2 De Romeinse Limes vroeger nu 1 hunebedden 2limes romeinse de 3 willibrord 4 grote de karel 5vogala olla hebban 6v floris 7hanze de 8 erasmus 9v karel 10 beeldenstorm 11oranje van willem 12republiek de 13voc de 14beemster de 15grachtengordel de 16groot de hugo 17statenbijbel de 18 rembrandt 19blaeu van major atlas de 20ruyter de michiel 21huygens christiaan 22 spinoza 23 slavernij 24 buitenhuizen 25eisinga eise 26 patriotten 27 napoleon 28i willem 29spoorlijn eerste de 30grondwet de 31havelaar max 32kinderarbeid tegen verzet 33gogh van vincent 34jacobs aletta 35wereldoorlog eerste 36stijl de 37crisisjaren de 38wereldoorlog tweede 39frank anne 40 indonesië 41drees willem 42watersnood de 43televisie de 44rotterdam van haven 45schmidt m.g. annie 46antillen ned. de en suriname 47 srebrenica 48nederland veelkleurig 49gasbel de 50 europa

3000 0 500 1000 1500 1600 1700 1800 1900 2000 vChr. 18 De Rijn vormde de noordgrens van het oude Romeinse Rijk Paulus verdacht van verraad. Julius Paulus werd ter dood 19 en sneed het Nederland zoals we het nu kennen doormid- veroordeeld en Julius Civilis keerde verbitterd terug naar den. Ten zuiden ervan werkten de oorspronkelijke bewo- het land waar hij vandaan kwam. Niet lang na zijn terug- ners, verschillende Germaanse volken, samen met de komst, in het jaar 69, leidde hij een opstand van Bataven en Romeinen; ten noorden ervan woonden volgens de andere Germanen tegen de Romeinen. Romeinen woeste barbaren. Romeinse soldaten verdedig- den de grens vanuit forten die langs de Rijn gebouwd waren. Veel van die Romeinse soldaten waren Germanen en de Romeinen hielden die te vriend door ze gelijkwaardig en met respect te behandelen. De Germaanse bevolking bestond uit twee stammen: de Cananefaten aan de Noordzeekust en de Bataven ten oos- ten daarvan. De Bataven kwamen ooit uit wat we nu Duitsland noemen en waren waarschijnlijk meegereisd met de Romeinen om hen hier te dienen. Het waren feno- menaal goede ruiters. Ze zouden hun paarden een rivier kunnen laten overzwemmen, terwijl ze zelf een gevecht voerden. De meeste Romeinse cavalerie-eenheden, de zoge- heten alae, bestonden voornamelijk uit Bataven. Julius Civilis was een Bataaf die officieel Romeins burger was geworden. Hij was officier in het Romeinse leger, maar na jarenlange trouwe dienst werden hij en zijn broer Julius De eed van Julius Civilis een excuus. Uitslover. Met de kan loopt ze naar haar vader, die in het de romeinse Ineens staat Julius Civilis op en hij verheft zijn stem. ‘Mannen!’ Het is oorlog. Oorlog van de Bataven met de Romeinen. Aan welke de romeinse midden van de lange tafel zit. Deze feestavond voor Cananefaten en limes Effi weet niet hoe hij het voor elkaar krijgt, maar in een mum van kant moet zij staan? Ze is toch een Romeinse, of is ze toch een Bataaf? limes Bataven in het heilige bos bij de Romeinse stad Forum Hadriani is tijd zwijgen al die dronken kerels. Het is ineens doodstil in het hei- zijn idee. Hij heeft ervoor gezorgd dat de tafels onder de heilige eik lige bos. Effi’s vader en haar broer Herman blijven de volgende dag met hun zijn opgesteld en ook dat hij op de belangrijkste plek zit met de stam ‘We waren bondgenoten van de Romeinen,’ roept Civilis. legereenheden bij Brinno. Ze bereiden een aanval voor op een fort van de eik achter zijn rug. Heilige eik. Idiote Germanen. ‘Gewaardeerde bondgenoten. Wie bewaakten de noordgrenzen van langs de Rijn. Effi en haar moeder reizen met de andere vrouwen Het gekste is nog de verandering in haar vader. Moet je hem daar het Romeinse Rijk? De Bataven en de Cananefaten. Wat kregen we terug naar hun eigen dorp. Nou ja, eigen dorp… De boerderij waar nou zien zitten met zijn lange, roodgeverfde haren en die rare ervoor terug? Respect. Onze zonen kregen een goede opleiding en hun gezin nu woont lijkt totaal niet op hun Romeinse huis van Bataafse kleren aan. Wie gelooft haar, als ze vertelt dat haar vader een daarna de hoogste functies in het Romeinse leger. Maar ik zeg: we vroeger. Geen stenen vloer meer met vloerverwarming, maar aange- paar maanden geleden nog een Romeinse officier was? Alleen zijn krégen respect, want we krijgen het niet meer. De Romeinen dwin- stampte aarde en een rokende vuurplaats onder een gat in het dak. naam herinnert er nog aan: Julius Civilis. Hij is aan één oog blind, gen ons hoge belastingen te betalen en ze roven onze zonen alsof het De dieren staan in het woonvertrek achter een hekje. 20 ‘Pak aan, Effi. Vul zo veel kroezen als je kunt, en dan kom je weer maar zijn goede oog fonkelt en schiet van links naar rechts. Niets 21 22 slaven zijn. Weg is de gelijkwaardigheid. Nemen we dat?’ Effi leidt haar paard de donkere ruimte in. Het is rokerig binnen, 23 terug.’ ontgaat hem. Hij heeft het allemaal onder controle en hij vindt het ‘Nee!’ De Bataven en Cananefaten brullen als uit één mond. Moeder duwt haar een grote aardewerken kan vol bier in de han- heerlijk. Julius Civilis kijkt afwachtend in het rond. den. Mensenkinderen, wat is dat ding zwaar. Maar voor Effi iets kan ‘Bier, vader?’ Ze houdt hem de kan voor. ‘nee!’ De strijders schreeuwen nu nog harder. zeggen, heeft moeder zich alweer omgedraaid. Ze schreeuwt een ‘Ik niet, maar zorg dat de kroezen van onze gasten gevuld blijven.’ ‘Laten we een bondgenootschap aangaan, en samen ten strijde commando naar de jonge man die het spit met het everzwijn draait. Zijn stem is koud en dwingend. Dan slaat hij de man naast hem op trekken tegen de Romeinen. Laten we de grens van hun rijk zo ver- ‘Rustig! Je draait als een dolle. Dat vlees moet gelijkmatig gaar wor- de schouder. ‘Schenk mijn goede vriend Brinno in, hij is de dappers- leggen, dat we ons eigen land weer terugkrijgen.’ den!’ te van de Cananefaten die ik ken.’ ‘Ten strijde, ten strijde!’ De strijders dreunen met hun vuisten op Effi loopt naar de lange tafels waar de ene strijder na de andere Brinno straalt, de sufferd. Hij ziet niet wat zij ziet: dat haar vader de tafel en de een brult nog harder dan de andere. aanschuift. Mannen met lange haren en baarden, mantels van aan toneelspeelt. Wat is hij van plan met dit feest? Geduld. Dan komt ze Kippenvel trekt over Effi’s rug. Dit is dus haar vaders plan. Wraak elkaar genaaide dierenvellen of van in onduidelijke kleuren geverfde er vanavond wel achter. op de Romeinen omdat ze hem en zijn broer Paulus van verraad wol. Denken ze nou echt dat het mooi staat, die kettingen met die- Ze schenkt bier in de kroes van Brinno en in die van de man naast beschuldigden, en Civilis uit hun leger stootten. Civilis zal de rentanden naast dat kunstige smeedwerk? Woestelingen zijn het, hem. Ze gaat door tot de kan leeg is en haalt dan weer nieuw bier. Ze Romeinen terugpakken, en hoe. die nieuwe vrienden van haar vader. Hij mag dan van de ene op de blijft eindeloos heen en weer lopen, ook als de spieren in haar armen ‘Ik zal de Bataven aanvoeren. Wie is de leider van de Cananefaten?’ andere dag van een Romein in een Bataaf veranderd zijn, maar dat beginnen te branden van de zware kannen en het leer van haar oude ‘Brinno!’ Nu schreeuwen alleen de Cananefaten. ‘We verheffen wil niet zeggen dat zij veranderd is. Zij is opgevoed als Romeinse. vertrouwde Romeinse sandalen in haar voeten snijdt. hem op het schild!’ ‘Bier! Dank, jonge dochter!’ Een jonge strijder neemt de kan uit Als het zoveelste everzwijn wordt opgediend, merkt Effi dat het Brinno wordt door zijn mannen op een schild gehesen en rond haar handen. ‘Is hij niet te zwaar voor je?’ nacht is. Boven de heilige eik twinkelen de sterren en op de open een vuur gedragen. Effi heeft een volwassen man nog nooit zo kin- ‘Waldemar! Mijn dochter is sterk genoeg. Laat Effi haar eigen taak plaats in het bos branden vuren. Haar vaders Bataven en de derachtig gelukkig zien kijken. En dan de manier waarop hij naar verrichten!’ Cananefaten brallen, schreeuwen en zingen. Niemand is meer vader lacht… Die heeft die Cananefaat in zijn zak. De stem van Effi’s vader is zo scherp als een mes en hij heeft het nuchter, behalve haar vader. Hebben die kerels niet door dat hij als Weer neemt Effi’s vader het woord. ‘Ik zweer dat ik mijn haren juiste effect. Waldemar geeft haar de kan terug en mompelt iets van enige niet drinkt? niet meer zal afsnijden, voordat ik alle Romeinse forten op ons grondgebied ten val heb gebracht.’ Ineens staat Julius Civilis op en hij verheft zijn stem. ‘Mannen!’ Het is oorlog. Oorlog van de Bataven met de Romeinen. Aan welke de romeinse Effi weet niet hoe hij het voor elkaar krijgt, maar in een mum van kant moet zij staan? Ze is toch een Romeinse, of is ze toch een Bataaf? limes tijd zwijgen al die dronken kerels. Het is ineens doodstil in het hei- lige bos. Effi’s vader en haar broer Herman blijven de volgende dag met hun ‘We waren bondgenoten van de Romeinen,’ roept Civilis. legereenheden bij Brinno. Ze bereiden een aanval voor op een fort ‘Gewaardeerde bondgenoten. Wie bewaakten de noordgrenzen van langs de Rijn. Effi en haar moeder reizen met de andere vrouwen het Romeinse Rijk? De Bataven en de Cananefaten. Wat kregen we terug naar hun eigen dorp. Nou ja, eigen dorp… De boerderij waar ervoor terug? Respect. Onze zonen kregen een goede opleiding en hun gezin nu woont lijkt totaal niet op hun Romeinse huis van daarna de hoogste functies in het Romeinse leger. Maar ik zeg: we vroeger. Geen stenen vloer meer met vloerverwarming, maar aange- krégen respect, want we krijgen het niet meer. De Romeinen dwin- stampte aarde en een rokende vuurplaats onder een gat in het dak. gen ons hoge belastingen te betalen en ze roven onze zonen alsof het De dieren staan in het woonvertrek achter een hekje. 22 slaven zijn. Weg is de gelijkwaardigheid. Nemen we dat?’ Effi leidt haar paard de donkere ruimte in. Het is rokerig binnen, 23 ‘Nee!’ De Bataven en Cananefaten brullen als uit één mond. Julius Civilis kijkt afwachtend in het rond. ‘nee!’ De strijders schreeuwen nu nog harder. ‘Laten we een bondgenootschap aangaan, en samen ten strijde trekken tegen de Romeinen. Laten we de grens van hun rijk zo ver- leggen, dat we ons eigen land weer terugkrijgen.’ ‘Ten strijde, ten strijde!’ De strijders dreunen met hun vuisten op de tafel en de een brult nog harder dan de andere. Kippenvel trekt over Effi’s rug. Dit is dus haar vaders plan. Wraak op de Romeinen omdat ze hem en zijn broer Paulus van verraad beschuldigden, en Civilis uit hun leger stootten. Civilis zal de Romeinen terugpakken, en hoe. ‘Ik zal de Bataven aanvoeren. Wie is de leider van de Cananefaten?’ ‘Brinno!’ Nu schreeuwen alleen de Cananefaten. ‘We verheffen hem op het schild!’ Brinno wordt door zijn mannen op een schild gehesen en rond een vuur gedragen. Effi heeft een volwassen man nog nooit zo kin- derachtig gelukkig zien kijken. En dan de manier waarop hij naar vader lacht… Die heeft die Cananefaat in zijn zak. Weer neemt Effi’s vader het woord. ‘Ik zweer dat ik mijn haren niet meer zal afsnijden, voordat ik alle Romeinse forten op ons grondgebied ten val heb gebracht.’ 6 Floris V Een koningszaal Hij schrikt op. ‘Ah, Nicolaas,’ zegt hij tegen de edelman die naast floris v hem is komen staan. vroeger nu ‘Heer graaf,’ zegt Nicolaas van Cats, ‘ziet u die witte lijn aan de horizon? De Engelse krijtrotsen. We zijn er bijna.’ De Zeeuwse edel- Floris heeft geen zeebenen, maar hij houdt zich groot. Om niet op man kijkt omhoog naar het zeil. ‘Met deze wind duurt het niet lang zijn protesterende maag te hoeven letten, haalt hij zich Beatrijs voor meer.’ de geest: hoe ze hem stond uit te zwaaien, haar sluier wapperend in Boven hen krijsen de eerste meeuwen. 1 hunebedden 2limes romeinse de 3 willibrord 4 grote de karel 5vogala olla hebban 6v floris 7hanze de 8 erasmus 9v karel

10 beeldenstorm 11oranje van willem 12republiek de 13voc de 14beemster de 15grachtengordel de 16groot de hugo 17statenbijbel de 18 rembrandt 19blaeu van major atlas de 20ruyter de michiel 21huygens christiaan 22 spinoza 23 slavernij 24 buitenhuizen 25eisinga eise 26 patriotten 27 napoleon 28i willem 29spoorlijn eerste de 30grondwet de 31havelaar max 32kinderarbeid tegen verzet 33gogh van vincent 34jacobs aletta 35wereldoorlog eerste 36stijl de 37crisisjaren de 38wereldoorlog tweede 39frank anne 40 indonesië 41drees willem 42watersnood de 43televisie de 44rotterdam van haven 45schmidt m.g. annie 46antillen ned. de en suriname 47 srebrenica 48nederland veelkleurig 49gasbel de 50 europa de wind. Aan haar hand hield ze de kleine Margaretha. Zij is de reden Floris knikt opgelucht. ‘Dank je, Nicolaas,’ zegt hij. van zijn tocht. Vijf jaar is ze nu, zijn oogappel. 3000 0 500 1000 1500 1600 1700 1800 1900 2000 Hoe is het mogelijk, denkt Floris, hoe is het in godsnaam moge- Het is een schitterende zomerdag en de stad baadt in het zonlicht vChr. lijk dat zij wel gezond is en al hun andere kinderen niet? Willem, wanneer de koggen de Theems opvaren in de richting van het paleis 56 Floris V werd op 24 juni 1254 geboren als eerste en enige 57 58 Dirk, Otto, de kleine Machteld, allemaal zijn ze gestorven. Alleen van Westminster. Floris kijkt zijn ogen uit. Het wemelt van de sche- 59 zoon van graaf Willem II van Holland en Zeeland, heer van Margaretha blijft gespaard. Geen kinderziekte, geen verkoudheid pen en bootjes en langs de oevers en kaden wordt druk gelost en Friesland. Willem was bovendien Rooms-Koning van het lijkt haar te deren. Floris hoopt vurig dat het zo blijft. Maar hij geladen. Hier zie je wat hij al een hele poos denkt: het gaat om de Duitse Rijk, een bijzonder eervolle en machtige positie. maakt zich zorgen, niet om haar gezondheid, maar om haar toe- handel! Landbouw blijft natuurlijk belangrijk, want de mensen Floris was anderhalf jaar oud toen zijn vader tijdens een komst. Want een gravin aan het hoofd van zijn roerige graafschap- moeten eten. Maar geld verdienen doe je zo: in steden, met burgers expeditie tegen opstandige West-Friezen omkwam. Als erf- pen maakt weinig kans. Hij denkt aan de edelen: aan de opstandige die grondstoffen in- en uitvoeren en vervolgens de producten ver- genaam van zo’n belangrijke vader kreeg hij een uitsteken- heer Van Amstel, aan Van Borselen en Van Renesse. Stuk voor stuk handelen die daarvan worden gemaakt. Laken brengt immers veel de opvoeding. Zijn leermeester was de Vlaamse schrijver kerels die vooral aan hun eigen belangen denken. Zij zullen er mis- meer op dan wol alleen. Daarom is het goed dat Margaretha met Jacob van Maerlant, die hem klaarstoomde voor zijn leven bruik van maken wanneer er een zwakke gravin aan het hoofd van prins Alfons zal trouwen. Vriendschap met de Engelse koning zal de als graaf. Hij bracht hem bij dat niet alleen edelen, maar Holland en Zeeland zal staan. handel goed doen. De steden in Holland en Zeeland zullen groeien. ook gewone burgers en boeren kansen verdienden. Floris zucht diep. Hij heeft erover gedacht Margaretha te verloven Niet de adel, maar de gewone burger heeft de toekomst! Waar zou Dat laatste zou Floris echter niet erg geliefd maken bij met een zoon van Nicolaas van Cats of Albrecht van Voorne, edelen koning Edward anders zo’n schitterend paleis van kunnen bouwen? zijn edelen. Die noemden hun graaf spottend ‘der keerlen die hem altijd trouw hebben gediend. Maar dat zou alleen maar Hij heft natuurlijk belasting op alles wat er wordt verhandeld. God’: de God van de gewone man. kwaad bloed zetten. Hij doet er verstandig aan zijn heil in Engeland ‘We zijn er, heer,’ meldt Nicolaas. Hij weet de weg, want hij is al Op zijn twaalfde was Floris volgens de wetten van die te zoeken. Een buitenstaander staat boven de partijen en de Engelse eerder in Londen geweest om dit bezoek voor te bereiden. tijd oud genoeg om te regeren en amper veertien jaar oud den verloofd met kinderen van de Engelse koning. Maar koning heeft macht, échte macht. Edward is een van de belangrijk- De koggen meren aan bij een lange steiger. Trossen worden uitge- trouwde hij met Beatrijs van Vlaanderen. Ze hadden een Edward steunde hem niet in zijn strijd tegen Vlaanderen ste heersers van zijn tijd. Hij is de koning van Engeland, prins van worpen, mannen schreeuwen en vaandels staan strak in de wind. gelukkig huwelijk en kregen negen kinderen, van wie en daarom vroeg Floris hulp aan de Fransen. Dat werd hem Wales, heer van Ierland, hertog van Aquitanië en trekt aan de touw- Aan het begin van de steiger staan deftige Engelse heren. Ze zien er alleen Margaretha en Jan de volwassen leeftijd bereikten. fataal: in de zomer van 1296 betaalde Edward Hollandse tjes in Schotland. Intussen gaat hij rustig op kruistocht naar het voornaam uit in hun zijden tunieken en met bont afgezette man- Omdat de Engelse handel voor zijn graafschappen van edelen om Floris te ontvoeren, maar dat liep uit de hand. Heilige Land zonder dat er thuis ook maar iets gebeurt wat hij niet tels. Eén man valt op tussen al die glanzende vogels, want hij is van levensbelang was, zocht Floris de vriendschap van koning Terwijl Gooise boeren hem net buiten het Muiderslot pro- wil. Kijk, denkt Floris, dat zou ik dus nooit kunnen doen. top tot teen in het zwart. Edward I van Engeland. Eerst Margaretha en later Jan wer- beerden te bevrijden, werd Floris door de edelen vermoord. Een koningszaal Hij schrikt op. ‘Ah, Nicolaas,’ zegt hij tegen de edelman die naast floris v hem is komen staan. ‘Heer graaf,’ zegt Nicolaas van Cats, ‘ziet u die witte lijn aan de horizon? De Engelse krijtrotsen. We zijn er bijna.’ De Zeeuwse edel- Floris heeft geen zeebenen, maar hij houdt zich groot. Om niet op man kijkt omhoog naar het zeil. ‘Met deze wind duurt het niet lang zijn protesterende maag te hoeven letten, haalt hij zich Beatrijs voor meer.’ de geest: hoe ze hem stond uit te zwaaien, haar sluier wapperend in Boven hen krijsen de eerste meeuwen. de wind. Aan haar hand hield ze de kleine Margaretha. Zij is de reden Floris knikt opgelucht. ‘Dank je, Nicolaas,’ zegt hij. van zijn tocht. Vijf jaar is ze nu, zijn oogappel. Hoe is het mogelijk, denkt Floris, hoe is het in godsnaam moge- Het is een schitterende zomerdag en de stad baadt in het zonlicht lijk dat zij wel gezond is en al hun andere kinderen niet? Willem, wanneer de koggen de Theems opvaren in de richting van het paleis 58 Dirk, Otto, de kleine Machteld, allemaal zijn ze gestorven. Alleen van Westminster. Floris kijkt zijn ogen uit. Het wemelt van de sche- 59 Margaretha blijft gespaard. Geen kinderziekte, geen verkoudheid pen en bootjes en langs de oevers en kaden wordt druk gelost en lijkt haar te deren. Floris hoopt vurig dat het zo blijft. Maar hij geladen. Hier zie je wat hij al een hele poos denkt: het gaat om de maakt zich zorgen, niet om haar gezondheid, maar om haar toe- handel! Landbouw blijft natuurlijk belangrijk, want de mensen komst. Want een gravin aan het hoofd van zijn roerige graafschap- moeten eten. Maar geld verdienen doe je zo: in steden, met burgers pen maakt weinig kans. Hij denkt aan de edelen: aan de opstandige die grondstoffen in- en uitvoeren en vervolgens de producten ver- heer Van Amstel, aan Van Borselen en Van Renesse. Stuk voor stuk handelen die daarvan worden gemaakt. Laken brengt immers veel kerels die vooral aan hun eigen belangen denken. Zij zullen er mis- meer op dan wol alleen. Daarom is het goed dat Margaretha met bruik van maken wanneer er een zwakke gravin aan het hoofd van prins Alfons zal trouwen. Vriendschap met de Engelse koning zal de Holland en Zeeland zal staan. handel goed doen. De steden in Holland en Zeeland zullen groeien. Floris zucht diep. Hij heeft erover gedacht Margaretha te verloven Niet de adel, maar de gewone burger heeft de toekomst! Waar zou met een zoon van Nicolaas van Cats of Albrecht van Voorne, edelen koning Edward anders zo’n schitterend paleis van kunnen bouwen? die hem altijd trouw hebben gediend. Maar dat zou alleen maar Hij heft natuurlijk belasting op alles wat er wordt verhandeld. kwaad bloed zetten. Hij doet er verstandig aan zijn heil in Engeland ‘We zijn er, heer,’ meldt Nicolaas. Hij weet de weg, want hij is al te zoeken. Een buitenstaander staat boven de partijen en de Engelse eerder in Londen geweest om dit bezoek voor te bereiden. koning heeft macht, échte macht. Edward is een van de belangrijk- De koggen meren aan bij een lange steiger. Trossen worden uitge- ste heersers van zijn tijd. Hij is de koning van Engeland, prins van worpen, mannen schreeuwen en vaandels staan strak in de wind. Wales, heer van Ierland, hertog van Aquitanië en trekt aan de touw- Aan het begin van de steiger staan deftige Engelse heren. Ze zien er tjes in Schotland. Intussen gaat hij rustig op kruistocht naar het voornaam uit in hun zijden tunieken en met bont afgezette man- Heilige Land zonder dat er thuis ook maar iets gebeurt wat hij niet tels. Eén man valt op tussen al die glanzende vogels, want hij is van wil. Kijk, denkt Floris, dat zou ik dus nooit kunnen doen. top tot teen in het zwart. floris v ‘Dat is kanselier Burnell,’ fluistert Nicolaas in Floris’ oor. ‘Een cadeau van mijn dochter voor u, hoogheid,’ zegt Floris. ‘Het blijft een gok,’ zegt hij. floris v Floris knikt. Burnell is na de koning waarschijnlijk de machtigste Het is een klein getijdenboekje. Tevreden ziet hij de goedkeuren- ‘Hetzelfde geldt voor de koning, heer graaf,’ antwoordt Nicolaas. man van het land. de glimlach op het gezicht van de koningin. Floris wil zeggen dat Edward wel minder te verliezen heeft dan De kanselier buigt en heet hem hartelijk welkom in smetteloos ‘Sta op, mijn waarde graaf!’ roept de koning uit. ‘Kom, laat ik u hij, maar de woorden blijven in zijn keel steken. Want op dat Frans. ‘De koning verwacht u,’ zegt Burnell. voorgaan.’ moment betreden ze de zaal. Nooit van zijn leven zag hij zo’n impo- Haastig volgt Floris de Engelse heren, met Nicolaas en de De hele middag overlegt Floris met Edward en hij is diep onder de sante hal. Een geweldige houten overkapping overspant de ruimte. Hollandse delegatie in zijn kielzog. Hij heeft de beste juristen van indruk. De koning doet duidelijk zijn best aardig voor hem te zijn. Lange tafels staan opgesteld, gedekt met fijne witte kleden en ver- Holland meegebracht, maar ook enkele betrouwbare edelen. Hij vertelt honderduit over alles wat hem bezighoudt en het lijkt sierd met bloemen. De complete Engelse adel is aangetreden. Intussen kijkt hij zijn ogen uit: het paleis is enorm. Torens, zalen, wel alsof hij oprecht benieuwd is naar Floris’ mening. Zo bespreken Koning Edward en koningin Eleanor staan hem op te wachten op binnenplaatsen met prachtige tuinen en galerijen met spitsbogen ze de problemen die de koning heeft met rebellen in Wales en Floris een podium aan het eind van de hal. en ranke zuilen… Het is duizelingwekkend. heeft eindelijk het gevoel dat hij openhartig kan spreken over zijn Floris’ hart klopt in zijn keel als hij door de zaal loopt in de rich- 60 Eindelijk bereiken ze de vertrekken van de koning. Kinder- 61 62 eigen moeilijkheden met de West-Friezen. Vol belangstelling luis- ting van het podium. Eén ding weet hij opeens zeker: wat er ook 63 stemmen klinken op en zodra Floris de kamer binnenkomt, stapt tert hij naar Edwards plannen om Wales voor altijd te onderwerpen. Edward op hem af. ‘Mijn beste graaf Floris!’ roept hij uit en hij ‘Ik zet heel Wales vol met dwangburchten,’ zegt de koning. En omhelst hem alsof ze elkaar al jaren kennen. met een grijns vervolgt hij: ‘Dat houdt de edelen ook een beetje Nicolaas had het hem al gezegd: Edward is lang en indrukwek- bezig.’ kend. Niet voor niets wordt hij Edward Steltbeen genoemd. Floris Misschien moet ik dat ook doen, denkt Floris, burchten bouwen moet zich strekken om zijn begroeting te kunnen beantwoorden. in West-Friesland. ‘Sire,’ zegt hij, ‘het is een eer u te ontmoeten!’ ‘Laat ik u voorstellen aan mijn gezin’, gaat de koning verder. Die avond wordt er in de Grote Zaal een banket gehouden ter ere van Floris buigt en kust de hand van koningin Eleanor. Vier prinses- de verloving van Alfons en Margaretha. Die zal nu officieel worden sen worden aan hem voorgesteld: de oudste heet natuurlijk naar afgekondigd. haar moeder, daarna komen Joan en Margaret en de kleinste heet zegt hij, ‘het is mij een eer de toekomstige echtgenoot van mijn Floris is opeens zenuwachtig. ‘Doen we hier goed aan, Nicolaas?’ Mary. dochter te begroeten.’ vraagt hij terwijl ze achter een kamerheer aan door de lange gangen Opeens valt er een plechtige stilte. Alfons slaat verlegen zijn ogen neer. ‘Wees welkom, mijn heer naar de zaal lopen. ‘Is de vriendschap met Edward mijn halve graaf- ‘En dit is mijn zoon Alfons,’ zegt Edward als een jongen van een schoonvader,’ zegt hij zachtjes in het Frans. ‘Hoe gaat het met schap waard?’ jaar of zeven naar voren stapt. Margaretha?’ Want dat is wat hij heeft beloofd: zodra Alfons met Margaretha Iedereen lijkt de ernst van dit moment te voelen. Floris neemt de ‘Heel goed, ik moest u haar liefdevolle groeten overbrengen,’ ant- trouwt, krijgt Edward de helft van Holland. jongen goed in zich op. Hij ziet een beetje bleek, maar hij kijkt wak- woordt Floris. ‘Er kan voor die tijd nog van alles gebeuren, heer graaf,’ zegt ker uit zijn ogen. Zou deze jongen zijn schoonzoon worden? Zou hij Belachelijk, natuurlijk! Margaretha weet nog van niets, maar zo Nicolaas. goed zijn voor Margaretha? En voor Holland, voor Zeeland? hoort het nu eenmaal. Floris knikt, hij weet wat Nicolaas bedoelt. Hij kan tenslotte nog Floris buigt, want de kleine prins is hoger in rang dan hij, maar Op dat moment komt Nicolaas naar voren om de prins een een zoon krijgen. Een zoon die in leven blijft. Die wordt dan zijn erf- bovendien kan hij hem dan beter in de ogen kijken. ‘Hoogheid,’ geschenk te overhandigen. genaam. ‘Een cadeau van mijn dochter voor u, hoogheid,’ zegt Floris. ‘Het blijft een gok,’ zegt hij. floris v Het is een klein getijdenboekje. Tevreden ziet hij de goedkeuren- ‘Hetzelfde geldt voor de koning, heer graaf,’ antwoordt Nicolaas. de glimlach op het gezicht van de koningin. Floris wil zeggen dat Edward wel minder te verliezen heeft dan ‘Sta op, mijn waarde graaf!’ roept de koning uit. ‘Kom, laat ik u hij, maar de woorden blijven in zijn keel steken. Want op dat voorgaan.’ moment betreden ze de zaal. Nooit van zijn leven zag hij zo’n impo- De hele middag overlegt Floris met Edward en hij is diep onder de sante hal. Een geweldige houten overkapping overspant de ruimte. indruk. De koning doet duidelijk zijn best aardig voor hem te zijn. Lange tafels staan opgesteld, gedekt met fijne witte kleden en ver- Hij vertelt honderduit over alles wat hem bezighoudt en het lijkt sierd met bloemen. De complete Engelse adel is aangetreden. wel alsof hij oprecht benieuwd is naar Floris’ mening. Zo bespreken Koning Edward en koningin Eleanor staan hem op te wachten op ze de problemen die de koning heeft met rebellen in Wales en Floris een podium aan het eind van de hal. heeft eindelijk het gevoel dat hij openhartig kan spreken over zijn Floris’ hart klopt in zijn keel als hij door de zaal loopt in de rich- 62 eigen moeilijkheden met de West-Friezen. Vol belangstelling luis- ting van het podium. Eén ding weet hij opeens zeker: wat er ook 63 tert hij naar Edwards plannen om Wales voor altijd te onderwerpen. ‘Ik zet heel Wales vol met dwangburchten,’ zegt de koning. En met een grijns vervolgt hij: ‘Dat houdt de edelen ook een beetje bezig.’ Misschien moet ik dat ook doen, denkt Floris, burchten bouwen in West-Friesland.

