De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland

Materialisering van een ideaal

Ir. M.G. Polman Technische Universiteit Delft Faculteit Bouwkunde Prof. Dr. F. Bollerey Prof. dr. M.C. Kuipers 19 december 2011 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland

Materialisering van een ideaal

Proefschrift ter verkrijging van de graad van doctor aan de Technische Universiteit Delft, op gezag van de Rector Magnificus Prof.ir. K.C.A.M. Luyben, voorzitter van het College voor Promoties, in het openbaar te verdedigen op maandag 19 december 2011 om 12.30 uur door Maria Gabriella POLMAN bouwkundig ingenieur geboren te .

Inhoudsopgave

Deel A Aspecten van kleur en architectuur van het nieuwe bouwen

Dit proefschrift is goedgekeurd Voorwoord 6 2 Historiografie 21 door de promotoren: Prof. Dr. F. Bollerey Prof. dr. M.C. Kuipers Gebruikte afkortingen 7 2.1 Kleur in stijl- en ornamentgeschiedenis 23 2.1.1 Inleiding 23 1 Inleiding 9 2.1.2 Eugen Gugel, Willem Leliman, 1919 23 Samenstelling promotiecommissie: 2.1.3 Jan Godefroy, 1915 -193 29 Rector Magnificus 2.1.4 Ben Wierink, 193 30 Prof.ir. K.C.A.M. Luyben, voorzitter 2.2 De belangrijkste kleurtheorieën tijdens het Prof.Dr. F. Bollerey, Technische Universiteit Delft, interbellum in Nederland, volgens de promotor beschrijvingen in de schildersvakliteratuur 33 Prof. dr. M.C. Kuipers, 2.2.1 Inleiding 33 Technische Universiteit Delft, promotor 2.2.2 Lambertus Simis, 1835 33 Prof. dr. A. Bergmans, 2.2.3 De vijf belangrijkste historische theoretici op basis Universiteit Gent van vier bronnen 35 Prof. dr. ir. J.M.J. Coenen, 2.2.3.1 Isaac Newton, 1704 36 Technische Universiteit Delft Prof. A.G.A. van Grevenstein-Kruse, 2.2.3.2 Johann Wolfgang von Goethe, 1810 39 Universiteit van Amsterdam 2.2.3.3 Arthur Schopenhauer, 1816 41 Prof. dr. ir. E.M. Haas, 2.2.3.4 Michel Eugène Chevreul, 1839 42 Technische Universiteit Delft Prof. A. Rüegg, 2.2.3.5 Hermann von Helmholtz, 1871-1873 43 Eidgenössische Technische Hochschule 2.2.4 Twintigste-eeuwse theoreticus Wilhelm Ostwald, 1916 45 Zürich 2.2.5 Overzicht van de vier bronnen 50 2.2.6 Eduard Bontinck, 1943 54 2.2.7 Het denken over kleur. De kleurtheorieën van Goethe en Ostwald 56

2.3 Kleurtheorieën vanuit andere invalshoeken 60 2.3.1 Inleiding 60 2.3.2 Charles Webster Leadbeater en Annie Besant, 1902-1905 61 2.3.3 Jan Hessel de Groot, 1911, 1912 63 2.3.4 Rudolf Steiner, 1921 68 2.3.5 Frederik Willem Zeylmans van Emmichoven, 1923 71 Deel B Deel C Case studies Conclusies

2.4 Theo van Doesburg, 1921-1925 75 3.3 De verf van 1918-1940 155 4 Kleuronderzoek 207 6 Conclusies 251 3.3.1 Productie 155 2.5 Architecten 78 3.3.1.1. Klassiek 155 4.1 Inleiding 209 6.1 Inleiding 253 2.5.1 Inleiding 78 3.3.1.2 Innovatief (normalisatie) 156 2.5.2 Pierre Cuypers, 1900 78 3.3.2 Distributie 158 4.2 Ontwikkelingen 210 6.2 Nieuwe inzichten in de case studies 254 2.5.3 J.J.P. Oud, 1921- s.a.,circa 1960 82 3.3.2.1 Materieel 158 4.2.1 Restauratieopleiding Stichting Restauratie Atelier 2.5.4 Jan Buijs, 1924 86 3.3.2.2 Immaterieel 159 Limburg 210 6.3 Eindconclusie 278 2.5.5 Auke Komter, 1934 88 3.3.2.2.1 Schriftelijk (tijdschrift, reclame, catalogi) 159 4.2.2 Verf en schilderingen binnen de Rijksdienst voor de 2.5.6 Gerrit Rietveld, 1933 90 3.3.2.2.2 Activiteit (handelsreizigers of Monumentenzorg 214 Samenvatting 313 2.5.7 Leen van der Vlugt, 1936 93 vertegenwoordigers en beursen) 161 4.2.3 Interdisciplinair onderzoek Centraal Laboratorium 220 2.5.8 Alexander Kropholler, s.a. na 1930 94 4.2.4 Restauratieopleiding Faculteit Bouwkunde Technische Summary 318 Carel van Mander, herdruk 1936 96 3.4 De schilder voor 1918 162 Universtiteit Delft 222 2.5.9 Jan Piet Kloos, 1936-1941 96 3.4.1 Opleiding 162 Bijlagen 321 3.4.1.1 Meester/patroon 162 4.3 Methodiek van materiaaltechnisch 2.6 Architectuurcriticus: J.J. Vriend 1935, 1949 99 3.4.1.2 Scholen 163 kleuronderzoek ten behoeve van Lijst van afbeeldingen 357 3.4.1.3 Handboeken 163 reconstructie 224 2.7 Getuigen of Toepassers 103 3.4.2 Praktijk voor 1918 164 4.3.1 Inleiding 224 Literatuur 359 2.7.1 Inleiding 103 3.4.2.1 Applicatie 164 4.3.2 Onderzoek in situ: verkennend, stratigrafisch, 2.7.2 W.E. Vahrenkamp, 1938-1949 103 3.4.2.1.1 Bestek 164 topografisch 224 Curriculum vitae 366 2.7.3 Frits Kerdijk, 1948 106 3.4.2.1.2 Materieel 165 4.3.2.1 Kleurverkennend onderzoek 224 2.7.4 A.Th. Gieben, s.a. 107 3.4.2.2 Positie 165 4.3.2.2 Stratigrafisch onderzoek 224 2.7.5 Albert Hartogh, 1955 108 3.4.2.2.1 Eigen profiel, eigen interpretatie 165 4.3.2.3 Topografisch onderzoek 225 3.4.2.2.2 Gezien van buiten 168 4.3.3 Laboratoriumonderzoek of natuurwetenschappelijk 2.8 Conclusies 111 3.4.2.2.3 t.o.v. Andere bouwvakkers 174 onderzoek 225 3.4.2.2.4 t.o.v. Verfindustrie/fabrikant 177 4.3.3.1 Verflaagopbouw 226 3 Schilderspraktijk 1918-1940: 4.3.3.2 Pigment analyse 226 technieken en grondstoffen 147 3.5 De schilder van 1918-1940 179 4.3.3.3 Bindmiddel analyse 226 3.5.1 Opleiding 179 4.3.3.4 Interpretatie van resultaten 226 3.1 Inleiding 149 3.5.1.1 Meester/patroon 179 4.3.3.5 Mogelijkheden en beperkingen 226 3.5.1.2 Scholen 179 4.3.3 Literatuuronderzoek, afbeeldingenonderzoek, 3.2 De verf voor 1918 150 3.5.1.3 Handboeken 181 archiefonderzoek 227 3.2.1 Productie 150 3.5.2 Praktijk van 1918-1940 182 4.3.4 Rapportage 127 3.2.1.1 Klassiek 150 3.5.2.1 Applicatie 182 4.3.5 Onderzoek in het restauratieproces 228 3.2.1.2 Innovatief 152 3.5.2.1.1 Bestek 182 4.3.6 Reconstructie 228 3.2.2 Distributie 153 3.5.2.1.2 Handeling 182 3.2.2.1 Materieel 153 3.5.2.1.3 Materieel 183 4.4 Conclusie. Kleuronderzoek: 3.2.2.2 Immaterieel 154 3.5.2.2 Positie 183 even krabben en klaar 229 3.2.2.2.1 Schriftelijk (tijdschrift, reclame, catalogi) 154 3.5.2.2.1 Eigen profiel, eigen interpretatie 183 3.2.2.2.2 Activiteit (handelsreizigers of 3.5.2.2.2 t.o.v. Andere bouwvakkers 185 5 Case-studies 243 vertegenwoordigers en beursen) 154 3.5.2.2.3 t.o.v. Verfindustrie/fabrikant 185 5.1 Inleiding 245

3.6 De architect 187 5.2 Onderzoeksrapport Kantoorgebouw Van Nelle 3.6.1 t.o.v. de schilder 187 fabriek Rotterdam 245 3.6.2 Handboeken 188 3.6.3 Tijdschriften 190 5.3 Case studies 246 3.6.4 Beurs 192

3.7 Conclusie 194 Voorwoord Gebruikte afkortingen Toelichting

De innige relatie die ik onderhoud met kleur in de Geduld werd overigens ook ruimschoots opgebracht CL RDMZ architectuur en in die van het nieuwe bouwen in het door mijn omgeving, mijn lieve familie, vriendinnen Centraal Laboratorium voor Onderzoek van Rijksdienst voor de Monumentenzorg tot 1 bijzonder, is met dit proefschrift ook tastbaar geworden. en vrienden, de talloze collega’s in het circuit van de Voorwerpen van Kunst en Wetenschap november 2006 Ik ben blij mijn fascinatie voor dit in het nieuwe bouwen kleur en bij de Rijksdienst. In het bijzonder dank Docomomo RACM juist zo elementaire facet van het ontwerp, ook dienst- ik mijn bon ami Hans van der Werf. Ik voelde mij International International Working Party Rijksdienst Archeologie, Cultuurlandschap baar te kunnen laten zijn voor een beter begrip van gedragen door hun vertrouwen en geduld gedurende for Documentation and Conservation of en Monumenten: fusie van de Rijksdienst deze architectuur. Niet dat het nieuwe bouwen geen dit lange proces. Buildings, Sites and Neighborhoods of the voor de Monumentenzorg met de Rijksdienst erkenning zou krijgen, in tegendeel, de afgelopen Modern Movement voor het Oudheidkundig Bodemonderzoek. 1 decennia is het gedachtegoed ervan en zijn de monu- ICN november 2006 tot 11 mei 2009. menten als authentieke bijdragen tot de Nederlandse Amsterdam, november 2011 Instituut Collectie Nederland CL cultuur gevestigd, daaronder begrepen de internati- ISC/T Centraal Laboratorium voor Onderzoek onale waardering. Ik hoop dat dit onderzoek aan de International Specialist Committee on van Voorwerpen van Kunst en Wetenschap. verankering in ons gebouwde erfgoed mag bijdragen. Technology Oprichting 1961. Deze dissertatie vindt haar oorsprong in de vaak NAi ICN ruimhartig verstrekte onderzoeksopdrachten bij de Nederlands Architectuur Instituut Instituut Collectie Nederland: fusie van het restauratie van de vele monumenten die ons land RACM Centraal Laboratorium met de Opleiding op dit vlak kent. Als dit een plaats is om dank uit te Rijksdienst Archeologie, Cultuurlandschap Restauratoren en de Rijksdienst Beeldende spreken, dan geldt die in de eerste plaats diegenen en Monumenten Kunst. 1997 die als verantwoordelijk bestuurder of als particulier RCE RCE met opdrachten voor kleuronderzoek de basis voor Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed: deze wetenschappelijke verkenning hebben gelegd. RDMZ naamsverandering RACM, vanaf 11 mei 2009; In een adem verleng ik die dank naar mijn werkgever, Rijksdienst voor de Monumentenzorg Fusie met Instituut Collectie Nederland vanaf de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, die de SRAL 17 december 2010. belangrijke randvoorwaarden van tijd en ruimte Stichting Restauratie Atelier Limburg heeft geboden. De letterlijke onderdompeling in deze TNO architectuur die daardoor mogelijk werd, in de vorm Nederlandse Organisatie voor toegepast- van het verblijf in het Van Doesburghuis in Meudon, natuurwetenschappelijk onderzoek bij Parijs, was voor mij van onschatbare waarde. Dank TUD daarvoor ook aan het bestuur van de Stichting ‘Het Van Technische Universiteit Delft Doesburghuis’. UvA Het effenen van de weg van het ruim voorhanden Universiteit van Amsterdam onderzoekmateriaal naar een beschouwing over de volle breedte van de kleur in het nieuwe bouwen, zag ik als de grootste uitdaging bij dit project. Anders dan bij het blootleggen van oude verflagen, stonden daarbij juist de dwarsverbanden centraal. Ik ben mijn promo- toren, Franziska Bollerey en Marieke Kuipers heel veel dank verschuldigd, voor hun wijze, inspirerende adviezen bij het zoeken van die weg, hun kritische noten bij de omzwervingen die ook gemaakt werden, maar bovenal hun onmetelijke geduld. Onmisbaar waren de adviezen die mij vanuit ‘het veld’ door zo velen, ruimhartig werden gegeven. een centrale plaats werd daarbij ingenomen door zowel de nauwe samenwerking met het ICN, waarvoor dank aan Matthijs de Keijzer en Luc Megens, als de bouwhistorie van de vele projecten, waarvoor ik Suzanne Fischer bijzondere dank verschuldigd ben. 1 Inleiding 1 11 Inleiding

Wie vanuit Den Haag naar Rotterdam reist ziet van restauraties van de bouwwerken. in de Spaanse direct het rijksmonument Uit deze resultaten blijken deze gebouwen kleurrijk opdoemen dat het nieuwe bouwen een gezicht gaf: de te zijn geweest. De resultaten dragen bij aan de kennis Van Nelle fabriek. Het exterieur wordt gekenmerkt omtrent de kleuren van de architectuur van het nieuwe door de strakke lijnvoering en de strakke ritmiek van bouwen, waar opvallend weinig van bekend is. De volumes en de dynamiek van de diagonale transport- architecten van het nieuwe bouwen schrijven niet of lijnen, uitgevoerd in staal, glas en beton. Tekenend nauwelijks over kleurtheorieën, kleurtoepassing en zijn de vliesgevels met aluminium geverfde ramen verf en daardoor kan hoofdzakelijk uit de gebouwen en panelen, de witte gepleisterde gevelwanden, de zelf worden afgeleid hoe de architecten de ideologie zwart en geel geglazuurde tegels van de basementen. van ‘licht, lucht en ruimte’, en de functionaliteit en (afb.01) Binnen overheerst het daglicht, de aluminium de industrialisering van het bouwproces, hetgeen zij geverfde vliesgevels en binnenpuien, de witte padde- benadrukken in hun teksten, op het gebied van kleur stoelkolommen en plafonds, de gele Dermas fabrieks- en in het bijzonder de kleur van verf hebben vertaald. vloeren en rode Dermas trappen met zachtgele tegel- Ook de kleurtheorieën en de kleurtoepassing van lambriseringen en zwartgeverfde traphekken met De Stijl, waarnaar zij en onder andere architectuur- verchroomde leuningen in de fabrieken, (afb.02 en 03) criticus J.J. Vriend1 al in de jaren dertig verwijzen en het heldere blauw, rood, geel, groen, zwart, grijs, vragen om een vertaling in de architectuur. Immers, zilver en wit in verf, tegels, rubber, glas en stoffering in de topmonumenten van het nieuwe bouwen (de het kantoorgebouw. (afb.04) MTS te Groningen, de Van Nelle fabriek, sanatorium Zo hebben de architecten Jan Brinkman (1902-1949) Zonnestraal te Hilversum) waren toen al gebouwd en Leendert van der Vlugt (1894-1936), in samenwer- en waren de bewijsstukken op basis waarvan zij die king met constructeur Jan Gerko Wiebenga (1886- uitspraken deden. 1974) en opdrachtgever Kees van der Leeuw (1890- In de hedendaagse, secundaire, literatuur wordt 1973) het complex in 1926-1929 vormgegeven. Bij de ter indicatie van de kleuren van het nieuwe bouwen renovatie in 1999-2004 zijn de originele kleuren van vrijwel altijd verwezen naar ‘de kleuren van de Stijl’. de gebouwen opnieuw aangebracht. Dit gebeurde op Aan de hand van twee voorbeelden laat ik zien hoe grond van uitvoerig materiaaltechnisch kleuronder- veelomvattend de uitspraak ‘de kleuren van de Stijl’ is, zoek dat uitwees dat de kleurkeuze van de architecten, waardoor er allerminst sprake is van een vastomlijnd constructeur en opdrachtgever nauw samenhing met begrip. hun ideeën over de gebruikte materialen. Het paste als Kunsthistoricus Carel Blotkamp beschrijft in De een puzzelstuk en voegde zich vanzelfsprekend in het beginjaren van De Stijl 1917-19222 dat de vaste mede- geheel als de ‘finishing touch’. werkers3 van het tijdschrift De Stijl geen hechte groep Toch zijn de oorspronkelijke kleuren van de Van vormden, zoals bijvoorbeeld het geval was bij andere Nelle fabriek in de geschiedschrijving en in de actuele, avant-gardistische kunstenaarsgroepen zoals de directe, waarneming van de bouwmassa, en daardoor: schilders van Die Brücke in Dresden, de dadaïsten in in de kennisoverdracht van de belangrijke architec- Zürich en Berlijn en de surrealisten in Parijs, die nauwe tuurstroming waartoe het fabriekscomplex behoort onderlinge contacten hadden. een ontbrekende schakel. Het tijdschrift De Stijl vormde de belangrijke spil De Van Nelle fabriek is slechts een van de vele voor- waardoor de kunstenaars die kortere of langere tijd beelden die uitwijzen dat de kleuren van het nieuwe betrokken waren bij De Stijl elkaars werk en opvat- bouwen nadrukkelijk samenhangen met de keuze van tingen kenden. Er was geen sprake van een vastom- de materialen. Dit promotieonderzoek vertrekt vanuit de hypothese dat keuze voor kleur en materiaal onlos- makelijk met elkaar verbonden zijn. 1 Vriend, J.J., Nieuwere architectuur, 1935, zie H. 2. 6.6 Basis van de promotiestudie vormen de mate- 2 Blotkamp, Carel, De beginjaren van De Stijl 1917-1922, Utrecht 1983 riaaltechnische onderzoeken aan de afwerklagen (eerste druk 1982) blz. 9-10 van monumenten van het nieuwe bouwen die in de 3 Theo van Doesburg, Piet Mondriaan, Bram van der Leck, J.J.P. Oud, periode 1995-2011 plaats gevonden hebben ten behoeve Victor Huszár, Jan Wils, Robert van ’t Hoff en Anthony Kok, later Georges Vantongerloo en Gerrit Rietveld 1 12 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 13 Inleiding Materialisering van een ideaal Ir. M.G. Polman

lijnd artistiek programma, maar er was wel een duide- nieuwe bouwen gold. Was het werkelijk een letterlijke lende periodes binnen één beschaving. Dat is al lastig Daarmee tracht ik het anachronisme te vermijden en lijke basis waarop men elkaar kon vinden, waaruit vertaling van Mondriaans schilderkunst in de architec- genoeg en vergt interdisciplinaire samenwerking met de classificatieschema’s onder woorden te brengen die blijkt dat er onder deze kunstenaars de behoefte was tuur? Het is nodig om dit cliché te noemen, maar ook ondermeer de historische antropologie en mentali- toentertijd bekend waren of werden verkend. om zich te manifesteren buiten de bestaande tijd- om het vervolgens weer los te laten. teitsgeschiedenis, de economische geschiedenis en de Ik concentreer me op de fundamentele vraag wat schriften en verenigingen om. Carel Blotkamp maakt De onderzoeken aan de monumenten tonen niet geschiedenis van de materiële cultuur.” Pastoureau ‘kleur’ precies betekent. Daartoe gebruik ik vier een onderscheid in de perioden voor en na 19224 en alleen een kleurbeeld door de verflagen maar laten een noemt “het gevaar van anachronisme: de historicus uitgangspunten: kleur als theorie, kleur als materie, verklaart dat het clichématige beeld ontstaan is naar grote variatie aan gekleurde afwerkmaterialen zien. moet ervoor waken om onze huidige kennis van de kleur als idee en kleur als toepassing, in de volgende aanleiding van het werk en de persoon van de kunst- Bovendien zijn er wezenlijke verschillen tussen schil- fysica en chemie over kleur op het verleden te projec- betekenissen: schilder Piet Mondriaan. derkunst en architectuur en tussen schilderkunst en teren. Hij dient open te staan voor andere classificatie- ‘Kleur als theorie’ refereert aan een algemeen Architect Henk Engel geeft aan dat met ‘De Stijl’ in ambachtelijk schilderwerk, hetgeen ook uit de bestu- schema’s en de spectrale organisatie van kleuren en alle geldende, bestaande kleurtheorie, zoals ondergebracht feite de hoogtijdagen van ‘De Stijl’ bedoeld worden. deerde geschreven bronnen naar voren zal komen. theorieën die daaruit voortvloeien niet als absolute, en in 2.2.2 en 2.2.3, waarover hierna meer. De hoogtijdagen noemt hij de jaren ’23-’24 van de Volstaan wordt, te onderkennen dat er verschillende veranderlijke waarheid te postuleren.” ‘Kleur als materie’ benoemt indien er met kleur twintigste eeuw met de roodblauwe stoel en het invalshoeken zijn tussen schilderkunst, architectuur Als voorbeeld schrijft hij dat we “dankzij letterlijk een materiaal wordt geduid. Schröderhuis van Gerrit Rietveld en de schilderkunst en ambachtelijk schilderwerk en dat de beschou- Newton, en zijn ontdekking van het spectrum en de ‘Kleur als idee’ behandelt een breed veld. De idee van Piet Mondriaan. Hier wordt het beeld bevroren in wingen over kleur in de architectuur slechts in grote spectrale ordening, nu weten dat groen tussen geel kan een theorie bevatten die zowel op de architectuur, de drie primaire kleuren rood, geel en blauw en de niet lijnen uiteen kunnen worden gezet. en blauw ligt. Deze kennis heeft een plek gekregen de psychologie als de materie is gebouwd en het kan kleuren wit, zwart en grijs5. In deel A sta ik stil bij de vraag wat er aan het begin in onze huidige maatschappij. Voor de mens in de zowel een sluitende leer op wetenschappelijke basis, In deze twee voorbeelden komen de volgende van de twintigste eeuw onder de term ‘kleur’ werd Middeleeuwen was dat niet vanzelfsprekend. In geen als een idee zijn dat geen sluitend geheel vormt. Ideeën aspecten naar voren. Het cliché is het bevroren beeld verstaan. Waren de drie primaire kleuren en wit, zwart enkel Middeleeuws kleurensysteem wordt groen zijn over het algemeen in de toekomst gericht, ideeën van de drie primaire kleuren rood, blauw en geel en en grijs expliciet voor De Stijl of stonden die kleuren tussen geel en blauw geplaatst. De kleur groen bevindt spreken verwachtingen en concepten uit. de niet kleuren wit, zwart en grijs. Omdat de kleuren voor een veel breder tijd- en kunststrominggebied? zich ergens in de buurt van zwart of buiten iedere ‘Kleur als toepassing’ vermeldt concrete voor- direct geassocieerd worden met de schilderkunst Over welke kennis beschikten de architecten en lineaire kleurschaal.”7 beelden van hoe iets is uitgevoerd, of hierbij kijkt ik van Mondriaan en met de twee driedimensionale huisschilders? In hoofdstuk twee zal ik specifiek naar de theo- terug op zijn eigen ervaring. Dit betreft iets wat reeds ontwerpen van Rietveld uit 1923-24, waarin de kleur Waarom wordt er niet verwezen naar kleurtheo- retische kennis over kleur kijken. Zoals Pastoureau heeft plaatsgevonden. is aangebracht met verf, maakt ook het materiaal verf rieën, maar naar een tijdschrift? schrijft, is de waarneming van kleur niet alleen afhan- De vier uitgangspunten kunnen elkaar deels onderdeel uit van het cliché. Ik wil een breder spectrum laten zien en zal vanuit kelijk van de kleurtheorieën die men kende, het heeft overlappen. Het ‘levende’ beeld is dat er geen sprake is van een dat brede spectrum de basis beschrijven die de archi- ook te maken met de beroepsgroepen, de productie- Vooruitlopend op de theorieën beschrijf ik eerst hechte groep bij ‘De Stijl’, maar van een basis waarin tecten met de kunstenaars kon verbinden. techniek, de economie en met de persoonlijke kijk, die wat er over kleur in stijl- en ornamentgeschiedenis kunstenaars elkaar kunnen vinden. Ook is er sprake De hypothese is dat er parallelle stromingen naast zowel mentaal als fysiek voor iedereen anders is. vermeld wordt. van een ontwikkeling in de tijd. Ik zal dit ‘levende’ elkaar bestonden, maar om de gemeenschappelijke Daarna behandel ik specifiek de kleurtheorie. beeld hier niet nader specificeren, maar aspecten van basis te kunnen benoemen is het nodig om eerst het Methodologie Kleurtheorieën of kleurenleren (onder kleurenleer het levende beeld zullen aan de orde komen in het denken over kleur in het algemeen te beschrijven, in Ter beantwoording van de onderzoeksvragen maak verstaat ik zowel ‘kleurwetenschap, of het geheel van onderzoek. Dit gebeurt in teksten en in de case-studies. stromingen uit die tijd, in de architectuur, door de ik gebruik van literatuuronderzoek en kleurhistorisch kennis met betrekking tot de kleuren’ als: ‘een basis- Deze basis zal ik nader onderzoeken met als doel het architecten en door de huisschilders. en materiaaltechnisch onderzoek. Door eveneens principe van ordening van kleuren’), zijn niet ontwik- clichébeeld dat is ontstaan te nuanceren. De Franse historicus, mediaevist en schrijver enkele bronnen buiten de hoofdvraag te noemen, keld in een vloeiende lijn, ook al doen overzichten Het is een van de onderzoeksvragen in hoeverre dit Michel Pastoureau (Parijs, 17 juni 1947)6 “beschrijft een dat wil zeggen: van voor en van na het interbellum van modellen van kleurtheorieën dat soms denken. clichébeeld van De Stijl voor de architectuur van het compacte methodologie voor de studie van de geschie- en van architecten die niet tot de stroming van het Onderzoekers hadden hun eigen invalshoeken en denis van de kleuren. nieuwe bouwen worden gerekend, krijgen de tijd en de ontwikkelden theorieën die andere theorieën weer- Een eerste fundamentele vraag is de omschrijving doelgroep meer profiel. legden of geen directe raakvlakken met elkaar hadden. 4 Blotkamp maakt een principieel onderscheid tussen De Stijl van van ‘kleur’. Kleur blijkt in verschillende cultuurge- In hoofdstuk twee is op basis van close-reading Enerzijds hadden mensen die dagelijks met kleur voor 1922, waarin Mondriaan, Van Doesburg en Oud gedrieën de bieden en beschavingen steeds zeer verschillende van leerboeken en tijdschriften voor huisschilders en werkten, zoals kunstenaars en ambachtslieden, vaak dominerende persoonlijkheden waren en na 1922, toen alleen Van Doesburg die rol vervulde. Ik citeer: “In de eerste fase publiceerden ladingen te dekken. De sociale geschiedenis van de architecten, die in en rond het interbellum verschenen geen enkele behoefte om hun kennis in een theorie- met name Nederlandse schilders en architecten, daarna kende het kleur zoals Pastoureau die zich voorstelt, concen- en voor iedereen toegankelijk waren en eenvoudig vorm te gieten. Anderzijds werkten velen niet vanuit een meer internationale kring van medewerkers, was het minder treert zich op de bestudering van kleur in verschil- geraadpleegd konden worden, de toenmalige perceptie een theorie, maar voeren op hun empirische kennis. dogmatisch, maar ook wat onsamenhangender van karakter” Blot- kamp, 1982, blz.11. van kleur vanuit verschillende invalshoeken verkend. Onbewust was hun kleurenkennis wel mede bepaald 5 Henk Engel noemt dit het “bevroren beeld van De Stijl”, in zijn door de algemene kennis die er heerste. lezing op 10-11-2009 in Leiden in het kader van De Stijl expositie 6 Brand, Jan, Elly Gubbels, ‘Kleur’, 2002, vertaling Hetty Ploeg, Op basis van de bestudeerde bronnen blijken aldaar. Hij refereert aan een publicatie bij een eerdere De Stijl ten- blz. 126. M. Pastoureau, ‘Dictionnaire des Couleurs de notre Temps. 7 Brand, Jan, 2002, blz. 127 de meest genoemde kleurtheorieën tijdens het toonstelling, 1983 Symbolique et Sociéte’, Paris,1992, blz. 93-97. 1 14 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 15 Inleiding Materialisering van een ideaal Ir. M.G. Polman

interbellum in Nederland van Newton, Goethe, komen met de hiervoor genoemde bronnen. Ik maak een nawoord terug op het hoofdstuk ‘Oriënteering’, tectuur is geweest10, maar zelfs daarin noemt hij niets Schopenhauer, Chevreul, von Helmholtz en Ostwald te daarbij een tijdsverdeling van voor- en tijdens het omdat zowel zijn toekomstvisie uit 1932 als zijn over kleur. Van een directe relatie tussen de kleuren zijn. interbellum. Het interbellum blijkt van significante hoop in 1933 inmiddels verleden tijd blijken te zijn. van het nieuwe bouwen en kleuren van de Stijl is De twee belangrijkste kleurtheorieën zijn de kleu- betekenis te zijn voor de opkomst van de verfindu- De toekomst, het heden, is niet wat hij zich erbij had echter in de latere, secundaire literatuur steeds meer renleer van Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832), strie in Nederland, met in het kielzog, langzaam de voorgesteld. De belofte wordt niet meer waargemaakt. sprake. In teksten van Oud en Vriend is daar al vroeg Zur Farbenlehre, 1804, en de kleurenleer van Friedrich ontwikkeling volgend, de schilderspraktijk en de Onder veelzeggende titels als bijvoorbeeld ‘Van strenge sprake van. Wilhelm Ostwald (1853-1932), Die Farbenfibel, 1916. schildersopleidingen. werkwijze tot modeleus.’ beschrijft Boeken, door het Dit zou wel eens te maken kunnen hebben met de In 2.2.2 worden deze vanuit de vakliteratuur van Hieruit ontstaat een beeld van het schildersambacht lot gestuurd, wat er gebeurt als de vorm het van de hoofdgedachte van De Stijl, waarin kleur, materiaal het interbellum beschreven. Om duidelijk te maken en de verfproductie in relatie tot de architect. Het beeld inspiratie gaat overnemen en niet meer verbonden is en ruimte als autonome fenomenen worden opgevat. dat de secundaire bronnen de kleurenleren naar eigen maakt de lezer er alert op dat hedendaagse termen met de oorspronkelijke inspiratie. De vorm gaat een Rietveld benoemt dat. De architect hield zich daarbij inzicht interpreteren en overdragen, worden deze twee zoals ‘verf’ en ‘fabriek’ in de jaren 1918-1940 een andere eigen leven leiden en verliest zijn oorspronkelijke aan ‘zijn’ deelgebied: de ruimte, hetgeen is terug te theorieën vanuit de bron in hun geheel beschreven in invulling hadden dan nu. De historische ontwikkeling betekenis. vinden in de leus ‘licht, lucht en ruimte’ waar de archi- 2.2.6 van het vakgebied laat ook zien hoe bepaalde aspecten De tijdspanne visualiseer ik in een sinusoïde, tecten van het nieuwe bouwen zich achter schaarden. Daarna verken ik op basis van de vier hoofdvragen van het verleden nog steeds bepalend zijn voor het waarbij ik een lijn trek in de periode 1923 (met de Dit zou betekenen, dat de Stijl, en naar ik aanneem, andere invalshoeken over kleur, zoals kleurtheorieën huidige omgaan met verf en het schildersambacht, en MTS Groningen als eerste bouwwerk van het nieuwe de primaire kleuren en de a-chromatische kleuren, de vanuit de geestelijke invalshoeken van de tot bloei dus met kleur. bouwen) en 1933, als Boeken ervaart dat er een andere basis vormen voor de architecten, waarmee zij zich, komende theosofie, vrijmetselarij en antroposofie, van tijd is aangebroken. De periode 1923-1933 beschouw ik in de veel complexere opgave van het gebouw, zich respectievelijk Charles Webster Leadbeater en Annie Het plaatsen in de tijd als de (eerste) piek van de ontwikkeling van het nieuwe inzetten voor licht, lucht en ruimte. Besant, Jan Hessel de Groot en Rudolf Steiner. En de De publicatie ‘Architectuur’8 van architect ir. A. bouwen. (afb.06 en 07) De relatie van kleur en specifiek het verfmateriaal geestelijke en psychologische invalshoek van Frederik Boeken (1891-1951), architect, lid van De 8 en lid van De tekst van Boeken geeft een intellectueel niveau van de huisschilder zal in dit proefschrift met inacht- Zeylmans van Emmichoven. 2.3 Groep ’32, geschreven in 1932-1936, geeft niet alleen aan, waarin de kerngedachten van het nieuwe bouwen neming van deze lijn worden onderzocht. Bepaalde aspecten van de hiervoor besproken een beeld van wat de architecten van het nieuwe worden verwoord. In die kerngedachten neemt kleur bronnen blijken weerklank te vinden in uitspraken bouwen voor ogen stond, maar plaatst de architectuur- geen plaats in. Zelfs als Boeken zijn eigen Apollohal In deel B behandel ik de huidige praktijk en mijn van Theo van Doesburg in 2.4. Hiermee laat ik zien stroming ook in het tijdskader van het interbellum. beschrijft om de link te maken tussen theorie en eigen onderzoeksresultaten en ervaringen. dat die uitspraken in een breder verband kunnen Het beschrijft de natuurlijke gang van de opkomst, praktijk, beschrijft hij niet de daarin toegepaste In hoofdstuk 4 zal het kleuronderzoek, het mate- worden geplaatst. Daarmee hoop ik te bereiken dat De bloei en het verval van een stroming. Het document is kleuren. Zo is er ook geen artikel van Van der Vlugt riaaltechnisch onderzoek van de verflagen, worden Stijl iets minder autonoom wordt en iets meer als een als het ware een oogverslag van de omslag die er plaats- gevonden waarin hij zijn ideeën over kleur beschrijft beschreven. Hier wordt stilgestaan bij de ontwikke- klankbord van een tijdsgeest kan worden beschouwd. vindt aan het begin van de jaren 1930. In de tijdgeest en van Duiker evenmin. ling van het interdisciplinaire vakgebied. Wederom Vervolgens worden teksten over kleur van of over de van de jaren 1917-1930 beschrijft Boeken in 1932 hoe Dit wil echter niet zeggen dat er geen kleur is gebruik ik teksten om hierbij de historische lijnen van architecten Cuypers, Oud, Buijs, Komter, Rietveld, van hij theorie in praktijk bracht met zijn schepping: de toegepast of dat de kleuren, die gebruikt zijn, er niet het (jonge) vakgebied te duiden. der Vlugt, Kropholler en Kloos uit de periode 1921-1960 Apollohal te Amsterdam. (afb.05) )In mei 1933 voegt toe doen. In de 8 en Opbouw beschrijft een mede- Aan de hand van citaten worden de restauratieop- geanalyseerd. In 2.5 hij in ‘Oriënteering’ toe hoe Europa in één jaar tijd werker van Boeken, Auke Komter, zorgvuldig de leiding Stichting Restauratie Atelier Limburg (thans Daarna volgen teksten van architectuurcriticus veranderd is: de opbloei van het nationaal-socialisme kleuren van de Apollohal in samenhang met de archi- ondergebracht bij de Universiteit van Amsterdam), Vriend. 2.6 in Duitsland, ingeluid door de historiserende architec- tectuur, zoals besproken zal worden in 2.5.4. Ook de het specialisme kleur en schilderingen bij de Als laatste worden boeken over kleurtoepassing van tuur van Paul Schultze-Naumberg en bevestigd door medewerker van Van der Vlugt beschrijft de zorg- Rijksdienst voor de Monumentenzorg en de inter- getuigen of toepassers besproken. Onder ‘getuigen de opheffing van het Bauhaus in Dessau. Het zege- vuldige kleurtoepassing van zijn baas, zie 2.5.6. Uit disciplinaire samenwerking binnen het Centraal of toepassers’ versta ik auteurs, die boeken over de vieren van de klassieke neo-stijlen in Rusland boven kleuronderzoeken van gebouwen van Duiker blijkt Laboratorium (beide de huidige Rijksdienst voor het toepassing van kleuren schrijven. Hier wordt litera- de ‘kapitalistische’ moderne architectuur, waardoor zijn kleurtoepassing een intrinsiek onderdeel van de Cultureel Erfgoed) en de restauratieopleiding aan tuur, besproken in de oudere schildersliteratuur de internationale samenwerking onder architecten architectuur te vormen: oorspronkelijk, precies en Faculteit Bouwkunde van de Technische Universiteit (1918-1938) opnieuw verwoord en krijgen we een beeld in een heel ander daglicht is komen te staan.9 Zijn essentieel. De kleuren weerspiegelen het karakter van Delft (thans Restauratie Modificatie Interventie van hoe er over kleur gedacht wordt in de praktijk. hoop is gevestigd op de CIAM. Door omstandigheden de architectuur, op het scherp van de snede, zie case Transformatie) wordt een profiel geschetst van mensen Verffabrikant Vahrenkamp, Kerdijk over kunstschil- verschijnt het boekje pas in 1936. Boeken komt dan in studies. die bepalend waren voor de ontwikkeling en in het derverven, Gieben over stijlgeschiedenis en behangsels Mensen van die tijd, waaronder Boeken, konden bijzonder mijn eigen ontwikkeling als student van en architect Hartogh. 2.7 niet het hele proces herkennen, ze waren zich de eerste lichting post-graduate kleuronderzoekers

8 Boeken, ir. A., Architectuur. herdruk 1981 oorspronkelijk verschenen hoogstens scherp bewust van wat zich afspeelde. opgeleid in Nederland. In Hoofdstuk 3 beschrijf ik de huisschilderpraktijk in de serie: Stedebouw. Architectuur. Inrichting onder redactie van Terugkijkend realiseert Boeken in 1932 zich dat “De op basis van close reading van literatuur voor huis- ir. A. Boeken en A.Elzas Amsterdam 1936; voortgekomen uit een Stijl” van grote invloed op de ontwikkeling van archi- schilders en voor bouwkundigen, die deels overeen- speciaal nummer van ‘de jonge gids’ in 1932. 9 Boeken, 1981, zie blz.29-30 10 Boeken, 1981, blz. 21 1 16 1 17 Inleiding Inleiding

Hoofdstuk 5 bestaat uit de onderzoeksrapporten van het kantoorgebouw van de Van Nelle die integraal zijn opgenomen als voorbeelden van onderzoek zoals die ten behoeve van restauratieprojecten door mij werden uitgevoerd in samenwerking met het laborato- rium (de huidige RCE). In deel C worden de resultaten van deel A en deel B samengebracht. In hoofdstuk 6 worden de belangrijkste conclusies vermeld De conclusies bestaan uit rechtstreeks met de thematiek analytische uitspraken en een geconden- seerde, concluderende tekst van de hoofdstukken 2, 3 en 4. Aan de hand van de representatieve architecten van het nieuwe bouwen Brinkman en van der Vlugt en Duiker en Bijvoet en van de Stijl architecten/kunste- naars Oud, Rietveld en Van Doesburg noem ik:

De resultaten van de uitgevoerde kleuronderzoeken zijn integraal ‘kleur als toepassing’. (uit Hoofdstuk 2). Binnen die toepassing wordt gekeken naar ‘kleur als theorie’: -Is de sinnlich sittliche werking van kleur (Goethe) herkenbaar in de resultaten? -Is de kleurtheorie van Ostwald herkenbaar in de resultaten? Naar ‘kleur als idee’: -Is er een connectie met de stijl? en naar ‘kleur als materiaal’: 4 -Zijn er andere kleurige afwerkmaterialen en tech- nieken dan schilderstechnieken en verven? Vervolgens (vanuit Hoofdstuk 3): -Is de schilderswereld herkenbaar in de resultaten? Specifiek gaat de aandacht naar materiaaltechnische feiten en schildertechnieken. tot slot (vanuit Hoofdstuk 4): -Kan kleuronderzoek aan gebouwen op basis van deze inzichten verder worden ontwikkeld? en -Zijn er andere aspecten die nu helder naar voren 1, 2, 3 komen? 1 Van Nelle fabriekscomplex, exterieur, veel glas, aluminium, Specifiek gaat daarbij de aandacht naar het wit, zwart en gele accenten. foto: RCE, 2003 clichébeeld van de witte gevel en de toepassing van 2 Van Nelle, koffiefabriek, kantine, voormalige koffiebranderij met gele vloer. foto: RCE, 2004 aluminiumverf. 3 Van Nelle, (tweede) trappenhuis met rode trappen. foto: RCE, Dit resulteert in een korte eindconclusie 2004 (hoofdstuk 7). 4 Van Nelle kantoorgebouw met helder rode traphekken, blauwe borders, gebroken wit met zwarte vegen rubberen vloerafwerking. foto: Molenaar & Van Winden architecten, copyright Fas Keuzenkamp, Pijnacker. 2007 1 18 Inleiding Deel A Aspecten van kleur en architectuur van het nieuwe bouwen

5

6

7

5 ‘Tennis- en tentoonstellingshal Apollo te Amsterdam. ir. A. Boeken arch. bna & W. Zweedijk arch.’ Boeken neemt in ‘Architectuur’ (1936) de Apollohal als voorbeeld van theorie en praktijk, maar schrijft niets over de kleurtoepassing. 6 sinusoïde: tijdslijn van de bouwwerken van het nieuwe bouwen (in onderhavige studie). 7 sinusoïde: tijdslijn van bestudeerde bronnen. 2 Historiografie 2 23 Historiografie 2.1 Kleur in de stijl- en de ornamentgeschiedenis

2.1.1 De kennis over kleurtoepassing is breed en divers Inleiding doordat de informatie verzameld is uit een grote hoeveelheid en een grote verscheidenheid aan Stijlgeschiedenis hoorde bij de vorming tot architect bronnen.13 Naast kennis uit primaire en secundaire bij de studenten aan de Technische Hogeschool Delft bronnen is de kennis, waar nodig, aangevuld met waar Eugen Gugel hoogleraar was. Een van zijn kennis afkomstig van het oudheidkundig bodemon- studenten, Willem Leliman, bewerkt zijn stijlleer in derzoek, waarbij de ‘rijke en ingrijpende uitkomsten’ 1919. Op basis van de stijlgeschiedenis kunnen we ook van de laatste jaren zijn opgenomen.14 Met name in kennismaken met de organische wijze waarop kleur die laatste categorie wordt het materiaaltechnische een plek krijgt in het totale bouwwerk. Voor archi- aspect van de kleurgeving nauwkeurig benoemd. Aan tecten was kleur een van de vele facetten van de stijlge- de hand van de deelvragen zal duidelijk worden dat schiedenis en nooit een autonoom aspect. de context van kleur en architectuur zich op verschil- Op een vergelijkbare wijze droeg Jan Godefroy, lende vlakken voordoet: zowel materieel, theore- directeur van de tekenschool in Amsterdam, zijn tisch als ideëel. Doordat de citaten nog dicht bij hun kennis over. Hij duidde de betekenis van de stijlleer bron liggen, blijven de invalshoeken van de bronnen vanuit de totale context. Daarbij maakte hij geen duidelijk herkenbaar. Soms klinken de eigentijdse onderscheid in de leerboeken die hij specifiek voor de oordelen over kleur hierin door. huisschilders schreef. De geschiedenis bestrijkt de perioden vanaf de Ben Wierink, leraar aan de Kunstnijverheidsschool bouwkunst van het ‘oude oosten’, ‘voor-spaans Quellinus in Amsterdam pakt één onderdeel van de amerika’, de klassieke bouwkunst, de christelijke stijlleer: het ornament, en geeft daarvan de historische bouwkunst der middeneeuwen, de mohammed- lijn weer. daanse [sic] bouwkunst tot en met de nieuwe tijd. In alle perioden is kleurtoepassing aan de orde geweest. 2.1.2 Ook de bouwkunst van het oude oosten en de klassieke Eugen Gugel, Willem Leliman, 1919 bouwkunst waren gepolychromeerd, wat met name op basis van het archeologisch onderzoek is vastgesteld Het standaardwerk Geschiedenis van de bouwstijlen in en binnen de architectuur is geaccepteerd. De kleuren de hoofdtijdperken der Architektuur11 van professor van die materialen worden in hun optische werking Eugen Gugel (1832-1905), in de bewerking van Willem beschreven, meer dan de toegepaste kleuren waarin de Leliman vormt het uitgangspunt van kleurtoepassing figuratieve of symbolische betekenis bekend is, zoals in de architectuur zoals de architecten die van huis bij de christelijke bouwkunst. De optische werking van uit meekregen in hun vorming aan de Technische kleur geeft een objectieve beschrijving van de schilder- Hogeschool Delft. In deze studie komt kleur ruim- kunstige en decoratieve kleurtoepassing. schoots aan bod en wordt altijd in de context van de architectuur genoemd omdat Leliman ook de deco- Kleur als materie ratieve schilderkunst en kunstnijverheid ‘voorzoover Uit de teksten is op te maken dat Leliman met onmiddellijk verband houdend met de bouwkunst, in ‘kleur’ in de eerste plaats materiaal bedoelt. De mate- samenhang met deze vermeld.’ 12 rialen tonen een grote verscheidenheid. In samenhang

11 De vierde druk van Geschiedenis van de bouwstijlen in de hoofdtijd- perken der Architektuur van prof. [sic] E. Gugel, geheel omgewerkt en kunstnijverheid, voorzoover onmiddellijk verband houdend met de belangrijk uitgebreid door J.H.W. Leliman, bouwkundig ingenieur bouwkunst, in samenhang met deze vermeld.” uit 1919. 13 Gugel, E., 1919, Het uitgebreide bronnenapparaat dat er aan ten De architect en publicist J.H.W. (Willem) Leliman, 1878-1921, stu- grondslag ligt geeft een beeld van de publicaties die er over de bouw- deerde van 1895-1899 aan de Polytechnische School te Delft, waar hij stijlen ter beschikking stonden “zelfstudie van deze literatuur is een les kreeg van de uit Duitsland afkomstige hoogleraar in de ‘Schoone van de redenen van het vermelden”, aldus Leliman. De titels zijn met Bouwkunst’ E.H. Gugel. (zie: Pey, Boersma (red) 1997). name Duits- en Franstalig, maar ook Nederlands- en Engelstalig. 12 Gugel, E., 1919, deel I blz.VII. “De inhoud bepaalt zich evenwel 14 Gugel, E., 1919, deel I, blz. 392; en voorwoord, deel I, blz. V. “de niet strikt tot de bouwkunst in engere zin. In het kort worden ook rijke en ingrijpende uitkomsten van het oudheidkundig onderzoek stedenbouw, tuinkunst, dekoratieve schilder- en beeldhouwkunst, der laatste jaren zijn opgenomen” 2 24 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 25 Historiografie Materialisering van een ideaal 2.1 Ir. M.G. Polman Kleur in de stijl- en de ornamentgeschiedenis

met het materiaal noemt zeer nauwkeurig Leliman voorgrond staat. Terwijl het interieur een rijke poly- psychologische werking van kleur.23 Kleur als idee en kleur als toepassing ook de techniek waarmee het materiaal is geprepareerd chromie kent, schrijft Leliman over de zogenaamde Leliman schrijft over het koloriet, dat “in weerwil Leliman beschrijft de kleurtoepassing, op basis van en aangebracht. Niet alleen geeft dat informatie over ‘buitenordonnatie’: ‘over het algemeen is gebakken van de bonte kleuren niet onharmonisch of storend de bronnen die hem ter beschikking stonden, vanuit het uiterlijk van het materiaal, maar het laat ook zien steen de gebruikelijke bouwstof, en is kenmerkend is. Ondanks de vrij stoute kleuren combinatie der verschillende invalshoeken. Aan de hand van chronolo- hoe dicht de (stijl)theorie en de (uitvoering)praktijk bij voor den stijl, dat men dit materiaal uitwendig zonder minst komplementaire kleuren heerscht een zekere gische voorbeelden zal ik dat verduidelijken. elkaar stonden. bekleeding liet en de konstructie geheel bloot legde.18 eenheid, rust en harmonie, voornamelijk wijl volgens In de beschrijving van het Hypostylium van Ramses Door die directe koppeling van kleur en materiaal Bij de recente geschiedenis van de tweede helft van het autoriteitsbeginsel ééne kleur zoodanig den I van de Ammon-tempel te Karnak, Egypte wordt de wordt kleur met name in de oudste bouwstijlen (oude- de negentiende eeuw noemt Leliman geen kleuren boventoon voert, dat alle disharmonie wordt gebroken rol van de kleur van de architectuur onder woorden oosten en klassieke bouwkunst) objectief genoemd als meer en noemt ‘de nationale-renaissance-richting: of verzacht.”24 Hij noemt ook het verband tussen de gebracht, in samenhang met het spel van het licht en eigenschap van een materiaal, waardoor een bruine eene gemengde berg- en baksteen architektuur met natuurlijke omgeving van bloemen en vruchten en de de mystieke betekenis.27 bakstenen muur op dezelfde manier kan worden vóór alles op pikant-schilderachtige werkingen wijze waarop mensen hun huisraad sieren en “de zucht In de Chinese bouwkunst wordt kleur niet als ‘vrije geduid als een bruine olieverflaag, of dat de kleuren berekend karakter’19 naar bonte kleuren barbaarsch te noemen”, terwijl beschikking van de kunstenaar’ aangegeven, maar van het marmer de kleuren aan een interieur geven. Dit zou erop kunnen duiden dat de objectieve deze kleuren onder invloed van een zeer heldere hemel hebben de toegepaste kleuren een mystieke betekenis ‘Kleur’ wordt gebruikt bij glas, glazuur, terra-cotta, beschrijving te maken heeft met de archeologische niet te bont tonen.25 en zijn het ‘zinnebeelden van abstracte begrippen’ (zie baksteen, marmer, mozaïek, vloeren, schilderwerk invalshoek waarop de kennis gebaseerd is, maar er zou De optische werking van kleur wordt zeer nauw- tabel)28. en schilderijen. ‘Schilderwerk’ kan zijn uitgevoerd ook sprake van kunnen zijn van een verband tussen de keurig beschreven bij het paleis van Salmanassar II, in Bij de Aechaeïsche Bouwkunst worden de bronnen in verschillende technieken: fresco15, secco, olieverf, schilderkunst in de architectuur, waarbij kleur op de Assyrië, en bij het Alhambra, bijvoorbeeld in waarbij van Vitruvius, Semper en Durm genoemd, waarin in was geprepareerde verf, vergulding, scrafitto, tweede plaats komt, of de polychromie van de archi- de versieringen binnen zwarte omtrekslijnen zonder kleur een rol speelt. Hier informeert Leliman de lezer stucco lustro, japans lakwerk, kalkbepleistering met tectuur, die zowel door de schilderkunst als door de schaduwaanduiding in vlakke tinten zijn ingevuld en over de polychromiestrijd, die zich met name in de wandschildering, gekleurd stuc, geglazuurde stenen, afwerking van de architectuur afkomstig kan zijn. de vrije wandschilderingen een vrije picturale behan- negentiende eeuw heeft afgespeeld. Vitruvius wordt stucwerk met reliëf; maar ook als ‘Enkaustisch schil- deling missen, daarin tegemoet gekomen door de scha- als primaire bron aangehaald.29 Bij de hypotheses van derwerk’16 en ‘Pompejaansche’ muurschilderingen’17; Kleur als theorie duwwerking van het relief. 26 daarmee samenhangend worden ook verschillende In de teksten wordt aan kleurtheorieën gerefe- materialen genoemd waarmee wordt gewerkt zoals reerd, zonder die theorieën nader te duiden. Blijkbaar 27 Gugel, E., 1919, deel I, blz. 42. “Deze steenen reuzen streven aardpigmenten of bladgoud. ‘Schildering’ wordt worden de theorieën als bekend verondersteld. hemelwaarts, in stoere kracht wedijverende met de onwrikbare muren. In verband met de verbijsterende afmetingen der onderdee- gebruikt in de betekenis van: schilderij, ornamentele Bijvoorbeeld onder de Romeinse Bouwkunst, bij de Daarentegen vindt men sommige kroonlijsten der vertrekken vrij len werken het sobere lijnenstelsel en de overzichtelijke eenvoud voorstelling, figuratieve voorstelling, versierings- herontdekking van het Herculeum en Pompeji, bij smaakvol verrijkt met ingeperste ornamenten, die den grondslag der samenstelling mede, om den indruk tot den hoogste trap op te motieven, decoratieve voorstelling, tapijtschilde- de beschrijving van de woningen, hanteert Leliman voor de polychromie vormden. voeren. Maar niet alleen door deze faktoren werkte dit pijlenwoud. 23 Gugel, E., 1919, deel I, blz. 490-491. ‘Niettemin bood de woning, Een rijke kleurentooi ter versiering van wand, zuil en zoldering, ring, monochroom vlak en omtrekslijnen. ‘Glas’ kan in termen die refereren aan kleurtheorieën zoals “de zelfs die van den eenvoudigen burger, doorgaans een rijke bron van vulde de architectuur aan. Beroemd is de versiering der zoldering. betekenen: glazen mozaïeksteentjes en gebrand- drie primaire kleuren”, “de gehele kleurenladder”20 en kunstgenot aan. De overrijke dekoratie is voornamelijk door veel- De blauwe grond is met zonnen en sterren bezaaid en gestyleerde schilderd glas. ‘Mozaïek” kan behalve glazen moza- “kleurenharmonie”21. Daarnaast noemt hij aspecten kleurigheid verkregen, welke zich evenzeer over den steenen vloer gieren vullen de vakken. en de meestal vlakke zoldering, als over den effen wand uitstrekt. Gehuld in een geheimzinnig halfduister, waarin slechts enkele licht- ïekstenen ook gebakken (vloer)tegels zijn. Vloeren als verhouding van kleur en vorm, spelen de mate van Ook in het geringste huis ontbreekt deze niet geheel. Zij getuigt stralen, voorzover zij niet door de zware zuilen worden onderschept, kunnen ook kleur krijgen in de vorm van marmer of verlichting mee in de kleurgeving22 en noemt hij ook zoowel van ontwikkelden en beschaafden smaak, als van eene blij- een plek van felle kleurenschittering wierpen, moet van deze zaal mortellagen vermengd met steenpoeder. moedige en dichterlijke levensopvatting.’ een indruk van huiveringwekkende pracht zijn uitgegaan, die ieder 24 Gugel, E., 1919, deel I, blz. 494 onder haar magischen invloed dwong.” Bij de basilica van de oud-christelijke en byzan- 25 Gugel, E., 1919, deel I, blz. 495. “De veelkleurige bloemen en 28 Gugel, E., 1919, deel I, blz. 210-211. Zie tabel. tijnse bouwkunst noemt Leliman dat de schilder op de 18 Gugel, E., 1919, deel I, blz. 520-521 vruchten, waarmede de natuur zich hier tooit”, schrijft Goethe uit 29 Gugel, E., 1919, deel I, blz. 297- 298 Er is een aparte linea gewijd 19 Gugel, E., 1919, deel II, blz. 399. Dit valt feitelijk onder het sub- Napels, “schijnen de menschen uit te noodigen, om zich zelve, even aan Polychromie, waaruit tevens blijkt dat ook Vitruvius over kleur kopje ‘kleur als idee’ als hun huisraad, zoo bont mogelijk op te sieren. Wij zijn gewoon, de schreef. ”Draagt geen bouworde in gelijke mate het kenmerk van 20 ‘Bediende men zich voor de polychromie van bouwkunstige zucht naar bonte kleuren barbaarsch te noemen; tot zekere hoogte eenvoud en stroefheid van vormen als de dorische, deze indruk werd 15 Gugel, E., 1919, deel I, blz. 495. of “al fresco schildering” Over de onderdeelen bij voorkeur van de drie primaire kleuren, hier is nage- kan dat ook zoo zijn of worden, maar onder een zeer helderen en belangrijk verzacht en gewijzigd door de levendige polychromie, uitvoering schrijft Leliman zeer nauwkeurig: ‘Wat nu de uitvoering noeg van de geheele kleurenladder partij getrokken. De schubben blauwen hemel is eigenlijk niets bont, daar immers niets in staat waaraan in deze orde een zeer belangrijke plaats was aangewezen. dezer muurschilderingen betreft, alle zijn op een ondergrond van zijn afwisselend rood en wit, en blauw en geel; de grondkleur van al is, den schitterenden glans der zon en hare afspiegeling in de zee te Voornamelijk het hoofdgestel prijkte met een rijkdom van kleuren, marmer-stuc geschilderd, welks zorgvuldige toebereiding Vitru- het overige ornament is lichtblauw.’ overtreffen.” alleszins geschikt om de soberheid van vormen te vergoeden.’...“Zijn vius (VII,3) nauwkeurig omschrijft. Deze grond bestond uit drie 21 De mozaïekvloeren werden op groote schaal, als het ware fa- 26 Gugel, E., 1919, deel I, blz. 83-84. “in de kleurrijke schittering van ook aan geen enkel monument de kleuren zoo volledig bewaard, afzonderlijke over elkaar aangebrachte lagen van kalk en fijn zand briekmatig door slaven vervaardigd. Het kunstgehalte leed onder de friezen en bekleedingen van geglazuurde steenen. Geel, blauw, dat men met volkomen zekerheid den oorspronkelijke toestand kan en uit drie andere van fijn gemalen wit marmer en kalk. De kleuren – die produktie. Veelal munten dan ook de overtalrijke romeinsche gebroken wit en zwart zijn daarbij de voorkomende hoofdkleuren. weergeven, zoo bezitten wij toch gegevens genoeg om ons daarvan uitsluitend minerale kleuren- werden of zonder verbindingsmiddel mozaïeken noch door schoonheid van lijnen, noch door bijzondere Bij de wandschilderingen stond een rijker palet ten dienste en is ook bij benadering eene voorstelling te kunnen vormen. De architraaf op de nog vochtige bepleistering gebracht - “al fresco” techniek- of kleurenharmonie uit. rood, groen en paars gebruikt. De versieringen, zoowel de ornamen- behield vermoedelijk over ’t algemeen de kleur der kolommen, met ze werden, met een kleefstof (caseïne) vermengd, op het droge stuc 22 Ook bij de lijstwerken van pleister, is met het oog op de medewer- teele als de figuratieve, zijn binnen zwarte omtrekslijnen, zonder uitzondering evenwel van abacus en regula. De laatste waren, even geschilderd.’ king der kleuren, de vorm verwaarloosd. De eenvoudige profielen schaduwaanduiding in vlakke tinten ingevuld. De wandschilderin- als de triglyphen en mutulen- ook volgens Vitruvius – meest licht- 16 Gugel, E., 1919, deel I, blz. 495 zijn flauw van teekening en bot van uitvoering. Ook de minder gen missen dus eene vrije, picturale behandeling. Gedeeltelijk wordt blauw van kleur, terwijl de abacus der triglyphen en somtijds ook de 17 Gugel, E., 1919, deel I, blz. 483 intensieve verlichting zal hierop invloed hebben uitgeoefend. daarin tegemoet gekomen door de schaduwwerking van het relief. “ stegen tusschen de groeven nog verdere versieringen met kleuren 2 26 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 27 Historiografie Materialisering van een ideaal 2.1 Ir. M.G. Polman Kleur in de stijl- en de ornamentgeschiedenis

Semper en Durm over de dorische triglyphen-fries grieksche kunst zeer belangrijke sporen van beschil- ringen hebben dan waarschijnlijk in geen enkele kerk valt onder andere de werking van de witte bies op. schrijft Leliman “Door allerlei gewaagde hypothesen dering met bonte kleuren werden waargenomen, ontbroken.37 Ook Viollet-le-Duc verdiept zich in de Ook de gevoelswaarde van de kleurstelling komt aan is getracht de leemten aan te vullen, die in de keten steeg de zekerheid dat ter opluistering van de bouw- kleurtheorie, zoals ook bij De Groot (H 2.3.3) te lezen bod. Specifieke ideeën die Owen Jones over kleur er op der historische feiten ontbreken.”30 De kleurbeschrij- werken op ruime schaal van levendige kleuren werd is. nahield vermeldt Leliman niet. vingen van de Theseustempel door Gottfried Semper gebruik gemaakt. Ten aanzien van enkele onder- Een vergelijkbare beschrijvende waarneming over Daarna gaat Leliman door op de stijlgeschiedenis worden genoemd afkomstig uit Der Stil. De archi- deelen is daarop reeds in het overzicht van de dorische kleur is terug te vinden in de beschrijvingen van de maar schrijft niets meer over kleur. tecten J. Hittorf en L. Zanth gepubliceerde werken bouworde gewezen.’34 Ook hier wordt de werking van De Mohammedaansche Bouwkunst, de beschrijving Enkele zaken zijn echter nog noemenswaardig, van hun archeologische vondsten van de tempels van de kleur gebruikt om de kleurtoepassing te kunnen van de kleuren van het Alhambra verwijzen naar de zoals een voorbeeld van een eigentijds oordeel, af Sicilië, de bouwvallen van Selinut.31 Aan gevonden duiden.35 ideeën van Owen Jones en A. Racinet.38 De optische te leiden uit de opmerking: ‘De vroeg-renaissance fragmenten door Stuart en Revett.32 De polychro- De herontdekking van Herculanum (1720) en kleurwerking is hier heel duidelijk omschreven.39 Hier riep ook behoorlijke typen van burgerwoonhuizen miestrijd, ingeleid door ontdekkingen door Stuart en Pompeji (1738) komen in hoofdstuk ‘De klassieke in het leven welke bewondering uitlokken, zoowel Revett is reeds beslecht. Leliman refereert hieraan met Bouwkunst’, vierde afdeling, uitgebreid aan bod, bij voor de scheppingskracht en oorspronkelijkheid van een citaat van Hittorf: “De uit het einde der 18de en Pompeji wordt eveneens de lichtinval en ruimtelijke 37 Gugel, E., 1919, deel I, blz. 605-606. ‘De figuren zijn streng gesty- den volkssmaak, als voor de kunstvaardigheid der uit het begin der 19de eeuw dagteekenende meening, werking beschreven.36 (afb. 8,9, en 10) leerd, de groepeering is symmetrisch en strak in aansluiting bij de ambachtslieden. Het streven naar verfijning en verede- volgens welke men zich zoowel het uiterlijk van den Bij de Romaanse Bouwkunst baseert Leliman zich oud-christelijke kunst. Volgens overlevering kwamen allereerst koor ling der vormen getuigt zoowel van een kinderlijke- en apsis voor beschildering in aanmerking. Kleuren – voornamelijk tempel als het beeldhouwwerk van volstrekt kleurloos op bronnen van E.E. Viollet-le-Duc, muurschilde- ongebroken – vulden ook de plastische vormen aan. De hollen der hartstochtelijke voorliefde tot tooi als van de onbe- marmer had voor te stellen, is onhoudbaar gebleken lijstwerken waren blauw en rood, waartegen de staven en andere krompenheid, waarmede de schoonheidszin bevredigd tegenover de overtuigende kracht der feiten.” 33 leden door lichtere tonen van groen, rood of goud uitkwamen. Het werd.’40 plantenornament heeft doorgaans zijne natuurlijke kleur of is ver- Inmiddels heeft de kennis van de polychromie zich 34 Gugel, E., 1919, deel I, blz. 357 guld, terwijl de omtrekken tegen een donkerrooden grond afsteken. De ontwikkeling van de bouwkunst in de negen- verder ontwikkeld. ‘Naarmate zoowel bij nieuwere 35 Gugel, E., 1919, deel I, blz. 357. ‘Had nu de beschildering der De kolomschachten werden volgens patronen in roode, gele, blauwe tiende eeuw wordt volgens Leliman ‘beheerst door ontgravingen als bij nader onderzoek van reeds buitenordonnantie in de eerste plaats ten doel, om meer belangrijke en groene kleuren geverfd, de figuurlijke reliefs beschilderd, de kunsthistorische en oudheidkundige studie. Ook architektonische en beeldhouwkunstige détails scherper te doen gewelfkluizen en de wandvlakken met ornament versierd. Van de vroeger bekende monumenten uit den bloeitijd der uitkomen, uit een algemeen aesthetisch oogpunt was zij evenzeer wijze waarop de houten zoldering beschilderd werd, bleef in de St. de bouwkunst werd wetenschap en ook de bouw- onmisbaar voor den gezamenlijke indruk van het werk. Gemakkelijk Michael te Hildesheim een uitstekend voorbeeld bewaard.’ meester is zijne taak boven het hoofd gegroeid.... In laat zich beseffen, hoe ook op een veel minder ontwikkeld kunstge- 38 Gugel, E., 1919, deel I, blz. 98-99. Een der rijkste en sierlijkste de eerste helft der 19de eeuw betwistten de klassieke aanwezen. De metopen konden, hetzij ze met ornamenten beschil- voel dan het grieksche, onder den hemel dezer heerlijke luchtstre- toepassingen is het koepelgewelf van de “Zaal der twee Zusters”. en de romantische richting elkander den voorrang. derd waren, hetzij ze reliefs droegen, een sterk sprekende kleur als ken, en te midden van de kleurenrijke en weelderige natuur, een Het is op vernuftige wijze samengesteld uit ongeveer 5000 stukken, achtergrond niet ontberen; rood schijnt vrij algemeen daarvoor ge- kleurloos gebouw van wit marmer onmogelijk een bevredigende waarin volgens Owen Jones zeven elementen zijn te onderkennen, De economische toestanden van het, na de stormen bruikelijk geweest te zijn. Rood was eveneens de grondkleur van het indruk had kunnen voortbrengen. Een zoo nuchtere, prozaïsche welke, wat hun grondvorm betreft, tot een drietal kunnen worden der omwenteling en de napoleontische oorlogen ondervlak der kroonlijst tusschen de mutulen. (citaat blz. 298 deel I) opvatting ware evenzeer in strijd geweest met het grieksche kunst- teruggebracht. De vormen dezer weinige welfsteenen zijn zoo be- verarmde Europa, waren echter niet gunstig voor 30 Gugel, E., 1919, zie deel I blz.295 genie, als met de aloude overlevering en de voortdurende kunst- dacht, dat door telkens veranderende rangschikking eene oneindige 31 Gugel, E., 1919, deel I blz. 299. De tempels van Sicilië en Beneden- praktijk van het oosten en van Zuid-Europa. Zal daarentegen door verscheidenheid van kombinaties mogelijk is...... Tot dit karakter de ontwikkeling van de bouwkunst.... Een zoetelijk Italië waren doorgaans met gekleurde stuc overtrokken. Zuilen, de medewerking der kleuren het werk op zichzelf den beschouwer van het vlakornament heeft de veelkleurige beschildering, waarbij romantisme was de reaktie tegen den nood der architraaf, platvierkant, en nu en dan ook de triglyphen hadden een minder koel hebben toegesproken, tevens was alleen daardoor de op eene regelmatige en sterk verdeelde plaatsing der tinten moest tijden... Het is de kunst van het burgerlijke, droge warm-gelen of roodachtigen toon, de metopen daarentegen meestal gewenschte en onmisbare harmonie met de omgeving te verkrijgen.’ worden gelet, zeker in de eerste plaats aanleiding gegeven.’ een diep rooden grond. De architekten Hittorf en Zanth hebben 36 Gugel, E., 1919, deel I, blz. 483 We zien hier dat de kleur wordt 39 Gugel, E., 1919, deel II, blz.99-100 in goud en rood geschilderd, “Biedermeier”-tijdperk. Gepaard daarmede ging onder de bouwvallen van Selinut aan een stuk hoofdgestel – van het bepaald door verschillende materialen zoals beschilderd stuc, glas- en wel de in goud uitgevoerde grooter dan de roode. Ook zijn kleine echter eene langzame herleving van het hellenisme, zoogenaamde Heroüm van Empedokles – zeer duidelijke sporen mozaïek, natuursteen, evenals bronzen ornamenten en muurschil- figuren met witte strepen aangebracht, veelal zoo, dat daardoor die terugkeerde tot de zuivere bron der antieken zelf. van kleuren ontdekt. Aschkisten van gebakken aarde, die men in deringen. ‘Deze merkwaardige muurschilderingen, die heden ten nieuwe kleurschakeeringen in het leven worden geroepen. Door siciliaansche graven heeft gevonden, en die o.a. geheel beschilderde dage meer algemeen “pompejaansche” worden genoemd, wijzen op witte strepen op blauwen grond wordt lichtblauw voortgebracht; De vroeger onbekende grieksche monumenten werden nabootsingen van dorische hoofdgestellen bevatten, hebben hierbij motieven, teekening en kleur zeer sprekende bijzonderheden aan. blauw, wit en rood mengen zich voor het oog tot violet of tot purper; opgemeten en onderzocht. Hoe dieper men in den mede tot voorlichting gediend. Afb. 281 geeft eene afbeelding van het etc. rood en goud vereenigen zich tot een zacht doch rijk oranje. Vaak geest en het wezen der oudheid doordrong, des te meer monolithe hoofdgestel van het Heroüm, naar eene kleurendruk uit en blz. 488 De muurschilderingen worden zeer uitgebreid be- overheerscht in de patronen het goud in hooge mate, zooals b.v. in verwijderde men zich van de uiterlijke navolging der het werk van J. Hittorf en L. Zanth. schreven. De kennis van de opgravingen wordt gepubliceerd en/of de Zaal der Gezanten en in het Leeuwenplein; aan de verrukkelijk Hittorf en Zanth geven nog van een ander dorisch hoofdgestel (tem- tentoongesteld. ... De woningen in Pompeji: ‘Overal bespeurt men schoone ornamentatie is hier slechts spaarzaam rood en blauw romeinsche architektuur, en geraakte men tot eene pel R. te Selinunt) een proeve van herstelling der oorspronkelijke het streven, om aangename indrukken voort te brengen en door de toegepast.” meer oordeelkundige toepassing der klassieke vormen, polychromie met de volgende kleuren: tripglyphen, mutulen en schoonheid der omgeving eene blijde stemming op te wekken, even “Op den grijzen fond van het plateelwerk zijn de mozaïekachtige alsmede tot hunnen loutering in griekschen geest. De druppels: blauw; metopen:rood, met meandertaenia als zoom in de heilzaam voor de gezondheid va het lichaam, als onmisbaar voor de lijnfiguren veelvuldig met roodpurper, groen en oranje, of met zeer grondkleur; voorvlak platvierkant: boven den ingesneden druipkant opgeruimdheid en vrijheid van den geest. De fijne schakeeringen der donker blauw uitgevoerd, waarbij de enkele kleuren door smalle koele, formeele schoonheid der klassieke kunst kon geel, dáár beneden rood; ondervlak van het platvierkant tusschen verlichting, de afwisselende overgangen van de luisterrijkste licht- witte strepen zijn gescheiden; nu en dan komt er ook lichtblauw bij. echter vooral bij noordelijke volken den kunstzin op de mutulen: rood; bladeren van het kymation van het platvierkant: schittering naar de diepe, droomerige schaduwtinten der vertrek- Voorts ontmoeten wij kombinaties van oranje, donkerblauw met den duur niet bevredigen. Zij paste daar niet in hare afwisselend groen en rood met witte randen; anthemion der neus- ken, moeten in verband met de rijke polychromie der stoffage, aan groen of purper, van donkerblauw en oranje. Over het algemeen lijst: rood en zwart met lichtgrijze spiraallijnen; bladeren van het de binnenordonnatie eene bijzondere bekoring hebben verleend. maakt de beschildering van het plateelwerk een kalmen, ja somtijds omgeving en veelal waren de klassieke vormen slechts kymation daarboven: afwisselend rood en zwart met witte randen; Fijn overwogen was de ruimtewerking. In geen voorbeeld spreekt de zelf schralen indruk, die er op berekend is, om aan het oog eenige maskers geel met roode bekken. zeldzame poëzie der pompejaansche woning beter dan in het “Huis rust en ontspanning te bezorgen, nadat het de overstelpende pracht 32 Gugel, E., 1919, deel I, blz. 313 der Vettiërs”, dat – en vooral het peristylium – uitstekend bewaard der stuc-arabesken met bewondering heeft aanschouwd, en tevens te maken.” 33 Gugel. E., 1919, deel I blz. 357 bleef met zijne dekoratieven tooi.” geschikt om het voor nieuwe indrukken en genietingen ontvankelijk 40 Gugel, E., 1919, deel II, blz. 176 2 28 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 29 Historiografie Materialisering van een ideaal 2.1 Ir. M.G. Polman Kleur in de stijl- en de ornamentgeschiedenis

een los omgehangen gewaad, dat de bewegingsvrijheid rijk relief en het détail volkomen op den achtergrond de werking van kleuren ten opzichte van elkaar en Ook de specifieke vakliteratuur voor schilders die belemmerde. De studie der kunstgeschiedenis heeft treedt tegenover de hoofdmassa’s. ... De constructie ten opzichte van lichtinval en ruimte een grote rol te werd uitgegeven door Eisma53 Het Mahomedaansche allengs ook de bouwwerken der middeneeuwen, welke treedt op de voorgrond en de practische, naturalisti- spelen. Ornament. Een beschouwing over zijn toepassing men sedert de opkomst der renaissance niet alleen sche zin overheerst die de nederlandsche bouwkunst Naarmate de geschiedenis jonger is wordt de kleur in de bouwkunst en kunstnijverheid’ (1929) en ‘Het verwaarloosde, maar zelfs moedwillig verminkte, van ouds onderscheidt. ‘47 minder genoemd. Vanaf de negentiende eeuw, als de Chineesche, Japansche en Indische ornament. Een leeren begrijpen en waarderen.’ ‘Het moderne streven vond krachtige voorgangers bouwconstructies als zelfstandig fenomeen beschouwd beschouwing over zijn toepassing in bouwkunst en John Ruskin wordt ‘de engelse kunstfilosoof’ en ‘een in De Bazel en Kromhout.’ De Bazels werk ‘onder- worden en het natuurlijke materiaal in zwang komt, kunstnijverheid’ (1931) laten een brede culturele basis der pioniers van de romaansche bouwkunst’ genoemd scheidt zich’ en is ‘ zeer persoonlijk van karakter’. ‘De gebruikt Leliman de termen ‘baksteen en bergarchitec- zien, waarvanuit hij de stijlleer beschrijft. Zijn ziens- 41 ‘die grote invloed op de ontwikkeling van de engelse verfijning herinnert in menig opzicht aan de oud- tuur’. Bij het meest recente werk beschrijft Leliman dat wijze over kleur in deze drie werken zal ik hier nader kunst door de geschriften “The 7 lamps of architec- oostersche kunst, beantwoordend aan den wijsgerigen er een verschuiving plaats heeft naar de platte vlakken beschrijven. turen (eerste druk 1841) en de “Stones of Venice”.42 ondergrond in De Bazel’s kunstopvatting.’48 en de effen kleuren. Onder het kopje ‘Eclecticisme in Nederland’ schrijft In zijn slotwoord schrijft Leliman over de moderne Kleur als theorie Leliman nauwelijks iets over de toegepaste kleuren.43 tijd: voor de bouwkunst was het begin van de twin- 2.1.3 Godefroy grijpt niet terug op kleurtheorieën. Wat buiten de kernvragen valt maar toch van belang tigste eeuw een tijdperk van overgang. Nieuw leven Jan Godefroy, 1915 - 1931 is om hier te melden, is hoe Leliman de meest recente kondigde zich aan. Leliman noemt onder meer: op Kleur als materie, kleur als idee en kleur als toepassing stromingen beschrijft.44 Leliman verwijst hier naar den voorgrond de hoge vlucht der exacte weten- Jan Godefroy (1882-1958), directeur van de De bestudeerde bronnen laten zien dat Godefroy allerlei actuele bronnen, waar kleur in het algemeen schappen en, als gevolg daarvan, de techniek; nieuwe Teekenschool voor de kunstambachten in Amsterdam, de betekenis van kleur in de stijl ontleent aan de totale geen belangrijk item vormt.45 Hij schrijft wel over bouwconstructie; door ruime middelen van verkeer heeft diverse stijlleerboeken op zijn naam staan, die context en niet als een op zichzelf staand fenomeen. invloeden en over veelkleurigheid maar niet over en de daardoor bereikte wereldgemeenschap is een direct of indirect 49 inhoud gaven aan de lesliteratuur Kleur als materiaal, als idee en als toepassing vallen welke kleuren het dan zijn. steeds uitgebreider keuze van bouwstoffen en andere tijdens het interbellum, zowel voor architecten als daardoor samen. De nieuwe richting is een versobering, en kenmerkt hulpmiddelen te danken en gedachten en geestesstro- voor huisschilders. Typerend voor zijn benaderings- Godefroy legt onder andere culturele verbanden zich meer nog door het stelselmatig weglaten van alle mingen van maatschappelijk nieuwe levensbehoeften. wijze is de brede culturele ontwikkeling waarin hij de bloot, die bijgedragen hebben aan de algemene overgeleverde siervormen dan door het invoeren van stijlleer plaatst en waarvan kleur onderdeel uitmaakt. ontwikkelingen van de culturen door de eeuwen heen. nieuwe. Conclusie Dit is bijvoorbeeld duidelijk in Ornamentstijl 50 In het hoofdstuk ‘Egyptisch ornament’ behandelt ‘Sedert ca. 1895 treedt er een ommekeer op in de De kleurtoepassing wordt uitvoerig beschreven, (1915), waarin hij de historische ontwikkeling van hij bijvoorbeeld naast de geologische- en tijdsinhou- kunstopvatting, waarin de geijkte navolging van de maar omdat het een van de vele factoren van de totale het primitieve ornament naar het Empire ornament delijke onderverdeling; godsdienst, kunst, weten- renaissance terrein verliest. Onder invloed van buiten- bouwstijlen betreft, valt dat niet direct op. beschrijft. 51 Blijkens zijn voorwoord had hij vanwege schappelijke invloed van het landschap; overgebleven landsche, met name engelsche invloed treedt er een De toegepaste kleuren in de oudheid en de ‘mahom- het kostenaspect geen gekleurde afbeeldingen kunnen monumenten; de verschillende typen ornamenten54, soberder, meer zakelijke neutrale opvatting door.’ 46 medaanse’ architectuur krijgen veel aandacht, wat toevoegen, hetgeen hij ervaart als een gemis.52 de nijverheidskunst en kleur. Daarbij komt terloops de waarin “platte vlakken en effen kleuren den dekora- waarschijnlijk is toe te schrijven aan de relatief jonge herontdekking van de polychromie aan bod: ‘De meest tieven overvloed der renaissance [vervangen] met haar informatie die door het archeologisch onderzoek voorkomende kleuren zijn rood, licht- en donker- bekend is geworden. De archeologische kennis is 49 In de literatuurlijst van Gugel/Leliman wordt J. Godefroy. blauw, geel, zwart, donkergroen en wit, met hars beschouwend van aard, het beschrijft de kleur van ‘Geschiedenis van de bouwkunst. Amsterdam sinds 1915’ genoemd. als bindmiddel. Zoo goed waren de harsverven, dat Gugel. blz. XI deel I 41 Gugel, E., 1919, deel II, blz. 280 het materiaal. Afhankelijk van de bron wordt er ook zelfs nu nog aan de buitenzijde van de tempelmuren, In de literatuurlijst van Rijgersberg, vanaf de 2de druk (1942 wordt 42 ‘J. Ruskin wees op de juiste grondbeginselen der Middeneeuw- betekenis aan de kleur voor de architectuur gegeven. J. Godefroy. ‘Handboek voor Kunstgeschiedenis, Stijl- en Orna- duizenden jaren blootgesteld aan weer en wind, sche kunst, echtheid van materiaal, deugdelijke samenstelling, Dit kan zowel een architectonische als een mystieke mentleer’ genoemd. Dit zou kunnen corresponderen met de later duidelijk sporen van beschildering aanwezig zijn. Uit eenvoud en natuurlijkheid, op de betekenis van het handwerk ‘. deel toegevoegde hoofdstukken ‘De kleur in de decoratieve kunst en Het II, blz. 360. betekenis zijn. De lichtinval speelt in beide gevallen den Laat-tijd zijn tusschenkleuren als violet en bruin ornament in de architectuur.’ 43 Gugel, E., 1919, deel II, blz. 399. Zoals al vermeld bij ‘kleur als ma- een rol. Ook de kleurwerking wordt genoemd, afkomstig.’ 55 50 Amsterdam, 1915 terie’: ‘De nationale-renaissance-richting: eene gemengde berg- en waardoor duidelijk wordt dat de auteur en de lezer op 51 primitieve-, Egyptische-, Assyrisch Babylonische-, Oud-Perzi- De lezer wordt zo geïnformeerd over het type verf, baksteen-architektuur met een vóór alles op pikant-schilderachtige de hoogte waren van kleurtheorieën en de optische sche-, Grieksche-, Romeinsche-, Chineesche-, Japansche-, Oud- het architectonische onderdeel waar verfresten zijn werkingen berekend karakter. Het beeld van de Nederlandse bouw- werking van kleuren. De kleurwerking wordt vaak Christelijke en Byzantijnsche-, Keltische-, Mohammedaansche, Rus- aangetroffen en de historische gelaagdheid van de kunst werd aan het eind van de negentiende eeuw beheerst door de sische-, Gothische-, Renaissance- (in Italië, Frankrijk, Duitschland, nationale renaissance richting. ‘ gebruikt als de betekenis van een schildering niet Vlaanderen en Nederland, Engeland) ornament, ornament uit het 44 Gugel, E., 1919, deel II, blz. 417 en 418 bekend is. tijdperk Lodewijk XIV, Lodewijk XV, Régence en Rococo, Lodewijk 45 waaronder De Stijl, Wendingen, De Bouwwereld (zijn eigen architec- Parallel aan de onbekendheid van de betekenis XVI en Empire-ornamenten. tuurblad), De Bouwmeester, Bouwkundig Weekblad (waarin hij artikelen 52 De laatste bladzijde vermeldt: ‘De illustraties werden o.a. vervaar- 53 In de serie ‘Bibliotheek van den Schilder’, uitgegeven door W.A. schreef), Bouwkundig Tijdschrift, Klei, Levende Kunst, De Architect, De en de toepassing van kleur in de architectuur blijkt digd naar: Hirth, Owen Jones, Dolmetsch, Racinet, L’art pour tous, Eisma Cz. Leeuwarden Bouwmeester, Bouwkunst, Opmerker, maar ook Album der NV Nederland- Perrot et Chipiez, Sales Meyer, Ewerbeck, Herdtle, Spletz, Bayard, 54 geometrisch ornament, plantaardig ornament, symbolisch sche Aanneming Mij en Album der NVFW Braat, naast overzichtswerken. Percier en Fontaine, Naar fotografie, Ebe, Hauser, Musee des Arts de- ornament, dierornament, mensch figuur, voorwerpen als ornament, deel II, blz. 391-392 47 Gugel, E., 1919, deel II, blz. 411 coratifs, Munsterornamente, Gipsafgietsels, Andel, Bauhütte, Julius letterornament, architectonisch ornament 46 Gugel, E., 1919 deel II, blz. 410 48 Gugel, E., 1919, deel II, blz. 412 Baum, L’art decoratif en Buiten.’ 55 Godefroy, Jan, 1915, blz.14 2 30 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 31 Historiografie Materialisering van een ideaal 2.1 Ir. M.G. Polman Kleur in de stijl- en de ornamentgeschiedenis

kleurtoepassingen. schilders die werd uitgegeven door Eisma.62 ‘Het de Amsterdamse Gemeentelijke Kweekschool voor Aan de hand van de schilderingen en kiezelstenen Slechts in een enkel voorbeeld beschrijft Godefroy Mahomedaansche Ornament. Een beschouwing over Onderwijzers en Onderwijzeressen zijn. Daarnaast van Maz d’Azil geeft Wierink uitleg over verschillende de architectonisch ruimtelijke betekenis van een speci- zijn toepassing in de bouwkunst en kunstnijverheid’, was hij in 1888 directeur van de Industrieschool van wijzen van kunst. De schilderingen, op een onbe- fieke kleurtoepassing.56 1929 (afb.11) en in 1931 ‘Het Chineesche, Japansche en de Maatschapppij van den Werkende Stand, waar grensde vlak, zijn volgens Wierink de eerste uitingen Godefroy laat zien dat dezelfde ornamenten in Indische ornament. Een beschouwing over zijn toepas- hij tevens les gaf in onder meer stijl- en ornament- van de vrije kunst’68, de stenen, met begrensd vlak en verschillende culturen een heel andere betekenis sing in bouwkunst en kunstnijverheid’63 zoals reeds leer. Hij schreef diverse artikelen en boeken over dienende afbeeldingen: zijn dienende kunst. kunnen hebben. Bij de Chinese kunst merkt hij op dat genoemd. (afb. 12) Hierin schrijft Godefroy uitgebreid tekenonderwijs. Wierink ontwikkelde in 1908 een ‘ornament betekent letterlijk versieringsmiddel... deze in de 17de en 18de eeuw werd ‘na-geaapt’ 57 door de over de historische achtergrond, materialen, bouw- Reformtekenmethode voor de lagere school, genaamd het scheppen van ornament is een dienende kunst, Europeanen58, maar ook dat ‘De rijkste kleurenpracht stijlen en culturen. Hij doet dat doelbewust, want hij ‘Geen dag zonder lijn.’ gebonden aan het voorwerp dat versierd wordt, aan in de 17de eeuw [valt], doch door de ver doorgevoerde vindt het ‘voor schilders zoo goed iets dieper door te In 1931 verschijnt van hem in de serie ‘Karakter- de ruimte en de vorm van het te versieren vlak en arbeidsverdeeling het ornament aan individualiteit dringen in het wezen van andere cultuurperioden. En Kennis-Kunst voor het Nijverheidsonderwijs66, aan de stof waarin en de gereedschappen waarmee is [verliest].’ 59. Hij laat daardoor zien hoe de geschie- dat voor eerste bespreking nu juist de islamitische stijl waarvan ik hier deel I ‘Het Ornament zijn opbouw en gearbeid.69 denis zich kan herhalen, want hij geeft een tendens werd gekozen is geen toeval of te danken aan voorkeur; beteekenis’ zal analyseren. Wierink gaat uit van de Wierink legt uit dat de mensen die het dichtste bij aan die in de 20ste eeuw een grote rol zal gaan spelen maar om een tegenstelling te accentueren met onzen vormentaal van het ornament en moedigt de leerling de oermensen stonden, de wilde volksstammen, de (waar Oud ook aan zal refereren, zie 2.6.2). Maar ook aan vormenrijkdom onmiskenbaar achteruitgaanden aan om de opbouw te herkennen, door de tijden, liefde bestond om hun kleding en gebruiksvoorwerpen laat hij zien, dat de wijze waarop met die tendens tijd.’ 64 kunststijlen en geografische gebieden heen. te versieren met ornament. Hij vergelijkt ornamenten wordt omgegaan verschillend is. Vooruitziend op Deze benaderingswijze past in het curriculum van van indianenstammen in Brazilië met de versieringen wat er komen gaat schrijft hij over de recente tijd 60: de in 1922 opgerichte Nationale Schildersschool, met Kleur als materie die een visser in Zandvoort aanbrengt: beide hebben ‘En nu sedert vijfentwintig jaar is er een individueel uitgebreid vakkenpakket. Wierink stelt dat bij een ornament de stof waarin- orde en regelmaat en een motief. Bij de versieringen streven en zoeken geweest naar nieuw ornament, Een idee over hoe de leerboeken gebruikt werden is en de gereedschappen waarmee is gewerkt, dienend van de wilden heeft alles betekenis, het zijn natuurna- waarin misschien de Engelschen de meeste navolging het volgende: Het exemplaar van ‘Ornamentstijl’ dat moeten zijn. Hij concludeert dat de leerling moet volgingen in tegenstelling tot de vissers. gevonden hebben, evenwel ook niet blijvend. En, aan de schildersdocent aan de schildersvakschool Vis beschikken over gevoel voor kleurenharmonie en Wierink legt de nadruk op de vorm, die hij terug- hoewel ook in Nederland sierkunstenaars werkten heeft toebehoord, laat zien hoe hij de stof tot lesstof vakkennis. Dat stelt hem in staat om te kunnen denken brengt tot 6 regelmatige lichamen: 4, 6, 8, 12, 20-vlak en werken, als individuen afzonderlijk zullen ze niet heeft gemaakt.65 Hij heeft afbeeldingen uitgeknipt in het materiaal waarin en het gereedschap waarmee en de bol. – en afgewisseld door middel van samen- slagen een stijl te scheppen, al kan men hun werk en op dik papier geplakt, met op de achterzijde de hij werkt. Ook moet de leerling beschikken over tech- stellen, motieven, ritme (regelmatig en tegengesteld, ook tot het best moderne rekenen. De veranderende beschrijving van het object of de decoratie, de plaats nische vaardigheid.67 asymmetrisch, gestrooid), dat laat hij zien aan de bouwconstructies, door toepassing van ijzer en beton, waar het vandaan kwam en het jaartal. Dit is niet wat Bij enkele voorbeelden die hij geeft licht Wierink hand van historische voorbeelden van de Grieken, en niet het minst de vervanging van den werkman Godefroy voor ogen stond. de materialiteit van kleur toe. De oudste voorbeelden Romeinen, Byzantijnen, renaissancisten, Rococo, naar door de machine, waar dit mogelijk is, zal misschien zijn de ingekraste schilderingen en de kiezelstenen in zeer recente voorbeelden van Phemia Molkenboer70, de kiem van een nieuwen, internationalen stijl in 2.1.4 de grotten van Maz d’Azil uit het vierde ijstijdperk. Wijdeveld en Dijsselhof tot en met het neo-plasticisme zich dragen, waarvan de historie eerst veel later kan Ben Wierink, 1931 De stenen zijn beschilderd met ijzeroxide, gemengd en het realisme. schrijven.’ 61 met merg van beenderen en de schilderingen zijn inge- Bernard Willem (Ben) Wierink (1856-1939) was schilderd met hetzelfde rood en zwart. Andere voor- Kleur als idee Godefroy en de huisschilders tekenaar, kunstsschilder en ontwerper van sieraden beelden zijn het ontwerp van een glas in lood raam van Wierink gebruikt kleur als middel bij de onder- Godefroy schreef specifieke vakliteratuur voor en speelgoed. Hij was opgeleid als onderwijzer en Theo van Doesburg en een foto van een glas-in-lood werpen die hij aankaart: het ornament, de verdeling werkte als tekenaar op het architectenbureau van raam in een schoollokaal. van het vlak en de symbolische betekenis van een P.J.H. Cuypers, en behaalde zijn MO-tekenakte. Van natuurmotief. 1879 tot 1881 was hij leraar aan de door P.J.H. Cuypers Kleur als theorie Hij geeft een geheel eigen kijk op de Stijl. Wierink 56 Bij de 4e stijl van Pompeji, na de verwoesting door een aardbeving opgerichte Kunstnijverheidsschool Quellinus in Wierink refereert niet naar kleurtheorieën. stelt dat de dienende kunst door de gebondenheid aan in 63n. Chr.’, noemt hij: ‘ Was vroeger het ornament overwegend, nu Amsterdam. Vanaf 1881 zou hij 40 jaar tekenleraar aan het vlak niet minderwaardig is aan de vrije schilder- werd de wand ingedeeld door ondergeschikt, fijn en licht plantorna- Kleur als toepassing kunst. Hij voorziet zelfs dat de dienende kunst ‘haar ment in bijna natuurlijke groeiwijze gestyleerd. De lichtere wandvel- den werden door donkere rijk georneerde strooken gescheiden.... De De onderwerpen die Wierink aankaart gaan in feite architectonische indeeling diende, om de ruimten grooter te doen 62 In de serie ‘Bibliotheek van den Schilder’, uitgegeven door W.A. indirect over kleur. schijnen dan ze in werkelijkheid waren.’ blz. 49 Eisma Cz. Leeuwarden 68 Wierink, 1931, blz. 1-2 57 Godefroy, J., blz. 51 63 ook schreef Godefroy over Heraldiek. Godefroy, Jan: De hoofdzaken 69 Wierink, 1931, blz. 2 58 Holland: Delftsch aardewerk; Frankrijk: chinoiserieën, porcelein van de heraldiek. Voor teekenaars en decorateurs. Leeuwarden, W.A. 70 Euphemia of Phemia Molkenboer, 1883- 1940, dochter van Mol- en interieurschilderingen Eisma, [ca. 1936], 66 Karakter-Kennis-Kunst voor het Nijverheidsonderwijs onder lei- kenboer, directeur Rijksnormaalschool, ontwierp kindermeubels 59 Godefroy, J., blz. 52 64 Godefroy, J., 1928, blz. 14 ding van D. Wouters en W.G. van de Hulst. deel I Het Ornament zijn en speelgoed in 1915-1925. Met Wijdeveld was zij esthetisch adviseur 60 in het laatste hoofdstuk over het Empire-ornament (+ 1790-1820) 65 Op basis van aantekeningen in het boek blijkt dat hij in 1946 les opbouw en beteekenis; deel II.C.A. Lion Cachet. Groningen, 1931 van de Olanda fabriek. Droot, Marjan, Vrouwen in de vormgeving 61 Godefroy, J, blz. 204 gaf. 67 Wierink, 1931, Slotwoord blz. 29 en 30 1880-1940 Rotterdam 2007. blz. 400 2 32 2 33 Historiografie Historiografie 2.1 2.2 Kleur in de stijl- en de ornamentgeschiedenis De belangrijkste kleurtheorieën tijdens het interbellum in Nederland, volgens de beschrijvingen in de schildersvakliteratuur

oude plaats van groote beteekenis in de toekomst wel natuurmotieven, en een gebruikmaking daarvan ter 2.2.1 pect, de interpretatie van de auteur en de boodschap weer hernemen. eener zijde, in (22) en met de daarmee samengaande Inleiding die hij wil overbrengen de aandacht krijgen. Want of de kunst van het maken van schilderijen, symboliek in (24) ter andere zijde. het is nog een De voorbeelden die auteurs geven van kleurtoepas- in de vorm die ze in de renaissance heeft aangenomen, brandende, nog onvolstreden strijd, welk isme ons op In dit hoofdstuk onderbouw ik het vraagstuk ‘kleur sing in de praktijk, voortvloeiend uit de kleurtheo- in de toekomst zal blijven bestaan, betwijfel ik. Er zijn de goede weg zal leiden.’ 76 als theorie’, dat refereert aan een algemeen geldende, rieën, bespreek ik in een aparte paragraaf: 2.2.5 verschijnselen in de gang van onze huidige kunstschil- Wierink lijkt hier te ontgaan, dat er een symbolische bestaande kleurtheorie. (dit is de definitie in H.I) Deze Om de lezer meer bewust te maken van het speci- ders, die wijzen in de richting van het ornament.’71 waarde achter de schilderkunst van Mondriaan schuilt. categorie beperkt zich tot belangrijke kleurtheorieën fieke van de tijdsperiode van het interbellum, inzake De verdeling van het vlak is van grote betekenis, Ook de onafhankelijkheid van het neo-plasticisme ten tijde van het interbellum. Dat het belangrijke de kleurtheorieën en tegelijkertijd te laten zien dat want het is in bijna alle gevallen het begin van een ten opzichte van de architectuur, als een zelfstandige kleurtheorieën zijn baseer ik op het feit dat ze in de er ook een tijdloos aspect meespeelt, vervolg ik de compositie. Als er geen gebruik wordt gemaakt van eenheid, lijkt hem te ontgaan. eigentijdse en in de actuelere bronnen over die tijd het inleiding met een weergave van de kleurtheorieën door motieven, kan de vlakverdeling op de meest eenvou- meest genoemd worden. Deze bronnen beschrijf ik in meesterschilder Lambertus Simis in 1835. in 2.2.2 dige manier geschieden, waardoor er een zogenaamde Conclusie 2.2.3 en 2.2.4 Om de lezer meer bewust te maken van de positie ‘reine, zuivere vlakverdeeling’72 ontstaat. Wierink legt uit hoe het ornament door de eeuwen De kleurtheorieën zijn de vijf oudere kleurthe- van de vakliteratuur van de huisschilder en de bouw- ‘Als een voorbeeld van deze zuivere breking van heen steeds gebruikt is en hoe de ornamenten van orieën van Isaac Newton (1643-1727; Optics 1704, kundige ten opzichte van de vakliteratuur van de het vlak door lijnen, door zwart en wit of door kleur oermensen, zoals indianen, terug te vinden zijn bij 2.2.3.1), Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832; Zur wetenschappelijk onderzoeker voeg ik een tekst toe dienen’,73 Als voorbeelden neemt Wierink: Nederlandse visser, die zijn spullen versiert. De bete- Farbenlehre, 1810, 2.2.3.2), Arthur Schopenhauer (1788- van professor Bontinck betreffende de kleurtheo- Een schilderij van Piet Mondriaan(21, afb.13), die kenissen zijn niet gelijk: De symboliek bij de indianen 1860; 1816, 2.2.3.3), Michel Eugène Chevreul (1786-1889; rieën in 2.2.6. Dit loopt vooruit op hoofdstuk 4 over met de realistische schilderij heeft gebroken. ‘Deze refereert aan de natuur, voor de visser is het slechts 1839, 2.2.3.4) en Hermann von Helmholtz (1821-1894; kleuronderzoek. schilderij is het ornament al zeer dicht genaderd, al versiering. Handbuch der physiologischen Optik (?)1871-1873, Tot slot ga ik vanuit mijn eigen denkbeeld specifiek is het dan ook nog een halfheid, door afwezigheid Wierink beschouwt kleur als onderdeel van een 2.2.3.5) en de moderne, actuele kleurtheorie van in op de kleurtheorieën van Goethe en Ostwald in 2.2.7 van gebondenheid en dienstbaarheid. Een voorbeeld ornament, als middel om een vlak te breken en als Wilhelm Ostwald (1853-1932; Die Farbenfibel 1916, en van klare vlakverdeeling, gebondenheid aan vorm symbolische weergave. Die Harmonie der Farben 191878, 2.2.4). 2.2.2 en afmeting van het vlak, wijze van uitvoering – glas Wierink schetst de geschiedenis, de actuele situatie De onderbouwing heeft als doel, dat de lezer bekend Lambertus Simis, 1835 in lood - en doel vindt ge in bijgaand voorbeeld, een en een toekomstbeeld. Met name die laatste twee lijken wordt met de theorieën vanuit de context van die tijd. ontwerp van Theo van Doesburg (22, afb.14). vooral zijn eigen ideeën weer te geven. Ik bespreek de kleurtheorieën aan de hand van drie Voorafgaand aan een overzicht van de literatuur uit Ozenfant, ook een schilder, componeert een lijnen- Hij laat het verschil tussen vrije en toegepaste schildersvakboeken en een vakbladfeuilleton, die in de het interbellum is het illustratief om naar het naslag- spel - misschien met de bedoeling van een vlakbreking kunst zien, waarin hij het voor mogelijk houdt, dat periode 1918-1938 op de markt kwamen voor huisschil- werk Schilder- en Verw-kunst van de Amsterdamse – een lijnenspel ontleent aan hem omringende voor- het neoplasticisme zich zal ontwikkelen naar een ders en bouwkundigen. De lezer nu krijgt daardoor net meesterschilder Lambertus Simis (1835)79 te kijken, dat werpen, schijnbaar zonder een bepaald doel, of een ornamentstijl, waardoor de toegepaste kunst mogelijk zoveel kennis aangeboden als de lezers toen, waaruit voor zover bekend een van de eerste naslagwerken voor vastgestelde vlakbeweging, dus als schilderij, maar74 belangrijker gaat worden dan de vrije schilderkunst. zal blijken dat met name de oudere kleurtheorieën huisschilders, door hemzelf grofschilders of verwers het ornament dicht nabij komend, terwijl hierbij nog Het schilderij komt mogelijk te vervallen. als theorie niet volledig weergegeven zijn. Door de genoemd, in de Nederlandse taal is. Simis staat aan gaat een cirkelindeeling in glas in lood, voor school- Deze bron laat zien dat de exacte toepassing en de theorieën per bron te bespreken, zullen ook het tijdsas- het begin van een nieuwe ontwikkeling, waarin de lokaal, met gebruikmaking van natuurmotieven, die betekenis van de kleur feitelijk onbenoemd blijven in kennis over kleur en verfmaterialen niet meer wordt tevens èn wat voorstelling, èn wat kleur betreft symbo- de voorbeelden die refereren naar de neo-plastische overgedragen binnen het gildestelsel, dat in Nederland het decoratieve gebruik van het neoplasticisme in de architectuur lisch zijn. Het dient als bovenlicht en bevindt zich kunst. Het illustreert hoe deze didactische benade- en de toegepaste kunsten. (noot: Mondriaan ageert met name tegen in 1798 is opgeheven, maar door middel van algemene aan de oostzijde van de gang van een schoolgebouw, ring, waarbij de kunst vanuit een perspectief van nog de decoratieve toepassing van het neoplasticisme in zijn reactie op boeken. symboliseerend de morgen, de jeugd, de nieuwe dag niet volgroeide toegepaste kunst wordt benaderd, de aanval op abstracte kunst door M.Tériade in L’ intransigeant van Simis heeft het materiaal van het boek verzameld (24, afb 16). Zoo zien we in (22) en (23, afb.15) – werk75 in de hand werkt dat de kunst van Mondriaan, Van 11 maart 1930: De l’art abstrait: réponse de Piet Mondrian’. Cahiers uit verschillende bronnen die elkaar soms tegen- d’Art, 6 (1931), blz. 41-43; in het Engels vertaald en gepubliceerd als van schilders en waarschijnlijk nog als schilderijen Doesburg en Ozenfant wordt beschouwd als deco- ‘Cubism and Neo-Plastic’, in H. Holtzman en M.S. James (red), The spreken. Dat is ook het geval bij de kleurtheorieën, die bedoeld – de vrije schilderkunst overgaand in het ratief, iets, waarover Mondriaan zich zo kwaad kon New Art-The New Life. The Collected Writings of Piet Mondrian, Boston hij behandelt in hoofdstuk 34 en in een bijlage. ornament. Zoo zien wij het verdeelen – breken – van maken. 77 1986. blz. 263-241) In het ‘vier-en-dertigste’ hoofdstuk definieert Simis 78 Schwartz schrijft dat in 1917 de eerste Farbenatlas verschijnt.In een vlak, meetkundig zonder gebruikmaking van de bibliografie schrijft hij Die Farbenfibel eerste uitgave 1917. De eerste kleur in de ‘eerste afdeeling’ als ‘hoedanigheden die de versie van Harmonie der Farben verschijnt in 1918, de (zeer afwijkende) voorwerpen natuurlijk eigen zijn; of door toevallige, 76 Wierink, 1931, blz. 29 eindversie in 1922. In 1926 volgt Harmothek, daarnaast publiceert 77 uit: Blotkamp, Carel (red), De vervolgjaren van De Stijl, Els Hoek. hij Harmonie der Formen in 1922. Hij richt het tijdschrift Die Farbe op, 71 Wierink, 1931, blz. 3 Piet Mondriaan. blz.147, (1996) is af te leiden dat Wierink niet de publiceert 10 boeken en meer dan 50 artikelen. Schwarz, 1999, blz. 72 Wierink, 1931, blz.26 enige was die zich zo liet inspireren. Zij beschrijft een reactie van 256. Goethe gebruikt de term luchtperspectief in het hoofdstuk 79 Simis, Lambertus, In de Schilder- en Verw-kunst, Tweede deel. 73 Wierink, 1931, blz. 26-27 Mondriaan in 1930: ‘Het ergerde Mondriaan dat abstracte schilder- Zintuiglijk-morele werking van de kleur onder de paragraaf “kolo- Tweede verbeterde druk. Amsterdam, 1835. De eerste druk dateert 74 Wierink, 1931, blz. 27 kunst vaak slechts werd geaccepteerd als een passende versiering riet van de ruimte’. Hij concludeert dat ‘het luchtperspectief berust uit 1829. 75 Wierink, 1931, blz. 28 van het moderne interieur meer dan eens uitte hij z’n boosheid over op de leer van de troebele media’. blz. 185. Goethe, 1991. 2 34 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 35 Historiografie Materialisering van een ideaal 2.2 Ir. M.G. Polman De belangrijkste kleurtheorieën tijdens het interbellum in Nederland, volgens de beschrijvingen in de schildersvakliteratuur

of wel door bewerkte oorzaken eigen zijn geworden: en zwart rekent hij niet tot de kleuren maar noemt hij aan de groeijende ligchamen; de anderen komen voort aspect van de theorie van De Lairesse, het zogenaamde niet de hoedanigheden van form of maaksel, maar van ‘vermogende’.88 uit de vermenging van eenen en anderen.”92 luchtperspectief. De Lairesse gebruikt in zijn schilde- aanzien.’ 80 Hij onderscheidt de directe lichtbronnen: Zelf definieert Simis zwart en wit wel tot de hoofd- In de middeleeuwen wordt al onderscheid gemaakt ringen warme kleuren voor de partijen die hij op de de zon, enige sterren en het vuur81 en de indirecte kleuren en komt zo op vijf hoofdkleuren: zwart, tussen kleur van het licht en kleur van materiaal. Het voorgrond plaatst en koele kleuren voor de partijen op lichtbronnen82: de maan, vele sterren, aardse wezens wit, rood, blauw en geel: ‘om dat zij alle vijf, zonder punt is hier dat Watin geen meerwaarde ziet in de de achtergrond. Zijn schilderingen beelden duidelijk en vaste of tastbare voorwerpen.83 Door middel van uitsluiting, positive of stellige kleuren zijn, welke ordening van kleuren en concludeert “Genoeg zij het herkenbare voorstellingen uit, waardoor de kleuren de directe lichtbronnen kan men de voorwerpen geen van allen uit andere kleuren gemaakt kunnen te weten, dat er geene eerste hemelsche kleur is, welke de dieptewerking van de beelden versterken.(afb.17)94 waarnemen. Het licht beïnvloedt de kleur van de worden; daar, integendeel, alle de overige kleuren, zoo geene tweede of medekleur heeft, wier tint of toon wij, Hier zal ik later in de tekst op terugkomen in de para- voorwerpen, maar de tastbare voorwerpen hebben elk niet geheel, ten minste eenigermate, door vermen- door eene onder elkander vermenging van stoffen, niet grafen over Goethe en Bontinck. hun eigenaardige en zelfstandige kleuren, die alleen ging, uit de gemelde vijf bereid en nagebootst kunnen kunnen maken.” Watin noemt de hoofdkleuren: rood, (zie tabel) door toevallige of bewerkte omstandigheden kunnen worden.89 Hij vervolgt:’ En bovendien noem ik dezelve geel, groen, zwart en bruin: kleuren die rechtstreeks in veranderen door mengen of verhitten. ‘Het is waar dat hoofdkleuren, om dat zij in alle schilderwerken den de natuur te vinden of eenvoudig te bereiden zijn. De 2.2.3 men geene kleuren kan bekennen, of onderscheiden, voorrang hebben; ten minste munt één, of munten belangrijkste kleur is wit93. Dat kan worden verklaard De vijf belangrijkste historische theoretici, of zij moeten verlicht zijn ten minste door lichtstralen meer van dezelve, daarin boven de anderen uit.’90 vanuit de praktijk, dat wit de basiskleur is voor het op basis van vier bronnen beschenen worden; dan, dit belet niet dat zij daarom In de uit het frans vertaalde bijdragen, overge- aanmaken van bijna elke verf, met uitzondering van de niet wezenlijk bestaan zouden; want het is door het nomen uit ‘L’ Art du peintre, doreur et vernisseur’ van zeer donkere en de transparante verven. De uitspraken De naslagwerken van de huisschilders, die ook werden gezigt dat men de verlichte kleuren kent, gelijk men Watin 91 komt Simis op het onderwerp kleurtheorie van Watin lijken in tegenspraak met wat Simis in geraadpleegd door bouwkundigen en architecten,95 het geluid kent door het gehoor.’84 Met welke bron hij terug. Hier noemt hij in de vertaling van Watin de hoofdstuk 34 concludeert, maar zijn in feite andere maken het mogelijk om de houding in de schilders- het eens is schrijft Simis hier niet, maar in de beschou- kleurenleer van Newton. Watin maakt een duidelijke invalshoeken. wereld te kunnen volgen. Het gaat om het schriftelijk wingen herken ik aspecten van de kleurenleer van scheiding van de kleurenleer van Newton met de De invalshoeken die Simis in dit boek aandraagt en doorgeven van historische kennis met theoretische Goethe zoals de fysische, chemische en fysiologische (materiële) kleuren waar de grofschilders mee werken de tegenstrijdigheden die we erin teruglezen zijn niet inslag, niet bedoeld als wetenschappelijk naslagwerk. aspecten. en ziet er voor hen geen nut in. Watin schrijft: “de alleen toe te schrijven aan de tijd of aan de herkomst Dit eerste deel gaat in op de kleurtheorieën die In de ‘tweede afdeeling’ noemt Simis wel bronnen. kennis der gekleurde ligchamen onder de aardsche van de auteurs. in de twintigste eeuwse leerboeken en tijdschriften Hij verwijst naar de klassisistische kunstschilders W. zelfstandigheden.... strijdt met het systhema van We zullen zien dat deze verwarring van alle tijden is worden besproken, waaruit blijkt dat er meerdere Beurs (geb. 1656) en G. De Lairesse (1640-1711), die beide Newton,... het weten dat de zon, door de zamen- en dat de thematiek weer terug komt in de geschreven historische en moderne kleurtheorieën voor de huis- schilderboeken schreven. stelling van harer stralen, den Natuuronderzoeker bronnen van de twintigste eeuw: fysische, chemische schilders relevant worden geacht, door auteurs van Wilhelmus Beurs noemt de drie hoofdkleuren zeven kleuren vertoont. Deze ‘eerste’ kleuren zijn het en fysiologische aspecten, de artistieke, schilderkun- verschillende aard, in de periode 1918-1938. Ofschoon rood, blauw en geel, en beschouwt zwart en wit als rood, oranje, geel, groen, blaauw, indigo en violet... stige aspecten, de optiek versus het materiaal. het uiteindelijke doel de kleurtoepassing door middel licht en donker85 ; Gérard de Lairesse86 noemt zes in de veronderstelling van het licht, is het zwart Het blijkt vooral verwarrend te zijn, als wordt van verfverwerking is, worden kleurtheorieën in het kleuren, die hij in twee soorten onderscheidt: tot de niets.... eindelijk is het wit... bij deze een verward getracht om er een logisch geheel van te maken, in algemeen en kleurtheorieën die zijn gebaseerd op de eerste soort behoren geel, rood en blauw; de andere mengsel van de zeven eerste kleuren.... Wij zullen plaats van te onderkennen dat elke leer en elk idee zijn lichtkleuren niet meer zo stellig terzijde geschoven is een ‘gemengde soort’, zogenaamde ‘gebrokene den Natuurkundigen overlaten om de verschillen, eigen logica kent. Toch is dat de aard van veel onder- als Simis dat doet, maar vormen nu de basis. In die kleuren’ bestaande uit groen, purper en paars87. Wit de verscheidenheden en derderzelver oorzaken te zoekers en van schrijvers die de kleurenleren trachten twintig jaar is er sprake van een ontwikkeling, als we verklaren. (...) De kleuren welke door den grofschilder over te brengen aan derden. de invalshoeken en uitwerkingen op een rij zetten van gebruikt worden, zijn of natuurlijk of zamengesteld: Er is een tendens om de oudere kleurenleren als de volgende auteurs: 80 Simis, 1835, hoofdstuk 34 blz. 105 de eerstgemelde zijn ontleend of aan de mineralen, of voorgangers te beschrijven van een latere kleurenleer. 81 afgevend of mededeelend ...de alom verlichtende zon en eenige Maar de latere kleurenleer grijpt terug op eerdere sterren, als ook het vuur’. Blijkbaar maakt hij een onderverdeling leren, het is niet vice versa. tussen verschillende sterren, waardoor het ons duidelijk wordt dat 94 Schwarz beschrijft dat De Lairesse ‘Luftperspektive’ (blz. 56) ge- wij thans wat dat betreft een ander referentiekader hebben. genoemd. Bovendien blijken ook andere factoren mee te bruikt door middel van de kleuren. De term ‘luchtperspectief’ noemt 82 ontvangende en terugkaatsende 88 Simis, 1835, blz. 107 spelen, zoals politiek of tot welke beroepsgroep men Bontinck ook, zie hoofdstuk 2.2.5. Ook Goethe noemt het in’koloriet 83 Simis, 1835, blz. 105 89 bij voorbeeld: Uit twee hoofdkleuren. Zwart en wit , geeft hoort (wetenschappelijk, artistiek, ambachtelijk). Dit van de ruimte’. Blz 185. Goethe. 1991 84 Simis, 1835, blz. 106 -107 parelkleur. Zwart, met minder wit, geeft lood- en leikleur. Zwart en 95 Het Bouwbedrijf, no 3 maart 1926; recensie door F.B. (F. Büning, 85 Simis, 1835, blz. 107: ‘merkende het zwart en het wit niet aan geel, geeft vuil-groen, of olijf kleur. Zwart en rood, geeft bruin. Wit zal aan de orde komen in 2.2.5 en 2.2.6 mgp) rubriek: Nieuwe Boeken: Handboek voor schilders door P.H. als hoofdkleuren, maar alleenlijk als licht en donker’. De Dordtse en rood, geeft rozenkleur en vleeschkleur. Rood en Blaauw, geeft Tot slot wil ik nog stil blijven staan bij een bepaald Bartels. uitgave AE. E. Kluiver te Deventer. prijs ingenaaid ƒ 4.–. schilder Wilhelmus Beurs, (geboren 1656) schreef De groote waereld in ’t purper. Rood en geel, geeft oranjekleur. Blaauw en geel, geeft schoon ‘Dit in ‘t algemeen uitnemende boek behandelt theorie en praktijk kleen geschildert. Amsterdam, 1692. groen. Uit drie hoofdkleuren. Zwart, wit en rood, geeft lavendelk- voor schilders en bouwkundigen en is tevens een leerboek geschikt 86 Gerard De Lairesse (1640-1711) schreef Het Groot Schilderboek, 1707 leur. Wit, rood en blaauw, geeft violenkleur. Zwart, wit en geel, geeft voor ambachtsscholen en ter verkrijging van de graden “gezel” en (eerste druk) 1740 (tweede, vermeerderde druk) grijs. Geel, wit en blaauw, geeft zeegroen. Uit vier hoofdkleuren. Wit, 92 Simis, 1835, blz. 232-233 “meester”. Het is bewerkt door J.A.P.Meere, leeraar aan de Nat. 87 Zie Schwarz, 1999. Blz. 54-61. De Lairesse heeft hier twee meng- rood, blaauw en geel, geeft eene graauwe kleur. 93 En eventueel ‘berggeel’. Het is niet duidelijk welk geel hij daar- Schildersschool te Utrecht , die het hoofdstuk over de kleurenleer vormen tussen blauw en rood. Het oranje noemt hij niet, omdat 90 Simis, 1835, blz. 107-109 mee bedoelt. Waarschijnlijk is het een geel pigment, dat, net zoals in overeenstemming gebracht heeft met de nieuwere theorieën van er nog geen apart woord voor bestaat. Oranje wordt donker geel 91 Watin, Jean-Félix, L’ Art du peintre, doreur, vernisseur , 1772. wit, kan dienen als basis bij de aanmaak van verven. Ostwald’ 2 36 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 37 Historiografie Materialisering van een ideaal 2.2 Ir. M.G. Polman De belangrijkste kleurtheorieën tijdens het interbellum in Nederland, volgens de beschrijvingen in de schildersvakliteratuur

H. P. Bartels, leraar in schilderen en theoretische haar toepassing, mogelijkheden en functies op alle Natuurkunde als zeven kleuren vermeldt: rood, oranje, de kennis over de kleuren in de Oudheid (waarover vakkennis aan de Ambachtsschool te Venlo, en mede- levensgebieden, haar beteekenis voor ons lichamelijk geel, groen, blauw, indigo en violet. Bartels noemt het meer in § Gugel) behalve verspreid over de toepassing, werker van verschillende vakbladen, 1918 96 en psychisch bestaan enz. te weten. Aan dit verlangen zes kleuren, want indigo vindt hij voor de schilder ook verspreid wat betreft de kleurtheorieën uit de J.A.P. Meere, meesterschilder en leraar aan de dankt dit boekje zijn ontstaan.” Rijgersberg (1938) en verver een nuance van blauw.103 De voorkeur voor Oudheid. Nationale Schildersschool te Utrecht, 1925 97 Hierin vinden we terug op welke wijze de kennis Huygens kan verschillende redenen hebben. In de De Lange beschouwt Isaac Newton als degene die de Sam de Lange, Chemisch ingenieur, hoofd- wordt doorgegeven. ik zal dat doen aan de hand van de negentiende eeuw wordt het golfmodel aangenomen. eerste stap in de kleurenleer zou hebben gedaan ‘van redacteur maandblad ‘Verf en Kleur’, lid van de vijf belangrijkste kleurtheorieën in de bewoordingen Veel van de kleurtheorieën waaraan Bartels refereert zuiver wetenschappelijke zijde’. “Newton verdeelde commissie ‘Practische psychologie der kleuren’ 98, van de auteurs. zijn Duitse bronnen uit de negentiende eeuw en de op zich geleidelijk overlopende kleuren in zeven op 10 maart 1936 lid van de vereniging Practische mogelijk grijpt Bartels daarop terug. Het zou ook te kleurgroepen, in aansluiting met de diatonische toon- Kleurenpsychologie, 1924/25. 2.2.3.1 maken kunnen hebben met een zeker nationalisme. ladder.” 107 E. Rijgersberg, kleurdeskundige, secretaris van de Isaac Newton J.A.P. Meere, die zorg draagt voor de bewerking van Net zoals Meere vergelijkt de Lange de kleurtheo- vereniging Practische Kleurenpsychologie (oprichting de tweede druk in 1925, past het boek naar moderne rieën van Newton met Goethe, en het is opmerkelijk, 1936), 1938 (1942,1946,1948) 99. Het boek kent grote De Engelse natuurkundige Sir Isaac Newton (1643- maatstaven aan. Die modernisering betreft met name dat hij daarbij aspecten van beide kleurenleren in één bekendheid en wordt tot in 1971 herdrukt. Literatuur 1727).101 publiceerde in 1704 zijn baanbrekende studie het hoofdstuk over kleurenleer. Hij herschrijft de adem noemt als hij schrijft: ”De physische werking over het kleurenvraagstuk in het Nederlands is heel Optics. Newton beschouwde wit licht als een samen- oudere tekst in 1/5 van het aantal pagina’s. 104 Meere van wit licht dat door breking in een prisma rood, schaars. stelling uit alle kleuren van de regenboog. Hij noemde vindt het voor de praktijk alleen van belang, kennis oranje, geel, groen, blauw, indigo en violet wordt dit: het (kleuren)spectrum, de Latijnse benaming voor te nemen van de resultaten die kunnen worden waargenomen, kreeg ook een psychologische betekenis Wat is kleurenleer? (geestes) verschijning. Licht bestaat uit deeltjes.Hij toegepast. Hij refereert slechts aan Newton in de toegekend. Door purper aan de reeks toe te voegen “Een kleur op zich zelf heeft weinig aesthetische beelde het uit in een cirkel.(afb.18) context van Goethe ‘door zijn strijd tegen de leer van ontstond de kleurencirkel.” Zoals eerder beschreven beteekenis. Eerst door haar practische aanwending Voorafgaand daaraan publiceerde hij in 1672 het Newton”105. Huygens wordt niet meer genoemd. en ook hierna zullen we zien dat de kleur purper en de en haar harmonische verbinding met andere kleuren artikel ‘New theory of light and colour’, waarop hij Sam de Lange schrijft een reeks artikelen in het psychologische betekenis van kleur essentiële onder- krijgt zij uit kunst- en aesthetisch oogpunt waarde, heftige weerstand ontving van Huygens, die een tijdschrift ‘Verf en Kleur’ over de geschiedenis van de delen van de kleurenleer van Goethe zijn en niet van vooral dan, wanneer deze kleurverbindingen een golfmodel had ontwikkeld. kleurenleer voor een brede groep lezers die met verf Newton. Ostwald definieert dat purper (magenta), aangenamen en beschaafden indruk op het gevoelig De natuurkundige basis die aan Newton’s leer ten en kleur te maken hebben, waaronder huisschilders, in de spectrumzienswijze een mengkleur is van menschelijk oog teweegbrengen.” 100 Bartels (1918) grondslag ligt vindt gehoor in de natuurkundige kunstschilders, ontwerpers en architecten.106 Hij heeft rood (800-650 nanometer) met het violet (430-390 wereld.102 door zijn achtergrond als chemisch ingenieur een nanometer).108 De rol van kleur P.H. Bartels, verzet zich in 1918 in tegenstelling tot wetenschappelijke kijk op de kleurenleer, maar ook hij Als scheikundige is De Lange, net zoals de huisschil- “de kleur haar intrede heeft gedaan overal waar Simis niet meer tegen de natuurkundige inslag van de ontkomt niet aan het gevaar van anachronisme waar ders, primair geïnteresseerd in de chemische eigen- het leven klopt’.... Begrijpelijkerwijze gaat de thans kleurenleer maar verwijst onder het kopje ‘De kleur- Pastoureau op doelde, hetgeen blijkt als hij schrijft dat schappen van kleuren. In tegenstelling tot Bartels en levende belangstelling voor de kleur ook uit naar een schifting’ opmerkelijk genoeg niet naar Newton, maar hij “de pogingen der oude Grieksche en Romeinsche Meere houdt hij de natuurkundige en de chemische verlangen, iets meer van haar wezen, haar geboorte, naar de theorie van de Nederlandse natuurkundige schrijvers om de werking der kleuren in een begrip invalshoeken niet gescheiden van elkaar in zijn argu- Huygens: “De kleurgewaarwording wordt te voor- vast te leggen... zeer onvolledig” vindt. Blijkbaar was mentatie. Dat is verklaarbaar omdat zijn belangrijkste schijn geroepen door aethertrillingen”. Door middel focus de ordening van de kleuren is. Hij vergelijkt 96 Bartels, P.H., Handboek voor schilders. Theorie en practijk voor van een glazen prisma wordt aangetoond dat alle de theorieën met de kleurenleer van Ostwald, als schilders, bouwkundigen, enz.; leerboek voor ambachtsscholen en 103 Bartels, 1918, blz. 388 ter verkrijging van de graden “gezel” en “meester”. Deventer, 1918. kleuren in het zonlicht aanwezig zijn, in de leerboeken 104 Bartels, 1925, blz. 354-364 de volledige kleurtheorie waar de andere theorieën Hoofdstuk XVII Kleur en haar toepassing in de schilderspractijk. blz. 105 Bartels, 1925, blz. 355 directe voorlopers van waren. 386-415 106 “de pogingen der oude Grieksche en Romeinsche schrijvers om “Omdat nu de kleurtonen geordend waren, meende 97 Bartels, P.H., 2de druk 1925, Deventer, bewerkt door J.A.P. Meere, de werking der kleuren in een begrip vast te leggen zijn zeer onvol- men dat hiermede de kleuren geordend waren. Dit Handboek voor schilders (noot: Theorie en practijk voor schilders, 101 geboortedata Woolsthorpe, bij Grantham, Lincolnshite, 25 dec. ledig. Zij onderscheiden de kleuren in wit, zwart, geel en rood. Toch bouwkundigen enz.: leerboek voor ambachtsscholen en ter verkrij- 1642 [4 ja. 1643]-Kensington, thans borough van Londen, 20 mrt 1727 blijkt zoowel uit de beschrijving van kleurstoffen als uit overgeble- is echter geenszins het geval en deze groote dwaling ging van de graden “Gezel” en “Meester” en de Acte Ne..voorwoord [31 maart 1727]). ven beschilderingen dat de Egyptenaren, reeds de blauwe verfstoffen doet zijn nadeelige gevolgen ook nog heden ten juni 1925. Engelse wis- en natuurkundige, een van de allergrootste figuren in kenden. dage gevoelen....Deze zeven kleuren komen met de 98 zie artikel ‘Practische psychologie der kleuren’ door E. Rijgers- de geschiedenis van de wiskunde en de fysica. Hij is te beschuwen als Blauw en groen vormen hier echter geen afzonderlijke kleurbegrip, berg in De 8 en Opbouw no. 6 , 21 maart 1936 de voltooier van de hervorming die de mechanica en de sterrenkunde maar worden bij het zwart gerekend. In de loop der tijd en heeft acht hoofdkleuren, welke wij thans kennen overeen, 99 Het bestudeerde , keurig gekafte, deel uit 1948 is afkomstig van in de 16de en 17de eeuw hadden ondergaan en als de grondlegger zich het aantal kleuren uitgebreid, dank zij de geleidelijke itbreding met dat verschil dat wij het groen in twee termen een leerling. Wij mogen er daarom van uitgaan dat zijn leerboek van de (klassieke) natuurkunde van de 18de en 19de eeuw. Principia van het aantal kleurstoffen. De kennis der kleurstoffen toch is den werd gebruikt op de schildersvakschool. Rijgersberg was zo of voluit: Philosophiae naturalis principia mathematica 1687; eerste En- noodzakelijken grondslag voor de kleurenkennis.’ Hij vindt het handzaam dat de bundel na de Tweede Wereldoorlog nog vele gelse vertaling 1729 door A. Motte. Opticks, or a trease on the reflections, opmerkelijk dat ‘niettegenstaande de kennis van een groot aantal herdrukken kende, tot en met de tiende druk in 1971. Naast de 1e refractions, inflexions and colours of light. (1704, eerste Lat. editie 1706, kleurstoffen het zoo lang heeft geduurd voor er een poging is gedaan 107 De diatonische toonladder heeft zeven tonen. druk 1938, heb ik de 2e uitgebreide en gewijzigde druk 1942, 4e heruitgave in het Engelse werk 1931. (Grote Winkler Prins, 8ste druk, om orde te scheppen in het rijk der kleuren. Zelfs Leonardo da Vinci, 108 209, interview Albrecht Pohlmann (zie bijlage Ostwald), even- ongewijzigde druk 1946 en 5e ongewijzigde druk 1948 bestudeerd. blz.30) heeft dat als hoogbegaafd kunstenaar en wetenschappelijk denker eens onder woorden gebracht door Eva Hollander, De Sijlstudio, 100 Bartels, blz. 386 102 Goethe, 1991, blz.11 (inleiding) niet gedaan.” cursus, niet gepubliceerd, 2007. 2 38 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 39 Historiografie Materialisering van een ideaal 2.2 Ir. M.G. Polman De belangrijkste kleurtheorieën tijdens het interbellum in Nederland, volgens de beschrijvingen in de schildersvakliteratuur

gesplitst hebben, het koude zeegroen en het warme bouwt, hij voegt eveneens de kennis toe die na Newton of hij het purper van Goethe bedoelt als ‘ontbrekende kunnen worden waargenomen, subjectieve, welke loofgroen. De zeven kleuren van Newton zijn zeer bekend geworden is om de leer zo uitgebreid mogelijk schakel’. Hij schrijft namelijk ‘rood’ in plaats van door een natuurkundige werking op het netvlies van populair geworden. Ook nadat de wetenschap en te behandelen, zoals ”de voor de mens onzichtbare ‘purper’ in Goethe’s kleurencirkel.116 (afb.20) ons oog worden te voorschijn geroepen; dus in werke- de praktijk gedurende 200 jaren een andere (onvol- infrarode respectievelijk ultraviolette stralen aan lijkheid niet bestaan. Op deze leer berust de harmoni- doende) verdeeling in zes groepen is gebruikt.... weerszijden van het zevenkleurig zonnespectrum en 2.2.3.2 sche verbinding van kleuren. Complementaire kleuren Goethe was zeer gekant tegen Newtons leer en een van de golflengten van het zichtbare gebied: 760 milli- Johann Wolfgang von Goethe, 1810 zijn kleuren welk met andere een contrast vormen. zijn grootste bezwaren was, dat men door vermengen oenste mm (het uiterst zichtbare rood) tot 400 milli- Contrastkleuren bezitten de eigenschap, elkanders van alle kleuren van het spectrum, als aangebracht oenste mm (het uiterst zichtbare violet).” 113 De Duitse schrijver, dichter, diplomaat en onderzoeker werking te verhoogen en beide in kracht en beteekenis op een ronde schrijf, door draaien geen wit maar De zeven kleuren van het zonnespectrum, ook wel Johann Wolfgang von Goethe publiceerde in 1810 Zur te doen winnen. (er wordt bij blauw oranje opgeroepen grijs ontstaat....Wij weten nu dat Goethe gelijk had. spectrale of homogene kleuren genoemd, zijn de meest Farbenlehre. Pas vanaf 1840 kreeg de leer algemene en bij groen rood)... Goethe noemt de door inwerking Door optisch mengen van tegenkleuren krijgen wij verzadigde kleuren die wij kennen. bekendheid. In de bronnen wordt zijn kleurenleer als van andere kleuren ontstane kleuren: physiologi- lichtgrijs.” In de behandeling van de kleurtheorie van “Een spectrale of homogene kleur wordt volkomen volgt behandeld. sche kleuren en beschouwde ze als kleuren welke de Helmholtz zal hij uit monde van Graszmann schrijven gedefinieerd door haar eigen golflengte. Kent men de Bartels volgt Goethe heel getrouw in zijn handboek. harmonie openbaren. dat het verschijnsel waar Newton zijn leer op baseert golflengte van een enkelvoudigen lichtstraal, dan weet (afb.21) Hij doet een groot beroep op het inlevings- Als schilder moet men rekening houden met dit een onderdeel is van een veelomvattender fenomeen. men, welke kleurindruk door dien lichtstraal in ons vermogen van de huisschilders, in het spelen met feit uit de kleurenleer, dat een kleur in tint verandert Daarmee bevestigt hij een punt van kritiek van Goethe’ oog gewekt wordt.”114 verfkleur en licht. Met andere woorden: hij beroept of in kracht toe- of afneemt, wanneer zij met bepaalde op Newton’s kleurenleer. In het kleurmodel van Newton geeft hij weer: zich op het intuïtieve weten, de eigen waarneming met kleuren in verbinding worden gebracht. De auteur E. Rijgersberg (1938) plaatst Newton in de “Newtons prismaproeven en de door hem geprojec- het blote oog en de materialenkennis van de schilder. Goethe: “Het is een eeuwige vorm des levens, welke groep ‘zuiver natuurwetenschappelijke licht- en kleur- teerde spectrumband leidden hem als vanzelf tot een Ook geeft hij wenken waar een schilder rekening mee zich ook hier openbaart; wordt het oog het donkere verschijnselen’, met Huygens, Young, Fresnel, Maxwell nieuwe vorm van kleurenrangschikking, den kleu- moet houden als hij zijn kleuren bepaalt: het type geboden, dan verlangt het ’t lichte, terwijl het ’t en Einstein; rencirkel. (afb.19) Het wetmatig in elkaar overgaan kunstlicht, de meubels in het interieur, het type huis, donkere verlangt, wanneer men het ’t lichte aanbiedt.” Rijgersberg schrijft: ‘De natuurkunde onderzoekt der spectrumkleuren deed direct aan een kringloop de omgeving van het huis. Goethe onderscheidt warme en koude kleuren. o.a. de uitwendige oorzaak van licht en kleur’ 109en denken, door het ontbrekende van de kleur purper, “Goethe zegt o.a. in zijn kleurenleer: De kleur Warme kleuren naderen het geel-rode; koude verwij- constateert: dat Newton aantoonde welke de natuur- de verbinding tusschen de beide einden van den kleu- kan als een element der kunst beschouwd worden, deren zich hiervan. Warme kleuren zijn: paars, rood, kundige voorwaarden zijn voor het ontstaan van licht renband van het spectrum, was de kringloop echter hetwelk in hooge mate de aesthetische ontwikkeling oranje, bruin, geel en geelgroen; koude kleuren zijn: en kleur. Newton bouwde voort op de door Snel 110 niet gesloten; het ombuigen van het spectrum gaf een bevordert.”117 blauwgroen, indigo, ultramarijn en violet; blauwe opgestelde wetten der lichtbreking en knoopte aan bij onvolledige kleurencirkel te zien, waarbij de kleu- Rood, blauw en geel zijn de drie kleuren, welke in tinten werken kouder, naarmate ze het gele meer de reeds voor hem door Grimaldi genomen lichtbre- rencirkel door den ontbreekende schakel, het purper, zuivere toestand geen neiging tot een andere kleur naderen en warmer naarmate ze het rode meer kingsproeven door middel van het prisma. dat in het z.g. omgekeerde spectrum wel voorkomt, hebben, de hoofd- of primaire kleuren. “Volgens naderen. groen en grijs zijn neutrale kleuren. de “Kleur is een indruk, die wij door bemiddeling van gesloten kon worden. Hij verdeelde den kleurencirkel Goethe liggen deze kleuren tusschen licht en duis- warmte der kleuren neemt toe, naarmate men meer ons oog ontvangen; kleur is geen deel van de stof; zij onder de 7 hoofdkleuren naar de verhoudingen van ternis. Neemt men hiervoor wit en zwart aan, dan ligt naar het zuiden komt (ook de kleur van de menselijke heeft op zichzelf geen materieel bestaan, maar een den muzikale toonladder 1/9. 1/16, 1/10, 1/9, 1/10, 1/16, geel het naast bij wit, blauw bij zwart en rood tusschen huid). Een goed kleurenbeeld is niet zelden afhanke- stof kan de eigenschap hebben om bij belichting een 1/9.115 deze beide in.”118 lijk van het evenwicht van warme en koude kleuren. bepaalden kleurindruk bij ons op te wekken. De kleur Ook Rijgersberg wijst dus op het ontbreken van Door vermenging van de primaire kleuren ontstaan Goethe noemde de warme en koude kleuren ook ontstaat uit en gezamenlijke werkzaamheid van licht de kleur purper, net zoals De Lange. Ook hier lijkt hij de secundaire kleuren paars of violet, oranje en actieve en passieve kleuren., respectievelijk zich op een en stof.”111 daarmee naar de kleurenleer van Goethe te verwijzen. groen. Bij verdere vermenging ontstaat een tertaire voorgrond plaatsende en terugwijkende werking. Zijn gedurende 30 jaren voortgezette proefne- Deze aanname wordt onderbouwd daar hij bij de illu- kleur: bij gelijke vermenging van de oorspronkelijke Goethe: zoals wij de hooge hemel, de verre bergen mingen vatte hij samen in zijn in 1702 [sic] gepubli- straties naast de kleurencirkel van Newton de kleuren- kleuren ontstaat een grauwe kleur, bij ongelijke een blauw zien, zoo schijnt een blauw gekleurd vlak van ceerde werk: “Optics”. zijn arbeid vormt den eigenlijke cirkel van Goethe plaatst, waarbij de wijzer (met pijl in bruine kleur. Ook vermenging van secundaire kleuren ons af te wijken. Waar wij een aangenaam iets, dat men grondslag, waarop zich de latere natuurkundige de richting van de klok mee) aan zou kunnen duiden ontstaan de tertiaire kleuren geelgrauw, roodbruin en van ons verwijdert, gaarne volgen, zoo zien wij ook een wetenschap ontwikkelde.”112 dat de cirkel in spiegelbeeldige richting zou moeten grauwblauw. De tertiaire kleuren kunnen uit verschil- blauwe kleur gaarne. Evenals De Lange bedt Rijgersberg de leer van worden gelezen, waardoor de kleuren in dezelfde lende tinten bestaan, afhankelijk van de primaire Meere vindt dat vooral Goethe heeft bijgedragen Newton niet alleen in in de kennis waar hij op voort- volgorde komen te staan. Maar het is niet duidelijk of secundaire kleuren die de overhand hebben. aan de driekleurenleer, die hij als de oudere kleuren- Objectieve kleuren zijn die, welke aan lichamen leer beschouwt, welke echter nog steeds wordt geten- tamineerd. Goethe’s kleurencirkel is hier afgebeeld als 109 Rijgersberg, 1938, blz. 9 113 Rijgersberg, 1938, blz. 9; Pohlmann, 2009, interview, zie noot een 6-kantige ster, bestaande uit driehoek blauw, rood 110 Ook Rijgersberg maakt, eveneals Bartels, dus hiervoor; Hollander, Eva, 2007, zie noot hiervoor 116 Rijgersberg, 1938, blz.43 fig. 9 (midden boven) geel en paars, oranje groen (midden 111 Rijgersberg, 1938, blz.9 114 Rijgersberg, 1938, blz.11 117 Bartels, 1918, blz.386 onder, afb.22). Later in de tekst beschrijft Meere wel 112 Rijgersberg, 1938, blz.9 R noemt hier dus 1702, in plaats van 1704 115 Rijgersberg, 1938, fig.8 blz. 43 118 Bartels, 1918, blz.388 2 40 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 41 Historiografie Materialisering van een ideaal 2.2 Ir. M.G. Polman De belangrijkste kleurtheorieën tijdens het interbellum in Nederland, volgens de beschrijvingen in de schildersvakliteratuur

de cirkel met zes evengrote sectoren. De hoofdkleuren De Lange toetst hier dus de theorieën van Goethe, theorie. Dit zal blijken uit de definities die Rijgersberg het noemen van de spectrale kleurenreeks. Hij refereert zijn de primaire kleuren rood, geel, blauw; de secun- waarbij Goethe’s wetenschappelijke invalshoek van er aan geeft. eraan dat Schopenhauer persoonlijk werd ingewijd daire kleuren: oranje, groen en paars (violet) en de de fysiologie waardering oogst, en zelfs de puur Tegelijkertijd geeft hij de kleurencirkel onjuist door Goethe, die in hem zijn opvolger zag. complementaire of harmonische kleuren staan t.o. beschouwelijke werking van het oog en zijn tegen- weer119, (afb.21) hetgeen tot verwarring leidt, of Schopenhauer legde de nadruk op de hersen- elkaar. kleuren wetenschappelijk verklaarbaar blijken te zijn. waarmee hij de theorie plaatst naast de andere belang- werking bij het opnemen van een kleurindruk. De Hieraan toegevoegd zijn de harmonische kleur- De Lange heeft echter kritiek op de ‘niet analytisch- rijke kleurtheorie: die van Ostwald. Hij tekent de Lange beschouwt het als een psychologische leer, paren van de tertiaire kleuren roodbruin (rustet: mathematische weg’, die door Goethe bewust achter- kleurencirkel met een met de klok meedraaiend wijzer Schopenhauer noemt het een physiologisch leer en paars en oranje), geelbruin (citrin: oranje en groen), wege wordt gehouden, waarmee De Lange de suggestie en bovenaan plaatst hij het gele vlak, overeenkom- legt het zwaartepunt op de indrukken van het netvlies blauwbruin (olive: groen en paars), namen die in wekt dat Goethe’s theorie toch niet helemaal weten- stig de kleurencirkel van Ostwald, en hij gebruikt het in het oog. De werkzaamheid van het netvlies berust feite genoemd zijn door Field, verduidelijkt in een schappelijk is. Het valt op dat de chemisch ingenieur woord ‘rood’, en niet ‘purper’. ‘de kleurencirkel van volgens hem op drie dingen: een intensieve prikkel: driehoek, opgebouwd uit 9 driehoekjes (afb. 23). De Lange niets van de chemische wetenschappelijke Goethe bevat 3 paar complementaire kleuren... Goethe wit, grijs en zwart, een extensieve prikkel: de vorm en ‘De groote fout’ in de bestaande opvatting van de invalshoek van Goethe noemt, waarbij Goethe het beschouwt de kleuren geel, rood en blauw als een tota- een kwalitatieve prikkel: de bonte kleur. Hij maakte kleurenharmonie, schrijft Meere, ligt niet alleen in aspect van de lichtkleur in verband brengt met het liteit..en de contrastkleur, die de som is van de in de een gewichtsverdeling van de nakleuren: voor rood: het stellen van drie grondkleuren, maar ook in het materiaal waardoor het een andere uitstraling krijgt. gegeven kleur ontbrekende grondkleuren. De materia- groen 1:1; voor oranje-blauw: 2:1 en voor geel-violet: 3:1. volkomen negeeren van wit en zwart als bestanddeel Nog sterker dan Meere laat De Lange hier een crusiaal liteit komt terug, niet in het product van de verf, maar Schopenhauer verklaart uitgaande van die gedachte van de kleur zelf. In de natuur, noch in de verfstoffen, punt zien: dat de kleurtheorie een sluitend systeem in het type ondergrond: staal, hout en pleister. Ook de dat iedere bonte kleur een donkerder kleurenindruk vindt men de ideale kleuren: alle bevatten zij een suggereert te kunnen zijn, waarin de materialiteit is vorm is van belang. 120 maakt dan wit. Hij neemt de beschouwing van tegen- zekere hoeveelheid wit en zwart. ‘ uit te drukken in kleur en in een wit, via grijs tot zwart gestelde eigenschappen van de tegenkleuren over van De Lange gebruikt bepaalde uitspraken van Goethe component, in plaats van een natuurlijk materiaal met 2.2.3.3 Goethe (warm-koud, licht-donker). om aan te tonen dat de kleurenleer van Newton onvol- een eigen karakteristiek. Arthur Schopenhauer ‘Het aandeel aan wit en zwart in de meest kleuren ledig is. Hij neemt de paarsrode kleur. De maakbaar- Hoezeer de geest van Goethe’s kleurenleer spreekt voert hij daarop terug, dat genoemde kwalitatieve heid van kleur door de industrie was mijns inziens mag ook worden geconcludeerd uit ‘Beknopte kleu- De Duitse romantische filosoof Arthur Schopenhauer scheiding onvolledig en de rest in volle werkzaam- gebaat bij het beheersen van alle bijkomstigheden van renleer’ van Rijgersberg. Hij citeert Goethe al op de (1788 – 1860) schreef in 1816 ‘Über das Sehn und die heid (wit) of wel in rust (zwart) kan zijn. Daarmee kleur: niet alleen de chemie, maar ook de physiologie eerste bladzijden en betreurt het dat men vroeger Farben’. De theorie wordt door Bartels, Meere en De dat Goethe zich distantieerde van Schopenhauer in en de fysica speelden daarbij een rol. Ook de psycho- elkaars taal niet verstond, waardoor ‘kunstenaarsziel, Lange behandeld. (afb.24) verband met zijn theorie dat wit voor volle werkzaam- logie zou een belangrijke rol gaan spelen, kortom: die de verschillende zijden van het kleurenprobleem Bartels schrijft dat de leer van Schopenhauer heid staat en zwart voor rust en 2 tegenkleuren volle aan alle aspecten die Goethe naar voren brengt moest in een totaliteit wilde samenvatten en zich met harts- gebaseerd is op de lichtsterkte van de spectrale kleuren werkzaamheid geven, d.w.z: wit. Hiermee kwam hij in worden gedacht. tocht doch vruchteloos tegen de physisch-mathema- geel, oranje, rood, violet, blauw en groen; in de verhou- volle tegenspraak met Goethe, die het ontstaan van wit De Lange waardeert dat Goethe de ontwikke- tische theorieën van Newton verzette.” Het verschil ding van respectievelijk 9:8:6:3:4:4.121 Door aan de uit tegenkleuren, als zijnde Newtonsch, van de hand ling inleidde, dat de kleurenleer niet a priori in de in benadering wordt nu onderkend, zonder dat er lichtsterkere kleuren een kleinere plaats in te ruimten wees.’122 physica, maar ook in de wetenschap van de fysiologie stelling wordt genomen door Rijgersberg. Vervolgens dan aan de lichtzwakkere, dus omgekeerd evenredig Ook De Lange legt een link naar de spectrale thuishoort. Goethe legt de nadruk op het oog en noemt hij ‘de takken van wetenschap, die het kleuren- aan de lichtsterkte, ontstaan er harmonische kleurver- kleuren: “Merkwaardig is het, dat er zoo weinig de bijbehorende organen die noodzakelijk moeten vraagstuk nader tot zijn oplossing hebben gebracht’, bindingen. Bartels noemt het een ‘kleurencirkel’, maar aandacht is geschonken aan de bezwaren, die meewerken aan het ontstaan van kleur. Dit was een waaronder de physica, de waarneming van kleur en de in feite is het een reeks, waar ook zwart en wit in zijn Schopenhauer maakte tegen de verklaring van het grote verdienste met het physiologische psychologi- psychologie. Hij brengt Goethe’s leer niet specifiek in opgenomen (zie afb 25). optreden van een bepaalde kleur, tengevolge van het sche gebied. Hij probeerde iets beters te geven dan de een van de gebieden onder, maar Goethe’s theorie en Meere brengt Schopenhauer onder bij ‘de oudere terugkaatsen van het licht op een gekleurd oppervlak. physische kleurenleer. Jammer dat hij het niet langs voorbeelden komen we door het hele boek heen tegen. driekleurenleer’ en neemt de getallenreeks (inclusief Ieder weet, dat geel de meest helle (lichte) kleur is, analytisch-mathematische weg heeft bestudeerd: hij Zoals in de hoofdstukken ‘warme en koude kleuren’, de fout) van Bartels over. In plaats van harmonische die, wat dat betreft, het wit het dichtst nabijkomt. De heeft de driekleurenleer populair gemaakt, die van de waarbij hij de leer ook vertaalt naar de lichtkleuren: kleurverbindingen schrijft hij dat bij deze verhou- meeting geeft 0.9 in verhouding tot wit. Het gele licht primaire, secundaire en volgende mengkleuren. ‘een in warme kleuren uitgevoerd modern interieur dingen de kleuren wat betreft hun lichtsterkte in in het spectrum bedraagt echter niet meer dan 1/20 van De principieele betekenis der tegenkleuren (door toch een sfeer van warmte mist door bijv een overvloed evenwicht zijn en een gelijke indruk geven. het geheele spectrum. Oppervlakken, welke niet meer Goethe geforderte Farben genoemd) zijn thans zeer van zonlicht. die afbreuk doet aan de warmtekwaliteit De Lange (1925) gaat dieper in op de leer dan alleen dan 1/20 van het opvallend licht terugkaatsen noemen duidelijk vastgelegd in contrastkleuren en nabeelden. van de interieurkleuren, hetgeen versterkt wordt door wij zwart. Het gaat dus niet aan, om zonder meer de Dit principe is bekend, aldus De Lange. Maar Goethe het ontbreken van schaduwpartijen’ en onder ‘kleur kleuren van een geel oppervlak aan het teruggekaatste 123 heeft verzuimd om de kleuren wit, grijs en zwart in en beweging’. Mogelijkerwijs is ook ‘de verhouding 119 Rijgersberg. 1938. in tekening en tekst gebruikt hij ‘rood’ in gele licht toe te schrijven.” Schopenhauers psycholo- zijn theorie te betrekken, m.a.w.: de drie primaire van de kleur tot den vorm’, waarbij zowel de begren- plaats van ‘purper’, blz. 43 e.v. en drie secundaire kleuren zijn onvoldoende om een zing van het vlak, het materiaal van de vlakken, en de 120 Rijgersberg, 1938, blz. 82-87 kleurtheorie op te baseren. verhouding van de vlakken een voortvloeiing vanuit de 121 waarschijnlijk betreft het hier een typefout. Bartels kent aan de 122 Lange, de, 1925, blz.184 kleur groen 4 toe in plaats van 6. 123 Lange, de, 1925, blz.184 2 42 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 43 Historiografie Materialisering van een ideaal 2.2 Ir. M.G. Polman De belangrijkste kleurtheorieën tijdens het interbellum in Nederland, volgens de beschrijvingen in de schildersvakliteratuur

gische wijze wordt pas veel later overgenomen door H. sterk reageren ‘op het in het door het vlak uitgestraalde het onderzoek van de beïnvloeding der kleuren door dus ook van de kleurenleer moeten zijn. De bioloog Helmholtz, Hering en Graszmann.” witte licht zich bevindende rood...zoodat van het witte de omringende kleuren.127 mist dan echter de werking van het oog. ‘Het antwoord Rijgersberg noemt Schopenhauer niet. (zie tabel) licht alleen de overblijvende kleuren tot bewustzijn ‘Het was vooral de Franschman Chevreul, die zich zal zijn, dat in de natuur het oog in het geheel geen komen, welke in dit geval samen den indruk van groen met het onderzoek van de beïnvloeding der kleuren gelegenheid heeft om homogeen licht waar te nemen, 2.2.3.4 geven.’ Ook de verklaring van dit fenomeen is een door de omringende kleuren heeft bezig gehouden.’ 128 daar deze lichtsoorten slechts in physische apparaten Michel Eugène Chevreul mengeling van de werking van de oogzenuw en de In De 8 en Opbouw (1941) wordt Chevreul genoemd voorkomen, In de natuur kennen wij alleen licht- weerkaatsing van het witte licht, teruggebracht naar als invloedrijk op de impressionistische schilders “De soorten voorkomen die bestaan uit ‘groote groepen Michel Eugène Chevreul, 1786-1889, Franse scheikun- de kleurwaarneming zoals Goethe die beschrijft. impressionisten sloten zich aan bij de wetenschap- naast elkaar liggende golven van verschillend trillings- dige, directeur Staats Gobelinfabrieken, De la loi du Meere noemt Chevreul niet pelijke beschouwingen over het licht van Chevreul en getal.’ ‘Al het werk dat gebaseerd is op het homogene contraste simultané des couleurs, 1839.(afb.25) De Lange gaat ervanuit dat de juiste tegenkleuren Goethe.” 129 licht, zal dus een herziening vanuit het nieuwe fysiolo- Chevreul heeft bijgedragen aan de belangrijkheid tezamen grijs tonen. Door geel, rood en blauw op Chevreuls invloed op de impressionistische en gisch standpunt behoeven.’ van de opvatting dat kleurharmonie de betekenis van onderling gelijke afstand te leggen in een kleursy- pontillistische kunstschilders wordt in meer heden- Daarom vindt De Lange het fysische gedeelte van bepaalde paren van contrasten kreeg. Chevreul werd steem worden geel en violet; oranje en blauw, en rood daagse bronnen vermeld. In 1938 schrijft Rijgersberg Helmoltz’ onderzoekingen ‘meesterlijk en af’, in in de jaren 1820 ingeschakeld om de helderheid van de en groen tegenkleuren, wat onjuist is. Hij vindt het echter, zoals we hiervoor bij Helmholtz hebben gezien, tegenstelling tot het psychofysische deel. verfstoffen die in gobelins werden verwerkt te verbe- merkwaardig dat deze foutieve tegenkleuren tot op dat de neo-impressionisten, volgens Young-Helmholtz Vervolgens gaat De Lange uitgebreid op de teren. Vanaf 1828 ontdekte Chevreul dat hun schijn- heden hebben kunnen handhaven (ondanks de onder- de optisch primaire kleuren rood, groen en blauw- fysische leer in, op basis van de tweede band van ‘De bare dofheid te wijten was aan het subjectieve effect zoekingen van Wunsch aan het begin van de 19de eeuw violet toepasten of wel alle spectrale kleuren in vakjes Physiologische Optik’. Hierin geeft Helmholtz “een van optische menging: aan elkaar grenzende draden en Helmholtz halverwege de 19de eeuw. Zij toonden en strepen, samen met grijze en zwarte verfplekjes. nauwkeurige beschijving van het spectrum en wel van die (bijna) complementair van kleur waren, werden aan, dat de tegenkleur van geel niet violet is, maar naar de samenhang tussen golflengten en kleurgewaar- door het oog tot neutraal grijs gemengd. het ultramarijnblauw, omdat geel met ultramarijn- 2.2.3.5 wordingen. Aan beide einden van het spectrum blijkt Zijn prachtige publicaties in kleur (afb.26) zijn blauw grijs geeft. Hermann von Helmholtz, 1871-1873 de kleurtoon merkbaar met de lichtsterkte te veran- bijzonder populair en worden in diverse landen uitge- Ook Chevreul’s kleursysteem hoort tot deze deren. Gelijkuitziende lichtmengsels kunnen uit zeer geven en uit het Frans in het Duits en Engels vertaald groep met de verkeerde tegenkleur. De Lange noemt De Duitse fysicus en fysioloog Hermann Ludwig verschillende lichtsoorten worden verkregen, maar het en hebben indirect bijgedragen aan de kleurkennis Chevreul wel vanwege zijn status als ‘bekende Ferninand von Helmholtz (1821-1894 onderzoekt de oog kan de bestanddelen niet onderkennen. doordat ze als voorbeeld voor andere publicaties Fransche chemicus en gezien lid van de Académie des optiek. tweede band van het Handbuch der physiologi- Zeer belangrijk is hetgeen hij schrijft over het hebben gediend. Sciences’ en schrijft dat hij als directeur aan de Staat- schen Optik (1856-1866; 1886-1896). mengen van bontgekleurde lichtsoorten. Deze volgen Bartels noemt Chevreul om de fysiologische gobelinfabricatie te Parijs, ‘in de gelegenheid was zijn Bartels en Meere noemen de theorie van Helmholtz geheel andere regels dan mengsels van verfstoffen. werking van kleuren zoals Goethe ze noemt te verdui- idee zoowel bekendheid te geven als practisch toe te niet. De door hem ingevoerde begrippen betreffende addi- delijken: ‘Chevreul haalt in zijn kleurenharmonie passen.’ Maar hij rekent het kleursysteem dat Chevreul De Lange behandelt Helmholtz’ theorie uitge- tieven en substractieve mengsels gelden nog steeds. eenige interessante gevallen aan van complementaire heeft opgezet in 1869 tot een van de ‘dwaalbegrippen’, breid en plaatst de theorie in de lijn van Goethe en Hetzelfde geldt voor zijn vaststellen van de ‘juiste’ kleuren: beschouwt een kooper een gele stof langen die juist door schrijvers van naam ingang hebben Schopenhauer. Helmholtz zet het overbrengen van de tegenkleuren: rood-zeegroen / oranje-ijsblauw / geel- tijd en men laat hem vervolgens oranje, scherp rood of doen vinden waar hij niet verder op ingaat: ‘van een kleurenleer uit het gebied van de fysica naar dat van de Ublauw / loofgroen-violet.” Waarschijnlijk noemt hij scharlaken zien, dan vindt hij de laatste zonder vuur toepassing van zijn kleurrangschikking is nooit iets fysiologie voort. Helmholtz bestudeerde de fysiologie deze ‘juist’, omdat het dezelfde kleurbenamingen zijn en houdt ze voor een karmozijnroode kleur; daar het gekomen, hetgeen de onbruikbaarheid ervan aldoende van de zintuigen en specifiek die van het oog en en het als Ostwald hanteert. Hoe hij aan die tegenkleuren door de gele kleur vermoeide oog de neiging vertoont, bewijst.’125 Voor De Lange is het kleursysteem een stap oor. De Lange schrijft dat juist het kleurenvraagstuk komt, licht hij hier niet verder toe. “De verhoudingen viooltjesblauw te zien. Het gele van het oranje, rood terug in de ontwikkeling. wat tekort gekomen is en daarom niet geheel voldoet tussen de golflengten der tegenkleuren geeft hij aan of scharlakenrood verdwijnt hierdoor en het oog ziet Rijgersberg deelt Chevreul in bij de ‘toegepaste aan de moderne opvattingen, waardoor de theorie in hyperbolische getallenverhouding in een tabel slechts naar blauw overhellend rood. Laat men een psychologie’ uiteindelijk naar de fysische richting is geschoven. van mengkleuren van willekeurige kleurenparen. kooper na elkander 4 a 10 stukken van een roode stof Rijgersberg beschrijft het kleursysteem als: Hij onderbouwt dat als volgt: Helmholtz’ voor- Helmholtz ordent de kleuren in zwart, grijs en wit zien, dan vindt hij de laatste stukken minder mooi ‘Chevreul publiceerde een kleurencirkel met 6 paren onderstelling is dat ‘de homogene lichtsoorten de naar de terugkaatsing (0, deels, volledig) en hij komt dan de eerste, ofschoon de kleur hetzelfde is.’124 Hij complementaire kleuren. Elk van deze 12 kleuren werkelijke elementen van alle kleurwaarnemingen, tot de stelling: “De kleurindruk, welke een bepaalde verklaart het verschijnsel vanuit de werking van de verdeelt hij nog eens onder in 6 mengkleuren, zoodat kwaliteit X willekeurig gemengd licht maakt, kan oogzenuw, waarbij het gedeelte van de zenuw die zijn kleurencirkel 72 sectoren aangeeft.’ 126 en noemt steeds bereikt worden, door een mengsel van een gevoelig is voor rood na enige tijd vermoeid raakt. Als hem in de paragraaf ‘Successieve en simultaancon- bepaalde hoeveelheid A wit licht met een bepaalde 127 Rijgersberg, 1938, op blz. 35 het oog zich richt op een witte wand zal het minder trasten’, als degene die zich heeft beziggehouden met 128 Rijgersberg, 1938, blz. 35 hoeveelheid B van een verzadigde kleur (spectraal 129 De 8 en Opbouw, januarinummer 1, 1941. verslag van lezing op kleur of purper) van een bepaalde kleurtoon.... de conferentie ‘het nieuwe van de kunst van deze tijd.’ door Mej. N. Deze stelling is oorzaak geworden van een langdu- 125 Lange, de, 1925, blz. 181 Postumus Meyes: “de abstract-symbolische opvattingen in de monu- rige vertraging in de ontwikkeling der kleurenleer. 124 Bartels, 1918, blz. 390 126 Rijgersberg, 1938, blz. 45 mentale schilderkunst van heden.” blz. 12 2 44 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 45 Historiografie Materialisering van een ideaal 2.2 Ir. M.G. Polman De belangrijkste kleurtheorieën tijdens het interbellum in Nederland, volgens de beschrijvingen in de schildersvakliteratuur

