RAM 267 Veilig Naar De Overkant
Total Page:16
File Type:pdf, Size:1020Kb
Rapportage Archeologische Monumentenzorg 267 Veilig naar de overkant Onderzoek naar een muntvondst uit de Romeinse tijd in het dal van de Aa bij Berlicum (gemeente Sint Michielsgestel) T. de Groot & J.W. de Kort (red.) Veilig naar de overkant Onderzoek naar een muntvondst uit de Romeinse tijd in het dal van de Aa bij Berlicum (gemeente Sint Michielsgestel) T. de Groot & J.W. de Kort (red.) Colofon Rapportage Archeologische Monumentenzorg nr. 267 Veilig naar de overkant Onderzoek naar een muntvondst uit de Romeinse tijd in het dal van de Aa bij Berlicum (gemeente Sint Michielsgestel) Auteurs: O. Brinkkemper, L.M.G.F.E. Claes, J. van Doesburg, L. van Eijk, T. de Groot, H. Huisman, I. Joosten, J.W. de Kort, D. Ngan-Tillard, B. van Os, S.W.L. Palstra, T. Reimann, E. Rensink, A.J. Versendaal, J. Wallinga & Z. Zhou Redactie: T. de Groot & J.W. de Kort Goedgekeurd door autorisator E. Rensink, 9-3-2021 Illustraties: M. Haars (BCL–Archaeological Support), tenzij anders vermeld Opmaak en productie: Xerox/Osage ISBN EAN: 978-90-76046-69-3 © Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed, Amersfoort, 2021 Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed Postbus 1600 3800 BP Amersfoort www.cultureelerfgoed.nl 3 Inhoud — Samenvating 5 5.5 Botanisch onderzoek 49 5.5.1 Inleiding 49 1 Inleiding 7 5.5.2 Materiaal en methoden 49 1.1 Aanleiding 7 5.5.3 Resultaten 50 1.2 Opbouw van de rapportage 8 5.5.4 Discussie 50 1.3 Administratieve gegevens 9 5.5.5 Conclusie 51 1.4 Woord van dank 10 5.6 ¹⁴C-datering 52 1.5 Onderzoeksteam 10 5.6.1 Methode 52 5.6.2 Gekalibreerde dateringsresultaten 52 2 Bureauonderzoek 13 5.7 Micromorfologisch onderzoek 53 2.1 Inleiding 13 5.7.1 Inleiding 53 2.1.1 Plangebied ‘Dynamisch Beekdal’ 13 5.7.2 Monstername en verwerking 53 2.1.2 Landschappelijke context 15 5.7.3 Resultaten 54 2.1.3 Archeologische context en vooronderzoek 18 5.7.4 Discussie 59 2.1.4 Cultuurhistorische context 20 5.7.5 Conclusie 60 2.2 Gespecifceerde archeologische verwachting 22 5.8 OSL-dateringen 60 2.3 Advies voor vervolgonderzoek 27 5.9 Muntonderzoek op microschaal 61 5.9.1 Inleiding 61 3 Doel- en vraagstelling van het onderzoek 29 5.9.2 Methoden 62 3.1 Doelstelling 29 5.9.3 Resultaten van de tomografe 62 3.2 Relatie met de NOaA 29 5.9.4 Resultaten van de microscopie en submicroscopie 62 3.3 Vraagstellingen 29 5.9.5 Discussie 65 3.4 Operationalisering: keuze van methoden en technieken 30 6 De munten 67 6.1 Beschrijving van de munten 67 4 Onderzoeksmethode 31 6.1.1 Methode 67 4.1 Booronderzoek 31 6.1.2 Samenstelling en datering 67 4.2 Proefsleufonderzoek 32 6.1.3 Afeeldingselectie 69 4.3 Methode specialistisch onderzoek 33 6.2 Elementanalyse van de munten en andere 4.4 Evaluatie en uitwerking 33 metaalvondsten 71 4.5 Randvoorwaarden 34 6.2.1 Inleiding 71 6.2.2 Methode 72 5 Onderzoeksresultaten veldwerk 35 6.2.3 Resultaten 73 5.1 Inleiding 35 6.2.4 Discussie 77 5.2 Booronderzoek 35 5.2.1 Boorraai A 36 7 Interpretatie en discussie 79 5.2.2 Boorraai B 36 7.1 Context van de munten 79 5.2.3 Boring 16 37 7.2 Datering van de context 79 5.2.4 Boorraai D 37 7.3 Corrosie van de munten 80 5.2.5 Boorraaien E en F 38 7.3.1 Het bodemmilieu 80 5.3 Proefsleufonderzoek 38 7.3.2 De corrosieprocessen 80 5.3.1 Sporen 38 7.3.3 Implicaties voor de kwaliteit van de munten 81 5.3.2 Structuren 44 7.3.4 Discussie 82 5.4 Vondsten 44 7.4 Een Romeinse voorde? 