Die avond wordt er in de Grote Zaal een banket gehouden ter ere van de verloving van Alfons en Margaretha. Die zal nu officieel worden afgekondigd. Floris is opeens zenuwachtig. ‘Doen we hier goed aan, Nicolaas?’ vraagt hij terwijl ze achter een kamerheer aan door de lange gangen naar de zaal lopen. ‘Is de vriendschap met Edward mijn halve graaf- schap waard?’ Want dat is wat hij heeft beloofd: zodra Alfons met Margaretha trouwt, krijgt Edward de helft van Holland. ‘Er kan voor die tijd nog van alles gebeuren, heer graaf,’ zegt Nicolaas. Floris knikt, hij weet wat Nicolaas bedoelt. Hij kan tenslotte nog een zoon krijgen. Een zoon die in leven blijft. Die wordt dan zijn erf- genaam. de Het gezang van mensen in de kerk is ondanks het rumoer bij de de republiek van zijn vader over te nemen. Maar Van Oldenbarnevelt had vanaf Het jaar na Breda was Zutphen gevolgd, Deventer, Delfzijl en nog beelden- deur te horen. ‘Er worden kinderen gedoopt,’ roept iemand. ‘Niets het begin vertrouwen in de jonge legerleider gehad en hem wat Groningse stellingen. Er was geld nodig geweest voor het oorlog storm mee te maken,’ zegt een ander. ‘Dit is ons moment. Kom!’ Iemand gesteund. Dankzij hem was Maurits al vroeg stadhouder geworden voeren, en Van Oldenbarnevelt had ervoor gezorgd. Zo slim als die houdt de zware houten deur open en de menigte dendert tot grote en ze hadden de taken goed verdeeld. Van Oldenbarnevelt deed de man was in de politiek, zo goed was Maurits geweest in de strijd. verrassing van de gelovigen de kerk binnen. Hendrick loopt erach- politiek en Maurits voerde het leger aan. Van Oldenbarnevelt voort- Waar was het tussen hen misgegaan? teraan. varend en altijd de grenzen van de mogelijkheden verkennend, Daar hoeft Maurits niet lang over na te denken. De slag bij ‘het is genoeg!’ raast Jacob die voorop loopt. Zijn zware stem Maurits weloverwogen en voorzichtig. Van Oldenbarnevelt had Nieuwpoort in 1600. Het jaar ervoor was Maurits erin geslaagd om galmt door de kerk. hem vaak over de streep getrokken, en hem tot grote hoogten geleid. de Spaanse legerleider Mendoza met een klein leger aan het lijntje te De priester kijkt verschrikt op. Hij ziet een dreigende massa in Wat hadden ze een fantastische jaren gehad… houden. Mendoza had zijn leger in de buurt van Namen laten over- zijn richting komen. Een moeder houdt haar kind, dat gedoopt zou Maurits springt op en begint weer te ijsberen, zijn handen nog winteren. Maurits wilde in het jaar 1600 de Spanjaarden in Brabant worden, dicht tegen zich aan en loopt richting gangpad. Wegwezen steeds op de oren gedrukt. aanvallen, maar Van Oldenbarnevelt had Maurits opgedragen om 100 hier! Een paar andere ouders met kinderen volgen haar voorbeeld. 101 118 Zodra het voorjaar aanbrak, was Maurits ten strijde getrokken. naar Duinkerken door te stoten en zo hun vesting Oostende te hulp 119 ‘Al die poespas, meneer de priester. Die hoogdravende woorden in te komen. Dat was hard nodig, omdat Spaanse kapers vanuit het Latijn, een taal die we niet verstaan. Wat moet dat kleine kind Duinkerken de zeeën onveilig maakten. daar nou mee? Mag dat kind geloven wat het wil geloven als het ‘Dat is gekkenwerk,’ had Maurits tegen Van Oldenbarnevelt groot is? Is het vrij?’ gezegd. ‘Heel Vlaanderen en Noord-Frankrijk staan aan de kant van De priester zegt niets. Achter in de kerk klimt een vrouw op haar de Spanjaarden. Hoe kan ik in hemelsnaam mijn leger daar bevoor- meegenomen trappetje. ‘U heeft ons geld afhandig gemaakt voor al raden! Bovendien kan ik me tussen al die Spaansgezinden nooit deze pracht en praal,’ roept ze en haar stem slaat over van emotie. De goed op de hoogte stellen van de bewegingen van de vijand. Het gaat mensen kijken naar haar terwijl ze naar het beeld naast haar wijst. niet alleen om het vechten zelf, maar ook om de voorbereiding. Als ‘Maar ik weet zeker dat Maria dat nooit zou hebben gewild. Dit is ik dat doe, zet ik het hele leger en dus de Republiek op het spel.’ niet Maria. Dit is niet meer dan een brok hout met verf!’ En ze Maar Van Oldenbarnevelt had doorgezet, en hij was de baas. Hij schuift haar arm tussen de pilaar en Maria en duwt het beeld naar was immers de woordvoerder van de Staten-Generaal, de regering voren. Met een enorme klap valt Maria op de stenen vloer van de van de Republiek. Uiteindelijk had Maurits toegegeven, met tegen- Oude Kerk en splijt in tweeën. zin. Maar hij had gelijk gekregen, het was onmogelijk om zijn leger Een vrouw die voor in de kerk staat met een kindje dat gedoopt te bevoorraden. Eten ging nog wel, maar aan de enorme hoeveelhe- zou worden, barst spontaan in snikken uit. De priester wil iets zeg- den bier en wijn kon hij niet komen. En Maurits hoorde pas op 1 juli gen, maar is te ontzet om ook maar een woord uit te brengen. dat zijn vijand hem op 30 juni al heel dicht genaderd was. Een grote Met de val van Maria is het startsein gegeven en als een horde dolle veldslag was onvermijdelijk. En dat was juist wat Maurits had willen stieren verspreiden de boze Amsterdammers zich door de kerk. Ze voorkomen: een slag in het open veld. Zijn studie van de krijgsge- schuiven met stokken beelden van sokkels af en slaan ze net zolang schiedenis van eeuwen had hem dat geleerd. tegen de grond tot de koppen eraf schieten. Een man bewerkt met Man, wat had hij zich in de val gelokt gevoeld. Waarom had hij het zover laten komen? Waarom nam de landsadvocaat hem niet de republiek van zijn vader over te nemen. Maar Van Oldenbarnevelt had vanaf Het jaar na Breda was Zutphen gevolgd, Deventer, Delfzijl en nog het begin vertrouwen in de jonge legerleider gehad en hem wat Groningse stellingen. Er was geld nodig geweest voor het oorlog gesteund. Dankzij hem was Maurits al vroeg stadhouder geworden voeren, en Van Oldenbarnevelt had ervoor gezorgd. Zo slim als die en ze hadden de taken goed verdeeld. Van Oldenbarnevelt deed de man was in de politiek, zo goed was Maurits geweest in de strijd. politiek en Maurits voerde het leger aan. Van Oldenbarnevelt voort- Waar was het tussen hen misgegaan? varend en altijd de grenzen van de mogelijkheden verkennend, Daar hoeft Maurits niet lang over na te denken. De slag bij Maurits weloverwogen en voorzichtig. Van Oldenbarnevelt had Nieuwpoort in 1600. Het jaar ervoor was Maurits erin geslaagd om hem vaak over de streep getrokken, en hem tot grote hoogten geleid. de Spaanse legerleider Mendoza met een klein leger aan het lijntje te Wat hadden ze een fantastische jaren gehad… houden. Mendoza had zijn leger in de buurt van Namen laten over- Maurits springt op en begint weer te ijsberen, zijn handen nog winteren. Maurits wilde in het jaar 1600 de Spanjaarden in Brabant steeds op de oren gedrukt. aanvallen, maar Van Oldenbarnevelt had Maurits opgedragen om 118 Zodra het voorjaar aanbrak, was Maurits ten strijde getrokken. naar Duinkerken door te stoten en zo hun vesting Oostende te hulp 119 te komen. Dat was hard nodig, omdat Spaanse kapers vanuit Duinkerken de zeeën onveilig maakten. ‘Dat is gekkenwerk,’ had Maurits tegen Van Oldenbarnevelt gezegd. ‘Heel Vlaanderen en Noord-Frankrijk staan aan de kant van de Spanjaarden. Hoe kan ik in hemelsnaam mijn leger daar bevoor- raden! Bovendien kan ik me tussen al die Spaansgezinden nooit goed op de hoogte stellen van de bewegingen van de vijand. Het gaat niet alleen om het vechten zelf, maar ook om de voorbereiding. Als ik dat doe, zet ik het hele leger en dus de Republiek op het spel.’ Maar Van Oldenbarnevelt had doorgezet, en hij was de baas. Hij was immers de woordvoerder van de Staten-Generaal, de regering van de Republiek. Uiteindelijk had Maurits toegegeven, met tegen- zin. Maar hij had gelijk gekregen, het was onmogelijk om zijn leger te bevoorraden. Eten ging nog wel, maar aan de enorme hoeveelhe- den bier en wijn kon hij niet komen. En Maurits hoorde pas op 1 juli dat zijn vijand hem op 30 juni al heel dicht genaderd was. Een grote veldslag was onvermijdelijk. En dat was juist wat Maurits had willen voorkomen: een slag in het open veld. Zijn studie van de krijgsge- schiedenis van eeuwen had hem dat geleerd. Man, wat had hij zich in de val gelokt gevoeld. Waarom had hij het zover laten komen? Waarom nam de landsadvocaat hem niet Hoog bezoek de ‘O ja?’ vraagt ze, duidelijk nieuwsgierig. Vanuit de tent klinkt het geluid van vaatwerk en jongens zijn ‘Ik mag erbij zijn,’ zegt Leeghwater. druk bezig een kar te lossen. Damasten tafelkleden, zetels, zilveren ‘Jij? Een simpele opsiender?’ schalen en stapels van dat nieuwerwetse vaatwerk uit de Oost. ‘Ja,’ zegt hij en hij kijkt haar strak aan, ‘deze simpele opsiender Porselein. Grietje wil dat spul ook hebben, ze heeft er de mond vol Kuierend over de dijk naar Purmerend tuurt Leeghwater over het mag het gezelschap uit Den Haag aan tafel bedienen.’ van. Wat is er mis met tin of aardewerk, denkt Leeghwater, terwijl hij pas drooggevallen land. In de verte draaien de molens. Een gevoel Weer valt Grietjes mond open. Vol ongeloof kijkt ze hem aan, zijn vinger langs de dunne rand van een bord laat gaan. van trots maakt dat hij zijn rug recht. Even blijft hij staan om de aan- maar dan verandert de verbazing in spot. ‘Jij, bedienen? Aan tafel? ‘Ga eens even opzij, Leeghwater!’ zegt Geurt, de kok van blik op zich in te laten werken. Hier ligt De Beemster, ooit een roe- Dat kún je helemaal niet!’ Purmersteijn. rig meer vol verraderlijke stromingen en nu één uitgestrekte, vette Leeghwater wordt boos. ‘Het is een eer, vrouw, een grote eer!’ zegt In zijn handen draagt hij een schaal met verse haring, opgemaakt kleimassa. Nog even en de boeren zullen hun eerste gewassen hij korzelig. met uitjes en limoenen. Een jongen achter hem draagt een pastei inzaaien, er zullen boerderijen verrijzen, er zullen zwartglanzende Hij gaat aan zijn werktafel zitten en slaat zijn kasboek open. waar heel op zondag van zou kunnen eten. Er volgen schalen 136 koeien grazen! hebben ontboden. Voor hij van huis ging, zei hij het nog tegen zijn 137 138 Grietje negeert hij verder. Hij wist dat ze zo zou reageren. Driftig met druiven en versgebakken brood, en drie zilveren borden vol 139 Leeghwater zucht eens diep en kijkt hoe een kievit door de lucht vrouw: ‘Je zult zien dat er werk aan de winkel is!’ doopt hij de pen in de inkt. Ontfangen van de hoogmogende heren dungesneden gerookte ham. duikelt. Hij strijkt met zijn hand over zijn wang, precies over de plek waar te Purmerend: 180 pond, schrijft hij. ‘Kom op, Leeghwater, doe ook eens wat! Er staan nog potten boter Dijkers uit het hele land hebben met spaden en kruiwagens stuk- ze hem een zoen gaf. En daarna dwalen zijn gedachten af naar de tijd toen hij nog jong op de kar!’ roept Geurt. je voor stukje het land op het water gewonnen. Daarna werden de was en samen met zijn vrienden dacht de wereld te kunnen verove- Dapper steekt Leeghwater de handen uit de mouwen: twee Keulse molens gebouwd. Timmerlieden uit alle windstreken hebben dag Laat in de middag komt Leeghwater thuis. De hele weg naar De ren. Op een dag, in april 1605, was hij met zijn makkers naar Den potten vol verse boter, drie potten met gelei in drie verschillende en nacht gewerkt. Natuurlijk zijn er tegenslagen geweest. De dijk is Rijp heeft hij lopen dubben hoe hij het nieuws zal brengen. Haag gegaan om hun uitvinding te demonstreren. Zelfs prins kleuren, een ronde, vette nagelkaas en een mand vol oranje appelsie- meerdere keren bezweken en het hele stuk land was weer over- ‘En?’ vraagt zijn vrouw. Maurits was komen kijken, met een hele stoet voorname heren in nen brengt hij van de kar naar de tent. Nog nooit heeft hij zo veel stroomd, maar uiteindelijk is al het werk niet voor niets geweest. Hij ziet de hoopvolle blik in haar ogen. Hij weet het: ze wil een zijden pakken. Vijftien minuten kon hij, Jan Leeghwater uit De Rijp, eten bij elkaar gezien. Zelfs de vissers lijken zich nu te schikken. Ze monsteren aan op groot huis, net als de reder in het dorp. met hun onderwaterapparaat onder water blijven. De prins was zo ‘De heren zullen niet verhongeren,’ zegt hij zuinig. walvisvaarders of schepen van de voc. Met een gerust hart laten ze ‘Het begin is er,’ zegt hij en hij legt de zware leren beurs op tafel. onder de indruk dat hij hun gelag in de herberg betaalde. Daarna ‘Wat er over is, mogen we verdelen,’ zegt Geurt vrolijk. ‘Jongens, vrouw en kinderen achter, want de dorpen langs de vroegere oever ‘Voor de bewezen diensten, 180 pond. Van Os was bijzonder con- zorgde hij dat ze een octrooi kregen op hun uitvinding. Zou de prins waar blijft de wijn?’ zullen niet meer overstromen. tent.’ het nog weten? Zou hij hem nog kennen? ‘Wat moet ik straks doen?’ vraagt Leeghwater. Hij voelt zich slecht Leeghwater knikt tevreden. Maar toch, ergens in zijn binnenste Een sjiek woord, uit de mond van een deftig heerschap. op zijn gemak. bouwt de onrust zich op. Na al dat werk is het nu rustig. Te rustig. Leeghwater heeft het direct overgenomen. Hij ziet Grietjes mond De grote dag is aangebroken. Midden in de , op de plek die ‘Wijn schenken,’ antwoordt Geurt, ‘dat is het meeste werk.’ Hij is een molenbouwer, een opsiender, een landmeter! En een openvallen en glimlacht. Middenbeemster is genoemd, is een grote tent opgezet. En van Glazen van fijn kristal worden uitgestald, met daarnaast een zilve- molenbouwer moet molens bouwen, een landmeter moet landme- Dan kijkt ze hem aan. ‘En verder?’ vraagt ze. Purmerend naar Middenbeemster is een pad van planken aange- ren kan. ten. Hij moet potdikke de kost verdienen! Een lichte ergernis borrelt omhoog, als een boer na een zware legd, zodat de koetsen straks niet zullen wegzakken. Vaandels wap- ‘Die kun je achter laten bijvullen,’ zegt Geurt. ‘Maak je geen zor- Daarom draaien zijn hersens op volle toeren, als de wieken van maaltijd. ‘Is het niet genoeg?’ vraagt hij. peren in de wind. Het is prachtig weer: de zon schijnt en witte wolk- gen. Als er iets is, geef je maar een seintje.’ een molen. Hij barst van de plannen. Want na De Beemster zullen ‘Wat hadden de heren verder?’ houdt Grietje aan. Ze zet haar han- jes trekken langs de helderblauwe hemel. Dan ziet Leeghwater de stoet naderen. Hij trekt vlug zijn zondag- andere meren volgen! Hij hoopt, nee hij weet zeker, dat de hoge den in haar zij. De prins treft het, denkt Leeghwater. Het is kraakhelder en vanaf se jas recht en neemt zijn hoed maar vast af. De koetsen rijden lang- heren hem daarom vandaag op Slot Purmersteijn in Purmerend Nu komt het lastigste. ‘De prins komt op bezoek,’ zegt hij dan. dit punt kun je zowat de hele polder overzien. zaam. De weg is dan wel verhard met planken, maar de paarden de beemster ‘O ja?’ vraagt ze, duidelijk nieuwsgierig. Vanuit de tent klinkt het geluid van vaatwerk en jongens zijn ‘Ik mag erbij zijn,’ zegt Leeghwater. druk bezig een kar te lossen. Damasten tafelkleden, zetels, zilveren ‘Jij? Een simpele opsiender?’ schalen en stapels van dat nieuwerwetse vaatwerk uit de Oost. ‘Ja,’ zegt hij en hij kijkt haar strak aan, ‘deze simpele opsiender Porselein. Grietje wil dat spul ook hebben, ze heeft er de mond vol mag het gezelschap uit Den Haag aan tafel bedienen.’ van. Wat is er mis met tin of aardewerk, denkt Leeghwater, terwijl hij Weer valt Grietjes mond open. Vol ongeloof kijkt ze hem aan, zijn vinger langs de dunne rand van een bord laat gaan. maar dan verandert de verbazing in spot. ‘Jij, bedienen? Aan tafel? ‘Ga eens even opzij, Leeghwater!’ zegt Geurt, de kok van Dat kún je helemaal niet!’ Purmersteijn. Leeghwater wordt boos. ‘Het is een eer, vrouw, een grote eer!’ zegt In zijn handen draagt hij een schaal met verse haring, opgemaakt hij korzelig. met uitjes en limoenen. Een jongen achter hem draagt een pastei Hij gaat aan zijn werktafel zitten en slaat zijn kasboek open. waar heel De Rijp op zondag van zou kunnen eten. Er volgen schalen 138 Grietje negeert hij verder. Hij wist dat ze zo zou reageren. Driftig met druiven en versgebakken brood, en drie zilveren borden vol 139 doopt hij de pen in de inkt. Ontfangen van de hoogmogende heren dungesneden gerookte ham. te Purmerend: 180 pond, schrijft hij. ‘Kom op, Leeghwater, doe ook eens wat! Er staan nog potten boter En daarna dwalen zijn gedachten af naar de tijd toen hij nog jong op de kar!’ roept Geurt. was en samen met zijn vrienden dacht de wereld te kunnen verove- Dapper steekt Leeghwater de handen uit de mouwen: twee Keulse ren. Op een dag, in april 1605, was hij met zijn makkers naar Den potten vol verse boter, drie potten met gelei in drie verschillende Haag gegaan om hun uitvinding te demonstreren. Zelfs prins kleuren, een ronde, vette nagelkaas en een mand vol oranje appelsie- Maurits was komen kijken, met een hele stoet voorname heren in nen brengt hij van de kar naar de tent. Nog nooit heeft hij zo veel zijden pakken. Vijftien minuten kon hij, Jan Leeghwater uit De Rijp, eten bij elkaar gezien. met hun onderwaterapparaat onder water blijven. De prins was zo ‘De heren zullen niet verhongeren,’ zegt hij zuinig. onder de indruk dat hij hun gelag in de herberg betaalde. Daarna ‘Wat er over is, mogen we verdelen,’ zegt Geurt vrolijk. ‘Jongens, zorgde hij dat ze een octrooi kregen op hun uitvinding. Zou de prins waar blijft de wijn?’ het nog weten? Zou hij hem nog kennen? ‘Wat moet ik straks doen?’ vraagt Leeghwater. Hij voelt zich slecht op zijn gemak. De grote dag is aangebroken. Midden in de polder, op de plek die ‘Wijn schenken,’ antwoordt Geurt, ‘dat is het meeste werk.’ Middenbeemster is genoemd, is een grote tent opgezet. En van Glazen van fijn kristal worden uitgestald, met daarnaast een zilve- Purmerend naar Middenbeemster is een pad van planken aange- ren kan. legd, zodat de koetsen straks niet zullen wegzakken. Vaandels wap- ‘Die kun je achter laten bijvullen,’ zegt Geurt. ‘Maak je geen zor- peren in de wind. Het is prachtig weer: de zon schijnt en witte wolk- gen. Als er iets is, geef je maar een seintje.’ jes trekken langs de helderblauwe hemel. Dan ziet Leeghwater de stoet naderen. Hij trekt vlug zijn zondag- De prins treft het, denkt Leeghwater. Het is kraakhelder en vanaf se jas recht en neemt zijn hoed maar vast af. De koetsen rijden lang- dit punt kun je zowat de hele polder overzien. zaam. De weg is dan wel verhard met planken, maar de paarden moeten er voorzichtig overheen. Het blijft al met al een wonder. Op de beemster de zee het eigendom van de Spanjolen? Dat kan toch niet zo zijn! Als hugo deze plek werd een paar jaar geleden nog gevist! het niet goedschiks gaat, dan moet het maar kwaadschiks. Maar nu de groot De koetsen komen krakend tot stilstand en paarden schudden krijgen sommige heren last van hun geweten.’ briesend hun hoofd. Jongens springen van de bok om de deuren Hugo hoort de lichte spot in de stem van de prins. De heren zwij- open te doen. Achter de koetsen stijgen ruiters af. Hun paarden wor- gen. Sommigen kijken bedremmeld naar de punten van hun zwart den aan de koetsen vastgezet. Hoofdingelanden in duur, maar stem- glanzende schoenen. Het zijn net kauwen, denkt Hugo. Een stel mig zwart stappen uit de laatste koets. Leeghwater herkent Poppen kauwtjes op een stokje. en Van Os. Pas op het laatst gaat de grote koets open. ‘En nu hoor ik graag het oordeel van onze meest briljante jurist,’ Haagse heren zijn net pauwen, denkt Leeghwater. Hun zijden zegt prins Maurits. pakken glimmen in de zon, de kleuren doen pijn aan je ogen. En ‘Dank u, hoogheid,’ zegt Hugo. Hij schraapt zijn keel en tuurt een hoeden met wapperende veren zijn kennelijk in de mode. ogenblik over de golven. Van wie is de zee eigenlijk? ‘Stel dat de zee 140 De prins heeft hij al herkend en die twee heren naast hem kent hij 141 het eigendom is van het land dat aan de zee ligt,’ zegt hij, ‘dan geeft 159 ook. Zijn dat niet prins Frederik-Hendrik en graaf Willem van dat onherroepelijk problemen. Van wie is bijvoorbeeld de Noord- Friesland? zee?’ Van Os en Poppen komen aangesneld en maken een diepe bui- De heren in het zwart brommen. ‘Niet van de Engelsen in elk ging. Prins Maurits glimlacht beleefd en kijkt goedkeurend om zich geval!’ roept de man met het rode hoofd. heen. Van Os steekt meteen van wal: ‘Drieënveertig molens, hoog- ‘Nee,’ zegt Hugo, ‘want dat zou onze handel stilleggen. Maar zou heid, pompen het water weg.’ de zee dan het eigendom moeten zijn van degene die hem gebruikt?’ Het is alsof Van Os ze zelf heeft gebouwd, denkt Leeghwater. ‘Dat kan ook niet,’ zegt de prins. ‘Want we gebruiken de zee alle- ‘Buitengewoon,’ zegt de prins. ‘Heel indrukwekkend. En die slo- maal!’ ten, hoe komen die zo recht?’ Hugo knikt. ‘Zo is het,’ zegt hij. ‘De mens heeft het recht om te ‘De beste landmeters, hoogheid,’ zegt Poppen nu, ‘alleen de aller- leven. Sterker nog: de mens heeft het recht alles te doen om te kun- beste.’ nen overleven. Handeldrijven hoort daarbij. Wat zijn wij zonder Zo gaat het gesprek verder. De dijkgraaf mag de prins een hand handel? De handel is als de lucht die wij inademen.’ geven en daarna gaat het gezelschap aan tafel. De prins en de heren knikken goedkeurend. Leeghwater voelt zijn hart tekeergaan. Zou de prins hem nog ken- ‘En hoe moeten wij handeldrijven?’ vraagt Hugo. ‘Juist, over zee! nen? Zou hij misschien…? Mijne heren, maakt u zich geen zorgen: de zee is van iedereen, wat ‘Dit is Leeghwater, hoogheid,’ hoort hij Van Os zeggen. ‘Een van de Spanjolen, Portugezen of Engelsen ook mogen beweren!’ de bekwaamste opsienders.’ Prins Maurits lacht en klopt hem opgelucht op de schouder. ‘Dat ‘Prachtig, beste man, prachtig,’ zegt de prins. is dan ook weer opgelost, heren!’ Hij kijkt naar de zeilwagen. ‘Stevin, Leeghwater maakt een onhandige buiging. kunnen we aan boord?’ ‘Hij schenkt vandaag de wijn, hoogheid, met uw welnemen,’ zegt De zwarte kauwen doen een stap opzij en laten de prins en zijn Van Os, maar de prins is al naar binnen. de zee het eigendom van de Spanjolen? Dat kan toch niet zo zijn! Als hugo het niet goedschiks gaat, dan moet het maar kwaadschiks. Maar nu de groot krijgen sommige heren last van hun geweten.’ Hugo hoort de lichte spot in de stem van de prins. De heren zwij- gen. Sommigen kijken bedremmeld naar de punten van hun zwart glanzende schoenen. Het zijn net kauwen, denkt Hugo. Een stel kauwtjes op een stokje. ‘En nu hoor ik graag het oordeel van onze meest briljante jurist,’ zegt prins Maurits. ‘Dank u, hoogheid,’ zegt Hugo. Hij schraapt zijn keel en tuurt een ogenblik over de golven. Van wie is de zee eigenlijk? ‘Stel dat de zee het eigendom is van het land dat aan de zee ligt,’ zegt hij, ‘dan geeft 159 dat onherroepelijk problemen. Van wie is bijvoorbeeld de Noord- zee?’ De heren in het zwart brommen. ‘Niet van de Engelsen in elk geval!’ roept de man met het rode hoofd. ‘Nee,’ zegt Hugo, ‘want dat zou onze handel stilleggen. Maar zou de zee dan het eigendom moeten zijn van degene die hem gebruikt?’ ‘Dat kan ook niet,’ zegt de prins. ‘Want we gebruiken de zee alle- maal!’ Hugo knikt. ‘Zo is het,’ zegt hij. ‘De mens heeft het recht om te leven. Sterker nog: de mens heeft het recht alles te doen om te kun- nen overleven. Handeldrijven hoort daarbij. Wat zijn wij zonder handel? De handel is als de lucht die wij inademen.’ De prins en de heren knikken goedkeurend. ‘En hoe moeten wij handeldrijven?’ vraagt Hugo. ‘Juist, over zee! Mijne heren, maakt u zich geen zorgen: de zee is van iedereen, wat de Spanjolen, Portugezen of Engelsen ook mogen beweren!’ Prins Maurits lacht en klopt hem opgelucht op de schouder. ‘Dat is dan ook weer opgelost, heren!’ Hij kijkt naar de zeilwagen. ‘Stevin, kunnen we aan boord?’ De zwarte kauwen doen een stap opzij en laten de prins en zijn 20 Michiel de Ruyter De slag bij Kijkduin En ze ziet de verbaasde gezichten. ‘Werkelijk? Ze zeggen dat de michiel admiraal heel rijk is. Dan kan ze toch een meid betalen?’ de ruyter vroeger nu ‘Die heeft ze ook wel. Maar ze werkt zelf flink mee.’ ‘Tss.’ , juli 1673 Het kan Annetje niet schelen. Ze praten maar. Zij en haar man Goed. Annetje zucht. Ze legt de pas gelezen brief van haar man mogen dan een heel vermogen hebben opgebouwd, dat wil nog niet Michiel op tafel. Het is dus zaak zo meteen na te kijken of er nog over- zeggen dat ze haar eigen boodschappen niet meer kan doen. Of de 1 hunebedden 2limes romeinse de 3 willibrord 4 grote de karel 5vogala olla hebban 6v floris 7hanze de 8 erasmus 9v karel

10 beeldenstorm 11oranje van willem 12republiek de 13voc de 14beemster de 15grachtengordel de 16groot de hugo 17statenbijbel de 18 rembrandt 19blaeu van major atlas de 20ruyter de michiel 21huygens christiaan 22 spinoza 23 slavernij 24 buitenhuizen 25eisinga eise 26 patriotten 27 napoleon 28i willem 29spoorlijn eerste de 30grondwet de 31havelaar max 32kinderarbeid tegen verzet 33gogh van vincent 34jacobs aletta 35wereldoorlog eerste 36stijl de 37crisisjaren de 38wereldoorlog tweede 39frank anne 40 indonesië 41drees willem 42watersnood de 43televisie de 44rotterdam van haven 45schmidt m.g. annie 46antillen ned. de en suriname 47 srebrenica 48nederland veelkleurig 49gasbel de 50 europa gebleven voorraden zijn van de vorige zeeslag. Ze had gehoopt dat hij was ophangen. Annetje is niet het type vrouw dat ’s ochtends dubt in de brief zijn thuiskomst zou aankondigen, maar niets is minder welke mooie jurk ze nu weer eens aan zal trekken. Aanpakken: daar 3000 0 500 1000 1500 1600 1700 1800 1900 2000 waar. Engeland en Frankrijk zijn niet van plan hun strijd tegen de houdt ze van. En de kinderen voedt ze ook zo op. Wie niet werkt, zal vChr. Republiek te staken. Haar man schrijft dat ze nieuwe gevechten ver- ook niet eten. Zo denkt ze daar als nuchtere Zeeuwse over. 192 Hij was de zoon van een eenvoudige bierdrager uit Vlissingen: 193 194 wachten en dat zij daarom moet zorgen voor nieuwe voorraden. Er is Annetje loopt naar de kast en zoekt naar het juiste papier. Hier is 195 Michiel Adriaenszoon de Ruyter (1607-1676). Zoals veel kinderen dringend behoefte aan brood, vis, boter, grutten, spek en bier. En als het: de lijst die ze nog maar een paar weken geleden gemaakt heeft in zijn tijd, moest Michiel al jong werken voor de kost. Hij het even kan, wil hij graag verse groenten voor zijn mannen ontvan- toen De Zeven Provinciën na de vorige zeeslag tegen de Engelsen weer in droomde van een leven op zee. Op zijn elfde mocht hij als gen en kippen en gedroogde vruchten. Niets is zo lekker als een vers de thuishaven lag. Hier staan alle goederen op die ze opgeslagen scheepsjongen mee met een groot schip. Michiel was leergierig eitje op zijn tijd. De strijd zal opnieuw zwaar worden, voorspelt haar heeft. Dan pakt ze het boek waarin ze de uitgaven bijhoudt. Zo te en werkte hard en maakte daarom al snel carrière. Toen hij 44 man in de brief. De Engelsen hebben steun gekregen van de Fransen. zien is er niet veel meer op voorraad, maar ze heeft genoeg geld in jaar was en tot tweemaal toe weduwnaar was geworden, besloot Samen hebben ze een vloot die veel groter is dan die van de kas. Nu eerst maar eens kijken of de voorraad nog bruikbaar is. Ze hij te stoppen met varen. Maar niet veel later, in 1652, brak er Republiek. De mannen zullen er een zware dobber aan krijgen. Goed loopt de gang in en roept naar de meid in de keuken: ‘Janna, ik ben oorlog uit tussen Engeland en de Republiek. De Ruyter werd eten en drinken is van groot belang om de strijd vol te houden. even op zolder.’ Ze trekt haar rokken wat omhoog om de trap op te dringend verzocht zijn ervaring en talent in te zetten om de Annetje weet wat haar te doen staat. Michiel mag dan een gewel- lopen. Bij iedere tree denkt ze aan de drie mannen die haar zo dier- strijd te winnen. Hij kon en wilde niet weigeren, al was hij net dig admiraal zijn, zij gaat al sinds jaar en dag over de bevoorrading baar zijn: haar man Michiel, haar zoon Jan, geboren uit een eerder opnieuw getrouwd – met Annetje van Gelder. Maar het bleef niet van zijn schip en over de centen. En dat doet ze goed. Annetje zorgt huwelijk, en Engel, Michiels zoon uit een eerder huwelijk. Alle drie bij die ene Engelse oorlog (1652-1656). Er kwam een tweede dat er genoeg op voorraad is om de 500 mannenbuiken aan boord gaan ze de strijd aan tegen de Fransen en Engelsen. Alle drie hebben (1665-1667) en zelfs een derde oorlog (1672-1673) tegen de van De Zeven Provinciën te vullen, maar ook weer niet zo veel dat het ze als kapitein leiding over een schip. En Michiel natuurlijk als Engelsen. In die laatste oorlog kreeg Engeland hulp van weg staat te rotten. En ze zorgt dat ze binnen het budget blijft. admiraal ook over de hele vloot. Dapper hoor. En belangrijk. Maar Frankrijk. De strijd was heftig en bloederig en de bezorgdheid Schulden, daar houdt ze niet van. Daar komen alleen maar praatjes ook gevaarlijk. Ze kijkt uit naar de dag dat haar mannen weer heel- binnen ons land was groot: het voortbestaan van de Republiek van. Iedereen weet immers wie zij is: de vrouw van Michiel huids thuis zijn. stond op het spel. Er moest krachtig worden ingegrepen. De Adriaenszoon de Ruyter. Ruyter was inmiddels opgeklommen tot admiraal: de leider van Niet dat er niet toch al over haar gepraat wordt. Ze hoort het wel, Scheveningen, 12 augustus 1673 de complete vloot van de Republiek. hoor. Vrouwen uit de gegoede burgerij, waar zij en haar man nu ook De Ruyter kijkt een laatste keer in de spiegel en draait met zijn bij horen, fluisteren elkaar tijdens etentjes en feesten toe: ‘Mevrouw duim en wijsvinger een mooie krul in zijn snor. Hij is er klaar voor. de Ruyter gaat zelf naar de markt voor boodschappen.’ In de keuken wordt druk gewerkt aan een goede maaltijd voor de De slag bij Kijkduin En ze ziet de verbaasde gezichten. ‘Werkelijk? Ze zeggen dat de michiel admiraal heel rijk is. Dan kan ze toch een meid betalen?’ de ruyter ‘Die heeft ze ook wel. Maar ze werkt zelf flink mee.’ ‘Tss.’ Amsterdam, juli 1673 Het kan Annetje niet schelen. Ze praten maar. Zij en haar man Goed. Annetje zucht. Ze legt de pas gelezen brief van haar man mogen dan een heel vermogen hebben opgebouwd, dat wil nog niet Michiel op tafel. Het is dus zaak zo meteen na te kijken of er nog over- zeggen dat ze haar eigen boodschappen niet meer kan doen. Of de gebleven voorraden zijn van de vorige zeeslag. Ze had gehoopt dat hij was ophangen. Annetje is niet het type vrouw dat ’s ochtends dubt in de brief zijn thuiskomst zou aankondigen, maar niets is minder welke mooie jurk ze nu weer eens aan zal trekken. Aanpakken: daar waar. Engeland en Frankrijk zijn niet van plan hun strijd tegen de houdt ze van. En de kinderen voedt ze ook zo op. Wie niet werkt, zal Republiek te staken. Haar man schrijft dat ze nieuwe gevechten ver- ook niet eten. Zo denkt ze daar als nuchtere Zeeuwse over. 194 wachten en dat zij daarom moet zorgen voor nieuwe voorraden. Er is Annetje loopt naar de kast en zoekt naar het juiste papier. Hier is 195 dringend behoefte aan brood, vis, boter, grutten, spek en bier. En als het: de lijst die ze nog maar een paar weken geleden gemaakt heeft het even kan, wil hij graag verse groenten voor zijn mannen ontvan- toen De Zeven Provinciën na de vorige zeeslag tegen de Engelsen weer in gen en kippen en gedroogde vruchten. Niets is zo lekker als een vers de thuishaven lag. Hier staan alle goederen op die ze opgeslagen eitje op zijn tijd. De strijd zal opnieuw zwaar worden, voorspelt haar heeft. Dan pakt ze het boek waarin ze de uitgaven bijhoudt. Zo te man in de brief. De Engelsen hebben steun gekregen van de Fransen. zien is er niet veel meer op voorraad, maar ze heeft genoeg geld in Samen hebben ze een vloot die veel groter is dan die van de kas. Nu eerst maar eens kijken of de voorraad nog bruikbaar is. Ze Republiek. De mannen zullen er een zware dobber aan krijgen. Goed loopt de gang in en roept naar de meid in de keuken: ‘Janna, ik ben eten en drinken is van groot belang om de strijd vol te houden. even op zolder.’ Ze trekt haar rokken wat omhoog om de trap op te Annetje weet wat haar te doen staat. Michiel mag dan een gewel- lopen. Bij iedere tree denkt ze aan de drie mannen die haar zo dier- dig admiraal zijn, zij gaat al sinds jaar en dag over de bevoorrading baar zijn: haar man Michiel, haar zoon Jan, geboren uit een eerder van zijn schip en over de centen. En dat doet ze goed. Annetje zorgt huwelijk, en Engel, Michiels zoon uit een eerder huwelijk. Alle drie dat er genoeg op voorraad is om de 500 mannenbuiken aan boord gaan ze de strijd aan tegen de Fransen en Engelsen. Alle drie hebben van De Zeven Provinciën te vullen, maar ook weer niet zo veel dat het ze als kapitein leiding over een schip. En Michiel natuurlijk als weg staat te rotten. En ze zorgt dat ze binnen het budget blijft. admiraal ook over de hele vloot. Dapper hoor. En belangrijk. Maar Schulden, daar houdt ze niet van. Daar komen alleen maar praatjes ook gevaarlijk. Ze kijkt uit naar de dag dat haar mannen weer heel- van. Iedereen weet immers wie zij is: de vrouw van Michiel huids thuis zijn. Adriaenszoon de Ruyter. Niet dat er niet toch al over haar gepraat wordt. Ze hoort het wel, Scheveningen, 12 augustus 1673 hoor. Vrouwen uit de gegoede burgerij, waar zij en haar man nu ook De Ruyter kijkt een laatste keer in de spiegel en draait met zijn bij horen, fluisteren elkaar tijdens etentjes en feesten toe: ‘Mevrouw duim en wijsvinger een mooie krul in zijn snor. Hij is er klaar voor. de Ruyter gaat zelf naar de markt voor boodschappen.’ In de keuken wordt druk gewerkt aan een goede maaltijd voor de michiel prins en zijn gevolg. Wat een geluk dat Annetje er tijdig voor Dan wordt het tijd de situatie door te spreken. De prins heeft in michiel de ruyter gezorgd heeft dat de voorraden weer op-en-top in orde zijn. Hij een brief zijn standpunt al aangekondigd. Er is een voc-vloot onder- de ruyter heeft een goed stuk vlees voor zijn hoge bezoek en later vandaag ook weg vanuit Azië, schepen afgeladen met handelswaar. Deze wordt voor al zijn mannen. Dat verdienen ze. binnenkort verwacht voor Texel. ‘De vloot van de Engelsen en ‘Admiraal!’ hoort hij. Hij loopt zijn kajuit uit en neemt de trap Fransen bevindt zich vlak bij het eiland, admiraal,’ zegt de prins. ‘We naar het dek. Matroos Maarten wijst naar een vissersschip dat tussen kunnen niet langer afwachten. Als onze vijanden de handelswaar van de andere schepen door De Zeven Provinciën nadert. En inderdaad: onze schepen roven, kunnen ze van de opbrengst nog lange tijd de De Ruyter ziet stadhouder prins Willem III, die hij al eerder ontmoet strijd volhouden.’ heeft, aan boord van het bescheiden schip. De Ruyter knikt. ‘U wilt aanvallen, hoogheid.’ ‘Haal alle matrozen aan dek,’ zegt hij tegen een van zijn luite- Dat wil de prins inderdaad. Hij wil dat De Ruyter de vloot naar nants. Zijn ogen gaan over het dek, op zoek naar zijn zoon en stief- Texel brengt om daar de vijandelijke vloot uit te schakelen. 196 zoon. Die heeft hij alvast van hun schepen laten halen voor het hoge De Ruyter stemt in. ‘Ik zal mijn mannen inlichten, hoogheid. Het 197 bezoek. ‘Engel, Jan!’ Ze lopen samen naar hem toe. ‘Blijf bij me in de zou goed zijn als u daarbij aanwezig bent.’ buurt. Ik wil jullie voorstellen aan de prins.’ Ze lachen. Het is fijn om ‘Graag,’ zegt de prins. een vader te hebben die trots op je is. Alle matrozen worden opnieuw naar het dek gehaald. De Ruyter Niet veel later komt prins Willem III aan boord van De Zeven spreekt de mannen in het bijzijn van de prins toe. ‘Onze vijanden Provinciën. Alle schepen van de vloot hebben de vlag hoog in de rusten niet, mannen. U bent mij al tweemaal eerder trouw geweest mast wapperen ter ere van zijn bezoek. De matrozen buigen diep en in de strijd. Ik vraag u dat een derde keer te doen. Laten we strijden roepen in koor: ‘Lang leve de prins!’ Ook op de andere schepen voor ons lieve vaderland, voor onze vrijheid, voor onze hoogheid en wordt de prins toegejuicht. Vreugdevolle saluutschoten klinken voor onze vrouwen en kinderen!’ over zee. De mannen stemmen in met luid gejuich. ‘Welkom, hoogheid!’ zegt De Ruyter hartelijk. Hij stelt zijn ‘Ik ben blij te zien dat uw manschappen strijdvaardig zijn, admi- belangrijkste medewerkers voor: de viceadmiraals, een paar kapi- raal,’ zegt prins Willem III tevreden. ‘Ik ben er zeker van dat de man- teins van de grootste schepen. ‘En dit zijn mijn zonen, hoogheid: nen onder uw leiding de vijand verslaan!’ Engel de Ruyter, mijn eigen zoon, en Jan van Gelder, zoon van mijn ‘Morgen vertrekken we, hoogheid,’ zegt De Ruyter alleen nog vrouw, maar mij even dierbaar als mijn eigen kinderen. Zij zijn ook maar. beiden kapitein.’ Die avond geeft hij een klopje op de schouder van Engel, die kapi- Amsterdam, een paar dagen later Slag bij Kijkduin, 21 augustus 1673 Engel en Jan maken een kleine buiging. tein is op het schip De Waesdorp en daarna op die van Jan, kapitein In alle kerken bidden mensen voor de mannen die op het punt Ruim een week later bereiken 17.000 matrozen en bijna 2600 sol- ‘Wat geweldig, admiraal, dat uw kinderen u steunen in deze grote op De Steenbergen. ‘Ik heb alle vertrouwen in jullie, mannen,’ zegt staan de Engelsen en Fransen aan te vallen. Annetje knijpt zachtjes daten Texel met een vloot van 75 oorlogsschepen en nog eens zo’n 40 strijd. Mijn complimenten.’ hij. in de hand van Margaretha, haar en Michiels dochter die nog thuis kleine schepen. Admiraal De Ruyter zuigt zijn longen vol met frisse De Ruyter lacht bescheiden. ‘Het bloed kruipt waar het niet gaan Ze knikken. Zij hebben vertrouwen in hem: hun vader en admi- woont. Haar andere hand legt ze op de arm van Bettynga, de vrouw zeelucht. De afgelopen uren heeft hij de Engelse en Franse vloot kan, hoogheid.’ raal. van Jan. Ze bidden voor Michiel, voor Jan en voor Engel. En ook een geobserveerd nabij Kijkduin onder Texel, en hij heeft goede wind beetje voor zichzelf. Want ze kunnen hun zonen, mannen en broers afgewacht. Nu is het moment aangebroken. Hij is tegelijkertijd niet missen. gespannen en vol vertrouwen: de vloot van de vijand is duidelijk michiel de ruyter

Amsterdam, een paar dagen later Slag bij Kijkduin, 21 augustus 1673 In alle kerken bidden mensen voor de mannen die op het punt Ruim een week later bereiken 17.000 matrozen en bijna 2600 sol- staan de Engelsen en Fransen aan te vallen. Annetje knijpt zachtjes daten Texel met een vloot van 75 oorlogsschepen en nog eens zo’n 40 in de hand van Margaretha, haar en Michiels dochter die nog thuis kleine schepen. Admiraal De Ruyter zuigt zijn longen vol met frisse woont. Haar andere hand legt ze op de arm van Bettynga, de vrouw zeelucht. De afgelopen uren heeft hij de Engelse en Franse vloot van Jan. Ze bidden voor Michiel, voor Jan en voor Engel. En ook een geobserveerd nabij Kijkduin onder Texel, en hij heeft goede wind beetje voor zichzelf. Want ze kunnen hun zonen, mannen en broers afgewacht. Nu is het moment aangebroken. Hij is tegelijkertijd niet missen. gespannen en vol vertrouwen: de vloot van de vijand is duidelijk 23 Slavernij Vrijheid én gelijkheid heid verschuldigd zijn. Ze zullen naar me luisteren. De slaven kun- slavernij nen dan terug naar de plantages en alles kan blijven zoals we gewend vroeger nu zijn.’ De gouverneur schiet overeind uit zijn stoel. ‘Doorgaan alsof er ‘Alstublieft, meneer de gouverneur,’ zegt pater Jacobus Schinck, niets is gebeurd? Wat denkt u wel! Een misdaad mag nooit onge- ‘laat mij nog één keer met de opstandelingen praten. Het zijn onwe- straft blijven!’ tende schapen die van de kudde zijn afgedwaald. Ik ben hun herder!’ ‘Natuurlijk, natuurlijk,’ sust de pater. ‘De leiders van de opstand 1 hunebedden 2limes romeinse de 3 willibrord 4 grote de karel 5vogala olla hebban 6v floris 7hanze de 8 erasmus 9v karel

