosso, in of 14 years), to protect him namely from November 1739 two of his which a concertino (soloistic string from pirated editions, and solicited Handel literature often refers to “English” compositions: the previously parts: two violins and a cello) goes subscribers – “With His Majesty’s the 12 Concerti grossi opus 6 [!] by mentioned Ode for St. Cecilia’s Day together and sometimes duels with Royal Licence and Protection” – to Arcangelo Corelli (1653-1713), which (completed a few days before he the complete ensemble (ripieno). Twelve Grand Concertos, in Seven appeared in 1714 and were still began opus 6), together with the ode Handel poured his efforts (see the Parts, for four Violins, a Tenor [viola], well-loved by English audiences, as Alexander’s Feast. The third large- composition dates in the list) into a Violoncello, with a Thorough-Bass Handel’s example for opus 6. That is scale work was the oratorio (with completing a magnificent opus of no for the Harpsichord [continuo part]. In true to a certain point. For example, an Italian title, but an English text!) less than 12 concertos (not an unusual all, he announced the possibility of Corelli’s trusted slow-fast-slow-fast, L’Allegro, il Penseroso ed il Moderato, number in his time). subscribing five times. four-movement scheme is used by HWV 55. Handel in two concertos (no. 2 in F What also played a role in the creation On April 21, 1740, under the major, HWV 320, and no. 4 in A minor, But that was not all. Handel turned to of these works was Handel’s exclusive ’s supervision, the edition HWV 322). But the distinguishing the option of adding improvisations, relationship with the London music appeared under the title Grand characteristic of Handel’s Grand organ concertos or instrumental music publisher John Walsh Junior (1709- Concertos – as the Concerti grossi Concertos is precisely that a five- in general as intermezzos. In this case, 1766), who, not unselfishly, thought were then called in English. Walsh and movement scheme prevails and

26 27 the succession of movement types components move structurally with sidered alongside Bach’s Brandenburg No. 3 in D minor, HWV 321: is flexible. That can result in two each other (colla parte). Handel lends a Concertos as one of the great monu- The Allegro unfolds with nearly movements of the same tempo special colour to the ripieno strings in ments of Baroque instrumental music. symphonic force in Handel’s string category alongside each other nos. 1, 2, 5 and 6 with the addition of . The striking opening (Allegro – Allegro in nos. 1 and 6, two oboe parts as reinforcement. *********** theme with unisono octave leaps and even Allegro – Allegro – Allegro evokes associations with tempestuous moderato in nr. 10). Dance movements The term “fugue” is normally So far, we have sketched how and passages by Vivaldi. (for example, Corelli’s gigue as associated – and rightly so – with why Handel’s opus 6 came into the last movement) are creatively Bach. Nevertheless, Handel, too, being and some of its structurally No. 4 in A minor, HWV 322: interspersed through Handel’s opus 6: employed the “learned” polyphonic determining musical elements; now, The Largo e piano bears with an Allemande at the beginning of no. technique as he saw fit (with the sole let us survey some of the musical its harmonic-melodic behaviour 8; a Musette in the middle of no. 6; a exception of no. 8 in C minor, HWV features of the concertos. (bittersweet appoggiaturas in the Siciliana as the penultimate movement 326). In fact, Concertos No. 1 and upper voices supported by a walking of no. 8; a Menuet at the end of no. 5; No. 12 end in fugues. There are also No. 1 in G major, HWV 319: bass) a relationship with the musical a Hornpipe at the end of no. 7; and a splendid double fugues, fugues with Paul Henry Lang (George Frideric language of Corelli. Gigue at the end of no. 9. two themes: HWV 319/4, 320/4 and Handel, London 1966, p. 649) 321/2 (three successive concertos). describes the third movement No. 5 in D major, HWV 323: Even the genre’s almost “pre- (Adagio) as a “love duet of pure The beginning of this concerto manufactured” division between The creative riches of structure and the Mediterranean suavity.” Both solo (Larghetto e staccato), with its solo (concertino) and tutti (ripieno) broad diversity of styles that Handel violin parts show enormous intimacy. forcefully soloistic violin motif, is creatively employed by Handel, exhibits in the 61 (!) movements of his followed by the markedly dotted and it should be noted that both 12 Grand Concertos, time and again No. 2 in F major, HWV 320: rhythm, is similar in style to the sections are assigned a chordal coloured by a surprising palette of The Allegro ma non troppo is French overture. Richly abundant continuo instrument. In one concerto musical expression, is unique, and has a double fugue with separate trills return in the final Allegro, (no. 7 in B-flat major, HWV 325) both led to his opus 6 being generally con- expositions of the two themes. which points more to Italy