82 5.4.1 Inleiding 44 7.5 Interpretatie van de muntvondst en vergelijking 5.4.2 Materiaal en methoden 44 met soortgelijke muntvondsten 82 5.4.3 Aardewerk en baksteen 44 7.5.1 Verklaringsmodellen voor de muntvondst 82 5.4.4 Glas 45 7.5.2 Analyse van rituele deposities in relatie tot water 85 5.4.5 Vuursteen 45 7.5.3 Vergelijkbare muntdeposities in Zuid-Nederland 87 5.4.6 Overig natuursteen 47 7.5.4 Nieuwe gewoontes verankerd in voorvaderlijke 5.4.7 Metaal 48 tradities? 88 5.4.8 Interpretatie en conclusies 49 4 — 8 Conclusies en aanbevelingen 91 Bijlage III Vondstenlijst baksteen 112 8.1 Beantwoording van de onderzoeksvragen 91 Bijlage IV Vondstenlijst glas 113 8.2 Waardestelling 96 Bijlage V Vondstenlijst natuursteen 114 8.3 Selectieadvies 97 Bijlage VI Vondstenlijst metaal 115 Bijlage VII Resultaten van het pollenonderzoek 116 Literatuur 98 Bijlage VIII Specialistenrapport OSL-onderzoek 120 Bijlage IX Determinatietabel munten 132 Bijlagen 107 Bijlage X Resultaten van het XRF-onderzoek 138 Bijlage I Sporenlijst 108 Bijlage XI Boorbeschrijvingen 146 Bijlage II Vondstenlijst aardewerk 110 Samenvating 5 — In november 2017 hebben de broers Wim en Voorafgaand aan het gravend onderzoek zijn de Nico van Schaijk met de metaaldetector 107 taluds van de huidige Aa en de locatie waar de Romeinse munten gevonden langs de Brabantse Aa tot voor kort stroomde, geïnspecteerd op het Aa in Berlicum. De munten zijn gevonden op een voorkomen van palen, bermgreppels of andere perceel langs een nieuw gegraven bedding van sporen of structuren. De droge zomer van 2018 de Aa, ten zuiden van de bebouwde kom van zorgde er voor dat de waterstand erg laag was, Berlicum en ten noorden van de N279. Het gaat zodat dit eenvoudig kon. om vier zilveren denarii en 103 bronzen Vervolgens is machinaal een proefsleuf sestertiën en assen. De munten dateren hoofd- aangelegd van 30 m lang en 2 m breed over de zakelijk in de tweede helf van de eerste eeuw en locatie waar de meeste munten zijn gevonden. de tweede eeuw. Tijdens het gravend onderzoek zijn nog twee In maart van het volgende jaar is de vondstlo- Romeinse munten van koperlegering gevonden. catie door de Rijksdienst en het Waterschap met Het betref een sestertius van vermoedelijk de vinders bezocht en ingemeten. Tijdens dit keizer Hadrianus en een niet nader te determi- bezoek is vastgesteld dat de munten afomstig neren munt. Naast de munten is een bronzen zijn uit een laag met (zeer veel) ijzerconcreties. hanger van paardentuig ter hoogte van en in Dit duidt op een oorspronkelijk relatief nate dezelfde laag gevonden. De hanger dateert context. Ook de dikke korst ijzer waarmee een tussen 120 en 250/300 n.Chr. groot deel van de munten bedekt was, wijst in De in totaal 109 munten zijn uitgebreid geanaly- deze richting. Een klein deel van de munten is seerd. De afeeldingen op de munten laten een aangetrofen in een zone waar ten behoeve van beperkt aantal thema’s zien, die verband