Download PDF Van Tekst
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
OSO. Tijdschrift voor Surinaamse Taalkunde, Letterkunde en Geschiedenis. Jaargang 8 bron OSO. Tijdschrift voor Surinaamse Taalkunde, Letterkunde en Geschiedenis. Jaargang 8. Stichting Instituut ter Bevordering van de Surinamistiek, Nijmegen 1989 Zie voor verantwoording: https://www.dbnl.org/tekst/_oso001198901_01/colofon.php Let op: werken die korter dan 140 jaar geleden verschenen zijn, kunnen auteursrechtelijk beschermd zijn. 2 [Nummer 1] Afbeelding omslag De afbeelding op de omslag stelt een maluana voor. Dit is een ronde houten schijf van bijna een meter middellijn, die door de Wayana-Indianen in Suriname wordt gebruikt om in ronde huizen de nok van binnen af te sluiten. Gezien het feit dat het Surinaamse woord OSO ‘huis’ betekent, heeft de maluana voor ons een belangrijke symbolische betekenis. Op deze maluana, waarvan het origineel in het Academiegebouw te Leiden te zien is, zijn aan weerszijden van het middelpunt figuren afgebeeld die een zogenaamde Kuluwayak voorstellen, een dier (geest) met twee koppen en kuifveren. Foto Prentenkabinet Rijksuniversiteit Leiden. OSO. Tijdschrift voor Surinaamse Taalkunde, Letterkunde en Geschiedenis. Jaargang 8 4 Afscheid van Theo Damsteegt als hoofdredacteur Van deze gelegenheid maken wij dankbaar gebruik om op passende wijze afscheid te nemen van Theo Damsteegt die uit de redactie van ons tijdschrift is getreden. Na een inwerkperiode van een jaar heeft hij vervolgens van 1986 tot en met 1988 de functie van hoofdredacteur van OSO op zich genomen. Hij heeft in deze hoedanigheid met een grote mate van kundigheid en op eigen wijze leiding weten te geven bij de vele werkzaamheden verbonden aan het telkenmale samenstellen en doen verschijnen van het tijdschrift. In feite fungeerde hij tevens als eindredacteur. In het achtste jaar van zijn bestaan kan met gepaste tevredenheid worden geconstateerd dat OSO zijn positie verder heeft kunnen verstevigen en uitbouwen. Door het oorspronkelijke karakter van zijn artikelen is OSO onmisbaar geworden voor allen die belangstelling aan de dag leggen voor de taalkunde, letterkunde en geschiedenis van Suriname. Wij wensen Theo hartelijk dank te zeggen voor het vele belangrijke werk dat hij steeds met enthousiasme voor OSO en het I.B.S. heeft verricht. Zijn afscheid van de redactie betekent gelukkig geenszins een afscheid van de Surinamistiek, want hij blijft lid van het bestuur van onze Stichting. William L. Man A Hing, Voorzitter I.B.S. OSO. Tijdschrift voor Surinaamse Taalkunde, Letterkunde en Geschiedenis. Jaargang 8 5 Woord vooraf Volgens de traditie die in de voorafgaande jaren is gegroeid, heeft het eerste nummer van iedere OSO-jaargang een gevariëerde inhoud. Dat geldt ook voor dit nummer, OSO 8/1, al zijn de bijdragen overwegend historisch van aard. Het nummer opent met twee bijdragen die nog van het IBS-colloquium van juni 1988 over ‘Bronnen van de Surinamistiek’ stammen, t.w. het tweede deel van dr. Silvia de Groots studie over een opstand in het Korps Zwarte Jagers in 1805 en de tekst van de voordracht van Noni Lichtveld, ‘Een speurtocht naar Anansi’. Een blik op een interessant aspect van de economische geschiedenis van Suriname biedt het artikel van prof. Humphrey E. Lamur over het ontstaan van eigendomsrecht van slaven. Een uniek vonnis uit de geschiedenis van de Surinaamse rechtspraak is het onderwerp van de bijdrage van Mr. William Man A Hing. Dr. J.Chr. Wekker geeft een panoramisch beeld van de bloei en neergang van het gebied van de Boven-Commewijne, tot en met de complete ontvolking in de jaren zeventig van deze eeuw. Drs. Lila Gobardhan gaat in haar artikel in op het taalbeleid van de Surinaamse overheid en de spontane emancipatiebewegingen voor de verschillende talen van Suriname, sinds de inwerkingtreding van het Statuut in 1953. In 7/2 is begonnen met een overzicht van in Nederland aanwezige Suriname-collecties. Uit reacties van lezers is ons gebleken dat het voor velen een verrassing was te zien hoeveel ‘surinamica’ Zich op allerlei - vaak niet vermoede - plekken bevinden. In dit nummer wordt het overzicht voortgezet; nog steeds gaat het alleen om de Suriname-collecties in Nederland. De redactie streeft ernaar in de volgende jaargang een overzicht van de in Suriname aanwezige collecties te presenteren. Hoeveel er verschijnt aan boeken, tijdschriftartikelen en scripties dat op Suriname betrekking heeft, is ook in dit nummer weer te constateren aan de hand van de lijst ‘Recente publikaties’, met zeer veel zorg samengesteld door Irene Rolfes van het K.I.T.L.V. Het blijkt ook uit de rubriek recensies, die ditmaal omvangrijk is en waarin op een aantal zeer interessante en belangwekkende publikaties wordt ingegaan. Tot vreugde van de zittende redactieleden is tot de redactie van OSO toegetreden de heer Terry Agerkop. Terry Agerkop is etnomusicoloog en heeft studie gemaakt van diverse soorten volksmuziek, met alleen in Suriname, maar o.a. ook in Venezuela en Honduras. Vele onderzoekers