28 29 (Domenico Scarlatti!) with its rapidly between the concertino and ripieno, overwhelming octave leaps, the repeating notes. at times in combination with motion in chromatics and soloistic interruptions égale quavers. are something like a “Gesangsszene”; No. 6 in G minor, HWV 324: the “Solo ad libitum” presents the The dark-sounding Musette in rondo No. 9 in F major, HWV 327: opportunity for short improvisations. form became the best-known piece The sombre first movement Largo( ) of this concerto. When the new is harmonically notable for touching No. 12 in B minor, HWV 330: theme appears, the Lombard rhythm on five keys in less than 30 bars. The Movement 2 (Allegro) has an especially (short-long: the ‘Scotch snap’) is the fourth movement (Allegro) is a lively energetic effect with its fleet-footed characteristic element of the musical fugue on an excited theme. sometimes sequential semiquaver discourse. passages, in which the starkly con- No. 10 in D minor, HWV 328: trasting dynamic indications (down No. 7 in B-flat major, HWV 325: The first movement, “Ouverture”, is to even pianissimo!) contribute. In After the introductory Largo comes a French through and through: a sharply the merely six-bar, mysterious Largo fugue (Allegro) on an unusual theme: rhythmic, pompous opening followed (fourth movement), Handel conjures a repeated tone whose repetitions by a fugal Allegro whose theme has special tone colours. The alternating accelerate (through smaller note three steps of a sequence (repeating motivic interplay in the concertino, values). The resulting cackling-chicken a motif a tone lower). It ends in a very without exception in hushed tones, effect has been presented at times in dissonant Lentement (the final chord seems almost impressionistic. music history as an entertaining touch has no third, the tone that defines the of “realism”. mode of a key as major or minor). Paul van Reijen Translation: John Lydon/Muse Translations No. 8 in C minor, HWV 326: No. 11 in A major, HWV 329: In a “cheerful” Andante (Andante In the first movement (Andante allegro) comes finely divided interplay larghetto e staccato), with its

30 31 Combattimento, international years to Germany, Spain, Central Heinrich Ignaz Franz von Biber. top class from Amsterdam Europe, South America, Japan, Over the years, it has developed a Combattimento Consort Amsterdam Russia and the United States. It has distinctive style of playing, which has, over the past 30 years, estab- recorded more than 35 CDs and has even come to be known as the lished a strong national and interna- DVDs – this year, its CD of Handel’s “Combattimento School” of perfor- tional reputation. The ensemble is Concerto Grossi op. 6 will be re- mance. Recognizable and energetic, famous for the high quality and leased. The ensemble has worked inventive, style-conscious and inspir- energy of its performances. That, with prominent soloists such as ing. The ensemble presents itself as together with its varied and often Barbara Bonney, Andreas Scholl a “consort”, but with the visibility of surprising and unfamiliar repertoire, and Sol Gabeta, Thomas Zehetmair the “individual”. Jan Willem de Vriend for formations ranging from chamber and Sabine Meyer, as well as with leads the Combattimento Consort ensemble to chamber orchestra, and the Chamber Choir, from the “first chair”, appearing as from oratorios to operas, has made the Nationale Reisopera and a conductor only in the larger pro- it one of the most successful Baroque Cappella Amsterdam. ductions (operas and oratorios). ensembles in the world. The Combat- The instrumental soloists are in most timento Consort’s roughly 60 perfor- The spearhead of its artistic direction cases members of the ensemble. mances a year are distinguished by the is the performance of unfamiliar and originality of the ensemble’s presenta- as yet unpublished repertoire. In- For more information about the Consort tion, led by one of the trend-setting numerable searches through libraries, visit www.combattimentoconsort.com conductors in Dutch musical life, Jan churches and cloisters over the past Willem de Vriend, who in November 30 years have resulted in a notable 2012 received the Radio 4 Prize. collection of remarkable performanc- es. In 2007, for example, Combatti- The Combattimento Consort has mento Consort Amsterdam presented gone on a number of tours in recent Arminio, the only surviving opera of