natuurontwikkeling de bouwvoor volledig is houden met het leger, muntuitdelingen en afgegraven, waardoor de ijzerhoudende laag aan religieuze handelingen. Dit kan wijzen op een het oppervlak ligt. Het merendeel van de doelbewuste selectie van bepaalde munten als munten is gevonden in een zone waar de ofergave. De datering en samenstelling van de bouwvoor gedeeltelijk is afgegraven en nog 20 munten lijken te wijzen op een continue cm dik is en de ijzerhoudende laag afdekt. depositie gedurende meer dan een eeuw. De Rijksdienst heef vervolgens een bureau- De munten zijn aangetrofen in de top van laat- onderzoek uitgevoerd om meer inzicht te krijgen glaciale beekafzetingen, in één horizont, een in de landschappelijke en archeologische laag met ijzerconcreties. Uit OSL-onderzoek con text van de vondstlocatie. Op basis van de blijkt dat deze (pas) in de late middeleeuwen is uitkomsten van het bureauonderzoek en de afgedekt door jongere afzetingen. Deze laag gespecifceerde archeologische verwachting is wijst op een relatief nate, vlakke kwelzone in geconcludeerd dat nader veldonderzoek het beekdal. Er zijn geen eenduidige aanwij- gewenst was. Er is namelijk weinig bekend over zingen voor erosie of verspoeling. Chemische de context waarin dit soort muntvondsten analyse wijst uit dat de vorming van de ijzerhy- voorkomen, waardoor de vondst(locatie) naar droxide rond de munten vrij snel na deponering verwachting een hoge informatiewaarde heef. heef plaatsgevonden. Bovendien zouden de Het doel van het onderzoek was het vaststellen munten zich bij verspoeling naar verwachting van de aard, omvang, datering, kwaliteit en de concentreren of bezinken in de lagere delen van archeologische en landschappelijke context van het landschap en het omgekeerde is het geval. de vindplaats ten einde tot een waardering te Hieruit kan worden afgeleid dat de munten nog komen. Tot slot diende het onderzoek ook te in hun primaire positie liggen. Het micromorfo- resulteren in aanbevelingen voor beheer en logisch onderzoek wijst echter op een geringe toekomstig onderzoek naar dit soort vondstcom- mate van verspoeling. Mogelijk heef dit geleid plexen in soortgelijke landschappelijke zones. tot verticale en geringe horizontale verplaatsing In de directe omgeving van de vindplaats zijn in van de munten. oktober 2018 27 boringen in vijf raaien gezet om Gedurende meer dan een eeuw hebben diverse de bodemkundige opbouw (aard, genese, diep- mensen doelbewust munten en mogelijk ook teligging van bodemlagen) vast te stellen. De sieraden op deze locatie gedeponeerd. De rituele boringen met humeuze trajecten zijn handelingen vonden plaats aan de oever van de bemonsterd ten behoeve van ¹⁴C-datering en beek, in een zone die periodiek overstroomde en archeobotanisch onderzoek. dus drassig was. In de Romeinse tijd vonden 6 — votiefdeposities regelmatig in of in de directe In de negentiende eeuw is op deze plek ook nabijheid van water plaats. Rivieren, beken, daadwerkelijk een voorde aanwezig geweest. watervallen en stroomversnellingen werden als Daarom blijf de aanwezigheid van een voorde heilige plek beschouwd en zijn gebruikt als in de Romeinse tijd nog steeds de beste locatie waar ofers werden gebracht.