op allerlei terrein hebben Terry Agerkop leren kennen toen hij Hoofd van de afdeling Cultuurstudies op het Ministerie van Cultuur was (1980-1987) en hen op alle mogelijke manieren ondersteunde. Met de komst van Terry is de deskundigheid van de OSO-redactie aanzienlijk verbreed. Het tweede nummer van deze jaargang, OSO 8/2, zal in hoofdzaak gewijd worden aan het IBS-colloquium dat op 27 mei 1989 te Rotterdam gehouden wordt en dat gewijd is aan het thema ‘Orale tradities’. De redactie OSO. Tijdschrift voor Surinaamse Taalkunde, Letterkunde en Geschiedenis. Jaargang 8 6 Kaart met de plaatsen die een rol spelen in de opstand van de Zwarte Jagers. De opstand begon op zaterdag 17 september 1805 te Oranjebo en sloeg vandaar over naar Armina, Imotapi en Mapane. Later vestigden de opstandelingen zich, met toestemming van de Djuka's, op Pori Gudu (Pulu Gudu). Zie deel I van het artikel (OSO 7/2: 147-160). OSO. Tijdschrift voor Surinaamse Taalkunde, Letterkunde en Geschiedenis. Jaargang 8 7 Het Korps Zwarte Jagers in Suriname collaboratie en opstand II* Silvia W. de Groot Reacties op de Opstand van de Zwarte Jagers De onverwachte en onbegrepen rebellie van het betrouwbaar geachte en hooggewaardeerde korps Zwarte Jagers bracht schrik en verwarring teweeg in de kolonie. Een en ander komt duidelijk tot uiting in de correspondentie van Brigadier-Generaal William Carlyon Hughes, die de kolonie van 1805 tot 1808 als gouverneur bestuurde, onder meer met Lord Castlereagh (minister van Koloniën) en Generaal Majoor Beckwith (Opperbevelhebber van de Britse troepen in West Indië, gevestigd op Barbados). In zijn eerste brief over het gebeuren aan Beckwith op 12 september 1805 (Public Record Office/War Office I, 491., schrijft hij over de moord-partij op Oranjebo en Imotapi (nog niet over de posten Armina of Mapane): ‘it now appears but too evident that there has been a combined plot, long before His majesty's Troops last took possession of the Colony by many Individuals of the Colonial Black Chasseurs to cary into effect the diabolical event that has taken place, and which has been kept with the most profound secrecy, not the smallest discontent having come to my knowledge nor does it yet appear there has been any recent or just cause.’ Uit de verhoren in 1806 bleek dat er inderdaad sprake was van een al langer bestaand complot. Hoe Hughes aan die informatie kwam meldt hij niet. Het is mogelijk dat Quassie van Tulpenburg, die zich uit de voeten had gemaakt en gevangen zat in Paramaribo, van het complot op de hoogte was en hierover bericht had. Hughes meldt dat het aantal rebellen geschat werd op 50 man, waarbij nog 30 slaven van de plantage Wolfskamp geteld werden. Uit de verhoren van de gevluchte mannen en vrouwen van de posten maakte hij op dat zij waarschijnlijk van plan waren zich bij de Marrons te voegen. Hughes meende ook dat de rebellen met hun aanval bewust gewacht hadden tot de twee gedode officieren, Muller en Van der Assen, zich samen op één post bevonden, ‘both being esteemed the most zealous and active officers of the Corps’. Uit de verhoren blijkt de zaak anders te liggen: het was min of meer toeval dat Van der Assen zich op Oranjebo bevond. De opstand vond óók op Imotapi plaats. Het is mogelijk dat de rebellen tijdens de opstand geroepen hebben zich bij de Marrons te willen voegen, dat impliceerde echter niet dat men daar al vantevoren maatregelen voor had genomen. Hughes had inmiddels een detachement naar de aangevallen posten ge- OSO. Tijdschrift voor Surinaamse Taalkunde, Letterkunde en Geschiedenis. Jaargang 8 8 stuurd: Majoor Roepels met 20 Zwarte Jagers, 20 man van het Engelse 64ste Regiment en 20 negers van het 4e West Indian Regiment naar Imotapi en Oranjebo. Deze voegden zich bij een ander detachement van 20 man van het 16e Regiment met nog 30 blanke en Zwarte Jagers, om gezamenlijk naar Armina te trekken. Hughes vroeg Beckwith om extra troepen: het kordon moest versterkt worden met troepen die aan de andere militaire posten werden onttrokken, waardoor de verdediging tegen eventuele buitenlandse aanvallen verzwakt werd. Die versterking kreeg Hughes niet direct. Uit een brief die Beckwith aan Lord Castlereagh schrijft op 21 september 1805 blijkt dat hij..... ‘not judge it either prudent or necessary to send any reinforcement to the Brigadier, whose numbers I think sufficient’ (1577 soldaten in totaal). Op 29 september 1805 (Public Record office/Colonial office 318-282. beschrijft Hughes in een brief aan Generaal Majoor Beckwith het rapport van Majoor Roepel over diens bevindingen op de post Armina, waar het uitgezonden detachement van 20 man aankwam ‘after a tedious and most fatiguing march of four days through woods and deep swamps, and over high hills’. ‘Major Roepels reports’, schreef Hughes, ‘that he found Post Armina abandoned, the buildings burnt and entirely destroyed, the detachement of Black Chasseurs stationed there appearing to have followed the horrid example of the other revolters in murdering their officer and surgeon, the only whites.