Men kan hieruit concludeeren, wat Helmholtz dan 2. als men van twee te mengen lichtsoorten de eene Rijgersberg echter de vraag bestaan hoe de kleurge- Zo brengt hij de theorie dichter bij de dagelijkse ook zegt, dat kleurtoon, reinheid en lichtheid de geleidelijk wijzigt, dan wijzigt zich de kleurindruk waarwording in ons bewustzijn ontstaat, maar hij legt toepassing dan De Lange dat doet. Hij geeft ook drie elementen van iedere kleur zijn, en men heeft van het mengsel ook geleidelijk daarbij de nadruk op het psychologische facet wat het voorbeelden uit de schilderkunst. Hij noemt de neo- gedurende langen tijd vergeefs getracht uit deze 3. twee kleuren, waarvan elke een constante eigenlijke wezen van de kleur is.” ‘ impressionisten, die volgens Young-Helmholtz de elementen een kleurenlichaam, een geordend systeem kleurtoon, een constante kleurintensiteit en een In tegenstelling tot De Lange geeft Rijgersberg optisch primaire kleuren rood, groen en blauw-violet op te bouwen.” constante intensiteit van het bijgemengde wit heeft, een definitie van de theorie Young-Helmholtz in toepasten of wel alle spectrale kleuren in vakjes en Maar de vooronderstelling dat “een bepaalde geven ook een constant kleurenmengsel, onverschillig zijn overzicht van kleursystemen. “De theorie van strepen, hetgeen, samen met grijze en zwarte verf- kwaliteit X willekeurige gemengd licht” een welge- uit welke homogeene kleuren zij zijn samengsteld, Young-Helmholtz inzake de vermenging van spectrale plekjes een kleurrijker beeld gaf dan de techniek van definieerde kleurindruk maakt is volgens De Lange Deze drie stellingen bepalen inderdaad volledig kleuren, waarbij als grondkleuren rood, groen en de punten in rood, geel en blauw op wit van de poin- niet juist. “Later toont Hering aan dat een dezelfde de leer der additieve mengsels. Voor de substrac- blauw werden aangenomen, uit welke kleuren alle tillisten en impressionisten, dat een grijze ondertoon lichtsoort al naar de omgeving, waarin zij optreedt, een tieve gelden de beide eerste, de derde daarentegen andere kleuren te mengen zijn, voerde tot een nieuwen geeft, zoals hiervoor in de paragraaf over Chevreul al gansch verschillende indruk kan maken. Het is daarom niet. Terwijl gelijk uitziende kleuren additief steeds grondslag voor het kleurensysteem.” werd genoemd. (zie schema) niet toelaatbaar om de kleur vast te stellen naar een dezelfde mengsels geven, kunnen substractief de Daar voegt hij, vergelijkbaar met De Lange, aan bepaalde hoeveelheid van een bepaalde lichtsoort. mengsels gansch verschillend zijn. toe dat “Weliswaar heeft men voor het verkrijgen 2.2.4 Bovendien kan men nooit uitgaande van een spec- ‘Volledigheidshalve’ noemt De Lange dat Maxwell van iedere willekeurige kleur nooit meer dan twee Twintigste-eeuwse theoreticus Wilhelm Ostwald, 1916 traalkleur en wit uitkomen tot bruin, olijfgroen, grijs- de mengregel van Newton nader onderzocht heeft grondkleuren noodig, doch men moet dan telkens blauw etc., oftwel een troebele kleur, omdat het zwart en aangetoond dat deze slechts een bijz. geval van andere paren nemen uit de drie grondkleuren.”. Ook Friedrich Wilhelm Ostwald (1853-1932) was een ontbreekt. een algemene regel is. De Lange gaat niet nader in Maxwell wordt hier genoemd, omdat hij op grond van Duitse chemicus, wijsgeer en winnaar van de De regel van Helmholtz geldt uitsluitend voor met op de wiskundige overwegingen maar wijst wel er dit principe zijn kleurendriehoek samenstelde. Maar Nobelprijs voor scheikunde in 1909. In 1920 waren wit gemengde kleuren, dus niet voor kleuren, welke op dat hij voor zijn mengproeven van een draaischijf over de de kleurindruk in zwart, grijs en wit, waar De in Nederland te bestellen: Die Farbenfibel (1916), zwart bevatten en aangezien alle kleuren welke wij gebruik maakte. Hiervoor verwijst De Lange naar het Lange zo uitvoerig op in gaat, schrijft hij hier niets. Der Farbenatlas (1917), Der Farbkörper Leipzig in onze omgeving zien een zwart gehalte hebben, oktobernummer. Wel noemt brengt hij ter sprake dat de kleuren wit, (1919), Die Farbschule, Mathematische Farbenlehre, kunnen wij zeggen, dat een dergelijke regel geen prac- zwart en grijs in physische zin geen kleuren zijn, maar Physikalische Farbenlehre, Die Harmonie der Farben tische waarde heeft.” Rijgersberg besteedt eveneens veel aandacht aan wel belangrijk zijn.. Der Farbnormen und Farbharmonien;131 en Goethe, Hier laat De Lange dus geheel de materialiteit van Helmholtz’ theorie en deelt hem in bij ‘de physiologie, Ook Rijgersberg noemt dat Helmholtz de begrippen Schopenhauer und die Farbenlehre (1917) 132. Dat dat wat wij zien buiten beschouwing, maar definieert de techniek van de waarneming der kleuren; de betrek- additieve en substractieve menging invoerde en gaat blijkt uit een artikel in De Bouwwereld, december hij het in kleur, specifiek: het zwartgehalte. king van de kleuren tot het oog en het organisme in er uitgebreid op in. Additieve kleurmenging is het 1920, gebaseerd op een verslag door Ostwald op een Helmholtz heeft zijn ervaringen met de kleuren het algemeen”. De physiologie stelt zich tot taak te mengen van bontgekleurde lichtsoorten, substractieve bijeenkomst van de Werkbund in 1919.133 V. Huszar samengevat in een theorie Young-Helmholtz. De doorgronden, hoe de licht- en kleurimpuls de gezichts- menging de menging van verfstoffen. (afb.27) besteedt al aandacht in het augustusnummer 1918 van Lange noemt de publicaties van Young uit 1807, actie tot stand brengt.. In het hoofdstuk ‘De physi- Rijgersberg beschrijft in het hoofdstuk De Stijl over die Farbenfibel. In mei 1920 verschijnt er “Volgens Young bevindt zich in het netvlies een ologie en psychologie van de kleur’ rekent hij in de ‘Kleurmenging’ 130de proeven waarmee de additieve een Duitstalig artikel van Ostwald in De Stijl.134(zie drievoudig zenuwapparaat waardoor uitsluitend paragraaf ‘Theorieën van het kleurenzien’ Helmholtz’ of optische lichtmenging kunnen worden uitgevoerd: bijlage) de gewaarwordingen rood, groen en violet worden theorie omtrent het kleurenzien tot de meest bekende, zowel met lichtbronnen zoals projectielantaarns opgenomen in respectievelijk lange, middelsoortige naast die van Hering en Ladd Franklin. Hij beweert, en kleurfilters, als door het ronddraaien van kleur- Bartels noemt Ostwald niet. Dit is een van de redenen en korte lichtgolven geprikkeld. Zijn ervaringen over i.i.t. De Lange, dat de theorie aanknoopt bij Newton’s schijven. Hij legt uit dat ‘De snel op elkander volgende waarom Meere de herdruk van Bartels in 1925 herziet. de kleuren heeft Helmholtz samengevat in een theorie wetten van kleurmenging, waarbij hij een vergeten kleurindrukken worden op het netvlies niet afzonder- Meere beschrijft in een inleiding kort en krachtig de Young-Helmholtz; ‘iha kan men zeggen, dat van een theorie van Young oppakt en uitbreidt.’ De wet van lijk geregistreerd, doch vermengen zich daar tot de essentie van de kleurenleer volgens Wilhelm Ostwald. vlotte aanpassing tusschen theorie en ervaring hier Young licht hij niet nader toe, maar integreert hij som der indrukken.’ Hij gebruikt hiervoor ook de term Hij beschouwt de basis van drie grondkleuren als geen sprake was, ofschoon het in vele gebieden wel direct in zijn toelichting dat Helmholtz ‘uitgaat van ‘physiologische kleurmenging’, waar met name in de fout, evenals het negeren van wit en zwart als bestand- klopt.” De theorie heeft vooral bijgedragen aan kennis het feit dat alle kleuren, ook het wit, zich optisch laten kunstnijverheid, maar ook in de kunst, waaronder de deel van de kleur zelf. Indirect refereert hij daarmee over kleurenblindheid. mengen uit drie grondkleuren: rood, groen en blauw.’ tapijtweefkunst (het samenspinnen en in elkander aan de ordening volgens een natuurkundig of optisch Tot slot noemt De Lange het voortschrijdend inzicht Helmholtz neemt aan dat de gezichtszenuwen uit weven van verschillende gekleurde draden) en in de dat niet alleen de spectraal kleuren blauw en geel zich drie groepen bestaan, die bijzonder gevoelig zijn voor textielindustrie gebruik van wordt gemaakt. Bij het tot wit laten mengen, maar dat Graszmann tot goed- respectievelijk rood, groen en blauw. Bij wit worden mengen van droge kleurstoffen speelt zowel additie als 131 Eerste druk: mij niet bekend. Derde druk: Leipzig, 1925 132 verschenen in het Verlag Unesma te Leipzig. Einführung in die keurimg van Helmholtz deze aanvulde met de drie de drie zenuwstelsels in gelijke mate geprikkeld. substractie een rol. Farbenlehre Reklams Universalbibliothek Nr. 6041-6044. grondstellingen: Kleurenblindheid zou ontstaan door het ontbreken 133 De Bouwwereld, december 1920, blz. 398. Zie Bijlage Wilhelm 1. er zijn drie elementen, die tezamen een kleurin- of niet goed functoneeren van een of meerdere dezer Ostwald. druk geven zenuwgroepen.’ Net zoals bij De Lange blijft voor 134 ‘Die Harmonie der Farben’ is overgenomen uit “Innen –Dekora- 130 Rijgersberg, 1938, 19-23 tion’’, november 1919. Zie Bijlage Wilhelm Ostwald. 2 46 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 47 Historiografie Materialisering van een ideaal 2.2 Ir. M.G. Polman De belangrijkste kleurtheorieën tijdens het interbellum in Nederland, volgens de beschrijvingen in de schildersvakliteratuur

principe, gebaseerd op de ordening van spectrale + 4/100 of 1/25 van het licht terug.”138 Hieruit kan het vervolg de als norm vastgestelde benadering, van Goethe schrijft hij dat de spectrale kleur in de praktijk kleuren. Hij geeft aan dat die wijze van ordening voor worden afgeleid dat de kleuren blijkbaar door middel de verzadigde of volle kleur bedoeld.”144 slechts in enkele gevallen voorkomt. De zuivere kleur de huisschilders verleden tijd is. De ordening van de van lichtweerkaatsing gemeten worden. Bartels voegt De bonte kleuren heeft Ostwald becijferd, waarbij die gehanteerd wordt in het kleursysteem volgens kleuren gebeurt nu op basis van de stoffelijke kleuren. toe dat de codes a en p niet absoluut zijn, al is een het zuiverste geel het cijfer 00 heeft gekregen. De Ostwald zijn de kleuren die de zuivere, spectrale De stof wordt niet beschreven als (spectrale) kleur en dieper zwart wel mogelijk bij wol of zijde. De ordening totale kleurencirkel telt 100 delen. Elke hoofdkleur kleur het meest benaderen. Ook in de natuur komen materiaal maar als kleur en wit- en zwart factor, met is lineair. heeft in totaal drie kleuren. spectrale kleuren niet voor. Alle kleuren zijn gemengd andere woorden: het materiaal wordt nu uitgedrukt in De bonte kleuren zijn te onderscheiden van de niet Ostwald onderscheidt licht heldere reeksen (een met een zekere hoeveelheid wit en zwart. een code. bonte kleuren door de kleurtoon. “De namen rood, lineaire reeks tussen een zuivere kleur en wit), donker kleur: “een ideale kleur, die alleen in het spectrum Meere geeft aan dat deze wijze van ordenen niet geel, groen enz. duiden een eigenschap aan die men heldere reeksen (een lineaire reeks tussen een zuivere te bereiken is, in de practijk dus hoogstens in enkele nieuw is, maar dat het nu dankzij meetinstrumenten kleurtoon noemt.”139 kleur met zwart) en troebele reeksen (een zuivere kleur gevallen te benaderen.” Ostwald volgens Meere 145 mogelijk is om het wit- en zwart gehalte te meten in Bonte kleuren kan men veranderen door: met grijs, in een driehoek weergegeven, waarbij de Zuivere kleuren komen bij de verfstoffen niet plaats van te schatten. Meere legt een groot vertrouwen 1e Men kan de kleurtoon veranderen, door een zijden onderverdeeld zijn in bonte kleur-wit; bonte voor en ook niet in de natuur, alle zijn min of in de wetenschap aan de dag. De kleurenleer volgens andere kleurtoon toe te voegen kleur-zwart en wit-zwart reeksen). Per kleur kunnen 28 meer gemengd met een hoeveelheid wit en zwart. Ostwald is “een geheel eigen wetenschappelijk 2e Men kan de kleurtoon behouden en door normen met een verschillend gehalte aan wit en zwart De kleurstoffen die de ideale (zuivere) kleur het systeem.” De kleur (in letters) en het gehalte aan wit toevoegen van wit lichter maken worden gevormd. Voor de 24 bonte kleuren geeft dat in meest benaderen zijn Cadmium geel en Vermiljoen en zwart (in cijfers) maakt het mogelijk om iedere 3e Men kan de kleurtoon behouden en door totaal 680 kleurnormen.(afb. 30) (rood), die ca. 90% zuivere kleur bevatten. Om een mengkleur en alle kleurcombinaties met wiskundige toevoegen van zwart donkerder maken Door de zwart-wit reeks-zijden van de driehoeken goede harmonie te geven zullen kleuren van gelijke zekerheid vast te stellen. Dit is vooral voor de nijver- 4e Men de kleurtoon behouden en door toevoegen van de troebele reeksen op een verticale as te plaatsen, kleurtoon zijn, dus een gelijk gehalte van zwart en wit heid van zeer groot belang. Aldus Meere. van wit en zwart (dus een grijs) grijzer maken. kunnen de 24 driehoeken tezamen een kleurenli- moeten hebben. Dit is in practijk niet met zekerheid Dan zet hij de kleurenleer nader uiteen. De bonte kleuren worden onderscheiden in 8 chaam vormen, met een wit- en een zwart-pool en een vast te stellen maar toch wel te benaderen. “De Kleur: “Alles, wat wij zien, bestaat uit niets anders dan hoofdkleuren: de 4 primaire140 of grondkleuren geel, 24-kleurige meridiaan (door Meere “omwentellingsli- hoofdzaak is, dat men weet in welke richting men in kleuren, die zich, ingedeeld in grootere of kleinere ultramarijnblauw, rood en zeegroen en de secundaire chaam” genoemd). (afb. 31) een bepaald geval moet zoeken.”146 plekken aan ons voordoen. Waar twee of meer plekken kleuren bladgroen, oranje, violet en ijsblauw.(afb. 29) Het meten en vaststellen van kleuren houdt in dat Een willekeurig rood en groen zal doorgaans elkander raken, ontstaan zekere grenzen, die door haar In tegenstelling tot de lineair geordende niet-bonte een willekeurige kleur terug te vinden moet kunnen geen prettige indruk naast elkaar geven, maar door onderlingen samenhang een zekeren vorm uitbeelden, kleuren zijn de bonte kleuren in een cirkel geordend, zijn in de hierboven beschreven modellen. Speciaal de gelijke kleurtoon te zoeken door het bijmengen waaruit wij besluiten tot het bestaan van het voorwerp, omdat “die van geel, doorgaande over ultramarijn- hiervoor zijn instrumenten in de handel gebracht. van wit en zwart zijn de kleuren weldegelijk harmo- dat wij zien“. Wilhelm Ostwald volgens Meere135 blauw, elkander in bladgroen weder schijnen te Ostwald heeft stroken met genummerde kleurnormen nierend te maken. In de praktijk door er ook omber Licht: “De energie, welke door inwerking op onze naderen.’141 Door deze rangschikking in een cirkel uitgegeven. Met deze stroken en met daarvoor inge- aan toe te voegen, omdat het wit en het zwart niet oogen, de gewaarwording van kleur teweeg brengt, vormen de tegengestelde- of contrastkleuren met richte instrumenten kan men optisch kleuren mengen zuiver zijn. Kleuren van eenzelfde kleurtoon kunnen heet licht,” Wilhelm Ostwald volgens Meere136 elkaar vier harmonische kleurenparen. en iedere willekeurige kleur vaststellen. Een veel onderling een goede samenstelling geven. Als er in Ostwald deelt kleuren in twee klassen: De niet bonte Contrastkleur (door Ostwald “Gegenfarbe” gebruikt apparaat om optisch kleuren te mengen is de kleurcombinaties aan een kleur wit of zwart wordt kleuren, wit grijs en zwart en de bonte kleuren, geel, genoemd): een kleur die met een andere kleur optisch draaischijf. (afb. 32) Door de te onderzoeken kleur en toegevoegd, moet men dat ook aan de andere kleur rood, blauw en groen. gemengd een neutraal grijs geeft. Ostwald volgens de vermoedelijke contrastkleur op aangegeven vlakken toevoegen. Koude147 en warme148 kleuren passen bij De niet bonte kleuren zijn vastgesteld volgens de Meere 142 op een schijf te strijken en de schijf mbv een motor te elkaar en versterken elkaar werking. Te groot contrast norm: a(wit)-c-e-g-i-l-n-p(zwart). (afb.28) Bonte kleur: een kleur, waarmede men een laten draaien wordt optisch zichtbaar of de kleuren kan worden verzacht door omber toe te voegen en Als wit, dat het meest ideale wit benadert, is kleurtoon uit wil drukken. Ostwald volgens Meere143 met elkaar harmonieeren. Als er een neutraal grijs ook In plaats van grijs kan men in practijk omber barytwit137 aangenomen, aangeduid met 100. “Het Bij ‘de zuivere, reine, verzadigde of volle kleur ‘ zichtbaar wordt, is de kleur de contrastkleur, hetgeen toevoegen om kleuren grijzer te maken. zuiverste zinkwit is gesteld op 95, d.w.z. het werpt voegt Meere toe, dat het “de ideale kleuren zijn, die te controleren is door de grijze cirkel eromheen, en te Meere beperkt zich tot een enkele regel met het 95% der opvallende lichstralen terug, krijt op 80, enz.” slechts in het spectrum voorkomen. Ostwald heeft corrigeren door gekleurde schijven aan te brengen in noemen dat men rekening met houden met de aard (afb.48) echter kleuren samengesteld, die slechts 5% wit en nog uitgesneden smalle sectoren tussen de twee te onder- en bestemming van ex- of interieur, meubels, en eerst De letters a-c-e-g-i-l-n-p duiden aan een wit van minder zwart bevatten...Met zuivere kleur wordt in zoeken kleuren in te plaatsen. dan, in verband met omgeving, stoffeering e.d. de 89-56-36-22-14-8,9-5,6-3,6 %. Het zwart werpt dus Meere benadrukt dat de schilder in de praktijk de kleuren te bepalen. kleurstoffen of verfstoffen waarmee hij werkt niet 138 Bartels, 1925 , blz. 358 moet verwarren met het begrip kleur. Een zuiver ideale 139 Bartels, 1925, blz. 359 140 Dit is een interpretatie van Meere. Ostwald gebruikt überhaupt kleur is alleen in het spectrum te bereiken. Net zoals 145 Bartels, 1925, blz. 364 135 Bartels, 1925, blz. 358 niet de term primaire kleur. 146 Bartels, 1925, blz. 364 en 365 136 Bartels, 1925, blz. 358 141 Bartels, 1925, blz. 359 147 van violet naar groen, ofschoon violet en groen eigenlijk neutraal 137 “Bariumsulfaat, als doffe waterverf opgestreken” Bartels, 1925, 142 Bartels, 1925, blz. 360 zijn; de koudste kleur is blauwgroen. blz. 357 143 Bartels, 1925, blz. 359 144 Bartels, 1925, blz. 360 148 van geelgroen naar purperrood; de warmste kleur is roodoranje 2 48 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 49 Historiografie Materialisering van een ideaal 2.2 Ir. M.G. Polman De belangrijkste kleurtheorieën tijdens het interbellum in Nederland, volgens de beschrijvingen in de schildersvakliteratuur

“Een kleur... moet ten alle tijden als kleur zijn goed mogelijk om ook een niet opvallende, gedekte kleurenreeksen, toegepast op verschillende mate- tegenkleur opgebouwd uit twee kleuren die gemengd te onderscheiden. In het andere geval moet het, als tint, bij welk materiaal dan ook, een zekere helderheid rialen die gezamelijk gebruikt worden (tapijtstof, de kleur vormen). Achter de schijven zit een neutraal positief grijs, wit of zwart aandoen.” Ostwald volgens te geven.’ linoleum,behang, gordijnstof, stof voor stoelbekle- grijze schijf van iets grotere diameter, waardoor te Meere149 ‘Er is een overvloed aan verfkleuren. Daaraan ding, stof voor tafelkleeden, laken voor schrijfbureaux, controleren is of er zich een neutraal grijs vormt. Het Bij decoratieve versiering moet men onderscheiden behoeft het dus niet te liggen. Moeilijker wordt het, als tegels en olieverf, enz.). Nodig is de vaststelling van de grijs kan worden bijgesteld door een witte of zwarte of de vorm, of de kleur de hoofdzaak is. “Als de vorm we te maken hebben met materialen, die reeds kleur waarde reeksen oftewel standaardreeksen. ‘Door vast- sectoren te verkleinen of vergroten. de hoofdzaak is, is de kleur dienend aan de vorm. hebben en nog meer moeilijkheden levert het op bij stelling van het aantal reeksen komen wij tot een zeker Practischer is ‘de chrometer van Janke en Kunkel’ Als de kleur de hoofdzaak is, “dan moet een kleur het toepassen van verschillende materialen tegelijk. aantal kleuren en dus tot een normalisatie op kleu- bestaande uit een statief, grondplaat en opgeschroefde domineren, zonder echter daardoor het ornament een Dan is men in den regel aangewezen op de ongelijk- rengebied.’ Grimmon eindigt met een verzoek aan de standaard. In het statief wordt een polarisatiekleu- bepaalden vorm te geven.”150 soortige kleuren, welke van die verschillende materi- fabrikanten:, Zijn er fabrikanten, die zich al toeleggen renmenger of filterbuis bevestigd. Op de grondplaat Meere moedigt de schilders aan om te oefenen door alen verkrijgbaar zijn. Er bestaat een groote behoefte op het maken van verschillende gekleurde materialen, kunnen doortrekstroken en vergelijkingskleuren- kleurontwerpen te maken. De ideevorming wordt dus om hierin meer eenheid te verkrijgen. Het gebrek die bovengenoemde gelijksoortigheid in kleur hebben, kaartjes worden bevestigd. gestimuleerd. aan eenheid is ook vaak oorzaak, dat het publiek tot dan zal de redactie van dit blad het zeer op prijs stellen Een polarisatiekleurenmeter of ‘pomi’ met een Het maken van kleurstudiën, d.w.z. ontwerp- antiek bedrukte stoffen, behangsels, tapijten enz. zijn hiervan mededeeling te mogen ontvangen. Zij is ook doos met 5 kartonstroken met ieder 20 kleuren van schetsen in verschillende kleuren, van alle voorko- toevlucht neemt, daar men hier de verschillende mate- gaarne bereid in dit blad advies en voorlichting te de kleurencirkel, een buis met kalkspaatprisma’s en mende gevallen, zal zeer zeker het kleurgevoel ontwik- rialen wel bij elkaar passend van kleur en patroon kan geven op kleurgebied.’ grijskaartjes. De te onderzoeken kleuren moeten op kelen, naast theorie is dit het eenige zekere middel om vinden.’ Het is interessant: deze wens voor standaardisering een plaatje worden gestreken. Met dubbelbrekende een eigen weg te vinden.”151 Vervolgens behandelt Grimmon heel kort de van kleuren ‘omdat er zoveel verschillende producten prisma’s worden 3 kleuren zichtbaar: de te onder- verschillende ‘thema’s’: ‘Harmonie der kleuren en zijn die allemaal kleuren hebben. Dat is natuurlijk wel zoeken kleur, de vergelijkingskleur en de optische De Lange besteedt een hele reeks aan de kleurenleer kleurenreeksen’. ‘Voor het samenstellen van kleurhar- iets: pigmenten kunnen m.n. voor verven en potloden mengkleur die zich in het midden vormt. Een vierde van Ostwald.152. Het is een van de onderwerpen waar monieën is het noodig, dat men de kleuren indeelt e.d. worden gebruikt, maar bijvoorbeeld glas en stof kleur die in beeld is, is het grijskaartje dat op het grijs- het nieuwe blad Verf en Kleur zich op zal richten. Deze in reeksen’. ‘De soorten kleurenreeksen’ Grimmon werkt met heel andere kleurstoffen. Het noemen van tafeltje ligt. Men kan zo een neutraal grijs vinden: door reeks wordt voorafgegaan door een artikel van hoofd- noemt 10 verschillende reeksen. Vervolgens schrijft het pigment is dan onvoldoende. doordat er allerlei het verschuiven van de kleurenstrook, het verwisselen redacteur A. Grimmon153 in het eerste nummer van hij” ‘Wanneer de fabrikanten van gekleurde materi- gekleurde materialen op de markt kwamen, was het van het grijskaartje (voor een lichtere of donkerder april 1924: ‘Kleurenreeksen voor de praktijk in verband alen hun kleuren zoo kiezen, dat deze, als in boven- nodig (was er de wens) om universele kleurcodes grijs) en het draaien van de prismabuis. Het nummer met de kleurenleer van Wilhelm Ostwald’154. genoemde reeksen, bij elkaar behooren, dan werken (hier nog: in de vorm van kleurenreeksen) te kunnen van de juiste tegenkleur is het nummer van de kleur op Ik zal hier ook noemen wat Grimmon schrijft. deze kleuren zelf reeds harmonisch en is de grootste gebruiken. Ik denk dat dat nog steeds niet eenvoudig het proefplaatje.156 (afb. 36) Grimmon legt al direct de link tussen Ostwald en moeilijkheid overwonnen om op een gemakkelijke is omdat de textuur en aard van het materiaal van De systemen maken duidelijk hoe De Lange steeds de praktijk: ‘Kleuren kan men onderscheiden in de wijze meer en betere combinaties te maken’ Hij schetst de kleur de waarneming beïnvloed. en omdat elke de vroegere kleurenleren beoordeelde: of zij middels kleuren van de natuur, van voorwerpen die een vaste de situatie dat er ‘het zo goed als totaal ontbreken van fabrikant zijn eigen reeks wil ontwikkelen teneinde deze proef wel deugden. Het kleurmeten blijkt dus blijvende plaats hebben en voorwerpen met een tijde- deze voor de handliggende orde in de kleur der mate- de klant te binden. maar nu gebeurt dat toch wel: de een optische waarneming te zijn via proeven die uit te lijke, veranderlijke plaats (beide: kleur door menschen rialen hoofdzaak de reden is van de over het algemeen eenheidsworst van gestandaardiseerde kleuren. voeren zijn door de beschouwer zelf. bepaald). ‘elke soort kleur is bruikbaar, mits het geen slechte resultaten op kleurgebied’. Gecompliceerde In de artikelen van S. de Lange wordt de kleuren- Kleur ontstaat door het terugkaatsen van het licht. vieze kleur is’ daarmee bedoelt Grimmon: ‘Het is heel kleurensamenstellingen zijn niet te maken en de kleur leer uiteengezet. In oktober 1924155 legt hij uit hoe je De Lange noemt altijd ten eerste de vier kleuren hangt meestal niet af van de ontwerper, maar van de de kleuren moet meten. ‘Meten’ betekent dat je het geel, rood, blauw en groen. Als hij ze nader specifi- kleuren, die in den handel zijn, zoodat dikwijls tot een nummer van de kleurtoon bepaalt. Dat gebeurt door ceert noemt hij ze geel, oranje, rood, violet, koren- 149 Bartels, 1925, blz. 366 ander dan het oorspronkelijk gewenschte materiaal de kleur te zoeken die samen met de te meten kleur blauw, blauw, koudgroen en warmgroen, waarin hij 150 Bartels, 1925, blz. 366 moet worden overgegaan.’ door middel van optisch mengen grijs vormt. Men een verband ziet tussen het goed samengaan van de 151 Bartels, 1925, blz. 366 152 Lange, Ir. S. de, Kleurenleer Ostwald, no. 2. Mei 1924 en Langem ‘Kleurenreeksen bij toepassing van een soort gaat uit van een cirkel van 100 kleuren. De tegenkleur koude en warme kleuren, waar door schilders vaak Ir. S. de. Over de kleurenleer van Ostwald, no. 3 Juni 1924, no 4. Juli materiaal’ heeft hetzelfde nummer, plus of min 50. Het optisch een onderscheid in wordt gemaakt, en de zogenaamde 1924. Over de kleurenleer van Ostwald, Ir. S. de Lange, octobernum- Ofschoon kleurenreeksen zelf kunnen worden mengen gebeurt met een draaischijf of een polarisatie tegenkleuren. mer 1924: Kleurenleer Ostwald, Ir. S. de Lange, december 1924. no. 9. Geschiedenis der kleurenleer, Ir. S. de Lange gemengd in olieverf, waterverf en pastel, vraagt dat kleurenmenger, ook colorimeter genoemd. E. Rijgersberg besteedt in omvang eveneens de no. 11 Februari 1925. Geschiedenis der kleurenleer, Ir. S. de Lange, III, langdurige oefening dus ook hierbij pleit Grimmon Men strijkt de te onderzoeken verf op een karton­ meeste aandacht aan de kleurenleer van Ostwald, die no. 12 Maart 1925. Het zien van kleuren, Ir. S. de Lange, I voor het in de handel brengen van ‘zuiver gemengde nen schijfje (afb. 34) en laat die ronddraaien met de hij indeelt bij de practische of toegepaste psychologie no. 1 2e jaargang April 1925. Het zien van kleuren, Ir. S. de Lange, II 153 A.Grimmon verwierf bekendheid als expert op het gebied van kleurenreeksen’, en ook bij de verkoop van wol zou vermoedelijke tegenkleur of tegenkleuren (dan is de van kleur. kleuren. Hij was vanaf 19 April 1915 voor halve dagen verbonden aan dat zowel voor de gebruiker als de verkoper een de dienst der P.W.. Hij verwierf behalve als (binnenhuis-) architect uitkomst zijn. ‘Kleurenreeksen bij toepassing van bekendheid als expert op het gebied van kleuren.(bron: Bonas) meerdere materialen’ Men heeft behoefte aan gelijke 155 Lange, Ir. S. de, Over de kleurenleer van Ostwald in: Verf en 156 Het kan, met andere woorden, worden beschouwd als een inge- 154 Grimmon, A. blz.7 -8 Kleur. Amsterdam, 1924, 7e nummer eerste jaargang. blz 121 en 122 nieuze voorloper op de huidige kleurenwaaiers. 2 50 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 51 Historiografie Materialisering van een ideaal 2.2 Ir. M.G. Polman De belangrijkste kleurtheorieën tijdens het interbellum in Nederland, volgens de beschrijvingen in de schildersvakliteratuur

Hij legt de nadruk op de logica van het systeem, niet tegenover elkaar op de cirkel en worden de contrast- van kleuren waardoor ten behoeve van de leesbaar- van het elektrische kunstlicht o.a. de rode kleur). Er op de vertaling in een verfstof maar in een methodiek kleuren genoemd. De (8x2) tussenkleuren tussen de 8 heid gelet kan worden op de kleur van het fond en de wordt een beroep gedaan op het gezonde verstand van om toe te passen in de architectuur. Hij vergelijkt het hoofdkleuren worden gevormd t.g.v. menging.(afb. 37) kleur van de letter en hoe de kleur van een winkel te de schilder, op zijn intuïtie en zijn materialenkennis. met het notenschrift van de componist. Rijgersberg Harmonie: “Harmonie is wetmatigheid”, zegt maken heeft met het product dat wordt aangeboden. De kleurenleer van Ostwald komt nog niet hierin voor. noemt Ostwald de grootste geleerde na Helmholtz in Ostwald. Willen kleuren harmonisch werken, Daarnaast geeft hij inzicht in betekenissen van kleur in De bronnen waar Bartels naar verwijst zijn Duitse het kleurenvraagstuk. Ondanks onvolkomenheden dan moeten zij door een zekere wet met elkander die tijd. Hij noemt de voorkeur bij goed ontwikkelde bronnen uit de derde en vierde kwart van de negen- in de leer, zoals de willekeurige keuze van de grond- verbonden zijn en omgekeerd werken kleuren harmo- mensen voor onverzadigde kleuren en dat er wordt tiende eeuw.164 kleuren, de ongewone kleurnamen en het geringe nisch, wanneer wetmatige betrekkingen tusschen haar neergekeken op felle kleuren, die vooral voor kinderen In de herduk van 1925, bewerkt door Meere, is onderscheid in de groenen. Ook is er geen rekening bestaan.” Ostwald volgens Rijgersberg 161 en voor primitieve mensen aantrekkelijk zijn. ook de Ostwald de moderne kleurtheorie waar Meere alle gehouden met de natuurlijke lichtsterkte van kleuren Bij de grijsharmonieën legt Rijgersberg een link lichtsterkte heeft invloed (reliefschilderwerk: hoogste heil in ziet. Het beheersen van de kleurharmonie door de rangschikking op gelijke afstand van wit en tussen harmonie en rythmiek: ”De wetmatigheid in punten de lichtste kleuren toepassen). Houdt er ook waar Bartels een beroep op doet, wordt in 1925 onder zwart. Geel is de meest lichtsterke kleur (daarom staat de grijsreeks bestaat in de wiskunstig vastgestelde rekening mee met letterschilderen Hij is bekend de term ‘driekleurenleer’ nog steeds getentamineerd geel bovenaan de kleurencirkel), maar doordat de gelijke intervallen. Gelijke intervallen in kleur werken met absorberende en reflecterende kleuren:de kleur maar door Meere als ouderwets bestempeld. Hij onderverdeling afhankelijk is van de gelijke stappen rythmisch en rythme is harmonie.”162 Harmonieën wit is dan functioneel: in het dagelijks leven terdege gaat met zijn tijd mee. Harmonische kleurtoepas- wit, zijn die stappen bij het geel heel klein. (afb. 38) in gelijke kleurtoon zijn onder te verdelen in twee- bewaar- en vervoermiddelen van aan bederf, verbran- sing wordt nu voorgesteld als een wetenschappelijk Hetzelfde geldt voor de zwartschaal bij violet. klanken (in complementaire kleuren, als onvolledige ding of smelting onderhevige goederen steeds wit of onderbouwde truuk, waar hij een enkel foefje uit de Ostwald is de eerste die de kleurchaos op een vierklank en als onvolledige drieklank), in drieklanken in zeer lichte tinten worden geschilderd. Hij noemt oude doos aan toevoegt165. Hij verduidelijkt de leer logische, eenvoudige en overzichtelijke wijze ordende (regelmatige, als onvolledige vierklank en als gesplitste het hygiënische aspect van verftoepassing. Het kan ook met het benoemen van pigmenten. De kleurtoepas- in een voor iedereen begrijpelijk systeem en practische tweeklank) en in een vierklank (in complementaire te maken hebben met het alternatief van betengeld sing in het dagelijks leven wordt minder uitvoerig bruikbaar in een tijd waarin meer dan ooit behoefte kleuren).(afb. 39 t/m 45) behang, waarbij de ruimte tussen het jute, en ook de onder woorden gebracht, waardoor de toepassing aan een dergelijke systeem bestaat.157 Ostwald is zowel voor ongeschoolde als voor jute en het papier zelf bronnen van vervuiling waren. al meer het karakter krijgt van een aantal regels die De grijsreeksen kennen drie afmetingen: zuivere geoefende kleurgebruikers een waardevol systeem. Ook Jan Wils merkt op dat behangsels schadelijke moeten worden toegepast in plaats van een appèl te kleur, wit en zwart; Ostwald onderscheidt twee hoofd- bestanddelen voor de gezondheid kunnen bevatten.163 doen op de creatieve geest. De idee (als regel) krijgt groepen: ‘onbonte’ en ‘bonte’. Rijgersberg merkt op dat 2.2.5 Hij beschrijft hoe moeilijk het is om na negen keer hier de overhand. De verandering kan ook wijzen de verdeling van de wit schaal en de zwart schaal niet Overzicht van de vier bronnen kleuren met elkaar te vergelijken nog steeds dezelfde op een nieuwe levensvisie, als reactie op de Eerste percentueel gebeurt.158 kleur waar te nemen met het blote oog omdat het oog Wereldoorlog, waarin het oude wordt achtergelaten. De onvermengde kleur is de volkleur. Een volkleur Aan de hand van de inventarisatie van de vijf kleur- dan anders reageert. Dit maakt het duidelijk waarom Maar ook spreekt er een groot vertrouwen in de weten- komt niet voor in de praktijk. Praktijkkleuren hebben theorieën komt er verschillende zaken aan het licht. men in de industrialisatie zocht naar instrumentele schap uit. altijd een volkleur, een wit- en een zwart afmeting.159 Alle vier de schrijvers blijken een theorie te hebben technieken die objectiever en dus betrouwbaarder Lastiger is het voor De Lange, die voor een breder Rijgersberg meldt dat Ostwald geel, rood en blauw die de basis vormt waarvanuit ze de kleurtheorieën waren dan het menselijk oog. Hij noemt dat de kleur- lezerspubliek schrijft en als chemisch ingenieur de oerkleuren noemt.160 Anders dan Meere gebruikt bespreken. Op het eerste gezicht komt dat neer op de keuze in een theater samenhangt met de invloed van ‘dieper’ in de materie zit (meer wetenschappelijk), hij niet de termen (vier) primaire en (vier) secun- kleurtheorie van Goethe voor Bartels en de kleurthe- het type kunstverlichting (dat was voor de toepassing waardoor hij bepaalde invalshoeken niet onbenoemd daire kleuren. De ordening in de kleurencirkel zijn orie van Ostwald voor Meere, De Lange en Rijgersberg. kan laten. Zo behandelt hij uitvoerig de kleurenleren die kleuren die het minst van elkaar verschillen. De Omdat Bartels en Meere schrijven ten behoeve van die voortkomen uit de optiek en kan hij de kleurenleer 163 Wils, Jan, in Het Woonhuis.I Zijn Bouw : ‘De wanden.’ Amster- kleuren die het meest van elkaar verschillen liggen de kleurtoepassing in het schildersambacht, is hun dam, 1922, blz.76-77. van Goethe niet afdoen als een ouderwetse driekleu- informatie practisch- en doelgericht. Wat van het plafond gezegd is, geldt natuurlijk voor het grootste renleer. Goethe krijgt waardering voor zijn fysionomi- Uit Bartels’ teksten kan worden opgemaakt dat hij deel ook voor de wanden, bijaldien de wanden onbedekt zullen sche en psychologische bijdragen. Over de chemische de kleurtheorie van Goethe beheerst en als een mees- blijven. Inderdaad gaat men hier in de laatste jaren meer en meer toe afdeling van Goethe’s leer schrijft hij niet. Mogelijk 157 Rijgersberg, 1938, blz. 51 over en niet ten onrechte. Een houten betimmering, een bekleeding 158 gelijk toenemend respectievelijk afnemend percentage wit en terschilder zijn leerlingen en gezellen dat voorschotelt met leer, ja, zelfs met een eenvoudige stof is toch altijd nog kostbaar heeft dat te maken met de invalshoek van natuur- zwart, maar een onderverdeling is op het oog, hetgeen blijkt aan waarvan hij weet dat zij het kunnen begrijpen, zoals en dan neemt men zijn toevlucht tot een behangsel van papier. Niet lijke materialen die Goethe hanteert. De chemie was te sluiten op de logarithmische verdeling (waarin Ostwald Fechner een vader zijn kinderen opvoedt. Er zijn aspecten terug alleen, dat bij de goedkoopere soorten de kwaliteit zeer veel te wen- ten behoeve van de verfindustrie op weg om nieuwe, navolgt) van 100: 79. Rijgersberg komt daarbij op een iets andere schen overlaat en men dus voortdurend tot vernieuwing gedwongen afronding dan Meere 35 ipv 36 en 3,5 ipv 3,6. In een voorbeeld van te vinden in de tekst die later tot regels zullen worden is, ook de kleuren zijn zoo onstandvastig, dat al na korten tijd het synthetische pigmenten te bereiden. een kleurformule past hij echter wel 36 toe. verklaard, waar vooral de reclame dankbaar gebruik verplaatsen van een meubel of het verhangen van een schilderij tot Uit De Langes teksten komt de worsteling tevoor- 159 Bij de verklaring van de volkleur met wit: de helklare reeks; van zal gaan maken, maar hier op een organische wijze de onmogelijkheden gaat behooren, terwijl tenslotte, maar niet schrijft Rijgersberg: hoe meer wit, hoe bleker, maar bij de volkleur het minst, ook menig behangsel schdelijke bestanddeelen voor de en zwart mengreeks: de donkerklare reeks merkt hij op dat deze in een plek krijgen. Zo noemt hij de onderlinge werking gezondheid bevat.. praktijk niet voorkomt, omdat er altijd een percentage wit in voor- Een geschilderde muur daarentegen is gemakkelijk te onderhouden, 164 Zie Schwartz, 1999. Bartels noemt wel de theorieën maar niet de komt. De troebele kleuren (volkleur en grijs) komen het meeste voor. laat zich goed reinigen, de kleur verschiet niet of slechts zeer weinig, boeken ( bronnen) Deze beredenering nuanceert dus de definitie van ‘praktijkkleur’. 161 Rijgersberg, 1938, blz. 59 terwijl de beschadigingen betrekkelijk gemakkelijk bij te werken 165 een kleur donkerder maken door een puntje omber toe te voe- 160 Dit kan mogelijk een referentie zijn naar Goethe. 162 Rijgersberg, 1938, blz. blz. 59 en 60 en Rijgersberg, 1942, blz. 76 zijn.’ gen. het toevoegen van zwart aan een verf kan de kleur doods maken. 2 52 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 53 Historiografie Materialisering van een ideaal 2.2 Ir. M.G. Polman De belangrijkste kleurtheorieën tijdens het interbellum in Nederland, volgens de beschrijvingen in de schildersvakliteratuur

schijn tussen de verschillende invalshoeken waar- wijze gebaseerd.168 Het valt op dat Goethe’s invals- (1898) en Albert Einstein (1879-1955), ontdekker verschillende informatie weer. In de inleiding noemde vanuit kleur te beschouwen is, maar ook de wens hoek ‘chemische kleuren’ geheel buiten beschouwing van onder meer de tijd als de vierde dimensie (1912) ik al het fenomeen dat iemands kleurtheorie niet om dat alles tot een sluitend, hanteerbaar systeem te wordt gelaten, maar dat de materialiteit weldegelijk en de algemene relativiteitstheorie (1915). Deze genoemd wordt, dat niet betekent dat deze theorie niet maken. Zijn doelstelling is de normalisatie en stan- de aandacht krijgt. Ik zou het benoemen als een trans- Nobelprijswinnaars ontdekten nieuwe eigenschappen bekend was. Dat kan doordat de kennis zo ingeburgerd daardisering van kleur en ofschoon Ostwald daar heel formatie van Goethe’s gedachtegoed. Rijgersberg van materialen. Hierdoor werd het Newtoniaans is, dat ze als vanzelfsprekend wordt ervaren. Maar het dichtbij komt, heeft hij daarbij ook andere invals- gaat specifiek in op de werking van bepaalde kleuren denken doorbroken.171 Dit ging niet van stel op kan ook een stellingname zijn. In de boeken zien we hoeken nodig. Het tijdschrift Verf en Kleur waarin de in het hoofdstuk “De verhouding van de kleur tot sprong, waardoor de theorieën mondjesmaat worden dat de Nederlandse invalshoek wordt benadrukt, door serie verschijnt, vangt al direct in het eerste nummer den vorm’, 169 Materiaal is niet meer het natuur- genoemd. nadrukkelijk namen van Nederlandse onderzoekers te aan met de kleurenleer van Ostwald en de betekenis lijke materiaal of het type verf, maar ook: de stalen, Op basis van deze vier bronnen wordt het duidelijk noemen, maar ook Europees blijkt er sprake te zijn van van normalisatie. De Lange behandelt eerst de kleu- betonnen ondergrond, waarin het karakter van kleur dat de auteurs bepaalde aspecten uit de leren naar bewuste stellingnames, wat ik toe wil lichten aan de renleer van Ostwald in een feuilleton (nummers 2,3,4 zich manifesteert. eigen visie behandelen en dat ze andere aspecten hand van de volgende voorbeelden: 1924) en vangt daarna met het overzicht van oudere In het volgende hoofdstuk kunnen we zien dat buiten beschouwing laten. Het is daardoor voor Wetenschappelijk is nu dus aangetoond dat het kleurenleren aan. er ook naar kleur wordt gekeken, juist door zich te buitenstaanders niet mogelijk om objectief de infor- model van Newton niet geheel voldoet. Het lijkt erop In de tekst van Rijgersberg, ruim tien jaar later, verdiepen in de materialisatie van kleur. matie tot zich te nemen, en zo: elke afzonderlijke dat de wetenschap zich nu ontfermt om ook de deelas- 1938, is de tijd rijp om verschillende invalshoeken theorie te begrijpen. Dat is nodig om vat te krijgen pecten van de kleurenleer van Goethe te verklaren en naast elkaar te zetten. Er is geen sprake meer van strijd Natuurkunde op de materie. De theorieën vertonen onderling geen dat zijn ideeën niet alleen intuïtief/gevoelsmatig zijn. tussen Newton en Goethe. Bij Rijgersberg is dat een zo De verklaring van Newton, dat licht bestaat uit duidelijke samenhang omdat de uitgangspunten en de Dit heeft niet alleen te maken met de invalshoek van de objectief mogelijk uiteenzetting van de verschillende deeltjes en dat de spectrale kleuren rood, oranje, geel, doeleinden verschilden. Zelfs relevante feiten worden wetenschap, maar er blijkt meer aan de hand te zijn. invalshoeken die naast elkaar bestaan met Goethe als groen, blauw, indigo en violet tezamen het witte licht achterwege gelaten om de theorie (of theorieën) waar In ‘Verf en kleur, december 1924. no. 9. Binnen- en ruggesteun en Ostwald in het vizier. vormen, krijgt in de negentiende eeuw vervolg. de auteur zich in herkent te profileren. In de loop der Buitenland’ staat een ‘Verslag van ‘The Chemical Duidelijk en aantoonbaar is zijn psychologische Binnen de Optica komt nu het oudere golfmodel tijd kunnen historische theorieën worden bevestigd Age van 6 dec 1924’ ‘ waarin Dr. L.C. Martin voor de achtergrond166, door zijn contact met onder meer van Huygens op. Wat de talrijke nieuwe kleurtheorieën of ontkend door meer kennis van zaken. Bovendien Royal Society of Arts op 1 december hield. De lezing Zeylmans van Emmichoven, voorzitter van het genoot- veelal gemeen hebben is het onderzoeksgebied van de zijn het niet alleen wetenschappelijke of doelgerichte “Modern Colour Problems” gaat over ‘het psychop- schap voor Practische Kleurenpsychologie, waarvan waarneming.170 aspecten die meespelen: de theorieën blijken ook hysisch beginsel van kleurenmeting’ en noemt dat ‘het Rijgersberg secretaris is. Binnen de natuurkunde vinden er belangrijke politiek gevoelig te liggen, waarbij de nationaliteit van principe is vrij gecompliceerd maar langs eenvoudige Wetenschappelijk zijn nu zowel de ‘zuiver natuur- veranderingen plaats, wat niet duidelijk naar voren de theoreticus een rol speelt. en accurate wijze kan meting aan gekleurd voorwerp wetenschappelijke licht- en kleurverschijnselen’ komt uit de teksten van De Lange en Rijgersberg en De kleurtheorie van Ostwald krijgt de meeste worden uitgevoerd.’ Opnieuw de wisselwerking tussen waarin nu zowel Huygens, Newton en Einstein wat ik daarom hier wil noemen. Het denken over aandacht tijdens het interbellum. In het tijdschrijft een aspect van de kleurenleer van Goethe en de wens genoemd worden167, de ‘techniek van de waarneming materie is wezenlijk veranderd aan het eind van de Verf en Kleur wordt er vanaf het eerste nummer, dus al om kleur te kunnen normaliseren172. Martin noemt der kleuren, physiologie’, waaronder Helmholtz valt negentiende en het begin van de twintigste eeuw. De in de jaren vanaf 1924 uitvoerig aandacht aan besteed, echter niet Ostwald, wat de redactie van Verf en Kleur en de psychologie, onderverdeeld in de drie groepen: strijd tussen Newton en Goethe komt in een ander met kleurplaten. Voor de architecten zal met name de niet begrijpt.173 de experimentele psychologie, de zielkundige werking licht te staan door belangrijke ontdekkingen van ideevorming belangrijk zijn geweest, en zal het weten- en de toegepaste psychologie. Onder de laatste groep Wilhelm Röntgen (1845-1923), ontdekker van de rönt- schappelijke karakter ervan hebben aangesproken. horen Ostwald, Munsell en Chevreul, die te benoemen genstraling (1895-1897), Marie Curie (1867-1934) en Hierover meer in hoofdstuk 3. Voor de huisschilders 172 ‘het ware te wenschen dat er een regeling getroffen werd, waarbij zijn als onderzoekers die naar een sluitend, direct Pierre Curie (1859-1906) onderzoekers van de radioac- kwam het op de uitvoering aan, te beginnen met de aldus iedere kleur met enkele symbolen zo zou zijn vast te leggen, toepasbaar systeem zoeken, die kunnen worden weer- tiviteit en ontdekkers van Polonium (1898) en Radium keuze van het pigment. dat deze kleur volkomen bepaald is. zo kan men op grote afstand gegeven in kleurenschema’s, gebaseerd op stoffelijke Door de informatie te bundelen die de schrijvers dmv internationale kleurcode telegrafisch de code doorgeven, het kleuren. Ook de namen van von Bezold, Rosenstiehl, over de vijf kleurtheorieën schrijven wordt duidelijk opsturen van een monster is niet meer nodig. 173 In Verf en kleur , december 1924. no. 9. Binnen- en Buitenland Field, Owen Jones en Runge, waar hier niet op in wordt 168 In de tweede druk uit 1942 is de fysische werking van het oog hoe complex de materie is. De publicaties zijn niet staat een Verslag. ‘het nut voor Engeland met zijn uitgebreid textiel- gegaan maar die in de volgende paragraaf worden aanzienlijk uitgebreid, met anatomische tekeningen van het oog, wetenschappelijk, maar de term wetenschappelijk en chemische nijverheid zou zeer groot zijn. Daarna demonstreert genoemd, worden hier als bronnen vermeld. Goethe maar Rijgersberg blijft wel bij de vraag “of wij daarmee tot het w e z e wordt wel gehanteerd om het belang van theorieën te Martin een toestel voor het meten van kleuren uit 1891 van Abney. n der kleuren zullen doordringen”,(blz. 25) getrouw naar Goethe. Vervolgens wijdt hij uit over de leer van Young, Helmholtz, Maxwell komt in deze verdeling niet voor. De kleurwaarneming 169 Rijgersberg, 1938, blz. 82, waarin hij bijvoorbeeld schrijft: “Het benadrukken. Afhankelijk van de tijd en van de invals- e.a.. Andere voorbeelden moeten het nut van kleurennormalisatie door het oog is echter grotendeels op Goethe’s ziens- sterkste contrast ook in dit opzicht vertoonen gele en blauwe vor- hoek van de schrijver wordt de theorie anders gefor- bewijzen. De redactie is het daar helemaal mee eens, maar begrijpt men.” daarbij doelt hij op de polairen geel en blauw volgens Goethe. muleerd. De nadruk komt op verschillende aspecten niet waarom Martin niets over Ostwald’s kleurenleer zegt, noch 170 Zie ook Stahl, Georg, 2010. Hij schrijft over de eerste 2 decennia weerlegt. ‘doch dat hij zich bepaalt tot een toestel van jaren terug van de 19de eeuw: a time when fundamental shifts were taking place van de theorieën te liggen. Ook geven de schrijvers en theorieën, welke in hoofdzaak historische beteekenis hebben.’ ... in the natural sciences and as areas of scientific research were drasti- ‘Dat het mogelijk is, dat een dergelijke lezing thans nog voor goed 166 Hiermee bedoel ik dat hij duidelijk kennis heeft genomen van cally expanding. Besides quantifiable, innate, observable objets and gezelschap wordt gehouden, bewijst wel dat de weinige bekendheid deze wijze van naar kleur kijken. phenomena, the dynamic observing subject itself became the locus 171 Zelfs Vriend noemt Einstein in een architectuuroverzicht op met de werkelijk moderne kleurproblemen en het leek ons daarom 167 Naast Young, Fresnel en Maxwell. blz. 8, Rijgersberg, 1938. of research.’ blz. 13 historische schaal, zie: Vriend, Bouwen en Wonen, 1953 interessant genoeg het hier mede te deelen.’ blz. 192 2 54 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 55 Historiografie Materialisering van een ideaal 2.2 Ir. M.G. Polman De belangrijkste kleurtheorieën tijdens het interbellum in Nederland, volgens de beschrijvingen in de schildersvakliteratuur

2.2.6 eigenschappen van de lichamen’, te danken aan het steeds niet. (Zie ook 2.2.8 en ik zal in hoofdstuk 6 mijn van meer licht te weerkaatsen, blauw daarentegen Eduard Bontinck, 1943 licht.176 Licht verklaart hij met wetten van Euclides ervaring geven, bij het beschrijven van reconstructie- minder.”181 (afb.17) (300 jr voor Chr.), Newton en Einstein.177 schilderwerk van Zonnestraal) Deze waarneming wordt ook uitvoerig beschreven Als laatste bron wil ik hier de publicatie ‘Physica en In het hoofdstuk ‘Toepassingen, gesteund op door Goethe, waarin hij de fysische werking van kleur schilderkunst’ van Dr. E. Bontinck, Assistent aan de optica’,178 noemt hij Newton als ontdekker, en Kleur als idee en kleur als toepassing beschrijft met exact hetzelfde voorbeeld: het verschiet de Rijksuniversiteit en leraar aan de Koninklijke sindsdien heeft men talrijke pogingen gedaan om Bontinck’s stellingname is, dat de kleurenleren die der bergen. Dat zou betekenen dat de ruimtelijke, Academie voor Schoone Kunsten te Gent noemen uit orde in de kleuren te brengen, wat van weinig practi- sinds Newton zijn ontwikkeld, niet zinvol zijn voor psychologische betekenis van kleur bij De Lairesse 1943174. De publicatie, vooruitlopend op het materi- sche betekenis voor de kunstenaar is. Een ‘colorist of kunstenaars, omdat men een kunstenaar is en niet kan nog wordt uitgebeeld in een herkenbare trompe l’oeil aaltechnisch onderzoek dat in hoofdstuk 4 aan bod zal harmonist’ is men, en wordt men niet door een kleu- worden door de studie van kleurenleren. Daarom is schildering, maar bij Goethe in de kleur zelf betekenis komen, werpt een nieuw licht op de kennis en waar- renstelsel te bestuderen schrijft hij. kleurenleer niet zinvol in het kunstonderricht; maar krijgt. Deze abstractie zal in de twintigste eeuw tot neming van kleur en verf, van materialenkennis en de Een tweede kleurenleer die Bontinck noemt is de geleerden ‘die een deel van hun leven besteedden uitdrukking komen als schilderkunst en in kleur in de interactie tussen schilderkunst en verfproductie. Door ‘de kleurenleer van Wi. Ostwald en de pastelstiften om een kleurenstelsel op te bouwen of te verdedigen’ architectuur.182 deze historische bron hier te behandelen, probeer ik in den handel’. Hij vermeldt dat de pasteldozen hebben wel nuttig werk verricht voor bepaalde ‘takken Bontinck: “Het pointillisme is een stelsel, dat een het specifieke karakter van deze onderzoeksdiscipine van Schmincke en Co (Düsseldorf) de pastelstiften van menschelijke bedrijvigheid’ waar de stelsels met uitvloeisel was van de wetenschappelijke kleurthe- nader te duiden. volgens het stelsel van Ostwald bevatten, met de goed resultaat gebruikt kunnen worden. Dit kan orieën van M.E. Chevreul. Om de volle luminositeit grondstoffen lithopone, zwart en organische naast worden beschouwd als een verwijzing naar Goethe, aan de verf te verleenen hebben de schilders doelbe- Kleur als theorie en kleur als materie minerale verfstoffen. ‘De stift met de letter D bevat die Bontinck nadrukkelijk niet bij name noemt, of wust weer hun toevlucht genomen tot de zuiver witte Bontinck legt een link tussen de kleurthe- de zuivere, onvermengde verfstof; (zie ook 2.2.7) mogelijk naar de huisschilders. ondergronden.” 183 hierbij refeert hij aan het boek orie van Chevreul, de schilderkunst en de nieuwe dezelfde versneden met een stijgende hoeveelheid wit De toepassing van kleurenleren schrijft Bontinck van P. Signac. Bontinck noemt hier een ‘zuiver witte verfstoffen:“Het was in het midden van de 19e eeuw geeft de reeks F tot O (E, G, J, L en N bestaan niet). De echter wel toe aan kunstenaars: ondergrond’, De Groot noemt in zijn kleurharmonie dat er een wisselwerking ontstond tusschen schilder- kleuren van de reeks D gemengd met een afnemende Bontinck schrijft dat de kleurenleer van M.E. de ‘naturel ondergrond’ als basis van het maken van kunst, chemie, physica en verfbereiding. Het gebruik hoeveelheid zwart vormen de reeksen A,B, en C. Bij Chevreul een grote invloed heeft uitgeoefend op E. een kleurharmonie. Vanuit hetzelfde principe van een van zuivere spectraalkleuren door de schilders, hiertoe andere firma’s worden deze reeksen door cijfers weer- Delacroix, de impressionisten en de neo-impressio- ‘blanke ondergrond’ komt hierin de werking van het aangespoord en geleid door de theorieën van M.E. gegeven ( 0 tot 6 of 0 tot 9). Deze steunen niet op het nisten, hetgeen hij ‘een zeldzaam geval dat kunste- zuiver witte vlak naar voren, die de kleuren verheldert. Chevreul, leidde van E. Delacroix, via de impressio- kleurenstelsel van Ostwald.’ Bontinck legt hier geen naars wetenschappelijke theorieën gaan bestudeeren De witte ondergrond helpt dus om de kleur in het nisten, naar het neo-impressionisme of pointillisme. verbinding tussen de kunst, maar legt de nadruk op om ze op de schilderkunst toe te passen’ noemt, medium verf extra helder te doen zijn. Het uitwerken van deze techniek in zuivere kleuren de pasteltechniek. Blijkbaar was het van belang om hetgeen wat ‘Paul Signac nadrukkelijk heeft bewezen deed de vraag naar nieuwe levendige verfstoffen Ostwald te noemen. Doordat hij zo expliciet de grond- in zijn boek (1899).’ M.E. Chevreul beschreef en bestu- Conclusie groeien. De verffabrikanten werden spoedig in de stoffen noemt, geeft hij aan dat alleen het handels- deerde het principe van de wederzijdse invloed van Bontinck beschrijft de kleurtheorie in samenhang gelegenheid gesteld om hieraan te voldoen en nieuwe product van Schmincke en Co voldoet aan het systeem naast elkaar liggende kleuren, wat al door geleerden met het materiaal en de schilderkunst. Hij legt een producten aan de markt te brengen. In 1856 immers, Ostwald. voor hem en ook door kunstenaars werd onderzocht, grote nadruk op Chevreul, hetgeen niet gebeurt in werd door den Engelschen chemicus, H.W. Perkin Het grote belang dat Bentinck hecht aan de precieze zoals Gerard De Lairesse. de andere bronnen die hiervoor zijn besproken in de de eerste anilinekleurstof (mauve) bereid. In de verf- chemische samenstelling kenmerkt niet alleen zijn Bij ‘kleuren- en luchtperspectief’, waarin warme en periode daarvoor bij de huisschilders en de chemicus. bereiding zouden de anilinekleurstoffen spoedig natuurwetenschappelijke achtergrond. Heden ten koude kleuren worden genoemd, beschrijft Bontinck Ostwald is echter wel bij beide groepen belangrijk. aangewend worden, om het sinds lang gebruikte dage gebeurt het nog steeds dat de firma’s alleen garant het ‘luchtperspectief’ aan de hand van De Lairesse, Bontinck negeert Goethe maar grijpt terug naar schildermateriaal een kunstmatige levendigheid bij staan voor de kleur van het verfproduct indien zijzelf waarin geel, oranje en rood vooruittredend kleuren De Lairesse met de toepassing van primaire en secun- te brengen. Men was ook in de gelegenheid nieuwe het product leveren, ofschoon de code van de kleur zijn en blauw en violet terugtredende. “Vandaar dat daire kleuren en de ‘kleuren- en luchtperspectief.’ verflakken met ongekenden kleurgoed te bereiden. universeel zou zijn (zoals de moderne kleursystemen men aanraadt geel in het voorplan en blauw in verge- Deze waarneming wordt ook uitvoerig beschreven Van het begin af deed men de ondervinding op dat de RAL en NCS) en in zou houden dat het ongeacht de zichten te gebruiken’. «Zij (de Koleuren) doen de door Goethe, waarin hij de fysische werking van kleur nieuwe verfmaterialen veranderden door inwerking stof zou zijn vastgesteld volgens een objectieve code. dingen in de dunnen lucht verdwynen, en andere met beschrijft met exact hetzelfde voorbeeld dat Bentinck van licht en door atmospherische invloeden.”175 Dat was bij Ostwald niet het geval en dat is het nog geweld uit de gronden te voorschyn komen»179. «Het bij De Lairesse geeft: het verschiet der bergen. Dat Bij de optica noemt hij kleur als ‘een der physische verschiet der bergen, die men om de verheid gewoon- lijk blaauw vertoont.»180 Dit komt overeen met 176 ‘De kleur hebben de lichamen te danken aan het licht.. Zij laat hetgeen we in H I zegden nopend de lichtintensiteit ons toe den vorm, het volume, het relief van het lichaam te zien.’ blz. 181 Bontinck, 1943 blz. 36 174 Physica en schilderkunst. Inleiding tot de studie van physische 21. Bontinck, 1943 van deze kleuren: geel maakt op ons oog den indruk 182 Goethe, 1991, blz. 185. Goethe gebruikt de term luchtperspectief verschijnselen toegepast op schilderkunst en schildertechniek / door 177 Einstein, A. en L.Infeld. Drie eeuwen physica. Van Galilei tot in het hoofdstuk Zintuiglijk-morele werking van de kleur onder de Dr. Ed. Bontinck, assistent aan de Rijksuniversiteit, leeraar aan de relativiteitstheorie en quantumtheorie. Amsterdam, D.B. Centen, paragraaf “koloriet van de ruimte’. Hij concludeert dat ‘het luchtper- Kon. Acad. voor schoone kunsten te Gent. Brussel 1943 1938. Noemt hij als bron. 179 Bontinck, 1943, op. cit. blz.207 spectief berust op de leer van de troebele media’. 175 Bontinck, 1943, blz, 12,13 178 naast het kopje ‘het diffuus licht’, ‘het spectrum’ 180 Bontinck, 1943, blz.211 183 Bontinck, 1943, blz. 38 2 56 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 57 Historiografie Materialisering van een ideaal 2.2 Ir. M.G. Polman De belangrijkste kleurtheorieën tijdens het interbellum in Nederland, volgens de beschrijvingen in de schildersvakliteratuur

zou betekenen dat de ruimtelijke, psychologische Behalve een politieke stellingname kunnen de die niet in de collectie voorkomen, kunnen digitaal uitgangspunt is, dat kleur niet te bevatten is, maar betekenis van kleur bij De Lairesse nog wordt uitge- bronnen worden beschouwd als zijnde gericht op de worden ingemeten en gemengd. Architecten kunnen slechts te begrijpen door de aspecten die kleur en licht beeld in een herkenbare trompe l’oeil schildering, toepassing van kleur, en dan specifiek de verf in het hun ontwerpen digitaal op hun scherm inkleuren. Ook teweegbrengen onder woorden te brengen. maar bij Goethe in de kleur zelf betekenis krijgt. Deze bouwproces, en het ontwerpproces voorafgaande productkleuren kunnen digitaal worden aangeleverd. Kleur bestaat dankzij het licht. abstractie zal in de twintigste eeuw tot uitdrukking daaraan. Schilders en architecten leren dat kleuren te benoemen De essentie van kleur is voor hem het ideaal van komen in de abstracte schilderkunst en in de schilde- Zeer waarschijnlijk werden deze bronnen met name zijn naar kleur, verzadiging en lichtreflectie, gerang- de lichtkleuren blauw, geel en purper, in de mystieke ringen en in de architectuur. vanuit de toepasbaarheid van verfkleuren door de schikt in een driedimensionaal model. betekenis. ‘Mystiek’ definieert Goethe als het architecten ter hand genomen. De kleurtheorieën worden ook onderwezen, op ‘uitdrukken van oerrelaties’. Voorkeur voor kleurtheorieën zijn wisselend in de tijd. scholen en bij fabrikanten, en op de schildersschool Blauw en geel zijn elkaars polairen, waarbij blauw In hoeverre het negeren van Goethe’s naam te 2.2.7 werd ons gevraagd om de kleuren te mengen187, de kleur is die het dichtste het donker nadert en geel maken heeft met de politieke situatie te is niet Het denken over kleur maar de visuele modellen nodigen uit om te worden de kleur is die het dichtste bij het licht ligt. De kleur duidelijk. Ostwald is immers net als Goethe van Duitse De kleurtheorieën van Goethe en Ostwald bekeken en moderne bronnen leggen de theorieën purper is het bijzondere rood dat daar bovenuit stijgt. bloed. Bij Rijgersberg speelt de politieke situatie wel in hedendaagse termen uit. Met de hedendaagse Purper is slechts onder uitzonderlijke omstandig- aanwijsbaar. In het voorwoord bij de vierde druk van Inleiding druktechniek worden de oude modellen kleurrijk heden op aarde waarneembaar, in de materie toont het ‘Beknopte Kleurenleer’ uit 1946 schrijft Rijgersberg Kleur kan worden bestudeerd vanuit de verwonde- afgebeeld, kleurrijker dan ze ooit geweest zijn, zoals zich als rood. dat de vierde druk in hoofdzaak onveranderd is ring over kleur. Kleur is ongrijpbaar en onbenoembaar bij de fletse kleurendriehoek van Goethe of de nauwe- De kleuren blauw en geel kunnen op twee manieren gebleven, uitgezonderd die wijzigingen ‘die op last van en tegelijkertijd alledaags: kleur maakt deel uit van lijks van elkaar te onderscheiden blauwgroenen van samenkomen. In de kleur purper stijgen de kleuren den bezetter of diens trawanten werden aangebracht het gewone leven. Van oudsher heeft men geprobeerd Ostwald in een overzichtelijke uitgave in het schilders- boven zichzelf uit, terwijl in de kleur groen de kleuren weder ongedaan gemaakt. Zoo moesten bijv. uit de om kleur te begrijpen en er een sluitend stelsel voor onderwijs188. Juist de oorspronkelijke modellen geven elkaar in rust ontmoeten. literatuurlijst alle namen van Joodsche auteurs verwij- te maken. Toch is het ongrijpbaar zodra het exact de ware aard van de theorie weer, en zo is het ook met De kleuren blauw, geel en purper/rood zijn de derd worden. Als protest heb ik toen ook de namen wordt gemaakt. Dat is een reden om het steeds anders de oorspronkelijke teksten van de kleurtheorieën. primaire kleuren, waarvan de complementaire kleuren van Duitsche auteurs weggelaten. Deze literatuurlijst te bekijken. Er zijn talloze invalshoeken waar vanuit Waarschijnlijk is de onvolledigheid van de weergave respectievelijk oranje, violet en groen zijn, de zg. verschijnt echter in haar oude oude gedaante.’ 184 In de men getracht heeft om kleur te ordenen in een stelsel. een reden, waardoor de theorieën zo moeilijk te secundaire kleuren. Blauw en oranje, geel en violet vijfde druk is dit voorwoord komen te vervallen met Kleur is tegelijkertijd universeel, individueel en begrijpen zijn. en rood en groen vormen harmonische kleurenparen. een bondig ‘voorwoord bij de derde t/m vijfde druk’.185 tijdgebonden. Op basis van de bestudeerde bronnen blijken de Als model plaatst Goethe de kleuren in een dubbele Op basis van de bestudeerde bronnen blijkt er Kleurtheorieën of kleurenleren (onder kleurenleer twee belangrijkste kleurtheorieën tijdens het inter- driehoek op een cirkel. (afb.46) zowel sprake te zijn van een geografische of taalkun- verstaat ik zowel ‘kleurwetenschap, of het geheel van bellum in Nederland de kleurenleer van Johann Deze essentie baseert Goethe op zijn onderzoeken, dige (Franse, Duits, Engels, Amerikaans) oriëntatie, kennis met betrekking tot de kleuren’ als: ‘een basis- Wolfgang von Goethe en de kleurenleer van Friedrich die hij onderverdeelt in zes afdelingen: de fysiolo- van nationalisme als van de politieke situatie, waarin principe van ordening van kleuren’), zijn niet ontwik- Wilhelm Ostwald te zijn. Het is echter de vraag, of gische kleuren, de fysische kleuren, de chemische de Eerste en de Tweede Wereldoorlog een duidelijke keld in een vloeiende lijn, ook al doen overzichten de theorieën echt gekend worden, als de naam wordt kleuren, de onderlinge samenhang tussen die drie stempel hebben gedrukt op de publicaties en het van modellen van kleurtheorieën dat soms denken. genoemd. invalshoeken en de externe invalshoeken en tot slot de luistert nauw welke bronnen worden geraadpleegd Onderzoekers hadden hun eigen invalshoeken en zintuiglijk morele werking van kleur. op basis waarvan de invloed van een bepaalde theorie, ontwikkelden theorieën die andere theorieën weer- Zur Farbenlehre Kleur toont zich fysionomisch in de werking van het door de afkomst van de theoreticus, wordt onderzocht. legden of geen directe raakvlakken met elkaar hadden. Goethe beschrijft in ‘Zur Farbenlehre’, de verwon- oog, fysiologisch in de waarneming van kleur, welke Chevreul wordt door De Heer na Goethe genoemd Enerzijds hadden mensen die dagelijks met kleur dering over kleur en probeert er tegelijkertijd orde in niet de kleur van een voorwerp zelf hoeft te zijn, en als de twee theoretische beschouwingen over kleur werkten, zoals kunstenaars en ambachtslieden, vaak te scheppen zonder de intentie te hebben om er een chemisch in de werkelijke kleur van een voorwerp. die van belang zijn geweest voor de moderne archi- geen enkele behoefte om hun kennis in een theorie- sluitend geheel van te maken. Essentieel is dat ieder mens een eigen kleurwaar- tectuur.186 In de bronnen van de huisschilders en de vorm te gieten. Anderzijds werkten velen niet vanuit Goethe gaat uit van een ideaal, dat zich in de stof neming heeft door zijn eigen fysiek, dat kleuren zich, chemicus die ik heb bestudeerd is daar geen sprake een theorie, maar voeren op hun empirische kennis. manifesteert. Voor Goethe heeft alles met alles te afhankelijk van het licht, wisselend manifesteren en van. Chevreul is wel vroeger en later van belang, maar Onbewust was hun kleurenkennis wel mede bepaald maken. De schepping is één geheel. Hij concentreert dat zodra het ideaal van de lichtkleur zich manifesteert niet tijdens het hoogtepunt van het Nieuwe Bouwen, door de algemene kennis die er heerste. zich op kleur, maar in het kleuraspect komt heel het in een materiaal, het karakter van dat materiaal tevens 1924-1933, dat ik plaats bij de MTS van Wiebenga en Bewust en vooral onbewust is onze eigen manier wereldbeeld tot uiting. een rol speelt in de belevenis: de ‘sinnlich-sittliche’: Van der Vlugt 1923 en naar analogie van Boeken in van denken over kleur eveneens bepaald door de Goethe ging fenomenologisch te werk. Zijn vertaald als zintuiglijk-morele189 of psycho-fysiologi- 1933. tijdgeest en door de theorieën die we kennen. Ik sche190 werking van kleur. beperk mij hier tot de kleur van verf. De verffabri- kanten bieden duizenden kleurtinten aan, die kant 187 Cursus 1981-1984, Nimeto Utrecht. 184 Rijgersberg, E. 1946, blz. 6 en klaar kunnen worden gekocht in een winkel of bij 188 Boxtel, Tinus van, Jan den Elzen, Hans Hillebrand ed al (red). 189 Deze vertaling wordt gebruikt in Goethe, 1991, en in dit proef- 185 Rijgersberg, E. 1948, blz. 6 een professioneel service-center in de buurt. Kleuren Savantis. Toepassen van kleur, Waddinxveen, vijfde herziene druk, schrift gehanteerd. 186 Heer, de Jan, Kleur en Architectuur, 1986, blz. 6 2006 190 De Heer, 1986, blz. 6 , en KaAp (Jan Brand, Elly Gubbels), Kleur, 2 58 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 59 Historiografie Materialisering van een ideaal 2.2 Ir. M.G. Polman De belangrijkste kleurtheorieën tijdens het interbellum in Nederland, volgens de beschrijvingen in de schildersvakliteratuur

Deze psychologische werking kan passen bij hoe een donker elkaar ontmoeten, de kleur die het dichtst bij wit, grijs, zwart, in lineaire schikking en 24 bonte Ostwald’s theorie in de bronnen mens kleur waarneemt, maar ook hoe hij bij gekleurd het donker staat geel is en de kleur die het dichtste bij kleuren. Het controle-aspect is belangrijk: als kleuren samen materiaal enerzijds de kleur waarneemt en anderzijds het donker staat, blauw is. De bonte kleuren ordent hij op een cirkel. De vier optisch grijs vormen via de methodiek, is er harmonie. het karakter van het materiaal gewaar wordt. Ook door middel van proeven met zwarte en witte hoofdkleuren zijn geel, rood, blauw en groen met Dit is een belangrijk aspect vanuit de chemie, ter De meest zuivere kleur is de kleur van het licht, in stroken die naar elkaar toe bewegen, en worden waar- daartussenin oranje, violet, ijsblauw en loofgroen. Op controle van de verfindustrie. Het relativeren van de de materie manifesteert de kleur zich samen met het genomen door een prisma, laten kleuren zien waarmee de cirkel plaatst hij deze met de klok mee: geel, oranje, theorie ten aanzien van het ontwerp wordt al gedaan karakter van het materiaal. hij deze uitspraak bevestigd ziet. rood, violet, ultramarijnblauw, ijsblauw, zeegroen door Van der Leck in De Stijl (zie Bijlage Ostwald en Goethe’s didactische deel met de kleurenleer is het en loofgroen, en daartussen liggen 16 subkleuren. De afb.55). hij ziet het als overdrachtsmiddel om de goede meest bekend. Daarnaast geeft hij een overzicht van Goethe’s kleurtheorie nader geduid bonte kleuren worden niet onderling vermengd. De kleur te duiden van de kunstenaar naar de uitvoerende de historische kleurenleren en in een derde deel fulmi- Ook is er sprake van, wat ik zou willen duiden met ordening van de kleuren op de cirkel is wel gebaseerd huisschilder. neert hij tegen de kleurtheorie van Newton. Dat laatste termen van Jung, een archetypische duiding van kleur. op onderlinge menging. De kleuren zijn harmonisch wordt hem zeer kwalijk genomen. De kleurtheorie van De Lairesse schrijft al over lucht- of lichtperspectief, als zij additief gemengd neutraal grijs vormen. De Ostwald’s kleurtheorie nader geduid Newton past in het natuurkundige wetenschappelijke waarin de koele kleuren blauw, paars en groen voor harmonische, tegengestelde of contrastkleuren zijn: Het systeem van Ostwald is nooit echt toegepast denken. Goethe’s kritiek is er o.a. op gebaseerd dat met meer op de achtergrond liggende partijen worden geel-ultramarijnblauw, oranje-ijsblauw, rood-zeegroen in de verfindustrie in Nederland,191 maar het is wel het natuurkundig model de gevoelswaarde van kleur gebruikt en de warme kleuren geel, donkergeel (d.w.z. en paars-bladgroen, die op de cirkel tegenover elkaar vergelijkbaar met het NCS kleursysteem. (afb.56) Het niet verklaard kan worden. oranje) en rood voor de op de voorgrond liggende komen te liggen. bestaat uit een wit-grijs-zwart as, vier hoofdkleuren in partijen worden gebruikt om een schildering of Ostwald verdeelt kleur onder in drie afmetingen: een gesloten systeem (dat betekent dat er geen nieuwe Oorspronkelijke weergave plafondstuk dieptewerking te geven. bonte kleur, wit en zwart; De bonte, ideale kleuren kleuren aan kunnen worden toegevoegd). De theorie kan Goethe wel beschrijven, maar niet Het archetypisch beeld van een blauwe hemel en een zijn niet die van het spectrum, maar de door Ostwald In het kleursysteem van Ostwald worden alle afbeelden. Elke afbeelding betekent een afwijking van blauwe zee ligt ergens opgeslagen in ons geheugen. De samengestelde materiële kleuren, de als norm vastge- kleuren met wit en zwart gemengd. Bruin is dan geen hetgeen hij in woorden probeert uit te drukken. stralende gele zon, het rode vuur waarvan de warmte stelde benadering. De wit-zwart verdeling is eveneens tertiaire kleur meer, maar rood met zwart of rood met en de gloed ons tegemoet komen als norm vastgesteld, gebaseerd op de weerkaatsing grijs. Goethe ’s kleurenleer in de bestudeerde bronnen Het rustige, groene landschap van bos en van het percentage terugkaatsing van het opval- Dit fenomeen treedt nog steeds op. Verffabrikanten De gevoelswaarde krijgt tijdens het interbellum grasvlakten. lende licht, uitgaande van het meest ideale wit, de kunnen de kleuren van hun concurrenten wel heel veel aandacht.Dat zal blijken uit de volgende Nog steeds blijft het een individuele beleving wat onbonte kleuren genaamd. Het kleurenrijk verdeelt namaken, maar niet maken. Het kleurcodesysteem delen van dit hoofdstuk. Als de kleurtheorie van dergelijke beelden voor een individu betekenen, maar hij tussen onbonte en bonte kleuren. Via draaischijven, is onlosmakelijk verbonden met het product. Bij de Goethe wordt aangehaald, dan gaat het met name om het archetypisch beeld kan worden aanvaard. onderverdeeld in twee, drie en vierklanken zijn op de invoer van nieuwe verfsoorten kost het veel tijd om de dat aspect. Als de opmerkingen zonder toelichting worden kleurcirkel de harmonische combinaties te vormen. In bestaande code en het nieuwe product te ijken. Zeylmans van Emmichoven bestudeert met proef- gesteld als ‘blauw gaat van je af’. ‘geel is stralend’, principe geldt de code voor elk willekeurig materiaal, Een tegengeluid brengt de industrieel ontwerp- personen of die gevoelswaarde inderdaad wetenschap- ‘rood komt naar je toe’, verliest het de aandacht van de dat door middel van een bonte en een onbonte factor ster Hella Jongerius (1963), die aangeeft dat er een pelijk bewezen kan worden (2.3.5). Waarschijnlijk ontwerper. wordt geduid. Kleur en materiaal samen wordt nu beperkt kleurpalet ontstaat door kleuren donkerder in navolging van Steiner (die aan bod komt in 2.3.4) Qua invalshoek staat de fenomenologische uitgedrukt in één kleurcode. Het neutrale grijs is te maken met zwart en lichter met het harde benadrukt hij, dat de gevoelswaarde van kleur indi- methodiek van Goethe, dicht bij de benadering van het gecodeerd. titaandioxidewit.192 vidueel is en dat de mensen zelf kunnen leren wat ambacht: Vanuit het fysieke, zichtbare verfkleuronder- kleuren voor hen betekenen. zoek, waarin het feitelijke materiaal wordt benoemd, Oorspronkelijke weergave (afb.47-54) 2.3 Kleurtheorieën vanuit andere invalshoeken Goethe neemt waar dat bergen in de verte blauw wordt op basis van de nieuw verworven kennis van Opvallend is het geringe verschil tussen de kleuren. Hij verklaart dat doordat de waarnemer in de historische geschreven bronnen naar een bredere zeegroenen. Ostwald verklaart dat, doordat deze het licht staat en door de lucht, een troebel medium, betekenis gezocht. groene kleur niet in de natuur voorkomt, waardoor het de berg, die relatief in het donker staat, een blauw oog niet gewend is omde verschillen waar te nemen. voorkomen geeft. Als de waarnemer een door de zon Farbenfibel(afb.47-54 ) De rode contrastkleuren die daartegenover liggen zijn beschenen, besneeuwde bergtop bekijkt, ziet hij een Ostwald zoekt naar een theorie die eenvoudig wel duidelijk te onderscheiden. gele berg. Nu staat de waarnemer relatief in het donker hanteerbaar en industrieel te vervaardigen moet Ostwald ontwikkelt kleurstoffen die zijn theorie 191 Vriendelijke mededeling Hans Vrijmoed en neemt hij via het troebele medium de berg geel kunnen zijn. De leer vertegenwoordigt de normalisate perfect weergeven. De kleuren zijn niet in drukinkt 192 Jongerius, Hella. Misfit. London / New York. 2010. blz. 278. In waar. of de standaardisatie van kleur. Het is de equivalent weer te geven. Daarom zijn in de eerste uitgaven de de publicatie komen haar ideeën over kleur en over ambacht & industrie aan de orde. ‘Een gesprek dat plaats had kunnen vinden. Zo komt hij tot de uitspraak, dat, waar licht en van de standaardisering van het bouwmateriaal. kleuren apart geverfd en ingeplakt. Ostwald brengt Kleuren.’ blz. 269-282. Jongerius noemt ook de kleursystemen die Ostwald introduceert een driedimensionaal een normatief stelsel maar kan dat alleen met deze verf gehanteerd worden in de drukindustrie en tbv de beeldschermen. kleurmodel. weergeven. Jongerius laat zich als industrieel ontwerper ook inspireren door het hoofdstuk van J. Gage ‘kleuren van de geest: Goethes erfgoed’ in Hij verdeelt kleuren onder in niet-bonte kleuren ambacht. ‘Een gesprek dat plaats had kunnen vinden. Ambacht & vertaling door Leo Reijnen, blz.152 industrie’. blz. 119-128 en 181-190 2 60 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 61 Historiografie Materialisering van een ideaal 2.3 Ir. M.G. Polman Kleurtheorieën vanuit andere invalshoeken

2.3.1 waarschijnlijk voort uit de nadruk die Krishnamurti oprichtster van de Theosophic Society Helena Petrovna 2.3.2 Inleiding legt op vrije, de zuiverheid, de hygiëne, de onbe- Blavatsky-von Hahn (HPB, 12-augustus-1831 – 8-mei- Charles Webster Leadbeater en Annie Besant, 1902-1905 vooroordeeld en onpersoonlijke openstelling voor 1891) en studieboeken uitgegeven door de E.S.T. te De belangrijkste reden om in deze studie verder te het nieuwe, die van invloed lijken te zijn geweest op Londen. De kleuren die hierin worden genoemd zijn Charles Webster Leadbeater (1854-1934) en Annie verdiepen in kleurtheorieën komt voort uit het kleu- personen zoals C.H. van der Leeuw, die met hun initi- de zeven spectrale kleuren rood, oranje, geel, groen, Besant (1847-1933), beide van oorsprong Brits, hadden ronderzoek aan de Van Nelle fabriek te Rotterdam. atieven op het gebied van bouwkunst, grafische vorm- blauw, indigo en violet: de spectrale kleuren die de leidinggevende posities binnen de Theosofic Society. De opdrachtgever, C.H. (Kees) van der Leeuw (1890- geving en ontwerp van producten voor industrie in mens in staat is om waar te nemen. (afb.57) Zij hebben een werk uitgegeven dat eenvoudiger 1973), was een vooraanstaand figuur in de theosofische de jaren 10 en 20 van grote invloed zijn geweest op de De kleuren hebben verschillende betekenissen in toegankelijk is voor niet ingewijden dan De geheime beweging in Nederland. Ook was hij vrijmetselaar. ontwikkeling van de zakelijk moderne richting in de verschillende contexten, waar hier niet verder op in zal leer. Het wordt in veel secundaire bronnen genoemd Zijn theosofische achtergrond was van invloed op architectuur en de kunstnijverheid in Nederland.’ 198, worden gegaan. met de kleurentabel als illustratie, hetgeen mogelijk het ontwerp. Professor M. Gout schrijft dat Van der hetgeen ik onderschrijf. bijdraagt aan de populariteit. Dit werk wordt hier Leeuw aanvankelijk de opdracht had gegeven aan Terecht merkt Molenaar op dat de theosofie geen De invloed van de theosofie is ook voor De Stijl­ nader besproken. In de theosofische kringen publi- architect Michiel Brinkman, die eveneneens theosoof eigen bouwstijl had, zoals de voormalige theosoof beweging van groot belang geweest. Carel Blotkamp ceerde C.W. Leadbeater in 1902 ‘Man visible and was. 193 Door diens vroege overlijden in 1925 kwam de Steiner ontwikkelde vanuit zijn eigen antroposofische schrijft hierover in Mondriaan en de architectuur. invisible” met daarin een kleurentabel waarin de opdracht bij zijn zoon Jan Brinkman terecht, die als leer. De architectuur van het nieuwe bouwen paste in Vanuit de beeldende kunst is door niet-theo- betekenis van kleuren werd weergegeven.(afb.58) Het student weg- en waterbouwkunde aan de Technische de doelstellingen die ook Krishnamurti nastreefde, sofische onderzoekers getracht om de geestelijke boek verscheen in 1903 in de Nederlandse vertaling. Hogeschool Delft op verzoek van C.H. van der Leeuw schrijft hij in een boek over Krishnamurti. Brinkman context in relatie tot de kunstenaar te verwoorden. In 1905 verscheen als aanhangsel ‘Thought forms’ van een samenwerking aanging met een modern en en Van der Vlugt ontwierpen dertien gebouwen Piet Mondriaan was theosoof en heeft zijn ideeën Annie Besant, gelijktijdig met de Nederlandse uitgave: ervaren architect. Dit werd L.C. (Leen) van der Vlugt voor vier Theosofische Stichtingen, waaronder de gebaseerd op deze leer. In de publicaties van Carel Gedachtevormen202, vertaald door A. Terwiel. 194. Jan Brinkman was bekend met de theosofie, en Montessori-school te Naarden, uit 1926 welke is Blotkamp over Piet Mondriaan is Mondriaan’s ontwik- mogelijk zelf theosoof.195 Gout geeft in zijn boek opgenomen bij de case-studies. keling terug te lezen.200 Kleur als theorie enkele voorbeelden waaruit de theosofische invloed Van der Vlugt was zelf geen theosoof. Hij wist wel Marty Bax schreef Het web der schepping over de Leadbeater verwijst niet naar een kleurtheorie. op de fabriek is af te leiden, maar over de eventuele met de bijzondere wensen van zijn opdrachtgevers om theosofie en over de kunstenaars die waren aange- invloed van de theosofie op de kleuren die zijn te gaan.199 sloten bij de Vahana-loge in Amsterdam. Ook Piet Kleur als idee toegepast in de fabriek laat hij zich niet uit. Ook in een Zo is wel een link te leggen tussen de theosofie en Mondriaan beschrijft zij uitvoerig, en zij noemt ook ‘Sleutel van de beteekenis der kleuren’. Leadbeater persoonlijk interview gaf hij aan dat hij daarover niets het nieuwe bouwen, maar hoe daarin de toegepaste de architecten die lid waren van de loge, waaronder De baseert zijn kleuren op de waarneming van aura’s. kon melden.196 kleuren kunnen worden onderbouwd, blijft een vraag. Bazel en Lauweriks. Haar onderzoek loopt tot 1920. 201 Onder aura versta ik een ‘fijn-stoffelijk of vluchtig Joris Molenaar ziet een verband in de doelen Voor deze promotiestudie is getracht om meer Deze onderzoekers helpen ons op weg om in contact omhulsel of zulk een uitstraling’ 203. Voor Leadbeater van de opdrachtgever en de theosofische leider kennis en inzicht te vergaren over hoe er in het te komen met de denkwijze van de theosofen en van zijn de aura’s de gedachten van mensen, die hij als Krishnamurti197. ‘De vruchtbare samenwerking kwam algemeen over kleur wordt gedacht in de theosofie. hun invloed op de kunst in Nederland. Zij kunnen kleuren waar kan nemen. Hij schrijft: ‘de aan de Hieruit bleek dat het een diepgaande studie behoeft ons echter niet een rechtsreeks antwoord geven in de kleuren te hechten beteekenis is in den gedachtenvorm om uitspraken te kunnen doen over de betekenis kleurtoepassing in de architectuur. geheel dezelfde als in het lichaam waaruit die ontstaan 193 Gout, M., Tempelbouw’ 1992. van kleuren binnen de theosofie. Dat kleuren een rol Aan de hand van vier teksten, van Leadbeater en is.’ 204 De kleuren representeerden bepaalde gemoeds- 194 Geurts, Molenaar, 1984. Blz.13 spelen op een hoog geestelijk niveau mag worden Besant, van De Groot, van Steiner en van Zeylmans toestanden en eigenschappen. 195 in ‘Waarheid zonder weg’ blijkt J.A. Brinkman met zijn moeder het Sterkamp bezocht te hebben. Marty Bax schrijft dat hij theosoof geconcludeerd uit ‘De Geheime Leer deel III’ van mede van Emmichoven, zal ik proberen om het denken Leadbeater verdeelt de kleuren onder in een raster was maar noemt hem niet op de lijst. over kleur vanuit andere theoretische invalshoek een en duidt de verschillende betekenissen aan in heldere 196 vriendelijke mededeling M. Gout, Delft, 2000. opening te bieden. kleuren en nuances, gemengde kleuren en als verschil- 197 Gout, M., 1992, ‘In 1909 had Leadbeater in Krishnamurti de crisis ontstond, die over de gehele wereld toesloeg, en waarbij het lende kleuren over elkaar heen, bijvoorbeeld in een toekomstige wereldleraar gevonden omdat hij bij de jongen een Van Nelle-concern direct na de opening van de nieuwe fabriek meer aura had waargenomen als hij nooit tevoren bij iemand anders had dan 500 werknemers moest ontslaan. streep- of wolkpatroon. gezien. In 1930, na zijn rede in augustus 1929 in het Ster-kamp in Kees van de Leeuw trok zich de voor hem ontstane situatie zo aan, Leadbeater past een helder blauw, rood en geel toe, Ommen, waarin Krishnamurti de opheffing van de Orde van de Ster dat hij ontslag nam als directeur. Hij vertrok in 1931 naar Wenen met de betekenissen van ‘zuiver godsdienstig gevoel’, wereldkundig maakte, hetgeen ook door de radio in Nederland werd , waar hij zich op de studie psychiatrie bij de school van Sigmund uitgezonden, beëindigde hij ook zijn lidmaatschap van de Theosifi- Freud wierp. ... in 1939 promoveerde hij op een onderwerp de crea- 200 .In de inleiding heb ik al beschreven, hoe belangrijk de schilder- cal Society. Dit was een gevolg van het feit, dat nog voor het eind van tiviteit van de mensen betreffende en vestigde zich als psychiater in kunst was in De Stijlbeweging. De invloed van de theosofie is ook 1929 de Esoteric Section van de Society tegen de uitdrukkelijke wil Rotterdam. Na de oorlog werd hij curator van de THD, belast met voor De Stijlbeweging van groot belang geweest. Carel Blotkamp van Krishnamurti weer opgericht was. Ook de 83-jarige Leadbeater de bouw van de nieuwe faculteiten in de Wippolder in Delft.’ (Gout, schrijft hierover in Mondriaan en de architectuur 202 Amsterdam, 1905. Thought-forms. with fifty-eight illustra- keerde zich nu tegen hem.’. niet gepubliceerde tekst) 201 Marty Bax heeft een uitvoerige studie geschreven over de tions. London and Benares. The Theosophical Publishing Society. ‘Na de rede van Krishnamurti in aug. 1929 vertelt in een film Kees 198 Molenaar, J.‘Van goddelijke geometrie tot bevlogen zakelijkheid, Vahana-loge. Deze studie eindigt in 1920. Hierin geeft zij enkele Chicago:The Theosophical Book Concern./ New-York: John Lane. van der Leeuw in enkele woorden iets over de zeer grote teleurstel- een wending in de bouwkunst,’ in Kroft, Hans van der (eindredactie): betekenissen van kleuren. Daar, waar haar onderzoeken een inzicht 1905. ling, die bij velen van de aanwezigen heerste na een aantal jaren Waarheid zonder weg: honderd jaar Krisnamurti, Den Haag, 1995, blz. 45. geven in de tekst, zal ik dat noemen. Bax, M. Het web der schepping, 203 definitie uit WNT hoopvolle verwachting. Daarbij kwam nog dat in hetzelfde jaar de 199 Geurts, Jeroen en Joris Molenaar, 1984. Blz. 14, blz. 7,8 2006 204 blz. 32 2 62 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 63 Historiografie Materialisering van een ideaal 2.3 Ir. M.G. Polman Kleurtheorieën vanuit andere invalshoeken

‘zuivere genegenheid’ respectievelijk ‘hoogste verstan- zuiverder tonen dan in een lager ontwikkeld lichaam, fijnheid met hogere waarden en hogere ontwikkeling zich ook buiten deze school door zijn leerboeken over delijkheid’, hetgeen ultieme, positieve betekenissen de kleur zal minder teer zijn minder glanzend en werd geassocieerd. vormleer, ten behoeve van zelfstudie, waarvan een zijn. Leadbeater past ook bruin (neerslachtigheid) en etherisch naarmate wij dalen’ Het duistere van de kleur Het uitdrukken van de zuivere kleur in het fijnste 7-tal boekjes verschenen.208 Architect Jan Wils had zwart (boosaardigheid) toe. moet dan niet gezien worden als een donkere kleur bouwmateriaal: de fijngewreven pigmentkorrels kan ‘Vormharmonie’ (afb.67) in zijn bezit, evenals twee De helderheid van de kleur geeft de zuiverheid maar als een ‘dofgloeiend vuur’.’ evenwel als uitdrukking van de zuivere geest worden andere werken van De Groot.209 De Groot’s boeken van de gedachte weer. Liefde (karmozijn), getint door Plaat IV geeft een hierarchische verdeling zien van gezien. Vanuit die invalshoek zou het streven naar een waren zeer invloedrijk. 210 Met name de boeken over zelfzucht (hard bruingrijs) zal daardoor een doffere de ‘inwikkeling’ en de ‘ontwikkeling’: in het stof- architectuur die de goedheid van de mens zou bewerk- vormleer worden regelmatig geciteerd in eigentijdse tint krijgen. felijke, dat voor ieder mens zichtbaar is, is er een stelligen geeft aan de heldere kleur de betekenis die en hedendaagse bronnen, in tegenstelling tot zijn verdeling van delfstof naar plantaardig naar dierlijk zich in het nieuwe bouwen gaat ontwikkelen. boekje ‘Kleurharmonie’. 211 Overigens voert hij de Kleur als materie naar menselijk naar geestelijk. Deze stoffelijke vormen In hoeverre een kleurschema als dit van invloed is Leadbeater verwijst naar een opstel van Annie hebben ieder hun eigen ontwikkeling tot de verschil- geweest op de architectuur is niet duidelijk. Er lijkt Besant over Okkulte Scheikunde in Theosophia van lende gebieden (zie tabel). eerder sprake te zijn van herkenning, dan van een 208 Onder andere: samen met zijn zuster Jacoba de Groot ‘Drie- februari 1903 om zijn theorie te onderbouwen. In de vertaling van theosofische principes.205 hoeken bij ontwerpen van Ornament’, Amsterdam, 1896 en ‘Vorm- ‘gewone’ scheikunde is het atoom de kleinste onont- Kleur als toepassing compositie en Centraliteit’, Amsterdam. 1922. leedbare vorm. De okkulte scheikunde zegt dat een De kleurtabel is bedoeld om de betekenis te lezen In beide uitgaven is het overzicht ‘Sleutel van de 209 Het exemplaar van Vormharmonie ,Amsterdam, [1912] in het archief van het NAi is afkomstig van Wils, getuige zijn ex-libris en molecuul onder zekere omstandigheden in atomen van de meer eenvoudige kleuren. Het meest voor- beteekenis der kleuren’ in de vorm van een kleuren- zijn naam op het voorblad; hetgeen eveneens geldt voor de map ontbonden kan worden. Deze atomen vormen slechts komend zijn de kleuren zwart, rood, bruin, grijs, tabel met 25 kleurvlakjes opgenomen. Horizontaal ‘iets over Ontwerpen in Architectuur’ Maassluis, 1900, en ‘vormcompositie het stoffelijke gebied, waar door druk- en warmte- karmozijn, oranje, geel groen en blauw. Wit komt niet zijn ze als volgt verdeeld (zie tabel): Contrapunt’ tweede deel, Bussum, 1926. Jan Wils was evenals De Groot vrijmetselaar. De Groot treedt op 6-2- verschillen de stoffen in een andere toestand kunnen in het schema voor, maar een lichte kleur heeft wel de Andere kleurplaten laten ook kleur-tekeningen zien 1899 toe tot de loge La Paix van de Orde der Vrijmetselaren onder het worden gebracht. betekenis van ‘lieflijk’ waarin ‘thought-forms’ abstract worden uitgebeeld. Grootoosten der Nederlanden (Bax, 2006, blz. 347); De Groot richtte In de ‘gewone wetenschap’ is het erkend dat de met o.a. Kromhout op 12 december 1931 de Vereniging tempelbouw op (nu stichting Ritus en Tempelbouw), met als doel architectuur ether alle bekende zelfstandigheden doordringt, ook Conclusie 2.3.3 en vrijmetselarij te integreren. (Bax, M., 2006 blz. 348, noot 70) ; Jan de zogenaamde vaste stoffen.”Hetzelfde geldt voor de De mogelijkheid om kleur te nuanceren op een Jan Hessel de Groot, 1911,1912 Wils was vanaf 1929 lid van de loge L’Union Frédéric te Den Haag en verstandsstof, die de astrale gebieden doordringt.” De wolkerige of gestippelde manier beschrijft De Groot in 1931 mede-oprichter van ‘Tempelbouw’.Gout,M., 1992 mens ziet gewoonlijk alleen het stoffelijk lichaam. De in zijn ‘kleurharmonie’ (die hierna besproken zal Jan Hessel de Groot (1865-1932) was architect. De Groot 210 Blotkamp, Carel in: Spirituality in Art 1986. ‘On the whole, in Nederland there appears to have been a strong emphasis on math- helderziende ziet ook het etherisch stoffelijk lichaam. worden) maar wordt in de hiervoor besproken kleur- was werkzaam op het bureau van P.J.H. Cuypers, net ematics in the vizualization of theosophical concepts, mathematics De hoger ontwikkelde helderziende ziet ook de fijnere theorieën niet gebruikt. Ook de ordening van het zoals de architecten De Bazel en Lauweriks.206 In de not perceived scientifically but as a manifestation of the ancient astrale stof. De beweging heeft echter pas invloed op kleurenschema is van een ander principe dan de kleu- jaren 1890 waren zij, met Berlage, de belangrijkste in knowledge of cosmic order. As discussed, the architects de Bazel, Lauweriks, and Walenkamp used mathematical principles in their het stoffelijke gebied als ook de grovere energievelden rencirkels van Newton, Goethe en hun volgers. Door een kleine groep architecten die zich bezig hielden architecture as well as in the applied art they taught at the Vahana stapsgewijs in beweging worden gezet: van verstands- de rastervorm wordt de veronderstelde logica (van met systemen bij het ontwerpen. Aan De Groot werd lodge. They were supported by the engineer J.H. de Groot, who stof naar astrale stof naar grovere stof naar de grijze een cirkel of bol) gerelativeerd. De leer oogt daardoor door Berlage later ‘het primaat van de nieuwe “vorm- extended these mathematical principles to a systematic aesthetic in 207 such books as ‘ Driehoeken bij het ontwerpen van ornament voor hersenstof (het stoffelijke gebied). Leadbeater verdui- minder abstract en vormt minder een hermetisch, opbouw” toegekend.’ Waarbij De Groot niet als zelfstudie en voor scholen, 1896, Kleurharmonie (1911) and Vormhar- delijkt dit door het voorbeeld van de fysiologie dat gesloten geheel. een volger, maar als een voorloper de geschiedenis is monie (1912) which were very influentual.’ blz. 96. stapsgewijs als de hand op een heet voorwerp wordt Het onderzoeken van het wezen van materie, zoals ingegaan. 211 In het kunstnijverheidsonderwijs wordt direct naar zijn werk gerefereerd, met grote erkenning.In ‘De grondslag voor het ontwer- gelegd, de zenuwen die boodschap aan de hersenen dat hier in de occulte scheikunde gebeurt, past in de De Groot was leraar en later directeur aan de Quel­ pen van vlakke versiering’ Rotterdam, 1927 , en ‘Het ontstaan van overgeven, de hersenen aan de zenuwdraden terug en tijd, waarin het wezen van de materie opnieuw gedefi- linus­school te Amsterdam. Zijn ideeën verspreidden vlakke vormen’ Rotterdam 1932 beide door N.J. van de Vecht wordt dat er dan de hand wordt teruggetrokken. Dat lijkt een nieerd wordt. J.H. de Groot ook genoemd en geprezen. N.J. van de Vecht is ‘leeraar beweging te zijn maar is in werkelijkheid een verloop Ook toont een tweede schema in het boek een evolu- in de Compositie aan het Instituut voor Kunstnijverheidsonderwijs en aan het Rijks-instituut tot opleiding van Teekenleeraren, beide van een bepaalde duur tussen verschillende gebieden. tionaire opbouw van materialen, die verwantschap 205 Dit schrijft Joris Molenaar ook, specifiek over de samenwerking inrichtingen te Amsterdam’ (1927), later ‘leraar bij het Middelbaar Die fijnere stof vergelijkt Leadbeater met ‘een vertoont met de ‘chemische afdeling’ van de kleuren- met Krishnamurti en C.H. van der Leeuw. en Hooger Kunstonderwijs te Amsterdam’ (1932). In 1927 begint nieuwe octaaf van een ontzagwekkende toonladder’. leer van Goethe. 206 Reinink, Wessel, K.P.C. de Bazel. proefschrift 1965, herdruk met prof. R.N. Roland Holst, ‘hoogleeraar-directeur van de Rijksacade- toegevoegd nawoord Rotterdam. 1993., in een later toegevoegde pas- mie voor Beeldende Kunsten te Amsterdam’ zijn voorwoord met: ‘De vorm is slechts een afstemming van zijn ziel, In de secundaire bronnen wordt er wel verwezen sage (blz. 93): ‘hetgeen De Bazel, Lauweriks en De Groot historisch ‘Toen J.H. de Groot dertig jaren geleden in zijn boekje “Driehoeken want de trillingen van de lagere stof zijn te plomp en naar deze kleurtabel, maar het kan zijn dat vooral het samenbindt, het leer-lingschap van Cuypers is, waarop elk dezer bij ontwerpen van ornament” schreef: “Eerst de rythmus daarna te traag om een volledig beeld van de ziel te kunnen kleurenoverzicht aansprak. Het is niet duidelijk in drie architecten zich kon beroemen. In 2006 schrijft Marty Bax: het motief”, maakte hij het, dank zij dit verhelderend inzicht, den “Na hun opleiding werden de meest talentvolle leerlingen van de kunstenaars mogelijk, zich te bevrijden van dwaalbegrippen die de geven. Leadbeater verduidelijkt dat met het voorbeeld hoeverre de occulte leer erachter werd beleefd, terwijl Quellinusschool door Cuypers te werk gesteld op zijn bureau in het vercierende vormenspraak der laatste eeuwen waardeloos hadden ‘zoals een tweedimensionaal schilderij een afspiege- dit juist voor architecten een herkenbaar en klassiek Rijksmuseum.’ (noot: Bij de huldiging van Cuypers sprak De Groot gemaakt.’ (blz. 9).Ook Van de Vecht zelf memoreert J.H. de Groot ling is van een driedimensionale werkelijkheid.’ gegeven bevat. Namelijk dat de orders van een grove als president der commissie van leerlingen en oud-leerlingen. Zie in zijn inleiding met de titel ‘Waarom dit boek?’: ‘ Uitgezonderd de ‘De kleur zal zich in een hoger ontwikkeld lichaam naar een fijne architectuur werd verheven en dat de Architectura III (1895), blz. 84.)’. boeken van J.H. de Groot over dit onderwerp geschreven, toonen alle 207 Reinink, 1993. tot dusverre verschenen methodes in mindere of meerder mate deze 2 64 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 65 Historiografie Materialisering van een ideaal 2.3 Ir. M.G. Polman Kleurtheorieën vanuit andere invalshoeken

basisprincipes van kleurharmonie tevens op in §16 van algemene kleurtheorieën is, is het ook te beschouwen Voor een compositie is het gewenst om een relatie aan voor het oog en hebben meestal de kans om bij het vrijwel tegelijkertijd verschenen ‘Vormharmonie’. als kleur als idee. tussen kleur en vorm te hebben, maar, merkt De Groot enige andere kleur te passen. ‘Bij het gebruik van Mogelijk heeft het feit dat ‘Kleurharmonie’ geen Ik zal hier de theorie, die ik hierna zal duiden als op: kleurverband kan zo sterk zijn, dat men niet aan ons wit stucadoorswerk is het niet alleen wit, wat wij enkele kleurafbeelding bevat te maken met de ‘idee’ uitvoerig behandelen, vanwege het belang dat eigenlijk vormverband denkt. Kleur is een machtige verkiezen; maar dat wit handhaafde zich zoolang, relatieve onbekendheid van de theorie van De Groot. ik aan zijn ideeen hecht. In zijn compacte vorm en factor om vormen met elkaar in relatie te brengen. Wie omdat het een rijke kleur is ook.’ Desalniettemin beschouw ik hem in zijn ideeën over ouderwetse taalgebruik zijn de teksten niet makkelijk in materie werkt, die werkt veelal in kleur; vorm is Ook patina heeft de eigenschap om te verbinden: kleur als een spil tussen de oude en de nieuwe wereld. te begrijpen. De Groot schrijft: ‘Elke kleur is in stof- meestal door kleur waar te nemen. Bij het verouderen van voorwerpen, waaronder In recente literatuur wordt de relatie met Cuypers eigenschap, bewerking enz. reeds in contrast met De Groot toont zich in de paragraaf over kleurhar- gebouwen, schilderijen, meubels en tapijten, nemen nauwkeuriger geduid.212 Hierop zal ik in 2.5.1 een andere.’214 Evenals vorm is kleur voor hem een monie een ware onderzoeker, door af te tasten wat nu ze ‘langzamerhand een uiterlijk aan, dat zacht en stil terugkomen. beginsel: ‘Als men verschillende beginselen of kleuren precies de verschillen en overeenkomsten zijn tussen aandoet en beter harmonieert met eenige omgeving’. toepast, moet men voorzichtig zijn. De beginselen kleur en vorm. Hierbij omzeilt hij de opmerking ‘kleur Met de reeds hiervoor genoemde ‘rijke’, ‘volle’ Kleur als theorie of kleuren moeten met elkaar in betrekking worden kan een vorm maken en breken’ of, zoals de nuchtere kleuren bedoelt hij dat de kleuren veel mogelijkheden De Groot refereert aan de kleurtheorieën van gebracht in een samenstelling.’ 215 Door het taalge- opmerking bij schilderwerk: ’gaat het om de kleur bieden om een relatie aan te gaan met een andere Schopenhauer en Goethe. bruik te moderniseren, door ‘betrekking’ te vervangen of om de vorm; op basis waarvan bepaalde kleuren kleur. Deze mogelijkheid doet zich voor doordat er Bij ‘Farbenlehre’ van Schopenhauer kan De Groot door het woord ‘relatie’ en ‘beginsel’ door ‘principe’ te refereren zijn. Hij doet dat door vorm en kleur als als het ware veel raakvlakken of kleurcomponenten kan zich voorstellen dat er, behalve letterlijk materiaal- is de theorie eenvoudiger te volgen. Er staat dan dan: gelijkwaardige fenomenen op te voeren. in aanwezig zijn waardoor er een grote kans is dat een technisch (de eigenschappen van de chemische stoffen) Kleur is een principe. Als men verschillende principes Als De Groot het over kleur heeft, dan bedoelt hij tweede kleur met raakvlakken is die overeen stemt met ook figuurlijk een verband tussen kleuren en smaken of kleuren toepast, moet men voorzichtig zijn. De specifiek de materiële kleur. Hij ‘beschouwt de kleur elkaar, er is dan een relatie, in De Groots woorden: dat (zuur, zout, zoet, feitelijk eveneens ten gevolge van de principes of kleuren moeten met elkaar in relatie voor den colorist voornamelijk, als een stofkwestie en er ‘betrekking’ kan zijn. chemische stoffen) kan zijn. Ik citeer: ‘...de lijn, door worden gebracht in een samenstelling. als een zaak van stofverschijning met zijn gevolgen. De relaties kunnen ook op een andere manier Schopenhauer aangegeven, dat delen van het netvlies De kleuridee is gebaseerd op harmonie, zoals de Veel misbegrip ontstaat, door van kleur te spreken worden gelegd, bijvoorbeeld door hetzelfde type voor bepaalde kleuren gevoelig zouden zijn. Waar de titel aangeeft. Voor De Groot is de harmonie van kleur inplaats van de bepaalde kleursoort. Zoo is er bijv. bindmiddel te gebruiken, of door de kleur op dezelfde kleur de uiting der stof is, daar betreft vermoedelijk vergelijkbaar met de harmonie van vorm: ‘Harmonie allerlei soort rood. [Hij] noem[t]: vermiljoenrood, wijze aan te brengen (de kwaststreek van het penseel). die gevoeligheid ook vaak de stofkwestie.’ is “eenheid in de veelheid”’.216 Hij vervolgt (in mijn carmijnrood enz.; verder rood licht; verder: rood De Groot geeft aan dat veel fabrikanten van dat ‘Die Farben’ van Goethe wordt wel als bron woorden): ‘Andersom is het een kunst om veelheid ontstaan door contrast, enz.’ 218 principe gebruik maken als zij hun producten op de genoemd maar niet nader toegelicht. in de eenheid te brengen. Het is vaak aan te bevelen, Hij hanteert de termen primaire, secundaire en markt brengen.222 De Groot refereert tevens aan de kleurtheorieën van om slechts enkele principes tot leidraad te nemen en teriaire kleuren, waar ik later op terug zal komen. De Hieruit mag worden afgeleid dat de colorist erop Owen Jones, Viollet le Duc en Godfried Semper. daarin verscheidenheid te zoeken, afhankelijk van en primaire kleuren noemt hij hoofdkleuren.219 Hij raadt bedacht moet zijn dat de fabrieksmatige producten Owen Jones wordt ook genoemd in schilders- voortvloeiend uit de hoofdprincipes. Dit is aan te raden aan om voor het rood, het geel en het blauw min of al enigszins bewerkt zijn, waardoor zijzelf minder bronnen, terwijl Viollet-le-Duc en Semper met name voor vorm en kleur. Dat wil zeggen: Weinig kleuren; meer volle kleuren te gebruiken, als men ze op zich makkelijk relaties kunnen leggen. bij architecten wordt gerefereerd. maar zoveel mogelijk nuanceren, ondergeschikt aan wil gebruiken.’ Volle kleuren hier bedoeld als rijk in Een “betrekking” of relatie komt neer op overeen- Uit ‘Grammar of Ornament’ van Owen Jones neemt het hoofdbegrip.’ 217 samenstelling.’220 stemming, contrast of neutraliteit. De Groot: ‘Men De Groot over: ‘De hoofdkleuren van gelijke inten- In ‘Vormharmonie‘ spreekt hij de wens uit om In het bijzonder noemt hij de materiële kleuren verwarren dikwijls in kleur de woorden harmonie en siteit harmoniëeren of neutraliseeren elkander in de kleurharmonie te behandelen in de zin van de relatie ‘met specifieke stofeigenschappen’ en ‘naturelkleuren’. contrast.’ 223 verhoudding [sic] van 3 geel, 5 rood en 8 blauw – in ’t van kleur tot een geheel. Twee kleuren, die een samen- Er zijn kleuren die niet te vervangen zijn vanwege De Groot ziet geen heil in een cijfermatige kleur- geheel 16.’ 213 stellend geheel zullen vormen, moeten met elkaar hun specifieke stofeigenschappen, zoals geeloker, verdeling, omdat het voor hem neerkomt op de kleur- een relatie aangaan zoals dat ook voor twee vormen roodoker, loodwit, zinkwit, cyaanblauw, kopergroen soort, maar hij adviseert wel om een kleurharmonie Kleur als theorie en kleur als materie geldt. Maar vorm en kleur zijn ook verschillend van enz.... 221 langzaam op te bouwen om zo een harmonie te leren ‘Kleurharmonie’ is te lezen als een theorie, waarin elkaar. Door kleur kunnen er relaties tussen vormen Ook de ‘enkele’ naturelkleuren zijn rijk van zichzelf, beheersen: van een, naar twee, naar drie, naar vier, naar materiaal een essentiële basis vormt. Omdat de theorie ontstaan, maar er kunnen ook relaties tussen vormen bijvoorbeeld aardsoorten, roetzwart, krijt, enz. ‘dan meerdere kleuren. door De Groot is ontwikkeld, en niet een van de zijn zonder relaties tussen kleuren, en relaties tussen hebt gij daarmede een fijn palet, in drie kleuren alleen Zijn ideeën onderbouwt hij door naar de theorieën de kleuren zonder dat er bepaalde relaties tussen de of meerdere’. De naturelkleuren doen aangenaam van Semper, Viollet-le-Duc, Owen Jones, Schopenhauer vormen aanwezig zijn. en Goethe te verwijzen. Met uitzondering van de groote fout, dat schilderkundige en architecturale inzichten er niet laatste twee worden er nu dus andere bronnen aange- scherp genoeg in worden onderkend; waardoor de karakteristieke scheiding wegvalt tusschen de vrij-schilderkundige opvatting die 218 Groot, de, [1911], blz. 45 uitgaat van het motief, en de strikt ornamentale opvatting, die van 214 De Groot, Vormharmonie, [1912], blz. 37 219 Groot, de, [1911], blz.36 het begrensde vlak zelf uitgaat.’ blz.11 215 De Groot, [1912], blz.37 220 Groot, de [1911], blz.44 222 Dit zal nader aan de orde komen in hoofdstuk 3 over het schil- 212 Bax, Marty ‘Het web der schepping’, Amsterdam, 2006 216 Groot, de, [1912], blz. 39 221 Groot, de, [1911], blz. 40. Het is niet duidelijk of hij hier de techni- dersambacht. 213 De Groot, [1911], blz. 20 217 bewerking van Groot, de, [1912], blz. 39. sche of de karakteristieke eigenschappen bedoelt. 223 Groot, de, [1911], blz.46 2 66 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 67 Historiografie Materialisering van een ideaal 2.3 Ir. M.G. Polman Kleurtheorieën vanuit andere invalshoeken

boord dan die we eerder tegenkwamen, met de kleur standdeelen en grondvoorwaarden van den vorm”. Kleur als idee en kleur als uitvoering beschreven raadt hij ook aan om een kleurcompositie van het licht als uitgangspunt, waarbij met name (Vert.)227 Ook kleur als idee en kleur als uitvoering vallen te bereiken door middel van “verschillende werk- het materiaaltechnische aspect en de applicatie een Vervolgens geeft De Groot zijn eigen interpretatie: bij De Groot samen. Voortbouwend op het feit dat hij wijzen als: doorschijnendheid, ondoorschijnendheid, rol gaan spelen. Deze theorieën staan dichter bij de ‘Inderdaad zijn idee, kracht, stof en middel voor- kleur direct met materiaal associeert, beschouwt hij glaceeren (gedurig of ten leste), stippelen, arceeren, bouwkunst. Ook in deze oudere theorieën blijken waarden die het karakter, het individuele van een het vakmanschap van de ‘colorist‘ zowel empirisch meer of minder wegnemen, nat of droog behandelen primaire kleuren een centrale rol te spelen en worden voorwerp mede bepalen. Zij kunnen echter bijdragen als ambachtelijk. Zijn theorie over kleurharmonie enz.” er cijfermatige harmoniemodellen gehanteerd. tot de relatie tussen (de betrekking tusschen) de staat nog in de traditionele ambachtswereld, en Complementaire kleuren staan naar zijn idee Onder verwijzing naar oudere kleurtheorieën zoals vormen en voorwerpen en als zoodanig noem ik brengt de hogere betekenis van het ambacht onder meestal te schel tegen elkaar. Eventueel kunnen ze ‘Der Stil’ van Semper en die van Viollet-le-Duc, waarin ze ook. Het mooie van Semper’s boek is, dat hij op woorden, zodat de kunstenaar erdoor geïnspireerd beide iets van de drie primaire bevatten. ‘Ook is veelal hij het begrip ‘familie-kleuren’ hanteert: ‘als 2 kleuren stijl wees. De beteekenis is wellicht weer te geven kan worden. Kennis van het materiaal en het bewerken goed, om een primaire en een tertiaire te nemen; de uit dezelfde stoffen bestaan of zijn opgebouwd, dan door: karakter. Hiermede bedoeld: het individuëele, van materiaal nemen hierin een wezenlijke plek in. primaire evenwel (als ze te schel is) even gemengd of hebben ze reeds iets met elkaar gemeen naar hun het eigene van huis uit als ’t ware, doorvoeren of Geestelijk staat dan gelijk met ‘bezieling’ of ‘inspiratie’ bewerkt met de tertiaire.’ 235 aard, zoals bijvoorbeeld rode en gele oker’. Wat De behouden. Zoo bijv. de stof. De stof heeft een eigen vanuit het materiaal naar de colorist, die ik vertaal naar Bij de drie primaire kleuren staat hij uitgebreid Groot met familiekleuren bedoelt geeft hij aan met karakter.’ 228 ‘kunstenaar/ambachtsman’ toe. stil: ‘Sommige coloristen werken uitsluitend met deze een eigentijdse, concrete invulling: ‘Men kan verschil- ‘Wanneer wij een of andere stof (weefstof enz.) gaan De Groot is van mening dat de colorist de kleurei- drie, omdat zij er allerlei nuanceeringen mee kunnen lende familiekleuren onderscheiden als aardsoorten, verven, dan bleken wij die stof vaak zodanig, dat er genschappen het beste kleert ennen en onder de knie bereiken. ‘236 metalen, metaalverven (o.a. oxyden), plantaardige veel van het eigen karakter verloren gaat. Wij halen te krijgen door er mee te werken en te leren van zijn ‘Gebruikt men eenige kleuren dan is het de kunst en dierlijke kleuren, delfstoffen, glasachtige, aniline er vaak het beste (wat iets moois zou kunnen geven) fouten. De Groot vangt aan met schets- en tekenwerk, om daarbij, zooveel mogelijk de nuanceeringen verven, kleuren als emails etc.224 uit. We zouden meestal eerder (binnen de eisen van waarbij hij de aandacht vraagt voor de kleur van het daarvan te pas te brengen. Dikwijls is het zelfs noodig Het zijn niet alleen familiekleuren die twee kleuren zindelijkheid en ontsmetting) de eigen aard moeten fond, die in feite al de tweede kleur vormt. naast de kleuren ook de nuanceeringen te bezigen. met elkaar in relatie kunnen brengen. ‘Twee kleuren bewaren en tot haar recht laten komen. Door twee kleuren naast elkaar te zetten kan De hoofdkleuren: rood, geel en blauw noemt men kunnen reeds iets gemeen hebben en daardoor een Naturelstoffen hebben soms al een eigen worden ondervonden dat die kleuren meer of minder wel primaire kleuren. De mengsels van twee dezer relatie vormen, tengevolge van hun zelfde bijmengsel karakter.’229 invloed op elkaar uitoefenen. De invloed van de kleuren noemt men secundaire kleuren. De mengsels of bindmiddel als oliën, water, honing, arabische gom, Desgelijks is het met de middelen, die wij kleuren op elkaar kan zijn: ‘versterking, verzwakking, van alle drie dezer kleuren noemt men tertiaire. Het lederlijm, aluin, pijpaarde, suiker, zuren, was, enz.225 gebruiken. De techniek die wij kiezen, verleent een gemeenschap, contrast, neutraliteit, vertroubeling, is vaak aan te bevelen, om, de hoofdkleuren te “onder- zeker karakter veelal, dat wij weer voor effect en verheldering, somberheid, enz.’232 steunen” door de secundaire of de teritaire of door Over Semper schrijft De Groot: ‘Semper behandelde eenheid kunnen benutten. Het soort penseel geeft een ‘Is de invloed van dien aard, dat er éénheid is in den beide. in zijn werk “Der Stil” voornamelijk de vormbestand- bepaalde streek. Die soort streek is te benutten.’ 230 gezamenlijken indruk, dan zou men die twee kleuren Men houde in het oog, dat men drie kleuren kan deelen, die zelf geen vorm zijn als: “Idee, kracht, Van Viollet-le-Duc, noemt De Groot het artikel harmonisch kunnen noemen. Den indruk te beheer- gebruiken zonder juist de hoofdkleuren geel, rood of stof en middel”. Ik wil bij vormgeving ook daarmee ‘Peinture’ in de ‘Dictionnaire raisonné de l’ architec- schen is onze taak als wij kleuren samenbrengen. ‘233 blauw te nemen. Men brenge ook daarbij de mengsels rekening zien.’226 ture Française’ en geeft hieruit de verdeling ‘geel: rood: De Groot raadt hij aan om ‘zo weinig afzonderlijke van twee en vooral van alle drie te pas. De Groot citeert uit ‘Der Stil’: ‘De empirische blauw = 1:2:3’ weer. kleuren [te gebruiken] en zo ver te gaan als gij beheer- De kleur, ontstaan uit alle drie geeft een groote kunstleer (stijlleer) is ook niet reine “aesthetiek of schen kunt.’234 Dat kan ook door in dezelfde kleur als macht. abstracte schoonheidsleer. De laatste beschouwt den Uit ‘The elements of drawing’ citeert De Groot het fond te werken Het is de doodverf, zooals sommigen haar noemen, vorm als zoodanig, voor haar is het schoone een samen- Ruskin: “‘Met drie afzonderlijke kleuren kan men Als oefening van gebruik van een kleur is het het is de neutrale gelijk weer anderen te heeten. Die werken van enkele vormen tot een totaal-werking, die er in hoofdzaak 7 maken’ zegt Ruskin. ‘Dit getal 7. goed om dezelfde kleur te nemen als het fond: ‘kleur samenstelling van drie bevat toch iets van elk en is onzen kunstzin bevredigt en verheugt. ongerekend het oneindig aantal nuanceringen. Wij op kleur ‘ te werken. Dat kan door toepassing van daardoor meer of minder in relatie tot de eene, terwijl Alle aesthetische eigenschappen van het vorm- komen tot 7, door de drie kleuren, verder nog drie door eenzelfde kleur in nuanceringen, waarbij dezelfde ze door de beide anderen, die ze bevat in relatie tot de schoon zijn daarom ook van collectieve natuur; zooals elke twee te mengen, en verder één door ze alle drie grondstoffen worden gebruikt, en de nuancering beide andere. harmonie, eurythmie, proportie, symetrie, enz. De te mengen. Doet men dat met de hoofdkleuren geel, afhangt van de meerdere of mindere vermenging. Bovendien vormt ze tegenover elke geschikt stijlleer daarentegen vat het schoone op enkelvoudig, rood, blauw, dan kan men dus weer 7 kleuren krijgen Behalve het mengen dat hij hiervoor heeft contrast. als product of resultaat, niet als som of rij. Zij zoekt de in hoofdzaak.’”231 bestanddeelen van den vorm die niet zelf vorm zijn; maar idee, kracht, stof en middel; tevens de vóórbe- 235 Groot, de [1911], blz.34; meer of minder geheimzinnige getal van zeven kleuren. Bij verhan- Dit is een manier om twee kleuren beter bij elkaar te brengen die 227 Groot, de ,[1912], blz. 39 delingen over regenboogskleuren en “spectrale” kleuren, moest ook ook Ostwald in zijn kleurenleer noemt, met als verschil dat De Groot 228 Groot, de, [1912], blz. 40 het getal 7 vaak dienst doen!’ Groot, de [1911], blz. 35 niets schrijft over het mengen met zwart en wit. Waarschijnlijk is 224 Groot, de [1911, blz.16 229 Groot, de [1912], blz. 41 232 Groot, de [1911], blz. 9 de ‘doodkleur’ wel grijs, maar deze kleur is opgebouwd uit de drie 225 Groot, de [1911], blz.16,17 230 Groot, de [1912], blz. 41 233 Groot, de [1911], blz.8,9] primaire kleuren en niet uit wit en zwart. 226 Groot, de [1912], blz. 13 231 In een noot voegt De Groot toe: ‘Dit verklaart eenigszins het 234 Groot, de [1911], blz.9 236 Groot, de [1911], blz.35 2 68 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 69 Historiografie Materialisering van een ideaal 2.3 Ir. M.G. Polman Kleurtheorieën vanuit andere invalshoeken

Die samenstelling van alle drie brengt zonder zelf blauw en het zuivere geel zijn, lijkt de Groot juist Steiner had uitgesproken ideeën over kleur, zowel als fijnste stofdeeltjes is, die men ether noemt.244 Volgens op te vallen, de ander tot hooger waarde. Ze is een de verscheidenheid van materialen aan te duiden. Ik kleurtheorie als bij andere thema’s waarin kleur een rol Steiner kan de kleurenwereld alleen objectief worden beveiligingsmiddel om de andere tot elkaar en tot rust citeer: ‘In de verscheidenheid der stof, waarvan rood, speelt242. Daarom wordt hier kennis genomen van zijn doordrongen vanuit onszelf: als we in ons gevoelleven te brengen. Ze kan vervolgens evenwicht herstellen, geel en blauw, de uiting zijn, wortelt mijns inziens het gedachtegoed. Ik zal hier stilstaan bij de drie lezingen ervaren wat kleuren met elkaar doen. Ook de optische ze kan de compositie stiller maken of levendiger, gebruik der drie hoofdkleuren. Heeft men die, dan die hij op 6,7, en 8 mei 1921 aan kunstschilders gaf over verklaring van het waarnemen van de kleur, doordat donkerder of heller. Dit mengsel kan uitstekend dienst heeft men meestal met verschillende stoffen te doen, ‘de kleuren.‘ waarin hij zijn, zoals hijzelf aanduidt, een deel van de kleur wordt geabsorbeerd en een deel doen voor begeleiding der andere. geloof ik.’ Dit zou ook terug te leiden kunnen zijn in ‘geesteswetenschappelijke’ kleurenleer ten gehore wordt gereflecteerd, waardoor we het gereflecteerde Voor vier kleuren geldt een en ander wat van drie is de term ‘volle kleur’, rijk van samenstelling, die hij als geeft. Het gaat er niet om, de kleurenleer van Steiner te waarnemen, verwerpt hij. Hij gaat uit van een persoon- gezegd. Met vier afzonderlijke kleuren kan men een equivalent naast de primaire kleur zet. Dat neemt niet duiden, maar de hypothese is dat een beschouwing van lijke beleving. Volgens Steiner ‘zou nu juist een tijperk nog grooter verscheidenheid verkijgen. ... Het gevaar weg dat de drie primaire kleuren voor hem de gron- zijn theorie ons helpt om meer duidelijkheid te krijgen moeten aanbreken waarin men de manier waarop de voor onoordeelkundig gebruik wordt echter ook delementen zijn die hij zoekt om kleuren met elkaar over de tijdgeest, onder meer door te kijken naar de fysica over kleur wordt besproken afwijst en juist wil grooter. Het hangt af van het beheerschen; zoo ook met in betrekking (in relatie) te brengen. Hij is geen voor- invalshoeken die hij gebruikt. proberen de kleur in al zijn levende beweeglijkheid te meerdere kleuren.’ 237 stander van het pure gebruik van de primaire kleur, begrijpen... Zo komen we vanzelf van de theorie tot De beheersing is doorslaggevend, maar het is niet maar wel van het uitgangspunt van de drie primairen Kleur als theorie het kunstzinnige en leveren we een bijdrage aan de zo dat De Groot de toepassing van veel kleuren afraadt: en van specifieke stoftoepassingen ervan. Voor Steiner vormt Goethe’s leer de basis, die hij in kleurenleer waar de schilder iets mee kan beginnen.’245 ‘Of meerdere kleuren soms niet aan te bevelen zijn? Ook dit maakt hem een spil in het denken over zijn kleurenleer verder ontwikkelt. Hij bedoelt dat de kleur in de schilder zelf moet leven, Zeker. Ik wil er zelfs een pleidooi voor houden.’238 kleur op een hoger abstractie niveau dan de pictorale samenhangend met psychologie en esthetiek. De basis (schilderkunst) en de traditionele (architectonische Kleur als idee van deze andere manier van denken legt hij bij Goethe, Conclusie verftoepassing) toepassing, waarbij de pure toepassing Steiner heeft zijn ideeën over kleur naar buiten wiens werk hij voor de heruitgave in de periode De Groot brengt de twee grootheden ontwerp en een volgende stap is. gebracht in voordrachten. De overlevering is tot stand 1883-1897 heeft bewerkt, en waarvan de geestelijke en materialisatie naar elkaar. Hij beschrijft de natuurlijke In de tabel is een analytisch overzicht gegeven van gekomen op basis van stenografische aantekeningen, psychische grondslagen van deze ideeën verder vorm principes, en gebruikt het woord ‘harmonie’. de door De Groot gehandhaafde en geinterpreteerde die uitgewerkt zijn door derden. Steiner heeft deze moeten vinden. Ook verwijst Steiner naar zijn eigen In zijn eigen bewoordingen noemt hij aspecten als termen. (zie tabel) uitwerkingen zelf niet meer onder ogen gehad. Er is geestestheorieën246. de noodzaak van de herkomst van verven te kennen dus sprake van een aanzet van een theorie, niet van In de drie voordrachten onderscheidt Steiner een teneinde mooie kleurharmonieën te kunnen maken (in 2.3.4 een volwaardige theorie. 243 Ondanks dat, en het feit aantal concrete kleuren: drie ‘glanskleuren’ (afb.59) en schildersvakboeken is het controleren van verfstoffen Rudolf Steiner. 1921 dat Steiner nadrukkelijk heeft gemeld dat de teksten vier ‘beeldkleuren’ (afb.60). een belangrijk onderdeel) en hoe zeer kleur en materie uitsluitend bedoeld waren voor een antroposofisch De glanskleuren zijn de primaire kleuren rood, geel met elkaar samenhangen. Materie kan worden vertaald Rudolf Steiner, (1861-1925), universele grondlegger gehoor zijn er voor een buitenstaander lijnen in te en blauw, waaraan hij de volgende betekenissen geeft: in pigmenten, bindmiddelen maar ook in de wijze van van de Antroposofie en autodidact 239’ . Steiner leidde ontdekken. geel: “wil uitstralen, naar de periferie oplossen, staat applicatie. van 1902-1913240 de Duitse sectie van de Theosofische Steiner stelt de bestaande fysica ter discussie, die hij het dichtst bij het licht; veroorzaakt een beweging Zijn academische manier van denken is nauw Vereniging en had een heel eigen gedachtegoed. In veroordeelt “om de ‘materialistische benaderingswijze naar buiten’, blauw: ‘laat een binnenwereld ontstaan, verbonden met het ambacht, zonder zich in ‘regels’ 1908 hield hij een aantal lezingen in diverse plaatsen in die haar is binnengeslopen.” Hij verwerpt de natuur- omhult en straalt naar binnen toe, vormt gemakkelijk uit te drukken zoals dat veelal in ambachtsvakboeken Nederland.241 kundige verklaring dat het waarnemen van kleuren contouren en silhouetten; is de tegenpool van geel’ gebeurt. Maar het is niet alleen een technisch academi- Steiners naam wordt genoemd in diverse bronnen, voor onze zintuigen een bepaalde trilling van de aller- en rood: ‘beweegt zich actief tussen de polen geel en sche denkwijze, het is ook een artistieke denkwijze, die in relatie tot onder andere. Goethe, Kandinsky, blauw in. Een levendig element drukt zich in rood uit”. openheid geeft. Mondriaan, Zeylmans van Emmichoven en Buijs. 247 Het karakter van de kleur kan worden versterkt 242 Bestudeerd zijn de Nederlandse uitgaven: Steiner, Rudolf, Licht De beeldkleuren zijn groen, perzikbloesem door kleurstoffen met dezelfde kleur te vermengen, en duisternis. Over het wezen van de kleuren. vertaling Wyts ten Siethoff. (inkarnaat of de blanke huidskleur), wit en zwart. Deze Zeist. 1982. kunnen worden verzacht door te mengen of worden 239 Zelf noemde hij zich geen schilder, beeldhouwer, en architect De Kleuren. Werking en Karakter. Grondbeginselen van een geesteswetenschap- kleuren verbindt Steiner met verschillende beelden versterkt door er een andere kleur naast te zetten. maar verklaarde dat hij deze kunstuitingen deed om duidelijk te pelijke kleurenleer als hulpmiddel bij het kunstzinnig scheppingsproces. Zeist, uit verschillende beginselen van het menselijke leven Daarmee geeft hij handreikingen aan, zonder vaste maken wat hij bedoelde. Rudolf Steiner en de Anthroposophie. bewerking tweede druk 2007 (©1999) en Zeist, 1982, vertaling Wyts ten Siethoff. in een gesloten cyclus: Groen “is de dode afbeelding tekst voor Nederland Frans Carlgren. Zeist, 1978 (1e druk 1961) Bekeken is de Duitse uitgave: Rudolf Steiner, Das Wesen der Farben regels op te stellen. Daardoor spreekt hij de taal van de 240 Zeylmans van Emmichoven, Dr. F.W., Rudolf Steiner, ’s-Graven- Bibliographie-Nr. 291, Dornach/Schweiz, 1973; Op 6, 7, 8 mei 1921 Das van het levende”; Perzikbloesem “is de kleur van het ontwerper en geeft hij rekenschap van het ambacht. hage 1932, blz. 33-34: De Duitse sectie van de theosofische vereniging Wesen der Farben, Dornach 1929 en 1942, Stuttgart 1959; 5,10 december levende beeld van de ziel”; Wit of licht “stelt het ziele- Anders dan in de natuurkundige bronnen, waarin werd in 1913 buiten de Theosofische Vereeniging gesloten. 1920 en 29 juli 1923 Das Wesen der Farben in Licht und Finsternis. Maß, 241 Bax, M., 2001. In maart 1908 hield Rudolf Steiner,... een aantal Zahl und Gewicht, Dornach, 1930; 26 juli 1914, 1 januari 1915, 4 januari de drie primaire kleuren het zuivere rood, het zuivere lezingen in diverse plaatsen in Nederland, inclusief Amsterdam. 1924 Das schöpferische Welt der Farbe, Dornach 1931. Steiners lezingen gingen over diverse theosofische onderwerpen, 243 In zijn autobiografie schrijft hij over deze manuscripten dat ze 244 Steiner, Rudolf. De Kleuren. Zeist, 1982, blz. 8 zoals over het bestaan van een zichtbare en een onzichtbare wereld de anthroposofische gedachte weergeven, bedoeld zijn voor anthro- 245 Steiner, Rudolf. De Kleuren. Zeist, 1982, blz. 60 237 Groot, de [1911], blz. 36-37 en hoe een mens die kon ervaren en ernaar kon leven.’ Piet Mondri- posophen en dat er fouten in zullen staan. Zie: ‘Als Manuskript ged- 246 m.n. de wetenschap van de geheimen der ziel 238 Groot, de [1911], blz.37 aan heeft die lezing(en) bezocht. ruckt’, blz. 5, Steiner, Rudolf, Das Wesen der Farben’ Dornach, 1973 247 Steiner, Rudolf. De Kleuren. Zeist, 1982. blz. 28-33 2 70 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 71 Historiografie Materialisering van een ideaal 2.3 Ir. M.G. Polman Kleurtheorieën vanuit andere invalshoeken

beeld voor van de geest” en Zwart “is het geestelijke Conclusie 2.3.5 Steiner kliniek te Scheveningen die hij door Jan Buys beeld van het dode”. 248 De geesteswetenschappelijke kleurenleer van Frederik Willem Zeylmans van Emmichoven, 1923 laat bouwen is hij in staat om zijn ideeën over kleur Er is een essentieel verschil tussen deze twee Steiner bouwt voort op het gedachtegoed van Goethe. vorm te laten geven in de architectuur. Hij laat een groepen: “De glanskleuren stralen direct hun karakter, Opvallend is zijn afwijzing van de materialistische en De arts Frederik Willem Zeylmans van Emmichoven tijdsbeeld zien vanuit de kunst. hun wezen, uit, zij tonen hun aard, hun wil*; de ‘beeld- objectiverende benaderingswijze vanuit de moderne (1893-1961) bestudeerde de zeggingskracht van kleur kleuren’ stralen indirect hun karakter uit, waarbij fysica. De zeven spectrale kleuren, de twee a-chroma- nader door onderzoek naar De werking der kleuren Kleur als theorie de individuele mens zelf op zoek moet gaan naar het tische kleuren wit en zwart, en daaraan toegevoegd op het gevoel (1923)255 in de vorm van een academisch Zeylmans toetst specifiek het aspect ‘de ‘sinnlich- wezen achter deze kleuren.”249 de kleur perzikbloesem geeft hij een geheel eigen proefschrift. 256 Ofschoon Zeylmans’ studie in de eerste sittliche Wirkung der Farbe’, van de kleurtheorie van In een groter verband brengt Steiner de zeven betekenis. Bij de onderverdeling van de kleuren plaats voor de gezondheidszorg bedoeld is, heeft zijn Goethe om wetenschappelijk aan te tonen dat deze kleuren op een gesloten cirkel samen, met daaraan vallen de overeenkomsten op met andere kleurthe- onderzoek zich in brede kring verspreid, waaronder anno 1923 nog actueel is en de belangrijkste bron van toegevoegd de kleuren violet, indigo en oranje, orieën die tijdens het interbellum van belang zijn. architecten en huisschilders. Zijn rede als voorzitter kennis vormt voor de psychologische betekenis van doorsneden met een zwart/wit verticale as tot een Ook Steiner geeft een speciale betekenis aan de drie van de Vereniging voor Practische Kleurenpsychologie, kleur, in tegenstelling tot de actuele physica.259 evenwicht van ‘de kleur’ en ‘de glans’250. (afb.61) In primaire kleuren rood, geel en blauw, die hij duidt krijgt de aandacht in de 8 en Opbouw’257. Het onder­ Om kleur als therapeutisch hulpmiddel te eerste instantie lijkt hij de spectrale kleuren op een als de drie glanskleuren rood, geel en blauw252; Ook zoek staat in Beknopte kleurenleer van E. Rijgersberg gebruiken bij het behandelen van ziekten in de cirkel te ordenen met als sluitsteen de perzikbloe- Steiner geeft de secundaire kleur groen een bijzondere (1938) en wordt in 1954 in Verftechnische Berichten gezondheidszorg acht Zeylmans het noodzakelijk dat semkleur, doorsneden door een verticale as met betekenis t.o. van de twee andere secundaire kleuren van de verffabrikant Vettewinkel verspreid in een men kleuren psychologisch moet begrijpen. Aan de alternerend wit en zwart. Door de verschillende violet en oranje: groen duidt hij als een van de vier bewerking van Gispen en in hetzelfde jaar in Het hand van publicaties licht hij toe dat dat aspect volgens betekenissen van de afzonderlijke kleuren erbij te beeldkleuren. Ook Steiner geeft aan de a-chromatische zien en toepassen van kleuren in de praktijk door A.V. hem onvoldoende onderzocht is.260 Daarnaast kan betrekken staan de vier beeldkleuren op de verticale kleuren zwart en wit een bijzondere betekenis als Hartogh, architect bna. de optische kleurenleer, waartoe de kleurenleer van as, met perzikbloesem en groen op de snijpunten beeldkleuren. Bedenken wij, dat Goethe groen als de Zeylmans heeft al vroeg contacten in het artistieke Newton behoort, zijns inziens onvoldoende antwoord met de cirkel en de drie glanskleuren op de cirkel, ontmoeting in rust tussen de twee polairen blauw en milieu, hij is bevriend met architect Jan Buijs, schil- geven op de individuele kleurbeleving van de mens. geordend met en volgens de spectrale kleuren. Volgens geel plaatst, tegenover de kleur die niet van deze aarde deres Jacoba van Heemskerck van Beest en kunstver- Die mening deelt hij met Goethe en Steiner, maar in Steiner is de spectrale volgorde van kleuren “volslagen is: purper; en bedenken wij dat Ostwald met de a-chro- zamelaarster Marie Tak van Poortvliet. Deze dames tegenstelling tot die twee stelt Zeylmans de kleuren- chaotisch”251, omdat het geen rekening houdt met matische wit-(grijs) zwart ladder een factor introdu- brengen hem in contact met Rudolf Steiner en de leren van Newton en Goethe niet radicaal tegenover de glans- en de beeldkleuren; maar voor mij, als niet ceert waarmee de gekleurde materie gecodeerd kan anthroposofie en hij wordt de eerste voorzitter van de elkaar maar ziet hij de twee theorieën als een verschil ingewijde, ziet de kleurordening er bijna hetzelfde uit. worden, dan is de vierde beeldkleur: namelijk perzik- Nederlandse afdeling van de Antroposofische vereni- van beschouwingswijze die al bestaat sinds de Grieken: bloesem of de blanke huidskleur.253 verklaarbaar, ging258. Als directeur en bouwheer van de Rudolf de kwantitatieve en de kwalitatieve beschouwing, Kleur als materie omdat de naamgeving van deze kleur direct correspon- zoals in de tabel na deze tekst te zien is. Vanuit deze De beeldkleuren zouden mogelijk als materiaal deert met materie. De zoektocht naar kleur als idee en beschouwingswijze bespreekt hij de denkbeelden kunnen worden geduid, zoals de naam van de kleur kleur als materialisatie laat zich dus ook duiden in de 255 Zeylmans van Emmichoven, Frederik Willem, De werking der van Newton, Goethe, Schopenhauer261, Helmholtz, ‘perzikbloesem’ of ‘inkarnaat’ in zich meedraagt, maar wijze waarop Steiner zijn ideeen en kleuren plaatst. kleuren op het gevoel. Utrecht, 1923. Proefschrift voor het verkrijgen van de doktersgraad van zijn medische studie aan de Universiteit het dekt onvoldoende de lading die Steiner eraan geeft. Samen met de secundaire kleuren violet en oranje en van Amsterdam bij prof. dr. K.H. Bouman, uitgevoerd bij prof. dr. In bredere theoretische context is er wel een parallel de kleur indigo vormen deze zeven kleuren een model F. Krueger, leider van het door Wundt opgerichte Psychologische Amsterdam te promoveren en zij en Jacoba van Heemskerck brach- te trekken met materie, wat ik in de conclusie zal van tien kleuren254, die vanuit de fysica te beschouwen Laboratorium van de Leipziger Universiteit, en met hulp van de prof. ten hem in aanraking met de antroposofie van Rudolf Steiner. Begin dr. A. Kirschmann voor de praktische uitvoeren. 1917 schreef Zeylmans een gedegen opstel over ‘de geestelijke rich- verwoorden. is als de zeven spectrale kleuren (rood, violet, indigo, 256 De bronnen die hij noemt, waaronder werken van Goethe. ting in de nieuwe schilderkunst’ (gepubliceerd in 1982), waarin hij blauw, groen, oranje, geel) en de blanke huidskleur en Helmholtz, Kandinsky, W. Ostwald, Schopenhauer, R. Steiner en W. blijk geeft van een originele visie op het abstract-expressionistische Kleur als toepassing de twee a-chromatische kleuren wit en zwart. Wundt zijn bijna allemaal Duitstalig, maar daar kunnen vertalingen werk van Jacoba van Heemskerck. geïnspireerd door Steiners inter- Steiner geeft de voorkeur aan de toepassing van Onbekend met de precieze betekenis voor de bij zijn. pretatie van Goethes Farbenlehre namen Zeylmans en Jacoba van 257 De vooraankondiging van een bijeenkomst op 10 maart 1936 in Heemskerck in Domburg proeven met kinderen over de werking van aquarelverf, van plantaardige verf en van minerale antroposophen herken ik hierin de zoektocht naar de de Pulchri studio in Den Haag. Op de bijeenkomst houdt Zeylmans kleuren. In 1920 vond zijn ontmoeting met Steiner plaats. Na enkele verf, vanwege het karakter van de oorsprong van deze betekenis van kleur van die tijd. een lezing en wordt de Vereniging voor Praktische Kleurenpsycho- bezoeken aan Dornach werd in november 1923 in aanwezigheid van verfmaterialen. logie officieel in het leven geroepen, met Zeylmans als voorzitter. Steiner de Anthroposophische vereeniging in Nederland gesticht. Kloos doet verslag van de lezing. Zeylmans werd algemeen secretaris, later voorzitter’. ; in: Huussen jr, Rijgersberg, E. , Praktische psychologie der kleuren. in: ‘de 8 en A.H., Biografisch Woordenboek van Nederland, Opbouw’ no. 6. 21 maart 1936, blz. 65-66. 259 “De tegenwoordige physica geeft geen duidelijkheid over de Kloos, J.P., Praktische kleurenpsychologie, in: ‘de 8 en Opbouw’ no. 7, beteekenis van kleuren voor onze psyche, er is een breede kloof tus- 248 Steiner, Rudolf. De Kleuren. Zeist, 1982. blz. 14-21 4 april 1936, blz. 77-78. sen onze kennis van de kleuren vanuit een physisch-mathematisch 249 Steiner, Rudolf. De Kleuren. Zeist, 1982. 258 ‘Richtinggevend voor Zeylmans’ geestelijke ontwikkeling is zijn en mechanisch gezichtspunt en dat wat we vanuit een psychologisch 250 geel is dan: de glans van de geest, blauw: de glans van de ziel ontmoeting geweest met de Haags-Domburgse schilderes Jacoba gezichtspunt zouden willen begrijpen. Daarvoor moet men terug en rood: de glans van het leven, blz. 37. Steiner, Rudolf. De Kleuren. 252 Steiner, Rudolf. De Kleuren. Zeist, 1982, tekening blz. 30 van Heemskerck van Beest en haar vriendin, de kunstverzamelaar- naar Goethe’s “Farbenlehre”. blz 4 Zeist, 1982. 253 Steiner, Rudolf. De Kleuren. Zeist, 1982 tekening blz. 21 ster Marie Tak van Poortvliet. Marie Tak maakte het voor Zeylmans 260 Raphaël Dubois, 1914, Ziehen, 1920, Ewald Paul. ea.a. 251 Steiner, Rudolf. De Kleuren. Zeist, 1982 254 Steiner, Rudolf. De Kleuren. Zeist, 1982, tekening blz. 36 mogelijk om zonder financiele zorgen zijn studie af te maken en in 261 Zeylmans is het oneens met Schopenhauer dat het menselijke 2 72 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 73 Historiografie Materialisering van een ideaal 2.3 Ir. M.G. Polman Kleurtheorieën vanuit andere invalshoeken