10 beeldenstorm 11oranje van willem 12republiek de 13voc de 14beemster de 15grachtengordel de 16groot de hugo 17statenbijbel de 18 rembrandt 19blaeu van major atlas de 20ruyter de michiel 21huygens christiaan 22 spinoza 23 slavernij 24 buitenhuizen 25eisinga eise 26 patriotten 27 napoleon 28i willem 29spoorlijn eerste de 30grondwet de 31havelaar max 32kinderarbeid tegen verzet 33gogh van vincent 34jacobs aletta 35wereldoorlog eerste 36stijl de 37crisisjaren de 38wereldoorlog tweede 39frank anne 40 indonesië 41drees willem 42watersnood de 43televisie de 44rotterdam van haven 45schmidt m.g. annie 46antillen ned. de en suriname 47 srebrenica 48nederland veelkleurig 49gasbel de 50 europa De wind waait door de open vensters van het gouvernementshuis. mogen hun straf natuurlijk niet ontlopen. Maar al die arme slaven Gouverneur Johannes de Veer dept het zweet op zijn hoofd met een die misleid zijn? U weet hoe dom ze kunnen zijn. Ze hebben te veel 3000 0 500 1000 1500 1600 1700 1800 1900 2000 zakdoek. ‘Het zijn gevaarlijke idioten, pater,’ zegt hij. ‘Ze zijn gewa- rum gedronken en dure eden gezworen. Vervolgens worden ze bang vChr. pend! Hebt u niet gehoord wat er allemaal op de plantages en boer- voor allerlei vervloekingen als ze hun beloften niet nakomen.’ 222 In de zeventiende eeuw begon de Nederlandse West- bevrijden. Het nieuws verspreidde zich over het hele 223 224 derijen gebeurt? Voorraadschuren worden geplunderd, huisraad ‘Dom en barbaars,’ briest gouverneur De Veer, terwijl hij weer 225 Indische Compagnie met de handel in slaven: West- Caribische gebied en bereikte ook Curaçao. wordt vernield, akkers zijn verwoest. Er zijn wachters gevangenge- gaat zitten. ‘Ik begrijp als goed protestant niet, waarom de katholie- Afrikanen werden in volgestouwde slavenschepen onder In Nederland hadden patriotten inmiddels met steun nomen en tientallen slaven die opgesloten zaten, zijn bevrijd. Die ken slaven überhaupt dopen.’ afschuwelijke omstandigheden naar Curaçao vervoerd, van Frankrijk de Bataafse Republiek gesticht. Ook in ons zaten niet voor niets gevangen. Een Nederlandse huisleraar is omge- Pater Schinck doet net alsof hij dat laatste niet heeft gehoord. waar de sterk verzwakte overlevenden een paar weken de land gold het Franse motto, maar ook nu weer niet voor de bracht. Wat staat ons verder nog te wachten? Hier helpt alleen een ‘Maar u weet ook dat dit soort opstanden niet zonder reden ont- gelegenheid kregen om aan te sterken. De wic leverde in zwarte slaven in Suriname en de Nederlandse Antillen. Op krachtig, gewapend optreden!’ staan,’ zegt hij voorzichtig. grote delen van Noord- en Zuid-Amerika slaven tegen 17 augustus 1795 brak er op westelijk Curaçao een slaven- Daar was pater Schinck al bang voor. ‘Maar beseft u, edelachtbare, ‘Hm,’ doet de gouverneur. scherpe prijzen en drong Engelse en Franse slavenhandela- opstand uit onder leiding van de slaaf Tula. De opstand wat dat betekent?’ De pater besluit zijn laatste troef te gebruiken. ‘Er De warmte is drukkend. Buiten klinkt een hoornsignaal. ren uit de markt. was goed voorbereid en het hele westelijke deel van het zullen doden vallen! Niet alleen onder de militairen, maar ook ‘Op sommige plantages moeten de slaven betalen voor de kleren Curaçao werd een centrum van internationale slaven- eiland viel binnen enkele dagen in handen van de vrij- onder de slaven.’ Hij laat een stilte vallen. ‘U weet wat een slaaf kost. die ze dragen,’ gaat de pater verder. ‘De planters houden het geld in handel. Sommige slaven bleven op het eiland, omdat ze heidsstrijders. De schade voor de planters zal alleen maar groter worden.’ op hun zakgeld. Maar het ergst is nog wel dat slaven worden werden gekocht door inwoners van Curaçao. Zij moesten De gouverneur lacht schamper. ‘De planters zelf hebben me van- gedwongen op zondag te werken. Hoe kunnen ze dan in godsnaam werken op boerderijen, die men ‘tuinen’ noemde, of bij daag bijna gesmeekt om hard op te treden,’ zegt hij. ‘Ze zijn bereid naar de kerk?’ blanke families in Willemstad. Van zonsopkomst tot zons- zelf mee te vechten. De Koloniale Raad heeft daarom besloten troe- De gouverneur lijkt na te denken. Dan zucht hij diep. ‘Goed,’ zegt ondergang deden ze zwaar werk op het land of in de zout- pen te sturen onder de deskundige leiding van kapitein Van hij, ‘ik geef u toestemming te onderhandelen met de leider van de winning en als ze iets verkeerd deden of opkwamen voor Westerholt.’ opstand. Tula heet hij: een lange, sterke kerel, slaaf van de heer Van hun rechten, werden ze streng gestraft. ‘Daarom ben ik hier, edelachtbare,’ zegt pater Schinck. ‘Vindt u Uytrecht op de Knip. Vraag hem naar de reden van de opstand. Als Toen de Fransen na de Franse Revolutie Vrijheid, Gelijk- niet dat we er alles aan moeten doen om bloedvergieten te voorko- hij gerede klachten heeft, moet hij die bij ons melden. De regering heid en Broederschap predikten, werden de slaven in de men? Waarom naar de wapens grijpen als we dit vreedzaam kunnen heeft tenslotte ook de taak de rechten van de slaven te beschermen. Franse kolonie Saint Domingue (het tegenwoordige Haïti) oplossen? De slaven hebben een diepgeworteld ontzag voor hun Zijn de klachten van de slaven gegrond, dan zullen we optreden!’ De echter niet vrijgelaten. Daarom begonnen ze in 1791 een meesters. Ze weten dat ze van nature aan de blanken gehoorzaam- gouverneur knikt. ‘Zeg hem dat hij en zijn medestanders gratie krij- bloedige strijd, die ze ten slotte wonnen: ze wisten zich te gen, als ze zich nu overgeven.’ Vrijheid én gelijkheid heid verschuldigd zijn. Ze zullen naar me luisteren. De slaven kun- slavernij nen dan terug naar de plantages en alles kan blijven zoals we gewend zijn.’ De gouverneur schiet overeind uit zijn stoel. ‘Doorgaan alsof er ‘Alstublieft, meneer de gouverneur,’ zegt pater Jacobus Schinck, niets is gebeurd? Wat denkt u wel! Een misdaad mag nooit onge- ‘laat mij nog één keer met de opstandelingen praten. Het zijn onwe- straft blijven!’ tende schapen die van de kudde zijn afgedwaald. Ik ben hun herder!’ ‘Natuurlijk, natuurlijk,’ sust de pater. ‘De leiders van de opstand De wind waait door de open vensters van het gouvernementshuis. mogen hun straf natuurlijk niet ontlopen. Maar al die arme slaven Gouverneur Johannes de Veer dept het zweet op zijn hoofd met een die misleid zijn? U weet hoe dom ze kunnen zijn. Ze hebben te veel zakdoek. ‘Het zijn gevaarlijke idioten, pater,’ zegt hij. ‘Ze zijn gewa- rum gedronken en dure eden gezworen. Vervolgens worden ze bang pend! Hebt u niet gehoord wat er allemaal op de plantages en boer- voor allerlei vervloekingen als ze hun beloften niet nakomen.’ 224 derijen gebeurt? Voorraadschuren worden geplunderd, huisraad ‘Dom en barbaars,’ briest gouverneur De Veer, terwijl hij weer 225 wordt vernield, akkers zijn verwoest. Er zijn wachters gevangenge- gaat zitten. ‘Ik begrijp als goed protestant niet, waarom de katholie- nomen en tientallen slaven die opgesloten zaten, zijn bevrijd. Die ken slaven überhaupt dopen.’ zaten niet voor niets gevangen. Een Nederlandse huisleraar is omge- Pater Schinck doet net alsof hij dat laatste niet heeft gehoord. bracht. Wat staat ons verder nog te wachten? Hier helpt alleen een ‘Maar u weet ook dat dit soort opstanden niet zonder reden ont- krachtig, gewapend optreden!’ staan,’ zegt hij voorzichtig. Daar was pater Schinck al bang voor. ‘Maar beseft u, edelachtbare, ‘Hm,’ doet de gouverneur. wat dat betekent?’ De pater besluit zijn laatste troef te gebruiken. ‘Er De warmte is drukkend. Buiten klinkt een hoornsignaal. zullen doden vallen! Niet alleen onder de militairen, maar ook ‘Op sommige plantages moeten de slaven betalen voor de kleren onder de slaven.’ Hij laat een stilte vallen. ‘U weet wat een slaaf kost. die ze dragen,’ gaat de pater verder. ‘De planters houden het geld in De schade voor de planters zal alleen maar groter worden.’ op hun zakgeld. Maar het ergst is nog wel dat slaven worden De gouverneur lacht schamper. ‘De planters zelf hebben me van- gedwongen op zondag te werken. Hoe kunnen ze dan in godsnaam daag bijna gesmeekt om hard op te treden,’ zegt hij. ‘Ze zijn bereid naar de kerk?’ zelf mee te vechten. De Koloniale Raad heeft daarom besloten troe- De gouverneur lijkt na te denken. Dan zucht hij diep. ‘Goed,’ zegt pen te sturen onder de deskundige leiding van kapitein Van hij, ‘ik geef u toestemming te onderhandelen met de leider van de Westerholt.’ opstand. Tula heet hij: een lange, sterke kerel, slaaf van de heer Van ‘Daarom ben ik hier, edelachtbare,’ zegt pater Schinck. ‘Vindt u Uytrecht op de Knip. Vraag hem naar de reden van de opstand. Als niet dat we er alles aan moeten doen om bloedvergieten te voorko- hij gerede klachten heeft, moet hij die bij ons melden. De regering men? Waarom naar de wapens grijpen als we dit vreedzaam kunnen heeft tenslotte ook de taak de rechten van de slaven te beschermen. oplossen? De slaven hebben een diepgeworteld ontzag voor hun Zijn de klachten van de slaven gegrond, dan zullen we optreden!’ De meesters. Ze weten dat ze van nature aan de blanken gehoorzaam- gouverneur knikt. ‘Zeg hem dat hij en zijn medestanders gratie krij- gen, als ze zich nu overgeven.’ slavernij Pater Schinck slaakt een zucht van verlichting. Dit is meer dan hij slavernij ten de wachters zijn die eerder gevangen zijn genomen. Ze worden Nederland is bezet door de Fransen. Volgens mij hebben wij nu ook had durven hopen. ‘Ik zal mijn uiterste best doen, edelachtbare,’ kennelijk goed behandeld. recht op onze vrijheid.’ zegt hij. Pater Schinck voelt dat zijn hart rustiger wordt. ‘Wie is Tula?’ De pater weet zich even geen houding te geven. Hoe kan Tula dit vraagt hij en terwijl hij dat vraagt, draait een van de rebellen zich allemaal weten? Het is duidelijk: hij zal met goede argumenten Samen met kapitein Van Westerholt en zijn soldaten reist de pater om. Hij had de vraag niet hoeven stellen. Daar staat overduidelijk de moeten komen om hem te overtuigen. ‘Onze regering zetelt in nog diezelfde middag naar de tuin van Carel van der Linden bij het aanvoerder. Hij is groter dan de anderen en hij straalt rust en zelfver- Holland, niet in Frankrijk,’ zegt hij. ‘En Curaçao is een klein eiland. oude, kleine fort Porto Mari. Als ze aankomen gaat de zon al onder. trouwen uit. Aan zijn zijde hangt een degen. Jullie kunnen nergens heen. Er zijn hier geen afgelegen bergen waar Krekels tsjirpen in het lage struikgewas. De pater slikt. Hij had alles verwacht: een berouwvolle boef mis- je je kunt schuilhouden, zoals op Saint Domingue. Binnenkort zijn ‘Misschien wilt u vannacht hier blijven?’ vraagt de kapitein. schien, of eerder nog een gevaarlijke moordenaar, maar niet zo’n jullie voorraden op. Waar moet dat naartoe?’ Hij schudt zijn hoofd. Pater Schinck schudt zijn hoofd. Hij heeft die middag de troepen man. Op de markt zou hij een klein vermogen opbrengen. Tula is ‘Het zou me echt aan het hart gaan als het slecht met jullie zou aflo- van Van Westerholt meegemaakt. Er zitten planters te paard bij. Die een prachtige kerel, lang en gespierd, met een trots hoofd. pen. Ik ben immers jullie pastoor!’ 226 zijn niet te houden. ‘Het is beter als ik meteen verderga,’ zegt hij. 227 228 ‘Pater Schinck?’ vraagt hij. Zijn stem is diep en warm. ‘Ik ben Sommige rebellen beginnen te morren. Iemand zegt in het Frans: 229 Van Westerholt knikt. ‘Ik zal u twee vrije zwarten meegeven, kapitein Tula. Gaat u zitten.’ ‘Die priester houdt ons voor de gek!’ Maar anderen zijn duidelijk zodat u niet onbeschermd bent.’ Pater Schinck is even te beduusd om te reageren en verstrooid onder de indruk van pater Schincks woorden. Zo zet pater Schinck zijn tocht voort. Het is een warme avond, de haalt hij zijn snuifdoos uit zijn vestzak. Dat geeft hem tijd om na te Tula wordt boos. ‘Laat mij het gesprek met de pater voeren,’ zegt wind is gaan liggen en er klinkt niets dan het ruisen van de bran- denken en een snuifje brengt rust in zijn hoofd. Maar zijn snuifdoos hij. ‘Ik laat jullie wel roepen als ik jullie nodig heb.’ ding. Samen met zijn begeleiders beklimt hij de Seru Caballé, de is leeg. De mannen aarzelen en niemand maakt aanstalten om de kamer heuvel aan de oostkant van de baai. Boven op de heuvel ligt het klei- ‘Neemt u de mijne,’ zegt een van de rebellen. ‘Of zal ik de tabak in te verlaten. ne fort dat de rebellen hebben bezet. uw snuifdoos aanvullen?’ Tula grijpt naar zijn pistool en lost een schot in het plafond. ‘En De pater heeft het warm, niet alleen door de klamme hitte, maar ‘Eh, graag,’ zegt pater Schinck, verbaasd over zoveel vriendelijk- nu de kamer uit, allemaal!’ roept hij. vooral omdat hij bang is. Waarom is hij hier in godsnaam aan heid. Pater Schinck zit als versteend op zijn stoel. Een voor een druipen begonnen? Omdat het zijn plicht is, zegt een heilig stemmetje in Nadat hij een snuifje heeft genomen, kan hij weer helder denken. de mannen nu af, zwijgend en angstig. Alleen Tula en de twee blan- zijn hoofd. Veel rebellen zijn immers in zijn kerk gedoopt. Hij haalt ‘Ik kom hier namens de regering,’ zegt hij dan. ‘De gouverneur en de ke gevangenen blijven over. diep adem en recht zijn rug. God zal hem beschermen. Raad willen van jullie weten waarom jullie in opstand zijn gekomen. Kapitein Tula gaat tegenover hem zitten, rustig en zelfverzekerd. ‘Blijf staan!’ klinkt het opeens van de berg. De eerste hindernis is genomen, maar gaat het niet wat al te mak- Als jullie goede redenen hebben, zal de gouverneur actie onderne- ‘Heer pastoor,’ begint hij, ‘stammen niet alle mensen af van Adam Plotseling duiken er mannen op. Donker steken ze af tegen de kelijk? Pater Schinck voelt zich als een konijn in een vossenhol. men. Het is niet nodig om in opstand te komen. De gouverneur en Eva?’ avondlucht. Er worden geweren op hem gericht. Even moet de pater Zwijgend lopen ze verder tot ze op de binnenplaats komen. Het biedt jullie een algemeen pardon aan, als jullie de wapens nu neer- Pater Schinck zwijgt. Hij is verbijsterd. Wat kan hij hierop zeggen? denken aan die arme leraar die is omgekomen. ‘Ik blijf staan!’ roept wemelt er van de slaven. Veel mannen zijn gewapend met een leggen en jullie overgeven.’ ‘Mijn beste heer pater,’ gaat Tula verder, ‘heb ik er verkeerd aan hij. ‘Ik ben pater Schinck en ik kom in vrede. Breng mij naar jullie geweer. Hoe zijn ze aan al die wapens gekomen? Gestolen van de Pater Schinck merkt dat de mannen in de kamer onrustig worden. gedaan om tweeëntwintig broeders te bevrijden die ten onrechte leider!’ Zijn bloed pompt langs zijn slapen. planters? Met gebogen hoofd gaat de pater snel het huis in waar de De rebellen beginnen druk met elkaar te praten. Dan neemt hun gevangen waren gezet?’ Zeven mannen komen naar hem toe. Grote, sterke mannen. Een leider hem inmiddels verwacht. kapitein het woord: ‘Wij worden slecht behandeld,’ zegt hij, ‘maar Bijna schudt de pater zijn hoofd: mensen die onschuldig gevan- van hen herkent hem. ‘Het is inderdaad de pater,’ zegt hij. ‘U mag Binnen brandt een olielamp en schaduwen dansen tegen de witte wij op onze beurt willen niemand kwaad doen. We zijn niet uit op genzitten, moet je bevrijden. Dat is alleen maar barmhartig en verder.’ muren. Er zijn zeker vijf rebellen, maar ook twee blanken. Dat moe- wraak! Wij willen alleen maar onze vrijheid, net als de Franse slaven. rechtvaardig. slavernij ten de wachters zijn die eerder gevangen zijn genomen. Ze worden Nederland is bezet door de Fransen. Volgens mij hebben wij nu ook kennelijk goed behandeld. recht op onze vrijheid.’ Pater Schinck voelt dat zijn hart rustiger wordt. ‘Wie is Tula?’ De pater weet zich even geen houding te geven. Hoe kan Tula dit vraagt hij en terwijl hij dat vraagt, draait een van de rebellen zich allemaal weten? Het is duidelijk: hij zal met goede argumenten om. Hij had de vraag niet hoeven stellen. Daar staat overduidelijk de moeten komen om hem te overtuigen. ‘Onze regering zetelt in aanvoerder. Hij is groter dan de anderen en hij straalt rust en zelfver- Holland, niet in Frankrijk,’ zegt hij. ‘En Curaçao is een klein eiland. trouwen uit. Aan zijn zijde hangt een degen. Jullie kunnen nergens heen. Er zijn hier geen afgelegen bergen waar De pater slikt. Hij had alles verwacht: een berouwvolle boef mis- je je kunt schuilhouden, zoals op Saint Domingue. Binnenkort zijn schien, of eerder nog een gevaarlijke moordenaar, maar niet zo’n jullie voorraden op. Waar moet dat naartoe?’ Hij schudt zijn hoofd. man. Op de markt zou hij een klein vermogen opbrengen. Tula is ‘Het zou me echt aan het hart gaan als het slecht met jullie zou aflo- een prachtige kerel, lang en gespierd, met een trots hoofd. pen. Ik ben immers jullie pastoor!’ 228 ‘Pater Schinck?’ vraagt hij. Zijn stem is diep en warm. ‘Ik ben Sommige rebellen beginnen te morren. Iemand zegt in het Frans: 229 kapitein Tula. Gaat u zitten.’ ‘Die priester houdt ons voor de gek!’ Maar anderen zijn duidelijk Pater Schinck is even te beduusd om te reageren en verstrooid onder de indruk van pater Schincks woorden. haalt hij zijn snuifdoos uit zijn vestzak. Dat geeft hem tijd om na te Tula wordt boos. ‘Laat mij het gesprek met de pater voeren,’ zegt denken en een snuifje brengt rust in zijn hoofd. Maar zijn snuifdoos hij. ‘Ik laat jullie wel roepen als ik jullie nodig heb.’ is leeg. De mannen aarzelen en niemand maakt aanstalten om de kamer ‘Neemt u de mijne,’ zegt een van de rebellen. ‘Of zal ik de tabak in te verlaten. uw snuifdoos aanvullen?’ Tula grijpt naar zijn pistool en lost een schot in het plafond. ‘En ‘Eh, graag,’ zegt pater Schinck, verbaasd over zoveel vriendelijk- nu de kamer uit, allemaal!’ roept hij. heid. Pater Schinck zit als versteend op zijn stoel. Een voor een druipen Nadat hij een snuifje heeft genomen, kan hij weer helder denken. de mannen nu af, zwijgend en angstig. Alleen Tula en de twee blan- ‘Ik kom hier namens de regering,’ zegt hij dan. ‘De gouverneur en de ke gevangenen blijven over. Raad willen van jullie weten waarom jullie in opstand zijn gekomen. Kapitein Tula gaat tegenover hem zitten, rustig en zelfverzekerd. Als jullie goede redenen hebben, zal de gouverneur actie onderne- ‘Heer pastoor,’ begint hij, ‘stammen niet alle mensen af van Adam men. Het is niet nodig om in opstand te komen. De gouverneur en Eva?’ biedt jullie een algemeen pardon aan, als jullie de wapens nu neer- Pater Schinck zwijgt. Hij is verbijsterd. Wat kan hij hierop zeggen? leggen en jullie overgeven.’ ‘Mijn beste heer pater,’ gaat Tula verder, ‘heb ik er verkeerd aan Pater Schinck merkt dat de mannen in de kamer onrustig worden. gedaan om tweeëntwintig broeders te bevrijden die ten onrechte De rebellen beginnen druk met elkaar te praten. Dan neemt hun gevangen waren gezet?’ kapitein het woord: ‘Wij worden slecht behandeld,’ zegt hij, ‘maar Bijna schudt de pater zijn hoofd: mensen die onschuldig gevan- wij op onze beurt willen niemand kwaad doen. We zijn niet uit op genzitten, moet je bevrijden. Dat is alleen maar barmhartig en wraak! Wij willen alleen maar onze vrijheid, net als de Franse slaven. rechtvaardig. Tula zwijgt en pater Schinck ziet dat hij tranen in zijn ogen krijgt. slavernij Een rilling door het land wijl Nederlanders de rijkdommen van het land opeisen. Samen met max ‘Heer pater,’ gaat hij verder, ‘voor een beest wordt beter gezorgd de inlandse hoofden, de regenten, houden ze de bevolking onder de havelaar dan voor ons. Als een beest zijn poot breekt, probeert de meester het duim. Zo nodig gebruiken ze geweld. Hij heeft het zelf gezien! En de tenminste te genezen…’ Nederlanders zien het ook, maar doen er niets aan. Er valt een lange stilte. Buiten zitten de rebellen zachtjes te zin- Schandelijk. Dat is het! Schandelijk! Baron van Hoëvell ijsbeert door Van Hoëvell loopt naar zijn bureau, zucht en gaat zitten op zijn gen. Franse liedjes zingen ze, over vrijheid, gelijkheid en broeder- zijn studeerkamer. Hoe kón koning Willem III vanmiddag met leren stoel. Hij pakt het boek dat boven op het stapeltje links ligt. schap. Pater Schinck weet duvelsgoed wat die Franse liedjes hebben droge ogen beweren dat ‘de toestand onzer overzeesche bezittingen ‘Max Havelaar of de koffij-veilingen der Nederlandsche Handel- gebracht: niets dan dood en verderf. in alle opzigten bevredigend’ is. Onbegrijpelijk! Het stond toch echt Maatschappij, door Multatuli,’ leest hij. Hij bladert door het boek Opeens wordt hij boos. Hij is hier verdorie niet gekomen om over letterlijk in de Troonrede die de koning namens de regering voorge- dat hij de afgelopen maanden al tientallen keren in handen heeft vrijheid te filosoferen! ‘Tula,’ zegt hij streng, ‘ik ben gekomen met lezen heeft bij de start van het nieuwe politieke jaar in de Tweede gehad. Op vele pagina’s heeft hij zinnen onderstreept, uitroepte- een uiterst edelmoedig aanbod van de gouverneur.’ Kamer. Een leugen is het! Hij, het Tweede Kamerlid dat jarenlang kens gezet of zelfs ‘Zo is het!’ in de kantlijn gekrabbeld. Deze 230 Tula reageert niet. ‘Het is inmiddels te donker om nog terug te 231 300 gewerkt en geleefd heeft in Nederlands-Indië, weet wel beter. Ja, Multatuli slaat de spijker op de kop. Hijzelf heeft ook al vele keren 301 gaan, heer pater,’ zegt hij. ‘Ik laat u naar uw slaapkamer brengen.’ met al die Nederlanders daar, dáár gaat het prima mee. Die hebben over het afschuwelijke lot van de inlanders van Nederlands-Indië fijne huizen, goed te eten en genoeg personeel. Maar de bevolking, geschreven en erover gesproken in de Tweede Kamer. Maar er veran- Die nacht is de angstigste nacht in het leven van pater Schinck. Hij de inlanders? De hebben niets. Hélémaal niets. Hij sluit zijn ogen en dert niets. kan van verwarring de slaap niet vatten. Nooit had hij gedacht dat ziet ze weer voor zich: magere, hardwerkende, vermoeide mannen En nu is er dit boek, dit overdonderende boek. Het is in een paar Tula hem zo fatsoenlijk zou behandelen: hij heeft een nette kamer en vrouwen. Kinderen met bolle buiken van de honger. En dat ter- maanden tijd door zo veel mensen gelezen en er is zo veel over en een schoon bed. Er ligt zelfs een bijbel op tafel. Maar buiten klinkt nog altijd het zingen van de rebellen, zacht en duidelijk. Ze zingen over vrijheid en gelijkheid. Met bonkend hart staart de pater in het duister. ‘Stammen niet alle mensen af van Adam en Eva?’ heeft Tula gezegd. Dan dringt het verschrikkelijke besef pas echt tot hem door: Tula wil niet alleen vrijheid, maar ook gelijkheid. Vrijheid is één ding, er wonen meer ‘Sinds de slaven op Saint Domingue zijn bevrijd, is ons leven een vrijgelaten slaven op het eiland. Maar gelijkheid? hel. Telkens als wij willen dat de meester zijn afspraken nakomt, ‘Alle mensen stammen af van Adam en Eva,’ echoot het in zijn barst hij los: “Jij wilt zeker ook je vrijheid?” Zo worden wij gestraft hoofd. Hij heeft het de slaven zelf geleerd. Tula heeft het goed omdat de Fransen hun slaven de vrijheid hebben gegeven. Eén keer begrepen, maar wie zal ooit willen erkennen dat zwarten en blanken ben ik vastgebonden en tot bloedens toe geslagen. “Heb medelijden gelijk zijn? Hoe moet dat aflopen? Eén ding weet pater Schinck met een arme slaaf!” riep ik zonder ophouden. Pas na een hele poos zeker: de gevolgen zullen verschrikkelijk zijn. werd ik losgemaakt. Het bloed golfde uit mijn mond en ik zakte op mijn knieën. “O, God!” riep ik uit. “Is het dan Uw wil dat wij zo mis- handeld worden?”’ Een rilling door het land wijl Nederlanders de rijkdommen van het land opeisen. Samen met max de inlandse hoofden, de regenten, houden ze de bevolking onder de havelaar duim. Zo nodig gebruiken ze geweld. Hij heeft het zelf gezien! En de Nederlanders zien het ook, maar doen er niets aan. Schandelijk. Dat is het! Schandelijk! Baron van Hoëvell ijsbeert door Van Hoëvell loopt naar zijn bureau, zucht en gaat zitten op zijn zijn studeerkamer. Hoe kón koning Willem III vanmiddag met leren stoel. Hij pakt het boek dat boven op het stapeltje links ligt. droge ogen beweren dat ‘de toestand onzer overzeesche bezittingen ‘Max Havelaar of de koffij-veilingen der Nederlandsche Handel- in alle opzigten bevredigend’ is. Onbegrijpelijk! Het stond toch echt Maatschappij, door Multatuli,’ leest hij. Hij bladert door het boek letterlijk in de Troonrede die de koning namens de regering voorge- dat hij de afgelopen maanden al tientallen keren in handen heeft lezen heeft bij de start van het nieuwe politieke jaar in de Tweede gehad. Op vele pagina’s heeft hij zinnen onderstreept, uitroepte- Kamer. Een leugen is het! Hij, het Tweede Kamerlid dat jarenlang kens gezet of zelfs ‘Zo is het!’ in de kantlijn gekrabbeld. Deze 300 gewerkt en geleefd heeft in Nederlands-Indië, weet wel beter. Ja, Multatuli slaat de spijker op de kop. Hijzelf heeft ook al vele keren 301 met al die Nederlanders daar, dáár gaat het prima mee. Die hebben over het afschuwelijke lot van de inlanders van Nederlands-Indië fijne huizen, goed te eten en genoeg personeel. Maar de bevolking, geschreven en erover gesproken in de Tweede Kamer. Maar er veran- de inlanders? De hebben niets. Hélémaal niets. Hij sluit zijn ogen en dert niets. ziet ze weer voor zich: magere, hardwerkende, vermoeide mannen En nu is er dit boek, dit overdonderende boek. Het is in een paar en vrouwen. Kinderen met bolle buiken van de honger. En dat ter- maanden tijd door zo veel mensen gelezen en er is zo veel over 26 De patriotten De executie van freule schoot de vader van freule Van Dorth voor de lol op zijn pachters. De de laatste keer dat hij raak schoot, had dat de dood van Toons vader als patriotten vroeger nu Judith van Dorth gevolg. De freule houdt op met het zwaaien van de vlag als ze de staljon- gen in de gaten krijgt. ‘Toon! Maak als de donder het rijtuig klaar. We rijden naar Lichtenvoorde!’ Even blijft Toon hulpeloos staan, dan ziet hij hoe de freule zich 1 hunebedden 2limes romeinse de 3 willibrord 4 grote de karel 5vogala olla hebban 6v floris 7hanze de 8 erasmus 9v karel

10 beeldenstorm 11oranje van willem 12republiek de 13voc de 14beemster de 15grachtengordel de 16groot de hugo 17statenbijbel de 18 rembrandt 19blaeu van major atlas de 20ruyter de michiel 21huygens christiaan 22 spinoza 23 slavernij 24 buitenhuizen 25eisinga eise 26 patriotten 27 napoleon 28i willem 29spoorlijn eerste de 30grondwet de 31havelaar max 32kinderarbeid tegen verzet 33gogh van vincent 34jacobs aletta 35wereldoorlog eerste 36stijl de 37crisisjaren de 38wereldoorlog tweede 39frank anne 40 indonesië 41drees willem 42watersnood de 43televisie de 44rotterdam van haven 45schmidt m.g. annie 46antillen ned. de en suriname 47 srebrenica 48nederland veelkleurig 49gasbel de 50 europa bukt. Wegwezen. De kans is groot dat ze een geweer pakt. Hij draait zich om en rent het koetshuis in. Hij kan het beste maar doen wat ze 3000 0 500 1000 1500 1600 1700 1800 1900 2000 zegt. Samen met de oude stalmeester spant hij de ruin Pegasus voor vChr. de koets. 250 Op 27 augustus 1799 landde een Engels-Russisch leger op 251 252 ‘Leve Willem V! Leve Oranje!’ ‘Schiet op, schiet op! De erfprins is in Noord-Holland geland en 253 de Noord-Hollandse kust en veroverde een groot deel van Toon bevriest ter plekke. De scherpe stem van freule Judith van baron van Heeckeren ligt voor Winterswijk!’ De freule komt het dit gewest. Vier jaar daarvoor was stadhouder Willem V Dorth reikt tot in de stallen. Leve Oranje? Dat is toch afgelopen? Hij koetshuis binnengerend. gevlucht voor de patriotten die vervolgens met hulp van de drukt zijn gezicht even in de manen van het paard dat hij aan het Hoe weet ze dat? Is er vanochtend zo vroeg al een boodschapper Fransen de Bataafse republiek stichtten. borstelen is. Dit is vast een nachtmerrie – hij wordt zo wakker. geweest? Opeens weet Toon het weer. Hij heeft inderdaad een paard Zijn zoon erfprins Willem kondigde bij deze invasie in Dan hoort hij weer die stem. ‘Elke patriot mag kapot! Leve Oranje!’ horen galopperen toen het nog donker was. 1799 aan dat het oude gezag binnenkort hersteld zou wor- Toon legt de borstel neer en rent naar buiten. Uit de toren van ‘Hier, die moeten aan de koets worden vastgemaakt!’ De freule den. Op 5 september 1799 deed een orangistisch leger kasteel Harreveld hangt freule Van Dorth en ze zwaait vervaarlijk gooit Toon grote oranje strikken toe. onder leiding van August Robbert baron van Heeckeren met een oranje vlag. Toon knijpt in zijn arm. Het is geen nachtmer- Met trillende handen maakt Toon de strikken aan de koets vast. van Suideras een inval in Oost-Gelderland. In Winterswijk rie. Het houdt nooit op. Uit diezelfde toren van kasteel Harreveld De freule is al oud, zeker in de vijftig, en ze is niet groot, maar toch is werd een nieuw bestuur ingesteld, en het leger trok verder hij bang voor haar. Hij kent haar al zijn hele leven. Zijn vader de Achterhoek in… gehoorzaamde haar vader, zoals Toon freule Judith en haar broer Gerrit moet gehoorzamen. Sinds de patriotten de baas zijn, heeft hij een tijdje gedacht dat hij van hen af was. De patriotten hadden het tweetal flink aangepakt. Ze hadden allebei ambten geërfd waar ze niets voor deden en flink geld mee verdienden. De patriotten maak- ten daar een einde aan. Gerrit vluchtte naar Munsterland en freule Van Dorth werd gevangengezet in het stadshuis in Zutphen. Jammer genoeg wist ze al snel te ontsnappen en had ze zich bij haar broer gevoegd. Een paar weken geleden verscheen het tweetal ineens weer, ze betrokken kasteel Harreveld alsof ze nooit weg waren geweest. En ze behandelen hun personeel ook net als daarvoor: alsof De executie van freule schoot de vader van freule Van Dorth voor de lol op zijn pachters. De de laatste keer dat hij raak schoot, had dat de dood van Toons vader als patriotten Judith van Dorth gevolg. De freule houdt op met het zwaaien van de vlag als ze de staljon- gen in de gaten krijgt. ‘Toon! Maak als de donder het rijtuig klaar. We rijden naar Lichtenvoorde!’ Even blijft Toon hulpeloos staan, dan ziet hij hoe de freule zich bukt. Wegwezen. De kans is groot dat ze een geweer pakt. Hij draait zich om en rent het koetshuis in. Hij kan het beste maar doen wat ze zegt. Samen met de oude stalmeester spant hij de ruin Pegasus voor de koets. 252 ‘Leve Willem V! Leve Oranje!’ ‘Schiet op, schiet op! De erfprins is in Noord-Holland geland en 253 Toon bevriest ter plekke. De scherpe stem van freule Judith van baron van Heeckeren ligt voor Winterswijk!’ De freule komt het Dorth reikt tot in de stallen. Leve Oranje? Dat is toch afgelopen? Hij koetshuis binnengerend. drukt zijn gezicht even in de manen van het paard dat hij aan het Hoe weet ze dat? Is er vanochtend zo vroeg al een boodschapper borstelen is. Dit is vast een nachtmerrie – hij wordt zo wakker. geweest? Opeens weet Toon het weer. Hij heeft inderdaad een paard Dan hoort hij weer die stem. ‘Elke patriot mag kapot! Leve Oranje!’ horen galopperen toen het nog donker was. Toon legt de borstel neer en rent naar buiten. Uit de toren van ‘Hier, die moeten aan de koets worden vastgemaakt!’ De freule kasteel Harreveld hangt freule Van Dorth en ze zwaait vervaarlijk gooit Toon grote oranje strikken toe. met een oranje vlag. Toon knijpt in zijn arm. Het is geen nachtmer- Met trillende handen maakt Toon de strikken aan de koets vast. rie. Het houdt nooit op. Uit diezelfde toren van kasteel Harreveld De freule is al oud, zeker in de vijftig, en ze is niet groot, maar toch is hij bang voor haar. Hij kent haar al zijn hele leven. Zijn vader gehoorzaamde haar vader, zoals Toon freule Judith en haar broer Gerrit moet gehoorzamen. Sinds de patriotten de baas zijn, heeft hij een tijdje gedacht dat hij van hen af was. De patriotten hadden het tweetal flink aangepakt. Ze hadden allebei ambten geërfd waar ze niets voor deden en flink geld mee verdienden. De patriotten maak- ten daar een einde aan. Gerrit vluchtte naar Munsterland en freule Van Dorth werd gevangengezet in het stadshuis in Zutphen. Jammer genoeg wist ze al snel te ontsnappen en had ze zich bij haar broer gevoegd. Een paar weken geleden verscheen het tweetal ineens weer, ze betrokken kasteel Harreveld alsof ze nooit weg waren geweest. En ze behandelen hun personeel ook net als daarvoor: alsof de ze slaven zijn. Ook Toon voelt zich nu weer als een slaaf, ook al is hij werken, zullen streng gestraft worden! Leve Oranje!’ De freule bukt de ruggen van de andere herbergbezoekers om de ogen van de freule te Freule Judith klapt schaterend in haar handen. ‘Dat is een goed patriotten een vrije jongen van zeventien. en pakt een mand die naast haar op de bank staat. ‘Voor elke recht- patriotten kunnen ontwijken. Even rust. Het is niet moeilijk, want hij is niet begin. Maar het was maar één patriot, en ze moeten allemaal kapot.’ ‘Zo is het mooi. We gaan!’ Freule Van Dorth opent het deurtje van geaarde orangist heb ik oranje lintjes. Laat het leger van de orangis- groot. Ze draait zich naar haar broer. ‘Toon moet onmiddellijk naar het open rijtuig en gaat op de bank zitten. ‘Toon! Slome!’ ten zien dat u aan onze zijde staat en ontloop zo de straf die patriot- ‘Wat zijn jullie stil,’ zegt de freule terwijl ze om zich heen kijkt. Groenlo om vier of vijfhonderd huzaren te halen. Die soldaten te Toon pakt Pegasus bij het hoofdstel en leidt de ruin naar buiten. ten zullen krijgen!’ ‘Iedereen bang voor de orangisten?’ paard kunnen dan alle andere patriotten kapot maken.’ Voor hij bij de brug is, komt Gerrit van Dorth aangerend. Onder het Toon laat zich van de bok glijden en loopt de herberg in. Hij kan Hier en daar wordt wat gemompeld, en de herbergier schudt Het lijkt alsof de mensen om Toon heen bevriezen, maar niemand lopen trekt hij haastig zijn jas aan. Over zijn buik draagt hij een het niet langer aanhoren. Zijn handen zijn klam van het zweet. somber zijn hoofd. ‘Er is vanmiddag een flinke ruzie geweest tussen zegt iets. Niemand durft iets in te brengen tegen de freule en haar brede oranje sjerp, op zijn hoed een oranje lint. Behendig springt hij De herbergier zet zijn handen hoofdschuddend in de zij. ‘Biertje, de patriotten en de orangisten en dat is nogal uit de hand gelopen. broer. En hijzelf? Is hij niet net zo’n angsthaas als de anderen? Als in het rollende rijtuig. ‘Naar Lichtenvoorde!’ Toon?’ Frederik Resink is neergestoken.’ niemand iets doet, zitten ze straks met zijn allen weer onder de plak Toon klimt op de bok en hij klakt met zijn tong. Als ze het kas- Toon knikt en haalt verontschuldigend zijn schouders op. ‘Ze Toons hart slaat een slag over. Frederik Resink, dat is een bekende van de landadel. Hij schraapt zijn keel en roept: ‘Leve de Republiek!’ teelterrein verlaten hebben, laat hij Pegasus draven. Het is nog vroeg doken ineens weer op, een paar weken geleden. Straks wordt alles patriot in Lichtenvoorde. Wat verschrikkelijk! Dat het zover moest De ruggen voor hem lijken iets groter te worden, alsof ze hem 254 en er hangen slierten nevel boven de velden. In de lucht ruikt Toon weer teruggedraaid.’ 255 256 komen! tegen de freule willen beschermen. 257 een aankondiging van de herfst. Het paard kent de weg naar De herbergier zet een kroes voor hem op de bar. ‘Jongen, ik moet De freule springt op en kijkt spiedend rond. ‘Wie zei dat? Wacht Lichtenvoorde blindelings. Daardoor heeft de jonge koetsier de kans nog zien of het allemaal zo’n vaart loopt.’ maar, mannetje, we zullen je wel krijgen!’ om na te denken. Zou het echt waar zijn? Vallen de orangisten de De deur klapt open en de stem van freule Judith raakt Toon als Achterhoek binnen en is de erfprins al in Noord-Holland? Dat wil een zweepslag. ‘We rijden naar Groenlo, Toon. Daar wachten we het Deze woorden echoën in Toons hoofd als hij ruim twee maanden bijna niemand, maar wat kan hij doen? En hoe kan hij dit razende leger van baron Van Heeckeren op.’ later op een veldje buiten Winterswijk staat, niet ver van het joodse tweetal tegenhouden? Is dit het einde van de Bataafse Republiek? Toon draait zich om en loopt naar de koets. Hij moet haar gehoor- kerkhof. Het is koud en mistig en zijn voeten zakken weg in het Op het moment dat de koets de dorpsgrens passeert, beginnen de zamen, hij kan niet anders. drassige land. freule en haar broer te schreeuwen: ‘Leve Oranje! Weg met de patri- Ze rijden naar Groenlo en wachten daar de hele dag tevergeefs op De freule heeft hem niet te pakken gekregen. Tien dagen na die otten!’ het leger van baron Van Heeckeren. Tegen de avond keren ze terug avond in De reizende man waren de Franse troepen de Achterhoek Ondanks het vroege tijdstip komt er van alle kanten volk aanlo- naar kasteel Harreveld. De freule en haar broer zijn niet te genieten. binnengetrokken en ze hadden het gezag van de patriotten hersteld. pen. Als ze door Lichtenvoorde rijden, tikt Gerrit van Dorth Toon op Een onbekende officier had in de herberg een rol papier tevoorschijn De freule dirigeert Toon regelrecht naar herberg De reizende de rug. ‘Het paard heeft dorst. We stoppen bij De reizende man.’ gehaald. ‘Op het moment dat de Engels-Russische troepen de man. Zodra het rijtuig stilstaat, springt Gerrit van Dorth op de bank Toon knikt. De freule en haar broer hebben dus dorst. Over het Noord-Hollandse kust bereikten, heeft het Uitvoerend Bewind van van het rijtuig en hij helpt zijn zus als die naast hem wil komen paard hebben ze zich nog nooit zorgen gemaakt. de Bataafse Republiek een noodverordening afgekondigd. Daarin staan. Voor de deur van de herberg houdt Toon het rijtuig stil om de wordt een standrechtelijk doodvonnis afgeroepen over iedereen die ‘Het einde van de patriotten is nabij!’ krijst Judith van Dorth twee uit te laten stappen. Als hij Pegasus een emmer water heeft tot samenrotten en oproer oproept.’ De officier zwaaide met de rol tegen het volk dat zich rond de koets heeft verzameld. ‘Winterswijk gebracht en een haverzak heeft omgehangen loopt hij zelf de her- papier. ‘Op basis hiervan wordt een onderzoek ingesteld naar de is in handen van de orangisten. Baron Van Heeckeren van Suideras berg in. Vreemd. De herberg staat bomvol, maar niemand zegt wat. ongeregeldheden van 5 september hier in Lichtenvoorde en naar de heeft er op dit moment een nieuw bestuur ingesteld. De erfprins is De herbergier zet zwijgend een kan met glazen voor freule Van dood van Frederik Resink. En ik kan u verzekeren dat de onderste op de Hollandse kust geland, en het stadhouderlijk gezag zal spoe- Dorth en haar broer neer. steen boven komt en alle oproerkraaiers het met de dood zullen dig hersteld worden. Allen die de erfprins en zijn leger zullen tegen- Toon schuift naar een plek achteraan en verschuilt zich achter de bekopen!’ de ruggen van de andere herbergbezoekers om de ogen van de freule te Freule Judith klapt schaterend in haar handen. ‘Dat is een goed patriotten kunnen ontwijken. Even rust. Het is niet moeilijk, want hij is niet begin. Maar het was maar één patriot, en ze moeten allemaal kapot.’ groot. Ze draait zich naar haar broer. ‘Toon moet onmiddellijk naar ‘Wat zijn jullie stil,’ zegt de freule terwijl ze om zich heen kijkt. Groenlo om vier of vijfhonderd huzaren te halen. Die soldaten te ‘Iedereen bang voor de orangisten?’ paard kunnen dan alle andere patriotten kapot maken.’ Hier en daar wordt wat gemompeld, en de herbergier schudt Het lijkt alsof de mensen om Toon heen bevriezen, maar niemand somber zijn hoofd. ‘Er is vanmiddag een flinke ruzie geweest tussen zegt iets. Niemand durft iets in te brengen tegen de freule en haar de patriotten en de orangisten en dat is nogal uit de hand gelopen. broer. En hijzelf? Is hij niet net zo’n angsthaas als de anderen? Als Frederik Resink is neergestoken.’ niemand iets doet, zitten ze straks met zijn allen weer onder de plak Toons hart slaat een slag over. Frederik Resink, dat is een bekende van de landadel. Hij schraapt zijn keel en roept: ‘Leve de Republiek!’ patriot in Lichtenvoorde. Wat verschrikkelijk! Dat het zover moest De ruggen voor hem lijken iets groter te worden, alsof ze hem 256 komen! tegen de freule willen beschermen. 257 De freule springt op en kijkt spiedend rond. ‘Wie zei dat? Wacht maar, mannetje, we zullen je wel krijgen!’