32 33 12 Concerti Grossi Opus 6 systematischen Katalog der Werke, Händel frühere Kompositionen spiel der zweite Satz des Concertos Weil Georg Friedrich Händel die während „Walsh“ auf den ersten (von sich und anderen!) wieder- Nr. 5 und der zweite Satz aus der Handschriften seiner Concerti grossi Druck von 1740 verweist.) verwendet. Der moderne Ausdruck Ouvertüre zur Ode for St. Cecilia’s sorgfältig datiert hat, wissen wir, „Recycling“ ist hier wohl zutreffend, Day (HWV 76), dann die Werke mit dass er diese Werke im September Es verblüfft, wie dicht die Daten und auch Johann Sebastian Bach noch eingreifenderen Änderungen, und Oktober des Jahres 1739 aufein-anderfolgen, mit welcher hat sich während seines ganzen wie der sechste Satz des Concer- vollendet hat. Die folgende Liste gibt Eile Händel die jeweiligen Concerti Lebens immer wieder dieser tos Nr. 5 (Menuet) gegenüber dem genauere Auskunft. (Die Buchstaben komponiert hat. Ein wenig kann Praxis bedient. dritten Satz der schon erwähnten HWV [Händel-Werke-Verzeichnis] das Erstaunen jedoch relativiert Ouvertüre. Manchmal beschränkt sich beziehen sich auf den thematisch- werden, denn hier und da hat Das Wiederverwenden von bereits die Verwandtschaft auf den Anfang Komponiertem kennt übrigens eines bestimmten Themas; danach verschiedene Kategorien. Völlige gehen beide Kompositionen ihren Walsh HWV Vollendung Anmerkung Übereinstimmung finden wir zum eigenen Weg. Ein Beispiel hierfür ist Nr. 1 319 29.9.1739 Beispiel zwischen dem ersten Satz der zweite Satz des Concertos Nr. 6 Nr. 2 320 4.10.1739 des Concertos Nr. 1 (A tempo giusto) (A tempo giusto) und der Chor „They Nr. 3 321 6.10.1739 und dem dritten Satz der Sinfonia aus are brought down” aus dem Chandos Nr. 4 322 8.10.1739 dem Occasional Oratorio, HWV 62; Anthem, Nr. 10, HWV 255. Aber, um Nr. 5 323 10.10.1739 die Sätze 4 (Allegro) und 5 (Menuet) bei diesem thematischen Material zu Nr. 6 324 15.10.1739 ursprünglich. Nr. 7 des Concertos Nr. 9 stimmen überein bleiben, wir finden die charakteristi- Nr. 7 325 12.10.1739 ursprünglich. Nr. 6 mit den Sätzen 2 und 3 der Ouvertüre sche, chromatisch abfallende Eröff- Nr. 8 326 18.10.1739 der ein Jahr zuvor komponierten Oper nung (übrigens besonders geeignet Nr. 9 327 9.9.-26.10.1739 keine genaue Datierung Imeneo, HWV 41. Auf der Skala von für die Anlage) schon viel früher in Nr. 10 328 22.10.1739 Anleihen kommen als nächstes Werke, dem Arioso „Alla Salma in fedel” aus Nr. 11 329 30.10.1739 die einander gleichen, aber kleine der Solokantate La Lucrezia: Oh Numi Nr. 12 330 20.10.1739 ursprünglich. Nr. 9 Änderungen aufweisen, wie zum Bei- eterni, HWV 145.