Ostwald en Steiner, waarbij hij diverse secundaire hoezeer de factor kleur voortdurend aan verande- Kleur als materiaal Naast de reeds genoemde Fechner (1876) heeft ook bronnen met verschillende invalshoeken gebruikt. ringen onderhevig is in tijd en cultuur. Aan de hand Zeylmans projecteert de kleuren op een scherm in Wundt (experimentele, physiologische psychologie) Zelf onderzoekt hij de kwalitatieve waarde van kleur van voorbeelden uit de beeldende kunst schetst hij een zaaltje waar de proefpersonen zitten. Practisch specifieke betekenissen aan kleur toegekend.271 waar hij ‘het wezen van kleur’ onder verstaat. een algemeen beeld van de kleurbeleving anno 1923 was het niet uitvoerbaar om aparte kleurruimtes te Goethe, Steiner en Zeylmans geven betekenis aan Zeylmans toetst Goethe’s kleurenleer met 14 als volgt: Men is de angst voor kleur verloren en de maken waarin de proefpersoon zich zou bevinden, de kleuren zelf. De gevoelswaarde, en dat is een grote kleuren, waarbij hij zich niet alleen beperkt tot de belangstelling voor kleuren en hun betekenis voor wat wel de voorkeur zou hebben gehad266, omdat het meerwaarde van deze studie, wordt in de jaren 1920 primaire en secundaire kleuren van Goethe, maar het leven neemt toe. De negentiende eeuw was een als voorbeeld zou hebben gediend van de kleur van de anders bestudeerd binnen de psychologische wereld ook de spectrale kleuren rood en indigo van Newton periode waarin die belangstelling minder groot was en ruimte waarin een patiënt zich bevindt. dan daarvoor: opneemt en kleuren die voorkomen in de eigentijdse de eeuwwisseling was in zekeren zin een keerpunt in “1.De physiologie en de physiologische-psychologie kleurtheorie van Ostwald262. Deze kleuren noteert hij de verhouding van de mensheid263 tot de kleuren.264 Kleur als toepassing267 hebben aan het vraagstuk der kleurwaarneming exact in hun frequenties “We zien dit zoowel in de kunstnijverheid als in de Zeylmans onderzoekt bij acht proefpersonen de veel aandacht besteed. Uit een zuiver psycholo- decoratieve kunst. Maar vooral in de schilderkunst is verschillende gevoelens die op een scherm geprojec- gisch gezichtspunt is hierover nog slechts weinig Kleur als idee dit weer opbloeien van de kleuren zeer opvallend en teerde kleuren oproepen en laat de proefpersonen gepubliceerd. Volgens Zeylmans ontstaat een volledig beeld van het is interessant het verschijnsel op dit gebied wat reageren door middel van klopproeven en druk- “Het qualitatieve element, wat eigenlijk het essen- kleuren door drie aspecten tezamen: de kleurver- nader te beschouwen.... Als revolutionairen werden proeven.268 Per kleur beschrijft Zeylmans welke tiele van elke kleurverschijning is- want niemand schijnselen buiten ons, de kleurgewaarwording en de schilders als Vincent van Gogh, Cézanne en Gauguin, ‘gevoelsqualiteiten’ bij de verschillende kleuren bij de kan in een verschil in aetherbeweging of electrische reacties in ons oog, en de werkingen der kleuren in in hun tijd, het tweede gedeelte van de vorige eeuw, verschillende proefpersonen (p.p.) op de voorgrond spanning, voldoende oorzaak vinden voor b.v. het onze ziel. beschouwd.... De kleur deed haar intocht op een tot treden. 269,270 In eindconclusies vat hij de resultaten verschil tussen groen en rood -... wordt geheel in ‘t Alvorens een ziektebeeld met kleur te kunnen nu toe niet gekende wijze. De kleur begon de aandacht samen. Daarbij maakt hij vergelijkingen met de gebied van het subjectieve verplaatst.” 272 behandelen is het noodzakelijk om eerst de werking voor zichzelf te vragen, begon de aandacht op haar uitspraken die Goethe in zijn kleurenleer over de Zeylmans schrijft hier dus dat de natuurweten- van kleur te onderzoeken. eigen qualiteit, haar eigen innerlijke waarde, te kleuren doet. Hierbij gebruikt hij zowel fysiologische, schappers dit aspect op een ‘psychologisch effect’ De reden waarom hij Goethes kleurenleer gebruikt vestigen. Deze vrees nu voor de zuivere, ongemengde chemische als zintuiglijk-morele betekenissen die schuiven omdat zij het niet kunnen verklaren vanuit en niet uitgaat van de moderne natuurwetenschap- kleur gaat verdwijnen. Op een schilderij van Vincent Goethe er aan geeft. (zie schema). de ontwikkelingen die binnen het eigen vakgebied pelijke opvatting is omdat bij de moderne natuur- b.v. heeft de kleur zelf ons iets te zeggen. De voorstel- Ook geeft Goethe aandacht aan de aesthetische plaatsvinden. Binnen de psychologie vinden er ontwik- wetenschappelijke opvatting te zeer is getracht tot ling van het geheel wordt middel om een gevoelsin- werking van de kleuren, waaraan, volgens Zeylmans kelingen plaats waardoor de psychologische factor van kleuren te verklaren buiten het menselijke subject houd uit te drukken. Een innerlijke waarde wordt in “nog steeds veel te weinig aandacht is geschonken.” kleur wel in dat wetenschappelijke kader een plek kan om, met andere woorden: ‘buiten den waarnemenden kleuren en vormen afgebeeld. De kleuren zijn hier in krijgen. mensch iets objektief-meetbaars te vinden wat met dienst van de idee gekomen. Zij hebben zich ten deele “Evenals Helmholtz wijst ook Steiner erop dat het wezen der kleuren zou overeenkomen.’ Goethe los van de dingen gemaakt. Zij dienen niet meer als 266 Zeylmans probeert de herinneringscomplex zoveel mogelijk het eigenlijke verschil tusschen de opvattingen van daarentegen toonde aan ‘dat bij een dergelijke poging, vlakvulling, maar zijn een eigen taal gaan spreken. De te beperken “door de directe kleurwerking zoo intensief mogelijk Newton en Goethe berust op een geheel andere instel- de kleur zelf, zooals die zich als een bepaalde qualiteit taal der kleuren.... Kandinsky (Über das Geistige in der te maken, zoodat de proefpersoon daarvan een krachtige invloed ling tegenover de natuur, met dit verschil dan, dat ondergaat, die hij daardoor zelf in veel gevallen kan onderscheiden aan ons voordoet, verborgen blijft. Willen we de kleur Kunst) een van de belangrijkste der expressionisten, van de indirecte, associatieve invloed. en “door de proefpersoon een Steiner aantoont hoe de wijze waarop Goethe de zelf begrijpen dan mag het innerlijke subjectieve tracht een nieuwe kleurentheorie te ontwikkelen, uitvoerige en zorgvuldige zelfbeschouwing te laten uitoefenen”, natuur beschouwde, hem in staat stelde tot in het ondergaan van de kleur evenmin worden verwaarloosd die in dienst van de schilderkunst moet komen. Hij waardoor hij kan onderzoeken in hoeverre in het bewustzijn eigenlijke wezen der natuur door te dringen, terwijl opduikende associaties die gevoelswerking hebben beïnvloed. ‘De als het objektieve kleurverschijnsel buiten ons.’ tracht daarin te bepalen wat elke kleur, op zichzelf proeven zijn verricht in een donkere kamer, waarin een projec- de methode van Newton, en met hem die der moderne beschouwd, uitdrukt.265” tielantaarn met koolspitsenlicht was opgesteld achter een groot natuurkunde, zich van dat eigenlijke wezen steeds Behalve dat Zeylmans zich richt op de psychologi- scherm van doorschijnend wit papier. Voor de lantaarn konden verder verwijdert. 273 ... Voor Goethe is de werking sche denkbeelden en de kleurtheorieën, tipt hij aan gekleurde glazen platen worden geplaatst, waardoor op het scherm van het oog bij de waarneming van kleur van grote een cirkelvormige, gekleurde vlek werd geworpen van ongeveer een meter middellijn. De proefpersonen zaten aan de andere kant van betekenis. Zijn z.g. “physiologische Farbenlehre” stelt 263 Midden-en West-Europa het scherm, op een afstand van ongeveer anderhalve meter, in een hij voorop bij zijn beschouwingen. Licht en kleuren 264 Dit baseert hij op onderzoek van de psycholoog Gustav Theodor makkelijke stoel, zodat zij zich zonder inspanning geheel aan de vormen een geheel als het ware, met het orgaan dat oog de oorzaak is van het ontstaan der kleuren, maar het oog is wel Fechner “Unsere heutige Zeit und Cultur”, schrijft de Duitse psycho- kleurenindrukken konden overgeven (blz.59) nodig om de kleuren voor ons te doen verschijnen. Net zoals Goethe loog Gustav Theodor Fechner (1801-1887) in Vorschule der Aesthetik 267 De psychologissche werking van de kleuren wordt in kleur als is hij van mening dat elke kleurtheorie zou behoren te beginnen met (Leipzig, 1876), Kinderen houden meer van kleur dan volwassenen, toepassing uitgelegd. de bestudering van hetgeen in het oog gebeurt. vrouwen meer dan mannen. Door het steeds abstracter worden 268 Naast de zelfbeschouwingsmethode paste hij de zg “Ausdruck- 271 Wundt. Physiologische Psychologie. 6de druk. Net zoals Goethe 262 rood, oranje-rood, goud-geel, geel, geel-groen, groen, blauw- van onze ontwikkeling, geeft onze tijd weinig meer om kleuren. methode” toe in de vorm van een klopproef (overgenomen van ziet hij tussen geel en blauw het grootste verschil in werking. Wundt groen, groen-blauw, blauw I, blauw II, blauw-violet, violet, purper- Hoogstaande, toonaangevende menschen hechten weinig meer aan Stern) en een drukproef. “Dit tempo hangt niet alleen samen met is volgens Zeylmans van een ‘geweldige betekenis’ voor de experi- violet en rood-purper. hij kijkt dus ook naar kleuren die voorkomen “äussern Sinnesschein” ... terwijl door hen uiterlijke glans vermeden een bepaalde zielsinhoud, maar is gebonden aan het individu als mentele psychologie en deed o.a. onderzoekingen naar de gevoels in de kleurencirkel van Ostwald, zoals oranje-rood, goud-geel, wordt, richt zich de belangstelling meer op hun innerlijke waarde. geheel.” kwaliteiten “Erregung” en “Beruhigung”: geelgroen, blauwgroen en groenblauw en daardoor toetst hij dus blz. 28 269 blz. 82-89 en tabellen II-XI. 272 blz. 18 ook de eigentijdse kleuren. 265 blz.6-7 270 blz. 90 273 blz. 22-23 2 74 2 75 Historiografie Historiografie 2.3 2.4 Kleurtheorieën vanuit andere invalshoeken Theo van Doesburg, 1921-1925

hen waarneemt.” als werking van de individuele ziel ziet, en niet als In de inleiding werden al de iconen van De Stijl: de beeldende kunst stelt Van Doesburg dat elke Samenvattend, inclusief kritiek en slotbeschou- een invloed van buitenaf. Zijn onderzoek tracht een schilderijen van Mondriaan en de blauw-rode stoel en kunstvorm met zijn eigen specifieke middelen aan wing: schrijft Zeylmans bij zijn onderzoek: bijdrage te zijn aan de oplossing van een veel groter het Schröderhuis van Rietveld genoemd. een overigens universele inhoud uitdrukking geeft. ‘a. De gevoelsindruk, door dezelfde kleur, bij probleem, dat niet alleen voor de psychologie, maar Architecten als Oud en Rietveld komen later aan Deze uitdrukking komt tot stand door het bepalen dezelfde proefpersoon teweeggebracht, is niet steeds ook voor de physiologie en de geneeskunde van het bod bij de architecten, omdat zij zich concentreren op van verhoudingen tussen actieve en passieve bestand- gelijk, maar in ‘t algemeen worden meerdere gevoels- grootste belang is, het probleem n.l. van de samenhang de architectuur- en de meubelontwerpen. Theo van delen volgens de esthetische visie van de kunstenaar. indrukken teweeggebracht die onderling verband der kleuren met het menschelijk leven.274 Doesburg wordt hier apart behandeld vanwege zijn In de loop van de volgende jaren geeft Van Doesburg houden. Ideeën van Steiner klinken door in deze weten- veelzijdigheid. Zijn werk laat zich niet omschrijven in steeds nieuwe interpretaties van de verhouding tussen b. De gevoelsindruk, door dezelfde kleur, bij schappelijke studie, maar worden niet nader onder- de drie primaire en drie a-chromatsiche kleuren, al zal deze tegengestelde elementen, actief tegen passief, die verschillende proefpersonen teweeggebracht, is niet bouwd. de studie richt zich op het toetsen van Goethe’s de bekendheid hem welgelegen zijn geweest. hij later als positief tegenover negatief zal te defini- steeds gelijk, maar ook hier is in ’t algemeen een kleurenleer. ondanks de persoonlijke beleving van Theo van Doesburg (1883-1931) was oprichter van De ëren. Voor het gebruik van deze elementen wil hij een onderling verband tusschen de talrijke gevoelsin- de werking van het oog en de ziel komt Zeylmans tot Stijl en autodidactisch universele kunstenaar. systeem ontwikkelen, waartoe hij schema’s maakt voor drukken zichtbaar. Wanneer dit niet het geval is kan algemene conclusies. hij stipt de esthetische factor aan. Evert van Straaten schrijft dat ‘Van Doesburg de de drie belangrijkste kunsten: de schilderkunst, de men de oorzaak daarvan wellicht vinden in de karak- grote gave had nieuwe ontwikkelingen in de kiem beeldhouwkunst en de bouwkunst. terverschillen der proefpersonen. Conclusie te herkennen, te assimileren en te radikaliseren. Hij Deze schema’s worden als ‘base generale’ voor het c. ‘De gevoelsqualiteiten, die in de uitgebreide Doordat Zeylmans kleurtheorieën verdeelt in twee transformeerde het laat negentiende-eeuwse type van eerst in maart/april 1922 in het Russische tijdschrift samenvattingen blz. 82-89, beschreven worden, verschillende beschouwingswijzen, vermijdt hij de een universele kunstenaar, die een optimistische maat- Vesj gepubliceerd, en vervolgens als ‘Generalbass’ bewegen zich in verschillende richtingen. Gevoelens polarisatie tussen de natuurkundige en fylosofische of schappijvisie heeft, waarin levensbeschouwing, kunst, in juli 1923 in het Duitse tijdschrift G, en tenslotte van opwekking en kalmeering, van lust en onlust artistieke benadering van kleur waarbij hij toch tracht techniek en wetenschap in dienst worden gesteld van in aug 1923 als ‘Grondelement’ in het weekblad en van schoonheid, zijn het meest talrijk. Daarnaast wetenschappelijk te zijn. Door zich aan de weten- een utopie.’ 276 Architectura.... worden echter verschillende andere qualiteiten schap te conformeren, omzeilt hij het risico om tot het Deze uitspraak, die ik volledig kan onderschrijven, Het grondelement van de schilderkunst bestaat uit genoemd, zoals de diepere gevoelens, gevoelens van occulte te worden gerekend, terwijl hij wel verwijst zal ik in deze paragraaf toelichten aan de hand van vier rechthoekige vlakken van verschillende formaat warmte en koude, van aktiviteit en passiviteit, enz. ... naar ideeën van Steiner. voorbeelden, die ik in andere paragraphen van dit die asymmetrisch zijn geordend, zodanig dat een ellip- Duidelijke contrasten vindt men tusschen de door De artistieke invalshoek, waarbij ook de architec- hoofdstuk behandel met als doel duidelijk te maken tische beweging wordt gesuggereerd. De vlakken zijn geel en goud-geel eenerzijds, en de door blauw I en tonische component indirect wordt genoemd in zijn dat dit kiemen zijn die Van Doesburg herkende, assili- geel, rood, blauw en zwart (afb.62). Ze illustreren een blauw II anderzijds opgewekte gevoelens. Dit contrast kritiek op de theorie van Müller: “Bij een werkelijke leerde en radikaliseerde. fase in de opvattingen van Van Doesburg over de schil- wordt sterker naarmate aan beide zijden meer rood in lichtindruk is de verbinding met ruimte en tijd onver- Een tweede reden waarom Van Doesburg apart derkunst. In 1919 zag hij de tegenstelling tussen kleur de kleuren komt, dus bij oranje-rood en rood enerzijds mijdelijk.... beweging en kleur vormen een eenheid behandeld wordt, is vanwege zijn niet aflatende strijd (actief) en beeldingsvlak (passief). In 1923 zag hij meer en bij blauw-violet en violet anderzijds. Bij rood- die slechts door een abstractie te splitsen zijn.” 275 zal om de kleur gelijkwaardig aan de architectuur en de de gelijkwaardige delen kleur, vorm en tijd, terwijl hij purper vereenigen zich de tegenstellingen, bij groen zeker de architecten hebben aangesproken. beeldhouwkunst te maken. in 1925 hetzelfde grondelement in een kleurkaart illu- worden ze ten naasten bij opgeheven. Met de aandacht voor de individuele mens, door de streerde van drie in grootte toenemende vlakkenparen De onder c. genoemde resultaten komen groo- zielscomponent in zijn therapie te betrekken, onder- Kleur als materie waarin de negatieve niet-kleuren wit, grijs en zwart tendeels overeen met die van Goethe. De sterkste scheidt hij zijn benaderingswijze van andere onder- Van Doesburg pastte kleur als verf toe in schilder- naast de positieve kleuren geel, rood en blauw werden intensiteiten der gevoelswerkingen zijn gevonden bij zoeken op zijn vakgebied van de psychologie. (zie kunst en huisschilderwerk. gezet. (afb.63) ‘277 rood, oranje-rood, blauw II, blauw-violet en vooral bij tabel) Hij maakte glas-in-lood ramen, tegelwerk Qua vorm is het ruimtelijke, elliptische beweging rood-purper. van Doesburg voldeed niet aan het De Stijl cliche- suggererende, model opvallend. ‘base generale’, 1922. d. De gevoelsindrukken hebben een duidelijke 2.4 Theo van Doesburg, 1921-1925 beeld: hij pastte rood, geel, blauw, zwart, grijs en wit Tegelijkertijd komt het door zijn ruimtelijkheid in invloed op de aard van het psychisch tempo. Deze toe, maar ook groen, oranje, violet en bruin. de richting van de driedimensionale kleurmodellen methode, om door de veranderingen van het psychisch (zoals bijvoorbeeld van Munsell). Dit is een vage associ- tempo de veranderingen der gevoelens tot uitdruk- Kleur als theorie atie. Heel duidelijk is de link die kan worden gelegd king te brengen, is, blijkens dit onderzoek, als In dec 1919, 1923 geeft Van Doesburg geeft zijn met zijn grondelement. De maatverdeling van de drie “Ausdruckmethode” zeer goed te gebruiken. ideeën over kleuren weer in een aantal figuren. primaire kleuren die Van Doesburg hanteert grondele- e. De beteekenis die aan de veranderingen van dat ‘Reeds in zijn eerste uitgebreide kunstleer, de ment 1924-1925 komt exact overeen met die van Owen psychisch tempo is toe te schrijven, laat zich met vrij in 1919 gepubliceerde Grondbegrippen der nieuwe Jones, die op zijn beurt verwijst naar de scheikundige groote zekerheid vaststellen. George Field: geel 3, rood 5 en blauw 8278.(afb.64 en 65) Zeylmans is kritisch naar de wijze waarop kleur in zijn eigen vakgebied van de psychologie wordt 276 Van Straaten, E.J., academisch proefschrift ‘Klare en lichte, bestudeerd. Dat betreft met name het feit dat hij kleur 274 9 blz.106 gesloten ruimte, geaccentueerd door diepe en pure kleuren. het werk 277 Van Straaten, E.J., 1992, blz. 86 275 blz. 23 vab Theo van Doesburg in de architectuur , Amsterdam 1992), blz. 9 278 George Field, Chromatics, of ther Analogy, Harmony and Philos- 2 76 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 77 Historiografie Materialisering van een ideaal 2.4 Ir. M.G. Polman Theo van Doesburg, 1921-1925

Van Doesburg koppelt de maatverdeling aan de een tweede parallel te leggen: Het kleurontwerp van baksteen tegen: groen b.v. Alzoo ga ik van groen uit. ‘losmaken’ van Van Doesburg in Huis de Lange als niet-kleuren wit, grijs en zwart. Hierin valt een parallel de Potgieterstraat Rotterdam voor architect Oud280 Tegenover groen stel ik dan een andere kleur en zoo hetzelfde dat van der Leck bedoelt met ‘deconstruc- te leggen met de kleurenleer van Goethe, die bij de Het ontwerp van Theo van Doesburg uit 1921 voor de min mogelijk willekeurig of individualistisch te zijn.’ tivisme’. De witte lijsten op de deuren, die de kleur- ‘Chemische kleuren’ vergelijkbare koppelingen maakt Potgieterstraat (afb.66) laat een studie zien, waarbij de 283 vlakken van de panelen en respectievelijk de deur van (Goethe hanteert de drie primairen blauw, geel en gevel is geanalyseerd naar een harmoniemodel zoals Van Doesburgs oplossing is te lezen als een strijd, elkaar ‘losmaken’ zou ook als een toepassing van de purper; de kleur purper laat hij terugkomen in een De Groot die maakte (zie bijvoorbeeld vormharmonie een emancipatiestrijd waarin de kleur evenwaardig kaders kunnen worden gezien, waar Chevreul over relatie van rood en indigo, en zo wordt de kleur onder (1912), (afb.67, blz 160, Fig. 64: proportie-figuur, dit aan de baksteen wordt geplaatst. Dat strijdvaardige is schrijft, omdat in de tapijtindustrie kleuren anders het grijs geplaatst). exemplaar was in het bezit van Jan Wils, met wie Van één aspect, wat veel over zijn karakter zegt. Er is nog voorkwamen terwijl zij hetzelfde bedoeld waren. Doesburg had samengewerkt). De studie van De Groot een ander aspect, dat zowel boven zijn karakter als Dit aspect van losmaken door middel van kader kan De chemische tegenpolen volgens Goethe: (samen met De Bazel en Lauweriks, zie paragraaf boven het toegepaste materiaal uitstijgt. Dit is daad- Van Doesburg zich bewust zijn geworden omdat het licht (wit) troebel (grijs) donker (zwart) De Groot) is het analyseren van gebouwen281, Van werkelijk zijn manier van kijken: hij ziet de kleur van onderdeel uitmaakt van de glas-in-lood werk, wat hij geel groen blauw Doesburg projecteert een dergelijk model op de gevel de baksteen gelijk aan de kleur van de verf. eerder heeft uitgevoerd. rood violet purper indigo van Oud. (afb.68) Vervolgens kleurt hij de vlakken Van Doesburg’s manier van kijken haakt aan op de alternerend in volgens een kleurenschema die de zienswijze van het expressionisme, maar gaat een stap Conclusie In de Vierde Afdeling, Algemene opvattingen, intern, geometrische verdeling voor een deel degradeert tot verder. Bij de Amsterse school is de baksteen decoratief De boodschap die hier onder woorden wordt noemt hij Twee polen: plus en min 279 een aantal lijnen. Het kleurontwerp verbreekt de toegepast, waardoor het met de kleur van het schilder- gebracht, is dat De Stijl de tijdsgeest weerspiegelt, plus min betekenis, en daarmee de spanning van het ontwerp. werk een (decoratieve) eenheid vormt. Daarentegen die parallel loopt aan de architectuur van het nieuwe geel blauw Deze warse interpretatie van het geometrisch analyse- is bij de landbouwmiddenschool in Drachten en de bouwen. Het vraagt een nuancering om de plaats van effect onttrekking model is volgens mij minstens zo destructief als de woningbouw in Spangen de baksteen constructief de stijl naast het nieuwe bouwen te beschouwen. licht schaduw toepassing van (te) felle kleuren ten opzichte van de gedacht. Hier plaatst Van Doesburg de kleur even- Van Doesburg was iemand die als geen ander de helder donker baksteen. Het ontwerp werd niet door Oud geaccep- waardig naast, en wel als tegenhanger, en zelfs als avantgarde kon herkennen, zich toeeigenen en naar kracht zwakte teerd en dus niet uitgevoerd, tot grote woede van Van contrast, waarbij hij kleur als een zelfstandig en gelijk- buiten brengen. Die kwaliteit wordt overschaduwd warmte kou Doesburg. waardig ontwerpmiddel introduceert. doordat hij tendensen herkende maar, en dat gold ook nabijheid verte Van Straaten verwijst naar de kleurleren van Vanuit de gelijkwaardigheid vraagt hij van de voor de samenwerkingsverbanden, zich die persoon- afstoten aantrekken Ostwald. In het persoonlijke archief van Van Doesburg architect ook de ruimte om die positie in te kunnen lijk toeëigende. Een gevolg daarvan is, dat zijn kunste- verwantschap met verwantschap met (KB, Den Haag) bevinden zich diverse boeken van nemen. Van Straaten284 citeert een artikel van ‘Van naarschap als een afzonderlijke kwaliteit was, maar in zuren alkaliën Ostwald, waar hij aantekeningen in heeft gemaakt.282 Doesburg in De Stijl ‘ Proeve van kleurencompositie veel gevallen staat zijn kunstenaarschap in een histori- Van Doesburg noemt Ostwald een aantal keer in De in interieur’. In de toelichting naast de afbeelding sche lijn. De kleurverdeling past hij bijvoorbeeld toe in de Stijl. geeft Van Doesburg aan wat noodzakelijk is voor het 1. We zien een ontstaan vanuit de Amsterdamse papagaaienbuurt in Drachten, waar hij een parallel welslagen van een dergelijke kleuroplossing en wat er School, dat zich emancipeert naar een gelijkwaardige vormt in oranje groen violet (respectievelijk..,). Kleur als idee onder meer mis is met de architectuur van het huis: plek ten opzichte van de bouwconstructie en de archi- Het kleurschema valt op vanwege de orthogonale, De waarneming door Van Doesburg. ‘Voor het nieuwe schilderen in de architectuur is een tectonische ruimte. tweedimensionale vorm (ook Leadbeater hanteert een Van Doesburg beschrijft bij de kleuroplossing van goede architectonische ruimte-indeling vereischte. 2. We zien paralellen met Goethe, Owen Jones, tweedimensionaal orthogonaal kleurschema, maar de landbouwmiddenschool te Drachten de tegenstel- Wanneer architect en schilder uitgaan van één begrip Ostwald, Einstein, De Groot, waar zijn eigen theorie veelal wordt de cirkel toegepast). ling tussen de kleur van de baksteen en de kleur van nl. van evenwichtige indeeling, de eerste van de een letterlijke kopie van is, of deels op gestoeld. We hebben gezien dat De Groot (1911) naar Owen het schilderwerk als ontwerpelement aan architect ruimte, de tweede van de kleur, zal dit kunnen leiden 3. Veelzijdig kleur- en materiaaltoepassing, Jones en Goethe verwijst. Van Doesburg kan via Jan C.R. de Boer: ‘Voorheen heeft men bij het beschilderen tot een, zoowel architectonische, als schilderkunstige die verder gaat dan de drie primairen en drie Wils, met wie hij in 1917 (, zie 6.2) en 1918 der architectuur het eerst gevraagd welke kleur is het beelding der ruimte. Daar in het hier gereproduceerde a-chromatische kleuren en verder gaat dan huis- en (Woerden) samenwerkte, door hem op de hoogte meest geeigend om met de baksteen samen te vloeien. intérieur het tegendeel het geval was, de kamerruimte kunstschildersverf. gebracht zijn. Owen Jones hoefde hij natuurlijk niet Bruin- of grijs b.v. Alzoo schilderen we als [alles?] bruin slechts toevallig en materieel, werd de taak van den via De Groot hebben leren kennen. Maar er is nog of grijs. Modern is echter te vragen welke kleur stelt de schilder, om door evenwichtige kleur indeeling een 2.5 Architecten esthetische ruimte te beelden zeer bemoeilijkt.’ 285 Door Van Straaten wordt verwezen naar het ophy of Colours, London 1846, zie Van Hellenberg Hubar, B., blz.63) 280 zie §5.1 Oud Owen Jones, Grammar of ornament, Londen, 1856: ‘Proposition 18 281 zie ook figuren zoals beschreven in S Cahier jaargang 13 nummer (Field’s Chromatic equivalents.), The primaries of equal intensi- 68 3 februari 1999 Ids Haagsma. ‘Van der Laan’s theorie in perspec- ties will harmonize or neutralize each other, in the proportions of tief. De Architectonische Ordening Anno Nu’ en dissertatie van Wes- 283 Van Straaten, 1992, blz. 76. met verwijzing naar voetnoot 7. Van 3 yellow, 5 red, and 8 blue, --integrally as 16. ....’ zie: Bernadette van sel Reinink over De Bazel) Doesburg aan De Boer, 6 november 1921. Hellenberg Hubar, 2007, blz. 63 en blz. 172-173. 282 Ook had Van Doesburg boeken van Einstein in zijn bezit, waarin 284 Van Straaten, 1992 279 blz. 138 hij eigen aantekeningen heeft aangebracht. 285 (afb. 51) blz.57 2 78 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 79 Historiografie Materialisering van een ideaal 2.5 Ir. M.G. Polman Architecten

2.5.1 Cuypers werd in vakkringen zeer bewonderd bespreek, slechts een begin wordt gemaakt van het eerste publicatie verscheen in 1828, en dat hij sindsdien Inleiding maar door een jongere generatie ook in toenemende onder woorden brengen van de kennis over kleur die over zijn methodische experimenten en ervaringen mate gekritiseerd, omdat hij met zijn toepassing van bij de architecten aanwezig was. Het behoeft omvang- publiceerde296. Enkele publicaties van Jones en Wat schreven de architecten over kleur? Dat was niet neostijlen te veel bleef hangen in stijlvormen van het rijke archivarische studies om daar een nauwkeurig Chevreul kenden internationaal een grote versprei- veel, tenminste, als je als lezer op zoek bent naar verleden en de schilders en beeldhouwers te zeer in beeld van te kunnen geven, zoals Van Hellenberg ding en werden veel gebruikt: onder meer door concrete aanwijzingen. Het denken over kleur kan wel een ondergeschikte positie bracht; zij waren vooral Hubar en Bax dat weten te doen. Omdat dit hoofdstuk Viollet-le-Duc. uit teksten worden afgeleid. uitvoerders van zijn directieven en hadden weinig over kleurtheorie slechts een inleiding is op de mate- eigen creatieve inbreng.’287 riaaltechnische onderzoeksresultaten, zijn dergelijke Kleur als toepassing 2.5.2 ‘In de jaren negentig van de negentiende eeuw studies niet door mij verricht. Van Hellenberg schrijft dat Cuypers de polychromie Pierre J.H. Cuypers ontstond een tegenbeweging van architecten die zodanig beheerst, dat hij vanaf zijn tekenplank het nadrukkelijk streefden naar een nieuwe stijl, een stijl De muziek van het licht’ Cuypers’ polychromie kleurontwerp op qualques zet, zo dat het letterlijk kan Het ligt misschien niet voor de hand om de studie van de moderne tijd. Even belangrijk was zij dat zij van dr. Bernadette C.M. van Hellenberg Hubar, 292 worden uitgevoerd. Hij in staat is om in zijn hoofd al naar voorbeelden van denkbeelden over kleur van probeerden samen te werken met schilders en beeld- werpt een licht op Cuypers’ kennis en kunde van die twee-dimensionale ontwerpen tot een ruimtelijk architecten van het nieuwe bouwen aan te vangen met houwers van het hoogste niveau, die daarmee min of kleurtoepassing. Het isoleren van het kleur- en schil- geheel te brengen, waarbij de driedimensionaliteit, een studie over de kleurtoepassingen van architect meer gelijkwaardige partners werden. Het gebouw deraspect geeft een verfrissende kijk op zijn werk, de ruimtelijke beleving, inclusief de lichtinval, bij de P.J.H. (Pierre) Cuypers (1827-1921). Als het echter gaat moest aldus een synthese worden van het beste dat de dat vanuit de stijlleer en de iconografie direct wordt uitvoering tot uiting komen. Voor een architect lijkt over denkbeelden van architecten over kleur in het verschillende kunsten te bieden hebben. De belang- geassocieerd met de neo-gotische vormentaal en de deze uitspraak van een kunsthistoricus misschien een algemeen, is de vergelijking evident. Ook in de voorge- rijkste figuur in deze beweging was H.P. Berlage, roomse symboliek. Dit is van aanvang zo geweest. Van open deur, maar Van Helleberg typeert hier welde- schiedenis van het nieuwe bouwen neemt Cuypers een die in 1898-1903.’de Beurs in Amsterdam’ bouwde. Hellenberg Hubar schrijft dat Cuypers’ polychromie gelijk een kwaliteit van ontwerpen, die niet voor alle prominente plaats in. Wat betreft de gedachte van de synthese der kunsten een van de meest omstreden aspecten van het oeuvre architecten geldt. Voor het kleurgebruik doet zij de Zoals Carel Blotkamp verwoordt als hij Cuypers kunnen vanuit zijn werk 2 lijnen getrokken worden van Cuypers is. De kritiek manifesteerde zich vaak nog belangrijke uitspraak, dat in deze ontwerpfase ook zijn plaatst in zijn bijdrage aan een monografie over het door de Nederlandse architectuur van de periode ca. voor de voltooiing van zijn gebouwen. 293 kleurtoepassing aan de orde komt. Vanaf het begin is ontstaan van De Aubette met als thema ‘de synthese 1910-1930, met de Amsterdamse school en De Stijl- Door de studie van Van Hellenberg Hubar in de vier er sprake van een geraffineerde lichtinval, waarbij de van de kunsten’286: groep als focus. In de Amsterdamse school (...) werd vraagstukken onder te verdelen, komt er een beeld kleuren van het interieur harmonisch blijven, ondanks Cuypers, ‘een groot bewonderaar en geestverwant het gebouw zelf veelal opgevat als een sculptuur288. tevoorschijn waarbij de decoratieve schilderingen dat het gekleurd-glas-in-lood is. van Viollet-le-Duc’... speelde een centrale rol in de De groep die zich rond rond het tijdschrift De Stijl in een heel andere context komen te staan dan de Er was kennis van kleur en materiaal voor nodig om in de revitalisering van het glorierijke verleden in verzamelde, zette zich zeer polemisch af tegen de enge begrenzing, die lijnrecht tegenover de moderne daar rekening mee te kunnen houden. De vele kleuren de tweede helft van de negentiende eeuw door het Amsterdamse School,’289 zij maakten veel plannen, kleurtoepassing kwam te staan. Vanuit de invalshoek die afwisselend in kleine vlakken zijn aangebracht, gebruik van neostijlen, ‘waar in de architectuur waarvan er weinig zijn gerealiseerd. van kleurtoepassing is er sprake van een aanloop op mengen tot een mildere kleur voor de waarnemer doorgaans een belangrijke plaats is ingeruimd voor Deze bijdrage geeft de geschiedenis in grote lijnen hetgeen in de 20ste eeuw zal gaan plaatsvinden. (zoals wij dat kennen van een pointilistisch schilderij). schilderkunstige en beeldhouwkunstige decoratie.’ Na weer, met de nadruk op de stijlen, de vormen en de Wat zijn polychromie betreft is er sprake van een het herstel van de katholieke hiërarchie restaureerde samenwerking van de verschillende disciplines. Kleur als theorie lichte periode, waarin hij Nazarener en Dusseldorper en bouwde hij kerken en ‘vanaf omstreeks 1860 nam Dankzij twee uitvoerige studies, van Bernadette van Van Hellenberg vermoedt dat Cuypers al tijdens zijn verenigt met een licht kleurenspel. Onder invloed van hij in Amsterdam een leidende positie in binnen de Hellenberg Hubar290 over de theoretische kleurkennis opleiding aan de Academie van Antwerpen294, Viollet-le-Duc, maar mogelijk ook door de verandering architectuur ‘ en mocht hij de twee belangrijke bouw- van Pierre Cuypers, en Marty Bax291 over de theosofie in aanraking kwam met de kleurenleer van van verfproducten, wordt zijn kleurpalet donkerder. werken: Het Rijksmuseum en het Centraal Station te in de periode die voorafgaat aan het interbellum, hoop Chevreul en met het werken met kleurharmonieën Cuypers weet precies de volgorde van uitvoering te Amsterdam bouwen. Deze bouwwerken werden rijk ik duidelijk te maken dat het denken over kleur zich vanuit de 60° driehoeken295. Zij meldt dat Chevreul’s duiden. De praktijk van uitvoering van het schilder- gedecoreerd, onder meer met schilderingen. Cuypers niet alleen uit in de vormgeving. werk is een middeleeuws model, waarbij er sprake is ontwierp veel zelf maar betrok ook beeldhouwers en Met de informatie uit deze bronnen wordt ook schilders en ‘hij creëerde tevens opleidingen voor die duidelijk dat met de literatuur die ik in deze studie 292 namens Res Nova geschreven als Cultuur- en bouwhistorische 296 De driehoek kreeg als instrument zowel als ontwerp- als kleur- beroepsgroepen.... Aan de bouw van het rijksmuseum analyse voor het Stedelijk museum te Roermond: ‘Het huis van techniek kreeg als koloristische methode onder meer verbreiding via Cuypers’ en is eerder door haar onderzocht in het kader van haar werden opleidingen en werkplaatsen verbonden, de experimentele kleurenleer van Michel Eugene Chevreul, (...), die promotiestudie, Arbeid & Bezieling, 1995, maar kwam uiteindelijk vergelijkbaar met de Bauhütten van de middeleeuwse 287 Blotkamp, 2006 blz. 86 zijn theorieën in de meest uiteenlopende facetten vanaf 1828 stukje te vervallen 288 voorbeelden: van der Mey, Scheepvaarthuis, 1912-1916; J.F. Staal, bij beetje publiceerde. Dit houdt in dat Cuypers, die volgens het jubi- kathedralen. 293 Van Hellenberg Hubar, 2007, blz. 15 Nederlands paviljoen voor de Exposition Internationale des Arts leumnummer van Architectura uit 1897 de kleurendriehoek toepaste, 294 die hij afrondde in 1849 Décoratifs in Parijs in 1925 er wellicht nog tijdens zijn academiejaren kennis mee gemaakt 295 Dit hanteerde Cuypers naast zijn ontwerpmethodiek vanuit de 289 Blotkmap, 2006, blz. 87 kan hebben. (noot: Van der Woud , Archis (1988), 38-46. Hubar, A&B, driehoek, waarbij de chromatische cirkel opnieuw onder de aandacht 286 Blotkamp, C., De Aubette: synthese der kunsten. blz. 86-87 in: De 290 De muziek van het licht’ Cuypers’ polychromie van dr. Bernadette hoofdstuk Meester van het werk. Brönner, Architektur, 57-61. Goethe, was gebracht, waarbinnen een weelde aan kleurharmonieën onder- Aubette of de kleur in de architectuur. Guigon, Emmanuel e.a. Rotterdam C.M. van Hellenberg Hubar, Res Nova, 2006. digitale versie 2007 Farbenlehre, I, 79, 285-288. Architectura 5 (1897), 3. Cage, Colour & culture, 2006 291 Bax, 2006 ling verbonden werd door 60°-driehoeken. 153-177; 190) 2 80 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 81 Historiografie Materialisering van een ideaal 2.5 Ir. M.G. Polman Architecten

van een samenwerking van architect, kunstschilders, ‘boerenbedrog’. De twee-dimensionale schilderingen 1916) en Adriaan Apol wordt de aandacht voor kleur baseerde, stonden hierin centraal, waarbij de driehoek kerkschilders en schilders.297 ondersteunen de architectuur. In latere perioden telt opgepakt. Naast Thijm’s vertaling maakt Apol een zo’n belangrijke plek inneemt.303 voor Cuypers eveneens dat schilderwerk de architec- boekje over kleur, waarin hij de verbinding legt met Als De Groot over het ontwerpen vanuit de driehoek Kleur als materie tuur kan manipuleren of verbeteren. muziek301. spreekt bij de huldiging van Cuypers in 1895, spreekt Resumerend uit ‘kleur als toepassing’ heeft Cuypers De betekenis van de decoraties is terug te voeren hij over de driehoek als een beginsel. 304 Waarin kennis van verf, want de kleuren op zijn calques naar middeleeuwse voorbeelden, maar ook naar Van Cuypers naar de theosofie Cuypers beginsel het christelijke was: de christelijk verschillen van de verflagen in de gebouwen, waaruit voorbeelden van Field of van Pugin. Daarin worden Marty Bax gaat in Het web der schepping uitvoerig God, de Schepper: de Goddelijke drie-eenheid. Is de is af te leiden dat hij de kleuren perfect in zijn hoofd bijvoorbeeld islamitische decoraties getoont, die twee- in op de rol van Cuypers. In eerste instantie leek dat driehoek in de theosofie de verbeelding van de univer- heeft. Mogelijk door de verandering van verfpro- dimensionaal zijn en daardoor uiterst bruikbaar voor minder relevant omdat Bax het niet over de kleurtoe- sele drie-eenheid van ‘het Ene’.305 ducten, wordt zijn kleurpalet donkerder. wat de invloed van kleur is voor de vorm. passing heeft. Voor de grotere verbanden is het echter In de theosofische vereniging spreekt Lauweriks De kleuren van het interieur blijven harmonisch bij In Cuypers’ kerkrestauraties speelt de lithurgische wel zinvol om een aantal zaken die zij noemt hier te over “harmonie tussen de kunsten onderling, zoals de de lichtinval door de gekleurd-glas-in-lood ramen. betekenis van kleur, die als bekend wordt veronder- melden. universele broederschap van de theosofen” steld eveneens een rol. Uit de studie van Van Hellenberg Hubar blijkt dat In maart 1895 schrijft Cuypers boos aan zijn zoon Kleur als idee In Cuypers’ eigen woonhuis is de invloed van Pugin Cuypers naast een practische en esthetische kennis en Joseph. Bij de huldiging in 1895 spreekt Cuypers zijn Cuypers blijkt door zijn opleiding en door zijn onmiskenbaar. ervaring, ook beschikte over een zeer grote theoreti- frustraties uit. Hij antwoordt op De Groot dat schoon- contacten, zijn studies en studiereizen ingebed te De driehoek speelde zowel als ontwerp- als kleur- sche kennis over kleur. heid, het ware en het goede drie eigenschappen zijn zijn in een brede Europese ontwikkeling, die direct techniek een rol in Cuypers werk: ‘Cuypers beschikte Zijn invloed reikt ver, niet alleen door zijn bouw- “die in God hunnen volmaaktheid vinden”306. De verbonden is met Vlaanderen, Duitsland, Frankrijk en over een beproefd ontwerpsysteem met als belang- werken (als bouwkundige voorbeelden en als werk- breuk is reeds een feit. Drie dagen eerder zijn De Bazel Engeland. rijkste instrument de driehoek .... Deze kan zowel plaatsen) maar ook door de scholen die hij oprichtte en en Lauweriks hun eigen bureau begonnen. In 1856 publiceert Owen Jones Grammar of verwijzen naar de ontwerp- als naar de kleurtechniek: waar hij les gaf: Bax beschrijft de omslag van christelijke connotatie Ornament (met aspecten van de theorie van Field). enerzijds wist Cuypers door het gebruik van de -gelijk- De Rijksnormaalschool voor teekenleraren, de van de driehoeken systematiek naar neutralisatie die Het boek is vermoedelijk al vanaf 1858 (en mogelijk zijdige- driehoek de proporties van de decoraties en Rijksschool voor kunstnijverheid, waarvan het leraren vervolgens ruimte schiep om de driehoek systematiek zelfs iets eerder) een belangrijke leidraad geweest voor figuren, die in geometrische kaders gevat waren, in corps identiek was, “op beide scholen gaf Cuypers van nieuwe, nu esoterische connotaties te voorzien307 Cuypers. overeenstemming te brengen met de module van les in kunst- en architectuurgeschiedenis (stijl- en Bij de triangulatuur is er sprake van een verdeeld- In de begintijd zijn de voorbeeldboeken van Pugin zijn architectuur. Verschillende werkbladen in zijn ornamentleer). en de Quellinusschool. (opgeroepen heid tussen de theosofen versus De Groot. en De Caumont van groot belang geweest voor de archief laten dan ook zien dat hij direct op de calques op privé-initiatief door Cuypers in 1879), ontstaan uit De Groot is een ex-studiegenoot van Lauweriks ontwikkeling van “Byzantijnsche “ornamenten. van de interieurs zijn schetsen voor de polychromie de bouwloods van het Rijksmuseum om theoretische op de Rijksnormaalschool. In 1896 is hij samen met Cuypers‘ figuratieve fresco’s zijn vooral beïnvloed aanbracht. Anderzijds was (...) de chromatische cirkel vakken te kunnen onderrichten. Berlage is De Groot docent rechtlijnig tekenen op de door de Nazareners en Dusseldorpers. opnieuw onder de aandacht gebracht, waarbinnen een Na hun opleiding werden de meest talentvolle Quellinusschool (blz. 334). In 1855 bezoekt Cuypers Parijs, waaronder de weelde aan kleurharmonieën onderling verbonden leerlingen van de Quillinusschool door Cuypers te In 1896 publiceerde De Groot en zijn zus Jacoba wereldtentoonstelling en ontmoet hij zeer waarschijn- werd door 60°-driehoeken. werk gesteld op zijn bureau in het Rijksmuseum. De Martina de Groot “Driehoeken bij ontwerpen van lijk Viollet-le-Duc voor de eerste keer. Viollet-le-Duc: Cuypers weet al deze onderdelen (inclusief leerlingen die zich los maakten van Cuypers waren De ornament; voor zelfstudie en voor scholen.” Kromhout speurtocht van de symbiose tussen kleur, licht en Chevreul) met elkaar te verbinden tot een groot geheel Bazel, Lauweriks en De Groot. ‘De jonge theosofische schrijft dat Lauweriks hem voor was (1896). ruimte.298 Het lemma ‘Peinture’ uit ‘Dictionnaire’ door dat hij een ‘versieringsstelsel’ hanteert. kunstenaars waren geschoold als decoratief tekenaar De theosofen De Bazel en Lauweriks hadden een van Viollet-le-Duc dateert uit 1864 299, ‘Peinture’ werd Cuypers schreef slechts één artikel over de onder Cuypers.’ 302 ‘voorsprong’ vanwege hun theosofische kennis; De door Cuypers’ zwager Joseph Alberdink Thijm in het toepassing van polychromie, waarin hij de kleuren De anarchistische kunstenaars wilden niet de Bazel en Lauweriks proberen een avantgarde positie Nederlands vertaald en gepubliceerd typeerde als de ‘muziek van het licht’ 300 De bronnen rooms-katholieke kunst en architectuur nieuwe elan te verkrijgen, wat tevens speelt in de oprichting van Wat de stijl van schilderen betreft beroept Cuypers van zijn werk zijn zijn gebouwen en zijn vele geven. de Vahânaloge. De Groot treedt 6-2-1899 toe308 bij de zich, in navolging van Field en van Viollet-le-Duc, aan ontwerptekeningen,schrijft Van Hellenberg Hubar, Geschriften van Viollet-le-Duc, waarop Cuypers Vrijmetselaars. Dit gaf hem ingang tot het esoterisch een tweedimensionale schilderwijze. Het driedimen- maar ook de scholen die hij heeft gesticht zullen zijn architectuurprincipes voor een belangrijk deel gedachtegoed, en zo bij het ontwikkelen van ontwerp- sionale schilderwerk (trompe l’oeil) betekent voor hen vruchten hebben geplukt van zijn kennis neem ik aan. systemen, zoals de kwadratuur. In de kring waartoe hij behoorde: Joseph Alberdingk Thijm (1820-1889), Victor De Stuers (1843- 301 Het boekje van Apol vormt een indicatie van de manier waarop 297 Doordat zijzelf een atelier hadden, konden alle soorten schilder- over kleur in de kring rond Cuypers, Thijm en De Stuers werd ge- 303 zie blz. 336 en 337 werk worden verricht: van het fijne tot het meer grove werk. Carel dacht. (blz. 11). Op de academie krijgen deze publicaties (summier) de 304 blz. 337 en 338 van Mander wordt als een belangrijke bron genoemd. Zijn werk aandacht. In zijn openingsrede aan de Amsterdamse Rijksacademie 305 Bax, 2006 blz. 338 geldt als voorbeeld voor de kunstschilders maar komt in de huis- 300 Cuypers, P.J.H. ‘Over kleurenleer’, Architectura 17 (1900) blz. 271- (voor Beeldende Kunsten, mgp) in 1879 komt Thijm er kort op terug. 306 blz. 339 en 441 schildersbronnen niet of nauwelijks voor 272. Zie: Res nova 2007, blz. 7), Van Hellenberg Hubar acht het zeer Het plaatwerk van Cuypers en De Stuers over Rijksmuseum: bondig 307 Bax, 2006 blz. 338 298 blz 38-39 wel mogelijk dat Cuypers een synestheet was, in dit geval iemand die ingegaan op polychromie 308 blz. 347. Ook architect Kromhout was lid van de vrijmetselarij 299 Dictionnaire VII, blz. 56-109 bij het horen van muziek kleuren zag 302 blz. 335 geworden, op 27-10-1897. 2 82 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 83 Historiografie Materialisering van een ideaal 2.5 Ir. M.G. Polman Architecten

Conclusie ding van de universele drie-eenheid van het Ene.311 Kleur is voor hem een nieuw bouwmateriaal. De esthetische energie en een nieuw vormideaal’. In het Naast het tot uitdrukking brengen van een intens Hun kennis kunnen ze verdiepen door zich aan nieuwe bouwmaterialen ijzer, spiegelglas, beton en cubisme heeft zich een revolutionaire omvorming beleefd rooms-katholiek geloof en daarmee gepaard te sluiten bij loges. terwijl De Bazel en Lauweriks kleur315 maken het mogelijk om nieuwe architectuur voorgedaan van natuurlijke vorm naar geestelijke gaande vormentaal van de roomse iconografie blijkt zich aansluiten bij de theosofie en de Vahana loge te scheppen. De uitdagingen in de nieuwe ontwikke- vorm, van ‘afbeeldend’ naar ‘beeldend’ en van begrensd Cuypers een architect te zijn met een uitstekende theo- oprichten, met de idee een nieuwe elite te vormen, lingen ziet Oud in de loskoppeling van de traditionele naar ruimtelijk. De schilderkunst komt verstrakkend retische en praktische kennis van kleurtoepassing in de wendt De Groot zich tot de Vrijmetselarij. Zo komt vormgeving, die gebonden was aan de materiaaleigen- in vorm en vervlakkend in kleur tot een evenwich- architectuur. Dit gaat bij Cuypers hand in hand. kennis tot hun beschikking waardoor zij zich vanuit schappen, niet alleen constructief, maar ook in kleur, tige verhouding in stand en maat van kleur, en zo: Hij is op de hoogte van kleurtheorieën en weet al in andere culturen verder kunnen ontwikkelen. Zij met name bij muurachtige materialen zoals ‘baksteen, tot ruimtebeelding. Daarmee treedt het buiten het de ontwerpfase op papier de kleurtoepassing te inte- maken zich los van de Roomse betekenis, maar het is dat een schilderkunstige waarde kent in de nuance, schilderij en wordt het een belangrijke schakel voor de greren, waarbij ook de materialisering hem voor ogen wel zo dat zij daartoe in staat waren door het gedachte- niet in zijn bruin-grijze kleur. De kleur is onderhevig ontwikkeling van het kleurelement in de toekomstige staat. goed wat Cuypers hen had aangereikt. aan veranderingen en harmonieert met steengrijs en bouwkunst. Met zijn leermeester Viollet-le-Duc heeft hij donkergroen.’ Hij acht ’ Voor toepassing van heldere Ten tweede in de Bouwkunst. De bouwkunst, voor overeen: 2.5.3 kleur de baksteen niet geschikt: het disharmonieert. Oud ‘de cultureel belangrijkste van alle kunsten.... gaat Hij brengt een ontwikkeling tot stand van de drie- Oud 1921-circa 1960 Baksteen en dakpannen zouden daarom aangekleurd aan dit gistingsproces voorbij’, maar in de industriële dimensionale schildering of ‘tromp l’oeil’ naar de moeten kunnen worden.’ In de paragraaf over Van vormgeving, zoals van automobielen, stoomschepen past een tweedimensionale schildering toe, daarbij Inleiding Doesburg zullen we zien dat Van Doesburg daar hele en sportkleding komt dit al tot uiting. Oud heeft geïnspireerd door kleurtheorieën van Ruskin en Owen Architect Jacobus Johannes Pieter Oud (1890-1963) andere ideeën bij heeft. vertrouwen in de industrie en het doorbreken van het Jones, die kennis maken met de Egyptische en Moorse was in de beginperiode ‘lid’ van de Stijl (1917-1920?), trage, verouderde ambachtsgebeuren. Nauwkeurig schilderkunst. ofschoon hij niet de acte ondertekende. Hij werkte met Kleur als theorie beschrijft hij de wijze waarop de ontwikkelingen in Hij brengt het gildemodel als arbeidsmodel op de Theo van Doesburg samen aan een aantal projecten312, Oud verwijst in geen van de teksten naar een het bouwproces consequenties zullen hebben voor ‘het bouw wederom tot leven. voerde briefwisselingen en publiceerde in ‘De Stijl’ en kleurtheorie. detail’ en de plaats van het detail in de architectuur. Zo Hij deelt de fascinatie van de driehoek. De driehoek in talloze andere bladen en publicaties. Zijn ideeën komt hij op de rol die kleur in de architectuur zal gaan staat bij hem centraal in het ontwerpen, zowel van de over kleur zijn bestudeerd in de teksten die Karel Kleur als idee spelen: Detail is voor de bouwkunstenaar de uitdruk- architectuur als de polychromie. Wiekart heeft verzameld in de bundel ‘Ter wille van Oud refereert wel aan kunststromingen, aanvanke- king van innerlijke bewogenheid. Expressiviteit van Uit de studie van Bax komt vanuit dit vakmanschap een levende bouwkunst’, die een chronologisch beeld lijk (1921) noemt hij het cubisme, later (1951) voegt hij het detail is de subjectiviteit van de kunstenaars. een wending naar voren: van zijn ideevorming geven in de periode 1921-1957. In daar het impressionisme en het neo-plasticisme aan Indirect betrekt hij hier eveneens het materiele aspect Bij Cuypers betreft dit zowel het ontwerp als de deze bloemlezing is opvallend veel over kleur terug te toe: het abstracte denken over kleur manifesteert zich in, door aan de productie te refereren: Het handwerk geestelijke betekenis van de driehoek als het model van vinden.313 (afb.69 en 70) in de schilderkunst. biedt de grootste mogelijkheid en verval van het de christelijke goddelijke drie-eenheid, het staat dus In 1951 ziet hij in de VS ‘een complete wetenschap handwerk is verval van het detail. Dat maakt het nood- niet los van zijn religieus belevenis. Kleur als materiaal van kleur in het leven geroepen’, met name voor de zakelijk om niet in het detail de individuele accent van Zijn succesvolle leerlingen De Bazel, Lauweriks en Oud denkt over kleur als materiaal, in de geest zakelijke waarde van bouwwerken. Hierin ziet hij een de bouwkunst te leggen maar naar de stand en maat De Groot zijn opgeleid als decoratief tekenaar onder van de Stijlgeschiedenis van Gugel. In 1921 schrijft verband met de uitprobeerselen van Van Doesburg. ten opzichten van het geheel en van de overige bouw- Cuypers. De anarchistische kunstenaars wilden niet de Oud: “Geen kunst is moeilijker te hervormen dan Wat hij zich daarbij voorstelt wordt hierna nader deelen. Zo komt in het bouwkunstige organisme zelf rooms-katholieke kunst en architectuur nieuwe elan de bouwkunst, omdat in geen kunst de vormgeving uiteengezet. het persoonlijke te liggen. Zo vervalt ‘De betekenis geven. dwingender door de materie bepaald wordt.”314. Aanvankelijk (1921) omhelst Oud de nieuwe ideeën der onderdelen als versiering... en wordt terugge- Geschriften van Viollet-le-Duc, waarop Cuypers in het bouwwezen en vormt zich ideeën hoe de archi- bracht tot verhoudingswaarde, d.i. tot vorm en kleur zijn architectuurprincipes voor een belangrijk deel tectuur, en specifiek de kleur in de architectuur, in in het geheel.’ Wat Oud schrijft over ‘het detail’ zou baseerde, stonden hierin centraal; en zeer specifiek de samenwerking met kunstenaars, kansen biedt tot ook kunnen worden vertaald naar ‘de decoratie’ in het 311 blz. 338 309 theorie van de driehoek. 312 Van Doesburg maakte kleurontwerpen voor glas-in-lood, ontwikkeling. Hij heeft een groot vertrouwen in de schilderwerk. Kleur (naast vorm) is de betekenis van de Als De Groot over het ontwerpen vanuit de driehoek tegelvloeren en schilderwerk voor de projecten Burgemees- nieuwe architectuur, waarbij het ‘abstracte denken’ versiering, de persoonlijke expressie, die zijn waarde spreekt bij de huldiging van Cuypers in 1895, spreekt terswoning De Geus, Broek in Waterland, 1916, Villa Al- over kleur past in het ‘abstracte denken’ over architec- vindt in de verhouding tot het geheel. Oud geeft hier legonda , Katwijk aan Zee, 1917-18, Vakantiehuis De Vonk, 310 hij over de driehoek als een beginsel. Noordwijkerhout 1917-1920 en de woonblokken Spangen I tuur. Dat gebeurt op verschillende gebieden: een esthetische betekenis aan kleur. Terwijl voor Cuypers het beginsel het christelijke en V te Rotterdam 1918-1919, het plan voor atelier Katwijk aan Ten eerste door de schilderkunst. Oud herkent in was: de christelijk God, de Schepper: de Goddelijke Zee, 1919 en Spangen VIII en IX, 1921 het cubisme, dat zich manifesteert in de schilderkunst, Oud wijst op de noodzaak dat bij ‘eenvoudig kleur- 313 In ‘Kleur’, een uitgave van verffabrikant Vettewinkel, onder drie-eenheid. Is de driehoek in de theosofie de verbeel- redactie van Karel Wiekart, z.j., ca. 1970, gebruikt hij deze het ontstaan van een ‘nieuw levensritme met nieuwe gebruik’ de ruimte harmonieus moet zijn. Daarmee bundel ook zelf als bron voor zijn artikel ‘kleur en architec- raakt hij een essentieel punt waar de architecten mee te tuur’ blz. 8-23 s.a. maken kregen. Geen ornament kon de aandacht meer 309 blz. 336 en 337 314 Wiekart, ‘Over de toekomstige bouwkunst en haar archi- afleiden, noch kon een druk gestreept of gebloemd 310 blz. 337 en 338 tectonische mogelijkheden. Een programma’ 1921, blz. 20-30 315 Wiekart, 1921, blz. 20-30 2 84 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 85 Historiografie Materialisering van een ideaal 2.5 Ir. M.G. Polman Architecten

behangsel een kamer langer of breder laten lijken dan Oud ziet dat van hieruit een doorbraak in de kleur- derde onderdelen vervuilen, waardoor voor hem het wordt niet omarmd door de architecten-elite, blijkt uit hij was. Door terug te gaan naar de essentie kwam toepassing in de architectuur is ontstaan: ‘deze heeft abstracte begrip ervan vervalt. zijn latere teksten. het ook werkelijk op de essentie aan: de vorm, de enorme winst gebracht van allerlei aard.’ Oud verbindt In 1951321 spreekt Oud zich uit over zijn ervaringen. Het lastige voor Oud is, dat hij de samenwerking lichtinval, de ruimte. En daar bovenop werd er mono- het met de uit Amerika afkomstige functionele (niet In het Shellgebouw kiest Oud voor de toepassing met kunstschilders niet alleen opzoekt, maar waar- chrome kleur gebruikt, waarin eveneeens de essentie esthetische) kleurtoepassing:’ In Amerika heeft ze b.v. van duurzame materialen om een kleurig en helder schijnlijk ook nodig heeft om die ‘revolutionaire’ wordt benadrukt. als gevolg een complete wetenschap van de kleur in het gebouw te maken en hij schuwt ook het ornament niet vertaalslag in kleur te kunnen maken, waarvan hij leven geroepen. Vooral met betrekking tot de zakelijke meer. Hij schetst een beeld van de kwetsbaarheid van aanvoelt dat het plaats moet vinden. Hij beschrijft Kleur als toepassing waarde van bouwwerken: met het oog op de werkca- de gepleisterde, in pure kleuren geschilderde architec- niet alleen de problemen, maar ook het belang van de In 1925316 is Oud teleurgesteld in de samenwer- paciteit, voorkoming van gevaar, enz. Dit resultaat tuur, die er onooglijk uit is gaan zien. Hij houdt van samenwerking tussen de architect en de schilder324. king ‘Ich machte mir Illusionen über eine Evolution is niet los te denken van de eerste proeven, die b.v. blank werk met zuivere, opwekkende kleuren, maar Het destructieve element in de schilderkunst trekt in der Malerei, wobei das Bild zum Raum under der Van Doesburg nam, om de verschillende wanden van hij vindt ook ‘dat architectuur er ook behoorlijk uit hij niet door naar destructie van de bouwkunst waar- Raum zum Bild werden sollte, doch ich war enttäuscht vertrekken onderling afwijkende kleuren te geven. O.a. moet zien, zelfs al is het onderhoud onvoldoende.322 vanuit een nieuw geheel zou kunnen ontstaan, maar zu erfahren, dass es sich um eine Entwicklung vom op grond van de intensiteit van het licht, dat erop of Als er binnen de architectenwereld een revival ervaart hij als een conflictsituatie: ‘Dat de ontwikke- Staffelei-bild zum Staffelei-raum handelte.’ De wens erlangs viel (direct licht, tegenlicht, strijklicht) en uit plaatsvindt van De Stijl kleuren, staat hij daar uiterst ling in het begin tot zulke oplossingen geleid heeft, is van Oud om als architect de regie te houden gaat esthetische overwegingen.” 320 kritisch tegenover. Oud ziet er een toepassing van niet zo vreemd. Ze liet zich niet meer insluiten door verder dan een machtspositie. Voor Oud is de architec- Daarmee komt kleur op een functioneel vlak te primaire kleuren in, aangebracht door huisschidlers, een lijst (Mondriaan), speelde voor het oog dóór over tuur de basis vanwaaruit een bouwwerk ontstaat. Het liggen in plaats van het esthetische vlak. hetgeen niets te maken heeft met waar het De Stijl de wand waarop het schilderij hing, en de volgende is zijn wijze van denken, wat hem zowel inspireert als ‘Kleur speelt tegenwoordig over de gehele linie kunstenaars om te doen was. 323 stap ...was [dat ze] zich ‘de ruimte’ wenste toe te vastzet in de wijze van waarnemen. Hij voelt aan dat een rol van betekenis in ons leven. In de architectuur eigenen. Daarmede kwam ze echter op het terrein van er een verandering nodig is, maar op het gebied van is kleur niet alleen meer het conserverende verfje, Conclusie de architect.’Waarom ervoer hij niet de tegenbeweging, kleur/materiaal is hij verankerd aan deze hierarchische dat bescheiden meteen enige nuancering aanbrengt, Voor Oud ontstaat de kleur vanuit de architec- dat de architect op het gebied van de kunstschilder was structuur in zijn denken. De nieuwe, felle kleurtoepas- maar de kleur is een actief element bij het bouwen tuur, en wordt de kleur doorgezet in de details, die beland? singen zoals de kunstschilders die vanuit hun eigen geworden, dat tot verrijking en verdieping van de plas- van esthetische waarde zijn, en harmonieeren met de De architect schept reële ruimten. ... De schilder visie inbrengen kan hij niet vanzelfsprekend plaatsen tische vorm en van de ruimtelijke expressie aangewend bouwmaterialen. Hij ziet voor zich dat de kleur wordt schept illusoire ruimte.’ Zou de schilder driedimen- in zijn zienswijze. Met andere woorden: hij kijkt met wordt.’ vertaald naar- en aangevuld met kleur van de kunst- sionaal een illusoire ruimte willen creeëren, dan zou andere ogen dan de kunstschilders ‘Ich schwärme für Echter: ‘Gaat de kleur de architectuur overheersen, schilder: De kunstschilder denkt verder dan alleen de architectuur zich naar de schilderkunst moeten die Wiederbelebung der Farbe in der Architektur, doch dan overschrijdt ze de grens van de esthetische het schilderij, en zo wordt de kleur opgenomen in de richten, hetgeen voor Oud ‘nooit d e opgave kan zijn’ ’ ich stimme denen bei, die behaupten, dass zuviel Farbe zuiverheid en brengt verwarring in plaats van helder- ruimtelijkheid van de architectuur en vormt samen De schilder is de estheet, de architect ... vóór alles een nicht farbig, sondern bunt macht. ‘317 318 (afb.72) heid. Het bepalen van het juiste evenwicht bij het een harmonisch geheel. realist.’. De kunstschilders van De Stijl brachten hun De experimentele schilderkunst van thans, zoals samengaan van bouwen en schilderen, is een van de Volgens mij ligt hierin de essentie: Het denken over kleurvlakken vrij over de ruimten aan. ‘De schilders de schildering van de kantine in het Raadhuis van lastigste problemen van het ogenblik.’ kleur gebeurt bij Oud vanuit de architectuur, zowel van deze opvatting erkennen de architectuur niet als Amsterdam bewijst, dus schilderingen ‘vanuit het De ideologie heeft een aspect, maar de materialise- in ruimtelijkheid als in detail (de esthetiek) als in de een element dat ook esthetisch fundamenteel voor het platte vlak’, kunnen weldegelijk een goede bijdrage ring van de ideologie een ander aspect. In de werkelijk- zichtbaar blijvende kleur van bouwmateriaal, dat ruimtebeeld is.’ leveren aan de architectuur, door de ‘dode’ ruimte weer heid van alle dag komen die felgekleurde idealen er al eveneens als kleurvlak werkt, als de harmonie. Maar De worsteling die Oud heeft met kleur, waardoor hij tot leven te wekken.’ (afb.73)319 gauw slecht uit te zien: doordat de kleuren en vormen in hun abstractie niet zich als architect voelt vastgezet in een keurslijf, speelt Waar Oud uiteindelijk op uit komt, is gebruik te meer als zodanig te herkennen waren, werd de manier tegenwoordig in de zienswijze van veel architecten bij maken van de kleuren van steenachtige materialen. van kijken bepalend voor wat de ander er in zag. de restauratie van verflagen nog steeds. Daar zal in het 316 ‘Von der Farbe’ Hij heeft waargenomen dat de gestucte en geschil- De wijze waarop Oud over kleur spreekt en schrijft hoofdstuk over restauratie verder op worden ingegaan. 317 blz. 33 318 Ja und nein: Bekenntnisse eines Architekten (Beitrag zur spreekt aan bij een groot publiek, getuige de citaten ‘Men zal ook goed moeten begrijpen, dat deze ‘Machinenromantik ‘ in der Architektur), 1925 in: Ter wille van Oud die Rijgersberg vanaf de tweede druk van autonome ruimte beeldende schilderkunst, zelfs al van een levende bouwkunst. J.J.P. Oud. ‘Kleurenleer’ opneemt. Waarschijnlijk konden de weet ze met wegcijfering van de architectuur wel eens 319 De wandschildering waar Oud hier op doelt is ‘Vragende tiek, dat het tot 1959 van het zicht werd onttrokken (lees ook: kinderen’ van Karel Appel (1921-2006), 1949. De schildering Mieras J.P. (1947). ‘Wandschildering in de koffiekamer van het meeste mensen er niet zo naar kijken als de kunstschil- blijheid te scheppen, esthetisch zeer onzuiver optreedt meet 2,85 x 4 meter en is uitgevoerd in verschillende tinten stadhuis te Amsterdam, Bouwkundig Weekblad 67 (1947) 35, ders van De Stijl het bedoelden. Het terugbrengen van en in de ernstige gevallen tot verstarring van het zich (ook pasteltinten) van de kleuren rood, blauw en geel, zwart, blz. 381.en Frans van Burkom, Monumentale Kunst: Catego- ornamenten en de toepassing van duurzaam materiaal daarin bewegende leven leidt. ... Men zit opgesloten in wit en grijs. Het is een abstracte schildering, zonder perspec- riaal onderzoek wederopbouw 1940-1965, Burkom, Frans van tief, in primaire kleuren en zwart grijs en wit. In kleur en en Yteke Spoelstra. RACM en ICN, Zeist/Amsterdam.) Oud een esthetische kooi, die als een knellend harnas elke vlak lag de schildering dus dicht bij het ideaal wat Oud had heeft verschillende projecten met Appel samengewerkt, o.a. herkend. Door de figuratieve voorstelling kreeg de kunst- het Bio-vakantieoord (1952-1960, tegeltableau voorgevel 1960) 321 Het gebouw ‘Shell Nederland N.V.’, ‘s-Gravenhage schilder echter weer een herkenbare plek ten opzichte van en de 2e VCL te Den Haag, 1956 (wandschildering). 322 blz. 92,93 de architectuur. De schildering oogste aanvankelijk zoveel kri- 320 blz 78-79. 323 De Stijl - Toen en nu blz. 120-123 tekst uit 1957 324 ‘Architect en schilder’ 1951 (blz 78-82), 2 86 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 87 Historiografie Materialisering van een ideaal 2.5 Ir. M.G. Polman Architecten

onopzettelijke beweging tegenwerkt. Stapt men eruit, woorden: antroposofisch. Opdrachtgever Zeylmans de eer gaf de mensheid uit de dommelslaap te hebben worden bevorderd. Zo gaf Buijs, geheel in overeen- dan ontstaat disharmonie. Men kan het rood, blauw en van Emmichoven331, was bevriend met Buijs. De kleu- gewekt, waarna de kubisten en de expressionisten334 stemming met Kandinsky, de drie oervormen de hun geel niet verschuiven zonder wanorde te stichten.” rideeën van Buijs blijken in 1924 echter veelomvat- de nieuwe, zuiver moderne bouwkunst mogelijk geëigende kleuren: cirkel-blauw, driehoek-geel en tender te zijn dan puur antroposofisch. hebben gemaakt.” vierkant-rood.”337 2.5.4 Chris Rehorst schrijft dat Jan Buijs ‘de ideeën van Rehorst vindt het opmerkelijk dat Buijs meer Jan Buijs, 1924 Kleur als materie Steiner en Kandinsky combineerde’ en ze ’op enkele kleuren noemt dan Kandinsky en Zeylmans. Rehorst In de teksten wordt niet concreet gerefereerd aan plaatsen een vreemde draai gaf’. Buijs “ging in zijn verklaart:” De bron hiervoor moeten wij zoeken bij Jan Willem Eduard Buijs, 1889325 -1961, studeerde kleur als materie. lezing... uit van de drie oervormen: de cirkel, de de theosofen A. Besant en C.W. Leadbeater, die bruin van 1909 tot 1919 aan de TH Delft voor bouwkundig driehoek en het vierkant met als hun ruimtefiguren (met zwart en grijsgroen) tot het gebied van de lagere ingenieur. In 1919 trad hij in dienst bij Openbare Kleur als theorie de bol, de pyramide en de kubus. Buijs.... dichtte aan gevoelens en gedachten rekenen in hun verklaring Werken te Haarlem, en in hetzelfde jaar ving zijn Op basis van de lezing kan worden geconcludeerd de rechthoek dezelfde eigenschappen toe. De cirkel van de kleuren die in een aura voorkomen. (noot: samenwerking met Joan Barend Lürsen aan in hun dat Buijs zich heeft verdiept in de kleurenleer van symboliseert de concentratie van het denken, willen en Man Visibel and Invisible, C.W. Leadbeater, Londen gezamenlijke bureau. Goethe.332 Net zoals Goethe geeft Buijs aan rood de streven door het voortdurend richten van de aandacht 1907”.338 betekenis van ‘Steigerung’: dat wil zeggen dat er een op het ene centrum; de driehoek is het symbool van Deze opmerkingen wil ik nuanceren. Waarschijnlijk Inleiding intensivering plaatsvindt waardoor er naar een hoger een gedachtencomplex, dat het ‘zeker weten’ uitdrukt; concludeert Rehorst dat het proefschrift van Op basis van de dissertatie ‘Jan Buijs architect van doel wordt gegaan en de stof boven zichzelf uit wordt het vierkant en de rechthoek tenslotte drukken de Zeylmans de kleurtheorie van Steiner toetst, terwijl de Volharding’ van Chris Rehorst 326, aangevuld met getild. oneindigheid en de grenzeloze vrijheid van denken de kleurtheorie van Goethe de basis ervan vormt. informatie uit de masterscriptie ‘Vier spinnen in een en doen uit.... De drie oervormen hebben de kleuren: Tevens gaat Rehorst voorbij aan de verwijzing van web’ van L.J. Schipper327 zal ik ingaan op de vroege Kleur als idee cirkel-blauw, driehoek-geel en vierkant-rood.”335 Buijs Kandinsky naar H.P. Blavatsky en haar theosofische kleurbelevenis van Jan Buijs. Buijs heeft zich ook in de kleurenleer van zag de symbolische waarde van kleuren als volgt: “rood leer in ‘Ueber das Geistige der Kunst’. H.P. Blavatsky Buijs verklaarde zijn ontwerpen niet nader door Kandinsky verdiept.333 wekt voortstuwende krachten in ons op, die voeren tot gebruikt eveneens de drie vormen driehoek, cirkel en middel van theoretische verhandelingen.328 “De enige In de Haarlemse lezing uit 1924 sprak Buijs over nieuw denken; geel is de kleur van het zeker weten, vierkant339. Kandinsky spreekt zich hierin niet alleen theoretische verhandeling van Jan Buijs van voor de de betekenis van de kleuren, in de context “over ‘de ‘de stralende opwekkende kracht’ ; blauw stemt tot uit over blauw, rood en geel, maar tevens over groen, Tweede Wereldoorlog, die te reconstrueren valt, is op bouwkunst van heden’, maar tevens over de geestelijke nadenken en maakt ernstig en stil. Ook de samenge- oranje, violet en zwart-blauw340, naast wit en zwart. recensies in dagbladen gebaseerd”, zegt Chris Rehorst. grondslagen van de maatschappij en de inwerking stelde kleuren ontsnapten niet aan Buijs’ aandacht: De betekenis van de kleur volgens C.W. Leadbeater en Toch ziet Rehorst t.o.v. de uitgebreidheid van de daarvan op het bouwen. Hij behandelde de historie- of groen wekt ‘kalme rust’ op, oranje vreugde en zonnig- Annie Besant is daardoor geen uitzondering, maar een recensie uit 1924 de mogelijkheid om de denkbeelden imitatiestijlen, de rol van de schilderkunst en van de heid, paars weemoed, blauw en zwart combineren tot uitwerking van de theosofische beginselen. van Buijs te analyseren. machine, de betekenis van de kleuren en de ‘kubische verstardheid, terwijl bruin de kleur is van de misdaad.” Bij Besant en Leadbeater betekent “helder bruin: Niet de zakelijke architectuur van Buijs, met als ruimte’. 336 Gierigheid; hard, dof grijsbruin is een Teken van belangrijk voorbeeld De Volharding (1928)329, maar de De moderne schilderkunst zag hij als baanbreekster Voor Rehorst “is het duidelijk dat Buijs tot deze Zelfzucht... terwijl bruinachtig groen Jaloezie voor zijn oeuvre uitzonderlijke Rudolf Steiner kliniek voor de nieuwe gedachten, waarbij hij de futuristen vorm- en kleurtheorie kwam door Kandinsky’s ‘Ueber betekent... het donkere bruin-blauw van Zelfzuchtige (1926-28) (afb.74) staat hier centraal als bouwwerk das Geistige der Kunst’ (1912) en door Zeylmans van Toewijding.341; de bruine varianten van de kleuren waarin de kleur tot uitdrukking werd gebracht. De Emmichovens proefschrift uit 1923..... Hij was.... op hebben inderdaad een negatieve betekenis. Maar kliniek is “geïnspireerd door de theoretische verhande- 331 Schipper gaat uitvoerig in op de persoonlijke banden en ver- de hoogte van de verschillende theorieën volgens dat niet alleen. Bij Goethe hebben zwart en bruin de 330 meldt dat Buijs en Zeijlmans elkaar in 1915 leerden kennen en goede lingen en bouwwerken van Steiner” , of met andere vrienden werden. Buijs had een vriend die een groot aanhanger welke door kleuren bijbehorende gemoedstemmingen betekenis van het indalen in de stof. Ook bij Leadbeater was van Steiners’s werk en zodoende over Steiner verteld. Buijs had is er sprake van de zuiverheid van de kleur van de de dames van Heemskerkck en Tak leren kennen op een expositie aura en de lagere dimensies, die maken dat een aura en Zeylmans met hen in contact gebracht. Van Heemskerk (vanaf donkerder wordt. Geestelijk heeft dat een negatieve 325 geboren Surkarta, 1910) en Tak (vanaf 1912) waren aangesloten bij de theosofische loge 334 “Buijs was al vroeg geïnteresseerd in werk van de internationale 326 Rehorst, Chris, Jan Buijs architect van de Volharding. De architectuur Blavatsky te Den Haag en vanaf 1913 Steiners Allgemeine Anthro- avant-garde en richtte zijn aandacht bijzonder op Duitse kunstsstro- van het bureau ir. J.W.E. Buijs en J.B. Lürsen, ’s-Gravenhage, 1983 posofische Gesellschaft met interesse gevolgd, om zich in 1915 aan mingen Der Blaue Reiter in München en Der Sturm in Berlijn. Hij werd 327 Vier spinnen in een web. De Rudolf Steinerkliniek van Jan Buijs. te sluiten. (zie blz. 19 en 20) Door de persoonlijke band werd Buijs in 1917 lid van Der Sturm (“Hij ontmoette van Heemskerck op een 337 Rehorst blz. Twee glasmozaïeken van Jacoba van Heemskerck. Het Tulpen-Ma- gevraagd, ‘hij had weinig kennis van de antroposofie en de manier Sturm expositie in 1916. Van Heemskerck vormde de schakel tussen 338 Rehorst blz donna venster van Lothar Schreyer. Een studie over hunn betekenis waarop deze te vertalen was in architectonische concepten.’(zie blz. Herwarth Walden, de oprichter van Der Sturm waardoor het mak- 339 Blavatsky, H.P., De geheime leer III Esoterische opstellen en en hun cultureel-kunstzinnige samenhang. L.J. Schipper. Radbout 23). De tekst die Rehorst bespreekt dateert nog van de beginfase van kelijker was voor Buijs om rond 1917 lid te worden” Schipper, blz. ). instructies, Utrecht, 1980, blz. 528 Universiteit Nijmegen 2007. de Steinerkliniek. Het indienen en goedkeuren gebeurde in 1926, Buijs’ contacten met de Duitse kunstenaars werden steeds talrijker, 340 Heel donkerblauw en zwart gebruikt ook Van Doesburg: in 328 Schipper, blz. 35; met verwijzing naar Rehorst, 1982, blz. 202. de grondsteenlegging was in 1927. Steiner en van Heemskerk waren in zijn kunstverzameling, door kunstwerken in zijn gebouwen uit het Weekblad Architectura, 1923, publiceert hij het ‘grondelement’ 329 Een kleurverkenning, door Mariël Polman uitgevoerd ten toen al overleden. Schipper, 2007 te laten voeren en door het organiseren van tentoonstellingen in de (eerder in maart/april 1922 in het Russische tijdschrift Vesj en onder behoeve van een ontwerpmodule van de studenten restauratie TUD, 332 Schipper meldt eveneens dat Buijs zich had verdiept in de kleu- Haagse kunsthandel ‘De Bron’ van het werk van Arthur Segal, Han- ‘Generalbass’, in juli 1923 in het Duitse tijdschrift G vier vlakken in leverde niets op. Dat betekent dat de kleuren verdwenen zijn of zijn renleer van Goethe. Schipper, 2007, blz. 7 nah Höch en Wassiliy Kandinsky. (Schipper, blz. 34 en 35) de kleuren geel, rood, blauw en zwart. overgepleisterd. Destructief onderzoek was toen niet mogelijk. 333 Schipper meldt dat Buijs zich had verdiept in de kleurenleer van 335 Rehorst, blz. 341 Besant , Annie en C.W. Leadbeater, Gedachtevormen, Amster- 330 Schipper, 2007, blz. 7 Kandinsky. Schipper, 2007, blz. 7 336 Rehorst, blz. dam, 1905, blz. 32-34 2 88 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 89 Historiografie Materialisering van een ideaal 2.5 Ir. M.G. Polman Architecten

betekenis, maar stoffelijk betekent het dat de stof geeft een meerwaarde aan de cubus en de rechthoek, Kleur als idee (afb.74) ‘primitiever’ is. Die ‘primitieve’ stof is het materiaal hetgeen mogelijk in verdekte termen over de vorm- ‘Door een groote openheid en door een lichtheid In de groote hal moest een zeer rustige sfeer waarmee sinds mensenheugenis gebouwd wordt. geving van moderne architectuur ging. Want de van kleur’ heeft Boeken getracht ‘de ruimheid van den verkregen worden voor de spelers.(afb.75)....de wanden Doordat architecten noodgedwongen of bewust veel Steinerkliniek is niet typerend voor Buijs overige werk. aanleg van dit stadsdeel in zijn bouwwerk te bewaren’ zacht groen... de spanten een iets zwaarder groen...] bruin in hun bouwwerken toepassen, geeft Buijs een Rehorst maakt duidelijk dat de expliciete antroposofi- 344 Boeken gebruikt kleur dus als een ontwerpmiddel, de ritftvloer mat gelakt...tusschen de spanten zijn de vollediger kleurenbeeld met het noemen van blauw/ sche vormgeving niet geliefd was bij de collega’s archi- met hulp van Komter. glaswanden en de plafondvelden heel licht van kleur zwart en bruin. Ofschoon dit kan worden geassocieerd tecten. (zie tabel) gehouden, de eerste lichtblauw en de laatste wit en met de strijd tussen de kleuren, kan dit ook worden Kleur als toepassing creme, welke kleuren zich in de buitenzijde der glas- benoemd als het dualisme van hemel en aarde, of van 2.5.5 ‘Tenslotte was het spreker een behoefte, in dit gezel- wanden en in het dakoverstek voortzetten. idealisme en materialiteit en kan er sprake zijn van Auke Komter, 1934 schap van meerendeels collega’s, zijn groote dankbaar- Eenige onderdeelen der hal zijn in fellere en een werkelijk confrontatie tussen het ideaal en dat wat heid uit te spreken jegens zijn medewerken voor de gedeeltelijk contrasteerende kleuren... bovengalerij... leverbaar was in plaats van een bewust gekozen geeste- In de inleiding heb ik ‘Architectuur’ van architect groote toewijding waarmee deze aan dit bouwwerk (:), zoldering diep ultramarijnblauw... ingangen... (:) lijke kleur. Boeken gebruikt om een tijdskader aan te geven. hebben gearbeid, meer in het bijzonder zijn chef de eenige vlakken donker grijs... eenige deuren en hekjes Albert Boeken beschrijft de ideologie van het bureau, C. Wiekart en A. Komter, die zijn medewer- lichtblauw,... gordijn van het theezaaltje kobaltblauw. Kleur als toepassing nieuwe bouwen en in ‘theorie en practijk’ beschrijft king heeft verleend aan het bepalen van het buiten- en Hierdoor krijgt het geheel leven en diepte zonder dat De masterscriptie laat zien dat de bouw van de hij hoe hij zijn gedachten vormgeeft in de Apollohal. binnenschilderwerk.345 In een later nummer (De 8 en het voor het spel te afleidend is.346 Steinerkliniek een gelaagdheid van opdrachtgevers (zie inleiding en afb.5).Over kleurtoepassing schrijft Opbouw 24, 24 nov. 1934) doet Komter verslag van die en vormgevers kent. De vormgeving is gebaseerd op hij niet. Dat kleur er toe doet getuigt het artikel van zorgvuldig- en weloverwogen gekozen kleurtoepas- Kleur als materie richtlijnen voor antroposofische architectuur, die door ‘Redactie’ in ‘De 8 en Opbouw’: een verslag van de singen onder het kopje ‘kleurenschema’. verf, matte lak, gordijnstof, witgepleisterde muur- Steiner (1861-1925) op papier zijn gezet. excursie die “de 8” organiseerde op zaterdagmiddag 13 ‘Een gebouw als de Tennishal, dat organisch vlakken, buitenbanen. Het ontwerp van de kliniek is een nauwe samenwer- oktober.1934. In een later nummer342 doet medewerker constructief is, en waarvan de constructie zoowel king tussen Buijs en Zeijlmans van Emmichoven. Met Auke Komter verslag van die zorgvuldig- en welover- binnen als buiten steeds voelbaar blijft, geeft zelf Conclusie name het dak zou van de hand van Van Emmichoven wogen gekozen kleurtoepassingen onder het kopje al de noodige aanwijzigingen voor het bepalen der Architect Auke Komter beschrijft in 1934 in een zijn. De toepassing van de kleuren lijkt naar de richt- ‘kleurenschema’, hetgeen hier besproken wordt. kleuren, en het is merkwaardig, dat hoe zuiverder die artikel in De 8 en Opbouw de kleurtoepassingen in de lijnen van de medische voorschriften te zijn gemaakt. Auke Komter (16 mei 1904 - 24 oktober 1982) leerde constructie zich ontwikkelt, hoe gemakkelijker het Apollohal.347 Deze bijdrage bevestigt de hypothese, Over de uitvoering wordt vermeld door Schipper het architectenvak bij architect Doeke Meintema (1877- kleurenschema logisch te bepalen is. Buiten onder- dat het feit dat de architecten niet over de kleurtoe- dat deze na verloop van tijd werden overgeschilderd 1935) in Leeuwarden. In 1926 verhuist Komter naar scheidt men duidelijker 4 bouwdeelen: de hal, de passing schreven, niet vanzelfsprekend bekent dat de omdat er niet genoeg kamers waren. Amsterdam, waar hij van 1927-1928 op het bureau van aanbouw... de directeurswoning en het café-restaurant. kleur en niet toe deed. De vraag is hier dus werkelijk: wie was de Jan Duiker werkt. Vanaf 1928 werkt hij bij A. Boeken. De 4 deelen zijn alle constructief meer of minder Bij architect Boeken blijkt dit het geval te zijn. opdrachtgever? Heeft Buijs de ruimte gekregen voor In 1930-1931 werkt hij vrijwillig op het bureau van le verschillend behandeld, en hebben dan ook meer In ‘Architectuur”, dat in de inleiding is behandeld, zijn ontwerp of was hij de persoon die het potlood Corbusier en P.Jeanneret te Parijs. Vanaf 1931 heeft of minder duidelijk zichtbaar hun eigen kleuren- beschrijft Boeken uitvoerig de Apollohal, maar noemt vasthield? hij diverse woon/werkadressen in Amsterdam. Hij combinaties., [in de] ... hal... het ijle en doorzichtige niets over de kleuren. Desondanks blijkt de kleur- Buijs, wiens brede visie niet breed genoeg meer is is onder andere lid van A et A (1932-1934 343 Groep der constructie te versterken door buiten en binnen toepassing een belangrijk middel te zijn geweest om binnen de kringen van het nieuwe bouwen, nadat hij ’32 en De 8 (1934-1938), redactielid van Bouwkundig dezelfde kleuren te gebruiken. Ook het gebruik van het grote complex een plek te geven in Amsterdam- de kliniek heeft gebouwd. Alleen de buitenwereld, de Weekblad Architectura 1934. aluminiumverf heeft aan dit effect meegewerkt. Zuid, waarvoor Auke Komter zijn medewerking heeft leken, kunnen onbevooroordeeld enthousiast zijn. De lage zijbouw met zijn witgepleisterde muur- verleend aan het bepalen van het buiten- en binnen- Kleur als theorie vlakken en sterke kleuren vormt als ’t ware de schilderwerk, waarvoor Boeken hem speciaal bedankt. Conclusie Komter refereert niet aan een theorie maar zijn kleurige, meer aardse verbinding tusschen restaurant 348 Komter gebruikt de kleurtoepassing ruimtelijk en Buijs heeft ideeën over kleur en heeft theorieën van uitspraken tonen zowel overeenkomsten met de en woonhuis. Deze beide laatste, grootendeels als psychologisch. (zie tabel) Goethe en Kandinsky bestudeerd. uitspraken van Goethe (en Zeylmans) over de werking vakwerkbouw met baksteenvulling uitgevoerd, zijn, De belangrijkste kleuren zijn onmiskenbaar de drie van kleur. (zie schema) waar ze tezamen zichtbaar worden, gelijk behandeld, oerkleuren rood, geel en blauw. hierdoor de middenpartij insluitend. Aan deze zijde 346 A. Komter blz. 216-217 Buijs refereert aan de kunstenaars en aan het deed zich nog de moeilijkheid voor, dat er steeds 347 Auke Komter, ’Excursie naar de tennishal “Apollo” architecten cubisme en het (Duitse) expressionisme. rekening moest worden gehouden met de krachtige ir. A. Boeken en W. Zweedijk’ blz. 196, 27 oktober 1934, no 22 5de 342 24, 24 nov. 1934 jaargang De studie van Buijs is waardevol schetst een wereld- 343 en lid van A et A in 1941-1942 en voorzitter van 1946-1957), en kleur der buitenbanen en met de reflex daarvan. 348 Niet voor alle ruimten bepaalde Komter de kleuren. Boeken beeld, waarin een ‘overal’-visie wordt gegeven en Academie van Bouwkunst 1950-1959 en stichting architectuurmu- vermeldt onder ‘inrichting en bouw’: ‘het interieur van het café- waarin kleur van betekenis is. Buijs heeft zich hierin seum 1956-1975. Forum 1946-1959. Hij werkte o.a. samen met H. restaurant wordt door den restaurateur buiten mij om ingericht, verdiept en er die brede betekenis aan gegeven. Buijs Mastenbroek 1932-1934, P. Christiaanse 1947-1954 en L. van Schelt 344 Blz. XX geschilderd en gemeubileerd, zoodat ik voor het inwendige niet 1961-1973 e.a. 345 Blz.196 aansprakelijk ben. blz. 215 2 90 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 91 Historiografie Materialisering van een ideaal 2.5 Ir. M.G. Polman Architecten

2.5.6 Rietveld beschrijft de werking van het zintuig van bestaan af. (...) De zintuig speelt een belangrijke rol lichtreflecterend oppervlak van de wand’ [zijn] terrein Gerrit Rietveld. 1932 het ‘gezicht’, dus het gezichtvermogen, dat in drie in de kunstzin.’ Net zoals bij ‘de Stijlbeweging’ klinkt was.’358 ‘zinnen’ (zintuigen) te ontleden is: ‘de kleurzin, de hierin de strenge les door die Rietveld ons voorhoudt, De rol van de beeldhouwer zag Rietveld zo: ‘De Gerrit Thomas Rietveld (1888-1964) was opgeleid als ruimtezin en de vormenzin’. 353 Dit heeft te maken met teneinde de essentie van leven te ervaren. Kunst is beeldhouwer begon met een cube en leerde de waarde meubelmaker en ontwikkelde zich gaandeweg tot de werking van ons netvlies. De kleurzin is afhankelijk voor Rietveld ‘een daad’ en geen ‘genoegen’. Hij noemt van andere lichamen te kennen.’ [waardoor] ‘het architect.349 Het ambachtelijk denken heeft hij van van de toestand van ons netvlies: ‘Wanneer de voor kunst ‘eerder lastig voor een burgerman, dan prettig. materiaal en de vorm ervan het terrein van de plastiek huis uit meegekregen en hij heeft zich het artistieke drie verschillende soorten zenuwtoppen, respectie- (...) Kunst is niet het maken van schoonheid, heeft was.’ 359 denken eigen gemaakt. Dat is terug te vinden in zijn velijk gevoelig voor den indruk dien we rood, geel en geen bovenzinnelijk doel of strekking (maar) heeft Tot slot noemt hij de rol van de architect: ‘Voor den teksten, waaruit blijkt dat hij de artistieke ontwikke- of blauw noemen, op een strak, gespannen netvlies de bedoeling een bepaald zintuig te ontwikkelen, architect bleef de ruimte over – hij probeerde deze te ling beschouwt als verrijkend en bevrijdend. Rietveld geheel uit elkaar liggen, wordt de kleurgevoeligheid gezond te maken. Architectuur als kunst draagt bij tot begrenzen op een wijze, waardoor binnen en buiten kwam van streng gereformeerde huize, waar hij zich intenser’. 354 ontwikkeling van den ruimtezin en traint ons, mits vergelijkbare ruimten ontstaan.’ [waarbij] ‘de leege van heeft losgemaakt. Zijn afkomst verloochent hij Terwijl Rijgersberg in de eerste uitgave van het een klaar spectrum (is) van uitsluitend actief, juist ruimte ... en dat hem alleen aanging de hordanigheid echter niet. Hij behoorde tot De Stijl. Hij was wars van Beknopte Kleurenleer (1938) zich bij het zien van ge-richte (zoo mogelijk ongemengde) zinsindrukken. hiervan ten opzichte van den erin, erom, erop zich twisten en intriges en bleef trouw aan zijn eigen over- kleur baseert op de individuele kleurbeleving volgens Daarop moet men wel ingesteld zijn, wil het ons iets bevindenden mensch.’360 tuigingen. Zoals reeds genoemd, behoren zijn rood- Goethe en in de herziene druk (1942) de anatomische brengen.’356 Rietveld geeft aan dat de architectuur de drie blauwe stoel (1923) en het Schröderhuis (Utrecht, 1924) werking van het oog volledig vanuit de anatomie Dat gaat ook op voor de kleur, vergelijkbaar met kunsten verbindt doordat de kleur, het materiaal en thans tot de iconen van de Stijl, hetgeen niet wegneemt behandelt, benoemt Rietveld hier vanuit de anatomi- voedsel en geluid: ‘Niet de hoeveelheid voedsel bepaalt de vorm door de ruimte worden verbonden. Daarmee dat Rietveld een eigen ontwikkeling doorgemaakt sche werking van het oog de individuele waarneming den groei. Niet de kracht van het geluid bepaalt de geeft hij de architect wel een overkoepelende, maar heeft. Dit is terug te vinden in zijn werk en geschriften, als basis van zijn ideevorming over kleurwaarne- muziek. Niet de veelkleurigheid ontwikkelt het kleur- niet een hierarchische rol in het bouwproces. Immers, waar kleurtoepassing en ideeën over kleur onderdeel ming.355 In feite geeft hij er een filosofische betekenis gevoel. Alleen dat waarop we ingesteld zijn kunnen we vanuit de drieëenheid kan de architectuur als ruimte van uitmaken.350 aan, met andere woorden en daarmee refereert hij aan verwerken. slechts dankzij de kleur, de materie en de vorm De hier te bespreken publicatie Nieuwe zakelijkheid de filosofische denkbeelden van Schopenhauer, en niet Te weinig kan krachten sparen, teveel breekt af. bestaan. in de Nederlandsche architectuur351 (afb.77-84) laat aan diens ‘meetkundige’ kleurtheorie zoals we die in ... De groote massa’s die we lijdelijk ondergingen, Rietveld merkt op dat de architecten open stonden zien hoe het nieuwe bouwen en de stijl-beweging zich de literatuur van de schilders Bartels en Meere en de worden vervangen door kleine nuances, die ons onder- voor de invloed van de Dadaïsten, die onbevangen de in de visie van Rietveld in 1932 tot elkaar verhoudden. chemicus De Lange tegenkomen. scheidingsvermogen verscherpen. Op iemand met steriliteit van de kunst hekelden, omdat ze ook niet Hij schrijft op filosofische wijze over de ontwikkeling Voor Rietveld zijn onze zintuigen ‘de eenige weinig ontwikkeld kleurgevoel zal een groote hoeveel- de verantwoordelijkheid hadden. (hij lijkt hier te van het nieuwe bouwen, en kijkt terug naar de voor- contacten tusschen ons en hetgeen waar te nemen is. heid kleur minder indruk maken als een kleine nuance refereren aan de serieuze taak van de architecten) afgaande periode, de eerste periode met de impuls Naarmate deze zinnen meer of minder ontwikkeld op iemand met ontwikkeld kleurgevoel.’357 vanuit ‘De Stijl’ beweging en de actuele situatie van zijn, zal ons wezen meer of minder het waarneembare De derde invalshoek is indirect die van de 1932. Op die laatste twee aspecten wordt hier nader kunnen opnemen en ons bewustzijn zich ontwik- Kleur als materie wetenschap. ingegaan. kelen, want ook de wijdte van ons denkvermogen Vanuit de idee van de Stijlbeweging volgens Het program van de nieuwe zakelijkheid is voor is geheel afhankelijk van de ontwikkeling van ons Rietveld is materiaal specifiek het terrein van de Rietveld: ‘de juiste wooneischen wetenschappelijk Kleur als theorie waarnemingsvermogen. Van de ontwikkeling en de plastiek, waardoor kleur als materie niet bestaat. te bepalen, waarbij hij refereert aan bouwfysische Rietveld verwijst niet naar een bestaande kleurthe- gezondheid dezer zinnen hangt de welstand van ons onderdelen 361, zo mogelijk te combineren met de orie. Op basis van een recente publicatie mag worden Kleur als idee constructie en de (nu nog) primitieve werkzaamheden geconcludeerd dat zijn uitspraken over het gezichts- Rietveld heeft duidelijke ideeën over kleur, vanuit op het bouwterrein te industrialiseeren. Daarvoor vermogen, gebaseerd zijn op de kleurtheorie van interest not only in Schopenhauer’s color theory, but also in his phi- verschillende invalshoeken. Naast de filosofische moet ‘een speciale commissie, die zich in verbinding Schopenhauer.352 losophy in general.’ blz. 10.....“Schopenhauers essay unexpectedly invalshoek van Schopenhauer is dat de Stijlbeweging, stelt met hygiënisten, chemici, medici, psychologen became a source of inspiration in a field no one would have expected: architecture. It found, as a result of its philosophical underpinnings, en technologische wetenschap. enz., zich bezig houden met het opsporen van de much resonance in the philosophy and work of the Dutch architect Rietveld’s idee over kleur maakt onderdeel uit van eischen, die aan een woonruimte moeten worden 349 Küper, Marijke. Gerrit Rietveld, blz. 265. in Blotkamp, 1982 Gerrit Rietveld.’ blz. 14. Dit onderbouwt Stahl op blz. 27-33. Rietveld zijn zienswijze van ‘Stijlbeweging’. Volgens Rietveld gesteld. ‘362 Dit is interessant, omdat we vanuit deze 350 Zie Polman, Mariël, ‘De kleuren/The colors’ blz. 117-120 in: refereert indirect en direct naar Schopenhauer’s kleurtheorie. ‘di- samenstelling Erik Slothouber De kunstnijverheidsscholen van Gerrit rectly by quoting Schopenhauers’s quintessential definition of color begon men in architectuur, schilderkunst en beeld- Rietveld/The Artschools of Gerrit Rietveld.. Amsterdam, Juni 1997., de as the qualitative divided activity of the retina’ (blz. 30). Vanaf begin houwkunst het eigen terrein af te grenzen. De rol kunstacademies en het Rietveldpaviljoen die ik heb uit mogen jaren 1930 tot zijn dood noemt Rietveld dit. Daar zou deze tekst dan van de schilder zag hij als volgt: ‘De schilder maakte voeren, zie deel B bij horen. 358 Rietveld, 1932, blz 9 351 Rietveld, G. Nieuwe Zakelijkheid in de Nederlandsche architec- 353 Rietveld, 1932, blz.22 alleen kleur, geheel vlak en primair’, [waardoor] ‘het 359 Rietveld, 1932, blz 9 tuur. DVB Dit is schrift 7 van jaargang 9 der Vrije Bladen. 1932 354 Rietveld, 1932, blz. 23 360 Rietveld, 1932, blz 9 352 Zie: Stahl, Georg, translated and introduction by, ‘On Vision and 355 Dit zou wel eens kunnen duiden op de ‘calvinistische inslag’ die 361 de juiste middelen ter isolatie, absorptie, reflectie, doorlating, Colors’ by Arthur Schopenhauer, New York, 2010. ‘Shortly before and James Stevens Curl vermeldt in de Encyclopaedia of architectural terms, 356 Rietveld, 1932, blz. 24 enz., te kennen, during the early 1920’s ,...Gerrit Rietveld who maintained a lifelong London, 1992. 357 Rietveld, 1932, blz. 26 362 Rietveld, 1932, blz. 14 2 92 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 93 Historiografie Materialisering van een ideaal 2.5 Ir. M.G. Polman Architecten

externe disciplines ook studies zijn tegengekomen geldt de Van Nelle fabriek van de architecten Brinkman renzin, ruimtezin en vormzin. De zintuigen kunnen gedachtenis aan Van der Vlugt, is op te maken dat in over kleuren (chemici, medici en psychologen). en Van der Vlugt in Rotterdam volgens Rietveld ‘tot ontwikkeld worden vanuit een spaarzaam kleurge- zijn werk kleur met grote zorgvuldigheid is aange- De arbeidsverhoudingen (het werk door A. heden als het beste wat als nieuw-zakelijke architec- bruik, want het kleurgevoel ontwikkelt niet door bracht en onderdeel uitmaakte van het geheel, hetgeen begonnen, moet na eenige uren door B. worden over- tuur in Holland is gemaakt. Het is geen toeval, dat dit iemand met weinig ontwikkeld kleurgevoel een grote is af te lezen aan zijn uitgevoerde bouwwerken. Ook genomen) perfectioneren voor Rietveld het werk. bouwwerk is tot stand gekomen met volle medewer- hoeveelheid kleur te bieden. ir. J.B. van Loghem beschrijft in hetzelfde nummer de ‘Het streven van de nieuwe zakelijkheid is...een king van de opdrachtgevers. De ontwikkeling van kleurgevoel draagt bij aan bijzondere kleurtoepassing van Van der Vlugts duin- zuiver ter zake komen van de architectuur. (het) is Hij merkt op dat de eerste mislukte experimenten het welbevinden van de mens, omdat de kleurzin van huisje in Noordwijk. Architect Mart Stam noemt de iets geheel anders dan de bekende maatschappelijke zijn vervangen door betere fabrikaten, ‘doch wat meer groot belang is voor de bewustwording van de mens. Van Nelle fabriek als voorbeeld. zakelijkheid.... zegt: de geheele organisatie van het bedrijf, ook na de Kunst dient om terug te gaan naar de kern. De ingebruikneming, is in volkomen overeenstemming wetenschap helpt eveneens. In de persoonlijke waar- Kleur als idee Kleur als toepassing met de architectuur.’ In het boekje zijn 2 foto’s van neming komen wetenschap en individualiteit samen: Kammer noemt Van der Vlugt een ‘ras-architect’, Rietveld schrijft dat de schilders, evenals de beeld- de van Nelle opgenomen (tearoom en het exterieur naar de wetenschap van het oog beschrijft hij dat de een ‘meester in vormen-, ruimte, kleur- en materialen- houwers en architecten, ‘hun taak zeer abstract hebben van kantoor en fabrieken vanaf de fabrieksstraat). waarneming bij ieder mens anders is. kennis’, waardoor Van der Vlugt ‘geheel verschillende opgevat. 363... ‘Men streefde naar haast onbestaanbare De andere foto’s betreffen Oud’s woningbouwcom- Kunst en wetenschap helpen de bouw verder op oplossingen kon bedenken. Hij kon zich direct een zuiverheid’; men gebruikte uitsluitend primaire plexen Kiefhoek (Rotterdam, 1928-1930) en Hoek van een hoger plan te brengen. Hiervoor moet een speciale ‘juist denkbeeld vormen van de ruimten in onderlinge kleuren, en vormen, ‘omdat men het andere niet Holland (1924-1927), de Openluchtschool van Duiker commissie contact leggen met hygiënisten, chemici, verhouding en massa, verlichting en kleur van de volkomen kon beheerschen’. ‘364 (Amsterdam, 1929-30)368, de Boekwinkel te Amsterdam medici, psychologen enz.. De machine en betere ontworpen plattegronden’. Kammer looft hem ook om Rietveld gebruikt hier een vergelijkbare methodiek van Bodon369, interieurontwerptekeningen van arbeidverhoudingen perfectioneren voor Rietveld het zijn interieurontwerpen, waarbij Van der Vlugt een als De Groot in ‘kleurharmonie’. Ook Rietveld le Corbusier (2 interieur- en klein atelierhuis) en werk, zodat de architect zich alleen met de architec- ware kunstenaar was door de sfeer die hij aan woon-, beschouwt de primaire kleuren als de basiskleuren, Rietveld’s eigen Erasmuslaanwoningen (1931). tuur bezig hoeft te houden, waarbij het gaat ‘om de eet-, werk- en slaapruimten wist te geven door juiste waarbij de beheersing van kleuren een voorwaarde is (afb. 76-83) maat en de hoedanigheid van de leegte tusschen de kleurenkeuze en detailverzorging. om zich verder te kunnen ontwikkelen.365 materialen erom en erop’. ‘Het streven van de nieuwe Van Loghem noemt de ‘subtiele kleuren’ en ‘fijne Het kleuronderzoek aan de modelwoning op Conclusie zakelijkheid is ... een zuiver ter zake komen van de kleurtoepassing’ van Van der Vlugt in zijn duinhuisje: de Erasmuslaan te Utrecht uit 1931, bevestigt deze Het abstracte denken van de Stijlbeweging maakte architectuur.’ ‘zooals het zich voegt in de duinplooien ... daaraan ontwikkeling bij hemzelf omdat hij inmiddels naast een volledige scheiding tussen de schilderkunst, de aanpast, zonder vernatuurd te zijn geworden.’ 372 primaire, ook secundaire kleuren en pastelkleuren beeldhouwkunst en de architectuur mogelijk, waarin 2.5.7 Mart Stam bevestigt het belang van de kleur en het toepast.366 de schilder alleen primaire kleurvlakken maakte en het Leen van der Vlugt, 1936, 1937 materiaal voor de architectuur in de Van Nelle fabriek. Rietveld kijkt met positieve mildheid terug naar de lichtreflecterend oppervlak van den wand zijn terrein Hij noemt het kantoorgebouw van de Van Nelle als extreme beginfase en schrijft dat men bereikt heeft dat was. Architect Leendert Cornelis van der Vlugt jr. (1894- voorbeeld van functionele kantoorarchitectuur, die het begrip “leeg” waardering heeft gekregen, en niet De primaire kleuren vormden een eerste impuls. 1936) was eerst werkzaam in Groningen en associeerde hij in een brede, Europese context plaatst. Daarbij meer als ‘armoede’ werd bestempeld. Maar hij geeft Een verdere ontwikkeling was nog niet mogelijk, zich in 1925 met J.A. Brinkman te Rotterdam. Van der vermeldt hij evenwel niets specifieks over de toege- ook aan dat het geen leefbare situatie was. ‘In plaats omdat men niet meer kon beheersen. Het lichtreflecte- Vlugt was onder andere lid van de Rotterdamse archi- paste kleuren.373 van het leven te vergemakkelijken, hebben ze alles rend oppervlak verbindt Rietveld niet aan de functio- tectenvereniging Opbouw en publiceerde regelmatig wat aan het leven herinnerde, weggewerkt. Men zou nele lichtreflectie. in het tijdschrift De 8 en Opbouw. Over het gebruik Kleur als materie dit kunnen verklaren door aan te nemen, dat men niet De architectuur verbindt de drie kunsten, doordat van kleuren en achterliggende ideeën schreef hij echter In het bijzonder noemt Kammer van der Vlugts’ bouwde voor het leven zooals het was, maar meer voor de kleur, het materiaal en de vorm door de ruimte weinig. Er zijn wel teksten van collega’s ir. H. Kammer, ‘zuiver afgestemde tapijten waarin hij een groote voor- het leven zooals men zich voorstelde, dat het moest worden verbonden. Daarmee geeft Rietveld de J.B. van Loghem (1936) 370 en Mart Stam (1937) 371die liefde voor “grijzen” aan de dag legde.’ 374 (afb.84) worden.’367 architect wel een overkoepelende, maar niet (zoals ons daarover informeren kunnen. Een archieffoto informeert ons dat het duinhuisje Ofschoon Rietveld niet expliciet de kleuren noemt, Oud) een hiërarchische rol in het bouwproces. De van Van der Vlugt is opgetrokken uit twee kleuren architect staat ten dienste van de architectuur en van Kleur als toepassing baksten (voor de garage en voor de woning)375 (afb.85) de maatschappij. Uit de woorden die ir. H. Kammer, een medewerker 363 Zie H.2.5.3 Oud, die ook over het abstracte denken schrijft (on- Rietveld beschouwt kleur m.i. vanuit een drie- van het bureau Brinkman en van der Vlugt, wijdde ter der ‘kleur als idee’) eenheid van kleur-vorm-ruimte, en deze driedeling 364 Rietveld, blz. 10 noemt hij ook bij de drie zinnen van het gezicht: kleu- 365 De Groot. II.3.2 ‘kleur als idee en kleur als uitvoering’ 366 Polman kleur & architectuur. Kleuronderzoek naar de afwerklagen 370 In het gedenknummer van L.C. van der Vlugt bij het overlijden 372 Van Loghem, blz.121 van het herenhuis Erasmuslaan 9 te Utrecht. Architect Gerrit Rietveld 1931. ir. op † 25 april 1936 ,De 8 en Opbouw № 10 16 mei 1936. ir. H. Kammer, 373 ’ M. Stam, blz. 81-82 Mariël Polman, Soest in opdracht van Vereniging Hendrick de Keyser 368 Jan Duiker (1890-1935). Poortgebouw dateert uit 1932 maar staat blz. 122 en J.B. van Loghem, blz. 121. 374 Kammer, blz.122 Amsterdam April 2002 hier nog niet op. 371 M. Stam, ‘de 8 en Opbouw’ n° 9 - 8 mei 1937, het kantoorgebouw 375 Geurts, Jeroen en Joris Molenaar. L.C. van der Vlugt, architect 367 Rietveld , 1932, blz. 10-11 369 Schröder en Dupont, 1932, Alexander Bodon (1906-1993) der firma Reesink & Co. te Zutphen.blz. 81-82 (1894-1936). Delft 1983. Afbeelding 153 blz. 136 2 94 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 95 Historiografie Materialisering van een ideaal 2.5 Ir. M.G. Polman Architecten

Conclusie daarbij beroept hij zich op de kleurenleren van Goethe toepassing anderzijds. als het ware boven de werkelijkheid uit, terwijl de Ir. H. Kammer roemt Van der Vlugt om zijn mees- en Semper. Omdat Kropholler het kleuraspect zo In plaats van wit raadt Kropholler de toepassing muurschildering het gevolg is van de waarneming der terschap in vormen-, ruimte, kleur- en materialen- duidelijk in zijn waarneming betrekt, is zijn boek in van lichte tinten aan. Herhaaldelijk noemt hij dat het vormen.”381 kennis. Van der Vlugt kon zich een beeld vormen dit hoofdstuk opgenomen. licht in ons klimaat niet geschikt is voor witte, bonte van de ruimten in onderlinge verhouding en massa, en glanzende kleuren. Hierin is een uitspraak van Conclusie verlichting en kleur van de ontworpen plattegronden, Kleur als theorie Goethe te herkennen. Kropholler hekelt het feit dat Architect Kropholler verwijst naar de kleurtheorie en hij kon de kleur van de gevels afstemmen op de Kropholler heeft de kleurenleer van Goethe bestu- de bonte kleuren nu door de elite omarmd worden. Zo van Goethe en ‘Der Stil’ van Semper. kleuren van de omgeving. Van der Vlugt had een grote deerd en geeft deze naar eigen inzicht weer. Uit schrijft hij over ‘de harmonie der bouwvormen die van De betekenis die hij aan kleuren geeft komt in voorliefde voor ‘grijzen’, in zijn ‘zuiver afgestemde Goethe’s kleurtheorie neemt hij de ordening van op het kleurenspel te boven gaat’ en pleit voor de Griekse grote lijnen overeen met die van de architecten van tapijten’. Architect J.B. Van Loghem noemt de ‘subtiele de kleurencirkel tegenover elkaar liggende comple- tempels, die hij ‘grijze’ (en geen witte, mgp) ruïnes het nieuwe bouwen. Wit en de primaire kleuren kleuren’ en ‘fijne kleurtoepassing’, van Van der Vlugts mentaire kleuren over.(afb.86) Hij voegt daar aan toe noemt, en de Gotische wonderen van bouw- en beeld- zijn exclusief en hebben als kleur een belangrijke eigen duinhuisje in Noordwijk, dat ‘zich voegt in de dat het betrekkelijk makkelijk is om een combinatie te houwkunst. Ook de transparantie en de textuur van betekenis, en aluminium is veel uitgesprokener dan duinplooien, zonder vernatuurd te zijn geworden’. maken bij primaire kleuren of eenvoudig-gemengde het materiaal spelen een rol. Hij schrijft dat gebouwen het vroegere bescheiden grijs. kleuren. Maar bij de sterk gemengde kleuren is een niet doorschijnend en weerspiegelend horen te zijn, In de toepassing van kleur is Kropholler echter 2.5.8 grote ervaring en intuïtie noodzakelijk. Zwart en wit dus niet verglaasde, gepolijste, metaalglanzende of op radicaal anders en grijpt hij terug op de nationale Alexander Kropholler, s.a., na 1930 legt Kropholler tegenover elkaar: wit is positief en andere wijze over de gehele oppervlakte glimmende traditie, zoals het gebruik van inheemse bouwma- zwart is negatief. (Goethe spreekt over licht, de + pool gevels en daken. terialen, edele toepassingen uit het verleden, zoals Alexander Jacobus Kropholler (1881-1973) was opgeleid en donker, de – pool). Kropholler benoemt de primaire kleuren, wit, witte landhuizen en -boerderijen. Niet voor publieke als timmerman en leerde het architectenvak bij een zwart, grijs, aluminium en goud (zie tabel). In zijn gebouwen. aannemersbedrijf en een architect376. Hij had van Kleur als materie verklaringen gebruikt hij zowel kleurtheorie, symbo- Voor Kropholler is de kleurtoepassing van primaire 1902-1910 een architectenbureau met J.F. Staal377, met Kropholler pleit voor traditionele, inheemse bouw- lische, allegorische betekenissen en concrete toepas- kleuren exclusief, niet bedoeld om permanent te wie hij in 1910 brouilleerde, waarna hij zelfstandig materialen en het zo min mogelijk (aan)kleuren van singen van kleur. worden toegepast. Aluminiumverf overschreeuwt bij verder ging. Kropholler bekeerde zich in 1908 tot materialen. Daarbij beroept hij zich op Semper. de toepassing van industriële gebouwen, en geeft deze het katholicisme. Na een aanvankelijke oriëntatie op Kleur als toepassing bouwwerken een veel te groot aanzien. 382 destijds moderne, door Amerikaanse voorbeelden Kleur als idee Kropholler betreurt de kleuring van bakstenen en Kropholler is voorstander van de polychromie van geïnspireerde architectuur, bouwde hij vanaf circa Een tweede theorie die Kropholler heeft bestudeerd pleit voor de harmonie in de traditionele baksteen- traditionele bouwmaterialen, die gracieus verouderen, 1915 veel kerken en raadhuizen in traditionele stijl. is “der Stil” van G. Semper. Hieruit neemt Kropholler architectuur omdat de nieuwe bouwmaterialen niet en een mooie textuur hebben, zoals de inheemse Hij behoorde niet tot de architecten van het nieuwe de regel over: ‘hoe geringer een materiaal gekleurd gracieus verouderden. Als de natuurlijke steen“ter baksteen. Het vraagt intuïtie en ervaring om daar een bouwen, maar had, integendeel, een afkeer van wordt, hoe beter.’ Kropholler is voorstander van de opknapping” wordt overgeschilderd, geeft dat meestal harmonieuze eenheid mee te maken. vernieuwing.378 structuur en de ‘menigvuldigheid van tinten’ van de een doods effect. Ook het nieuwe verfproduct aniline- In de schilderkunst onderscheidt Kropholler het Zijn publicatie Het licht en de kleuren. In de traditionele bouwmaterialen. verven keurt hij af, omdat daardoor de vezels door en schilderij en de muurschildering als ‘een geheel bouwkunst en kunstnijverheid, is ‘een aanklacht tegen Kropholler is niet tegen de toepassing van wit, maar door kleuren, in tegenstelling tot de oorspronkelijke verschillend zien en weergeven van het wereldbeeld.’ “de wansmaak onzer dagen” en onjuiste inzichten de voorbeelden die hij noemt verwijzen naar een edele Perzische tapijten.380 Het schilderij gaat als het ware boven de werkelijkheid op aesthetisch gebied.’379 Kropholler geeft hierin een toepassing uit het verleden, zoals statige landhuizen, Kropholler wijst specifiek naar de inheemsche uit, terwijl de muurschildering het gevolg is van de beschrijving van de wereld om hem heen, waaruit witte boerdeijen, landelijke woningen, Oosterse steden bouwmaterialen, het gaat hem blijkbaar niet alleen om waarneming der vormen. de moderne kleurtoepassing blijkt te zijn doorge- en aan zee. De huidige toepassing met de ‘uiterst de traditionele bouwwijzen, maar ook om het traditio- Op basis van Kropholler’s aanklacht tegen het drongen. In zijn teksten wordt duidelijk dat, wat voor economische lichtreflectie’ vindt hij geschikt voor nele vaderland. Daar verschilt hij radicaal mee met de moderne kleurgebruik kan worden geconcludeerd de één een ideaal is, voor de ander een heel andere fabrieken, minder belangrijke ruimten, kloostercellen internationale beweging. dat moderne kleuren en materialen daadwerkelijk betekenis kan hebben. Krophollers eigen ideaal staat en grotwoningen. De publieke gebouwen mogen niet Behalve de architectuur, bekritiseert Kropholler ook toegepast zijn: doorschijnende en weerspiegelende lijnrecht tegenover het ideaal van de architecten van wit of witgekalkt zijn. de nieuwe schilderkunst: ‘schilderij en muurschilde- gebouwen, van verglaasde, gepolijste, metaalglan- het nieuwe bouwen en de kunstenaars van De Stijl en Het edele is voor Kropholler verbonden aan vormen ring zijn gevolg van een geheel verschillend zien en zende of op andere wijze over de gehele oppervlakte die passen bij de traditionele elite en vormen die weergeven van het wereldbeeld.’ Het schilderij gaat glimmende gevels en daken. In plaats van grijs zijn worden gebruikt bij hoogtijdagen. Het is dus niet de betekenis van het wit zelf, maar het is Kropholler’s 376 architect J. Beirer, 377 Staal was theosoof, zie: Bax, 2006 ideaal dat tegenover het ideaal dat de architecten van 380 Ook De Groot noemt de naturel kleur van tapijten (zie: Kleur- 381 Dat hij hierin niet alleen staat, mag voorzichtig worden afgeleid 378 Hij had een fanatieke hang naar traditie en afkeer van vernieu- het nieuwe bouwen nastreefden staat, wat ik hier harmonie, blz.33, het is niet duidelijk of hij daarmee eveneens naar uit het feit dat in 1936 Mander’s schilderboek een herdruk krijgt. wing en werd in de jaren 1930 lid van de Nederlandse fascistische omschrijf als enerzijds de uitdrukking van het hogere Semper verwijst). Maar De Groot’s benadering is veel meer vanuit 382 Waar men vroeger een bescheiden grijsachtige kleur gaf, over- organisatie Zwart Front zelf, dat ieder mens in zich draagt en de efficiënte het beschrijven van de kwaliteiten en ‘ het karakter’ van de materia- schreeuwt de laatste jaren de metaalglansverf de cacaphonie der 379 Kropholler, z.j. len, terwijl er hier bij Kropholler een oordeel aan verbonden is. kleuren 2 96 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 97 Historiografie Materialisering van een ideaal 2.5 Ir. M.G. Polman Architecten

veel industriële gebouwen nu in aluminiumverf met De Lairesse (die hem noemt) maar ook in de studie Kleur als materie ringen en dus rechtvaardiging vindt. Deze wetenschap afgewerkt. Vezels van tapijten worden door en door over Cuypers. Schwarz beschrijft dat Van Mander een Kloos vergelijkt kleur niet als materiaal. mag bijvoorbeeld onder gegeven omstandigheden gekleurd d.m.v. anilineverven. (zie tabel) kleurenleer op basis van de regenboog schreef. Andere een bepaalde kleur gewenst achten, intuïtief beseffen industriëlen, die hun producten op de huisschilders- Kleur als theorie wij duidelijk dat er slechts van die kleur sprake is Carel van Mander, herdruk 1936 markt hebben, richten zich wel op de huisschilders, Kloos toont zich een fel tegenstander van kleurtoe- zolang wit of andere kleuren een vergelijking mogelijk De kunstschilder Carel van Mander (1548-1606) met name Sikkens maar ook Molyn. met hulp van passing volgens een systeem in het algemeen en ziet maken.” 389 werd vooral bekend als theoreticus. In 1604 werd zijn kunstenaars en wetenschappers. Die informatie is weinig heil in het kleursysteem van Ostwald in het invloedrijke ‘Schilderboeck’ gepubliceerd. Hierin zijn nader uitgewerkt onder de ‘architecten’. bijzonder.387 Kleur als toepassing regels opgenomen waaraan schilderijen volgens hem In zijn recensie van de bijeenkomst van 10 maart moesten voldoen, maar ook levensbeschrijvingen 2.5.9 Kleur als idee verklaart hij de betekenis van de, in wezen traditio- van Nederlandse en Duitse kunstenaars uit die tijd. Jan Piet Kloos, 1936-1941 Op 10 maart 1936 woont Kloos de eerste bijeen- nele, rode stoffering in schouwburgzalen als: ‘wils- Van Manders geschriften waren in zijn eigen tijd al komst van de op te richten vereniging Practische gebied, ontvankelijk voor émotie’s’ en de moderne beroemd en zijn nu een belangrijke bron in de kunst- Architect Jan Piet Kloos (1905-2001) genoot zijn Kleurenpsychologie bij in de Pulchri-studio in Den toepassing van blauwe stoffering in de salle Pleyel geschiedenis.’ 383 opleiding aan de MTS (1922-1925) en aan het VHBO Haag, wat reeds ter sprake is gekomen in de tekst bij te Parijs verbindt hij met ‘innerlijke concentratie’. Terwijl er in de bestudeerde bronnen niets vermeld in Amsterdam, terwijl hij overdag op het bureau van Zeylmans van Emmichoven. De psychologische invals- (afb.89,90) Dit voorbeeld laat zien hoe de tijden wordt over Van Mander, blijkt hij wederom in de G.J. Langhout werkte. In 1927, tijdens zijn studie, hoek van bewustwording van een werking van kleur veranderd zijn. Terwijl Bartels in 1918 de rode stof- belangstelling te komen tijdens het interbellum, werkte hij als tekenaar-opzichter voor Jan Duiker op zielenleven vindt hij vanzelfsprekend van belang fering van de schouwburg noemt vanwege de kunst- getuige het feit dat er in 1936 een herdruk verscheen384: aan Sanatorium Zonnestraal te Hilversum385. Vanaf voor architecten. 388 Kloos schrijft: ”De juiste kleur- verlichting, die dan nog uit kaars-, petroleum of (afb.87, 88) Omdat een goede Nederlandse uitgave 1928 werkte hij bij Dudok als tekenaar en hoofdop- keuze is dikwijls intuïtief. De architect kan echter niet gaslampen bestaat, worden er nu blijkbaar blauwe ontbreekt en er juist belangstelling toeneemt voor de zichter bij de realisatie van het Collège Néerlandais alleen geïnspireerd worden door zijn intuïtie, maar concertzalen ontworpen. Bartels schrijft dat de geel- ‘oude Dietsche schilderkunst’ heeft de uitgeefster een in Parijs. In 1932 begon hij zijn eigen bureau. Hij was ook gecontroleerd... zolang de wetenschap, die zich achtige kleur de rode kleuren in kracht doet toenemen, nieuwe vertaling ondernomen van het boek uit 1604. actief betrokken bij de architectenvereniging ‘ De 8 en in dienst stelt van onze bewustwording, nog zozeer maar het donkerblauw boet veel aan intensiteit in en ‘Meermalen toch bleek het den bewerkers dat Van Opbouw ‘, Groep 32 en de internationale congressen in de kinderschoenen staat...Wij moeten op ieder de lichtblauwe kleuren worden groenachtig.390 Hierop Mander een of ander stuk onnauwkeurig beschrijft of van CIAM. Tijdens het interbellum bouwde hij het ogenblik dat wij met innerlijke zekerheid oordelen wordt nu niet de aandacht gevestigd, omdat het waar- zich onjuist herinnert’. Rijnlands Museum en werkte hij af en toe samen met onze eigen afwijkende weg durven volgen en daarbij schijnlijk dankzij moderne belichting mogelijk is om De informatie uit het voorwoord laat zien dat de architect G. Holt. Tijdens de Tweede Wereldoorlog van de wetenschap eisen dat deze daarvoor verkla- kleur toe te passen zonder dat er een groenachtige kennisverspreiding zowel wetenschappelijk is, als was Kloos docent aan de Kunstnijverheidsschool in kleur ontstaat. voor een groot publiek bedoeld is. In de huisschilders- Amsterdam olv Mart Stam. ‘Kloos was een architect Zijn standpunt verdedigt Kloos zo fel, dat hij wereld, noch in zeer uitgebreide kleurenstudie van die de principes van het functionalisme onverkort 387 De uitspraak van Rijgersberg:“Bij de toepassing van kleuren beducht lijkt op kritiek. Mogelijk beschouwt hij zijn Rijgersberg, wordt Van Mander genoemd, ofschoon huldigde.’ 386 vange men aan te werken volgens en systeem- en waarom dan niet intuïtie als iets ouderwets en de wetenschap als de Van Mander een bron van betekenis is in de ontmoe- Kloos schrijft regelmatig over kleur in “De 8 en Ostwald’s systeem - en vervolgens toetse men de uitkomst aan eigen vooruitgang, waarbij hij niet achter wil blijven. artistiek inzicht en gevoel” (Rijgersberg, 1938, blz. 59) wordt door ting van schilderkunst, bouwkunst en toepassing van Opbouw”. Deze teksten zijn bestudeerd. Uit de teksten Kloos becommentarieerd met: ‘’ik moet zeggen, dat ik weinig ver- De worsteling op het psychologisch esthetisch kleur, zij het indirect. blijkt Kloos een grote fascinatie voor kleur te hebben, trouwen heb in het artistiek inzicht en gevoel van iemand, die daar gebied van Kloos is ook herkenbaar in zijn recensie van De naam van Karel van Mander duikt op in verband maar er is ook sprake van een zoektocht, waarbij door zelf zo weinig in gelooft, dat hij er de voorkeur aan geeft in eerste ‘Beknopte kleurenleer’ van Rijgersberg 391, ofschoon instantie te varen op het compas van een verre van feilloos systeem. hem slechts enkele concrete kleurtoepassingen worden Dergelijke averechtse interpretatie’s kunnen ons een weerzin geven hij het boekje welwillend bespreekt genoemd. tegen alles wat ordening, leer, en wat dies meer zij, is en toch moeten Kloos bekritiseert de concrete voorbeelden die 383 site Rijksmuseum; http://www.dbnl.org/tekst/mand- we het positieve ervan niet uit het oog verliezen. Een zekere contrôle Rijgersberg aandraagt in de hoofdstukken ‘kleur in 001schi01_01/ op ons tot stand gekomen werk alleen dàn bijschaven, wanneer we de architectuur’ en ‘kleur in de interieurkunst’. Niet 384 ‘Het Schilder-Boek’ van Carel van Mander. Het leven der doorluchtige de innerlijke overtuiging hebben, dat de reeds bereikte resultaten Nederlandsche en Hoogduitsche schilders. in hedendaags Nederlandsch daardoor op de spits gedreven worden; is dat niet het geval, dan leg- alleen vindt Kloos dat Rijgersberg de onderwerpen overgebracht door A.F. Mirande en prof. Dr. G.S. Overdiep, bij de gen we het boek van Ostwald eenvoudig naast ons neer.” onvoldoende beheerst om tot detail-conclusies te Wereldbibliotheek NV, Amsterdam. Rijgersberg neemt deze uitspraak ter harte, in de tweede druk komen392, in de gedeelten die niet volkomen tot de Het ‘woord vooraf’ meldt dat er drie vertalingen bestaan: 1. door schrijft hij: “Bij de toepassing van kleuren kan vergelijking van de Jacobus de Jongh, 1764, van de tweede verbeterde druk uit 1618; 2. Le uitkomsten van eigen artistiek inzicht en gevoel met die welke een livre des peintres de carle van Mander, vie des peintres flamands, hol- harmonieleer oplevert slechts vordeel brengen. Daaruit volgt nog landais et allemands, traduction, notes et commentaires par Henri niet, dat de kunstenaar uitsluitend te varen heeft op het compas van 389 blz. Hymans, 1885, van de eerste druk uit 1604. (in 1936 zeer zeldzaam); het systeem.” (Rijgersberg, 1942, blz. 76) 390 Bartels, P.H., Handboek voor schilders, Deventer, Æ.E. Kluwer, 1918, 3. ’een Duitsche vertaling met den oorspronkelijken tekst ernaast, 388 Kloos, J.P., Practische kleurenpsychologie. In ‘de 8 en Opbouw’ blz.399. naar de uitgave van 1618 (1617) van Hanns Floerke’, 1906, waarbij 385 Kloos werkte van februari 1927 tot medio maart 1928 tekenaar/ no. 7, 4 april 1936, blz. 77-78. Hierin wordt een verslag gegeven van 391 de 8 en Opbouw, no. 10 1938, herdruk, Amsterdam 1985, blz. 96 -97. hij in zijn “Vorbemerkungen” meldt dat hij ruim gebruik maakt opzichter bij de bouw van Zonnestraal.. de lezing van Zeylmans op 10 maart 1936 en geeft Kloos zijn com- 392 “dit deel bestaat uit vele onjuistheden, een aantal lichtvaardige van Hymans’ boek.(‘Deze uitstekende letterlijke vertaling ziet men 386 Ibelings, Hans. necrologie bij het overlijden van Kloos in de mentaar. (De lezing werd al aangekondigd in nummer 6 van ‘de 8 en conclusies, een aantal van zelfsprekendheden en enkele waarheden, tegenwoordig het meest.’) Volkskrant, 10-08-2001, blz.4 Kunst Opbouw’) maar deze laatsten zijn zo met ons gevoelsleven verbonden, dat wij 2 98 2 99 Historiografie Historiografie 2.5 2.6 Architecten J.J. Vriend 1935, 1949

kleurenleer als zodanig te rekenen zijn, komen z.i. gevoelsmatige betekenis van de kleurtoepassing is Jacobus Johannes Vriend (1896-1974) heeft als archi- te verstoren. Dit bleek niet te passen in het gewone veel onjuistheden voor393, hetgeen voor de doelgroep wordt dan niet genoemd, ook niet bij de beschrij- tectuurcriticus veel en gedurende lange periode gepu- alledaagse leven. Het waren ‘uiteraard’ de architecten van belangstellenden en studerenden een gevaar zou ving van zijn eigen werk, het Rijnlands Lyceum.397 bliceerd, waardoor hij een grote rol heeft gespeeld in die door de bouwpraktijk ‘het eerst tot een nuchtere kunnen zijn. (afb.91-94) de beeldvorming voor de na-oorlogse generaties.398 Hij beschouwingswijze werden gedwongen’’403 In de twee hoofdstukken somt Rijgersberg legt een duidelijke link tussen De Stijl en de moderne een aantal voorbeelden op, zonder direct terug te Conclusie architectuur. De wijze waarop verschilt in 1935 en in In zijn bekende naslagwerk ‘De bouwkunst van ons verwijzen naar de kleurenleren die hij in eerdere Kloos is van mening dat de intuïtie het belangrijkste 1949. Door teksten uit beide perioden te bespreken land. De steden’404 beschrijft Vriend in 1949 de reactie hoofdstukken heeft behandeld, waardoor de voor- gereedschap is bij de bepaling van de juiste kleur en krijgen we inzicht in de ontwikkelingen die hij van het publiek op de moderne architectuur, waarin beelden star worden.394 Kloos verzet zich tegen een dat wetenschap intuïtie moet kunnen verklaren, zoals beschrijft en de kennis die hij heeft overgedragen. kleur een positieve rol blijkt te spelen. Ik citeer: ‘De dergelijke starheid. bij een toepassen van de methodiek van Ostwald. Die reactie van het publiek op dergelijke bouwwerken is Opmerkingen van Rijgersberg als “de invloed van tweedeling zagen we al optreden aan het begin van de Kleur als toepassing en kleur als idee overigens een psychologische studie waard. De archi- de belichting op de kleur” 395 kan hij wel waarderen. jaren twintig, waarbij in de schilderswereld Bartels Kleur als idee en kleur als toepassing vallen samen, tectuur daarvan trekt aan en stoot af. Wat aantrekt, is De slotzin van Rijgersberg “onze tijd kent geen andere (1918), nog duidelijk een beroep doet op de intuïtie, en omdat Vriend’s idee over kleurtoepassing niet een de spontane frisheid der materialen en kleuren, het dan mathematische symbolen en aan de mathemati- Meere (1925), wetenschap boven intuïtie plaatst. Maar toekomstbeeld betreft. Integendeel, in 1935 is De lichte, de openheid van het interieur. Het is de vlotte“, sche bouwkunst van onzen tijd ontspringen vanzelf de we zien ook hoe er in ‘De Stijl’ en in ‘De Bouwwereld’ Stijl als ‘stroming’ verleden tijd, schrijft Vriend.399: wereldse” instelling van deze bouwwerken, volkomen logische bouwkleuren, die in de geest van onzen tijd positief op de kleurenleer van Ostwald wordt gerea- Mogelijk is de in Parijs woonachtige Mondriaan nog afgestemd op het moderne, bedrijvige leven, welke passen.” wordt door Kloos geheel beaamd, “het kon geerd voor kunstenaars en architecten. de enige schilder, die de kunstuiting consequent men is gaan waarderen.’405 Wij kunnen ons er van alles niet duidelijker gezegd worden”. voortzet. Vriend concludeert dat de invloed van de Stijl bij voorstellen, maar de concrete kleuren die Vriend Kloos beschrijft de kleurtoepassing in zijn teksten 2.6 J.J. Vriend 1935, 1949 van buitengewone betekenis geweest is op de ontwik- daarbij voor ogen heeft, weten we niet. in ‘de 8 en Opbouw’ zowel esthetisch als technisch. keling van de moderne architectuur. Daarbij legt hij In het artikel ‘Architectuur in kleur’ dat Vriend Voor het technische aspect vindt hij een antwoord een link naar de abstracte schilderkunst, die in de voor het tijdschrift ‘Sikkens Omroep’406 in hetzelfde bij het Chemisch en Verftechnisch Laboratorium te kleurstellingen en in de details400 herkenbaar is, maar jaar schrijft voor een lezerspubliek dat bij uitstek Haarlem, waar, zoals blijkt uit het hoofdstuk over hij concludeert ook dat de periode van de Stijlgroep geïnteresseerd is in het kleuraspect, geeft hij een heel verf, ingenieurs werkzaam zijn die vanuit hun mate- een ‘ typische faze in de ontwikkeling van het nieuwe duidelijke visie op- en beschrijving van de kleurtoepas- riaaltechnische achtergrond het verftechnologisch bouwen in het algemeen’ is.401 Hij schrijft dus niet dat sing, wat bijdraagt om het bovenstaande citaat beter te vraagstuk verder ontwikkelen met inachtneming Terugkijkend schrijft hij dat bij de architecten begrijpen. van de verworvenheden van het schildersambacht. van de Stijlgroep een bouwwerk gezien werd als een Hier noemt Vriend de kleuren bij naam en hun Deze ingenieurs hebben de lijn met het ambachtelijke compositie van volumen, vlakken en kleuren. Het betekenis: ‘Men zocht aanvankelijk de weg terug naar verleden niet verbroken terwijl zij wel met de nieuwe interieur werd zelfs ‘tot een kunstzinnige compositie de oerelementen van de primaire kleuren rood, blauw verftechnologie verder gaan. Met name in de latere verheven’402, waardoor men niets kon verplaatsen, en geel, met wit en zwart als contrasten.’407 artikelen van Kloos wordt de samenwerking met het geen kleur kon veranderen, zonder de “hoge’’ orde Vriend refereert aan ‘vele schilderkunstige theorieën laboratorium systematisch vermeld.396 Maar wat de omtrent deze abstracte kleuren’ waaruit tenslotte een belangrijk nieuw inzicht resulteerde: 398 Gert Jonker noemt Vriend in zijn memoriam ‘Nederlands groot- nl. ‘het zich bewust worden van de invloed dezer weinig opschieten met deze logica-gesprekken.” ste architectuurhistoricus’. Vriend was opgeleid aan de Amsterdamse 393 Hij beperkt zich tot de deelgebieden kleur en architectuur en Industrieschool en het HBO en kwam via het architectenbureau kleuren op de ruimtewerking en de psychologische kleur en interieur, de andere gebieden kan hij niet beoordelen. Boeterenbrood en de bouw van de Amsterdamse Bank (architecten invloed van de twee-eenheid ‘ruimte en kleur’ op de 394 Goethe noemt deze eenzijdige aanpak in de Vijfde afdeling, Ex- Berlage en Ouendag) tot een eigen architectenbureau. Daarnaast gaf mens.’408 Of dit de theorieën vanuit de Stijlbeweging terne relaties, Relatie met de techniek van der verver: “zo beginnen hij les aan het Middelbaar Technisch Onderwijs en de Hogere Tech- zijn, of optische kleurtheorieën duidt hij niet, maar alle verversleerboeken zoals het behoort met een respectueuze ver- nische School voor Bouwkunde. Zijn boek ‘Bouwen’ (1952) behoort melding van de theorie, zonder dat er naderhand ook maar een spoor tot de standaarduitrusting van iedereen die opgeleid wordt. Sedert zijn beschrijving neigt naar het eerste, want hij noemt van te vinden is dat er uit die theorie iets voortvloeit, dat die theorie Chemisch en verftechnisch Laboratorium. 1946 was hij vaste medewerker voor architectuur van het weekblad ‘spitsvondige redeneringen en nuanceringen’ maar iets verheldert, verklaart en van enig voordeel is voor de praktijk.”. Kloos, J.P., Vereenigingsgebouw voor de “Koninklijke Nederlandsche De Groene Amsterdammer. ‘Vriend was sterk verbonden aan het Goethe, J.W., Kleurenleer. Vrij Geestesleven, Zeist. Nederlandse Hoogovens en Staalfabrieken N.V.” te IJmuiden.; architect J.P. Kloos; functionalsime...wantrouwig tegenover emotionaliteit n de architec- vertaling door Pim Lukkenaer. 1991. blz.149-150 plan. in: de 8 en Opbouw, 1940; herdruk, Amsterdam 1985, blz.158. tuur’. Zie: Jonker, Gert, ’J.J. Vriend: ongemakkelijke en onmisbare 395 “We hebben met onze interieurkleuren in een Amsterdams advies schilderwerk: Chemisch en verftechnisch Laboratorium. tijdgeboot’ in: BOUW, no.45, 9-11-1974, blz. IV 403 Vriend, 1935, blz. 64 grachtenhuis heel wat anders te doen dan in een geval met een meer AVRO studio Hilversum ; Uitbreidingen ; architecten Merkelbach en 399 Vriend, J.J., Nieuwere Architectuur (1935), al in 1938 is er een 404 bestudeerd: derde druk 1949. eerste druk 1942. tweede druk open architectuur.” Karsten in samenwerking met A. Bodon; in: De 8 en Opbouw; 1940; tendens die teruggrijpt naar De Stijl: De 8 en Opbouw, nummer 8, 1942. niet bekend bij Polman of de druk gewijzigd is. 396 Kloos, J.P., Het Rijnlands Lyceum te Wassenaar. architect J.P. herdruk, Amsterdam 1985, blz. 173. 23 april 1938 wordt er aandacht besteed aan de tentoonstelling ‘ab- 405 J.J.Vriend, De bouwkunst van ons Land. De steden, derde druk, 1949, Kloos. In: de 8 en Opbouw; 1940; blz.97 “Dit verfwerk stond onder toezicht van het Chemisch en Verf-tech- stracte kunst’ in Amsterdam. Zie: ir. J.B. van Lochem, op blz. 72. blz. 196 schilderwerk/kleur: “De stalen buiten-puien zijn grijs-groen ge- nisch Laboratorium en Adviesbureau te Haarlem, door welk bureau 400 evenals de beeldhouwkunst 406 in april 1949, in een speciaal nummer over de GKf schilderd. De wanden in de lokalen licht grijs, in den middengang de samenstelling van de verven in het bestek was vastgelegd.”; 401 Vriend blz. 115 407 Vriend, 1949, blz 18 licht geel en in den dalton-gang wit gespoten.”; advies schilderwerk: 397 Ibid 402 Vriend, 1935, blz.. 408 Vriend, 1949, blz. 18 2 100 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 101 Historiografie Materialisering van een ideaal 2.6 Ir. M.G. Polman J.J. Vriend 1935, 1949

gaat daar niet op in en volstaat met het voorbeeld tijdelijk onderbroken door ‘de ‘Amsterdamse School in 1949 nog steeds van invloed te zijn: Vriend herhaalt bijzonder die welke zich tot de utiliteitsbouw aange- van twee identieke vertrekken, waarvan de een wit, van de Klerk’,411 tot de moderne architectuur, waarbij dat ‘ de abstracte schilderkunstige ideeën en haar trokken voelden. de ander zwart geschilderd is. Zowel ruimtelijk als de kunstschilders ‘in een zeer complexe wisselwerking invloed op de architectuur’ rond 1935 voorbij waren.413 Deze gang der ontwikkeling is een typische demon- psychologisch zullen de kleuren van invloed zijn. met het bouwen’ een belangrijke bijdrage hebben ‘De opkomst van een romantisch ingestelde architec- stratie, dat een werkelijke nieuwe architectuur voort Ruimtelijk lijkt de witte ruimte groter en in de geleverd aan de hernieuwde ruimtebeleving. tuur, in sterke mate beheerst door de toestand der moet komen uit een zekere collectiviteit van denken en persoonlijke reactie zal het lichte verblijdend werken Het is de moeite waard om stil te blijven staan bij na-oorlogse jaren, scheen dit inzicht te bevestigen. Wie gerichtheid.‘’ en het donkere deprimeren. Zo werd de kleur voor de het onderscheid dat Vriend maakt tussen Berlage en echter de huidige architectuur overziet bemerkt dat architectuur ‘een essentieel element van ruimtebepa- De Klerk. De expressionistische gevels beschrijft hij als deze kleuropvattingen min of meer “ondergedoken” Kleur als materiaal (1935) ling, als het ware erkend materiaal om te bouwen, d.i. een kleur en hij plaatst die in een bouwkundige twee- waren, maar thans zeer levenskrachtig zijn. Zeker, de In 1935 is de enige concrete kleur die Vriend noemt ruimten te scheppen.’ Vriend noemt de abstracte schil- dimensionale weergave: ‘de kleur van de Amsterdamse felheid van de primaire kleuren is verdwenen, al wordt de witte, naadloze vlakke wand die, onder invloed van derkunst van Van Doesburg, Piet Mondriaan e.a., die school is overwegend die van de tekenaar en van de die zonodig niet geschuwd. Er is een verzachting inge- de abstracte kunsttheorieën, z’n intrede doet. 417 Als de tweedimensionale wandschildering een driedimen- aquarellist’, omdat de kleur van de baksteen ‘niet in treden, zoals tegelijk ook het moderne functionele voorbeeld van ‘immateriële bouwstof’ noemt hij de sionale betekenis in de ruimte gaven, een overgang die harmonie is’ met de ambachtelijke constructie, zoals bouwen, vergeleken bij omstreeks 1935, menselijker opkomst van wanden van glas. Hij refereert dus wel werd opgepakt door de architecten Oud, Rietveld, van in de 17de eeuwse architectuur en onder Berlage, en geworden is. Maar de drang naar het spel van ruimte, aan de abstractheid, maar niet aan de immaterialiteit Eesteren e.a. hij verbaast zich dat we ‘uit die periode van 1914 tot materiaal en kleur wordt geraffineerder gespeeld met van de kleur. Volgens Vriend is de abstracte schilder- Deze uitspraak is op het eerste gezicht helder 1920 eigenlijk geen enkele interieur van grote allure tussen-tinten. De continuïteit van de opvattingen der kunst in de kleurstellingen en in de details418 herken- maar vraagt een nadere uitleg omdat het perspectief kennen, waarin kleur zijn bijdrage aan de architec- 20-er jaren kan men o.a. afmeten aan een ontwerp van baar en hij concludeert dat de periode van de Stijlgroep vanwaaruit Vriend dit schrijft verschilt met onze tuur heeft kunnen leveren.’412 Uit de beschrijving van Bart van der Leck voor kamers in het Carltonhotel, met een ‘ typische faze in de ontwikkeling van het nieuwe huidige perceptie van kleur. Dat baseer ik op de wijze de gevel blijkt dat de constructieve toepassing van de Merkelbach414 en Elling415 als architecten. Ook het bouwen in het algemeen’ is.419 waarop hij terugkijkt naar de recent voorafgaande baksteen bepalend is voor de wijze van waarneming verfrissende aspect van de woningbouw Frankendaal Behalve het noemen van de witte wand doet Vriend architectuurstromingen. voor Vriend, ook als het de kleur betreft. In onze te Amsterdam, door de zelfde architecten, heeft een geen uitspraken over andere kleuren, maar het beeld Vriend schetst een ontwikkeling, waarbij de kunste- huidige perceptie, die Carel, Blotkamp gebruikt in zelfde oorsprong: het accepteren van de kleur als dat hij oproept, door naar Mondriaan te verwijzen naar teruggrijpt op een ‘instinctief kleurgevoel’ en de Aubette, is er meer sprake van een sculpturale gevel, medebepalend ruimte-element. is dat van de kleuren rood, geel, blauw, wit, zwart en architect heimwee heeft naar de verloren ‘oerruimte’. waarbij eveneens de niet-constructieve element van de De gecompliceerdheid van de moderne geestesleven grijs, en het materiaal wat daarbij wordt gesuggereerd In 1949 is deze als een onderstroom merkbaar die tegen bakstenen gevel van invloed is, maar het kleuraspect komt aldus ook in de architectuur op een sprekende is verf. de stroom van gladde gemechaniseerde materialen als naar de tweede plaats gaat. Wat betreft de kleurtoepas- wijze tot uitdrukking. Immers, terwijl de kunst- De associatie met verf wordt versterkt als hij in 1949 chroom, glas, aluminium enz. in gaat. sing van het interieur ervaart Vriend de kleur niet als schilders bij intuïtie de weg terug vonden naar de schrijft hij dat de overgang van de tweedimensionale Deze tegenstroom gaat uit van ‘de oerelementen een wezenlijke bijdrage. In onze huidige waarneming oorspronkelijke betekenis der kleur en haar invloed op schilderkunst naar de driedimensionale ruimtekunst van het bouwen en het zuiver menselijke daarin’.409 rond 2011 zijn deze interieurs in stemmige, donkere de mens, een hervinden dat tenslotte een praktische gebeurde ‘langs praktische wegen’ met glas-in-lood Het instinctieve kleurgevoel is als het ware een spiraal- kleuren afgewerkt en kunnen we ons afvragen waarom toepassing vond in exterieur en interieur, ontstond ontwerpen van Theo van Doesburg en ontwerpen voor beweging schrijft Vriend, en hij laat dat zien aan de hij zo weinig waarde hecht aan die veelkleurigheid. hieronder of hierdoor heen een tweede stroom, die het tegelvloeren van Oud, Wils e.a. Hij ziet de toepassing hand van de geschiedenis. In de geschiedenis was dit Hiervoor heb ik geconcludeerd dat Vriend de moderne terrein der wetenschappelijke techniek bestrijkt. De van kleur in glas en tegels dus als een tussenfase. kleurgevoel altijd aanwezig, totdat het werd gesmoord architectuur aanduidt met een harmonisch geheel van moderne arbeidanalyse betrok de kleur in haar studies. ‘Het loslaten van de natuur demonstreerde zich in de negentiende eeuw, waarna het zich weer manifes- ruimte en vorm en dat hij sterke associaties heeft bij De invloed der kleur van een interieur op de mense- aanvanklijk door de principiële verwerping van teerde, parallel aan de ontwikkeling van het bouwen. donkere interieurs, die hij ervaart als klein makend. lijke gemoedsgesteldheid en daardoor de arbeids- natuurlijke materialen als hout en steen. De nieuwe beweging werd ingezet door Berlage410, Ook wij ervaren de interieurs van de Amsterdamse prestaties werd eeuwenlang intuïtief gevoeld maar In 1949 vormt het een tegenstroom van het mecha- school als somber, maar niet als onbetekenend in de zelden daardoor onnauwkeurig geanalyseerd. Van uit nische toepassing van chroom, glas en ijzer. kleurtoepassing. Hieruit ontstaat de hypothese dat dit studieterrein bereikte de arbeidspsychologie het 416 409 Het ‘zuiver instinctieve’ of ‘intuitieve’ kleurgevoel was onder- Vriend refereert aan de helderheid van de nieuwe gebied van de architectuur, d.w.z. het interieur. ‘ Conclusie (1935, 1949) deel van het ‘intuïtieve bouwen van de primitieve wereld’. kleurtoepassing als zijnde van betekenis. Vriend eindigt met de conclusie ‘dat het duidelijk is dat Vriend legt een directe link tussen De Stijl en het 410 wiens werk aanvankelijk ‘in de geest nog nauw bij de Middel- Uit de allerjongste geschiedenis blijkt die inwerking de ontwikkeling van het wetenschappelijk bedrijfsvoe- moderne bouwen. Hij baseert zich daarbij op datgene eeuwse werkwijze.’ In zijn latere werken werd dit spel van materiaal en kleur verlevendiger en meer verfijnd gespeeld, maar beide steeds ring ergens contactpunten moesten ontstaan met de wat al gebouwd is en hij benoemt specifiek de archi- harmonisch met elkander verbonden’ (bijvoorbeeld vertrekken met aesthetische inzichten van de moderne architect, in het tecten die tot De Stijl hebben behoord. witten en grijzen in het jachtslot Hoenderlo en het gemeentemu- e.a., + 1900, daarna onder invloed van de abstracte kunsttheorieën In 1935 is Mondriaan mogelijk de enige kunstenaar seum in Den Haag). ‘Berlage brak niet met de ambachtelijke traditie omstreeks 1916-1925 een beweging die hier de opvattingen van de van het bouwen, doch trachtte hierbij aan dit begrip een nieuwe z.g. nieuwe zakelijkehid hebben ingeleid, werd de wand als het ware inhoud te geven.’; blz. 18. (Het was van der Leck die de grijze kleuren opnieuw ontdekt. (blz. 87) 413 Hier kijkt hij dus terug op zijn eigen beschrijving uit 1935 MP inbracht, blijkt uit kleuronderzoek door Willem Haakma Wagenaar) 411 ‘ Hier is dus zichtbaar wat Pastoureau over de opvattingen van 414 Ben Merkelbach (1901-1961) 417 Vriend, 1935 blz. 114 In Vriend J.J. Bouwen en wonen (Amsterdam, 1953) over interieur en kleur schrijft. 415 Piet (Petrus Johannes) Elling (1897-1962) 418 evenals de beeldhouwkunst afwerking. noemt Vriend ook de Bazel. ‘eerst door Berlage, de Bazel 412 Vriend, 1949, blz 18 416 blz. 16-20 419 Vriend blz. 115 2 102 2 103 Historiografie Historiografie 2.6 2.7 J.J. Vriend 1935, 1949 Getuigen of toepassers

