De Brede Gouden Eeuw

Total Page:16

File Type:pdf, Size:1020Kb

De Brede Gouden Eeuw De brede Gouden Eeuw Opstellen Voor Henk van Nierop bij zijn zestigste verjaardag 30 januari 2009 Beste Henk, Voor de zomer van het afgelopen jaar ontstond het idee om rond je zestigste verjaardag iets aardigs voor je te doen. Het bijzondere kroonjaar was niet zo zeer de aanleiding; die werd slechts aangegrepen als een legitiem moment om je in het zonnetje te zetten. De werkelijke aanleiding was de behoefte uiting te geven aan de grote waardering voor jou en jouw werk voor het Amsterdam Centrum voor de Studie van de Gouden Eeuw. Vanaf de oprichting in 2000 ben je onafgebroken betrokken bij alle activiteiten van het Centrum: het entameren en organiseren van onderzoek en samenwerking, het begeleiden van promovendi, postdocs en stafmedewerkers, de organisatie van het maandelijkse colloquium en de vele workshops en congressen, het opzetten van een publicatiereeks, het werven van fondsen, het ontwikkelen van onderwijs en onderwijsprogramma’s, de PR van het Centrum binnen en buiten de Universiteit van Amsterdam. Deze lijst is zeker niet volledig, maar het moge duidelijk zijn dat er een goede aanleiding is om de aandacht een keer op jou te vestigen. Verschillende ideeën voor een cadeau of blijk van waardering voor jou zijn gepasseerd, waaronder grote bossen bloemen, of een eigen website, maar het liber amicorum heeft het toch gewonnen. De aarzeling hierbij was dat het te oubollig zou zijn, niet meer van deze tijd, of erger nog een cadeau voor iemand die aan het eind van zijn wetenschappelijke loopbaan gekomen is. Welnu, niets daarvan! Vanuit de kring van mensen die bij het Centrum betrokken zijn, of zijn geweest, kwamen louter positieve reacties “een mooi en terecht initiatief” en “Henk, die is nog lang niet klaar”. Datzelfde geldt voor de bijdragen in deze bundel. Het gaat in alle gevallen om conceptteksten. Jij bent de eerste die ze leest. Over de invulling van het album bestond geen aarzeling, die moest uit de gemeenschap van het Centrum voortkomen, en die moest ook vooral breed zijn. Het Centrum kenmerkt zich doordat het de disciplines van geschiedenis, kunstgeschiedenis en letterkunde in zich verenigt. Al deze terreinen ken je goed vanuit je eigen onderzoek en vanuit de belangstelling die je hebt voor de Brede Gouden Eeuw. Dat de Gouden Eeuw niet alleen breed, maar ook lang kan zijn, dat is je wel bekend. De bijdragen in dit boek voor jou zijn dan ook chronologisch geordend: beginnend in de late 15e eeuw doorlopend tot de 21e. Veel plezier bij het lezen van deze stukken, De samenstellers, Frans Blom Marten Jan Bok Casper de Groot Paul Knevel Amsterdam, 30 januari 2009 Met dank aan Jedidja den Besten voor haar hulp bij de vormgeving en Leen den Besten voor het binden van de bundel. Inhoud Lia van Gemert 1 Het grote project over de kleine man Ari Wesseling 9 How to explore the world while staying at home: Erasmus on maps Elmer Kolfin 15 Dagdromen over de Gouden Eeuw Koenraad Jonckheere 25 Perseus, Sint-Joris en de strijd voor vrijheid en geloof Jan Bloemendal 45 Dagboeken en andere verslagen van toneelvoorstellingen James Tracy 53 Dutch Privileges Revisisted: the Corporate Solidarity of Holland’s Towns Chris Heesakkers 59 Diplomatie in poëzie Jaap Evert Abrahamse & Boudewijn Bakker 67 Een moderne stad. De openbare ruimte in zeventiende- eeuws Amsterdam Erik Swart 81 Oranje, Machiavelli en de burgerwacht, een verkenning Benjamin Kaplan 93 Confessionalization and Cultural Theory Judith Pollmann 101 Soo was het met mij'. Huiselijke poëzie als egodocument in de Gouden Eeuw Dirk van Miert 113 Anne Mercier: Xantippe of Tanaquil? Eddy Grootes 121 Hooft en Van den Boetzelaer Eric Jan Sluijter 131 Het begin van een klein gebouwtje of van een omvangrijk gebouw? Michiel van Groesen 143 Prenten van de Opstand in Salvador de Bahia Peter De Cauwer 153 Over ongeluk en dood. Hoe zeventiende-eeuwse soldaten ten strijde