34 35 Diese Beispiele sollen aber nicht be- Day (die Händel ein paar Tage vor „Erhabenheit und Würde“ repräsen- mit einer Anzeige, in der er nicht nur mänteln, dass es auch Concerti gibt, der Vollendung des Opus 6 begann), tierte und in dem das concertino (die bekanntmachte, dass König Georg II. die, zumindest soweit das bekannt ist, sowie die Ode Alexander’s Feast. Das solistischen Stimmen für Streicher: ihm das exklusive Veröffentlichungs- keine Anleihen machen, was unsere dritte große Werk war das Oratorium zwei Geigen und ein Cello) manchmal privileg für einen Zeitraum von 14 Bewunderung für Händels unglaub- L’Allegro, il Penseroso ed il Moderato, im Einklang, manchmal im Zweikampf Jahren verliehen hatte, was vor Raub- liche Schaffenskraft in Bezug auf das HWV 55, dessen Text trotz des italie- mit dem vollbesetzten Ensemble drucken schützen sollte, sondern auch gesamte Opus 6 nur steigert. nischen Titels englisch war. (ripieno) spielte. Händel setzte alles Interessierte dazu aufrief, „mit der darauf, und hier sei noch einmal auf Erlaubnis und unter dem Schutz seiner Im Frühjahr 1739 befand sich Händel Aber das war nicht das vollständige die Liste mit den Daten verwiesen, Majestät“ auf „zwölf große Concerti, in einer heiklen Situation. Die seit Konzertprogramm. Händel machte ein großes Werk mit nicht weniger in sieben Stimmen, für vier Geigen, zwanzig Jahren verbuchten Erfolge immer wieder von der Möglichkeit als 12 Concerti grossi (damals übri- eine Tenorstimmen, [Bratsche], einen mit seinen italienischen Opern für die Gebrauch, Improvisationen, Orgelkon- gens eine nicht ungewöhnliche Zahl) Violoncello, mit einem Generalbass für Royal Academy of Music blieben aus, zerte und Instrumentalmusik im Allge- zu vollenden. das Cembalo [die Continuo-Stimme] seine Opernakademie ging bankrott, meinen als Intermezzo einzuschalten. zu subskribieren.“ Insgesamt hat Walsh und Händel musste sich nach anderen Um letztere Kategorie geht es hier, Eine wichtige Rolle hierbei spielte bis zu fünf Mal inseriert, und jedes Mal Aktivitäten umsehen. In den Jahren denn den dichterischen Schöpfungen Händels exklusive Verbindung mit wieder dazu aufgefordert, die Publika- 1739 bis 1741 mietete er das kleinere der bedeutenden englischen Schrift- seinem Londoner Verleger John Walsh tion vorzubestellen. Am 21. April 1740 „Theatre Royal at Lincoln’s Inn Fields”, steller des 17. Jahrhunderts, John Junior (1709-1766), der der Ansicht war erschien, unter Aufsicht des Kompo- wo traditionsgemäß englische musi- Milton und John Dryden, die Händel – nicht gerade selbstlos – dass Händel nisten, die gedruckte Ausgabe unter kalische Bühnenwerke (berühmtestes musikalisch übersetzt hatte (siehe mal wieder etwas Neues komponieren dem Titel Grand Concertos (der eng- Beispiel The Beggar’s Opera, 1728) oben), musste Händel nicht so sehr sollte. Zusammen entwickelten sie eine lischen Übersetzung des italienischen aufgeführt wurden. Und so program- das virtuose Solokonzert, sondern Strategie, die letztendlich beiden zum „Concerti grossi“). Walsh und Händel mierte er denn auch zwei seiner eher das Concerto grosso gegenüber- Vorteil gereichte. Am 27. Oktober 1739, hatten die respektable Anzahl von „englischen“ Kompositionen: die stellen, das dem späteren Musik- drei Tage vor der Vollendung des letz- 100 Subskribenten mit insgesamt 122 schon erwähnte Ode for St. Cecilia’s historiker Charles Burney zufolge ten Concertos, inserierte Walsh bereits Exemplaren gesichert, darunter sechs