nog die consequent volgens De Stijl werkt. De Stijl is aan ruimtebeelding. Het ruimtelijke kleuraspect is 2.7.1 Vahrenkamp nogmaals zo’n doos uit in vereenvou- de belangrijkste invloed op de moderne architectuur. afkomstig uit de schilderskunst, het is geen schil- Inleiding digde versie: Kleur in Stad en Dorp. In 1940 behandelt Bij architecten van de Stijlgroep is het bouwwerk een derkunstige afbeelding van architectuur (zoals de hij samen met H. Verhoeff andere onderwerpen van compositie van volumen, vlakken en kleuren. Het Amsterdamse school). Het is licht van aard, niet donker Behalve de leerboeken voor huisschilders, die verwerkt het schildersambacht in De Schilderpatroon, waarin interieur is aanvankelijk een kunstwerk van hoge orde (zoals de Amsterdamse school). zijn in 2.2, verschijnen er ook informatieve boeken hij drie bronnen noemt, waaronder het Handboek voor en mag in de vorm niet verstoord worden. Dit blijkt in Het primitieve kleurgebruik zijn de oerelementen over kleurtoepassing op de markt. In deze boeken schilders van P.H. Bartels uit 1918.422 Aangezien er een praktijk onhaalbaar en de architecten komen tot een van de primaire kleuren rood, blauw en geel, met wit wordt minder aandacht besteed aan de overdracht van opvallende gelijkenis is in de thema’s en de termino- meer nuchtere beschouwingswijze. Kleur als materiaal en zwart als contrasten. Niet zonder betekenis geeft hij kleurtheorieën, en worden er, vanuit bredere kaders, logie tussen het handboek van Bartels en Kleuren en vind je terug in de toepassing van de witte naadloze van dat laatste twee voorbeelden: ruimtelijk lijkt een meer voorbeelden gegeven voor zowel schilders als een Kleuren-harmonie, zal deze bespreking met name de vlakke wand. Het immateriële materiaal is de wand witte ruimte groter en in de persoonlijke reactie zal het brede lezerskring. publicatie uit 1938 behandelen, om in de eindconclusie van glas. lichte verblijdend werken en het donkere deprimeren. Daardoor geven ze een beeld van wat er daadwer- te vergelijken met Bartels’ handboek. In 1949 schrijft Vriend dat de reactie van het publiek De primaire kleuren rood, blauw en geel laat hij kelijk is toegepast aan kleuren en wat er aan kennis op de moderne bouwwerken een psychologische studie over aan de arbeidspsychologie om er betekenis aan te paraat was. Ook geven ze onbedoeld een kijk van hoe Kleur als theorie waard is. Het aantrekkelijk van de architectuur is de geven, net zo goed als hij de onderliggende theorieen, de gwone man de wereld om zich heen ervaarde en in Onder het kopje ‘Kleurenladders’ beschrijft spontane frisheid van materialen en kleuren en het waar de architecten en kunstenaars over van gedachten hoeverre dat strookte met de idealen van de architecten Vahrenkamp de kleurenleer van Ostwald in enkele lichte en de openheid van het interieur. De gebouwen wisselden en van overtuigingen verschilden, waarbij van het nieuwe bouwen. woorden. Vanwege de auteursrechten kan hij de leer hebben een vlotte wereldse instelling, afgestemd op de intuitieve kleurtbetekenis voor de kunstenaars een De ‘getuigen of toepassers’ zijn de verfleveran- niet volledig weergeven.423 Vahrenkamp prijst de kleu- het moderne bedrijvige leven. Vriend ziet kleur als een rol speelde, diplomatiek achterwege laat. cier W.E. Vahrenkamp, docent MTS A. Th Gieben en renleer aan vanwege de ‘wiskundige zekerheid’. Onder instinctief kleurgevoel van de kunstenaar, dat parallel Vanuit de tweede moderne kunststroom kijkt hij architect A.V. Hartogh. Deze bronnen dateren van 1938 kleurenleer verstaat Vahrenkamp ook verftechnische loopt aan de heimwee van de architect naar de verloren terug naar de eerste periode, hij beschrijft de eerste tot na de Tweede Wereldoorlog. kriteria. Deze worden hier nader uitgewerkt onder de oerruimte. Het zijn de oerelementen van het bouwen periode met een moderne blik. Dan is het een fait De na-oorlogse boeken plaatsen het inetrebellum in paragraaf ‘kleur als materie’. en het zuiver menselijke daarin. Dit werd gesmoord in accompli en geen zoektocht meer. De grote stroom de duidelijker kader. Hetzelfde geldt voor kunstschil- de 19de eeuw, begint met Berlage. In de Stijlbeweging wordt duidelijk, maar alle tussenvormen verdwijnen. derverve F. Kerdijk, die laat zien hoe ook de verffabri- Kleur als idee en kleur als toepassing vormt de kunstschilder opnieuw het instinctieve Zo is het ook met zijn beschrijving van de kleuren. De kanten een eigen publiek en eiegen taal kenden. Kleur als idee en kleur als toepassing liggen voor kleurgevoel betreft de oerelementen: primaire kleuren primaire kleuren zijn niet meer de basistonen waar Vahrenkamp direct naast elkaar. In zijn voorwoord en de contrasten: wit en zwart. ‘in een zeer complexe men naar op zoek is maar de basistonen waar men 2.7.2 schrijft Vahrenkamp dat het een boek van weinig wisselwerking met het bouwen’. Dit gebeurde langs vanuit gaat als het over de materie gaat. W.E. Vahrenkamp, 1938-1949 woorden is. ‘kleuren moet men zien, en kleuren- practische wegen, waarbij kleur als materiaal: glas-in- combinaties moeten zelf spreken. Kleur, kleurenpracht lood ramen en tegelvloeren. en beekende het loslaten 2.7 Getuigen of toepassers De Voorburgse verfleverancier W.E. Vahrenkamp heeft is licht en leven, en dit is niet alleen van toepassing van de natuurlijke materialen hout en steen. De Stijl, een aantal, door hemzelf uitgegeven, publicaties op voor schilderijen, doch ook voor het huisschilders- leek in 1935 practisch voorbij te zijn en komt in 1949 zijn naam staan, waarvan hier drie worden genoemd. ambacht.’ Kleuren kunnen ‘schitteren’ en ‘vloeken’, weer op, waarbij het een onderstroom vormt tegen De publicaties zijn verhelderend om een indruk te ‘de kwestie van “smaak” speelt in het rijk der kleuren de stroom van chroom, glas, aluminium. Parallel aan krijgen van wat er na verloop van tijd was beklijft aan een heel groote rol.’ De voorbeelden die Vahrenkamp het bouwen was een nieuwe beweging ingezet, dit kennis en indrukken en het geeft een verslag van wat aandraagt doet hij dan ook op basis van zijn eigen betekent: het visuele vergroten of verkleinen van de er daadwerkelijk aan schilderwerk was uitgevoerd in smaak. Doel van het boek is ‘om schilders een verza- ruimte. De invloed van Mondriaans opvatting op die tijd. meling van kleuren, en kleuren-combinaties te moderne ruimtevisie is nog steeds intens werkzaam. Kleuren en Kleuren-harmonie voor het verschaffen, ten dienste van hun ambacht, met het Het is een psychologische studie waard hoe het Schildersambacht dateert uit 1938 en bestaat uit 4 appeleert. het is zeer levenskrachtig. na de opkomst boekjes in een doos420. Deel 1 bevat tekst en voor- van de romantisch ingestelde na-oorlogse architec- beelden in kleur, de delen 2 t/m 4 bevatten voorbeelden tuur`; felheid van de kleur: alleen zonodig. verzachting, in kleur.421 (afb.95) De publicatie is een mengelmoes 422 Vahrenkamp, W.E. en H. Verhoeff ‘De schilderspatroon’, 1940, waarin als bronnen worden vermeld: menselijker, geraffineerder spel van ruimte materiaal van kleurtheorieën, kleurideeën, technische feiten en Handboek voor Schilder P.H. Bartels (1918, mgp), Het standaardwerk voor en kleur: tussentinten. vb: Bart van der Leck: interieurs practische toepassingen waardoor er een beeld ontstaat Schilders J.A.P. Meere (eerste druk 1925, mgp) en De Moderne Schilder Carlton hotel. Merkelbach en Elling: Frankendaal van alledaagse kleurtoepassing. Tien jaar later brengt J.A. Lammers (eerste druk 1937, mgp). Van de drie vermelde bronnen behandelen Bartels en Meere kleurtheoriën. ‘De moderne Schilder’, Amsterdam,” kleur is medebepalend ruimte-element. van J.A. Lammers, leraar aan de vijfde Ambachtsschool te Amsterdam Vriend lijkt hier twee keer te appeleren aan het N.; Amsterdam, 1937, besteedt geen apart hoofdstuk aan kleurenleer. primitieve kleurgebruik, dat een levensimpuls 420 Voorburg, Augustus 1938 ‘De schilderspatroon’, met medeauteur H. Verhoeff, Vak-leraar Boek- betekent. Een levensimpuls, die hij direct koppelt 421 (komt voor op literatuurlijst Schwarz, exemplaar is bestudeerd houden Pr- Docent te Rijswijk (ZH). in Sikkensmuseum) 423 zie Vahrenkamp, 1938, blz. 33-34 2 104 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 105 Historiografie Materialisering van een ideaal 2.7 Ir. M.G. Polman Getuigen of toepassers

motto van “Elck wat wils” 424.’ Mogen de voorbeelden misschien willekeurig lijken, plaatsen: De laatste jaren is dit terrein geheel veroverd door bruin 431. Dan volgen wit, geel, rood en oranje. De betekenis die Vahrenkamp aan kleuren geeft als een kroniek van de praktijk verschaft het boekje ons door aluminium. Deze verfsoort heeft dan ook voor Tot slot de zwakke kleuren zwart en blauw en de aller- berust grotendeels op eigen belevenis, maar ook waardevolle informatie over de toepassing van kleur in dit doel alle voordeelen, zooals helder, sterk, frisch en zwakste kleuren lila en paars. op zinnebeeldige betekenissen en fragmenten van de architectuur. roestwerend.427 Dan blijkt dit beeld aardig overeen te Hij is enthousiast over aluminiumverf: helder, sterk, kleurtheorieën, zoals de zintuiglijk morele werking De kleur blijkt als reclame-middel een grotere plek komen met onderzoeksresultaten van het kleurhis- frisch en roestwerend. van kleuren naar Goethe’s kleurenleer, zonder dat te hebben gekregen dan 20 jaar eerder, toen Bartels torisch onderzoek (Polman) van respectievelijk het Hij raadt aan welke grondkleuren moeten worden hij eraan refereert. Hij geeft een kleurenreeks aan die erover schreef. Vahrenkamp geeft als voorbeeld een kantoorgebouw van de Van Nelle fabriek te Rotterdam gebruikt (zie tabel). Of deze kleuren elkaar esthetisch niet gestoeld lijkt op een theorie: rood, geel, blauw; winkelier die schelle en opvallende kleuren wenst (architecten Brinkman en Van der Vlugt), de Nynke versterken of dat er sprake is van een technisch zo goed groen en oranje; bruin; zwart, wit, grijs en creme; toe te passen om zijn pand op te laten vallen. Daarbij van Hichtumschool te Hilversum (architect Dudok), mogelijke dekking verstrekt de informatie ons niet. beige, rose, zeegroen en lichtblauw. De drie primaire spelen zakelijke reclame-overwegingen een rol en Sanatorium Zonnestraal te Hilversum (architecten Bepaalde verftypen zijn extra gevoelig voor verande- kleuren, wit, zwart en grijs geeft hij een betekenis: worden standaardkleuren ingevoerd, zoals bijvoor- Duiker en Bijvoet) en de Van Nelle fabrieksgebouwen. ring bij kunstverlichting. ’Rood heeft iets uitdagends. Het doet opdringerig, zoo beeld Shell ze al enige jaren voert. Met name bij uitgaansgelegenheden moet men alert ook opvallend en vurig aan. Geel heeft veel zonnigs en Dit voorbeeld wijst erop dat de schelle en opval- zijn hoe de (nu gangbare) electrische kunstverlichting Conclusie levendigs in zich, doch de bekende gele verfsoorten, lende kleur een grotere rol krijgt in de markt. bepaalde kleuren onaangenaam kan veranderen. Zeer waarschijnlijk geeft Vahrenkamp een beeld zooals chromaat- en oxyde-geel zijn wat te hard van Het zal Vahrenkamp ongetwijfeld hebben aange- van hoe er met kleurtheorieën werd omgegaan: deels tint voor ongemengd gebruik. Wit doet koud aan, doch sproken, om de verkoop te kunnen stimuleren Kleur als materie beklijfden de ideeën in regels, maar de persoonlijke is buitengewoon helder, frisch en hygiënisch. Blauw door middel van kleur, maar in de voorbeelden die Uit Vahrenkamps woorden is op te maken dat de smaak was minstens van evengroot belang, en ook de heeft iets statigs, iets voornaams en doet in zekeren zin Vahrenkamp aandraagt is ook een weerklank te vinden kleurenleer van Ostwald nog steeds een belofte voor technische eigenschappen van de verfkleuren worden deftig aan. Zwart is de somberheid in eigen persoon, de van hetgeen de architecten van het nieuwe bouwen de toekomst is, en dat de codering van kleuren nog door Vahrenkamp eveneens belangrijk gevonden. kleur der rouw. Als garneering doet zwart echter vaak hadden gecreeerd. geen ingang heeft gevonden. Hij schrijft dat de zelfge- Op basis van de informatie van Vahrenkamp zou dat bijzonder mooi aan. Een stemmig lichtgrijs voldoet In het voorbeeld van de uitstraling van het pand zou kozen namen nog steeds de markt beheersen en dat het betekenen dat de primaire kleuren: wit, geel en rood aardig en heeft het voordeel niet besmettelijk te zijn. de architectuur van het nieuwe bouwen van invloed benoemen van kleuren en zelf ondervinden van tinten technisch redelijk sterke kleuren zijn en zwart en Donkergrijs doet altijd somber aan.’ 425 kunnen zijn geweest, omdat Van Nelle en bij uitstek verwarring schept. ‘De laatste jaren kwamen er nog blauw zwakke kleuren. Van de secundaire kleuren is In ‘Zinnebeeldige beteekenissen van kleuren’ geeft Cineac de naamgeving, die in feite een vorm van steeds namen bij, door dat fabrikanten aan hun nieuwe groen de meest sterke verf, oranje is redelijk sterk en Vahrenkamp hiermee overlappende betekenissen426, reclame was, in het gebouw integreerden. In navolging kleur- en pigmentvindingen uit teerstoffen, namen zijn lila en paars de allerzwakste kleuren. De tertiaire en legt hij een link met de betekenis van kleur in ‘de van die impuls zou de kleur op de gevel een goedkoop moesten geven.’ 428 Die doolhof van namen zet hij op kleur bruin is de een na sterkste verf. Het betreft oudheid der Romeinen en Grieken’, waarmee hij de middel geweest kunnen zijn. een rij in ‘Kleurennamen’ een ‘Lijst met namen onder hier met name de natuurlijke oxydeverf, in feite herontdeking van de polychromie van de Antieken een Een ander voorbeeld is dat Vahrenkamp adviseert welke in Nederland verfstoffen en kleuren en tinten geen tertiaire kleur, maar een natuurlijk pigment. eigen, zinnebeeldige, context geeft. om bij het bepalen van kleuren voor het buitenwerk gangbaar zijn’.429 Aluminiumverf is geschikt voor fabrieken: helder, Ook in ‘Harmonie in kleuren’ verwijst Vahrenkamp te letten op de ‘bouwstijl’, waarmee hij gebouwtype Zoals hiervoor aangegeven beschouwt Vahrenkamp sterk, frisch en roestwerend. niet naar een achterliggende theorie, of geeft hij bedoelt, de bestaande steenkleur en de omgeving. In het verftechnische aspect een onderdeel van kleuren- De kleurenleer van Ostwald heeft nog niet geresul- toelichting waarom bepaalde kleuren met elkaar nauwe donkere straatjes van een donkere stad raadt leer. Hij noemt daarbij het aspect dat bij het buiten- teerd in een ‘wiskundige’ benoeming van kleuren in harmonieëren. Hij beperkt zich tot voorbeelden, zoals hij aan om donkere en sombere kleuren te vermijden schilderwerk de ‘Lichtechtheid der kleuren’ of stand- codes, de verven worden nog steeds met allerlei namen ‘blauw met wit is bijzonder mooi’ en hij geeft kleur- en lichte, vrolijke kleuren toe te passen. Hier is de houding van diverse verven en kleuren een factor is aangeduid, er is zelfs sprake van een toename van combinaties in een overzicht van ‘Rand-, bies- en afzet- opmerking van Boeken te herkennen, dat de witte waar rekening mee moet worden gehouden. De ‘eerste namen door de nieuwe verven die op de markt komen. tingskleuren’ ten opzichte van kleurvlakken. Uit de gevels een modegril werden. De lichte gevels kleurt soorten’430 standverven of Japanlakken deelt hij als De kleurentheorie van Ostwald is de enige theorie beschrijving van de kleuren in combinaties met andere Vahrenkamp naar eigen smaak: het buitenwerk geel volgt in: Groen is de meest sterke verf, met name de die Vahrenkamp bij name noemt. kleuren is af te leiden dat de kleuren wit en zwart met wit of middengroen met crême of een oranje midden en de volgroene tinten; onmiddellijk gevolgd In de toepassing refereert Vahrenkamp niet naar ‘neutrale kleuren’ zijn, wat inhoudt dat ze met veel afzetting van een gootlijst. kleurtheorieën, en dat is een groot verschil met de andere kleuren te combineren zijn. Grijs wordt, net Voor het binnenwerk is het rijk der kleuren ‘onbe- schildersvakliteratuur van Bartels uit 1918, waaraan zoals crême, ‘een variatie’ van zwart en wit genoemd, grensd’. Eerst speelt de bestemming van het gebouw 427 blz. 14-15 Vahrenkamp refereert, en die juist gestoeld is op de 428 blz. 36-37 en wordt, waarschijnlijk naar Vahrenkamp’s smaak, een grote rol, dan de bestemming van de kamer. 429 Bij het kleuronderzoek aan de Aubette hebben Elsbeth Geldhof kleurenleer van Goethe. De kleurenleren zijn echter alleen in de combinatie met de kleur rood genoemd, Kijken we naar zijn globale overzicht van interi- en ik van dergelijke informatie gebruik gemaakt, afkomstig uit niet alleen verwaterd is, ze zijn zodanig opgenomen hier trekt Vahrenkamp de logica dus niet door. eurs van kantoren: vlakke, rustige effen kleuren in de franstalige Le Lexique du peintre en batiment et le lexique du peintre in het dagelijks gebruik, dat ze te pas en te onpas decorateur (Paris, 1936) en kan heel nuttig zijn bij het teruglezen van het lichte genre; scholen: vrolijke, opwekkende en bestekken en merknamen, al zal het in de eerste plaats een richtlijn gebruikt worden, soms als regel, soms worden ze heldere kleuren; ziekenhuizen: vooral rustige, zacht zijn. (Bij het kleuronderzoek aan de Aubette bleken de namen van 424 Er is ook een ‘elk wat wils’ serie. zie II.7.1 Ben Wierink aandoende kleuren, doch wit wordt hier het meest het merk Ripolin te worden genoemd in de ‘Lexique’ maar laborato- 425 blz. 16 -17 gebruikt uit hygiënisch oogpunt.’ fabrieken en werk- riumonderzoek wees uit dat de beschrijvingen niet opgingen) 426 blz. 59 430 beste kwaliteiten 431 met name de nieuwste oxydebruinen, schrijft hij. blz. 2 106 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 107 Historiografie Materialisering van een ideaal 2.7 Ir. M.G. Polman Getuigen of toepassers

ervaren als de eigen smaak. De terminologie en de is geschreven voor kunstsschilders, vanuit de behoefte ‘De jarenlage felle strijd tussen de voorstanders van huisschilder toe. Ook hierin is een scheiding tussen theorieën worden door elkaar en onbegrepen gebruikt aan een beknopt, overzichtelijk werk over kunstschil- loodwit en die van zinkwit was ten dele een commer- kunstschilders en huisschilders te herkennen. Vahrenkamp maakt geen onderscheid tussen de dersmaterialen. Kerdijk baseert zich op vakliteratuur ciele concurrentiestrijd, maar vond toch ook wel primaire, secundaire esn teritaire kleuren en de tradi- en de ervaring van Talens & Zoon N.V.. degelijk grond in de uiteenlopende eigenschappen Kleur als toepassing tionele verfkleuren zoals okers en donkere kleuren Het boekje laat zien dat de kunstschilderswereld der beide materialen, die verschillend gewaardeerd Talens adverteerde in ‘De Stijl’, zoals een voorbeeld bruin, groen en blauw. Vahrenkamp denkt dus sterk voor een deel een eigen ontwikkeling doormaakt werden en nog worden.’ van een advertentie van Talens. Afkomstig uit De Stijl, vanuit het traditionele, technische verfmateriaal als waarin andere namen circuleren dan in de huis- In de huisschildertechniek wordt het zinkwit in 6e jaargang, nummer 8 (1924). laat zien. hij over kleurtoepassing schrijft. Hij beroept zich op schilderswereld, zoals bijvoorbeeld die van Karel van steeds grotere mate toegepast. Loodwit is minder smaak en ervaring. Mander in het voorwoord 434, maar die ook parallelen schadelijk sinds het niet meer in poedervorm, maar Kleur als theorie en kleur als idee Kleurtoepassingen van het nieuwe bouwen, bij vertoont in de toepassing van nieuwe verfproducten. in gereed in olie gewreven van de fabrieken wordt Kerdijk verwijst naar de kunstschilder Van Mander. ziekenhuizen, fabrieken en scholen zijn herkenbaar: Van Kerdijk is bestudeerd de 6de druk (1948), de eerste betrokken. Voor de kunstschilders telt, hoe de Van Mander wordt door Schwarz genoemd als een interieurs van kantoren: vlakke, rustige effen kleuren druk dateert uit 1932. verschillende pigmenten zich gedragen nadat ze zijn theoreticus die de kleurenleer van de regenboog heeft in het lichte genre; scholen: vrolijke, opwekkende en gemengd. Interessant is dat er ook bij de kunstschil- geschreven. Deze kennis wordt noch bij Kerdijk, noch heldere kleuren; ziekenhuizen: vooral rustige, zacht Kleur als materiaal ders een zekere behoudenheid in materiaaltoepassing door de andere bronnen die in dit hoofdstuk zijn aandoende kleuren, doch wit wordt hier het meest Het materiaal is olieverftechniek voor kunst- zou zijn, getuige de opmerking ‘Als merkwaardigheid bestudeerd genoemd. Wel wordt de naam genoemd bij gebruikt uit hygiënisch oogpunt.’ en in fabrieken schilders. In de 6de druk zijn enige verbeteringen en vermeld ik nog, dat de voorliefde van vele kunstschil- De Lairesse en door Simis (?) en werkplaatsen is de laatste jaren dit terrein geheel aanvullingen verwerkt op basis van opmerkingen en ders voor loodwit voornamelijk tot de Oude Wereld De populariteit van Karel van Mander spreekt veroverd door aluminiumverf. nieuwe ervaringen. Ook zijn er nieuwe kleurstoffen beperkt blijft; in Amerika wordt in de kunstschilder- eveneens uit de herdruk in 1935. (zie hoofdstuk 2.5.8) Electrisch kunstlicht beinvloedt de kleurbeleving bijgekomen, zoals de teerkleurstoffen, die Kerdijk techniek overwegend zinkwit gebruikt.’ 436 van de kleuren in het interieur. ‘waardevol’ en ‘een verrijking’ noemt, die ook in kunst- Kerdijk noemt in ‘mengbaarheid’ dat de kunste- 2.7.4 De reclame verovert terrein en brengt uitdagende schilderverven met voordeel worden toegepast.’ naars in de middeleeuwen grote kennis op basis van Gieben, s.a. en gestandaardiseerde kleurtoepassingen met zich Het boek bevat 4 kleurkaarten met daarop 22-27 ervaring hadden: ‘toen zij zich aan de ambachtskennis mee, zowel in de borden als de architectuur, en ook kleurstalen per kaart (afb.96) en uitgebreide informatie van hun beroep veel gelegen lieten liggen’. A.Th. Gieben, leraar MO Tekenen te Koog aan de Zaan, dat laatste zou door het nieuwe bouwen een impuls over de ‘kleurstoffen’ benaming, synoniem, samenstel- Hij schrijft dat met name aan het begin van de schreef Stijl en Ornamentleer. De Stijl en het ornament hebben kunnen krijgen. (zie tabel) ling, vindplaats, historische toepassing (inclusief de 19de eeuw was de oude kennis meer en meer verloren vanaf de vroegste tijd tot aan de 20e eeuw. deel 1 en deel schilderstechnieken van enkele oude meesters, zoals gegaan en veronachtzaamden zij de materialen- 2. Het werd aangeschaft door oorspronkelijke eigenaar 2.7.3 Van Eyck en Rubens); hetzelfde geldt voor de bindmid- kennnis: ’ten dele ook doordat de verfbereiding in Vis in 1950. Frits Kerdijk. 1948 delen, waarbij uitgebreid de door Van Eyck gebruikte die tijden uit de eigen werkplaats der kunstenaars Het is interessant omdat het laat zien hoe de kennis verven in “Het Schilder=boeck “van Karel van Mander overging naar de fabrieken. In die eerste perioden van Godefroy zich verder verspreid. Het voorwoord Frits Kerdijk (1879-1972) schreef het boekje uit de ‘in modern Nederlands’ herdruk uit 1936 wordt ontbrak het de fabrikanten aan de nodige kennis, komt bijna letterlijk overeen met het voorwoord van Kunstschildersmaterialen en Schilderstechniek. geciteerd435. (), en tot slot de schilderdoeken en de hetgeen versterkt werd met de opkomst van nieuwe Godefroy, maar hierover wordt niets vermeld. Het Kleurstoffen, bindmiddelen en vernissen in de olie- vernissen. kleurstoffen’ enige wezenlijke verschil is dat Godefroy tot aan de verftechniek.432 voor de Talensfabriek.433 Het boekje Soms wordt er naar de huisschildertechniek of – Dit dwong de fabrikanten tot onderzoek, waarvan negentiende en Gieben tot aan de twintigste eeuw werk verwezen, bij voorbeeld onder ‘zinkwit’ waarin de resultaten lang niet altijd eensluidend waren. Ook loopt. Ook de teksten komen grotendeels overeen wordt vermeld dat het ‘zinkwit, bekend sinds het de lichtechtheid van kleuren is een punt van belang, met die van Godefroy, maar diens naam niet wordt 432 uitgave van Talens & Zoon NV Apeldoorn. Valthermond, Brussel, einde der 18e eeuw en fabriekmatig bereid sinds 1845’ hetgeen bij schilderwerk van huizen en ijzercon- genoemd437 en terwijl diens notenapparaat wordt Batavia, Newark (U.S.A) Olten (Zwits.) 1948. 6de druk, 124 pagina’s. structies minder speelt uit het oogpunt van goed overgenomen, is niet begrepen dat daar de naam e de de De 1 druk dateert uit 1932, de 2 druk 1937 (120 pp); 3 druk 1941, onderhoud. van Godefroy bij zou moeten komen staan. De teke- 4de druk 1942. 433 Het bedrijf werd opgericht in 1899 door oud-bankier Marten stencilmachine kwam in zwang. Talens ging carbonpapier, schrijf- Talens brengt wel nieuwe producten maar beroept ningen zijn, net zoals Godefroy voor zijn uitgave Talens, als Talens & Co., een Nederlandse fabriek voor verf, lak en machinelinten, stencils en stencilinkt leveren. Ook het merk Gluton, zich niet voor niets op de ‘oude meesters’ die hun deed, wederom opnieuw getekend438, (afb.97) maar de inkt. Aanvankelijk maakte men slechts kantoorbenodigdhede. In de lijm in het beroemde potje-met-kwastje, werd een begrip. De schoonheid en duurzaamheid in materialiteit hebben teksten komen grotendeels overeen. het begin van de 20e eeuw ging men ook over op de fabricage van Tweede Wereldoorlog veroorzaakte grondstoffenschaarste, terwijl Rembrandt olieverf. In 1904 werd zoon Hildebrand Talens com- de fabriek schade opliep door een uit de koers geraakte bom. Na de bewezen. Er wordt niet gerefereerd naar moderne pagnon en veranderde de naam in Talens & Zoon,. Export naar de Bevrijding werd de fabriek weer opgestart. In 1949 werd aan Talens kunstwerken. Blijkbaar vindt de fabricage van kunst- Kleur als materiaal Verenigde Staten en naar Rusland vond al plaats vanaf 1905. In de het predicaat Koninklijke verleend. Het bedrijf ging nu Koninklijke schildersverven eveneneens door fabrikanten plaats. De kleuren worden genoemd voor zover Godefroy Verenigde Staten werd in 1912 een verkoopkantoor gevestigd. Ook Fabrieken Talens & Zoon heten. In de hierop volgende jaren vond er de fabriek breidde uit en in 1920 werd overgegaan op stoomkracht. een sterke groei van het bedrijf plaats, en er werden agentschappen De Talensfabriek richt zich zover bekend niet naar de Ook werd er een plaatselijke inktfabriek overgenomen en nam men opgezet in meer dan 50 landen. een eigen blikfabriek in gebruik. In 1927 werd een nieuw hoofdkan- 434 ‘Maekt soo de verf soo immer duerigh vast, Dat nemmermeer 437 ofschoon de Auteurswet, waarin dateert sinds 1912. toor gebouwd, waarvan P.W. van den Belt de architect was. Vanaf die werde aenghetast..’ 438 Ook Godefroy tekende de illustraties opnieuw. Gieben op zijn 1932 begon de schrijfmachine het kantoor te veroveren, en ook de 435 blz 94-95 436 blz. 39 beurt ook. 2 108 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 109 Historiografie Materialisering van een ideaal 2.7 Ir. M.G. Polman Getuigen of toepassers

die noemt, maar over de kleuren van de twintigste 2.7.5 de factoren, ‘die in sterke mate in de ruimten levende lingen, kleurgrenzen in het zichtbare spectrum, de eeuw, de informatie die Gieben toevoegt, worden niet Albert Hartogh, 1955 personen beïnvloeden.’ Daarbij wordt gedacht aan: electro-magnetische golven lichtgolven, golflengte, genoemd.439 beïnvloeding en stimulans van de levens- en arbeids- werking van electromagnetische straling op het oog, In deel 2440 geeft Gieben ‘‘een serie schetsen, met Albert Victor Hartogh (Hamburg, 19-06-1901 lust, stimulans van het concentreren van de aandacht, relatieve kleurgevoeligheid volgens Ives en hij licht bijbehorende tekst, ten dienste van studerenden voor Amstelveen 23-07-1965), architect bna443, schrijft - de arbeidsvreugde, ondersteuning van de verlichting, deze fenomenen toe in tekst en met anatomische het examen vakbekwaamheid schilders-behangers en een vlot boekje over kleur. Het zien en toepassen van bevordering van de veiligheid, hulp voor oriënte- tekeningen van het oog en een tabel van de functie, de behangers-stoffeerders.’441 Voor de tekeningen maakt kleuren in de praktijk, 1955444 ring, beïnvloeding van het behaaglijkheidsgevoel, kegeltjes en de staafjes. (afb.101) Voorts gaat hij verder dat niet zoveel uit. Hij refereert o.a. aan Zeylmans van Emmichoven, ondersteuning van de hygiëne, bevordering van de in op een aantal psychologische fenomenen die met de E. Rijgersberg, maar ook aan een uitgave van N.V. netheid en orde, en sterke beïnvloeding van de gehele individuele kleurwaarneming te maken hebben. Kleur als idee Philips.445 In deze naoorlogse uitgave worden een ruimtewerking. Ook verwijst hij naar de bibliotheek van de In ‘de kleuren van onze woning’ verwijst hij naar groot aantal aspecten van kleur en de toepassing van Nederlandse Vereniging voor Kleurenstudie te de ‘Natuur’, als ‘onze leermeesteres’ en op het nauwe kleur in bondige, oppervlakkige teksten behandeld.446 Kleur als theorie ‘s-Gravenhage. verband tussen het licht en de kleuren. Hij citeert: De geringe diepgang is vergelijkbaar met de schilders- Hartogh baseert zijn tekst op kleurtheorieën De kleurtabellen van Newton, Goethe en Ostwald ‘Zeer terecht heten kleuren“daden van het licht”, maar literatuur van Vahrenkamp en het wordt om dezelfde die te maken hebben met kleurwaarneming en zijn naar eigen interpretatie afgebeeld. De kleur- geeft niet aan waar hij die uitspraak aan ontleend, reden hier opgevoerd: het geeft daardoor vooral een psychologie. Hartogh noemt o.a. Zeylmans van theorieën van Newton, Goethe en Ostwald worden noch de achterliggende theorie. Hetzelfde geldt beeld van welke tendensen er spelen. Emmichoven en Rijgersberg als bronnen. Herkenbaar weergegeven. Hierbij krijgen Goethe en met name voor “Waar duisternis is, zijn geen kleuren.” Beide uit Zeylmans’studie noemt hij de kleurenleren van Ostwald veel aandacht. Hartogh voegt een aantal uitspraken zouden kunnen refereren aan de kleuren- Kleur als materie Newton en Goethe als twee verschillende invals- randvoorwaarden toe waarmee rekening moet worden leer van Goethe. De kleurcodes zijn verder doorgevoerd. Er zijn hoeken om kleur te bestuderen. (afb.98, 99) Bij Goethe gehouden als men met de kleurkaarten wil werken. Het verlangen van de mens om zich in zijn woning, in Duitsland twee stromingen die de helderheids- verwoordt Hartogh vooral de dichterlijke inslag van Ook legt hij de werking van het kleurenmetingap- hetzij gehuurd of zijn eigendom, te omringen met codes vastleggen: ‘Die Farbenordnung Hoekethier diens theorie, waar vanuit hij de werking van het paraat ‘’Pomi” (Polarisatie-Farbenmischer) uit waar kleuren die hem aangenaam stemmen is dus heel en de Fachnormenausschuss Farbe in deutschen oog beschrijft en noemt de leer ‘een voorstudie’ van Ostwald mee werkte.450 natuurlijk en ‘daarbij is het van groot belang om met Normenausschuss EV. en noemt hij ‘de engelse de kleurenpsychologie en de kleurentherapie. Kleur De voorbeelden die Hartogh aandraagt zijn van de lichtvalling terdege rekening te houden.’ 442 normalisatie.’ als uitdrukking van karakter wordt niet in verband een grote verscheidenheid, variërend van oosterse Gieben geeft voorbeelden voor een kamer op het Hartogh schrijft dat de keuze van de verftechniek met de stof genoemd. Dankzij Rudolf Steiner werden wijsheden, recente oorlogsgeschiedenis, waarneming, noorden, zuiden en westen, en oosten, slaapkamer, van grote invloed is, en daarom ten onrechte vaak aan de Goethe-theorieën meer populair. ‘Zijn opvolgers historische kledij, moderne symboliek en allego- trappenhuizen. Hij schrijft dat er een grote hoeveel- de schilder wordt overgelaten. Als voorbeeld noemt hij hebben de tijd benut om Goethe’s grondslag aan deze rieën, fysische en psychologische betekenissen. Het heid behangstalen is, en dat komt omdat de fabri- het grote verschil tussen glans-, eiglans of matte verf tijd aanpassend op te bouwen’448. Ostwald, ‘die de is oppervlakkiger dan de verzameling aan kennis die kanten eenieder zoveel mogelijk zijn persoonlijke en de verschillende effecten van tamponeerwerk en eerste was, die een practisch bruikbare kleurenmeting Rijgersberg heeft verzameld. Aan allerlei details is af smaak kan volgen. Ook moedigt hij de lezer aan om talkwerk. 447 ontworpen heeft’. Hartogh concludeert dat Ostwald te leiden dat hij niet probeert om de kern te pakken te elke twee jaar het behang te vervangen. uit ging van drie hoofdkleuren (rood,blauw en geel). krijgen. Dat is bijvoorbeeld herkenbaar aan de wijze Kleur als idee (afb.100) Het gehele kleurenstelsel splitste hij in de waarop hij de kleurtheorie modellen van Goethe De kleurenkeus vormt ‘een nieuwe wetenschap’. grijze en de bonte reeks. Deze praktische kleurenme- en Ostwald onderbrengt in 1 model, waarbij hij een Kleur is niet langer slechts een kwestie van smaak ting, waar Hartogh’s visie naar uit gaat, werd ook door ongelijke onderverdeling maakt, of de weergave en 439 vanaf de aanvullende teksten vanaf “Barok in Duitland, Oosten- rijk en Zwitserland”, het enige wat wordt vermeld is de ‘volle kleu- en artistieke aanleg, verf is niet langer slechts een Munsell nagestreefd. de beschrijving van het yin-yang teken als een door- ren’ van het eclecticisme in Duitsland. Bij de ‘moderne inrichting’ sierend en beschermend element, maar het is een van In een ander hoofdstuk noemt Hartogh naast midden gesneden cirkel. behandelt hij William Turner (1775-1851), John Ruskin, als schrijver Ostwald en Newton Maxwell, Von Kriest; Weve; van Stones of Venice en Seven Lamps of Architecture, de ‘praktische Young en Helmholtz. Het blijkt dat de Nederlandse Kleur als toepassing hervormer‘ William Morris (1832-1869), Voysey, ‘een van de jongere 449 architecten die eveneens meubels, decoraties en behang ontwierp’, de 443 een krantenartikel, s.a. schrijft dat hij lid N.I.V.A. is Vereniging voor Kleurenstudie ook pogingen doet Hartogh onderscheidt verschillende disciplines die Schotse Nijverheidsbeweging, ‘met als drijvende krachten’ Charles 444 Amsterdam, tweede druk 1955 om een doelmatige kleurencirkel te ontwerpen en de kleur bepalen: de architect, de schilder, de kleurdes- Rennie Mackintosh, ‘die alles zelf uitvoert’ en George Walton, ‘die 445 geraadpleegde lectuur is tevens: B.J. Kouwer (referaat) , F. Portal praktisch bruikbare kleurbenamingen op te stellen. kundige, al dan niet in overleg met de opdrachtgever, mechanisische vervaardiging van stoffen, friezen en tapijten niet , P.J. Bouma*, H.J.M. Weve, F.E. Cading en H.B. Dates, W. Vogel en uitsluit’ en ‘opvolger’ A.E. Taylor; E.L. Luytens ‘die dweepte met het NV Philips. Het zien en waarnemen licht Hartogh nader toe oude’, ‘veelzijdig werker’ Walter Crane (1845-1915) en de bakermat 446 De hoofdstukken bevatten: kleurenkunde en kleurenkundige; aan de hand van theorieën die hij illustreert met teke- der Duitse moderne inrichting Darmstadt met artistieke leiders belangrijkheid van kleuren zien; kleurenleer; kleurenblindheid; de ningen en tabellen. Hij noemt lichtquanta of lichttril- 450 in het apparaat vallen de beelden van de te vergelijken kleuren Peter Behrends, prof. Otto Eckmann en Hans Christiansen. blz. 56 kleur in ons leven; de voorkeur van kleuren; de geschiedenis van de deels over elkaar en deels naast elkaar, waarbij men de lichtheid van 440 achterin deel 2 geeft Gieben prijsverschillen (berekend naar de kleuren; kleurendriehoek; kleurenharmonie; manier voor aanbren- de twee beelden kan verzwakken. Men probeert met een reeks van prijzen van voor 1940), dat zou erop kunnen duiden dat dit boek van gen van kleuren; en specifieke ruimtes of gebouwen, zoals werk- enige kleuren door verschuiving van een zuivere standaardkleuren na de Tweede Wereldorlog dateert. plaatsen, kantoren, fabrieken , hotels, kerken, de woning; samenvat- 448 Hartogh, 1955, blz. 27 beplakte strook tot ene neutraal grijs te vormen. Hiermee bepaalt 441 in de kaft ting , lectuurlijst en index 449 Zeer waarschijnlijk komt deze voort uit de vereniging Practische men de kleurtoon en vervolgens kan men het zwart-wit gehalte 442 62 447 blz. 59 Kleurenpsychologie bepalen door de kleur te filteren met de tegenkleur. 2 110 2 111 Historiografie Historiografie 2.7 2.8 Getuigen of toepassers Conclusies

bewoner en bedrijfsleider al naar gelang het soort Hartogh beschrijft de kleurtoepassing als een zaak 1. Vanuit de oudheid tot het interbellum is kleur vormentaal van het ornament in historische context.455 project. waarbij rekening moet worden gehouden met een nauw aan materie verbonden, en daardoor met het Ofschoon hun focus versmalt, maken hun publicaties ‘De toestand in de kleurentoepassing was tot voor aantal factoren: (doel der ruimte of van het voorwerp, bouw- en productieproces. het voor ons mogelijk om het denken over kleur vanuit zeer kort hier te lande zeer eigenaardig. Een opleiding manier van gebruik, of het groter, kleiner, zwaarder, het historische kader in de periode 1915-1931 te destil- ontbrak, noch werd onderwezen op de scholen die dikker, dunner, enz. moet lijken;) de temp ervan en 2. Opkomende kleurtheorieën in de negentiende leren op basis van de vier vraagstukken over kleur. schilders, bouwkundigen, architecten en bouwkun- van de omgeving, activiteit of mobiliteit, belichting, eeuw, die ook tijdens het interbelllum onderwezen Leliman brengt de stijlleer van de architectuur dige ingenieurs opleiden. Daarom is degene, die belangrijkheid van de gebruiker en diens positie, worden, houden zich bezig met de waarneming van samen met de decoratieve schilderkunst en kunstnij- dit moet toepassen hiermede zeer verlegen. Dit is psychologische rol die het te vervullen heeft, de leef- kleur en bewegen zich uit het gebied van de fysica naar verheid die direct samenhangt met de bouwkunst. uitgebuit door enkele grote verffabrieken, die perso- tijden der personen. Er is nu een nieuwe stroming de fysiologie. De context van kleur en architectuur doet zich zowel neelsleden van hun reclameafdeling, of decoratieschil- gekomen: “de Functionele toepassing der kleuren” (zie Parallel daaraan is de hypothese dat deze materieel, theoretisch als ideëel voor. In alle perioden, ders tot kleurenadviseur verheven hebben. Sommige afb.bij 6.2) opkomende kleurtheorieën tijdens de vroege industri- d.w.z. vanaf de bouwkunst van het ‘oude oosten’ tot verffabrieken concurreren nu met elkaar door hun alisering sterk leunen op het verfgebruik met natuur- en met de nieuwe tijd is kleurtoepassing aan de orde kleurenmonsters en de gewaagdheid van hun kleuren- Conclusie lijke en eenvoudig te produceren pigmenten. geweest. adviezen. Hiervan zijn de afnemers de dupe.’ Kleur is wetenschappelijk, optisch en psycholo- De kennis over kleur heeft Leliman verzameld Een groepje Rotterdamse schilders en medewerkers gische aspecten spelen mee: De kleurtoepassing is 3. Vanaf het begin van de twintigste eeuw zingen uit primaire en secundaire bronnen, aangevuld met van de neutrale bond van schilderspatroons heeft het nog verder af komen te staan van de oorspronkelijke kleurtheorieën zich los van de materie; dat loopt kennis afkomstig van het oudheidkundig bodem- initiatief genomen om een kleurenkaart te maken, bronnen. Het zijn nu een aantal regels en truckjes parallel met de industriële mogelijkheden. onderzoek, waarin het materiaaltechnische aspect ‘die als neutrale kleurenkaart algemeen in ons land geworden die je toe kunt passen, zowel voor de huis- van de kleurgeving nauwkeurig benoemd wordt. De gebruik van deze kleuren, en hun eigen kleurenkeuze schilder als voor de architect. 4 De nieuwe industriële kleurmogelijkheden polychromiestrijd in de architectuur, ingeleid door laten vervallen.’ Hartogh verwacht hierbij wel tegen- Hartogh noemt zeer veel kleurtheorieën, variërend worden omarmd om artistieke en geestelijke idealen ontdekkingen door Stuart en Revett is reeds beslecht. stand van de verffabrieken. van Newton, Goethe, Ostwald tot kennis van golf- vorm te geven Inmiddels heeft de kennis van de polychromie zich Tot slot zal er een opleiding moeten komen, hetgeen lengten, de werking van het oog en de psychologie. verder ontwikkeld. Leliman verwijst naar primaire nog wel enige tijd zal duren voordat de kleurenleer een De toonzetting van het boek is dat deze wetenswaar- 5. Aan het eind van de jaren dertig en met name na bronnen, zoals Vitruvius, en secundaire bronnen van wetenschap zal zijn, zoals de kunstverlichting dat nu digheden worden ingezet ten behoeve van de kleur- de Tweede Wereldoorlog dematerialiseren kleuren o.a. G. Semper en Durm, J. Hittorf en L. Zanth en E.E. ook is. toepassing in de architectuur. Het onderzoekende volledig in het denken. De kleuren individualiseren en Viollet-le-Duc. In het hoofdstuk over de geschiedenis van de karakter, dat sprak uit de vooroorlogse theorieboeken, hooguit wordt naar idealen terugverwezen. Godefroy beschrijft de historische ontwikke- kleuren, licht hij subjectief een aantal invalshoeken waaruit iets ontwikkeld kan worden, waarin getracht ling van het primitieve ornament naar het Empire toe: ’na de Eerste Wereldoorlog was een tijd van wordt om de kern te pakken te krijgen, heeft plaats- 1. Vanuit de oudheid tot het interbellum is kleur ornament. Hij ontleent de betekenis van kleur in de opbloei geboren, waardoor een sterke versobering gemaakt voor een grote hoeveelheid informatie die de nauw aan materie verbonden, en daardoor met het stijl aan de totale context en niet als een op zichzelf in opkomst was, voorafgaande door de zogenaamde ontwerper tot zijn beschikking staat. (zie tabel) bouw- en productieproces. staand fenomeen. Godefroy legt bijvoorbeeld culturele Vermicellistijl, waar de Belg Van der Velde de De auteurs Leliman (1919), Godefroy (1915-1931) en verbanden bloot, die bijgedragen hebben aan de grondlegger van was en waarbij de kleuren mos- en 2.8 Conclusies Wierink (1931) schrijven boeken over stijlleer en orna- algemene ontwikkelingen van de culturen door de geelgroen in de mode kwamen, daarna of daaruit menten, voor respectievelijk architecten, huisschilders eeuwen heen: de geologische onderverdeling, de groeide de nieuwe zakelijkheid, met als kleuren het en kunstnijveren in opleiding. Alle auteurs achten tijdsinhoudelijke onderverdeling; godsdienst, kunst, witte palet. Dit moet niet worden gezien als alleen een het van belang dat hun lezers kennis hebben van de wetenschappelijke invloed van het landschap; over- uiting van tijd, want de gezondheidstechniek werd geschiedenis. Zij geven aan dat de vormen zich door gebleven monumenten; de verschillende typen orna- ontdekt en de Ostwald-kleurentheorie kwam in de de geschiedenis heen herhalen. Door kennis van de menten, de nijverheidskunst en de kleurtoepassing. mode en werd, als nieuw speelgoed, overal bijgesleept, oorspronkelijke contexten te vergaren, kan de vorm Evenals Leliman noemt Godefroy de herontdekking waarbij vaklieden de leiding kregen. Waar de mensen begrepen worden vanuit verschillende betekenissen. van de polychromie van de Oudheid. de kunstenaars echter niet bij riepen, kwam al spoedig Het kleuraspect speelt hierin een intrinsieke rol. Wierink behandelt in feite twee hoofdthema’s. economische crisis van even voor de oorlog tot uiting, Leliman beschrijft de geschiedenis van de bouw- Hij gaat uit van de vormentaal van het ornament en door het in de mode brengen van Old Finish en tal van stijlen van de architectuur,453 Godefroy de historische moedigt de leerling aan om de opbouw te herkennen, andere verminkte stijlen.’ 451 maar ’het gaat gelukkig ontwikkeling van het ornament 454 en Wierink de door de tijden, kunststijlen en geografische gebieden uit de mode deuren te schilderen in een imitatie edel- houtsoort. 452 453 Gugel, E., Geschiedenis van de bouwstijlen in de hoofdtijdperken der nijverheid’ (1929) en ‘Het Chineesche, Japansche en Indische ornament. Een Architektuur, 1919 beschouwing over zijn toepassing in bouwkunst en kunstnijverheid’ (1931) 451 Hartogh, 1955, blz. 49-50 454 Godefroy, J., Ornamentstijl, Leeuwarden,1915, Het Mahomedaansche 455 Wierink, B.W., deel I Het Ornament zijn opbouw en beteekenis. 452 Hartogh, 1955, blz. 58 Ornament. Een beschouwing over zijn toepassing in de bouwkunst en kunst- Karakter-Kennis-Kunst voor het Nijverheidsonderwijs, Groningen 1931 2 112 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 113 Historiografie Materialisering van een ideaal 2.8 Ir. M.G. Polman Conclusies

heen. Hij legt de nadruk op de vorm, die hij laat zien beschikken over technische vaardigheid. daardoor, de techniek; nieuwe bouwconstructie; ruime materiaal die ten behoeve van kleurtoepassing aan het aan de hand van historische voorbeelden van gebruiks- Aan de hand van de oudste voorbeelden uit de verkeersmiddelen en daardoor toenemende uitge- begin van de twintigste eeuw worden genoemd zijn voorwerpen en architectonische onderdelen van de historie legt Wierink het verschil uit tussen vrije en breider keuze van bouwstoffen en andere hulpmid- die van Ruskin, Owen Jones, Semper en Violet-le-Duc. Grieken, Romeinen, Byzantijnen, renaissancisten, gebonden kunst. Hij noemt de ingekraste schilde- delen; nieuwe gedachten en -geestesstromingen en In grote lijnen zijn de negentiende eeuwse de rococo, naar zeer recente voorbeelden van Phemia ringen en de kiezelstenen in de grotten van Maz d’Azil maatschappelijk nieuwe levensbehoeften kleurtheorieen: Molkenboer, Wijdeveld en Dijsselhof tot het neo- uit het vierde ijstijdperk. De stenen zijn beschilderd Leliman beschrijft dat in de meest recente stro- In 1810 publiceert Goethe zijn kleurtheorie waarin plasticisme en het realisme van Mondriaan en Van met ijzeroxide, gemengd met merg van beenderen en mingen platte vlakken en effen kleuren de decoratieve hij zich afzet tegen de Optica van Newton457 en Doesburg. de schilderingen zijn ingeschilderd met hetzelfde rood overvloed van de renaissance vervangen met haar rijk onder meer de fysionomische, de fysiologische, de en zwart. reliëf en dat het detail volkomen op de achtergrond chemische en de sinnlich-sittliche werking van kleuren Kleur als theorie treedt tegenover de hoofdmassa’s. onderzoekt. Hij ontwerpt een kleurencirkel met drie Geen van de auteurs verwijzen rechtstreeks naar Kleur als idee en kleur als toepassing Godefroy (1915) vermoedt dat de veranderende primaire kleuren rood (purper), blauw en geel en drie ‘optische’ kleurtheorieën, maar zij verwachten van de Ook kleur als idee en kleur als toepassing komen bouwconstructies, door toepassing van ijzer en beton, secundaire kleuren groen, oranje en violet. Zijn kleur- lezers wel enige kennis op dit gebied. bij Leliman ruim aan bod. Door de grote hoeveel- en met name de grootschalige vervanging van de theorie wordt niet meteen geaccepteerd. Hij introdu- heid bronnen is de informatie die Leliman geeft werkman door de machine, mogelijk de kiem van een ceert onder meer de termen warme en koude kleuren, Kleur als materie breed en gevarieerd. Hij noemt bijvoorbeeld kleur nieuwe, internationale stijl in zich zal dragen. harmonische kleuren en contrastkleuren. Kleur als materiaal blijkt voor Leliman de belang- in de samenhang met de invloed van het licht op de Voor de huisschilders (1928) kiest Godefroy bewust Goethe’s leerling Schopenhauer onderzoekt de rijkste factor te zijn. Het oudheidkundig bodemonder- architectuur en in de mystieke betekenis, zoals bij de om te schrijven voor de islamitische stijl om een tegen- werking van kleuren op het oog, in samenhang met zoek heeft daar een belangrijke bijdrage aan geleverd. Egyptische bouwkunst, terwijl de Mohammedaanse stelling te accentueren met de tijd, die aan vormen- de lichtreflectie. Zijn leer is gebaseerd op de licht- Vooral in de oudste bouwstijlen (Oude-Oosten en bouwkunst uitgebreid aandacht krijgt door de kleu- rijkdom onmiskenbaar achteruitgaat. sterkte van de spectrale kleuren geel, oranje, rood, klassieke bouwkunst) wordt kleur objectief genoemd romschrijvingen van het Alhambra, waarin de optische Wierink doet de gewaagde uitspraak dat het neo- violet, blauw en groen in een verhouding 9:8:6:3:4:6. als eigenschap van een materiaal, ongeacht of het kleurwerking van de decoratieve schilderingen heel plasticisme en het realisme in de toekomst naar een De werkzaamheid van het netvlies berust op een baksteen of olieverf is, m.a.w. kleur en materiaal duidelijk wordt beschreven. toegepaste kunst zouden kunnen voeren, met het intensieve prikkel (wit, grijs en zwart), een extensieve gaan samen. In samenhang met het materiaal noemt Godefroy laat zien dat dezelfde ornamenten in verdwijnen van het schilderij. prikkel (de vorm) en een kwalitatieve prikkel (de Leliman ook de techniek waarmee het materiaal verschillende culturen een heel andere betekenis bonte kleur). Hij maakt een gewichtsverdeling van de is geprepareerd en aangebracht. Hieruit blijkt dat kunnen hebben. Hij laat daardoor zien hoe de geschie- 2. Opkomende kleurtheorieën in de negentiende eeuw456 nakleuren: rood: groen (1:1); blauw: oranje (1:2); geel: de (stijl)theorie en de (uitvoering)praktijk dicht bij denis zich kan herhalen, en hij laat zien, dat de wijze houden zich bezig met de waarneming van kleur en bewegen violet (3:1). Hij neemt waar dat de lichtsterkte van de elkaar staan. Ook schilderwerk kan zijn uitgevoerd waarop met die tendens wordt omgegaan verschillend zich uit het gebied van de fysica naar de fysiologie. kleur niet gelijk is aan de spectrale kleurverhouding. in verschillende technieken en materialen; de term is. Parallel daaraan is de hypothese dat deze Chevreul 1838, baseert zijn kleurtheorie op schildering wordt gebruikt in verschillende beteke- Voor de huisschilders schrijft Godefroy uitgebreid opkomende kleurtheorieën tijdens de vroege industri- empirisch kleuronderzoek, waartoe hij wordt aangezet nissen. Per periode neemt de schilder een andere plek over de historische achtergrond, materialen, bouw- alisering sterk leunen op het verfgebruik met natuur- vanuit de tapijtindustrie waar het fenomeen optreedt in in het bouwproces. Bij de recente geschiedenis stijlen en culturen. Hij doet dat doelbewust, want hij lijke en eenvoudig te produceren pigmenten. dat kleuren in combinatie met andere kleuren anders van de tweede helft van de negentiende eeuw maakt wil de schilder iets dieper door laten dringen in het De verklaring van Newton, dat licht bestaat uit worden waargenomen dan als zelfstandige kleur. Leliman wel onderscheid tussen kleur en bouwmateri- wezen van andere cultuurperioden. deeltjes en dat de zeven spectrale kleuren tezamen Bovendien merkt hij op, hoe ook een enkele kleur na alen. Hij noemt de nationale renaissancerichting: ‘een Wierink brengt de geschiedenis dicht bij huis: hij het witte licht vormen, krijgt in de negentiende een aantal keren niet meer zuiver door een oog kan gemengde berg- en baksteen architectuur’ en concrete legt een verband tussen ornamenten op persoonlijke eeuw vervolg. Binnen de Optica komt nu het oudere worden waargenomen. kleuren noemt hij niet meer. voorwerpen van oervolkeren, zoals de indianen- golfmodel van Huygens op. Wat de talrijke nieuwe Hij maakt een kleurencirkel van 6 paren van Als Godefroy schrijft over de herontdekking van de stammen in Brazilië met de versieringen die een visser kleurtheorieën veelal gemeen hebben is het onder- complementaire kleuren, waarin de verdeling over- polychromie van de Oudheid, informeert hij de lezer in Zandvoort aanbrengt op zijn gebruiksvoorwerpen: zoeksgebied van de waarneming. eenkomt met de kleurenverdeling van Goethe: over het type verf, het architectonische onderdeel waar beide versieringen hebben orde en regelmaat en een Toch behoort Newton nog steeds tot de meest rood tegenover groen, blauw tegenover oranje, geel verfresten zijn aangetroffen en de historische gelaagd- motief. De versieringen van de indianen hebben echter genoemde kleurenleren in de huisschildersbronnen tegenover violet. Vanuit het harmoniemodel van heid van de kleurtoepassingen. betekenis, i.t.t. die van de vissers. die de kleurtheorieen behandelen. De negentiende Goethe gebruikt hij naar eigen inzicht de termen Wierink stelt dat bij een ornament de stof waarin- eeuwse kleurtheorieen die het meest genoemd worden successieve en simultaancontrasten. en de gereedschappen waarmee is gewerkt, dienend De twintigse eeuw betekent voor de drie auteurs dat zijn de kleurtheorieen van Goethe, Schopenhauer, In de kunst wordt het principe van Chevreul moet zijn. Hij concludeert dat de leerling moet er een ander tijdperk aanbreekt. Chevreul en Helmholtz. toegepast door de pointillisten. beschikken over gevoel voor kleurenharmonie en Bij Leliman is voor de bouwkunst het begin der Andere negentiende eeuwse bronnen over kleur en vakkennis waardoor hij in staat is om te kunnen twintigste eeuw een tijdperk van overgang, waarin denken in het materiaal waarin en het gereedschap zich nieuw leven aankondigt. Leliman noemt onder 457 Onder Optica versta ik: het deelgebied van de natuurkunde dat waarmee hij werkt. Daarnaast moet de leerling andere de invloed van exacte wetenschappen en zich bezighoudt met de beschrijving en verklaring van het spectrum 456 Die ook tijdens het interbellum onderwezen worden. dat zichtbaar is voor het menselijk oog. 2 114 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 115 Historiografie Materialisering van een ideaal 2.8 Ir. M.G. Polman Conclusies

Pas rond de kleurenleer van Chevreul, wordt de uit dezelfde stoffen bestaan of zijn opgebouwd, dan hij tot een leerboek voor ‘kleurharmonie’. Hierin laat de ‘beeldkleuren’ wit, zwart, groen en inkarnaat. kleurenleer van Goethe geaccepteerd. hebben ze reeds iets met elkaar gemeen naar hun aard. hij de leerling de abstracte werking van kleuren ten Daarentegen heeft zwart een uiterst negatieve Helmholtz (1871-73) gaat weer door op In dit tijdvak hoort architect Pierre Cuypers thuis. opzichte van elkaar onderzoeken. Dit doet hij onder betekenis bij Leadbeater, en zijn donkere en troebele Schopenhauer. Hij haalt kleurenleer uit het gebied van Cuypers werkt met de kleurtheorie van Owen Jones, en andere door in elke kleur de primaire kleuren te laten kleuren negatief. de fysica naar de fysiologie. en verklaart het als ‘grote met de kleurendriehoek van Chevreul, en het ontwerp ontdekken waaruit deze kleur is opgebouwd. De De arts Zeylmans van Emmichoven toont weten- groepen naast elkaar liggende golven van verschil- van de driehoek met Viollet-le-Duc. Met Viollet-le-Duc primaire kleur is dan het aanknopingspunt waarop schappelijk aan dat de sinnlich sittliche waarden van lend trillingsgetal’. Hij onderzoekt de samenhang heeft hij o.a. gemeen dat hij van het driedimensionale een kleurharmonie kan worden gemaakt met een of Goethe’s kleurenleer geldig zijn. Hij draagt bij aan de tussen golflengten en kleurgewaarwordingen. Hij naar het tweedimensionale vlak gaat. Cuypers werkt meer andere kleuren. Het kan ook het bindmiddel zijn, psychologische betekenis die er in het interbellum aan ontdekt dat een oog niet kan waarnemen uit welke volgens het gildemodel, Hij kent het materiaal door en een bepaald soort pigment of de applicatie waardoor er kleuren worden gegeven binnen het vakgebied van lichtsoorten gelijkuitziende lichtmengsels bestaan. door kent en stuurt de uitvoering aan. Cuypers werkt een harmonie tussen kleuren kan worden gemaakt. De de psychologie. Binnen de wetenschap lijkt Goethe’s Hij introduceert de termen ‘additieve menging en de in de rooms-katholieke geloofsovertuiging. Groot denkt vanuit het materiaal, dat hij in zijn kleur kleurenleer nu een gewaardeerde plek te krijgen. ‘substractieve menging’ en stelt de tegenkleuren rood- betekenis geeft. Hij verbindt het ambachtschap met Zeylmans’ ideeën over kleur worden ook verspreid zeegroen/ oranje-ijsblauw / geel-U-blauw / loofgroen- 3. Vanaf het begin van de twintigste eeuw zingen kleurtheo- het conceptueel esthetisch denken. Voorstander van onder architecten, als gereedschap van kleurtoepas- violet vast. en hij ordent de kleuren in zwart, grijs en rieën zich los van de materie; dat loopt parallel met de indus- toepassing van pure primaire kleuren is hij niet. sing in de architectuur. Binnen zijn eigen vakgebied wit naar terugkaatsing (0, deels, volledig). triële mogelijkheden Blavatsky kent prominente volgelingen, zoals beklemtoont Zeylmans de individuele waarde voor de Helmholtz combineert de leer met de leer van Aan het eind van de negentiende en het begin van Leadbeater, Besant en Steiner, die alle leidinggevende mens, in een individuele kleurtoepassing. Alle onder- Young (1807) waarbij als grondkleuren rood groen en de twintigste eeuw voltrekken zich opnieuw belang- posities innemen. Steiner distantieert zich van de zochte bronnen hebben dat met elkaar gemeen: het blauw werden aangenomen, uit welke kleuren alle rijke ontwikkelingen in de optica. Licht wordt nu theosofische vereniging en vormt de antroposofische gaat om de individuele mens. andere kleuren te mengen zijn, voerde tot een nieuwe verklaard vanuit het kwantummodel, waarin het vereniging. Aan het begin van de eeuw is de kleurenleer van grondslag voor het kleurensysteem zowel een deeltje als een golfmodel blijkt te zijn. Ook De kleurtheorieën die Leadbeater en Besant Goethe zeer populair. Vergelijkbaar met De Groot is In de kunst wordt het principe van Young- andere belangrijke ontdekkingen worden gedaan ontwerpen (1902-1905), maar ook de antroposofische de kennis van het verfmateriaal en de werking van het Helmholtz toegepast door de neo-impressionisten. in de natuurkunde, zoals de radioactiviteit en de kleurtheorie van Steiner die hij aan kunstschilders oog sterk ambachtelijk bepaald. Ook in het ambacht Ook architecten/onderzoekers als Owen Jones, röntgenstraling. Het denken over materie verandert onderwijst (1920), komen voort uit een geheel eigen wordt er een appel gedaan op de schilder om de Viollet-le-Duc, Ruskin en Semper proberen kleuren en fundamenteel. natuurkundige visie en blijven binnen het kader van werking van kleuren ten opzichte van elkaar, waardoor materialen te ordenen. Zij blijken tussen 1857 en 1864 Het geestelijk denken verandert. Een geestelijke de eigen wereldbeschouwing. kleuren versterkt of verzwakt kunnen worden, in theorieën geschreven te hebben waarin materialen en stroming die tijdens het interbellum direct en indirect Leadbeater en Besant proberen het fenomeen van acht te nemen. Schilders worden aangemoedigd om kleuren een rol spelen. De Groot haalt daar de cijferma- van invloed is op kunstenaars en architecten van de de aura’s van mensen, die zij kunnen waarnemen, te helderder kleuren toe te gaan passen. tige verdelingen van de drie primaire kleuren uit. school van Cuypers, De Stijl en de nieuwe zakelijkheid verklaren. De kleurentabel en de tekeningen in hun In 1925 wordt deze, en andere zogenaamde Owen Jones “Grammar of Ornament” (1856)458“, De is de theosofie. publicaties worden in geen van de door mij onder- driekleurenleren als ouderwets beschouwd in de Hoofdkleuren van gelijke intensiteit har-monieëren of Kleur neemt in dat wereldbeeld een belangrijke zochte bronnen als inspiratie voor kunstenaars of schilderwereld. neutraliseren elkander in de verhouding van 3 geel, 5 plaats in. Blavatsky’s leer is gebaseerd op de zeven architecten genoemd. In ‘De Stijl’ wordt de kleurenleer van Ostwald al in rood en 8 blauw – in ’t geheel 16”. spectrale kleuren.462 De leer schrijft geen kunstvorm Steiner heeft behalve de theosofische achtergrond, 1918 genoemd, en in 1925 wordt deze kleurenleer zeer Ruskin: “The elements of drawing” (1857 (?))459 “Met voor, maar inspireert kunstenaars, onder wie ook de werken van Goethe bestudeerd en zelfs van populair in de huisschilderwereld, zowel vanuit het drie afzonderlijke kleuren kan men er in hoofdzaak Mondriaan en Kandinsky. commentaar voorzien, waaronder Farbenlehre. ambacht als in de industrie. zeven maken.” Het is onmiskenbaar dat vanuit de geestelijke Bovendien creëert hij een artistieke methodiek die hij Semper behandelde in zijn werk “Der Stil” (1860- stromingen de kleuren mee spelen in de theorieën aan kunstschilders onderricht. Ook voor de architec- Ostwald is de eerste die gebruik kan maken van een 63)460 voornamelijk de vormbestanddelen, die zelf die worden ontwikkeld ten behoeve van architec- tonische kleurtoepassing ontwikkelt hij denkbeelden. objectieve optische kleurmeting. Ostwald ontwerpt geen vorm zijn als: “Idee, kracht, stof en middel”. tuur en kunstnijverheid. De Groot, vrijmetselaar, Hierin is geen directe invloed op de architectuur van een kleurencirkel met vier hoofdkleuren, vier volle Viollet-le-Duc: het artikel “Peinture” in de maakt zich los van de (rooms-katholieke) religieuze het nieuwe bouwen te vinden. kleuren en 16 tussenkleuren. Deze ordent hij op een “Dictionnaire raisonné de l’ architecture Française” betekenis die er door Pierre Cuypers aan kleurge- Toch is er weldegelijk sprake van een tijdsgeest. cirkel, waarbij de tegenover elkaar liggende kleuren (1864)461, geel: rood: blauw = 1:2:3. Als twee kleuren ving wordt gegeven. Esoterische bronnen geven De In beide kleurtheorieën nemen de primaire kleuren samen optisch gemengd een neutraal grijs vormen. Groot nieuwe inzichten in wat Viollet-le-Duc heeft blauw, geel en rood en de helderheidgraad van de Ook maakt hij een grijsschaal. Hij deelt kleuren in geschreven, maar ook geschriften van Ruskin, Owen kleuren een belangrijke plek in. Betekenisvol voor de naar bonte kleur en grijswaarde, waardoor kleur 458 met aspecten van de theorie van Field uit 1846. Owen Jones Jones, Semper, Schopenhauer en Goethe. Dit verwerkt grote lijn van het denken over kleur tijdens het inter- en materiaal in één code kan worden vastgesteld. inspireert Cuypers, De Groot en we vinden exact dezelfde verdeling als Field en Owen Jones in en kleurtheorie van Van Doesburg. bellum is de positieve waarde van de heldere kleuren Dat betekent dat kleur ongeacht het type materiaal 459 Ruskin wordt genoemd door De Groot (1911, 1912). blauw, rood en geel bij Leadbeater en Besant en de gecodeerd kan worden, met andere woorden: kleur 460 Semper wordt bestudeerd door De Groot (1911,1912) en Krophol- door Thijm (1871,1874) en bestudeerd door De Groot (1911, 1912) bijzondere waarde die Steiner aan de kleuren blauw, de-materialiseert. De standaardisatie en normali- ler (ca. 1930) 462 en op de getalswaarden 1,2,3,4,7 en 10 en de cirkel, de driehoek geel en rood geeft, die hij ‘glanskleuren’ noemt, naast satie van kleur doet zijn intrede. Hier is grote vraag 461 Viollet-le-Duc wordt bestudeerd door Pierre Cuypers en vertaald en het vierkant. 2 116 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 117 Historiografie Materialisering van een ideaal 2.8 Ir. M.G. Polman Conclusies

naar vanuit de industrie. In de chemische industrie Rietveld kent het hiërarchische denken van ‘de Uit de teksten van de architecten blijkt, dat zij Deze onderzoekers/kunstenaars onderzoeken en worden nieuwe pigmenten en kleurstoffen ontwik- bouwheer’ niet. Voor hem (1932) is het bouwproces kleurtheorieën met name als inspiratiebron gebruiken integreren optische kleurtheorieën en zijn als het ware keld waardoor materialen gekleurd kunnen worden. een synthese tussen de kunstschilder: kleur, de beeld- voor het vormgeven van hun ideeën. Anders dan bruggenbouwers voor hun collega’s. Ook bij architecten is daar vraag naar, zodat zij de houwer: volume en massa en de architect, die alles de schilders en chemici zullen zij minder aan het Het kleurpalet van een gebouw laat zich samen- gekleurde bouw- en afwerkmaterialen kunnen door ruimtekunst met elkaar verbindt. Rietveld is materiele aspect denken. Dat zou te maken kunnen stellen op basis van vele materialen en kleuren, die afstemmen op elkaar. Voorheen was dat alleen zowel een autonoom kunstenaar als een architect die hebben met dat zij niet alle materialen naar hun hand door anderen worden geleverd en verwerkt. Er lijkt mogelijk met niet-bonte (en dus traditionele, ouder- die drie dimensies in zichzelf meedraagt. Ook het gees- kunnen zetten, of dat het materiaal in samenhang met zich een beeld te ontrollen waarin de complexiteit van wetse) kleuren. telijke aspect en de naïviteit weet hij vast te houden. hun ideevorming wordt toegepast. het bouwproces het niet toelaat om zich als architect De optische kleurwaarneming door de mens blijft Hij is geïnspireerd door de filosofische invalshoek de taal van de architecten: dat het hen in hun over een van de vele aspecten expliciet te uiten, in dit echter ook in het systeem Ostwald nog altijd een van Schopenhauer, waardoor hij kleur in een breder geschriften niet letterlijk om de kleur gaat, maar op geval: kleur. individueel gebeuren. In de industriële wereld wordt perspectief plaatst dan alleen maar een laag verf. Hij de filosofie achter de kleur In hun geschriften zijn zij Voor huisschilders zijn de kleurtheorieën gereed- het gevoelsmatige aspect van Goethe’s kleurenleer wordt niet ‘geplaagd’ door overtuigingen dat een geneigd om hun denkbeelden te uiten. Kleur betekent schap voor de uitvoering van hun vak. Bij hen telt de gebruikt. gebouw er netjes uit moet zien en een bouwkundig dan niet letterlijk een kleur, maar datgene wat door optische werking van kleuren ten opzichte van andere denken, waarin de constructie bepalend is. Hij weet middel van kleur uitgedrukt zal worden. kleuren. De kleurtheorie moet bij hen concreet worden 4 De nieuwe industriële kleurmogelijkheden worden omarmd zich los te maken van het dogmatische aspect van zijn Architecten die blijk geven van interesse, halen vertaald naar een kleurtoepassing. De kennisover- om artistieke en geestelijke idealen vorm te geven geloof. hun kennis niet uit de schildersboeken, maar uit de dracht is daardoor zo concreet mogelijk. De kleur van het licht wordt nu de kleur van het Architect Boeken laat in 1934 de kleurgeving voor theorieën. Mogelijk is de kennis van kleurtheorieën De kleurtheorie van Goethe maakt dat onderscheid materiaal. Hoe verhoudt zich dat tot de oude, stof- de Apollohal in Amsterdam over aan zijn medewerker toch meer op de uitvoering dan op de inspiratie geënt. al vanuit de theorie, en behandelt de materiaaltech- felijke wereld? Theo van Doesburg plaatst in 1919 het Komter, die met inachtneming van de geestelijke Boeken en Vriend noemen in 1933 respectievelijk nische kant zeer uitgebreid met inachtneming van oude rigoureus en gelijkwaardig naast het nieuwe: het uitstraling van de toegepaste kleuren de kleuren 1935 De Stijl als belangrijke invalshoek. Vriend schrijft de karakteristiek van het materiaal. Bartels weet daar traditionele, constructieve bouwmateriaal baksteen ondersteunend laat zijn aan de ruimtelijke en psycho- dat in 1935 Mondriaan de enige kunstschilder is, die heel goed raad mee. Ook De Groot neemt het karakter naast een felle kleurige verflaag. Van Doesburg logische intenties van de architectuur. nog in die stijl werkt. Het immateriële vertaalt hij naar van het materiaal zeer veel in acht. De twee leerboeken gebruikt uitgangspunten van zijn voorgangers, zoals Van der Vlugt blijkt net als Rietveld een architect glazen wanden. hebben met elkaar gemeen dat de leerlingen worden Owen Jones, Goethe, De Groot, maar ook de kleurthe- die in staat is om alledrie te ‘grootheden’ in zichzelf Er tekent zich een beeld af van hoe de kleurtheorie gestimuleerd in het ontwikkelen van kleur- en materi- orie van Ostwald en de relativiteitstheorie van Einstein te verbinden. Tegelijkertijd is de van Nelle fabriek vanuit de natuurkunde, en specifiek de optiek, de aalgevoel, waar vanuit schoonheid kan ontstaan. en geeft daar in woord, schrift en beeld een eigen draai een project waaraan in synthese is gewerkt door de kleur van het licht, zich ontwikkelt naar de kleur van Daarna wordt de verf- en schilderwereld gemo- aan. architecten, de constructeur, de opdrachtgever en het materiaal. Er is de wens en de mogelijkheid om derniseerd en wordt kleurtheorie en kleurtoepassing Oud volgt in 1921 de nieuwe ontwikkelingen, diverse kunstenaars. Velen van hen hebben zowel een het materiaal steeds helderder van kleur te maken. wetenschappelijk in de kleurenleer van Ostwald. Het waarvan hij de waarde erkent. Oud laat zich inspi- vertrouwen in de nieuwe technieken als een esote- Door middel van de meting van de weerkaatsing van materiaaltechnische aspect komt nu op de tweede reren door van Doesburg. Hij zoekt naar een harmo- rische achtergrond. Al in 1934 is er sprake van een het licht wordt de kleur nu wetenschappelijk bepaald. plaats. Het model en de standaardkleur vormen nu nieus samengaan van baksteen en felle verfkleuren ‘dematerialisering’ zonder vernatuurd te zijn. ook Historisch was men altijd op de subjectieve, indivi- de basis. Dit is een eenvoudiger methodiek waarbij de en denkt aan een kleurrijker, aangekleurde baksteen, hierin lijkt hij dus zijn tijd vooruit te zijn, voorlopend duele werking van het oog aangewezen. idee de boventoon voert, en niet meer het materiaal. maar worstelt in wezen met de gelijkwaardigheid van op dat wat Vriend later zal beschrijven over de verdere De zuivere kleur heeft een bijzondere, positieve, architect en kunstschilder. Vanuit de hiërarchie van ontwikkeling van het moderne bouwen. geestelijke betekenis. 5. Halverwege de jaren dertig en met name na de Tweede de architectuur zal kleur altijd ten dienste staan van Ook Kropholler is in dit verband de moeite waard Puur en abstract kleurgebruik gaat samen met Wereldoorlog dematerialiseren kleuren volledig in het denken. de architectuur en kunnen de schilderkunst en de om te noemen, omdat hij rond 1935 vanuit een traditi- de-materialisering, met abstractie, met ruimtebepa- De kleuren individualiseren en hooguit wordt naar idealen bouwkunst niet samenvallen. De kunstschilder is van onele invalshoek de beleving van kleur bevestigt.. Hij ling en gevoelens. terugverwezen wezenlijk belang in de samenwerking en de schilder- verwijst naar Semper en Goethe. Hij erkent het bijzon- Architecten laten zich over het algemeen indirect Na de omslag die er in de jaren 1933-1936 plaats- kunst in de architectuur, maar als herkenbare eenheid. dere van pure kleuren, maar wenst die alleen op feest- inspireren door kleurtheorieën, vanuit een bredere vindt, zoals Boeken die verwoordt, gaat het leven Oud grijpt terug op kleur is materiaal om de zuiver- dagen te zien in vlaggen en heraldische borden, witte complexiteit en toepassing: door hoe kunstschilders er verder. Er is zowel een doorgaande lijn waar te nemen heid uit te kunnen drukken. kleuren horen op voorname gebouwen en fabrieken zich door laten inspireren in hun kunstwerken en in als een teruggrijpen op de jaren 1910-1920. Buijs’ lezing in 1924 getuigt van een zoektocht zouden niet zoveel aandacht moeten verdienen, zoals tekst en woord, of door de filosofische beweegredenen In de doorgaande lijn staat de publicatie van naar de waarde van kleur in de architectuur. Hij heeft thans in hun aluminium kleur. Hij grijpt in wezen van een kleurtheoreticus. Rijgersberg, 1938: Beknopte kleurenleer, zeer waar- affiniteit met de kunst, waarbij hij de kleurtheorie terug op kleur = materiaal. Dit gebeurde in de negentiende eeuw door onder- schijnlijk in navolging van de oprichting van de van Kandinsky (gebaseerd op Blavatsky) en door Architect Kloos verzet zich tegen de rationele zoekers als Owen Jones, Ruskin, Violet-le-Duc en vereniging van kleurenpsychologie. opdrachtgever/vriend Zeylmans van Emmichoven (de aanpak van kleurtoepassing door het systeem Ostwald Semper en het gebeurt in de twintigste eeuw door Ten opzichte van de boeken uit de jaren 1918-1925 ideeën van Steiner en de kleurenleer van Goethe) in een te gebruiken. Kleur heeft voor hem te maken met onderzoekers/kunstenaars als Mondriaan, van is er een tijdslaag aan toegevoegd, waarin er afstand wereldbeeld tracht te brengen. intuïtie. (1936-1941). Doesburg, De Groot, Rietveld en Wils. is van de eerste bevindingen en het denken over kleur 2 118 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 119 Historiografie Materialisering van een ideaal 2.8 Ir. M.G. Polman Conclusies

en kleurtoepassing zich verder ontwikkelt. De kleur- De zuiverheid van de architectuur vindt hij terug in van kleurideeën die wordt bevestigd in een studie van theorieën van Ostwald en Goethe hebben een eigen natuurlijke en duurzame bouwstoffen en niet meer in Tuchman (1986) plaats gekregen en nieuwe ontwikkelingen zoals de de toepassing van heldere verfkleuren. Het zijn juist de onbewuste vermeldingen die ons natuurkundige wetten van Einstein staan vermeld. Oud is tevreden over de positie van kleur in de helpen om die kern weer boven water te halen, de De herdruk in 1942 geeft een fysiologische werking architectuur wat betreft de functionaliteit en de licht- opmerkingen die we geneigd zijn van tafel te vegen. van het oog en de kleur in de decoratieve kunst en toepassing. Die stroming komt uit Amerika, maar hij Deze geven ons informatie over de belevenis van de ornament in de architectuur. Versieringen mogen dus ziet Van Doesburg als voorloper. De rationalisering gewone man. De verwarring van wat kleur dan te weer genoemd worden, en de bronnen hiervan zijn van kunst wordt bevestigd in een studie van Tuchman betekenen heeft. Kleur kan op heel veel verschillende herkenbaar uit de negentiende eeuw. (1986), hij schrijft inderdaad dat vanuit Amerika ook wijzen verklaard worden, maar wordt het daardoor Qua onderzoekgerichtheid en zorgvuldigheid is de kunststromingen in rationele banen worden geleid. duidelijker voor de architect, de schilder, de bewoner? Rijgersberg vergelijkbaar met auteurs als Leliman en Ook hierin is het geestelijke aspect op de achtergrond De betekenis van kleur gaat alle kanten uit. Hier Godefroy, maar omdat alles vanuit het kleurperspectief geraakt, als reactie op de Tweede Wereldoorlog. In de spreekt een verwarring uit en een verwatering van is geschreven, krijgt de informatie een opsommend herdruk (19XX) van Rijgersberg blijken zijn uitspraken kennis. De kern, waar het de oorspronkelijke auteurs karakter en mist het het conceptuele niveau dat een over kleurtoepassing een groot publiek aan te spreken. om te doen was, wordt niet opgepikt. Ze zien de vorm, architect inspireert. De schilderkunst manifesteert zich weer zelf- zonder deze te begrijpen. Kloos volgt de ontwikkeling van Rijgersberg en de standig. In 1941 is er ook aandacht voor het pointil- De grote stroming gaat voor de individualiteit, maar vereniging welwillend. Voor wat hemzelf betreft geeft lisme/Chevreul in’ de 8 en opbouw.’ Deze aandacht niet voor de individuele ontwikkeling, de heelheid van hij het dilemma aan tussen wetenschap en intuïtie: Dit is er ook in de schilderkunstige bronnen zoals die een betere mensheid. De functionaliteit van de kleur- blijkt de nieuwe toonzetting te zijn in het werkveld van Bontinck. die kleurtheorieën van Chevreul, De toepassing op zich is niet nieuw. Wel is nieuw dat alles van de architect. Daarnaast noemt hij de complexiteit Lairesse, Manders en Ostwald noemt, Kerdijk die in het teken staat van de economische vooruitgang. van de vele invalshoeken die Rijgersberg geeft, waar hij Manders noemt en de herdruk van Manders in 1936. niet in thuis is. In de informatieve bronnen die er na 1936 Tegelijkertijd is er sprake van een teruggrijpen. Al verschijnen wordt er teruggegrepen naar de oudere in 1938, naar aanleiding van een tentoonstelling over bronnen uit de periode 1918-1924. Terwijl de auteurs in abstracte kunst komt er in de architectenwereld een de oudere bronnen de context proberen uit te leggen, tendens op gang die teruggrijpt naar het gedachten- word de aangeboden informatie door een nieuwe goed van de Stijl, maar er is ook een weerstand vanuit generatie auteurs teruggebracht naar voorbeelden. Het een nieuwe generatie moderne architecten. is hoofdzakelijk die vorm, die wordt overgenomen. De terugkeer naar De Stijl beschrijft Vriend in 1949 In 1938 en in 1948 grijpt Vahrenkamp terug op de dat hij verbaasd is dat de kleuren weer terug komen. schildersbronnen van Bartels en Meere. Hij gebruikt Opnieuw verwijst hij naar de kleuren van De Stijl. De de bronnen impulsief. Kleurtheorieën, betekenissen en kleuren van De Stijl worden de voorbeelden, maar technische toepassingen worden deels overgenomen, de geestelijke ideeën gaan er niet meer mee gepaard. en naar eigen inzicht geïnterpreteerd en aangevuld. Vriend heeft het over de primitieve mens en de primi- Ook Gieben grijpt in ca. 1950 terug op Godefroy tieve kleur. Het gaat om een nieuwe, moderne geest. (1915), hij neemt het vrijwel letterlijk over. In een Ook als Oud zich heeft afgewend van de Stijl, tweede deel geeft hij evenals Vahrenkamp een blijken zijn uitspraken de tijdgeest te spiegelen, maar summiere, eigen invulling aan de kleurtheorie van nu is het de middenstroom die hij verwoordt. In 1951 Goethe ter aanvulling van toepassing van behang. en 1960 onderkent Oud het teruggrijpen op de kleuren Ook architect Hartogh (1955) die zoveel mogelijk van De Stijl en het maakt hem boos. Jonge architecten informatie verzamelt over het onderwerp kleur grijpt passen de kleuren van ‘De Stijl’ toe in hun ontwerp terug op oudere literatuur: Zeylmans, etc. aangevuld en laten dat uitvoeren door huisschilders. Oud wijst met de vele ideeën en theorieën die er dan op de markt erop dat in De Stijl beweging de samenwerking met de blijken te zijn. Hij kan wel duidelijk maken dat er kunstenaars essentieel was. inmiddels allerlei theorieën bij zijn gekomen, maar De doorgaande lijn voor Oud is dat hijzelf de kleur de kern van de meeste ervan lijkt hem te ontgaan. Hij bepaalt van de architectuur en in samenwerking geeft functionele regels, en psychologische regels, met kunstschilders de felle kleurige abstractie in een maar uit de gevoelsmatige betekenis van kleur spreekt herkenbaar schilderkunstig kader toe laat passen. een mentale verwarring door de politieke misbruik 2 121 Historiografie

10

8, 9

8-10 Voorbeelden van ‘De Romeinsche Bouwkunst.’ Door Gugel/ Leliman (1919). Bij de zwart-wit afbeeldingen staan de kleuren beschreven. 2 122 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 123 Historiografie Materialisering van een ideaal Ir. M.G. Polman

11 12

13, 15 14, 16 11 ‘Arabische Moorsche Perzische – bloemen’ (1929) 12 ‘Chineesch’ ornament. Planten en bloemen. (1931) Godefroy schrijft uitgebreid over de historische achtergrond, 13 een schilderij van P. Mondriaan materialen, bouwstijlen en culturen, om huisschilders aan te 14 een glas-in-lood ontwerp van Theo van Doesburg moedigen om iets dieper door te dringen in het wezen van andere 15 een voorbeeld van Puristische compositie van Ozenfant cultuurperioden. 16 een cirkelindeeling in glas en lood, voor een schoollokaal Wierink (1931) 2 124 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 125 Historiografie Materialisering van een ideaal Ir. M.G. Polman

18 19

20 21

22 23

17

18 Authentieke weergave van Newton’s kleurencirkel uit Opticks 17 Authentieke afbeelding van De Lairesse, waarbij de (1704) dieptewerking door middel van contrastwerking wordt versterkt 19 Weergave kleurencirkel Newton door Rijgersberg (1938) door bij een lichte achtergrond lichte figuren tegen de lichte 20 De kleurencirkel van Goethe door Rijgersberg, achtergrond te plaatsen, donkere figuren op de voorgrond 21 volgens Bartels (1918), en grijze figuren in het middengebied. Op empirische basis 22 volgens Meere (1925). 24 lukte het De Lairesse ook om richtlijnen op te stellen voor het 23 een driehoek van harmonische kleurenparen volgens Meere. verkrijgen van dieptewerking met kleuren. 24 Authentieke weergave van de theorie van Schopenhauer. 2 126 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 127 Historiografie Materialisering van een ideaal Ir. M.G. Polman

25

26

26 Voorbeeld van een van de vele kleurafbeeldingen van simultaankonstrast in de publicaties van Chevreul. De concrete voorbeelden in kleur maken direct duidelijk wat het effect van bepaalde kleurcombinaties is. Dit maakt de informatie zeer 25 Authentieke weergave van de kleurencirkel van Cheuvreul toegankelijk. 2 128 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 129 Historiografie Materialisering van een ideaal Ir. M.G. Polman

37 38

27 37-38 De kleurtheorie van Ostwald in kleurafbeeldingen door 27 Additieve en substractieve kleurmenging. Plaat IA en B uit Rijgersberg: de 24-delige kleurencirkel plaat III, de driehoek van Rijgersberg. gelijke kleurtoon, plaat IV 2 130 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 131 Historiografie Materialisering van een ideaal Ir. M.G. Polman

28 33 34

29

35 36 39

30 31 32

40 41 42

28-32 De kleurtheorie van Ostwald door Meere: 39-45 De harmonieën van Ostwald volgens Rijgersberg: 28 Rangschikking van de niet bonte kleuren. 39 de harmonie in gelijke kleurtoon: Tweeklank in 29 Rangschikking van de bonte kleuren. complementaire kleuren, 30 Driehoek met troebele reeks. 40-45 harmonieën in ongelijke kleurtoon: 40 de Tweeklank als 31 Het kleurenlichaam. De driehoek met troebele reeks om de onvolledige drieklank, 41 Tweeklank als onvolledige drieklank, lijn W-Z als as omgewenteld, waardoor een dubbele kegel met 42 Regelmatige drieklank, 43 Drieklank als onvolledige gemeenschappelijke niet-bonte reeks ontstaat. vierklank, 44 Drieklank als gesplitste tweeklank en 45 Vierklank 32 De draaischijf, om optisch kleuren mee te mengen. in complementaire kleuren. 43 44 45 2 132 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 133 Historiografie Materialisering van een ideaal Ir. M.G. Polman

49 50

47 51 52

46 48

46 De authentieke weergave van de kleurencirkel van Goethe. 47-52 De authentieke afbeeldingen van Wilhelm Ostwald uit Die Farbenfibel, met ingeplakte kleurmonsters. (1925); 47 De kleurencirkel; 48 de verschillende helderheden van witte pigmenten: zinkwit met 92, krijt met 80; 49 De grijsladder; 50 de basis driehoek van de troebele kleuren: een bonte kleur, wit en zwart in de hoeken. 51-52 voorbeelden van harmonieën van gelijke kleurtoon (vergelijkbaar met afb.31, de dubbele kegel). 2 134 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 135 Historiografie Materialisering van een ideaal Ir. M.G. Polman

55

56

55 De vroege, honderddelige kleurencirkel van Ostwald in De 56 Stijl besproken door Van der Leck.(1918) 57 Theosofische studie. Diagram A. :The Pythagorean Tetrad 56 NCS-systeem. Kleurenkegel en kleurencirkel (2006) and the Ten Yods. The Yods Produced. 2 136 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 137 Historiografie Materialisering van een ideaal Ir. M.G. Polman

59

60 61

58

59-61 Rudolf Steiner (1921) 59 de drie glanskleuren geel, rood en blauw. 58 Theosofische studie van C.W. Leadbeater. De zichtbare en 60 de vier beeldkleuren groen, perzikbloesem (of inkarnaat). onzichtbare mensch. (1903). Plaat I ‘Beteekenis der kleuren.’ 61 figuur uit de 2de voordracht (7 mei 1921). 2 138 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 139 Historiografie Materialisering van een ideaal Ir. M.G. Polman

67

62 63 66

68

64

65

62 Van Doesburg: Grondelement van de schilderkunst. (1922,1923) 63 Van Doesburg: Grondelement van de schilderkunst (1925) 64 De wiggen van Field uit Rijgersberg 65 Authentieke afbeelding van de tabellen van Field: ‘Die Tabelle zeigt die in den Sekundär- und Tertiärfarben enthaltenen Verhältnisse der Primärfarben und suggeriert gleichzeitig, daß 66, 68 Theo van Doesburg, kleurcompositie voor de gevel van de die Primärfarben zusammen Weiß, die Sekundärfarben Grau Potgieterstraat (1921) und die Tertiärfarben Schwarz erzeugen.’ 67 Jan Hessel de Groot, figuur 64 uit Vormharmonie (1912) 2 140 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 141 Historiografie Materialisering van een ideaal Ir. M.G. Polman

71

72

69, 70

74 75 73

69,70 Woningen te Hoek van Holland. Voorgevel, achtergevel 71 ‘A graphic representation of a substantial (left) and a hierarchical (right) perspective (after Dumont 1980 [1966], 242)’, volgens Bazelmans, (fig. 3.1, 1999) Deze grafische voorstelling leen ik van Dumont/Bazelmans omdat het de situatie van Van Doesburg en Oud duidelijk in beeld brengt. Van Doesburg plaatst het schilderwerk/ kleuraspect gelijkwaardig aan de architectuur, terwijl Oud de kleur altijd ten dienste van de architectuur ziet, vanuit de 74 Apollohal. Een der hoofdingangen (1934) hiërarchie. Er is geen link te leggen met de antropologische 75 Apollohal. De hal. ‘de wanden zacht groen, de spanten een theorie, maar het is wel van belang om hiërarchie objectief als iets zwaarder groen, de riftvloer mat gelakt, tussen de spanten een factor van betekenis te kunnen beschouwen. zijn de lichtblauwe glaswanden en de wit en creme plafondvelden 72 Karel Appel. Vragende kinderen (1949) heel licht van kleur gehouden. De bovengalerij, zoldering: diep 73 Rudolf Steinerkliniek. achtergevel ultramarijnblauw.’ 2 142 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 143 Historiografie Materialisering van een ideaal Ir. M.G. Polman

76-83

84 85

86 87, 88

84 de hypothese van de tapijten in het kleuronderzoek van het kantoorgebouw Van Nelle (zie H.5) bevestigt de uitspraak van ir. H. Kammer over van der Vlugt’s: ‘zuiver afgestemde tapijten waarin hij een groote voorliefde voor ,,grijzen” aan de dag legde.’ 85 Van Loghem noemt ‘De subtiele kleuren’ en ‘fijne kleurtoepassing’ van Van der Vlugt in zijn duinhuisje: zooals het zich voegt in de duinplooien ... daaraan aanpast, zonder 76-83 Alle illustraties uit Rietveld, G. ‘Nieuwe Zakelijkheid in vernatuurd te zijn geworden.’ Het duinhuisje is een in baksteen de Nederlandsche Architectuur.’ (1932). Fabriek te Rotterdam opgetrokken gebouwtje. (Brinkman en v.d. Vlugt), Boekwinkel te Amsterdam (Bodon), 86 kleurencirkel naar Goethe door Kropholler le Corbusier (2 Interieurs, Begane grond en bovenruimte klein 87 omslag herdruk Carel van Mander, 1936 Atelier-Huis) Dakterras van Woningen te Utrecht (G.Rietveld, 88 onwillekeurig voorbeeld van een van de vele afbeeldingen. Schröder), Openluchtschool te Amsterdam (Duiker), Oud Lambert Lombardus (schilder en bouwmeester van Luik) : De (Woningen Hoek van Holland en Luchtfoto Kiefhoek te heilige Dionysos. Museum van Oude Kunst. Brussel afbeelding Rotterdam). blz.187 2 144 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 145 Historiografie Materialisering van een ideaal Ir. M.G. Polman

89 90

95 96

97

91 92

95 Vahrenkamp, collage van kleurvoorbeelden uit Kleur in Stad 93 94 en Dorp (1949) 96 Kerdijk . Een van de vier kleurkaarten met monsters die zijn opgenomen in de publicatie. Aardverven-Cadmiumverven- 89, 90 Salle Pleyel (1936). Kloos verbindt de blauwe stoffering met 92 ‘de wanden in de lokalen zijn lichtgrijs’ Chromaatverven-Teerkleurstoffen- (1948 ‘innerlijke concentratie’. 93 ‘de wanden in den middengang lichtgeel’ 97 Gieben tekent dezelfde historische bronnen over als Godefroy 91-94 Het Rijnlands Lyceum te Wassenaar. foto’s H.Spies. (1940) 94 ‘en in den dalton-gang wit gespoten’ advies schilderwerk: deed. plaat XXII blz.47 eerste deel 91 Het exterieur. ‘stalen buiten puien zijn grijs groen geschilderd’ Chemisch en verftechnisch Laboratorium.’ 2 146 147 Historiografie 3 Schilderspraktijk 1918-1940: technieken en grondstoffen

101

98, 99, 100 98 de kleurencirkel van Newton, naar Hartogh (1955) 99 de kleurencirkel van Goethe 100 de kleurencirkel van Ostwald , in een geheel eigen interpretatie. Het is geen ‘regelmatige drieklank’, en de gebieden geel, rood blauw, respectievelijk groen, oranje, paars zijn niet tot Ostwald te herleiden. 101 schema, waarin arbeidsomstandigheden, lichtsterkte en de werking van het oog met elkaar in verband worden gebracht. Dit krijgt na de Tweede Wereldoorlog de aandacht. 3 149 Schilderspraktijk 1918-1940: technieken en grondstoffen 3.1 Inleiding

In dit hoofdstuk schets ik een beeld van het schil- Ook de verfproducten zijn in terminologie niet veel dersambacht en de verfproductie in Nederland in en veranderd: rond het interbellum. Ik maak gebruik van verschil- Verfproducten zijn volgens het Nederlandse lende informatiebronnen, varierend tot vaklitera- Normalisatie Instituut in het NEN: tuur, wetenschappelijke sociale en bedrijfshistorische ‘Verven, vernissen halffabrikaten, hulpstoffen studies en teksten van schilders en chemici. Hierbij en producten die in samenstelling en/of toepassing maak ik een verdeling tussen de verfproductie en verwant zijn aan verf, of die in combinatie met verf -distributie voor 1918 en de verfproductie en –distri- worden gebruikt.’ butie tussen 1918 en 1940. Vervolgens geef ik infor- De vaktermen verf, vernis, halffabrikaat, poeder, matie over het schildersambacht voor 1918 en in verfraaiing en bescherming golden honderd jaar periode 1918-1940, waarbij ik een onderverdeling geleden en nog steeds anno 2011, maar de materialen maak tussen de opleiding en de praktijk. Ook beschrijf waar moderne verven uit bestaan en de wijze waarop ik voor beide periodes de positie van de schilder ten de verven worden gemaakt zijn veranderd, en daarmee opzichte van andere bouwvakkers en de verfindustrie. samengaand ook het vak van de schilder. Tot slot sta ik stil bij de informatie die de architect werd aangereikt over schilderwerk in de eigen vaklite- 3.2 De verf voor 1918 ratuur. De verzamelde informatie overlapt elkaar deels. In de conclusie schets ik een beeld van de schilder- spraktijk, de verfproductie en het schildersonderwijs, zoals het specifiek voor de periode van het interbellum naar voren komt.

Wat is verf? In 1926 defineert van der Kloes het als volgt: ‘Schilderverf bevat de hoofdbestanddelen poeder en vloeistof. Het poeder is bestemd om dekking en kleur te geven, de vloeistof dient het poeder verwerkbaar te maken met de kwast en het op de te verven oppervlakte doen vasthechten, als vervoer- en bindmiddel. Uiterste fijnte van het poeder, innige vermenging, samenhang en verwantschap met de vloeistof, dit zijn de voornaamste voorwaarden voor deugdelijkheid en duurzaamheid der verf ‘ 1 Volgend de huidige NEN norm verschilt de definitie niet veel: Verf is volgens het Nederlandse Normalisatie Instituut in het NEN (Nederlandse Norm): ‘Vloeibaar, pasteus of poedervormig, pigment bevattend product, bestemd om in dunne lagen te worden aangebracht, waarna het door een filmvor- migsproces overgaat in een vaste laag die dient voor verfraaiing en/of bescherming en soms voor speciale doeleinden.’2

1 Kloes, van der, ‘Onze Bouwmaterialen’ deel VI, 1926 2 Stichting Corporatieve auteur Stichting Uitgave en Beheer Hand- boek Schilders- en Afwerkingstechnieken , Savantis. Handboek beschermings- en afwerkingstechnieken Deel 1: Verfproducten, beoordelingsmethoden en kunststoffen, Waddinxveen, 2004, blz.11 3 150 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 151 Schilderspraktijk 1918-1940: Materialisering van een ideaal technieken en grondstoffen Ir. M.G. Polman 3.2 De verf voor 1918

3.2.1 De kleur van de verf is niet constant: als droog De schilder als verfproducent In de 18de en 19de eeuw maakt de lijnolie een Productie pigment is zij anders dan aangemengd met het bind- Het profiel van de schilder is in de loop der tijd ontwikkeling door. Door de olie te stoken en copallen middel, in de rot verandert de kleur van de verfpasta veranderd. Van oudsher, tot het midden van de negen- en andere stoffen toe te voegen, wordt het product 3.2.1.1 enigszins, mogelijk ook door toevoeging van droog- tiende eeuw is de schilder niet alleen degene die de verf verbeterd. Met name deze handelingen worden steeds Klassiek middel en verdunningsmiddel. De kleur van de verf aanbrengt, maar ook de verfproducent. De productie minder door de schilders zelf uitgevoerd. verandert als zij opdroogt, respectievelijk doorhardt, van verf maakt een substantieel onderdeel uit van In 1730 krijgen de gebroeders Martin in Frankrijk De basisproducten van verven zijn vaste stoffen en veroudert en verweert ten gevolge van de invloeden zijn vakmanschap. De verf wordt geproduceerd voor het octrooi voor 20 jaar om vernis te stoken.4 In 1786 vloeibare stoffen, die door fijnmalen, verhitten en van vocht en (zon)licht. De kwaliteit van de natuurlijke eigen gebruik. Grondstoffen worden ingekocht, dat wordt de standolie uitgevonden.5 Het is een mees- mengen pasteus worden, waarna het enige tijd moet grondstoffen en van de eenvoudig te bereiden synthe- wil zeggen de droge verfstoffen en bindmiddelen of de terschilder, P. van de Burg, die in 1892 de ‘Japanlak’ rusten (‘in de rot staan’) en er een chemisch proces tische verfstoffen varieert. In alle schildersboeken grondstoffen om de bindmiddelen te bereiden. uitvindt, door aan een mengsel van pigment, lijnolie plaatsvindt waardoor het mengsel meer een eenheid wordt veel aandacht besteed aan de controle van De bereiding ofwel het aanmaken van de verf, en standolie natuurhars toe te voegen. 6 Dit was een wordt. grondstoffen. Dat heeft te maken met de variatie van vanuit het principe zoals door Van der Kloes interessant product voor de markt, omdat het een Voor de verwerkbaarheid moet de verfpasta meer de verkrijgbare stoffen, maar vooral met de prijs. beschreven, gebeurt sinds oudsher met de hand. De hogere glans bezat en tegelijkertijd op kleur gebracht vloeibaar worden gemaakt. Eenmaal aangebracht moet Behalve de chemische eigenschappen van verf is olie moest worden gestookt. Het vermengen van droge kon worden. Esthetisch deed het denken aan het de verflaag zo snel mogelijk drogen, maar langzaam ook de economische factor van essentiële betekenis. verfstoffen met olie gebeurt door eerst de materialen in geliefde lakwerk dat door de VOC werd verhandeld en genoeg om te kunnen hechten op de ondergrond en De grondstoffen verschillen van prijs. Het is mogelijk een mengtobbe voor te mengen en daarna met behulp daar werd in de naamgeving dan ook aan gerefereerd. 7 om door en door te kunnen drogen en een vaste laag te om een verf op kleur te krijgen door kleurpoeder van een wrijfsteen, zijnde een matglazen of marmeren Economisch was het interessant omdat voorheen kunnen worden. De laag moet in droge, doorgeharde (pigment) toe te passen, maar ook kan er een deel plaat met een loper van glas of van Escauzijnsche over een kleurlaag een glanzende vernislaag moest toestand elastisch blijven en goed blijven hechten. Het pigment en een deel vulstof worden gebruikt. steen, of wat de schilder voorhanden had. ‘innig’ met worden gestreken om glans te verkrijgen. Technisch moet de ondergrond beschermen tegen invloeden van De kunst is om de gewenste kleur te krijgen tegen elkaar te mengen. Het malen met de hand gebeurde was het interessant omdat het een sterkere verflaag buitenaf, zoals vocht en droogte en moet bestand zijn een zo laag mogelijke prijs. Dat kan door zo min later met een verfmolen. Aanvankelijk was dat een was. De Japanlak wordt ook toegeschreven aan Dr. tegen warmte en kou. De bereiding en verwerking van mogelijk van een bepaald duur pigment te gebruiken, verfmolen met een maalsteen, in..... gebeurde dat met Riep, waarover hieronder meer. verf zijn chemische en fysische processen: De verwer- terwijl de verf wel de kleur behoudt, en met een een verfmolen. Daarna werd de verf enige tijd ‘in de rot Sinds de hinderwet van 1875 mochten de lakstoke- king van natuurlijke grondstoffen, de bereiding van minder duur pigment en een vulmiddel de juiste ‘ gezet. rijen niet in dichtbebouwde gebieden gevestigd zijn kunstmatige grondstoffen, het malen en mengen, het kleur te verkrijgen. Van dit principe kan op elk niveau Het prepareren van verf gebeurde in de winter- wegens brandgevaar en stankoverlast. Maar al lang nat blijven, ten behoeve van de verwerking verdunnen, gebruik gemaakt worden, maar ook misbruik, zodat maanden, als er weinig werk was. Het was het werk van daarvoor vestigden fabrieken zich buiten de steden. 8 na aanbrengen drogen en doorharden. er sprake is van vervalsing. Hier wordt dan ook veel de jongste knecht. De ambachtelijke fabricage gebeurt nog in de derde Tijd speelt hierin een belangrijke rol, maar ook aandacht aan besteed in de vakliteratuur. kwart van de 19de eeuw. 9 de omstandigheden waaronder de processen plaats- De verkoper van pigment kan een gemalen pigment Grondstoffen: bindmiddelen vinden, zoals de temperatuur en de luchtvochtigheid. mengen met een pigment van mindere kwaliteit In de bestudeerde Nederlandse vakliteratuur en In het klassieke ambachtelijke proces worden deze of met een poeder dat de kleur van het pigment gedenkboeken van grote verffabrikanten wordt de langrijke tak van bedrijf. In 1604 liet Jan Leeghwater een achtkantige molen voor zich bouwen tussen en Graft, waarna er vele van fases in verschillende stadia voltrokken. Het is niet aanneemt. De verf is dan versneden. Dat kan ook meeste aandacht besteed aan de fabricage, de toepas- dergelijk type molens werden neergezet in het gebied Wormer, Wor- mogelijk om het hele proces in één doorlopende gang door de schilder worden gedaan. De schilder kan sing en de handel van de verven met olie- en vernis- merveer, Jisp, Zaandijk met het reeds als olie-industrieel centrum te voltooien, met andere woorden: een olieverf kan niet een verfpasta of verf maken die er qua kleur en qua achtige bindmiddelen. Deze verven werden op alle geldende Zaandam. Ook rond Amsterdam verschenen dergelijke molens en ‘geschiedschrijver Commelin vertelt van de eerste olie- in één dag worden geprepareerd en verwerkt. samenstelling goed uitziet maar eenmaal aangebracht typen ondergrond verwerkt: niet alleen op hout en beurs te Amsterdam, welke sedert 1617 driemaal per week aldaar Kleur is materie, het pigment of de kleurstof maakt vroeger of later van mindere kwaliteit blijkt te zijn: metaal maar ook op steenachtige en gepleisterde gehouden werd’. In ongeveer dezelfde tijd komt ook in Rotterdam deel uit van dit chemische en fysische proces. Kleur minder diep van kleur, minder goed dekkend, minder ondergronden. De meeste olieverven werden gemaakt zowel de olie-industrie als de oliehandel tot ontwikkeling. ‘ Just de is niet een op zichzelf staand, optisch fenomeen. elastisch en minder lang meegaand. op basis van lijnolie. Lijnzaad werd geplet in olie- la Pesières, 1921. 4 Nederlandse bronnen zijn: ‘Noele Chomel en J.A. Chalmot, Het beïnvloed de chemische processen die onderling Het is belangrijk om voor ogen te houden dat verf molens. De eerste bewijzen van dergelijke molens in Huishoudelijk Woordenboek, Leiden 1770’ en ‘Echt voorschrift tot plaatsvinden en de kleur wordt beïnvloed door de niet alleen een kleurlaag is maar ook een materiaal- de Zaanstreek dateerden uit het midden van de 16de het maken van de berugte Vernis van Martin, Rotterdam, bij Dirk processen met de andere bestanddelen in de verf. technische laag. Hoe beter de kwaliteit van de verf, hoe eeuw. De lijnolie was afkomstig uit de Baltische landen Vis, 1774, Overdruk uit het Huishoudelijk Woordenboek.’ bron: de Vlieger, 1993, blz.7 Bij menging is niet alleen het type kleur maar ook beter de kwaliteit van de kleur, zowel in uiterlijk als en Zuid-Amerika. Het persen was een belangrijke 5 Wissink, Heesters, 1995, Keune het type pigment essentieel voor de eindkleur die kan in eigenschap als in duurzaamheid. Bij de toepassing industrie. 3 6 van Hazelzet, 1992, Wissink, 1994 worden verkregen. Door toevoeging van een pigment van kleur in de architectuur spelen behalve materiaal- 7 volgens Heesters, 1995. In de 17e en 18e eeuw was Chinees en Japans lakwerk erg populair in het westen. De VOC bestond van 20-03-1602 verandert ook de chemische samenstelling van de verf, technische factoren, economische factoren en daarmee tot en met 31-12-1799. Van 1641 tot 1853 drijft Nederland handel op en daarmee de chemische eigenschappen van de verf. samenhangend: de verkrijgbaarheid van producten 3 Vlieger, de, 1993, blz.1; Japan. Heeft dat lakwerk zo lang invloed gehad???) Bepaalde pigmenten en bindmiddelen verdragen een belangrijke rol. ‘In het midden van de 16de eeuw vindt men de eerste bepaalde 8 Molyn in 1833, een groep schilders in de Zaanstreek in 1850, Sik- elkaar niet of slechts binnen een bepaalde marge. bewijzen van de vroegere aanwezigheid en ook van het bestaan van kens in 1869 oliemolens, maar ook daarvoor vormde het winnen van olie een be- 9 Ir. S. de Lange maakt de volgende indeling (artikel ‘Verfproductie 3 152 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 153 Schilderspraktijk 1918-1940: Materialisering van een ideaal technieken en grondstoffen Ir. M.G. Polman 3.2 De verf voor 1918

Grondstoffen: droge verfstoffen De droge pigmenten, die door de schilders zelf bedrijven zich profileren speelt hier in mee, maar de factoren die daarbij een rol speelden. In de eerste plaats De Zaanstreek vormde ook een kern voor het malen werden vermengd met een wrijfsteen en later met een betrouwbaarheid speelde een grote rol, zoals we in de nam het aantal chemici dat in de industrie werkzaam en verhandelen van droge verfstoffen in de 17de en potmolen, gaven meestal matte lagen. Om een hoog- vakliteratuur terug kunnen vinden. was sterk toe. Het peil van de chemische wetenschap in 18de eeuw. 10 glansverf te krijgen werden die lagen ‘geslepen’ (fijn De schilders stonden uiterst wantrouwig tegenover Nederland steeg in de laatste decennia van de negen- De firma Pieter Schoen & Zoon was één van die geschuurd) en daarna gevernist. 15 de producten die door de fabrikanten werden geleverd. tiende eeuw aanmerkelijk en steeds meer wetenschap- bedrijven die in het begin van de 18e eeuw aardpig- De snellere productie en snellere verwerking is “Verschillende fabrieken leveren de verf aangemaakt, pelijk geschoolde chemici traden toe tot het bedrijfs- menten commercieel begonnen te exploiteren. Pieter vooral interessant indien er om een grote productie voor het uitstrijken gereed, in gesloten bussen. leven. In de tweede plaats vonden er op het gebied van Schoen verhandelde droge verfstoffen die zij uit alle wordt gevraagd. Uit Van der Kloes blijkt dit niet een Daarvoor is veel te zeggen, ingeval de uitvoering van de procestechnologie grote wijzigingen plaats. Een delen van de wereld importeerde. De verfkoper... algemeen beeld te zijn. Nog in 1908, wordt bij het verf- het werk aan minder ervaren krachten moet worden aanzienlijke schaalvergroting ging hierbij gepaard maalde de producten tot gebruiksklare pigmenten. 11 mengen geschreven ‘het aanmaken der verf, d.w.z. het overgelaten, b.v. op schepen en in streken, waar geen aan een nauwkeurige beheersing van het proces. De In de negentiende eeuw hield men zich naast de vermengen der droge verfstoffen met olie, geschiedt ververs van beroep te vinden zijn. Soms ook berusten fosfaatkunstmestindustrie is daarvan een voorbeeld. fabricage van natuurlijke kleurstoffen op grote schaal meer in het groot door middel van verfmolens, in het de samenstelling en de bereiding van zulke verven in In de derde plaats richtten de Nederlandse onderne- bezig met het vervaardigen van pigmenten, zoals de klein met behulp van een wrijfsteen.’ 16. verband met een bijzondere bestemming der verf op mers zich meer en meer op het buitenland, waarbij verschillende droge en aangemaakte verven: loodwit, fabrieksgeheimen, en is de fabriekmatige aanmaak wederom de kunstmestindustrie het goede voorbeeld menie, zinkwit, lithopoon, chromaatkleurstoffen, Verffabrikanten daardoor niet te vermijden. Doch, zal de verver van gaf. Berlijns blauw en synthetisch ultramarijnblauw. Uit de geschiedenis blijkt dat de fabrikanten allerlei beroep verantwoordelijk gesteld kunnen worden voor De ontwikkeling van de procestechnologie is Daarnaast werden lakverven en fijne schildersverven verschillende achtergronden hebben. De oliemaal- de deugdelijkheid van het door hem uit te voeren indirect af te leiden aan de uitbreidingen die tijdens geproduceerd. derijen en de verfmolens verwerken als eerste de werk, dan dient hij volkomen bekend en vertrouwd en direct na de oorlogsjaren plaatsvinden. Elke nieuwe Met name aan het einde van de 19de eeuw vinden grondstoffen op grotere schaal. Molenaars kopen de te zijn met de grondstoffen, die hij verwerkt; uit dit uitvinding vraagt om een nieuwe productielijn. De er technische ontwikkelingen plaats waardoor het grondstoffen in, verwerken ze tot grondstoffen voor oogpunt verdient het de voorkeur hem het aanmaken verffabrieken breiden uit, verhuizen of laten nieuwe proces ingrijpend verandert. In de laatste kwart van de de verfproductie en verhandelen ze. Ook aanverwante der verf niet uit handen te nemen. Men kan dan ook bedrijfspanden bouwen. 19de eeuw wordt de windmolen (met maximaal 15 pk) bedrijven, zoals kuipers, zullen zich later tot verfhan- niet zeggen, dat door het invoeren van aangemaakte vervangen door stoommachines en gasmotoren. 12 delaar ontwikkelen. verven het aanzien van het schilders-ambacht zal 3.2.2 Niet alleen gaat het proces sneller, maar de kwaliteit Wat de verffabrikanten met elkaar overeen hebben worden verhoogd; dit zal wel een der redenen zijn, Distributie van de verf wordt verbeterd. ‘Deze machines konden is de ondernemingsgeest en de handelsmentaliteit. waarom de beoefenaars daarvan gewoonlijk niet erg de verbeterde maalapparatuur aandrijven, waardoor Molenaars, kuipers, stokers, schilderspatroons en met aangemaakte verven ingenomen zijn. Hetzelfde 3.2.2.1 de maling (verkleining) van de pigmenten sterk verbe- winkeliers zien er een gat in en hebben de financiële geldt waarschijnlijk voor het [..] in olie gemalen Materieel terde (deeltjesgrootteverdeling nauwer). Hierdoor draagkracht om op grotere schaal te gaan produceren afleveren van het loodwit door de fabrikanten.’ schrijft kon met een lager volume pigmenten toch een goede ten behoeve van de verkoop. Van der Kloes in 1908 17 De Eerste Wereldoorlog brengt een innovatie met zich dekking van de ondergrond worden verkregen.’ 13 In Omdat het giftige loodwit niet meer in poedervorm mee voor de distributie. Doordat de handel met het deze context, van de ontwikkeling van de fabricage 3.2.1.2 mocht worden verkocht, maar met olie aangemaakt, buitenland niet meer mogelijk is, richten de fabri- van het pigment, wordt door De Vlieger de ontwikke- Innovatief raakten de schilders noodgedwongen vertrouwd met kanten zich op de binnenlandse markt. Tot die tijd is ling van Japanlak aan de fabrikant dr. Riep (Ripolin, het fenomeen van aangemaakte verven. Aangezien die markt lokaal. In de grote steden halen de schilders Hilversum) toegeschreven.‘Hij ontwikkelde dekkende, De Eerste Wereldoorlog brengt een innovatie met zich loodwit en zinkwit de basis van de huisschilderverven hun producten bij de fabrieken18, op het platteland laaggepigmenteerde verven, die zonder vernissen een mee. Doordat de handel met het buitenland niet meer vormden, kregen alle schilders daar mee te maken. halen de schilders hun producten bij drogisterijen glanzende laag gaven. Hij bracht de verf eind 19de mogelijk is, richten de fabrikanten zich op de innovatie (afb.102-107) en zijn zij vaak zelf degene die aan collega’s en aan eeuw op de markt. Andere fabrikanten, waaronder van de verfproductie. Van der Kloes noemt de aangemaakte verven klanten producten doorverkopen. Dat zijn niet alleen Molijn en Co en Pieter Schoen volgden. 14 Bij het 25-jarig jubileumnummer van Van der ‘producten van binnenlandse nijverheid’ er was dus produkten die worden gebruikt om verven te prepa- Doel en Fray wordt trots vermeld dat zij tijdens de nog geen sprake van een verfindustrie zoals wij die reren19, maar zij kopen ook drogisterij-producten in. oorlogsjaren een minder product aan de man weten te nu kennen. Tegelijkertijd is die ontwikkeling wel Dit verklaart waarom er in schildersbladen ook voor brengen. namelijk: waterverf, lijmverf en wasbeits. gaande en past de ontwikkeling van de verfindustrie dergelijke artikelen wordt geadverteerd. 1924, N.V. van Sons’s Inkt- en Verffabrieken te Hilversum’ in ‘Verf en Kleur’, eerste jaargang, achtste nummer, November 1924, pp 139-142): In de jubileumuitgaven melden fabrikanten als in het beeld dat Ernst Homburg over de ontwikke- 1. De bereiding van verfstoffen. ‘Tot voor 50 jaar was de industrie in Sikkens (....) en Molijn (...) dat zij de kwaliteit van hun ling van de chemische industrie schetst. Homburg hoofdzaak in handen van chemisch niet onderlegde vaklieden’. producten voorop stellen. De tijdgeest waarmee de noemt de periode 1890-1918 een natuurlijk breukvlak 10 Kooiker, 1993 18 1916, Hazelzet, 1992 11 Kooiker, 1993. O.a. verfhout, krijt, pijpaarde, geeloker, marmer, in de geschiedenis van de bedrijfstak. Hij schetst drie 19 Zoals hiervoor beschreven werden er aanvankelijk vooral half- curcuma, houtskoolpoeder, blauwsteen. fabrikaten en grondstoffen ingekocht, waarna de schilder in de 12 Vlieger, de, 1993, blz.1 15 Hoek, C.P. Hoek, Rijtuiglakken, 1913, en Vlieger, de, 1993, blz.1 schilderswerkplaats de verf strijkklaar maakte. De dikke verfpasta 13 Vlieger, de, 1993, blz.1 16 Kloes, J.A. van der en D. van der Beek, Handleiding voor den Verver en werd gezeefd, in een strijkpot gegoten, en met siccatief (droogstof) 14 Vlieger, de, 1993, blz.1 Glazenmaker, 2de druk, 1908. blz 32 17 Kloes, van der, 1908 en terpentijn op strijkdikte gemaakt. 3 154 3 155 Schilderspraktijk 1918-1940: Schilderspraktijk 1918-1940: technieken en grondstoffen technieken en grondstoffen 3.2 3.3 De verf voor 1918 De verf van 1918-1940

Verpakkingsmethode en hoeveelheden 3.2.2.2 3.3.1 In 1949 schrijft Kappelmeier: Omstreeks een kwart De aangemaakte verf werd bewaard in afsluitbare, Immaterieel Productie eeuw geleden waren de chemici niet meer tevreden plaatijzeren bussen (3-20 liter), die in de handel te met de kwaliteit van de olielakken, die met behulp koop waren. Deze waren te reinigen door middel 3.2.2.2.1 3.3.1.1 van copallen werden gestookt. Eeuwenoude roem liet van uitbranden.20 Ook gebruikte men houten vaten, Schriftelijk tijdschrift, reclame, catalogie25 Klassiek deze rusteloze natuuronderzoekers ijskoud. Het ligt die door kuipers werden vervaardigd van gekloofd trouwens in de aard van vooruitstrevende technici, dat eikenhout (klaphout). 3.2.2.2.2 Er gaat een tijd overheen voordat een nieuw product zij zich over het algemeen niet veel aantrekken van De blikemballage industrie ontwikkelde zich in de Activiteit. handelsreizigers of vertegenwoordigers op de markt komt. Johan de Wit schrijft in Eisma historische tradities, als zij menen, dat zij daarvoor iets voetsporen van de verffabricage, zoals bijvoorbeeld de (jubileumnummer 12-5-1999) dat begin jaren 1920 beters in de plaats kunnen zetten.’ firma Thomas & Struyck, fabriek van schildermateri- Binnen Nederland zijn er vertegenwoordigers van natuurharsen werden vervangen door kunstharsen Dit is misschien wel de meest essentiële omslag alen, in Rotterdam 21 buitenlandse producten werkzaam, maar niet van en dat dat onbekend was bij schilders en leraren tot die in het interbellum plaatsvindt: niet alleen wordt Jacob Pielkenrood, die als smid in Zaandijk in 1895 Nederlandse producten. In het buitenland werken wel het midden van de jaren 1930. Kappelmeier schrijft het productieproces op grotere schaal uitgevoerd en zich toe ging leggen op de blik-emballage en in 1919 al Nederlandse vertegenwoordigers van Nederlandse in 1949: dat ‘omstreeks een kwart eeuw geleden’ de worden de verven verbeterd, er wordt ook een totaal 35 werknemers in dienst had. producten. chemici vonden dat de klassieke (dat wil zeggen de andere mentaliteit geïntroduceerd: De productie van C. Verwer had een schilders- en verlakkersbedrijf natuurlijke) copallakken ‘voor het moderne tempo’ verf wordt een industrieel proces, waarin de mens vanaf 1885 en legde zich daarnaast toe op de blik- 3.3 veel te langzaam droogden en dat het te lang duurde het proces beheerst, door de materie te beheersen. slagerij. in 1912 fuseerde hij met NV Zaanlandsche De verf van 1918-1940 voordat zo’n laklaag goed hard werd.’ [...] ‘de chemici Daarvoor was er altijd “de individuele bekwaamheid Blikfabriek v/h Woud en Schaap tot de NV De trachtten door “harsvormende” chemische reacties, die van de ambachtsman, met een subjectief inzicht en Vereenigde Blikfabrieken22 reeds tientallen jaren vroeger, min of meer toevallig gevoel, dat in de eerste plaats de kwaliteit van het Ook het type blik ontwikkelde mee met het verfpro- waren ontdekt. Toen was de tijd er echter nog niet rijp fabrikaat bepaalde.” duct. De verven werden aanvankelijk geleverd in dikke voor, deze kennis toe te passen.”.26 Doordat de grondstoffen grotendeels natuurlijke pastavorm. De kwaliteit van het blik was daarbij niet Van der Steen citeert Kappelmeier uit de eerste druk producten waren, waren dat subjectieve inzicht en zo van belang. Door de opkomst van strijkbare, dunne (1945): ‘’over hoe de productie van lak geheel afhan- gevoel noodzakelijk. Dat, wat oorspronkelijk een verven waren er betere blikken nodig. In de jaren 1930 kelijk was van de individuele bekwaamheid van de kwaliteit was, werd nu zoveel mogelijk buiten het werd de bekende verfbus ontwikkeld. 23 lakstoker. “Zijn subjectief inzicht en gevoel bepaalden proces gehouden, zodat men minder afhankelijk werd In 1908 is er al sprake van de aanlevering van derge- in de eerste plaats de kwaliteit van het fabrikaat. Men van individuele mensen en het proces kon worden lijke verven, zoals het hiervoor reeds aangehaalde kan zich gemakkelijk voorstellen, hoe afhankelijk van beheerst en overgedragen aan anderen. Dat hier een citaat uit Van der Kloes in 190824 zijn lakstokers zich bij dergelijke technische situatie machtsspel werd gespeeld geldt voor beide partijen en menige lakfabrikant soms wel moet hebben gevoeld. is van alle tijden: dat was een van de redenen waardoor Omgekeerd id het psychologisch begrijpelijk, dat de de gilden ten onder gingen. lakstokers in dien goeden ouden tijd zich - van enkele De verven bleven nog altijd grotendeels uit natuur- 25 ca. 1884. De Ambachtsman, vakblad voor Timmerlieden, Metse- laars, Machinisten, Smeden, Ververs, enz. prijzenswaardige uitzonderingen afgezien - vaak tot lijke producten bestaan, maar door het verwerkings- onder redactie van J.A van der Kloes, Leeraar in de kennis der bouw- lastige lieden hebben ontwikkeld. Zij voelden zich proces beter te beheersen kreeg men meer grip op stoffen aan de Polytechn. School te Delft. uitgevers: J. van der Endt & met eenig recht als onmisbaar en niet te vervangen: de kwaliteitsmarge van het product (zie ook onder Zoon. – Maassluis. bestudeerd is jaargang 1891-1892, dit gaf niet veel informatie. een psychische weelde, waartegen op den duur de Normalisatie van Verf).(afb.108-116) ca. 1888: Het vakblad “De Schilder”, officieel orgaan van den meeste menschen niet bestand zijn! Gelukkig voor Verfproductie 1924; N.V. van Sons’s Inkt- en Nederlanschen Schildersbond. 15 juli 1900: 13de jaargang.; Het ons vak heeft de wetenschappelijke vooruitgang aan Verffabrieken te Hilversum; artikel in ‘Verf en Kleur’ 1e vakblad “Het Schildersgilde”; Het vakblad “Het geïll. Schildersblad” deze toestanden een eind gemaakt. De “laatste der jaargang, 8e nummer, November 1924. Zie Bijlage (=Eisma’s Schildersblad?) Het blad “De Bouwer”; “Het vakblad voor de bouwbedrijven”; Het Mohikanen” uit het gilde der ouderwetsche lakstokers vakblad “De Verfkroniek”; “Polytechniek “; “De Bondsstem”; “Het zijn zo goed als verdwenen. Moderne werkwijzen en Muurverven Centraalblad der Bouwbedrijven“; “het Polytechnisch Weekblad“ moderne methoden van bedrijfscontrole hebben hun Er wordt weinig over muurverven gepubliceerd. ca. 1913 Het Schildersvakblad. Voor Nederland en Koloniën en Vlaamsch-sprekend België. uitgave van Bronsema’s Drukkerij, plaats ingenomen, zeker niet ten nadele van het vak.” Bartels, 1925, vermeldt: op pleisterwerk: olieverf; Enschede. 1913 (bron: no.2; 26 januari 1933; 21ste Jaargang. Voorpa- “Tussen deze regels door lezen we hoe die verande- waterverf: lijm-, caseïne of koudwaterverf; silicaat- gina reclame van Jan Visser, Zaandam voor het product Deprodan ring in de productie niet zonder problemen tot stand werk. Ook Hazelzet schrijft dat er vanouds witkalk 20 Vanaf wanneer er werd geloogd is mij niet bekend. (HEt PROduct Dat alle ANdere overtreft.); R.K. Bouwblad; Bouwen; 27 21 catalogus, 1910 Bouwkundig Weekblad “Architectura”; Onze gids; Interieur; Mate- kwam”, schrijft van der Steen. of koudwaterverf op de muren zat voor de Tweede 22 Hazelzet, 1992 rialenkennis 23 Hazelzet, 1992 Opmerking`; Het valt op dat de meeste uitgevers en redacteuren in 24 ‘ Verschillende fabrieken leveren de verf aangemaakt, voor het het westen zijn gevestigd, in de grote steden: Amsterdam, Rotter- 26 blz.15 uitstrijken gereed, in gesloten bussen.’ dam. De provincie is veel minder in beeld. 27 blz.26. 3 156 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 157 Schilderspraktijk 1918-1940: Materialisering van een ideaal technieken en grondstoffen Ir. M.G. Polman 3.3 De verf van 1918-1940

Wereldoorlog 28 Sikkens brengt vanaf 1934 Rubbol AZ: hoogglanslak verklaarbaar, maar niet te grijpen. 33 Daarin heeft hij gewerkt. Dat is met name belangrijk voor de interna- Net voor de oorlog: komen er half-synthetische obv synthetische harsen op de markt voor huisschil- volkomen gelijk. tionale technische en economische verhoudingen. verven, in de oorlog: vol-synthetische, wat de schilders ders. Huisschilders zijn niet direct overtuigd. Aan de totstandkoming van internationale niet vertrouwden, bijvoorbeeld omdat ze sneldrogende Normalisatie van Verf normen werkt de International federation of national verf niet in de verf konden schuren (‘puimen’). 3.3.1.2 Op het terrein van de lak- en verfindustrie betreft de Standardizing Associations. (ISA). Olieverf moest 2 à 3 dagen drogen. De nieuwe, Innovatief (normalisatie) normalisatie van voorwerpen alleen de toepassing van Op initiatief van Nederland wordt in 1935 het na-oorlogse verven zijn gemakkelijk te verwerken, hulpmiddelen, zoals machines, machine-onderdelen, “Technische ISA-Comité 35” opgericht, dat zich ze zijn verkrijgbaar bij de verfhandel, die zich gaat Normalisatie van kleuren verfkwasten en penselen, lak- en verfbussen en ander bezig hield met het ontwerpen van internationale richten op de doe het zelver. Er zijn sterk stijgende Aanvankelijk is het aanbod van bindmiddelen en verpakkingsmateriaal, laboratoriumbenodigheden etc. normaalvoorschriften voor de aan grondstoffen voor loonkosten in de jaren 1960, meer vrije tijd, 1960: pigmenten beperkt. Gaanderweg worden de bindmid- Wat betreft de fabrikaten van de verf- en lakindu- de verfindustrie te stellen eisen en de daarmee verband marktaandeel schildersbedrijf in onderhoudswerk delen verbeterd en komen er meer pigmenten op de strie kunnen alleen de kwaliteiten worden genorma- houdende keuringsmethoden. woningbouw: 2/3, in 1984: 1/329 markt. Dit gaat samen met aandacht voor kleurenleer. liseerd. Ook anno 1949 is de productie voor en belang- De gedelegeerden uit de voornaamste landen De fabrikanten kunnen glanzende gekleurde lakken Ook worden pigmenten en kleuren genormaliseerd. rijk deel gebaseerd op natuurlijke grondstoffen. kwamen bijeen in Boedapest (1936) en in Berlijn (1938), leveren, de zogenaamde Japanlakken. Kleur is niet langer verbonden aan pigment. Dat In Nederland en een aantal andere (industrieel voor- waarbij men internationale ontwerp-normbladen De tendens laat zich als volgt samenvatten: heeft te maken met de prefabricatie, oftewel het uitstrevende) landen normen voor lijnolie, houtolie heeft opgesteld voor loodmenie, loodwit, zinkwit en - De natuurlijke bindmiddelen/harsen zijn niet leveren van een heelfabrikaat door de verffabrikant. en andere belangrijke oliën voor de verfindustrie lithopoon. Door de Tweede Wereldoorlog werd het constant van kwaliteit, omdat het natuurproducten maar ook met het aanbod van andere afwerkmaterialen opgesteld. werk stopgezet, maar het werk zal, naar Kappelmeier waren. Er worden kunstharsen geintroduceerd. voor het interieur. Interieur-architecten en binnen- In zogenaamde Normbladen staan de voornaamste in 1949 denkt, spoedig worden hervat36 - Er vindt een ontwikkeling plaats in de pigment- huis-afwerkers (dit kunnen ook meubelfabrikanten criteria van betreffende grondstoffen opgesteld, Na de Tweede Wereldoorlog schakelde de verfin- en kleurstofindustrie. De pigmenten worden sterker: en stoffeerders zijn) vragen om een betere onderlinge waarvan de eigenschappen binnen bepaalde grenzen dustrie voor een deel over op de fabricage van verf kleurechter (houden hun kleur langer), de dekking afstemming van de afwerkmaterialen, te leveren door schommelen. met synthetische grondstoffen. De ontwikkeling van wordt beter en er komt een grotere variatie aan de fabrikanten. 31 De marges zijn nodig omdat de grondstof, bijvoor- ambachtelijke verf maken naar modernere productie- kleuren. In de 2de druk van ‘Handboek voor schilders’ beeld lijnzaad, natuurlijk is, maar de verwerking tot methoden, die al in het interbellum was begonnen, - Er is een vraag naar sneller drogende verven. van P.H. Bartels uit 1925, bewerkt door J.A.P. Meere, lijnolie geschied door menselijke werkzaamheden: het zette zich voort. Meer en meer verschoof de aandacht Dit komt bijvoorbeeld door de ontwikkeling van de heeft Meere ‘het hoofdstuk over kleurenleer geheel verbouwen, oogsten, vervoer, de opslag, het persen, naar marktgericht denken en opereren, hetgeen een auto-industrie. De periodiek januari 1941 van Ed. omgewerkt en in overeenstemming gebracht met de raffinage of andere bewerkingen (zoals bleken of verbetering van de kwaliteit en de productiemethoden Schaepman & Co, Zwolle, heeft als slogan op de kaft: de nieuwere theorieën volgend de leer van Wilhelm ontzuren) en ‘niet te vergeten de mogelijkheid van noodzakelijk maakte. Om op technologisch gebied eerste fabriek van celluloselakken in Nederland. Ostwald.’ Het oudere z.g. driekleurenleer wordt vervalsing’.34 De normaalvoorschriften (voor lijnolie niet achter te blijven, nam het verrichten van eigen - Er is een vraag naar strijkklaar geleverde verven. echter nog wel vereischt op examens en is eveneens Ned. Normblad N 600) garanderen een juiste verwer- onderzoek een steeds belangrijker plaats in. De grotere Aanvankelijk beschouwt men deze verven als van opgenomen. Ook moedigt hij de schilder aan om zijn king en sluiten een ongeschikte kwaliteit of vervalsing verffabrieken zetten dan ook eigen researchlaboratoria ‘mindere kwaliteit’ en bedoeld voor niet-vakmensen en kleurgevoel en ervaring met kleur te ontwikkelen 32 uit. op.37 bijvoorbeeld geschikt voor de scheepsbouw. Andere Normbladen zijn N599: houtolie, ‘Blijvende producten die tijdens de Duitse bezetting In 1926 heeft van der Kloes zijn argwaan verloren, Normalisatie van kleuren en pigmenten Terpentijnolie N887 en lakbenzine (uit aardolie) N601. tot ontwikkeling kwamen, waren onder meer alkyd- maar de verantwoordelijkheid van het werk ligt dan Zie het artikel van hoofdredacteur van het eerste Ook de kunstmatig verkregen grondstoffen dienen harsen en andere half-synthetische harsen voor de ook niet meer bij de schilder, maar bij de fabrikant: nummer van Verf en Kleur, binnenhuisarchitect en te worden genormaliseerd.35 verfindustrie.’... Er bestaat ten onzent sedert lang verscheidenen kleurenexpert A.Grimmon, april 1924. Dit is aan de Het normaliseren van eindproducten heeft men in Tijdens de oorlog was aan het machinepark van fabrieken van aangemaakte olieverven en lakverven en orde gekomen in Hoofdstuk 2. Engeland en de VS geprobeerd maar het werken met de chemische industrie grote schade aangebracht.... zonder overdrijving kan gezegd worden dat zij over Van der Kloes neemt de publicatie in ‘Bouwstoffen’ standaardproducten geeft nog een onbevredigend Toch had de productie van de chemische nijverheid ‘t algemeen goede waar leveren. De verven worden in van een persbericht van het centraal normalisatie resultaat, aldus Kappelmeier. Gezien de grote verschei- in 1948 al die van 1938 overschreden. Dat was voor een gesloten, van naam of fabrieksmerk voorziene bussen bureau op de korrel meldt Het Bouwbedrijf. Kleur is denheid aan lakken en verven, niet alleen voor de huis- groot deel te danken aan de Marshallhulp, die voor de in den handel gebracht, onder aansprakelijkheid dus wel het laatste dat je kunt normaliseren! schrijft hij in schilders maar ook ten behoeve van de industrie, is er chemische industrie van groot belang was. Dankzij van den fabrikant. zijn commentaar. Hij onderscheidt de stoffelijke verf een principiële belemmering voor de normalisatie van de Amerikaanse steun konden fabrieksinstallaties en Het gebruik van fabrieksverf is in 1929 vrij en de onstoffelijke kleur. Dat laatste wil men norma- eindproducten. -gebouwen vernieuwd en gemoderniseerd worden, algemeen.30 liseren. Van der Kloes is van mening dat kleur, en met In Nederland wordt anno 1949 reeds ca. 25 jaar waardoor de productiecapaciteit belangrijk toenam. name de overgangen, een persoonlijke opvatting is, Het feit dat de Duitse chemische industrie in de jaren

28 Hazelzet, 1992 33 Bouwbedrijf, 7 januari 1927, rubriek: perskroniek, blz.482 29 Hazelzet, 1992 31 artikel Verf en Kleur 34 Kappelmeier, 1949 36 Kappelmeier, blz. 95-97, 1949 30 Kloes, v.d., in Bouwstoffen, maart 1929, blz.29 en 30 32 § Toepassen van kleur in de practijk, blz. 364-365 35 het is mij niet duidelijk of dat reeds is geschied anno 1949 37 Hove, ten, 1993 3 158 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 159 Schilderspraktijk 1918-1940: Materialisering van een ideaal technieken en grondstoffen Ir. M.G. Polman 3.3 De verf van 1918-1940

na de oorlog niet kon exporteren, betekende dat er De verven worden in gesloten, van naam of fabrieks- (Eemhaven) was aanvankelijk interessant voor Sikkens In Verf en Kleur v.a. april 1924, maandblad, tijdelijk een belangrijke concurrent was weggevallen merk voorziene bussen in den handel gebracht, onder in verband met de handel naar Duitsland. Als de redacteur Ir. Sam de Lange.\ en dat de extra productie gemakkelijk kon worden aansprakelijkheid dus van den fabrikant. van der Kloes fabrikant zich noodgedwongen terug moet trekken afgezet.... 1928: uit Duitsland ten gevolge van de Eerste Wereldoorlog, Reclame De jaren vijftig waren jaren van voorspoed voor - ijzeren vaten (in ieder afmeting.voor alle doeleinde. richt het zich op de Nederlandse markt. Omdat de De advertenties in ‘Handboek voor Schilders’ de chemische industrie. … Chemische producten, die rechtstreeks van onze fabriek naar uw vul-station. N.V. lakverwerkende industrieën tot de afzetgroepen van Bartels, bewerkt door Meere uit 1925 laat in een vaak goedkoper en praktischer waren, vervingen Van Leer’s Vereenigde Fabrieken, Amsterdam), adver- behoren, wordt het interessant om zich in de directe notendop de situatie van de verfindustrie in het inter- allerlei natuurproducten. Vooral de kunstharsen voor tentie in Verf en Kleur. nabijheid te vestigen: bellum zien: verf- en drukinktindustrie, de synthetische vezels, de - drums voor verf en olie van 5 tot 200 liter Vooral het westen (Amsterdam, Rotterdam) was Een foto van ‘Onze fabrieken aan den Voorzaan wasmiddelen en bestrijdingsmiddelen in de land- en (J.A. Cramer & Zonen, Amsterdam),advertentie in interessant voor de verffabrikanten, omdat daar nog te Zaandam’: van Jan Visser Verf ‘onder het bekende tuinbouw waren verantwoordelijk voor een sterke Verf en Kleur; bij kwam dat industrieën zich daar concentreerden. merk gedeponeerd De Drie Molens’, afgebeeld in een groei van de chemische sector. Zo steeg de productie - gegalvaniseerde transportkannen (met een inhoud Een aantal advertenties (bijvoorbeeld Ripolin) laten tekening.(afb.119) van verven van 74 miljoen kg in 1950 tot 116 miljoen kg van 5,10,25,30,50 en 60 K.G., voorzien van patent- een vogelvluchttekening van het fabriekscomplex zien Minstens vijf bedrijfsgebouwen aan de kade ‘ca. in 1960.’38 bodem.Trechter en tuit uit één stuk, Louis Keunen, in zijn omgeving. Daar staan ook: paard en wagen en 2000m2 ‘ tonen de vooruitgang van de onderneming Den Haag),advertentie in Verf en Kleur. treinen op afgebeeld, en havens. De tekeningen zijn na de start als verfmolen. Het fabrikaat is: De Fijne 3.3.2 1936: echter begin 20ste eeuw gedateerd. Japanlakken-Plamuur, Stopverf en alle andere Verven Distributie - de firma W. Heeren & Zoon, Lak- en Vernisfabriek, -in Verf en Kleur, 2de nummer 9de jaargang, van De Drie Molens. Aalsmeer levert aan grossiers standverven (per kg) mei 1932 wordt geadverteerd door de firma ‘N.V. Als extra aanbeveling: ‘Al onze fabrikaten worden 3.3.2.1 verpakt in 5 kg. bussen en in 2,5 kg. bussen. Bij Fabriek van Koperwerken H. van Rijsoort en Zonen bereid met zuivere Lijnolie, zonder eenige bijvoeging Materieel minstens 25 kg. in één zending franco thuisgezord, bij te Rotterdam: specialiteit op het gebied van complete van minerale- of andere schadelijke oliën’. minder ongefrankeerd.’ installaties voor lak- en vernisfabrieken; damplei- De advertentie refereert aan het verleden en In de Algemeene Voorschriften (1922) staat vermeld dat 11 september 1936, getypt A-4tje van de firma W. dingen met en zonder condensatie; koperen en ijzeren ontleent zijn kracht aan betrouwbaarheid. Ofschoon de verven in af te sluiten loodsen op de bouw moeten Heeren & Zoon, Lak- en Vernisfabriek, Aalsmeer. ketels; wagens voor vernisketels in diverse uitvoe- onder een eigen merknaam zijn de producten herken- worden opgeslagen. Dit zou duiden op het strijkklaar ‘Speciaal voor Grossiers: Gezien het enorme succes ringen; ijzeren olie- en vernistanks. ‘ baar: wat erin zit staat erop. maken in de loods op het werk. gaan wij er toe over, alle kleuren Standgroen, -zwart, De schilder zelf deed alles te voet of op de fiets. Een H. Vettewinkel & Zonen te Amsterdam adverteert in In de jaren 1930 kwamen de strijkbare, dunne -bruin, -blauw, enz. (uitgenomen rood) vanaf heden enkeling schafte een motorfiets aan. Auto’s kwamen een tekst in één lettertype van verschillende grootten verven in opkomst.39 beschikbaar te stellen, uitsluitend aan heeren grossiers, pas na de Tweede Wereldoorlog, in grotere mate pas in en dikten voor Vernissen en Verfwaren, Copallak Helwig beschrijft dat de schilder een kleurstaal naar tegen de prijs van fl. 0.60 per kg. verpakt in 5 kg. de tweede helft van de jaren 1950. 43 voor Buitenwerk en Japanol in 72 kleuren. De eigen de fabrikant kon sturen, waarna de fabrikant de verf bussen en fl. 0.70 in 21/2 kg. bussen. Bij minstens 25 kg. productnaam Japanol refereert naar Japanlak maar fabriceerde. (1931) in één zending (desgewenscht gespecificeerd) franco 3.3.2.2 suggereert tegelijkertijd een speciaal product te zijn. Het type blik ontwikkelde mee met het verfproduct. huis, bij minder ongefrankeerd.’ Immaterieel Vettewinkel adverteert met algemene verfproducten De verven werden aanvankelijk geleverd in dikke 1936: maar toont ook al het ‘eigenmerkproduct en laat zien pastavorm. De kwaliteit van het blik was daarbij niet - de catalogus voor de Bouwbeurs 1936 laat ook nog 3.3.2.2.1 dat er steeds meer kleuren op de markt komen. ‘Alle zo van belang. Door de opkomst van strijkbare, dunne duidelijke grondstoffen zien. Schriftelijk (tijdschrift, reclame, catalogi) door den Schilder benoodigde artikelen in den meest verven waren er betere blikken nodig. In de jaren 1930 - transport uitgebreiden zin’ laat zien dat de fabrikant een uitge- werd de bekende verfbus ontwikkeld. 40 Er wordt door buitenlandse firma’s geadverteerd Tijdschriften breid assortiment aanbiedt.(afb.120) 1924: in de vaktijdschriften. Ook zijn er leveranciers in Advertenties van verffabrikanten zijn bijvoorbeeld Enigzins vergelijkbaar is de advertentie (1925) van - verfstof verpakt in vaten ter verzending van fabriek Nederland van buitenlandse verven. Veel verffabrieken gesignaleerd in de tijdschriften De Aannemer, NV Ludwig & Max Leven’s verffabrieken te Rotterdam, naar....41 zijn in Nederland gevestigd. De 8 en Opbouw en Het Bondsblad.(afb.117, 118) met verfwaren, lakken en vernissen, maar ook: 1926: Een foto, daterend eind 1928 laat een open vracht- In Het Bouwbedrijf zijn artikelenreeksen ‘Radical, het wereldberoemde verfafbijtmiddel’ en - er bestaat ten onzent sedert lang verscheidenen wagen zien. Een foto, daterend tussen 1932 -1939 laat opgenomen van de degelijk schilderwerk door (huis) ‘Hardmatlak “Ludsor”. De prent laat in vogelvlucht het fabrieken van aangemaakte olieverven en lakverven. een nieuwer model open en gesloten vrachtwagens schilder F. Büning 3 mrt, april, juni juni, 1925, en grote fabrieksgebouw zien, gelegen aan de haven met zien waarmee de verfproducten worden vervoerd vanaf daarna (zeer waarschijnlijk) decoratieve technieken schepen en aan het spoor met goederenwagons (afb.121) de fabriek.42 door C.P. Hoek (met foto’s van de uitvoering).44 Of de advertentie van Pieter Schoen, eveneens met