trokken Christopher Brown 163 Rembrandt and realism Piet Verkruijsse 183 In den Hooghe. Boekhistorische argumenten voor kunsthistorische toeschrijvingen Paul Knevel 191 Het Foute Amsterdam Joke Spaans 205 De joodse logé van de voorzanger Maartje van Gelder 213 ‘Wilt gy nu turcx worden…’ Renegaat in de Gouden Eeuw Frans Blom 223 De Troon van Potamon: reizigers en wetenschappers canoniseren de Levant Roelof van Gelder 239 Berichten uit het Noorderkwartier Marten Jan Bok 251 Was Hendrick ter Brugghen een melancholicus? Casper de Groot 267 Admiraal Michiel de Ruyter - De Ruyter Mihály tengernagy. Willem Frijhoff 277 Zutphen verbeeld in Parijs: stereotiep en stedentrots Griet Vermeesch 291 Politieke besluitvorming van onderop in de vroegmoderne Zuidelijke Nederlanden Lodewijk Wagenaar 301 Geschiedenis op locatie Leo Noordegraaf 329 Van de negentiende naar de zeventiende eeuw Herman Amersfoort 339 De geschiedenis van de oorlogvoering en de actualiteit Het grote project over de kleine man Lia van Gemert Het is een van de doelstellingen van het Amsterdamse Centrum van de Gouden Eeuw: een podium voor samenwerking creëren. En dan is het natuurlijk waarlijk voorbeeldig als twee leidende figuren uit dat centrum – of die althans geacht worden leiding te geven – samen een artikel schrijven. Je voelt de spanning: worden ze het eens over het onderwerp, over de aanpak, over de stilistiek van hun verslag? Een verkenning van hun beraadslagingen. Het onderwerp: de kleine man Over het onderwerp hoef ik geen seconde na te denken: de kleine man. Niet letterlijk want Henk leeft niet in de Gouden Eeuw (zelfs niet in de lange variant), maar metaforisch: de gewone lui, die de dammen, rakken en steegjes van de Nederlandse steden bevolkten, daar praatjes maakten, roddelden en scholden, handeltjes sloten, verliefd werden en conflicten uitvochten. Wat zeiden ze eigenlijk tegen elkaar over de gebeurtenissen drie pleinen verderop, over de stadsuitbreiding in Amsterdam, over al die buitenlanders die op die schepen binnenkwamen, over de excessen van het Noorderkwartier, over de Spaanse repressie buiten Holland, over hun kapitaal, over hun God? Ze zullen wel geweten hebben in welke kroeg gisteravond weer gevochten was, en van horen zeggen meegekregen wat het stadsbestuur voorhad met die eeuwige bouwsteigers voor de nieuwe uitleg, de nieuwe wijken rond het oude centrum. Ook zal er gelachen zijn om die gekke vreemdelingen met hun brabbeltaaltje en zullen handigheidjes zijn uitgewisseld om ze geld uit de zak te kloppen zonder dat ze je met een pak slaag beloonden. En via kooplui met contacten in andere steden, marskramers met nieuwsblaadjes en rondtrekkende acteurs met hun potsen en grappen, zullen ze wat opgevangen hebben over de mannen 1 van Sonoy die erop los gingen daar bij Alkmaar omdat er een complot van Hollanders in gemene zaak met de Spanjolen ontdekt was.1 Misschien lazen ze er ook over in pamfletten, in elk geval zullen ze vaak genoeg een stadsomroeper of een zanger met een nieuwslied gehoord hebben. Maar ze wisten ook donders goed dat hun eigen burgemeesters opportunistisch opereerden en helemaal niet op voorhand voor Oranje en zijn Opstand kozen. Hoorden ze tot de brede groep in de stad die dat steunde en namen ze de bijnaam ‘Moorddammers’ voor lief of voelden ze zich gepakt door een stelletje foute regenteske bandieten? 2 Het wordt nog moeilijker om te gokken of ze iets wisten of wilden weten van pakweg Leeuwarden of Den Bosch. Antwerpen en Brugge, ja, daar lagen de wortels van menige familie, maar de Republiek ten oosten van de Zuiderzee of Spaans Brabant, kon hun dat wat schelen? En hoe dachten ze trouwens over dat ‘landverraad’ van die Hollanders in het Noorderkwartier: als ze achter het stadsbestuur stonden en dus niets van de opstandelingen moesten hebben, spraken ze dan schande van die malafide rechtsgang daar of werden er ook andere dingen gefluisterd, bijvoorbeeld dat het op den duur toch beter zou