36 37 Exemplare für die königliche Familie Das Besondere an Händels Grand eigenen, kreativen Weg gefolgt, wo- derfolgenden Konzerten mit Erfolg und weitere Exemplare für zahlreiche Concertos ist gerade, dass die fünfsät- bei noch erwähnt werden muss, dass angewandt: HWV 319/4, 320/4 und adlige und andere Mitglieder der zige Form vorherrscht, und dass die für beide Bereiche ein Continuo-Instru- 321/2. Der kreative Einfallsreichtum „oberen Klassen“. Auf der Subskripti- Sätze in einer „flexiblen“ Reihenfolge ment vorgeschrieben ist. Es gibt ein was die Form angeht und die stilis- onsliste sind dagegen nur 3 Musiker angeordnet sind. So können zum Bei- Concerto (Nr. 7 in B-Dur, HWV 325), in tischen Unterschiede, die Händel in aufgeführt, unter ihnen der Niederlän- spiel zwei Sätze aus ein und derselben dem beide Komponenten strukturell seinen insgesamt 61 (!) Sätzen in der Willem de Fesch (1687-1761), der Tempoklasse direkt aufeinanderfolgen aneinander verbunden bleiben (colla den 12 Grand Concertos zu Gehör zu Anfang der dreißiger Jahre nach (Allegro – Allegro in den Nummern parte). Händel verleiht den Streichern gebracht hat und die immer wieder London emigriert war. 1 und 6, und sogar Allegro – Allegro des ripieno noch eine besondere mit einer ganzen Palette von musika- – Allegro moderato in Nr. 10). Auch Farbe, indem er in den Nummern 1, lischer Ausdruckskraft überraschen, In der Händelliteratur findet man als Tänze angedeutete Sätze (z.B. bei 2, 5 und 6 zur Verstärkung noch zwei sind einzigartig und haben dafür regelmäßig Verweise auf die im Jahr Corelli eine Gigue als Schlusssatz) Oboenstimmen hinzufügt. gesorgt, dass sein Opus 6, neben 1714 gedruckten 12 Concerto grosso werden von Händel auf kreative Wei- Bachs Brandenburgischen Konzerten, Opus 6 [!] von Arcangelo Corelli se hier und dort in seinem Opus 6 Der Begriff „Fuge“ wird immer – Allgemein als ein imposantes (1653-1713), die sich beim englischen platziert: so zu Beginn der Nr. 8 eine völlig zurecht – mit Bach assoziiert, Monument in der Geschichte der Publikum noch großer Beliebtheit Allemande, mitten in der Nr. 6 eine aber auch Händel hat in seinem Opus instrumentalen Barockmusik betrach- erfreuten, und die Händel bei der Musette, als vorletzter Satz der Nr. 8 6 die „gelehrte“ Kompositions- tet wird. Komposition seines Opus 6 als Vorbild eine Siciliana, zum Schluss der Nr. 5 methode der Mehrstimmigkeit – gedient haben sollten. Das ist jedoch ein Menuet, der Nr. 7 eine Hornpipe übrigens nach eigenem Gutdünken – *********** nur teilweise korrekt. So kommt das und der Nr. 9 eine… Gigue. mehrfach eingesetzt (mit einer bei Corelli verwendete viersätzige Ausnahme: Nr. 8 in c-Moll, HWV 326). Bis hierhin wurden die Entstehungs- Formschema langsam-schnell-lang- Auch hinsichtlich der dem Genre Die Konzerte 1 und 12 werden sogar geschichte von Händels Opus 6 sam-schnell bei Händel nur in zwei innewohnenden „vorbestimmten“ mit einer Fuge bekrönt. Auch die und die dazugehörigen form- und Concerti vor (Nr. 2 in F-Dur, HWV 320 Verteilung zwischen Solo (concertino) Doppelfuge, eine Fuge mit zwei strukturbestimmenden musikalischen und Nr. 4 in a-Moll, HWV 322). und Tutti (ripieno) ist Händel seinem Themen, hat Händel in drei aufeinan- Umstände im Allgemeinen skizziert,