Deze woorden echoën in Toons hoofd als hij ruim twee maanden later op een veldje buiten Winterswijk staat, niet ver van het joodse kerkhof. Het is koud en mistig en zijn voeten zakken weg in het drassige land. De freule heeft hem niet te pakken gekregen. Tien dagen na die avond in De reizende man waren de Franse troepen de Achterhoek binnengetrokken en ze hadden het gezag van de patriotten hersteld. Een onbekende officier had in de herberg een rol papier tevoorschijn gehaald. ‘Op het moment dat de Engels-Russische troepen de Noord-Hollandse kust bereikten, heeft het Uitvoerend Bewind van de Bataafse Republiek een noodverordening afgekondigd. Daarin wordt een standrechtelijk doodvonnis afgeroepen over iedereen die tot samenrotten en oproer oproept.’ De officier zwaaide met de rol papier. ‘Op basis hiervan wordt een onderzoek ingesteld naar de ongeregeldheden van 5 september hier in Lichtenvoorde en naar de dood van Frederik Resink. En ik kan u verzekeren dat de onderste steen boven komt en alle oproerkraaiers het met de dood zullen bekopen!’ 38 De Tweede Wereldoorlog De hongertocht van Ellen de tweede wereld- vroeger nu oorlog

Ellen loopt mechanisch verder, maar ze voelt haar voeten niet meer. Het sneeuwt en ze weet niet hoelang ze onderweg is. Uren. Vannacht heeft ze bij een boerenfamilie in Nijkerk geslapen, in het 1 hunebedden 2limes romeinse de 3 willibrord 4 grote de karel 5vogala olla hebban 6v floris 7hanze de 8 erasmus 9v karel

10 beeldenstorm 11oranje van willem 12republiek de 13voc de 14beemster de 15grachtengordel de 16groot de hugo 17statenbijbel de 18 rembrandt 19blaeu van major atlas de 20ruyter de michiel 21huygens christiaan 22 spinoza 23 slavernij 24 buitenhuizen 25eisinga eise 26 patriotten 27 napoleon 28i willem 29spoorlijn eerste de 30grondwet de 31havelaar max 32kinderarbeid tegen verzet 33gogh van vincent 34jacobs aletta 35wereldoorlog eerste 36stijl de 37crisisjaren de 38wereldoorlog tweede 39frank anne 40 indonesië 41drees willem 42watersnood de 43televisie de 44rotterdam van haven 45schmidt m.g. annie 46antillen ned. de en suriname 47 srebrenica 48nederland veelkleurig 49gasbel de 50 europa hooi boven de koeien, samen met een oude vrouw die ook op hon- gertocht was. 3000 0 500 1000 1500 1600 1700 1800 1900 2000 ‘Jullie mogen hier slapen en je kunt een bord pap krijgen,’ had de vChr. boerin stug gezegd. ‘Meer hebben we niet te bieden. Het hele land is 368 De Tweede Wereldoorlog duurde in Nederland vijf jaar. Hongerwinter genoemd, en dat was niet voor niets. 369 370 hier al langs geweest. Als je eten voor je familie wilt kopen, moet je een hele tijd niemand. Nu weet ze dat dat zo was, omdat haar moe- 371 Hij begon op 10 mei 1940 en in juni 1944 leek het einde Ondanks de gaarkeukens die door gemeentes werden inge- door naar het noorden van het land. Daar hebben de boeren mis- der de ene miskraam na de andere kreeg. Vier jaar geleden werd tot nabij. De geallieerde troepen – Amerikanen, Engelsen en richt, stierven meer dan 20.000 Nederlanders de honger- schien nog iets.’ het grote geluk van haar ouders haar broertje Jan geboren, en nu is Canadezen – landden op de Normandische kust om Europa dood. ‘Naar het noorden komen is niet het moeilijkste,’ had de oude mama weer zwanger. ‘Dat in deze tijd,’ had papa hoofdschuddend te bevrijden van de Duitsers. De bezette landen waren Mensen probeerden met man en macht in leven te blij- vrouw gezucht. ‘Dat is het terugkomen. Bij de brug van Zwolle staan gezegd. ‘Natuurlijk is het kindje welkom, maar ik had liever gehad ervan overtuigd dat het nu nog maar een kwestie van ven. Omdat mannen elk moment opgepakt konden wor- landwachters, die pakken alles weer af. En anders doen de anderen dat de oorlog voorbij was.’ weken of maanden was. den om gedwongen in Duitsland te werken, maakten voor- het wel, als je ’s nachts je spullen alleen laat om te slapen.’ Een week later werd hij opgepakt bij een razzia. Hij had nog een Om de geallieerde troepen te helpen kondigde de al vrouwen hongertochten naar het oosten en het noorden, Ellen had zwijgend het bord pap naar binnen gelepeld. briefje uit de trein kunnen gooien. ‘Lieve schatten, ik ben onderweg Nederlandse regering in Londen op 17 september 1944 een om te proberen hun laatste bezittingen te ruilen voor eten. Langzaam, hap voor hap. Niet te snel. Dat had mama nog zo gezegd, naar Duitsland. Moet daar aan het werk. Maak je geen zorgen, de spoorwegstaking af, en het Nederlandse spoorwegperso- De brug bij Zwolle was de enige plaats om het noorden te toen ze wegging uit Utrecht. ‘Denk erom, niet schrokken als je iets oorlog is snel afgelopen.’ neel gaf er massaal gehoor aan. Uit wraak blokkeerde de kunnen bereiken. te eten krijgt. Dat is slecht voor je.’ Papa is tegen zijn wil in Duitsland aan het werk, en het leven in de Duitse bezetters alle voedseltransporten naar het westen Mama. Lieve mama. Zij moet rust houden van de dokter. Ze is stad wordt met de dag moeilijker. Naar school gaat Ellen al maan- van Nederland. zeven maanden zwanger en ze heeft een flinke buik. Het gebrek aan den niet meer. In oktober ging die dicht, omdat er niet voldoende Ondertussen verliep de bevrijding van Nederland niet eten en warmte is niet goed voor het kindje, zei de dokter. Dat is brandstof was om de lokalen te verwarmen. Sindsdien draait het zoals gepland. De geallieerde troepen konden in september ongetwijfeld waar, maar wat doe je eraan? leven steeds meer om eten. Urenlang staat Ellen elke dag in de rij bij 1944 alleen het zuiden van het land bevrijden. Het front Ellen knoopt haar sjaal wat steviger om haar hoofd en dan legt ze de gaarkeuken, vaak met haar broertje Jan aan de hand. ‘Kinderen kwam niet verder dan de grote rivieren. Voor het niet- haar handen weer op de stang van de kinderwagen. Ze duwt hem krijgen meer dan volwassenen,’ zegt haar moeder als ze Jan aan haar bevrijde deel was dit rampzalig. De treinen met kolen uit voort over de Zuiderzeestraatweg. De lucht is grijs en grote sneeuw- meegeeft, maar Ellen gelooft er niets van. Het weinige eten dat er is, Limburg konden de rest van het land niet meer bereiken. vlokken maken langzaam maar zeker alles drijfnat: de sjaal om haar wordt keurig over de mensen verdeeld. Heel soms, als ze er op het Nu was er niet alleen geen eten meer, maar het ontbrak ook hoofd, mama’s handschoenen die ze voor de tocht mocht lenen, juiste moment zijn, mag Jan de pannen leeglikken. Maar het is niet aan middelen om de kachel mee te stoken. haar jas en schoenen. genoeg. En als ze om zich heen kijkt, is zij niet de enige die er zo over Deze laatste maanden voor de bevrijding werden de Zij heeft zelf in deze wagen gelegen, dertien jaar geleden. Daarna denkt. De hongertocht van Ellen de tweede wereld- oorlog

Ellen loopt mechanisch verder, maar ze voelt haar voeten niet meer. Het sneeuwt en ze weet niet hoelang ze onderweg is. Uren. Vannacht heeft ze bij een boerenfamilie in Nijkerk geslapen, in het hooi boven de koeien, samen met een oude vrouw die ook op hon- gertocht was. ‘Jullie mogen hier slapen en je kunt een bord pap krijgen,’ had de boerin stug gezegd. ‘Meer hebben we niet te bieden. Het hele land is 370 hier al langs geweest. Als je eten voor je familie wilt kopen, moet je een hele tijd niemand. Nu weet ze dat dat zo was, omdat haar moe- 371 door naar het noorden van het land. Daar hebben de boeren mis- der de ene miskraam na de andere kreeg. Vier jaar geleden werd tot schien nog iets.’ het grote geluk van haar ouders haar broertje Jan geboren, en nu is ‘Naar het noorden komen is niet het moeilijkste,’ had de oude mama weer zwanger. ‘Dat in deze tijd,’ had papa hoofdschuddend vrouw gezucht. ‘Dat is het terugkomen. Bij de brug van Zwolle staan gezegd. ‘Natuurlijk is het kindje welkom, maar ik had liever gehad landwachters, die pakken alles weer af. En anders doen de anderen dat de oorlog voorbij was.’ het wel, als je ’s nachts je spullen alleen laat om te slapen.’ Een week later werd hij opgepakt bij een razzia. Hij had nog een Ellen had zwijgend het bord pap naar binnen gelepeld. briefje uit de trein kunnen gooien. ‘Lieve schatten, ik ben onderweg Langzaam, hap voor hap. Niet te snel. Dat had mama nog zo gezegd, naar Duitsland. Moet daar aan het werk. Maak je geen zorgen, de toen ze wegging uit Utrecht. ‘Denk erom, niet schrokken als je iets oorlog is snel afgelopen.’ te eten krijgt. Dat is slecht voor je.’ Papa is tegen zijn wil in Duitsland aan het werk, en het leven in de Mama. Lieve mama. Zij moet rust houden van de dokter. Ze is stad wordt met de dag moeilijker. Naar school gaat Ellen al maan- zeven maanden zwanger en ze heeft een flinke buik. Het gebrek aan den niet meer. In oktober ging die dicht, omdat er niet voldoende eten en warmte is niet goed voor het kindje, zei de dokter. Dat is brandstof was om de lokalen te verwarmen. Sindsdien draait het ongetwijfeld waar, maar wat doe je eraan? leven steeds meer om eten. Urenlang staat Ellen elke dag in de rij bij Ellen knoopt haar sjaal wat steviger om haar hoofd en dan legt ze de gaarkeuken, vaak met haar broertje Jan aan de hand. ‘Kinderen haar handen weer op de stang van de kinderwagen. Ze duwt hem krijgen meer dan volwassenen,’ zegt haar moeder als ze Jan aan haar voort over de Zuiderzeestraatweg. De lucht is grijs en grote sneeuw- meegeeft, maar Ellen gelooft er niets van. Het weinige eten dat er is, vlokken maken langzaam maar zeker alles drijfnat: de sjaal om haar wordt keurig over de mensen verdeeld. Heel soms, als ze er op het hoofd, mama’s handschoenen die ze voor de tocht mocht lenen, juiste moment zijn, mag Jan de pannen leeglikken. Maar het is niet haar jas en schoenen. genoeg. En als ze om zich heen kijkt, is zij niet de enige die er zo over Zij heeft zelf in deze wagen gelegen, dertien jaar geleden. Daarna denkt. de tweede Ellen loopt in een eindeloze rij van vrouwen en kinderen, die de de tweede over wagens die leeggestolen worden door andere hongerlijders. Op Ellen steekt haar hand op, en loopt in de richting die de jongen wereld- vreemdste karren duwen. Allemaal op weg naar de brug over de wereld- de heenweg worden de kostbaarheden eruit gestolen die voor het haar gewezen heeft. De sneeuwvlokken beginnen alweer te vallen. oorlog IJssel bij Zwolle. Het schemert al, als ze het laatste dorp voor de oorlog ruilen zijn meegenomen, en op de terugweg het eten. Weet je wat? IJsselbrug binnenloopt. Hopelijk kan ze hier ergens een slaapplaats Breng de kinderwagen hier, als je hier weer op de terugweg over- Ellen loopt in de richting van Coevorden, maar dat haalt ze niet. Ze vinden. nacht. Dan passen wij erop.’ vindt een slaapplaats op een boerderij vlakbij Avereest. Vanaf deze ‘Die kant moet je op.’ Een jongen van haar eigen leeftijd wijst haar Ellen twijfelt en neemt de jongen op van top tot teen. Zou het een plek gaat ze twee dagen lang andere boerderijen af. ‘We hebben niets de weg. ‘In de school worden jullie opgevangen.’ smoes zijn om zelf aan eten te komen? Vast niet. Hij ziet er behoor- meer, meisje. Je bent de eerste niet.’ Dat hoort ze keer op keer, maar Jullie. Jullie armoedzaaiers en hongerlijders bedoelt hij. Ellen lijk doorvoed uit. af en toe heeft ze geluk. Omdat ze een kind is, strijkt soms een boe- probeert te glimlachen om hem te bedanken voor zijn hulp, maar De jongen grinnikt. ‘Hé! Je denkt toch niet dat ik van plan ben je rin of een boer de hand over het hart. En zo weet ze twee kilo meel, dan wordt het zwart voor haar ogen. te bedonderen?’ een roggebrood, een paar eieren, een liter melk, een kilo aardappels Ellen voelt dat ze rood wordt. ‘Tuurlijk niet. Bedankt voor het en een paar appels te bemachtigen. 372 Als ze weer bijkomt, ligt ze op een bed van stro in een klaslokaal. De keert maken. ‘Kan wel. Een jongen wees me de weg, en toen ben ik 373 374 aanbod. Ik heb al vaker gehoord dat het een van de gevaren onder- De hele terugtocht kan ze alleen maar aan de landwachters den- 375 kinderwagen! Daarin zit het damasten tafelkleed dat papa en mama waarschijnlijk flauwgevallen. Ik weet in ieder geval niets meer.’ weg is, dat andere mensen op hongertocht je eten stelen.’ ken. voor hun huwelijk hebben gekregen, en het zilveren bestek. Ze De vrouw knikt tevreden. ‘Ja, ik dacht het al. Die jongen die je de ‘Dat is waar.’ Jan tilt de kinderwagen over de drempel. ‘Maar het ‘Je moet langs hen,’ wist de boer van de laatste slaapplaats te ver- schiet overeind. Stel je voor dat ze dat kwijt is. Mama heeft zo gezegd weg wees, dat was Jan van de dominee. Hij heeft je hier gebracht, en meest moet je oppassen voor de Landwacht, je weet wel, nsb’ers in tellen. ‘Ze hebben een wachthuisje gemaakt bij de brug. En daar kun dat ze er goed op moet letten. ‘Pas op dat niemand het van je steelt. je kinderwagen mee naar huis genomen. Hij was bang dat die gesto- uniform, die aan de andere kant van de brug staan. Zij controleren je niet omheen.’ Je krijgt heus niet zomaar eten van de boeren in Drenthe. En zorg len zou worden. Karren en fietsen mogen hier nou eenmaal niet mee alle voertuigen die over de brug naar het westen gaan omdat het offi- ‘Het kan toch niet waar zijn, dat iedereen zonder eten weer terug- dat je er flink wat voor krijgt. Goed onderhandelen, denk erom.’ naar binnen.’ cieel verboden is om eten mee te nemen. En ze pakken alles af wat je komt?’ had Ellen wanhopig gevraagd. Ze had de rijen voor het huis- Goed onderhandelen. Net alsof zij dat kan. Ze is pas dertien! En nu Ellen voelt zich slap worden van opluchting. ‘Waar woont de met moeite bij elkaar gehandeld en gesprokkeld hebt.’ je wel gezien op de heenweg, maar ze was met haar gedachten bij het voelt ze zich zelfs nog een stuk jonger. dominee? Dan ga ik mijn wagen onmiddellijk ophalen.’ Vol afgrijzen kijkt Ellen hem aan. Het is dus echt waar wat die eten geweest waarmee ze haar fietstassen zou vullen en niet bij de Daar, die vrouw bij de deur. Die is vast van de organisatie. Ze geeft ‘Dat zou ik niet doen,’ zegt de vrouw. ‘Je kar is daar vannacht veilig. vrouw in Nijkerk zei. ‘Dan is alles voor niets geweest!’ problemen van de terugweg. de binnenkomende mensen aanwijzingen. ‘U mag een plekje daar Als je naar dat lokaal gaat, ben je misschien nog op tijd voor een bord Jan knikt. ‘Daarom waarschuw ik je.’ Hij kijkt achterom de gang ‘Misschien laten ze zich wel omkopen,’ zei een vrouw van haar in de hoek zoeken. Meneer, loopt u maar door naar het volgende eten.’ Dan draait ze zich om naar twee vrouwen die net aankomen. in. Dan steekt hij een hand in zijn broekzak. ‘Hier. Een stuk rogge- moeders leeftijd, die ook op hongertocht was. ‘Daar bewaar ik mijn lokaal. Hier zijn we vol.’ brood met kaas en een appel. Voor onderweg.’ moeders trouwring voor.’ Ellen staat op en even wankelt ze. Haar benen doen niet meer wat De volgende morgen belt Ellen vroeg aan bij de domineeswoning. De appel is rimpelig, maar verder gaaf en op het roggebrood zit- Dat had die vrouw eerder moeten zeggen, want Ellen heeft niets zij wil. ‘Mevrouw, mijn kinderwagen…’ Ze komt niet uit haar woor- Een dienstmeisje doet open. ten pluisjes uit de broekzak van de jongen. Ellen pakt het allebei meer om de landwachters mee om te kopen. Haar benen worden per den en er schiet een prop in haar keel. ‘Is Jan ook thuis?’ vraagt Ellen beleefd. gretig aan. Het water loopt haar in de mond, terwijl ze net nog een stap zwaarder. Ze ziet het huisje in de verte al staan. Het tekent zwart ‘Ach deerntje…’ De blauwgrijze ogen van de vrouw lopen over van Voor het dienstmeisje antwoord kan geven verschijnt de zoon van bord pap heeft gegeten. Zou haar honger ooit nog weer over raken? af tegen de grijze lucht. Er heeft zich een lange rij mensen voor medelijden. ‘Zo jong, en dan helemaal alleen op pad. Dat is me toch de dominee naast haar. ‘Jij komt je kinderwagen ophalen,’ stelt hij ‘Dank je!’ Ze haalt een zakdoek uit haar jaszak en wikkelt die gevormd. De moed zakt Ellen in de schoenen. Er vormt zich een ook wat. Jij bent toch dat meisje dat door Jan van de dominee is bin- vast. zorgvuldig om het roggebrood. ‘Nu haal ik Drenthe in ieder geval!’ knoop in haar maag, die sterker en sterker wordt naarmate ze dich- nengebracht?’ Ellen knikt. ‘Fijn dat je hem gered hebt.’ De jongen haalt een hand door zijn rossige haar. ‘Dat hoop ik voor ter bij het wachthuisje komt. Ellen haalt moedeloos haar schouders op. Wat maakt het nog uit? De jongen draait zich om en verdwijnt in de gang. Even later je.’ En hij wijst haar de weg naar de brug. ‘En voorzichtig hè, op de Naast haar komt een vrouw met een handkar staan. Erop ligt een Als ze al haar spullen kwijt is, kan ze net zo goed meteen rechtsom- komt hij terug met de kinderwagen. ‘We horen hier nare verhalen, terugweg.’ levenloze oude man. Is hij dood? Ellen gluurt door haar oogharen naar zijn blauwe gezicht. de tweede over wagens die leeggestolen worden door andere hongerlijders. Op Ellen steekt haar hand op, en loopt in de richting die de jongen wereld- de heenweg worden de kostbaarheden eruit gestolen die voor het haar gewezen heeft. De sneeuwvlokken beginnen alweer te vallen. oorlog ruilen zijn meegenomen, en op de terugweg het eten. Weet je wat? Breng de kinderwagen hier, als je hier weer op de terugweg over- Ellen loopt in de richting van Coevorden, maar dat haalt ze niet. Ze nacht. Dan passen wij erop.’ vindt een slaapplaats op een boerderij vlakbij Avereest. Vanaf deze Ellen twijfelt en neemt de jongen op van top tot teen. Zou het een plek gaat ze twee dagen lang andere boerderijen af. ‘We hebben niets smoes zijn om zelf aan eten te komen? Vast niet. Hij ziet er behoor- meer, meisje. Je bent de eerste niet.’ Dat hoort ze keer op keer, maar lijk doorvoed uit. af en toe heeft ze geluk. Omdat ze een kind is, strijkt soms een boe- De jongen grinnikt. ‘Hé! Je denkt toch niet dat ik van plan ben je rin of een boer de hand over het hart. En zo weet ze twee kilo meel, te bedonderen?’ een roggebrood, een paar eieren, een liter melk, een kilo aardappels Ellen voelt dat ze rood wordt. ‘Tuurlijk niet. Bedankt voor het en een paar appels te bemachtigen. 374 aanbod. Ik heb al vaker gehoord dat het een van de gevaren onder- De hele terugtocht kan ze alleen maar aan de landwachters den- 375 weg is, dat andere mensen op hongertocht je eten stelen.’ ken. ‘Dat is waar.’ Jan tilt de kinderwagen over de drempel. ‘Maar het ‘Je moet langs hen,’ wist de boer van de laatste slaapplaats te ver- meest moet je oppassen voor de Landwacht, je weet wel, nsb’ers in tellen. ‘Ze hebben een wachthuisje gemaakt bij de brug. En daar kun uniform, die aan de andere kant van de brug staan. Zij controleren je niet omheen.’ alle voertuigen die over de brug naar het westen gaan omdat het offi- ‘Het kan toch niet waar zijn, dat iedereen zonder eten weer terug- cieel verboden is om eten mee te nemen. En ze pakken alles af wat je komt?’ had Ellen wanhopig gevraagd. Ze had de rijen voor het huis- met moeite bij elkaar gehandeld en gesprokkeld hebt.’ je wel gezien op de heenweg, maar ze was met haar gedachten bij het Vol afgrijzen kijkt Ellen hem aan. Het is dus echt waar wat die eten geweest waarmee ze haar fietstassen zou vullen en niet bij de vrouw in Nijkerk zei. ‘Dan is alles voor niets geweest!’ problemen van de terugweg. Jan knikt. ‘Daarom waarschuw ik je.’ Hij kijkt achterom de gang ‘Misschien laten ze zich wel omkopen,’ zei een vrouw van haar in. Dan steekt hij een hand in zijn broekzak. ‘Hier. Een stuk rogge- moeders leeftijd, die ook op hongertocht was. ‘Daar bewaar ik mijn brood met kaas en een appel. Voor onderweg.’ moeders trouwring voor.’ De appel is rimpelig, maar verder gaaf en op het roggebrood zit- Dat had die vrouw eerder moeten zeggen, want Ellen heeft niets ten pluisjes uit de broekzak van de jongen. Ellen pakt het allebei meer om de landwachters mee om te kopen. Haar benen worden per gretig aan. Het water loopt haar in de mond, terwijl ze net nog een stap zwaarder. Ze ziet het huisje in de verte al staan. Het tekent zwart bord pap heeft gegeten. Zou haar honger ooit nog weer over raken? af tegen de grijze lucht. Er heeft zich een lange rij mensen voor ‘Dank je!’ Ze haalt een zakdoek uit haar jaszak en wikkelt die gevormd. De moed zakt Ellen in de schoenen. Er vormt zich een zorgvuldig om het roggebrood. ‘Nu haal ik Drenthe in ieder geval!’ knoop in haar maag, die sterker en sterker wordt naarmate ze dich- De jongen haalt een hand door zijn rossige haar. ‘Dat hoop ik voor ter bij het wachthuisje komt. je.’ En hij wijst haar de weg naar de brug. ‘En voorzichtig hè, op de Naast haar komt een vrouw met een handkar staan. Erop ligt een terugweg.’ levenloze oude man. Is hij dood? Ellen gluurt door haar oogharen naar zijn blauwe gezicht. de tweede ‘Mijn vader is onderweg overleden,’ zegt de vrouw met de hand- ter zet een hand voor zijn ogen en tuurt in de verte. ‘Engelse vlieg- willem ‘Stoelen even terugzetten, heer en dame,’ zegt moeder. wereld- kar. ‘Maar ik wilde hem niet in Drenthe achterlaten. Hij heeft zijn tuigen! Dekking!’ drees Bets en Wim knikken en gaan aan de slag. oorlog leven lang in Rotterdam gewoond, en daar wil hij ook begraven wor- Met zijn tweeën springen ze in de berm achter hun wachthuisje. ‘Ga je zo nog even mee naar buiten?’ vraagt Bets als ze klaar zijn. den. Dat weet ik zeker.’ De vrouw met de handkar geeft Ellen een por. ‘Nu! Rennen!’ Daar is Wim altijd voor te porren. Bovendien wil hij haar iets laten Ellen knikt, maar ze kijkt alweer naar het wachthuisje. Twee land- Ellen klemt haar handen om de stang van de kinderwagen en zien, een stuk van de stad dat hij de laatste tijd regelmatig bezoekt. wachters staan ieder aan één kant van de weg. Ze houden twee vrou- begint te hollen. De vrouw met de handkar rent voor haar uit. Om ‘Bets en ik zijn even buiten, moeder,’ roept hij in de richting van de wen tegen die een fiets op houten banden voortduwen. De fietstas- hen heen rennen anderen: jongens, vrouwen, kinderen. Allemaal de keuken. sen lijken zwaar beladen. De jongste van de twee landwachters pakt brug over. ‘Houden jullie de tijd in de gaten?’ roept moeder terug. een stel preien die eruit steken. Hij grijnst tevreden. Dan klapt hij de Ellens hart bonst in haar keel, terwijl de vliegtuigen naderen. ‘Ja, ja!’ roept Wim. Tegen Betsie zegt hij: ‘Ik wil je wat laten zien.’ fietstassen open. Mitrailleurvuur ratelt achter haar en dan spatten de kogels voor haar Ze lopen samen de Marnixkade op en slaan dan de hoek om. Ze ‘Rotzakken!’ sist de vrouw met de handkar naast Ellen. en naast haar in het wegdek. Maar ze rent door. Harder, harder! De lopen door de straten van de Jordaan, een echte volkswijk in 376 In de verte klinkt het geronk van motoren. De oudste landwach- overkant van de brug is niet ver meer. 377 402 Amsterdam. Wim stapt stevig door. Dan staat hij stil. ‘Kijk!’ Hij wijst 403 De vliegtuigen zwenken aan de overkant, maken een bocht en naar een nauwe steeg tussen twee hoge huizen. De steeg is misschien komen weer terug. Maar dan is Ellen de brug al over. De vrouw met een meter breed. de handkar loopt nog steeds naast haar. Ze trekt haar opzij op het Bets kijkt haar broer verbaasd aan. ‘Wat is daarmee?’ moment dat de vliegtuigen weer een duikvlucht nemen. Opnieuw ‘Kijk eens goed naar het eind van de steeg.’ wordt er geschoten, maar nu niet meer op hen. Ellen trilt en haar Er is een lijn gespannen tussen de twee huizen en daar hangen ademhaling gaat snel. Het zweet druipt over haar rug. Maar ze is niet grote witte onderbroeken aan. En een paar sokken en luiers. Dan meer bang. Ze is aan de overkant! Nu is het ergste geweest. Ze zal zien ze twee kinderen zitten op de grond. Een jongetje van een jaar vannacht haar volle kinderwagen bij de zoon van de dominee parke- of vijf en een meisje van ongeveer even oud. Wat doen die daar? ren en dan kan ze terug naar huis. Wat zal mama opkijken als ze ziet Wim pakt de hand van zijn zusje beet en neemt haar mee naar de wat Ellen heeft meegebracht! overkant van de straat. Ook daar stopt hij bij een smalle steeg tussen twee huizen. Deze steeg is nog smaller. Een beetje een forse volwas- sen man of vrouw zou hier alleen maar zijwaarts doorheen kunnen. Bets kijkt naar het einde van de nauwe doorgang. Daar ziet ze een soort binnenplaatsje. Ook hier hangt was en er staan een paar vrou- wen buiten te praten. Er scharrelen kleine kinderen rond. In een hoek ligt rommel en staan wat emmers. Er staat een raam open en een vrouw hangt daaruit om haar kinderen te roepen. ‘Cato en Johannes, komen! Eten!’ Het raam is gebarsten. ‘Dit is toch verschrikkelijk,’ zegt Wim. ‘Die mensen wonen daar, weggestopt in lekke en smerige oude pakhuizen. Met z’n tienen op een kamertje. Geen water, geen warmte. En geen cent te makken.’ willem ‘Stoelen even terugzetten, heer en dame,’ zegt moeder. drees Bets en Wim knikken en gaan aan de slag. ‘Ga je zo nog even mee naar buiten?’ vraagt Bets als ze klaar zijn. Daar is Wim altijd voor te porren. Bovendien wil hij haar iets laten zien, een stuk van de stad dat hij de laatste tijd regelmatig bezoekt. ‘Bets en ik zijn even buiten, moeder,’ roept hij in de richting van de keuken. ‘Houden jullie de tijd in de gaten?’ roept moeder terug. ‘Ja, ja!’ roept Wim. Tegen Betsie zegt hij: ‘Ik wil je wat laten zien.’ Ze lopen samen de Marnixkade op en slaan dan de hoek om. Ze lopen door de straten van de Jordaan, een echte volkswijk in 402 Amsterdam. Wim stapt stevig door. Dan staat hij stil. ‘Kijk!’ Hij wijst 403 naar een nauwe steeg tussen twee hoge huizen. De steeg is misschien een meter breed. Bets kijkt haar broer verbaasd aan. ‘Wat is daarmee?’ ‘Kijk eens goed naar het eind van de steeg.’ Er is een lijn gespannen tussen de twee huizen en daar hangen grote witte onderbroeken aan. En een paar sokken en luiers. Dan zien ze twee kinderen zitten op de grond. Een jongetje van een jaar of vijf en een meisje van ongeveer even oud. Wat doen die daar? Wim pakt de hand van zijn zusje beet en neemt haar mee naar de overkant van de straat. Ook daar stopt hij bij een smalle steeg tussen twee huizen. Deze steeg is nog smaller. Een beetje een forse volwas- sen man of vrouw zou hier alleen maar zijwaarts doorheen kunnen. Bets kijkt naar het einde van de nauwe doorgang. Daar ziet ze een soort binnenplaatsje. Ook hier hangt was en er staan een paar vrou- wen buiten te praten. Er scharrelen kleine kinderen rond. In een hoek ligt rommel en staan wat emmers. Er staat een raam open en een vrouw hangt daaruit om haar kinderen te roepen. ‘Cato en Johannes, komen! Eten!’ Het raam is gebarsten. ‘Dit is toch verschrikkelijk,’ zegt Wim. ‘Die mensen wonen daar, weggestopt in lekke en smerige oude pakhuizen. Met z’n tienen op een kamertje. Geen water, geen warmte. En geen cent te makken.’ De nacht van de watersnoodramp eerste waar hij nu naar kijkt: heeft de havenmeester de vloedplanken de de havenmeester moet gewaarschuwd worden, de vloedplanken moe- Suzanna legt een hand op zijn arm. ‘Krijg je zo geen ruzie met de al laten aanbrengen? waters- waters- ten in de coupure. Hij rent terug naar huis en stormt het café weer havenmeester?’ Nee. Jan zucht diep. Misschien is hij overdreven bezorgd. Laat hij nood nood in. ‘Suzanna, Johan, Koen, Els, uit bed, onmiddellijk!’ Jan grijnst. ‘Liever ruzie met de havenmeester dan natte voeten.’ eerst maar eens kijken hoe de toestand in de haven is. Hij steekt zijn Suzanna komt hem tegemoet in het café. ‘Jan?’ Hij werpt een blik op zijn oudste zoon. Het is een magere omhoog Jan droogt een voor een de laatste glazen af. ‘Weet je wat we doen, handen diep in zijn zakken en loopt dan door naar de haven. Dat valt ‘Het water komt.’ Jan loopt door naar de trap die naar de slaapka- geschoten jongen. Te snel gegroeid in een korte tijd. Over drie schat? We sluiten de tent.’ niet mee, want hij wordt bijna van zijn sokken geblazen. mers leidt. weken wordt hij zestien. Zal hij later het hotel-café overnemen, net Suzanna loopt langs de tafels om de kleedjes recht te leggen en de Uit welke richting komt de wind? Westnoordwest. En het is Zijn oudste zoon Johan komt in zijn pyjama naar beneden. ‘Wat is zoals dat al generaties gebeurd is? Hij hoopt het. ‘Trek je broek en je asbakken te controleren. Onzin natuurlijk, want er was vanavond springtij. Dat betekent dat het water in de haven op dit moment er aan de hand, pa?’ laarzen maar aan, knul. Ik weet niet of je je pantoffels droog houdt. bijna geen kip in het café geweest. ‘Je hebt gelijk,’ zegt ze dan. ‘Het laag moet zijn. Hij ziet het al van ver. Het water staat hoog, het klotst ‘Het water staat veel te hoog en het stormt nog zo hard, dat ik niet Het wordt volgens mij een lange nacht.’ feest was vandaag ergens anders.’ af en toe al over de kade. Daar klopt geen fluit van. weet of het goed afloopt. Ga naar De korenbeurs. Daar zijn de men- Met zijn tweeën steken Jan en Johan de weg over naar de coupure. Jan haalt zijn schouders op. ‘Zo gaat het nou eenmaal. Dan weer is Hij besluit niet naar bed te gaan en om twaalf uur gaat hij nog sen heengegaan na de opening van het nieuwe gemeentehuis. Jan weet waar de vloedplanken zijn opgeborgen en hij heeft het 410 het hier feest, dan weer bij de concurrentie. En ik vind een rustige eens kijken. Het water is dan al halverwege het havenplateau. De 411 412 Volgens mij zijn ze daar nu nog aan het feesten. Ik denk dat de breekijzer uit zijn gereedschapskist meegenomen om het hangslot 413 zaterdagavond ook wel eens lekker.’ Hij slaat de droogdoek over zijn havenmeester er ook is. Zeg hem dat de vloedplanken in de coupure te kunnen openen. Johan zegt iets tegen hem, maar hij kan hem niet schouder. ‘Of nou ja, rustig…’ moeten worden aangebracht. Je moeder en ik brengen hier zoveel verstaan. De wind neemt hem de woorden uit de mond. Suzanna komt naast hem staan en slaat een arm om zijn middel. mogelijk in veiligheid.’ Dan verschijnt Koen. Hij gebaart naar achteren en Jan ziet nu dat Samen luisteren ze naar de aanwakkerende wind. De ramen rinkelen Koen staat inmiddels achter Johan op de trap. ‘En ik, pa? Wat zal de havenmeester daar staat. Driftig duwt hij Jans jongste zoon opzij. in de sponningen, buiten klinkt het geluid van een dakpan die op de ik doen?’ Hij grijpt Jan bij de kraag en schreeuwt in zijn oor: ‘Ben je helemaal straat kapot valt. ‘Jij gaat alle buren waarschuwen, en je oom en tante.’ belazerd! Waar haal je het lef vandaan! Ik ben degene die beslist of de Jan steekt zijn onderlip bezorgd naar voren. ‘Niet best.’ Jan loopt het café weer in. ‘We brengen eerst de kas naar boven, vloedplanken geplaatst worden of niet!’ Suzanna drukt even haar hoofd tegen zijn schouder. ‘Ach, maak je Suzanna. Els, neem jij de kasboeken mee.’ Ruikt de man naar drank? Het zou Jan niet verbazen. De opening maar geen zorgen. Het stormt wel vaker.’ Suzanna, Els en Jan draven trap op en trap af, en Jan geeft aanwij- van het gemeentehuis was een groot feest vandaag, en het hele dorp ‘Maar zo…’ Jan kust haar kruin. ‘Ga jij maar vast naar boven. Ik zingen in welke volgorde alles naar boven moet. Intussen giert de is erheen geweest. Iedereen wilde erbij zijn, al was het maar om de loop nog even om.’ wind onheilspellend om het huis. commissaris van de koningin een keer van dichtbij te zien. Alleen Suzanna draait de lichten uit. Beneden klapt de deur van het café. Dat is vast Johan. Wat zou de Jan en Suzanna zijn niet geweest. Dat heb je met een eigen zaak. Jans Jan doet zijn jas aan en trekt een muts over zijn hoofd. ‘Ik ben zo havenmeester gezegd hebben? Jan roffelt de trap weer af. Voor de broer kwam aan het eind van de middag nog even langs om te vertel- terug.’ zekerheid toch maar even vragen. len hoe het was. Hij zei dat de commissaris van de koningin niet wist Als hij de voordeur opendoet, wordt hij weer terug het halletje in ‘Pa!’ Johan kijkt hem verontschuldigend aan. ‘De havenmeester hoe snel hij weer weg moest komen, bang voor het slechte weer. Zou geblazen, zo sterk is de wind. Jan huivert. Nee, dit is niet goed. Hij zegt dat het zo’n vaart niet zal lopen. Je hoort ook weinig van de het hem nog gelukt zijn om de vaste wal te bereiken? voelt het aan zijn water. Hij trekt de deur achter zich dicht. storm daarbinnen. Mensen maken er zoveel lawaai.’ ‘Kom!’ Jan pakt de havenmeester bij de arm en gebaart naar zijn Het hotel-café dat al eeuwen in bezit van zijn familie is, ligt net Jan schudt zijn hoofd. ‘Dan gaan we het zelf doen. Jij moet me zoons dat ze door moeten gaan. ‘Kijk dan zelf naar het water!’ achter de dijk. Vlak voor de deur is een coupure, een doorgang in de helpen. Suzanna, als je Koen ziet, stuur hem dan onze kant op.’ Hij De havenmeester maakt zich los uit Jans greep en probeert de jon- dijk, waardoor je naar de haven kan lopen. In tijden van hoog water schiet zijn jas weer aan. gens tegen te houden die de zware vloedplanken in beweging pro- kan de coupure met vloedplanken worden afgesloten. En dat is het de havenmeester moet gewaarschuwd worden, de vloedplanken moe- Suzanna legt een hand op zijn arm. ‘Krijg je zo geen ruzie met de waters- ten in de coupure. Hij rent terug naar huis en stormt het café weer havenmeester?’ nood in. ‘Suzanna, Johan, Koen, Els, uit bed, onmiddellijk!’ Jan grijnst. ‘Liever ruzie met de havenmeester dan natte voeten.’ Suzanna komt hem tegemoet in het café. ‘Jan?’ Hij werpt een blik op zijn oudste zoon. Het is een magere omhoog ‘Het water komt.’ Jan loopt door naar de trap die naar de slaapka- geschoten jongen. Te snel gegroeid in een korte tijd. Over drie mers leidt. weken wordt hij zestien. Zal hij later het hotel-café overnemen, net Zijn oudste zoon Johan komt in zijn pyjama naar beneden. ‘Wat is zoals dat al generaties gebeurd is? Hij hoopt het. ‘Trek je broek en je er aan de hand, pa?’ laarzen maar aan, knul. Ik weet niet of je je pantoffels droog houdt. ‘Het water staat veel te hoog en het stormt nog zo hard, dat ik niet Het wordt volgens mij een lange nacht.’ weet of het goed afloopt. Ga naar De korenbeurs. Daar zijn de men- Met zijn tweeën steken Jan en Johan de weg over naar de coupure. sen heengegaan na de opening van het nieuwe gemeentehuis. Jan weet waar de vloedplanken zijn opgeborgen en hij heeft het 412 Volgens mij zijn ze daar nu nog aan het feesten. Ik denk dat de breekijzer uit zijn gereedschapskist meegenomen om het hangslot 413 havenmeester er ook is. Zeg hem dat de vloedplanken in de coupure te kunnen openen. Johan zegt iets tegen hem, maar hij kan hem niet moeten worden aangebracht. Je moeder en ik brengen hier zoveel verstaan. De wind neemt hem de woorden uit de mond. mogelijk in veiligheid.’ Dan verschijnt Koen. Hij gebaart naar achteren en Jan ziet nu dat Koen staat inmiddels achter Johan op de trap. ‘En ik, pa? Wat zal de havenmeester daar staat. Driftig duwt hij Jans jongste zoon opzij. ik doen?’ Hij grijpt Jan bij de kraag en schreeuwt in zijn oor: ‘Ben je helemaal ‘Jij gaat alle buren waarschuwen, en je oom en tante.’ belazerd! Waar haal je het lef vandaan! Ik ben degene die beslist of de Jan loopt het café weer in. ‘We brengen eerst de kas naar boven, vloedplanken geplaatst worden of niet!’ Suzanna. Els, neem jij de kasboeken mee.’ Ruikt de man naar drank? Het zou Jan niet verbazen. De opening Suzanna, Els en Jan draven trap op en trap af, en Jan geeft aanwij- van het gemeentehuis was een groot feest vandaag, en het hele dorp zingen in welke volgorde alles naar boven moet. Intussen giert de is erheen geweest. Iedereen wilde erbij zijn, al was het maar om de wind onheilspellend om het huis. commissaris van de koningin een keer van dichtbij te zien. Alleen Beneden klapt de deur van het café. Dat is vast Johan. Wat zou de Jan en Suzanna zijn niet geweest. Dat heb je met een eigen zaak. Jans havenmeester gezegd hebben? Jan roffelt de trap weer af. Voor de broer kwam aan het eind van de middag nog even langs om te vertel- zekerheid toch maar even vragen. len hoe het was. Hij zei dat de commissaris van de koningin niet wist ‘Pa!’ Johan kijkt hem verontschuldigend aan. ‘De havenmeester hoe snel hij weer weg moest komen, bang voor het slechte weer. Zou zegt dat het zo’n vaart niet zal lopen. Je hoort ook weinig van de het hem nog gelukt zijn om de vaste wal te bereiken? storm daarbinnen. Mensen maken er zoveel lawaai.’ ‘Kom!’ Jan pakt de havenmeester bij de arm en gebaart naar zijn Jan schudt zijn hoofd. ‘Dan gaan we het zelf doen. Jij moet me zoons dat ze door moeten gaan. ‘Kijk dan zelf naar het water!’ helpen. Suzanna, als je Koen ziet, stuur hem dan onze kant op.’ Hij De havenmeester maakt zich los uit Jans greep en probeert de jon- schiet zijn jas weer aan. gens tegen te houden die de zware vloedplanken in beweging pro- de beren te krijgen. Is hij gek geworden? Het gaat er toch niet om wie er de ‘Als het water komt, kan het lang duren voordat er hulptroepen de havenkant. Het licht valt uit en in de duisternis kijken ze naar waters- gelijk heeft? waters- deze kant op komen,’ zegt Jan. ‘We moeten dus zorgen dat we het buiten. Jan slaat zijn ene arm om Suzanna en de andere om de nood ‘Het gaat om onze veiligheid!’ gilt Jan in het oor van de haven- nood kunnen uithouden tot het zover is.’ schouders van zijn dochter Els. Het kind trilt als een espenblad. Ze meester. ‘Laat ons onze gang gaan, anders leg ik u tussen de planken ‘Laten we even gaan slapen,’ zegt Suzanna na een poos. ‘Als er iets geeft geen kik, maar de tranen rollen over haar wangen. in. Dan heb ik ook niet zoveel zand nodig. Ga naar De korenbeurs, gebeurt, zijn we tenminste uitgerust.’ Waar Jan bang voor was, gebeurt nu. Metershoge golven spoelen en vertel daar dat er iets bijzonders staat te gebeuren met het water.’ Jan kijkt op de caféklok, die zoals gebruikelijk een kwartier voor- over de dijk het land in en beuken beneden de cafédeur en de ramen De havenmeester haalt zijn schouders op en draait zich om. Hij loopt, en schudt zijn hoofd. Kwart over twee. ‘Ik denk dat we die tijd open. Er klinkt glasgerinkel en het kraken van hout. Schuimend loopt terug naar De korenbeurs. Hopelijk komen de burgemeester niet meer krijgen,’ zegt hij. ‘Maar laten we in ieder geval naar boven zoekt de zee haar weg. en wethouders zo. gaan.’ ‘Het lijkt wel of er sneeuw ligt,’ zegt Koen. En hij heeft gelijk. Er Twee buurmannen die door Koen gewaarschuwd zijn, helpen Jan Als ze op de trap zijn, klinkt er ineens donderend geraas: een heel ligt zo veel schuim op het water, dat het wel sneeuw lijkt. en de jongens de vloedplanken te plaatsen. ‘We moeten zandzakken ander geluid dan de storm daarvoor. ‘Snel!’ roept Jan. Hij laat zijn ‘Buurman!’ klinkt er beneden in het café. 414 vullen en die tegen de vloedplanken aanleggen,’ zegt Jan en hij kijkt 415 416 vrouw en kinderen voorgaan. Met elkaar lopen ze naar het raam aan Jan rent naar de trap. In het café staat Cornelis van een paar huizen 417 om zich heen. Waar blijven de mensen uit De korenbeurs nou? verderop. Hij staat tot zijn middel in het water en heeft een baby in Inmiddels moet de havenmeester ze allang gewaarschuwd hebben. zijn armen. ‘Kan Suzanna voor de kleine zorgen, en kun jij me hel- ‘Johan, ga naar de kerktoren en luidt de klok. Daarmee kun je het pen de rest van de familie in veiligheid te brengen?’ hele dorp waarschuwen. Het gaat nu hard.’ Jan heeft gelijk gekregen. Nu is het zaak zoveel mogelijk mensen Zwijgend vullen de buurmannen de zandzakken en leggen die te redden. tegen de vloedplanken. Even later klinkt in de verte de kerkklok, maar hij is nauwelijks te horen boven het geluid van de razende storm. Nog steeds komt er niemand uit De korenbeurs. De havenmeester heeft de waarschu- wing waarschijnlijk niet overgebracht. ‘Hoe kun je zo eigenwijs zijn?’ moppert Jan in zichzelf. Als de coupure gesloten is, gaan de buurmannen naar huis om daar alles in veiligheid te brengen. ‘Zullen de zandzakken het water tegen kunnen houden, pa?’ vraagt Koen als ze weer thuis zijn. Zijn stem trilt even. ‘Ik hoop het, jongen.’ Jan legt een hand op zijn schouder. ‘En ook dat de dijken het houden. Maar laten we voor de zekerheid zo veel mogelijk voedsel en drinken naar boven brengen.’ ‘Waarom?’ Koen kijkt hem niet-begrijpend aan. de ‘Als het water komt, kan het lang duren voordat er hulptroepen de havenkant. Het licht valt uit en in de duisternis kijken ze naar waters- deze kant op komen,’ zegt Jan. ‘We moeten dus zorgen dat we het buiten. Jan slaat zijn ene arm om Suzanna en de andere om de nood kunnen uithouden tot het zover is.’ schouders van zijn dochter Els. Het kind trilt als een espenblad. Ze ‘Laten we even gaan slapen,’ zegt Suzanna na een poos. ‘Als er iets geeft geen kik, maar de tranen rollen over haar wangen. gebeurt, zijn we tenminste uitgerust.’ Waar Jan bang voor was, gebeurt nu. Metershoge golven spoelen Jan kijkt op de caféklok, die zoals gebruikelijk een kwartier voor- over de dijk het land in en beuken beneden de cafédeur en de ramen loopt, en schudt zijn hoofd. Kwart over twee. ‘Ik denk dat we die tijd open. Er klinkt glasgerinkel en het kraken van hout. Schuimend niet meer krijgen,’ zegt hij. ‘Maar laten we in ieder geval naar boven zoekt de zee haar weg. gaan.’ ‘Het lijkt wel of er sneeuw ligt,’ zegt Koen. En hij heeft gelijk. Er Als ze op de trap zijn, klinkt er ineens donderend geraas: een heel ligt zo veel schuim op het water, dat het wel sneeuw lijkt. ander geluid dan de storm daarvoor. ‘Snel!’ roept Jan. Hij laat zijn ‘Buurman!’ klinkt er beneden in het café. 416 vrouw en kinderen voorgaan. Met elkaar lopen ze naar het raam aan Jan rent naar de trap. In het café staat Cornelis van een paar huizen 417 verderop. Hij staat tot zijn middel in het water en heeft een baby in zijn armen. ‘Kan Suzanna voor de kleine zorgen, en kun jij me hel- pen de rest van de familie in veiligheid te brengen?’ Jan heeft gelijk gekregen. Nu is het zaak zoveel mogelijk mensen te redden. 44 De haven van Rotterdam Een nieuw leven moeder weduwe toen ze met elkaar trouwden. Moe was 40 toen ze de haven Annechien kreeg, en 44 toen de tweeling geboren werd. Antje en van vroeger nu Kornelis. Toen de kleine Kornelis vijf jaar geleden stierf, raakte rotterdam Annechien ook haar moeder kwijt. Ze kan haar sindsdien niet meer ‘Kalamazoo,’ herhaalt Annechien zacht voor zich uit. ‘We gaan bereiken. wonen in Kalamazoo. Ik ben elf jaar. Ik ben elf jaar.’ Ze probeert te De trein gaat langzamer rijden. Neef Pieter stopt het papier waar- spreken in de cadans van de trein. op hij alle stations had geschreven in zijn broekzak. ‘Dit is het stati- 1 hunebedden 2limes romeinse de 3 willibrord 4 grote de karel 5vogala olla hebban 6v floris 7hanze de 8 erasmus 9v karel