zijn om met Oranje mee te gaan? Zeiden ze er sowieso iets over tegen elkaar of hield je beter je mond dicht, net zoals je niks losliet over je eigen kredietwaardigheid, je kansen op werk tenminste voor een dagloon, en al helemaal niet ging discussiëren over het oude roomse goed of het nieuwe gereformeerde kwaad. Wist de buurman eigenlijk naar welke kerk je ging? Het water loopt me in de mond. Ons artikel wordt een pilot voor een groot programma over de mentaliteit van en beeldvorming over de doorsnee bewoners van de Republiek en als we genoeg mensen vinden dan ook over andere gebieden, te beginnen met de aan de Republiek grenzende landen, maar vervolgens ook elders in Europa en daarbuiten. Maar wat denkt Henk? Hij weet maar al te goed hoe dit soort onderwerpen hem fascineert, maar hij weet ook hoe moeilijk het is erover te schrijven. Zo’n grootschalige onderneming bezorgt ons zeker voor 1 Zie hierover uitvoerig: Henk van Nierop, Het verraad van het Noorderkwartier. Oorlog, terreur en recht in de Nederlandse opstand (Amsterdam 1999). 2 Henk van Nierop, Het foute Amsterdam (Amsterdam 2000), 7- 8. 2 jaren NWO-geld maar ook dito kopzorgen. Heeft hij me überhaupt in de vorige alinea’s uit laten praten zonder ettelijke kritisch vorsende blikken en tussenwerpsels? Om te beginnen heb ik al binnen dat beperkte gebied Holland en de Republiek een loopje genomen met de chronologie en fenomenen uit een tijdvak van vijftig jaar door elkaar gegooid, alleen maar omdat ik wil weten hoe men iets beleefde. En verder: bewijst mijn outline iets meer dan dat mensen ook toen privé en publiek van elkaar scheidden? Hij heeft gelijk met zijn twijfel: een beetje speculeren is leuk, maar haalbaarheid moet toch voorop staan. Tweede ronde. De aanpak: het geloof in de bronnen Natuurlijk zijn er bronnen, als je maar zoekt. Henk is daar een kei in, dat heeft hij ruimschoots bewezen. De juridische aantekeningen van de verhoren in de beruchte zaak van 1575 alleen al, dan alle correspondentie en wat dies meer zij, bijvoorbeeld van de hand van Oranje zelf bij de afwikkeling van de zaak, en daarbij nog de informatie uit bijvoorbeeld het dagboek van Wouter Jacobsz., pamfletten en verslagen van reizigers door het Hollandse gewest.
Recommended publications
  • Julius S. Held Papers, Ca
    http://oac.cdlib.org/findaid/ark:/13030/kt3g50355c No online items Finding aid for the Julius S. Held papers, ca. 1921-1999 Isabella Zuralski. Finding aid for the Julius S. Held 990056 1 papers, ca. 1921-1999 Descriptive Summary Title: Julius S. Held papers Date (inclusive): ca. 1918-1999 Number: 990056 Creator/Collector: Held, Julius S (Julius Samuel) Physical Description: 168 box(es)(ca. 70 lin. ft.) Repository: The Getty Research Institute Special Collections 1200 Getty Center Drive, Suite 1100 Los Angeles 90049-1688 [email protected] URL: http://hdl.handle.net/10020/askref (310) 440-7390 Abstract: Research papers of Julius Samuel Held, American art historian renowned for his scholarship in 16th- and 17th-century Dutch and Flemish art, expert on Peter Paul Rubens, Anthony van Dyck, and Rembrandt. The ca. 70 linear feet of material, dating from the mid-1920s to 1999, includes correspondence, research material for Held's writings and his teaching and lecturing activities, with extensive travel notes. Well documented is Held's advisory role in building the collection of the Museo de Arte de Ponce in Puerto Rico. A significant portion of the ca. 29 linear feet of study photographs documents Flemish and Dutch artists from the 15th to the 17th century. Request Materials: Request access to the physical materials described in this inventory through the catalog record for this collection. Click here for the access policy . Language: Collection material is in English Biographical / Historical Note The art historian Julius Samuel Held is considered one of the foremost authorities on the works of Peter Paul Rubens, Anthony van Dyck, and Rembrandt.