38 Hove, ten, 1993, blz 33-34 De internationale handel ging per schip. Groningen 39 Hazelzet, 1992 40 Hazelzet, 1992 43 Hazelzet, 1992 Redactie: prof. ir. JG Wattjes, Jan Wils en P.W. Scharroo. Den Haag. 41 N.V. van Sons’s Inkt- en Verffabrieken te Hilversum; artikel in 44 v.a. 1924 Het Bouwbedrijf (bestudeerd 1925-1926-1927) Maand- In januari 1925 behoren Büning en ook Theo van Doesburg tot de ‘Verf en Kleur’ 1e jaargang , 8e nummer, November 1924 42 200 jaar Sikkens, blz.26 blad voor bouwkunde, techniek en handel. directeur: J. Moorman. medewerkers. 3 160 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 161 Schilderspraktijk 1918-1940: Materialisering van een ideaal technieken en grondstoffen Ir. M.G. Polman 3.3 De verf van 1918-1940

fabrieken aan de Zaan gelegen, maar in een strakke in de pers aan bod komt, zowel in aankondiging als in schilders die adverteren, zoals bijvoorbeeld in het Utrecht: typografie waarin de kleine tekst ‘opgericht anno 1722’ terugblik. (afb.125) Bouwbedrijf46, 1925 persoonlijke advertentie van Kennis verftypen/bindmiddelen/pigmenten/ aan een betrouwbaar verleden herinnert, tegenover De firma J. Motshagen te Hilversum adverteert met schilder: J. van Peppel, Rotterdam Noordsingel 162, kleuren de vermelding van telefoonnummers en telegram- Vensterglas, Pui-spiegelglas, verfwaren en vernissen, Bergstraat 6, tel no. 5662, Schilder- Decorateur ; nog In handboeken en in artikelen in de diverse adres “Sigma” in grote typografie dat refereert aan de Glas in Lood en geëtst glas. (afb. 124) De combinatie een schilder uit Rotterdam en twee uit Den Haag. tijdschriften. toekomst. De verven zelf tonen een uitgebreid assor- verf/glas komt vaker. De prachtig vormgegeven adver- Luickx stelt in zijn studie dat ‘Het wezensken- timent voor zowel muur- als lakverven: anti-oxyde-, tentie van Jan van Kleef te Utrecht: Glas in Lood, merk van het ambacht is dat het gericht is op bevre- 3.3.2.2.2. Activiteit (beurs en handelsreizigers cement-, dikaangemaakte-, droge-, glans-, Japanlak-, ‘ontwerpen op aanvraag’ is dan ook niet vreemd diging van behoeften van individuele aard en dat bij of vertegenwoordigers) koudwater- en sneldrogende Verf voor huizen, geplaatst. (afb.126) deze behoeftebevrediging de persoonlijkheid van de schepen, industrie enz. (afb.122) Hydrant nv Fabriek van laken en vernissen, v/h ambachtspatroon door zijn directe invloed op het De bouwbeursen lijken een (steeds) belangrijk(er) Dat de verfhandel internationaal was getuigen de K. Kiewiet de Jonge te Groningen Bootlakken, product, van essentiële betekenis is. De consequentie plek in te nemen in de bouwwereld. De tijdschriften advertenties van respectievelijk Les Fils Lévy-Finger Japanlakken, Soda en zuurvaste Lakverven, daarvan is dat de ambachtelijk vervaardigde producten besteden er aandacht aan. In het Bouwbedrijf, No 2, te Amsterdam en Offerts & Veder te Rotterdam. Kronengrond. De bootlakken nemen een aparte plaats en verleende diensten als regel min of meer een Februari 1925, blz.88 staat onder ‘Bouwmaterialen op Beide advertenties bevatten zoveel informatie, dat de in, temeer daar veel schippers zelf hun schepen onder- persoonlijke inslag hebben, hetgeen van betekenis de twaalfde Bouwbeurs’ onder de lijst van 44 deelne- boodschap van exclusiviteit erin verdrinkt. Les Fils hielden. Hier lijkt de advertentie aan te refereren, is voor de prijsvorming van ambachtsproducten. mers: N.V. Le Ripolin, Amsterdam, Langestraat 3-17 Lévy-Finger heeft naast het hoofdkantoor in Parijs gezien de wat onbeholpen tekening van twee zeil- en voegt daaraan toe: (Dit geldt overigens ook voor (staat niet in 1936 of 1939) en NV Maatschappij “De 9 kantoren in Frankrijk, in Noord Africa: Alger en bootjes ‘voor de wind’. Soda herinnert niet alleen aan talrijke industriële producten, omdat iedere fabrikant Veluwe”, Nunspeet Casablanca, in Bruxelles en in Amsterdam. de hoofd- het reinigen van de ondergond, maar ook aan het feit sterk geneigd is zijn producten onder een bepaald In 1927 wordt de 16de Nederlandsche Jaarbeurs adverteerder, die ook de ‘eenige verkoopers voor dat de verfstoffen aanvankelijk bij drogisterijen werd merk op de markt te brengen en dit merk door het in Utrecht gehouden. prof. ir. R.L.A. Schoemaker Nederland der Engelsche lakken van Mander Brothers ingekocht.(afb.127) maken van reclame als iets speciaals te pousseren. schrijft in Het Bouwbedrijf 47dat de betekenis van de Ltd.’ zijn. Het betreft Verfwaren en Lakken. Meer dan Tekeningen zijn ook toegepast in de advertenties Op die wijze wordt bij industriële eindproducten bouwbeurs, voor de handelaar of fabrikant van bouw- de internationale onderneming vertelt de advertentie van Ed. Schaepman & Co te Zwolle en de Verffabriek de homogeniteit van de waar sterk aangetast, hoewel materialen net zo belangrijk is als voor de architect en niet. (afb.123) “Trigroline” te Amsterdam. Beide tekeningen staan de aard van de artikelen dit niet altijd behoeft te recht- de aannemer. Nieuwe producten, uitvindingen, prepa- Offers & Veder produceert en verkoopt Japanlakken, centraal in de advertentie, met daaronder in grote vaardigen.) ook dat zien we in deze voorbeelden terug: raten of werkmethoden kunnen middels het practisch Glansverven, in Lijnolie gemalen Verven, Droge letters een specifiek product. De tekeningen doen nu een aantal fabrikanten adverteren een bepaald type demonstreren belangstelling opwekken en bekend- Verfwaren, Oliën en Vernissen, oftewel Heelfabrikaten, onbeholpen aan.(afb. 128) verf, anderen hun eigen merkproduct met fantasie- heid krijgen. De catalogus van de beurs wordt steeds Halffabrikaten en grondstoffen. Daarnaast verkopen Schaepmans’s plamuur toont een lachende, tevreden naam, waarvan niemand mag weten wat erin zit. dikker maar ook steeds meer een handboek, als de BNA zij als ‘eenig adres’ Duco-lakken45 en spuitlakken van schilder, met hoed en kiel die het plamuurmes Het onderscheid, dat de consument ten aanzien zich ermee gaat bemoeien. De verffabrikanten tonen de firma E.I. Du Pont de Nemours & Co te Parlin N J.en hanteert, gericht aan ‘heeren schilders’. Opvallend is de van verschillende industriële eindproducten maakt, een grote ontwikkeling. 48 zijn ’Generaal-Depôthouders van Bestol van het vocht- adverteerder Chem.Fabriek “Sallandia”, waarvan Ed. berust in vele gevallen op psychologische beïnvloe- Behalve de bouwbeurzen zijn er ook specifieke werend artikel “Bestol” van fabrikant A.G.van Beest. Schaepman & Co ‘afd. verpakte artikelen’ vormt. ding, omdat dit waarderingsoordeel door intensieve schilderbeurzen, waarin met name het vakmanschap (afb.124) De firma D.H. Schmüll & Zn te Amsterdam “Tigro” koudwaterverven wordt kracht bijgezet reclame campagnes en dergelijke kan zijn bereikt. Bij van de schilder centraal staat. Middels stalen toont de met het product Silicaat (voor gecemente muren, geeft door de eveneens onbeholpen tekening van een tijger. het ambacht daarentegen is het onderscheid tussen de vakman zijn kunnen. Aandacht wordt besteed in de mooie, natuurlijke steenkleuren en helder wit) heeft in 33 moderne kleuren, verpakt in 1/2-1-5 Kg pakken. verschillende producten als regel van meer wezenlijke vakbladen In het jubileumnummer van Molyn & Co een eenvoudiger, strakkere vormgeving. ‘Vraagt prijsnoteeringen met kleurboekje. Bij groote betekenis. staat dat de fabrikant een wedstrijd had uitgeschreven De firma De Vries & Sändker te Amsterdam, fabri- kwantums in vat verpakking tegen exgtra lage prijzen- Reclamemiddelen worden hierbij niet of zeer om de geest van het vak er weer in te krijgen. katen van Ladders, Trappen en Steigers vertegen- Tigro Schilderslijm in pasta en Kalkechte oxyde- weinig toegepast, maar de vakbekwaamheid van de Schildersbeurs te Rotterdam, 1924 (artikel oktober woordigen het klimmaterieel van de schilders. Een kleuren.(afb.128) ambachtspatroon drukt op het product een eigen 1924, Verf en Kleur, blz.132) tekening van een dubbele ladder verlevendigt de Ook de uitgever Æ.A. Kluwer adverteert met nieuwe stempel, hetgeen er in belangrijke mate toe bijdraagt tentoonstelling van practisch schilderwerk te advertentie.‘Stand op iedere beurs der Ned. Jaarbeurs uitgaven, varieërend van scheikunde, natuurkunde tot om zijn producten te doen verschillen van die van zijn Leeuwarden 12-14 jan 1925. te Utrecht. De Jaarbeurs is een fenomeen dat jaarlijks examenvragen voor de nijverheidsakten. De uitgifte collega’s. Ook de mate van service speelt mee in de Tentoonstelling der Leeuwarder Schildersschool van betaalbare vakliteratuur was een van de goede prijsvorming in het ambacht. 1930 (artikel Doelfray’s Schildersblad, na het aflopen dingen die de jaren 1920 met zich meebracht. (afb.129) 1936, Catalogus voor de bouwwereld, bouwbeurs van de wintercursus olv Hiemstra en Algra, de stalen Dat het de fabrikanten, en niet de schilders zijn die Utrecht: van de leerlingen (meer dan 20), die afgestemd waren 45 Duco-lak werd toegepast door Sophie Taeuber Arp op het bureau Galerie Goemans, 1928-1930. (thans aanwezig in een van de kantoor- adverteren komt mede voort uit de geschiedenis. 1939, Catalogus voor de bouwwereld, bouwbeurs op de dagelijkse practijk. werkstukken: hout- en ruimtes van de Fondation Arp, in Meudon). De uitvoering is niet Van oudsher was de klandizie bepaald door de door haarzelf gedaan. Afwerking in fineer en grijs gelakt ‘Duco”. plek waar de schilder woonde en werkte. Hij had Opname Mariël Polman. Zie foto blz. 65 in: Fondation Arp. Sophie een persoonlijk contact met de klanten. Er zijn wel 47 no. 7, april 1927 Taeuber. Rythmes plastiques, réalités architecturales. 2007 46 Bestudeerd zijn de jaren 1925-1927 48 zie 3.6.3 3 162 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 163 Schilderspraktijk 1918-1940: Materialisering van een ideaal technieken en grondstoffen Ir. M.G. Polman 3.4 De schilder voor 1918

marmerimitaties, wikkelwerk, plastikawerk van 3.4.1 3.4.1.2 3.4.1.3 Doelfray’s Boetseerverf-product, reclameschilderwerk, Opleiding Scholen Handboeken imitatie glas-in-lood ) Utrecht, Jaarbeurs: 3.4.1.1 In de tweede helft van de 19de eeuw worden de Binnen de huisschilderswereld wordt het handboek Prijsvragen in vaktijdschriften, zoals Eisma. De 1e, 2e Meester/patroon eerste ambachtsscholen opgericht om het nijpend van Lambertus Simis: Grondig Onderwijs in de en 3e Ambachtsschool Den Haag houdt ook elke drie tekort aan opleiding tegen te gaan. De in 1861 in schilder- en verfkunst, als het eerste handboek jaar een tentoonstelling. NeBo tentoonstelling (Nederl. De opleiding tot ambachtsman vindt zijn oorsprong in Amsterdam opgerichte ‘Eerste Ambachtsschool’ had beschouwd, waarvan de eerste druk uit 1801 dateert. 52. Bouwtentoonstelling) 1931 Den Haag de 14de en 15de eeuw ten tijde van de bloeitijd van de geen schildersafdeling. In 1869 werd in Schiedam Aan het begin van de 20ste eeuw komt de stroom Schildersvaktentoonstelling Interieur en Kleur gilden. Een leerling trad in dienst bij een ambachtspa- de ‘Eerste Nederlandse Schildersschool’ gesticht. De aan handboeken op gang: Voor de schilders zijn dat te Groningen (georganiseerd door de Schilders­ troon en werd opgeleid als gezel en indien hij daarvoor school werd bezocht door zoons van de ambachte- onder andere de handboeken van AR. En P. Burg patroonsvereniging “Lucas”, afdeeling Groningen de capaciteiten had, tot meester. Als meester kon hij lijke middenstanders, zoons uit de arbeidersklasse over hout- en marmerimtatieschilderen: Handboek van den Bond van Nederlandsche schilderspatroons zich zelfstandig vestigen en zelf leerlingen opleiden. gingen bij een baas werken. Een opleidingskans aan voor den Schilder;, De Hout en marmernaaboot- ter gelegenheid van haar 60-jarig bestaan, 6-9 De leerlingen brachten leergeld mee. De gilden hadden jongens die de school niet konden bezoeken was er sing.53 C.P. van Hoek publiceert Handleiding voor september 1931. Dit gebeurde in samenwerking met vaste regels waaraan de ambachtslieden moesten pas in 1892 toen ‘De Vereeniging tot Bevordering het Huisschilderen in 1911, in 1913 verschijnt de eerste het hoofdbestuur van den bond van Nederlandsche voldoen, hierin waren ook de opleidingen, die werden van het Ambachtsonderwijs’ in de provincie Drenthe herduk.54 Schilderspatroons, van de Nationale Schildersschool, getoetst door proeven, gewaarborgd. De schilders werd opgericht. Het doel van de vereniging om het de Provinciale Ambachtsscholen (Ambachtsscholen verenigden zich in het St.Lucasgilde. Gaandeweg leerlingstelsel te propageren naast de opleiding Specifiek voor architecten schrijft huisschilder van Groningen, Winschoten, Veendam en Appingedam kwamen de gilden, en daarmee de opleiding, in het aan de dagschool werd negatief ontvangen op het Kippel Handleiding voor het huis-schilderen ten van de afdeeling Decoratief van de Middelbaar tech- verval. congres over de vakopleiding van de Maatschappij dienste van opzichters en bouwkundigen, in 1903. nische School en van de Nationale Schildersschool), Ook na de afschaffing van de gilden in 1798 blijft van Nijverheid. In 1907 werd in West-Friesland de Waarover meer in 3.1.2.4 J.A. van der Kloes en D. van architecten HB Bulder en SJ Bouma, die de kamers het systeem van een schilderspatroon met 1 of twee Vereeniging tot bevordering van het vakonderwijs der Beek publiceren de Handleiding voor den Verver hebben ingericht., fabrikanten en leveranciers van mensen in dienst behouden, maar er was geen sprake opgericht. Later volgde de Stichting Vakopleiding in en Glazenmaker, eerste druk 1902; tweede verbeterde schildersmaterialen. 4000 invitees (waaronder voor- meer van opleiding. Op economisch en vaktechnisch het Bisdom ‘‘s-Hertogenbosch’. Heesters noemt het druk 1908.55 aanstaande personen uit de bouwwereld, architecten, terrein was Nederland echter op een dieptepunt aantal leerlingen in 1915: in Drenthe: 14 en in West- leiders van Rijks- en Gemeentelijke bedrijven), 8000 beland. De (interne) vakopleiding voor schilders werd Friesland 12 jonge schilders die een leerlingstelsel- betalende bezoekers mensonterende kinderarbeid. Ook als de industriële opleiding volgen.50 revolutie op gang is gekomen, vindt de vakopleiding De discussie over vakonderwijs wordt behandeld Kennis verftypen/bindmiddelen/pigmenten/kleuren nog steeds plaats binnen het bedrijf waardoor het door de Rijkscommissie, maar het voorstel wordt in 52 Ofschoon Gerard de Lairesse al in 1701 en 1707 publiceert Gerard de Lairesse (ook Gérard de Lairesse) (Luik, 1640 – Amsterdam, Op de bouwbeurs en op schildersvakbeursen fabri- ambacht nog traditioneel gebonden is en het op empi- 1915 verworpen. Pas in 1918, onder minister J. Th. de 28 juni 1711) kanten: door middel van folders en in ieder geval rische wijze plaatsvindt. Visser wordt het voorstel aangenomen.51 (afb.131) Schwarz, 1998 vermeldt in de ‘Bibliographie zur Farbenharmonie- werden de architecten bezocht door handelsreizigers In 1897 wordt de ‘Vereniging tot Veredeling van het lehre’ de vertaling uit 1728 en tweede deel:1730. Großes Mahler- Buch. Worinnen die Mahler=Kunst in alle ihren Theilen Gründlich die langs de deur kwamen. Ambacht’ (VVA) opgericht met als doel het afnemen gelehret, durch Beweißthümer und Kupfferstiche erkläret, auch mit van examens, waaronder het gezelexamen en meester- Exemplen aus den besten Kunst=Stücken der berühmtesten alten Verkoop examen. 49 und neuen Mahler bestätget, anbey derselben Wohl=und Ubelstand angewiesen wird. Ertser Theil. Nürnberg. 1728. Zweiter Theil. Nürn- In de vakbladen staan regelmatig advertenties van Door een steeds groter wordend gemis aan vakkun- berg. 1730. vertegenwoordigers die namens een fabriek mogen dige ambachtspatroons, die in staat waren om leer- 53 Burg, AR en P:, Handboek voor den Schilder; ,De Hout en verkopen. Dit geldt in de eerste plaats voor buiten- lingen behoorlijk op te leiden, nam de achteruitgang 50 Heesters, 1995 marmernaabootsing; ,Handleiding tot de methode voor Hout- en landse verffabrieken, maar ook voor Nederlandse. van vakbekwaamheid steeds grotere vormen aan tot de 51 Wet van 4 october 1919, Stb. 593 tot regeling van het nijver- Marmer-Schilderen en Hout- en MarmerSchilderkunst, uitgeverij P.M. Barendijk, Rotterdam; In Doelfray’s huisorgaan staan ook apart de verte- van ouds beproefde opleidingsmethode tenslotte zo heidsonderwijs (Nijverheidsonderwijswet, Ingediend 21 mei 1915 54 In de serie ‘Bibliotheek voor Schilders’ vormt het deel 1. t.o.v. 1911 genwoordigers genoemd. onvoldoende werd, dat de oprichting van ambachts- door Minister J.Th. de Visser) worden er in 1913 meer specifieke pigmenten genoemd. In 1911 zijn Sikkens’ Lakfabrieken had ‘officiële vertegenwoor- scholen in de laatste decennia van de 19de eeuw een In 1919 gaat de Nijverheidsonderwijswet van kracht, met daarin: Ti- het meer algemene termen, die de functie (ondergrond of eigenschap tel I bevat het onderwijs aan de ambachtsschool, titel II behandelt de of applicatie of type verf) aangeven digers’ die het alleenrecht van verkoop in hun eigen uitkomst genoemd mag worden. opleiding via het leerlingstelsel (het latere leerlingwezen), primair 55 2de druk: verbeteringen plus opgenomen: de voorlopige uitkom- gebied hadden. bedoeld voor jongens die niet het dagonderwijs konden volgen. (zie sten van de Loodwitcommissie, en alphabetische lijst toegevoegd. http://dissertations.ub.rug.nl/FILES/faculties/ppsw/1999/j.wolt- inleiding, verver: materialen van de schilder (droge verfstoffen, huis/samenvat.pdf; “Een leerlingstelsel in Drenthe kreeg bij uitzon- bindmiddelen, droogmiddelen, stopmiddelen, glansmiddelen, 3.4 De schilder voor 1918 dering ook rijkssubsidie. Algemeen werd de voorkeur gegeven aan aanmaken, fabrieksmatig aangemaakte veren, keuring verfwaren) vakopleiding in de school boven vaktraining op de werkplek. Grote gereedschappen (kwasten ed, ander gereedschap, klimmateri- industriële en organisaties van arbeiders hadden echter meer belang eel), uitvoering van verfwerk (verven, oliën, vernissen, plamuren, bij het leerlingstelsel. De feitelijke ontwikkeling van het ambacht nabootsen hout en marmer, verven van steen, cement, pleisterwerk, 49 Heesters, Vermey, 1999 verliep zeer traag.’) vergulden etc. herstellen) 3 164 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 165 Schilderspraktijk 1918-1940: Materialisering van een ideaal technieken en grondstoffen Ir. M.G. Polman 3.4 De schilder voor 1918

3.4.2 Van Hoek, 1911 meldt al de toepassing van verf- kan kiezen voor welke opvatting hij het werk uit zijn nog lang merkbaar gebleven. Praktijk voor 1918 spuiten ‘schildermachines en verfspuiten’. zal voeren. Om een voorbeeld te noemen: ijzerwerk Met betrekking tot de doelstelling van het gilde ‘men heeft reeds lang gezocht, om de tijdrovende kan worden gegrond en afgeverfd en vernissen met kunnen een aantal punten genoemd worden zoals: 3.4.2.1 uitstrijken der verf met een kwast te doen vervangen buitenlak; gronden en verven met verniszwart, - ambachtslieden, meesters en gezellen een behoorlijk Applicatie door een meer machinale behandeling’64 ; de aanbe- gronden en over te verven met black-varnish. bestaan verzekeren volen verfspuiten komen alle 3 van Duitse leveranciers. - uitschakelen van oneerlijke concurrentie De kwastenmakerijen waren aanvankelijk thuiswerk Ook meldt hij ook de koppelkwast, die bij nader inzien 3.4.2.1.2 - regelingen van arbeidsvoorwaarden en in de 19de eeuw zijn kleine fabrieken ontstaan. geen succes werd. Materieel - toezicht uitoefenen op het geleverde werk volgens C.P. Hoek verenigden in 1899 de 15 kleine Ook het verwijderen van verflagen maakt een - ondersteunen van weduwen, wezen en zieke vakge- kwastenfabrieken in Neurenberg zich tot de ontwikkeling door: het zogenaamde afbranden, Toepassing in de praktijk noten ‘Vereinigte Pinselfabriken’. Jarenlang werden ze ook in logen en afbijten. In de 19de eeuw tot na de Eerste Aan het begin van de 20ste eeuw ontstond er een - verzorgen van feesten op de voor het gilde geldende Nederland verkocht. Er waren verschillende types: de Wereldoorlog gebeurde het afbranden met open vlam concentratie van fabrieken en groothandels in schil- feestdagen Puntkwast 56 en na 1900: komen er andere modellen:.57 (170, verfafbranders op spiritus, 1890`: afbrander op dersmaterialen en gereedschappen, zoals de firma’s - bijdrage leveren aan de verdediging van de stad benzine (uitvinding Max Sievert). Van der Burg en Muls en Thomas & Struijck, die In de Sint Lucasgilde waren regels: Men moest als In vroeger tijden werd verf in natuurlijke materi- catalogi uitgaven. In 1916 kende men de schuifladder, inwoner van de stad erkend worden (hierover besliste alen bewaard.58 en de kwetsbare aardewerkpotten of Vanuit de VS van Amerika wordt de verfspuit geïn- opsteekladder, driedelige (of koffer)ladder, ijzeren het stadsbestuur) Men moest meesterproef afleggen ‘testen’ werden zelfs tot het begin van de 20ste eeuw in troduceerd, waardoor grote oppervlakken in zeer snel hangladders en lijstleer. Zaalsteigers werden tot de bij het St Lucasgilde bestuur Na goed afleggen van de bepaalde delen van Nederland nog gebruikt. tempo kunnen worden afgewerkt. Op de Bouwbeurs Tweede Wereldoorlog ter plekke geconstrueerd van meesterproef kon men een eigen winkel beginnen na Houten kuipen59, kleine metalen verfpotten die Utrecht in 1936 en in 1939: adverteert er beide keren ladders, planken en kruislatten. 68 Het zelf aanbinden het betalen van ‘ingangsgeld’ Meesters en gezellen op het werk werden gebruikt60. Vloeistoffen werden één fabrikant voor verfspuit(installatie); zie ook schil- van ladders was omslachtig en tijdrovend, maar met konden lid worden van het gilde in kruiken en flessen bewaard61. De schuurmiddelen dersvakboeken. De spuit was eind negentiende eeuw name op het platteland had men niet altijd het geld De gilden worden in de Franse tijd, in 1798 afge- waren van natuurlijke oorsprong. 62 ontwikkeld. De spuitapparatuur werkte hetzelfde om de duurdere schuif- en opsteekladders te kopen. schaft. Heesters neemt aan dat het nog tot 1832 Qua klimmaterieel waren er ladders 63 als stralen, maar een probleem waren de velletjes in Het vervoer van de ladders moest veelal met de fiets of mogelijk is om het meesterdiploma te behalen. In 1897 de verf, die het kraantje (spuitmond?) verstopten. De lopend gebeuren. wordt de ‘Vereniging ter Veredeling van het Ambacht‘ ontwikkeling van sneldrogende nitrocelluloselakken opgericht met als doel het afnemen van examens, 56 met touw vastgebonden varkenshaar rondom een ingekeepte geeft een grote vlucht aan het spuiten na de Eerste 3.4.2.2 waaronder het meesterexamen. steel. nieuwe kwast werd in water gezet waardoor hout uitzette en Wereldoorlog.65 In mei 1915 bericht het tijdschrift De Positie Tot de St.Lucas gilde behoorde behalve kladschil- touw kromp Schilder: “Schilderen door opspuiten van verf” over de ders of grofschilders ook fijnschilders, die doeken, 57 in ‘Kennis der schildersmaterialen en gereedschappen. de band-, ring- of buskwast van paardenhaar (vermengd met varkenshaar) in Panamatentoonstelling in San Franzisco, waar 600.00 3.4.2.2.1. panelen en rouwborden beschilderden. Hun kunstzin- verband met prijs en de hollandse bandkwast, met als variant: oud- m2 muuroppervlakte moest worden gedaan.66 Ook Eigen profiel, eigen interpretatie nige werk kwam onvoldoende tot uiting en daarom hollandse zinkwitkwast. Een speciale categorie vormen de imitatie de nitro-celluloselak wordt na kennismaking in de VS vertrokken ze uit het gilde. (Vanaf de 17de eeuw gereedschappen 67 58 paletten, schelpen, varkensblazen en darmen, hier ontwikkeld. De ambachtsmensen hadden een heel lage eigendunk. begonnen de kunstenaars zich steeds meer af te zetten 59 De houten kuipen van klaphout (duigen van gekloofd eikenhout, tegen de ‘grofschilders’. (website rijksmuseum).) bijeengehouden door houten band of hoepel): de klaploper (vb.: 3.4.2.1.1 De historische ontwikkeling van het De eerste toepassingen van olie en verf in en op klaploper van W. Arp, 1852, Meppel)) Bestek 60 De verzetpot of strijkpot en de rechthoekige verfpot, verkocht in schildersambacht in Nederland gebouwen vindt plaats in de 15de eeuw, waarna het ‘nesten’ (stapels), die werden schoongemaakt door ze uit te branden G.H. Wissink en J.H.P. Heesters tekenen voor halverweg de 16de eeuw toeneemt. In de 19de eeuw (een typische zaterdagklus) In Handleiding, van der Kloes, 1908, staat een ‘proeve Eisma’s Schilderspers in 1974 respectievelijk 1995 de breidt de schilder de werkzaamheden uit en komen 61 De vloeistoffen werden in de schilderswinkel bewaard in metalen van besteksbepalingen voor het aanbesteden van geschiedenis van het schildersambacht op. Gilden, termen voor als combinaties van: huis-, decoratie-, kruiken, (spiritus)vernis werd in metalen kruik geleverd. olien, ver- dunningsmiddelen en siccatief werden in kruiken bewaard verf- en glaswerk. Van der Kloes heeft alle onderdelen gereedschappen, materialen en technieken worden rijtuigschilder en glazenmaker. (het is niet duidelijk of flessen, mandfles in voorraad, kleinere voor het werk met kurk afge- in 4 variaties opgeschreven, waardoor de schilder genoemd, maar ook de situatie van de schilders wordt daarvoor de schilders zich op een type werkzaamheden sloten: ook kleine om hoeveelheden naar het karwei mee te nemen. aangetipt. Alle onderwerpen worden in eigen geschie- richtten). olie, terpentijn, later terpentine, was benzine en ander verdunnings- middelen. denis beschreven. Allereerst het gildewezen: De geschiedenis van verfbereiding met eerste 62 zoals: gedroogde tong/haaienvel, paardestaart, stoelmattersbie- niet nodig tot ver in 18de eeuw, toen de schuiframen in de mode kwa- ‘De gilden hebben belangrijke bijdragen geleverd geschreven bron uit de 12de eeuw, waarin de wrijfsteen, zen, schuurstokjes, puimsteen, Gotlandse steen, gemalen puim- men: hang-, schuif-, enkele en dubbele ladders..‘s winters werden de op velerlei terreinen gedurende 2 eeuwen. De het tempermes, pigment en lijnolie worden genoemd. steen, tripel , kunstpuimsteen of -broodje (1834, later verbeterd als: ladders onderhouden en geschilderd schuursteen) en loogsteen en hadden elk vanwege hun specifieke 64 Hoek, blz.172 structuur, de werkzaamheden en de gevolgen daarvan en uit 1450; in 1620 verschijnt het boek ‘Inleyding eigenschappen hun nut bij het bewerken van de verschillende onder- 65 Hazelzet, 1992 tot de praktyk der Algemenen Schilderkunst’ van gronden. 66 Hazelzet, 1992 Wilhelmus Goeree, waarin de wrijfsteen en de loper 63 laat een niet gedateerde prent een schilder in een kerkruimte zien 67 Zie Sikkens jubileumnummer, moet verder worden onderbouwd. wordt genoemd. In 1630 worden de eerste ‘wind- met gebruik van houten ladders. Voor het buitenwerk: waren ladders Ed...... verffabriek Zwolle adverteert de eerste verffabrikant te zijn) 68 Hazelzet, 1992 3 166 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 167 Schilderspraktijk 1918-1940: Materialisering van een ideaal technieken en grondstoffen Ir. M.G. Polman 3.4 De schilder voor 1918

brieven‘ uitgereikt; en doet o.a. de ‘verfhoutmolen’ het probleem van de schildersbedrijfstak met ‘s-zomers was Nederland op een dieptepunt beland. De (interne) ontvangen op een congres over de vakopleiding van de z’n intrede. In deze molens, die vooral aan de Zaan veel en ‘s winters weinig werk. vakopleiding voor schilders werd mensonterende Maatschappij van Nijverheid verrezen, werden allerlei stoffen fijngemalen; deze Afbranden van oude verflagen met brandende kinderarbeid. Er waren geen organisaties meer, waar De schildersscholen, en met name de dagscholen, werden dan aan de schilders geleverd, die ze met olie spanen en kolen (1856), afbrandlampen (midden 19de men terecht kon. betekenen een hoge en kostbare opleiding. vermengden tot verf. eeuw). Dit sluit aan bij wat Van Linde constateert: ‘uit de Het gereedschap van de schilders: vakgroepen zelf komt niets’ en Luykx: ‘Er was geen Wissink en Heesters verstaan de kunst om in Een schilder had minimaal 3,4 wrijfstenen en industriële revolutie: groep’. eenvoudige bewoordingen door de geschiedenis elke schilder had zijn eigen loper. De eerste verbe- ca. 1850 is het begin van het vervangen van indivi- heen te gaan. Er worden veel verschillende feiten tering was de stenen molen (gebilde steen), gevolgd dueel handwerk naar machinale producten Werknemers en noemenswaardigheden vermeld. Het diep door- door de potmolen of conusmolen, 1860-1945, later grote strijd of kunst en ambacht met nijverheid te In de tweede helft 19de eeuw: zag de schildersbe- gronden van de materie gebeurt in de andere studies, verbeterd met menginrichting en in 1900 de geleide- verenigen was tot eerste kwart 20ste eeuw. drijfstak in dat men zich moest gaan organiseren. waardoor de zaken een bredere context krijgen. Echter, lijke overgang van de verfindustrie van stoomkracht in navolging op uitvindingen: streven om het Ten gevolge van de slechte verhouding tussen de doelgerichtheid van de informatie is een belang- op elektrische aandrijving. De potmolens worden ambachtelijke handwerk te vergemakkelijken of te werkgevers en werknemers en door de opgangkoming rijk kenmerk van het ambacht. Het laat zien hoe de vervangen door walsen. vervangen; uitdenken van vernuftige hulpmiddelen, bewustwordingsproces ontstonden verschillende orga- schilder anno 1970 en 1990 denkt en handelt. Het geeft ook merkbaar op houtimitatie. nisaties. In 1866, werd in Amsterdam de eerste schil- een aanzet in het zich verplaatsen naar die schilderswe- stoken van bindmiddelen Het marmerschilderen verbindt Heesters met de dersvakvereniging ‘Vooruitgang zij ons doel’ opgericht reld toe. In eenvoudige beelden, zich behendig manou- De ontdekkingen van vernis als imitatie van chinees komst van de Franse hugenoten na 1685 naar ons land en ook elders ontstaan schildersvakverenigingen. vrerend met de middelen die men tot zijn beschikking lakwerk (1730), gekookte, in plaats van rauwe lijnolie en vanaf ca. 1750 is het imiteren van marmer in NL veel Aan het begin van de 20ste eeuw wordt de Algemene heeft. (1786) en Japanlak (1890) werden alle door schilders uitgevoerd’ Schildersgezellenbond opgericht. 71 Wat ook opvalt is het koesteren van de eigen gedaan.69 wikkelen ontwikkeling: de schilder krijgt een kader uitgereikt, inrichting van de werkplaats: eind 19de eeuw ontstaat de nieuwe trend: wikkelen Werkgevers waarin hij zich kan ontplooien. die kaders zijn in dit Heesters beschrijft de inrichting van de schil- ‘door een veranderde visie omtrent het inrichten van De werkgeversbonden waren afkomstig uit geval: ‘een veranderde visie omtrent het inrichten van derwinkel of schilderswerkplaats met de pigment- woningen bood de schilder een breed pakket van deco- plaatselijke afdelingen. In 1880 werd de Bond van woningen’ en ‘modieuze kleuren’. ‘eind 19de eeuw kast, tonnen en vaten met pigmenten, vulstoffen ratieve vlakverlevendingstechnieken aan. de bedoeling Nederlandse schilderspatroons opgericht. ontstaat de nieuwe trend: wikkelen en gemalen verven, flessen en kruiken, borstels en hiervan was om soms met eenvoudige verfmaterialen (‘BNS’ later KVOS: koninklijk verbond van onderne- ‘door een veranderde visie omtrent het inrichten van kwasten, sjablonen en monsterstalen. Heesters schrijft en gereedschappen levendige effecten met modieuze mers in het schildersbedrijf. (ondernemers: katholieke woningen bood de schilder een breed pakket van deco- dat er veel werd geëxperimenteerd om de verven te kleuren te bereiken. In veel gevallen combineerde men schilderspatroons St Lucas, 1917 en nl bond van christe- ratieve vlakverlevendingstechnieken aan. de bedoeling verbeteren. deze techniek met sjabloonwerk of lijnversieringen. lijke schilderspatroons, 1919 72 hiervan was om soms met eenvoudige verfmaterialen Ook Heesters tipt het onderwerp ‘de reclame’ aan, in arbeiderswoningen werden vaak de lambrise- en gereedschappen levendige effecten met modieuze en merkt op dat ‘propaganda maken voor het bedrijf ringen in gangen gewikkeld.’ Ambachtsscholen en leerlingstelsel kleuren te bereiken. In veel gevallen combineerde men en het werk is nooit een van de sterkste kanten van ‘deze maar ook de andere decoratieve technieken De vakopleiding in de 2de helft van de 19de eeuw deze techniek met sjabloonwerk of lijnversieringen. in de schilders geweest’ Dat was niet nodig want: ‘Tot vroegen veel creativiteit en vakmanschap van de ‘was niet rooskleurig’. arbeiderswoningen werden vaak de lambriseringen in 1833 hoefde dat ook niet want in het St. Lucasgilde schilder’ In 1861 werd in Amsterdam de 1e Ambachtsschool gangen gewikkeld.’ ‘deze maar ook de andere decora- werd alles geregeld. Ook werd er op toegezien dat Creativiteit en vakmanschap. het decoreren neemt opgericht, maar daar was geen schildersafdeling tieve technieken vroegen veel creativiteit en vakman- elke meester voldoende werk had. De door schilders een belangrijke plaats in. Dat blijkt uit de vaklitera- in ondergebracht. In 1869 kwam in Schiedam: 1e schap van de schilder’ geplaatste reclames vallen tegen volgens Heesters. tuur, waarin naast de verfstoffen, het buitenwerk, het Nederlandse Schildersschool Heesters laat de verfindustrie buitenbeschouwing (slechts 1 in no. 4 van het ‘Geïllustreerd Schildersblad’ binnenwerk ook een boekwerk over decoratietech- De school werd bezocht door zoons van de ambach- en zoemt in op dat wat nog wel, en zelfs letterlijk van 5 juli 1899). De verffabrikanten zagen er wel heil nieken is opgenomen. Het blijkt eveneens uit de vele telijke middenstand, de zoons uit de arbeidersklasse ‘onder handbereik’ is. ‘ca. 1850 is het begin van het in en ‘ deze situatie is nog steeds zo’ De werkverdeling: cursussen die worden aangeboden, door schilders voor gingen bij een baas werken. vervangen van individueel handwerk naar machinale schilders, om het vak te leren. Een opleidingskans aan jongens die de school niet producten grote strijd of kunst en ambacht met Vakopleidingen in Nederland konden bezoeken kwam er in 1892 toen de ‘Vereniging nijverheid te verenigen was tot eerste kwart 20ste 69 In1730 verkregen de vier gebroeders Martin (Fr.): octrooi om 20 in de gildetijd werden schilders opgeleid door tot bevordering van het ambachtsonderwijs in de eeuw. in navolging op uitvindingen: streven om het jr. vernis te stoken ter imitatie van chinees lakwerk. In 1786: ontdekt meesters, daar was een regelgeving voor. In 1818 70na provincie Drenthe werd opgericht. Het doel van de ambachtelijke handwerk te vergemakkelijken of te een schilder uit Bennebroek dat rauwe lijnolie door verhitting dik- de afschaffing van de gilden kwam ook de opleiding opleiding was om het leerlingstelsel te propageren vervangen; uitdenken van vernuftige hulpmiddelen, ker wordt en als bindmiddel in buitenverven kan worden gebruikt, waardoor de verven sterker worden. in het slop. Op economisch en vaktechnisch terrein naast de opleiding aan de dagschool. Dit werd negatief ook merkbaar op houtimitatie.’ Door het ontbreken van kennisuitwisseling belemmert de vooruit- gang in de 19de eeuw. In 1890 vindt P. van de Burg de Japanlak uit. Hij voegde aan een 70 als Koning Willem I beslist dat de gilden en hun privileges niet 71 Heesters, van Hal, Eisma, 1999 mengsel van pigment, lijnolie en standolie een natuurhars toe. kunnen worden hersteld, zie Goudswaard, blz. 10 72 Hal, van, Eisma, 1999 3 168 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 169 Schilderspraktijk 1918-1940: Materialisering van een ideaal technieken en grondstoffen Ir. M.G. Polman 3.4 De schilder voor 1918

3.4.2.2.2 de huidige maatschappij. Luyckx, 1952), “De plaats van Tegen deze achtergrond bespreekt hij een aantal keer en de intrede van de kapitaalkrachtige handelaar. Gezien van buiten de ambachten tijdens industrialiserende samenleving: actuele problemen op algemeen economisch, bedrijfs- Behalve de gilden waren er de huisindustrie en de Nederland 1870-1920’ in Jaarboek GBT 1988 “D. van economisch en sociologisch terrein. Met name de soci- trafieken. Het ambacht beheerste nog steeds de locale Om de situatie van het schildersambacht in de jaren Lente ; Vijfenzestig jaren nijverheidsonderwijs (dr. ologische aspecten grijpt hij aan om de betekenis van markt. In 1798 werden de gilden afgeschaft, hetgeen 1918-1940 te kunnen begrijpen is het noodzakelijk N.B. Goudswaard,1981) en Lower technical education het ambacht te geven in de maatschappij aan het begin slechts de rechtgrond was.73 om terug te gaan naar de veertiende en vijftiende in the 1798-1993: the rise and fall of a van de jaren vijftig van de twintigste eeuw. Niet zozeer de technische vooruitgang, alswel de eeuw, de bloeitijd van de gilden en daarmee van de subsystem (J. Wolthuis, 1999) en 100 eeuwen schilderen Ambacht is een vorm van handwerk, waarvoor concentratie van behoeften waren de oorzaak van grote ambachtsman. Vrijwel alle bestudeerde, recente (G.H. Wissink, 1974) en Het oude schildersambacht kennis, overleg en vaardigheid vereist zijn; economische veranderingen in de 19de eeuw 74 Het bronnen over de geschiedenissen van het ambacht, de (J.H.P. Heesters, 1995) Van Lente schrijft in De plaats van de ambachten ontstaan van onder meer de grote steden en massa- verfindustrie en de bouwnijverheid verwijzen naar De Neha studies behandelen specifiek de 19de en tijdens industrialiserende samenleving: Nederland legers veroorzaakte een meer uniforme en daardoor de periode, die de bakermat vormt van het bouw-, 20ste eeuw, waarbij in de publicatie over de bouwnij- 1870-1920, (19..) noot7. blz. 218 dat ambacht pas in 1898 massalere vraag. De verkeersmiddelen verbeterden. het ambachts- en dus ook het schilderswezen. Na de verheid slechts in het kort de voorgeschiedenis wordt een vorm van handwerk wordt genoemd, waarvoor Het leven vervlakte doordat de bestaande verschillen bloeiperiode volgt het verval van het ambacht en de besproken. De andere bronnen staan wel uitgebreid kennis, overleg en vaardigheid vereist zijn;’ In de 19e in levensgewoonten en gebruikszeden steeds verder opkomst van de industrie. stil bij de gilden en beschrijven stapsgewijs de latere eeuwse woordenboeken is de ontwikkeling van de werden genivelleerd. Vanuit de bedrijfstechnische invalshoeken wordt ontwikkelingen. inhoud van het begrip ambacht goed te volgen. Net Tot de eerste helft van de 19de eeuw tastten de dat verval in niet mis te verstane woorden uitgedrukt In grote lijnen valt op dat de bedrijfsgeschiede- als ‘ambt’ is het afgeleid van een woord dat ‘dienst’ enkele grootbedrijven die er waren het ambacht zoals de constatering dat in de tweede helft van de nissen een beeld schetsen van de invloeden die van betekent. Later stond ‘ambt’ voor de hogere (intellec- nauwelijks aan. negentiende eeuw ‘de luiheid, zwakke lichaams- buitenaf op het ambacht inspeelden, terwijl de andere tuele) vormen van arbeid (priester, rechter), ambacht Intern waren de ambachtsbedrijven echter een kracht en het gebrek aan vakkennis de Hollandse bronnen meer de ambachtswereld van binnenuit was handwerk. Hoewel in andere woordenboeken uit puinhoop: er heerste een slechte ondernemingsgeest arbeider kenmerkten”. (Sprenger). De harde taal die de beschrijven. Door de bronnen naast elkaar te zetten de aangehaalde voorbeelden blijkt dat een ambacht (ten gevolge van de stabiele productieverhoudingen, bouwwereld eigen is spreekt daarin door. Daarnaast wordt (een deel van) het krachtenveld zichtbaar geleerd moet worden, wordt pas in het Woordenboek omdat er geen rationele bedrijfsleiding werd gevoerd, is er het optimisme van de chemische industrie waarin het ambacht zich bevindt en wordt zichtbaar der Nederlandsche Taal (1898) ambacht een vorm van het zeer lage peil van de (interne) vakopleiding en de die een stijgende lijn laat zien, onder andere in de hoe de industrialisatie belangen vertegenwoordigt handwerk genoemd, waarvoor kennis, overleg en vaar- vele, veelal beter geschoolde, buitenlandse arbeiders. verfindustrie. van veel grotere omvang dan die van de individuele digheid vereist zijn; ambacht en ongeschoold werk De arbeidverhoudingen waren patriarchaal (gezellen Uit de meer sociaal-economische studies is het ambachtsman. worden hier scherp onderscheiden. Alle latere woor- genoten kost en inwoning bij hun baas) en de werk- verval echter een strijd van een verdwijnende groep Een indruk van hoe de individuele schilder zich denboeken volgen deze omschrijving.’ tijden waren zeer lang (10 uur of meer). die zich probeert staande te houden in een verande- daarin begeeft laten de beschrijvingen van Heesters en Het schildersambacht richt zich op de productie en Na 1850 en vooral na 1870 kwam de industriële rende maatschappij, en die in die strijd een heel laag Wissink zien. verwerking van verf ten behoeve van bescherming en revolutie op gang. Na 1860 volgde de oprichting zelfbeeld heeft gekregen. Als kwetsbare groep geniet verfraaing van bouwwerken en voorwerpen. ) van enkele grote bankinstellingen (credit-mobilier, het in zorgvuldige bewoordingen de aandacht van Historische ontwikkeling van het ambacht In grote lijnen wordt het beeld volgens Luyckx als belangrijke voorwaarde voor de ontwikkeling van idealistische groeperingen en is het een speelbal van de ‘Ambacht’ definieert A.W. Luijckx in 1952 als: “Een volgt geschetst: Het ambacht had de gehele nijver- de industrie).Daar waar de productieve functie van pragmatische overheid met politieke belangen. zelfstandig bedrijf, bij welks leiding de rechtstreekse heid in handen in de veertiende en vijftiende eeuw, de de nijverheid zich leende voor massafabricage, nam De gilden vormen als het ware de genen van het invloed van de ondernemer zich in beslissende mate bloeitijd van het gildewezen. de industrie het over. Men zag geen toekomst meer ambacht en de ambachtsman, ook in latere tijden, doet gelden en dat door middel van handelingen van Er was een grote stabiliteit in afzet en aanschaffing in het ambacht, het ambacht verdween totaal uit de inclusief de jaren 1918-1940 tot op de dag van vandaag, een bewerkend of verwerkend karakter behoeften van de grondstoffen, goederen werden rechtstreeks belangstelling. wat zowel positieve als negatieve facetten in zich bevredigt van individuele aard.” vervaardigd en productie vond plaats op bestelling, In 1908 stelde een staatscommissie in een rapport: meedraagt. In zijn dissertatie ‘ Het ambacht in de huidige waardoor het nijverheidssyteem een statisch karakter ‘dat de vakkennis en vakopleiding zeer veel te wensen Desalniettemin is het de vraag in hoeverre de maatschappij. Een onderzoek naar het wezen van droeg. Gesteund door het gildewezen waren een goede overlieten, het organisatiebesef uiterst weinig ontwik- schilder in het interbellum zich bewust was van al die het ambacht, zijn problematiek en zijn betekenis vakopleiding, kwaliteit van het product en eerlijke keld was, de financiële draagkracht in het algemeen vroegere ontwikkelingen. Daarom worden hier eerst voor de Nederlandse volkshuishouding’ geeft Albert concurrentie verzekerd. De ambachtsman was geen te gering werd geacht, terwijl in verschillende takken op basis van een aantal verschilllende invalshoeken de Woltherus Luijckx een profiel van de ambachtsman gezeten burger. Hij had hooguit een a twee man in historische ontwikkelingen in onderlinge samenhang anno 1952. De noodzaak hiertoe is volgens hem het feit dienst. De gilden behartigden ook de sociale belangen, beschreven, alvorens terecht te komen in de dagelijkse dat ook bij moderne ambachtsproblemen wordt terug- er waren eigen zeden en gewoontes en er was een sterk 73 Goudswaard, blz. 7 merkt hierover op: ‘ dat de aantasting van praktijk van het interbellum. gegrepen op het ambacht in vroegere tijden en dat het ontwikkeld saamhorigheidsgevoel. het bestaan der middenstand zich reeds voor de Franse tijd begon te voltrekken. De middengroepen verdwijnen en er blijven slechts De belangrijkste bronnen voor dit onderzoek hedendaagse ambacht verwaarloosd wordt. Hij onder- In de 16e tot 18e eeuw raakte het systeem van de rijken en armen over. ambachtsmeesters en winkeliers zakten af naar zijn de de studies historische bedrijfsarchieven van zoekt het wezen van het ambacht, geeft een beschou- gilde in verval. Het ‘Verlag systeem’ kwam op ofwel de stand van het lagere volk. Hun inkomsten waren ongewis en niet de bouwnijverheid respectievelijk de chemische wing van de historische ontwikkeling en tracht de de ‘kapitalistisch georganiseerde huisindustrie’, een of weinig hoger dan die van hun gezellen, áls zij dez nog in dienst industrie, het ambacht in Nederland (Het ambacht in omvang van het ambacht in Nederland aan te geven. direct gevolg van de verruiming van het handelsver- hadden 74 (Buchner), waardoor de mogelijkheid ontstond voor grote afzet. 3 170 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 171 Schilderspraktijk 1918-1940: Materialisering van een ideaal technieken en grondstoffen Ir. M.G. Polman 3.4 De schilder voor 1918

de oneerlijke concurrentie en de overbezetting als een middelen (vooral de spoorwegen) betekenden dat deze ambachtsmeesters en winkeliers zakten af naar de elders, en de lage status en zelfachting van ambachts- groot euvel werden gevoeld. ‘ producten gemakkelijk afgelegen gebieden bereikten, stand van het lagere volk. Hun inkomsten waren lieden, waarover ik hiervoor schreef.’ Zo zou in vogelvlucht de economische ontwikkeling waar de ambachten tot dan toe het rijk alleen hadden ongewis en niet of weinig hoger dan die van hun Ook Luijckx behandelt het onderscheid tussen het naar Luijckx beschreven kunnen worden. Deze grote gehad. De groei van de beroepsbevolking in de nijver- gezellen, áls zij deze nog in dienst hadden) ambacht (die hij tot de middenstand rekent) en de lijn kan worden aangevuld met een aantal details van heid, die vooral na 1895 plaatsvond, kwam grotendeels ‘De inkomens- en statuspositie van ambachtslieden arbeiders en ondernemers en weidt dat aan het indi- Luijckx en van D. van Lente. bij de grote en middelgrote bedrijven terecht.’ Van was in deze periode laag. In de negentiende eeuw lag vidualisme. ‘De groepsvorming in de middenstand en Zowel Luijckx als Van Lente schetsen een beeld hoe Lente, blz.215 het inkomen van ambachtsbazen nauwelijks boven dat dus in het ambacht is veel zwakker dan bij de arbeiders de ambachtsman op locaal niveau functioneerde: Ook Luijckx noemt de steeds verdergaande speciali- van hun knechts en dat van ongeschoolde arbeiders. en de ondernemers, tgv hun individualiseme ‘ Het D. van Lente noemt dat in het midden van de 19de satie van de productie een factor of ‘uitschakelingsten- ‘Van Lente kan vaststellen dat de achteruitgang van individualisme van de ambachtspatroon is hun zwakte eeuw het grootste deel van de werkende bevolking in dens’ waardoor er zich vanaf het midden van de 19de de ambachten ten opzichte van de fabrieksnijverheid maar ook hun kracht. In het individualisme ziet Luijck Nederland emplooi vond in de landbouw (44%) en in eeuw en nog sterker sinds het begin van de 20ste eeuw het sterkst is geweest in de periode 1890-1910 en zich een grote belemmering voor het vormen van een de handels-, verkeers- en dienstensector (29%). Slechts zeer ingrijpende veranderingen hebben voltrokken in daarna langzaam voortzette. De burgerij rekende krachtige organisatie. Er heerst een grote vrees dat de rond 24% was werkzaam in een of andere tak van de ambachtsstructuur. Dit gebeurde met name doordat deze hele groep tot ‘het volk’. De Haagse ambachts- zelfstandigheid wordt aangetast. nijverheid, die op zichzelf grotendeels ambachtelijk de individuele aard van de productie werd vervangen schooldirecteur Boersma schreef dat de ‘minste gegal- De zelfstandigheid is positief ten behoeve van het van aard was (20%). Hij bevestigt wat Luijckx schrijft: door massaproductie. De producerende functie van het lonneerde bediende’ neerkeek op de ‘ambachtsman financieringsvraagstuk en de ambachtelijk arbeid, dat ambachtsbazen alleen werkten, of hooguit met ambacht werd daardoor aangetast. Dat werd versterkt in zijn werkpak’ (1898). Het zelfrespect van ambachts- maar op het organisatiebesef is het negatief. Dit heeft enkele knechts, meestal voor een locale markt. Hun door de toepassing van machines en beter geoutil- lieden stemde hiermee overeen, getuige tenminste de ook consequenties voor de financiele kracht van de wel en wee was dan ook geheel verbonden met de leerde werktuigen. herhaalde waarneming, dat zij hun kinderen liever in organisatie. Door een verkeerd begrepen eigenbelang welvaart van de directe omgeving. Voor het schildersbedrijf betekende dat een partiële een laag kantoorbaantje terecht zagen komen dan dat van de patroons, maar ook de organisaties zelf door Het vraagt voorzichtigheid om het algemene overname. Waarbij de schilder niet meer zelf zijn zij hen een vak lieten leren.’ de individualistische wezenstrek. (De steun is passief, ambachtsprofiel gelijk te stellen met het schildersam- verven vervaardigt, maar dat de verf- en lakfabrieken Van Lente: De ambachtslieden waren zelf de eersten niet actief. Ambachtsorganisaties worden bezield bacht, maar in samenhang met wat Luijckx schrijft zou alle verfstoffen kant en klaar aan de schilders aflevert. die het opnamen voor het behoud van de ambachten. door een vrij kleine groep voortrekkers, die zich door dat voor het schilderambacht op kunnen gaan. Luijckx Deze partiële overname van ambachtsfuncties door de ‘Min of meer in de traditie van de oude knechtsgilden de afzijdigheid van de meerderheid veel moeite en deelt het schildersambacht in bij: de bouw- en aarde- industrie behoeft nog niet direct van grote nadelige ontstonden in de jaren zestig vakverenigingen van opofferingen moet getroosten. Toch zijn er nog veel werkindustrie (naar grondstof), kern- of basis ambacht invloed op het ambacht te zijn. Wanneer de vraag naar timmerlieden, typografen en dergelijken, waarin over organisaties werkzaam. Bijna elke ambachtstak kent (naar verspreiding) en dienstverlenend ambacht (naar ambachtsproducten niet te star is, kan de ambachts- het algemeen de meest geschoolde werklieden waren er 1 of meer. De organisaties zijn echter als regel niet functie) en benoemt hoezeer het vertrouwen van de patroon hier zelfs zijn voordeel mee doen danzij een georganiseerd.’ Deze verzetten zich tegen de daling krachtig genoeg om de belangen van het ambacht naar locale, stabiele markt vormend is geweest voor het grotere productie. van hun inkomen en status, die deels het gevolg waren behoren te kunnen behartigen en uitdragen, waardoor ambachtsprofiel met betrekking tot de prijsvorming Die productie loopt niet toevallig samen met de van arbeidsdeling en mechanisering. In de arbeiders- de geringe publieke belangstelling er is.) van het ambacht. ‘Het afzetgebied van de ambachtson- ontwikkeling van mechanische aandrijvingen: beweging, die uit deze vakorganisaties ontstond, Mogelijk is dat., en het lage zelfbeeld een van de derneming is bijna altijd locaal begrensd, waardoor er Van Lente bevestigt de feiten die we bij de geschie- lag echter de nadruk op belangen die alle arbeiders redenen wat van lente doet concluderen: tussen kopers en verkopers gemakkelijk een verhou- denissen van de verffabrikanten zien opgetekend: - geschoold en ongeschoold, en ongeacht in welk vak- ‘Initiatieven om de positie van de ambacht te ding kan ontstaan, waarbij ook niet-economische ‘Vanaf ongeveer 1890 werden in Nederland op vrij met elkaar gemeen hadden, zoals lonen, werktijden en verbeteren gingen vrijwel de hele periode waarover motieven een rol gaan spelen. Jarenlange relaties, grote schaal kleine motoren toegepast in ambachtsbe- kiesrecht. De strijd voor het vakmanschap speelde geen Van Lente schrijft (1870-1920, mgp) niet uit van de vriendschap, religie, sleur, standsbesef en dergelijke drijven. Aanvankelijk waren dit vooral gas- en benzi- belangrijke rol meer. ambachten zelf, maar van organisaties van de welge- zijn factoren, welke in sterke mate tot preferentie nemotoren, die met name in de grafische industrie In latere jaren bestonden er nog verenigingen van stelde burgerij, zoals de Maatschappij tot Nut van aanleiding kunnen geven. Ook de plaatselijke versprei- werden gebruikt. Na 1900 begon de electromotor ambachtspatroons, doch dit waren zelden effectieve ‘t Algemeen, de Vereeniging ter bevordering van ding is in dit opzicht een factor van betekenis.’ zijn opmars in verschijdene bedrijfstakken. Dit werd belangenorganisaties, vergelijkbaar met bijvoorbeeld Fabrieks- en Handwerksnijverheid en de Maatschappij Vanaf 1878 braken er (na een eerste crisis in de jaren mogelijk gemaakt doordat in het decennium na 1900 de Duitse Handwerkersbund. Politici en intellectu- van Nijverheid, waarvan de laatste verreweg de belang- veertig en een groeiperiode in 1850 en 1860) opnieuw de stroomvoorziening op grote schaal ter hand werd elen verbaasden zich over de politieke apathie van rijkste was. De discussie verandert van karakter na zware tijden aan. De landbouwcrisis ontnam veel genomen, terwijl tegelijkertijd een groot aantal werk- deze groep, die weigerde zich te organiseren en vaak 1900. De confessionele partijen gingen zich toen met ambachtslieden een groot deel van hun afzet. Velen tuigen op de markt kwam, die op electromotoren geen medewerking verleende aan onderzoek naar het onderwerp bezighouden en vooral onder hun zochten hun heil in de steden, waar vanwege hun konden worden aangesloten.’ hun situatie.’ ‘Heesters: de groepen waren afkomstig invloed begon de overheid voor het eerst maatregelen snelle groei het nodige werk te vinden was, bijvoor- Een tweede factor van belang is de status van de uit plaatselijke afdelingen. in 1880 werd de Bond van te nemen ten gunste van de ambachten. beeld in de woningbouw. Tegelijkertijd kregen veel ambachtsman. (Goudswaard schrijft dat de aantasting Nederlandse Schilderspatroons opgericht.’ ‘In de periode 1870-1900 werd de verheffing nage- ambachten te kampen met toenemende concurrentie van het bestaan der middenstand zich reeds voor de Van Lente:, Als oorzaken werden genoemd de streefd, met een soort humanistisch arbeidsideaal van goedkope fabrieksproducten uit binnen- en Franse tijd begon te voltrekken. De middengroepen geringere industrialisatiegraad van Nederland, als norm. Verhoging van het artistieke peil van de buitenland. De enorme uitbreiding van de transport- verdwijnen en er blijven slechts rijken en armen over. waardoor de ambachten minder bedreigd werden dan ambachten en toepassing van kleine machines waren 3 172 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 173 Schilderspraktijk 1918-1940: Materialisering van een ideaal technieken en grondstoffen Ir. M.G. Polman 3.4 De schilder voor 1918

daartoe de middelen. Het tegengaan van destabilise- ling oude instellingen, waartoe de gilden, corporaties het ambacht als overbodig gingen beschouwen. stempel, hetgeen er in belangrijke mate toe bijdraagt rende effecten van de industrialisering en de intrin- en broederschappen behoorden. […] Iedereen kreeg Luijck laat in zijn studie zien dat het individuele en om zijn producten te doen verschillen van die van zijn sieke waarde van ambachtelijke arbeid waren de voor- voortaan de vrijheid te maken wat hij wilde, onge- het stabiele van het ambachtswezen juist een belang- collega’s. Ook de mate van service speelt mee in de naamste argumenten. hinderd door belemmerende verordeningen. Twintig rijke bijdrage kan leveren aan de maatschappij, zonder prijsvorming in het ambacht. Na 1900 weken argumenten rondom de kwaliteit jaar werd er vervolgens gestreden. De gilden wilden terug te willen gaan naar de middeleeuwse gilden. Als regel wordt de prijsvorming in het ambacht van de arbeid steeds meer voor het motief van de hun bedrijfsordening, de kwaliteit der producten, de Van Lente, Goudswaard en Wolthuis benadrukken mede beïnvloed door persoonlijke bindingen tussen sociale orde, hetgeen onder meer tot uiting kwam in sociale zorg en de onderwijsweg behouden of herle- hoe belangrijk het is om goed onderwijs te genieten kopers en verkopers. Het afzetgebied van de ambachts- de herdefiniëring van het probleem in termen van galiseren. In 1805 trad de Patentwet in werking, die en laten zien vanuit welke belangenoverwegingen de onderneming is bijna altijd locaal begrensd, waardoor ‘middenstand’ en ‘kleine burgerij’. In Nolthenius’ formeel de oude rechten en beschermende maatregelen politiek handelde. Dat het ambacht weinig aanzien er tussen kopers en verkopers gemakkelijk een verhou- fraaie vergelijking ging het om de koers van het gedeeltelijk in ere herstelde. De wet doorkruiste echter genoot, was niet in het voordeel. ding kan ontstaan, waarbij ook niet-economische zeilschip, niet om de kwaliteit van de zeilen. De het vrijheidsprincipe. Geleidelijk kwam bedrijfsvrij- Deze studies gaan niet specifiek over schilders, motieven een rol gaan spelen. Jarenlange relaties, aandacht voor de artisticiteit van de ambachten heid in plaats van bedrijfsordening, overeenkomstig al worden zij wel af en toe als ambachtsgroep nader vriendschap, religie, sleur, standsbesef en dergelijke verdween naar de achtergrond, mechanisering met het vrijheidsideaal der Franse revolutie, hetgeen uitgelicht. Complementair zijn daarom de studies zijn factoren, welke in sterke mate tot preferentie kwam centraal te staan - maar uiteindelijk niet om deel uitmaakte van de werkelijk revolutionaire vanuit de schilderswereld zelf, zoals van Heesters en aanleiding kunnen geven. Ook de plaatselijke versprei- de ambachten te redden, zoals vóór 1900 bijvoor- ombuiging vd gegroeide maatschappelijke verhou- Wissink ding is in dit opzicht een factor van betekenis. beeld Boersma voor ogen stond. Steeds vaker werd dingen. 3 factoren in dit verband zijn: Een ander, wezenlijk probleem waar de ambachts- Door al deze factoren verkrijgt een ambachtson- gesproken van ‘kleine nijverheid’ in plaats van 1. aantasting van het bestaan van de middenstand mensen mee te maken kregen, was dat zij vanuit derneming als regel een vaste klantenkring, welke ‘ambacht’. De beste bedrijfjes heetten die, welke zich (zie literatuur: middengroepen verdwijnen, armen en de beslotenheid mee moesten gaan concurreren, voornamelijk is afgestemd op een locale markt. Een door technische vernieuwing en organisatorische rijken blijven over. Winkeliers en ambachtsmeesters terwijl zij vanuit de oude struyctuur gewend waren dergelijke klantenkring kan vrij gemakkelijk worden rationalisering tot middelgrote bedrijven wisten op (de kleine patroons in de nijverheid) zakten af naar om een vaste klantenkring te hebben.NOOt: De prijs- behouden, maar het is moeilijk om deze uit te breiden. te werken. Efficiency en de vitaliteit van de (vooral de stand van het lagere volk. Hun inkomsten waren vorming van het ambacht. Het wezenskenmerk van Voor bepaalde ambachtstakken kan van een landelijke grote) nijverheid werden belangrijker doelen dan de onzeker en niet of weinig hoger dan die van hun het ambacht is dat het gericht is op bevrediging van markt geen sprake zijn. Hun markt splitst zich nood- kwaliteit van de arbeid en de productie. De ‘ambachts- gezellen, die ze vaak niet meer in dienst hadden. behoeften van individuele aard en dat bij deze behoef- zakelijkerwijze in een groot aantal deelmarkten, waar- kwestie’ was gedurende de hele periode een alternatief 2. afschaffing van de gildedwang had te maken met tebevrediging de persoonlijkheid van de ambachts- tussen in bepaalde gevallen contact niet is uitgesloten, voor de socialistische versie van de ‘sociale kwestie’. de opheffing van discriminatie. patroon door zijn directe invloed op het product, van maar die anderzijds een grote onafhankelijkheid van Tussen beide partijen werd echter geen discussie 3. lokaal en gewestelijk particularisme: het streven essentiële betekenis is. De consequentie daarvan is dat elkaar vertonen. Ten aanzien van de prijsvorming gevoerd. In socialistische kring werd de ‘middenstand’ der rijksoverheid van een zekere lokale autonomie aan de ambachtelijk vervaardigde producten en verleende is dit gegeven van grote betekenis. Het zal duidelijk - industrieel en anderszins - in het algemeen opgevat gemeenten en provincies. later zien we dat herhaal- diensten als regel min of meer een persoonlijke inslag zijn, dat hier van een vrije concurrentie niet in het als een klasse die in de ontwikkeling van het kapita- delijk in de Besluiten die betrekking hadden op hebben, hetgeen van betekenis is voor de prijsvorming minste sprake is; er is geen eenheid van markt en geen lisme spoedig een natuurlijke dood zou sterven en nijverheidsonderwijs. van ambachtsproducten. eenheid van waar en het aantal marktpartijen is niet dus voor de toekomst niet relevant was. Aan het einde Deze studies beschrijven, zoals vermeld, de situatie (Dit geldt overigens ook voor talrijke industriële zo massaal, dat ieder afzonderlijk geen invloed op de van de hier bestudeerde periode was er derhalve niets vanuit de ambachtsman en ofschoon er niet in wordt producten, omdat iedere fabrikant sterk geneigd is prijs zou kunnen uitoefenen. Zelfs is het vaak zo dat meer over van het streven naar een brede, technische verzwegen dat de bedrijfsvoering en het onderwijs zijn producten onder een bepaald merk op de markt op de deelmarkten van een aanbodsmonopolie, hetzij en artistiek goed ontwikkelde kleinschalige ambach- uitermate pover zijn, wordt ingezoemd op de reden te brengen en dit merk door het maken van reclame volledig of onvolledig, kan worden gesproken. In het telijke nijverheid, waarvoor prominente leden (F.W. waarom het zo is geworden en waarom het zo moeilijk als iets speciaals te pousseren. Op die wijze wordt bij bijzijzonder op het platteland kan een ambachtsbe- van Eeden, E. van Saher, H.L. Boersma, mgp) van de te veranderen was. industriële eindproducten de homogeniteit van de drijf betrekkelijk gemakkelijk in een dergelijke positie belangrijkste Nederlandse ondernemingsorganisatie De gilden zijn vastgelopen op hun beslotenheid, waar sterk aangetast, hoewel de aard van de artikelen komen te verkeren, met name de basisambachten’. Zij zich zozeer hadden ingezet.’75. waardoor er geen nieuwe mensen en geen nieuwe dit niet altijd behoeft te rechtvaardigen.) kunnen zich dikwijls een (beperkte) monopoli-positie Ook de diepgaande studie over het ambachtson- invloeden werden toegelaten. Bovendien maakte Het onderscheid, dat de consument ten aanzien verzekeren. derwijs van Goudswaard geeft een veel genuanceerder de gevestigde ambachtspatronen misbruik van hun van verschillende industriële eindproducten maakt, Een ander punt dat met betrekking tot de prijsvor- beeld van de ambachtsman en beschrijft onder andere macht. Het openbreken van het systeem is niet perse berust in vele gevallen op psychologische beïnvloe- ming van ambachtsproducten meespeelt is de ondoor- hoe de politiek keuzes maakte als zou het ambachtson- nadelig, ook niet wat de partiële overname betreft, ding, omdat dit waarderingsoordeel door intensieve grondelijkheid van de markt. Een belangrijke oorzaak derwijs niet nodig zijn maar vanzelf worden geleerd. hetgeen bij de schilders gebeurde. Wat echter wel reclame campagnes en dergelijke kan zijn bereikt. Bij hiervan aan de aanbodzijde is de gebrekkige kennis, Hij beschrijft de afschaffing van o.a. de gilden als ontbreekt is dat het ambacht weinig kans kreeg om het ambacht daarentegen is het onderscheid tussen de die de ambachtspatroon omtrent zijn eigen kostprijs slopen: In en na 1795 sloopte een nieuwe staatsrege- zich vervolgens verder te ontwikkelen, met name voor verschillende producten als regel van meer wezenlijke heeft. de minder daadkrachtigen. Dat heeft deels te maken betekenis. Reclamemiddelen worden hierbij niet of De ambachtsman, die in eerste instantie als regel met het eigen, individuele en behoudende karakter, zeer weinig toegepast, maar de vakbekwaamheid van technisch is ingesteld, schenkt in het algemeen weinig maar ook met de grote stromingen van buitenaf die de ambachtspatroon drukt op het product een eigen aandacht aan zijn boekhouding, die, zo al aanwezig, 75 blz. 226-227 3 174 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 175 Schilderspraktijk 1918-1940: Materialisering van een ideaal technieken en grondstoffen Ir. M.G. Polman 3.4 De schilder voor 1918

vaak in een zeer gebrekkige vorm wordt gevoerd. tisme van de ambachtspatroons, kon makkelijk de timmerman en metselaar, en dat de schilder een werkzaam als timmerman, metselaar, schilder of Hierdoor wordt de calculatie, waartoe deze boekhou- indruk wekken, dat het ambacht gevangen was in de verwant beroep is, is veelzeggend. Het laat zien hoe stukadoor. Onder hen komen veel buitenlanders ding moet dienen, zeer bemoeilijkt. Ook ontbreekt ban van traditionele werkmethoden, bij branches zoals de positie van de schilder wordt beschouwd op sociaal voor, vanwege een tekort aan geschoolde bouwvak- vaak een juist inzicht omtrent de meespelende factoren het schildersbedrijf, die op een langdurig verleden -economische gronden. Deze beeldvorming staat niet arbeiders. -Het wegvallen van de gildestructuur voor wat betreft de kostprijsberekening. Belangrijke kunnen terugzien. op zichzelf. heeft kennelijk snel desastreuze gevolgen voor de kostenfactoren als lonen van patroon en medewer- Twee kenmerken van de ambachtelijke arbeid zijn: Sprenger noemt de kleinschaligheid van het bouw- opleidingsmogelijkheden.81 kende gezinsleden, afschrijvingen en dergelijke zijn Vakbekwaamheid en een betrekkelijk grote mate van bedrijf tot het midden van de negentiende eeuw: ‘Een Een andere verklaring wordt gezocht in de niet opgenomen in de kostprijs. Ook tijdschrijven is veelzijdigheid. patroon drijft met enkele knechten, op een wijze die motivatie van Nederlandse arbeiders. ‘Onder de eerder uitzondering dan gewoonte.Het inzicht in De voldoening om het uitwendig resultaat, dat met de invloed van het gildestelsel verraadt, een werk- buitenlandse, meest Duitse, ambachtslieden (zijn) eigen kostenkurve is gebrekkig en hij zou zelf de prijs de arbeid wordt bereikt, is tweeledig, en wel enerzijds plaats of winkel. De gemiddelde bedrijfsgrootte omvat vooral vele slachters, schilders, stukadoors en metse- moeten kennen omtrent de markt, waartegen elk der de voldoening over het vervaardigde product of de drie a vier personen.... De nadruk van de werkzaam- laars... De verklaring van dit op het eerste gezicht marktpartijen bereid is te leveren. verrichte dienst en anderzijds de voldoening over het heden ligt op onderhoud en reparatie. Voorzover wonderlijke verschijnsel is in hoofdzaak te vinden in De aanbodzijde is niet doorzichtig.De vraagzijde ontvangen loon. er nieuwbouw plaatsheeft - huizen, schuren, werk- de luiheid, zwakke lichaamskracht en het gebrek aan evenmin.Onmogelijkheid tot beoordeling van de ,De ambachtspatroon is de enig verantwoordelijke plaatsen - gebeurt dat op bestelling.... onderscheid vakkennis, die de Hollandse arbeider in deze periode kwaliteit van het product speelt een belangrijke rol binnen de onderneming. Hij draagt de technische en naar nieuwbouw, onderhoud, woningbouw, bouw van kenmerkten. Geen wonder dat de patroon dan aan een ‘ook deze omstandigheden versterken de monopolis- economische risico’s. kantoor- of atelierruimten, kerken of kloosters wordt bekwaam Duitser, die zich aanbood, gaarne werk gaf. tische of oligopolistische positie van de producenten, tot het midden van de negentiende eeuw nauwelijks Voorts schijnt het stelsel van armenbedeling, of liever aangezien de vragers op de markt veel zwakker komen 3.4.2.2.3 gemaakt. De bedrijfjes aanvaarden iedere opdracht die de stelselloosheid hierin, de arbeidsschuwheid bij de te staan vanwege het feit, dat zij een onvoldoende T.o.v. Andere bouwvakkers ze kunnen krijgen. De opdrachtgevers gaan naar de Hollandse werkman te hebben aangewakkerd. Daarbij inzicht hebben in de concurrentie-verhoudingen en patroons die hen het meest vertrouwen inboezemen’. kwam, dat de buitenlander veelal met een lager loon de subsidie-mogelijkheden.’ Toch bewijst de praktijk De historische ontwikkeling van de Aanbesteding is nog niet aan de orde.79 Sprenger dan het gebruikelijke genoegen nam, indien hij, zoals dat de prijzen van ambachtsproducten niet excessief bouwnijverheid in Nederland 77 verwijst naar de invloeden van het gildestelsel die nog bij vele metselaarsknechts het geval was, slechts een hoog zijn. Of is er sprake van uitbuiting van monopo- Op basis van onderzoek van Historische bedrijfs- steeds een rol spelen, waardoor de bouwnijverheid gedeelte van het jaar in het land bleef.’82 lipositie. Dat komt in de eerste plaats door de vraag, archieven citeert Jeroen Sprenger: ‘Eeuwenlang kent ‘een sterk gesloten en hiërarchisch georganiseerde Zoals eerder vermeld is de hardheid van deze of deze star of elastisch is. Zeer elastische vraag, met het bouwbedrijf slechts een beperkt aantal beroepen. bedrijfstak’ is. ‘De specialismen, de opleidingen, de uitspraken tekenend voor de hardheid van de bouw- de mogelijkheid dat de consument zelf de werkzaam- Eigenlijk gaat het om niet meer dan twee, het beroep toelating tot en met het toezicht op de beroepsuitoefe- wereld. Bovendien geeft het aan hoe er in bedrijfseco- heden ter hand neemt. timmerman en van metselaar. Daarnaast zijn er ning, de prijsvorming en het beslechten van geschillen nomische zin over ambachtsmensen wordt gedacht. In Het schildersbedrijf behoort tot de meest sprekende enkele verwante beroepen, zoals die van schilder, zijn aan zelfregulering onderworpen. In de loop van de andere teksten wordt bijvoorbeeld duidelijk gemaakt ambachtstakken stukadoor, straatmaker en grondwerker.’ Vanuit de achttiende eeuw is de invloed van het gildemonopolie dat de ambachtsman juist géén arbeider was en steeds Bij de ambachtelijke arbeid is de vakbekwaam- hoofdberoepen kunnen zich tal van specialisaties wel steeds geringer geworden door de toenemende meer plek en aanzien verloor in de maatschappij. heid onbetwist een van de pijlers van het ambacht. ontwikkelen, niet zelden tot in het kunstzinnige toe. belangenconflicten tussen meesters en gezellen en ‘In de woningbouw en het onderhoud werken Ongeacht het niveau, dat niet in alle tijden gelijk was. (van timmerman naar meubelmaker of houtbewerker door de afkerigheid van innovaties en rationalisering echter nog steeds de kleinschalige bedrijfjes, waarbij Bij iedere productie is kapitaal en arbeid een noodza- ; van metselaar naar steenhouwer of beeldhouwer) van de productietechniek, die bij de gilden bestaat. de vaak goed geschoolde knechten een persoonlijke kelijke voorwaarde. Bij het ambacht ligt de klemtoon Vanuit beide beroepen kunnen zich bouwmeesters Mede om deze redenen worden de gilden in 1798 band met de patroon hebben. ‘ In de historische duidelijk op de factor arbeid, ofschoon de verhouding ontwikkelen, die via het reken- en het tekenwerk dat verboden. Maar dat heeft niet kunnen verhinderen beschrijvingen over het schildersvak van Heesters en varieert en het kaptaal een grotere betekenis heefy bij bouwwerkzaamheden hoort uiteindelijk ook het dat bepaalde invloeden nog lang merkbaar blijven.‘80 Wissink, maar ook Hazelzet (1992) wordt vooral aan gekregen dan in de tijd van de gilden. ontwerpen van gebouwen voor hun rekening nemen’ Vanuit het ambacht gezien klinkt er vaak in door dat deze categorie gerefereerd als zijnde ‘het ware schil- ‘Een der essentiele trekken van het ambacht is 78 men hen er niet zomaar onder krijgt, maar vanuit de dersvak’. De snelle en omvangrijke ontwikkeling van dat het productieproces in sterke mate traditioneel Ofschoon Sprenger zich hier baseert op een studie bouwnijverheid geschreven is deze tekst heel kritisch de nieuwbouw lijkt als een zwarte schaduw over het gebonden is en op empirische wijze plaats vindt. ‘ 76 over de timmerman, is de uitspraak dat het bouw- op de voortgaande gildementaliteit. Ofschoon het schildersambacht te vallen. Dit zal niet specifiek voor geldt wat Luickx betreft voor de tweede helft van de bedrijf eigenlijk maar twee beroepen kent: dat van wegvallen van de opleiding wordt genoemd klinkt die de schilders gelden, maar komt voort uit deze studie 19de eeuw en de eerste decennia van de 20ste eeuw. kritiek verder door in de volgende alinea: op het specieke schildersambacht. Hetgeen hij toewijd aan het feit, dat de gehele vakop- ‘Rond 1850 zijn er naar schatting 60.000 mensen Rond 1850 doet de industrialisatie haar intrede in leiding in het ambacht zich uitsluitend binnen het Nederland en spoedig geldt haar invloed op de bouw- 77 Sprenger, Jeroen J.C., serie Historische bedrijfsarchieven Bouw - en bedrijf voltrok. Dit, samen met een zeker conserva- Nijverheid en -Installatiebedrijven: Een geschiedenis en bronnenoverzicht. Amsterdam 1993. 79 Sloote, van, blz.16 -17 78 citaat uit: Sloote, Piet van, en Anna Wils, Mijn beroep is timmerman. 80 Sprenger blz.17; citaat N. de Vreeze, Woningbouw. Inspiratie en 81 Jonge, J.A. de, De industrialisatie in Nederland tussen 1850 en 1914. Het timmervak en de organisaties van timmerlieden, 1865-1893. Bijvakscrip- ambities, kwalitatieve grondslagen van de sociale woningbouw in Nederland, Nijmegen 1976 76 K.Rössele Handwerkliche betriebswirtschaftlslehre blz. 4 tie Sociaal-Economische geschiedenis.Amsterdam, juni 1981 (Amsterdam, 1993) blz 91-93 82 Brugmans, blz.91; Sprenger blz.17 3 176 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 177 Schilderspraktijk 1918-1940: Materialisering van een ideaal technieken en grondstoffen Ir. M.G. Polman 3.4 De schilder voor 1918

nijverheid. De aard van het werk verandert niet zo snel De concurrentie verscherpt door de toename van mers veel vaker na ieder werk op zoek naar een nieuwe terwijl het bouwwezen veel meer te maken heeft omdat de industrialisatie van de bouw nog op zich laat uitbesteding van het werk. Met name de eigenbouwers werkgever. Hun werkzekerheid neemt daardoor af.’ 87 met een omschakeling van het bouwproces. (Gezien wachten. De opkomst van de industrie brengt in hoog besteden werk uit aan zogenaamde ‘sweaterwinkels’, ‘In het schilders- en stukadoorsvak constateerden vanuit het beheersen van de materie, hoe groter de tempo bouwwerkzaamheden met zich mee en vele kleine bedrijfjes waarin m.n. jongens werken die de Amsterdamse onderzoekscommisie omstreeks 1900 menselijke factor daarin is, hoe moeilijker het wordt. duizenden mensen trekken van het platteland naar bereid zijn onder de normale tarieven te werken. 84 een tweedeling. Het schilderwerk in de revolutiebouw De schilder lijkt in deze tendens achter te lopen bij de de industriële centra. Deze enorme toename van de De bouwactiviteiten nemen toe vanaf het midden vereiste een korte inwerktijd, in tegenstelling tot het bouwvakker). vraag naar bouwproducten bewerkstelligt ingrijpende van de negentiende eeuw. Met name de woningbouw werk in de zogenaamde burgerschilderswinkels. Deze veranderingen van de bouwmethoden: de snelheid (en onttrekt zich dus aan de conjunctuurschomme- winkels, die volgens de commissie nog steeds goed 3.4.2.2.4 moet hoger en niet vakbekwame mensen moeten lingen in de andere bedrijfstakken, tot in de tweede opgeleide schilders in dienst hadden, leden echter T.o.v. Verfindustrie/fabrikant kunnen worden ingezet helft van de jaren 1860) De particuliere bouw ziet een onder de toenemende fabrieksmatige productie van De woningbouw groeit harder dan bevolking, mogelijkheid in kleinschalige projecten bij kleine verf en stopverf. Traditioneel hield de bereiding van Evenals de losse pigmenten waren de fabrieksverven d.w.z. dat er per huis minder mensen wonen (1850: spaarders die willen beleggen (dus geen invloed van de deze materialen het personeel van de burgerwinkels niet altijd betrouwbaar. Ook het testen van verven is ca. 7, 1880: ca. onder 5), wat ook een zekere welvaarts- internationale crisis van 1866). Daardoor is teruggang in het winterseizoen aan het werk. De fabrieksmatige terug te vinden in schildersboeken, zoals bijvoorbeeld groei betekent. Van de nieuwbouwwijken voor de in de bouw gering. idem (anticyclische ontwikkeling bereiding van verf dreef veel vakbekwame schilders in C.P. van Hoek, 1913). Het kunnen aantonen van middenstanders is 1% van de woningbouwproductie vd bouwproductie) in de jaren 1870. pas vanaf de jaren naar de ‘minderwaardige’ revolutiebouw, waar zij de vervalsingen bleef nog lang onderdeel van de gezel- en voor arbeiderswoningen. Door de stadsuitbreidingen 1880 werkt internationale conjunctuur in de bouw ‘concurrentie te vreezen [hebben] van werklieden, die meester-examens.89 Zelfs in 1948 is dat nog terug te zijn de woningen handelswaar geworden, in tegen- door en is in 1907 ook in de woningbouw in volle zoo even de verfkwast hebben leren hanteren” 88 vinden in de tekst van Kappelmeier.! stelling tot vroeger toen de opdrachtgever gebruiker omvang merkbaar. 85 Vanuit de literatuur van de schilders en de verffa- was. Bij de nieuwbouw doet het aanbestedingsstelsel ‘Door de forse groei in de woningbouwproductie brikanten wordt er heel afzijdig naar het bouwwezen Historisch overzicht van de chemische industrie zijn intrede (later gebeurt dat ook bij reparatiewerk). neemt de werkgelegenheid in de bouwnijverheid toe.’ gekeken. Ofschoon ook de ontwikkelingen in de verf- In feite is het historische overzicht grotendeels De patroons schrijven in en voeren in opdracht uit, Als gevolg van de zich wijzigende productiemethoden industrie aanvankelijk met argusogen wordt bekeken, gelijk aan de geschiedenis van de schilder, die immers patroons worden aannemers en aannemers gaan - zoals uitbesteding van werk aan timmerfabrieken, lijkt deze op den duur toch meer vertrouwen in te zelf de verf produceerde. Van industrie was nog geen ook zelf bouwen Het bouwen op bestelling wordt onderaanneming en dergelijke - is de toename niet boezemen, terwijl het bouwwezen steeds meer iets sprake. nu de productie voor de markt Aanvankelijk zijn het evenredig met de productiegroei. Het zijn met name wordt waar geen eer aan te behalen is. Het ondermijnt Een tweede voorloper van de industriële ontwik- timmerlieden die aannemers worden, later komen er de timmerlieden die het sterkst achterblijven in de het schildersvak. keling zouden de oliemaalderijen kunnen zijn, die aannemers die puur voor de winst gaan en niet voor de groei, hetgeen ook een gevolg is van de uitbesteding De schilders worden gedwongen om te calculeren. al vanaf de 17de eeuw werkzaam waren en o.a. in de kwaliteit, hetgeen de zogenaamde revolutiebouw of van werk aan timmerfabrieken. De toename van het Ze kunnen geen mooi werk leveren, omdat het hout steden Amsterdam en Rotterdam nationaal en inter- speculatiebouw tot gevolg heeft. 83 aantal werknemers houdt ook verband met de uitbrei- niet goed droog is. nationaal werden verhandeld, maar Wissink noemt de Het aanbestedingsstelsel (zie achteraan document) ding van onderhoudswerkzaamheden en met de Ze moeten heel snel werken, er wordt uitgegaan van verfmolens als vroege bron.90 verandert de samenwerking. De bestaande verhou- vergroting van de utiliteitsbouw (fabrieken, scholen, de niet-professionele krachten. dingen tussen patroons die voor elkaar in onderaanne- stations). De omvang van de utiliteitsbouw is niet Daar speelt in mee dat veel literatuur afkomstig De chemische industrie in Nederland 1800-1990 ming werken maken plaats voor verhoudingen tussen bekend (schatting 25% van de nieuwbouw)86 is van de verffabrikanten zelf. En omdat de schilders In de kinderschoenen, 1800-1914 hoofdaannemers en onderaannemers waarin de prijs De gemeenten gaan meer aan publieke werken vanuit de bouw geen hoofdgroep maar een aanver- Verfstoffen Naast de fabricage van natuurlijke van het te leveren aandeel een doorslaggevende factor uitgeven, vooral na 1870 (uitbreiding van de steden). wante groep is, zal die aandacht vanuit dat medium kleurstoffen hield men zich in de negentiende eeuw is.De werklieden worden tijdelijk ingehuurd. Het loon ‘Aan het eind van de negentiende eeuw is de bouw- eveneens geen hoofdrol spelen. op grote schaal bezig met het vervaardigen van gaat van uurloon naar stukloon, waardoor de omvang nijverheid een bedrijfstak die volop in ontwikkeling Zoals Luijckx aangeeft, hoeft een partiële overname pigmenten, zoals de verschillende droge en aange- van het loon samengaat met de productie. is. De gevolgen van al de veranderingen die voort- van een ambacht geen probleem te zijn. Het verwerken maakte verven: loodwit, menie, zinkwit, lithopoon, De winkel wordt a.h.w. gesloten en bestellingen vloeien uit de opkomst van de industrialisatie zijn van verf was zwaar werk. Moeilijk was echter dat de chromaatkleurstoffen, Berlijns blauw en ultramarijn. worden bij timmerfabrieken geplaatst of kant-en- nog niet volledig verwerkt. Er ontwikkelt zich een schilders toch geen werk hadden in de winter. Vooral Daarnaast werden lakverven en fijne schildersverven klare-elementen worden uit het buitenland ingevoerd. grote uniformiteit in het timmerwerk. De maten van de schilders buiten de grote steden hadden daar last geproduceerd. Rond 1910 waren er in Nederland ruim Het eigen risico van de patroon wordt verlegd naar kozijnen, deuren en trappen worden gestandaardi- van. 90 van dergelijke verffabrieken, die circa 1.300 werkne- de timmerfabriek of de leverancier. Zo doen de indu- seerd. De verhouding tussen werkgever en werknemer Bovendien zijn het goede tijden voor de verfin- mers telden. striële producten hun intrede in de bouw, want in de verandert wezenlijk. Het aantal ‘winkels’ met vast dustrie, omdat deze vanaf het industriële tijdperk In 1907 richtte een 27-tal verffabrikanten de timmerfabrieken gebeurt het schaven en zagen m.b.v. personeel neemt af. In plaats daarvan moeten werkne- tot een technologische en economische bloei komt, machines, aangedreven door stoomenergie. 89 Hazelzet, 1992 84 blz.25 87 blz.28 90 Hove, J. Ten, Delfstoffenwinning en Chemische Industrie:, Een 85 blz.25-26 88 blz. 200, noot: oorspronkelijke bron: Serrurier, de toestand der geschiedenis en bronnenoverzicht, 83 blz. 20-21 86 blz.26 werklieden in de bouwbedrijven te Amsterdam, blz. 18-19 Historische bedrijfsarchieven ; 12, NEHA, Amsterdam 1993 3 178 3 179 Schilderspraktijk 1918-1940: Schilderspraktijk 1918-1940: technieken en grondstoffen technieken en grondstoffen 3.4 3.5 De schilder voor 1918 De schilder van 1918-1940

Vereniging van Vernis- en Verffabrikanten in een natuurlijk breukvlak in de geschiedenis van de 3.5.1 Wolthuis beschrijft herkenbaar.98 Nederland (VVVF) op, die hun belangen moest behar- bedrijfstak. Hij schetst 3 factoren die daarbij een rol Opleiding De oprichting van de Nationale Schildersschool tigen.’ 91 speelden. In de eerste plaats nam het aantal chemici door de Bond van Nederlandse Schilderspatroons ‘Nevenproducten van gasbedrijven dat in de industrie werkzaam was sterk toe. Het peil 3.5.1.1 (1922) was een uitzondering op de weinige vooroor- De vele gasfabrieken in Nederland leverden een van de chemische wetenschap in Nederland steeg in Meester/patroon logse initiatieven op grotere schaal (zie hieronder), belangrijke bijdrage aan de ontwikkeling van de de laatste decennia van de negentiende eeuw aanmer- 3.5.1.2 Een ander initiatief was het in grote oplage en chemische industrie. Dit was te danken aan de tijdens kelijk en steeds meer wetenschappelijk geschoolde Scholen goedkoop verspreiden van leerboeken over schilderen, de fabricage van het gas vrijkomende bijproducten als chemici traden toe tot het bedrijfsleven. In de tweede metselen, timmeren, betonwerk en steigermaken door gaswater, teer en cokes. plaats vonden er op het gebied van de procestechno- Binnen het onderwijs wordt de periode 1921-1945 de drie bouwarbeidersbonden. 99 [...] Een ander nevenproduct van de gasfabrieken logie grote wijzigingen plaats. Een aanzienlijke schaal- periode van centralisatie genoemd. was koolteer, dat onder andere werd gebruikt voor de vergroting ging hierbij gepaard aan een nauwkeurige In 1921 werd de Nijverheidsonderwijswet ingevoerd, Dagopleiding aan de Ambachtsschool vervaardiging van creosootolie, kunstmatige kleur- beheersing van het proces. De fosfaatkunstmestin- waarna het aantal scholen toenam dat subsidie Het jaarverslag van de 1ste en 2de Ambachtsschool stoffen, farmaceutische producten en kunstasfalt.[...] dustrie is daarvan een voorbeeld. In de derde plaats aanvroeg en het bedrag aan rijkssubsidies aanzien- in Den Haag., 18 maart 1924 geeft een indruk van het In 1880 telde de Maatschappij voor de Chemische richtten de Nederlandse ondernemers zich meer en lijk steeg. In 1924 kwam er een wetswijziging die de dagonderwijs100: Industrie 55 arbeiders. meer op het buitenland, waarbij wederom de kunst- uitbreiding van scholen stopte. Vanwege de economi- De leerlingen worden toegelaten voor het dagon- In 1910 was een zestal koolteerdestilleerderijen in mestindustrie het goede voorbeeld gaf.95 sche crisis in de jaren dertig, volgden er extra bezui- derwijs met een ‘gunstig rapport’ van het Hoofd der Nl. werkzaam. De destilleerderijen wonnen uit de nigingen. In 1935 werd voorgesteld om de cursusduur School (van het lager onderwijs) of na het afleggen van koolteer hoogwaardiger producten, zoals benzol, 3.5 De schilder van 1918-1940 terug te brengen van 3 naar 2 jaar en de toelatingsleef- een toelatingsexamen. De opleiding duurt drie jaar. toluol en ruwe anthraceen. deze producten vonden tijd te verhogen. 96 Er zijn dan 29 ambachtsscholen. 97 Naast schilders worden ook andere ambachten voor een groot deel hun afzet in de synthetische kleur- Ofschoon er ambachtsscholen werden gesticht, onderwezen. Het aantal leerlingen dat de school stoffenindustrie in het buitenland.’ 92 hadden de scholen voortdurend te kampen met bezui- verlaat is altijd beduidend hoger dan de leerlingen die ‘De negentiende eeuw bracht voor de chemische nigingen. In de jaarverslagen van de eerste, tweede en een getuigschrift meekrijgen. industrie in Nederland belangrijke veranderingen met derde Ambachtsschool in Den Haag is de tendens die De Ambachtsscholen geven ook avondonderwijs. zich mee. Een gedeelte van de traditionele bedrijfs- In Den Haag worden de avondscholen aangeduid takken wist zich door veranderingen in het produc- met: Avondteekenscholen. Er worden practische tieproces te handhaven, terwijl andere ten onder 96 J. Wolthuis beschrijft in zijn dissertatie de periode 1921-1945 als - en vervolgcursussen en cursussen voor volwas- gingen.93 ‘centralisatie’: ‘Als gevolg van een toename van het aantal scholen dat senen aangeboden. De opleidingen zijn alleen De moderne chemische bewerkingen, zoals berei- vanaf de invoering van de Nijverheidsonderwijswet in 1921 subsidie toegankelijk voor ‘jongelieden en voor volwas- aanvroeg, het hogere subsidiepercentage en de hogere kosten van dingen langs synthetische weg, vonden rond de eeuw- scholen, steeg het bedrag aan rijkssubsidies aanzienlijk. De Minister senen, die overdag bij een patroon werkzaam zijn’. wisseling steeds meer weerklank. weigerde al snel om alle aanvragen te honoreren vanwege de be- Aan de Avondteekenscholen met een 5-jarige cursus Het schildersambacht, vormde geen uitzondering perkte rijksmiddelen. In 1924 kwam zelfs een wetswijziging die de wordt onderwijs gegeven aan schilders en andere uitbreiding van scholen stopte. Van de bevoegdheid van de Minister op de andere ambachten, waarin aan het begin van de om uitzonderingen te maken werd gebruik gemaakt om in grote ambachtslieden, twintigste eeuw werd gewerkt op basis van ervaring. steden confessionele nijverheidsscholen toe te laten. Aan de Cursus voor Volwassenen wordt in Ook de fabrieken draaiden aanvankelijk voor speci- Vanwege de economische crisis stelden begin jaren dertig ministeri- de zelfde vakken onderwijs gegeven als aan de ële commissies verdere bezuinigingen voor. Weliswaar werd de stop fieke onderdelen op de ervaring van de arbeiders, op uitbreiding van nijverheidsscholen opgeheven, maar de Minister Avondteekenschool, en daarnaast is er voor schilders bijvoorbeeld de lakstokers. kreeg de bevoegdheid om nieuwe scholen te weigeren. Zo konden een cursus in het nabootsen van hout en marmer en In de periode 1918-1940 gaat dat veranderen, als er alleen nieuwe scholen subsidie krijgen als ze een tweejarige cursus in het penseelschrijven. Het onderwijs wordt voor chemici in dienst komen, die laboratoria stichten en op hadden. Daarnaast werden in het gehele onderwijs de salarissen van de meeste cursussen gegeven gedurende 3 avonden onderwijsgevenden verlaagd en de klassen vergroot. wetenschappelijke wijze het verfproces vastleggen en In 1935 werd voorgesteld om de cursusduur in het lager nijverheids- per week. Alle volwassenen worden bovendien in de verder ontwikkelen.94 onderwijs, die meestal drie jaar was, te beperken tot twee jaar en om gelegenheid gesteld herhalings- of voortgezet lager Ernst Homburg noemt de periode 1890-1918 de toelatingsleeftijd te verhogen van 12 tot 13 jaar. Op grond van zijn bevoegdheid om richtlijnen te geven aan de scholen bepaalde de Minister in dat jaar dat de cursusduur inderdaad tot twee jaar moest worden teruggebracht en dat de toelatingsvoorwaarden voldoende 98 over de achtergrond van de ambachtsscholen zijn diverse studies lager onderwijs en de leeftijd van 12 jaar en 8 maanden waren. Deze gemaakt, zoals: Goudswaard: vijfenzestig jaren nijverheidsonderwijs en 91 Hove, J. ten, blz.16, 1993 maaregel werd niet overlegd met het parlement en ging in tegen J.Wolthuis 92 blz 18-19 nadrukkelijke protesten van onderwijsorganisaties. Bespreking in 99 zie: Th. de Brouwer, ‘De vakopleiding. Werkgevers en werkne- 93 .Door Luyckx wordt dit de ‘partiele overname genoemd: in het het parlement achteraf leidde niet tot wijzigingen. De mogelijke uit- mers pakken aan”, Bouw jrg. 2, no. 24 (14 juni 1947) blz. 195 (noot 73 huisschildersambacht wordt de verfproductie overgenomen door de zonderingen op de gereduceerde cursusduur bleven in de praktijk op blz. 405 Techniek in Nederland industrie. zeer beperkt. […]’ 100 jaarverslagen van de eerste en tweede ambachtsschool in Den 94 De Sikkens lakfabriek kreeg het eerste laboratorium in 1924 95 Neha…. 97 Vermey, 1999 Haag.; 3de ambachtsschool heeft geen richting schilderen 3 180 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 181 Schilderspraktijk 1918-1940: Materialisering van een ideaal technieken en grondstoffen Ir. M.G. Polman 3.5 De schilder van 1918-1940

onderwijs te ontvangen. rake verfstreken tot mooie vlakvullingen verwerken’. De technische invalshoek wordt door andere stijgingen waren waar te nemen in de traditionele De leerlingen der Avondteekenschool hebben den Daar was het Por echter niet om te doen.’ het ligt bronnen bevestigd. Johan de Wit meldt ook dat tot in vakken door conjunctuurschommelingen. 110 is leeftijd van 12 tot 18 jaar, die der vervolgcursussen en niet in de lijn van de school om kunstnijveraars te de jaren 1930 de leerlingen de meeste verftypes nog het schildersvak niet meer populair,. Dat blijkt al cursussen voor volwassenen voor het meerendeel van vormen‘waarvan er al reeds te veel zijn.’ De school stelt zelf maakten met behulp van een potmolen en een uit enquetes en onderzoeken die voor de Tweede 18 tot 25 jaar. zich als doel schilderspatroons en bedrijfsleiders te wrijfsteen. 105 andere oudgedienden herinneren zich Wereldoorlog waren uitgevoerd. De aantrekkings- 1e Avondteekenschool: vormen die hun ambacht verstaan en liefhebben; Een eveneens hoe zij het schildersvak in de jaren 1927-30 kracht van traditionele vakken als timmeren en schil- 898 leerlingen: 495 Avondteekenschool (23 leerling die de school had doorlopen moet in staat zijn leerden. 106 deren op de ambachtsscholen verminderde. 111 Het schilders), 205 Cursussen voor Volwassenen (41 om bouwplannen te lezen, bestekken te berekenen, Door de vestigingswet van het kleinbedrijf, die in gebruik van nieuwe werkstoffen en machines enerzijds schilders; De cursus in het nabootsen van hout en op de hoogte zijn van de sociale wetgeving, een goede 1937 in werking treedt, zijn er cursussen nodig. en de toegenomen behoefte aan een aanvulling van de marmer en het penseelschrijven werd gevolgd door 36 boekhouding te voeren, en goede schilder materia- Vanaf 1939 worden ook bedrijfsleer, rechts- en wets- leerlingopleiding in de werkplaats door schoolonder- volwassen schilders.), lenkennis, in het bijz. verf, te hebben, want ‘hoe beter kennis, algemeen vormende en economische vakken richt anderzijds hebben een breuk doen ontstaan in de de schilder zijn verf kent, hoe betere schilder hij zal zoals calculatie en kostenbewaking en arbeidsvoor- tradities van weleer, zodat anno zeker 1950 niet langer Nationale Schilderschool, NSS, te Utrecht zijn.’103 waarden onderwezen. 107 Dit zal een gevolg zijn van van een traditionele gebondenheid der ambachtelijke De NSS werd in 1922 op initiatief van de Bond van Ook in het jaarboek van de VANK uit 1927, met de vestigingswet van het kleinbedrijf die in 1937 in werkwijze kan worden gesproken. Nederlandsche Schilderspatroons opgericht. Het als onderwerp: ‘Nederlandsche Ambachts- en werking treedt en de invoering van gespecificeerde was een Middelbare Schoolopleiding: ‘Toelating. Nijverheidskunst 1927 wordt aandacht besteed aan de calculaties in 1938, waarmee de opleiding aansloot bij 3.5.1.3 Jongelieden die minstens den 18-jarigen leeftijd Nationale Schilderschool en krijgt het een plek tussen de actuele ontwikkelingen in het vakgebied. Handboeken112 bereikt hebben, in het bezit zijn van diploma de meer kunstzinnige opleidingen..104 (afb.133-135) Leerlingwezen Ambachtsschool en 2-jarige praktijk, gezellendiploma Het leerlingwezen kwam voor de Tweede Bartels, P.H., Handboek voor schilders, 1e druk 1918. of zich aan een gelijkstaand examen willen onder- Wereldoorlog niet echt van de grond, m.u.v. enkele Gaandeweg nemen de vakboeken steeds meer de vorm werpen.’ 101 De school was bedoeld voor de opleiding 103 blz.22 en 24 plaatsen, o.a. Drenthe. Werkgevers en werknemers aan van examenboeken, waarbij elk hoofdstuk wordt 104 Nederlandsche Ambachts- en Nijverheidskunst 1927; W.L.& J. 108 van patroons en bedrijfsleiders. (afb.132) Brusse’s Uitgeversmaatschappij, Rotterdam, 1927 ; Instituut voor liepen niet warm i.v.m. financiën. Met name afgesloten met een vragenlijst over de stof, zodat de De opleiding bestond uit drie cursussen van vijf kunstnijverheidsonderwijs te Amsterdam; Academie van beeldende Heesters wijst erop dat het leerlingwezen ook de lagere lezer weet of hij de stof begrepen heeft. maanden in de school van october tot en met februari, kunsten en technische wetenschappen te Rotterdam en de toege- klasse een kans gaf om een opleiding te genieten, De schildersleerboeken, die in grote oplage en afgewisseld met het toepassen van het geleerde in de paste kunst Jac. Jongert; Rijks vak- en kunstnijverheidsschool te want de nationale Schilderschool was een exclusieve goedkoop werden verspreid kennen vele herdrukken, Schoonhoven ; Nationale Schilderschool Utrecht; Afdeling kunstnij- praktijk van maart t/m september. De eerste directeur verheid der MTS Groningen; Genootschap kunstoefening. Middel- opleiding. Pas vanaf 1943 is er echt sprake van een die worden aangevuld met actuele informatie, en was Jac. (Jacob) Por. bare school voor beeldende-, nijverheids- en bouwkunst te Arnhem. schildersopleiding in het kader van het leerlingwezen waarin achterhaalde informatie wordt weggelaten. Het leerplan omvatte: Eerste leerjaar: Algemeene J.B. Heukelom schrijft in de inleiding: Het oude kunstnijverheids- 109 De boeken zijn meestal zowel voor schilders als voor onderwijs was voornamelijk gericht op oefening van oog en hand herhaling hand- en ornamentteekenen; Projectie met oppervlakkig theorie. Het oude; de nadruk op het vak zelf in bouwkundigen bedoeld. Uit de voorwoorden is af te en perspectief; Hout- en marmer naboot- schoolwerkplaats elementair en experimenteel beoefend. de techni- Omslag leiden dat de boeken ook bedoeld zijn als voorberei- sing; Reclameschilderen. Materialenkennis en sche grondslag is grondige kennis materialen en –werkmethoden. De tijden zijn echter aan het veranderen. Ondanks ding van het behalen van vakdiploma’s.113 Uiteraard aesthetische basis: bestudering van waarden van kleur en schoone Grondbeginselen scheikunde en boekhouden. verhoudingen, rhythmen , contrasten, karaktervolle vormgeving.. dat er na de Eerste (en Tweede) Wereldoorlog lichte wordt vermeld dat de stof slechts dient om inzicht Tweede leerjaar: Voortzetting praktische oefeningen uitgangspunt van het werkstuk: begrip van doel en functie principe: te geven in de materie, en dat het vak pas goed kan handteekenen; Ontwerpen reclame. Stijl- en schoon- samenhang functionele, vaktechnische en aesthetische waarden is worden geleerd in de praktijk, onder leiding van de essentieele kracht van het kunsthandwerk en van het onderwijs. heidsleer en Practische scheikunde. Boekhouden. 2e factor ontplooiing persoonlijke element., ‘waardoor een harmoni- omhoogvoeren en welbegrepen medewerking der industrie zal vele ervaren schilders. Materialenkennis. Derde leerjaar: Voortzetting van sche ontwikkeling wordt bevorderd en een aesthetisch-zelfstandig talentvolle krachten een mooie taak kunnen opleggen van maat- De tendens dat er aan het begin van de eeuw nog de praktische oefeningen; Uitvoeren van ontwerpen. initiatief kan worden ontwikkeld, onmisbaar voor een bewust werk- schappelijk en cultureel belang.’ blz.7,8 met grondstoffen wordt gewerkt maar dat de verffabri- Schoonheidsleer.; Scheikundig onderzoek. Bedrijfsleer. zame of leidende positie in de samenleving.’ van Heukelom schrijft 105 EIsma, 1999 ook dat de kans dat de leerling na deze elementaire voorbereiding 106 In hetzelfde nummer schrijft Jan Vermey dat de oudgedienden 102 Sociale wetgeving, enz. zijn plaats in de praktijk kan vinden gering is in deze tijd van de tekenen, kleurenleer, letterschilderen, biezentrekken , hout- en In een artikel in ‘Verf en kleur’ wordt een positief overgang van oude naar nieuwe eisen en idealen. Een georganiseerde marmerimitatie en vergulden leerden. Jacob Koster (vroegere voor- 110 Brouwer, de beeld geschetst. De schrijver is onder de indruk van kunstvakpraktijk ontbreekt en de kunstindustrie, ‘die zozeer goede zitter Nederlandse Bond van Christelijke Schilderspatroons NBCS, 111 Brouwer, de.( tegenover modernere beroepen als machinebank- aesthetische medewerkers behoeft’, staat veelal onverschillig tegen- bestuurder Schilderschool Zwolle en de SLVS) ging in 1927 naar de werker, electrotechnicus of motorhersteller) het niveau van de leerlingen, die niet onderdoen over het verlangen naar vernieuwing en zuivering. Enerzijds is er het Ambachtsschool in Schiedam , (met leraar Piet van Ginkel). A.J.P. 112 Vermey, Jan, 1999 voor de ‘ kunstnijveraar”. Door middel van schetsen vooroordeel van de oudere generatie die gehecht is aan de vorm van Vriens (directeur Nederlandse Katholieke Schildersschool Sint Lucas 113 De boeken dienen zowel als schoolboek als voor zelfstudie, en de ontwikkelen ze zelf de ornamenten, ‘die ze later in geijkte schoonheid of aan imitatie daarvan, die zich niet ontvanke- te Boxtel 1956-1980), bezocht de Ambachtsschool te Tilburg (met hoofdstukken worden in de boeken van Meere afgesloten met vra- lijk opstelt. Anderzijds ‘heerscht de vereering van den schijn’. en tot leraar L. Wesie) in 1930, volgde tekenlessen bij de fraters is Tilburg gen. In 1925 en in 1942 noemt Meere: het diploma vak-bekwaamheid, slot de heersende wansmaak, gevoed door voortdurende omgang en haalde via de VVA via schriftelijke lessen van Meere zijn gezelsdi- uitgereikt door de Corporatie voor het Huisschildersambacht. In met smaak- en stijlloze massaproducten. ploma, gevolgd door acte Ne en tekenacten N2a en b Bartels, 1925 is het programma van het examen ter verkrijging van 101 citaat pamflet , zie bijlage Heukelom ziet in de jongere generatie dat zij esthetisch zuiverder 107 Vermey, Jan, 1999 het diploma “Gezel” of “Meester” in het huisschilderen, ingesteld 102 zie ook artikel in ‘Verf en Kleur’, 1e nummer 5e jaargang april 1928, eisen zullen stellen,‘naast het kunstvolle handwerk zal verzorging 108 Vermey, 1999 door de vereeniging ter Veredeling van het Ambacht. Alg. Secr.: Joh. blz. 22 en 24) van het schoone in het industrieele product het aesthetisch peil 109 Heesters Schmidt, von Bylandtstraat 110. ‘s-Gravenhage opgenomen. 3 182 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 183 Schilderspraktijk 1918-1940: Materialisering van een ideaal technieken en grondstoffen Ir. M.G. Polman 3.5 De schilder van 1918-1940

kant/chemische industrie steeds grotere invloed krijgt Dat is ook te zien aan een voorbeeldbestek van de Een anders aspect is, dat het hout niet deskundig machines, spatborstels of dmv kopergaas; De spattech- is ook in de handboeken waar te nemen.114 Nationale Schildersschool uit 1925. wordt afgewerkt in de fabriek, terwijl de grondlaag niek, aangebracht met een spatmachine is uitgevoerd Er zijn ook advertenties van fabrikanten in de hand- Meestal waren de schilders de dupe van de ondui- basaal is voor een goede verflaagopbouw. in de Van Nellefabriek (Tearoom, met zilver op blauwe boeken opgenomen. zoals: de AV (advertenties en de delijkheid. Zelfs als ze naar hun eigen tijdschriften ondergrond) en in de Synagoge in Enschede van namen zijn eveneens opgenomen in een overzicht op schreven om raad kregen ze het advies om zich erbij Lijmverfwerk architect de Bazel (in de gemeenschapzaal op de eerste een bladzijde met bedrijfsnamen). Aanvankelijk wordt neer te leggen. Lijmverfwerk wordt in Nederland niet veel verdieping, met goud op rode ondergrond). er bij door P.C. Hoek zelfs in de tekst verwezen naar toegepast’ schrijft Bartels (1925) fabrikanten, inclusief hun adres, waar de producten 3.5.2.1.2 Voor goede hygiëne: caseïne en koudwaterverven kunnen worden verkregen. Waarschijnlijk hadden Handeling117 Spat en dop-techniek ‘Ter vervanging van behangselpapier kunnen de deze fabrikanten financieel bijgedragen. ‘Veel wordt tegenwoordig, zowel in olie- als in caseïne- en koudwaterverven goede diensten bewijzen; Aanvankelijk is de veelzijdigheid van de schilder Kleurmengen waterverf de spat- en doptechniek niet alleen dat men hierdoor niet steeds gebonden is herkenbaar. De handboeken bevatten niet alleen Tot aan de Tweede Wereldoorlog maakten de in toepassing gebracht. Het spatten geschiedt in aan de soms onmogelijke dessins en kleuren dezer kennis over verven, maar ook over het reinigen van schilders de meeste kleuren zelf. Kleuren maken, maar één of meer kleuren dmv in den handel zijnde spat- papieren, doch zelf zijn kleuren en versieringen kan voorwerpen en het conserveren ervan. ook de kleurenleer en esthetiek waren onderdelen ontwerpen in overeenstemming met de omgeving, Ook de schildersbladen geven vaak adviezen en tips van de opleiding en ook in de vakbladen werd er veel waar het schilderwerk wordt toegepast, maar ook uit aan schilders, die hun vragen naar de redactie kunnen aandacht aan besteed. Kleurnummers gebruikten duidend vlugger tempo dan 15 jaar geleden. Dit versnelde tempo , bij gezondheidsoogpunt beschouwd, verdienen zij boven sturen. Verffabrikanten hebben hun eigen gezame- schilders nog niet en ze waren ook niet in de bestekken de houtbewerking door de verbeterde techniek mogelijk gemaakt, behangselpapier de voorkeur. lijke kroniek, en een aantal verffabrikanten geven opgenomen. “Je ging naar de bouw toe met een verza- brengt met onmiskenbare voordelen ook haar nadeelen mede. Wat er b.v. in dezen tijd met het hout aan de hand is, blijft mij duister, maar eigen kronieken uit, zoals Sikkens, Doelfray en Ed meling busjes en tubes en dan mengde je de gewenste uitgewerkt is het nooit. Als men denkt dat het hout is uitgewerkt 3.5.2.1.3 Materieel Schaepmann. (afb.136) kleur, net zolang tot de architect zei: die kleur wil ik en men stopt alle opengetrokken naden dicht en werkt het verder hebben”. “Je maakte eerst een klein beetje en keek of geheel af, dan begint het toch weer opnieuw open te trekken. Een Verf verwijderen deskundige zeide mij, dat constructies, die men in de 17e en 18e eeuw 3.5.2 het in de buurt kwam van de kleur die je wilde hebben. gerust kon toepassen, nu in dezen tijd onmogelijk zijn geworden Na de Eerste Wereldoorlog gebeurt het afbranden Praktijk van 1918-1940 Wanneer je de goede kleur had, maakte je een grote wegens het voortdurend krimpen van het hout. B. vraagt of hierover behalve met open vlam ook met de gasbrander (eerst hoeveelheid aan. Er waren schilders die dat feilloos een artikel kan worden geschreven in het bouwbedrijf. Het is in elk op carbid en later op propaangas). Pas na de Tweede geval een groote factor , die nu ten nadeele van het schilderwerk 3.5.2.1 konden. het is ook een kwestie van regelmatig blijven Wereldoorlog ontwikkelde J.Prent de brander met in aanmerking moet genomen worden, en die men vroeger buiten Applicatie doen. Je moet het in de vingers houden.” 118 rekening kon laten. gesloten vlam, de zogenaamde prentbrander 121 Wat verder ook nadeelig op den toestand van het buitenverfwerk De firma Vliegenthart te Delft legde zich vanaf 1936 werkt is het achter elkaar afmaken van het werk. Vroeger was het 3.5.2.1.1 Minder handelingen, versnelde bouw toe op het logen of afbijten. regel, dat buitenverfwerk geruimen tijd in de schuurverf bleef staan. Bestek Omdat het bouwproces versnelt, waardoor o.a. het Dan pas werd het nagezien, overgegrond en afgeverfd. Voor dit Aanvankelijk maakten zij een mengsel van afbijt- hout nog niet is uitgewerkt als het geschilderd moet systeem is tegenwoordig ook al geen tijd meer! In het eene geval wil middel, in aceton opgeloste oude cellulosefilms en Met de bestekken is het slecht gesteld. F.Büning115 worden, wat ook consequenties heeft voor het schilder- de opdrachtgever het werk zoo gauw mogelijk gereed hebben, en in parrafine die erg brandbaar was. (Pas in 1947 kwam 116 119 een ander geval is het de schilderspatroon, die zoo gauw mogelijk 122 citeert van der Kloes’ artikel in ‘Bouwstoffen’ , werk. Er worden minder handelingen uitgevoerd. geld wil zien. Eerlijkheidshalve moet ik hierbij vermelden, dat er in de onbrandbare methyleenchloride op de markt, waarin hij ‘een opstel over het buitenverfwerk, Ook Büning maakt melding dat de versnelde bouw de dezen tijd toch wel patroons zijn, die deze methode van vroeger nog die ook niet zonder nadelen was: om velvorming verkeerde besteksbepalingen en vervalschte verf- schilder in problemen brengt.120 steeds toepassen. Deze bleven in hun hart “schilder” en bewaarden te voorkomen was schudden voor gebruik nodig, het ambacht tegen de gevaren van dezen tijd. Bij zulke patroons [...] stoffen, schrijft onder de titel: Ververs en Verfwerk. wordt precies dezelfde kwaliteit werk geleverd als vroeger bij de waardoor bij het openen van het blik een grote druk Door de toepassing van plamuur in buitenschil- oude generatie het geval was. En dit werk houdt het geen maanden, ontstond. (MGP) derwerk is er bijna geen goed buitenverfwerk meer 117 Vermey, Jan, 1999 maar jaren in de buitenlucht uit. Een niet geringe invloed ten kwade 118 Hazelzet, 1992 op de techniek van ons vak heeft het tegenwoordige “woningbouw te zien, aldus betoogt van der Kloes: “verkeerde 3.5.2.2 Positie 119 Bartels, 1925 wijst in Hoofdstuk VIII, Het schilderen van hout bij in ‘t groot”, met zijn methode van uitbesteding en gunning aan den besteksbepalingen geven de schilder de gelegenheid buitenwerk. onder: A. Nieuw Hout: erop dat het timmerwerk vaak laagsten inschrijver. In den oorlog is een zeer gevaarlijke techniek tot knoeien met verf, zonder dat hiertegen kan worden dagenlang geplaatst is, alvorens de eerste verflaag wordt aangebracht ontstaan als gevolg van den zoo veelvuldigen huizenwoeker. Een 3.5.2.2.1 Eigen profiel, eigen interpretatie opgetreden”. en vraagt zich af of dit onverschilligheid is of onbekendheid. Ook huis werd van binnen en buiten heelemaal op den volgende wijze maakt hij zich zorgen dat bij houtwerk, afkomstig uit de fabriek, de geverfd: Alle losse verf werd afgeschrapt, het afgeschrapte alleen De bestekken en werkafspraken waren voor de grondlaag door onbekwame lieden wordt aangebracht, om onjuiste bijgeverfd, het bijgeverfde bijgeplamuurd, dit bijgeplamuurde we- CAO Tweede Wereldoorlog uiterst summier. wijze. derom bijgeverfd en ten slotte alles eenmaal met glansverf afgeverfd. In 1920 komt de eerste CAO schildersbedrijfstak 120 Büning, F. De techniek van het huisschilderen; buitenverf- het huis zag er dan als geheel opnieuw geverfd uit, de verkoopkans voor scheeps, rijtuig, kerk, decoratie-, reclameschilders werk; juni 1925 blz. 245-6: ‘Er zijn volgens prof. v.d.K. behalve het was vergroot en de onkosten van het schilderwerk kwamen er na- plamuren nog andere oorzaken voor het slecht buitenverfwerk aan tuurlijk wel uit. Die methode wordt nu nog zeer veel toegepast. Zij is en glazenmakersbedrijf tot stand. 114 (zie aantekeningen van de herdrukken van Meere). te wijzen. Een hoofdfactor hiervoor blijkt wel te zijn de groote alge- echter verderfelijk, omdat er een laagje glansverf, zonder schuren of 115 Büning, F., ’De techniek van het huisschilderen. Buitenverfwerk’, meene economische verandering, die kort voor den grooten oorlog wat ook, zoo maar op de oude glanslaag wordt aangebracht. Innige in: Het Bouwbedrijf, No 6, Juni 1925, blz.161-162 reeds aanving en die, vooral ook op de techniek van ieder ambacht, verbinding kan hier dus niet plaats hebben, men zal het er spoe- 121 Hazelzet, 1992 116 oktober 1924, blz. 133 haar invloed heeft laten gelden. Alle werk geschiedt thans in een be- dig’...... blz. 246?? 122 Hazelzet, 1992 3 184 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 185 Schilderspraktijk 1918-1940: Materialisering van een ideaal technieken en grondstoffen Ir. M.G. Polman 3.5 De schilder van 1918-1940

Aannemen en uitvoeren van schilderwerken heid van de schilder126., de bittere armoede die er in hun personeel te ontslaan, zoals in de nieuwbouw bij en aannemers waren niet elkaars beste vrienden. in een artikel in Verf en Kleur wordt een weinig de jaren 1920 was in Friesland. De zware donderdag aannemers gebruikelijk is. Men pleit voor een onder- Doorgaans werkten de schildersbedrijven in de rooskleurig beeld van de schilder gegeven..123 van 24 oktober 1929 en de werkloosheid dieptepunt in scheid (in eigen loonsfeer) tussen de nieuwbouw en het nieuwbouw al in onderaanneming. 132 Schilders waren ‘In het algemeen genomen behooren de schilders 1936: 35,2 % werklozen, met een nog groter percentage zg. burgerwerk. In het burgerwerk heeft een patroon de sluitpost op de bouw.Opzichters werden belazerd niet tot die catagorie van menschen, welke vooraan onder de schilders. Veel schilders beginnen in de crisis- baat bij een vaste kern, omdat dat ‘een eigen chachet’ door een goed blik verf te laten keuren en dan de rest staan in het leven.’124,Maar hoe kan zoo’n groep tijd voor zichzelf. Door de vrije vestiging (tot 1940) aan zijn bedrijf geeft. van de blikken met versneden verf te hebben. Zo’n vakmenschen over ‘t algemeen financieel er slechter was het niveau sterk verschillend. De concurrentie was In het Bouwbedrijf merkt F. Büning op dat ‘het opzichter moest daar alert op zijn.133 voorstaan dan andere groepen?” ‘J.V.’ meent: Men moordend. In Zwolle waren er bijvoorbeeld 80 schil- afdekken van den geheelen gevel met zeildoek’ voor Een aardige annecdote: “Schilders voelden er maar kan te gemakkelijk patroon worden, de meesten dersbedrijven. Verworvenheden in arbeidstijd en lonen Holland ondoenlijk is, ‘ daar hier niet, zooals b.v. weinig voor om zich aan te sluiten bij de bouwvak- kunnen niet rekenen, men kan niet boekhouden, niet worden weer ingetrokken (of men doet het zelf om te in Frankrijk en België, met steigers wordt gewerkt, kers. Bij de vele stakingen in de bouw tussen de beide uitvoeren en tot slot kan men niet spreken en zich overleven). waarover het doek gemakkelijk kan gespannen wereldoorlogen -gemiddeld zo’n honderd per jaar- liep presenteren. In de crisistijd anno 1932 worden gezellen -Werken in tarief: de schilder krijgt een vast bedrag worden.’129 het kleine, maar goed georganiseerde leger van stuka- ontslagen en wordt noodgedwongen zelf patroon, per onderdeel. Rappe schilders (met name als ze goed Ook Hazelzet geeft een beeld van de schilders doors voorop, dan kwamen de grond- en cementwer- zonder daar de capaciteiten voor te hebben. 9 van de samenwerkten) verdienden goed. Maar ook dan kon waaruit blijkt dat de seizoensarbeid niet alleen door kers, vervolgens de metselaars en ergens achteraan een 10 keer gaat dat mis. Om collega’s en de heeren fabri- een patroon het bedrag opeens verlagen. ‘Alleen heel het weer, maar ook door sociale omstandigheden werd paar schilders.’’ 134 Met name in de crisistijd moesten kanten een dienst te bewijzen geeft ‘J.V.’ een overzicht goede nieuwbouwschilders konden er iets mee’ bepaald: ‘Het schilderswerk was in feite seizoenswerk, de schilders wel belazeren omdat ze veel te laag van wat een goede schilder in huis zou moeten Tot in de jaren 1950 was het schildersbedrijf klein- met een tekort aan werk in de winter en topdrukte in inschreven hebben125: Hij ziet een verschil tussen patroons die schalig en besloten meestal waren het eenmanszaakjes de zomer. Dit had zowel met de weersomstandigheden Dit geldt in de grotere steden. De Bond voor meewerken en die niet meewerken, tussen platteland en eventueel een familielid. In 1916: vaste kern van 5 als met de leefcultuur te maken (grote schoonmaak Nederlandsche Schilderspatroons pleitte voor partiële en de stad. In kleinere bedrijven en plattelandsbe- man was een flink bedrijf127 voor Pasen, schoolvakantie in de zomer, beesten op aanbesteding, maar de gemeente en de architect drijven staat de patroon vaak vooraan en moet zelf Profiel van de schilderspatroon128: Hij is een de wei in de zomer). De wintertijd was als vanouds de vonden dat meestal een gedoe.135 het moeilijkste werk doen. Het is zeer gewenst dat de vakman (kent geheimen van verfbereiden, calculeert tijd om verf te bereiden en schoon te maken. Dit kwam patroon een tip-top vakman is, om het werk goed in te uit losse hand); vaste werknemers hebben ontzag voor te vervallen toen de verffabrikanten de kant-en-klare 3.5.2.2.3 schatten, aan te kunnen sturen en het desnoods voor hem (geen gezag. hij werk zelf mee en heeft leerjon- producten ging leveren, maar daar stond tegenover T.o.v. Verfindustrie/fabrikant te kunnen doen ; dat men autoriteit is en de klant of gens in dienst) en hij is niet zakelijk. dat er geen geld werd verdiend met het verfmaken. De directie te woord kan staan en om de kleuren met zorg In de jaren 1930 vinden er lage inschrijving/knoeien duurdere krachten werden in de winter ontslagen. De In het jubileumnummer van Sikkens, in de jaren 1930 te kiezen (zoo, dat alle partijen voldaan zijn’) met materialen/mensen. Het St Lucas wil richtlijnen schilderspatroon bleef achter met zoons en eventueel staat geschreven: Deze slechte organisatie werd ook al door Luijckx maken, maar er zijn geen voorbeelden van bedrijfsvoe- de goedkope leerjongens. Enige verdiensten waren het - producten catalogi genoemd, zij het dat hij het over ambachtsmensen in ringen van schilders waar ze zich op kunnen baseren. schilderen van tuinmeubilair en jalouzieën, binnen- - informatiebladen voor Ind. afnemers (va 1931), verte- het algemeen had. Ook Hazelzet noemt de onzakelijk- In de bijdrage van de Christelijke Schilderspatroons werk en huishoudelijke voorwerpen. In de zomer genwoordigers (vanaf 1933) en schilders (1937). op 14 aug 1925 ‘Na de stakingen in ons bedrijf” wordt moesten naast het opgeleide personeel onbekwame - acties ten behoeve van watersportliefhebbers en ten een oproep gedaan aan de schilderspatroons om niet krachten worden ingehuurd bij gebrek aan beter. ‘ behoeve van architecten. 123 J.V. in ‘Verf en Kleur” augustus 1932, blz.132-134 Nog na de Tweede Wereldoorlog heeft het schilders- - lezingen 124 Noch in de verslagen van kranten, noch op de arbeidsbeurs (tim- ambacht een negatief imago van seizoensarbeid. 130 - films (1937) merlieden, metselaars, stucadoors worden apart genoemd, schilders 126 Hazelzet, 1992 vallen onder de categorie “bouwbedrijven”). Ook bij ‘het overdragen’ 127 Hazelzet, 1992 - vertegenwoordigers werden jaarlijks bijgeschoold. van een nieuw gebouw worden naast de architect , de aannemer en 128 -geen aquisitie, prijsopgaven, aanbestedingen en reclame 3.5.2.2.2 In het jubileumnummer van Molyn & Co wordt de de leverancier van tegels, electra, verwarming etc genoemd, maar schilder in dorp had vaste klantenkring, als hij een goed en betrouw- T.o.v. Andere bouwvakkers participatie van Jaap Gidding genoemd. Gidding zou niet de schilder. Toch heeft de schilder een belangrijke taak, die veel baar vakman was de kleurstellingen voor het Nederlandse interieur zijn zorg vereist. De schilder werkt de ongerechtigheden weg en de zorg -in grotere steden: inschrijven op openbare aanbestedingen (die voor een goede kleur is groot en werkt in hoge mate mee tot het werden gepubliceerd in vakbladen). ‘Van alle bouwvakkers stond de timmerman het meest begonnen te veranderen, ‘door steeds meer mooie, welslagen van het geheel. Ook op de bouw is de schilder ‘“het vijfde -boekhouding was summier, 1x per jaar de rekeningen de deur uit, in aanzien op de bouwplaats. Aannemers en eigenbou- lichte pasteltinten te creëeren’.’Voor vele grote bouw- rad aan de wagen”: hij heeft niets te zeggen, moet zich schikken naar ondanks adviezen in 1916 en 1920 door de bonden. schilders waren wers hadden ook vaak een achtergrond als timmer- werken heeft hij de architecten en de principalen de andere vaklieden die hun werk voor hem moeten doen, inclusief bang hun klanten kwijt te raken. (Hazelzet, 1992) 131 hun werk opruimen. Ook wat betreft betalingen komt hij achteraan. -weinig administratie en ondernemerschap kon met weinig con- man’ Dit geldt in de grotere steden. Schilders terzijde gestaan met zijn kleur-adviezen.’ Dit wordt De oorzaak hiervan kan volgens de auteur zijn: de schilder is arm. En currentie, gedegen vakkkennis en nijvere arbeid. In de jaren 1930 de meesten zijn te afhankelijk van hun werkgevers om redelijk voor ontstond grote concurrentie door de crisistijd. hun rechten op te komen en krijgt van lievrlee het idee dat dat er nu als in 1935 een saneeringsactie wordt uitgevoerd blijken die enkele eenmaal bij hoort. bedrijven die mee kunnen doen: bedrijfsresultaten niet gesplitst, 129 Het Bouwbedrijf, No 6, Juni 1925, blz.161-162, ’De techniek van en grondwerkers stonden onderaan in de hierarchie. 125 ‘-de eigenschappen, welke een patroon behoort te bezitten kostprijsadministratie niet , loon eigenaar/familie ontbreekt; het huisschilderen. Buitenverfwerk’ door F. Büning 132 Hazelzet, 1992 -het aannemen van groote en kleine werken verhouding lonen: materialen (normaal 3:1) vaak 2:1 of minder, 130 Vermey, Eisma, 1999 133 Hazelzet, 1992 -het uitvoeren van groote en kleine werken accountants worden niet gevraagd (men doet alles zelf) geen vaste 131 (citaat blz. 198, oorspronkelijke bron: Serrurier,de toestand der 134 Hazelzet, 1992 -het niet uitgebreide, maar toch hoognoodige boekhouding.’ richtlijnen calculeren en na-calculeren. Hazelzet, 1992 werklieden in de bouwbedrijven te Amsterdam, 19-21). Opperlieden 135 Hazelzet, 1992 3 186 3 187 Schilderspraktijk 1918-1940: Schilderspraktijk 1918-1940: technieken en grondstoffen technieken en grondstoffen 3.5 3.6 De schilder van 1918-1940 De architect

ook enthousiast vermeld door Rijgersberg, 1938 fabriek aangemaakte loodwitverf te kopen, raakten ze Binnen het bouwproces en de chemische industrie 3.6.1 Na de oorlog zou uit Amerika ‘de vraag naar en enigszins gewend aan het nieuwe fenomeen. Loodwit heerst er een dédain tegen het ambacht. T.o.v. de schilder de bevrediging door colour-conditioning’ naar in stofvorm was, naar bekend was, uitermate schade- Er wordt geschreven over ‘empirische kennis’ Nederland overwaaien (hier doelt ook Oud op in een lijk voor de gezondheid, maar dat verhinderde niet doordat de kennis van vader op zoon, of van patroon J.H.W. Leliman neemt integraal het eerste (en volgens van zijn teksten, behandel bij ‘kleurenleer’) Molyn dat men met tegenzin de in olie bereide loodwit kocht. tot leerling wordt doorgegeven. Dit zou betekenen dat hem belangrijkste) hoofdstuk over uit ‘Volledige & Co beroept zich erop daar al reeds voor de oorlog De argwaan tegen het bereide product was niet geheel de kennis beperkt blijft.Maar op bepaalde gebieden beschrijving van alle konsten, ambachten, hand- studie van te hebben gemaakt. Eigen publicaties (maar onterecht. Verfstoffen kunnen eenvoudig worden is dat inderdaad zo en kan het niet anders.Omdat het werken, fabrieken, trafieken, derselver werkhuizen, die zijn volgens mij van na de oorlog) zijn: ‘Kleur is vermengd met vulstoffen, die wel gewicht maar ambacht uiteindelijk een puur fysieke, menselijke gereedschappen, enz. Ten deele overgenomen uit Karakter” en ‘Kleur in het Bedrijf”. geen dekkracht geven, waar de schilder, maar ook de handeling kent, in het geval van het schildersam- de beroemste buitenlandsche werken. En vermeer- ‘Zodra bijvoorbeeld een textiel-industrie haar architect bij de uitvoering alert op moet zijn noot: Dat bacht: het schuren, plamuren en het aanbrengen derd met de Theorie en Praktijk der beste Inlandsche arbeidsproblemen met het vrouwelijk personeel een gewicht was essentieel omdat verf per gewizht werd van de verflaag. Dit wordt welliswaar versneld door Konstenaren en Handwerkslieden. drie-en-twintigste begin van een oplossing zag verkrijgen door toepas- verkocht. Maar ook de geringere dek- en kleurkracht mechanisch te schuren, spuitplamuur toe te passen, stuk. De bouwkunstenaar of volledige beschrijving sing van de logische principes uit Kleur is Karakter, speelde mee. Tot in de jaren 1950 hoorde het kunnen verf te rollen en te spuiten, maar de handeling vraagt van al het gene wat tot deze konst betrekking heeft. zagen andere, soortgelijke ondernemingen zich als herkennen van vervalsingen nog bij de examens van een intermenselijke actie om op een bepaald moment Met Platen. Te Dordrecht bij A. Blussé en Zoon. 1806’ het ware gedwongen er ook toe over te gaan: onge- het schildersvak Gezel? Meester? op die plek ondergrond en verflaag met elkaar te van J. van Dalen, timmerman en onderwijzer in de twijfeld heeft de verantwoorde kleuren-toepassing in Maar ook de schilder zelf kon de architect of verbinden. Deze handelingen worden zoveel mogelijk bouwkunde op de Dordtsche Teken-Academie, uit de bedrijven geleid tot een sterk verhoogde arbeids- opzichter belazeren. Handboeken laten zien hoe vereenvoudigd en teruggebracht naar 1 laag. Daarmee 1806: “De noodige vereischten van een Burgerlijk productiviteit. Arbeid heeft zijn adelsverheffing verven te onderzoeken zijn op echtheid en vervalsing. treedt een vervlakking op.Het principe blijft dat Bouwkunstenaar of Architect; of Handleiding voor hervonden. Door verf. Door goede, mooie verf, psycho- Bovendien waren er nog veel natuurlijke producten op iemand verantwoordelijk is voor het resultaat en dat de de zulken, die tot Bouwkunstenaars of Architecten logisch-verantwoord toegepast. ‘136. de markt (lijnolie, natuurlijke harsen, aardverfstoffen) kennis van het product moet worden overgebracht op worden opgeleid.” omdat hij meent dat het in feite Fabrikanten zijn niet alleen verfproducenten, zoals die niet constant van kwaliteit waren. Mogelijk speelde de schilder en de architect.Die rol ligt nu bijna geheel nog steeds actueel is en teveel op de achtergrond aan het begin van de eeuw. Zij beschikken over een ook mee, dat de fabriekproducten aanvankelijk met bij de verffabrikant. Ook de fabrikant draagt de kennis raakt. Van Dalen schrijft dat de architect een aantal laboratorium Catalogus voor de Bouwbeurs 1939, 200 name voor bijzondere doeleinden werden gebruikt: de over en houdt tegelijkertijd zijn kennis binnenshuis. disciplines middels oefening hoort te leren, zoals jaar Sikkens, Zij geven adviezen Catalogus voor de beschermende functie (roest, brandwering, houtrot) en het feit dat zij zoveel schilders en architecten onder beeldhouwerij, metselaar, timmerman/schrijnwerker Bouwbeurs 1939. Zij richten zich op de bouwnijver- anti-foulingverven (tegen aangroei) 137 zich hebben, maakt dat hun verantwoordelijkheid (houtdraaien). Bij schilderwerk is dat niet het geval. heid, scheepsbouw, automobielindustrie, lakverwer- groter is dan die van de enkele ambachtsman. Wordt ‘Steenhouden, Smeden, Loodgieten, Leidekken, kende industrieën. Zij gaan kleurpaletten ontwik- Stopverf en Plamuur138 die verantwoordelijkheid voor een groot deel ingezet Verwen en Glazenmaken behoeft een toekomend kelen, in samenwerking met kunstenaars Molyn & Co: om de verkoop te stimuleren, dan is dat advies dubbel. Achitect niet daadlijk aan te leren of te beoefenen; ‘t is Jaap Gidding, voor Tweede Wereldoorlog. Er ligt ook een verantwoordelijkheid tov het milieu en genoeg wanneer hij de materialen en gereedschappen, Doordat er nieuwe producten op de markt komen, 137 1916, Hazelzet, 1992 het welzijn van de mensen. die tot elk ambagt nodig zijn, kent en met derzelver ontstaan er ook onderzoeks- en adviesbureau’s. De 138 Stopverf bestaat uit krijt en lijnolie; die, na met de hand gekneed Ik denk dat een schilder erbij gebaat is om in kleine rechte namen te benoemen weet; dat hij er het waare te zijn, 1-2 dagen moest uitzweten en voor het verwerken moest gewone schilder kan niet meer zelf de verf testen en worden ‘opgewerkt’ met krijt tot de juiste dikte. kring te werken.De bouw vergroot zich, maar wat gebruik van kenne, en zien kan, of het gemaakte werk, kan ook niet meer op de hoogte zijn van alle verschil- -plamuur bestaat uit.....zie receptuur van der Kloes... heeft de schilder nodig om in die vergroting goed te van ieder dezer ambagten, wel in order zij, of er iets lende producten. De fabriekmatig geproduceerde plamuur en stopverf werd regelma- kunnen functioneren? Door alle verantwoordelijkheid aan ontbreke, en waarmede het te herstellen is. tig door Van der Kloes bekritiseerd, maar ook door Kippel. De traditionele chemische industrieën, zoals de ‘machinale’ stopverf werd sterk bekritiseerd door J.M. Kippel bij de fabrikant te leggen? Deze kundigheden verkrijgt de Bouwkunstenaar verffabricage, maakten in het interbellum geen ingrij- “Handleiding voor het verven” 1923 en door Van der Kloes (AV, 1922). door zig, van tijd tot tijd, in de winkels der gemelde pende veranderingen door. Ze bleven hoofdzakelijk Kittel waarschuwt dat de machinale stopverf en plamuur vaak ver- 3.6 De architect werkluiden te begeven, hen met oplettenheid en gebaseerd op natuurlijke grondstoffen. sneden waren met zwaarspaat of glas. een leerzaam oog te zien arbeiden, of door derzelver “versnijden: aanmengen met iets van mindere kwaliteit; verf ver- In de fabrieken is er een standverschil tussen de snijden, met een vulstof vermengen, om het eindprodukt goedkoper handenarbeid aandagtig te bestuderen; de wijze van lakstoker, die ruim 2x verdiende als collega malerij te krijgen” , Van Dale, 12de druk. Versnijden is vaak een vorm van werken af te zien; deskundige bazen, of anders bij of expeditie.(begin jaren 1930, Sikkens) De door de vervalsen. De maatvoering van verf was per gewicht. Sinds men over bekwame knegts te vragen, wat men weten wil, hem is gegaan op de maatvoering per liter wordt verf vervalst door extra fabriek geproduceerde verfpasta’s werden aanvan- vloeistof toe te voegen). uit te horen, of zo zij geheimen hebben in hunne kelijk niet enthousiast ontvangen. Er heerste grote Van der Kloes is eveneens fel gekant tegen de fabrieksstopverf en kunsten, geen drinkpenning te sparen, en langs argwaan bij de schilders, maar ook bij de architecten. plamuur. Bij de toepassing van stalen ramen begrijpt hij echter dat er dezen weg een voorraad van nuttige en noodzakelijke ook een speciale plamuur moet worden ontwikkeld. 139 Doordat de schilders verplicht werden om in de Toch moet ook van der Kloes toegeven dat het niet onlogisch is dat kundigheden te verzamelen.’ de stopverf in stalen ramen en kozijnen andere eigenschappen moet bezitten dan de stopverf voor houten kozijnen. Van der Kloes is een typische materialen-man met grote kennis van 136 blz. 167 Molyn & Co de toepassing in het bouwproces 139 in: De Bouwwereld 26 mei 1920 blz.170 3 188 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 189 Schilderspraktijk 1918-1940: Materialisering van een ideaal technieken en grondstoffen Ir. M.G. Polman 3.6 De architect

Wel moet de architect zelf decoraties kunnen uit onder een architect: 142 Helwig noemt in zijn hoe te gebruiken, erkend-deugdelijke materialen plaatsen die veel te lijden hebben de verf en plamuur- ontwerpen, in ieder geval in ruwe vorm: ‘Het vergroot practisch handboek in 1931 al dat ‘in de architectuur en gereedschappen, en hoe die (en de aangemaakte lagen ‘tot op het hout er afblaren. men kan dit veelal insgelijks de waardij van den Bouwkunstenaar, zo hij meer en meer een streven merkbaar is naar strakke verven) te bewaren ; eene uitvoerige beschrijving opmerken in de nieuwe wijken van groote steden, waar in de schilderkunst eenige vorderingen gemaakt heeft, lijnen en sobere vormen,143 maar hij schrijft ook dat van de behandelingen,; eene aanduideing hoe verf- de zoogenaamde revolutiebouw welig bloeit. Geheel en landschapjes, fruiten en soortgelijke verfraaijingen een interieur ‘alleen door een goede samenwerking werken beter bestand tegen buitenlucht te maken; regels van ramen, dorpels en stijlen van kozijnen of vervaardigen kan. Hier mede kan hij zijne ontwerpen tusschen ontwerper en uitvoerder een waarlijk goed eene aanduideing van de verkeerde praktijken en eene gedeelten daarvan zijn zoo schoon, of er nooit verf opsieren, vermits het bekende spreekwoord: Het gestyleerd kunstwerk kan worden.’ aanduiding van alles wat verder van belang mocht op geweest is. Diy is het gevolg van zinkwitolieverf gezigt wil ook zijn deel hebben, ook in zijn geval worden geacht mede te deelen om tot het welsagen van verven op nieuw hout.’, of zelfs met ‘lijmater en krijt waarheid zegt. Behalven dat, dienst hem zulks ook, 3.6.2 goede verfwerken te geraken.’ (144) en anere kleurstoffen’ op plaats van loodwitolie- om concepten van behangsels, schoorsteenstukken, Handboeken Het bekroonde antwoord is van J.M. Kippel, huis- verf. Ook is het een ‘kwade praktijk, en dikwijls het plafonds enz. te formeeren, of ten minsten om er over en decoratie-schilder te ‘s-Gravenhage. en wordt als geheim van goedkoope aanbiedingen, schilderwerk te kunnen oordeelen, in hoe verre zij bij het werk Het handboek van Kippel laat in feite zien waar de handleiding in 1903 gepubliceerd. te doen uitvoeren door onbekwame, geodkoope werk- voegen, en wezenlijke versieringen aanbrengen; gelijk architect ophoudt en de schilder begint: bij de onder- Kippel schrijft in zijn voorwoord dat hij zich bewust lieden.’ hetgeen soms meer dan helft aan loonkosten hij dan ook geschikt is, om de bekwaamheden der grond. Handleiding voor het huis-schilderen ten heeft beperkt in de hoeveelheid informatie. Ook oplebevert. kunstenaars te beoordelen, die men genoodzaakt is tot dienste van opzichters en bouwkundigen. Kippel, zelf schrijft hij iets over de schilderwereld: ‘Wij stellen ons Bovendien worden de handelingen die tijd kosten, den Schilder-arbeid te gebruiken. Hij behoeft echter huis- en decoratie-schilder ligt een accent in zijn tekst niet voor, dat de inhoud van onze verhandeling ieder zoals stoppen, plamuren, schuren, haaien, bijstoppen geen Schilder in de volkomenheid te zijn; ‘t is genoeg die duidelijk gericht is aan de opzichters en bouwkun- zal bevredigen. Voornamelijk in het schildersambacht niet of onvoldoende uitgeveord.Men kan heel wanneer hij de ruuwe schets van eene goede ordon- digen. Andere handboeken steken ‘direct van wal’ om heeft zoo iedere vakman zijne eigen mening en het makkelijk goedkope, infeieure materialen gebruiken, nantie geven kan.’(140 te ondergrond ‘te lijf te gaan’. valt sommigen wel eens moeilijk ook het goede in eens maar alleen vakmaan zien al spoedig het resultaat Van der Kloes signaleert in ‘Bouwstoffen’ aan, anders opvatting te erkennen; maar wat meer is, wij daarvan, ‘het ziet er armelijk uit’. Kippel laat evenwel oktober 1924, blz. 133 dat de architect en de schilder Anno 1901 schrijft de ‘Maatschappij tot Bevordering hopen het doel van dezen arbeid bereikt te hebben, de prijs die ervoor wordt neergelegd meetellen. 146 meer van gedachten zouden moeten wisselen, hetgeen der Bouwkunst, Afdeeling: ‘s-Gravenhage een n.l., om den bouwkundige, die de uitvoering van Ook de bouwmeester kan meewerken aan het F. Büning citeert in zijn artikelenreeks ‘De techniek prijsvraag uit ‘voor eene handleiding voor het schilderwerken moet contrôleeren, daartoe met meer welslagen van goed schilderwerk door er voor te van het huisschilderen’ op 6 juni 1925: want:, ‘een verven, ten dienste van aankomende opzichters en kennis van zaken in staat te stellen. zorgen dat het te schilderen hout goed droog is, door opstel over het buitenverfwerk, verkeerde besteksbe- bouwkundigen.’ Wij hebben dezen arbeid met eene zekere voorliefde all het timmerwerk op te slaan in goede, droge werk- palingen en vervalschte verfstoffen, onder den titel: Doel van de handleiding is om in beknopten doch verricht, omdat wij die achten in het belang van het plaatsen, zoals bijvoorbeeld deuren die uit een fabriek Ververs en Verfwerk. Door de toepassing van plamuur helderen vorm, aankomende bowopzichters e bouw- schildersambacht, hopende, dat door meer kennis van komen en half geolied op het werk arriveren. in buitenschilderwerk is er bijna geen goed buiten- kundigen grondig te onderrichten in de wijze, waarop dit vak in het algemeen en voor de bouwkundigen in de deuren zouden voldoende geverfd uit de fabriek verfwerk meer te zien, aldus betoogt van der Kloes,; deugdelijke verven worden bereid en deigdelijke verf- het bijzonder, men er toe zal komen om goed schilder- moeten komen, maar ‘op de prijscouranten der verkeerde besteksbepalingen geven de schilder de werken, zoowel voor binne- als buitenwerlken, worden werk te waarderen en de oneerlijke concurrentie, die timmerfabrieken kan men zien, dat het oliën den prijs gelegenheid tot knoeien met verf, zonder dat hiertegen verkregen, wat aan goede samenstellling van verven en dit ambacht veelal triompheert, tegen te gaan, en langs der deuren met 10 cent verhoogt.’ Een winstmarche, kan worden opgetreden. U citeert van der Kloes: behandeling van verfwerken afbreuk doet, en daarom dezen weg mede te werken tot de verdeling van het dus. In de winter en het vroege vorjaar kan men niet “Ik zou het nuttig achten indien over“Ververs en vermeden moet worden.’ Opgenomen moeten worden: ambacht en dat te behoeden voor verder verval. ‘145 buiten schilderen, maar binnen wel. helaas vragen Verfwerk” meer van gedachten gewisseld werd, want de meest gebruiikelijke verven, oliën vernissen enz., Hierin klinkt het ‘individualisme van de mensen de schilder pas in de lente. van al de bouwambachten is dat van den verver voor hunnen eigenschappen, deugden, gebreken, verval- ambachtsman’ waar Luijck over schrijft in weer. Kippel begrijpt heel goed dat de bouwmeester de bouwkundigen het moeilijkst te vatten en in zijn schingen; eene opgave van de gereedschappen en De voornaamste oorzaken van ‘het toepassen van niet met iedere vakpatroon een apart contract af kan geheel te overzien, vooral ook, omdat de beoefenaars verkeerde praktijken’ zijn de onvoldoende betaling sluiten, maar de voorkeur geeft aan één aannemer, ervan, de ververs, bevreesd zijn de bijzonderheden van van het werk en ‘eene gebrekkige kennis van het inge- die de werken op elkaar kan afstemmen.’alle vakken hun ambacht voor de werkgevers te ontsluieren.” keerde besteksbepalingen en vervalschte verfstoffen, onder den titel: wikeld schildersambacht’, ook onvoldoende bekwaam- grijpen in elkaar, van de grondwerker naar de Dit zou kunnen betekenen dat niet alleen de kleur, Ververs en Verfwerk in ‘Bouwstoffen’ , oktober 1924, blz. 133 heid telt mee. Toch is het schilerwerk in Nederland metselaar, de timmerman, de smid, lood- en zink- maar ook het schildersvak geen eenvoudige match 142 ‘Kort geleden heb ik nog onder architect Th. Rueter een geheele beter dsn in de omliggende landen, meent Kippel. werker, leidekker, steenhouwer, stucadoor werken alen étagewoning, in vuren betimmering uitgevoerd, gebeitst.’ schrijft maakt met de architect. schilder Büning op 3 maart 1925 in ‘Het Bouwbedrijf’. De schilder Maar: ’de zware concurrentie en het opdrijven der op dezelfden steiger en helepen gezamelijk het werk voerde uit ‘onder de architect’ of ‘onder de leiding van de architect’ loonen vernietigen het ambacht.’ Doordat nieuw hout te voltooien. Ook deschilder gebruikt de steiger om Van der Kloes signaleert het matige contact tussen correspondentie blz.83.Verf en Kleur jrg 9 nr 3 juni 1932 met het goedkopere zinkwitolieverf wordt geolied, in de lijsten en boeideelenb te gronden, oliën, menieën. 141 ‘Een architect onder wien wij een werk uitvoerden verzoekt mij architect en schilder :.Schilder voeren het werk eenigen stalen te laten zien van paneerwerk. Wilt u zoo goed zijn ons plaats van loodwitolieverf, ziet men na 2 jaar dat op ‘Tot zoover, maar verder is er niet het minste verband eenige inlichtingen daarover te geven. N.M. te S. De redactie vermoedt dat de vrager patineerwerk bedoelt 140 De Bouwwereld 26 mei 1920, blz.163 en betreurt het dat de vraag zo sumier is gesteld. 144 blz.3-4 141 Van der Kloes schrijft ‘een opstel over het buitenverfwerk, ver- 143 blz.20 145 blz.6 146 blz. 121-123 3 190 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 191 Schilderspraktijk 1918-1940: Materialisering van een ideaal technieken en grondstoffen Ir. M.G. Polman 3.6 De architect

tusschen den aannemer en het schilderwerk. veel schilderwerk schromelijk bedorven. Hiermeede artikelen met foto’s over decoratieve schilderstechnie- geven zij hun geld liever uit aan voetbal, bioscoop en Het schilderwerk kan pas worden afgemaakt als kan men de ondervinding opdoen, dat goedkoope ken.149). zeer waarschijnlijk van C.P. Hoek sigaretten) al het overige werk klaar is en het werk is schoonge- werkkrachten soms erg duur kunnen zijn. In dit blad wel enkele particuliere advertenties van hoofdredacteur: Daaf Koens, Gorinchem maakt. Kippel ziet wel de mogelijkheid om gefaseerd Het schildersambacht is in onzen tijd van jagen, schilders (4). en van enkele fabrikanten (Schmull sili- uitgevers: H.P. de Swart & Zoon, Den Haag te schilderen.Zou de aannemer latere gebreken waarin spoedig en goedkoop werk het meest gevraagd caatverf en Ripolin)1925, en wisselend (wel en geen) geselecteerde artikelen: moeten repareren, dan zou hij ook het extra werk wordt, achteruit gegegaan. De liefde voor het ambacht advertenties in 1927. boekbespreking aan de schilder moeten verrekenen. De tekst maakt moest plaats maken voor een zenuwachtig ploeteren Ook de jaarlijkse bouwbeurs in Utrecht wordt Berekening van bouwconstructies door prof. J.G. wel duidelijk dat dat niet gebeurt en dat de schilder om voor minimum-prijsjes veel te leveren, al is het dan genoemd. Op de 12de beurs in Utrecht: staat er 1 verf- Wattjes B.I eerste deel, Eenvoudige constructies. Vijfde somtijds in het uin en de krullen, stof en vuil zijn werk ook nog zoo slecht. De concurrentie bepaalt den prijs fabrikant (van de 44 namen op de bouwbeurs): Ripolin. stuk. informatief stukje, pretentieloos, overzicht van moet uitvoeren. niet alleen, maar in hoofdzaak bepaalt zij het werk, 1925 inhoud en aanbeveling. ‘Voor de uitvoering van schilderwerk heeft de bouw- dat geleverd wordt trots de beste bestekken en voor- In de aankondiging van de beurs in 1927 worden advertenties: meester niets aan den aannemer. ~Hij kan met hem het schriften.’ 147 Er is dus blijkbaar weinig veranderd in geen namen van verffabrikanten genoemd. (zie P. Werre & Co., Veenkade 49-50 schilderwerk noch bespreken, noch regelen; hij staat honderd jaar tijd. ook 3.6.4) no 8 aug 1926 ; A26, (advertentiepagina) ‘s-Gravenhage-telefoon 31875. totaal buiten het vak.’ Gebruikt bij de toepassing van Ostwald’s Kleurenleer verfwaren, japanlakken, vernissen, kwasten, Als de bouwmeester direct aan de schilder het 3.6.3 de origineele ostwald waterverven groote en zoutzuur, carbolineum, teer, motor-oliën en machine schilderwerk opdraagt, kan hij daaraan de som doen Tijdschriften kleine doozen, be- vattende de 12 bekende O.W.- vetten verwerken, terwijl de aannemer zal trachten aan het kleuren. Ook verkrijgbaar in poedervorm. Busjes à Verfspuit-machines en onderdeelen. uit voorraad schilderwerk te verdienen ‘en stelt den goedkoopsten In de bouwwereld is er aandacht voor de verfspuit: plm. 50 gram. watervaste inkten in flacons à 20 gram. leverbaar. H. Hennings Rotterdam. West-Kruiskade 10 schilder aan den bouwmeester voor.’ Als dan ook de Demonstratie van lak- en verfspuiten in het vraagt offerte Alleenverkoop voor Nederland: tel 9048 schilder aan het werk wil verdienen, gaat hij bezui- Nijverheidslaboratorium te Delft.148 b.visscher Middellandstraat 101 Rotterdam recensie Beenderlijm leveren wij U 200 K.G. à f 35.-; 100 nigen op het werk of op de materialen. ‘In verband ‘Het Bouwbedrijf’ bestudeerd zijn de jaargangen 28-10-27: ‘warenkennis en technologie, door dr. J.F. van ““-19.- 50 ““- 10.- Monsterzending niet minder dan 25 daarmede moet men niet uit het oog verliezen, dat 1925, 1926 en 1927. Os, deel III waarin opgenomen: hars en terpentijnolie, K.G. à f 5.25 Franco boot of spoor, incl. zak, Utrecht. het schildersambacht in de uitoefening moeilijk is te Er wordt regelmatig aandacht besteed aan schilder- kunstharsen, lak, verfpigmenten, verven en lakken. Aan onbekenden uitsluitend ond. rembours. N.V. contrôleeren.’ hetgeen de ‘verrassende inschijvingen werk: De schilder F. Büning heeft een serie artikelen Het boek wordt positief ontvangen. Monopol Catharijnesingel 181 - Utrecht voor het schilderwerk te danken zijn’ van prijsver- over schilderwerk. ‘De techniek van het huisschil- Prof. Ir. R.L.A. Schoemaker 2 sep 1927 blz. 423 Beenderlijm wordt gebruikt om muurverf mee te schillen van 50% of meer. deren’ Ook schrijft hij een recensie over het handboek besteedt ook aandacht aan de kleuren als hij verslag bereiden. Het ligt in de lijn der verwachting dat dit Kippel pleit dan ook voor een vernadering van de schilders van Bartels en Meere, waarin hij het boek doet van zijn bezoek aan ‘de Woning’ tentoonstelling voor de doelgroep van dit blad wordt geadverteerd, gangbare wijze van aanbesteden. aanbeveelt. Ook lanceert hij ideeën als dat met in Stuttgart. omdat het platteland langer doorgaat met het zelf Ook onderhoud is in het belang van het schilder- andere steigers doek zou kunnen worden gespannen, Artikelen van Theo van Doesburg. bereiden van verven. werk van belang. Het jaarlijks nazien zou zinvol waardoor de schilder bij felle zon door zou kunnen ‘vademecum der bouwvakken’ Centraalblad der Bouwbedrijven voor Nederland en en kostenbesparend zijn. het liefst in de maanden werken. De sterkte van de verf vindt hij belangrijker juni 1928: laatste nummer na 431/2 jaar, dwz start: Koloniën augustis of oktober, na de warme zomer en voor de dan de gezondheid van de schilder, als hij over de 1885 in de redactie zitten architecten, waaronder Jan natte winter. Afschrappen van losse verf, bijgronden toepassing van loodwitverf schrijft. het bouwkundig weekblad verschijnt voor de archi- Wils, maar ook Z. de Nooy, Mr. schilder, en twee leraren en bijschilderen. (altijd gehele dorpels, regels, etc). In de rubriek ‘prijzen bouwmaterialen’ worden geen tecten bna MTS te Utrecht. voorbeelden; 1921-01-08; 1921-01-15 Vervolgens behoort het verniswerk nagezien en zoo verfmaterialen opgenomen. In de rubriek over uitge- het bouwbedrijf wordt steeds meer het blad der Ook voor de architecten wordt er in de vakliteratuur noodig gepolijst of schoongemaakt en overgevernist te brachte literatuur (in het nederlands, frans, duits en afdeling bouwkunde der technische hoogeschool aandacht besteed aan het schilderwerk. worden. Dan blijft het schilderwerk er frisch en onder- engels) is er aandacht voor interieurs, kleur en exteri- het polytechnisch weekblad omvat in het algemeen bijvoorbeeld: houden uitzien.[] Als men het hout en ijzer onder de eurs, en het bauhausbücher e.d. alle bouwtechnische bijvakken Zwiers,L., Kleine woningen, Amsterdam, 1923. verf houdt, rot en verroest het niet’ Het bouwbedrijf heeft vanaf 4 februari 1927 in de Het Vademecum der bouwvaken was mn de laatste Zwiers besteedt aandacht aan Schilderwerk (verf- Ook Binnenschilderwerk beheoft onderhoud, al kan rubriek ‘Technisch Nieuws voor het Bouwbedrijf’ jaren het vakblad bedoeld voor hen die niet vereenigd stoffen en uitvoering) en Beitswerk. De literatuur het veel langer standhouden. het beterft dan met name zijn en de aankomende vakgenoten. waarnaar hij verwijst is: C.P. van Hoek: Het technisch de onderdelen als dekstukken, regels van ramen enz. Vooral in de kleinere steden en te platteland vormen Schilderen en Huisschilderen, Ernst Gerhardt: ‘Na enige jaren kan het ook noodig zijn, geverniste 147 blz 124-131 deze categorie een aanzienlijk kwantum beoefenaren Baustoffkunde en prof. J.A. van der Kloes. houtwerken af te polijsten en over te vernissen, in één 148 Men is van plan om door middel van een demonstratie de aan- der bouwkunst dacht te vestigen op de voordelen, die er verkregen kunnen worden woord men meoet het niet laten verarmen. geschil- door het gebruik van verf- en lakspuiten (-pistolen) , o.a. geen dure Vroeger vormde de jeugd een aanzienlijk deel (nu Zwiers, L. Handboek der bouwstoffen. Handleiding derde muren en plafonds moet men, als het noodig is, kwasten en geen geschoold en duur personeel meer nodig. directeur voor de praktijk en ten dienste van Nijverheidsscholen. schoon laten wasschen door den schilder. H. Grevers nodigt technische bureaux uit die de apparaten in de han- gebruikt door: metselaars, timmerlieden, loodgie- Door onbekwame handen wordt door schoonmaken del brengen en hen, die belang stellen (scheepswerven, constructie ters en een ieder die in het bouwbedrijf werkzaam is. werkplaatsen enz). blz. 150 149 Tiffany, Uitgewischte schablonen. 2-9-1927, blz.430 3 192 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 193 Schilderspraktijk 1918-1940: Materialisering van een ideaal technieken en grondstoffen Ir. M.G. Polman 3.6 De architect