10 beeldenstorm 11oranje van willem 12republiek de 13voc de 14beemster de 15grachtengordel de 16groot de hugo 17statenbijbel de 18 rembrandt 19blaeu van major atlas de 20ruyter de michiel 21huygens christiaan 22 spinoza 23 slavernij 24 buitenhuizen 25eisinga eise 26 patriotten 27 napoleon 28i willem 29spoorlijn eerste de 30grondwet de 31havelaar max 32kinderarbeid tegen verzet 33gogh van vincent 34jacobs aletta 35wereldoorlog eerste 36stijl de 37crisisjaren de 38wereldoorlog tweede 39frank anne 40 indonesië 41drees willem 42watersnood de 43televisie de 44rotterdam van haven 45schmidt m.g. annie 46antillen ned. de en suriname 47 srebrenica 48nederland veelkleurig 49gasbel de 50 europa Haar zus Antje schurkt tegen haar aan. ‘Ik blijf wel negen, lekker on waar we moeten zijn. Het Maasstation. Ik zal de koffers vast pak- puh!’ ken.’ 3000 0 500 1000 1500 1600 1700 1800 1900 2000 Moeder Tjitske zit tegenover hen aan de raamkant, vader Gerrit De trein houdt nu sissend stil en op het perron roept de conduc- vChr. ernaast. Ze hebben allebei hun zondagse goed aan voor de lange reis. teur: ‘Rotterdam! Eindpunt van deze trein!’ 428 Vanuit Rotterdam worden al eeuwenlang goederen ver- 1873 opgerichte nasm, de Nederlandsch Amerikaanse 429 430 Donkere kleren van stugge stof, waardoor ze meer rechtop zitten Antje pakt Annechiens hand. Als de conducteur hun deur open- 431 voerd. De Rotterdamse haven is dan ook een van de belang- Stoomvaart Maatschappij, konden er nu ook varen. Vanaf dan anders. ‘Ze hoeven niet te denken dat we armoedzaaiers zijn, trekt, helpt vader moeder eerst uit de trein, dan stappen Annechien rijkste van de wereld. De schepen vervoerden daarvandaan dat moment had Rotterdam weer een vooraanstaande daar in Amerika,’ zei moeder toen ze hun beste kleren klaarlegden en Antje uit en Pieter geeft hen de koffers en de tassen aan. ook passagiers naar alle delen van de wereld. Vanaf de plaats in het landverhuizervervoer. De nasm, vanaf 1896 de voor de reis. Maar dat zijn ze natuurlijk wel, armoedzaaiers. Annechien snuift diep en kijkt om zich heen. Ze ruikt een menge- zeventiende eeuw vertrokken in eerste instantie vooral Holland Amerika Lijn genoemd, bleef bestaan tot 1989. Annechien kijkt naar de handen van haar vader, die nu werkloos ling van kolengeur en iets dat ze niet kan plaatsen. Zou dat de rivier kooplieden, militairen en bestuurders naar West-Indië, De familie Laning uit Bedum ging scheep in april 1905. op zijn schoot liggen. Ook daardoor lijkt het alsof het zondag is. de Maas zijn? Oost-Indië en Noord-Amerika. Ze gingen erheen om han- Stevige ruwe handen zijn het, waaraan je kunt zien dat hij zijn leven ‘Doorlopen!’ roept de conducteur, maar dat had hij niet hoeven del te drijven of de orde te handhaven. Maar ook reisden er lang hard gewerkt heeft. ‘Landarbeider,’ staat er in het paspoort dat zeggen. De mensen die in drommen uit de trein komen, duwen de landverhuizers vanuit Rotterdam naar voor hen onbekende haar vader speciaal voor de reis heeft aangevraagd. familie Laning over het perron naar de uitgang van het station. delen van de wereld om daar een nieuw leven te beginnen. Vader en moeder rijden vooruit, Antje, zij en neef Pieter achteruit. ‘En nu, waar moeten we heen?’ roept moeder paniekerig en vaders In de achttiende eeuw gingen er bijvoorbeeld tienduizen- ‘Jullie zijn jong, mijn oude lijf kan daar niet meer tegen,’ had moe- ogen schieten van links naar rechts. den Duitsers en Zwitsers via Rotterdam naar Amerika. In der beslist, toen ze in Groningen in de trein stapten. ‘Daarheen,’ wijst neef Pieter. ‘Die man met dat uniform, die is van de tweede helft van de negentiende eeuw emigreerden er Moeder houdt haar lippen stijf op elkaar en haar ogen turen naar de Holland Amerika Lijn. Die kan ons vast verder helpen.’ ook veel Nederlanders. Nadat in 1846 de aardappeloogst het voorbijglijdende landschap. Ze is nooit verder dan Groningen Annechien kijkt ondertussen haar ogen uit. Wat zien de mensen voor de tweede keer in korte tijd was mislukt, was het voor geweest en vandaag heeft ze voorgoed afscheid genomen van Bedum er hier anders uit dan in Bedum! Uit het station stromen mannen, ons land een sombere tijd met veel werkloosheid en armoe- waar ze geboren en getogen is. Annechien weet dat haar moeder heel vrouwen en kinderen in kleurige kleding. De vrouwen dragen alle- de. verdrietig moet zijn, maar je kunt het nergens aan zien. Haar gezicht maal doeken om hun hoofd en ze hebben hun bezittingen in bun- Er waren andere Europese havens die eveneens landver- lijkt wel een masker. Dat is de manier waarop moeder met verdriet dels bij zich. In de trein dacht Annechien nog dat zíj armoedzaaiers huizers gingen vervoeren. Om de concurrentiepositie van omgaat. waren, maar deze mensen… Sommige lopen zelfs op blote voeten. de Rotterdamse haven te verbeteren, werd de Nieuwe Ze is oud, als Annechien haar vergelijkt met de moeders van haar ‘Wij hebben kaartjes van de Holland Amerika Lijn,’ legt neef Pieter Waterweg gegraven. Sinds de opening in 1872 was de ver- vriendinnen. Ze is 53 jaar, drie jaar ouder dan vader. En het is ook aan de man in uniform uit. ‘We varen morgen met de ssPotsdam naar binding met de zee korter en de grote schepen van de in niet het eerste huwelijk van haar ouders. Vader was weduwnaar en New York. En we hebben geschreven of we de nacht van tevoren Een nieuw leven moeder weduwe toen ze met elkaar trouwden. Moe was 40 toen ze de haven Annechien kreeg, en 44 toen de tweeling geboren werd. Antje en van Kornelis. Toen de kleine Kornelis vijf jaar geleden stierf, raakte rotterdam Annechien ook haar moeder kwijt. Ze kan haar sindsdien niet meer ‘Kalamazoo,’ herhaalt Annechien zacht voor zich uit. ‘We gaan bereiken. wonen in Kalamazoo. Ik ben elf jaar. Ik ben elf jaar.’ Ze probeert te De trein gaat langzamer rijden. Neef Pieter stopt het papier waar- spreken in de cadans van de trein. op hij alle stations had geschreven in zijn broekzak. ‘Dit is het stati- Haar zus Antje schurkt tegen haar aan. ‘Ik blijf wel negen, lekker on waar we moeten zijn. Het Maasstation. Ik zal de koffers vast pak- puh!’ ken.’ Moeder Tjitske zit tegenover hen aan de raamkant, vader Gerrit De trein houdt nu sissend stil en op het perron roept de conduc- ernaast. Ze hebben allebei hun zondagse goed aan voor de lange reis. teur: ‘Rotterdam! Eindpunt van deze trein!’ 430 Donkere kleren van stugge stof, waardoor ze meer rechtop zitten Antje pakt Annechiens hand. Als de conducteur hun deur open- 431 dan anders. ‘Ze hoeven niet te denken dat we armoedzaaiers zijn, trekt, helpt vader moeder eerst uit de trein, dan stappen Annechien daar in Amerika,’ zei moeder toen ze hun beste kleren klaarlegden en Antje uit en Pieter geeft hen de koffers en de tassen aan. voor de reis. Maar dat zijn ze natuurlijk wel, armoedzaaiers. Annechien snuift diep en kijkt om zich heen. Ze ruikt een menge- Annechien kijkt naar de handen van haar vader, die nu werkloos ling van kolengeur en iets dat ze niet kan plaatsen. Zou dat de rivier op zijn schoot liggen. Ook daardoor lijkt het alsof het zondag is. de Maas zijn? Stevige ruwe handen zijn het, waaraan je kunt zien dat hij zijn leven ‘Doorlopen!’ roept de conducteur, maar dat had hij niet hoeven lang hard gewerkt heeft. ‘Landarbeider,’ staat er in het paspoort dat zeggen. De mensen die in drommen uit de trein komen, duwen de haar vader speciaal voor de reis heeft aangevraagd. familie Laning over het perron naar de uitgang van het station. Vader en moeder rijden vooruit, Antje, zij en neef Pieter achteruit. ‘En nu, waar moeten we heen?’ roept moeder paniekerig en vaders ‘Jullie zijn jong, mijn oude lijf kan daar niet meer tegen,’ had moe- ogen schieten van links naar rechts. der beslist, toen ze in Groningen in de trein stapten. ‘Daarheen,’ wijst neef Pieter. ‘Die man met dat uniform, die is van Moeder houdt haar lippen stijf op elkaar en haar ogen turen naar de Holland Amerika Lijn. Die kan ons vast verder helpen.’ het voorbijglijdende landschap. Ze is nooit verder dan Groningen Annechien kijkt ondertussen haar ogen uit. Wat zien de mensen geweest en vandaag heeft ze voorgoed afscheid genomen van Bedum er hier anders uit dan in Bedum! Uit het station stromen mannen, waar ze geboren en getogen is. Annechien weet dat haar moeder heel vrouwen en kinderen in kleurige kleding. De vrouwen dragen alle- verdrietig moet zijn, maar je kunt het nergens aan zien. Haar gezicht maal doeken om hun hoofd en ze hebben hun bezittingen in bun- lijkt wel een masker. Dat is de manier waarop moeder met verdriet dels bij zich. In de trein dacht Annechien nog dat zíj armoedzaaiers omgaat. waren, maar deze mensen… Sommige lopen zelfs op blote voeten. Ze is oud, als Annechien haar vergelijkt met de moeders van haar ‘Wij hebben kaartjes van de Holland Amerika Lijn,’ legt neef Pieter vriendinnen. Ze is 53 jaar, drie jaar ouder dan vader. En het is ook aan de man in uniform uit. ‘We varen morgen met de ssPotsdam naar niet het eerste huwelijk van haar ouders. Vader was weduwnaar en New York. En we hebben geschreven of we de nacht van tevoren wat verloren bij elkaar staan. Een man met een baard houdt zijn de haven de haven ‘Zijn we de enige Nederlanders die naar Amerika gaan?’ vraagt zitten en hij pakt er een grote lijst bij. ‘Familie Laning, komt u maar armen beschermend om een jonge zwangere vrouw, die op blote van van Pieter terwijl ze verder lopen over de brug. als eerste.’ voeten loopt. rotterdam rotterdam De man in het hal-uniform glimlacht. ‘De laatste jaren gaan er in Gerrit stapt onzeker naar voren en Pieter gaat naast hem staan. De man van de Holland Amerika Lijn schudt zijn hoofd. ‘Dat lijkt verhouding maar weinig Nederlanders. Dat was een jaar of tien, Het is fijn dat hij mee is. me niet.’ twintig geleden wel anders. Nu gaat het blijkbaar goed in ons land, ‘Ik heb hier de passagierslijsten van morgen, die wil ik graag even De groep wordt aangesproken door een andere man, die er ook en hebben de mensen minder behoefte om te emigreren. Degenen controleren. Gerrit Laning? Leeftijd? Wat is uw bestemming?’ officieel uitziet. ‘Dat zijn vermoedelijk Roemeense joden, net als al die nog gaan, komen meestal uit het noorden, net als jullie.’ De man Vader knikt. ‘50 jaar, ik kom uit Bedum en ik ga naar Kalamazoo. die andere mensen die met jullie uit de trein kwamen. Ze komen haalt verontschuldigend zijn schouders op. We hebben daar familie wonen.’ sinds een jaar met grote groepen naar Rotterdam. Sommige hebben ‘Dertien jaar geleden emigreerden mijn oom Kornelis en zijn De man van de Holland Amerika Lijn vult iets in. ‘Verstandig. U kaarten voor de boot, net als jullie. Die melden zich dan bij ons. vrouw als eersten van onze familie,’ vertelt Pieter aan de man. ‘Ze moet eens weten hoeveel mensen hier komen, die nog geen idee Maar heel veel hebben geen geld om de reis te maken. Die man daar, wonen in Kalamazoo, Michigan. In die staat schijnen veel Neder- hebben van het leven aan de andere kant van de oceaan.’ Hij wenkt 432 die is van een hulporganisatie. Die vangt de vluchtelingen op.’ 433 434 landers te wonen. Mijn oom schreef dat er stadjes zijn met namen als moeder. ‘Naam? Leeftijd?’ 435 ‘Vluchtelingen?’ echoot Antje. Drenthe en Holland. Het gaat ze daar goed. Ze hebben ons foto’s ‘In hun land worden joden heel slecht behandeld. Daarom gestuurd van hun huis. Groot! Met een verdieping, en je kunt er vluchtten ze.’ zelfs omheen lopen.’ De Holland Amerika Lijn-man draait zich om naar een andere rei- Annechien glimlacht. Dat is Pieters droom. Een eigen huis, waar ziger die hem aanspreekt in een vreemde taal. Ook die man laat een je omheen kunt lopen. En niet een arbeiderskot in een straatje. brief zien. De Holland Amerika Lijn-man knikt en zegt iets terug. ‘Dit is de Wilhelminakade,’ vertelt de hal-man. ‘Dat schip is de ss Dat gebeurt nog een paar keer, en dan zegt hun begeleider: ‘We Potsdam. Daar gaan jullie morgen op varen.’ gaan!’ Annechien blijft staan. Onvoorstelbaar. Het schip is hoger dan de Het is niet ver lopen naar het landverhuizershotel. Dat hebben ze kerk in Bedum. hier in Rotterdam goed geregeld. Het Maasstation ligt direct aan de ‘Hoe kun je daar op?’ piept Antje angstig. Maas, dichter bij de haven kun je niet zijn. Annechien kijkt onder- Pieter schiet in de lach. ‘Daar hebben ze een loopplank voor, suffie.’ ergens konden slapen. Kijk.’ Pieter haalt een brief uit zijn binnenzak. tussen haar ogen uit. De mensen, de rivier, de schepen die af en aan ‘Kom,’ zegt vader. ‘We moeten wel in de buurt van die meneer De ogen van de man in uniform lichten op. ‘Heel goed, u gaat varen, het is een nieuwe wereld. blijven. Hij brengt ons naar dat hotel.’ overnachten in het landverhuizershotel. Heel verstandig. Het ligt Op de brug naar het Noordereiland staan ze even stil. De man van De man van de Holland Amerika Lijn doet uitnodigend de deur namelijk aan de Wilhelminakade, de kade waar eens per week alle de Holland Amerikalijn wijst en zegt: ‘Kijk, daar achter ons, dat is de voor hen open en de groep reizigers schuifelt naar binnen, dicht schepen naar Amerika vertrekken. U rolt bij wijze van spreken zo Leuvehaven. De oudste gegraven haven van Rotterdam. Daar kwa- tegen elkaar aan, angstig voor het nieuwe dat komen gaat. vanuit uw bed het schip in. Het hoofdkantoor van de Holland men vroeger de voc-schepen aan, maar sinds de bouw van de Beneden is er een grote eetzaal met houten vloeren en lange tafels. Amerikalijn ligt naast dat hotel dus als er nog iets is... Ik zal u zo de Nieuwe Leuvebrug kunnen daar geen grote schepen meer door. Achter een grote toonbank staat een man met een schort voor glazen weg wijzen. Als u even wacht, ik verwacht nog meer reizigers.’ Vandaar dat de schepen van de Holland Amerikalijn ook ergens te drogen. ‘Ah! Nieuwe gasten!’ Hij zet zijn glas neer en komt hen ‘Die mensen? Gaan die ook naar het landverhuizershotel?’ anders aankomen. In de Leuvehaven komen alleen nog maar bin- tegemoet. Annechien maakt een hoofdbeweging naar een groepje mensen die nenvaartschepen aan.’ De man van de Holland Amerika Lijn gaat met hem aan een tafel de haven ‘Zijn we de enige Nederlanders die naar Amerika gaan?’ vraagt zitten en hij pakt er een grote lijst bij. ‘Familie Laning, komt u maar van Pieter terwijl ze verder lopen over de brug. als eerste.’ rotterdam De man in het hal-uniform glimlacht. ‘De laatste jaren gaan er in Gerrit stapt onzeker naar voren en Pieter gaat naast hem staan. verhouding maar weinig Nederlanders. Dat was een jaar of tien, Het is fijn dat hij mee is. twintig geleden wel anders. Nu gaat het blijkbaar goed in ons land, ‘Ik heb hier de passagierslijsten van morgen, die wil ik graag even en hebben de mensen minder behoefte om te emigreren. Degenen controleren. Gerrit Laning? Leeftijd? Wat is uw bestemming?’ die nog gaan, komen meestal uit het noorden, net als jullie.’ De man Vader knikt. ‘50 jaar, ik kom uit Bedum en ik ga naar Kalamazoo. haalt verontschuldigend zijn schouders op. We hebben daar familie wonen.’ ‘Dertien jaar geleden emigreerden mijn oom Kornelis en zijn De man van de Holland Amerika Lijn vult iets in. ‘Verstandig. U vrouw als eersten van onze familie,’ vertelt Pieter aan de man. ‘Ze moet eens weten hoeveel mensen hier komen, die nog geen idee wonen in Kalamazoo, Michigan. In die staat schijnen veel Neder- hebben van het leven aan de andere kant van de oceaan.’ Hij wenkt 434 landers te wonen. Mijn oom schreef dat er stadjes zijn met namen als moeder. ‘Naam? Leeftijd?’ 435 Drenthe en Holland. Het gaat ze daar goed. Ze hebben ons foto’s gestuurd van hun huis. Groot! Met een verdieping, en je kunt er zelfs omheen lopen.’ Annechien glimlacht. Dat is Pieters droom. Een eigen huis, waar je omheen kunt lopen. En niet een arbeiderskot in een straatje. ‘Dit is de Wilhelminakade,’ vertelt de hal-man. ‘Dat schip is de ss Potsdam. Daar gaan jullie morgen op varen.’ Annechien blijft staan. Onvoorstelbaar. Het schip is hoger dan de kerk in Bedum. ‘Hoe kun je daar op?’ piept Antje angstig. Pieter schiet in de lach. ‘Daar hebben ze een loopplank voor, suffie.’ ‘Kom,’ zegt vader. ‘We moeten wel in de buurt van die meneer blijven. Hij brengt ons naar dat hotel.’ De man van de Holland Amerika Lijn doet uitnodigend de deur voor hen open en de groep reizigers schuifelt naar binnen, dicht tegen elkaar aan, angstig voor het nieuwe dat komen gaat. Beneden is er een grote eetzaal met houten vloeren en lange tafels. Achter een grote toonbank staat een man met een schort voor glazen te drogen. ‘Ah! Nieuwe gasten!’ Hij zet zijn glas neer en komt hen tegemoet. De man van de Holland Amerika Lijn gaat met hem aan een tafel de haven ‘Mijn naam is Tjitske Laning-Faber,’ zegt moeder stug. ‘Ik kom lie die naar Amerika is vertrokken, heeft er niet een ooit nog een de haven ‘Daar worden de maaltijden gereserveerd,’ zegt de hal-medewer- het schip, alsof ze het naar zee willen loodsen. Annechien legt haar van uit Bedum, ben 53 jaar en ik ga naar Kalamazoo.’ bezoekje aan Bedum gebracht. Daarvoor is de reis te lang en te duur. van ker. ‘Ik zal u de slaapplaatsen wijzen.’ Hij loopt naar een rij bedden handen op de reling. De wind waait om haar hoofd en ze ruikt de rotterdam ‘Dan heb ik hier een meisje,’ zegt de man en hij laat zijn blik op Waar ze heengaat, weet ze niet. Ze heeft alleen maar een paar foto’s rotterdam direct naast de trap. ‘Hier mag u, op de meest lichte plekken. Die rivier. Annechien rusten. gezien die de familie heeft opgestuurd. Kleine bruine plaatjes van zijn voor de Nederlanders. Die zijn over het algemeen het netst.’ ‘Fijn dat we op weg zijn,’ zegt vader naast haar. ‘Dat ging goed, ‘Ik ben de oudste.’ Haar wangen gloeien. ‘Mijn naam is een huis met oom en tante ervoor. Die zeggen haar eigenlijk niets. ‘Wat een onzin.’ Het is de eerste keer dat Annechien haar moeder met jouw leeftijd.’ Annechien Laning, ik ben elf jaar oud, ik kom uit Bedum en ik ga Zijn er bergen in dat nieuwe land, of is het er plat? Hoe ruikt het er? die dag hoort praten. ‘Die mensen op de kade zijn misschien armer Annechien knikt. ‘Ja. Maar als we in Amerika zijn, zeg ik wel dat ik naar Kalamazoo.’ Kan ze die nieuwe taal wel leren die iedereen daar spreekt? In Bedum dan wij, maar wie zegt dat ze minder net zijn?’ al bijna dertien ben.’ ‘Elf? Hmm.’ De man kijkt naar zijn papier en dan weer naar haar. is ze afgelopen zomer van school gekomen. Ze heeft de laatste paar De hal-medewerker loopt alweer met anderen het ruim in. ‘Dat is goed,’ zegt vader. ‘Daar maakt het niet meer uit. Dan heb je Antje springt naar voren. ‘En ik ben Antje en ik ben negen!’ maanden als dienstmeisje gewerkt, bij een van de rijke boeren. Hoe ‘Kom,’ zegt Pieter. ‘We gaan naar het dek. Daar kunnen we het de reis op het kinderkaartje al gemaakt.’ De man glimlacht en schrijft iets op het papier. ‘En dan heb ik nog zou het daar gaan? Wat voor een soort werk zou ze daar moeten meeste zien.’ een Laning, die niet tot het gezin behoort. Pieter?’ Hij kijkt naar doen? Even later staan ze naast elkaar aan de reling. De boot toetert, en 436 Annechiens neef. Het wordt al licht als ze eindelijk in slaap valt. 437 438 langzaam maakt hij zich los van de kade. Meeuwen vliegen mee met 439 Als Pieter gecheckt is, komt de knecht van het landverhuizersho- tel naar hen toe. ‘Lopen jullie maar vast mee, dan zal ik jullie laten Ze heeft het gevoel dat ze haar ogen nog maar net heeft dichtge- zien waar jullie slapen. We hebben kamers voor zes personen. daan, als er op de deur wordt geklopt. ‘Ontbijten!’ Omdat we niet helemaal vol zijn, komt er niemand bij jullie. Geniet Dan gaat alles snel. Aankleden, snel eten en dan met alle bagage er nog maar even van.’ Hij loopt voor hen uit de trap op. naar de kade. Om hen heen staan bijna alleen maar buitenlanders, ‘Waarom zegt u dat?’ Moeder vindt het blijkbaar ook dreigend vast allemaal Roemeense joden. Grote bundels hebben ze bij zich, en klinken. geen nette koffers zoals de familie Laning. ‘Ik neem aan dat jullie derde klas reizen. Dan liggen jullie straks Er speelt een orkest op de kade, en eerste klas reizigers mogen het in het ruim in stapelbedden met alle andere landverhuizers. Jullie eerst aan boord. Wat zien die dames er deftig uit! Lichte zomerja- zijn een dag of elf onderweg. Als het mooi weer is, zetten ze overdag ponnen dragen ze, en grote hoeden. de luiken open en dan blijft het fris ruiken. Maar als het stormt…’ ‘Zo word ik later ook,’ zegt Antje. Hij loopt een gang in en doet een kamerdeur open. ‘Hier is het. Om Pieter knikt ernstig. ‘In Amerika kan dat allemaal.’ zes uur is het eten. Een eenvoudige maaltijd: een kop soep, boter- Nu mag de derde klasse aan boord. ham met reuzel, beker karnemelk. Maar… het kost niet veel.’ ‘Ik ben elf jaar,’ zegt Annechien zacht voor zich uit. ‘Ik ben elf jaar.’ Die avond duurt het lang voor Annechien in slaap kan komen. In Achter elkaar schuifelen de reizigers de loopplank op. Een man in haar hoofd buitelen de beelden van de dag over elkaar heen, en hal-uniform brengt hen naar het grote ruim benedendeks. Het is ondertussen hoort ze allerlei onbekende geluiden. Er wordt gepraat groot en donker en overal zijn stapelbedden met drie slaapplaatsen op de gangen en in andere kamers, op de kade ratelen karren en boven elkaar. In het midden staan lange ruwe houten tafels met meeuwen krijsen. Dit is de eerste dag van een nieuw leven. Het zal banken. Annechien tuurt naar achteren in het ruim. Daar staan nog totaal anders worden dan alles wat ze tot nu gekend heeft. Ze zal steeds bedden. Ze huivert. Je zal daar helemaal aan het eind moeten Bedum nooit meer terugzien, dat weet ze zeker. Van haar hele fami- slapen… de haven ‘Daar worden de maaltijden gereserveerd,’ zegt de hal-medewer- het schip, alsof ze het naar zee willen loodsen. Annechien legt haar van ker. ‘Ik zal u de slaapplaatsen wijzen.’ Hij loopt naar een rij bedden handen op de reling. De wind waait om haar hoofd en ze ruikt de rotterdam direct naast de trap. ‘Hier mag u, op de meest lichte plekken. Die rivier. zijn voor de Nederlanders. Die zijn over het algemeen het netst.’ ‘Fijn dat we op weg zijn,’ zegt vader naast haar. ‘Dat ging goed, ‘Wat een onzin.’ Het is de eerste keer dat Annechien haar moeder met jouw leeftijd.’ die dag hoort praten. ‘Die mensen op de kade zijn misschien armer Annechien knikt. ‘Ja. Maar als we in Amerika zijn, zeg ik wel dat ik dan wij, maar wie zegt dat ze minder net zijn?’ al bijna dertien ben.’ De hal-medewerker loopt alweer met anderen het ruim in. ‘Dat is goed,’ zegt vader. ‘Daar maakt het niet meer uit. Dan heb je ‘Kom,’ zegt Pieter. ‘We gaan naar het dek. Daar kunnen we het de reis op het kinderkaartje al gemaakt.’ meeste zien.’ Even later staan ze naast elkaar aan de reling. De boot toetert, en 438 langzaam maakt hij zich los van de kade. Meeuwen vliegen mee met 439