    [Show full text]
  • 1 BIBLIOGRAPHIE EXHAUSTIVE ET CHRONOLOGIQUE Stéphane
    1 BIBLIOGRAPHIE EXHAUSTIVE ET CHRONOLOGIQUE Stéphane CASTELLUCCIO Chargé de recherche au CNRS, HDR Centre André Chastel UMR 8150 OUVRAGES 1. Le Château de Marly pendant le règne de Louis XVI, Prix Cailleux 1990, Paris, Réunion des musées nationaux, collection scientifique Notes et documents des musées de France n° 29, 1996, 271 pages. 2. Le Style Louis XIII, Paris, Les Editions de l’Amateur, 2002, 142 pages. 3. Les Collections royales d’objets d’art de François Ier à la Révolution, préface d’Antoine Schnapper, professeur émérite à l’université de Paris IV-La Sorbonne, Paris, Les Editions de l’Amateur, 2002, 271 pages. Ouvrage récompensé par le Grand Prix de l’Académie de Versailles, Société des sciences morales, des lettres et des arts d’Ile de France en octobre 2003. 4. Les Carrousels en France du XVIe au XVIIIe siècle, Paris, L’Insulaire-Les Editions de l’Amateur, 2002, 172 pages. 5. Le Garde-Meuble de la Couronne et ses intendants, du XVIe au XVIIIe siècle, Paris, Comité des travaux historiques et scientifiques, 2004, 333 pages. Epuisé. Réédité en 2007. 6. Les Fastes de la Galerie des Glaces. Recueil d’articles du Mercure galant. (1681-1773), présentation et annotations, Paris, Payot & Rivages, 2007. 7. Les Meubles de pierres dures de Louis XIV et l’atelier des Gobelins, Dijon, Editions Faton, 2007, 145 pages. 8. Le Goût pour les porcelaines de Chine et du Japon à Paris aux XVIIe et XVIIIe siècles, Saint-Rémy-en- l’Eau, Editions Monelle Hayot, 2013, 224 pages. Publication en anglais en association avec le J.
    [Show full text]
  • DELAPLANCHE Jérôme
    3, rue de Belfort Jérôme Delaplanche 75011 – Paris Docteur habilité en histoire de l’art 01 82 07 79 64 Né le 6 février 1974 à Paris 06 88 75 70 11 [email protected] Chef du département de la programmation Direction de la conservation des monuments et des collections Centre des monuments nationaux 62, rue Saint-Antoine 75004 – Paris 01 44 54 95 74 [email protected] 1/ Cursus académique 2012-2014 Habilitation à Diriger des Recherches – Université de Bourgogne (Dijon) Titre de la thèse postdoctorale d’Habilitation : La Peinture comme matière : la reconnaissance du faire de la peinture en France au dix-huitième siècle. Directeur de recherche : Olivier Bonfait. 2001-2004 Doctorat d’histoire de l’art – Université Paris IV Sorbonne (Mention très honorable avec félicitations du jury à l’unanimité) Titre de la thèse : Joseph Parrocel (1646-1704). Directeur de recherche : Alain Mérot. 2000-2001 DEA d’histoire de l’art – Université Paris IV Sorbonne (mention TB) Titre du mémoire : Nouvelles recherches sur Joseph Parrocel. 1996-2000 Diplôme de l’École du Louvre (mention AB). 1998-1999 Maîtrise d’histoire de l’art – Université Paris IV Sorbonne (mention TB) Titre du mémoire : Noël-Nicolas Coypel (1690-1734). 1996-1998 Licence d’histoire de l’art – Université Paris IV Sorbonne (mention AB) 1995 Admission dans une école d’ingénieur puis démission École Spéciale des Travaux Publics, Paris-Cachan 1992-1995 Classes préparatoires scientifiques (Math Sup, Math Spé) Lycée Paul Valéry, Paris 1992 Baccalauréat scientifique, série C (scientifique) Lycée Sophie Germain, Paris (mention AB) 2/ Engagements professionnels Depuis 2018 : Chef du département de la programmation au sein de la Direction de la conservation des monuments et des collections au Centre des monuments nationaux.