Leiden, 1924. - pigmenten, japanlak154 - Belang van goede grondlaag en dekverf “156 Deze aanwijzing zou ik een pleidooi kunnen Hoofdstuk X. schildermaterialen, XI uitvoering - beschrijving te summier 155 - Bestek. 157 noemen voor goed schilderwerk, maar ik herken er schilderwerk. XII Beitsen en beitswerk Tabel XLII - Aluminiumverf. 158 nog iets wezenlijks in. Namelijk: dat een architect Verfsamenstelling (in K.G.) XLIII Benoodigde hoeveel- - Architect verstrekt het bestek 159 mogelijk niet alleen moeite heeft met kleur, maar ook heid grondverf en plamuur per M2. XLIII Benoodigde zijn verbeterd met de nieuwe pigmenten loodwit met titaanwit met schilderwerk. Het is alsof hij zich bij de allerlaatste (loodtitanaat), ‘De tint is weliswaar niet fel wit, maar meestal wordt 150 hoeveelheid verf voor afschildering per M2. wit toch met een weinig oker of zwartsel bijgetint. Wordt helder wit stap terugtrekt. De schilder is de laatste schakel in Het Bouwbedrijf: serie artikelen ‘De techniek van gewenscht, dan is antimoonwit-titaanwitmengsel een beter resultaat over’ het bouwproces. Alle fouten die zijn gemaakt worden het huisschilderen’ door F. Büning (1925) bereikbaar dan met lood- of zinkwit, hoewel de duurzaamheid van 156 blz.336 Net zoals in de schildervakboeken benadrukken de aan hem geopenbaard: hoe het plan van de architect het lichtgele loodtitanaat daarmede niet geheel bereikt wordt.’ schrijvers het belang van een goede grondlaag, als het fundament Het Bouwbedrijf, in de serie “technisch Nieuws voor 154 Ondanks de verbeterde duurzaamheid van de hierboven ge- van het schilderwerk. Niet het gronden, maar het voorbehandelen is uitgevoerd, in materialiteit en in bouwproces. Als het Bouwbedrijf’ artikelen over decoratietechnieken. noemde kleuren behoort groen nog steeds tot de duurzaamste verf- van het hout alvorens de grondlaag kan worden aangebracht is het er fouten zijn gemaakt, moet (of kan) de schilder die Onze Bouwmaterialen, artikelen door J.A. van der soorten. Specifiek: Vooral de combinatie met Bremergroen (koperhy- allereerste begin. Stoppen en plamuren dient nader benoemd te zien op te lossen. Dat geldt ook voor het bouwproces. droxyde), ondanks de in groen aanwezige blauwe verfstof Berlijnsch worden, afhankelijk van de verdere opbouw van de verflagen en Kloes blauw, welke evenals ultramarijn niet bestand is tegen atmosferische van de capaciteiten van de schilder die het uitvoert (volkomen glad Als anderen nog bezig zijn, moet de schilder het maar Bouwstoffen, artikelen door J.A. van der Kloes invloeden. De enige jaren daarvoor in Engeland ontdekte nieuwe plamuren vraagt een groot vakmanschap). Het in de verf schuren, zien te rooien. Terwijl zijn werk juist een schoon opge- blauwe verfstof ‘Monastral Fast Blue’ is bestand tegen zure en overgronden en afverven is niet alleen een chronologische reeks leverde ruimte vraagt, waarin alle overige acties zijn basische stoffen in matige concentraties en beter weersbestendig. handelingen, maar afhankelijk van de toestand van de ondergrond 3.6.4 volbracht. Dit MFB gemengd met chromaatgeel geeft zeer sterke groensoorten en het gewenste eindresultaat. Voor het afverven, het aanbrengen Beurs (hoewel niet in alle tinten). Roode verven zijn zeer duurzaam als van de dekverf is alle zorg vereist. De dekverf moet de sterktste laag Om perfect schilderwerk af te leveren moet een goed lichtechte organische kleurstoffen met basisch loodchromaat van het beschermend geheel zijn en zij moet het decoratief effect architect zijn bouwmaterialen door en door kennen. In de Catalogus voor de Bouwwereld 1939, geven de of met het molybdeenhoudende chromaatoranje worden gemengd. brengen. Dat vraagt in de uitvoering een stofvrije ruimte. Voor Hij moet het bouwproces tot een goed einde gebracht Chromaatgeel en zwart hebben eveneens neen uitstekende duur- buitenwerk moet rekening worden gehouden met de weersgesteld- verftechnische onderzoekers Dr. J. Rinse en W. Dorst zaamheid, dus ‘thans kunnen alle hoofdtinten toegepast worden heid en de weerverwachting. Door hier de nodige aandacht aan te kunnen hebben. Hij moet het geduld hebben om het uit Haarlem ‘Aanwijzingen voor het uitvoeren van voor buitenverven.’ Dit betekent dat de architect aan het eind van besteden, worden moeilijk te herstellen teleurstellingen voorkomen. juiste weer te hebben voor het buitenschilderwerk. Hij verfwerken’.151) de jaren 1920-1940 een ruimere keuze tot zijn beschikking heeft wat De schrijvers benadrukken nogmaals: “De aan de dekverven te stelen moet de wensen van de gebruiker kennen om de juiste betreft sterke (duurzame) verfkleuren, met name voor het exterieur eischen mogen niet beperkt blijven tot “eerste klas”, “van goed Rinse en Dorst hadden het laboratorium van de (want voor het interieur zijn verfkleuren minder kwetsbaar). bekend staande fabriek”, en dergelijke. De architect stelt ten aanzien toplaag aan te brengen. verffabriek Pieter Schoen verlaten, en hun werk zou Ook het bindmiddel maakt een belangrijke ontwikkeling door. (zie van nagenoeg alle bouwmaterialen goed omschreven eischen, doch Er heeft zich een nivellering voorgedaan waarin vele jaren op verzet hebben gestuit van de verfindu- vraag 1) een der belangrijkste bouwstoffen, de verf, wordt in het bestek niet elke verflaag op alle ondergronden kan worden aange- strie, Vereniging van Vernis- en Verffabrikanten152 De verven worden verbeterd, maar er is wel een belangrijke tendens met die zorg behandeld, welke voor goed werk noodzakelijk is. bracht, ongeacht het vakmanschap van de schilder, dat de verffabrikant steeds belangrijker wordt. Interessant daarbij De dekverf moet boven alles duurzaam zijn in de omgeving waar Zij adviseren o.a. bij projecten van J.P. Kloos, gepu- is dat een deel van het ambachtsschap wordt overgenomen door de zij wordt toegepast. Daarnaast komen het decoratief effect en de het stof in de ruimte, het weer. De mogelijkheid om bliceerd in De 8 en Opbouw, 1940 wetenschap. Die wetenschap richt zich naar de industrie, waardoor verwerkbaarheids-eischen heel speficifiek dat type verf voor die en die onder- In de tekst schrijven ze over: er belangrijke economische tendensen ontstaan. (Er speelt natuurlijk 157 blz.337 In het bestek dienen die eischen voor ieder geval te grond in een bepaalde verflaagopbouw te maken is meer mee in de economische tendens maar ik denk dat dit aspect er worden opgenomen, waardoor de grootste levensduur gewaarborgd 153 - ontwikkeling verfproducten een is). wordt: goede hechting, glanshoudendheid van glansverven, taiheid, vrijwel uitgeschakeld. De verffabrikanten hebben alle Vervolgens richt het stuk zich op de rol van de architect: hardheid en kleurechtheid zijn o.m. factoren, die hem bepalen. kennis en macht in handen, controle doen zij zelf of Als een architect een bestek opmaakt voor het schilderwerk is hij Hierbij komen de eischen voor goede vloeiing, het opdrogen tot een moet door een kostbaar onderzoeksinstituut als TNO geneigd een vorig bestek te nemen en dat over te nemen, met mis- niet bonte, glanzende, niet wazenden verflaag. enz 150 voor de laatste 2 tabellen gaat hij uit van de proeven van C.P. schien een enkele wijziging doordat hij slechte ervaringen heeft met 158 blz.338 Bij het verven van ijzerconstructies wijzen de auteurs gebeuren. Als de liefde uit het vak verdwijnt, dan heb van Hoek in een uitgave van verffabriek “De Veluwe” te Nunspeet, een bepaald product of zich door een vertegenwoordiger heeft laten op het belang van bescherming van het materiaal, omdat het anders je er geen feeling mee. Dan wil je ook zo snel mogelijk de verf is Veluvineverf. Zwiers noemt als extra factoren: een ruwe overtuigen om een nieuw product toe te passen. meteen gaat roesten. De voorbewerking is hier van essentieel belang. iets anders (in deze tijd van cosmetische chirurgie ondergrond en rekent voor 1e klas werk 4 manuur per M2, 2de klas Het meest voorkomende besteksvorm spreekt voor houtwerk van: Zij wijzen op het dilemma, dat in fabrieken vaak transportverven 3 uur, 3de klas 2 uur en 1e klas 1 uur per M2. (31 kleuren: 7 groen, 6 ‘gronden, stoppen, plamuren, in de verf schuren, overgronden en worden aangebracht, van bedenkelijke kwaliteit die er echter op de denk ik dat het uberhaupt bijna onmogelijk is om de geel, 3 bruin, 3 rood, 2 wit, 2 zwart, 2 blauw, 1 grijs, 1 matwit, 3 vloer- goed dekkend af te verven met standolieverf of Japanlak, van eerste bouwplaats weer moeilijk te verwijderen zijn. Bovendien is het aan- verfhuid te koesteren). Dan is een schilder gauw te verven: bronsgroen en 2 bruin. kwaliteit, in op te geven kleuren.’ brengen van goede verfilmen (met de kwast, de spuit of door middel duur. Want de verf komt er net zo snel weer af. 151 blz. 335-339 155 blz.336. Vaak wordt het merk Japanlak genoemd en de bepa- van dompelen) werk dat door de schilder-vakman moet geschieden Het is interessant om te zien of Duiker in zijn 152 Vlieger, de, 1993 ling opgenomen ‘dat het fabrikaat der verf ter goedkeuring van de en niet door een leerjongen in de constructie-werkplaats. Ook bij het 153 blz. 335. Ten eerste beschrijven zij hoe de verfproducten een ont- directie moet zijn.’ verven van ijzercontructies moet er een goed inzicht zijn in de om- filosofie dat hij slechts voor 50 jaar bouwde, ook een wikkeling doormaken die de ouderwetse, zelf bereide olieverven van De schrijvers wijzen erop dat die beschrijving onvolledig is , waar- standigheden, waaronder geverfd moet worden en de te verwachten minder duurzaam verfsysteem koos, en/of juist experi- de traditionele schilder overstijgen. Dit is te wijten aan de nieuwe door er ten nadele van het werk of van de schilder vele geschilpunten aantastingen om de juiste verfsamenstelingen te kunnen bepalen. mentele kleuren. producten (bindmiddelen, pigmenten) maar ook aan de bereiding, op kan leveren en dat het geen waarborg is voor goed werk. Treft de Interessant is de volgende opmerking: ‘In het algemeen zal de be- ‘die een wetenschap is geworden welke in speciaal daarvoor geoutil- architect geen goede schilder, dan zal dat ten nadele van het werk schermingsfactor het belangrijkste zijn, waarbij wel eens offers aan Pas na de Tweede Wereldoorlog komen er modelbe- leerde fabrieken in practijk wordt gebracht.’ zijn. Treft de architect een goede schilder, dan zal hij het werk naar het aesthetische deel gebracht zullen moeten worden. Zoo valt het stekken. In het algemeen bestaat een goed bestek uit: Als verworvenheid van deze ontwikkeling bezitten de verven een beste weten uitvoeren en trachten zijn reputatie te behouden. Dat plamuren van ijzerwerk buiten in het algemeen gesproken te ontra- 1e Omschrijving van de verschillende werkwijzen langere levensduur, maar ook de kleuren zijn kwalitatief beter: ‘ gaat echter vaak ten koste van de kwaliteit van het werk, er kan den. Waar de decoratieve eischen op den achtergrond staan, kan met groene, gele, zwarte en roode tinten gaan langer mede dan witte dan geen rekening worden gehouden met alle onderdelen, zoals de voordeel gebruik gemaakt worden van ijzerglimmer en aluminium- van de onderdeelen. of van wat afgeleidde tinten’. Die witte of van wit afgeleide tinten behandeling en de producten die voor de verschillende houtsoorten verf en combinaties daarvan.’ gaven tot voor kort nog grote moeilijkheden, schrijven zij, omdat het meest geschikt zijn, ten koste van de kwaliteit en de duurzaam- 159 blz.338 ‘De architect verstrekke in zijn bestek die gegevens, de gebruikte zinkwit- en loodwitverven na enkele jaren barstten, heid van het schilderwerk. Met andere woorden: ‘De omschrijving welke voor de keuze van een verf noodig zijn, dit geldt dus zoowel hun glans verloren en ‘krijten’ (=afpoederden). De witte kleuren van het schilderwerk laat in de meeste bestekken veel te wenschen voor de invloeden waartegen de verf weerstand moet bieden, als voor de omstandigheden, waaronder gewerkt moet worden. 3 194 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 195 Schilderspraktijk 1918-1940: Materialisering van een ideaal technieken en grondstoffen Ir. M.G. Polman 3.7 Conclusie

2e Omschrijving van de aan de verven te stellen Uit de grote hoeveelheid informatie komen de meer status binnen de maatschappij. ter hand hebben genomen. De verfindustrie ontwik- eischen. volgende lijnen naar voren over de verfproductie, het De periode 1890-1910, dus parallel aan de mechani- kelt zich parallel aan de bouwindustrie. 3e Uitvoeringsvoorschriften (zoals: bepalingen schildersambacht en de schildersopleiding. satie, vindt er voor de ambachten een achteruitgang Dat wil zeggen dat met name de mechanisatie van omtrent reinigen ondergrond, omstandigheden plaats ten opzichte van de fabrieksnijverheid. Dit zet grote invloed is, en dat de grondstoffen nog groten- waarin wel of niet gewerkt mag worden, wijze van Verf zich daarna langzaam voort. deels natuurlijk (traditioneel) zijn. De ontwikke- aanbrengen (spuit of kwast), gebruikmaking van De Nederlandse verfindustrie heeft o.a. haar wortels Voor de schilders zijn de mechanisch aangedreven lingen zijn al gaande, maar de vernieuwingen, met steigers, brandgevaar, vakkundig personeel etc.. in de verfmolens die verfstoffen vermalen en verhan- molens te groot en te duur. Zij gebruiken nog steeds synthetische grondstoffen, zullen pas na de Tweede Aanvoer, keuring, opslag en verstrekking van verven; delen; de schilders die gezamenlijk vernis gaan stoken; de wrijfsteen en de molen. De schilders zijn van huis Wereldoorlog gangbaar worden. In deze ontwikke- beperking van toevoegingen, de kleurenkeus, het de ondernemers die verfproducten verkopen en de uit opgeleid om de verfstoffen te controleren. Zij lingen spelen niet de bouwkundige ingenieurs een rol, opzetten van proefstukken enz. Voor de administra- drogisterijen. zijn argwanend om strijkklare verven te gebruiken. maar de chemisch ingenieurs. tieve bepalingen zal grotendeels van het hoofdbestek De periode 1890 -1918 betekent een natuurlijk Bovendien gebruiken fabrikanten allerlei fantasie- gebruik gemaakt kunnen worden. breukvlak in de chemische industrie in Nederland. namen voor hun producten. Typische Producten Begroting wordt gesplitst in drie gedeelten: Het peil van de chemische wetenschap in Nederland De schilder is een individualist. In de jaren 1950 Tijdens het interbellum is de Japanlak populair, 1. werkloonen 2. verfproducten 3. sociale lasten, risico’s, stijgt in de laatste decennia van de negentiende vormen de ambachtslieden nog altijd een steunpilaar vanwege de hoogglans die in de kleurlaag kan worden gebruik gereedschappen en winst. Kostenverhouding eeuw aanmerkelijk en het aantal wetenschappelijk voor de maatschappij. Kenmerken van de ambachte- bereikt. De hygiënische koudwaterverf wordt door producten-loonen en verdere kosten 25% producten, geschoolde chemici dat in de industrie werkzaam is lijke arbeid zijn vakbekwaamheid en een betrekkelijke de architecten geprefereerd boven het onhygiënische 75% loon en overige kosten indien betere producten neemt toe, er vinden grote wijzigingen plaats in de grote mate van zelfstandigheid. Nadeel van het indi- behangsel. worden gebruikt, betekent dat in het onderhoud, bij procestechnologie dankzij een aanzienlijke schaalver- vidualisme is dat ze zich niet organiseren waardoor ze Gezien de beperkte kleurkeuze van de Japanlak en verdubbeling van de levensduur, een besparing van groting en een nauwkeurige beheersing van het proces. zwak staan in tijden van crisis. Dat geldt zeker voor de de traditionele aard en natuurlijke achterdocht van 75%. De Nederlandse ondernemers richten zich meer en schilders. de schilders, zal er nog wel veel op het werk gemengd meer op het buitenland. zijn. (afb.137, 138) Keuring van verven 160 Ook in de verfindustrie doen chemici hun intrede. Opleiding schilders In de vroege periode lijkt met name de mechanisatie Met het verval van het ambacht en de afschaffing een rol te spelen. De windmolen in het laatste kwart van het gilde in 1798, is het steeds meer bergafwaards 160 blz.339. Ook de aandacht voor het schilderwerk in de vorm van van de negentiende eeuw worden vervangen door gegaan met de opleiding, die intern bij een schilders- de keuring van verf schiet tekort: deze wordt vaak overgeslagen. Vaak blijkt na 2 of 3 jaar dat er al moet worden overgeverfd. Schilders stoommachines en motoren die worden aangedreven baas werd genoten. en fabrikanten schuiven de verantwoordelijkheid (de garantie op door gas, olie en tot slot door de electrische motor. Eind negentiende eeuw vindt er een ommekeer het schilderwerk) naar elkaar toe. Daarom is goed toezicht tijdens de Voor de verf industrie betekent de verdere ontwik- plaats in de scholing en worden de eerste schilder- uitvoering van een vakkundig opgemaakt bestek en keuring van de materialen van essentieel belang. keling van de mechanisatie een verdere ontwikkeling scholen gesticht. Positief zijn de oprichting van de De schrijvers, die zelf een keuringsbureau hebben, wijzen op: van het fijner malen van verven. Nationale Schilderschool in 1922 op initiatief van de 1e Technische keuring (op verwerkbaarheid, droogtijd, vloeiing, De chemici buigen zich over de chemisch te Bond van Nederlandsche Schilderspatroons, en later glans, hardheid, fijnheid, homogeniteit van tint, uitstrijkvermogen, dekken vermogen etc,) vervaardigen processen, maar de vernissen worden de leerlingopleidingen. En het in grote oplage en 2e Physische keuring (op duurzaamheid, glansverlies bij expositie, nog ambachtelijk gestookt. De grondstoffen zijn nog goedkoop verspreiden van leerboeken. barstvorming, krijten, afbladderen, soortelijk gewicht, viscositeit, grotendeels natuurlijk. Ook de organisatie van het bedrijf krijgt nu de wateropname en doorlaatbaarheid, filmdikte, rekbaarheid, licht- echtheid enz.) De werkelijke omslag zal na de Tweede aandacht. De schilders moeten mee met de moderne 3e Chemische keuring (deze omvat gehalte verfstof, gehalte bind- Wereldoorlog plaatsvinden, mede gedwongen door de aanbestedingen en bedrijfsvoering. middel en vluchtige bestanddelen en de kwalitatieve en kwantita- oorlogen en de crisis. De nieuwe, sneldrogende cellulo- tieve samenstelling van deze drie hoofdbestanddeelen en in speciale severven en de verfspuit zijn nog in een beginstadium. Architect en schilder gevallen de bestendigheid tegen chemicaliën).. Tot slot schrijven ze dat niet iedere verf op alle genoemde eigenschappen onderzocht De ontwikkeling van de verfindustrie, mede door de Het schildersambacht hoort, in tegenstelling tot behoeft te worden. De keuring geschiedt in goed-ingerichte labora- invloed van de auto-industrie- in Amerika wordt door het timmerambacht en het metselaarsambacht niet tot toria die zowel over de noodige apparaten en geschoolde analysten de chemici gevolgd. de kern van het bouwbedrijf, maar is ermee verwant. beschikken als over een behoorlijk geoutilleerde schilderswerkplaats met vakkundig personeel. ‘Wanneer ergens wetenschap en practijk Na de Tweede Wereldoorlog zullen de verven genor- Daardoor vindt er geen doorstroming plaats binnen hand in hand moeten gaan, dan is het hier het geval. Het heeft geen maliseerd worden. het bouwbedrijf, zoals binnen de kern mogelijk is. zin om een onverwerkbare of niet drogende verf nauwkeurig te ana- De architect heeft van oudsher minder affiniteit lyseren en ook zal een ondeugdelijk samengestelde verf niet aan een langdurige expositieproef onderworpen behoeven te worden.’ De Schildersambacht met het schildersambacht en hoeft zich er ook niet onderzoeken kunnen eveneens bijdragen aan een verdere ontwikke- De gilden hebben hun bloeitijd in de 14de en 15de praktisch in te bekwamen. Toch werken de schilders in ling van de verven. Tot slot benadrukken de schrijvers het belang van eeuw. Daarna neemt de macht af en in 1798 worden opdracht van de architect. De schilders zullen niet zelf het volgen van de juiste handelswijze en de allerbeste materialen te de gilden afgeschaft. De ambachtsman verliest steeds de kleuren hebben bepaald, maar wel de verwerking gebruiken als het om verfwerk gaat 3 197 Schilderspraktijk 1918-1940: technieken en grondstoffen

102-107

102 ‘Oxydeerkamers - Inhoud 25 à 30,000 K.G. per kamer.’ 103 ‘Maal-inrichting en wasscherij- Kapaciteit 12 à 20,000 KG, per dag.’ 104 ‘Stofvrije Vul-apparaten. – Kapaciteit 12,000 K.G. per dag.’ 105 ‘Loodwit-in-olie-malerij – Kapaciteit 14,000 K.G. per dag.’ 106 ‘Terrassenmolen’ 107 ‘Menie-oven’ 3 198 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 199 Schilderspraktijk 1918-1940: Materialisering van een ideaal technieken en grondstoffen Ir. M.G. Polman

108-113 114-116

108 G.M. Boks en Co, verffabriek Hecla Terwolde, afdeeling export. 111 F.Alberdingk. Kuiperij. 114 Verfstoffenfabriek ,,Holland”, voorheen Dr. Remmert & Co 109 Offers en Veder, verffabrikanten te Rotterdam, twee der 112 Firma R.Kranenburg, Groningen. De lagering der lakken. te Apeldoorn. Een hoekje van het technisch laboratorium. nieuwe walsmachines in de nieuwe fabriek. In een der laklokalen. 115 N.V. ,,Le Ripolin Amsterdam-Parijs-Londen. Deel der inpak- 110 F.Alberdingk & zonen, oliefabrikanten te Amsterdam. 113 Kranenburg de lakfabriek aan den Peizerweg – afdeeling. fabriek Brouwersgracht. Buitenaanzicht. 116 Le Ripolin. Een der molenkamers. 3 200 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 201 Schilderspraktijk 1918-1940: Materialisering van een ideaal technieken en grondstoffen Ir. M.G. Polman

119-124 125-130

119-130 Advertenties in Bartels/Meere (1925) 119 De drie molens, Zaandam 125 De Vries & Sändker, Amsterdam; Smüll & Zn, Amsterdam 120 H.Vettewinkel & Zonen, Amsterdam 126 Jan van Kleef , Utrecht 121 N.V. Ludwig & Max Levens’s verffabrieken (Schilderbijenkorf) 127 Hydrant, Groningen; Kluwer 122 Pieter Schoen, Zaandam en j. de Waal, 128 Ed. Schaepman & Co, Zwolle; Tigroline, Amsterdam 123 Les Fils Lévy-Finger, Amsterdam 129 Kluwer 124 Offers & Veder te Rotterdam, Motshagen, Hilversum 130 Gerretson & Co 3 202 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 203 Schilderspraktijk 1918-1940: Materialisering van een ideaal technieken en grondstoffen Ir. M.G. Polman

136

117-118

131, 132

131 ‘De ambachtschool in Den Haag aan het begin van de 20ste eeuw. De jongsten op de voorgrond bereiden verf. Meer gevorderden zijn rechts aan het ontwerpen en letterschilderen. Links zijn de meest gevorderden aan het marmeren. Op de ladder staat J.A.P. Meere, de latere directeur van de Nationale 117-118 advertenties in De 8 en Opbouw. Schilderschool’ (en auteur van diverse vakboeken). 117 Terranova. 132 De Nationale Schildersschool. ‘In 1925 kwamen houten en 118 Hasco relief. marmeren op het programma van de Nationale Schildersschool. 136 Doelfray’s Schildersblad. mei 1939. no 5 dertiende jaargang. De resultaten waren te zien op de tentoonstelling van Aandacht in het schildersblad voor architectuur. werkstukken, die in dat jaar voor het eerst werd gehouden.’ 3 204 Schilderspraktijk 1918-1940: Deel B technieken en grondstoffen Case Studies

133-134 Jaarboek 1927 VANK. 133 cover. 134 Ornamentale schildering 135 Decoratief panel 4 Kleuronderzoek 4 209 Kleuronderzoek 4.1 Inleiding

Dit hoofdstuk vormt de aanleiding en de kern van Het is een interdisciplinair3 en multidisciplinair4 het promotieonderzoek. Hier worden case-studies vakgebied. Restauratie en onderzoek gebeurt bij gepresenteerd, onderzoeken aan de afwerklagen van voorkeur in nauwe samenwerking met een labo- de monumenten van het nieuwe bouwen die ik in de ratorium. De rol van het Centraal Laboratorium periode 1995-2011 heb uitgevoerd ten behoeve van komt aan bod aan de hand van teksten van de toen- kleuradviezen voor restauraties van de gebouwen. Aan malige directrice Agnes Gräfin Ballestrem. Zij was dit type onderzoek dankt de promotie de hypotheses voor haar aanstelling als directrice onder andere dat de kleuren van het nieuwe bouwen nadrukkelijk werkzaam in de monumentenzorg als hoofd van de samenhangen met de keuze van de materialen en dat afdeling Conservering van het Rheinische Amt für de keuze voor kleur en materiaal onlosmakelijk met Denkmalplege H.4.4 elkaar verbonden zijn. De restauratie van schilderingen en afwerklagen De basis, die aan dit hoofdstuk ten grondslag ligt, gebeurt tevens in nauwe samenwerking met de restau- is het materiaaltechnisch onderzoek van de verflagen, ratiearchitect. De bouwkundige zienswijze van restau- ook wel kleuronderzoek of kleurhistorisch onderzoek1 ratie van kleur in de architectuur zoals die aan de genoemd. restauratieafdeling aan de Faculteit Bouwkunde van De methodiek, die in 4.3 beschreven wordt, is niet de Technische Universiteit Delft werd onderwezen, alleen een bepaalde techniek maar vertegenwoordigt laat ik zien aan de hand van teksten van ir. Henny ook een bepaalde restauratie-ethiek. Brouwer, die behalve docent aan de TU, ook architect is Aan de hand van publicaties zal ik duidelijk maken bij de Rijksgebouwdienst. H.4.5 wat kleuronderzoek specifiek maakt en in welke histo- Daarna geef ik de methodiek van kleuronderzoek rische lijnen het onderzoek, en specifiek mijn wijze weer in H.4.6. van onderzoek, kan worden geplaatst. In de conclusie, met als ondertitel “even krabben De discipline van kleuronderzoeker van historische en klaar’, zal ik het verschil met andere wijzen van binnenruimten komt voort uit de restauratiedisci- kleuronderzoek duiden. Ik zal met de kennis van de pline van schilderingen, schilderijen en beschilderde voorgangers de eigen ervaring bespreken en specifiek objecten, welke zich in de afgelopen zestig jaar heeft het kleuronderzoek van monumenten van het nieuwe ontwikkeld.2 De eerste opleiding in Nederland ging bouwen belichten in H. 4.7 in 1993 van start aan de Stichting Restauratie Atelier Limburg. Aan de hand van teksten van de voormalige 4.2 directrice, professor Anne van Grevenstein zal ik de Ontwikkelingen historische lijn, waarin deze opleiding staat, nader duiden. Die essentie zal ik ook in mijn eigen woorden weergeven. De Rijksdienst voor de Monumentenzorg heeft vanaf 1970 het specialisme in huis voor het onderzoek en de restauratie van schilderingen en kleurige afwerking. De eerste specialist was de restaurator en kunstenaar Huub Kurvers. Het specialisme heeft een historische bedding in de Nederlandse monumentenzorg. Het is zowel vernieu- wend binnen de restauratiepraktijk als een ontwikke- ling en een voortzetting in de historische lijn van de rijksdienst. H.4.3

3 verschillende disciplines (takken van wetenschap) onderling 1 Naar analogie van bouwhistorisch onderzoek. Zelf gebruik ik de betreffend of daaruit gevormd: interdisciplinair onderzoek; dat het term kleuronderzoek omdat het onderzoek zich niet alleen richt op instituut vijf interdisciplinaire centra zal omvatten. Van Dale 1992 de historie, maar ook op het heden en de toekomst. 4 betrekking hebbend op een aantal disciplines (takken van weten- 2 In Nederland is dat vanaf 1970, dus veertig jaar. schap); een multidisciplinair onderzoek. Van Dale 1992 4 210 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 211 Kleuronderzoek Materialisering van een ideaal 4.2 Ir. M.G. Polman Ontwikkelingen

4.2.1 Samenwerking van disciplines was een belangrijk concentratie die nodig zijn om het historische object ver men moet of kan gaan, werden bij iedere restau- Restauratieopleiding Stichting Restauratie Atelier Limburg begin: Het KIK werd opgericht door chemicus Paul te doorgronden.’10 Maar de eerste twee generaties ratie opnieuw kritisch aan de orde gesteld.’17 Coremans. Hij maakte het KIK interdisciplinair, door beschouwden zich ook als collega kunstenaars, die ‘Cesare Brandi zag als enige bescherming van het De eerste, postdoctorale, opleiding voor de discipline er restauratoren, kunsthistorici en natuurwetenschap- op gelijk niveau waren en de tijd wegtoverden.11 kunstwerk tegen ‘de vale nijd en onwetendheid’ het ‘onderzoeker en restaurator van afwerklagen van pers bij elkaar te brengen. Tot de eerste generatie Dit gebeurde ook bij architecten, zoals Cuypers en opleiden van restauratoren waarbij de volgorde ‘prima historische binnenruimten’ in Nederland ving aan hoorde de restaurator Joseph van der Veken, die zijn Violet-le-Duc.12 la testa, poi le mani’, eerst het hoofd dan de handen, in 1993 bij de Stichting Restauratie Atelier Limburg opleiding begon als ambachtsschilder en als maker De derde generatie restaurator was die van Paul gewaarborgd zou zijn.’ 18 (SRAL) in Maastricht, als specialisatie van de opleiding van kopieën.8 De samenwerking met natuurweten- Philippot, die was opgeleid als jurist en kunsthisto- ‘De discussie die door Brandi in de zestiger jaren tot de discipline van restaurator5 van schilderijen, schappers maakte o.a. de toepassing van röntgenfo- ricus. Hij (formuleerde) de esthetische en ethische van onze eeuw helder werd gevoerd, is vooral een schilderingen en beschilderde objecten. Directrice en tografie mogelijk, waardoor hij het vak verder kon implicaties van de ingrepen van zijn vader in een reeks poging tot kritische analyse en verzoening. Als de spil was Anne van Grevenstein-Kruse.6 ontwikkelen. publicaties in het Bulletin van het KIK.13 Hij zette de materialen zichzelf niet meer redden, d.w.z. als het De restauratie van schilderijen, schilderingen en In 1953 werd van der Veken opgevolgd door zijn stap naar de kunsttheorie, becommentarieerde het kunstwerk door verval niet meer “leesbaar” is of beschilderde objecten vormt de basis van de opleiding. schoonzoon, de kunstenaar Albert Philippot, die werk van Aloïs Riegl en vertaalde ‘Teoria del restauro’ zijn esthetische functie niet meer vervult, dan is het Daarom is het zinvol om vanuit die discipline een was afgestudeerd aan de Koninklijke Academie van Cesare Brandi in het Frans. In 1968 werd hij tijd voor een historisch/kritische analyse omtrent de beeld te schetsen van de ontwikkeling van het restau- voor Schone Kunsten te Brussel en tot 1945 werkte directeur van het Rome Centre (het latere ICCROM, “conserveerbaarheid van het verleden”.’ 19 ratievak, zoals Anne van Grevenstein in haar inaugu- als kunstenaar. Hij bracht de ontwikkeling verder mgp) en werkte nauw samen met de restauratoren De ontwikkeling bleef niet beperkt tot Rome en rele rede ten gehore gaf en op schrift is gesteld. 7 Zij door meer openheid naar buiten te geven door het Laura en Paolo Mora14 aan het Istituto Centrale per il Brussel, maar werd op Europees Niveau voortgezet. deed dat aan de hand van haar eigen opleiding- en onderzoek en de restauraties te publiceren.9 Restauro in Rome, waar andere dingen en methoden 20 Ook in Nederland, 21 waar restauratoren die hun arbeidgeschiedenis, die tevens een beeld geeft van de Albert Philippot noemt drie aspecten over retou- werden geleerd, vanuit een historisch kritisch kader, opleiding in het buitenland hadden genoten grote restauratiegeschiedenis op Europees niveau. cheren die een grote stap voorwaarts betekenden de ‘Teoria del restauro’.15 ‘Lacunes in het geschilderd invloed hadden op de ontwikkeling en binnen de insti- in de restauratie: de retouche beperkt zich tot de oppervlak werden formeel en typologisch onderver- tuten van het Centraal Laboratorium voor Onderzoek Restaureren is zo oud als de kunst zelf, maar in omvang van de lacune, de retouche moet wetenschap- deeld in groepen; de psychologie van de waarneming, van Voorwerpen van Kunst en Wetenschap. Tot deze de twintigste eeuw heeft het metier een ontwikke- pelijk gedocumenteerd worden en de retouche wordt ‘Gestalt’, werd gebruikt als objectief referentiekader. groep restauratoren rekent Anne van Grevenstein ook ling doorgemaakt van pure kunstambacht tot een opgebouwd op basis van een nauwkeurige schilder- De... ‘trateggio’ en …de patina waren aan het eind van de Huub Kurvers, werkzaam voor de Rijksdienst voor wetenschappelijke discipline. De geheimhouding, die technische analyse volgens dezelfde systematiek als het jaren ’60 zeer actueel.‘ 16 Concrete problemen werden de Monumentenzorg, die hierna aan bod komt, en de eigen is aan het ambacht, maakte rond het midden oorspronkelijke. besproken en werd over gedebatteerd. ‘Patina, inte- reeds genoemde Willem Haakma Wagenaar. van de twintigste eeuw plaats voor publicaties en Nog belangrijker dan deze technische verwor- gratie van de lacunes in het beeld en vragen over hoe Op Europees niveau was de ‘Teoria’ van Cesare kennisuitwisseling tussen restauratoren, kunsthisto- venheden is de sfeer rondom de restauratie ‘de Brandi niet de enige ethische houding. Er was ook de rici en natuurwetenschappers. Het uiterlijk van een meest wezenlijke erfenis’ van de periode: ‘de rust en ‘Angelsaksische’ benadering van ‘total cleaning’ en kunstvoorwerp werd niet meer door één, maar door 10 Grevenstein-Kruse, A. van, 2005, blz. 17 zelfs ‘total retouching’ die onherkenbaar was voor meerdere disciplines samen geïnterpreteerd. In de 11 Grevenstein-Kruse, A. van , 2005, blz. 17. ‘Kunstzinnige empathie het blote oog, zo virtuoos uitgevoerd dat je er met een bracht de kwaliteit van de ingrepen op een hoger niveau, dichter bij 22 jaren zestig verschenen er ethische richtlijnen. 8 Het vakgebied vraagt een Nederlandse equivalent van de ont- hetgeen ooit zo had moeten zijn. Het was een vorm van respect voor vergrootglas naar kon kijken.’... Binnen het Istituto Aan de hand van drie restauratoren, die wikkeling van het vak. Ongetwijfeld zullen hierin parallellen het kunstenaarschap via de dienstbaarheid van de perfecte retouche werkzaam waren aan het Koninklijk Instituut voor optreden, maar ook zal de verwevenheid van het kunstschildersvak in een traag en weloverwogen proces.’ en het huisschildersvak blijken. De eerste directeur van de Natio- 12 Grevenstein-Kruse, A. van , 2005, blz. 17-18. Anne van Grevenstein Kunstpatrimonium (KIK) te Brussel: Joseph van der nale Schildersschool, Jacob Por, was namelijk ook restaurator van plaatst dat in de ontwikkeling van het restauratievak, waarin ‘de 17 Grevenstein-Kruse, A. van, 2005, blz. 22 Veken (1866-1964), Albert Philippot (1899-1974) en schilderingen. Dit is bijvoorbeeld terug te vinden in een verslag van methoden van Philippot nog hun wortels in het verleden (hadden). 18 Grevenstein-Kruse, A. van, 2005, blz. 34 Paul Philippot, die zowel in persoon als in ontwikke- Willem Haakma Wagenaar, restaurator aan het Centraal Laborato- (...) In de ontwikkeling neemt Albert Philippot de plaats in van de 19 Grevenstein-Kruse, A. van, 1997, blz. 49 ling drie generaties vertegenwoordigen, laat Anne van rium, opgeleid aan het Rome Instituut. W. Haakma Wagenaar noemt echte kunstenaar die zich kan meten op gelijk creatief niveau als zijn 20 ‘Vanaf de jaren zestig verschenen er overal in Europa publicaties de restauratie van de zestiende eeuwse buitenschilderingen van collega uit het verleden. Cuypers en Viollet-le-Duc maar ook Van der van onderzoeksresultaten, verkregen tijdens restauraties. Nieuw, Grevenstein zien hoe het vak zich ontwikkelde. de Joriskerk te Amersfoort. In 1901 werden ze blootgelegd door W. Veken, maten zich deze macht aan, een macht, die goed verankerd baanbrekend werk kwam bijvoorbeeld van ‘Restauratoren zoals Croockewit (voorzitter van de oudheidkundige vereniging Flehite en was in een hiërarchie waar de vertaler van ideeën hoger op de ladder Johannes Taubert en Thomas Brachert in Duitsland, beiden ook J. Kalf, toen nog assistent-conservator bij het Nederlandsch Museum, staat dan de technische uitvoerder van vormen in de materie. De res- kunsthistorici, (die) aandacht (hadden) voor het maakproces, de zoals het Rijksmuseum toen nog heette. In 1902 en in 1904 werden tauratietechnicus staat laag op de ladder, hij poetst, plakt, verdoekt integratie van gegevens afkomstig uit oude receptenboeken, de 5 ‘restaurator’ is de term die binnen de vakwereld wordt gebruikt, de schilderingen door de schilder J. Dunselman gerestaureerd, in en overschildert. De ‘peintre restaurateur’ daarentegen begrijpt zijn natuurwetenschappelijke analyses en de pogingen tot historisch omdat ‘restaurateur’ ook de betekenis van restauranthouder heeft. 1940-1942 de restaurateur J. Por. In 1975 kwam een verzoek voor collega kunstenaar uit het verleden op gelijk niveau. Hij vertaalt zijn exacte reconstructies als toetsing van kunsthistorische interpretaties 6 mevrouw A.G.A. van Grevenstein-Kruse, geboren 1947.. advies tot behandeling bij het CL terecht. ‘Door de gezamenlijke schepping en tovert de tijd weg.’ aan de materiaaltechnische bronnen.‘. Grevenstein-Kruse, A. van, 7 Grevenstein-Kruse, Anne van, Restauratie: Geschiedenis en Vooruit- inspanningen van de specialisten van Monumentenzorg en het CL 13 Grevenstein-Kruse, A. van, 2005, blz. 18 2005, blz. 18 gang. Nijmegen, 2005. Haar inauguratie als professor bij de aan- kwamen de schilderingen... veilig van de wand ‘.CL themadag 12, 11- 14 Grevenstein-Kruse, A. van, 2005, blz. 18 21 ‘De eerste die in Nederland de natuurwetenschappelijke bena- vaarding van de bijzondere leeropdracht Kunst en Cultuur (Anton 11-1987 Conservering en restauratie, benadering van de problemen. 15 van oprichter Cesare Brandi (1939). zie: Brandi, C. ‘Il Fondamento dering van het beroep op de kaart had gezet was de onderzoeker en van Duinkerken-leeropdracht) aan de Faculteit der Letteren van de Amsterdam, 1987, Mosk, J.A. (eindred), W.G.Th. Roelofs. citaat van teorico del restauro’, in Bulletino dell’Ístituto Centrale del Restauro, 1 restaurator A.M. de Wild.’ (Het natuurwetenschappelijk onderzoek van Radboud Universiteit Nijmegen aan de gastleerstoel vond plaats op Haakma Wagenaar, W., 1987, blz 65 (1950), blz. 5-12. schilderijen, proefschrift Delft, ’s-Gravenhage 1928. ) 26 mei 2005. 9 Een publicatie was: ‘L’agneau Mystique du Laboratoire’, 1953. 16 Grevenstein-Kruse, A. van, 2005, blz. 22 22 Grevenstein-Kruse, A. van, 2005, blz. 22 4 212 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 213 Kleuronderzoek Materialisering van een ideaal 4.2 Ir. M.G. Polman Ontwikkelingen

werd daar ‘zeer polemisch’ mee omgegaan.23 In 1990 kon zij als directeur van de Stichting tectuurhistoricus als archeoloog, het architectonisch Er werd rekening gehouden met alle aanwezige mate- Binnen Nederland was er eveneens sprake van dat Restauratie Atelier Limburg, de eerste vijfjarige, concept, de eigenaar/gebruiker van het monument, de rialen, dus ook op glas en keramiek, en de mate van de nieuwe ideeën en ontwikkelingen tegengeluiden postacademische Opleiding tot Restaurator van aannemer, de ambachtsman en de restaurator partij als veroudering van die materialen. Er was aandacht voor kenden of weerstand opriepen. Dat had zowel te Schilderijen en Beschilderde Objecten starten. In 1993 een historisch kritische discipline. stof en ongedierte, klimaatbeheersing, fotografie en maken met de verschillende esthetische en ethische volgde de eerste specialisatie voor het onderzoek van En ze concludeert: ‘Een wettelijke bescherming kan het maken van schaderapporten. Die materiële eenheid normen, als met de achtergrond van de gevestigde Historische Binnenruimten en in 1995 de specialisatie slechts volgen op een grondige nationale inventarisatie moest worden verkend. wereld, die veelal ambachtelijk geschoold was. 24 Hedendaagse Kunst.’29 en waardebepaling. Tot die tijd is materiaaltechnisch Daarnaast werden de verflagen letterlijk ontleed. De ethiek noemt Anne van Grevenstein ‘chargerend, Wat zij essentieel vindt is dat de beroepspraktijk onderzoek in interdisciplinair verband een waarde- Het kleuronderzoek aan de verflagen is destructief, een voortzetting van de tegenstelling tussen Ruskin met empirisch handelen moet worden opgebouwd. volle ijsbreker. ‘De combinatie, binnen de realiteit van en dat houdt in dat er een beschadiging wordt aange- en Viollet-le-Duc.’25 of: ‘een tegenstelling tussen ‘de Niet ingrijpen kan net zo schadelijk zijn als handelen het werkveld van opleiding, onderzoek en conservatie- bracht aan de verflagen. Deze beschadiging moest behoefte aan historische reminiscentie’ en het ‘zo achter gesloten deuren. Het opleidingsniveau moet projecten, is een pragmatische aanpak die de afgelopen zo beperkt en zo onopvallend mogelijk worden goed als nieuw’ effect.’’26 In de lezing over de histori- helder zijn, zoals kan in analogie met de medische jaren werkbaar bleek te zijn. uitgevoerd. De stratigrafie moest laag voor laag, tot sche binnenruimte schrijft ze: De ethische discussie beroepen.30 Ze ziet het als een belangrijke taak dat Met de opleiding hoopt ze ‘bij te dragen aan een op de drager worden uitgevoerd. Elke laag was van vindt zijn oorsprong in het 19de eeuwse statement van zij de ateliertraditie door zal geven aan het beroep bewustwording die zal leiden tot veiligstellen van zeer betekenis, ook grondlagen, patina en vuillagen. Pas als Ruskin en Violet le Duc, de extremen van hun mening restaurator, waarin het object centraal staat in de kwetsbare historische ensembles’, ‘door informatie te het onderzoek was voltooid, konden hieruit conclusies leidde respectievelijk tot verval en vervalsing. kennisoverdracht. verstrekken over relatieve zeldzaamheid en waarde’ en worden getrokken. Je was dus niet op zoek naar iets, Zelf is ze voorstander van ‘de behoefte aan histo- Anne van Grevenstein spreekt zich specifiek uit over ‘zorg te dragen voor conservatie en restauratie’. 32 maar je kon van alles verwachten. De verflagen werden rische reminiscentie’, waarmee ze niet ‘de keuze voor de rol van de restaurator van afwerklagen van histo- in hun verouderde vorm gedocumenteerd. verval’ bedoelt. Ze gebruikt het in de context van ‘de rische binnenruimten op de Centraal Laboratorium De opleiding onderzoeker van afwerklagen van historische Een completer en beter beeld werd verkregen door historisch/kritische analyse omtrent de conserveer- Themadag. 31 In het veld van de monumentenzorg binnenruimten een verfmonster in te bedden en de verflaagopbouw baarheid van het verleden’ en voor het verbinden van beschouwt zij het als essentieel dat de disciplines In de opleiding ‘onderzoeker van afwerklagen van onder de microscoop te bestuderen. Door de analyse intellectuele arbeid en handwerk: ‘prima la testa, poi le binnen de bouw samenwerken. De restaurator is historische binnenruimten’ kenmerkte de ontwikke- van de pigmenten, in samenwerking met een natuur- mani’ van de ethiek van Brandi, hetgeen ze definieert slechts een van de vele partijen die de uitvoering tot ling zich op de volgende wijze. Er waren 8 studenten, wetenschappelijk onderzoeker, werden ook deze als ‘het fundament van de beroepsprofiel van de restau- stand brengen. Ze schrijft in de samenvatting dat het met verschillende achtergronden,33 die intensief met bekend. Pas dan kon de kleur van een pigment worden rator.‘ 27 Deze ethische houding zie ik als bepalend materiaaltechnisch onderzoek van de decoratiesy- elkaar samenwerkten. We kregen les van docenten en gebruikt in de beschrijving van de verfkleur (zinkwit, voor de opleiding. In het gedachtegoed van Brandi stemen in historische interieurs complexe methodo- gastdocenten uit binnen- en buitenland. De opleiding okergeel). Daarvoor kregen de lagen algemene kleur- onderscheidt de opleiding aan de Stichting Restauratie logische, technische, organisatorische en juridische kenmerkte zich door interdisciplinariteit. Er werd veel duidingen (zoals: rood, lichtblauw, helder geel, gelig Atelier Limburg zich van andere opleidingen zoals aan aspecten heeft. Ook hier benadrukt ze, dat aan de op locatie gewerkt. wit, zwart, warm-grijs). Er werd een grote zorgvuldig- de schildersvakscholen, waar kleuronderzoek primair ethische kant van restauratie, conservering en monu- De verflagen in en op gebouwen werden als heid in het taalgebruik geëist. De bevindingen werden als techniek wordt onderwezen. mentenzorg niet voorbij mag worden gegaan. autonome en unieke creaties benaderd, waarbij alle voor zover bekend genoteerd. Het ging er niet om, een Anne van Grevenstein ziet een gevaar in ‘De Projecten hebben baat bij nauwe samenwerking lagen gerespecteerd werden. De architectuur was niet compleet verhaal te produceren, maar de resultaten eeuwenoude tegenstelling tussen intellectuele arbeid en communicatie tussen alle betrokken partijen. het uitgangspunt, maar slechts de drager of onder- naar bevind van zaken te rapporteren. Twijfels en en handwerk 28 Deze partijen zijn: de restauratiearchitect, de archi- grond waarop de verflagen waren aangebracht. Dat afwegingen werden eveneens gerapporteerd. wil niet zeggen dat de onderzoeker zo maar ergens Via de analyses kwamen de oorspronkelijke kleuren begon te krabben34, maar dat de onderzoeker geen in beeld. Hoe die pigmenten en bindmiddelen waren 23 Grevenstein-Kruse, A. van, 2005, blz. 22 monumenten en musea, is een poging tot controle van de gevestigde bevestiging zocht van een architectonisch concept wat toegepast en hoe deze geïnterpreteerd moesten 24 Jonge aspirant restauratoren leerden het vak zowel van oudere wetenschapper op de uitvoerder geweest, in een strakke hiërarchie. hem bij voorbaat voor ogen stond. De focus was op de worden, werd verder uitgezocht aan de hand van de restauratoren, in prive-praktijken en in musea, als in gespeciali- Dat deze controle niet effectief is en het nooit kan zijn, wordt tot op aanwezige materialen. Verf is niet alleen de verflaag ambachtelijke technieken. De kennis van oude schil- seerde instituten en kunstacademies. Afhankelijk van het instituut de dag van vandaag, keer op keer bewezen.’ en het land , leerden zij verschillende technische, esthetische en 29 Deze opleidingen vroegen een academische of HBO vooroplei- zoals die door de huisschilder is aangebracht. De dertechnieken werd uit oude schilderboeken gehaald. ethische oplossingen. In Nederland, aan het Centraal Laboratorium, ding en kleine groepen studenten werden vervolgens praktisch en drager van de verflaag is niet alleen hout, steen of stuc, Oude recepturen en technieken werden uitgeprobeerd het Instituut voor restauratie, onderzoek en opleiding, speelde die theoretisch geschoold in de restauratie. Deze uitzonderlijke onder- maar kan ook behang en stoffering zijn. De focus op op proefstalen. tegenstelling van normen eveneens, wat van invloed is geweest op wijsvorm moest om geaccrediteerd te worden plaatsmaken voor een de moeizame totstandkoming en de wisselende koersen van de opleiding in het reguliere Bachelor/Master-structuur aan de UvA. het materiaal betreft ook de context van de materialen. Het volledig doorgronden van de materialen en opleidingen. 30 Grevenstein-Kruse, A. van, 2005, blz. 25 het respecteren van de veroudering, per laag en in 25 Grevenstein-Kruse, A. van, 2005, blz. 26 31 Op 20 november 1996 vond er de 25ste CL-Themadag plaats ‘Een relatie tot de tijd en tot de totale ruimte en de andere 26 Grevenstein-Kruse, A. van, 2005, blz. 23 kleurrijk verleden. Kleur, versieringen en materiaal-imitaties in 27 Grevenstein-Kruse, A. van, 1997, blz. 49 historische binnenruimtes. Centraal Laboratorium voor Onderzoek 32 Grevenstein-Kruse, A. van, 1997, blz. 52 materialen betekent ook dat je je als onderzoeker kunt 28 Grevenstein-Kruse, A. van, 2005, blz. 23. De eeuwenoude tegen- van Voorwerpen van Kunst en Wetenschap. Mosk, J.A. (eindred), 33 Kunstacademici, botanisch analiste, afgestudeerde van de Rein- verplaatsen door die voorbije tijdstadia. stelling tussen intellectuele arbeid en handwerk heeft voor ons vak Amsterdam 1997. wardacademie en ikzelf als architect/meesterschilder Doordat er heel veel in situ werd gewerkt, maakten en dus ook voor de restauratieopleidingen, merkwaardige impli- Grevenstein-Kruse, A. van blz. 47-61 ‘Materiaaltechnisch onderzoek 34 Het zogenaamde Stratigrafisch onderzoek, dit wordt in de me- de studenten direct kennis met de hectische praktijk. caties gehad. Het antwoord van de kunstwereld, de wereld van de van de kleurstelling in historische binnenruimten’ thodiek beschreven. 4 214 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 215 Kleuronderzoek Materialisering van een ideaal 4.2 Ir. M.G. Polman Ontwikkelingen

4.2.2 Hij schrijft dat de materiaaltechnische kennis van bescheiden objecten. De kleurige afwerking bij tot een kakafonie van kleursuggesties en restauratie- Verf en schilderingen binnen de de technieken helpen deze beter te begrijpen en een historische gebouwen geeft duidelijkheid omtrent ideeën en.... de sterkste stem of de partij met de Rijksdienst voor de Monumentenzorg basis te vormen voor het ingrijpen. Deze technieken de decoratie- en stijlkenmerken van die historische meeste geld wint. Het monument met zijn histori- betreffen zowel de afwerking als de voorbewerking periode. Kleur en kleurige afwerking in de decoraties sche gegevens staat daar dan als niette relevant ter De eerste deskundige bij de Rijksdienst voor de ervan. 39 dragen als geen andere faktor bij tot het verkrijgen van zijde geschoven. Zoals wij al zagen: degenen die deze monumentenzorg op het gebied van schilderingen Die eenheid van kleur, schildering en architec- inzicht in een samenleving van weleer, in de sociale gegevens, deze waarden, kan samenvatten is er niet en gekleurde afwerklagen was de restaurator35 en tuur geldt ook voor de wijze waarop het historische structuren, gebruik en misbruik van gebouwen en altijd.’43 kunstenaar36 Huub Kurvers (1940-2010), die in 1970 bouwwerk tot stand is gekomen. Kurvers noemt objecten, in economische omstandigheden, handels- Het materiaaltechnisch onderzoek is primair in dienst trad. Hij was de eerste deskundige op het de samenwerking op het werk aan de hand van een verbindingen en de daarmee verbonden beïnvloeding. en archiefonderzoek secundair: ‘Archiefstukken, gebied van schilderingen bij de dienst en bouwde het voorbeeld: ‘altaren werden in werkplaatsverband In deze afwerking, de oppervlakte-elementen van een bestekken, rekeningen, boedelbeschrijvingen, aanbe- vakgebied op. Dit deed hij met name in de praktijk, op uitgevoerd. Strakke regie en werkafbakeningen waren historisch object, zijn meteen ook het hart en de ziel stedingen etc kunnen waardevolle gegevens over locatie: door zelf mee te werken aan restauratiewerk- nodig tussen de diverse disciplines – beeldhouwers, ervan gelegen. De liefde van de maker en zijn hand- de afwerking verschaffen.... Ook al zijn er archief- zaamheden, door middel van het uitvoeren van strati- schrijnwerkers, schilders, vergulders – om alle onder- vaardigheid, de liefde van de gebruikers daarna, hun stukken: onderzoek ter plekke blijft het voornaamste. grafisch onderzoek en door het geven van restauratie delen tot een goed geheel te maken.’ 40 schoonheidgevoel en culturele belangstelling, het is Kleuranalyses, dwarsdoorsneden van verflagen en adviezen.37, Dit zie ik niet alleen als informatie over het alles als in een open boek te zien voor diegene die zich pigmentanalyses zijn tegenwoordig onmisbare Zijn methodiek reflecteert de kerngedachte van verleden, maar ook als een wenk aan de lezers om hen ontvankelijk en onbevooroordeeld opstelt tegenover onderzoeksmethodes.’44 het Centraal Instituut voor Restauratie in Rome waar bedacht te maken op het multidisciplinaire aspect van kleur en decoratieve afwerking in oude gebouwen.’ 41 Huub Kurvers beschrijft het dilemma bij de moge- ook Anne van Grevenstein over schrijft: hoe elke het historische werk, hetgeen ook een multidiscipli- lijkheid tot herstel van de buitenafwerking dat men restauratie uniek is en dat er steeds weer met elkaar naire samenwerking binnen de restauratie vraagt, met Als schadefactoren noemt Kurvers: ‘weer en wind’, de aard van het oude wil behouden, maar dat het ook naar gekeken moet worden, alvorens in te grijpen. strakke regie en werkafbakeningen. Maar ook met het en dat ‘moedwillig ingrijpen, dat goedwillendheid in in de omgeving moet passen. De oude technieken zijn Kurvers had in het veld te maken met huisschilders en respect voor elkaars werk en kunde. onkunde overigens niet uitsluit, veel [heeft] verstoord, vaak wezenlijk anders dan de nieuwe technieken. De met restauratoren die een ambachtelijke of artistieke Kernachtig vat Kurvers in de inleiding samen hoe veranderd ten goede of ten kwade, verloren doen gaan’. oude ‘enigszins beweeglijke, gekleurde oude opper- achtergrond hadden. Slechts enkelen hadden evenals kleur een rol speelt binnen de monumentenzorg: ‘Tegenwoordig zijn politiek en religieus fanatisme nog vlakten.. moeten worden ingeruild voor strakke, hijzelf een brede opleiding in het buitenland genoten. Kleur was de voltooiing van het architectonische nauwelijks schadefactoren.’ versus ‘diefstal en behoud gladde oppervlakten die weinig vuilaanhechting Het gaat Huub Kurvers in de eerste plaats om bouwwerk, kleur is zowel aan natuurlijk verval op diefstal, verwaarlozing en instandhouding (vernis toelaten.’45 Dit daagt volgens hem uit om nieuwe tech- bewustwording. In de bijdrage in het Restauratie als moedwillig ingrijpen onderhevig en kleur is op wandschilderingen, bronsverf op vergulding, nieken uit te proberen. Vademecum38 geeft hij de kerngedachte weer. eenvoudig te manipuleren, waardoor het een levendig stemmig wit verven van bonte schilderingen, ‘de jacht Het belang van het uiterlijk van de verflagen, en beeld van de geschiedenis geeft. Kleur maakt het dus op “echte” materialen natuursteen, echte baksteen, de kennis van de materialen en applicatie, wordt mogelijk om je in te leven in de geschiedenis. echt eikenhout- ten koste van mooie pleisterlagen en ook genoemd door de restaurator Willem Haakma 35 Huub Kurvers vervolgde zijn academische opleiding als kunste- kleurige verflagen.’42 Ook vanuit monumentenzorg Wagenaar, die in het onderzoeksrapport van Huis de naar van gebrandschilderd glas en schilderkunst aan de Kunstaca- ‘Gebouwen werden gebouwd met het oog op hun gebeurde dit. Lange (Wils en Van Doesburg, 1917, Alkmaar) opmerkt demie in Maastricht op het gebied van restauratie, toen hij via de academie vernam dat de directeur de rijksdienst op zoek was naar voltooiing door de kleurige afwerking. dat niet alleen de juiste kleur belangrijk is, maar een deskundige op het gebied van restauratie van schilderingen. Dit Voorbeelden van kleurige afwerking zijn te ‘Kleur en kleurige afwerking is altijd veel meer met name de keuze van de soort verf en de wijze van deed hij aan de ateliers van de Landesconservator in Bonn in de disci- vinden zowel op belangrijke gebouwen als op kleine, manipuleerbaar dan een toren, een kapconstructie. aanbrengen.46 plines polychromie op beelden, gevolgd door schilderijen en tot slot muurschilderingen, daarna vervolgde hij de studie aan het Centraal Hun werking is meer subjectief en mobiliseert tegelij- Huub Kurvers schrijft over immanente waarden: Instituut voor Restauratie (Istituto Centrale per il Restauro) in Rome kertijd iedereen. Als er een breuk gekomen is in de lijn ‘De moeilijk achterhaalbare immanente waarden, en werkte hij mee op projecten in Zwitserland en Italië. aanvulling over heraldiek) in het restauratievademecum ‘Afwerking van traditioneel onderhoud met binnen handbereik de eigenlijke schoonheid, het karakter dat achter 36 Hij ontwierp als kunstenaar glas-in-lood ramen en muuschilde- in kleur’ RDMZ RV 1983/3-14-25) zijnde middelen is het moeilijk de schildering en de de dingen ligt, zijn niet volgens vaste patronen en ringen. 39 Kurvers, blz. 10-3, verwijzing naar P.Philippot, die Wandmalerei, 37 Zie interview Huub Kurvers bij zijn afscheid van de Rijksdienst Wien-München, blz.5. In de woorden van Paul Philippot beschrijft kleurige afwerking opnieuw ‘dichtbij’ te komen. De recepten te conserveren. Telkens weer spreekt de voor Archeologie, Cultuurlandschap en Monumenten in 2005. Huub Kurvers de innige samenhang tussen kleur en architectuur: relatie moet hersteld worden, het ijs moet gebroken. unieke “eigenheid” van het monument voor zichzelf. Rvmz-Nieuws 1. 2005.Nederlandse Vereniging van monumenten- ‘Altijd zijn kleur en schildering vanaf het begin als integrerend De enige steun van belang bij restauratie is die van het zorgers NVMZ 2005, eindredactie Hovens, mw. Ir. A.L.M. , Haarlem bestanddeel beschouwd van het monumentale ‘totaalkunstwerk’, of (secretariaat) , Amersfoort (druk) 2005, blz. 4-7. Tekst: Sabine Broek- het nu gaat om een Egyptische grafbouw, een Griekse of Boeddhis- historische gegeven. hoven (als redactielid vermeld als: mevr. Drs. S. Th. Broekhoven) tische tempel, een Byzantijnse, romaanse, gotische of barokke kerk, Goede smaak, eigenwillig vormgeven van voor- 43 Kurvers, 1983, blz. 10-18 De werkzaamheden werden als verslag en als advies gedocumen- het renaissance en barokpaleis of om het monumentale streven van opgezette ideeën, het uit de losse hand kleurbepalen 44 noemt Huub Kurvers, net zoals Anne van Grevenstein.Kurvers, teerd en ondergebracht in het Archief kleur en schilderingen, Rijks- de 19de eeuw. 1983, blz.10-18 dienst voor het Cultureel Erfgoed Wie hier een scheiding wil teweegbrengen en deze zaken loskoppelt, op grond daarvan: het zijn zaken die feilloos voeren 45 Kurvers , 1983, blz. 10-18 38 Kurvers, H.H.J., Kleur en Schilderingen; Schilderwerk. schil- vernietigt de samenhang, vervalst de oorspronkelijke bedoeling en 46 Haakma Wagenaar, Willem. Huis de Lange, Wilhelminalaan 2, in dering. architectuur. ; schilderen. schilderingen. afwerking van breekt – als men tot materiële scheiding overgaat – een esthetische Alkmaar. Onderzoek naar de oorspronkelijke afwerking van het interieur, gebouwen.; in: les 10 ; Materialen en technieken in oude bouwwer- compleetheid aan stukken.’ 41 blz. 10-3 ontworpen door Theo van Doesburg, begonnen op 3-12-2001. Amsterdam, 26 ken.; blz. 10-1 – 10-19. 1983. In 1983 verscheen dezelfde tekst (met één 40 Kurvers, 1983, blz. 10-4 42 Kurvers, 1983, blz. 10-17 maart 2002. blz. 11 4 216 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 217 Kleuronderzoek Materialisering van een ideaal 4.2 Ir. M.G. Polman Ontwikkelingen

Van daaruit moet iedere keer weer opnieuw gezocht van authentieke interieurs Hij noemt de kwetsbaar- het enthousiasme en het respect en verantwoordelijk- Het is interessant om te zien hoe De Stuers niet worden naar weer andere, weer op dit ene geval toege- heid van de interieurs: ‘door onachtzaamheid, noncha- heidsgevoel van de eigenaar. alleen een pleidooi houdt voor het belang en de taak spitste conserveringsmethoden en in te zetten materi- lance en onkunde’52, waarmee hij ‘wil oproepen tot ‘Het wachten is daarom op jonge mensen met enga- van de staat om verantwoording te dragen voor het alen. De onwisselbare authenticiteit van het historisch waakzaamheid, tot alert handelen bij gevaar, tot actie gement, met enthousiasme, eerlijkheid en gevoel van aanwijzen, het veilig stellen en de zorg voor kunstcol- object gaat verloren bij machinaal en computerge- waar onverschilligheid of moedwillige agressie en respect en verantwoordelijkheid, met probleemoplos- lecties en monumenten, maar ook specifiek op het stuurd ingrijpen.’’47 Vaak is uitstel van handelen te geldzucht kostbaar cultuurgoed verloren dreigen send vermogen en met een helder verstand.’59 gebied van kleur, verf en schilderingen parallellen prefereren, in afwachting tot betere technieken. te laten gaan’53.’Details van kleurige afwerking en tussen kunst en bouwwerken geeft.65 ‘Zuiver en behoedzaam materiaalgebruik, zo weinig materiaalgebruik zijn vaak vogelvrij.’54 ‘Interieurs Inbedding binnen de monumentenzorg Een van de punten is het voorschrift ‘behoud mogelijk afwijkend van de doorgaande lijn van mate- ontberen op pijnlijke wijze een effectieve en onmis- De restauratie ethiek: behoud gaat voor vernieuwen, gaat voor vernieuwen’. In het jaarverslag van de riaalgebruik door de eeuwen heen, kan vertrouwen kenbare protectie van instanties, bijvoorbeeld de kenmerkt de Rijksdienst al sinds haar oprichting. De Monumentenraad 1974, waarin een lijst met literatuur geven in het werk dat wij doen. De verantwoordelijk- juridische bescherming vanuit de Rijksdienst voor de discipline van onderzoeker van afwerklagen van histo- en toelichting is opgenomen, is terug te lezen dat dit heid die wij hebben naar de voorbije generaties toe Monumentenzorg.’ 55 De monumentenwet beschermt rische binnenruimten heeft een historische bedding. belangrijke standpunt door de jaren heen discussie wat betreft hun kunstgevoel, hun cultuur en hun interieurs niet zoals het het gebouw beschermt, en Als zelfstandige discipline is het zowel vernieu- oplevert, maar stand weet te houden. vormgevende kracht en, naar de toekomstige genera- zelfs als het interieur beschreven is in het register- wend binnen de restauratie als een voortzetting en Behoud gaat voor vernieuwen is een ethisch ties toe wat betreft hun ontvankelijkheid en bereid- omschrijving en meer speciaal van de identifice- ontwikkeling in de historische lijn van de wettelijke standpunt, waarover de gemoederen steeds van heid het oude cultuurgoed verder te behouden, deze rende en redengevende omschrijving met als doel te monumentenzorg.60 gedachten blijven wisselen omdat het navolgen ervan verantwoordelijkheid moeten wij ons terdege bewust beschermen blijkt het soms verwijderd te zijn. ‘ook In 1873 publiceert Jhr. Mr. V.E.L. (Victor) de Stuers niet eensluidend en eenduidig is. zijn. Zij behoeft ons niet door haar zwaarte en grootte het behoud van onze interieurs is voor het overgrote 61(1843 - 1916) het artikel “Holland op zijn smalst’ Het Restauratie Vademecum (1985-1998) beschouw te verlammen maar wij kunnen haar niet ontkennen deel afhankelijk van de goedwillende betrokkenen met in het tijdschrift De Gids. Hij trekt hierin fel van bij de inzet van materialen en technieken in oude onderscheidingsvermogen en in veel mindere mate leer tegen de verwaarlozing van monumenten in gebouwen.’ 48 van beschermende instanties.’ 56 Nederland. Het artikel geldt als ‘een revolutionair blz. 134 De benadering die Huub Kurvers praktiseert en ‘Kennis en informatie over oude interieurs kan men keerpunt in de Nederlandse overheidszorg voor de 65 De Stuers noemt specifiek de slechte bouwfysische condities onder woorden brengt gaat niet over de bouwfysische vinden in miniaturen, poppenhuizen, aquarellen in kunst, de monumenten, de musea, het kunston- waaronder de schilderijen in het Amsterdams Museum zijn bloot- aspecten van afwerking en ondergronden,49 of over historische documentatiematerialen’, maar in situ is derwijs, de beoefening van de architectuur en de gesteld en vergelijkt dat met het schilderwerk van gebouwen en bronnenonderzoek en restauratie-ethiek50 maar hij het oude interieur toch pas echt te ervaren:. beeldende kunsten en de kunstnijverheid.’62 Het rijtuigen ‘Het groote publiek schijnt het niet te kunnen begrijpen, maar het is toch een stellige waarheid, dat zonder aanhoudende op- sluit die aspecten niet buiten. Namens de monumen- ‘Flinke lappen blootlegging van oorspronkelijke blijft niet bij een geschreven artikel, maar De Stuers lettende zorg een schilderij van Rembrandt even goed kan vergaan tenzorg treedt hij op als een geweten. Hij spreekt afwerkingen laten zich niet makkelijk combineren met zou zich daadwerkelijk inzetten voor een de zorg, als een geverfde deur of als een met fijn lak bestreken rijtuig.’ Stuers, namens het gebouw, zowel specifiek wat betreft de trendy inrichtingen. De oude kleuren lopen zelden daartoe in staat gesteld door de politiek en met Victor de, 1975, blz. 59 (oorspronkelijke tekst blz. 343) Bij de restauratie van gebouwen noemt hij de grote ‘onkunde en 63 toepassing van verf en schildering, als in een bredere synchroon met de huidige smaak en uitvoering, en geldelijke en wettelijke middelen. In 1918 wordt de roekeloosheid, dat men waarlijk niet weet of men niet den op een context van cultuur, geschiedenis en omgeving. In de de resultaten van kleuronderzoek zijn verkleurd, Rijkscommissie voor de monumentenzorg ingesteld, schilderachtige wijze vernietigenden tand des tijds moet verkiezen jaren 1990 was het terugrestaureren naar een eerdere verbleekt en beschadigd. ‘ een goede reconstructie waarbij er algemene leiding twee afdelingen kwamen: boven de grove, barbaarsche verminking, waaraan de mensch zich, onder voorwendsel van restauratie, schuldig maakt.’ (blz. 90/374). kleuruitmonstering (liefst de ‘authentieke’ staat, ervan in geselecteerde situaties kan toch verbluffende afdeling A voor inventarisatie en afdeling B voor Dit verklaart hij door de ‘bekrompenheid der geldmiddelen’ en de waarmee het oudste ontwerp werd bedoeld) nog niet effecten sorteren die ver uitgaan boven bespiege- onderhoud en restauratie.64 onkunde van de bestuurders en de uitvoerders van de restauraties: zo in zwang als in de jaren 2000-2010. lingen in proza of ook wel reconstructies op papier of ‘personen met een gezond begrip van kunst, van oudheid en speciaal 57 van architectuur worden in onze gemeente- en kerkbesturen zelden beeldscherm.’ ‘Men kan altijd overal ongeveer alles aangetroffen; aan de anderen kant hebben de architecten, aan wie Op het CL congres51 neemt hij het Kurhaus in verwachten!’58 Gebruik van de kwetsbare ruimtes 59 Kurvers, 1997, blz. 15 onze gebouwen worden overgeleverd, in den regel geen artistieke Scheveningen als voorbeeld van de recente destructie vraagt alertheid wat betreft betreding (schoeisel), 60 en daardoor sindsdien onlosmakelijk van invloed op het universi- opvoeding genoten, hetgeen in een land waar tot voor een paar klimaat (verwarming en luchtvochtigheid) en licht- tair- en ambachtsonderwijs en de bouwpraktijk. jaren de schoone bouwkunst nergens onderwezen werd, niet te 61 Jhr. mr. Victor Eugène Louis de Stuers. Maastricht, 20 oktober verwonderen is. Zoo neemt men zijn toevlucht tot timmermans- of toetreding, waardoor de materialen onherstelbaar 1843 - Den Haag, 21 maart 1916. Studeerde rechten en promoveerde metselaarsbazen, en wat even erg is tot gewezen genie-officieren en 47 Kurvers, 1983, blz. 10-19 kunnen verkleuren en verouderen. In particuliere aan de Universiteit Leiden. tot waterstaatkundigen.’ Een van de gevolgen zijn: opknappingsmanie 48 Kurvers, 1983, blz. 10-19 monumenten begint bescherming met awareness, 62 Stuers, Victor de. Holland op zijn smalst. Bussum. 1975. Voor- [sic] met als doel ‘op een goedkope wijze onze gebouwen te verfris- 49 de materiaaltechnische onderwerpen ‘moderne restauratie- en woord blz. 9 schen’: het verven en bepleisteren van muurwerken, waarbij ‘het conserveringstechnieken’ werd in deze serie behandeld door ir. P.K. 63 Op 8 maart 1874 wordt het College van Rijksadviseurs voor de eigenaardig karakter van een gebouw nooit wordt begrepen noch van der Schuit (les 11). Monumenten van Geschiedenis en Kunst ingesteld..’De commissie geëerbiedigd’, in plaats van enkele bakstenen te vervangen wordt de 50 De kunsthistorische informatie , afkomstig uit bronnen over de 52 Kurvers, 1997, blz. 9 heeft als taken: ‘het uitbrengen van advies aan de regering omtrent hele gevel met cement bepleisterd, hardsteen wordt met verflagen gevelafwerking is geschreven door W. Denslagen en A. de Vries. zij 53 Kurvers, 1997, blz. 9 noodzakelijke maatregelen tot behoud van gebouwen en andere overdekt waarbij de kleurstelling niet begrepen, in andere kleuren vertegenwoordigen de kunsthistorische denkwijze van de archi- 54 Kurvers, 1997, blz. 10 monumenten en het opsporen en inventariseren ervan (2) het doen wordt overgeschilderd. Ook ‘inwendig zijn onze gebouwen’ niet ‘aan tectuurhistorici, maar de taal staat ver af van wat er op dat moment 55 Kurvers, 1997, blz. 10 van voorstellen aan de regering omtrent rijksverzamelingen en (3) de verf- en beplakkingswoede ontkomen’.(blz.90-91/374-375). gaande was op bouwkunde. 56 Kurvers, 1997, blz. 10 het adviseren inzake oprichting of herstel van rijksgebouwen.’ De Interessant is ook, dat De Stuers evenals Paul Philipot en Brandi 51 Kurvers, H.H.J., blz. 9-15 ‘Oók een aspect van monumentenzorg: 57 Kurvers, 1997, blz. 12 Stuers. 1975. Blz. 128-129 rechten heeft gestudeerd en ofschoon hij niet is opgeleid als kunst- spotlicht op interieurzaken’. Amsterdam 1997. 58 Kurvers, 1997, blz. 12 64 Tegelijkertijd wordt het rijksbureau opgericht. De Stuers, 1975, historicus, toont hij een grote affiniteit met het vakgebied. 4 218 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 219 Kleuronderzoek Materialisering van een ideaal 4.2 Ir. M.G. Polman Ontwikkelingen

ik een leidraad ten behoeve van de uitvoering van In het Restauratie Vademecum van de Rijksdienst zijn boek kort nadat de gilden waren opgeheven Jan kleuronderzoek specifiek naar voren monumentenzorg in de praktijk. Het vormt een waar- voor de Monumentenzorg wordt in het artikel Berghuis benadrukt het belang van commercie en Bronnenonderzoek en restauratie-ethiek vindt devolle informatiebron en weerspiegelt de tijdgeest. ‘Monumentenzorg, architectonisch. Het restaureren opdrachtgever. (...) De teksten zijn geschreven vanuit onder andere plaats door de kunsthistorici Wim van gebouwen: algemene uitgangspunten. (1991)’69 de praktijk van het schilderen. De redactie plaatst de Denslagen en Aart de Vries. De oorspronkelijke Uit de voorgaande teksten is gebleken dat Anne naar dit jaarboek terugverwezen, waaruit mag worden kanttekening dat het hier niet over “het restaureren en bedoeling van ‘kleur op historische gebouwen’ was het van Grevenstein en Huub Kurvers dezelfde opleiding geconcludeerd dat deze literatuurbronnen dan nog conserveren van oorspronkelijk gehout en gemarmerd aantonen dat gebouwen oorspronkelijk gepleisterde hebben gevolgd in Rome, waarvan de ethische en steeds actueel zijn. sierschilderwerk” gaat. Hiervoor verwijst het naar het gevels hadden gehad. (Hierover schrijft ook Henny de technische basis een basis vormt in hun beider Binnen het vakgebied kleur en schilderingen draagt restauratievademecum RV Monumentenzorg, archi- Brouwer). werk. Huub Kurvers heeft die achtergrond tijdens Huub Kurvers aan het Restauratie Vademecum bij met tectonisch: Het restaureren van gebouwen: algemene Ook de ethische aspecten van de veroudering zijn werkzame leven in praktijk gebracht en Anne zijn artikel over kleur en schilderingen, dat hiervoor is uitgangspunten. Restauratievademecum, 1991/24-38 (Brandi) in ‘De tand des tijds’ handelt over het verval van Grevenstein heeft naast haar werk als restaurator behandeld.70. De tweedeling van de oudheidkundigen en de van materiaal en wat dat betekent voor de restauratie. de achtergrond als basis genomen van de nieuwe In het veld had Huub Kurvers te maken met de bouwkundigen is herkenbaar in de opzet van het Samen vormen de collega’s en het Restauratie generatie op te leiden onderzoekers/restauratoren. generatie van particuliere restauratoren, die een Restauratievademecum. Vademecum een eenheid. Dit wil zeggen dat Anne van Grevenstein haar ambachtelijke of artistieke achtergrond hadden, en Het materiaaltechnische onderdeel, zoals de Tegelijkertijd maakt het artikel ‘Monumentenzorg, eigen opleiding nog steeds actueel vindt. Binnen die slechts enkelen die, zoals hijzelf, waren opgeleid in het ondergrond van stuclagen e.d. wordt door collega’s architectonisch’ duidelijk dat de verduidelijking van opleiding is de restauratie-ethiek een belangrijk facet. buitenland. van Huub Kurvers behandeld, eveneens uit de prak- de bronnen in de praktijk van de monumentenzorg De basis van Anne van Grevenstein toont Het restauratie-vademecum laat de situatie van de tische hoek. Andere aspecten werden door collega’s uiteen wordt gezet in een uitgesproken kunsthisto- verwantschap met de basis van de monumenten- opleidingen zien in de jaren negentig71, geschreven behandeld, zoals de bouwfysische aspecten van risch jargon, met als gevolg dat de doelgroep van de zorg, zoals beschreven in ‘Jaarboek 1984’ van de door een extern bureau. Overeenkomstig met de afwerking en ondergronden73, In ‘Onderzoek. architecten niet wordt aangesproken. ‘Restaureren is Monumentenraad. In dit jaarboek worden uitgangs- bevindingen van Anne van Grevenstein, blijkt de Vooronderzoek en onderzoek van monumenten. Het eerst een vorm van wetenschap in de zin van onder- punten puntsgewijs genoemd, plus ‘een literatuurlijst opleiding voor de discipline voor restauratieschilder onderzoek van monumenten. door S. de Jong.74, komt zoeken, kennen en weten en pas daarnà een vorm met een keuze uit de belangrijkste publicaties, die puur ambachtelijk te zijn en wordt er door het bureau van creativiteit, van kunstbeoefening. In de praktijk sinds 1845 over de theorie van het restaureren van oude aanbevolen om (noodgedwongen volgens het oude is er natuurlijk geen strakke scheiding in tijd aan te gebouwen zijn verschenen’, onder de ruim 52 bronnen patroon?) een kunstopleiding te volgen om zich verder 73 de materiaaltechnische onderwerpen ‘moderne restauratie- en brengen tussen de fasen van het meer wetenschappe- worden titels genoemd van John Ruskin, Eugene E. als restauratieschilder te bekwamen, al worden ook conserveringstechnieken’ werd in deze serie behandeld door ir. P.K. lijke en het meer creatieve werk.’ van der Schuit (les 11). Viollet-le Duc, Paul Philippot, Ernst van de Wetering, opleidingen in het buitenland genoemd, zonder deze 74 RV bijdrage 03. UDC 69.001.5, Zeist/’s-Gravenhage 1986. Het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek aan P.J.H. Cuypers, Jan Kalf, J. Verloren, Victor de Stuers. verder te specificeren. ‘Hoofdgroep 3. Exterieur, gevels, onderdelen. de historische gebouwen maakte onderdeel uit van de A.W. Weissman, C.A. van Swigchem, Kees van der Specifiek voor de ambachtswereld is er de Deze hoofdgroep bevat alle aan en in gevels voorkomende onder- restauratie-opleiding aan de Technische Universiteit delen die zowel constructieve als van architectonische aard kun- 66 Ploeg en H. Zantkuyl die worden geïllustreerd met Quintensesses waarin heel duidelijk staat dat het nen zijn. Voor de beide hoofdgroepen 2 en 3 zijn de verschillende Delft tot architect, alvorens te ontwerpen. ‘Een vorm citaten van P.Philippot67, P.J.H.Cuypers, E.E.Viollet-le ambacht een ander gebied beheerst dan de restauratie. afwerkingen van gevels en onderdelen bijeengebracht in de onder- van creativiteit’ is een taalkundig correct, maar voor Duc, J.Ruskin. C.Brandi wordt geciteerd in De tand ‘Schilder- en Verfkunst’.72 In het voorwoord maakt groep 39.’ (blz. 35) de bouwkundige wezensvreemde uitdrukking. 68 39. Afwerking van gevels en onderdelen. Er is een onderscheid ge- des tijds (1988) in het hoofdstuk ‘Patina’ de redactieraad duidelijk: ‘Lambertus Simis schreef maakt tussen de verschillende ondergronden voor schilderwerk. (zie Architecten ontwerpen. Zij benaderen het historische daarvoor ook 95) bouwwerk vanuit het historische ontwerp. De materie Overwegingen om muren schoon te maken of te conserveren dienen is het tot uitdrukking brengen van de ruimtekunst. Dit 66 Zie ook in de bijlage voorafgegaan te worden door een waardenonderzoek en een kwal- 67 Zie bijlage Hoofdstuk 10. Patina. Zie bijlage. iteitsonderzoek. (blz. 36) geldt in ieder geval voor het nieuwe bouwen en voor Vertaling: ‘Wat door bescherming/instandhouding veilig gesteld 69 RDMZ RV 1991/24-38: Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Hoofdgroep 5. Interieur, vertrekken, opbouw (blz. 36 en 37). de moderne bouwkunde (die, zoals Henny Brouwer moet worden, is juist de onvervalste stem van het verleden. Men Restauratie Vademecum. RVblad 01-1 UDC72.025 56.Wandbekledingen en –versieringen. ‘specialist in te schakelen’. aangaf, van sterke invloed is om het denken binnen moet zich door het overleven van de ambachtelijke tradities niet 70 H.H.J. Kurvers RV blad Afwerking in kleur 01., kleur en schilder- (blz. 36) de bouwwereld, waar het restaureren onderdeel van laten misleiden. Van die ambachtelijke tradities is in de nieuwe indu- ingen, Restauratievademecum 1991/24-49 Hoofdgroep 9. artistiek-ambachtelijke zaken bouwmaterialen en striële samenleving alleen de praktische handvaardigheid stellig erg 71 ‘Opleiding.Opleiding restauratie-ambachten. Inventarisatie van speciale onderzoeken (blz. 38-40) uitmaakt), een ontwikkeling die daaruit voort is nuttig is bij het conserveren, is zij geen echte uitdrukking meer van opleidingen en opleidingsbehoefte voor restauratie-ambachten. 94 Bindmiddelen, verfproducten, glas blz. 38 (en blz. 90-91) gekomen en waarin de architecten thans nog steeds het verleden of van het heden. Het is een illussie [sic] te geloven, dat Twijnstra Gudde nv. RV bijdrage 04. Zeist / ’s-Gravenhage. 1986. en 95 Bewerkingen en afwerkingen (blz. 38 en 39 en blz.en blz. 91). hierin worden opgeleid. men een object in zijn oorspronkelijke staat kan terugbrengen door UDC 69.001.8 wordt o.a. kleuronderzoek beschreven. het van alle latere toevoegingen te ontdoen. 72 Grondig Onderwys in de Schilder- en Verw-kunst. Bewerkt Hier is een bouwkundige verdeling gemaakt, welke echter trouw De restauratie-ethiek, die in 1984 nog wordt De oorspronkelijke toestand is een mytisch, onhistorisch idee, waar- naar het gelijknamige leerboek uit het begin van de 19de eeuw van is aan de veelzijdigheid van de afwerking. voegwerk; dichting van genoemd bij de RDMZ en die een belangrijke basis aan kunstwerken opgeofferd worden, doordat ze in een toestand Lambertus Simis, meester-schilder te Amsterdam en aangevuld naden; bewerking van natuur- en kunststeen; pleisterwerk op steen- vormt voor het restauratie-vademecum van de RDMZ gebracht worden, die nooit heeft bestaan. Elke vooruitziende door H. Janse. en ‘De Quintessentiële Academie. Hout- en mar- achtige ondergrond; pleisterwerk op andere ondergronden; schilder- instandhoudingspolitiek moet zich meer bezighouden met de be- merimitaties een verhandeling over hedendaags sierschilderwerk en werk op baksteen, schilderwerk op natuursteen; schilderwerk op 1985-1998, is binnen de opleiding en dus ook voor de strijding van de oorzaken van het verval, dan met het herstellen van hout- en marmerimitaties door Jan Berghuis jr., decoratieschilder gepleisterde gevels; schilderwerk op hout; schilderen op metalen; wat reeds te gronde is gegaan.’ blz. 128 te ’s-Gravenhage. 1992 Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Zeist schoonmaken en conservering van gevels en muren (alleen de verfij- 68 Denslagen, W.F., J, Querido, A. de Vries, G.W.C. van Wezel. De tand en Sdu Uitgeverij Koninginnegracht, ’s-Gravenhage. UDC 698.1. RV ning van conservering van verflagen ontbreekt hier als categorie.) 39. afwerking van gevels en onderdelen. (blz. 64 en 65, vergelijkbaar: des tijds. RV bijdrage 07. RDMZ/SDU uitgeverij Zeist/’s Gravenhage. bijdrage 13 zie: 3 Exterieur gevels, onderdelen. 5 Interieur, vertrekken, opbouw 56,57,58, blz. 72-74.) 4 220 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 221 Kleuronderzoek Materialisering van een ideaal 4.2 Ir. M.G. Polman Ontwikkelingen

nieuwe, breed opgeleide kleuronderzoekers van essen- van Agnes Gräfin Ballestrem79 om duidelijk te maken met restauratoren methoden te ontwikkelen en de de studie van schadeverschijnselen en hun oorzaken; tieel belang. dat materiaal niet een doods gegeven is, dat zonder- bestudeerde problemen door conserverende behande- de studie van de chemische en fysische eigenschappen Waarschijnlijk is dit de belangrijkste factor van meer vervangen kan worden als het niet meer voldoet. lingen op te lossen.’81 van moderne materialen die in aanmerking komen verandering in het waarnemen, denken en beslis- Binnen het Centraal Laboratorium zijn de onder- Ballestrem schrijft daarover: ‘In het geval van voor- voor of de bescherming of de conservering en restau- singen nemen over restaureren, waardoor er anders in zoekers zich terdege bewust van de meerwaarde, van werpen van artistiek, wetenschappelijk en historisch ratie van cultuurgoederen; het aanpassen van analy- de restauratie van afwerklagen kan worden omgegaan. de enorme hoeveelheid informatie die opgeslagen belang zijn de materialen informatiedragers. Ze zijn tische methoden om zeer kleine hoeveelheden vaak Het gaat om bewustwording. ligt in het materiaal waarmee een kunstwerk of een op de een of andere manier gebruikt om uitdrukking onbekend materiaal te kunnen identificeren en het Toch behoeft deze ethiek, die met name kunst- bouwwerk gemaakt is. te geven aan menselijke creativiteit en behoeften, vorm toepassen van methoden die bijdragen tot de datering historisch is ontwikkeld, een verduidelijking in een Door deze kennis, die niet van te voren is gedefini- en stoffelijkheid te geven aan ideeën, vaak met artis- van voorwerpen. vakjargon van de architect en van het bouwkundige eerd maar wel aan definieerbare kennis getoetst kan tieke genialiteit. Ze dragen en vertonen sporen van Tot slot de methoden toegepast bij conservato- wereld. Hier zal in de eindconclusie op worden worden, is een materiaaltechnisch inzicht mogelijk dat vervaardiging en gebruik. Ze zijn getuigen van histori- risch- restauratorisch onderzoek, waarvoor eerst een doorgegaan. ten dienste staat van diegenen, die met het materiaal in sche situaties, van geestelijke en sociale veranderingen precieze vraagstelling gedefinieerd moet worden contact zijn en beslissingen moeten nemen wat er met in de samenleving. door een deskundige restaurator: onderzoek naar 4.2.3 het materiaal gebeuren moet. Het materiaal waarvan deze voorwerpen vervaar- en beschrijving van informatie over vervaardigings- Interdisciplinair onderzoek Centraal Laboratorium Dit is alleen mogelijk door interdisciplinaire samen- digd zijn is meestal niet waardevol, maar zonder technieken af te lezen aan de voorwerpen; onderzoek werking. De veelheid van informatie (in mijn geval de het materiaal kunnen belangrijke aspecten van de naar en beschrijving van sporen die het gebruik of de Aan de hand van citaten van Agnes Gräfin Ballestrem kleuren van een monumentaal pand dat gerestaureerd historische, artistieke en esthetische informatie niet geschiedenis hebben achtergelaten aan een voorwerp; (1935-2007)75 zal ik de samenwerking binnen het moet worden) wordt teruggebracht in het nemen en overleven. Beide – materiaal en inhoud – zijn onaf- beschrijving van de toestand van een voorwerp. Bij Centraal Laboratorium weergeven en het belang van analyseren van een tiental verfmonsters van enkele scheidelijk met elkaar verboden. geschilderde voorwerpen (beeldhouwwerk, gevels, materiaaltechnisch onderzoek. millimeters groot. Deze monsters worden geanaly- Het Centraal Laboratorium ziet het als een muurschilderingen en schilderijen) wordt gebruik Agnes Gräfin Ballestrem studeerde in de jaren seerd tot een schaal van 10-6 m (micrometer) en het bijzonder belangrijke plicht de samenhang tussen gemaakt van stratigrafisch onderzoek; het ontwik- 1950 economie, kunstgeschiedenis en restauratie van analyseren van de pigmenten in de verflagen tot hun de materialiteit van de objecten en hun daaraan kelen van behandelingsmethoden en toetsen van schilderijen en polychrome beeldhouwkunst aan de chemische elementen. Vervolgens worden deze feiten verbonden artistieke, wetenschappelijke, esthetische geschikte materialen.83 universiteiten van Würzburg en Bonn onder leiding weer geïntegreerd in het bouwkundige proces. en historische inhoud te onderzoeken teneinde de Die samenwerking is essentieel voor de ontwikke- van Johannes Taubert76 en Ernst Willemsen. Van 1960 Agnes Ballestrem drukt zich ongebonden, nuchter, aandacht te vestigen op eventuele gevolgen voor deze ling van het vak, mogen we concluderen als ze schrijft: tot 1972 werkte zij eerst als restaurator en later als helder en zorgvuldig uit, waardoor het materiaal- inhoud bij conserverings- en restauratieingrepen.’ 82 ‘De methoden van conservatorisch-restauratorisch hoofd van de afdeling Polychrome beeldhouwkunst bij technisch onderzoek, dat vanuit een conceptuele Het CL is daarom - uit overtuiging - een voorstander onderzoek hebben zich pas in de afgelopen 20 tot 30 het Koninklijk Instituut voor het Kunstpatrimonium denkwijze misschien minder aantrekkelijk lijkt, heel van het “interdisciplinaire onderzoek”. jaren sterk ontwikkeld’84 in Brussel. Daarna volgde zij Ernst Willemsen op als aantrekkelijk wordt en van een grote schoonheid Het voorwerp... staat hierin centraal. Het onderzoek Agnes Ballestrem noemt ook dat de hoofd van de afdeling Conservering van het Rheinische getuigt. benadert het probleem uit zowel een historisch, ‘Interdisciplinaire samenwerking (...) niet persé het Amt für Denkmalplege in Bonn. Ze schrijft dat als het de onderzoeksactiviteiten door kunsttheoretisch en esthetisch als een natuurweten- feitelijk samenwerking van drie personen aan een In 1985 kwam zij naar Nederland als directeur het Centraal Laboratorium betreft, dienstbaarheid aan schappelijk en een conservatorisch-restauratorische probleem (betreft).’ Het gaat om een attitude waarbij van het toenmalige Centraal Laboratorium voor praktische doelstellingen voorop staat.80 invalshoek. Daarbij maakt iedere betrokken discipline iemand tot samenwerking bereid is en in staat is om de Onderzoek van Voorwerpen van Kunst en Wetenschap Het CL begon als natuurwetenschappelijk labora- gebruik van de haar eigen onderzoeksmethoden.’ eigen discipline als onderdeel van een groter geheel te in Amsterdam. torium en bestudeerde zowel de materialen waaruit Hoezeer het laboratorium van de materie uitgaat, zien, en zich te realiseren wat de eigen rol daarin is en Na de fusie tot het ICN was zij tot haar pensionering het voorwerp van kunst en wetenschap is opgebouwd blijkt wel uit de voorbeelden: deze rol ook kan relativeren: ‘De principiële noodzake- in 2000 plaatsvervangend directeur en hoofd van de als de verschijnselen en oorzaken van hun verval. Al kunsthistoricus (studie van historische bronnen lijkheid van interdisciplinaire benadering moet door afdeling Advies en Onderzoek.77 Zij bekleedde diverse spoedig begonnen de natuurwetenschappers samen over technieken, studie naar de oorspronkelijke de individuele onderzoeker ook worden toegepast functies in internationale commissies. 78 functie en betekenis van het voorwerp, studie van de door een gerichte denk- of zienswijze bij zijn of haar In het kort wordt hier stilgestaan bij enkele teksten historische of maatschappelijke context van vervaardi- werk. Dit verlangt wel belangstelling en kennis op 79 Ballestrem, A. Gräfin, ‘Onderzoek ten behoeve van de conserve- ging en de studie van de materiële geschiedenis van het de gebieden van de andere disciplines. Tevens intel- ring en de restauratie van voorwerpen van kunst en wetenschap bij het Centraal Laboratorium’ in: Roelofs, W.G.Th. en J.A. Mosk, J.A. voorwerp) lectuele flexibiliteit en de wil om deze belangen te (eindred), Mogelijkheden en grenzen van natuurwetenschappelijk onderzoek voor onderzoek met natuurwetenschappelijke betrekken bij het eigen onderzoek.’85 75 Agnes, Gräfin von Ballestrem. * Flössingen (D) 19.05.1935+ aan en ten behoeve van voorwerpen van kunst en wetenschap. CL themadag 16. methoden moeten vooral worden genoemd: de studie ‘Zo zijn de pogingen tot interdisciplinair onderzoek 14.04.2007. Amsterdam,1989. 76 Het werk van de restaurator en kunsthistoricus Johannes Taubert 80 ‘Wetenschappelijk onderzoek wordt gewoonlijk onderscheiden van historische materialen, technieken en structuren; wordt door Anne van Grevenstein baanbrekend genoemd, zie ook in “zuiver wetenschappelijk onderzoek, gericht op uitbreiding en noot 20. Grevenstein-Kruse, A. Van, 2005, blz.18 verdieping van kennis, en in toegepast wetenschappelijk onderzoek, 83 Ballestrem, 1989, blz. 5 en 6 77 bron Nieuwsbrief ICN nummer 10, jaargang 2, juni 2007 waarbij de dienstbaarheid aan praktische doelstellingen voorop 81 Ballestrem, 1989, blz. 4 84 Ballestrem, 1989, blz. 6 78 zie ook: ICCROM) staat”. Grote Winkler Prins, 1975. Ballestrem, 1989, blz. 4 82 Ballestrem, 1989, blz. 4 en 5 85 Ballestrem, 1989, blz. 6 4 222 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 223 Kleuronderzoek Materialisering van een ideaal 4.2 Ir. M.G. Polman Ontwikkelingen

– feitelijk of in denkwijze – ons meest belangrijke Het architectonisch concept staat centraal in het vertoont zich als het ware het samengesteld uit vorm de deur niet blind, maar zichtbaar hoorde te zijn en uitgangspunt bij de benadering van een te onder- denken van de architect. De ruimtelijkheid is daarin en kleur: de meest ultieme vorm van architectuur!’95 de schildering aanleiding geeft hierin een steenachtig zoeken probleem.86 essentieel, maar ook de materialiteit en hoe de Het architectonisch academisch onderzoekskader materiaal te verbeelden.‘ Het Centraal Laboratorium onderzoekt geen ambachtsmensen het tot uitvoering hebben gebracht. biedt ook plaats voor de geschiedenis: De afwerkingen Henny Brouwer laat zien hoe het concept, de theorie ‘monsters’ maar ‘problemen’, die eerst goed onder- Geschriften getuigen wat de architect beoogde. maken de ruimtevorm leesbaar, maar dit gebeurt niet en het monument aanvullend op elkaar zijn. De idee bouwd en gedocumenteerd worden door de aanvrager. Materialiteit kent twee kanten: bouwmateriaal en altijd. ‘De decoratie kan vorm ondersteunen en onder- en de uitvoering zijn niet altijd gelijk, maar wel inte- De monsters moeten op een zinvolle plaats worden afwerking. Henny Brouwer beschrijft hoe de verkeerde uithalen en beide zijn interessant.’96 Als voorbeeld ressant, met andere woorden: beide zijn van waarde, genomen. Het gaat, kortom, over samenwerking met hypothese, dat het bouwmateriaal altijd als zelfstandig noemt Henny Brouwer De Lairesse, die voorschriften het kan objectief worden genoemd. collega’s conservatoren en restauratoren, architecten expressiemiddel van architecten geldt, van grote schreef over hoe de architectonische indeling behoorde Ook vanuit de theorie en het schoonheidsideaal, de en archeologen, archivarissen en bibliothecarissen en invloed is geweest. Dit dateert vanaf de derde kwart te zijn. ‘Het zondigen tegen deze regels maakt ruimtes conceptuele en dus ruimtelijke waarde als beginpunt monumentenzorgers. van de negentiende eeuw tot ver in de twintigste eeuw: er niet vanzelfsprekend minder interessant door.’ kan een gebouw worden onderzocht. Daarbij heeft het Victor de Stuers schreef in ‘Holland op z’n Smalst’ ‘een Zij constateert diverse conceptuele architectonische eigentijdse denken over architectuur invloed op de 4.2.4 aanklacht ten aanzien van de wijze waarop Nederland uitgangspunten die niet consequent zijn doorgevoerd wijze waarop er over restauratie wordt gedacht. Restauratieopleiding Faculteit Bouwkunde met zijn monumenten omgaat’90 (1873). Tot ver in de in de geschilderde werelden van belangrijke ruimtes Henny Brouwer ziet het materiaal niet als doel, Technische Universiteit Delft twintigste eeuw ‘heeft dit bij restauraties geleid tot een van De Oranjezaal, in Het Loo en de Treveszaal in het maar als middel. Het gaat niet om het materiaal, stelling name vóór het bouwmateriaal als zelfstandig Binnenhof-complex. Desondanks is er duidelijk van maar om hoe een materiaal kan worden toegepast. Aan de hand van de tekst van Ir. H.C. Brouwer wil ik expressiemiddel in de architectuur en veel oorspronke- een relatie sprake tussen de architectonische vormge- Uiteindelijk gaat het erom wat een ontwerper heeft laten zien wat voor mij een essentieel aspect is van lijke afwerklagen voor altijd doen verdwijnen.’91 Maar ving van de ruimte en de oorspronkelijke afwerking gecreëerd, in vorm, in textuur en in kleur. de restauratie-opleiding in Delft. Henny Brouwer is er waren ook genuanceerdere meningen, zoals die in de door haar besproken 17de eeuwse natuursteen- universitair docent aan de Technische Universiteit van Ter Kuile in het jaarboek 1934 van de Nederlands architectuur. ‘het is daarom van belang dat er bij de Delft, Faculteit Bouwkunde en als architect werkzaam Oudheidkundige Bond.92 interpretatie van vondsten steeds wordt teruggekop- 4.3 bij de Rijksgebouwendienst. Ook is er sprake van een parallel tussen nieuwbouw peld naar de architectuur van de ruimte. Methodiek van materiaaltechnisch onderzoek ten Zij is afgestudeerd aan de Technische Hogeschool en restauratie: ‘Het bouwmateriaal als zelfstandig Daarbij moet men zich echter wel steeds realiseren behoeve van reconstructie Delft, richting Architectuur en Restauratie. Zij was expressiemiddel gaat pas aan het einde van de dat de decoratieschilder zich niet altijd aan de regels werkzaam bij Architectenbureau Kruger te Voorburg, 19de eeuw een belangrijke rol spelen, zowel in de van De Lairesse houdt: een bureau dat grote restauratieopdrachten in nieuwbouw als bij restauraties. Tot die tijd waren kleur In deel II, blz. 148/9 schrijft hij: ‘Schilderkonst’... portefeuille had. Sinds 1983 is zij wetenschappelijk en structuur van de materialen waaruit onze bouw- kan worden aangemerkt... ‘als een hulpmiddel om met medewerker aan de Technische Universiteit Delft, werken waren samengesteld, veelal ondergeschikt minder onkosten de zelve’ (Bouwkonst) ‘te voltooijen; leerstoel Restauratie, Onderzoek en Onderwijs, thans aan kleur en structuur van kunstmatig opgebrachte waarom daar zonodig een acht op genomen dient te genoemd Universitair Docent bij Restauratie R-MIT lagen.’93 worden, dat’... daarbij ‘de Concepten van den Schilder (Restauratie-Modificatie-Interventie-Transformatie), ‘Het architectonisch concept zou de die van den Bouwmeester niet teniet doen; maar dat sinds Jo Coenen deze leerstoel bekleedt. Sinds 1999 grondslag kunnen vormen voor doelgericht het een met het ander zodanig werde verenigd, dat de tevens werkzaam bij de Rijksgebouwendienst als afwerkingsonderzoek.’94 oogen der aanschouwers misleid zynde, alles voor de senior architect op het terrein van Monumenten in Vanuit het concept kunnen de afwerkingen waarheid zelve komen aan te zien’. ’97 Rijksbezit. specialisme: het ‘Klassieke ‘ monument in begrepen worden, zoals bijvoorbeeld de reconstructie Henny Brouwer merkt op dat het Groot- al zijn facetten. 87 van de buitenafwerking van de Domkerk van Limburg Schilderboek er toen nog niet was (1707) maar dat Henny Brouwer benadert het onderzoek en de an der Lahn (1210-1240) in kleur en textuur (1968-72), deze al wel bestonden. ‘Toch zullen de door hem waarde van de afwerklagen wetenschappelijk vanuit die van grote betekenis is geweest voor devisie op geformuleerde regels ook voor deze uitgave als richt- de architectuur. 88 Haar stelling is dat ‘Onderzoek naar de architectuur van oude gebouwen. ‘De rode oker- lijnen gehanteerd zijn.’98 Ook na het verschijnen werd oude verflagen – of het nu exterieur of interieur betreft kleurige lisenen, boogfriezen en archivolten tegen ertegen gezondigd, zoals het ontbreken van een deur – leidt (als het goed is) tot het architectonisch beeld dat het terugliggende witte muurvlak geven geen materi- en de houtimitatie op de geschilderde lambrisering de ontwerper/bouwer voor ogen had.’89 aalimitatie weer: het materiaal is geabstraheerd. Het in Huize van Brienen (Lodewijk XIV-stijl en Italiaanse landschapschildering van Dirk Dalens III, 1730), terwijl

86 Ballestrem, 1989, blz.7 90 Brouwer, H.C., 1997, blz. 53 87 bron: Hobéon. www.Hobeon.nl 91 Brouwer, H.C., 1997, blz. 53 95 Brouwer, H.C., 1997, blz. 54 88 Brouwer, H.C., blz. 53-61 ‘’Afwerkingsonderzoek als ondersteu- 92 Nederlandsche Oudheidkundige Bond 96 Brouwer, H.C., 1997, blz. 54 ning van de architectuur’ 93 Brouwer, H.C., 1997, blz. 53 97 Brouwer, H.C., 1997, blz. 60 89 Brouwer, H.C., 1997, blz. 53 94 Brouwer, H.C., 1997, blz. 54 98 Brouwer, H.C., 1997, blz. 60 4 224 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 225 Kleuronderzoek Materialisering van een ideaal 4.3 Ir. M.G. Polman Methodiek van materiaaltechnisch onderzoek ten behoeve van reconstructie

4.3.1 Door middel van kleuronderzoek wordt kennis Ook patina en textuur (het uiterlijk van de verflaag: de architectuur duidelijk wordt. (afb.144) Wanneer een Inleiding vergaard en ontstaat er inzicht in de geschiedenis en de kwaststreek of roller), glans, kunnen hierbij zichtbaar bepaalde laag op verschillende plaatsen terugkomt, conditie van het gebouw, waardoor er bewust een plan worden. Voor een kleurentrap is circa 1-2 cm² per kan worden geconcludeerd dat het een afwerklaag Door onderzoek te doen aan de gebouwde architec- kan worden gemaakt. Het vormt de basis van (passieve) laag nodig. Decoraties moeten in een groter vlak is die daadwerkelijk is toegepast. Het blootleggen tuur, krijgen we inzicht in wat er daadwerkelijk is conservering, restauratie, reconstructie en hergebruik worden blootgelegd om een beeld te kunnen krijgen. van verflagen gebeurt immers op kleine, verspreide gebouwd en, in het geval van verflagen, welke kleuren van de kleurige afwerking van gebouwen. Ten behoeve Dit noemt men een kleurvenster. Vaak moeten er oppervlakken. Er kunnen lagen ontbreken doordat er er in de loop der tijd zijn aangebracht. We krijgen van restauraties is de vraag van de opdrachtgever, steekproefsgewijs vensters worden blootgelegd om juist op die plek grondig is geschuurd, of onderdelen inzicht in de geschiedenis van het gebouw. Geschreven architect en schilder: wat moeten wij doen? of: welke voldoende informatie te krijgen. Bij unieke schilde- kunnen van latere tijd dateren na een verbouwing. Ook bronnen, zelfs bestekken, zijn veelal ontoereikend als kleur moeten we toepassen? De wedervraag die de ringen geven vensters alleen een blik op de afbeelding. kan er een proefstuk zijn gemaakt op de onderzochte informatiebron van de toegepaste kleuren. kleuronderzoeker daarbij stelt kan alleen beantwoord Stratigrafisch onderzoek wordt op alle onderdelen plek. De eerste stap van materiaaltechnisch onderzoek is worden door (onderzoek van) het gebouw zelf: welke van het gebouw uitgevoerd die geschilderd zijn (zowel Door het koppelen van de onderzoeksresultaten kijken. Het is het zeer nauwkeurig, onbevooroordeeld afwerklagen, welke kleuren zijn nog aanwezig op basis exterieur als interieur; op muren, ramen, deuren, kunnen de diverse afwerkstadia in beeld worden kijken naar de materialen waarmee het gebouw is waarvan hij hierop antwoord kan geven. kozijnen, plafonds, wanden, vloeren et cetera) en op gebracht. gemaakt en zoals het gebouw de tijd is doorgekomen. meerdere plaatsen per onderdeel. Bij een gelaagde of Het is van belang dat alle blootgelegde lagen Zowel de afwerking, de architectonische vorm, de 4.3.2 geprofileerde opbouw (van bijvoorbeeld een deur of worden genoteerd, ook als men alleen in het eerste architectonische ruimte, het gebruik, de inrichting, de Onderzoek in situ: verkennend, stratigrafisch, topografisch een lambrisering) moeten alle delen worden onder- afwerkstadium geïnteresseerd is. Uit de samenhang lichtinval en de verwarming zijn factoren die hierin zocht: het lijstwerk, paneel, bossing, delen. kan worden herleid of de eerste aanwezige afwerklaag meespelen. Bouwsporen, beschadigingen en slijtage 4.3.2.1 De kleurtrappen worden beschreven en gefoto- ook daadwerkelijk de eerste oorspronkelijke afwerk- vertellen iets over het gebruik en laten vaak al sporen Kleurverkennend onderzoek grafeerd met een standaard fotokleurenkaart (een laag is. Hetzelfde geldt voor latere afwerkstadia. Een van oudere verflagen zien. kleurenschaal ter referentie van de analoge foto- of volledig onderzoek behoedt de onderzoeker voor De aard van materiaaltechnisch onderzoek is het Om een beeld te krijgen of en waar er oude lagen dia-afdruk, een zwart-wit schaal bij digitale fotografie). een te snelle conclusietrekking. Uit dit onderzoek ‘in verzamelen van informatie door letterlijk de verflagen aanwezig zijn onder de zichtbare verflagen, kunnen In ideale omstandigheid vindt dit plaats nadat de situ’ (ter plaatse) kunnen de eerste conclusies worden te ontleden en deze informatie te ordenen; waarbij er eerst ‘puncties’ of ‘sondes’ uitgevoerd worden. Met kleurentrappen enkele weken aan daglicht blootge- getrokken. het formuleren van de eindconclusie zo lang mogelijk behulp van een scalpel of chirurgisch lancet (afb.139) staan hebben. Olieverflagen verdonkeren als ze zijn wordt uitgesteld. Vrijwel elke vondst levert niet wordt er schuin door de verflagen heen een klein mate- afgedekt. De olieverflagen kunnen in het daglicht 4.3.3 alleen een antwoord, maar ook een nieuwe vraag op. riaalmonster weggestoken. Het is dan duidelijk of een meer naar de oorspronkelijke kleur terugkomen. In de Laboratoriumonderzoek of Materiaaltechnisch onderzoek kan worden gebruikt kleuronderzoek mogelijk is en waar er kleurtrappen praktijk is er vaak onvoldoende tijd voor. natuurwetenschappelijk onderzoek voor verschillende doeleinden: voor reconstructie gemaakt kunnen worden. De optisch waar te nemen kleuren worden vastge- bij restauratie, voor de wetenschap, documentatie, legd door ze te vergelijken met standaard kleuren- Om een zo nauwkeurig mogelijk onderzoeksresul- archivering 4.3.2.2 waaiers (bijvoorbeeld Natural Colour System of ACC taat te krijgen is het nodig om naast het stratigrafisch De wetenschappelijke onderzoeksmethodiek die Stratigrafisch onderzoek kleurcodes, zie afb 49 en afb.142, 143), ze na te mengen onderzoek laboratoriumonderzoek (microscopisch aan het kleuronderzoek aan verflagen ten grondslag in gouache of kleurpotlood of ze te meten met behulp en microchemisch) te (laten) verrichten. Hiervoor ligt, komt voort uit het onderzoek aan schilderijen, Vervolgens kan het stratigrafisch onderzoek uitge- van digitale apparatuur in een Cie-lab waarde. (afb.143) wordt een monster (ter grootte van enkele millime- schilderingen en gepolychromeerd beeldhouwwerk. voerd worden, waarbij met behulp van een scalpel Op de toepassing van kleurenwaaiers zal ik in H.6 ters) genomen van het gehele verfpakket tot en met De verf staat hierbij centraal. De ondergrond, tot en de verflagen laag voor laag worden blootgelegd in de terugkomen. de ondergrond. Het verfmonster wordt ingebed in met het gebouw, wordt in eerste instantie beschouwd vorm van een kleurentrap of kleurladder. (afb.140) De resultaten van het stratigrafisch onderzoek kunsthars en na doorharding haaks op de verflagen als drager van de verflagen. Hierdoor ontstaat in chronologische volgorde een worden zowel per kleurentrap bekeken (bijvoorbeeld geslepen en gepolijst, zodat het pakket aan verflagen Het onderzoek kenmerkt zich door het minutieus beeld van de verflagen die in de loop der tijd zijn om afwerkstadia te benoemen), de resultaten worden onder een microscoop kan worden bestudeerd.(afb onderzoeken naar de verflagen, de opbouw van de aangebracht. Die lagen bestaan uit voorbewer- vergeleken met analyse van de verflagen, als onderling 139) De analysemogelijkheden betreffen: verflaag- verflagen, de samenstelling van de verflagen, de kingslagen (grondlaag, vullaag, verflaag, plaklaag) tot met elkaar vergeleken (het zogenaamde ‘topografisch’ opbouw, verflaagsamenstelling, pigmentanalyse en wijze van aanbrengen van de lagen en het verouderde toplagen (afwerkverflaag, vernislaag, bladmetaal) en onderzoek). bindmiddelanalyse. Het analyseren van de gebruikte uiterlijk. Het materiaal is de drager van de infor- van verflagen waarvan het oppervlak nog goed herken- pigmenten en bindmiddelen wordt met diverse matie en wordt als essentieel beschouwd, zowel voor baar is tot lagen waarvan slechts sporen resteren. 4.3.2.3 instrumentele analysetechnieken uitgevoerd. Dit is het onderzoek, als voor het behoud van het gebouw. Behalve monochrome afwerklagen kunnen door Topografisch onderzoek zeer specialistisch werk, dat meestal wordt uitbesteed Ofschoon het behoud van materiaal voorop staat, is een stratigrafisch onderzoek ook muurschilderingen en aan een vaklaboratorium en gebeurt in nauwe samen- kleuronderzoek een destructief onderzoek, waarbij in decoratieve afwerkingen (sjabloonschilderingen, Hierin worden de resultaten van de stratigrafi- werking van de kleuronderzoeker en de chemisch de verflagen kleine gedeelten worden weggekrabt. Dit biezen, hout- en marmerimitaties, beletteringen, sche onderzoeken in relatie tot elkaar gebracht en analist. Het is van belang om vanuit de bevindingen is een tijdrovende bezigheid. bezandingen) tevoorschijn komen. geordend, waardoor de samenhang in de tijd en met van het stratigrafisch onderzoek heel gerichte vragen 4 226 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 227 Kleuronderzoek Materialisering van een ideaal 4.3 Ir. M.G. Polman Methodiek van materiaaltechnisch onderzoek ten behoeve van reconstructie

te stellen aan het laboratorium en de resultaten terug De tweede analysemethode toont zijn kracht bij de en laboratoriumonderzoek vullen elkaar aan. te dateren. Foto’s en films, ook in zwart-wit, geven te koppelen naar de resultaten van het stratigrafisch moderne bindmiddelen zoals alkydverf, acrylaat en De meerwaarde van het laboratoriumonderzoek is door tintnuances aan op welke plaatsen kleurtrappen onderzoek. polyurethaan.’99 niet alleen de analyse, maar ook de eigen invalshoek moeten worden blootgelegd, maar bedacht moet 4.3.3.4 Interpretatie van resultaten van de analist, waardoor de bevindingen van de stra- worden dat donkere of lichte tinten op de foto’s niet 4.3.3.1 Deze analyses zijn van groot belang om de juiste tigrafisch onderzoeker niet alleen nader gedefinieerd, persé indicatief zijn voor donkere of lichte kleuren in Verflaagopbouw conclusies te kunnen trekken. Verkleuringen van maar ook gecontroleerd worden. Ook literatuur- en het gebouw. verflagen kunnen daarmee aan het licht komen, archiefonderzoek kunnen in de vraagstelling worden Advertenties in vakbladen tonen de producten die Allereerst wordt de laagopbouw bestudeerd en wordt zichtbaar in de dwarsdoorsnede, of op basis van de betrokken, zoals de bestekvoorwaarden of beschrijving indertijd op de markt waren. Soms zijn dat producten er getracht om grondlagen, vullagen, tussenlagen en chemische samenstelling. Technieken als SEM-EDS van een bepaald product. die inmiddels weer verdwenen zijn. Het is goed om afwerklagen te onderscheiden, zodat de verschillende maken het mogelijk om de 20ste eeuwse verven, over de (afwerk)materialen zoveel mogelijk te weten afwerkstadia kunnen worden benoemd. Afwerklagen waarbij de pigmentkorrels fijn gemalen zijn, goed te 4.3.3 te komen. Elk product heeft specifieke eigenschappen, kunnen herkenbaar zijn door craquelures of vuillagen, analyseren. In vroegere eeuwen waren de pigment- Literatuuronderzoek, afbeeldingenonderzoek, textuur en kleur. Productnamen kunnen fantasie- die ontstaan als de verflaag langere tijd aan weersin- korrels veel grover, waardoor onder de microscoop de archiefonderzoek namen zijn en de samenstelling van de producten vloeden of vervuiling heeft blootgestaan en er bij over- vorm herkenbaar is, of chemische proeven duidelijker kunnen in de loop der tijd wijzigen. schilderen onvoldoende is gereinigd en geschuurd. herkenbaar zijn (de kleurverandering ten gevolge Literatuuronderzoek, afbeeldingenonderzoek en Van de afzonderlijke verflaag kan verkleuring of van een chemische reactie kan de aanwezigheid van archiefonderzoek bieden zinvolle en noodzake- 4.3.4 ontkleuring zichtbaar worden. Ook de samenstelling bepaalde pigmenten aantonen). Door de datering van lijke onderbouwingen van het materiaaltechnisch Rapportage van de verflaag en de grootte van de pigmentkorrels pigmenten of bindmiddel kan het duidelijk worden onderzoek. Toegespitst op jonge monumenten100 worden zichtbaar. Dit onderzoek kan eventueel door uit welke periode een bepaalde verflaag en daardoor: is er een grote hoeveelheid informatie beschikbaar, Een onderzoeksrapportage bevat bij voorkeur de de kleuronderzoeker worden verricht. (afb.146, 147) een bepaalde afwerking stamt. De aanwezigheid van alhoewel een deel ervan vaak verloren gaat bij het volgende onderdelen: het witte pigment titaandioxide is een belangrijk opschonen van archieven. Het betreft onder meer inleiding: 4.3.3.2 ijkpunt gebleken om te kunnen vaststellen of een bestekken, rekeningen, (bouw)tekeningen, corres- -een korte schets van het gebouw in tekst en Pigment analyse afwerking origineel kon zijn omdat dit witte pigment pondentie, foto’s, films, publicaties, vakbladen (archi- tekening. in Nederland pas na de Tweede Wereldoorlog veel- tectuur, kunst en schilder), kranten, tijdschriften, -omschrijving van de opdracht, opdrachtgever, Van de afzonderlijke verflagen kunnen de pigmenten vuldig werd toegepast. (afb.148) Door bindmiddelana- reclamefolders, productinformatie, kleurkaarten en architect en bindmiddelen worden geanalyseerd. Zoals de lyse kan het type bindmiddel (olie, vernis, lijm, silicaat, bewoningsgeschiedenis. De bronnen kunnen op de -uitvoering van het onderzoek, inclusief de toege- natuurwetenschappelijk onderzoeker Matthijs caseïne) worden gevonden en daardoor een of meer kleur- en materiaalaspecten worden onderzocht, om paste onderzoeksmethoden de Keijzer van het Instituut Collectie Nederland type(s) verf die zijn toegepast. Daaruit is een aantal zo alle informatiebronnen met elkaar in verband te conclusies: schrijft: ‘Voor het analyseren van pigmenten kunnen mogelijkheden af te leiden van de wijze waarop de verf kunnen brengen en met elkaar te vergelijken. -de (voorlopige) conclusies, toegelicht met: de volgende analysemethoden worden toegepast: is aangebracht. Afwerking bestaat niet alleen uit kleur Voor een concrete kleurtoepassing zijn de bronnen -kleurpalet, waarin alle kleuren en materialen van Röntgenfluorescentiespectrometrie (XRFS), maar ook uit textuur, dat wil zeggen de structuur van ontoereikend. In een bestek staat meestal alleen de de afwerklagen worden getoond, zodat de samenhang Röntgendiffractie (XRD), Scanning elektronenmi- het oppervlak. Olieverf kan met de kwast zijn uitge- technische werkwijze van de handelingen beschreven met de nieuw aan te brengen kleuren duidelijk wordt, croscopie met energie-dispersieve Röntgenanalyse streken, of getamponneerd. Plafonds kunnen met een en eventueel het type verf. Bovendien betreft dit -ruimtelijke weergave van de kleuren in/op het (SEM-EDS) en Fourier Transform Infrarood grote blokwitter gewit zijn. doorgaans een standaard verfbestek en niet een gebouw d.m.v. ingekleurde perspectieftekening of Spectrometrie (FT-IR). Organische kleurstoffen specifiek bestek dat geschreven is voor het betreffende ingekleurde foto. kunnen met hoge prestatie vloeistofchromatografie 4.3.3.5 bouwwerk. In het bestek staat meestal vermeld dat de advies (ten behoeve van reconstructie): (HPLC) worden geanalyseerd. (afb.145-147) Mogelijkheden en beperkingen kleur ‘nader te bepalen’ is of ‘in het werk te bepalen’. -kleurstalen, ter informatie aan de architect en de Rekeningen geven wel materialen en hoeveelheden schilder 4.3.3.3 Soms is er onvoldoende verfmateriaal aanwezig om weer, maar niet waar de producten zijn toegepast. De bijlagen: Bindmiddel analyse een kleurentrap te kunnen maken en is monsteron- bronnen geven veelal waardevolle kaders om de mate- -volledige onderzoekresultaten, inclusief derzoek de enige mogelijkheid om de oorspronkelijke riaalanalyses te kunnen ordenen en interpreteren. plaatsaanduiding: Bindmiddelen kunnen met de instrumentele verflagen op te sporen. Bestekken en bouwtekeningen laten zien of de in -stratigrafisch onderzoek analysemethoden gaschromatografie-massaspec- Onder een microscoop is echter niet vast te stellen situ onderzochte onderdelen origineel kunnen zijn. -laboratoriumonderzoek trometrie (OC-MS) en Fourier Transform Infrarood wat de kleur van de verflaag is zoals die met het blote De eerste verflagen op later toegevoegde onderdelen -archiefonderzoek Spectrometrie (FT-IR) worden geanalyseerd. Bij de oog wordt waargenomen. Stratigrafisch, topografisch maken het mogelijk om het topografisch onderzoek Het is belangrijk om alle, via de verschillende onder- eerste instrumentele analysemethode kan onder- zoeksmethoden verkregen informatie nauwkeurig te scheid tussen de verschillende drogende oliën, zoals rapporteren. De ervaring leert dat een onderzoek nooit lijnolie, papaverolie en notenolie, worden gemaakt. 99 Keijzer, Matthijs de en Pieter Keune. Pigmenten en bindmiddelen, af is. Tijd en geld spelen hierbij een belangrijke rol en tweede uitgebreide druk , Amsterdam, 2005. blz. 112-113 100 na 1850 4 228 4 229 Kleuronderzoek Kleuronderzoek 4.3 4.4 Methodiek van materiaaltechnisch onderzoek ten Conclusie. Kleuronderzoek: even krabben en klaar behoeve van reconstructie

zelfs als die aspecten ruimschoots aanwezig zijn, is kan worden aangevraagd. Kleuronderzoek heeft als Het is altijd zinvol om proefstukken op te zetten Er zijn verschillende niveaus van kleuronderzoek. de geschiedenis zelden of nooit tot in detail compleet eerste doel het verzamelen van gegevens en het inzicht van de voorgestelde kleuren. (afb.149-154) Het stratigrafisch onderzoek en het bestuderen van te reconstrueren. Dat geldt zowel voor het kleuron- vergaren op basis waarvan een verantwoord restaura- Het verwijderen van oude verflagen dient zoveel dwarsdoorsneden gebeurt ook door fabrikanten, met derzoek, als voor het restauratieproces (conservering, tieplan kan worden gemaakt. Kleuronderzoek maakt mogelijk te worden vermeden. De ouderdom van als doel de technische conditie van het verflagenpakket restauratie, reconstructie en renovatie). Omdat de duidelijk of en waar oudere verflagen aanwezig zijn, het gebouw blijft afleesbaar aan de vele verflagen en vast te stellen. Bij dat type onderzoek doet het niet ter meeste kleuronderzoeken in het kader van een restau- wat de conditie van de verflagen is, of deze verflagen de informatie die in de verflagen besloten ligt, blijft zake wat de historische betekenis van het verfpakket is ratie plaatsvinden, is een zeker pragmatisme noodza- behouden kunnen blijven en of het mogelijk/ gewenst bewaard. Het restauratieprincipe ‘behoud gaat voor en of er gekrabd wordt op een plek waar alle verflagen kelijk. Ook dat vraagt een eerlijke verslaggeving. is om een bepaalde periode te conserveren, te restau- vernieuwen’ geldt ook voor historische verflagen. nog aanwezig zijn. Er wordt gelet op de verftechnisch Enerzijds is het aan de onderzoeker om een zo reren of te reconstrueren. Dit is nader toegelicht in de Dit wijkt af van de dagelijkse huisschilderpraktijk, kwetsbare ondergronden en de gevels en gebouwon- nauwkeurig mogelijk onderzoek te verrichten, waarin teksten van Anne van Grevenstein en Huub Kurvers. waarin verffabrikanten voorschrijven dat alle oude derdelen die het meest te lijden hebben. alle gegevens worden vermeld, naast de zekerheden In de praktijk wordt er echter pas aan de kleuraf- verflagen verwijderd moeten worden. Daarmee garan- Schilders zijn niet opgeleid om te analyseren, maar ook de lacunes en de twijfels, zoals dat een weten- werking gedacht als er, tegen het eind van de restau- deert de fabrikant de kwaliteit van zijn product. Dat om te handelen. Zij zullen oplossingsgericht denken schappelijk onderzoek betaamt. Anderzijds moet er bij ratie, moet worden besloten welke kleuren er zullen is niet nodig. De verflagen zitten vaak al tientallen en handelen, vanuit een eigentijds kader. reconstructie een helder advies komen te liggen waar worden toegepast. Omdat bij ontmanteling tijdens de tot honderden jaren vast, en giftige verflagen zijn een Ook architecten zullen minder geneigd zijn om een opdrachtgever, een architect en een schilder mee restauratie vaak authentieke onderdelen te voorschijn prima conserveringsmiddel terwijl ze bij verwijderen eindeloos naar een klein historisch feit te zoeken, als aan de gang kunnen. komen, moet een kleuronderzoeker ook tijdens de milieuvervuilend en een risico voor de gezondheid een eigentijdse oplossing voorhanden is. Ze zoeken Er is dus sprake van een wetenschappelijk bouwwerkzaamheden contact blijven houden met de geven. De kleurkeuze van moderne verfproducten is aanknopingspunten, geen achtergrondverhalen. onderzoek dat naar een actuele bouwpraktijk moet architect en de uitvoerder, om die gegevens in kaart te gering, omdat er met standaardkleuren wordt gewerkt Het zeer nauwkeurige, minutieuze krabben worden vertaald. Het blijkt, dat de kennisoverdracht kunnen brengen en om de nodige voorzorgsmaatre- en omdat het mengen van kleuren op het werk bijna vraagt om een engelengeduld en staat vaak lijnrecht niet alleen schriftelijk vooraf maar ook op de bouw zelf gelen en ingrepen te bewerkstelligen om de vondsten niet mogelijk is101. De productkeuze is ook gering, als tegenover de hectiek van het bouwproces. Een onder- het meest duidelijk kan worden overgedragen. Het is te behouden (letterlijk of overdrachtelijk). het schildersbedrijf zijn verfproducten afneemt bij één zoeker moet zich voor die hectiek af kunnen sluiten, zinvol als de onderzoeker aanwezig is bij het beoor- hoofdleverancier. stilte en rust om zich heen creëren om naar het gebouw delen van de op te zetten proefstukken en als de onder- 4.3.6 te kunnen ‘luisteren’. zoeker betrokken blijft bij de uitvoering om deze bij te Reconstructie 4.4 Een architect en een schilder zullen juist in het sturen en om direct in te kunnen spelen op vragen die Conclusie. Kleuronderzoek: even krabben en klaar totale werkproces moeten anticiperen en participeren, zich voordoen. De kleurtrappen geven een beeld van hoe de of zullen er vanuit de traditie eerder door worden Zelden of nooit leiden de resultaten van kleuron- oorspronkelijke materialen de tijd hebben doorstaan. geleid. derzoek rechtstreeks tot een samenhangend geheel of Bindmiddel en pigment kunnen zijn verkleurd en de Even krabben met de autosleutel of de verfkrabber tot duidelijke conclusies. Op basis van de gegevens zijn toplaag kan verschraald of gecraqueleerd zijn. Bij de heeft weinig zin. Een beschadigde verflaag is niet doorgaans verschillende interpretaties mogelijk en veroudering is patina ontstaan. Toch geeft het kleu- leesbaar en dus niet herleidbaar naar de oorsprong en ook ten behoeve van de uitvoering zijn er verschillende ronderzoek een aardig beeld van hoe de oorspronke- de context. mogelijkheden waaruit gekozen kan (of moet) worden. lijke kleur bij oplevering geweest zou zijn. Bij recon- Het zijn de opmerkingen in de teksten, die het De uiteindelijke beslissingen voor de definitieve structie wordt rekening gehouden met het geheel. Er specifieke van de onderzoeksdiscipline verwoorden, analyse en restauratie moeten dan ook worden gemo- wordt naar een visuele eenheid gestreefd met andere, zoals de restauratie-ethiek van Brandi en Philippot, de tiveerd en kunnen het beste in teamverband worden duurzame maar verouderde kleurige onderdelen zoals ‘immanente waarde’, ‘je kunt overal alles verwachten’. genomen. Op het interdisciplinaire aspect van het tegelwerk, baksteen en natuursteen met een patina. De Het gaat om het bewust losmaken van wat gangbaar is, kleuronderzoek zal later in dit hoofdstuk nader kleuren worden daarom meestal niet in hun oorspron- het loslaten van wat je denkt te vinden, het openstaan worden ingegaan. kelijke ‘frisheid’ gereconstrueerd. Hieraan ligt de voor alles wat je tegenkomt. restauratietheorie van Brandi ten grondslag, waarin de Onbewust zal een architect zijn plan of zijn voor- 4.3.5 factor tijd wordt geaccepteerd. oordeel over een kleur meenemen in zijn onderzoek. Onderzoek in het restauratieproces Reconstructie kan per geval verschillend worden Een schilder zal zijn eigen praktijk als referentie uitgevoerd: soms gebeurt het in exact hetzelfde verf- gebruiken, hoe nu een gebouw geschilderd wordt, Kleuronderzoek vraagt veel tijd, zeker als het in product, soms is een modern product beter op zijn tenzij hij de oude technieken kent en die kennis combinatie met laboratoriumonderzoek plaats- plaats of wordt er noodzakelijkerwijs voor gekozen. betrekt. Zo kunnen zeer dunne verflagen worden vindt. Het moet in een vroeg stadium plaatsvinden, De uitvoering is afhankelijk van de uitvoerder. Een aangezien als tussenlagen, terwijl het de afwerking van voorafgaande aan het ontwerp en het bouwproces. schilder moet de kennis en de kunde in huis hebben een stadium is, of kunnen grondlagen of vernislagen Resultaten kunnen dan al in het voorlopig ontwerp om met historische verven te kunnen werken. Daar is over het hoofd worden gezien. worden verwerkt, op basis waarvan een vergunning ook budget in tijd en geld aan verbonden. 101 Door de kant en klare verfproducten en doordat slechts weinig In die zin is een buitenstaander met een heel eigen schilders hier bekwaam in zijn. 4 230 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 231 Kleuronderzoek Materialisering van een ideaal 4.4 Ir. M.G. Polman Conclusie. Kleuronderzoek: even krabben en klaar

referentiekader, zoals een kunsthistoricus/ onder- Er zijn verschillende aspecten. De restauratieopleiding vraagt om een historische Wat ik hierbij van essentieel belang acht is, dat zoeker een minder bevooroordeelde partij. Zowel Victor de Stuers, Paul Philippot als Cesare denkwijze, waarin de feiten in een historisch kader de restauratie van schilderingen ons leert dat het Anderzijds bewees Huub Kurvers dat hij zijn artis- Brandi hadden een juridische achtergrond. Zij waren worden geplaatst. De feiten zijn in de eerste plaats de monument heel is. Er hoeft niets verbeterd te worden. tieke aanleg in veilige banen kon leiden, door daar in dus opgeleid om zich taalkundig nauwgezet te uiten. materiaaltechnische feiten. Wel heeft het gebouw technische interventie nodig en een ander veld uiting aan te geven, en kan ook Henny Daarnaast hadden zij een kunsthistorische opleiding, Voor een architect en een huisschilder hebben die moet de eigen schoonheid herkenbaar zijn. Brouwer uitstekend haar ontwerpkwaliteiten inzetten en in het geval van De Stuers, grote affiniteit met historische feiten vaak een andere betekenis. Vanuit Kan het kleuronderzoek en de restauratie van waar dat nodig is in het bouwproces. Zij laten zien kunstgeschiedenis. een hedendaags denken, een hedendaagse bouwwijze, schilderijen 1:1 worden overgenomen binnen het dat het juist de vitaliteit is die wordt opgemerkt in Nauwgezetheid is de architect niet vreemd, omdat worden die historische feiten vaak als ouderwets technisch/esthetische schilderwerk in de architectuur? het proces, en zij kunnen met een ruime blik naar hij een gebouw tot in de details moet ontwerpen en uit gezien. De kleuronderzoeker is slechts een van de vele spelers een ontwerp kijken en niet rigide controleren of iets moet laten voeren. Het is eerder het medium taal, dat Zeker in het geval van kleuronderzoek aan binnen de restauratie van het gebouw. Maar wel een volgens de regels is uitgevoerd en daarom waardevol is. hem minder ligt. gebouwen van het nieuwe bouwen, waarbij de tech- heel belangrijke als het om schilderwerk gaat, omdat Afgezien daarvan zijn er ook onder kunsthistorici/ De ontwikkeling van de monumentenzorg laat zien nische laag ook de esthetische laag is, is het van hij een intermediair vormt tussen de architect en de restauratoren artistieke mensen die daar op een ander dat er van oudsher een onderscheid is geweest tussen groot belang dat die negatieve associatie kan worden schilder. gebied uiting aan geven, dan de resultaten vrij te inter- de oudheidkundige en de bouwkundige. losgelaten. De geschiedenis van de monumentenzorg laat zien preteren naar eigen ontwerp. De kleuronderzoeker neemt een eigen positie in In de praktijk is gebleken dat behoud van materiaal dat er van oudsher een tweedeling is geweest tussen De onderzoeker creëert ruimte waarin samen binnen dat krachtenveld. bij het kwetsbare erfgoed van het nieuwe bouwen bij bouwkundigen en oudheidkundigen. Deze disciplines gezocht kan worden naar mogelijkheden. Loslaten van Vanuit mijn eigen ervaring wil ik hier nu in andere veel onderdelen betekent dat de verflagen moeten spreken vaak een eigen taal. De discipline van de kleu- een aanpak als een nieuwbouwplan, dat er een totaal- woorden uiting geven aan onderzoek. worden opgeofferd om de bouwkundige onderdelen te ronderzoeker overlapt beide gebieden. De kunsthisto- ontwerp aan schilderwerk moet komen, is daarbij Met het uitvoerig citeren van teksten over de kunnen behouden. Ook als het wel lukt om verflagen rische ontwikkeling is denk ik niet de enige mogelijk- nodig. Het ten dienste stellen van de nieuwe kleuren, oorsprong van de opleiding, de inbedding in de te behouden, vraagt de restauratie bijna altijd om heid om het restauratievak verder te ontwikkelen. Ook daar waar de oude kleuren ontbreken zou verder monumentenzorg, de samenwerking van disciplines het nieuw aanbrengen van een verflaag. Tot nu toe is vanuit het ontwerp is het mogelijk om een ingetogen, kunnen worden ontwikkeld. en zienswijze vanuit de architectuuropleiding wil ik daartoe steeds (met uitzondering van de schilderingen wetenschappelijke restauratiemethodiek op gang te Het lastige is, dat het project zich gaandeweg laten zien op hoeveel verschillende wijzen de verflaag in de Aubette) gekozen voor een reconstructie op brengen vanuit de fijngevoeligheid van de verflaag, die ontwikkelt en niet van te voren al in kaart kan worden betekenis heeft. basis van een optisch gelijkende kleur uit eigentijdse de immanente waarde zo duidelijke naar voren kan gebracht. Je zou kunnen spreken van een ambachte- Wederom, net zoals in de hoofdstukken 2 en 3 ter kleurenwaaiers van verfleveranciers, die ook technisch brengen. lijke methodiek. sprake kwam, gaat het om verschillende manieren van advies gaven voor de verfproducten. In het ontwerpproces is het bouwmateriaal, In de huidige bouwpraktijk moeten de beslis- kijken, verschillende vakgebieden en verschillende Om het vakgebied van reconstructie ten behoeve inclusief de afwerking van secundair belang. Voor het singen vaak al voorafgaand aan het uitvoeringstraject vormen van bewustzijn. van restauratie verder te kunnen ontwikkelen zie ik de monument is het van primair belang, hier vormt het genomen worden en kan die onzekerheid worden volgende mogelijkheden. het uitgangspunt en vraagt het om behoud. gezien als een handicap of worden vertaald in een De ontwikkeling van ambachtelijk naar artistiek Vaak wordt het historische, behoudende aspect stevige meerprijs. opmaken en uitgeven van een Inventaris en een e beschrijving van naar wetenschappelijk niveau die de restaurator van Ook hier gaat het om consensus kweken, de bereid- de Nederlandsche Monumenten van Geschiedenis en Kunst”, met schilderijen heeft doorlopen zou ook voor architecten Pierre J.H. heid om die onzekerheid te accepteren en daar met en schilders een spiegel kunnen zijn om te toetsen hoe In het geval van de architectuur van het nieuwe bouwen in het Cuypers als voorzitter en Jan Kalf als secretaris. De Rijkscommis- bijzonder is al een belangrijke poging gedaan door Fidel Meraz, eigen verantwoordelijkheid mee om te gaan. sie had uitsluitend tot taak om te inventariseren, zij werd niet zij hun rol als restaurator zien binnen het restauratie- in zijn dissertatie “.Architecture and Temporality in Conservation belast met toezicht op het naleven van beperkendenepalingen Een ander aspect, door Willem Haakma Wagenaar proces. Proberen zij het werk mooier te maken dan het Philosophy: Cesare Brandi.”.( Architecture and Temporality in Con- voor eigenaars van monumenten bij restauraties.1918 oprichting is: ‘herstel is niet alleen de juiste kleur van belang ooit was of stellen zij zich ten dienste van het object servation Philosophy: Cesare Brandi. Fidel Alejandro Meraz Avila, Rijkscommissie voor de Monumentenzorg, met Afdeeling A voor de architect , MArch. Thesis submitted tot the niversity of Nottingham maar vooral ook de keuze van de soort verf en de inventarisatie en Afdeeling B “voor het behoud en de herstelling”. door het materiaal te conserveren en het bouwwerk for the degree of Doctoor of Philosophy. November 2008.”.) Hij gaf wijze waarop die wordt opgebracht.’102 Dat betekent, Naast ambtenaren hadden hierin ook onafhankelijke deskundigen weer leesbaar te maken? En zo ja, hebben zij daarvoor hierover een lezing ‘Architecture and Temporality in Conservation zitting.Tegelijkertijd werd het Rijksbureau voor de Monumenten- dat er niet van een modern verfsysteem kan worden de deskundigheid in huis? Ik bedoel dit om aan te Theory: The Modern Movement and the Restoration Attitude in zorg opgericht, met als directeur Jan Kalf. Het Rijksbureau nam de 103 Cesare Brandi.’ op de Internationale DOCOMOMO conferentie. in uitgegaan. 31 artikelen over die binnen de Nederlandsche Oudheidkundige geven dat bepaalde aspecten voor alle disciplines september 2008, te Rotterdam (‘Architecture and Temporality in Bond waren opgesteld. de 31 artikelen tellende Grondbeginselen en gelden. Specifiek over de restauratie-ethiek van Brandi Conservation Theory: The Modern Movement and the Restoration Voorschiften voor het Behoud, de Herstelling en de Uitbreiding van 104 zou een verdere studie plaats moeten vinden. Attitude in Cesare Brandi.’ Meraz, Fidel. op het 10th International oude Bouwwerken als zijn richtlijnen over, een officieel aangenomen 102 Haakma Wagenaar, Willem. Huis de Lange, Wilhelminalaan 2, in DOCOMOMO Conference. The Challenge of Change. Dealing with catechismus. dit was nog geen monumentenwet. in 1961 trad de Alkmaar. Onderzoek naar de oorspronkelijke afwerking van het interieur, the Legacy of the Modern Movement. Rotterdam 12-20 september eerste Nederlandse monumentenwet in werking bron: Negentiende- ontworpen door Theo van Doesburg, begonnen op 3-12-2001. Amsterdam, 26 2008). eeuwse restauratiepraktijk en actuele monumentenzorg. KADOC- maart 2002. blz. 11 104 Om meer consensus te krijgen voor de restauratie-ethiek zou Specifiek over de architectuur van het nieuwe bouwen heeft Brandi 103 college van rijksadviseurs 1874-1879 refendaris op de (nieuwe Artes. Leuven. 1999. Door Jan de Maeyer e.a. hoofdstuk ‘Tot elkaar het discussiëren over de theorie van Brandi zinvol zijn, omdat de de uitspraak gedaan dat er geen sprake is van kunst, en dat zijn leer ) afdeling Kunsten en Wetenschappen bij Binnenlandse Zaken. 1e veroordeeld: architecten, opdrachtgevers en subsidiërende overheid beweging, die nu vanuit de verflaag wordt ingebracht in het restau- hier niet opgaat. Binnen deze studie is er geen ruimte om hier dieper refendaris was Victor de Stuers. 1903 minister Abraham Kuyper laat in Nederland (1796-1940). Ineke Pey. § architecten – geestelijkheid – ratieproces, ook een hernieuwde kijk op de bouwkundige restauratie op door te gaan. een eerste inventarisatie opstellen door de “rijkscommissie tot het de overheid kunnen geven. 4 232 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 233 Kleuronderzoek Materialisering van een ideaal 4.4 Ir. M.G. Polman Conclusie. Kleuronderzoek: even krabben en klaar

van restauratie als een factor beschouwd waarbij het actief worden ingezet voor eigen ontwerp of nieuwe tijdse denkbeelden maar ook vanuit kennis en kunde ontwerpaspect geen rol meer speelt. restauratieopgave. een antwoord vinden op vraagstukken uit het heden Het wezenlijke van wetenschappelijk onderzoek is Het materiaal heeft een eigen karakter. Dit te leren die aansluiting moeten vinden op het verleden en vice om onderscheid te leren maken tussen feiten en fictie. kennen, is zowel esthetisch als technisch van groot versa. Wetenschappelijk onderzoek en vormgeving zijn geen belang. Het plaatsen van het bouwwerk in de huidige tegengestelden van elkaar, maar kunnen met elkaar tijd vraagt om een technisch aanpassing ‘in de lijn van’ verenigd worden, zoals dat bijvoorbeeld gebeurt bij van historische materiaal. het vertalen van een roman of van een gedicht, met Een tweede belangrijk verschil tussen de vormgever als doel dat door de taal het oorspronkelijke verhaal en de historicus is het conceptuele denken. Voor een begrepen kan worden. vormgever is het concept belangrijk en is het lastig Anders dan bij de kunstschilder en de auteur is om vanuit de geschreven geschiedenis een beeld te het werk niet terug te brengen tot één persoon, maar krijgen van het oorspronkelijke gebouw. Zoals Huub hebben in de bouw alle disciplines (en materialen) met Kurvers schrijft, is het zinvol om een groot proefstuk elkaar te maken. De handelingen zijn niet speciaal, vrij te leggen van een historische situatie. Maar alleen noch de materialen, maar het geheel heeft wel een de restanten maken het concept van weleer niet meerwaarde. altijd duidelijk, als de oorspronkelijke kleur, vorm Ook dit vergelijk ik met een andere kunstvorm, en textuur niet meer herkend kunnen worden. Door die haar bestaansrecht bewezen heeft. Ik vergelijk grote proefstukken te maken in de oorspronkelijke dit met de werkwijze van de Duitse choreografe Pina kleurpracht en materialen komen het licht, de ruimte, Bausch (Solingen, 27 juli 1940 - Wuppertal, 30 juni de kleur en de vorm tot uiting. Vanuit die kennisma- 2009). Zij was eindeloos met haar dansers bezig om king kan de vervallen vorm beter gelezen worden en te komen tot de juiste vorm, zoals bijvoorbeeld ‘Le zo kan herkend worden wat er nu nog is en hoe er met sacre du printemps’, 1975. Zij vroeg haar dansers om te de veroudering kan worden omgegaan. Ik pleit dus improviseren, samen ontwikkelden zij de dans. Totdat niet voor een reconstructie naar de oorspronkelijke Pina Bausch de vorm had. Toen zij de dansen jaren kleuren, maar wel voor de mogelijkheid van een alter- later opnieuw ten tonele bracht, vroeg zij haar dansers natieve methodiek om de verouderde lagen te kunnen niet meer om hun eigen inbreng, maar om de dans in herkennen. de vorm die zij had ontwikkeld opnieuw te dansen Ook in dat laatste speelt het ambacht een belang- (Amsterdam, Carré, 1995). (afb.155) rijke rol. Het opnieuw bereiden van de verven zoals Het bouwwerk is een samenwerking, een bevroren dat in het verleden gebeurde geeft een heleboel infor- dans, van architect, aannemer, bouwvakkers, matie die het materiaal zelf dicteert. Te zeer wordt ambachtsbedrijven, industrie en leveranciers. Bij een dit geassocieerd met ‘het oude ambacht’, de tijden die monument spelen ook de latere perioden mee en is de voorbij zijn. Maar ook het toepassen van ambachtelijke ingreep een gebaar naar de hedendaagse vraag en met technieken is een fenomeen dat we thans nog steeds oog op de toekomst. kennen bij artistieke beroepen: de haute couture en Restaureren van gebouwen vergelijk ik ook met het de haute cuisine, waarin het ontwerp met toepassing in de leer zijn bij een oude meester. De toparchitecten van het pure materiaal en uitgevoerd met ambachtelijk schreven hun ideeën wel op, maar pas in het bouwwerk meesterschap als prototype vorm krijgt. Reconstructie kwam de architectuur volledig tot uitdrukking in een van schilderwerk vraagt ‘haute peinture’ en meester- complexe eenheid. Ook schilders schreven niet precies schap ten dienste van het doorgronden van het histori- op wat ze deden. Daarom vraagt restaureren om trouw sche bouwwerk. te zijn aan de architectuur en aan de materie. Omdat de restauratie van topmonumenten een Dit betekent niet, dat de eigen kwaliteit er niet voorbeeldfunctie vervult voor de restauratie van toe doet, maar dat deze continu blijft afgestemd op andere monumenten, acht ik deze consciëntieuze het bouwwerk. Dit vraagt een grote bescheidenheid benaderingen (via reconstructies) van groot belang. en ingetogenheid en tegelijkertijd betekent het een Door vanuit een eigen belevingswereld de meerwaarde leerschool. De verrijking van de eigen kennis kan te leren kennen van feitelijkheden en materialen- op een ander vlak, in een ander bouwproject, weer kennis, kan de vormgever niet alleen vanuit zijn eigen- 4 235 Kleuronderzoek

137 4 236 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 237 Kleuronderzoek Materialisering van een ideaal Ir. M.G. Polman

139

137-138 Kleurkaart Ripolin 139 scalpelhouders 3 en 4, verfmonster, monsterkokertje en door Matthijs de Keijzer ingebedde en gepolijste verfmonsters 141 moderne kleurwaaiers van verffabrikanten 142 het ACC systeem 138 141-143 143 Cie-diagram 4 238 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 239 Kleuronderzoek Materialisering van een ideaal Ir. M.G. Polman

144

140 147 148

151

140 Stratigrafisch onderzoek (hek b.g. Derde Ambachtsschool 147 Foto’s dwarsdoorsnede gevelafwerking in (boven) opvallend Scheveningen, 1996) licht en (onder) reflecterend licht, waarin de aluminumverflaag 144 Topografisch onderzoek (Derde Ambachtsschool duidelijk zichtbaar is. Scheveningen, 1996) 148 EDX –spectrum van de eerste witte verflaag op de 145-148 uit Onderzoeksverslag Derde Ambachtsschool aluminiumverflaag op de gevel. De piek Ti maakte duidelijk dat Scheveningen, CL, 1996 er Titaandioxide in de verf aanwezig was. 145 Dwarsdoorsnede en analyse hek b.g. 151 Controleren van de blauwe proefstukken op basis van 145 146 146 Dwarsdoorsnede gevelafwerking standaardkleurcodes van een fabrikant, project Zonnestraal. 4 240 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 241 Kleuronderzoek Materialisering van een ideaal Ir. M.G. Polman

149, 150

152 raam met blootgelegde, originele afwerklaag. (Openluchtschool, 2010) 149-150 dwarsdoorsneden CL Dienstbodenhuis, 1996 visueel verschillend zijn. Dit bevestigt het literatuuronderzoek 153 vlnr: staal van de kleurenwaaier; de blootgelegde, verouderde 149 monster 1873/6. exterieur, bovenraam dat de schilder nog grotendeels de verven zelf of op locatie verflaag; het te beoordelen proefstuk; palet met reconstructies 150 monster 1873/13. exterieur, koker mengde. De verflagen verschillen van applicatie, veroudering op basis van de geanalyseerde pigmenten en bindmiddel. De dwarsdoorsnedes zijn illustratief hoe een afwerkstadium op en vervuiling. Toch wordt er bij de restauratie om één 154 Noodzakelijke controle van een proefstuk met de basis van analyse kan worden vastgesteld, ofschoon de verflagen standaardkleurcode gevraagd. kleurenwaaier. 4 242 Kleuronderzoek 5 Case-studies

149, 150

155 Pina Bausch, sacre du printemps. de danseressen dansen het ballet in de vorm die in een vroegere periode door de choreografe en de danseressen werd ontwikkeld. 5 5 245 Case-studies Case-studies 5.1 5.2 Inleiding Case studie Van Nelle Fabriek Rotterdam

De vele case-studies konden niet allemaal integraal Op cd-rom is bijgevoegd een kopie van het rapport aan bodkomen in deze studie. Gekozen is voor één van het kleuronderzoek naar de afwerklagen van het volledig onderzoeksrapport en een overzicht van case- kantoorgebouw van de ‘van Nelle’, volledig verslag fase studies die worden gebruikt in hoofdstuk 6. II, uit mei 2000. Hiermee laat ik de kern van het kleuronderzoek zien. Om een bijdrage te leveren aan de ontwikkeling van de kennis van de kleuren van het nieuwe bouwen als een methodiek en tegelijkertijd, een poging te wagen om mijn empirisch onderzoek zo transparant mogelijk te maken, laat ik het rapport in detail zien, en daarmee hoe ik de empirische data verwerk en hoe ik een beeld kan schetsen van de kenmerkende kwaliteiten van de kleuren van het nieuwe bouwen in het onderzochte complex. Het rapport is samengesteld onder de hoofd- stukken inleiding, opdracht en uitvoering onderzoek, conclusies, aanbevelingen, kleuren kantoorgebouw exterieur, kleuren kantoorgebouw interieur, resul- taten onderzoek –afbeeldingen, resultaten onderzoek –per ruimte, resultaten onderzoek –overige en vijf bijlagen: lijst met ruimtenummers, lijst met plaatsen onderzoek, lijst bronnenonderzoek, overzicht strati- grafisch onderzoek en het rapport van het laboratori- umonderzoek door het ICN. 5 246 5 247 Case-studies Case-studies 5.3 Overzicht case studies Kleuronderzoek Van Nelle-fabriek Voor het volledige rapport: zie bijgaande CD

De kleuronderzoeken van Polman in samenwerking met de materiaaltechnische onderzoekers Matthijs de Keijzer en Luc Megens en collega’s van het ICN, met Catherine Hassal, met Tineke Oostendorp en met Ligtemoed en collega’s van Akzo Nobel aan de volgende projecten vormen de basis van hoofdstuk 6.

1923: J.G. Wiebenga en L.C. van der Vlugt. MTS, Groningen 1925-1931: J.A. Brinkman en L.C. van der Vlugt: Van Nelle complex, Rotterdam 1926: J.A. Brinkman en L.C. van der Vlugt: Montessorischooltje, Naarden 1933: J.A. Brinkman en L.C. Van der Vlugt: Huis Sonneveld, exterieur, Rotterdam*1

1920 J. Duiker en B. Bijvoet: Herenhuizen J. van Oldebarneveldlaan, Scheveningen 1926-28/1931: J. Duiker en B. Bijvoet Zonnestraal complex, Hilversum 1929-32: J. Duiker: Openluchtschool Amsterdam 1931: J. Duiker en B. Bijvoet: 3e Ambachtsschool, Scheveningen, 1934: J. Duiker en Elling:Cineac, Amsterdam,

1917 Th. van Doesburg en architect J. Wils: Huis de Lange, Alkmaar*2 1926-28: Th. van Doesburg, S. Taeuber en H. Arp: Aubette, muurschilderingen Straatsburg (F), 1927-30: Th. van Doesburg: Atelierwoning, Meudon-Val-Fleury (F)

1931: G.Th. Rietveld en T. Schröder-Schräder: Erasmuslaan 9, Utrecht 1958-63: G. Th. Rietveld: Exterieur Kunstacademie, Arnhem 1955-56;1968;1974,2003: G.Th. Rietveld en H. Schröder, uitbreiding en verbouwing A. van Eyck, Huis Visser, Bergeyk

1 kleuronderzoek is uitgevoerd door Molenaar en Van Winden archi- tecten en ICN. Polman was erbij betrokken als adviseur van de RCE. 2 kleuronderzoek is uitgevoerd door Willem Haakma Wagenaar en ICN. Polman was erbij betrokken als adviseur van de RCE. 5 248 Case-studies Deel C Kleuronderzoek Van Nelle-fabriek Conclusies Voor het volledige rapport: zie bijgaande CD 250 6 Conclusies 6 253 Conclusies 6.1 Inleiding

De case-studies zijn onderzoeken die in het kader ‘kleur als idee’ met als vraag: van restauratiewerkzaamheden zijn uitgevoerd. -Is er een connectie met de stijl? Primair hadden deze tot doel om een concreet kleur- Tot slot wordt gekeken naar ‘kleur als materiaal’ advies te geven aan de architect en de opdrachtgever met de vraag: ten behoeve van reconstructieschilderwerkzaamheden. -Zijn er andere kleurige afwerkmaterialen en tech- Dit gebeurde door de onderzoeksresultaten te nieken dan schilderstechnieken en verven? vertalen naar hedendaagse kleurcodes, eventueel voorzien van een type verf. In het overdragen, zowel in Vanuit hoofdstuk 3 is de vraag: de rapporten als in overleg van de gegevens werden de -Is de schilderswereld herkenbaar in de resultaten? kleuren in hun architectonische (ruimtelijke) context Specifiek gaat de aandacht naar materiaaltechnische geduid en in samenhang met de andere kleurige feiten en schildertechnieken. afwerkmaterialen. De kleuronderzoeken aan de projecten van Van Vanuit hoofdstuk 4 met de vragen: Doesburg boden de mogelijkheid om reconstructies op -Kan kleuronderzoek aan gebouwen op basis van basis van de geanalyseerde oorspronkelijke olieverven deze inzichten verder worden ontwikkeld? te maken. -Zijn er andere aspecten die nu helder naar voren komen? In het promotieonderzoek is er kennis vergaard Daarbij wordt onder andere aandacht besteed aan over de kennis over kleur en kleurtheorieën die er in het clichébeeld van de witte gevel en de toepassing van het interbellum waren, over de schilders en de verfpro- aluminiumverf. ductie tijdens het interbellum en over de ontwikkeling van de discipline van kleuronderzoek aan gebouwen. De conclusies bestaan uit rechtstreeks met aan de thematiek gekoppelde analytische uitspraken en een gecondenseerde, concluderende tekst van de hoofd- stukken 2, 3 en 4. De volgende vragen lijken mij de essentiële vragen vanuit de hoofdstukken 2, 3 en 4 te zijn. Aan de hand van de representatieve architecten van het nieuwe bouwen Brinkman en van der Vlugt en Duiker en Bijvoet en van de Stijl architecten/kunstenaars Oud, Rietveld en Van Doesburg.