38 39 jetzt soll hier noch bei jedem Concerto Nr. 4 in a-Moll, HWV 322: berühmtesten geworden. Wann Nr. 9 in F-Dur, HWV 327: auf einige kompositorische Besonder- Das Largo e piano zeigt mit seinem ein neues Thema erscheint, ist der Der erste Satz (Largo) ist trotz seiner heiten hingewiesen werden. melodisch-harmonischen „Verhalten” „lombardische“ Rhythmus (kurz-lang) Schlichtheit tonal außergewöhnlich: (einer Reihe von bittersüßen Vorhalten ein charakteristisches Element der in weniger als 30 Takten werden fünf Nr. 1 in G-Dur, HWV 319: in den Oberstimmen über einem musikalischen Ausführung. Tonarten berührt. – Der vierte Satz Paul Henry Lang bezeichnet beständigen Bass) Verwandtschaft (Allegro) ist eine muntere Fuge mit den dritten Satz (Adagio) als mit der Tonsprache eines Corelli. Nr. 7 in B-Dur, HWV 325: einem sehr beweglichen Thema. ein “…Liebesduett von echt Dem eröffnenden Largo folgt mediterraner Süße.” Die beiden Nr. 5 in D-Dur, HWV 323: eine Fuge (Allegro) mit einem Nr. 10 in d-Moll, HWV 328: Solo-Geigenstimmen zeigen große Die Eröffnung des Concertos ganz besonderen Thema: immer Der erste Satz heißt „Ouvertüre“ Intimität. (Paul Henry Lang, Georg (Larghetto e staccato) mit einem schneller aufeinanderfolgende und ist ganz nach französischem Friedrich Händel, Basel 1979, S. 595). kräftigen solistischen Geigenmotiv, Wiederholungen (kleinere Noten- Vorbild geschaffen: eine rhythmisch gefolgt von einem stark punktierten werte) ein und desselben Tons. Der prägnante, pompöse Eröffnung, ge- Nr. 2 in F-Dur, HWV 320: Rhythmus, verweist auf den Stil der Effekt erinnert an ein gackerndes folgt von einem Allegro in Fugenform Das Allegro ma non troppo ist französischen Ouvertüre. – Eine große Huhn und sollte wohl auf realistische mit drei Sequenzen im Thema (Wie- eine Doppelfuge, in der die zwei Anzahl von Trillern kehren im Schluss- Art und Weise amüsieren. derholungen eines Motivs einen Ton Themen einzeln exponiert werden. Allegro zurück, das mit seinen schnell tiefer); der Schluss ist ein relativ disso- wiederholten Noten wieder eher an Nr. 8 in c-Moll, HWV 326: nantes Lentement (im Schlussakkord Nr. 3 in d-Moll, HWV 321: italienische Komponisten (Domenico In einem „heiteren“ Andante fehlt die Terz, die das Tongeschlecht Das Allegro präsentiert die geradezu Scarlatti!) erinnert. (Andante allegro) gibt es ein fein – Dur oder Moll – bestimmt). symphonische Kraft von Händels verzweigtes motivisches Wechselspiel Streichorchester. Das markante Nr. 6 in g-Moll, HWV 324: zwischen concertino und ripieno, Nr. 11 in A-Dur, HWV 329: Eröffnungsthema mit seinen Die in Rondoform mit dunklem manchmal in Kombination mit Der Eröffnungssatz (Andante larghetto Oktavsprüngen (in unisono) erinnert Timbre komponierte Musette einem gleichmäßigen Rhythmus e staccato) mit seinen überwältigenden an die stürmischen Takte Vivaldis. aus diesem Concerto ist am in Achtelnoten. Oktavsprüngen, seiner Chromatik, und

40 41 solistischen Unterbrechungen erinnert Combattimento, ein Ensemble Das Ensemble ist in den vergangenen außergewöhnlichen Sammlung und zu an eine „Gesangsszene“; das „Solo der Weltklasse aus Amsterdam Jahren mehrmals in Deutschland, bemerkenswerten Aufführungen ge- ad libitum“ bietet Gelegenheit für In den letzten drei Jahrzehnten hat Spanien, Mitteleuropa, Südamerika, führt. So brachte das Combattimento kurze Improvisationen. sich das Combattimento Consort Japan, Russland und den Vereinigten Consort Amsterdam 2007 die einzige Amsterdam auf nationaler und inter- Staaten auf Tournee gegangen. von Heinrich Ignaz von Biber erhaltene Nr. 12 in h-Moll, HWV 330: nationaler Ebene einen Namen Darüber hinaus wurden mehr als Oper, Arminio, zur Aufführung. Im Satz 2 (Allegro) wirkt mit seinen gemacht. Das Ensemble ist für die 35 CDs und DVDs aufgenommen. Laufe der Jahre hat sich ein origineller schnellen, hier und dort in hohe Qualität und die ansteckende Dieses Jahr noch wird die CD und erkennbarer Spielstil entwickelt, Sequenzenform gebrachten Figuren Energie seiner Aufführungen Concerti Grossi Op. 6 veröffentlicht. der als „Combattimento-Schule“ be- in Sechzehntelnoten besonders bekannt. Es gehört sicherlich zu den Das Ensemble hat mit so bekannten kannt geworden ist: unverwechselbar, energisch. Dieser Effekt wird noch erfolg-reichsten Barockensembles Solisten wie Barbara Bonney, Andreas energisch, einfallsreich, stilbewusst von den stark kontrastierenden der Welt, nicht zuletzt dank der Scholl und Sol Gabeta, Thomas und inspirierend. Das Ensemble dynamischen Anweisungen (bis zum Vielfalt des gespielten Repertoires, Zehetmair sowie Sabine Meyer präsentiert sich als „Consort“, aber Pianissimo!) verstärkt. – In dem nur das oft überraschend und unbekannt zusammengearbeitet, und trat mit immer auch mit Raum für das „In- 6 Takte langen, mysteriösen Largo ist und sich von Kammermusik bis dem Niederländischen Kammerchor, dividuum“. Jan Willem de Vriend (4. Satz) zaubert Händel eine ganz zu Kammerorchesterbesetzungen der Nationalen Reiseoper und leitet das Combattimento Consort eigenartige Klangfarbe hervor. Das und von Oratorien bis zu Opern der Cappella Amsterdam auf. als Konzertmeister und steht nur bei alternierende motivische Spiel im erstreckt. Das Ensemble bringt diese größeren Produktionen wie Oratorien concertino, durchweg als „sanft“ zu außerordentlichen Aufführungen Künstlerischer Schwerpunkt des und Opern am Dirigentenpult. Instru- bezeichnen, zeigt hier ein geradezu ungefähr 60 Mal im Jahr unter Ensembles ist die Aufführung von mentalsolisten gehören in der Regel „impressionistisches“ Erscheinungsbild. einem der tonangebenden nieder- unbekanntem und bis dato unveröf- dem Ensemble an. ländischen Dirigenten zu Gehör: fentlichtem Repertoire. Die unermüd- Paul van Reijen Jan Willem de Vriend, der im liche Suche nach neuem Material in Nähere informationen finden Sie unter Übersetzung: Barbara Gessler/ November 2012 mit dem Radio4- Bibliotheken, Kirchen und Abteien www.combattimentoconsort.com Muse Translations Preis ausgezeichnet wird. hat in den letzten 30 Jahren zu einer