    [Show full text]
  • PDF Hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen
    PDF hosted at the Radboud Repository of the Radboud University Nijmegen The following full text is a publisher's version. For additional information about this publication click this link. http://hdl.handle.net/2066/206026 Please be advised that this information was generated on 2021-09-26 and may be subject to change. 18 De Zeventiende Eeuw 31 (2015) 1, pp. 18-54 - eISSN: 2212-7402 - Print ISSN: 0921-142x Coping with crisis Career strategies of Antwerp painters after 1585 David van der Linden David van der Linden is lecturer and nwo Veni postdoctoral fellow at the University of Groningen. He recently published Experiencing Exile. Huguenot Refugees in the Dutch Repu- blic, 1680-1700 (Ashgate, 2015). His current research project explores Protestant and Catholic memories about the French civil wars. [email protected] Abstract This article explores how painters responded to the crisis on the Antwerp art market in the 1580s. Although scholarship has stressed the profound crisis and subsequent emigration wave, prosopographical analysis shows that only a mino- rity of painters left the city. Demand for Counter-Reformation artworks allowed many to pursue their career in Antwerp, while others managed to survive the crisis by relying on cheap apprentices and the export of mass-produced paintings. Emigrant painters, on the other hand, minimised the risk of migration by settling in destinations that already had close artistic ties to Antwerp, such as Middelburg. Prosopographical analysis thus allows for a more nuanced understanding of artistic careers in the Low Countries. Keywords: Antwerp painters, career strategies, art market, guild of St.
    [Show full text]
  • Adriaen Thomasz. Key
    adriaen thomasz. key (Antwerp c. 1544 - Antwerp, after 1589) Portrait of a Bearded Gentleman, Bust-Length, in a Black Doublet with a White Lace Ruff, Painted Oval signed ‘ATK’ (in ligature) and dated ‘1574’ (upper left), inscibed ‘AETA: 48’ (upper right) oil on panel 75.6 x 60.3 cm (29¾ x 23¾ in) Provenance: Anonymous sale, J. Fiévez, Brussels, 3-4 July 1919 [=1st day], ‘Catalogue d’une collection importante de tableaux anciens & modernes dessins provenant de la Galerie du vicomte Jacques de la L. et autres provenances’, lot 121, illustrated, as Antonis Mor; where acquired by Jules Porgès (1839-1921), Paris; with Jacques Goudstikker, Amsterdam, by 1925 (where recorded by Max Friedländer), no. 1446, as Antonis Mor; looted by the Nazi authorities, July 1940; recovered by the Allies, 1945; Institute for Cultural Heritage, Netherlands 1946-2006, inv no. NK 1906, as Frans Pourbus the Elder; restituted in February 2006 to the heir of Jacques Goudstikker; their sale, Christie’s, London, 5th July 2007, lot 24, as Frans Pourbus the Elder. Exhibitions: Utrecht, Centraal Museum, Kersttentoonstelling van werken van eenige oude schilderigen uit de collectie Goudstikker, 1925-1926, no. 17. Literature: Christopher Wright, Paintings in Dutch Museums. An Index of Oil Paintings in Public Collections in The Netherlands by Artists born before 1870, (Sotheby Parke Bernet, London, 1980), p. 373, as attributed to Frans Pourbus I; Old Master Paintings: An Illustrated Summary Catalogue, Rijksdienst Beeldende Kunst (The Netherlandish Office for the Fine Arts), The Hague, 1992, p. 243, no. 2106, illustrated, as Frans Pourbus (1); Koenraad Jonckheere, Adriaen Thomasz.