Vanuit hoofdstuk 2. De resultaten van de uitge- voerde kleuronderzoeken vormen integraal ‘kleur als toepassing’. Binnen die toepassing wordt gekeken naar ‘kleur als theorie’ -Is de sinnlich sittliche werking van kleur (Goethe) herkenbaar in de resultaten? -Is de kleurtheorie van Ostwald herkenbaar in de resultaten? Als er geen geschreven bron bekend is waarin er door de architect of een andere betrokkene wordt verwezen naar een kleurtheorie, wordt hierbij ‘hypothese’ vermeld. Hetzelfde geldt voor ‘kleur als idee.’ Binnen die toepassing wordt ook gekeken naar 6 254 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 255 Conclusies Materialisering van een ideaal 6.2 Ir. M.G. Polman Nieuwe inzichten in de case studies

Architecten van het nieuwe bouwen Brinkman en van der Vlugt

MTS Groningen (MTS en Ambachtsschool aangebracht in tegelwerk van gele letters op groene ratie. Overigens is de oorspronkelijke kleurstelling standaardbestek opgevoerd. De grondering en de Groningen. Ir. J.G. Wiebenga in samenwerking met fond. niet teruggevonden. groene verflaag op de stalen tochtpui komen echter L.C. van der Vlugt 1922-1923. P. Driessenstraat en C.H. De kozijnlijsten zijn afgewerkt met een groen inderdaad overeen met die op het houtwerk.5 Petersstraat)1 gekleurde Terra Nova pleister, de borstweringen van Kleur als theorie (hypothese) Van Nelle complex Rotterdam: algemeen plan (1916; de verdiepingen met een naturel grijs gekleurde Terra Ostwald Verdere ontwikkeling van kleuronderzoek B.& v.d. Vlugt 1925-1931) kantoorgebouw (1925-1930), Nova pleister. Op de stalen ramen en kozijnen zijn Ofschoon de kleurtheorie van Ostwald herkenbaar op basis van deze inzichten fabrieken (tabaksfabriek 1925-1929; koffie- en theefa- geen originele verflagen teruggevonden. is in de vier hoofdkleuren groen, geel, blauw en rood, Het kleuronderzoek is uitgevoerd in 1997-1998. briek 1925-1930), centrale expeditie en luchtbruggen In het interieur zijn de originele afwerkverflagen op maken de kleuren een traditionele indruk en zou ik Bijna alle aandacht ging daarbij naar de verflagen. Om (1929-1931), ketelhuis (1927-1929), tearoom (1927-1928) de stalen binnenpuien bij de entree (het tochtportaal) die link niet maken. De kleuren zijn niet helder, m.u.v. het kleurbeeld nader te duiden zou meer aandacht loodsen, gevels bedrijven (1929-1930) en in de trappenhuizen groen. Ook de stalen baluster- het heldere rood. Daarnaast zijn zwart, wit, grijs en voor o.a. de glas-in-lood ramen zinvol zijn. Dit is nog Montessorischooltje Naarden (1926) en bordeshekken in de trappenhuizen zijn groen. bruinrood toegepast. altijd mogelijk, want de ramen in de trappenhuizen Huis Sonneveld Rotterdam (woonhuis A.H. De gangen zijn betegeld met steenrode vloerte- en de in de bovenlichten van het kopse lokaal zijn Sonneveld 1929-1933, Jongkindstraat 12, Rotterdam). gels met in het midden en aan de randen decoratief Kleur als idee (hypothese) aanwezig. exterieur. ingelegde witte en zwarte tegels. De borstweringen Connectie met de stijl Het product Terra Nova zou nader onderzocht van de binnenwanden zijn voorzien van grijsgroen Er is geen connectie met de stijl. kunnen worden, zowel in archieven als materiaal- MTS Groningen2 (afb.156, 157) gemêleerd geglazuurde tegels met decoraties van technisch. Het onderzoek door het ICN was met name smalle zwarte tegels en bruinzwarte plinttegels. Het Kleur als materiaal gericht op de pigmentanalyse.6 De fabrikant bezit De MTS en Ambachtsschool3 werd ontworpen en houtwerk van de binnenwanden (deuren, kozijnen, Andere kleurige afwerkmaterialen en technieken geen historische productinformatie meer. Terra Nova uitgevoerd door Wiebenga in samenwerking met Van ramen en lijsten) is zwart/groen/geel geschilderd. Aan de buitenzijde is de school afgewerkt in twee lijkt de aandacht te hebben van de architecten van der Vlugt. Ik permitteer mij om de school als eerste (afb.158-161) kleuren Terra Nova, een minerale pleister die op kleur het nieuwe bouwen, want het wordt ook door Duiker project op te voeren om het oeuvre van Brinkman en Aan de lokaalzijden is het houtwerk donkerblauw kon worden gebracht. Wiebenga paste de kleuren grijs- voorgesteld voor de Openluchtschool en de derde Van der Vlugt in een tijdslijn te kunnen plaatsen. geschilderd, met rode panelen en rode ramen. Ook de groen (indicatie: KEIM 9406) en naturel, warmgrijs Ambachtsschool. Beide keren gaat het niet door. schilderijlijsten en de plinten waren donkerblauw. De toe. Twee neutrale kleuren, die passen in het tijdsbeeld Resultaten van het kleuronderzoek kleur van de stalen buitenramen in de lokalen is niet zoals Oud dat schetst (grauwe baksteen, die harmoni- Andere aspecten die nu helder naar voren komen Kleur als toepassing. meer terug te vinden. eert met grijs en groen schilderwerk). De gepleisterde gevels zijn na de Tweede Wereld­ Het exterieur is afgewerkt met een frisgroen De plafonds en de wandvlakken boven de schilde- Het tegelwerk, waarin ook de naam van de school oorlog wit geschilderd, waarbij de gekleurde tegel- betegelde plint, de entree is zwart betegeld en boven rijlijsten zijn wit gekalkt. De originele, in koudwater- is opgenomen, is zwart, helder groen en fraai vormge- plinten en de namen werden uitgespaard. de entree is de naam van de school ‘nijverheidsschool’ verf geschilderde lambriseringen in de lokalen zijn geven okerachtiggele, zwart omkaderde letters. Interessant is dat het houtwerk in de gang is uitge- verdwenen en in de jaren 1950 in een lichtgele kleur Voor het interieur zijn de vloeren van de gangen voerd in drie kleuren: groene deur, groen kozijn, gele geschilderd.(afb.162) betegeld met bruinrode tegels, met accenten in zwart ramen, gele deurpanelen en zwart lijstwerk, terwijl De stalen ramen en deuren zijn aan de buitenzijde en wit tegelwerk. De borstweringen in de gangen zijn de stalen tochtpuien monochroom groen zijn geschil- 1 Polman kleur & architectuur. Rapport Kleuronderzoek. MTS Groningen Petrus Driessenstraat 3 Groningen. J.G. Wiebenga 1922-1923. i.s.m. L.C. van mogelijk groen en/of zwart geschilderd geweest. afgewerkt met geglazuurde tegels. derd, alsof de dunne constructie maar één kleur der Vlugt. Polman kleur & architectuur, Amsterdam, 1998. Omdat de kleuren niet meer terug te vinden waren, De glaskleuren van de glas-in-lood ramen in het behoeft. Dit zal een kenmerk worden: de monochrome m.m.v. ir. F. Franken, i.s.m. M. de Keijzer, ICN Amsterdam en ir. W. is niet duidelijk of de stalen ramen hetzelfde waren trappenhuis en in de bovenlichten van het kopse lokaal afwerking van de stalen puien. De steenroodkleurige de Jonge, Leo de Jonge Architecten Rotterdam. ICN. M. de Keijzer. Kleuronderzoek naar de eerste afwerklagen van het afgewerkt als de houten ramen en kozijnen van het zijn niet meegenomen in het kleuronderzoek. vloer zal nog vaak terugkomen, maar niet met derge- exterieur en interieur van de Middelbare Technische School en de Ambachts- interieur. school te Groningen ontworpen door de civiel-ingenieur Jan Gerko Wiebenga De schilderswereld. in samenwerking met architect Leendert Cornelis van der Vlugt in 1923. In het kopslokaal is er mogelijk sprake van donker- Materiaaltechnische feiten en schildertechnieken behangen). November 1997. Verfwerken: ‘Japanlak … van solied fabrikaat, ten genoegen der 2 Polman kleur & architectuur. Rapport Kleuronderzoek. MTS Groningen paars houtwerk met rode panelen, evenals de stalen In het bestek ten behoeve van de aanbesteding Directie in nader op te geven kleuren.’ ‘alle te gebruiken verfstoffen Petrus Driessenstraat 3 Groningen. J.G. Wiebenga 1922-1923. i.s.m. L.C. van glas-in-lood bovenlichten. (1923) worden koudwaterverf voor de muurvlakken en dienen chemisch zuiver te zyn en de bussen of vaten voorzien van der Vlugt. Polman kleur & architectuur, Amsterdam, 1998. Japanlak voor het houtwerk genoemd. De buitengevel een duidelyk bewys van herkomst.’ …’ De uitgeragelde kamerwanden m.m.v. ir. F. Franken, i.s.m. M. de Keijzer, ICN Amsterdam en ir. W. te bedekken met 1e soort behangsellinnen, daarna alle wanden met de Jonge, Leo de Jonge Architecten Rotterdam. Kleur als theorie (hypothese) wordt echter met stalen ramen en kozijnen uitgevoerd, grondpapier te beplakken en vervolgens te behangen met behangsel- ICN. M. de Keijzer. Kleuronderzoek naar de eerste afwerklagen van het De sinnlich sittliche werking van kleur (Goethe) waarover niets wordt vermeld.4 Mogelijk werd er een papier à f 0.40 per rol inkoop.’ exterieur en interieur van de Middelbare Technische School en de Ambachts- De gemoedstoestand, waarschijnlijk in combinatie 5 Op een grijze grondlaag bestaande uit antimoonwit en bariumsul- school te Groningen ontworpen door de civiel-ingenieur Jan Gerko Wiebenga faat ligt een (op het staal) of twee (op het houtwerk) groene verflagen, in samenwerking met architect Leendert Cornelis van der Vlugt in 1923. met de behoefte aan voldoende lichtreflectie, zal er toe bestaande uit zinkwit, loodchromaat en Pruisisch blauw, het zoge- November 1997. hebben bijgedragen dat in de jaren 1950 de lokalen te 4 Bestek 1923 (t.b.v. de aanbesteding): ‘De cementlambriseering en naamde chromaatgroen. 3 In de Ambachtschool waren aanzienlijk minder originele verflagen donker werden bevonden, wat niet ‘hygiënisch’ was. alle in den mortel op geschuurde muurvlakken tweemaal goed dek- 6 Grijze Terra Nova: bestaande uit grote, harde, transparante aanwezig dan in de MTS. Het onderzoek heeft daarom bijna uitslui- De verandering is bewust geaccepteerd bij de restau- kend te bestryken met koudwaterverf van solied fabrikaat in nader kwartskristallen en gips en grove, organische zwarte en organische tend in de MTS plaatsgevonden. door de Directie op te geven kleuren.’ (er worden ook vertrekken bruine pigmentbrokken. (onderzoek Matthijs de Keijzer, ICN) 6 256 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 257 Conclusies Materialisering van een ideaal 6.2 Ir. M.G. Polman Nieuwe inzichten in de case studies

Architecten van het nieuwe bouwen Brinkman en van der Vlugt

lijke decoraties. De gemeleerde tegels van de borstwe- ijzeroxiderood aangekleurde Dermasvloeren, dus in evenals de blauwe wand in de tearoom.11 Binnen Materiaaltechnische feiten en schildertechnieken ringen zullen veranderen in monochrome tegels. (afb aardkleuren afgewerkt. dit onderzoek zal ik daar niet verder op doorgaan. Het schilderwerk van de Van Nelle is haar tijd ver 156)) De theosofische betekenis van de helderheid van de vooruit. De toepassing van geschoopeerde onderdelen Kleur als theorie (hypothese) kleuren (waarover ik al hiervoor schreef), is herkenbaar was toen nog experimenteel.16 Er is hier een parallel te Van Nellefabriek Ostwald in de tekst van Leadbeater en Besant: hoe helderder de leggen met de vooruitstrevendheid van de architectuur De kleurtheorie van Ostwald is herkenbaar. Met kleur, hoe zuiverder de betekenis. en de constructie. Resultaten van het kleuronderzoek name het zeegroen (in verf en tegels) en het ultrama- De dwarsdoorsnedes van de monsters tonen een Kleur als toepassing rijnblauw (in verf, rubber en Dermas) lijken direct Kleur als materiaal grote onderlinge gelijkheid. Uit de correspondentie Zie hiervoor het bijgevoegde kleuronderzoek naar verwant te zijn met de hoofdkleuren. Ook het felle Andere kleurige afwerkmaterialen en technieken kan worden afgeleid dat de puien al in de verf werden de afwerklagen van het kantoorgebouw van de “van rood is vergelijkbaar (al is de rode hoofdkleur van Aan de pleister van het kantoorgebouw, de aangeleverd.17 (afb.166-169) Nelle” Van Nelleweg 1 te Rotterdam. Volledig verslag Ostwald een blauwer rood). In de archiefstukken is fabrieken en het ketelhuis is veel aandacht besteed fase II. Door POLMAN kleur & architectuur in samen- terug te vinden dat de tafelbladen in de bibliotheek door Van der Leeuw. Het bestek vermeldt dat de In de bouwverslagen zijn merknamen aangetroffen werking met Instituut Collectie Nederland in opdracht en de conversatieruimte met geel rubber afgedekt zijn buitengevel met Edelputz afgewerkt moest worden.12 als: Duco en (in de fabrieken) ‘Amstellin’ waterverf van wesseldejonge architect. geweest. Dit zou de vierde hoofdkleur van Ostwald: Van der Leeuw liet het werk speciaal door Duitse stuca- en het product rubberverf. Voor kantoor zou er ook helder geel geweest zijn. Ook andere bronnen maken doors uitvoeren. De witte pleisters op de fabrieken met linnen beplakt en met olieverf gewerkt zijn. Dat Kleur als theorie (hypothese) het zeer aannemelijk dat alle vier hoofdkleuren en het ketelhuis hadden een toeslagmateriaal van wit gebeurde in ieder geval in tweede instantie bij het De sinnlich sittliche werking van kleur (Goethe) aanwezig waren.8 (afb.171-178, 180). Ook de kleurcom- marmer 13 en de lichtgrijze pleister op begane grond kantor van de procuratiehouder. De sinnlich sittliche werking van de toegepaste binaie blauw-groen zou volgens Ostwald een harmonie niveau van het kantoor had een toeslagmateriaal van De speciale schildertechnieken zijn: letter- en cijfer- kleuren wordt uitgebreid beschreven door Koch in zijn vormen. (afb.171-173, 179) wit marmer en (zwart) kalkfyliet.14 zetten op de kolommen en deuren en het spatwerk op bijdrage aan de publicatie over Van Nelle.7 Hij maakt In de Cinema in de Centrale Expeditie- en pakkerij Ook aan de Dermasvloeren werd veel aandacht de blauwe wand in de tearoom.18 het onderscheid tussen de warme, activerende en is een fel geel teruggevonden op de wand9, dus het besteed. Dit is terug te vinden in de correspondentie stimulerende kleuren geel en rood in de fabrieken en heldere geel is aantoonbaar toegepast in het complex. en het rapport van Koning & Bienfait, 25 november Verdere ontwikkeling van kleuronderzoek de overwegend koele, kalmerende en diepere gevoels- Daarnaast was er de aardkleur van het gele 1926. Dermas bestaat uit houtgraniet, chloormagne- op basis van deze inzichten waarde hebbende kleuren zeegroen en ultramarijn- Dermas10 en de okerachtige gele geglazuurde tegels sium en gebrande magnesiet met een weinig mineraal Vanuit het kleuronderzoek aan de afwerklagen was blauw in het kantoor. bij de entrees van op het kantoorgebouw (en de gesteente en gekleurd ijzeraardverf (Engels rood en duidelijk dat de gevels van het kantoor, de fabrieken en Aanvullend op de betekenis van kleur, naar de tabaksfabriek). ijzeroxidegeel). Een detail van de fabrieksvloer werd het ketelhuis oorspronkelijk niet geschilderd waren. studie van Zeylmans van Emmichoven is het geeste- Ook de a-chromatische kleuren wit, grijs en zwart gepubliceerd in Der Baumeister,15 Dankzij het hiervoor genoemde pleisteronderzoek lijke aspect van de kleurtoepassing in het kantoor ook zijn toegepast. De schilderswereld door TNO kon worden vastgesteld waaruit de pleisters te beschouwen vanuit de helderheid van de kleuren. waren opgebouwd. Pleisteronderzoek blijkt een nood- Dat betreft niet alleen de helderheid van de verflaag, Kleur als idee. (hypothese) zakelijk te zijn bij kleuronderzoek aan gebouwen. Dat maar ook de helderheid van de materialen zoals Connectie met de stijl betekent niet dat de gebouwen nooit van oorsprong 11 Vriendelijke mededeling mw. F. van Ierlant gekleurd opaalglas (vensterbank) en rubber (vloeren, De connectie met de stijl zie ik in de geestelijke bron 12 (bestek en nota van wijzigingen, in mijn rapport s.a.) -vlak onder (wit) geschilderd zijn. De werkplaatsen, en de loodsen dorpels, stootrubbers en tafelbladen). In de helder- die Van der Leeuw en Mondriaan met elkaar verbond: de rei berapen met cementspecie 1 cement, 3 zand met toevoeging die in de oorlog zijn gebouwd zijn van meet af aan heid van de vloeren onderscheidt het representatieve de theosofie. Onder meer de blauwe kaders in het van Ceresit. geschilderd geweest. De ruwgepleisterde gebouwen -de putz zonder aanzetten aanbrengen en ruw te krabben met deel van het kantoorgebouw zich ten opzichte van de kantoorgebouw hebben een theosofische betekenis, schrapstaal met ingevijlde tanden. kregen pas na de Tweede Wereldoorlog een verflaag. andere gebouwen, met uizondering van bijvoorbeeld 13 een toeslagmateriaal van wit marmer 2 à 3 mm en een kalkrijk het souterrain, waar het personeel door naar binnen bindmiddel, met 10-15% hoogovenslak en fijne restanten portland- kwam. Aanvankelijk was het souterrain ook in Dermas klinker 8 De nieuwe tafeltjes in de spreekkamers in de publiekshal zijn van 14 Onderzoek Timo Nijland, TNO, Delft, 2004. een toeslagmateriaal afgewerkt. Na scheurvorming kreeg het de huidige helder gele kunststof, ook dit zou een verwijzing naar gele rubber van 90% wit marmer, 2-3 mm, een sedimentair gesteente, kalkfyliet witte tegelvloer met bruinrode kaders. De trap van het kunnen zijn. De renovaties die door van de Broek en Bakema waren van maximaal 7-8 % , en mogelijk enig gruis van de kalkfyliet en een souterrain naar de grote hal was afgewerkt met rode uitgevoerd waren in het algemeen trouw aan de oorspronkelijke kalkrijk bindmiddel, 10-15% hoogovenslak en fijne restanten port- 16 opspuiten van metallisch zink, procédé uitgevonden door de kleurstellingen. In een artikel uit ‘Review of Current Literature relat- landklinker. Of het hele kantoorgebouw in een lichtgrijze pleister Zwitser dr. MU. Schoop, octrooi 1913 Dermas. De vloeren en trappen in de fabrieken en in ing tot the paint, colour, varnish and allied industries’, 1932 ‘Dutch was afgewerkt is niet bekend, de pleister is alleen behouden gebleven 17 Bestek en nota van wijzigingen, datum niet opgenomen in mijn de Centrale Expeditie zijn met okergeel respectievelijk colour scemes’ ‘(…) a row of wating rooms, like cubicles, their parti- waar een terreinmuur tegenaan was gezet. rapport. ‘ afwerking binnen- en buitenpuien. De ijzeren ramen, tions pianted bright yellow, each had a glass topped table of a very 15 Der Baumeister, 29. Jahrgang, heft 4.; De analyse van het ICN deuren en puien worden zowel binnen als buiten in de grijze verf ge- beautifel ultramarine (…)’. Het geel is niet aangetroffen, maar wordt laat zien: houtgraniet, chloormagnesium, gebrande magnesiet, leverd en gesteld. De ramen, incl. de stopverf 1x schilderen met grijze ook hier genoemd. weinig minerale gesteente. Gele oker, ijzeroxiderood, synthetisch loodwitverf en daarna eenmaal afschilderen met aluminium deklat.’ 7 Koch, André, Zakelijkheid als zoektocht naar het hogere. De bete- 9 gecodeerd in de pure gele kleur KEIM 9001 ultramarijnblauw en fijn verdeeld organisch zwart pigment. Zie. 18 Spatwerk kon worden uitgevoerd met een spatmachine of met kenislagen van de Van Nelle interieurs, in: Molenaar, Joris ed al. Van 10 Geel in een minder heldere variatie is terug te vinden in de Der- ICN. Kleuronderzoek naar de afwerklagen van het exterieur van de de hand. In de synagoge in Enschede, De Bazel, is goudkleurig Nelle. Monument van de vooruitgang, Rotterdam, 2005, blz. 188-189. masvloer van de bezemkast (wat er op zou duiden dat het Dermas in Koffiefabriek, de Tabaksfabriek en het Kantoorgebouw van de Van spatwerk aangetroffen op een bruinrode muur in de gemeenschaps- het souterrain geel is geweest). Nelle-fabriek te Rotterdam. 25 mei 1999. blz. 2,3 ruimte. De reconstructie is met de hand uitgevoerd. 6 258 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 259 Conclusies Materialisering van een ideaal 6.2 Ir. M.G. Polman Nieuwe inzichten in de case studies

Architecten van het nieuwe bouwen Brinkman en van der Vlugt

Andere aspecten die nu helder naar voren komen gepubliceerd in KNOB Bulletin, 2000 nummer 5. Montessorischool (afb.163) kan een volgende stap betekenen in de monochrome Het schilderspalet laat een opmerkelijke eenheid ‘Aluminium: de kleur van het machinetijdperk. afwerking ten opzichte van de MTS. Tegelijkertijd kan zien met de andere gekleurde materialen. Aluminium, een glanzend zilverkleurig materiaal, Resultaten van het kleuronderzoek het ook een eenvoudige, duurzame uitmonstering zijn De Van Nellefabriek geldt (naast Zonnestraal ) als wordt voornamelijk gewonnen uit bauxiet en cryolie- Kleur als toepassing geweest. belangrijkste voorbeeld van het nieuwe bouwen. Uit tertsen, die wijd verbreid zijn. De winning geschiedt Het gebouw is in een zandkleurige, gladde pleister functionele redenen werd er in het interieur veel wit door middel van electrolyse en chemische processen. afgewerkt met bakstenen plint en schoorsteen en de Huis Sonneveld, exterieur* (afb.170) toegepast. Dit kan van invloed geweest zijn op de Na diverse experimenten in de negentiende eeuw houten ramen, deuren en kozijnen zijn geschilderd in toepassing van wit. Dit wordt ook geschreven in de werd in 1888 de eerste fabriek opgericht voor productie een helder donkergroen. De gevel wordt 4 x overgeschilderd in resp. witgeel literatuur: het wit werd in navolging van fabrieken en op grote schaal en wel in Neuhausen am Rheinfall te (loodwit, zeer weinig ijzeroxidegeel), witgeel (loodwit, ziekenhuizen steeds meer toegepast. Zwitserland. Sindsdien is de productie steeds meer Kleur als theorie (hypothese) zeer weinig ijzeroxidegeel), grijziggeel (loodwit, In de fabriek wordt ook gebruik gemaakt van kleur- verfijnd en uitgebreid. Aluminium, hoewel behorend Ostwald krijt,bariumsulfaat, weinig zinkwit, organisch zwart coderingen die nu heel gangbaar zijn in de vorm van tot de onedele metalen, heeft als gunstige eigen- De houten ramen, deuren en kozijnen zijn geschil- pigment en weinig ijzeroxidegeel) en witgeel (loodwit, veiligheidscodes: rode leidingen voor condens, groene schappen dat het licht, taai, goed wals- en vervormbaar derd in een traditioneel donkergroen, met een heldere zeer weinig ijzeroxidegeel). maw: altijd met loodwit voor water, blauwe voor lucht en aluminium voor en goed bestand tegen weersinvloeden is. Alleen in karakter en een blauwgroene zweem. (zie hieronder bij en zeer weinig ijzeroxidegeel, de derde overschilde- stoom. een legering is het sterk genoeg voor constructieve materiaaltechnische feiten) Dit maakt een gebaar naar ring ook met andere witte pigmenten en een zwart Klassieke thema’s en moderne toepassing gaan hand doeleinden. Voor raamkozijnen bijvoorbeeld werd het de zeegroene kleur van de kleurencirkel van Ostwald. pigment. in hand, zoals de blauwe kaders van de rubber vloeren vanaf de jaren ’60 op steeds groter schaal toegepast. Tot slot een raaplaag en een wit afwerkstadium met en de verwarming in de tearoom. Juist vanwege de combinatie van glanzende en niet- Kleur als materiaal titaandioxide. (dus na WO II) De aluminiumverf is een nieuwe product. In corroderende eigenschappen werd aluminium een Andere kleurige afwerkmaterialen en technieken Huis Sonneveld heeft dus heel lang een witgele een schildersleerboek van 1947 schrijft Meere: ‘het aanzienlijk alternatief voor bijvoorbeeld verchroomde De gevels zijn afgewerkt met een zandkleurige kleur gehad en geen spierwitte kleur. aluminiumpoeder zich tegenwoordig verheugt in stalen buizen. pleister en roodbruinbakstenen plint. (afb.164) de algemene belangstelling. Dit is wel merkwaardig, De bereiding van aluminiumpoeder door middel als men bedenkt, dat ruim twintig jaar geleden geen van stampen en wrijven in speciale molens en vervol- De schilderswereld enkele schilder, die prijs stelde op zijn reputatie als gens polijsten onder toevoeging van talk of paraffine Materiaaltechnische feiten en schildertechnieken vakman, er aan zou denken het buiten anders toe voor commerciële toepassingen in verf kwam pas na De houten ramen, deuren en kozijnen zijn geschil- te passen dan voor een sierhekje aan een deur. Het 1920 op gang.’ derd in een helder donkergroen met lichtgroene had de naam, niet sterk te zijn. Het gevolg was, dat Aluminiumverf is een geliefde verf in de architec- grondlaag. De verflaagopbouw versterkt de helderheid niemand durfde beweren, dat dit wel het geval was. tuur van het nieuwe bouwen. In de Van Nelle fabriek van de kleur.21 (afb.165) Dat bedoelde hekjes dikwijls merkwaardig lang goed is het de kleur van de binnen- en buitenpuien, ramen, bleven, werd aan andere oorzaken geweten dan aan deuren en kozijnen, maar ook van de verwarmings- Verdere ontwikkeling van kleuronderzoek de duurzaamheid van het aluminium. Nu weet men buizen, de ‘Aeroshade’ houten afrolbare scheren op basis van deze inzichten beter. De moderne onderzoek-methoden hebben de (zonwering). De pleister (en baksteen) geeft hier de kleur aan het goede technische kwaliteiten en het weerstandsver- Hierna zien we de toepassing op de gepleisterde gebouw. Pleisteronderzoek zou meer informatie over mogen van aluminium tegen allerlei invloeden aan gevels van de schoolgebouwen van Duiker en Bijvoet de samenstelling kunnen geven. het licht gebracht. Het zijn Amerikaanse onderzoe- en in 1960 past Van Eyck het toe op de gepleisterde kers geweest, die het eerst door praktische proeven plafonds (van Rietveld) en de houten balkenplafonds Andere aspecten die nu helder naar voren komen de waarde van aluminium voor de schildertechniek van zijn nieuwbouw. Geheel in de lijn van de traditie, Dit vrij vroege werk van Brinkman en van der Vlugt hebben aangetoond en de wenselijkheid van de toepas- om met Kurvers te spreken. oogt traditioneel, maar het principe van de pleister- sing als vocht- en roestwerende verf hebben bepleit. Rinse, Dr. J. en W. Dorst, Rinse en van Dorst raden laag in kleur en het feit dat al het houtwerk (ramen, Karakteristiek zijn vooral de sterke licht- en warmte de toepassing van ijzerglimmer en aluminiumverf en deuren, kozijnen, lekdorpels) in één kleur is afgewerkt, reflectie van aluminium, die het verteringsproces van combinaties daarvan aan ‘waar den decoratieve eischen het bindmiddel, waarmede het is aangemaakt, belang- op den achtergrond staan’. 20 Hier op de Van Nelle rijk vertraagt’. 19 vallen tecnische toepassing en esthetiek samen. 21 Monsteranalyse door Matthijs de Keijzer: “Op het hout ligt een Meer exact is de informatie van Matthijs de Keijzer, onregelmatige dunne witte grondering (alleen de poriën zijn opge- vuld) met hierin loodwit, zink, bariumsulfaat en zinkwit. Hierop ligt een groene voorbewerkingslaag met hierin zinkwit, bariumsul- faat, Pruisisch blauw en zinkchromaat, het zogenaamde zinkgroen. 19 Meere, J.A.P., Het schildersambacht IV buitenschilderwerk serie Dan volgt een donkergroene afwerklaag met zinkwit, bariumsulfaat, ons lager nijverheidsonderwijs onder reactie van M.F.J. Wolters., Pruisisch blauw en zinkchromaat en een beetje kopergroen (dat kan Meppel, vierde druk 1947. blz. 212,213 20 Blz. 338. Catalogus van de Bouwwereld 1939 zijn: Bremer groen, Friesch groen, o.i.d., het zijn goedkope verven).” 6 260 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 261 Conclusies Materialisering van een ideaal 6.2 Ir. M.G. Polman Nieuwe inzichten in de case studies

Architecten van het nieuwe bouwen Duiker en Bijvoet

Herenhuizen Scheveningen (1920; 108 en 106); Kleur als theorie (hypothese) groen, zwart en wit en aan de binnenzijde blank hout, de gepleisterde, witgekalkte plafonds en bovenmuur- Sanatoriumcomplex Zonnestraal Hilversum: hoofdge- Ostwald wit en geel. (afb.186) vlakken heeft hij daarmee de polariteit gehandhaafd, bouw (1926-1928), Dresselhuyspaviljoen (1931); Ook betekenis van de kleurenleer van Ostwald doet zij het in een andere vorm. In plaats van de tegenstel- dienstbodenhuis (1931), werkplaatsen (1927), boshutten denk ik niet ter zake. Kleur als theorie (hypothese) ling van zwart-wit past hij de tegenstelling van een (1929): De sinnlich sittliche werking van kleur (Goethe) natuurlijke, aardkleur- naar een abstracte, geestelijke Openluchtschool Amsterdam (1929-1930 en 1932); Kleur als idee. (hypothese) Vanuit de kleurtheorie van Goethe zijn voor de inte- kleur toe. (afb.184 en 185) Derde Ambachtsschool Scheveningen (1931); Connectie met de stijl rieurs van het hoofdgebouw, het Dresselhuyspaviljoen In het badhuis was ook de vloer wit, uitgevoerd Cineac Amsterdam (1934) Molema’s uitspraak dat ‘de vensteropeningen in en het dienstbodenhuis de twee polaire kleuren blauw in granito. Hier is geen polariteit van kleur in te hun composities direct ontleend zijn aan de principes en geel te herkennen. herkennen maar wordt er wel een steenachtig, Herenhuizen van Oldebarneveldlaan Scheveningen van ‘De Stijl’’ vindt geen weerklank in de traditionele Bij de lichtblauwe ramen die ik, onbewust van naadloos materiaal toegepast. kleurtoepassing.25 kleurtheorieen, direct heb beschreven als ‘de kleur van Resultaten van het kleuronderzoek de lucht’ werd deze beschrijving direct herkend en De schilderswereld Kleur als toepassing Kleur als materiaal overgenomen door anderen. Dit komt overeen met de Materiaaltechnische feiten en schildertechnieken In de herenhuizen is er sprake van een harmo- Andere kleurige afwerkmaterialen en technieken betekenis die Goethe eraan geeft. Er is opvallend minimaal geschilderd, al bleek nisch kleurpalet dat past in de vormentaal van de Andere materialen zijn onder andere de twee Ook de sinnlich sittliche betekenis van het stralende eerder bij het onderzoek aan de MTS Groningen dat Amsterdamse school. De gevels van rode baksteen met kleuren baksteen, de glas-in-lood ramen en -daklicht van geel blijkt inderdaad zo te werken, wat te ervaren ook daar de tochtpui slechts twee verflagen had. Op enkele accenten in gele baksteen harmoniëren met het in het centrale trappenhuis en de glas-in-lood ramen in is nu het Dresselhuyspaviljoen nog niet aan de binnen- Zonnestraal is ook het exterieur minimaal geschilderd. kleurpalet van de midden kleuren groen (voordeur de gevel. zijde is afgewerkt. (afb.192, 193) (afb. 186) en kozijnen) en geel (ramen). De kleurtoon van de De gele kleur van de werkplaatsen kan ook als baksteen en de verf is gelijk, waardoor de gevelwand De schilderswereld symbolisch worden opgevat: als stralende gele Verdere ontwikkeling van kleuronderzoek een doorlopende eenheid vormt. Het laat zien dat Materiaaltechnische feiten en schildertechnieken zonnestralen. op basis van deze inzichten Duiker en Bijvoet al vanaf hun vroege werk een goed Het schilderwerk is traditioneel materiaal- en kleurgevoel hadden. (afb.182, 183) Kleur als theorie (hypothese) Andere aspecten die nu helder naar voren komen Voor het interieur zijn eenvoudige witte tinten als Sanatoriumcomplex Zonnestraal Hilversum Ostwald In de gangen van het Dresselhuyspaviljoen zijn de restanten teruggevonden op nr. 10822 en op nr. 106 In de kleurencirkel van Ostwald liggen het geel en gele lambriseringen niet alleen op de wanden maar paars en oranje in de hal en het trappenhuis. Deze Resultaten van het kleuronderzoek ultramarijnblauw tegenover elkaar en vormen een ook over de betonconstructie heen. Duiker isoleert de laatste kleuren waren toegepast in de geschilderde Kleur als toepassing harmonische eenheid. Deze kleuren kunnen worden constructie op deze plek niet van het muurvlak. lambrisering en vonden een weerklank in het glas- Ondanks de erbarmelijke staat waarin de gebouwen geduid als de twee harmonie in de kleurenleer van De architecten hielden rekening met het type in-lood legraam van het daklicht.23 Daarmee passen zich bevonden was het mogelijk om onderzoek Ostwald. (afb.194) bouwwerk dat zij maakten. Dat is niet alleen in de ook de interieurkleuren in een kleurpalet van de te doen, omdat er voldoende originele verflagen tijd te plaatsen (vroege woningbouw: traditionele Amsterdamse school. aanwezig waren. (afb.187) Kleur als idee. (hypothese) kleuren), maar ook in het type gebouw. Op Zonnestraal Jan Molema schrijft ‘in de bouwmassa van gegroe- Het exterieur van het hoofdgebouw en het Connectie met de stijl peerde woningen streven de architecten, onder invloed Dresselhuyspaviljoen is wit en lichtblauw en zilver. De kleuren geel en blauw, de witte plafonds en van de Amsterdamse School, naar eenheid’.24 Dit wordt (afb.188-190, 192, 193) bovenwanden. leidde tot het terugvinden van de bestekken, het aantal, de kleu- ren en de kleurcodes, die exact in een stalenboek uit 1928 konden onderbouwd door de onderzoeksresultaten. Het interieur is wit, lichtblauw en lichtgeel, met in worden geverifieerd. Het was echter niet duidelijk in welke ruimten het hoofdgebouw een vloerafwerking in twee kleuren Kleur als materiaal de kleuren waren toegepast. Daarbij is het ontwerp van Duiker ge- Kleur als theorie (hypothese) bruin of groen en wit. (afb.191) Andere kleurige afwerkmaterialen en technieken nomen, met als uitgangspunt de kleuren die het meeste erop leken. De sinnlich sittliche werking van kleur (Goethe) Het dienstbodenhuis was aan de buitenzijde De architecten passen in het interieur beton-emaille Duikers oorspronkelijke idee was om in de gangen en op de trappen dakbedekking toe te passen, daar is bij de restauratie de donkerbrui- Het interieur is vooral in secundaire kleuren witgrijs, donkergrijs, lichtblauw en zwart, aan de toe bij de wastafels en in het hoofdgebouw op de borst- ne kleur gekozen. De middelbruine kleur kan het eiken parket in de afgewerkt geweest, maar daaraan zou ik geen sinnlich binnenzijde wit, lichtgeel, lichtblauw, aluminium, wering van de gevel. hoofdruimte hebben vervangen en de donkergroene linoleum is mo- sittliche betekenis verbinden. zwart en grijs. (afb 185) Aanvankelijk wilde Duiker in het hoofdgebouw gelijk in de kamers van het personeel toegepast. Deze aannames cor- respondeerden met de geleverde oppervlaktematen. De groene kleur De werkplaatsen waren okergeel en wit en aan zwarte dakbedekking toepassen in de gangen en op die Duiker aanvankelijk besteld had, kon indertijd niet geleverd de binnenzijde.(afb.184). Binnen was het lichtgrijs de trappen en eiken parketvloer in de gemeenschaps- worden. Van het alternatief zijn geen monsters bewaard gebleven. (grondverf); ruimte. Hij kreeg geen toestemming en heeft toen twee Daarom is er bij de uitvoering voor twee bruine variaties gekozen, 22 raamkozijn woonkamer voorzijde, begane grond; deurkozijn 26 die werden geproduceerd door de Duitse concurrent Armstrong eerste verdieping, zie analyse Mathijs Keijzer, 2011 De boshutten waren afgewerkt in traditioneel bruine- en een groene tint gekozen . Ten opzichte van DLW. Bij Forbo was Jaspé uit productie genomen. Zie: ‘Linoleum’ 23 Op nr. 108 werden de glas-in-lood deuren naar de voorkamer blz. 27-29. in Alvar Aalto Vyborg Library - Technology of sensations. gereconstrueerd door restauratiearchitect Bulhorst. Hoe de kleuren Technology Workshop and Seminar on Case Study. Proceedings of in het interieur daar een eenheid vormden, kan ik niet melden. 26 Op basis van bouwhistorisch onderzoek door Wessel de Jonge the Seventh International Docomomo Technology Seminar, Vyborg 24 Molema, Jan. Ir. J. Duiker. Rotterdam 1989, blz. 26 25 Molema, Jan. Ir. J. Duiker. Rotterdam 1989, blz. 26 architecten. De bestelling van Jaspé linoleum bij Forbo, Krommenie, 18-19th September 2003. Copenhagen, 2004 6 262 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 263 Conclusies Materialisering van een ideaal 6.2 Ir. M.G. Polman Nieuwe inzichten in de case studies

Architecten van het nieuwe bouwen Duiker en Bijvoet

zijn de houten, hergebruikte spanten van de werk- de kolommen, in samenhang met de in de jaren 1950 rood. Hierin is Ostwald te herkennen, al is het groen Kleur als idee. (hypothese) plaatsen okergeel geschilderd (met wit geschilderde, door Komter wit geschilderde gerenoveerde gevels, eerder een naturel grijsgroene- dan een heldere blauw- Connectie met de stijl gepleisterde borstweringen) en de boshutten in de nu wit zijn afgewerkt, waardoor duidelijk wordt hoe groene kleur. (afb.200) Ook hier zijn de vloeren van Ja en nee,: grijs, blauw, wit, zwart, maar ook: traditionele kleuren groen, zwart en wit en voor het ingenieus die oorspronkelijke kleurtoepassing geweest de klaslokalen bruingeel gekleurd Dermas, dus een aardkleuren grotendeels ongeschilderde interieur wit en okergeel moet zijn. aardkleur. afgewerkt. Het specifieke lichtblauw/wit/lichtgeel Het aluminium ging in zijn grijstint een relatie aan Kleur als materiaal is alleen bij het hoofdgebouw, de paviljoens en het met de grijsgroene lambrisering achter het school- Kleur als materiaal Andere kleurige afwerkmaterialen en technieken dienstbodenhuis toegepast. bord, de enige wand in het lokaal. Tegelijkertijd zal Andere kleurige afwerkmaterialen en technieken Ja, betonemaille, tegelvloeren, glazen bakstenen Het wit werd geleverd door een andere fabrikant de kolom continu van kleur gewisseld zijn, variërend Dermas, tegels, gepolijst en ongepolijst graniet voor wanden, grove granito plint. dan de code die was geadviseerd op basis van het van zilver spiegelend naar wit naar grijs, doordat het tegels respectievelijk de plint de buitengevel kleuronderzoek. Er kwamen veel proeven aan te pas licht aan alle zijden het lokaal in valt. Daardoor was de De schilderswereld alvorens de kleur werd goedgekeurd. Dankzij de constructie soms heel duidelijk aanwezig en viel hij Derde Ambachtsschool Scheveningen Materiaaltechnische feiten en schildertechnieken lezing van Michael P. Edison (Edison Coatings, Inc. optisch soms bijna helemaal weg. (afb.197, 198) De monsters van de onderzoeksplaatsen van de Plainville, USA) op het Docomomo-seminar New De grijsgroene lambrisering achter het school- Resultaten van het kleuronderzoek blauwe afwerking tonen verschillende, die waarschijn- York 200427, wist ik dat ook het huidige, computerge- bord, tussen de toegangsdeur en de kastdeur, (afb.199, Kleur als toepassing lijk te verklaren zijn door aan te nemen dat er met stuurde mengen van kleuren gestuurd kan worden. conform de latere publicatie van Hartogh, afb.191) was De school had als kleuren aan de buitenzijde zilver kleine hoeveelheden verf is gewerkt en dat de verf De eerste onderhoudsschilderbeurt van het hoofd- afgewerkt met een bruinrood geschilderde schilde- en grijs en aan de binnenzijde wit, blauw, geel, bruin, steeds weer iets anders is aangemaakt. Het bevestigt gebouw bleek net zo nauw te luisteren als het beoor- rijlijst. Deze kleuren versterkten elkaar, maar bleven grijs, blank houten plaatmateriaal in twee kleuren. de conclusie uit hoofdstuk 3 dat de schilder nog steeds delen van de proefstukken van de restauratie. Het toch bescheiden van toon. Het rood kwam terug in de (afb.201-205) op het werk de verf verder prepareerde, ook als de verf vroeg wederom veel aandacht om het stralende en het rood-wit gestreepte zonwering. Duiker en Bijvoet passen ook hier aluminiumverf strijkklaar werd aangeleverd. (afb. 145-148) typische ultramarijnblauwe karakter terug te krijgen. (De borstwering onder de ramen was zeer waar- toe op de gepleisterde buitengevel, met een onge- Verdere ontwikkeling van kleuronderzoek op basis van deze De blauwe kleur was een mengsel 1:1:1 van drie schijnlijk een lichtgele zandkleur. Deze kleur was polijste zwarte plint en met blauwe ramen, deuren inzichten kleurcodes uit een waaier van een fabrikant. (afb.151) ook doorgezet in de borstwering van de centrale hal, en kozijnen. De aluminiumkleur maakt het gebouw De kleur blijkt alleen in producten van die fabriek na waardoor de buitenschil zich onafhankelijk van de onwerkelijk, het is er wel en het is er niet, het gebouw Andere aspecten die nu helder naar voren komen te mengen te zijn. De kleur, ingescand en nagemengd inrichting doorzette. Onder de ramen was dezelfde toont nooit hetzelfde maar reflecteert het natuurlijke, Polariteit in kleur en architectuur van Duiker komt door een andere fabrikant bleek grijzer uit te vallen. kleur in tegels uitgevoerd. continu wisselende licht. ook hier voor. Daarnaast bleek de menging op basis van 3x nage- (b, polaire kleuren; c harmonische kleuren) Het Het lichte interieur is vooral wit gehouden. Witte mengde kleurcodes een kleine afwijking te geven x3. trappenhuis had een blauwe geschilderde borstwe- plafonds en in de gangen: witte betonemaille lambri- Cineac, Reguliersbreestraat, Amsterdam ring, die langs de trappen de lambrisering vormde. De seringen. In de gangen passen zij op de vloeren warme Openluchtschool Amsterdam. sanitaire ruimten, met knalgele ramen, vormde een aardkleuren toe: gele en bruine tegels toe in de gangen. Resultaten van het kleuronderzoek tegenhanger van het blauw. Hoe de sanitaire ruimte (199-201) Kleur als toepassing Resultaten van het kleuronderzoek verder was afgewerkt is niet bekend. Ook hier treedt een polarisatie op, als men van Cineac is aan de buitenzijde grijs, wit, blauw en Kleur als toepassing De kleuren van de Openluchtschool zijn aan de buiten, met het aluminium en het zwart van de gevel rood; (afb. 207-210) aan de binnenzijde wit, blauw, Voor het exterieur is aluminiumverf toegepast op de buitenzijde zilver, blauw, wit, zwart, rode terrassen; en het donkerblauw van de ramen op het netvlies, het grijs en geel. (afb.210) Het grijs van het exterieur gepleisterde gevel, samen met witte plafonds en op de aan de binnenzijde wit, blauw, geel, groen, rood, gebouw betreedt en de geelbruine vloer extra warm is een koel grijs. Het grijs van het interieur, is een plint een pleister van zwarte ongepolijste granito. De oranje, bruin, zwart (hoofdgebouw). aandoet. De stalen ramen en kozijnen zijn ook aan warmgrijs. Cineac is geschilderd in de wegvallende vloertegels op het bordes en op de buitenlokalen waren de binnenzijden blauw afgewerkt. Er is een beetje kleur28 koelgrijs. De ramen, deuren en kozijnen in bruinrood, omkaderd door witte tegels en gepolijst Kleur als theorie (hypothese) rood toegevoegd om een roodblauwe tint te krijgen. blauw. De lichtreclame in rood en wit. Het kantoor granito bij de entree en door aluminium geschilderde De sinnlich sittliche werking van kleur (Goethe) De houten kasten in de lokalen zijn in dezelfde kleur was wit geschilderd. Er werd een felle okerachtig geel dorpels van de buitenlokalen. De ramen en kozijnen De kamer van de directeur en de docenten had een afgewerkt. De lambrisering achter het bord was hier toegepast op de wanden van de personeelruimte. waren helder blauw. De windschermen op het dak licht oranjegele lambrisering, net zoals in de lokalen lichtgrijs. De directeurskamer en de docentenkamer Het grijs van het exterieur toont blauwig, er is waren eveneens helder blauw. (afb.195, 196) afgezet met een bruinrode bies. waren afgewerkt met plaatmateriaal, dat in twee tinten specifiek gekeken of er blauw aan het grijs is toege- Hier hebben de architecten ook de kolommen, die blank was afgelakt. voegd. Dit is niet het geval bij de verf op de staalplaten, deel uitmaken van de hoofdconstructie, in de lokalen Kleur als theorie (hypothese) maar wel op de gepleisterde muur in de steeg (inclusief aluminium laten schilderen. Bij de restauratie zijn Kleur als theorie (hypothese) De sinnlich sittliche werking van kleur (Goethe) het rooster) en bij enkele grijze overschilderingen. De Ostwald Exterieur: koele kleuren, Interieur: in de gangen: De Openluchtschool heeft, evenals de Van voornamelijk warme kleuren 27 Post Conference Technology Seminars, Baruch College New York, Nellefabriek, vier hoofdkleuren: blauw, geel, groen en 30 september-2 oktober 2004. 28 handgeschreven opmerking op bouwtekening 6 264 6 265 Conclusies Conclusies 6.2 6.2 Nieuwe inzichten in de case studies Nieuwe inzichten in de case studies

Architecten van het nieuwe bouwen Architecten en kunstenaars van De Stijl Duiker en Bijvoet J.J.P. Oud

console van de glasluifel wijkt hiervan af en is eerst donker, bijna puur synthetisch ultramarijnblauw Woningbouw Hoek van Holland (ontwerp 1924, de voltooiing van een bouwwerk. Het wit is een fond, afgewerkt met een lichtgrijs waaraan ook oker was op de wand was gezet, beginnend in de punt van de bouw 1926-1927) (afb.211, 212) waartegen de kleuren subtiel afsteken. Overmaat toegevoegd. schaal, achter het scherm. (afb.203)Hier werd vanaf schaadt. Het rood past hij toe als een accent. De kleuren in het interieur waren aanvankelijk iets gestapt en de hele zaal, inclusief onderdelen, werd Kleur als theorie (hypothese) Tabel schema, in aanvulling door Polman op de groener blauw maar uiteindelijk werd het allemaal in een lichter ultramarijnblauw (blauw met wit De sinnlich sittliche werking van kleur (Goethe) aanzet ‘Bronnenonderzoek’ van Frank Altenburg, synthetisch ultramarijnblauw (dus roodachtig blauw) gemengd) geschilderd.(afb.203) Oud noemt de gele baksteen ‘opgewekt van kleur’. gemeente Rotterdam dienst Stedebouw en geschilderd, in één kleur(tint) voor het hele interieur, Volkshuisvesting op allerlei soorten ondergronden. Verdere ontwikkeling van kleuronderzoek Kleur als theorie (hypothese) De Engelstalige brief van J.J.P. Oud lijkt een voorzet Interieur: op basis van deze inzichten Ostwald te zijn van de Duitstalige tekst in die Form. In de zaal en balkon, muurvlak, kloknis, plafonds Het behoeft verder onderzoek naar de rol die de De kleurtoepassing zou voldoen aan de ‘drieklank De Gruyter citeert Hitchcock in de gedetailleerde van de zaal, luchtinblazer, balkonrand: lichtblauw opdrachtgever, Cineac, aan de kleurtoepassing stelde. als onvolledige vierklank’ en zwart, grijs en wittint. beschrijving van de kleuren. In feite zien we hier dus T0.20.50. De spaanplaat lambrisering van de zaal is twee herhalingen. blauw gelakt (code tussen T0.20.40-T0.20.30). Andere aspecten die nu helder naar voren komen Kleur als idee Jos De Gruyter 29 citeert de beschrijving van Het is mogelijk om een conclusie te trekken over de Connectie met de stijl Hitchcock30 als hij de kleuren van Hoek van Holland Kleur als theorie (hypothese) kleurtoepassing van Duiker en Bijvoet: Het project wordt gerekend tot de stijl. (afb.215) beschrijft en geeft zijn eigen waarneming: ‘Ik heb De sinnlich sittliche werking van kleur (Goethe) Bij hen is al vanaf het vroege winingbouwproject in mij bij het zien van deze arbeiderswijk opnieuw afge- De blauwe kleur van het interieur vertoont verwant- de Van Oldebarneveldlaan in Scheveningen een goed Kleur als materiaal vraagd, hoe men er toch toe komt zich zulke archi- schap met de blauwe stoffering in de salle Pleyel te kleurgevoel aanwezig. Zij leggen een voorkeur aan wit, Andere kleurige afwerkmaterialen en technieken tectuur af te maken met den dooddoener: Nieuwe Parijs, waar Jan Piet Kloos over schrijft in zijn recensie blauw en geel aan de dag, zwart, grijs en aluminium en Voor het exterieur is heldere gele baksteen toegepast Zakelijkheid. Het is waar, menigeen oordeelt naar van de bijeenkomst op 10 maart 1936 van de op te aan aardkleuren voor de vloerafwerking. en een grijze band. foto’s alleen, en foto’s kunnen den leek in het bijzonder richten vereniging Practische Kleurenpsychologie (zie Het experimenteren met nieuwe materialen is een radicaal onjuisten indruk geven, des te gevaar- 2.5.9, afb.90 en 91). Het blauw verbindt hij met ‘inner- herkenbaar in de toepassing van aluminiumverf op de De schilderswereld lijk daar men meent, dat deze nimmer kan liegen. lijke concentratie.’ gepleisterde buitengevel. Dit kan ook worden gezien Materiaaltechnische feiten en schildertechnieken Maar wie als ik het al heel mooi trof, en het blank en Naar Goethe: prikkel en rust tegelijkertijd: schijnt als inventiviteit om met weinig geld en middelen De gepleisterde gevels zijn licht geschilderd. De kleurrijk beton-dorpje voor de eerste maal zag op een terug te wijken; trekt ons mee; gevoel van kou, toch het gewenste effect te bereiken. Er zijn veelal kleur is te beschrijven als heel lichtgeel, met een grijze helderen dag en met de zonnebloemen in vollen bloei, herinnert aan schaduw; in haar grootste zuiverheid: kwetsbare, goedkope materialen toegepast. Het aantal plint. (afb.213, 214, 216) hij moet wel een onuitroeibaar vooroordeel tegen de een prikkelend niets. verflagen is minimaal; van een degelijke, technisch nieuwere opvattingen hebben om hier van “onge- Naast de blauwe zaal is er het witte kantoor en de verflaagopbouw lijkt minder sprake. Verdere ontwikkeling van kleuronderzoek zellig” te willen spreken.” 31 dienstruimte met okergeel geschilderde wanden. Ze gebruiken een roodachtige blauw: Synthetisch op basis van deze inzichten Misschien gebruikt hij het citaat van Hitchcock Ultramarijnblauw of Pruisisch blauw met een beetje Het kleuronderzoek is beperkt maar in combinatie om tegelijkertijd zijn eigen waarneming te staven. Kleur als idee (hypothese) rood. met het archief- en literatuuronderzoek kan worden Door het citaat wordt de beschrijving van Hitchcock Connectie met de stijl De aluminium geverfde gevels maken de gebouwen aangetoond hoe het cliché dat de gevels wit geschil- benadrukt. Het clichébeeld wordt geboren. Het zijn primaire kleuren blauw, geel en rood en immaterieel, terwijl de zwarte plinten de gebouwen derd waren, zowel de waarneming van het monument Ook het cliché dat er alleen zwart-wit foto’s waren grijs, wit en zwart. toch met de aarde verbinden. (Openluchtschool, derde als de waarneming van de historische, geschreven op basis waarvan men dacht dat de gebouwen zwart Ambachtschool) bronnen kan bepalen. en wit waren wordt hier ontkracht. Men kon naar de Kleur als materiaal De blauwe ramen zijn uitdrukking van de kleur gebouwen toe reizen en met eigen ogen aanschouwen Andere kleurige afwerkmaterialen en technieken van de lucht. De gele wanden zijn stralend. (interieur Andere aspecten die nu helder naar voren komen dat er kleur op zat. De opmerking op de bouwtekening ‘schilderen Zonnestraal) De teksten van Oud over kleur zijn in 2.5.2 aan bod De zwart-wit fotografie gaat pas echt meespelen als in wegvallende kleur’ duidt erop dat de kleur juist De grijze gevels en de blauwe wanden van de gekomen. De historische teksten die voor de werk- referentie als de gebouwen zijn overgeschilderd. De afkomstig was van de lichtreclame en van de verlichte filmzaal zijn introvert. De filmcabine, de filmprojectie zaamheden aan Hoek van Holland werden verzameld, case-studies laten zien dat dat bij de meeste gebouwen projectiecabine. De entree was betegeld met licht- en de lichtreclames (elektrisch) stralend (Cineac) sluiten daar naadloos op aan. blauwe tegels. De aardkleurige vloeren zijn warm en versterken In het onderzoek aan de kleuren in Hoek van het contrast met de witte of zilveren constructie van Holland was er ook door de architect en door twee 29 Jos. W. (Josyah Willem) de Gruyter (Singapore, Straits Settle- De schilderswereld kolommen en plafonds en contrasteren met de zilveren kunsthistorica’s archiefonderzoek gedaan. Hierin is ments, 28 augustus 1899 – Amsterdam 30 juli 1979), kunstcriticus en museumdirecteur Materiaaltechnische feiten en schildertechnieken exterieurs. (hoofdgebouw Zonnestraal, lokalen een tekst terug te vinden van Oud uit 1963, waarin 30 Henry-Russell Hitchcock (Boston 3 juni 1903 - New-York 19 feb Technisch is het opvallend dat er geen loodwit is Openluchtschool, gangen derde Ambachtschool) hij de architectuur ‘opgewekt van kleur’ noemt. ‘De 1987) Amerikaanse architectuurhistoricus. Schreef met Philip John- gebruikt voor het exterieur, maar zinkwitverf. In de toepassingen zijn dualiteit, polariteit en grauwe bakstenen zijn vervangen door gele’ son The International Style: Architecture since 1922. (1932) Het onderzoek wees uit dat aanvankelijk een heel evenwicht terugkomende thema’s. Oud vergelijkt hier kleur met ornament. Kleur is 31 Gruyter, Jos de, Moderne Nederlandsche bouwkunst en J.J.P.Oud. na 1930. zie blz. 182-183-184; citaat blz. 184 6 6 266 267 Conclusies Conclusies 6.2 6.2 Nieuwe inzichten in de case studies Nieuwe inzichten in de case studies

Architecten en kunstenaars van De Stijl Architecten en kunstenaars van De Stijl J.J.P. Oud Van Doesburg

na de oorlog is gebeurd. Huis de Lange Alkmaar32,33 (afb.217) glas ontworpen. Ook het geometrisch gestileerde Opvallend detail in de entree is de lambrisering In die na-oorlogse ontwikkeling wordt het beeld hoofd van de trappaal heeft Van Doesburg ontworpen. van wit marmeren platen die met groen marmeren van de geschilderde architectuur zo normaal, dat er Resultaten van het kleuronderzoek (afb.218, 219) kaders zijn afgezet, waarboven Van Doesburg met een zelfs over de beschrijving van Hitchcock wordt heen Kleur als toepassing schildersjabloon een fries heeft aangebracht. Dit wit en gelezen, zoals de tekst van Günther Stamm laat zien: Het kleuronderzoek van huis de Lange is uitge- Kleur als idee. (hypothese) groen (waarover Van Doesburg op 9 september 1917 aan Günther Stamm citeert in zijn tekst Hitchcock, en voerd door Willem Haakma Wagenaar en Matthijs de Connectie met de stijl Anthony Kok schrijft,36) zijn dezelfde kleuren als Van de beschrijving citeert hij ook de beschrijving van het Keijzer.34 Vanuit de Rijksdienst was ik als adviseur bij Van Doesburg gebruikt in de hal/trappenhuis met Doesburg naast het paars toepast in de lambrisering zwarte ijzerwerk dat culmineert in een rode toets op het onderzoek betrokken. In dit overzicht zal ik enkele name secundaire kleuren, en gelig wit. Kleur als vlak in de hal. De overeenkomst in kleur zou de idee onder- het lichtarmatuur. Tussen haakjes schrijft hij dat de resultaten uit het onderzoek noemen. (in plaats van kleur als afwerking van architectuur) schrijven, dat er primair naar kleur werd gekeken en woonhuizen in Hoek van Holland relatief nog in goede Willem Haakma schrijft in zijn rapport dat het komt in dit project tot ontwikkeling. Van Doesburg dat het materiaal op een andere wijze werd ervaren als staat verkeren. ‘the Hoek van Holland estate, still in trappenhuis door Jan Wils in de vormentaal van de schrijft op 9 september 1917 in een brief aan Anthony wij nu doen. relatively good condition, is a masterpiece of the early Amsterdamse School is ontworpen en dat het ontwerp Kok ‘alle vakken en panelen losgemaakt door wit’. Dit In de Aubette zal Van Doesburg in zijn eigen avant-garde. Op basis daarvan ga ik er vanuit dat hij van Van Doesburg daarbij aansluit. Hij past voor de doet hij door de lijsten van de deuren wit te maken. ontwerp van de Ciné-dancing en de Salle des fêtes daadwerkelijk in situ de woningbouw heeft gezien. lambrisering groen en gelig wit schilderwerk en een (afb.218) opnieuw de doorgangen onderbrengen in de lambrise- Maar ook als hij op basis van overgeleverd beeldma- paarse bespanning toe. De trap is naturel hout met ring. Ook zal hij de kleurvlakken losmaken, door ze te teriaal tot deze conclusie komt, is hij niet alert op de een als ebbenhout afgewerkte leuning. Het groen Kleur als materiaal scheiden met behulp van banden in een andere kleur, uitvoering. Hij noemt ‘gele verf’ in plaats van de gele is duidelijk herkenbaar.35 In tegenstelling tot het Andere kleurige afwerkmaterialen en technieken die hij vormgeeft in een ander vlak dan het kleurvlak. baksteen (zoals Hitchcock schrijft) en ‘witte gevels’ in ontwerp is er niet geel, maar een gelig wit toegepast. In In dit vroege project blijkt dat kleurtoepassing niet Tot slot zal de verflaagopbouw per kleur verschillen. plaats van licht geelgrijs (volgens Hitchcock), maar dezelfde ruimte ontwerpt Van Doesburg een driedelig noodzakelijkerwijs geheel in verf wordt uitgevoerd. citeert Hitchcock wel precies als hij over het zwart met glas-in-lood raam in een geometrisch abstracte compo- In de hal/trappenhuis is paarse stoffen bekleding Aubette, Straatsburg, Frankrijk rode toets van het ijzerwerk schrijft. Als hij meer zorg- sitie. Het raam (dat zich thans in het Centraal Museum toegepast. Het komt ook duidelijk tot uiting in de vuldig was geweest, dan zou hij Hitchcock ook hebben Utrecht bevindt) bestaat aan weerzijde uit twee entree, met marmeren lambrisering in wit en groen. De Aubette wordt in de literatuur beschreven als kunnen citeren met ‘reduced white of the plaster’ en vensters in zwart, de primaire kleuren rood, blauw, en (afb.220-223) driedimensionale schilderkunst. Bij de opening werd ‘yellow brick basement’, en had hij zijn eigen waarne- geel, en blank glas en het centrale venster is in zwart, het door de drie kunstenaars voorgesteld als een ming gecorrigeerd of had hij opgemerkt dat de situatie de secundaire kleuren groen, oranje en paars, en blank De schilderswereld Elementaristisch (de ontwerpen van Sophie Taeuber veranderd was. Waarschijnlijk was de toepassing van Materiaaltechnische feiten en schildertechnieken en Theo van Doesburg) en Premorphalistisch (de witte en gele verf zo vanzelfsprekend dat Stamm daar In de eetkamer is er sprake van een weloverwogen ontwerpen van Hans Arp) Gesamtkunstwerk. De niet bij stil heeft gestaan. verflaagopbouw om zwart (naast groen) toe te passen. opdrachtgever had een uitgaanscentrum voor ogen dat 32 Heerenhuis De Lange, Wilhelminalaan 2 te Alkmaar, 1916-17 ar- De teksten van Jos De Gruyter en Günther Stamm chitect Jan Wils (1891-1972). Opdrachtgever Jan de Lange (1851-1940). Het zwart in de eetkamer is een groenig zwart, 24 uur lang geopend zou zijn voor publiek. laten zien hoezeer de foto’s een indruk geven die Kleurontwerpen Theo van Doesburg. restauratie: Architectenatelier bestaande uit groene aarde, beenderzwart en enig Aan Theo van Doesburg wordt toegeschreven: de anders is dan de werkelijkheid, die veel vriendelijker Rob de Vries, Alkmaar. Opdrachtgever: fam. Van de Leygraaf. loodchromaatgeel op een oranjerode laag met ijzeroxi- Ciné-dancing en de Salle de Fetes en het ontwerp van 33 Auteurs: Kuper, Marijke en Rob de Vries. Restauratie Heerenhuis de is, maar ook dat de beelden zich in 1978 zodanig in Lange Wilhelminalaan Alkmaar. Alkmaar. Januari 2002. Architecten- derood en zinkwit. het trappenhuis of Escalier, aan Sophie Taeuber de Bar het geheugen hebben gegrift, samen met het eigen- atelier Rob de Vries. In het exterieur zijn invloeden van Berlage en en het raam in de Escalier, aan Hans Arp de schilde- tijdse denken over kleur in de architectuur van het Wright herkenbaar Zie: Blz. 10. Van Doesburg ontwierp aanvanke- Verdere ontwikkeling van kleuronderzoek ringen in de Escalier. lijk het glas-in-lood raam in drie delen. Daarna uitgebreid met een nieuwe bouwen, dat de wijze van waarneming, zowel kleurontwerp voor interieur en exterieur en schuurtje. op basis van deze inzichten van de werkelijke situatie als bij het citeren van oude 34 Haakma Wagenaar, Willem. Huis de Lange, Wilhelminalaan 2, in Bij de restauratie zijn de sjabloonschilderingen in Resultaten van het kleuronderzoek bronnen, wezenlijk veranderd is. Met andere woorden: Alkmaar. Onderzoek naar de oorspronkelijke afwerking van het interieur, de entree gedeeltelijk gerestaureerd en gereconstru- Kleur als toepassing het wordt niet meer waargenomen. ontworpen door Theo van Doesburg, begonnen op 3-12-2011. Rapport, niet eerd. Hierbij zijn de verouderde kleuren gehandhaafd. De Salle de Fetes bestaat uit een grijze lambrisering gepubliceerd. Materiaaltechnisch onderzoek naar de afwerklagen van het interei- (afb.15-17) met daarboven een compositie in wanden en plafond eur va Villa De Lange te Alkmaar. Ontworpen door architect Jan Wils van ortogonale vlakken, die worden gescheiden door (1917) naar een kleurenplan van Theo van Doesburg. Amsterdam, 7 Andere aspecten die nu helder naar voren komen hoger liggende grijze banden. De compositie bestaat maart 2002. ICN. Matthijs de Keijzer, M. van Bommel, P.B. Halle- beek, I.Joosten, R.Hofmann-de Keijzer. De in smalle vlakken verdeelde lambrisering met uit de drie primaire kleuren (elk in twee tinten), wit, 35 Het groen is chroomoxydegroen met lithopoon wit, aangebracht paarse bespanning begeleidde niet alleen de trap zwart en grijzen (in drie tinten).(afb.224) op een laag lithopoonwit versneden met bariumsulfaat (zwaarspaat). maar ook de gang waarin zich de toegangen tot De Ciné-dancing heeft diagonale kleurvlakken, die Op een andere plek zijn gevonden twee lagen chroomoxydegroen met enig zinkchromaatgeel en zwaarspaat; grondlaag van organisch toiletten, keuken en keldertrap bevinden. De panelen hoger liggen dan de aluminium geverfde banden. Hier zwart met enig synthetisch ultramarijnbauw en zinkchromaatgeel, in de deuren zijn oorspronkelijk paarsgrijs geschil- aangebracht op een laag lithopoonwit met zwaarspaat. Bovenste derd en sluiten daarmee aan bij de bespanning in de wandlijst bestaat uit groene verflaag met 1 laag chroomoxydegroen lambrisering. met zinkchromaat en zwaarspaat. 36 Zie: Haakma Wagenaar, 2001, blz. 12 6 268 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 269 Conclusies Materialisering van een ideaal 6.2 Ir. M.G. Polman Nieuwe inzichten in de case studies

Architecten en kunstenaars van De Stijl Van Doesburg

zijn roden, gelen, blauwen en groen toegepast, naast met drie primairen en groen is tevens Ostwald- met groengele lagen met een roodgele toplaag) brengt beeld had het committée de indruk dat de ervaring, te wit, grijs en zwart. (afb.226) de vier hoofdkleuren geel, rood, ultramarijnblauw en een onderlinge dynamiek, waarin de treiteraar in Van zijn opgenomen in het driedimensionale kunstwerk, De bar heeft ortogonale vlakken, in plafond, zeegroen, de a-chromatische kleuren zwart, grijs en Doesburg zich laat zien. verminderd werd doordat de kleuren niet meer hun wanden en vloer, in wit, grijzen, blauwgrijzen, en wit. Aan de kleurstelling is toegevoegd de architectoni- Door de hoge grijze lambrisering, waarboven de oorspronkelijke uitstraling hadden. rood. (afb.228) sche kleur aluminium. (Ciné-dancing). kleurvlakken zijn geplaatst, en de parketvloer, die Technisch was het mogelijk om de schilderingen De Escalier37 heeft een dynamisch ontwerp van - De Stijl –in het werk van Van Doesburg voorko- Van Doesburg moest accepteren, beweegt de bezoeker in de Salle des fêtes en in de Bar en in de Escalier te verticale blauwe en bruine banden op een witte onder- mend de kleuren wit, blauw en bruin. met de primaire zich niet zo tussen de kleurvlakken, en zo: in de vierde restaureren, maar ook dan zou de ervaring van de grond, die de verticale bewegingen van de bezoekers kleur blauw en de tertiaire kleur bruin, op de a-chro- dimensie, als Van Doesburg voor ogen stond. Maar vierde dimensie niet optimaal voelbaar zijn. op de trappen begeleiden. Hetzelfde ontwerp was matische witte ondergrond (Escalier, Sophie Taeuber, ook in zijn originele plan, met twee grote cirkels en Conservering en ervaring stonden centraal in de doorgezet in het grote (stalen, grijs geschilderde) raam Hans Arp en Theo van Doesburg). (afb.230-236) een vierkant vlak in het midden, is er een opvallende aanpak van de drie ruimtes. met bruin, blauw en blank opaak glas, dat op basis van parallel met de Burgerzaal van het Paleis op de Dam39, Voor de Salle des Fêtes en de Bar werden stucanet een bewaard gebleven raam kon worden gereconstru- Kleur als materiaal met de drie wereldbollen ingelegd in de vloer, de twee en geprefabriceerde gipselementen aangebracht. De eerd. 38 (afb.230) Andere kleurige afwerkmaterialen en technieken verdiepingen tellende hoogte en de marmeren lambri- Escalier werd vlakgestuct, omdat het nog grotendeels Vanuit de kleurtheorie is er, behalve de persoon- De kleuren van de wanden en plafond van de Bar sering waarboven zich de illusionistische geschilderde was afgewerkt met een latere stuclaag die zeer moeilijk lijke ontwikkeling van Van Doesburg binnen de Stijl zijn zeer waarschijnlijk ook in de linoleum vloer marmerimitaties bevinden. Ook de bekleding van de te verwijderen was. Voor de reconstructie kon worden beweging, een staalkaart van de belangrijkste kleur- toegepast. In de escalier komen de kleuren terug in het wanden met hoger liggende stucbanden en lambri- volstaan met het maken van kijkvensters om de nodige theorieën van het interbellum in te ontdekken. Dat raam. seringen en haaks op de ramen staande raamnissen informatie te vergaren. betekent voor de schilderingen: geven de ruimte een klassieke, voorname uitstraling. Het stratigrafisch onderzoek was al eerder in De schilderswereld. opdracht van de restauratiearchitect uitgevoerd door Kleur als theorie (hypothese). Materiaaltechnische feiten en schildertechnieken Verdere ontwikkeling van kleuronderzoek de schilders. Daarbij hadden zij zich geconcentreerd De sinnlich sittliche werking van kleur (Goethe) Vanuit de schildertechniek vertegenwoordigt de op basis van deze inzichten op de vraag of de toegepaste kleuren overeenkomstig De witte wanden in de Escalier bleken na de uitvoe- gedegen verflaagopbouw in de Salle des fêtes een De restauratie van de muurschilderingen van de waren met de kleurontwerpen van Theo van Doesburg. ring een groentint te tonen. Na het bestuderen van de gedegen, traditionele aanpak. De stucondergrond is Aubette betekende een belangrijke ontwikkeling in De kleurontwerpen waren uitgevoerd in gouache. kleurtheorie van Goethe realiseer ik mij, dat dat het afgewerkt met een grijsviolette grondlaag en een witte het kleuronderzoek. Omdat de schilderingen waren De kleuren bleken inderdaad overeen te komen. gevolg kan zijn van het gereconstrueerde gekleurde grondlaag. Bij de primaire kleuren en het wit is daar aangebracht door huisschilders en niet door de Voor mij en restaurator Elsbeth Geldhof was het glasraam. nog een witte grondlaag aan toegevoegd. Daardoor kunstenaars zelf, beoordeelde het wetenschappelijk tevens belangrijk hoe de verflagen waren opgebouwd. worden de kleuren helderder. De primaire kleuren committee dat ze gereconstrueerd mochten worden, Elsbeth Geldhof voerde ook oplosproeven uit om te Kleur als theorie (hypothese) zijn in verschillende kleurlagen opgebouwd. Met met behoud van de oorspronkelijke schilderingen. onderzoeken of er vernislagen waren aangebracht. De Ostwald name bij de gele kleuren is er sprake van een correctie De eerdere reconstructie, van de Ciné-dancing, was vernislagen waren aangebracht op de primaire kleuren - Bar: met de troebele/grotendeels niet-bonte in de toplaag t.o.v. de twee voorbewerkingslagen. met hetzelfde uitgangspunt aangepakt. Hier waren en op het zwart. De copalvernis was erg verkleurd, kleuren wit-grijs-blauwgrijs en de bonte hoofdkleur De lichtgrijzen blijken te zijn samengesteld uit wit, de oorspronkelijke vlakken afgeplakt met papier waardoor deze kleuren een heel ander uiterlijk hadden rood. (afb.229) oker en blauw en zijn dus in feite niet a-chromatisch. en overgeschilderd met olieverf in de verouderde verkregen, extremer dan de verouderde verflagen zelf. - Salle des fetes: drieklank. (afb.225) (afb.237) De donkergrijze kleur heeft behalve wit originele kleuren, dat wil zeggen zoals de kleuren Tot slot moesten alle kleuren worden onderzocht naar - Escalier: tweeklank (afb.232) en zwart pigment ook de kleuren blauw en bruin. werden aangetroffen bij het stratigrafisch onderzoek. verflaagopbouw, pigmenten en bindmiddelen. Dit Ook het zwart en het wit zijn vermengd met blauw Het resultaat was niet optimaal. Het papier bleek de werd uitbesteed aan het Instituut Collectie Nederland. Kleur als idee. (hypothese) pigment. De theorie is daardoor optisch, maar niet waarneming sterk te beïnvloeden, waardoor de indruk Ook bij de Ciné-dancing had de architect de verflagen Connectie met de stijl technisch opgebouwd uit primaire kleuren versus van de gladde, naadloze textuur van de gestucte laten onderzoeken in een laboratorium, maar hij had - De Stijl –volgens het cliché- met de drie primaire a-chromatische kleuren. Het mengen van kleuren door ondergrond werd verstoord. Omdat het in reliëf aange- niet meegekregen dat er ook een originele vernislaag kleuren rood, geel en blauw en de a-chromatische de a-chromatische kleuren brengt de kleuren in relatie brachte stucwerk onderdeel uitmaakte van de creatie aanwezig was. Waarschijnlijk was hij daar niet op kleuren zwart, grijs en wit (Salle des fêtes, Theo van (De Groot). Van Doesburg zegt dat hij door middel van van Van Doesburg deed de indruk afbreuk aan de bedacht. In de Ciné-dancing had van Doesburg niet Doesburg). de grijze banden de kleurvlakken zelfstandig waar- ervaring. exact gewerkt naar het eerste ontwerp. Dat was de - De Stijl – in de ontwikkeling van Van Doesburg, neembaar maakt (ze overstralen elkaar niet), maar De verouderde kleuren stoorden met name bij één focus voor het laboratoriumonderzoek. De verflagen het grijs heeft ook een relatie met de kleurvlakken. kleur: het vergeelde wit. Dit werd versterkt doordat waren op het oog nagemengd door de schilder, Door de grijzen op te bouwen uit kleuren, kan Van het projectiescherm, dat onderdeel uitmaakte van de waardoor de analyseresultaten daartoe niet bestudeerd

37 Toegeschreven aan Sophie Taeuber (raam), Hans Arp (schilderin- Doesburg ook dynamiek inbrengen: dat doet hij met compositie, wel helderwit te schilderen. Als totaal- werden. Dit laat zien dat niet alleen de methodiek van gen) en Theo van Doesburg (trappen) een groengrijs voor de lambrisering en een blauwgrijs kleuronderzoek, maar ook de discipline van kleuron- 38 Sophie Taeuber. Afkomstig uit het appartement van André Horn, voor de banden. Ook de opbouw van de gele kleur derzoeker ertoe doet: je moet de informatie kunnen de Rue de la Haute-Montée, Straatsburg, 1927. Zie ook: Straaten, E.J. (twee roodgele lagen met een groengele toplaag; twee 39 voormalig stadhuis, 17 eeuw, Hollands Classicisme, architect lezen. Dit is overigens kennis die je als onderzoeker van, 1992, blz. 137-138. Jacob van Campen. 6 270 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 271 Conclusies Materialisering van een ideaal 6.2 Ir. M.G. Polman Nieuwe inzichten in de case studies

Architecten en kunstenaars van De Stijl Van Doesburg

empirisch opbouwt. In de reconstructie hebben we eveneens het bruin, dat blauw als in de Salle des fêtes, maar in een iets andere onderzoeken, omdat de schilderingen in de zalen de Op basis van de analyseresultaten zijn de verflagen enigszins groen toonde naast de blauwe band, met een verflaagopbouw opgebracht. Het bruin wordt door Van ontmoeting tussen schilderkunst en architectuur, door de schilder laag voor laag met pigment in lijnolie bruin vernis een andere kleurtoon kunnen geven. Het Doesburg ook toegepast in zijn schilderij Compositie kunstschilder en huisschilder, en kunstenaar/architect nagemengd. Hierbij werd ook het giftige en daarom was opvallend hoe zo’n heel dunne laag de kleurtoon uit 1923-2441 (afb. 234) en door Arp in zijn schilderij la het dichtste naderen. Het verfmateriaal was een wettelijk verboden loodchromaat gebruikt. Omdat kon corrigeren. (afb 233) Danseuse (1955, naar een reliëf uit 1925). moderne, glanzende huisschilderverf, aangebracht in de schilder met wie ik samenwerkte de baas van het Ook in de Foyer zijn bruine en blauwe banden een huisschildertechniek: tamponneren. bedrijf was, was dat mogelijk. Toen de kleur bekend Andere aspecten die nu helder naar voren komen aangetroffen, waar overheen zilveren cirkels waren Terwijl het onderzoek voortkomt uit het kunston- was werd hij in Hansageel in het werk uitgevoerd. De Bar is toegeschreven aan Sophie Taeuber. Zij geschilderd. Bij het verwijderen van de latere derzoek, is dit een onderzoek waarin de toetsing in Alle verven werden laag voor laag op stucpanelen maakte drie ontwerpen, waarvan het derde ontwerp verflagen, door een miscommunicatie tijdens de praktijk plaats kon vinden. De verven en de opbouw opgezet. Hierdoor werd duidelijk dat alle olie- werd uitgevoerd en om onbekende redenen werd over- restauratie, zijn de schilderingen ernstig beschadigd. van verflagen van de gebouwen steken eenvoudig af bij verflagen van invloed waren op het eindresultaat. geschilderd in een vierde ontwerp. Het vierde ontwerp Op basis van grondig onderzoek zou het misschien de laagopbouw van de schilderingen. Dankzij het advies van Piet Blokzijl van de Haagsche zou van de hand van Hans Arp zijn, omdat Sophie mogelijk zijn om desondanks het ontwerp te recon- De kleuren van de huisschilders worden aange- Kunstschildervervenfabriek, waren we er alert op om Taeuber bij die uitvoering niet meer in Straatburg strueren, maar hiervoor ontbrak de tijd en het geld. maakt met een witte verf en kleur. Donkere kleuren het kleurpalet (dat wil zeggen het aantal pigmenten) aanwezig zou zijn40. Door de ingetogen kleurstel- Daarom is geadviseerd om de wanden te witten in de worden vermengd met zwart. Bonte kleuren worden beperkt te houden. We hebben dus niet verschillende ling en de verdeling van vlakken vormt het vierde fondkleur van het trappenhuis. In 2010 zijn voor deze nauwelijks met elkaar vermengd, m.u.v. groen. okers en ombers etc gebruikt, om dichter bij een kleur ontwerp een intermezzo tussen de zalen van Theo wanden in de vorm van bruine en blauwe banden te komen. Teveel verschillende pigmenten vervuilt het van Doesburg in plaats van een autonoom ontwerp informatieborden geplaatst. Een prachtig voorbeeld Het kleurpalet ( de kleuren op het palet) is beperkt. werk vertelde Blokzijl. Bij het mengen hebben we dus en vormt het geen relatie met de Escalier (zoals bij het hoe ‘de lacune’ ruimte biedt voor een ontwerp dat het Het overzicht laat zien, hoeveel verschillende lagen ook technisch het totaalbeeld voor ogen gehouden. De tweede ontwerp wel het geval was) oorspronkelijke ontwerp ondersteunt, maar duidelijk er zijn aangetroffen en dat het onderzoek standaard kleurstalen werden door de commissie, de opdracht- De Bar was aanvankelijk veel kleurrijker uitgevoerd herkenbaar is als aanvulling. (afb.236) zoekt naar één kleurcode, één grote algemene deler, gever en de architect beoordeeld. Zij schrokken (3de ontwerp) dan de overschildering (het definitieve Het onderzoek betekent een belangrijke ervaring ervan uitgaande dat, als de schilders van toen dat aanvankelijk van de helderheid, omdat ze dat niet 4de ontwerp). van de mogelijkheden van reconstructie. hadden gekund, ze precies zoals wij nu, één pot hadden verwacht. De uitvoering werd teruggebracht De Bar is een vreemde binnenruimte, omdat het -door de frisse kleuren toe te passen, wordt zouden hebben gebruikt. naar minder verflagen, doordat er met minder grond- in een van de hoeken de risaliet van de façade volgt. duidelijk dat de kleuren in de laagopbouw en met Uit de vele varianten is af te leiden dat de schilders lagen werd gewerkt. Het bleek noodzakelijk om de Desondanks is er een ortogonale schildering op aange- elkaar een ingenieus bouwwerk vormen, die op dat niet hebben gedaan. Er zijn veel verschillende totaalindruk van de grondlagen na te mengen. Een bracht, die zich daar niets van aan lijkt te trekken en de verschillende manieren een eenheid geven. varianten in de verflagen gevonden. Het schilderwerk proef van de schilder, om op een moderne knalwitte architectonische vorm doet verdwijnen. De aandacht -zo blijken de grijzen verwant te zijn met de kleuren zal waarschijnlijk stapsgewijs zijn uitgevoerd. grondering de 2-3 kleurlagen te strijken, bleek een heel gaat naar de lichtvlakken van lampen, ramen en opake en niet, zoals een denkbeeldige link naar de theorie Sindsdien maakt het zelf namengen van de andere eindkleur te geven. glasdeuren, die de bezoeker oriëntatie geven. van Van Doesburg zou geven, louter uit zwart en wit te verflagen op basis van het kleuronderzoek deel uit De techniek van het schilderwerk was zowel in het Hier wordt de bezoeker wel opgenomen in de bestaan. van het formuleren van een kleuradvies ten behoeve origineel als in de reconstructie tamponneerwerk. vierde dimensie, omdat de kleurvlakken (inclusief -de wijze van uitvoering en de opbouw van de van restauratie. De oorspronkelijke kleuren hebben Door de natuurlijke veroudering zal het schilder- die van de vloer) rondom hem is. De verflagen zijn verflagen reflecteren de karakters van de kunstenaars. een uitstraling en een karakter, die ik probeer terug te werk langzaam weer grijzer worden. direct op de wanden aangebracht. De verflaagopbouw -het oorspronkelijke plan, waarin de bar in het werk vinden in de verouderde verflagen. Bij de vertaling van Na de ervaring van de Salle des fêtes, waaruit bleek is met minder lagen geschied, ook bij het overschil- is teruggebracht naar een, zoals Ostwald uitdrukt, de vondsten moet er bijna altijd een afweging worden hoe alle verflagen van invloed waren op de kleurbele- deren. Bij dat laatste zijn verschillende verfmengsels ‘troebel’ kleurpalet met een veel helderder hoofd- gemaakt, voor welke afwijkende kleurcode er gekozen ving) stelden wij voor om in de Bar eerst het derde en gemaakt, om, met de verschillende ondergrond- kleur, zou bij een restauratie of bij een reconstructie in zal worden. Bij die afweging laat ik de reconstructie daarna het vierde ontwerp uit te voeren, zoals in de kleuren van het derde ontwerp, een gelijk uiterlijk te verouderde kleuren niet of veel minder duidelijk zijn meespelen, met inachtneming van de veroudering. jaren twintig was geschied. Bovendien waren wij zeer krijgen in het vierde ontwerp. Het is heel pragmatisch geworden. benieuwd naar het derde ontwerp. Dit was financieel aangepakt, meer vanuit de ideevorming en niet vanuit -mochten bovenstaande punten ook op basis van Van Doesburghuis Meudon, Frankrijk niet haalbaar. In de reconstructie heb ik daarom een een klassieke verflaagopbouw. Het past bij de Dada onderzoek of kleine reconstructies duidelijk zijn keuze gemaakt uit kleuren van het derde ontwerp als gedachte van Taeuber en Arp, dat een kunstwerk via geworden, de beleving van de kleuren in de ruimten Resultaten van het kleuronderzoek ondergrond voor de kleuren van het vierde ontwerp. de telefoon bij een timmerman besteld zou moeten waarin ze gemaakt waren, was ongekend. Kleur als toepassing Het rode pigment was een synthetisch organisch kunnen worden. Evenals bij de Aubette werd bij de atelierwoning pigment, waardoor er een enorme keuzemogelijkheid De Aubette vormt een prachtige schakel in de van Theo van Doesburg met grote nauwkeurigheid aan rode pigmentkleuren was. Het blauw van de Escalier is hetzelfde ultramarijn- onderzoek gedaan, alsof het een schilderij betrof. In de Escalier moest de blauwe band naast een Anders dan bij de meeste onderzoeken, werden bruine band worden geschilderd. De bruine band is 41 Als een bruin vlak naast een blauw, een rood, een zwart , een grijs hier vragen gesteld over de herkomst van de grijze tot slot afgewerkt met een bruine transparante laag. en drie witte vlakken. 1923, juli-1924, gesigneerd TH v D 24. zie Van vlakken onder het keukenraam en bij de trapopgang 40 Bron: Brigitte Meier in Sophie Taeuber. Doesburgcatalogus. afb. 715 blz. 372 6 272 6 273 Conclusies Conclusies 6.2 6.2 Nieuwe inzichten in de case studies Nieuwe inzichten in de case studies

Architecten en kunstenaars van De Stijl Architecten en kunstenaars van De Stijl Van Doesburg Rietveld

in het atelier. Ofschoon de eerste foto’s egale vlakken kleuren van het schilderwerk samen met de architec- Nadat ik als tijdelijke bewoner de ramen had gelapt, Modelwoning Erasmuslaan 9 Utrecht lieten zien, aarzelde ik ten stelligste om terug te gaan tuuronderdelen (deur en kozijn; raam en kozijn) en was het duidelijk waarom het vlak onder het keuken- Kunstacademie, exterieur, Arnhem naar het beeld van de foto, en ook de Franse restau- zou de kleurtoepassing refereren aan de architectuur raam grijs was geschilderd: het water loopt daar over Huis Visser Bergeijk ratiearchitect was ervan overtuigd om de vlakken te van het nieuwe bouwen. de gevel heen omdat het raam geen vensterbank heeft. handhaven. Voor het gebouw zelf was het echter op zijn plaats Modelwoning Erasmuslaan 9 Utrecht Kleur als materiaal om de bewonersgeschiedenis van Nelly van Doesburg Kleur als theorie (hypothese) Andere kleurige afwerkmaterialen en technieken niet weg te poetsen. Van Doesburg had er in 1931 maar Resultaten van het kleuronderzoek De sinnlich sittliche werking van kleur (Goethe) De vloerwafwerkingen: tegels, houtgraniet en 2 maanden in gewoond, Nelly van Doesburg tot aan Kleur als toepassing De kleuren van de vloeren in de slaapkamer, de beton. haar dood in 1975. Ook de vroegere renovaties hadden Het exterieur is gepleisterde, wit geschilderde bibliotheek en de muziekkamer zijn warm. Ook de Het bovenlicht in de bibliotheek: gekleurd glas. hun sporen achtergelaten, die niet storend zijn na de wanden, het staalwerk is aluminium afgewerkt. Later tegelvloeren zijn door de rode vlakken eerder warm reconstructie. werd de voordeur blauw geschilderd. (afb. 246, 247) van neutraal van sfeer (dat laatste door de grijze, witte De schilderswereld Bij de renovatie in de jaren 1980 was het huis op Binnen valt de betegelde gang op, de kamers zijn in en zwarte vlakken). Materiaaltechnische feiten en schildertechnieken advies van Wies van Moorsel en Jean Leering en in pastelkleuren geschilderd. (afb.248, 249) De wanden zijn neutraal grijs, warm van tint. Ook Een ander aspect van dit kleuronderzoek waren de overleg met architect A. Elzas in een lichtgrijs (naar de keuken heeft een vrij warme grijze tint. verschillende grijzen in de verschillende ruimtes. De eigen inzicht) geschilderd, en de ramen aan de binnen- Kleur als theorie (hypothese) De kleuren in het atelier zijn neutraal grijs, grijzen bestonden uit wit en zwart, waaraan respectie- zijde (zoals aan de buitenzijde) zwart. De sinnlich sittliche werking van kleur (Goethe) enigszins koel van tint. (afb. 243) velijk blauw, geel en blauw en geel waren toegevoegd. Ook dat was een goede mogelijkheid, omdat Tegels lambrisering entree: wit/okergeel en blauw/ Uit de literatuur was bekend dat de bouw extreem lang daarmee het huis in het heden werd geplaatst. zwart Kleur als theorie (hypothese) duurde en dat Theo en Nelly van Doesburg voortdu- De verschillende grijstinten zijn niet bewust zijn Ostwald rend in geldnood zaten. De verschillende grijstonen aangebracht Kleur als theorie (hypothese) De drie primaire kleuren vormen een harmonie in konden worden verklaard, door aan verschillende Bij de primaire kleuren was dat niet het geval. De Ostwald de theorie van Ostwald. (afb.240) schilderbeurten te denken. Omdat het hier het huis verflaagopbouw van de deuren hadden geen neutraal Dezelfde zwart/blauw tegenover wit/gele tegellam- Daarnaast is er een tweedeling van een bonte kleur van een kunstschilder betrof, werden de verschillen karakter. De blauwe voordeur (en kastdeuren), de briseringen zouden volgens Ostwald harmonieus zijn. en niet-bonte kleuren in de tegelvloer. echter in acht genomen. rode terrasdeur, de gele garagedeur (kastdeur en tafelbladen), omdat deze zeer bepalend waren voor de Kleur als idee Kleur als idee Verdere ontwikkeling van kleuronderzoek uitstraling van het witte gebouw. Connectie met de stijl Connectie met de stijl op basis van deze inzichten conclusie Interieur: warme pastelkleuren geel, okergeel, Het exterieur, met witte gevel, zwarte ramen en Ook hier heb ik de analyseresultaten in olieverf In het werk van Van Doesburg is er een ontwik- pastelgroen. De kleuren, m.u.v. de tegels in de entree -achterdeur, grijze traptreden en -betonnen vloer van nagemengd. De kleurstalen zijn ingemeten door Akzo keling te zien van de kunstenaar, die samenwerkt herinneren niet aan De Stijl, m.u.v. aluminium het schaduwterras (en grijze vlakken van latere tijd), de Nobel en vertaald in moderne muurverven. (afb.244, met architecten, bepaalde architectonische aspecten geverfde staalwerk, witte plafnds en wanden van heldere primaire kleuren rode, blauwe en gele deuren 245) integreert in het ontwerp van de Aubette en tot slot in sanitaire ruimten en keuken. en het daklicht van de bibliotheek zijn een staalkaart de atelierwoning kleur niet meer als een zelfstandig van het cliché van de stijlkleuren, zoals Van Doesburg Andere aspecten die nu helder naar voren komen ontwerp introduceert, maar laat samenvallen met de Kleur als materiaal ook in zijn kleurtheorie uit 1925 aangeeft.(afb 63) Ook hier was het resultaat van de uitvoering architectuur. Evenals de architecten van het nieuwe Andere kleurige afwerkmaterialen en technieken Bovendien zijn de kleuren (m.u.v. de grijze vloeren) in ongekend. Het atelier werd uitgevoerd in een licht- bouwen worden de kleuren aangebracht op de deuren Geglazuurde tegels in de gang, vensterbank verf aangebracht. (afb.239) blauwgrijs, de woonvertrekken in een lichtwarmgrijs, en kozijnen; woonkamer en granito keukenaanrecht, linoleum in Voor het interieur gebruikte hij eveneens helder de keuken in een lichtgroengrijs en de gang en de balu- De aangekleurde houtgranietvloeren zijn vergelijk- badkamer (zwart met ‘confettiachtige gele groene en blauw en geel voor de kastdeuren, mogelijk helder strade en lambrisering bij de trap in een donkerder baar. Evenals bij de architecten zijn de vloerontwerpen rode en witte stippen) geel voor de tafelbladen. In de vloeren gebruikte hij grijs. Met uitzondering van het donkerder grijs, in aardkleuren. een meer aardkleurig geel naturel houtgraniet en verschilden de tinten nauwelijks. Toch gaf het aan de De schilderswereld aardkleurig rood houtgraniet en rode plavuizen. De verschillende vertrekken een andere tint, in combi- Materiaaltechnische feiten en schildertechnieken overige vloeren waren hoofdzakelijk grijs, en zwart en natie met de verschillende lichtinvallen. De subtiele In overleg met Willem Haakma Wagenaar is geadvi- wit. levendigheid die hiermee werd opgewekt, paste goed seerd om de muren af te werken met muurverf waar- De wanden en plafonds, ramen en deuren waren bij de imperfectie van het huis. Van Doesburg’s eerste- doorheen zwaarspaat is gemengd, om het authetieke grijs. De draaibare wanden waren aan een zijde zwart. ling kent veel architectonische ‘ongelukjes’ door zijn karakter te pakken te krijgen. Daardoor zijn de muur- Hier is sprake van een vlak, een compositie, evenals de onervarenheid als architect, zijn zwakke gezondheid verven streperig. compositie van vlakken in de tegelvloeren (badkamer, en het experimentele karakter van de bouw, waardoor garderobe en keuken). Voor het overige vallen de de uitvoering extra bemoeilijkt werd. 6 274 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 275 Conclusies Materialisering van een ideaal 6.2 Ir. M.G. Polman Nieuwe inzichten in de case studies

Architecten en kunstenaars van De Stijl Rietveld

Andere aspecten die nu helder naar voren komen Kleur als materiaal Rietveld uit. Hij is op de hoogte van de lichtreflectie en in ieder geval enkele muren waren voorzien van een De beschrijvingen in verschillende artikelen, die Andere kleurige afwerkmaterialen en technieken gebruikt dat gegeven voor de beeldvorming van zijn zwarte plint. Waarschijnlijk waren de plafonds wit, niet overeenkomen met elkaar, komen deels overeen Rietveld was erg enthousiast over het materiaal ontwerp, niet (alleen) functioneel. naar buiten toe doorlopend in de witte onderzijden met de vondsten. Zo is er geen lichtblauw gevonden, linoleum, vooral toen dit product geleverd kon worden van de overstekken boven de ramen. Bij de entree noch lila. in een gekleurd fond. Behalve linoleum paste hij in de Huis Visser, Bergeijk was de onderzijde van het overstek (of luifel) zwart. Er zijn wel frele nuances van groen en grijs kunstacademies ook dubletta, plasnalo, latex-cement, Ook de zwarte baan, boven de kamerdeur naar de gevonden, wel cement-romige teint, geen frele nuance neoplane en dubbel hardgebakken tegels als vloeraf- Resultaten van het kleuronderzoek hal loopt visueel door over het metselwerk van de van paars, noch lichtbauw in de slaapkamers. Nog werking toe.46 Kleur als toepassing keukenmuur buiten. Kleuronderzoek naar de nog opvallender is dat het overal aanwezige geel nergens De architectuur van Rietveld lijkt opgebouwd te aanwezige afwerklagen zou meer informatie kunnen wordt genoemd. Vooralsnog blijft het interieur De schilderswereld zijn uit blokken, die van grootte en volume verschillen geven over de toegepaste kleuren en materialen. Het daarmee een raadsel. Materiaaltechnische feiten en schildertechnieken en die in- en uit elkaar geschoven zijn, deels ‘geopend’ roze van de kasten in de kamer is afgeleid van een rood Het exterieur voldoet aan het beeld van de nieuwe De grijze verven uit de jaren 1960 hadden een gele en deels ‘gesloten’. In tweede instantie lijken het vloeiblad, door Rietveld overhandigd aan de schilder zakelijkheid van wit geschilderde gepleisterde gevels, en/of rode tint.47 Het waren warmgrijze kleuren. daardoor vlakken, die over- en langs elkaar heen als kleurindicatie. stalen ramen en deuren die met aluminiumverf zijn Het grijs heeft daardoor een immanente waarde van schuiven en vaak ‘nog even de hoek omgaan’. Kleur- Het exterieur is door Van Eyck in de sfeer van afgewerkt. Volgens de overlevering42 waren de gevels de tijdgeest (met andere woorden: het zijn typische en materiaalgebruik spelen daarbij een essentiële rol. Rietveld doorgezet, in naturel rode -en zwart geverfde nooit zo spierwit, dekkend geschilderd als thans het grijzen uit die tijd). (afb.245) baksteen. Daarnaast past hij betonnen plinten toe. De geval is met moderne latexverf. De voordeur was De vormgeving van in elkaar geschoven blokken dakranden zijn breder, bekleed met zink (net zoals het aanvankelijk ook aluminium afgewerkt maar werd Verdere ontwikkeling van kleuronderzoek wordt door het kleur- en materiaalgebruik ontkend. daklicht van de ronde kamer) en de nieuwbouw sluit later blauw geschilderd. op basis van deze inzichten De kleuren en materialen geven een spel van hoeken en op een lager dakniveau aan op de bestaande bouw. Het Door dit onderzoek kon worden geconcludeerd vlakken te zien. niveauverschil wordt opgevangen in raamstroken. Kunstacademie Arnhem, exterieur. (afb 250) dat bij microscopisch onderzoek een vuillaag op een In het exterieur zijn de oorspronkelijke kleuren Door de laatste ingreep van Van Eyck, het laten verflaag bij het exterieur niet vanzelfsprekend op een en materialen van Rietveld bewaard gebleven, m.u.v. schilderen van de bakstenen buitenmuur van de ronde Resultaten van het kleuronderzoek afwerklaag hoeft te duiden. Er kan ook sprake zijn dat de onderzijden van de overstekken boven de ramen kamer, is de ronde vorm meer autonoom gemaakt. Kleur als toepassing het schilderwerk pas na een seizoen wordt afgelakt. en de voordeur, die oorspronkelijk niet wit was. Dit Architectonisch is er een zekere overeenkomst, doordat Het exterieur bestaat uit een grijsgeschilderde vlies- is naturel rode, en zwart- en wit geverfde baksteen, beide architecten naast ‘gesloten’ gemetselde volumes gevel, grijs beton, en gemetselde muurtjes van wit en Andere aspecten die nu helder naar voren komen witte ramen en kozijnen, bruine garagedeur en blauwe ‘open’ witgeschilderde glaspuien maken. De uitbrei- grijs of zwart geglazuurde steen. 43 De panelen van de Het exterieur van de kunstacademie in Arnhem zijdeur. ding van Van Eyck bestaat uit cilinders, die open- voordeur werden oranje geschilderd.44 werd in een neutrale grijze kleur geschilderd. In het interieur zijn een aantal kleuren van Rietveld gebroken worden door octagonaal geplaatste glas- Denslagen en De Vries schrijven dat Rietveld een aanwezig: witte houten buiten ramen, deuren en wanden, die tevens de oude en nieuwe volumes aan Kleur als theorie (hypothese) tanende belangstelling voor architectonisch kleurge- kozijnen, witte kasten, witte stalen deurkozijnen en elkaar koppelen. De houten ramen, kozijnen en deuren De sinnlich sittliche werking van kleur (Goethe) bruik aan de dag legde.48 blank gelakte deuren met zwarte kopse kanten en (ook de voordeur) zijn wit gelakt. De garagedeuren en De grijzen zijn warm-grijs van kleur. Dit lijkt echter Uit de literatuur blijkt hij bewust het kleuraccent zwarte drempels; in de woonkamer witte kasten met zijdeur zijn respectievelijk bruin en blauw gebleven. meer op het aanbod van verf te maken te hebben, dan terug te brengen, rekening houdend met de lichtre- roze binnenzijden en een zwart muurvlak; Eén slaap- Van Eyck past geen luifels toe. met een bewuste keuze. flectie en het gewenste effect van lichte en donkere kamer met een lichtroze muur, de andere slaapkamer In het interieur is de oorspronkelijke glaspui van de partijen op de architectuur. In de academisch paste met zichtbare sporen van de lila muur; in de garage gang is ontdaan van glas en een balustrade geworden Kleur als idee. (hypothese) Rietveld grijs toe, omdat hij vond dat de vrolijke muren van witte metselsteen, de bruine garagedeuren op de grens van oud en nieuw (zwarte gemetselde Connectie met de stijl kleuren van de kleding van de studenten en van de en een blauwe zijdeur. Volgens Küper waren ‘licht- plint is gehandhaafd). De middenstijl is veranderd in In 1962 spreekt hij uit dat het werken met grijzen, schilderijen dan het beste uit zouden komen.49 blauw, lila en geel’ in het interieur toegepast. Visser een leuning, die deels het oude profiel heeft en aan met lichte en donkere tinten, ongeacht de kleur, geen Die bewuste houding zou ik niet als ‘tanende herinnert zich dat de vloer van de kamer blauw was, de de andere zijde is afgerond. Dat element is terug te ‘ruimte-kleurcompositie’ genoemd mag worden.45 belangstelling’ omschrijven. Ik zie daar een verdere wand naast het zwarte rookkanaal geel. Ook de vloer vinden in tweede slaapkamer en in het enkele raam ontwikkeling in, waarbij de kleur en de architectuur van de entree zou geel geweest zijn. In reconstructie van de woonkamer. samenvallen. laat dat een kleurrijk beeld zien: een compositie van Bij de woonkamer is de glaspui voor een deel verwij- 42 Dit zou prof. Singelenberg hebben gezegd. Vriendelijke medede- Bovendien blijkt hier de onafhankelijke geest van kleuren, vlakken en ruimten. derd om plaats te maken voor de verbinding naar de ling van Gerrit Oorthuys. Waarschijnlijk waren de authentieke garage- ronde kamer. Net zoals Rietveld in de keuken heeft 43 Polman,Mariël, De kleuren, in: Slothouber, Erik (red.) De kunst- nijverheidsscholen van Gerrit Rietveld – The Artschools of Gerrit Rietveld, muren van wit gemetselde stenen, met (hier brede) gedaan, past Van Eyck bovenlichten toe, niet alleen op Amsterdam. blz.117-119 46 Polman, 1997, blz.118 zwarte vloerplint en zwarte rand langs het plafond dakniveau bij de ronde kamer maar ook de koekoek op 44 niet volgens zijn ontwerp uit 1959, met 1 rood paneel, zie Polman, 47 Vriendelijke medeling Hans Vrijmoet, Akzo Nobel Coatings. hetzelfde als de oorspronkelijke binnenmuur van maaiveldniveau bij de kelderruimte. blz.118 48 Denslagen en De Vries, 1984, blz. 102 de woonkamer. Op archieffoto’s is herkenbaar dat Van Eyck heeft uniformiteit in het kleurplan 45 Polman, 1997, blz. 118 49 Polman, 1997, blz.118 en 119 6 276 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 277 Conclusies Materialisering van een ideaal 6.2 Ir. M.G. Polman Nieuwe inzichten in de case studies

Architecten en kunstenaars van De Stijl Rietveld

gebracht. De wanden zijn wit of lichtgrijs gesausd. Kleur als theorie (hypothese) De bestaande vloeren zijn afgewerkt met een grijs- De sinnlich sittliche werking van kleur (Goethe) beige coating, doorlopend in een opstaande plint. De kleine entree leek groter door het gele vloervlak De aanbouw is voorzien van grijze beton(tegels). (Rietveld). Het geel van de entreevloer en de blauw (afb.252-254) kamervloer zijn elkaars polairen. De oorspronkelijke, vlakke plafonds zijn met een aluminiumverf (zogenaamde schooiersverf, een verf op Kleur als materiaal basis van 2 delen ijzerglimmer, 1 deel aluminiumverf) Andere kleurige afwerkmaterialen en technieken geschilderd, consequent doorgetrokken op de onder- De gemetselde wanden, de plasnalo vloeren. zijden van de dakoverstekken. De aanbouw heeft een balkenplafond, waarvan de balken aluminium geverfd De schilderswereld zijn en de tussenliggende vlakken gewit. Materiaaltechnische feiten en schildertechnieken Zowel wat betreft de vloeren als de plafonds, maakt De mataalverf, toegepast door Van Eyck, de zoge- Van Eyck dus een subtiel onderscheid in detaillering en naamde schooiersverf, zou een goedkope variant afwerking, waardoor de architectuur wordt verfijnd en kunnen zijn op aluminiumverf. de onderlinge relatie wordt versterkt. Het grijsbeige en de grijze betontegels verschillen Verdere ontwikkeling van kleuronderzoek niet zeer veel van elkaar, maar er blijft een duidelijk op basis van deze inzichten onderscheid tussen de oorspronkelijke binnenruimte Het is mogelijk om een eigenzinnig en respectvol en de toegevoegde binnenruimte, temeer, daar Van antwoord te geven, meegaand met de tijd maar Eyck betontegels, een buitenafwerkmateriaal, toepast evenzeer in de lijn van het oorspronkelijke materiaal. in de ruimten die aanvankelijk buitengebied waren. Zo kan eveneens naar de plafonds worden gekeken. Andere aspecten die nu helder naar voren komen Het nieuwe balkenplafond lijkt iets ‘luchtiger’ dan Niet alleen de architectuur, ook het kleur- en het oorspronkelijke stucplafond, versterkt door het materiaalgebruik van Aldo van Eyck sluit aan als een aluminiumraster versus respectievelijk de aluminium natuurlijk geheel, dat eveneens eigenzinnig is en van vlakken. vergelijkbare kwaliteit. Van Eyck maakt gebruikt van Dat Van Eyck daar niet consequent in is, of anders kleuren die aanwezig zijn en ontwikkelt vervolgens gezegd, daar mee speelt, is terug te vinden in de zijn eigen vormgeving. Dit is een heel belangrijk aspect keuken (daklicht met aluminium plafond en lagere dat ten behoeve van restauratie en hergebruik vraagt keukenplafond wit) en het aluminium geverfde om nadere studie. Welke aspecten van de authentieke daklicht in de ronde kamer. Opvallend is ook, dat hij kleuren en materialen zijn wezenlijk, op basis waarvan het zwart handhaaft bij de entree en boven de roze een architect zijn eigen ontwerp kan ontwikkelen? kasten in de woonkamer. Het betonnen plafond van de kelder is niet geschil- derd. De kasten (oud en nieuw) blijven wit, net zoals de houten buitenramen, deuren en kozijnen. De binnendeuren zijn blank gelakt hout met zwarte kopse kant in wit gelakte stalen deurkozijnen en zwarte drempels (conform Rietveld). Enkele kleurvlakken zijn gehandhaafd: de roze binnenzijden van de kasten in de woonkamer, de roze wand van slaapkamer 1. Het witte plafond van de kamer kan te maken hebben met de muurschildering van Sol Lewit. 6 278 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 279 Conclusies Materialisering van een ideaal 6.3 Ir. M.G. Polman Eindconclusie

Hoe men dacht over kleur en kleurtheorie ze toe te passen. De autoindustrie in de Verenigde duele oplossingen. Verflagen hebben een immanente trappenhuizen met een tegellambrisering of met Staten geeft een belangrijke impuls aan de ontwikke- waarde en hoe het oorspronkelijke ontwerp is uitge- beton-émaille. Aan het begin van de twintigste eeuw hangt het ling van de verfindustrie. De verffabrikanten weten voerd en wat er daarna materieel mee is gebeurd levert denken over kleur meer samen met materiaal dan zich goed te organiseren. Na de Tweede Wereldoorlog kennis op die alleen uit het gebouw zelf is af te leiden. Tot slot thans. Een kleur kan zowel een afwerklaag zijn als de worden de verven en schildersgereedschappen genor- Samenwerking is essentieel om vanuit verschillende kleur van een bouwmateriaal. Een bruine gevel kan maliseerd en worden er synthetische verven toegepast. invalshoeken een bouwwerk te onderzoeken om tot De verfkleuren zijn helder ultramarijnblauw, fel rood een bakstenen gevel zijn en een bruin geverfde gevel. Huisschilders komen uit een zwakke positie sinds een plan van aanpak te komen. Maar ook om primaire en bruinrood, helder geel en bruingeel, zeegroen De belangrijkste kleurtheorieën zijn de kleurtheorie de afschaffing van het gilde in 1798. en secundaire teksten en studies naast materiaaltech- en grijsgroen. Met name het ultramarijnblauw en van J.W. von Goethe en de kleurtheorie van W. Ostwald. Inherent aan het gildesysteem leren schilders het nische feiten te plaatsen, wat belangrijke nieuwe infor- zeegroen zijn herkenbaar als twee hoofdkleuren van de Binnen de verf- en schilderswereld geldt de vak van hun meester. matie en inzichten geeft. kleurencirkel van Ostwald, maar het blauw en geel zijn drie-kleurenleer van Goethe als ouderwets, maar De opkomst van de mechanisatie betekent een Individuele oplossingen en openheid van infor- tevens de twee polaire kleuren, de basis, van de kleu- de sinnlich sittliche betekenis van kleur is wel van teruggang van de individuele ambachtsman. matie. Maar ook: haute peiture als impuls voor de renleer van Goethe en de twee kleuren van Mondriaan. belang. Het gaat dus met name om één aspect van de De eerste ambachtsscholen worden gesticht in de schilderswereld, verfindustrie en de architectuur. Aluminiumverf wordt zowel op staal als op pleister als kleurenleer. negentiende eeuw. Aan het begin van de twintigste Topmonumenten als sprekende voorbeelden voor de op hout toegepast. De chemicus Ostwald ontwikkelt een wetenschap- eeuw verschijnen er leerboeken waardoor de schilders restauratie, inclusief de kennis van de materialen en De keuze voor de toepassing van heldere kleuren, pelijke kleurenleer met vier hoofdkleuren en totaal 24 over een ruimere kennis kunnen beschikken. De technieken. had een experimenteel karakter, met name voor het bonte kleuren, en een grijsschaal. Alle kleuren zijn te oprichting van de Nationale Schildersschool te Utrecht exterieur en de grote vlakken want het waren niet definiëren in een code, gerelateerd aan één bonte kleur in 1922 is een belangrijk feit. De meeste schilders Case studies perse sterke en stabiele kleuren. en een wit/grijs/zwart factor, ongeacht het materiaal. kunnen zich die school niet permitteren. Het is een architectuur van lijnen en vlakken: de Dit is met name voor het industriële vervaardigen van De schilders zijn individualisten en dragen een Een totaaloverzicht van de case-studies laat het stalen ramen en kozijnen vormen een lijnenspel in een kleuren interessant en kan worden beschouwd als een belangrijke bijdrage aan de samenleving. Het heeft als volgende beeld zien: opvallende kleur, de deurkozijnen zijn in hetzelfde begin van de normalisering van kleur. nadeel dat zij zich niet goed organiseren en zwak staan De kleuren van het nieuwe bouwen zijn: de kleuren vlak en kleur als de deuren en vormen vlakken. De De betekenis van de primaire kleuren en zwart, wit in tijden van crisis. geel, blauw, rood, groen, wit, grijs, zwart, zilver en lambriseringen vormen vlakken. In het exterieur en grijs wordt niet alleen door kunstenaars van De Stijl Binnen het bouwbedrijf hebben de schilders bruin in de afwerkmaterialen verf, pleister, beton- zijn alle ramen en – kozijnen gelijk van kleur, vaak onderzocht. Ook een aantal geestelijke stromingen van oudsher een secundaire positie. In tegenstel- émaille, wandtegels, linoleum, rubber, vloertegels, hetzelfde als de deuren, inclusief de voordeur. De houden zich ermee bezig. Binnen die stromingen ling tot timmerman en metselaar kunnen zij niet granito, houtgraniet, glas, chroom en plaatmateriaal. lijnen en vlakken zijn functioneel en vallen direct spelen ook het materiaal en de individuele betekenis verder ontwikkelen naar bouwkundige, aannemer De buitengevels zijn vaak gepleisterd, waarbij de samen met de gebouwonderdelen. een rol van belang. Er is sprake van een ideële kleur- of architect; maar worden dan kunstschilder. Een pleister met toeslagstoffen of pigmenten kleur en Het afwerkmateriaal is op zich niet bijzonder toepassing. Aan het einde van het interbellum zijn architect doet practische kennis op binnen het bouw- textuur heeft gekregen. Ook zijn ze afgewerkt met waardevol maar het materiaal, de afmeting, het detail, die nuances gemeengoed geworden en verworden bedrijf, maar hoeft zichzelf niet te bekwamen in een witte verflaag of met een aluminiumverf. Na luisteren nauw omdat het niet alleen een technische tot regels. Dit zal zich versterken na de Tweede schilderwerk. de Tweede Wereldoorlog zijn de meeste gevels wit afwerking is maar ook een esthetische. Wereldoorlog. De kleur wordt dan functioneel, in geschilderd en ontstaat het clichébeeld van witge- Parallel aan de architectuurstroming vallen techniek relatie met de lichtreflectie. Kleuronderzoek verfde gevels. en esthetiek samen. In de verflaag en de materialen De vloeren waren veelal in aardkleuren afgewerkt, wordt het hele wezen van de architectuur herkend. Verf en huisschilders Kleuronderzoek aan afwerklagen van gebouwen heeft in houtgranito, tegels, linoleum, rubber en granito in De kleuren van het nieuwe bouwen kunnen als zich ontwikkeld vanuit de restauratie van schilderijen de kleuren bruingeel, bruin, bruinrood, grijsgroen, een verdere ontwikkeling van de kleuren van De Stijl Handel en bewerking van grondstoffen voor verven en beschilderd beeldhouwwerk door restauratoren, wit, zwart. De kleuren zijn gemêleerd. Felle kleuren worden beschouwd, met de architectonische ontwik- speelt al sinds de zeventiende eeuw in Nederland. In kunsthistorici en natuurwetenschappelijk onder- zijn uitzonderlijk, maar wel verkrijgbaar. kelingen in materialen, ruimtelijkheid en idealen. de Eerste Wereldoorlog richten de handelaren en fabri- zoekers. De restauratie-ethiek is hierbij belangrijk. Het staalwerk en het houtwerk zijn geschilderd Onafhankelijk wetenschappelijk onderzoek kanten zich op Nederland. Het object staat hierin centraal. Eerst het hoofd, met een olieverf. In de bestekken staat vaak: ‘Japanlak’ maakt het mogelijk om het vroege werk niet louter Chemische ingenieurs spelen een belangrijke rol in dan de handen: je moet weten wat je doet. Ook de vermeld, een gekleurde hoogglanslak. De verflaagop- als ouderwets te zien, maar de kwaliteit van het werk de ontwikkeling van de verfindustrie, van nijverheid Nederlandse monumentenzorg kent van oorsprong bouw geeft helderheid aan de kleur. De pigmenten zijn te onderkennen, en de potentie die het heeft om ons naar industrie. Door de toenemende krachtbronnen een restauratie-ethiek waarbij behoud van het beperkt. opnieuw te inspireren in vraagstukken die nu aan de en daarmee gepaard gaande mechanisatie is fijnere materiaal voorop staat. In alle tijden, op alle niveaus De plafonds en bovenwanden zijn meestal gewit orde zijn. maling mogelijk. De grondstoffen zijn nog natuur- is er sprake van een machtspel tussen de technicus en met een matte kalkverf. lijk en het productieproces is deels nog ambachtelijk. de kunstenaar of kunstkenner. De kleuronderzoeker De binnenwanden zijn voorzien van een geschil- Nieuwe ontwikkelingen moeten nog beproefd worden neemt een unieke positie in. Kleuronderzoek vraagt derde lambrisering in kleur, dikwijls afgewerkt met en schilders moeten er nog vertrouwen in krijgen om kennis van oude ambachten en materialen en indivi- een bies of met een schilderijlijst; in de gangen en 6 281 Conclusies

157

156

J.G. Wiebenga en L.C. van der Vlugt. MTS, Groningen, 1923 156-162 MTS Groningen (1998) 156 Proefstukken op de wit geschilderde gevels, oorspronkelijk afgewerkt met gekleurde minerale Terra Nova pleisters. Bij de restauratie werden de gevels overgeschilderd met minerale verf. 157 na restauratie 6 282 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 283 Conclusies Materialisering van een ideaal Ir. M.G. Polman

160, 161

158, 159 162

163, 164, 165

J.G. Wiebenga en L.C. van der Vlugt. MTS, Groningen, 1923 158 entree en gang b.g., kleurstudie, waarbij alle materialen J.A. Brinkman en L.C. van der Vlugt Montessorischooltje gelijkwaardig in kleur zijn weergegeven. Naarden 1926 159 De foto van de gang 1ste verd. laat zien hoe niet alleen kleur 163 historische foto. maar ook textuur, glans en associatie van materialen onze 164 monster van de originele zandkleurige pleisterlaag. waarneming vormen, zelfs (of juist) in een zwart-wit .foto: RCE, 165 dwarsdoorsnede van houten kozijn. Op het houtwerk 1983 ligt een zeer dunne grondlaag, een helder lichtgroene 160 gang b.g., detail tegels en schilderwerk: nemen we dit voorbewerkingslaag en een groene afwerklaag. De gelijkwaardig in kleur waar? voorbewerkingslaag versterkt de helderheid, niet de dekking van 161 gang b.g. tegelvloer. de toplaag. De toplaag heeft een blauwgroene zweem. analyse 162 klaslokaal, kleurstudie. RCE Matthijs de Keijzer, 2011 6 284 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 285 Conclusies Materialisering van een ideaal

Ir. M.G. Polman

181 166, 167

169 J.A. Brinkman en L.C. van der Vlugt: Van Nelle complex, Rotterdam, 1925-1931: historische foto (1935). 181 J.A. Brinkman en L.C. Van der Vlugt: Huis Sonneveld, Rotterdam*, 1933: foto RCE. 1982. De gepleisterde gevel van 169 168, 170 Huis Sonneveld heeft heel lang een witgele kleur gehad en geen spierwitte kleur. Matthijs de Keijzer (ICN) analyseerde een J.A. Brinkman en L.C. van der Vlugt: Van Nelle complex, wittige verflaag. (krijt, bariumsulfaat met zinkwit of lithopoon, Rotterdam, 1925-1931 zeer weinig ijzeroxidegeel). Volgens Ostwald is dat een troebele 166-167 Van Nellefabriek. Overgeschilderde gevel en kleur. kleurvenster van de pleister, 2000 De gevel werd 4 x overgeschilderd in resp. witgeel, witgeel, 168 onderzoek TNO, Timo Nijland en Rob van Hees. De grijziggeel en witgeel. Altijd met loodwit en zeer weinig boormonsters zijn onder vacuümtrekken ingebed in gele 170 onderzoek TNO. Monster pleister, toeslagmateriaal: wit ijzeroxidegeel, de derde overschildering ook met andere witte epoxyhars, door het geel is de mate van porositeit zichtbaar. marmer, 2 a 3 mm (90%) sedimentair gesteente: kalkfyliet en een zwart pigment. Tot slot volgde een raaplaag en een Monster pleister theefabriek: Toeslagmateriaal wit marmer 2 a 3 (maximaal 7-8%) mogelijk ook enig gruis van de kalkfyliet. wit afwerkstadium met titaandioxide. (dus na de Tweede mm. bindmiddel: kalkrijk, hoogovenslak (10-15%) fijne restanten bindmiddel: kalkrijk, met hoogovenslak (10-15%) en fijne Wereldoorlog). portlandcement. restanten portlandklinker. 6 286 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 287 Conclusies Materialisering van een ideaal Ir. M.G. Polman

171

172 173

179 174, 175, 177

175 gele vloer. Van Nelle fabriek kantine, voormalige 180 koffiebranderij. RCE, G.J. Dukker, 2004 176 tearoom. foto: Van J.A. Brinkman en L.C. van der Vlugt: Van Nelle complex, Nelle Ontwerpfabriek, copyright Fas Keuzenkamp, Pijnacker, Rotterdam, 1925-1931 2003 176, 178 171 kleurstudie van de kantoren van de procuratiehouders op de 177 rode trap. Van Nelle fabriek trappenhuis. foto: RCE, G.J. entresol. Dukker, 2004 172 entresol kleurstudie, 1999 178 groen in beide gebouwen. Kleurstudie, 2000 173 entresol foto: Molenaar & Van Winden architecten, copyright 179 de wandafwerking van de kantoren kan worden beschouwd Fas Keuzenkamp, Pijnacker. 2007 als ‘een tweeklank als onvolledige drieklank’. 174 begane grond Molenaar & Van Winden architecten, 180 Het Van Nelle complex kan worden beschouwd als een copyright Fas Keuzenkamp, Pijnacker. 2007 vierklank in complementaire kleuren 6 288 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 289 Conclusies Materialisering van een ideaal Ir. M.G. Polman

185

184 186 182, 183

184 De werkplaatsen na restauratie 2007. 185 De koepel na restauratie foto: RCE, 2001 J. Duiker en B. Bijvoet: Herenhuizen J. van Oldebarneveldlaan, 186 Een boshut na restauratie, 2007 Scheveningen, 1920 De werkplaatsen zijn te beschouwen als een meer traditionele 182 Van Oldebarneveldlaan 106. foto: Camiel Berns, 2011. kleurvariant op het hoofdgebouw en de paviljoens; de boshut De kleuren vormen een harmonieus kleurpalet. als een traditionele kleurvariant op de koepel. Daarnaast zijn de 183 Oldebarneveldlaan. Een jaar na oplevering. Aanvraag werkplaatsen symbolisch te beschouwen als zonnestralen, door gemeente om raam te veranderen. de okergele kleur en de vormgeving en situering. 6 290 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 291 Conclusies Materialisering van een ideaal Ir. M.G. Polman

188

191

190

187, 190

187 Dresselhuyspaviljoen in verval. Alle originele verflagen waren 190 Hoofdgebouw na restauratie. foto RCE, 2007 echter nog aanwezig. foto: RCE 191 Hoofdgebouw, interieur. De wit geschilderde constructie van 188 kleurreconstructie door Paul van Galen (RCE) 1999 kolommen en plafond en de bruine linoleumvloeren drukken 189 Dresselhuys-Paviljoen na restauratie. foto RCE, 2007 polariteit uit. 6 292 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 293 Conclusies Materialisering van een ideaal Ir. M.G. Polman

192 193

194 192 Dresselhuys-Paviljoen na restauratie. Doordat het interieur nog geen kleur heeft, waardoor de lichtgele vlakken van de lambriseringen ontbreken, blijkt hoe wezenlijk de gele wanden zijn. 193 Hoofdgebouw na restauratie. foto: Wessel de Jonge architecten, copyright Jannes Linders. De gele lambriseringen stralen, de blauwe ramen hebben de kleur van de lucht. Hier komen de twee oerkleuren van Goethe, geel en blauw - twee polairen - tussen de witte wanden optimaal tot hun recht. 194 tweeklank in complementaire kleuren. 6 294 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 295 Conclusies Materialisering van een ideaal Ir. M.G. Polman

197 198

195

199 200

196

197 kleurstudie. RCE. tekening Suzanne Fischer. 198 kleurstudie. RCE. tekening Suzanne Fischer. 199 tekening Schoollokaal, A.V. Hartogh 1955. De toepassing van een groen vlak achter een schoolbord geldt in 1955 als J. Duiker: Openluchtschool Amsterdam, 1929-32 een ‘schoolvoorbeeld’ van sinnlich sittliche en functionele 195 exterieur. kleurstudie. RCE. fotobewerking Suzanne Fischer kleurtoepassing. 196 exterieur. foto: RCE, 2009 200 vierklank in complementaire kleuren 6 296 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 297 Conclusies Materialisering van een ideaal Ir. M.G. Polman

207 209, 210

201-205

208 206

201-205 J. Duiker en B. Bijvoet: 3e Ambachtsschool, Scheveningen, 1931. foto’s: RCE. 2000 201 exterieur. De gepleisterde gevels zijn experimenteel afgewerkt met aluminiumverf. Het exterieur heeft koele kleuren, waardoor bij binnenkomst de warme kleuren van het interieur (entree, gangen) extra sterk beleefd worden. De lokalen zijn weer koel van J. Duiker en Elling: Cineac, Amsterdam, 1934 tint. 206 Cineac. foto: RCE. G.J. Dukker 1981 202 interieur,entree, De tegelvloeren in aardkleuren geven de 207-210 kleurstudies, 1996 warme kleurtint. 209 doorsnede zaal : het bijna pure synthetisch 203 hoofdtrap, blauwe deuren van de lokalen ultramarijnblauw werd alleen in de punt teruggevonden. 204 het benedenaanzicht van het ingenieuze trappenhuis is wit Duidelijk voorbeeld van een proefstuk dat bij onderzoek aan het 205 De gele kaders markeren de gebieden die leerlingen niet licht kwam. mogen betreden. De blankhouten deuren markeren de kamers 210 De zaal was geheel licht blauw geschilderd met blauw van directie en lerarenkamer. gelakte lambriseringen. 6 298 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 299 Conclusies Materialisering van een ideaal Ir. M.G. Polman

217 220 218

219 221

222 223

211, 213, 215 212, 214, 216

J.J.P. Oud, Hoek van Holland Th. van Doesburg en J. Wils: Huis de Lange, Alkmaar*, 1917 211 Hoek van Holland, Tweede Scheepvaartstraat. exterieur, 217 Exterieur huis de Lange, foto: RCE, 2004 achtergevel.foto: RCE, 1998 218 historische foto hal en trappenhuis 212 interieur. foto RCE 219 kleurstudie trappenhuis, hal en verdieping van Willem 213 exterieur, muurvlak, plint. De originele afwerklaag was Haakma Wagenaar nauwelijks bloot te leggen. 220 historische foto entree 214 dwarsdoorsnede ICN, 1998 221 entree, detail van de oorspronkelijke sjabloonschildering 215 Volgens de oorspronkelijke teksten zouden de kleuren van 222-223 De verouderde fondkleur had ook van oorsprong een het exterieur een drieklank als onvolledige vierklank geweest warme tint. De pigmenten, op basis van pigmentanalyse, kunnen zijn, maar de kleur van de gevel past daar niet in. werden gewreven in een siliconen-emulsiebindmiddel. Retouche 216 De kleurstalen ten behoeve van de nieuwe afwerklaag. Het mbv een sjabloon. De nieuw gestucte wandvlakken werden in grijs zit tussen twee kleuren in. verschillende glaceerlagen opgebouwd. 6 300 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 301 Conclusies Materialisering van een ideaal Ir. M.G. Polman

226, 227

224, 225

Th. van Doesburg, S. Taeuber en H. Arp: Aubette, muurschilderingen Straatsburg (F), 1926-28 Th. van Doesburg, S. Taeuber en H. Arp: Aubette, 228 Bar na reconstructie. foto: Musée de Strasbourg, copyright muurschilderingen Straatsburg (F), 1926-28 Pierre Filliquet, 2006 228, 229 224 Salle des Fêtes na reconstructie 229 Bar: principe van de driehoek van bonte kleur, wit-grijs- 225 Salle des Fêtes: Drieklank als onvolledige vierklank zwart schaal 6 302 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 303 Conclusies Materialisering van een ideaal Ir. M.G. Polman

233 234

230 231

236 235

Th. van Doesburg, S. Taeuber en H. Arp: Aubette, muurschilderingen Straatsburg (F), 1926-28 233 verfstaal 332 234 Compositie van Theo van Doesburg juli 1923-1924. olieverf op doek. Th. van Doesburg, S. Taeuber en H. Arp: Aubette, 235 Escalier en Foyer. foto: Musée de Strasbourg, copyright muurschilderingen Straatsburg (F), 1926-28 Pierre Filliquet, 2006 230 Escalier of trappenhuis na reconstructie. foto: Musée de 236 In de Foyer werden de schilderingen niet teruggebracht Strasbourg, copyright Pierre Filliquet, 2006 omdat er teveel onduidelijkheid was. De display van de 231 Glas-ontwerp Appartement Horn, foto: Musée de Strasbourg tentoonstelling is in de sfeer van de schilderingen vormgegeven, copyright Pierre Filliquet, 2006 waardoor het geheel weer een eenheid vormt en toch herkenbaar 232 tweeklank als onvolledige drieklank anders is. Esthetiek en kennisoverdracht vallen samen. 6 304 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 305 Conclusies Materialisering van een ideaal Ir. M.G. Polman

237 240, 239

238

237 Dwarsdoorsnede van een midden-grijs vlak in de Salle des Fêtes. De grijze vlakken van de schilderingen in de Salle des Fêtes zijn opgebouwd uit wit en kleuren, zonder zwart. ICN, 2006 238 Salle des Fêtes, verfstalen. Alle verflagen zijn van invloed op het eindresultaat.

Th. van Doesburg: Atelierwoning, Meudon-Val-Fleury (F), 1927- 30 239 Exterieur na restauratie. foto: Polman, ca. 2003 240 drieklank als onvolledige vierklank. 241 ontwerpen van de vloeren van de keuken, de badkamer en de garderobe. foto: NAi 242 principe van de driehoek van een bonte kleur en wit, zwart en grijs. 242, 241 6 306 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 307 Conclusies Materialisering van een ideaal Ir. M.G. Polman

243

250

Th. van Doesburg: Atelierwoning, Meudon-Val-Fleury (F), 244, 245 1927-30 243 interieur. Atelier na restauratie 2008 244 kleurpalet van grijzen op basis van de geanalyseerde pigmenten en bindmiddel (olieverf) 245 kleurmonsters, de grijzen van het kleurpalet zijn ingemeten door het laboratorium van Akzo Nobel in Sassenheim en G. Th. Rietveld: Exterieur Kunstacademie, Arnhem, 1958-63. omgezet in moderne verven 250 exterieur, grijze gevel. foto: Hans Vroege,1996-1997. 6 308 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 309 Conclusies Materialisering van een ideaal Ir. M.G. Polman

247 249 248

246

G.Th. Rietveld en T. Schröder-Schräder: Erasmuslaan 9, Utrecht,1931 245 exterieur tijdens de restauratie. foto: Centraal Museum Utrecht, 2002 246 exterieur, kleurpalet. De aluminium geverfde voordeur werd later blauw geverfd, waardoor de entree meer aandacht kreeg. Bij de restauratie werd gekozen voor de situatie van 1931. 248 interieur, kleurstudie woonkamer. 249 interieur kleurpalet met pastelkleuren 6 310 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 311 Conclusies Materialisering van een ideaal Ir. M.G. Polman

251

254 253

G.Th. Rietveld en H. Schröder, uitbreiding en verbouwing A. van 252 Eyck, Huis Visser, Bergeyk, 1955-56;1968;1974, 2003 251 exterieur, foto: Jan Versnel, ca. 1956. 252 kleurstudie woonkamer. 2002 253 interieur kleurpalet Rietveld. De plasnadovloeren in de entree (geel) en de woonkamer (lichtbaluw) waren het meest kleurrijk. In de slaapkamer was een aardkleur toegepast, die Aldo van Eyck heeft overgenomen in de ruimten van Rietveld. 254 interieur kleurpalet Van Eyck interieur 6 312 Conclusies Samenvatting Summary

255

255 Harmoniezoeker type C. Gebaseerd op professor W. Ostwald’s kleurentheorie. Samengesteld door Franz Illgner/ Dresden. Alleenvertegenwoordigers voor Nederland en koloniën: H. van Gimborn /Doorn 315 Samenvatting

De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland

De aanleiding voor het schrijven van een proef- Hierbij spelen ook materialen een rol. schrift over de kleuren van het nieuwe bouwen waren Op geestelijk gebied verbinden Leadbeater en de vele materiaaltechnische kleuronderzoeken die Besant aan de helderheid van kleur zuiverheid toe. door mij zijn uitgevoerd ten behoeve van restau- Steiner ontwikkelt een theorie over de drie primaire ratie van monumenten van het nieuwe bouwen. De kleuren, die hij ‘glanskleuren’ noemt en de vier gebouwen blijken kleurrijk te zijn geweest maar dat is ‘beeldkleuren’ zwart, wit, groen en incarnaat of nauwelijks in geschreven bronnen terug te vinden. perzikbloesem. In deel A wordt een historisch kader onderzocht. Zeylmans van Emmichoven promoveert op een Wat was bekend over kleur in de architectuur en wat medisch onderzoek dat de gevoelsmatige werking van wist men van kleurtheorieën? Wat was de situatie van de kleurtheorie van Goethe onderschrijft. Het sinnlich het schildersambacht en de verfindustrie? sittliche wordt dus wetenschappelijk bewezen. Uit leerboeken van Gugel (de Technische De laatstgenoemde onderzoekers hebben met elkaar Hogeschool Delft), Godefroy (voor huisschilders) gemeen, dat zij de betekenis van kleur als een indivi- en Wierink (voor het nijverheidsonderwijs) blijkt er duele zoektocht interpreteren. kennis te zijn van het kleurgebruik in de geschie- Van Doesburg blijkt geïnspireerd te zijn door Owen denis. Ook materialen en technieken worden hierbij Jones en De Groot. genoemd. Het kleuraspect is in de leerstof opgenomen Een belangrijke verdienste is, dat hij kleur even- als een van de vele facetten. waardig stelt aan architectuur, verf /schilderwerk even- Kleurtheorieën zijn met name terug te vinden in waardig aan baksteen/constructie. handboeken voor schilders, die ook voor bouwkun- Bij architecten zijn aspecten van kleurtheorieën digen en architecten bestemd waren. Handboeken en en kleurideeën niet makkelijk terug te vinden in hun tijdschriften zijn geschreven door meesterschilder/ teksten. Van de architecten van het nieuwe bouwen docenten en door chemici. Het meest genoemd worden verdiept Rietveld zich in de ideeën van Schopenhauer, de kleurtheorieën van Newton, Goethe, Schopenhauer, Buijs verdiept zich in ideeën van Kandinsky, maar of Chevreul, Von Helmholtz en Ostwald. het merendeel zo direct met theorieën mee bezig is, is De belangrijkste kleurtheorieën zijn die van Goethe niet duidelijk. Eerder duidt het op een voortzetting en Ostwald. De kleurtheorie van Goethe, met drie van kleurideeën, zoals van Eesteren in het hier weerge- primaire kleuren, waarbij de aard van het materiaal geven citaat noemt. een factor van belang is, wordt in de moderne tijd “Architectuur, die op bevrediging van primaire als ouderwets ervaren, maar het onderdeel sinnlich levensbehoeften, van welke aard deze ook mogen zijn, sittliche werking van kleuren wordt van belang geacht. gericht is, en met primaire middelen werkt, zoals het De kleurtheorie van de chemicus Ostwald, met vier wezen van de ruimte, de struktuur der materialen, hoofdkleuren, wordt beschouwd als wetenschappelijk, de eigen kleur der dingen, de onderlinge relatie der omdat het mogelijk is om kleur objectief te meten, en dingen en kleuren, is op de wijze der architectuur het materiaal kan worden vertaald in een zwart-wit uitdrukking van in nadenken verworven ervaringen factor. van den architect, die analoog zijn aan die van den De Stijl wordt als belangrijke inspiratiebron voor schilder Mondriaan t.a.v. de schilderkunst.”(Cornelis de architecten van het nieuwe bouwen beschouwd. De van Eesteren, 1946) 1 architecten worden geïnspireerd door kleur en vorm. Dat is al vanaf de jaren 1930 het geval. Maar de drie primaire kleuren en de a-chromatische kleuren 1 ‘Belangrijke criteria in onze discussies over architectuur en schil- derkunst waren dan bijv. of een bepaald bouwwerk gekenmerkt behoren niet alleen De Stijl toe, maar passen ook in de werd door klare aesthetische relaties tussen dingen, materialen, tijdsgeest. kleuren en dergelijke d.w.z. door beelding der ruimten, vlakken De Groot schrijft in 1911 zijn “Kleurharmonie” enz. met primaire middelen en/of de verstarring van tijd en ruimte, welke historicerende en eclectische architectuur kenmerkt, was waarin de drie primaire kleuren een basis vormen, opgeheven. maar (nog) niet autonoom worden gebruikt. Ook Een schilderij van Mondriaan, evenals een modern gebouw in stad noemt hij Owen Jones, Viollet-le-Duc, Ruskin, Goethe of land brengt een ruimte tot leven. Het is geen toeval, dat Mondri- en Schopenhauer in verband met kleurtheorieën. aan zijn latere schilderijen niet binnen een lijst isoleert van hun omgeving. Integendeel, hij plaatst ze in de ruimte met de wens deze 316 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 317 Samenvatting Materialisering van een ideaal Ir. M.G. Polman De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland

Na de Tweede Wereldoorlog verandert het denken Uit sociale studies komt een beeld naar voren van restaurator moet weten wat hij doet: eerst het hoofd, afwerking en esthetiek samen. Daardoor luistert het over kleur. De helderheid van kleur wordt gerelateerd de ambachtsman, wiens situatie na de bloeitijd van dan de handen. De restauratie-ethiek is van groot nauw, welke materialen bewaard kunnen blijven en aan de lichtreflectie en aan functionaliteit. De primaire de gilden steeds meer in verval is gekomen. Dit heeft belang. welke vervangen moeten worden vanwege de bescher- kleuren worden door de invloedrijke architectuurcri- grote gevolgen voor de opleiding, omdat leerlingen Binnen de Nederlandse monumentenzorg is van mende functie van de lagen. ticus Vriend verbonden met de primitieve mens en de binnen het bedrijf worden opgeleid. Dat betekent dat oudsher dezelfde mening toegedaan, dat behoud van De essentie waar Van Eesteren over schrijft hoeft oerruimte, niet meer met een geestelijk ideaal. het ambacht vervalt en de verfindustrie de overhand materiaal voorop staat. Binnen de rijksdienst bestaat niet opnieuw te worden uitgevonden, maar behoeft De lesboeken van de eerste generatie wordt gebruikt krijgt. een tweedeling van de bouwtechnicus en de oudheid- wel opnieuw, in theorie of in werkelijkheid, te worden als bronnen van nieuwe publicaties, maar in plaats van De oprichting van de Nationale Schildersschool in kundige. Beide disciplines zijn van belang. gematerialiseerd. Zijn uitspraak kan pas werkelijk aanknopingspunten worden de persoonlijke zintuig- 1922 en het in grote oplagen verspreiden van goedkope Restauratie van afwerklagen in monumenten vraagt worden begrepen, als duidelijk wordt wat de structuur lijke betekenissen van kleuren nu als regels gesteld. schildersleerboeken zijn belangrijke initiatieven eveneens om samenwerking. Kleuronderzoek is in de der materialen was, wat de eigen kleur der dingen, wat Het schildersambacht in het interbellum is nog tijdens het interbellum. eerste plaats bedoeld om inzicht te verkrijgen in de de onderlinge relatie der dingen en kleuren. Daarmee traditioneel ambachtelijk. De schilders maken nog Ambachtslieden, waaronder schilders, nemen materie, zowel de oorspronkelijke staat als de geschie- wordt het wezen van de ruimte niet alleen ruimtelijk grotendeels zelf hun verven. Uit de schildersboeken door hun individualiteit nog tot na de Tweede denis. Deze informatie moet onbevooroordeeld en ervaren, maar ook in kleur en materiaal. blijkt dat een belangrijk onderdeel van het vak het Wereldoorlog een belangrijke plaats in de maat- nauwkeurig in beeld worden gebracht, zodat er bewust herkennen van verfstoffen was. Zij hebben daardoor schappij in, als zij een eigen kring aan afnemers kan worden gekozen of en hoe schilderwerk moet Het materiaaltechnisch onderzoek maakt het mogelijk een weerstand tegen de nieuwe, strijkklare verven. rond zich verzamelen. Dit geldt met name voor het worden uitgevoerd. om op onafhankelijk, wetenschappelijk niveau de Voor de chemische industrie is de periode 1890-1918 onderhoudschilderwerk. Kleuronderzoek aan monumenten beperkt zich kleuren te benoemen. Behalve de conservering van de een omslagpunt. De chemische ingenieurs spelen Van oudsher vormt de timmer- en metselaar de niet tot de verflagen alleen, ook andere afwerkmateri- materialen kan de kennis en kunde van de materialen hierin een rol, maar ook de mechanische kracht- kern van het bouwbedrijf. Hieruit voortkomend kan alen moeten worden onderzocht om een totaalbeeld van de topmonumenten van het nieuwe bouwen een bronnen. Tijdens het interbellum kunnen de verf- een persoonlijke ontwikkeling plaatsvinden naar te krijgen. Dat kan door middel van bouwhistorisch impuls geven. Reconstructies van de afwerklagen stoffen op electrische krachtbronnen en met ontwik- opzichter, bouwkundige, architect. onderzoek en archiefonderzoek van materialen die maken het mogelijk om de ruimtelijkheid van de kelde maalapparatuur fijner worden gemalen. De Het schildersbedrijf is een nevenbedrijf in de bouw. verwijderd zijn. En ook de idealistische benadering materialen tot uitdrukking te brengen en een belang- grondstoffen zijn nog grotendeels natuurlijk. Ook Artistieke schilders kunnen zich verder bekwamen tot van het kleurgebruik naast het genoemde. rijke impuls te geven aan de kennis van architectuur, het stoken van vernissen in de fabrieken gebeurt fijnschilders, decorateurs en kunstschilders. Ten behoeve van restauraties is wetenschappelijke, ambacht en verfindustrie. Basiskennis van verf is nog ambachtelijk. Naast de verfstoffen en verfpasta’s De architect hoeft zichzelf niet te bekwamen in het onafhankelijke kennis van de materialen en kennis daarbij van groot belang en zou als ‘haute peinture’ komen er strijkklare verven op de markt. schildersvak, zoals hem wel wordt aanbevolen te doen van het schildersambacht noodzakelijk. Behoud van een nieuwe plek kunnen krijgen in de ontwikkeling De verfindustrie gaat zich noodgedwongen op bij timmer- en metselwerk. Er is dus sprake van een de verflagen vraagt om een aanpak die aansluit op het van het vakgebied van kleur in de architectuur. de Nederlandse markt richten. De chemisch inge- traditionele tweedeling. historische lagenpakket. Zo wordt ook aan de architect, Het materiaaltechnisch onderzoek geeft ook nieurs trachten nieuwe, sneldrogende, kwalitatief Kennis van schilderwerk kan een architect opdoen de aannemer en de schilder meer kennis van het antwoord op hoe de gebouwen veranderd zijn in de betere verven te ontwikkelen. De doorbraak van in overleg met de schilder, die vooral op eigen ervaring ambachtelijke schilderwerk gevraagd. Tegelijkertijd loop van de geschiedenis, waardoor de perceptie van nieuwe, synthetische verven vindt pas na de Tweede moet terugvallen, of de verffabrikant, die eigen vormt het een impuls voor die disciplines. de afwerking veranderd is. Hierbij is zowel sprake Wereldoorlog plaats. producten levert. Zowel de schilder als de fabrikant Daarnaast helpt het de architect om historisch te van ontwikkeling van de bouwstijl, een omslagpunt, kennen geheimhouding van hun verven. denken, een wezenlijk onderdeel van kunstgeschie- ontwikkeling van de verfindustrie, ontwikkeling van denis, waar een architect minder in thuis is. Het het ambacht, als onwetendheid en onachtzaamheid. ruimte plaatselijk tot bepaaldheid te brengen. Architectuur, die op In deel B heb ik mij op het kleuronderzoek gecon- belangrijkste is dat het verleden zich openbaart op bevrediging van primaire levensbehoeften, van welke aard deze ook centreerd. Materiaaltechnisch kleuronderzoek aan basis van feiten en niet op aannames. Dit behoeft een mogen zijn, gericht is, en met primaire middelen werkt, zoals het wezen van de ruimte, de struktuur der materialen, de eigen kleur der historische gebouwen is een specialisatie van de restau- ontwerpopgave niet in de weg te staan. dingen, de onderlinge relatie der dingen en kleuren, is op de wijze ratie van schilderijen, schilderingen en beschilderd Uit de onderzoeken aan de monumenten van het der architectuur uitdrukking van in nadenken verworven ervaringen beeldhouwwerk. nieuwe bouwen, blijken op basis van een idealistische van den architect, die analoog zijn aan die van den schilder Mondri- aan t.a.v. de schilderkunst.’ De restauratiediscipline is in de vorige eeuw aanpak heldere verflagen te zijn toegepast, maar ook Voor den architect, een maatschappelijk meer gebonden kunstenaar ontwikkeld, in samenwerking tussen restaurator, pleisterlagen die op kleur waren gebracht en vloeraf- dan de schilder is het daarom van grote betekenis, dat Mondriaan natuurwetenschapper en kunsthistoricus. Het werkingen die op kleur waren gebracht. De gevels in L’Art et la Vie (De kunst en het leven) heeft voorwerp staat hierin centraal. Als het materiaal zich waren niet spierwit en de vloeren waren vaak met aard- neergeschreven hetgeen hij in nadenken verzonken over dit ontwerp niet meer kan handhaven, grijpt de restaurator in. kleuren aangekleurd. De witgeverfde gevels dateren ervoer. citaat van Herbert Henkels van C. van Eesteren: ‘Mondriaan en wij’, Daarbij is het ook van belang dat het voorwerp leesbaar in veel gevallen pas van latere tijd: van na de Tweede in cat. Piet Mondriaan, Sted. Museum Amsterdam 1946. in: Boek- is en begrepen wordt. De restaurator mag zich niet Wereldoorlog. raad, Cees, Flip Bool, Herbert Henkels (red). Het Nieuwe Bouwen. De meten met de vroegere schepper, waardoor de tijd, en Kleur- en materiaalkeuze hadden een experimen- Nieuwe Beelding in de architectuur. Neo Plasticism in Architecture. de oorspronkelijke creatie, worden weggepoetst. De teel karakter. In de architectuur vallen technische De Stijl. Delft / Den Haag, 1983, blz. 173. 318 De kleuren van het nieuwe bouwen tijdens het interbellum in Nederland 319 Summary Materialisering van een ideaal Ir. M.G. Polman The Colours of the Modern Movement in the Netherlands during the Interbellum Period

The reason for writing a dissertation on the In the spiritual field, Leadbeater and Besant link After the Second World War the view on colour major consequences for training, because students are colours of the Modern Movement was the extensive purity to the brightness of colour. Steiner develops a changes. The brightness of colour is linked to light trained within the company. That means that the craft architectural paint research conducted by me for the theory on the three primary colours, which he calls reflection and to functionality.The influential declines and the paint industry gets the upper hand. purpose of restoring Modern Movement architectural “lustre colours” and the four “image colours” black, architecture critic Vriend associates primary colours The foundation of the Nationale Schildersschool monuments. The buildings seem to have been white, green and incarnate or peach blossom. with the primitive man and the primordial space, no (National School of Painting) in 1922 and the colourful, but that can hardly be investigated using Zeylmans of Emmichoven obtains his doctorate longer with a spiritual ideal. distribution of cheap painters’ textbooks in large written sources. with a medical thesis that endorses the instinctive First generation textbooks are used as sources for numbers are important initiatives during the In part A research was done within an historical (inner) effect of Goethe’s colour theory. The sinnlich new publications, but instead of reference points the interbellum period. framework. What was known about colour in sittliche has therefore been scientifically proven. What personal sensory meanings of colours are now the Up until after the Second World War artisans, architecture and what was known about colour the latter researchers have in common is that they norm. including painters, occupy an important place in theories? What was the situation of the painter’s craft interpreted the meaning of colour as an individual The painters’ craft during the interbellum period society due to their individuality, as they gather their and the paint industry? quest. is still a traditional craft. The painters mainly produce own circle of buyers around them. This particularly Textbooks from Gugel (Delft University of their own paints. Painters’ manuals show that an applies to maintenance paintwork. Technology), Godefroy (for house painters) and Van Doesburg seems to have been inspired by Owen important part of the profession was recognizing Traditionally the carpenter and bricklayer form Wierink (for technical education) show that there was Jones and De Groot. pigments. That is why they are opposed to the new, the core of the construction company. This may result knowledge of colour use in the past. Even materials It is of great merit that he puts colour on a par ready-to-use paints. in personal development and becoming a foreman, a and techniques were mentioned. The colour aspect has with architecture, paint /painting on par with brick/ For the chemical industry the period of 1890-1918 is construction engineer, and an architect. been included in the subject matter as one of its many construction. a turning point. The chemical engineers play a part in The painting business is a subsidiary trade facets. Aspects of colour theories and colour ideas are not this, but also the mechanical sources of power. During within the construction industry. Artistic painters Colour theories are mainly found in manuals for easily found in architects’ texts. Among the architects the interbellum period pigments can be ground finer can undergo further training to become decorative painters, which were also intended for engineers and of modern architecture Rietveld goes more deeply into using sources of electrical power and developing painters, ornamental painters and artists. architects. Manuals and journals were written by Schopenhauer’s ideas, Buijs goes more deeply into grinding equipment. The raw materials are still mostly The architect does not need to undergo further master painters/teachers and by chemists. The colour Kandinsky’s ideas, but if most of them are so directly natural. Also the distilling of varnishes in factories still training in the painters’ trade, as is recommended with theories of Newton, Goethe, Schopenhauer, Chevreul, occupied with theories is not clear. It would more employs traditional methods. In addition to pigments carpentry and bricklaying. It is a matter of a traditional Von Helmholtz and Ostwald are mentioned most of likely allude to a continuation of colour ideas, as van and colour pastes ready-to-use paints come onto the dichotomy. all. Eesteren cites in the following quotation: market. An architect can acquire knowledge of paintwork in The most important colour theories are those of “Architecture, which is aimed at satisfying the The paint industry is forced to focus on the Dutch consultation with the painter, who mainly needs to fall Goethe and Ostwald. Goethe’s colour theory, with primary needs of life, whatever their nature, and market. The chemical engineers try to develop new, back on his own experience, or the paint manufacturer, three primary colours, in which the nature of the which works with primary means such as the essence fast-drying, higher quality paints. The breakthrough who supplies his own products. Both painter and material is an important factor, is experienced as of space, the structure of materials, the objects’ of new, synthetic paints takes place only after the manufacturer maintain confidentiality regarding their old-fashioned in modern times, but the part sinnlich own colours, the mutual relationships of objects Second World War. paints. sittliche colour effect is considered important. and colours, is the expression in the manner of From social studies emerges an image of the The colour theory of the chemist Ostwald, with architecture of the experience gained by the architect craftsman whose situation after the heyday of the In part B I focused on architectural paint research. four main colours, is regarded as scientific, because in contemplation, experience which is analogous to guilds has increasingly been in decline. This has Architectural paint research on historical buildings it is possible to objectively measure colour, and the that acquired by Mondrian the painter with regard to is a specialist area within the conservation of paintings, material can be translated into a black-white factor. painting.”(Cornelis van Eesteren, 1946) 2 mural paintings and painted sculpture work. De Stijl (The Style) is considered as an important of space, the structure of materials, the objects’ own colours, the The conservation trade was developed in the past source of inspiration for architects of nieuwe bouwen. mutual relationships of objects and colours, is the expression in century, between restorer, scientist and art historian. the manner of architecture of the experience gained by the architect in The architects are inspired by colour and form. 2 ‘Important criteria in our discussions on architecture and painting contemplation, experience which is analogous to that acquired by The object is at the centre of all this. If the material This has been so since the 1930s. Not only do the were for instance whether a particular building was characterized by Mondrian the painter with regard to painting. cannot be maintained as such, the conservator steps three primary and achromatic colours belong to De clear aesthetic relationships between objects, materials, colours and It is therefore of great importance for the architect, a more socially in. In this context it is important that the object is the like, i.e. by plastic expression of the spaces, planes, etc., with pri- involved artist than the painter, that Mondrian recorded in his Stijl, they also chime with the spirit of the times. mary means, and whether the rigidity of time and space that is typi- L’Art et la Vie what he experienced in profound contemplation of his readable and understandable. The conservator should De Groot writes his “Colour Harmony” in 1911, cal of historicizing and eclectic architecture had been eliminated. subject.’ not try to measure up to the former creator, as a result in which the three primary colours form a base, but A painting by Mondrian, like a modern building in a city or in the Quote of Herbert Henkels of C. van Eesteren: ‘Mondriaan en wij’, in of which the original creation, and its age, might be country, endows space with life. cat. Piet Mondriaan, Sted. Museum Amsterdam 1946. in: Boekraad, are not (yet) used autonomously. He also mentions It is no coincidence that Mondrian’s later paintings are not cut off Cees, Flip Bool, Herbert Henkels (editors). Het Nieuwe Bouwen. De cancelled. The conservator must know what he is Owen Jones, Viollet-le-Duc, Ruskin, Goethe and from their surroundings by a frame. On the contrary, he places them Nieuwe Beelding in de architectuur. Neo Plasticism in Architecture. De Stijl. doing: he should think first and act later. Conservation in space with the desire to define that space locally. Architecture, Schopenhauer with reference to colour theories. Delft / The Hague, 1983, pp. 171-172. ethics are of major importance. Materials also play a role in this. which is aimed at satisfying the primary needs of life, whatever their People within the Dutch National Trust are nature, and which works with primary means such as the essence 320 321 Summary Bijlagen