42 43 Previously released on Challenge Classics check www.challengerecords.com for availability

CC72115 Concerto Di Amsterdam CCDVD72159 La Resurrezione (2cd + dvd) Georg Friedrich Händel

CC72120 La Resurrezione (2cd) DRPL76603 Weihnachts-oratorium (book in Dutch + 2cd) Georg Friedrich Händel Johann Sebastian Bach

CC72129 Sonatae Tam Aris Quam Aulis Servien CC76607 Christmas Oratorio (book in English + 2cd) Heinrich Ignaz Franz Biber Johann Sebastian Bach

SACC72132 Soldiers, gypsies, farmers and a night watchmen CC76608 Weihnachts-oratorium (book in German + 2cd) Heinrich Ignaz Franz Biber Johann Sebastian Bach

CC72140 Concerti Grossi op. 3 CC76610 Vriend en strijd - 25 Years Jubilee (book in Dutch + 2cd) Georg Friedrich Händel Various

CCDVD72143 Agrippina (dvd) CC72345 Divertimenti Georg Friedrich Händel Joseph Haydn

CC72149 Brandenburg Concertos (2cd) Johann Sebastian Bach

44 45 This High Definition Surround Recording was Produced, Engineered and Edited by Bert van der Wolf of NorthStar Recording Services, using the ‘High Quality Musical Surround Mastering’ principle. The basis of this recording principle is a realistic and holographic 3 dimensional representation of the musical instruments, voices and recording venue, according to traditional concert practice. For most older music this means a frontal representation of the musical performance, but such that width and depth of the ensemble and acoustic characteristics of the hall do resemblance ‘real life’ as much as possible. Some older compositions, and many contemporary works do specifically ask for placement of musical instruments and voices over the full 360 degrees sound scape, and in these cases the recording is as realistic as possible, within the limits of the 5.1 Surround Sound standard. This requires a very innovative use of all 6 loudspeakers and the use of completely matched, full frequency range loudspeakers for all 5 discrete channels. A complementary sub-woofer, for the ultra low frequencies under 40Hz, is Executive producer: Anne de Jong highly recommended to maximally benefit from the sound quality of this recording. Recorded at: Muziekcentrum Enschede (NL) Recording dates: 29 November - 1 December 2010 & 4-8 July 2011 This recording was produced with the use of Sonodore microphones, Avalon Recording producer: Bert van der Wolf Acoustic monitoring, Siltech Mono-Crystal cabling and dCS Converters. Recorded by: NorthStar Recording Services A&R Challenge Records International: Wolfgang Reihing Liner notes: Dr. Paul van Reijen Translations: John Lydon & Barbara Gessler /Muse Translations Booklet editing: Wolfgang Reihing Photography: Merlijn Doomernik Art direction: Marcel van den Broek, new-art.nl www.northstarconsult.nl www.challengerecords.com / www.combattimentoconsort.com

46 47 CC72570