    [Show full text]
  • Guerres Et Guerriers Dans L'iconographie Et Les Arts Plastiques
    Cahiers de la Méditerranée 83 | 2011 Guerres et guerriers dans l'iconographie et les arts plastiques Édition électronique URL : http://journals.openedition.org/cdlm/6016 DOI : 10.4000/cdlm.6016 ISSN : 1773-0201 Éditeur Centre de la Méditerranée moderne et contemporaine Édition imprimée Date de publication : 15 décembre 2011 ISBN : 978-2-914-561-55-6 ISSN : 0395-9317 Référence électronique Cahiers de la Méditerranée, 83 | 2011, « Guerres et guerriers dans l'iconographie et les arts plastiques » [En ligne], mis en ligne le 15 juin 2012, consulté le 23 septembre 2020. URL : http:// journals.openedition.org/cdlm/6016 ; DOI : https://doi.org/10.4000/cdlm.6016 Ce document a été généré automatiquement le 23 septembre 2020. © Tous droits réservés 1 SOMMAIRE Dossier : Guerres et guerriers dans l'iconographie et les arts plastiques XVe - XXe siècles Introduction Marie-Aline Barrachina et Jean-Pierre Pantalacci Guerres saintes et Saints guerriers : des saints patrons d'Espagne à l'Empire ottoman Saint Georges contre les Maures. Spécificités et enjeux des représentations plastiques du saint guerrier dans le royaume d’Aragon (XVe - XVIe siècles) Lidwine Linares Les fresques de la campagne d’Oran peintes par Juan de Borgoña dans la chapelle Mozarabe de la cathédrale de Tolède Sophie Dominguez-Fuentes La métamorphose de la peinture vénitienne pendant les guerres d’Orient (XVe-XVIe siècles) Camille Simone Faggianelli Le cycle peint du Grand Siège de Malte au château de La Cassagne ou l’émergence d’un modèle iconographique Caroline Chaplain The Change of Imaging the Ottomans in the Context of the Turkish Wars from the 16th to 18th Century Stephan Theilig Politique et représentations : de l'Italie de la Renaissance à l'Europe du Grand Siècle, vers une formalisation des codes Des portraits équestres de princes-condottières sur des revers de médailles italiennes du Quattrocento Armelle Fémélat L’arte militare, tra virtù e bestialità.
    [Show full text]
  • The Young Talent in Italy
    Originalveröffentlichung in: Jonckheere, Koenraad (Hrsg.): Michiel Coxcie, 1499 - 1592, and the giants of his age : [...on the occasion of the exhibition "Michiel Coxcie: the Flemish Raphael", M - Museum Leuven, 31 October 2013 - 23 February 2014], London 2013, S. 50-63 und 198-204 Eckhard Leuschner THE YOUNG TALENT IN ITALY 4U ichiel Coxcie appears to have been in Italy between about 1530 and a.539.1 With just two exceptions (see below), no contemporary archival documentation relating to this phase of his career has so far been published. Giorgio Vasari mentions that he met Coxcie in Rome in M1532,2 and the surviving paintings, drawings and prints indicate that that is where he spent almost all his time in Italy. As far as the art history of Rome in the Cinquecento is concerned, the 1530s may well be the least studied decade of the century. 3 That is partly due to the political events of the previous years, especially the Sack of Rome in 1527 and its aftermath. When the troops of Emperor Charles V stripped the city of its treasures and political importance, they also weakened the finances of local patrons and the demand for art in general. However, the onset of the Reformation in the North had made itself felt even before then, and the number of works of art commissioned and produced in Rome had been in decline since the early 1520s.4 Although the city ’s artistic life never came to a complete standstill (not even during or immediately after the sack), the scarcity of information on artists active in Rome around 1530 speaks for itself.
    [Show full text]
  • April 2007 Newsletter
    historians of netherlandish art NEWSLETTER AND REVIEW OF BOOKS Dedicated to the Study of Netherlandish, German and Franco-Flemish Art and Architecture, 1350-1750 Vol. 24, No. 1 www.hnanews.org April 2007 Have a Drink at the Airport! Jan Pieter van Baurscheit (1669–1728), Fellow Drinkers, c. 1700. Rijksmuseum, Amsterdam. Exhibited Schiphol Airport, March 1–June 5, 2007 HNA Newsletter, Vol. 23, No. 2, November 2006 1 historians of netherlandish art 23 S. Adelaide Avenue, Highland Park NJ 08904 Telephone/Fax: (732) 937-8394 E-Mail: [email protected] www.hnanews.org Historians of Netherlandish Art Officers President - Wayne Franits Professor of Fine Arts Syracuse University Syracuse NY 13244-1200 Vice President - Stephanie Dickey Bader Chair in Northern Baroque Art Queen’s University Kingston ON K7L 3N6 Canada Treasurer - Leopoldine Prosperetti Johns Hopkins University North Charles Street Baltimore MD 21218 European Treasurer and Liaison - Fiona Healy Marc-Chagall-Str. 68 D-55127 Mainz Germany Board Members Contents Ann Jensen Adams Krista De Jonge HNA News .............................................................................. 1 Christine Göttler Personalia ................................................................................ 2 Julie Hochstrasser Exhibitions ............................................................................... 2 Alison Kettering Ron Spronk Museum News ......................................................................... 5 Marjorie E. Wieseman Scholarly Activities Conferences: To Attend ..........................................................