The Colours of the Modern Movement in the Netherlands during the Interbellum Period

from time immemorial of the same opinion that The very essence which Van Eesteren writes about Kleurtabellen conservation of material has priority. Within the does not have to be reinvented, but does need to national agency there is a dichotomy between the be materialized anew, in theory or in reality. His Ostwald building engineer and the archaeologist. Both statement can only really be understood when it professions are important. becomes clear what the structure of the materials was, Chronologisch overzicht van de verfproductie what the objects’ own colours were, what the mutual Restoring finishing coats in monuments also requires relationships of objects and colours were. Thus the cooperation. Colour research is primarily intended essence of space is experienced not only as three- to gain a clear understanding of the matter, both of dimensional, but also in colour and material. the original state as of its history. This information must be unbiased and accurately mapped, so that a The architectural paint research makes it possible deliberate choice can be made if and how painting is to name the colours at an independent, scientific required. level. Apart from preserving the materials, the Colour research on monuments does not restrict knowledge and study of materials employed in the top itself only to the layers of paint; other finishing monuments of modern architecture can provide a new materials need to be examined as well in order to gain impetus. Reconstructions of finishing coats make it an overall picture. That can be done, for instance, by possible to express the three-dimensional side of the studying historical buildings and searching archives materials and lend a major impetus to the knowledge for materials that were removed. And also the idealistic of architecture, craft and paint industry. approach of colour use should be added to the above. Basic knowledge of paint is of major importance Restoration requires scientific, independent and could find a new niche as haute peinture in the knowledge of materials and knowledge of the painters’ evolution of colour as an architectural domain. craft. The conservation of the layers of paint calls for The architectural paint research provides an answer an approach that is in keeping with the historical set to the question how buildings have changed over of layers. Thus more knowledge about traditional the course of history, as a result of which perception paintwork is demanded from the architect, the of the workmanship has changed. In this case it is a contractor and the painter. At the same time it is a significant evolution of architectural style, a turning stimulus for those professions. point, development of the paint industry, of craft as Furthermore it helps the architect to think in a well as ignorance and negligence. historical way, an essential part of art history, about which an architect is less knowledgeable. The most important thing is that the past reveals itself based on facts and not on assumptions. This does not need to stand in the way of a draft assignment. Studies on modern architectural monuments show that based on an idealistic approach brighter layers of paint were applied, but also that coats of plaster and finishing coats of the floor were dyed. The façades were not bright white and the floors were often dyed with earth colours. The whitewashed façades date in many cases from a later period: from after the Second World War. Colour and material choice had an experimental nature. In architecture, technical finish and aesthetics converge. Therefore it requires a delicate touch in deciding which materials can be preserved and which are to be replaced due to the protective function of the layers. 323

2.1.2 Gugel Leliman, 1919

Betekenis van kleur in de Chinese bouwkunst ten tijde van de Minggraven

Kleur Betekenis geel de kleur van macht en rijkdom, de kleur des keizers; de grondkleur van de tempel van de aarde wit De kleur van reinheid, licht en vrede, de rouwkleur; zwart De kleur van de verwoesting groen(blauw) De eeuwige vrede; de tempel is des hemels geheel blauw gehouden rood symboliseert geluk, vreugde en is de kleur der mandarijnen, wordt gebruikt bij gebouwen, die op staatskosten zijn gesticht of waarin vertegenwoordigers van de keizer wonen roodblauw Bij blauw-rood vindt men de “Steigerung” nog in versterkte mate. 324 325 Bijlagen 2.2.2 Lambertus Simis, 1835

Vergelijking van de kleurtheorieën die Simis beschrijft

rood geel blauw oranje groen purper Paars/ indigo bruin zwart wit violet In de ‘tweede W. Beurs (geb. de drie hoofdkleuren rood, hoofdkleur hoofdkleur hoofdkleur donker licht afdeeling’ 1656 ‘blaauw’ en geel, ‘merkende het zwart en het wit niet aan als hoofdkleuren, maar alleenlijk als licht en donker’ In de ‘tweede G. De Lairesse zes kleuren, die hij in twee soorten Eerste soort Eerste Eerste Gemengde Gemengde Gemengde vermo- vermo- afdeeling’ (1640-1711) onderscheidt: tot de eerste soort kleur soort kleur soort kleur soort ge- soort gebro- soort ge- gende gende behoren ‘geel, rood en blaauw’; brokenen kene kleur brokenene de andere is een ‘gemengde soort’, kleur kleur zogenaamde ‘gebrokene kleuren’ bestaande uit ‘groen, purper en paarsch’, wit en zwart rekent hij niet onder de kleuren maar worden ‘vermogende’ genoemd. In de ‘tweede Simis 1835 vijf hoofdkleuren: zwart, wit, hoofdkleur hoofdkleur hoofdkleur hoofdkleur hoofdkleur afdeeling’ rood, blauw en geel: ‘om dat zij alle vijf, zonder uitsluiting, positive of stellige kleuren zijn, welke geen van allen uit andere kleuren gemaakt kunnen worden; daar, integendeel, alle de overige kleuren, zoo niet geheel, ten minste eenigermate, door vermenging, uit de gemelde vijf bereid en nagebootst kunnen worden. ... En bovendien noem ik dezelve hoofdkleuren, om dat zij in alle schilderwerken den voorrang hebben; ten minste munt één, of munten meer van dezelve, daarin boven de anderen uit.’ In de ‘uit het natuurkundige; Deze ‘eerste’ kleuren zijn het rood, 1e kleur 1e kleur 1e kleur 1e kleur 1e kleur 1e kleur 1e kleur niets Megsel van frans vertaalde oranje, geel, groen, blaauw, indigo 7 1e kleu- bijdragen’ van en violet... in de veronderstelling ren Watin (1772), van het licht, is het zwart niets.... vertaald door eindelijk is het wit... bij deze een Simis verward mengsel van de zeven eerste kleuren...... ” In de ‘uit het het systhema de natuurlijke of zamengesteld: hoofdkleur hoofdkleur hoofdkleur hoofdkleur hoofdkleur frans vertaalde van Newton,... de eerstgenoemde zijn ontleend bijdragen’ van het weten dat of aan de mineralen, of aan de Watin (1772), de zon, door de groeijende ligchamen; de anderen vertaald door zamenstelling komen voort uit de vermenging Simis van harer stralen, van eenen en anderen den Natuur- onderzoeker zeven kleuren vertoont roodblauw de grofschilder; de kennis der gekleurde ligchamen onder de aardsche zelfstandigheden rood (purper) rood, geel, groen, zwart en bruin en wit groen hoofdkleuren 326 327 Bijlagen 2.2.3.3 2.2.5 Arthur Schopenhauer Hermann Von Helmholtz

Vergelijking uitspraken Bartels, Tweede band “Physiologische Optik” Meere en De Lange

onderdeel De Lange 1925 Rijgersberg 1938 kleur uitleg bron lijn In de lijn van Goethe en Schopenhauer, De theorie knoopt aan bij Newton’s wetten van kleurmenging. en psychologische kant :de hersenwerking bij het opnemen van een De Lange dwz voortzetting van de kleurtheorie uit pakt een vergeten theorie van Young op. kleurindruk. Het zwaartepunt ligt op de indrukken van het netvlies het gebied van de fysica naar de fysiologie. van het oog uiteindelijk teveel de fysische richting Schopenhauer neemt aan dat het menselijke oog de oorzaak is van Zeylmans van wetenschap fysiologie van de zintuigen: het oog en het De physiologie, de techniek van de waarneming der kleuren; de het ontstaan der kleuren. Emmichoven oor. betrekking van de kleuren tot het oog en het organisme in het Wit De werkzaamheid van het netvlies: intensieve prikkel De Lange algemeen”. Volle werkzaamheid van het netvlies De physiologie stelt zich tot taak te doorgronden, hoe de licht- en Volle werkzaamheid van het netvlies ontstaat uit twee kleurimpuls de gezichtsactie tot stand brengt. tegenkleuren: uitgangspunt De homogene lichtsoorten moeten H. neemt een vergeten theorie van Young op en breidt deze uit Grijs De werkzaamheid van het netvlies: intensieve prikkel De Lange kleurenvraagstuk de werkelijke elementen van alle met als uitgangspunt het feit dat alle kleuren, inclusief wit, zich kleurwaarnemingen zijn optisch laten mengen uit drie grondkleuren: rood, groen en Zwart De werkzaamheid van het netvlies: intensieve prikkel De Lange blauw. Hij neemt aan dat de gezichtszenuwen uit drie groepen rust van het netvlies bestaan, die bijzonder gevoelig zijn voor respectievelijk rood, Vorm De werkzaamheid van het netvlies: extensieve prikkel De Lange groen en blauw. Bij wit worden de drie zenuwstelsels in gelijke mate geprikkeld. Kleurenblindheid zou ontstaan door het Bonte kleur De werkzaamheid van het netvlies: kwalitatieve prikkel De Lange ontbreken of niet goed functoneeren van een of meerdere dezer maakt donkerder kleurenindruk dan wit zenuwgroepen. onvolledige kwalitatieve prikkel van het netvlies kritiek op dit 1. bioloog mist dan de werking van het oog, ’de vraag hoe de kleurgewaarwording in ons bewustzijn ontstaat, Rood nakleur groen 1:1 De Lange uitgangspunt waaruit blijkt dat het oog geen gelegenheid waarbij R de nadruk legt op het psychologische facet wat het 6 Bartels, Meere heeft om homogeen licht waar te nemen eigenlijke wezen van de kleur is.’ 2. in de natuur komen alleen lichtsoorten Groen nakleur rood 1:1 De Lange voor die bestaan uit groote groepen naast 4, waarschijnlijk typefout Bartels, Meere elkaar liggende golven van verschillend trillingsgetal Blauw nakleur oranje: 1(blauw): 2(oranje) De Lange oordeel fysische gedeelte: meestelijke en af De meest bekende theorieën omtrent het kleurenzien, naast 4 Bartels, Meere Hering en Ladd Franklin. De fysiologische kleurmenging: Oranje nakleur blauw: 2(oranje): 1(blauw) De Lange De additieve en subtractieve kleurmenging is bekend: de optische of additieve kleurmenging gebeurt met licht, maar ook vindt er 8 Bartels, Meere kleurmenging op het netvlies plaats in de kunstnijverheid en in Geel nakleur violet: 3(geel): 1(violet) De Lange de kunst in het algemeen, waaronder de tapijtweefkunst. De theorie heeft vooral bijgedragen aan kennis over 9 Bartels, Meere kleurenblindheid. Violet nakleur geel: 1(violet): 3(geel) De Lange theorie young Young gaf zijn publicaties uit in 1807. 3 Bartels, Meere Volgens Young bevindt zich in het netvlies een drievoudig zenuwapparaat waardoor twee tegenkleuren geven volle werkzaamheid: wit; De Lange uitsluitend de gewaarwordingen rood, dit is in tegenspraak met Goethe die het het ontstaan van wit uit groen en violet worden opgenomen in tegenkleuren, als zijnde Newtonsch, van de hand wees.” (blz.184) respectievelijk lange, middelsoortige en korte lichtgolven geprikkeld. Theorie Theorie Young-Helmholtz; kritiek ‘iha kan men zeggen, dat van een vlotte eindoordeel aanpassing tusschen theorie en ervaring hier geen sprake was, ofschoon het in vele gebieden wel klopt.” De theorie heeft vooral bijgedragen aan kennis over kleurenblindheid. tegenkleuren ‘de juiste’ tegenkleuren: rood zeegroen / oranje-ijsblauw / geel-Ublauw / loofgroen-violet, ‘die na Wünsch weer in de vergetelheid waren geraakt.’ Waarschijnlijk noemt hij deze ‘juist’, omdat het dezelfde kleurbenamingen zijn als Ostwald hanteert. Helmholtz gebruikt de benamingen Roth, Blaugrün, Orange, Cyanblau, Gelb, Indigoblau, Grüngelb en Violet zie figuur 328 329 Bijlagen 2.2.5 Hermann Von Helmholtz

Tweede band “Physiologische Optik”

Onderdeel De Lange 1925 Rijgersberg 1938 Onderdeel De Lange 1925 Rijgersberg 1938 complementaire kleurenparen welke door additieve menging wit resp grijs kleursysteem: de de vermenging van spectrale kleuren, kleuren opleveren. 2 compl. kleuren bevatten alle golflengten ve volledig theorie van Young- waarbij als grondkleuren rood, groen en contrast kleur spectrum. Helmholtz blauw worden aangenomen, uit welke complementair gebruikt men oha spectrale kleuren kleuren alle andere kleuren te mengen zijn. contrastkleur gebruikt men bij additieve menging kleursysteem: voerde tot een nieuwen grondslag voor het zuiver comple- rood-blauwgroen;oranje-groenblauw;geel- gevolg: kleurensysteem. mentaire k ultramarijnblauw;groengeel-violet; purper-groen Men heeft voor het verkrijgen van iedere willlkeurige kleur nooit meer dan twee grondkleuren rood, groen en blauw: gevoeligheid van de oogzenuw grondkleuren noodig, doch men moet dan wit Bij wit worden alledrie de grondkleuren in gelijke mate telkens andere paren nemen uit de drie geprikkeld grondkleuren.’ spectrum Helmholtz geeft een beschrijving van het spectrum met hierin de beschrijving de samenhang tussen golflengten en kleurgewaarwordingen. samenhang tussen golflengten en kleurgewaarwordingen. Men spectrum Men kan gelijkuitziende mengsels uit zeer verschillende kan gelijkuitziende mengsels uit zeer verschillende lichtsoorten lichtsoorten verkrijgen zonder dat het oog de bestanddelen verkrijgen zonder dat het oog de bestanddelen kan onderkennen kan onderkennen (in tegenstelling tot een geoefend oor bij (in tegenstelling tot een geoefend oor bij toonmengsels). toonmengsels) verhouding golf- De verhoudingen tussen de golflengten Rijgersberg: Bij het mengen van bontgekleurde lichtsoorten gelden andere lengten der tegen- der tegenkleuren geeft hij aan in regels dan bij mengsels van verfstoffen`; kleuren hyperbolische getallenverhouding in een Helmholtz begrippen additieven en substractieve mengsels tabel van mengkleuren van willekeurige kleurenparen. Helmholtz ordent de in hyperbolische getallenverhouding in een tabel van kleuren in zwart, grijs en wit naar de mengkleuren van willekeurige kleurenparen; verhoudingen terugkaatsing (0, deels, volledig) en hij tussen de golflengten der tegenkleuren komt tot de stelling: “De kleurindruk, zwart,grijs,wit ordening naar terugkaatsing: 0, deels en Zijn in physische zin geen kleuren. blz. 23 belangrijk welke een bepaalde kwaliteit X willekeurig volledig gemengd licht maakt, kan steeds bereikt worden, door een mengsel van een kleurindruk “De kleurindruk, welke een bepaalde bepaalde hoeveelheid A wit licht met een kwaliteit X willekeurig gemengd licht bepaalde hoeveelheid B van een verzadigde maakt, kan steeds bereikt worden, door een kleur (spectraal kleur of purper) van een mengsel van een bepaalde hoeveelheid A bepaalde kleurtoon.” wit licht met een bepaalde hoeveelheid B van een verzadigde kleur (spectraal kleur of kritiek ‘Deze stelling is oorzaak geworden hoe ontstaat de kleurgewaarwording in ons bewustzijn, wat is het purper) van een bepaalde kleurtoon.” van een langdurige vertraging in de eigenlijke wezen van de kleur.” ontwikkeling der kleurenleer. Men kan kritiek van Deze stelling is oorzaak geworden hieruit concludeeren, wat Helmholtz De Lange van een langdurige vertraging in de dan ook zegt, dat kleurtoon, reinheid en ontwikkeling der kleurenleer. Men kan lichtheid de drie elementen van iedere hieruit concludeeren, wat Helmholtz kleur zijn, en men heeft gedurende langen dan ook zegt, dat kleurtoon, reinheid en tijd vergeefs getracht uit deze elementen lichtheid de drie elementen van iedere een kleurenlichaam, een geordend systeem kleur zijn, en men heeft gedurende langen op te bouwen. tijd vergeefs getracht uit deze elementen Later toont Hering aan dat eenzelfde een kleurenlichaam, een geordend systeem lichtbron alnaar de omgeving een gansch op te bouwen.: Later toont Hering aan dat andere indruk kan maken. Bovendien eenzelfde lichtbron alnaar de omgeving kan men nooit uitgaande van een een gansch andere indruk kan maken.’ spectraalkleur en wit uitkomen tot bruin, kritiek van uitgaande van een spectraalkleur en olijfgroen, grijsblauw etc., oftwel een De Lange: geen wit kan men nooit uitkomen tot bruin, troebele kleur, omdat het zwart ontbreekt, troubele kleur olijfgroen, grijsblauw etc., oftwel een zoals Lambert en Runge al hadden troebele kleur, omdat het zwart ontbreekt, aangetoond. zoals Lambert en Runge al hadden wet De materiële kleurmenging, door middel van kleurstoffen berust aangetoond. ‘ op substractie. De neo-impressionisten pasten volgens Young- Helmholtz rood, groen en blauw-violet toe op alle spectrale kleuren in vakjes en strepen, hetgeen een kleurrijker beeld gaf dan de punten in rood, geel en blauw op wit van de pointillisten en impressionisten 330 331 Bijlagen 2.2.5 2.3.2 Hermann Von Helmholtz Charles Webster Leadbeater en Annie Besant, 1902-1905

Tweede band “Physiologische Optik” Sleutel van beteekenis der kleuren

lichte azuur violette tint diepe blauw van den volle, idee, heldere donker bruin-blauw, Onderdeel De Lange 1925 Rijgersberg 1938 1.Hooge Geestelijkheid 2.Toewijding gemengd hemel in den zomer kleur blauw (wolkerig), met Genegenheid 2.Toewijding aan een 2.Zuiver Godsdienstig 2.Zelfzuchtig Gods- theorie Young- Volgens Young (1807) bevindt zich in het Het kleurensysteem edel Ideaal Gevoel dienstig gevoel Helmholtz; netvlies een drievoudig zenuwapparaat ‘De theorie van Young-Helmholtz inzake de vermenging van rood waardoor uitsluitend de gewaarwordingen spectrale kleuren, waarbij als grondkleuren rood, groen en blauw onduidelijk blauwgrijs geel lichtoranje lichtbruin oranje oranje groen rood, groen en violet worden opgenomen werden aangenomen, uit welke kleuren alle andere kleuren 2.Godsdienstig Gevoel 2.Hoogste 2.Krachtige 2.Laag soort van 2.Hoogmoed violet in respectievelijk lange, middel-soortige te mengen zijn, voerde tot een nieuwen grondslag voor het gemengd met Vrees Verstandelijkheid Verstandelijkheid Verstandelijkheid en korte lichtgolven geprikkeld. ‘iha kan kleurensysteem. (Weliswaar heeft men voor het verkrijgen van lichtgroen, want reiner licht rozig lila zuiver bleek rozerood rozepaars Teeder rozerood, zooals men zeggen, dat van een vlotte aan-passing iedere willekeurige kleur nooit meer dan twee grondkleuren groen 3.Menschenliefde 3.Onzelfzuchtige 3.Zelfzuchtige van het eerste morgen- tusschen theorie en ervaring hier geen noodig, doch men moet dan telkens andere paren nemen uit de 3.Medegevoel Genegenheid Genegenheid rood sprake was, ofschoon het in vele gebieden drie grondkleuren.)’ 3.Zuivere Genegenheid wel klopt.” (p.202) lange lichtgolven groen bruinachtig groen, grijsgroen lichtgrijs diep zwaar grijs, ‘een middelsoortige lichtgolven 4.Toepassings- gewoonlijk gevlekt 4.Onoprechtheid, 4.Vrees kleur die helaas zeer korte lichtgolven vermogen door punten en bedrog algemeen is’ bliksems van 4.Neerslachtigheid additieve en sub- Helmholtz voerde de begrippen additieve en substractieve scharlaken, stractieve menging menging in. 4.Jaloerschheid Beide auteurs onderbouwen dit, en de begrippen worden nu, aan het begin van de 21ste eeuw, nog steeds gebruikt. groen helder bruin, bijna rood in alle de toorn van ‘edele zwart vakje; 5.Zelfzucht Gebrande Sienna schakeringen van verontwaardiging’ dof rode bliksemstralen additieve menging Additieve kleurmenging is het mengen van bontgekleurde 5.Gierigheid dof steenrood tot is een levendig uit zwarte wolken, een lichtsoorten, R beschrijft in het hoofdstuk ‘Kleurmenging’ de schitterend scharlaken scharlaken: toorn bijzonder donker en proeven waarmee de de additieve of optische lichtmenging toe 5. Zinnelijkheid onaangenaam rood, kan worden uitgevoerd: zowel met lichtbronnen zoals 5. Toorn bijna zoals de verfstof projectielantaarns en kleurfilters, als door het ronddraaien van “drakenbloed” wijst op kleurschijven. De additieve kleurmenging wordt dan langs dierlijke hartstocht en psychologische weg verkregen. Hij legt uit dat ‘De snel op zinnelijk begeren van elkander volgende kleurindrukken worden op het netvlies niet allerlei aard’, afzonderlijk geregistreerd, doch vermengen zich daar tot de som 5.Boosaardigheid der indrukken.’ Hij gebruikt hiervoor ook de term ‘ physiologische kleurmenging’, waar met name in de kunstnijverheid, maar ook in de kunst, waaronder de tapijtweefkunst (het samenspinnen en in elkander weven van verschillende gekleurde draden), en in de textielindustrie gebruik van wordt gemaakt. R schrijft ook dat bij het mengen van droge kleurstoffen zowel additie als substractie een rol spelen. Als voorbeelden noemt hij de neo-impressionisten, die volgens Young-Helmholtz de optisch primaire kleuren rood, groen en blauw-violet toepasten of wel alle spectrale kleuren in vakjes en strepen, hetgeen, samen met grijze en zwarte verfplekjes een kleurrijker beeld gaf dan de techniek van de punten in rood, geel en blauw op wit van de pointillisten en impressionisten, dat een grijze ondertoon geeft. Blz. 21-23 substractieve De substractieve menging is de menging van verfstoffen. menging 332 333 Bijlagen 2.3.3 Jan Hessel de Groot, 1911, 1912

Een analytisch overzicht van de door De Groot gehandhaafde en geïnterpreteerde termen

Bron Auteur Termi- Theorie Interpretatie­ naturelkleur aardsoorten, roetzwart, krijt, een enkele naturelkleur is rijk van zichzelf doet aangenaam nologie theorie De Groot wit stucadoorswerk aan voor het oog; “Der Stil” Semper idee, kracht, stof vormbestand­delen, techniek van en middel die zelf geen vorm schaduwwerking rood, geel en zijn de uiting van de met rood, geel en blauw heeft men meestal met past meestal bij zijn bij textiel blauw verscheidenheid der stof verschillende stoffen te doen enige andere kleur Artikel “Pein- Violet-le- Familie- Bijvoorbeeld rode aardsoorten, meta- hun zelfde ture” in de, Duc kleuren en gele oker len, metaalverven bijmengsel of rood, geel en neem dan volle kleuren: dwz rijk aan samenstelling: Dictionnaire (o.a. oxyden), bindmiddel als blauw zij kunnen toch vrij helder zijn, en althans in de reaisonné de plantaardige en oliën, water, compositie vrijwel tot grote helderheid of helheid l’architecture dierlijke kleuren, honing, gebracht worden Française” delfstoffen, glas- arabische gom, kleur stofkwestie, een zaak van achtige, aniline lederlijm, aluin, stofverschijning met zijn verven, kleuren als pijpaarde, sui- gevolgen email etc ker, zuren, was, enz. kleur leidt tot misbegrip Grammar of Owen Jones als 2 kleuren uit Ornament” dezelfde stoffen kleursoort leidt voorbeelden van soorten rood licht bestaan of zijn (minder) tot rood: vermiljoenrood, opgebouwd, dan misbegrip carmijnrood enz hebben ze reeds contrast = betrekking rood ontstaan iets met elkaar door contrast gemeen naar hun aard betrekking = overeenstemming, (de woorden harmonie en contrast worden vaak contrast, neutraliteit verward) “The ele- Ruskin de hoofdkleuren 7 vinden we ook: ments of dra- van gelijke regenboogskleur en wing” intensiteit spectralekleuren harmoniëren of neutraliseren elkander in de verhouding 3 geel, 5 rood en 8 blauw- in ’t geheel 16 “Farbenlehre” Schopen met 3 afzonderlijke als kleur stof is, is hauer kleuren kan men de gevoeligheid ook er in hoofdzaak 7 vaak een stofkwestie. maken “Die Farben” Goethe primaire delen van het primaire zijn secundaire netvlies zijn hoofdkleuren of tertiaire gevoeliger voor volle kleuren “dood- kleuren bepaalde kleuren kleur”: geel, blauw en rood. 334 335 Bijlagen 2.3.5 Frederik Willem Zeylmans van Emmichoven, 1923

Zeylmans’ overzicht van de Tabel I blz. 107 uit Zeylmans’proefschrift eigenschappen van kleuren volgens Goethe

kleur eigenschappen van de kleur zijde eigenschappen van kleur golflengte bij nauwe spleet gemeten λ golflengte bij wijde spleet gemeten λ de zijde rood 670-610 680-600 geel Sie führt in ihrer höchsten Reinheit immer die Natur des Plusseite Deze kleuren hebben oranjerood 660-575 675-570 Hellen mit sich und besitzt eine heitere, muntere, sanft- iets opwekkends, iets goudgeel 650-520 675-520 reizende Eigenschaft. [...] door een geel glas [...] “das Auge aktiveerends. “Sie wird erfreut, das herz ausgedehnt, das Gemüt erheitert, eine stimmen regsam, geel 650-505 675-500 unmittelbare Wärme scheint uns anzuwenden. lebhaft, strebend.” geelgroen 570-500 575-505 rood-geel of oranje heeft dezelfde eigenschappen als geel, alleen in sterkere Pluseite groen 550-495 540-490 mate blauwgroen 540-475 530-470 geel-rood of zinnober geeft een “Steigerung” van oranje, waarbij de werking een Plusseite maximum schijnt te bereiken.“...das angenehme, heitere groenblauw 545-455 550-450 Gefühl, das uns das Rotgelbe noch gewährt, steigert sich blauw I 520-430 540-430 bis zum unerträglich Gewaltsamen im hohen Gelbroten.... die aktive Seite ist hier in ihrer höchsten Energie, und es ist blauw II 530-420 540-420 kein Wunder dasz energische, gesunde, rohe Menschen sich blauwviolet 515-420, 660 520-415, 730-645 besonders an dieser Farbe erfreuen. Man hat die Neigung zu derselben bei wilden Völkern durchaus bemerkt... Man darf violet 515-420, 700-655 515-505, 700-655 eine volkommen gelbrote Fläche starr ansehen, so scheint purperviolet 480-410, 590-585, 660-600 480-410, 590, 710-655 sich die Farbe wirklich ins Organ zu bohren. Sie bringt eine unglaubliche Erschütterung hervor.....” Roodpurper 675-415, 660-595 565-410, 700-590 blauw “So wie Gelb immer ein Licht mit sich führe... Diese Minusseite geven over Farbe macht für das Auge eine sonderbare und fast het algemeen unaussprechliche Wirkung... es ist etwas widersprechendes aanleiding “zu einer von Reiz und Ruhe im Anblick... Wie wir den hohen unruhigen, weichen Himmel, die fernen Berge blau sehen, so scheint eine blaue und sehnenden Fläche auch vor uns zurückzuweichen.... so sehen wir das Empfindung”. Blaue gern an, nicht weil es auf uns dringt, sondern weil es uns nach sich zieht... Blaues Glas zeigt die Gegenstände im traurigen Licht.” blauwrood Bij rood-blauw valt de “Steigerung” op te merken die het Minusseite Beschouwingswijze van kleur blauw iets aktiefs geeft. roodblauw Bij blauw-rood vindt men de “Steigerung” nog in versterkte Minusseite de kwalitatieve de kwantitatieve mate. de hoedanigheid van de kleur meetbare kleurfenomenen, onderworpen aan rood (purper) “Man denke sich ein ganz reines Rot, einen volkommenen, mechanisch-mathematische wetten auf einer weiszen Porzellanschale aufgetrockneten Karmin. Wir haben diese Farbe ihrer hohen Würde wegen manchmal Idealistisch Materialistisch Purpur genannt, ob wir gleich wohl wissen dasz der Purper Goethe Newton der Alten sich mehr nach der blauen Seite hinzog. Die Wirkung dieser Farbe ist so einzig wie ihre Natur. Sie gibt Aristoteles,Plato Empedokles, Demokritus, Euklides einen Eindruck so wohl von Ernst und Würde, als von Huld Keppler Alhazen den Arabier und Anmut... eine Umgebung von dieser Farbe ist immer ernst und prächtig” Marcus Antonius de Dominis groen ontstaande door een samenbrengen van de beide eenvoudige Anthanasius Kircher Roger Bacon kleuren geel en blauw, zoo dat de beide “Mutterfarben” Lazarus Nouguet Descartes in de vermenging precies in evenwicht zijn, geeft het oog “eine reale Befriedigung”. Oog en gemoed rusten erop als op Ostwald “einem Einfachen”. “Man will nicht weiter, und man kann Steiner nicht weiter”. 336 337 Bijlagen 2.3.5 Frederik Willem Zeylmans van Emmichoven, 1923

Kleur Zeylmans’ proefpersonen Goethe Kleur Zeylmans’ proefpersonen Goethe

Rood Een verwarmende, aktiveerenden, Steigerung van oranje Goethe: de kleuren van de“ Minusseite”, opwekkende en opwindende werking, (blauw, blauw-rood en rood-blauw) geven over neigende naar hartstochtelijke, sexueele het algemeen aanleiding“ zu einer unruhigen, opwinding. Daarbij gevoelens van vreugde en weichen und sehnenden Empfindung”. vroolijkheid opwekkende. Krachtige werking. De kleur komt op de p.p. af. Blauw I Naast een duidelijk kalmeerende werking, vinden we talrijke gevoelens van vreugde en geel-rood of vroolijkheid. De kleur beweegt zich van de zinnober p.p. af en maakt een“ verre” indruk. Een diepe Oranje-Rood Een krachtige, verwarmende, aktiveerende, werking is onmiskenbaar. opwekkende werking, neigende tot Blauw II Naast en zeer sterke kalmeerende werking, vreugdevolle opwekking. Gevoelens van talrijke diepere gevoelens. De kleur bevindt vreugde en vroolijkheid. De kleur komt op de zich ver van de p.p. p.p. af. Blauw-violet Een zwak kalmeerende werking, waarnaast “So wie Gelb immer ein Licht mit sich führe... Diese rood-geel of geeft een “Steigerung” van oranje, waarbij de werking een weer talrijke diepere gevoelens. Het donkere Farbe macht für das Auge eine sonderbare und fast oranje maximum schijnt te bereiken.“...das angenehme, heitere karakter van de kleur speelt weer een rol. unaussprechliche Wirkung... es ist etwas widersprechendes Gefühl, das uns das Rotgelbe noch gewährt, steigert sich von Reiz und Ruhe im Anblick... Wie wir den hohen bis zum unerträglich Gewaltsamen im hohen Gelbroten.... Himmel, die fernen Berge blau sehen, so scheint eine blaue die aktive Seite ist hier in ihrer höchsten Energie, und es Fläche auch vor uns zurückzuweichen.... so sehen wir das ist kein Wunder dasz energische, gesunde, rohe Menschen Blaue gern an, nicht weil es auf uns dringt, sondern weil es sich besonders an dieser Farbe erfreuen. Man hat die uns nach sich zieht... Blaues Glas zeigt die Gegenstände im Neigung zu derselben bei wilden Völkern durchaus traurigen Licht.” bemerkt... Man darf eine vol-kommen gelbrote Fläche starr ansehen, so scheint sich die Farbe wirklich ins Organ Violet Een kalmeerende werking. De kleur trekt zu bohren. Sie bringt eine unglaubliche Erschütterung de p.p. met zich mee. Verschilllende diepere hervor.....” gevoelens worden opgewekt. Het donkere karakter van de kleur speelt weer een rol. Goud-geel Een weinig krachtige, licht aktiveerende, in sterkere mate het effect van geel matig opwekkende werking. Gevoelens Rood-blauw Bij blauw-rood vindt men de“ Steigerung” nog in van vreugde en vroolijkheid. Het stralende versterkte mate. karakter wordt opgemerkt, maar is soms Purper-violet Naast een opwekkende, een kalmeerende hinderlijk. invloed. De kleur verwekt gevoelens van Geel Een zwakke, licht aktiveerende werking. heeft dezelfde eigenschappen als geel, alleen in sterkere vreugde. De kleur geeft een gevoel van Gevoelens van vreugde en vroolijkheid mate warmte. Diepe gevoelens worden enkele malen overheerschen. Het stralende karakter wordt genoemd. hier weer opgemerkt en is soms hinderlijk. De Rood (purper) Bij rood-blauw valt de“ Steigerung” op te merken die het kleur komt op de p.p. af. blauw iets aktiefs geeft. Geel-groen Weinig gevoelswerking. gevoelens van vreugde in sterkere mate het effect van geel Rood-purper Naast talrijke gevoelens van vreugde en ergernis wisselen elkaar af. Dikwijls vinden we een opwekkende en opwindende onverschilligheid. werking tot in de sterkste graad. De kleur Groen Naast een duidelijke kalmeerende invloed, “Es ist die nächste Farbe am Licht....Sie führt in ihrer geeft een gevoel van warmte. De werking gevoelens van vreugde en vroolijkheid. De höchsten Reinheit immer die Natur des Hellen mit is zeer krachtig. Diepere gevoelens worden kleur trekt de p.p. met zich mee. sich und besitzt eine heitere, muntere, sanft-reizende opgewekt.’ Eigenschaft’’. Een landschap in grauwe winterdagen ziet “Man denke sich ein ganz reines Rot, einen volkommenen, er, door geel glas bekeken“ das Auge wird erfreut, das auf einer weiszen Porzellanschale aufgetrockneten Herz ausgedehnt, das Gemüt erheitert, eine unmittelbare Karmin. Wir haben diese Farbe ihrer hohen Würde wegen Wärme scheint uns anzuwehen”. manchmal Purpur genannt, ob wir gleich wohl wissen Blauw-groen Een zeer duidelijk kalmeerende invloed, . dasz der Purper der Alten sich mehr nach der blauen Seite waarbij zoowel lust- als onlustgevoelens hinzog. Die Wirkung dieser Farbe ist so einzig wie ihre ontstaan. Natur. Sie gibt einen Eindruck so wohl von Ernst und Würde, als von Huld und Anmut... eine Umgebung von Groen-blauw Gevoelens van koude naast lichte ontstaande door een samenbrengen van de beide dieser Farbe ist immer ernst und prächtig” gevoelens van kalmeering. Zoowel lust- als eenvoudige kleuren geel en blauw, zoo dat de beide“ onlustgevoelens werden opgewekt. Geringe Mutterfarben” in de vermenging precies in evenwicht zijn, aanduiding van een diepere werking. geeft het oog“ eine reale Befriedigung”. Oog en gemoed rusten erop als op“ einem Einfachen”.“ Man will nicht weiter, und man kann nicht weiter”. 338 339 Bijlagen 2.5.4 Jan Buijs, 1924

Buijs’ ideeën over kleur naast die van Steiner, Goethe, Zeijlmans en Leadbeater

Buijs Buijs Buijs Buijs Buijs Steiner Goethe Zeylmans Leadbeater oervorm ruimte-figuur eigenschap of symbolisering Kleur Bevordert de ge- sinnlich sittliche Gevoelskwaliteiten sleutel van de betekenis der kleuren oervorm van de oervorm moeds- cirkel Bol de concentratie van het den- Blauw stemming glanskleur, eist dat het prikkel en rust tegelijkertijd; schijnt naast een duidelijk kalmeerende wer- zuiver godsdienstig gevoel; toewijding ken, willen en streven door het van buiten naar binnen terug te wijken;trekt ons mee; gevoel king, vinden we talrijke gevoelens van aan een edel ideaal voortdurend richten van de kan stralen; in zichzelf van kou, herinnert aan schaduw; in haar vreugde en vrolijkheid. de kleur beweegt aandacht op het ene centrum samentrekken grootste zuiverheid: een prikkelend niets zich van de pp af en maakt een ‘verre’ in- druk. een diepe werking is onmiskenbaar driehoek Cylinder een gedachten-complex, dat Geel stemt tot nadenken glanskleur, wil (uit) staat het dichtst bij het licht; opgewekt, een zwakke, licht-aktiveerende wer-king. hoogste verstandelijkheid het ‘zeker weten’ uitdrukt en maakt ernstig stralen monter licht prikkelend karakter; in haar gevoelens van vreugde en vroolijk-heid en stil grootste zuiverhed: helder van aard overheerschen, het stralende karak-ter wordt hier weer opgemerkt en is soms hinderlijk, de kleur komt op de pp af vierkant en Cubus drukken de oneindigheid en de Rood het zeker weten, ‘de glanskleur,houdt stand, een definitief tot rust komen dat we een een verwarmende, aktiveerende, op- geeft toorn, de toorn van edele veront- rechthoek grenzeloze vrijheid van denken stralende opwek- werkt heel goed als vlak; ideeële bevrediging zouden willen noe- wekkende en op-windende werking, waardigin, en doen uit kende kracht’ rustig en gelijkmatig men; ernst en waardigheid neigende naar hartstochtelijke, sexueele werken en zonder gren- opwinding. daarbij gevoelens van vreug- zen zijn de en vrolijkheid op-wekkende. krachtige werking, kleur komt op pp af. Groen wekt voortstuwen- Grondkleur, het dode oog en gemoed rusten als was het iets en- naast een duidelijke kalmeerende in- donker: dierlijke hartstocht, zinnelijk de krachten in ons beeld van het levende kelvoudigs; men kan en wil niet verder vloed, gevoelens van vreugde en vrolijk- begeren van allerlei aard; zinnelijkheid; op, die voeren tot heid. de kleur trekt de pp met zich mee. teder rose-rood: zuivere genegenheid nieuw denken Oranje wekt ‘kalme rust’ meer energie, krachtiger en heerlijker een krachtige, verwarmende, aktiveeren- op dan geel; gevoel van warmte en welbe- de, opwekkende werking, neigende tot hagen vreugdevolle opwekking. gevoelens van vreugde en vrolijkheid. de kleur komt op de pp af. Paars wekt vreugde en heel zuiver verzadigd blauwrood geeft een kalmeerende werking. de kleur trekt zonnigheid op een soort niet te verdragen aanwezigheid de pp met zich mee. verschillende diepere gevoelens worden opgewekt. het donkere karakter van de kleur speelt weer een rol. bruin wekt weemoed op blauw en misdaad zwart combineren tot verstardheid 340 341 Bijlagen 2.5.5 Auke Komter, 1934

exterieur/ onderdeel constructies betekenis Kleur/materiaal Kleur Komter Goethe Zeijlmans interieur Groen rustige sfeer voor spelers ‘oog en gemoed rusten als was het iets ‘Naast een duidelijke kal-meerende Exterieur 1. hal ijl en doorzichtig binnen en buiten dezelfde kleur; aluminium enkelvoudigs; men kan en wil niet verder’ invloed, gevoelens van vreugde en vrolijkheid. De kleur trekt de proef- Exterieur 2. aanbouw muurvlakken kleurige meer aardse verbinding tussen 3 witgepleisterd en persoon met zich mee’ (zijbouw of en 4 sterke kleuren middenpartij) Blauw ‘fellere en gedeeltelijk groen met wit: wordt prettig Naast een duidelijk kal-meerende werking, contrasteerende kleuren: vinden we talrijke gevoelens van vreugde Exterieur 3. vakwerkbouw met rekening houdend met krachtige kleur der het geheel krijgt leven en en vrolijkheid. De kleur beweegt zich directeurswoning baksteenvulling buitenbanen en reflex ervan; middenpartij diepte zonder afleidend te van de proefpersoon af en maakt een insluitend zijn voor het spel ‘ ‘verre’ indruk. Een diepe werking is Exterieur 4. café-restaurant onmiskenbaar. Lichtblauw interieur en exterieur, ’Paradoxale aanblik: prikkel en rust Indigo: Naast een zeer sterke kalmeerende de glaswanden tussen de tegelijkertijd; schijnt terug te wijken; trekt werking, talrijke diepere gevoelens. De spanten: lichtblauw, heel ons mee; gevoel van kou; herinnert ons aan kleur bevindt zich ver van de proefpersoon Interieur 1. hal rustige sfeer voor spelers zacht groen licht van kleur schaduw; in haar grootste zuiverheid: een Interieur wanden iets zwaarder prikkelend niets. groen Grijs ‘fellere en gedeeltelijk de passieve kant (waartoe blauw hoort, Interieur spanten mat gelakt contrasteerende kleuren: mgp) met het witte en lichte bijeengebracht het geheel krijgt leven en wordt stralender. interieur en riftvloer heel licht van kleur lichtblauw diepte zonder afleidend te exterieur zijn voor het spel’ interieur en glaswanden tussen wit en creme (bij werkelijke vermenging): alle kleuren exterieur de spanten bijeengemengd behouden hun algemene Interieur plafondvelden fellere en gedeeltelijk contrasteerende diep ultramarijn- karakter als skiëron en daar ze niet meer tussen de spanten kleuren: het geheel krijgt leven en diepte blauw naast elkaar worden gezien wordt er geen zonder afleidend te zijn voor het spel totaliteit, geen harmonie ondervonden, en zo ontstaat het grijs daar, net als de Interieur bovengallerij: enige vlakken zichtbare kleur, steeds iets donkerder dan zoldering donker grijs wit en iets lichter dan zwart verschijnt.’ Interieur ingangen enige deurtjes en hekjes lichtblauw Interieur ingangen kobaltblauw gordijn voor De betekenissen die Komter hier beschrijft kunnen in verband worden gebracht met de theezaaltje betekenissen die Goethe en Zeijlmans er aan geven. 342 343 Bijlagen 2.5.8 Alexander Kropholler, s.a.

Kleur Eigenschappen Toepassing Niet geschikt voor Kleur Dof Glans Kropholler Kropholler Kleurenleer Goethe wit positief, de meest sprekende tint, statige landhuizen, witte publieke gebouwen sober, geeft zelfbewust uiterlijk; boerderijen, landelijke woningen, primairen geschikt voor hoogtijdagen, zoals in de natuur. sterke reflectie, grote helderheid, Oosterse steden en aan zee. ‘modern’ toegepast op huizen: alsof het altijd uiterst economische lichtreflectie fabrieken, werk- en bergplaatsen hoogtij is. geschilkt voor kleine voorwerpen. zachte tinten niet-representatieve lokaliteiten van geel wordt toegepast in de reclame. ‘de hoogste actief + pool gestichten, eenvoudige gangen en kleuren-noot’ daar moet men voorzichtig mee trapruimten. in kloostercellen en zijn (tenzij men een brutaal en reclame-achtig grotwoningen effect nastreeft) zwart negatief. Zwijgt bouwwerken in onze streken, in in gebouwen blauw geschikt voor in de slaapkamer passief - pool woonruimte waar sobere karakter niet past rood wordt toegepast in de reclame actief + grijs Bescheiden aluminium-glans overschreeuwend...1 gashouders en industrietorens wit positief + pool primaire kleuren bijzondere betekenis ramen, deuren en dergelijke. zwart negatief - pool goud voorname uitdrukking, glans neemt heraldiek. bijv. vlagge-kleuren op grijs kleur aan nationale feestdagen, bij hoogtij in de natuur, preciese versiering, klein aluminium x disharmonie. zilverglans van radiatoren is teveel meubilair voor deze voorwerpen, wier mass-productie hun tot een lagere rangorde doet toekomen dan de individuele gebruikskunst 1 Waar men vroeger een bescheiden grijsachtige kleur goud voorname uitstraling. vergulden van radiatoren nieuw en verheven gaf, overschreeuwt de laatste jaren de metaalglansverf de is uitgesproken wansmaak idee van geel cacaphonie der kleuren koper

messing

oranje actief + Toepassing wit Wit Zwart Toepassing zwart Positief Negatief groen passief - Spreekt Zwijgt paars passief - spreekt het meest onder alle tinten sober (daarom niet in woonruimten) - statige landhuizen, geeft zelfbewust uiterlijk dof zwart onbruikbaar aan een - witte boerderijen, bouwwerk - landelijke woningen, - oosterse steden reflecteert sterk: daarom glanzend zwart bouwwerk behoud negatief voorkeur voor zachte karakter tinten in onze streken en in woonruimten Fabrieken, werk- en - reflecteert sterk bergplaatsen, niet- - grote helderheid: representatieve lokaliteiten - uiterst economische van gestichten, eenvoudige lichtreflectie gangen en trapruimten, in kloostercellen en grotwoningen 344 345 Bijlagen 2.7.2 W.E. Vahrenkamp, 1938

Uitspraken over kleur en verf door Vahrenkamp

Grondkleur Toplaag Grijs groen, blauw, paars, lila, violet, aluminium Wit Wit grijs of liever roze Rood beige, crême, zeegroen, grijs Beige Crême Crême Zeegroen Zeegroen Grijs Grijs niet een mengsel van engels rood en geeloker, maar: hoogcrême chromaatgeel uit wit en geeloker Loodmenie Oranje

sterke verven sterkste verf groen, met name de midden en de volgroene tinten Bruin, met name de nieuwste oxydebruinen wit, geel, rood en oranje zwakke kleuren zwart en blauw allerzwakste kleur lila en paars helder, sterk, frisch en roestwerend aluminiumverf

kleurenreeks rood heeft iets uitdagends. doet opdringerig, opvallend en vurig aan bruin groen geel heeft veel zonnigs en levendigs in zich; de bekende gele verfsoorten, zoals chromaat- en oxyde-geel zijn wat te hard van tint voor ongemengd gebruik wit doet koud aan; is buitengewoon helder, frisch en hygiënisch neutrale kleur blauw heeft iets statigs, iets voornaams, doet deftig aan zwart is de somberheid in eigen persoon, de kleur der rouw. Als garnering doet zwart vaak neutrale kleur bijzonder mooi aan oranje crême een variatie van zwart en wit grijs Een stemmig lichtgrijs voldoet aardig en heeft het voordeel niet besmettelijk te zijn. een variatie van Donkergrijs doet altijd somber aan zwart en wit beige rose zeegroen lichtblauw 346 347 Bijlagen 2.7.5 Albert Hartogh, 1955

Uitspraken over kleur door Hartogh

kleur belangrijke betekenis kleuren van symbolisch voorkeur voor schortjes bij kleur belangrijke betekenis kleuren van symbolisch voorkeur voor schortjes bij geringere betekenis; minder kinderen, op basis van een geringere betekenis; minder kinderen, op basis van een uitgesproken karakter.zelden amerikaans onderzoek uitgesproken karakter.zelden amerikaans onderzoek gekend en niet gebruikt door gekend en niet gebruikt door door primitieve volkeren. door primitieve volkeren. wit alles weerkaatsende, alles gevende. in symboliek: goud-kleur veredeld geel, toegepast in de meest ritualien, het zuivere, onbezoedelde, de volmaaktheid, bijzondere betekenis, wordt als metaalverf of de eerlijkheid, wit=rouwkleur van het Oosten, verguldsel om zijn sterk magnetisme gebruikt. valt bevrijding van de ziel uit de aardse duisternis. daarom buiten bestek van het boek. (i.t.t. het Westen), witte paard krijgslied, witte uniformen Napoleon, keizer Wilhelm, Göring e.a.: zilver veredeld wit, stelt de hoogste zuiverheid en lichttechnische kwesties om meer op te vallen en reinheid voor. metaalverf, wordt vaak gebruikt groter te lijken. vanwege zijn magnetisme. zwart wet van het dualisem: het tegenovergestelde is stijve, opgedirkte kinderen, groen groen komt ons tegemoet. veel natuurlijke kinderen, even belangrijk als de uting zelf. wetenschap: vaak met moeilijkheden en kleur van rust, hoop en waarbij beheersing geen wet van actie en reactie. tegenover het actieve wit spanningen, dikwijls ook verwachting, zou in elk moeite kost. ze zijn meestal staat de volslagen rust, zwart. kleur van inkeer, verdongen complexen interieur gebruikt moeten tamelijk emotieloos. karakter omwending of mystieke dood.\ duistere zwart worden. door haar oneindige uitdrukking: beminnelijk en is kleur van het onbeweeglijke, de potentiele variaties in de natuur boeit eenvoudig goddelijke kracht t.o. het wit, symbool der zij ons in haar oneindige goddelijke manifestaties. schoonheid. prikkelende rust; gebruikt voor de dartele rood rood is de 1e kleur die na het wit-zwart bewust meer gevoelsmatige onervaren jeugd (groentje, wordt gezien wekt een sterke gloed op: valt kinderen, die het ontgroenen). voorbeelden in de daardoor het eerste op. wordt veelal gebruikt in zwaartepunt naar het taal (blz. 41) religieuze, magische en philosofische symboliek. gevoelsleven verschuiven, roos=kleur van actie en warmte metaal en mensen ze zijn opgewekter, violet -voortspuitend uit rood en koele kleur: meer krijgen bij verhitting een rode kleur. kleur van spontaner, heet gebakerd, blauw heeft het sterke, actieve, zelfbeheersing; naarmate ons bloed, vlag der evolutie in het leger dat strijd soms ruziezoekend. minder scheppende karakter van kind makkelijker buiten voor idealen is rood. brengt activiteit, opwinding, zelfbeheersing; naarmate het rood en het berustende, hun moeder kunnen, gaat sexuele hartstocht, rode roos: uitdrukking van kind makkelijker buiten tot inkeer komende van het geel over in oranje of rood. liefde. heftige aggressieve betekenis. duivel, beul, hun moeder kunnen, gaat blauw. -tussenkleur tussen het karakter uitdrukking: kleden zich in rood. aankondiging van prostitutie. geel over in oranje of rood. geestelijke en het aardse: vormt philosofische aangelegd symboliek: voor alles gebruikt: levenskracht, karakter-uitdrukking: actief daarvoor de overgang; wordt energie, emotie, hartstocht, liefde. kenmerkt en vlot gebruikt voor rouwdiensten (bestrijding van) gevaar brandweer -roodachtig violet gaat activiteit uit -blauwig violet blauw gaat (verheven) rust van uit, ernstig en karakter uitdrukking: straalt rust uit. brvreugdevol, kan vrolijk zijn. goethe: kleur conservatief en sober. koele van het oneindige, geeft onbegrensdheid weer. kleur: meer zelfbeheersing; bruin geen zuivere kleur, drukt niets kleur van het uitspansel: symbool van evenwicht, naarmate kind makkelijker uit. neutrale kleur, verfraait of gelijkheid, trouw, broederschap en waarheid. buiten hun moeder kunnen, inspireert de omgeving niet, maria: blauwe mantel: symbool van haar overal gaat geel over in oranje voor hen die zich (lichemaleijk) aanwezige invloed. koude kleur, geeft gevoel van of rood of naar de koelere niet willen opdringen. kilte, ‘bleu’ (frans) = verlegen. ‘ins Blaue hinein kleuren oranje - meer gevoelsmatige schauen’= kijken en niets zien. blauwkous, kinderen, die het blauwbaard, blauwtje lopen. zwaartepunt naar het geel wordt als contrast met blauw beschouwd (het meer gevoelsmatige gevoelsleven verschuiven, licht t.o. het donker). gaat een zonnige vrolijkheid kinderen, die het ze zijn opgewekter, van uit, toegepast op plaatsen waar zonlicht niet zwaartepunt naar het spontaner, heet gebakerd, kan komen. negatief aspect: wordt beschouwd gevoelsleven verschuiven, soms ruziezoekend. minder als verkleurd wit, dat dus zn zuiverheid heeft ze zijn opgewekter, zelfbeheersing; naarmate verloren: krijgt zo een ongunstige, ziekelijke spontaner, heet gebakerd, kind makkelijker buiten hun en onbetrouwbare uitleg. -geel is in Frankrijk soms ruziezoekend. minder moeder kunnen, gaat geel kleur der verraders, kleur van internationale zelfbeheersing; geel: over in oranje of rood quarantainevlag. joden moesten onder Hitler sterk infantiel. karakter regime een gele ster dragen, yellow=laf (engels), uitdrukking: vrolijk, -negatieve kleur, medeklinker, d.w.z. zelden mooi oppervlakkig, niet beheerst zonder wit of zwart ernaast te gebruiken. 348 349 Bijlagen 6.2 J.J.P. Oud Woningbouw Hoek van Holland

onderdeel v bron › J.J.P. Oud Brief (1928) J.J.P. Oud in Die Form (1928) H.R. Hitchcock (1929) W. Jos de Gruyter (na 1930) Günther Stamm, The Hans Oud (1984) architecture of J.J.P. Oud 1906-1963 (1978) Pleisterwerk gevel the colour of the walls is of light yellow- Außenanstrich der Wände leichtes Reduced white of the plaster zeer licht grijs-geel gesausde the white of the plaster wit gesausd grey gelbgrau betonstrooken Voordeuren woningen doors: a brilliant blue. The outer-doors Türen: leuchtend blau Blue hel blauw blue doors blauw are made with wood-metal Außentüren:Plymax (Woodmetall) Voordeuren bibliotheek a brilliant red Türen der Bibliothek Geraniumrot - - - Deuren pakhuizen a brilliant red Türen der Lagerräume Geraniumrot - - - Deuromlijstingen woningen met Grijze concrete hardener donkergrijze band dark grey band grijs (penanten) doors were framed by a dark donkergrijs nummer-bordjes grey band tegeltjes bij de bekleding ingangen red tiles for the entrances Fliesenbelag bei den Eingängen: Rot - - - Metselwerk borstwering the breast-walls are of brick in a yellow die Brüstungen des Erdgeschosses: Yellow brick basement geel baksteen the short brick basement was gele steen colour gelbliger Backstein painted in yellow Ramen The windows are of iron (treated with the Die Fenster aus Eisen sind schoopiert system Schoop) ijzeren hekwerk –- balkonschei-dingen- Iron-fences brilliant blue Trennungsgitter der Balkone: - blauw hekken leuchtend blau lamp kolom - - black iron work accenten van rood-geel-zwart bij de lichtornamenten lamp armatuur - - a touch of red on the lighting the black ironwork toets rood fixtures culminated in a touch of red on the lighting fixture Ladenstufe = winkeltrede. entrees The perrons of the shops and the pieces Ladenstufe: Duratex (concrete- - - ingangspartij of wall near the outer doors are of a grey hardener) concrete-hardener. very hard material which you can crack pijlers tussen de ingangs-deuren winkel - Pfeiler zwischen Eingangstüren- - - Duratex (concrete-hardener) Am Ende des Gitters Lichtreklame hekken: afscheiding winkels en - - - woningen schans-muurtjes - - - gele baksteen

Schema, in aanvulling door Polman op de aanzet ‘Bronnenonderzoek’ van Frank Altenburg, gemeente Rotterdam dienst Stedebouw en Volkshuisvesting 350 351 Bijlagen

Ostwald

Victor Huszar in De Stijl Hij schrijft vanuit die ervaring, hoe het zwart. Dit is mogelijk met het gehalte wit en Interview Albrecht Pohlmann als Anhänger von Ewald Hering von vier Meßverfahren mit farbigen Filtern, welches cadmium geel, menie, zinnober rood de zui- zwart te bepalen is. Hij ontwikkelt een 24- (empfindungsgemäßen) Grundfarben oft sehr ungenaue Werte ergibt. Ostwald Victor Huszar besteedt al aandacht aan verheid van 90/100 bereik kan vinden, maar delige kleurencirkel, met 8 hoofdkleuren: Interview december 2009. De Duitse schil- (gelb, grün, blau, rot) ausging, ebenfalls als sagt zu Recht, daß jede Körperfarbe nicht Ostwalds kleurtheorie in ‘De Stijl’ in het de kleuren blauw, paars en groen slechts tot geel, oranje, rood, violet, ultramarijnblauw, derijenrestaurator Albrecht Pohlmann falsch. Somit fand er Goethes Lehre histo- aus Licht einer Wellenlänge, sondern aus augustusnummer 1918 onder onder de titel 60/100 komen, en dat zij die ervaring ook ijsblauw, zeegroen en loofgroen, te verdelen promoveerde in december 2010. aan de risch überholt und demzufolge auch Farb- einem Gemisch sehr vieler Wellenlängen ‘Iets over die Farbenfibel van W. Ostwald.’ zelf hebben. Het kleursysteem helpt, om de in drie trappen. De totale cirkel telt 100; Philosopischen Fakultät der Martin-Luther- Harmonielehren, die sich auf Goethe berie- besteht, die reinsten Farben (“Vollfarben“) Huszar koppelt letterlijk de denkwerel- helderheid van het geel en het rood terug het geel ligt dus op 00, 04, 08; het oranje Universität Halle-Wittenberg op de dis- fen (so wie die von Hölzel oder Itten). nehmen jeweils etwa die Hälfte des den van Goethe en Ostwald, door met een te brengen tot dezelfde helderheid van de op 13, 17, 21. Met behulp van een grijsschaal sertatie Von der Kunst zur Wissenschaft und Spektrums ein (“Farbenhalb“). Er denkt sich citaat van Goethe te beginnen. Daarnaast maximale helderheid van het blauw, om een tussen de uitersten wit en zwart kunnen alle zurück. Farbenlehre und Ästhetik bei Wilhelm Is het duidelijk wat hij overneemt en diese Wellengebiete sehr scharf begrenzt, beschouwt hij de theorie vanuit een ambach- mooie harmonie te krijgen. Huszar gebruikt kleuren worden gemengd, uitgaande van de Ostwald (1853-1932). Interview vond plaats wat niet? was sie aber in Wahrheit nicht sind. Daher telijk kader en een artistiek kader naar de dus pigmenten om de kleuren als verfma- 24 kleuren. Dit systeem kan worden weer- december 2009. Außer allgemeinen Einstellungen (die uns resultieren die großen Ungenauigkeiten. uitvoering toe. terialen te duiden en concentreert zich op gegeven in driehoeken die gecodeerd zijn. umgebenden Farben sind wichtiger als die Ostwalds Kritiker wiesen darauf hin, daß Huszar noemt het ‘het a.b.c-kleurboek de drie primaire kleuren. Hij maakt zich er De kleur 17.1.g. betekent: kleur 17, evenveel Albrecht Pohlmann denkt, dat er veel kun- farbigen Lichter; “weißes Licht“ist etwas sein Meßverfahren nicht geeignet ist, um waarin getracht is alles over kleuren zoo dus niet druk om, dat Ostwald het zeegroen wit als het grijs 1 en evenveel zwart als het stenaars in het interbellum “naar Goethe” anderes, als weiße Körperfarbe, usw. – siehe genaue Messungen zu machen, daß es aber wetenschappelijk en exact mogelijk vast te net zoveel belang toekent als rood, blauw en grijs g. Een kleur wordt bleker bij een groter werkten, omdat zijn theorie hen meer “artis- oben) übernimmt Ostwald nichts von für angewandte Bereiche (Architektur, stellen.’ geel, met.andere.woorden vier hoofdkleuren gehalte aan wit en dieper bij een geringere tiek” voorkwam, dan het wetenschappelijke Goethe. Der einflußreichste Farbenforscher, Design) ausreicht, wo es nicht auf wissen- Hij stelt zich de vraag ‘Hoe staat het beel- hanteert in plaats van drie. mate van wit. Zij worden klaar en rein naar- van Ostwald. Maar er zijn ook constructivis- von dem Ostwald sehr viel übernimmt, ist schaftliche Genauigkeit ankommt. Ostwald dende (aesthetische ) tegenover zoo’n exacte Ook in mei 1920 3de jaargang nummer mate een lager gehalte aan zwart en doffer ten enz., die zichzelf meer als ingenieurs, der Physiologe Ewald Hering (1834-1918): stellte Farbatlanten sowie Farbtonleitern studie? 7. verschijnt er in ‘De Stijl’ een duitstalig naarmate een groter gehalte aan zwart. Dit dan kunstenaars beschouwden - en voor Hering, Ewald, «Zur Lehre vom Lichtsinn», und Grauleitern her, womit sich vorge- Het aesthetische staat geheel afzonder- artikel van Wilh. Ostwald: ‘Die Harmonie is te tekenen in een driehoek met op de drie hun was Ostwald “goed”. Vooral: er was geen Wien 1878. legte Farbproben leicht abmustern ließen. lijk t.o.v. de natuurlijke voorstelling, van ‘t der Farben’ overgenomen uit ‘Innen- hoeken de bonte kleur, het wit en het zwart. Farbsysteem, geen kleuren-atlas enz., dat Ein Architekt oder Designer konnte diese praktische, van ‘t religieuse of wetenschap- Dekoration’ uit November 1919. Ostwald In harmonie kunnen de tinten met evenveel op Goethe gebaseerd was, d.w.z., voor de Gebruikt Ostwald nu ook de kleur purper, Vergleichsmittel benutzen (so wie heute pelijke, maar men moet niet uit het oog ver- vergelijkt hierin de kleurharmonie met de wit, zwart of grijs (de zg. schaduwrijen). Een praktijk van architectuur en design waren of heeft het purper bij hem de betekenis verschiedene Farbkarten, Farbfächer usw. liezen, dat dit alles in kunst dient als middel klankharmonie en beschrijft zijn ervarin- tweede schikking is de kleurtonen met het- Ostwald (en andere, zoals Baumann/Prase) van rood-violet? verwendet werden) und mußte selbst keine om tot beelding te geraken. gen met een orgel, ‘Farborgel’ dat hij heeft zelfde wit- en zwartgehalte overeenkomstig meer practisch... Op Nederlands gibt es eine Ostwald verwendet in seinen Schriften den Messungen à la Ostwald durchführen. Das Huszar vertaalt de leer direct naar pig- gebouwd en dat ook spoedig geleverd zal de kleurencirkel geschikt in tweeklanken, gute, kurze Beschreibung von Ostwald in: Begriff des Purpur, den er auch genau de- ging mit den genannten Mitteln leicht. mentkleuren toe om er een beter beeld bij te kunnen worden door Verlag Unesama in drieklanken en vierklanken. Bij al deze Rijgersberg, E., Beknoopte kleurenleer en finiert als das im Spektrum nicht sichtbare Das einflußreichste System für Architektur krijgen. Daarin verschilt hij dus niet van de Leipzig. Zijn ervaringen doen denken aan harmonieën geldt als voorwaarde dat de de toepassing van de kleuren in achitectuur Farbgebiet zwischen Rot und Violett. In (innen und außen) war “Baumanns Neue huisschilders, de kleurexperimenten van kunstenaar Peter elementen volgens vaste wetten zijn samen- en binnenhuiskunst, 9. [von W. C. M. Smits seinem 24-teiligen Farbkreis gibt es aber Farbentonkarte, System Prase“von 1912. In Hij beschrijft de praktijk van het laten uit- Struicken die met computerprogramma’s gesteld. Onbonte en bonte kleuren zijn har- bearbeitete] Aufl., Amsterdam: Argus 1967 (1. nicht den Namen “Purpur“, es gibt nur späteren Ausgaben (z. B. 1922) übernahmen voeren van een interieur-ontwerp, waarbij de mogelijkheden van kleurcomposities monisch te verbinden als het lichtste grijs Aufl 1938; 3., vermehrte und veränderte Aufl. jeweils ein 1., 2. und 3. Gelb, Kreß (Orange), Baumann und Prase Elemente aus Ostwalds de kunstenaar alles met de huisschilder verkent. In een noot verwijst de redac- niet minder zwart en het donkerste grijs Amsterdam: Ahrend 1944. Das Buch erlebte Rot, Veil (Violett), U-Blau (Ultramarinblau), Farbsystem, so daß das Ostwald-System oft moet bespreken en de kleuren uitzoeken, tie naar het artikel van V. Huszar over niet minder wit bevat dan de gelijkwaardige bis 1971 zehn Auflagen, zuletzt bei Agon Eisblau, Seegrün, Laubgrün. Das indirekt wirksam war über die Verwendung mengen, enz, om tot het gewenste eindre- Ostwalds“Farbenfibel” en schrijft. ‘Meerdere bonte kleuren, welke de andere elementen Elsevier) – S. 83-93 und 110-127. Purpurgebiet liegt also in seinem Farbkreis des Systems von Baumann und Prase. – Das sulaat te komen ‘dit alles met veel moeite besprekingen volgen’.1. der harmonie vormen. Ostwald ziet het dat etwa zwischen dem 2. Rot und 2. Veil. (Das steht auch bei Schwarz 1999, wo er über en tijdverlies’ terwijl hij dan de atlas heeft, een kind nu praktisch kleurenleer toe leert Wat meldt Ostwald over Goethe’s kann man gut sehen bei Rijgersberg 1967, Ostwald schreibt. Alles in allem: Ostwald een opgaaf stuurt aan de huisschilder, die op passen.’ kleurtheorie? Plaat V – achter blz. 80.) hat nichts Konkretes von Goethe in sein De Bouwwereld zijn atlas de kleuren terugvindt en daarnaar Daarna verwijst het artikel naar de Er hatte Achtung vor Goethes Leistung System übernommen. Sein Meßverfahren regelt. Dit lijkt ons een modern praktische volgende publicaties van W. Ostwald, – und verglich sich selbst mit Goethe Klopt het, dat hij zogenaamde objectieve ist ungenau, aber einfach. Jan J. Koenderink December 1920, blz. 398 (vertaling van een werkwijze. ‘ Dat kunnen we 90 jaar later in- die dus blijkbaar verkrijgbaar zijn: (u. a. schrieb er in seiner Autobiografie metingen uitvoerde? Hoe bepaalde hij (Univ. Utrecht + Delft; j.j.koenderink(at) artikel in het“Zentralbl. der Bauverw.” van derdaad beamen. Die Farbenfibel. Der Farbenatlas; Der “Lebenslinien“,” 3 Bde., Berlin 1926/27, de kleuren? Waren het lichtmetingen (de uu.nl oder j.j.koenderink(at)phys.uu.nl 24 november,) “ontleent aan een uitgave van Gevaar ziet Huszar erin, dat het zo Farbkörper; Die Farbschule; Mathematische seine Farbenlehre sei seine größte Leistung, hoeveelheid licht die refecteerde?) die ) hält es für den besten aller bisherigen den duitschen“Werkbund” een verslag van kunnen betekenen dat een ‘geometrische Farbenlehre; Physikalische Farbenlehre; was auch Goethe von sich behauptet hatte met behulp van een lichtmeter werden Versuche, Farben objektiv zu messen. de uiteenzettinge die Wilhelm Ostwald het verhouding’ van de kleurencirkel meteen Die Harmonie der Farben; Farbnormen und – aber Ostwald hatte 1909 den Nobelpreis uigevoerd? vorig jaar te Stuttgart in eene bondsverga- een aesthetische harmonie zou zijn. ‘Dit is Farbharmonien; Goethe, Schopenhauer für Chemie bekommen!). Er fand gut, Ostwald ermittelt die relative Helligkeit, Albrecht Pohlmann, 17 december 2009 dering heeft gegeven over zijne onderzoe- niet zoo’ het getal en de maatverhouding und die Farbenlehre, verschenen in het daß Goethe selbst malte und sich mit welche sich für ihn aus der “Reinheit“einer Ostwald in De Stijl kingen betreffende de wettelijkheid der van de vlakke kleurinvulling spelen een Verlag Unesma te Leipzig. Einführung in die Farbmitteln auskannte, weshalb er von den Körperfarbe ermitteln läßt. Reinheit ist bei kleuren.’’ grote rol. Hij ziet het als een chemische Farbenlehre Reklams Universalbibliothek Körperfarben des Alltags, nicht von den ihm definiert durch die Anteile an Weiß ‘Ostwald onderscheidt niet-bonte invalshoek. Nr. 6041-6044. “farbigen Lichtern“der Physiker seinen (w) und Schwarz (s). Er hat verschiedene kleuren: wit, grijs en zwart en bonte Ook hierin krijgt hij gelijk met zijn toe- Ausgangspunkt nahm. Er lobte, daß Goethe Verfahren entwickelt, um den Graugehalt kleuren. Tussen wit en zwart kunnen ca. komstbeeld. Het is interessant dat hij zich ein sehr guter Beobachter war und fand einer Buntfarbe zu messen. Für Ostwald 20 duidelijk te onderscheiden tinten grijs niet druk maakt om de vier hoofdkleuren weiterhin gut, daß Goethe großen Wert auf setzt sich jede Farbe aus den Anteilen v worden onderscheiden, aan te duiden met van Ostwald, tegenover de drie primairen die “sinnlich-sittliche Wirkung“der Farben (reine Farbe), s und w zusammen, welche a (wit) er ontstaat een harmonische reeks rood, blauw en geel. Ook daaruit is af te legte und damit die spätere Erkenntnis sich immer zu 1 ergänzen. Mit der Messung als drie of meer grijze tinten op gelijke leiden dat hij de theorie puur als chemische vorwegnahm, daß “Farbe“eine Empfindung des Graugehalts hat Ostwald dann w afstand uit de reeks worden gekozen. De invalshoek ziet. und damit Gegenstand der Psychologie ist. und s bestimmt, der Anteil an Vollfarbe bonte kleuren vormen een drie-voudige ver- Hij schrijft ook dat de gids duur is. Dies betraf aber nur Goethes Ansatz. Seine (v) kann deshalb so ermittelt werden: v = scheidenheid, te wijzigen overeenkomstig De tekening van de kleurencirkel toont de Polemik gegen Newton fand Ostwald – wie 1 – w – s Ein Farbton wird deshalb in drei de toon en naar hun gehalte van het wit en naamgeving: geel-oranje-rood-paars-ultra- alle Naturwissenschaftler – falsch, ebenso Zeichen ausgedrückt: Farbton; Weißanteil; marijnblauw- cobalt blauw- blauw-groen- wie seine Theorie der Farbentstehung. Schwarzanteil. Ostwald gibt an, daß sich groen-geel- Alleen de twee blauwen zijn met Goethes Farbkreis mit drei Grundfarben die Helligkeit auch mit einem Lichtmesser pigmentkleuren aangeduid. (blau, rot, gelb) erschien Ostwald, welcher messen läßt, er verwendet aber selbst ein 1 blz. 62, herdruk blz. 562 III 7 1920 352 353 Bijlagen

Chronologisch overzicht van de verfproductie

begin 17e eeuw eeuw omstreeks 1850 1881 1898 1908 Vanaf 1914 verfhoutmalerij, textiel vindt in de Zaanstreek een kentering Firma Stein & Zonen, Doesburg, Vervanging van het houten pakhuis van moderne electrische verfmalerij en electri- Het productieproces ontwikkelt verder ca. 1600 plaats in de gewoonte van schilders om De eerste Nederlandsche stoomfabriek Schoen door een stenen pand. Men begon sche lift voor het transport van vaten olie, met de komst van de walsmolen verifieer 1e windmolens in Zaanstreek, voorloper zelf hun vernissen te stoken, als een groep van alcoholische vernissen, politoeren, met behulp van een gasmotor met het loodwit, zinkwit, ijzermenie, geeloker de datum. verfmolen, gebakkelij over vergunning schilders zich gezamenlijk gaan toeleg- beitsen, enz.. deze alcoholische vernissen malen van dik aangemaakte verven zoals etc., terwijl lorrie op smalspoor over de en vanaf 1914 was er de walsmolen, speci- ivm concurrentie rasphuizen Amsterdam gen op het stoken van vernis; Jacob Vis is ook wel (spiritusvernissen, strijkvernissen stopverf, plamuur en loodwit/zinkwit zolders in de fabrieks- en pakhuisruimten fiek voor de fabriek vanwege de prijs en de midden 17e eeuw hiervan een bekend voorbeeld. of strijkpolitoeren genoemd), politoeren in lijnolie. Door eenvoudige toevoeging gebezigd worden voor het verplaatsen en mechnische kracht. noot: bron: Heesters, ontwikkelen de verfmolens 1855 en beitsen nemen een bescheiden plaats van olie, lak en siccatief maakten de schil- afvieren der met gemalen verf gevulde -ook Schoen vermeld: dat aan het begin 1630 Firma R. Kranenburg, Groningen, handel in op de markt. Tot 1901 geschiedde de fa- ders dan zelf hun strijkklare verven. 3 ijzeren en blikken bussen van 1 ons tot van deze eeuw ook de maalmethoden de eerste ‘windbrieven ‘ worden uitge- in verfwaren en aanverwante artikelen. bricage door handenarbeid, sindsdien met werknemers 50 kilo en zwaarder toe. Olieslagerij en door het gebruik van walsen en kogel- reikt; o.a. doet de ‘verfhoutmolen’ z’n uitbreidingen dankzij klanten in de mechanische kracht. Alleen de beitsen 1898 na brand in 1894 van de eigen vernis en molens aanzienlijk efficiënter werden. intrede. In deze molens, die vooral aan drie noordelijke provincies, later heel worden toegepast in de woningbouw. De G.M. Boks & Co, electrische aandrijving. standoliestokerij waren opgeheven. Men de verffabriek De Lelie die werd inge- de Zaan verrezen, werden allerlei stoffen Nederland en aangrenzende provincies fabrikaten zijn te verkrijgen rechtstreeks fabrieksnaam: HECLA, eigen lakstokerij handelde wel in olie en importeert de richt met de modernste machines voor fijngemalen; deze werden dan aan de Noord-Duitsland, filiaal in Emden. via de fabriek of bij de diverse grossiers en eigen lakvervenproductie ‘Benardin’. vernissen van Engelse en Amerikaanse mengen en malen van olie- en lakverven. schilders geleverd, die ze met olie ver- 1856 in verfwaren en bij de drogisten. De Eerste Wereldoorlog fabrieken. Reeds vroeger exporteert men Elektriciteit, geleverd door Amsterdam, mengden tot verf. Jacob Vis gesticht (later NV Lakfabriek en laatste tijd ook: de wasbeits, met name bij afname van de handel naar Ned. Oost-Indie, later (voor de Eerste werd gekozen als krachtbron. 1680 Export Mij) houtindustrie. eind 19e eeuw Wereldoorlog) Zuid-Amerika, Afrika, 1932 Claas Honig & Zoon lijnolie persen: 1858 1884 spuit ontwikkeld, VS, problemen met West-Indië, België en Noord Frankrijk. Sikkens meldt dat naast potmolens ook De droge verfstoffen worden o.a. gemalen Offers & Veder, opgericht als D.Kaas G.M. Boks & Co, Amsterdam, handelaar in velletjes 1912 verfwalsen worden gebruikt. en verhandeld in de zaanstreek. Al in de Lzn.1795-1798, Rotterdam, fabricatie van- verfwaren en aanverwante artikelen, 1902 nog maar 4 loodwitfabrieken in bedrijf. internet: foto: Goes, Zuid-Beveland De 17e en 18e eeuw worden als verfkopers en handel in verfwaren en exploitant van 1887 lakfabriek Sikkens verhuist, eind Offers & Veder. intrede van zonen Zeeuwsche Glas- en Verffabriek (3). Het en eigenaars van verfmolens namen een wind-olie-molen. G.M. Boks & Co,fabricage van verven 19e eeuw: Japanlak Dijxhoorn: electrische drijfkracht van de verfmaken met den walsmolen 1929 genoemd. [...] (Kooiker, A., De (bijna ver- 1865 van handmolentje via aandrijving met Begin 20e eeuw verschillende verfmolens, 1914 dwenen) verfindustrie in de zaanstreek, GJ Mulder, Utrechts Hoogleraar, be- gasmotor persen van olie uit het aangevoerde 1912 27-12 Tjalkema verhuist naar Sneek in: Met Stoom - Nummer 15 - oktober schrijft gekookte lijnolie en standolie. Zie: 1890 lijnzaad uit de Baltische landen en Zuid- opricht van de Doel en Fray, Den Haag: 1914-1918 1993. internet) G.J. Mulder De scheikunde der droogende P. van de Burg uitvinder Japanlakken Amerika was een belangrijke industrie in drogistwinkel met werkplaatsen wordt WO I grenzen dicht 1710 oliën. Rotterdam 1865 (aan een mengsel van pigment, lijnolie en de Zaanstreek verffabriek rond WOI F. Alberdingk & Zonen, Amsterdam, 1869 standolie voegde hij een natuurhars toe ) Claas Honig & Zoon 40 arbeiders 120 pk 1913 Molyn en Vettewinkel zijn de bekendste kuiper, oliehandelaar. eerste Sikkensfabriek in schaarsbebouwd voor 1900 ‘t Hart en de Zwaan (vh Adriaan Honig) 42 van der Doel en Fray fabriceren en ver- Japanlakfabrieken 1730-1750 gebied (advertentie 1894: lakken, vernis- Schoen De import van grondstoffen ge- arbeiders en 403 pk kopen: in olie gemalen verven, stopverf, WO I octrooi gebr. Martin, Fr, De oliën en ver- sen en standolie, grotere molens dan schiedde reeds uit verschillende landen. In 1900 plamuur, standwit en glansverven. le Ripolin: de oorlog bemoeilijkt de nissen moesten worden gekookt: vernis huisschilders Rond 1890 De verfindustrie gaat geleidelijk over 1915-17 export, waarin de fabriek zich in hoofd- stoken 1870 Schoen breidden ook de exportzaken van stoomkracht op elektrische aandrij- nieuwe fabriek van der Doel en Fray zaak specialiseerde. 1770 export Sikkens Emden Duitsland zich verder uit, o.a. naar Nederlands ving. potmolens worden vervangen door 1913 1916 verwerking tot gekookte olie en standolie 1870 Oost- en West-Indië, Roemenië, Egypte en walsen’. in Nederland zijn 81 olieslagerijen. oprichting Van Wijhe, groothandel in staat in Huishoudelijk Woordenboek Adriaan Honig opgericht, Zaanstreek Portugal. Vanaf 1905 grote vlasteelt in Friesland, Groningen, drogerijen en verfwaren (v. buitendienst beschreven 1874 1891 Pieter Schoen begint met de produktie zeeland en lijnzaad geïmporteerd drogistereij), schaarste aan lijnolie door 1786 ‘Er ontstaan verffabrieken, maar de fabri- Fabriek van Riep’s Huidverven, van gerede verven waardoor het karakter uit Argentinië, het Oostzeegebied en woI, prijzen stijgen. Van Wijhe verkoch- uitvinding standverven cage van verf is nog altijd ambachtelijk. Hilversum, lakvervenfabriek (afkomstig van de onderneming meer industrieel N-Amerika ten van alles aan schilders vh platteland; 1792 Dat wil o.a. zeggen dat de productie ge- van Dr. Reep’s Huidverven, Amsterdam, werd en ook het personeelsbestand 1914 in grote steden: namen de sch. t bij de Sikkens koopt pand en voert een winkel in schiedde op basis van ervaring.’ beide fabrieken zijn van Gust.Briegleb. toenam. Offers & Veder zijn alleenverkopers fabrikanten af glas- en verfwaren, later ook: lakfabrikant ‘noot: In 1924 schrijft Ir. S. de Lange: wordt de latere N.V.“Le Ripolin”,) Naast 1904 van Smits’ Huidverven van de chemi- ‘klassieke schilderswereld loop ten einde’, 1813 50 jaar geleden was de industrie in de fabricage van natuurlijke kleurstoffen fabrikant die zich richt op schippers en sche fabriek Velsen voor Rotterdam en bereiding van verf is deels al specialisme. F. Alberdingk & Zonen; 1860: hoofdzaak in handen van chemisch hield men zich in de negentiende eeuw op boeren (Tjallema, Bozum) Antwerpen. ttv oorlog: leggen ze zich sneldrogende lakken vs. verfspuit. smaak- lijnoliekokerij; niet onderlegde vaklieden zie artikel grote schaal bezig met het vervaardigen 1904 toe op fabricatie van scheeps- en indus- verandering door moderne architecten die 1825 ‘Verfproductie 1924, N.V. van Sons’s Inkt- van pigmenten, zoals de verschillende M. van Klaverweijden, later: Alpha richt trieverven en op levering van gemalen het ergste deed vrezen. H. de Haan & Zoon,Rotterdam, handelaar en Verffabrieken te Hilversum’ in ‘Verf en droge en aangemaakte verven: loodwit, zich op muurverf verven aan de schilder bedienende gros- nl: standolie en vernissen van lakstokerij. in lijnolie, raap-, patent- en slaolie voor Kleur’, eerste jaargang, achtste nummer, menie, zinkwit, lithopoon, chromaat- Sikkens levert aan Duitsland en Willem siers. en eigen merk-artikel“menie-mastic loodwitpasta van loodwitfabriek, enkelen binnenlandse detailhandel, November 1924, pp 139-142). kleurstoffen, Berlijns blauw en ultrama- Penaat reist rond in Europa, verkoop. pakking”, stoken nog zelf. grondstoffen in droge- 1828- 1875 rijn. Daarnaast werden lakverven en fijne 1907 vanaf 1914 rijen of drogist oprichting schilderswinkel Molyn Herfst en Helder opgericht in Leiden schildersverven geproduceerd. oprichting door 27-tal verffabrikanten de Schoen: Door de oprichting van 1916 1830 (Herfst: verf, Helder: financiën) (verhuist 1892 Vereniging van Vernis- en Verffabrikanten de Nederlandsche Overzee Trust- G.M. Boks & Co/HECLA: chemisch/ lak- en vernisstokerije Molyn & van Wijk. 1979 naar Lelystad) Van de Burg, Japanlak, voor het eerst op in Nederland (VVVF) op, die hun belangen maatschappij (NOT) ontstaan grote vaktechnisch geschoolde schoonzoon dr. 1830 1875 de markt door Molyn. nadeel; natuurlijk moest behartigen.’ exportmogelijkheden naar Nederlands- B.G.B. Scholten wordt firmant. (rond 1915 standolie: proces verbeterd, annecdote hinderwet product, niet constante kwaliteit Rond 1910 Indië. was Boks gevestigd aan de Wittenkade 14 Bennebroek, Rond 1880 1897 waren er in Nederland ruim 90 verffabrie- De walsmolen (1914?) is niet geschikt te Amsterdam. Rond 1930 voerde de firma 1833 traden de eerste fabrieken met aange- Soc. An. “Le Ripolin” ken, die ca. 1.300 werknemers telden. voor de schilderwerkplaats vanwege de handel met Medan) Molyn koopt ‘t Hagelhuys aan ivm moei- maakte verf op. Offers & Veder prijs en de nodige mechanische kracht. WO I lijkheden stoken vernis in Rotterdam (Heesters noemt: rond 1925: walsmolens G.M. Boks & Co/HECLA: plannen tot uit- in verffabrieken) breiding gemaakt. 354 355 Bijlagen

Chronologisch overzicht van de verfproductie

1916 1920 1926 1930-31 1940 distributiewet. in VS: nitro-celluloselak ‘Er bestaat ten onzent sedert lang ver- iedereen stelt schilderwerk uit. (Molyn) Schoen 260 werknemers 1917 1921 scheidenen fabrieken van aangemaakte lijnolie daalt abnormaal, fabrikanten 1941 alg. kiesrecht. eigen vernisstokerij v.d.Doel en Fray olieverven en lakverven en zonder over- willen niet meespeculeren met grondstof- M. van Klaverweijden, inmiddels Alpha, Tijdens de Eerste Wereldoorlog 1921 drijving kan gezegd worden dat zij over ‘t fen (Molyn) verhuist binnen Alphen aan de Rijn waterverf, lijmverf, wasbeits geprodu- verfmalerij van gemalen oliever- algemeen goede waar leveren. De verven 26-10-1933 1942 ceerd door vd Doel + Fray ven, Japanlakken, tubenverven en worden in gesloten, van naam of fabrieks- dieptepunt Molyn Schoen: de bouw van een kantoor en een 1917 Antiloodverf. v merk voorziene bussen in den handel ge- Sinds 1933 wetenschappelijk laboratorium herbouwde fabriek Kranenburg met 1921 bracht, onder aansprakelijkheid dus van werden in de N.V. Lak Industrie 1947 productie van copallakken, vloerlakken, H. de Haan & Zoon: import en export van den fabrikant. ‘ (v.d. Kloes) Nederland (LIN) ook synthetische harsen R. Tjallema verhuist binnen Sneek industrielakken en Kranenburg alle oliën en vetten. voor 1927 vervaardigd, niet alleen voor eigen 1918 In Antwerpen combinatie met Comp. aparte Japanlak afdeling opgericht van gebruik ter vervanging van de klassieke Sikkens start met ‘officiële verkopers’ Comm. Van Stolk en zeepfabriek in der Doel en Fray olie-bindmiddelen, maar ook voor de Brussel. Fabriek met opslagplaatsen en 1927 verkoop aan derden. Hiermee was Pieter 1918 tankstation in aanbouw aan de Oude Sikkens blad Autoleven Schoen de eerste Nederlandse verfindus- Schoen wordt weer worden uitgebreid Maas bij Barendrecht. Amerikaanse autolakken hebben grootste trie die zelf haar kunstharsen vervaar- met de koop van het graanpakhuis CERES 1923 marktaandeel in Nederland. digde; een situatie die vele jaren gehand- van Buys. Hier werd begonnen met het Molyn en Co wordt NV 1927 haafd bleef. De LIN-schuit voer tot 1950 produceren van chemisch samengestelde 1923 huisorgaan DoelFray enige malen per dag via de Papenpadsluis pigmenten zoals chromaatgeel, Berlijns boek Kipper: zelf stopverf maken 1927 heen en weer naar de verffabriek in de blauw, chromaatgroen en litholrood. Zaanstreek ontwikkelt verffabriekjes le Ripolin: de crisis na de oorlog heeft de Oostzijde. 1918 1923 export bemoeilijkt en de omzet vermin- 1933 Offers & Veder aanvang uitbreiding R Tjallema met uitbredingen door over- derd (krantenartikel ISSG) firma Pieter Schoen richt in samenwer- nieuwbouw name van een andere fabriek. 1928 king met Lindeteves een verffabriek op 1918 Sinds jaren 1920 Gaandeweg wordt de zorgwekkende financieel-economische Java op. De onderneming kreeg de naam G.M. Boks & Co/HECLA koopt de firma productie steeds meer geindustriali- problemen Molyn Lindeteves-Pieter Schoen & Zoon en zij een fabriek in Terwolde bij Deventer seerd en neemt de fabriek steeds meer 1928 was gevestigd in Batavia. begin 1919 taken over van het schildersambacht. Molyn laat Veluwe-Nunspeet los 1934 G.M. Boks & Co/HECLA kantoor geopend Aanvankelijk verwerken de fabrikanten 1928 Er worden kunstharsen geintroduceerd. in Medan en 2 werken in Java, meester- met name grondstoffen en halffabrikaten Van Wijhe en zonen gaan verder, 1 zoon is Sikkens brengt vanaf 1934 Rubbol AZ: knecht Anthonissen is er al sinds 1884 en in minderde mate heelfabrikaten. apothekersassistent hoogglanslak op basis van synthetische werkzaam 1924 1928 harsen op de markt voor huisschilders. na Eerste Wereldoorlog Anno 1924 hebben alle bedrijven van Sikkens cellulosefabriek, het product is (huisschilders zijn niet direct overtuigd) titaanwit komt op enige betekenis hun theoretisch en prak- echter pas in de beginfase, de kwaliteit 1935 Herstel handel Engeland, Amerika, tisch geoefende chemici. Ook de omvang- moet nog verder ontwikkeld worden. het gaat beter met Molyn: samenvoegen België, Spanje, Italië. vd Doel + Fray rijke en gedeeltelijk zeer degelijke vak- 1929 alle bedrijfsonderdelen in Overschie; ca. 1918 literatuur heeft veel bijgedragen aan de 24 oktober zwarte donderdag verkoop Hamburg en Dusseldorp; valuta- F. Alberdingk & Zonen, sinds de laatste vooruitgang van deze tak van industrie’. 1929-1939 verliezen; zakenproces Argentinie; jaren 3 fabrieken De Lange onderscheidt 3 soorten allen leden aan moordende concurrentie 90 werknemers en jonge directie - fabriceren patentolie en scheepshuidver- verfstoffen: binnen en buitenland; Molyn 1936 ven (merknaam: De halve Maen) 1. natuurlijke verfstoffen (aardverven) 1929 werkloosheid dieptepunt: 35,2 % werklo- - koken, raffineren, bleken en oxyderen 2. fabriekmatig bereide anorganische verf- Van der Kloes noemt het gebruik van fa- zen, nog meer % onder de schilders, van lijnolie stoffen (minerale verven) brieksverf vrij algemeen. 1936 - stoken van lijnolie en 3. verflakken. 1929 tentoonstellingen super molyneercur- boekdrukkersvernis 1924 M.van Klaverweijden, muurverffabriek, sus, ‘1600 geven zich op’ molineren, obv 1919 Nieuwbouw Sikkens lakfabriek met het verhuist naar Alphen aan de Rijn kunsthars Pieter Schoen gaat er toe over de benodig- eerste laboratorium. begin jaren 1930 1936 de bindmiddelen voor de verffabricage en 1924 traditioneel lakproces Sikkens beschouwen vd Doel en Fray devaluatie vernissen (binnen- en buitenlak, jachtlak) vraag om normalisatie In de fabrieken is er een standverschil als afgesloten 27-9 zelf te stoken. Wegens het brandrisico zet tot de jaren ’30 tussen de lakstoker, die ruim 2x verdiende 1937 men de lakfabriek ver van de bebouwde In het algemeen liep de export van verf- als collega malerij of expeditie. jubeljaar/herstel personeelsaantal vd Doel kom neer in het Westzijderveld producten goed in het interbellum. De jaren 1930 en Fray 1920 voornaamste producten waren huisschil- In de jaren dertig ging het echter minder 1935-1938 De lakfabriek werd als afzonderlijke derverven en verven voor de bouwnijver- voorspoedig met de verfsector. Dit was zijn er nog stokers bij Sikkens vennootschap opgericht: De N.V. Lak heid en de industrie tot de jaren 1930 onder meer een gevolg van de malaise 1936 Industrie Nederland (LIN). 1926 in de bouw, de grootste afnemer van Pieter Schoen bouwt cellulosefabriek 1919 Sikkens Japanlak: autolak bouwlak verfproducten.’ tussen 1936 en 1940 Sikkens: 7 man, 3 kantoor, 2 directeuren 1930-32 Jaap Gidding 1919 crisisperiode vd Doel en Fray 1939 uitbreiding fabriek v.d.Doel en Fray in de loop van de jaren 1930 veiligheidswet gebruik loodwithoudende 1920 Van Wijhe wordt naast groothandel steeds stoffen Sikkens handelsreiziger erbij meer producent van verfwaren. 357 Lijst van afbeeldingen

Bartels, P.H., Deventer, 1918, afb.21 Küper, Marijke en Ida van Zijl Gerrit Th. Vahrenkamp, W.E“Voorburg, 1949, afb.95 Bartels (bewerking Meere), Deventer, 1925, Rietveld. Het volledige werk. 1888-1964. NVANK Jaarboek 1927, Rotterdam, 1927, afb.22, 23, 28, 29, 30, 31, 32, 119,130 Utrecht, 1992. foto: Jan Versnel, ca. 1956., afb 133-135 Bazelmans, Jos, Amsterdam Archaeological afb.251 *Van Nelle Ontwerpfabriek, copyright Fas Studies 5. By weapons made worthy. * Keuzenkamp, Fas, Pijnacker, voor Keuzenkamp, Pijnacker, 2003(?), afb.176 Lords, retainers and their relationship in Molenaar en Van Winden Architecten, afb. *Vries, Rob de, afb.229, 230 Beowulf, Amsterdam 1999, afb.71 *Berns, 04, 173, 174, 176 *Wessel de Jonge architecten, copyright Camiel, 2011, afb.182 Leadbeater. C.W, Amsterdam, 1903.,afb.58 Jannes Linders, afb.193 Boeken, A.,(1936). Amsterdam, herdruk 1981, *Linders, Jannes, voor Wessel de Jonge archi- Wierink, Ben, 1931,afb. 13,14, noot van afb. 5, 89, 90 tecten, afb.193 Wierink: uit de Elk wat wils-serie. Drie Bulhorst, R., Kees van Harmelen, Ida Jager. Mander, Carel van, herdruk Amsterdam, voordrachten over de nieuwe beel- Duiker in Den Haag, Den Haag, 1999, 1936, afb. 87,88 dende kunst door Theo van Doesburg. afb.183 *Molenaar & Van Winden architecten, copy- afb.15, noot van Wierink: uit de Groene Burkom, Frans van, Amsterdam/Zeist 2007. right Fas Keuzenkamp, Pijnacker. 2007, Amsterdammer van 30-XI-29).’ *Wit, afb.72 afb.04, 173,174 Louis de, Constructie en Straalbedrijf *Centraal Museum Utrecht, 2002, afb.246 * Musée de Strasbourg, copyright Pierre Lilian Fopma,afb.154 De 8 en Opbouw, afb.117.118, No. 24, 24 Filliquet, 2006, afb.228,226,230,231,235. Zuijlen, Lucas van, Zonnestraal–Boshutten, nov, 1934: afb.74,75, No.9, 27 april 1940: foto: Delft, 2007, afb.186 afb.91-94 Ostwald, Wilhelm, Die Farbenfibel, Leipzig De Stijl, augustus 1918, afb.55 1925., afb.47, 48, 49, 50, 51-54, 229, 242 Onderzoeksverslagen CL / ICN / RCE *Dikken, Arie den, Gemeente Hilversum. Oud, J.J.P./Wiekart, ’s Gavrenhage/ 2002, afb.151 Rotterdam, s.a, afb.69, 70. Onderzoeksverslag CL Dienstbodenhuis Doelfray’s Schildersblad. mei 1939. no 5., Oud, J.J.P., Nieuwe Bouwkunst in Holland Zonnestraal te Hilversum, 1996, (1873/6 afb.136 en Europa (1935). Herdruk met nawoord DZH 12, exterieur bovenraam) afb.149, *Filliquet, Pierre, 2006, voor Museé de van Bernard Colenbrander. Amsterdam, (1873/13 DZH 41, exterieur, koker), afb.150 Strasbourg, afb.226, 228, 230, 231 1981. Oorspronkelijke uitgave 1935., Onderzoeksverslag CL, Kleuronderzoek Gardner, E.L., London, s.a., afb.57 afb.169 naar afwerklagen van beschilderde Geurts, Jeroen en Joris Molenaar, Delft, 1984, *Polman, Leonieke, afb.229-231 onderdelen van het inetrieur en exteri- afb.85, 163 *Polman, Mariël, afb. 6, 7,139, 140, 160, 161, eur van de Derde Ambachtsschool (1931) Gieben, A.Th., deel I, Koog aan de Zaan, s.a., 164(2011), 184(2007), 191(2005), 239, 243, te Scheveningen ontworpen door de afb.97 244, 245, 236(2011) architect Jan Duiker (1890-1935), 1996, Godefroy,J. Leeuwarden, 1929, afb.11 *RCE: afb.196 C.S. Booms. 2009,afb.187. afb.145-148 Goderfoy,J., Leeuwarden, 1931, afb.12 Menno ten Cate s.a., afb.02,03. G.J. Onderzoeksverslag Materiaaltechnisch on- Goethe, 1810 (herdruk Zeist, 1991), afb.46 Dukker, 2004, afb.73. G.L. Dukker, 1981, derzoek aan het Woningbouwcomplex Groot, J.H. de, Vormharmonie, 1912, afb.67 afb.175,177 G.J. Dukker, 2004, afb.181 G.J. van architect J.J.P. Oud uit 1924 2de Gugel, E. deel I, Rotterdam, 1919, afb.08-10 Dukker, 1982., afb.185 G.J. Dukker, 2001, Scheepvaartstraat te Hoek van Holland, Haakma Wagenaar, Willem, Huis de Lange, afb.201-205 G.J. Dukker 2000, afb.206 1999, afb.214 Wilhelminalaan 2, in Alkmaar, onder- G.J. Dukker 1981,afb.188, fotobewerking Onderzoeksverslag ICN, Microscopical and zoeksrapport 3-12-2001, afb.219 Paul van Galen. 1999, afb.211,212 Paul van microchemical research of the Salle des Hartogh, A.van, Amsterdam, 1955, afb.98- Galen 1998, afb.01 R. Hoogewoud, 2003, fetes of the Aubette in Strasbourg, France, 101, 199 afb.189,190 Kris Roderburg. 2007, afb.159 2005, afb.237. Onderzoeksverslag ICN. Hazelzet, drs. K, Zwolle,1999, afb.131,132 A.J. van der Wal, 1983, afb.217 A.J. van der Kleuronderzoek naar de afwerklagen Hoek, C.P. van, Amsterdam, 1913, afb.102-107 Wal 2004, van de gevel van het Huis Sonneveld te Hoek, Els (red.), Utrecht, Otterlo, 2000, Rietveld, G., Amsterdam, 1932.,afb.76-83 Rottterdam. 2000 (toelichting bij afb. 181) afb.234, 241 Rijgersberg, E., Amsterdam, 1938, afb.19, 20, Onderzoeksverslag ICN, Kleuronderzoek Just de la Pesières, Jhr. G.A.A, Haarlem, 1921, 37, 38, 40-.45, 64 naar de afwerklagen van het interieur van afb.108-116 *http://czb.ro/articol/2434, Ripolin kleurkaart, afb.137,138 het Kantoorgebouw van de Van Nelle- afb.155 Illgner, Franz, (samensteller). Savantis. Toepassen van Kleur. fabriek te Rotterdam, 2000,AFB 5.2 Dresden. Harmoniezoeker type C. Waddinxveen, 2006, afb.56, 142, 143 Onderzoeksverslag. CL. Onderzoek naar de Gebaseerd op professor W. Ostwald’s kleu- Schwarz, Göttingen/Zürich, 1999, oorspronkelijke afwerklaag van de stalen rentheorie. Alleenvertegenwoordigers afb.15,18,24,25,26,65 pui van de kunstacademie Arnhem, onm- voor Nederland en koloniën: H. van Slothouber, Erik (red.) De tworpen doior `gG. Rietveld in 1957. 1996 Gimborn /Doorn, afb.179,180, 194, Kunstnijverheidsscholen van Gerrit (toelichting bij afb. 250) 225,227,232,240 Rietveld – The Artschools of Gerrit Kerdijk,Frits, Apeldoorn, 1948, afb.96 Rietveld, Amsterdam, 1997, foto: Hans Kropholler, A.J., Amsterdam/Antwerpen, Vroege,1996-1997, afb. 250 Steiner, Rudolf. s.a. na 1930, afb.86 Das Wesen der Farben (1921, herdruk 1976. Lange, de, Verf en Kleur, 1924, afb.33, 34, Dornach,afb.59,60,61 Straaten, Evert van, 35,.36 Theo van Doesburg painter and architect, Den Haag 1988, afb.62, 63, 66, 68, 218, 220 358 359 Lijst van afbeeldingen Literatuur

Tijdschriften Boeken

Onderzoeksrapporten Polman, RCE Bouwstoffen, Kloes, prof. J.A. van der, maand- Ballestrem, A. Gräfin, ‘Onderzoek ten Blotkamp, C., ‘De Aubette: synthese der blad, Amsterdam 1926 t/m 1932 behoeve van de conservering en de restau- kunsten’, in: De Aubette of de kleur in de Kleuronderzoek Openluchtschool Bouwkundige bijdragen, Niftrik, J.G. van, P.J. ratie van voorwerpen van kunst en we- architectuur. Mariet Willinge, Emmanuel Amsterdam, Zeist, 2010. afb.152, 153; Mouthaan, J.H. Schmitz Jr., (tijdschrift), tenschap bij het Centraal Laboratorium’ Guigon, Hans van der Werf. Rotterdam, i.s.m. Suzanne Fischer, Bouwhistorisch Amsterdam, 1878 in: Roelofs, W.G.Th. en J.A. Mosk, J.A. 2006, blz. 86-87. Onderzoek, afb. 195, 197, 198 Bouwkundig Weekblad, 1920, 1921 (eindred), Mogelijkheden en grenzen van Boeken, ir. A. Architectuur. (1936) herdruk Kleuronderzoek Dresselhuyspaviljoen Bouwkundig Weekblad Architectura, Steur, van natuurwetenschappelijk onderzoek aan en ten met nawoord van M. Hoogendonk, Zonnestraal, Zeist, 2008, afb.192 der en Miras e.a.(tijdschrift), 6 april 1929 behoeve van voorwerpen van kunst en weten- Amsterdam, 1981. Kleuronderzoek Montessorischool, Centraalblad der Bouwbedrijven, Rothuizen E.J. schap. CL themadag 16. Amsterdam,1989. Boeken, A., Bouwen is ruimte omsluiten; Naarden, Amersdoort/Amsterdam 2011, en F.Wind, Amsterdam, 1921 Bartels, P.H., Handboek voor schilders, 1918. nieuwe mogelijkheden; De architect en de afb.165. foto Polman, analyse Matthijs de De 8 en Opbouw: 14-daagsch tijdschrift van de Bartels, P.H., Handboek voor schilders: theorie industrie en Rondom een werk, 1981. Keijzer, architectengroep “De 8” Amsterdam en en practijk voor schilders, bouwkundigen enz.: Boer, J.W. de, Van vernis-stokerij“op aarden Woningbouw Oud 2de scheepvaartstraat “Opbouw” Rotterdam / [red. K. Limperg, leerboek voor ambachtsscholen en ter verkrijging grond” tot modern chemisch bedrijf. 125 jarig Hoek van Holland, RDMZ, Zeist, 1998- B. Merkelbach en W. van Tijen] van de graden “gezel” en “meester” en de Acte Ne, bestaan NV Lak- en Vernis- en Verffabriek 1999, afb.212, 216, De Ambachtsman. Vakblad voor Timmerlieden, tweede bewerkte druk door J.A.P. Meere, Molyn & Co (1828-1953), Rotterdam, 1952. Architectural Paint Research of the pain- Metselaars, Machinisten, Smeden, Ververs, enz. Deventer 1925. Bois, Mechtild de en Jan Jaap Heij, (Red) tings bu Van Doesbrug, Taeuber and Arp, Van der Kloes, J.A., (tijdschrift) Maassluis, Bartels, P.H., Handboek voor schilders: theorie Symbolisme in Nederland 1890-1935:, Zwolle / l’Aubette Strasbourg, Petite Salle des 1891, 1892 en practijk voor schilders, bouwkundigen enz.: Assen 2004. Fêtes, Escalier, Foyer, Bar, Phase II, RACM, De Bouwwereld, Leliman, J.H.W., Amsterdam, leerboek voor ambachtsscholen en ter verkrijging Bollerey, Franziska (samengesteld door), 200 Zeist/Amersfoort, 2006, afb.224, 235, 233, 1919, 1920, 1924 ev(tijdschrift) van de graden “gezel” en “meester” en de Acte Ne, jaar architectuur 1740-1940. Bloemlezing van 238. De Huis- en Decoratieschilder. Practisch en derde bewerkte druk door J.A.P. Meere, interpretaties van architectuur en stedebouw, Theoretisch Tijdschrift, Orgaan van het Deventer, 1931 Delft, 1986. Onderzoeksrapporten Polman kleur & Nederlandsch Schildersbond. zesde jaargang Bax, drs. Marty (introductie), Mondriaan Bosman, L., Burgerlijke Bouwkunde, houtbewer- architectuur De Stijl Compleet, Blaricum, 2001. king, derde druk, Rotterdam, 1918. Doelfray’s Schildersblad, Huisorgaan firma Bax, Marthy, Het web der schepping. Theosofie Boxtel, Tinus van, Jan den Elzen, Hans Rapport kleuronderzoek Cineac J. Duiker, Van den Doel & Fray. Den Haag, 1938 en kunst in Nederland. Van Lauweriks tot Hillebrand ed al (red). Savantis. Toepassen 1934. Amsterdam,1996, afb.207- 210 (jubileumnummer) Mondriaan, Nijmegen, 2006. van kleur, Waddinxveen, vijfde herziene Onderzoeksrapport Derde Ambachtsschool, Ed. Schaepman & Co, driemaandelijkse perio- Bazelmans, Jos, By weapons made worthy.Lords, druk, 2006 Amsterdam, 1996, afb. 140, 144, diek, no 1, Zwolle, jan 1941 retainers and their relationship by Beowulf. In: Brand, Jan, Elly Gubbels (kaAp), kleur, Kleuronderzoek naar de afwerklagen van Eigen haard, Haarlem, 1922 (tijdschrift) Amsterdam Archaeological studies 5. J.A. Arnhem, 2002. het kantoorgebouw van de “Van Nelle” Heemkunde mededeling. Iets uit de geschiede- Bakker ed.al. (ed.). Amsterdam, pp.43-45 Broekhoven, mevr. Drs. S. Th., inter- Van Nelleweg 1 te Rotterdam. Volledig nis van de Zaanse verfindustrie. F. Mars. Berghuis jr., J., H. Janse, Schilder- en Verfkunst. view Huub Kurvers bij zijn afscheid verslag Fase II, Soest, 2000. AFB 5.2, afb. afdeling Heemkunde gemeente Zaandam, Grondig onderwys in de schilder- en verw-kunst: van de Rijksdienst voor Archeologie, 84, 171( tek.: Suzanne Fischer),172, 179 1967 bewerkt naar het gelijknamige leerboek uit het Cultuurlandschap en Monumenten in Kleuronderzoek naar de afwerklagen van Periodiek van de Vereeniging van Oud-leerlingen begin van de 19de eeuw van Lambertus Simis, 2005. Rvmz-Nieuws 1. 2005.Nederlandse het kantoorgebouw van de “Van Nelle” der Nationale Schildersschool. No. 2 achtste meester-schilder te Amsterdam en aangevuld Vereniging van monumentenzorgers Van Nelleweg 1 te Rotterdam. Volledig jaargang, jan. 1939 door H. Janse. De Quintessentiële academie. NVMZ 2005, eindredactie Hovens, verslag Fase I. Amsterdam, 1999, afb.166, Rubbel Varia en Sikkens’ Omroep, sept 1940 of RV bijdrage 13, Rijksdienst voor de mw. Ir. A.L.M., Haarlem (secretariaat), 167 juli 41? Monumentenzorg, Zeist / ’s Gravenhage, Amersfoort (druk) 2005, blz. 4-7. Tekst: Pleisterlagen Theefabriek, Kantoorgebouw Sikkensomroep, juli 1941 of sep 40? 1992. Sabine Broekhoven en Ketelhuis.’ Soest, 2004 Verslag van het Verf en Kleur: april, juni, juli, okt, dec 1924; feb, Berlage, Dr.H.P, [red. et al.]Moderne Brouwer, H.C., ‘Afwerkingsonderzoek als onderzoek TNO: Monstername Rob van maart, april, mei, juni 1925 ; mei, april, juni; Bouwkunst in Nederland, deel 1, Inleiding, ondersteuning van de architectuur’ in: Hees. Onderzoek Timo Nijland, Delft, juli, aug, sep, okt.1932; 1933 (RCE); 1934(RCE), Rotterdam, 1932. Mosk, J.A. (eindred.), W.G.H. Roelofs, 2004, afb.168, 170 juni 1934; juli 1934; 1935 (RCE); april 1936; mei Luthmann, J. Overzicht van de ontwikkeling Een kleurrijk verleden. Kleur, versieringen en Kleuronderzoek naar de afwerklagen van 1938; april, mei, juni 1940 der bouwkunst in Nederland in: Berlage, materiaal-imitaties in historische binnenruim- het Herenhuis Erasmuslaan 9 te Utrecht, Vademecum der Bouwvakken, Koens, Daaf, Dr.H.P, [red. et al.]Moderne Bouwkunst in tes, CL Themadag 25, Amsterdam, 1997, Architect Gerrit Rietveld 1931. Volledig laatste nummer: juni 1928 (na 43,5 jr) Nederland, deel 1, Inleiding, Rotterdam, blz. 53-61. Verslag, Soest, april 2002, afb.247-249. Vakblad voor de Bouwambachten,jaargang 1921. 1932. Buckley, Mary L., Color Theory, Detroit/ Kleuronderzoek naar de afwerklagen van Wordt in 1929: Gratama, Ir.Jan, Beschouwing over Michigan, 1975. het Huis Visser Eikendreef 5, 5571 AL Vakblad voor de Bouwbedrijven, Doetinchem, 6 de“nieuwe zakelijkheid” in: Berlage, Burkom, Frans van en Yteke Spoelstra, Bergeyk. Verslag, Soest, apriil 2001/juni januari 1930, 28 juli 1930, jaargang 1934, Dr.H.P, [red. et al.]Moderne Bouwkunst in Monumentale Kunst: Categoriaal onderzoek we- 2002, afb.252-254 (tijdschrift),. Nederland, deel 1, Inleiding, Rotterdam, deropbouw 1940-1965, rapport ICN, RACM, Van Bouwen en Sieren, Hardeveld, J.M. van, 1932. Amsterdam/Zeist, 2007 Amsterdam, proefnummer dec. 1929. Blavatsky, H.P., De geheime leer III Esoterische Doesburg, Theo van, De nieuwe beweging in de Van Bouwen en Sieren, Amsterdam, aug 1930, opstellen en instructies, Utrecht, 1980. schilderkunst (en andere opstellen), herdruk VANK, (jaarboek), Rotterdam, 1920, 1921, Blotkamp, Carel, Hans Esser, Sjarel Ex [et al.] 1983, Meulenhoff/Landshoff 1922, 1927, 1928, 1929, 1930, 1931 De beginjaren van De Stijl 1917-1922, Utrecht, Denslagen, W.F. en A. de Vries. Kleur op 1982 historische gebouwen. De uitwendige afwer- Blotkamp, Carel, red. De vervolgjaren van De king met pleister en verf tussen 1200 en 1940. Stijl 1922-1932, Amsterdam/Antwerpen, Rijksdienst voor de Monumentenzorg. 1996 ‘s-Gravenhage, 1984. Blotkamp, Carel in: Spirituality in Art, 1986. 360 361 Literatuur

Boeken

Denslagen, W.F., J. Querido, A. de Vries, Goethe, J.W. von, Reis naar Italië, Italienische Hartogh, A. van, Het zien en toepassen van Hove, J. ten, Delfstoffenwinning en Chemische Kloes, J.A. van der, E. Jacobs, M.E.H. Tjaden, Kurvers, H.H.J., ‘Kleur en Schilderingen. G.W.C. van Wezel. Patina in: De tand des Reise 1816-1817, vertaling in het Nederlands kleuren in de praktijk, Amsterdam, tweede Industrie: Een geschiedenis en bronnenoverzicht, Dr. L.R. Wentholt, Onze Bouwmaterialen, Schilderwerk. Schildering. Architectuur. tijds. RV bijdrage 07, Zeist / ’s-Gravenhage Mr. Roel Houwink, vijfde druk, druk 1955. Historische bedrijfsarchieven ; 12, Neha, deel VI Glas, Verfwaren, Behangsels, Isoleer-en Schilderen. Schilderingen. Afwerking van hoofdstuk 10. blz. 45-46 Amsterdam, 1975. Hazelzet, drs. K., Toen schilderen nog een Amsterdam, 1993 Pakkingstoffen, Beproevingstoestellen en het gebouwen’ les 10 in: Materialen en technie- Droot, Marjan, Vrouwen in de vormgeving Goethe G.W., Kleurenleer, Zeist, samenstel- ambacht was, Van Wijhe Verf, Zwolle,1992. Huszar, V. ‘Over de organisatie in de am- gebruik daarvan, derde, geheel bewerkte ken in oude bouwwerken.; Rijksdienst voor 1880-1940 Rotterdam 2007 (internet) ling Bob Siepman van den Berg, vertaling Haverkamp, D.H., Algemeene voorschriften voor bachts-kunst’ in: Bouwkundig Weekblad, no druk, Amsterdam, 1926. de Monumentenzorg. UDC 698.1, UDC Cennini, Cennino, Het handboek van de Pim Lukkenaer, gebaseerd op editie 1883- de uitvoering en het onderhoud van werken, met 30, 24 juli 1920, blz. 182-184 Kloos, J.P., ‘Praktische kleurenpsychologie’, 75, UDC 72.04, Zeist, 1983. blz. 10-1 – 10-19 kunstenaar. Il Libro dell’Arte, Amsterdam/ 1897 Deutsche National-Litteratur van aanteekeningen van professor J.A. van der Kloes, Huszar, Victor, ‘Iets over die Farbenfibel van in: De 8 en Opbouw no. 7, 4 april 1936, blz. Kurvers, H.H.J., Afwerking in kleur, in het Antwerpen, 2002. Joseph Kürschner, bezorgd en ingeleid Amsterdam, 1901, 11de herziene druk 1915. W. Ostwald’ in: De Stijl in het augustus- 77-78. restauratievademecum ‘RDMZ RV 1983/3- Curl, James Stevens, Encyclopaedia of architec- door Rudolf Steiner; oorspronkelijke titel Heesters, J.H.P. Het oude schildersambacht, nummer 1918, blz. Kloos, J.P. ‘recensie van ‘Beknopte kleuren- 14-25), 1983 tural terms, London, 1992. Entwurf einer Farbenlehre, eerste druk Leeuwarden, 1995. Huussen jr, A.H., Biografisch Woordenboek van leer’ van Rijgersberg’ in: De 8 en Opbouw, Kurvers, H.H.J., RV blad Afwerking Embden, ir. S.J., Onze bouwkunst van allen dag. 1810. Heesters, J.H.P. Van oude tijden die niet Nederland, plaats, jaar no. 10 1938, herdruk, Amsterdam 1985, in kleur 01., kleur en schilderingen, oorspronkelijk verschenen in Cobouw, ‘s- Goudswaard, Dr. N.B., Vijfenzestig jaren voorbij gaan. Restauratieschilderen (1). Ibelings, Hans. necrologie bij het overlijden blz. 96 -97 Restauratievademecum 1991/24-49 Gravenhage, s.a.. Nijverheidsonderwijs, Assen, 1981. Eisma’s vakpers. jrg 101, nr.1, 12 mei 1999, van Kloos in de Volkskrant, 10-08-2001, Kloos, J.P., Het Rijnlands Lyceum te Kurvers, H.H.J., ‘Oók een aspect van monu- Edwards, Junius David, Aluminium Paint and Gout, prof. ir. M., Tempelbouw. Beschouwingen blz. 83-84. Kunstbijlage, blz. 4 Wassenaar. architect J.P. Kloos. in: de 8 en mentenzorg: spotlicht op interieurzaken’, Powder, New-York, 1936. over de bouwsymboliek in Nederland tussen de Heer, Jan de, Kleur en Architectuur, Rotterdam, Itten, Johannes, Kleurenleer, De Bilt, (1970) Opbouw; 1940; blz.97 in: Mosk, J.A. (eindred.), W.G.H. Roelofs, Françoys, G., A.Hulsbergen, G.H. Wissink, jaren 1600 en 1950. ‘s-Gravenhage, 1992. 1986. zesde bijdruk, 1982; Oorspronkelijke Kloos, J.P., Vereenigingsgebouw voor Een kleurrijk verleden. Kleur, versieringen en Encyclopaedie voor schilders. beknopte uitgave Grevenstein-Kruse, Anne van, Restauratie: Hellenberg Hubar, dr. Bernadette C.M. van, titel: Kunst der Farbe (Studienausgabe), de“Koninklijke Nederlandsche materiaal-imitaties in historische binnenruim- bij 50-jarig bestaan van het Schildersblad, Geschiedenis en Vooruitgang. Nijmegen, De muziek van het licht, Cuypers’ polychromie, Ravensburg, 1961 en 1970. Hoogovens en Staalfabrieken N.V.” te tes, CL Themadag 25, Amsterdam, 1997, Eisma, Leeuwarden, 1949 2005. Res Nova, 2006. digitale versie 2007. Janssens, Dr.J., De nieuwe aanbestedingsme- IJmuiden.; architect J.P. Kloos; plan. blz. 9-15. Gage, John, Color and Culture. Practice and Grevenstein, A. van, ‘Materiaaltechnisch Cultuur- en bouwhistorische analyse voor thode, in: Economie, plaats, jaar in: De 8 en Opbouw, 1940; herdruk, Leadbeater, C.W. en Annie Besant, Meaning from Antiquity to Abstraction, onderzoek van de kleurstelling in his- het Stedelijk museum te Roermond Jong, S. de, ‘Een en ander op een rij zetten...’ Amsterdam 1985, blz.158. Gedachtevormen, vertaald door A. Terwiel, Berkeley / Los Angeles, 1999. torische binnenruimtes’ in: Mosk, J.A. Helwig, H.Chr. en J. van den Berg, Practisch in: Met Stoom, nr 15 oct. 1993. Kloos, J.P., AVRO studio Hilversum ; 1905 Gardner, E.L., Notes on Madame Blavatsky’s (eindred.), W.G.H. Roelofs, Een kleurrijk Handboek voor het Moderne Schildersbedrijf, Jong, S. de, Vooronderzoek en onderzoek van Uitbreidingen ; architecten Merkelbach Lente, D. van, De plaats van de ambachten Instructions, uitgegeven door de E.S.T. verleden. Kleur, versieringen en materiaal- Amsterdam, 1931. monumenten. Het onderzoek van monumenten. en Karsten in samenwerking met A. in een industrialiserende samenleving: Londen als ‘Transaction of the Blavatsky imitaties in historische binnenruimtes, CL Henket, Prof.ir. H.A.J., Ir. W. De Jonge, Het Investigation and research before and during Bodon; in: De 8 en Opbouw; 1940; herdruk, Nederland 1870-1920, in Jaarboek voor de Lodge of the Theosophical Society. The Themadag 25, Amsterdam, 1997, blz. Nieuwe Bouwen en restaureren. Het bepalen the restoration of monuments. The investi- Amsterdam 1985, blz. 173. geschiedenis van bedrijf en techniek 5, blz. 213- Fourth creative Hierarchy by Edward L. 47-52. van de gevolgen van restauratiemogelijkheden. gation and reserach of historic monuments. Kloot Meijburg, Herm. van der, 227, plaats?, 1988? Gardner en Astrological Analogies by Groot, H.J. de, Handboek voor Timmerlieden, Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Rijksdienst voor de Monumentenzorg, Landhuisbouw in Nederland, Amsterdam Limperg, Koen en E. Verschuyl, Catalogus voor Helen. Veale, s.a. 3de vermeerderde en verbeterde druk, RV bijdrage 10. UDC 69.001.5, Zeist / ’s- RV bijdrage 03. UDC 69.001.5, Zeist / ’s- 1921 de Bouwwereld 1936, Den Haag, 1936 Geest, Jan van, Wim Schuhmacher De Meester Amsterdam, 1914. Gravenhage, 1990. Gravenhage 1986. Komter, Auke, ’Excursie naar de Loghem, J.B. van, In het gedenknummer van van het Grijs, Arnhem, 1991. Groot, H. de, Protestantsche Kerkdecoratie, Hilarius, J.J., Schildersvraagbaak, verzameling Jongerius, Hella, Misfit, London /New York. tennishal“Apollo” architecten ir. A. L.C. van der Vlugt bij het overlijden op Gerritsen, Frans, Evolutie van de kleurenleer, de Hillegom, 1922. van de rubriek Schildersvraagbaak van 2010 Boeken en W. Zweedijk’ in: De 8 en Opbouw, † 25 april 1936, De 8 en Opbouw № 10 16 mei Bilt, 1982. Groot, J.H. de, Kleurharmonie, Amsterdam, Eisma’s Schildersblad. Leeuwarden, 1924. Just de la Paisières, Jhr. G.A.A., Industrieel blz. 196, 27 oktober 1934, no 22 5de 1936, blz. 121 Geurts, Jeroen en Joris Molenaar. L.C. van der 1911. Hoek, C.P. van, Handleiding voor huisschilderen Nederland, Haarlem, 1921, hoofdstuk jaargang Luijckx, A.W., Het ambacht in de huidige maat- Vlugt, architect (1894-1936), Delft, 1983. Groot, J.H. de, Vormharmonie Amsterdam, deel I, Amsterdam, 1913. Verfwaren blz. 365-398 Kooistra, ir.M.F., Verf Vademecum. Technieken schappij: een onderzoek naar het wezen van het Gieben, A.Th. Stijl en Ornamentleer. De Stijl en 1912. Hoek, C.P. van, Handleiding voor versierings- Kammer, ir. H., In het gedenknummer van en toepassingen van verven en lakken, ambacht, zijn problemathiek en zijn betekenis het ornament vanaf de vroegste tijd tot aan de Groot, J.H. de, Vormcompositie en Centraliteit, technieken van het schildersvak deel II, L.C. van der Vlugt bij het overlijden op Deventer, 1995 voor de Nederlandse volkshuishouding, proef- 20e eeuw. deel 1, s.a. Amsterdam, 1922 eerste deel. Amsterdam, 1913. † 25 april 1936, De 8 en Opbouw no 10 16 mei Kroft, Hans van der (eindred.), Waarheid schrift Kath.Econ. Hogesch. Tilburg, Gieben, A.Th. deel 2: een serie schetsen, met Groot, J.H. de. en Jacoba M. de Groot, Hoek, C.P. van, Handleiding voor het vergulden 1936, blz. 122. zonder weg. 100 jaar Krishnamurti, Den Haag, Tilburg, 1952 bijbehorende tekst, ten dienste van studerenden Driehoeken bij ontwerpen van Ornament. voor en bronzen deel III, Amsterdam, 1913. Kappelmeier, Dr. C.P.A., Moderne Lakverven. 1995. Mander, Carel van“‘Het Schilder-Boek’ Het voor het examen vakbekwaamheid schilders- zelfstudie en voor scholen, Amsterdam, 1896. Hoek, C.P. van, Handleiding voor de kennis der bereiding, eigenschappen en verwerking, Kropholler, A.J., Het licht en de kleuren in de leven der Sdoorluchtige Nederlandsche en behangers en behangers-stoffeerders, Koog aan Groot, J.H. de, Architectura III (1895), blz. 84. schildermaterialen en -gereedschappen deel IV, tweede, uitgebreide druk, Amsterdam, bouwkunst en kunstnijverheid, Amsterdam Hoogduitsche schilders. in hedendaags de Zaan, s.a. Gugel, prof. E., Geschiedenis van de bouwstijlen Amsterdam, 1913. 1949, blz. 22 / Antwerpen, s.a. (na de bouw van de Nederlandsch overgebracht door A.F. Gimborn, H. van, Harmonie zoeker. type C, in de hoofdtijdperken der Architektuur, vierde Hoek, C.P. van, Handleiding voor het prijsbe- Kerdijk, Frits, Kunstschildersmaterialen en Kiefhoek 1928-30, en het raadhuis Mirande en prof. Dr. G.S. Overdiep, Doorn, s.a.. druk, geheel omgewerkt en belangrijk rekenen en eenvoudige boekhouding, deel V, Schilderstechniek. Kleurstoffen, bindmiddelen Hilversum 1928-31 en de Bijenkorf Amsterdam.1936 Gimborn, Een praatje over kleurenleer. kleuren uitgebreid door J.H.W. Leliman, bouw- Amsterdam, 1913. en vernissen in de olieverftechniek uitgave van Rotterdam 1930) Meere, J.A.P., De Verfspuit, eerste druk, theorie van prof Ostwald. niet in den handel, kundig ingenieur, 1919. Hoek, C.P. van, Handleiding voor het scheepschil- Talens & Zoon NV, zesde druk, Apeldoorn. Kropholler, A.J., Wat is bouwkunst? Den Haag, s.l.,1940 s.l., 1929 Haagsma, Ids, S Cahier jaargang 13 nummer deren deel VI, Amsterdam, 1913. 1948. 1965. Meere, J.A.P., De Verfspuit, tweede druk, s.l., Godefroy, J., Ornamentstijl. Het ornament in de 68 3 februari 1999. ‘Van der Laan’s theorie Hoek, C.P. van, Handleiding voor het rijtuig- Keijzer, Matthijs de en Pieter Keune, Kras, Reyer, Ben Rebel, Helma Hellinga, 1943 verschillende stijlen van den vroegsten tijd tot in perspectief. De Architectonische schilderen deel VII, Amsterdam, 1913. Pigmenten en bindmiddelen, tweede uitge- e.a.Het Nieuwe Bouwen. De Nieuwe Beelding in Molenaar, Joris ed al. Van Nelle. Monument van aan de 19e eeuw, Amsterdam, (voorwoord) Ordening Anno Nu’ digitale versie Hoek, C.P. van, Handleiding voor de verfberei- breide druk, Amsterdam, 2005. de Architectuur. Neo-Plasticism in Architecture. de vooruitgang, Rotterdam 2005 1915. Derde deel uit de serie Bibliotheek Hammes, J., Recepten voor werkplaats ding deel VIII, Amsterdam, 1913. Kippel, J.M., Handleiding voor het Huis- De Stijl. Delft, 1983 Mosk, J.A. (eindred), W.G.Th. Roelofs, voor kunst-, stijl- en ornamentleer. en huis. derde herziene en vermeer- Hoek, C.P. van, Handleiding voor het hout- en schilderen ten dienste dan opzichters en Kuipers, M.C., Bouwen in beton. Experimenten Conservering en restauratie, benadering van de Godefroy, J., Het Mahomedaansche ornament. derde druk. serie ‘weten is kunnen. marmerschilderen, deel IX, Amsterdam, bouwkundigen. bekroond antwoord. in de volkshuisvesting voor 1940, ‘s-Gravenha- problemen. CL Themadag 12, Amsterdam, Een beschouwing over zijn toepassing in bouw- Amsterdam, s.a. (1926 of eerder) Hammes 1913. Maatschappij tot Bevordering der ge, 1987 1987 kunst en kunstnijverheid, Leeuwarden, 1929. is bedrijfsingenieur Hoek, C.P. van, Kennis van schildermateria- Bouwkunst, ’s-Gravenhage, 1903 Küper, Marijke. Gerrit Rietveld, in: De be- Muthesius, Dr. Hermann, Kultuur en Kunst, Godefroy, J., Het Chineesche, Japansche en Hartmann, Kristiana en Franziska Bollerey len, 3e herziene en vermeerderde druk, ginjaren van De Stijl 1917-1922, Blotkamp, C. Amsterdam, 1911 Indische ornament. Een beschouwing over zijn (herausgegeben von), 200 Jahre Architektur Amsterdam, 1926 derde druk, Utrecht, 1983. Niemeijer, Elly en Marjan Reinders, De toepassing in bouwkunst en kunstnijverheid, 1740-1940. Bilder und Dokumente zur neueren Hoek, Els (red.), Theo van Doesburg. Oeuvre ca- Voorburgse Connectie. Voorburg als bakermat Leeuwarden, 1931. Architekturgeschichte, Delft, 1987. talogus. Utrecht / Otterlo, 2000. voor vroege ideeën van ‘De Stijl’, Voorburg, Homburg, Ernst, Neha 1999 362 363 Literatuur

Boeken Archieven

Onrust, Ger Jan, ‘Jan Wils in Zaandam’, Rijgersberg, E., Beknopte kleurenleer en de Grondig Onderwys in de Schilder- en Verw- Straaten, Evert van, Klare en lichte, gesloten Wils, Jan, Het woonhuis.I.Zijn bouw, Sikkens Museum, Sassenheim in: Met Stoom, Tijdschrift van de Vereniging toepassing der kleuren in Architectuur en kunst. Bewerkt naar het gelijknamige ruimten geaccentueerd door diepe en pure Amsterdam, 1922. Nimeto, Utrecht tot behoud van Monumenten van Bedrijf en Binnenhuiskunst, Amsterdam, 1938 (eerste leerboek uit het begin van de 19de eeuw kleuren. het werk van Theo van Doesburg in Wissink, G.H., 100 eeuwen schilderen, Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Techniek Zaanstreek, nr. 16, april 1994. druk) van Lambertus Simis, meester-schilder de architectuur, academisch proefschrift, Leeuwarden, 1974. Amersfoort/Amsterdam Oskam, J.H., Muurverfwerk, ‘s-Gravenhage, Rijgersberg, E., Beknopte kleurenleer en de te Amsterdam en aangevuld door H. Amsterdam, 1992 Wit, Johan de, Honderd jaar verf en vak, in: Nederlands Architectuur Instituut, 1961 toepassing der kleuren in Architectuur en Janse. en ‘De Quintessentiële Academie. Stuers, Victor de, Holland op zijn smalst. Eisma’s vakpers. jrg 101, nr 1, 12 mei 1999, Rotterdam Ostwald, Wilhelm, Farbenfibel, elften Auflage, Binnenhuiskunst, Amsterdam, 1948 (vijfde Hout- en marmerimitaties een verhande- Bussum, 1975 blz. 26-28 Zuiderzeemuseum, Enkhuizen Leipzig, 1924 druk) ling over hedendaags sierschilderwerk Twijnstra Gudde nv, Opleiding restauratie- Wolthuis, J. Lower technical education in the Rijksbureau voor Kunsthistorische Ostwald, Wilh., ‘Die Harmonie der Farben’ Rijgersberg, E., Beknopte kleurenleer en de en hout- en marmerimitaties door ambachten. Inventarisatie van opleidingen en Netherlands 1798-1993: the rise and fall of Documentatie, Den Haag De Stijl. mei 1920 3de jaargang nummer toepassing der kleuren in Architectuur en Jan Berghuis jr., decoratieschilder te opleidingsbehoefte voor restauratie-ambachten, a subsystem. 7. duitstalig artikel van Wilh. Ostwald: Binnenhuiskunst, Amsterdam, 1953 (zesde ’s-Gravenhage. 1992 Rijksdienst voor Training for restoratio-crafts, Inventory of Woud, Auke van der, Waarheid en Karakter. overgenomen uit ‘Innen-Dekoration’ uit druk) de Monumentenzorg, Zeist en Sdu training-schools and courses and needs of trai- Het debat over de bouwkunst 1840-1900, November 1919 Rijgersberg, E., Praktische psychologie der Uitgeverij Koninginnegracht, ’s-Graven- ning for restoration-crafts. UDC 69.001.8, Rotterdam, 1997. Oud, J.J.P., Ter wille van een levende bouwkunst, kleuren. in: ‘De 8 en Opbouw’ no. 6. 21 maart hage. UDC 698.1. RV bijdrage 13 RV bijdrage 04 Rijksdienst voor de Zeylmans van Emmichoven, Dr. F.W., Rudolf verzameling schrifturen door K. Wiekart, 1936, blz. 65-66. Sirag, M. Jzn., Leerboek vor de kennis van Monumentenzorg. Zeist / ’s-Gravenhage. Steiner, ’s-Gravenhage 1932 ‘s-Gravenhage-Rotterdam, s.a. Scharroo, P.W., Bouwmaterialen. sommige Bouwmaterialen van Ingenieur J. 1986. Zeylmans van Emmichoven, Frederik Pevsner, Dr. Nicolaus, De geschiedenis van de Encyclopædische gids voor theorie en practyk (in Van Leeuwen Jr. (vierde druk herzien door Vahrenkamp, W.E. en H. Verhoeff, De Willem, De werking der kleuren op het gevoel. bouwkunst in Europa, 3de druk, Rotterdam, den geest van Gids voor Bouwmaterialen door M.Sirag Jzn.), No 57. serie: Polytechnische Schilderspatroon, Voorburg, 1940. Utrecht, 1923. 1965 P.H. Scheltema, 1916), Amsterdam, 1942 Bibliotheek, Amsterdam, 1924. RCE Vahrenkamp, W.E., Kleur in Stad en Dorp, Zwiers, L. Handboek der bouwstoffen. Plasschaert, B.F., Leerboek der Bouwkunde, s.a. Scheltema, P.H., Practisch Handboek Sprenger, Jeroen J.C., Bouw - en Nijverheid en Voorburg, 1949. Handleiding voor de praktijk en ten dienste van Plasschaert, Muurschilderingen, serie: voor Bouwkundigen en Ambachtslieden, -Installatiebedrijven: Een geschiedenis en bron- Vahrenkamp, W.E., Kleuren en Kleuren- Nijverheidsscholen. Leiden, 1924. De toegepaste Kunsten in Nederland, Rotterdam, s.a. [ca. 1900] nenoverzicht, Historische bedrijfsarchieven, harmonie voor het Schildersambacht, 1938. Rotterdam, 1926 Schipper, L.J., Vier spinnen in een web, NEHA, Amsterdam 1993 Vermeij, Jan, Honderd jaar schildersvakop- Ambachtsscholen te ‘s-Gravenhage Verslag over de Por, Jacob, Letterboek voor den Schilder, Masterscriptie Radboud Universiteit, Stahl, Georg, translated and introduction leiding, in Eisma’s vakpers. jrg 101, nr 1, 12 Jaren 1923-1927. Amsterdam, s.a. Nijmegen, 2007 niet gepubliceerd by, ‘On Vision and Colors’ by Arthur mei 1999, blz. 42-44. Ambachtsscholen te ‘s-Gravenhage Verslag over de Postumus Meyes, Mej. N., in De 8 en Opbouw, Schwarz, Andreas, Die Lehren von der Schopenhauer, New York, 2010. Verschuyl, E. en O. Jelsma, Catalogus voor de Jaren 1933-1941. januarinummer 1, 1941. verslag van lezing Farbenharmonie, Eine Enzyklopädie zur ge- M. Stam, ‘De 8 en Opbouw’ n° 9 - 8 mei 1937, Bouwwereld 1939, Den Haag, 1939 Nederlandse ambachtskunst Mengen en roeren op de conferentie ‘het nieuwe van de schichte und Theorie der Farbenharmonielehren. het kantoorgebouw der firma Reesink & Vledder, I.“E. Houwaart en E. Homburg, Doesburg, Theo van, ‘De taak der nieuwe ar- kunst van deze tijd.’ door:“de abstract- Göttingen/Zürich, 1998 (Essen, Univ., Co. te Zutphen, blz. 81-82 ‘Particuliere laboratoria in Nederland. chitectuur’ in: Bouwkundig Weekblad, no 50, symbolische opvattingen in de monumen- Diss., 1995) Steen, J.H. van der, 200 jaar Sikkens, Deel 1: opkomst en bloei, 1865-1914’, deel 11 dec 1920, blz. 278-285 en no 2, 8 januari tale schilderkunst van heden.” blz. 12 Schuit, ir. P.K. van der, moderne restaura- Sassenheim, 1991 62, 1999, blz. 249-290 1921, blz. 8-10 Praag, Prof. H. van, Sleutel tot de I Tjing, tie- en conserveringstechnieken (les 11 van Steiner, Rudolf, Licht en duisternis. Over het Vledder, I., E. Houwaart en E. Homburg, Doesburg, Theo van, ‘De beteekenis der Deventer 1987, ongewijzigde vierde druk, Materialen en technieken in oude bouw- wezen van de kleuren. vertaling Wyts ten ‘Particuliere laboratoria in Nederland. mechanische esthetiek voor de architec- blz. 102 t/m 105. werken. 1983. Siethoff. Zeist. 1982. Deel 2: Achteruitgang, consolidatie, tuur en de andere vakken’ in: Bouwkundig ‘Monumentenzorg, architectonisch. Het Sherman, Paul D., Colour Vision in the De Kleuren. Werking en Karakter. Grondbeginselen transformatie, 1914-1950’, deel 63, 2000, Weekblad, no 25, 18 juni 1921, blz. 164-166, restaureren van gebouwen: algemene uit- Nineteenth Century. The Young-Helmholtz- van een geesteswetenschappelijke kleurenleer blz.104-142 no 28, 9 juli 1921 blz. 179-183 en no 33, 13 gangspunten. 1991 Maxwell Theory, Bristol, 1981 als hulpmiddel bij het kunstzinnig scheppings- Vlieger, Ir. J.H. de, De Zaanse verfindustrie aug 1921, blz. 219-221 RDMZ RV 1991/24-38: Rijksdienst voor Simis, Lambertus, in de SCHILDER- en proces. Zeist, tweede druk 2007 (©1999) en in de 20ste eeuw. in: Met Stoom nummer 15 H.G.J., ‘De verantwoordelijkheid van de ar- de Monumentenzorg. Restauratie VERW-KUNST: bevattende Eene dui- Zeist, 1982, vertaling Wyts ten Siethoff. oktober 1993 chitect’ in: Bouwkundig Weekblad, no 35, 28 Vademecum. RVblad 01-1 UDC72.025 delijke onderrigting in den aard, den Bekeken is de Duitse uitgave: Rudolf Steiner, Vriend, J.J., Nieuwere architectuur. Beknopt aug 1920, blz. 210-212 Rebel, B., Het Nieuwe Bouwen, het functionalis- oorsprong, sterkte en zwakte der verwen, Das Wesen der Farben Bibliographie-Nr. 291, overzicht van de historische ontwikkeling van de Boekbespreking ‘The Practical Book of me in Nederland 1918-1945, Assen 1983 [Diss.] olien, enz,; het bereiden, en behoorlijk, of Dornach/Schweiz, 1973; Op 6, 7, 8 mei bouwkunst, Amsterdam, 1935. Interior Decoration by Harold Donaldson Ree, R.C. van, Tecnische gegevens bouwkunde en kwalijk gebruik derzelver: ook over het 1921 Das Wesen der Farben, Dornach 1929 Vriend, J.J., Bouwt mee aan uw eigen woning, Eberlin e.a., Philadelphia. in: Bouwkundig schilderen. Uitgegeven door de verzamelcommis- BEHANDELEN der WERKEN, Huizen en 1942, Stuttgart 1959; 5,10 december Amsterdam, 1948. Weekblad, no 44, 30 oct 1920, blz. 256 sie der vereniging van directies van nijverheids- en Rijtuigen, Gladhout- en Marmer- 1920 en 29 juli 1923 Das Wesen der Farben in Vriend, J.J., De bouwkunst van ons Land. De nieuws over Nijverheidsonderwijs scholen in Nederland, Amsterdam, Haarlem, schilderen; vergulden, verziveren en Licht und Finsternis. Maß, Zahl und Gewicht, steden, derde druk, 1949, blz. 196. Bouwkundig Weekblad, no 46, 12 nov 1921, Rotterdam, 1941, hoofdstuk xxvii schil- metalen: alsmede over het VERLAKKEN Dornach, 1930; 26 juli 1914, 1 januari 1915, Vriend, J.J. ‘Architectuur in kleur’ in: ‘Sikkens blz. 298 dermaterialen pigmenten. en WITWERKEN: het maken en gebrui- 4 januari 1924 Das schöpferische Welt der Omroep’ april 1949. De Karenhuizen te Alkmaar, Bouwkundig Rehorst, Chris, Jan Buijs architect van De ken van LAKKEN EN VERNISSEN; het Farbe, Dornach 1931. Vriend J.J., Bouwen en wonen, Amsterdam, Weekblad, no 26, 26 juni 1920, blz. 151-154 Volharding. De architectuur van het Bureau verwen van wollen sajetten, zijden, enz. Steiner, Rudolf, Das Wesen der Farben, 1953 ir. J.W.E. Buijs en J.B. Lürsen, ‘s-Gravenhage over de crayonpennen en waterverwen, Dornach, 1973. Wierink, B.W., I. Het Ornament zijn opbouw Le Lexique du peintre en batiment et le lexique du 1983 schilderen van papier, en het glassnij- Steiner, Rudolf, De Kleuren, Zeist, 1982, blz. 8 en beteekenis II. CA Lion Cachet. Groningen, peintre decorateur, Paris, 1936 Reinink, Wessel, K.P.C. de Bazel. proefschrift den; Doormengd met vele andere en Rudolf Steiner en de Anthroposophie. bewerking 1931.in de serie Karakter-kennis-kunst 1965, herdruk met toegevoegd nawoord soortgelijke WETENSCHAPPEN EN tekst voor Nederland Frans Carlgren. voor het nijverheidsonderwijs onder Rotterdam. 1993., KUNSTGEHEIMEN: Alles niet alleenlijk Zeist, 1978 (1e druk 1961) leiding van D.Wouters en W.G. van de Riepma, E., Leidraad voor de Kennis onöntbeerlijk voor den Leerling, maar Stichting Corporatieve auteur Stichting Hulst van Bouwmaterialen ten dienste van ook hoogst nuttig voor den meer ervaren Uitgave en Beheer Handboek Schilders- Wiekart, K., Ter wille van een levende bouw- Ambachtsscholen en Avondvakscholen.hoofd- Schilder. Na eene zes-endertig jarige ondervin- en Afwerkingstechnieken, Savantis. kunst. J.J.P. Oud. ‘s-Gravenhage-Rotter- stuk Verfstoffen, Amsterdam, 1903. ding te zamengebragt, door Lambertus Simis, Handboek beschermings- en afwer- dam, s.a. (circa 1961) Rietveld, G. Nieuwe Zakelijkheid in de Mr. Schilder te Amsterdam. Tweede deel. kingstechnieken. Deel 1: Verfproducten, Wiekart, Karel, ‘kleur en architectuur’ in Nederlandsche architectuur. DVB schrift 7 Tweede verbeterde druk. Amsterdam, de beoordelingsmethoden en kunststoffen, ‘Kleur’, een uitgave van verffabrikant van jaargang 9 der Vrije Bladen. 1932 erven H. GARTMAN, 1835 Waddinxveen, 2004, blz.11 Vettewinkel, s.a., blz. 8-23 364 365 Literatuur

Onderzoeksrapporten Polman Publicaties Polman

2007 01/03 1995 Polman, M., ‘De derde huid van Sophie Kuipers, Marieke en M. Polman: Modern kleuronderzoek ism Molenaar & Van Atelierwoning Theo van Doesburg (1927- Huis Wylerberg (1924), Beek-Ubbergen, Taeuber’ in: Klerck, Bram de, Ernst van Colours Reviewed – Evaluation and Winden architecten bij Chabot (1938, 1930), Meudon-Val-Fleury, (F); architect: architect: O. Bartning. Raaij, Willem Warnaars (red), Tweegesprek; recommendations architect L.Stokla, uitgebreid 1976 ar- Theo Van Doesburg. opstellen voor Dörte Nicolaisen / Zwiegespräch; in: ‘Modern Colour Technology’ ideals and conser- chitectenbureau Groosman partners), 99/01 Haakma Wagenaar, Willem. Huis de Lange, Aufsätze für Dörte Nicolaisen, Aerdenhout vation, proceedings international doco- Rotterdam (Begeleiding RCE) Adviseur/coach kleuronderzoek voor Wilhelminalaan 2, in Alkmaar. Onderzoek naar 2008 momo preservation technology dossier 5 2006 Molenaar & Van Winden architecten bij de oorspronkelijke afwerking van het interieur, Polman, M. ‘De Atelierwoning van Theo van Rotterdam, 2002, blz. 98-101 kleuronderzoek/reconstructie Kluis Van Huis Sonneveld (1933), Rotterdam archi- ontworpen door Theo van Doesburg, begonnen Doesburg in Meudon-Val-Fleury, Kunst Polman, M. Kleuronderzoek van Moderne ‘t Hoff, Kröller-Müller Museum, Otterlo tecten: J.A. Brinkman en L.C. Van der op 3-12-2001. Amsterdam, 26 maart 2002. is niet ’n zijn, maar ’n worden’ in: Gentse gebouwen. De Nynke van Hichtumschool (begeleidng RCE) Vlugt (RCE) Niet gepubliceerd. Bijdragen tot de interieurgeschiedenis. Vol 35. in Hilversum. in: Monumenten en 2005 99/06 Gent 2006 Landschappen (M&L) juli-augustus 2000, kleuronderzoek/reconstructie Van Nelle Fabriek (1925-1931), Rotterdam; Polman, M. ‘Kleur en monumenten van Brussel (B), blz. 56-68. Beeldenzaal Van der Velde paviljoen, architecten: J.A. Brinkman en L.C. Van het Nieuwe Bouwen’, in: De Aubette of de Polman, M. en Camiel Berns: La Kröller-Müller Museum, Otterlo (RCE) der Vlugt, in samenwerking met J.G. kleur in de architectuur. Een ontwerp van Hans Ambachtschool di Duiker: simbiosi di 04/06 Wiebenga en M. Stam. Arp, Sophie Taeuber-Arp Theo van Doesburg, colore e architettura, in: Archi n.2 April kleuronderzoek/reconstructie voor de 1999 Mariet Willinge, Emmanuel Guigon, 2000, p.40-45. Edizioni Casagrande SA, Stad Straatsburg van vier ruimten op de Collège Néerlandais (1926-1938), Parijs, Hans van der Werf (red). Rotterdam, 2006, Bellinzona, Svissera, blz. 40-45 verdieping van de Aubette, Straatsburg (F); architect: W.M. Dudok. blz.198-207 Polman, M. en M. de Keijzer: ‘Duiker’s (F), muurschilderingen Th. van Doesburg, 1999 Ewig, Isabelle, Mariël Polman en Evert van kleur en materiaalgebruik’ in: Bulletin S. Taeuber en H. Arp (RCE) Politiepost (1916-1917), Hilversum; archi- Straaten: ‘Romantische ruïne of monu- van de Koninklijke Nederlandse 04/07 tect: W.M. Dudok. ment van het modernisme?’, Oudheidkundige Bond, KNOB Bulletin kleuronderzoek Rietveld Paviljoen, 98/99 in: De Aubette of de kleur in de architectuur. 2000-5, Zutphen, blz. 199-207 Kröller-Müller Museum, Otterlo (RCE) IJzerwerk exterieur Scheepvaarthuis Een ontwerp van Hans Arp, Sophie Taeuber- Polman, M. ‘Kleuronderzoek van his- 2004 (1912-1916), Amsterdam; architect: J.M. Arp Theo van Doesburg, Mariet Willinge, torische afwerklagen’ in: Praktijkboek kleuronderzoek exterieur Bata fabriek van der Mey. Emmanuel Guigon, Hans van der Werf. Instandhouding Monumenten deel III-4, uit- Best (RCE) 1998 Rotterdam, 2006, blz. 2-4 geverij SDU, Den Haag, december 1999. 03/04 Foyer theater Gooiland (1934-1936), Polman, M. ‘Kleuronderzoek ten behoeve Polman, M. ‘Kleuronderzoek’ in: Dudok in Raadhuis (1933), Zwijndrecht. architect: P. Hilversum; architecten: J. Duiker en B. van de restauratie’, in: Van Nelle Monument Parijs/ Dudok a Paris, Collège Néerlandais, Verhagen. Bijvoet. van de vooruitgang, Joris Molenaar ed al, uitgeverij Thoth, 1999. 03/04 97/98 Rotterdam, 2005, blz. 275-283 Polman, M. ‘De kleuren van sanato- Julianaschool en Catharina van MTS (1923), Groningen;architecten: J.G. Polman, M. en M. de Keijzer (ICN): ‘Cineacje rium Zonnestraal te Hilversum’, in: Rennesschool (1925-1927), Hilversum ar- Wiebenga in samenwerking met L.C. van p(r)ikken’, in: Monumenten, 9, september Instandhouding, Jaarboek Monumentenzorg chitect: W.M. Dudok. der Vlugt. 2005, jaargang 26, Haaksbergen, 12-15 1999, uitgeverij Waanders en Rijksdienst 03/04 1997 Polman, M. ‘Architectural paint research voor de Monumentenzorg, Zwolle/Zeist, Bibliotheek (1933-1935), Viipori, Rusland Nynke van Hichtumschool (1930), in the Vyborg Library’ in: Technology of 1999. voormalig Finland architect: A. Aalto. Hilversum; architect: W.M. Dudok. sensations: The Alva Aalto Vyborg Library, pro- Polman, Mariël, ‘De kleuren/The colors’ in: Bavinckschool (1921-1922), Hilversum ar- 1998 ceedings international docomomo pre- Slothouber, Erik (samenstelling) De kunst- chitect: W.M. Dudok. kleuronderzoek/reconstructie Sanatorium servation technology dossier 7 Denmark, nijverheidsscholen van Gerrit Rietveld/The 2003 Zonnestraal (1926-1928/1931), Hilversum september 2004, blz. 106-113 Artschools of Gerrit Rietveld.. Amsterdam, Kunstacademie (1964-1966), Amsterdam architecten: J. Duiker, B. Bijvoet in samen- Polman, M. ‘De kleuren van sanatorium 1997, blz. 117-120 architect: G.Th. Rietveld. werking met J.G. Wiebenga; Zonnestraal te Hilversum’, in: Kleurenvisie Polman, M. ‘Architektur und Farbgestaltung 02/06 hoofdgebouw, Mr. H.C. Dresselhuys jaargang 56 nr.4 december 2003. 2-9 des Hauses Wylerberg von Otto Bartning’ Huis Visser, Bergeyk (1955-56; 1968; 1974, paviljoen, werkplaatsen en boshutten Polman, M. ‘Verf in moderne architectuur in: Zeitschrift für Kunsttechnologie und 2003) restauratie: Hubert-Jan Henket bna ar- van het interbellum’ in: Kleur, pigment Konservierung, Heft 1, Jahrgang 10/1996, architecten: G.Th. Rietveld in samen- chitecten in samenwerking met Wessel de en verf in restauratie WTA Nederland- blz. 153-166. werking met H. Schröder, uitbreiding en Jonge architecten. Vlaanderen, Maastri cht 2003, Polman, M., Bouwhistorische aanteke- verbouwing A. van Eyck. 97/98 Polman, M. ‘Kleuronderzoek’ Rijksdienst ning Huis Wylerberg, uitgeverij de Woningbouw Spreeuwenstraat (1927- Tribune Sportpark (1920), Hilversum; ar- voor de Monumentenzorg, Informatie Rijksgebouwendienst, 1994. 1928), Hilversum chitect: W.M. Dudok. Bulletin Restauratie en Beheer nr. 25, juli architect: W.M. Dudok. 96/97 2001. 01/02 Pompgemaalgebouw (1920), Hilversum; Polman, M., B.E. Crijns, D.E.R. Jongsma Erasmuslaan 9 (1931), Utrecht; architect: architect: W.M. Dudok. ‘Kleuronderzoek’ Rijksdienst voor de G.Th. Rietveld in samenwerking met T. 96/67 Monumentenzorg, Informatie Bulletin Schröder-Schräder. Exterieur Kunstacademie(1958-63), Restauratie en Beheer nr. 25, herziene 2001 Arnhem,architect: G.Th. Rietveld. uitgave: november 2005 Woningbouw Duivenstraat (1927-1928), 1996 Polman, M. Surprising colours of a trans- Hilversum architect: W.M. Dudok. Cineac, Amsterdam, (1934); architect: J. parent factory: the Van Nelle complex in 2001 Duiker. Rotterdam, blz. 48-59 Sanatorium Lemaire (1933-1937), 95/96 in: ‘Modern Colour Technology’ ideals and conser- Tombeek, (B); architect: Maxime 3e Ambachtsschool (1931), vation, proceedings international doco- Brunfaut. Scheveningen,architect: J. Duiker. momo preservation technology dossier 5 rotterdam, 2002 366 Curriculum vitae

Maria Gabriella Polman werd op 27 februari 1962 geboren in Amsterdam. Zij voltooide de opleiding aan de schildersvakschool Nimeto te Utrecht 1981-1984 als meesterschilder. Daarna studeerde zij vanaf 1985 bouwkunde aan de Technische Universiteit Delft, afde- ling architectuur. Zij studeerde af bij profes- sor J. Van Stigt en professor F. Bollerey in 1992. Daarna volgde zij van 1993-1995 de post-graduate opleiding tot onderzoeker van afwerklagen van historische binnen- ruimten aan de Stichting Restauratie Atelier Limburg te Maastricht. Sinds 1995 heeft zij een eigen onderzoeksbureau Polman kleur & architectuur en sinds 1997 werkt zij als specialist kleur & schilderingen bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed te Amersfoort. De restauratiewerkzaam- heden zijn vermeld in de bibliografie. Zij is actief binnen Docomomo als lid van het International Committtee on Technology. Zij is gastdocent op diverse opleidingen.