    [Show full text]
  • Hyacinthe RIGAUD, Portrait Présumé Du Comte De Coigny
    XVII e siècle / France / Portrait Musée des Beaux-Arts de Caen e e France, fin XVII - début XVIII siècle Étude d’une œuvre… HYACINTHE RIGAUD (Perpignan, 1659 – Paris, 1743) Portrait présumé du comte de Coigny, gouverneur de Caen vers 1699 Fiche technique Huile sur toile H. 1,362 x L. 1,133 m Musée des Beaux-Arts de Caen / Étude d’une œuvre : Hyacinthe RIGAUD, Portrait présumé du comte de Coigny / 2019 1 Document réalisé à partir du catalogue Portrait dit du comte de Gacé de Hyacinthe Rigaud - L'œuvre en question n°3 écrit par Christophe Marcheteau de Quinçay, à l’occasion de l’exposition-dossier présentée au musée des Beaux-Arts de Caen en 2007. ÉLEMENTS BIOGRAPHIQUES 1659 : Naissance à Perpignan, dans une famille de peintres, de Jacinto Rigau y Ros, dit Hyacinthe Rigaud. 1670 – 1677 : Rigaud se forme en tant que peintre d’abord dans sa ville natale, puis à Montpellier (à 14 ans), à Lyon (à 18 ans). Ses maîtres lui transmettent le goût pour les peintres flamands. 1681 : Arrivée de Rigaud à Paris. Il entre comme élève à l’Académie royale de peinture et de sculpture. 1682 : En septembre, il obtient le premier prix de peinture avec un tableau d’histoire, Caïn bâtissant la ville d’Enoch . Cependant, Charles Le Brun, alors premier peintre du roi et directeur de l'Académie, le dissuade de faire le voyage en Italie pour rester à Paris et y développer ses prometteuses qualités de portraitiste. 1684 : Rigaud est agréé à l’Académie mais, déjà débordé de commandes, il ne remettra son morceau de réception qu’en 1700.
    [Show full text]
  • Sign of the Times a Concise History of the Signature in Netherlandish Painting 1432-1575
    SIGN OF THE TIMES A CONCISE HISTORY OF THE SIGNATURE IN NETHERLANDISH PAINTING 1432-1575 [Rue] [Date et Heure] Ruben Suykerbuyk Research Master’s Thesis 2012-2013 Supervisor: Prof. Dr. P.A. Hecht Art History of the Low Countries in its European Context Utrecht University – Faculty of Humanities (xxx)yyy-yyyy “Wenn eine Wissenschaft so umfassend, wie die Kunstgeschichte es tut und tun muß, von Hypothesen jeden Grades Gebrauch macht, so tut sie gut daran, die Fundamente des von ihr errichteten Gebäudes immer aufs neue auf ihre Tragfähigkeit zu prüfen. Im folgenden will ich an einigen Stellen mit dem Hammer anklopfen.” Dehio 1910, p. 55 TABLE OF CONTENTS VOLUME I I. INTRODUCTION 1 II. PROLOGUE 9 III. DEVELOPMENTS IN ANTWERP 19 Some enigmatic letters 22 The earliest signatures 28 Gossart’s ‘humanistic’ signature 31 Increasing numbers 36 Proverbial exceptions 52 A practice spreads 54 IV. EPILOGUE 59 V. CONCLUSION 63 VI. BIBLIOGRAPHY 66 VOLUME II I. IMAGES II. APPENDICES Appendix I – Timeline Appendix II – Signatures Marinus van Reymerswale Appendix III – Authentication of a painting by Frans Floris (1576) Appendix IV – Signatures Michiel Coxcie I. INTRODUCTION 1 Investigating signatures touches upon the real core of art history: connoisseurship. The construction of oeuvres is one of the basic tasks of art historians. Besides documents, they therefore inevitably have to make use of signatures. However, several great connoisseurs – Berenson, Friedländer – emphasize that signatures are faked quite often. Consequently, an investigation of signature practices can easily be criticized for the mere fact that it is very difficult to be sure of the authenticity of all the studied signatures.
    [Show full text]
  • Cat Talogu E 58
    Grosvenor Prints 19 Shelton Street Covent Garden London WC2H 9JN Tel: 020 7836 1979 Fax: 020 7379 6695 E-mail: [email protected] www.grosvenorprints.com Dealers in Antique Prints & Books Catalogue 58 Item 50: Edward Julius Detmold The Captive All items listed are illustrated on our web site: www.grosvenorprints.com Registered in England No. 1305630 Registered Office: 2, Castle Business Villlage, Station Roaad, Hampton, Middlesex. TW12 2BX. Rainbrook Ltd. Directors: N.C. Talbot. T.D.M. Rayment. C.E. Elliis. E&OE VAT No. 217 6907 49 1. [Woman holding a bird and cherries] After Adam Buck (1759 - 1833), draughtsman and Sunt Oculi Scopuli, quos parat illa Venus specialist in watercolours. E. Back a H. sc. Jeremias Wolff excud . Aug. Vind. Stock: 40031 Engraving, platemark 300 x 190mm (11¾ x 7½") very large margins. £160 6. [Adrian von Seumenicht] Hadrianus, a One of a series of engravings by Augsburg printmaker Minsicht, Germanus, Com: Pal: Phil: Et Med: Jeremias Wolff after Elias Bäck (1679-1747), also of D: P.L. Caes: Nec Non Diver: S.R. Prin. Consil Augsburg. Et Arch: Stock: 40173 D. Diricksen Hamburg sculpt [in image] [n.d., c.1685.] Rare engraving, sheet 175 x 130mm (7 x 5"). Trimmed 2. [Sleeping woman] ____praestat si talia and glued to album sheet. £160 somnus, Blandimenta vigil quae dare posse Adrien von Seumenicht (1588-1638), alchemist best putas? known for his work 'Aureum Saeculum Redivivum' E. Back a H. sc. Jeremias Wolff excud . Aug. Vind. (The Golden Age Restored). In an oval frame Engraving, platemark 300 x 190mm (11¾ x 7½") very surrounded by alchemical and mathematical large margins.
    [Show full text]
  • De Versailles Le Dernier Grand Chantier De Louis XIV
    NOUVELLE PUBLICATION Alexandre Maral La Chapelle royale de Versailles Le dernier grand chantier de Louis XIV Association pour la diffusion de l’Histoire de l’Art La Chapelle royale de Versailles Le dernier grand chantier de Louis XIV héâtre de la dévotion royale, cadre de la Sainte-Chapelle et à la Colonnade T privilégié de la vie de cour, la du Louvre, l’une des plus prestigieuses chapelle royale du château de Versailles réalisations du règne. occupe aussi une place importante dans l’histoire de l’art pour son archi- Le décor représenta aussi une entre- tecture, sa décoration et son mobilier. prise particulièrement ambitieuse, Malgré une abondante bibliographie mobilisant une dizaine de peintres, concernant Versailles, seul le recueil notamment Antoine Coypel, Charles de Pierre de Nolhac, publié en 1912, a, de La Fosse et Jean Jouvenet, et plus jusqu’à présent, fourni la reproduction d’une centaine de sculpteurs, parmi du décor peint et sculpté. L’édifice fut lesquels des talents aussi brillants et par ailleurs mal jugé par plusieurs générations d’histo- divers que les frères Nicolas et Guillaume Coustou, riens de l’art, qui y virent l’affirmation d’un art ultra- François-Antoine Vassé, Corneille Van Clève, Robert montain aux dépens des traditions de l’école française Le Lorrain ou encore Jules Degoullons et son équipe de et l’affaiblissement du grand style louis-quatorzien. sculpteurs ornemanistes. Tous ces artistes donnèrent À l’écart du parcours de visite du château, la chapelle le meilleur d’eux-mêmes pour concevoir et réaliser royale de Versailles, superbe illustration du génie de un programme iconographique au service de l’énoncé Jules Hardouin-Mansart, reste encore aujourd’hui injus- du dogme catholique, illustrant également la fonction tement méconnue.
    [Show full text]